Kwaliteit: buitenlandse kinderen
Artsen en allochtone kinderen
4
Marokkaanse en Turkse patiëntjes
8
Chinese kinderen en het ziekenhuis
11
De communicatie tussen artsen en Turkse of Marokkaanse patiëntjes en hun ouders. Door drs. C. Kalmeijer-Mesker, dr. E. Hamstra-Bletz en prof. dr. W.H.G. Wolters.
Verbetering van de kwaliteitszorg voor allochtone patiëntjes hangt in grote mate af van de motivatie van de verpleegkundigen. Door drs. C.J. van Hooff. Naar Chinees inzicht is bij ziekte het evenwicht verstoord, is er een overvloed aan yin of yang. Door drs. E. Chan en drs. S.H. Schaareman-Lee.
De giftige wind Herinneringen van Nam
13
Door Truong Thi Dieu De. Uitgave van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis. Verschijnt in maart, juni, september en december. De vereniging heeft tot doel: het bevorderen van het welzijn van het kind vóór, tijdens en na een opname in het ziekenhuis.
COLOFON Het tijdschrift Kind en Ziekenhuis wordt vier maal per jaar toegestuurd aan de leden van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis. Losse nummers kosten f 16,00 per stuk en kunnen worden besteld door het verschuldigde bedrag over te maken naar girorekening 6131073 ten name van Kind en Ziekenhuis, Dordrecht, onder vermelding van de jaargang en het nummer.
Redactie
M. van Bergen-Rodts Mr. LM. Harkema-Dun M. van Loon-van Bovene Drs. H.A. van OosterhoutBos Drs. M.J. OverboschKamerbeek
Eindredactie
Van Rosendaal Tekstprodukties, Nojals et Clottes (Fr.)
De zorg rondom het vluchtelingenkind
16
Door Gerda Nienhuis.
In een vreemd land in het ziekenhuis
19
Surinaamse kinderen in het ziekenhuis
21
Daniël
24
Kinderen, pijn en cultuur
26
Ervaringen van twee 'buitenlandse' verpleegkundigen, werkzaam in een Nederlands ziekenhuis. Door Wang An Oe. De meeste problemen die zich voordoen zijn terug te voeren op attitude en communicatie. Door drs. Janice J. Wallé. Een hartpatiëntje uit Ethiopië' in een Nederlands ziekenhuis. Door M. Onvlee-van Dijk. Pijn is altijd meer dan uitsluitend een lichamelijke reactie. Door M. de Kuiper M.N.
Voorlichting aan allochtonen
28
Door Wang An Oe.
Kwaliteit: checklist GOED BEST BETER
30
VERDER IN DIT NUMMER: Brieven van lezers 31 - Berichten 31 Contactadressen werkgroepen 32- Boeken 34
Adres redactie Aardappelmarkt 3 3311 B A Dordrecht tel. 078-146361
Druk Pasmans Offsetdrukkerij BV, Den Haag Ontwerp omslag: Jan A. Veenman
© Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis ISSN: 0169-7072 KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
Het tijdschrift KIND EN ZIEKENHUIS is een uitgave onder verantwoordelijkheid van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis. Het is een middel om de standpunten van de vereniging uit te dragen en haar doelstellingen te verwezenlijken. In samenhang daarmee wordt in het blad ook in bredere zin aandacht besteed aan onderwerpen die met 'kind en ziekenhuis' verband houden. Met name voor bijdragen van derden geldt, dat deze niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de vereniging vertolken of dat de vereniging het met de strekking eens is. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, gekopieerd of vertaald zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. Citeren van korte passages is toegestaan met juiste vermelding van bron, auteur en paginanummer. Bij overname ontvangt de redactie graag een exemplaar van het medium waarin het overgenomen artikel is geplaatst. Op foto's berust doorgaans copyright; ook voor het overnemen hiervan is schriftelijke toestemming van de uitgever nodig. Correspondentie inzake overname of reproduktie richten aan: Redactie Kind en Ziekenhuis, Aardappelmarkt 3, 3311 BA Dordrecht.
1
VERENIGING
Landelijke Vereniging
Landelijke Vereniging
KIND EN ZIEKENHUIS
KIND EN ZIEKENHUIS OPROEP tot het bijwonen van de ALGEMENE
Landelijk bureau Aardappelmarkt 3 3311 BA Dordrecht tel. 078-14 63 61 M. van Bergen-Rodts, directeur Drs. H.A. van Oosterhout-Bos Bestuur Drs. J. Bokma J. Korf-Reinstra I. Ophorst-Hoos F. van de Putte Begeleiding werkgroepen I. Ophorst-Hoos Strausslaan 4 3723 JN Bilthoven tel. 030 - 29 43 09
LEDENVERGADERING 1994 die zal worden gehouden op zaterdag 18 juni 1994 in het RINO Conferentie- en Zalencentrum, St. Jacobsstraat 12-14 (3e etage) te Utrecht
AGENDA 10.30
Zaal open
11.00
Opening ledenvergadering Uitkomsten onderzoek Consumentenbond naar de ervaringen van ouders van wie de afgelopen twee jaar een kind in het ziekenhuis heeft gelegen. Mevrouw drs. M.G. Andela, medewerker Onderzoek Gezondheidszorg van de Consumentenbond.
12.00
Huishoudelijk gedeelte * Notulen Algemene Ledenvergadering 12 juni 1993 * Jaarverslag 1993 * Financieel overzicht 1993 * Verslag en benoeming kascommissie * Begroting 1994 * Beleidsplan 1994/1995/1996 * Bestuursmutaties Rondvraag
13.00
Sluiting ledenvergadering
13.30
Werkgroepenbijeenkomst Thema: 'Kwaliteitschecklist GOED BEST BETER'
14.30
Einde werkgroepenbijeenkomst
Postbank 6131073 ten name van Kind en Ziekenhuis te Dordrecht Bank 13.46.21.417 ten name van Kind en Ziekenhuis te Dordrecht Lidmaatschap Het lidmaatschap van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis staat open voor iedereen die zich voelt aangesproken door de doelstelling: het bevorderen van het welzijn van het kind voor, tijdens en na een opname in het ziekenhuis. Aanmelding kan gebeuren: *schriftelijk of telefonisch bij het Landelijk Bureau van de vereniging; *door het insturen van het Aanmeldingsformulier dat elders in dit tijdschrift is afgedrukt. Leden ontvangen vier keer per jaar het tijdschrift KIND EN ZIEKENHUIS, de kwartaaluitgave van de vereniging. De minimum contributie bedraagt f 50.-per jaar. Het boekjaar loopt van l oktober tot 30 september. Bij toetreding in de loop van het boekjaar is de volledige contributie verschuldigd. In dat geval ontvangen nieuwe leden alsnog de in dat boekjaar reeds verschenen nummers van het tijdschrift KIND EN ZIEKENHUIS. Voor opzegging van het lidmaatschap geldt een opzegtermijn van drie maanden. Donateurschap Voor wie de vereniging moreel en financieel wil steunen bestaat de mogelijkheid zich als donateur aan te melden. Donateurs betalen een minimum bedrag van f 15.- per jaar. Zij ontvangen jaarlijks een speciale publikatie van de vereniging. 2
De vergaderstukken met betrekking tot het huishoudelijk gedeelte van de Algemene Ledenvergadering kunnen vanaf 29 mei 1994 schriftelijk worden aangevraagd bij het Landelijk Bureau van de vereniging, Aardappelmarkt 3, 3311 BA Dordrecht.
Schenking en testament Indien u het werk van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis wilt steunen, kunt u een schenking aan de vereniging doen of de vereniging in uw testament opnemen. Daar de vereniging is aangemerkt (bij beschikking van 2 mei 1980) als rechtspersoon welke uitsluitend of nagenoeg uitsluitend een algemeen belang beoogt (als bedoeld in artikel 24, lid 4 van de Successiewet), is voor haar bij verkrijgingen krachtens schenking danwel krachtens erfrecht een verlaagd fiscaal tarief van toepassing. Bovendien gelden voor 1994 de volgende vrijstellingen: * wat het successierecht betreft tot een bedrag van f 14.937,—; * wat het schenkingsrecht betreft tot een bedrag van f 7.468,— (per twee jaar). KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
THEMA
Buitenlandse kinderen
Dit themanummer 'Kwaliteit: buitenlandse kinderen' is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met mevrouw W. Verhoeven, beleidsmedewerker van het Bureau Voorlichting Gezondheidszorg Buitenlanders (BVGB) te Utrecht.
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
Op het landelijk bureau van de vereniging Kind en Ziekenhuis wordt op dit moment een 'checklist' ontwikkeld, waarmee de kwaliteit van de zorg voor kinderen in het ziekenhuis kan worden getoetst. Met deze checklist kan worden nagegaan welke onderdelen van de zorg en de begeleiding het predikaat 'goed' verdienen en aan welke aspecten meer aandacht moet worden besteed. Bij het testen van de checklist bleek het nodig bepaalde vragen nader toe te spitsen op buitenlandse patiëntjes. Bovendien werd duidelijk, dat in de drie eerder verschenen themanummers van 'Kind en Ziekenhuis' over 'kwaliteit' de specifieke aspecten van de zorg voor buitenlandse kinderen onvoldoende aan de orde waren gekomen. Het voorliggende themanummer heeft tot doel te voorzien in de behoefte aan meer informatie over buitenlandse kinderen in het ziekenhuis. In dit nummer komen auteurs aan het woord, die zelf deel uitmaken van de bevolkingsgroep waarover zij schrijven of die beroepsmatig betrokken zijn bij de zorg voor, of de communicatie met de buitenlandse patiënt. Vrijwel allemaal leggen zij er de nadruk op, dat 'het' Turkse, Marokkaanse, Chinese, Vietnamese, Surinaamse of Antilliaanse kind niet bestaat. Ieder kind en iedere ouder is anders en reageert op zijn eigen wijze op ziekte en ziekenhuisopname, al naar gelang zijn persoonlijke opvattingen en denkbeelden. Deze zijn in sterke mate gevormd door culturele achtergronden en persoonlijke ervaringen. Uit de verschillende bijdragen wordt duidelijk, dat het voor hulpverleners niet noodzakelijk, en bovendien ondoenlijk, is de cultuur van alle groepen migranten diepgaand te bestuderen. Enige basiskennis is heel verrijkend, mits die niet leidt tot generaliseren. Om een goede zorg te kunnen bieden, moet de hulpverlener de individuele achtergronden van kind en ouder kennen en zich kunnen verplaatsen in hun situatie. De beste manier om aan de daarvoor noodzakelijke informatie te komen is, de ouders ernaar te vragen. Voor een zinvolle communicatie met buitenlandse ouders is echter meer nodig. In praktische zin is daarvoor ook vereist, dat de hulpverlener beschikt over bepaalde gespreksvaardigheden. Bovendien zou veel vaker dan nu het geval is een tolk moeten worden ingeschakeld. In mentaal opzicht vergt het van de hulpverlener dat hij zich ervan bewust is, dat zijn persoonlijke normen, waarden en ideeën, precies zoals die van de patiënten, ook sterk door zijn eigen cultuur worden bepaald. Redactie
3
THEMA
Drs. C. Kalmeijer-Mesker, dr. E. Hamstra-Bletz en prof. dr. W.H.G. Wolters
Communicatie tussen artsen en Turkse of Marokkaanse patiëntjes en hun ouders 4
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
THEMA In het Wilhelmina Kinderziekenhuis (WKZ) te Utrecht is een onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit van de voorlichting aan de Turkse en Marokkaanse patiëntjes en hun ouders op de polikliniek Algemene Pediatrie.' Tijdens dit onderzoek werd de communicatie vanuit drie invalshoeken bekeken. Er werd een aantal consulten met Turkse of Marokkaanse patiëntjes/ouders op de polikliniek Algemene Pediatrie geobserveerd. Daarna werd door middel van een vragenlijst gepeild wat de mening van de arts was over de kwaliteit van de communicatie tijdens het geobserveerde consult. Tenslotte werd bij de patiënt thuis in de moedertaal van de ouders een vragenlijst doorgenomen die betrekking had op het geobserveerde consult. Bij vergelijking van de zo verkregen gegevens kwam naar voren, dat het grootste knelpunt in de communicatie met deze patiëntengroep bestond uit het gebrek aan inzicht bij de artsen in kennis en ideeën van deze patiëntengroep. Door dit gebrek aan inzicht is het voor de artsen moeilijk om hun informatie te laten aansluiten op het referentiekader2 van de gesprekspartner. Door middel van enkele voorbeelden wordt hieronder aangegeven hoe moeilijk communicatie kan verlopen indien de gesprekspartners wederzijds uitgaan van hun eigen referentiekader en weinig inzicht hebben in het onderlinge verschil in referentiekader.
EERSTE VOORBEELD Observaties tijdens het consult
Een vijfjarig Marokkaans patiëntje verscheen met haar ouders voor een vervolgconsult. Zij was drie weken eerder op de poli gekomen met een ernstige bronchitis. Zij kreeg toen medicatie en moest na een week terugkomen. Na een week was de anti-bioticumkuur beëindigd en ging het 'C. Kalmeijer-Mesker, E. Hamstra-Bletz en W.H.G. Wolters. Verslag van een onderzoek naar de kwaliteit van de communicatie tussen kinderarts en Turkse of Marokkaanse patiënten/ouders. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (in voorbereiding). ^Met referentiekader wordt hier bedoeld 'de kennis, ideeën en emoties van een persoon die gevormd zijn door persoonlijke en culturele achtergrond'. Dit referentiekader bepaalt de interpretatie van nieuwe informatie.
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
beter. Twee weken later volgde het geobserveerde controlebezoek. Tijdens het geobserveerde bezoek stelde de arts vragen over de toestand van het meisje. De ouders antwoordden: 'Zij hoest minder en slaapt goed'. De arts zei tijdens dit vraaggesprek enkele keren: 'Mooi' en: 'Het gaat dus goed'. Ouders en patiëntje stelden geen vragen. Na dit gesprek luisterde de arts naar de longen en keek in keel en oren van het patiëntje. De arts gaf daarbij geen commentaar, maar schreef haar bevindingen op in de map. Over twee maanden moest de patiënt terugkomen. De ouders knikten, bedankten en vertrokken zonder vragen te stellen.
Informatie uit het gesprek bij de patiënt thuis
Tijdens het gesprek thuis bleek, dat de ouders zeer bezorgd waren over de aandoening van hun dochtertje. Als reden voor hun bezorgdheid gaven zij aan, dat de arts zeker haar redenen had om geen uitslag te geven van het lichamelijk onderzoek tijdens het geobserveerde consult: slecht nieuws houd je achter, goed nieuws zou zijn verteld, zo gaven zij te kennen. Daarnaast was voor de ouders de afspraak voor een vervolgconsult een bevestiging van hun zorgen; hun dochter moest terugkomen, dus was zij nog ziek. En waarom kon zij pas over twee maanden terugkomen, was dat niet erg laat?
Mening van de arts over het geobserveerde consult
De arts gaf aan, de indruk te hebben dat de ouders hun mening en hun vragen maar matig naar voren hadden gebracht. Zij meende, dat de ouders redelijk tot goed begrepen hadden wat hun was verteld.
Analyse
Arts en ouders schatten de ernst van de situatie volledig verschillend in. De arts zag een patiëntje, dat bij het vorige bezoek door de antibiotica al was opgeknapt. De arts zag de situatie dus niet als ernstig en zeker niet als gevaarlijk. De ouders kenden de werking van antibiotica niet. Zij vergeleken het met de medicijnen die zij kenden en die niet altijd effectief bleken te zijn: hoestdranken in Nederland en kruidendranken uit Marokko. De ouders hadden bovendien in Marokko meerdere malen meegemaakt dat een jong kind stierf aan een dergelijke
aandoening. Zij zagen de situatie daardoor als gevaarlijk. Verschil in ziektebegrip. De arts laat het meisje over twee maanden terugkomen voor een controlebezoek. De arts doet dit waarschijnlijk omdat het meisje een CARA-patiëntje is. De ouders hebben weinig inzicht in deze chronische aandoening van hun dochter. Voor de ouders is hun dochter ziek als zij erg hoest of koorts heeft, als er geen klachten zijn is zij niet ziek. De ouders begrijpen hierdoor niet waarom hun dochter terug moet komen. De gang van zaken tijdens het consult werd door de arts en door de ouders op verschillende wijze geïnterpreteerd. De arts ging ervan uit dat de teneur van het gesprek over het klachtenverloop even duidelijk was voor de ouders als voor haarzelf. Op al haar vragen gaven de ouders antwoorden waaruit bleek dat het goed ging met het kind. Voor de ouders echter had het vraaggesprek weinig betekenis. Zij konden de vragen begrijpen en beantwoorden, maar zij hadden geen overzicht over de inhoud van het gesprek in zijn geheel. Dit kan aan hun beheersing van het Nederlands liggen, maar een mogelijke andere oorzaak is dat deze ouders niet gewend waren zelf conclusies te trekken uit een gesprek met de dokter. Nadat het voor de arts uit het gesprek reeds duidelijk was dat het goed ging met de patiënt, voerde zij voor de volledigheid het lichamelijk onderzoek uit. De ouders meenden echter dat de dokter haar conclusies niet zozeer uit het gesprek zou trekken, maar uit het lichamelijk onderzoek. Zij hadden dan ook met spanning gewacht op de uitslag van dat onderzoek. Toen er geen duidelijke uitslag van het onderzoek kwam, legden zij dat uit als een slecht teken.
TWEEDE VOORBEELD Observaties tijdens het consult
Een Marokkaanse jongen van 14 jaar kwam voor een controlebezoek op de polikliniek. Sinds een halfjaar is hij in Nederland. Hij is zijn ouders nagekomen, die hier al langer woonden. Bij eerdere bezoeken op de polikliniek was gebleken dat hij een ernstige congenitale hartafwijking had. Deze diagnose is met behulp van een tolk uitvoerig besproken met patiënt en ouders tijdens het vorige bezoek. Het geobserveerde consult was het eerste controlebezoek. Hij kwam met een
5
THEMA
COMMUNICATIE TUSSEN ARTSEN EN TUR broer die redelijk Nederlands sprak. Patiënt en broer zaten er wat verlegen en onverschillig bij. Zij stelden geen vragen. De arts vroeg hoe het ging. Hij kreeg nauwelijks antwoord: alles was gewoon en het ging wel goed. De patiënt werd onderzocht. Met de patiënt werd nog eens besproken dat hij regelmatig op controle moest blijven komen en er werd een vervolgafspraak gemaakt.
Informatie uit het gesprek bij de patiënt thuis
Tijdens het huisbezoek bleek, dat de vader de eerdere uitleg van de arts goed had gehoord en die ook kon navertellen: hun zoon had een aangeboren hartafwijking. De ouders waren zeer bezorgd, echter niet zozeer over de gezondheid van hun zoon, dan wel over een mogelijke besmetting van hun andere jongens die op dezelfde kamer sliepen. De patiënt moest daarom in de zitkamer slapen. Ook voelde de moeder zich schuldig over het feit dat zij ervoor gezorgd had dat de zoon naar Nederland was gekomen en niet 'gezond en wel' bij zijn grootouders was gebleven. Dat werd haar nu verweten door de familie, want het Nederlandse klimaat werd gezien als de oorzaak van de aandoening. De jongen moest wegens het klimaat veel binnen blijven en voelde zich hierdoor ongelukkig.
Mening van de arts over het geobserveerde consult
De arts had de indruk dat de informatieuitwisseling van beide kanten goed was verlopen en dat de patiënt goed had begrepen wat de ziekte en de behandeling inhielden. De arts gaf daarnaast aan, feed-back van de patient te missen.
Analyse * Communicatieproblemen tijdens het voorafgaande uitslaggesprek.
Gebruik van woorden of begrippen die niet aansloten op de kennis van de patiënt/ouders. Bij navraag bij de arts bleek dat tijdens het voorafgaande be-
6
zoek in alle rust en met een tolk was uitgelegd wat er aan de hand was en dat daarbij was gevraagd of de informatie begrepen was en of er vragen waren. Ouders gaven aan, het te hebben begrepen. Tijdens het gesprek thuis bleek echter, dat zij de informatie wel gehoord en ook onthouden hadden, maar niet begrepen. De gegeven informatie stond zo ver van hun denkwijze, dat deze de ouders niets zei. Zo werd het begrip 'aangeboren afwijking' door de arts gebruikt en door de tolk vertaald. De ouders hadden echter geen beeld bij dit begrip. Het was voor hen nietszeggend. Het verschil tussen bijvoorbeeld een infectieziekte en een aangeboren afwijking kenden zij niet. Verschil in beleefdheidsnormen en assertiviteit. De arts heeft tijdens het uitslaggesprek de ouders aangemoedigd om bij het volgende controlebezoek met hun vragen te komen. De ouders kwamen bij dit controlebezoek echter niet mee. Zij gaven tijdens het interview aan, dat het voor hen voldoende was dat de arts wist wat er aan de hand was; hij was voor hen de autoriteit. De ouders gaven ook aan, de arts niet te willen lastig vallen met hun zorgen en hun dagelijkse problemen met hun zoon. * Communicatieproblemen tijdens het geobserveerde consult. Wijze van vragen stellen. Tijdens het consult met patiënt en broer stelde de arts concrete vragen over de klacht. Deze werden beantwoord. Daarnaast stelde hij meer algemeen geformuleerde vragen: 'Hoe gaat het' en 'Zijn er nog vragen?' Op deze vragen gaf de patiënt nauwelijks antwoord. Mogelijk wilde de patiënt, net als zijn ouders, de arts niet lastig vallen met zijn persoonlijke problemen. Daarnaast is het voor de patiënt waarschijnlijk moeilijk om op een algemeen gestelde vraag naar zijn welzijn te antwoorden. Uit beleefdheid zal hij waarschijnlijk zeggen: 'Het gaat goed' en 'Alles is duidelijk'. Bij concrete vragen als: 'Ga je naar school', 'Heb je al vrienden' of 'Wat doe je
zoal na school' zou de patiënt mogelijk meerzeggende concrete antwoorden geven waaruit de arts een beter beeld kan krijgen van de dagelijkse situatie.
DERDE VOORBEELD Observaties tijdens het consult
Een Turks CARA-patiëntje van zeven jaar kwam met zijn moeder op controlebezoek. Hij moest driemaal daags twee putjes van het onderhoudsmedicijn Lomudal innemen, en Ventolin gebruiken als hij benauwd was. Dit werd nadrukkelijk gezegd: 'Ventolin alleen als hij benauwd is, het andere middel elke dag driemaal twee pufjes'. Tijdens het consult konden zowel kind als ouders dit goed herhalen.
Informatie uit het gesprek bij de patiënt thuis
Tijdens het bezoek thuis vertelden kind en ouders precies wat de opdracht was: 'Driemaal per dag dit medicijn en alleen als ik benauwd ben dat medicijn'. De medicijnen werden daarbij getoond. Toen het gesprek wat vorderde, werd de vertrouwelijkheid groter. Ons werd toen verteld, dat alleen Ventolin hielp. Het andere medicijn deed niets. Dat nam hij niet meer in. De ouders waren tevreden over de behandeling, want alles ging prima met de Ventolin.
Mening van de arts over het geobserveerde consult
De arts gaf aan, dat naar zijn mening de informatieuitwisseling redelijk tot goed was verlopen en dat de patiënt en zijn ouders volledig hadden begrepen wat de instructies inhielden.
Analyse
Verschil in ziektebegrip. De door de arts gegeven opdracht was begrepen en ook onthouden. De achterliggende betekenis van de opdracht was echter onduidelijk. Het begrip 'chronisch ziek' bleek onbekend te zijn: 'Als de jongen benauwd is, is hij ziek en krijgt hij medicijn. Als hij het goed maakt, is hij niet ziek en heeft hij geen KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
THEMA
KSE OF MAROKKAANSE PATIENTJES EN HUN OUDERS medicijn nodig.' Omdat er geen inzicht was in de functie van de medicijnen, gingen de ouders af op eigen ervaring: Ventolin hielp merkbaar en Lomudal niet. Er was dus geen motivatie om het onderhoudsmedicijn in te nemen. De ouders waren tevreden over de 'aangepaste' behandeling. Zij zullen de arts niet lastig vallen met vragen over het onderhoudsmedicijn daar dit
Lessen
Naar aanleiding van de resultaten uit het op deze pagina's vermelde onderzoek is in samenwerking met de bij het onderzoek betrokken artsen, de ziekenhuisdirectie en de leiding van de polikliniek, een serie lessen ontworpen. Het doel van deze lessen is het ontwikkelen van gespreksvaardigheden, gericht op de communicatie met Turkse en Marokkaanse patiëntjes en hun ouders. In de lessen wordt uitgegaan van de onderzoeksresultaten, met veel gebruik van casuïstiek. Daardoor sluiten zij nauw aan op de dagelijkse praktijk van de kinderarts. Behalve voor (de nascholing van) kinderartsen zijn zij ook goed toepasbaar voor verpleegkundigen en functiemedewerkers die contact hebben met Turkse en Marokkaanse patiënten en hun ouders. De lesduur is vier uur. De inhoud van de lessen 'Gespreksvaardigheden voor de communicatie met Turkse en Marokkaanse patiënten' zal uitgebreid worden beschreven in een uitgave van de BOP-reeks van het Landelijk Centrum GVO. Dit boekje komt rond september 1994 uit. Wie geïnteresseerd is in de mogelijkheid om van deze lessen gebruik te maken, kan zich wenden tot de auteurs. Zij zijn te bereiken in het Wilhelmina Kinderziekenhuis te Utrecht, telefoon 030-320262.
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
in hun ogen onbeleefd zou zijn en ook absoluut niet nodig.
Beschouwing
De hierboven beschreven communicatieproblemen komen niet alleen voor tussen Nederlandse artsen en allochtone patiënten/ouders. Ook tussen Nederlandse artsen en Nederlandse patiënten/ouders kunnen communicatieproblemen optreden. In dit laatste geval zullen de problemen meestal het gevolg zijn van een verschil in subcultuur en/of verschil in scholing. Communicatieproblemen met patiënten uit een andere cultuur zullen echter vaak veel groter zijn daar, naast grotere cultuurverschillen en eventuele verschillen in scholing, het verschil in taal een niet onaanzienlijke bron voor misverstanden is. Het bleek dat artsen zich dikwijls bewust zijn van communicatieproblemen door cultuurverschillen. De oplossing wordt meestal gezocht in het verwerven van meer kennis over die andere cultuur. Kennis over andere culturen kan zeer verrijkend zijn en bewerkstelligen dat de hulpverlener zich realiseert hoezeer ook de eigen wijze van communiceren cultuurbepaald is. Het gevaar bestaat echter, dat kennis over een andere cultuur leidt tot vooroordelen en een generaliserende houding ten aanzien van individuele leden van een andere cultuur. Er wordt dan snel gedacht over 'de Marokkaan' en 'de Turk'. 'De Turk en 'de Marokkaan' bestaan echter niet. Artsen stelden ons wel eens vragen als: 'Hoe zullen Marokkaanse ouders reageren op het feit dat hun dochtertje geestelijk gehandicapt zal blijven', of: 'Hoe gaan Turkse ouders om met het dieet voor hun kind met diabetes?'. Op dergelijke vragen kan geen algemeen antwoord worden gegeven. Het gaat immers altijd om individuele ouders met hun persoonlijke opvattingen en ideeën, die gevormd zijn door hun culturele achtergrond en door hun persoonlijke geschiedenis. Bij het zoeken naar een antwoord op
de vraag hoe individuele ouders zullen omgaan met het dieet voor hun dochter, is enig algemeen inzicht in de culturele achtergrond van de ouders zeker belangrijk. Veel belangrijker is echter, dat de arts zich realiseert dat deze ouders mogelijk andere opvattingen en ideeën hebben dan hij zelf en dat de arts in staat is om in een gesprek te peilen wat ouders denken en begrijpen zodat hij zijn informatie kan aanpassen aan het referentiekader van deze patiënt en diens ouders. Voorwaarde voor een goede communicatie met deze patiënten is dan ook niet zozeer een grote kennis van de cultuur van de gesprekspartner, als wel het bewustzijn van eigen referentiekader en het niet vanzelfsprekend uitgaan van eigen kennis, normen en ideeën. Natuurlijk zijn daarnaast elementaire gespreksvaardigheden ook noodzakelijk, zoals het zodanig vragen kunnen stellen en kunnen luiste ren naar de antwoorden, dat inzicht wordt verkregen in de kennis, de ideeën en de leefwereld van de ander; het kunnen uitleggen van begrippen op aangepaste wijze; het stellen van vragen in een volgorde die ook voor de patiënt en de ouders begrijpelijk is; het kunnen nagaan of informatie be grepen is en patiënt en ouders ertoe kunnen brengen om hun vragen te stellen. D
Mevrouw drs. C. Kalmeijer en mevrouw dr. E. Hamstra, beiden psychologen, doen onderzoek naar de kwaliteit van de voorlichting aan Turkse en Marokkaanse patiëntjes in het Wilhelmina Kinderziekenhuis te Utrecht. Prof. dr. W.H.G. Wolters, klinisch psycholoog, is hoofd van de Psychosociale Afdeling van het Wilhelmina 7
THEMA
Drs. C.J.van Hooff
Omgaan met Marokkaanse en Turkse patiëntjes Of voorstellen voor het verbeteren van de kwaliteitszorg voor allochtone patiëntjes effect hebben, hangt in grote mate af van de motivatie van de verpleegkundigen.
Nederland heeft zich in de afgelopen decennia ontwikkeld tot een multiculturele samenleving. De gezondheidszorg heeft te maken met patiënten, die wat betreft de culturele achtergrond nogal kunnen verschillen van de Nederlandse verpleegkundigen. Als gevolg hiervan verloopt de zorgverlening aan allochtonen niet altijd even effectief. Een aantal verpleegkundigen van een oncologische kinderafdeling van het Academisch Ziekenhuis Nijmegen (AZN) vroeg mij na te gaan op welke manier allochtone kinderen het best zouden kunnen worden verpleegd. Door een intensieve deelname aan het gehele afdelingsgebeuren hoopte ik een antwoord op deze vraag te kunnen vinden. Omdat de meeste buitenlandse kinderen in dit ziekenhuis van Turkse of Marokkaanse afkomst waren, richtte ik mijn aandacht op deze groep. Al snel werd mij duidelijk dat het verplegen van Turkse en Marokkaanse kinderen niet zonder problemen verliep.
Communicatieprobleem
Mary Slater De teksten in kader op de pagina's 9,15 en 22 zijn ontleend aan: Mary Slater - Health for all our children; Achieving appropriate health care for black and minority ethic children and their families. Action for Sick Children-Quality Review Series, 1993. De vertaling en bewerking zijn van Marthe van Loonvan Bovene.
8
De slechte communicatie tussen verpleegkundigen en Turkse en Marokkaanse kinderen en hun ouders bemoeilijkt het verlenen van verpleegkundige (kwaliteits-)zorg. Het communicatieprobleem wordt enerzijds veroorzaakt door de omstandigheid dat de Turken en Marokkanen de verpleegkundigen niet altijd begrijpen en anderzijds door onbegrip bij de verpleegkundigen. Tussen Turkse of Marokkaanse kleuters en de verpleegkundige komt een gesprekje in de meeste gevallen moeilijk op gang. Er wordt dan ook veelvuldig gebruik gemaakt van trefwoorden en gebaren-
taal. De communicatie tussen verpleegkundigen en de peuters bestaat vrijwel geheel uit non-verbaal gedrag (gebaren). De Turkse en Marokkaanse kinderen die een Nederlandse school bezoeken, kunnen vaak wel (zeer) goed Nederlands spreken en verstaan. Hier ontstaan echter moeilijkheden bij de interpretatie van gedragsuitingen. Een voorbeeld hiervan is de pijnbeleving van Turken en Marokkanen. Zij kennen een in onze ogen sterk overdreven pijnbeleving. Openlijk wordt er gehuild, gekermd en geschreeuwd. Voor de Nederlandse verpleegkundige is het moeilijk dit pijngedrag naar waarde te schatten. Hoeveel pijn heeft het kind werkelijk en welke stappen moeten er worden ondernomen? In het ziekenhuis wordt het Turkse/ Marokkaanse kind meestal verzorgd door de moeder en het zijn juist de moeders die de Nederlandse taal slecht beheersen. De verpleegkundige zal proberen door middel van handen- en voetenwerk de moeder iets duidelijk te maken. Omdat de informatiestroom moeizaam verloopt, beperkt de verpleegkundige zich tot het verstrekken van essentiële informatie. Over gevoelens wordt niet gepraat. De slechte communicatie tussen de verpleegkundige en de moeder kan soms leiden tot misverstanden. Dit wordt duidelijk aan de hand van het volgende praktij k voorval. Op een morgen staat een Turkse moeder klaar om haar kind te wassen. De verpleegkundige waarschuwt de moeder, dat zij de borst van haar kind droog moet houden omdat daar een slangetje rechtstreeks de ader inloopt. De moeder knikt bevestigend op de vraag van de verpleegkundige of zij
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
THEMA snapt wat de bedoeling is. Vervolgens begint de moeder haar kind in te zepen en spoelt, ondanks de verstrekte informatie, toch de borst van het kind met water af. Hulpmiddelen ter verbetering van de communicatie zijn: - het vertalen van foldermateriaal; - het vertalen van het anamneseformulier; - het inschakelen van verpleegkundigen die Turks of Marokkaans spreken; - het communiceren in een taal die beide partijen beheersen; - het opstellen van Turkse en Marokkaanse woordenlijsten ten be hoeve van verpleegkundigen; - de verpleegkundigen Turkse of Marokkaanse woordjes laten leren; - het veelvuldig inschakelen van een (professionele) tolk en gebruiken van de tolkentelefoon; - wachten met het verstrekken van de informatie aan de moeder totdat de vader aanwezig is. Een Marokkaanse man vertelde mij, dat volgens hem een deel van de communicatieproblemen zou kunnen worden opgelost door in het ziekenhuis een Turks en/of Marokkaans voorlichtingscentrum in te richten. Hij was van mening, dat in elk academisch ziekenhuis een dergelijke voorziening aanwezig zou moeten zijn. De medewerkers van dit voorlichtingscentrum zouden antwoord kunnen geven op de vragen die bij de Turken en Marokkanen spelen.
Bezoek
In Turkije en Marokko wordt een kind dat in een ziekenhuis is opgenomen, door de eigen familie verzorgd.
Spel Er wordt nogal eens beweerd dat kinderen uit andere culturen niet spelen of niet mogen spelen. Dit is een typisch voorbeeld van een generalisering die te vermijden is. Spel is een belangrijk hulpmiddel om kinderen hun ziekenhuiservaringen te doen begrijpen en hun zorgen en angsten te laten uiten. Het speelt een grote rol bij het ontwikkelen van een positief zelfbeeld. In ziekenhuizen moeten zowel het spelprogramma als het spelmateriKIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
In Nederland wordt de verzorgende taak vaak grotendeels door de verpleegkundigen overgenomen. Hoewel de familieleden van een Turks of Marokkaans kind de patiënt dus niet hoeven te verzorgen, komen zij toch, zoals de gewoonte is, in grote aantallen in het ziekenhuis op bezoek. Meestal worden hierover geen onderlinge afspraken gemaakt. Het doel van deze bezoeken is de patiënt het gevoel te geven dat hij deel blijft uitmaken van het Turkse of Marokkaanse 'wij-verband'. Bij een aantal verpleegkundigen wekt het grote aantal bezoekers irritaties op. De ene verpleegkundige is consequent in het wegsturen van de familie, een andere verpleegkundige staat het oogluikend toe. Het probleem ten aanzien van het aantal bezoekers kan worden opgelost door: - het kind op een aparte kamer of box te plaatsen, zodat het bezoek niet de rust voor andere kinderen verstoort; - het kind te verplaatsen naar een kamer waar het bezoek kan worden ontvangen; - met de familieleden af te spreken, dat zij om de beurt, met niet meer dan twee personen tegelijk, het kind bezoeken.
Eten
Voor een gelovige moslim is het verboden varkensvlees te nuttigen. Het varken is een onrein dier. In het ziekenhuis wordt met dit gegeven rekening gehouden door het serveren van maaltijden zonder varkensvlees. Volgens sommige verpleegkundigen zou het ziekenhuisbeleid in dit opzicht verder moeten gaan. De maaltijden
aal een afspiegeling zijn van de culturele achtergrond van de opgenomen kinderen. Het ontbreken van vertrouwd spelmateriaal en spelletjes heeft een negatieve invloed op kinderen en ontneemt blanke en gekleurde kinderen de gelegenheid samen te spelen en te leren. In veel ziekenhuizen is geen spelmateriaal aanwezig dat speciaal geschikt is voor buitenlandse kinderen, zelfs niet in regio's waar een groot aantal buitenlanders woont. Bij navraag bleek, dat veel ouders en kinderen daar wel behoefte aan hebben.
die zonder varkensvlees worden geserveerd, zijn wel Nederlandse maaltijden. Marokkanen eten echter geen aardappelen maar rijst. Wanneer een kind slecht eet of het Nederlandse eten niet lust, stimuleren de verpleegkundigen de ouders om 'eigen' voedsel mee te nemen. Vaak doen de ouders dit ook al op eigen initiatief.
Rituele circumcisie
Turkse en Marokkaanse jongens worden op zeer jonge leeftijd (ritueel) besneden. In de Nederlandse ziekenhuizen bestaat de mogelijkheid de ingreep door een chirurg te laten verrichten. Tijdens de periode dat ik in het AZN vertoefde, ben ik zes maal betrokken geweest bij de opname van een kind dat ritueel besneden zou gaan worden. Voor mij was dit een geheel nieuwe en bijzondere ervaring. Een herinnering die me nauw is bij gebeleven, was de verschijning op de afdeling van een Marokkaanse familie, waarvan het zoontje een wit pakje droeg met daaronder gele puntschoentjes. Verder was hij rond zijn ogen opgemaakt en waren zowel zijn handen als voeten met henna oranje gekleurd. Ook de handen van de moeder waren beschilderd met oranje figuurtjes. De vader was gekleed in een net pak. Het was duidelijk, dat er voor hen een speciale gebeurtenis zou plaatsvinden. Of de besnijdenis in een ziekenhuis werkelijk volgens Marokkaanse of Turkse traditie plaatsvindt, valt te betwijfelen. Sommige verpleegkundigen zijn van mening dat de mogelijkheid om een besnijdenis in het ziekenhuis traditioneel te vieren, ook met hapjes en drankjes, beperkt is. Bovendien ontbreekt het veel verpleegkundigen aan kennis omtrent het circumcisiegebeuren. Zij hebben vaak niet in de gaten hoe belangrijk deze dag voor de ouders van het kind is. Het zou een goede zaak zijn als de verpleegkundigen ouders en kind zouden feliciteren met deze speciale gebeurtenis.
Bidden
Vaders van opgenomen Turkse en Marokkaanse kinderen willen hun gewoonte om te bidden met het gezicht in de richting van Mekka ook in het ziekenhuis voortzetten. Op de afdelingen is er echter weinig ruimte om te bidden. Dit heeft tot gevolg dat de biddende vaders in het ziekenhuis op 9
THEMA
de vreemdste plaatsen kunnen worden aangetroffen: achter een bedgordijn of in de koffiekamer van de verpleegkundigen. Een Marokkaanse man deed mij de suggestie een gedeelte van de bezinningsruimte speciaal voor de Moslims af te sluiten.
Reinheid Turken en Marokkanen proberen in reinheid te leven. Dit betekent dat onreine stoffen zoals bloed, urine en fae-ces gemeden dienen te worden. Juist deze stoffen komen op een verpleegafdeling nogal eens voor. Veel verpleegkundigen echter zijn niet op de hoogte van dit aspect van de Islam en denken er niet aan er bewust zorg voor te dragen dat deze stoffen uit de buurt van kind en ouders blijven. Vaak zijn het de ouders die op eigen initiatief deze stoffen verwijderen. Een urinefles wordt in de hoek van de kamer gezet en bevuilde luiers worden direct aan de verpleegkundigen overhandigd. Een bevuild bed zien de ouders het liefst direct verschoond. Wanneer een Turk of Marokkaan toch in aanraking komt met een onreine stof, probeert hij de onreinheid op
10
te heffen door middel van een reiniging of wassing. Een kind wassen moet in het ziekenhuis geen problemen opleveren. Het enige aspect waarmee de verpleegkundige rekening dient te houden, is de leeftijd van het kind. Zodra een kind zich in de puberteit bevindt, dient het te worden gewassen door een seksegenoot. Lichamelijk contact tussen een volwassen man en vrouw in het openbaar is binnen de Turkse en Marokkaanse gemeenschap verboden. De verpleegafdeling wordt beschouwd als een openbare gelegenheid.
Onzekerheid Uit mijn onderzoek is gebleken, dat het verplegen van Turkse en Marokkaanse kinderen nogal wat problemen met zich meebrengt. Deze problemen zijn met name het gevolg van communicatiestoornissen en een tekort aan kennis bij de verpleegkundigen. Dit heeft tot gevolg dat verpleegkundigen zich vaak onzeker opstellen en worstelen met de vraag hoe en in welke mate zij de zorg moeten aanpassen aan de culturele achtergronden
van het kind en zijn ouders. Door middel van het maken van goede af spraken en het opstellen van protocollen kan deze onzekerheid voor een groot deel worden weggenomen. De culturele kennis bij de verpleegkundigen kan worden vergroot door tijdens de opleiding meer aandacht te schenken aan de Turkse en Marokkaanse achtergronden. Op de afdelingen zou den klinische lessen over dit onder werp kunnen worden georganiseerd. Of de hierboven genoemde voorstellen uiteindelijk het gewenste effect bewerkstelligen, hangt in grote mate af van de motivatie van de verpleegkundigen. D Literatuur Hooft', C.J. van - Omgaan met allochtone patiëntjes: problemen en oplossingsstrategieën bij het verplegen van Turkse en Marokkaanse kinderen binnen de intramurale gezondheidszorg. Scriptie. Nijmegen, juli 1993.
Mevrouw drs. C.J. van Hooff is verplegingswetenschapper. Op dit moment is zij nauw betrokken bij een project ter bevordering van kwaliteitszorg aan allochtone kinderen in de Kinderkliniek van het Academisch Ziekenhuis Nijmegen. KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
THEMA
Drs. E. Chan en drs. S.H. Schaareman-Lee
Chinese kinderen en het ziekenhuis
Naar Chinees inzicht is bij ziekte het evenwicht verstoord, is er een overvloed van yin of yang.
De Chinese geneeskunst is gebaseerd op het handhaven van en het streven naar evenwicht. Alle verschijnselen in de natuur bestaan uit twee polen, die elkaar in evenwicht houden. De begrippen yin en yang staan hierbij centraal. Yin staat voor het vrouwelijke, aarde, nacht, kou, het inwendige, terwijl yang het mannelijke, zon, dag, warmte en het uitwendige vertegenwoordigt. Wanneer iemand ziek is, dan is het evenwicht verstoord: er is een overvloed van yin of yang. Bleek zien, een laag tempo hebben, zoeken naar warmte en dorstig zijn wijzen op een ziekte van koude aard. Een rode kleur, warmte en dorst, een beslagen tong wijzen op een warme ziekte, meestal een acute aandoening. Op grond van gesprekken met Chinese moeders van wie het kind opgenomen is geweest in het ziekenhuis, trachten wij een aantal factoren te benoemen en toe te lichten die essentieel zijn bij de opname van Chinese kinderen.
Voeding Chinese kinderen worden door de ouders als zeer kwetsbaar gezien. Zij hebben daarom volgens hen extra voeding nodig. Bijna de helft van de
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
Chinese ouders is niet tevreden over de gezondheid van hun kind. Als Chinezen over hun gezondheidstoestand spreken, wordt daar direct de eetlust aan gekoppeld, zeker bij kinderen. Velen denken dat, om gezond te blijven, de maaltijd moet worden aangevuld met versterkende tonica. Vleesbouillon met versterkende Chinese kruiden wordt als een onmisbaar deel van de voeding beschouwd. De yin en yang worden ook doorgevoerd in de voeding, namelijk in de begrippen heet en koud. Tot heet voedsel behoren stoffen als kerrie, peper en gember, vette en eiwitrijke gerechten en voedsel dat is gefrituurd zoals kroketten en patat. Koud voedsel is zacht en plantaardig zoals kruidenthee, fruit en groenten. Wanneer Chinese kinderen worden opgenomen in een ziekenhuis, vinden hun ouders het volgende met betrekking tot de voeding belangrijk: - géén kraanwater geven, maar ge kookt water; kraanwater zou te 'koud' zijn; alle dranken dienen warm gegeven te worden; hierbij wordt een thermosfles gebruikt; - groenten horen gekookt te zijn, liever geen rauwkost, sla en tomaten; - de voorkeur wordt gegeven aan varkensvlees, kippevlees en vis in ge stoomde of gepocheerde vorm; 11
THEMA
Chinese kinderen worden door de ouders als zeer kwetsbaar gezien. - na een operatie dienen asperges, ei eren, gefrituurd en gebakken voedsel alsmede gekruid voedsel te worden vermeden omdat dit alles te 'heet' en asperge 'giftig' zouden zijn waardoor het genezingsproces wordt belemmerd; bovendien kan dit voedsel allergie stimuleren; - hoesten en luchtweginfecties worden geassocieerd met 'koud'; daar om wordt aan kinderen die hoesten en verkouden zijn, geen koude dranken, rauwkost, ijs, appelmoes en sinaasappel gegeven; - koorts wordt geassocieerd met 'heet', hierbij wordt gefrituurd en gebakken voedsel vermeden.
Behandeling en verzorging Chinese ouders hebben, zoals hierboven aangegeven, een eigen interpretatie van het ziektebegrip en ziek zijn. Zij willen tevens veel advies over hoe gezond te blijven: voorkomen is beter dan genezen. Een jong kind is per definitie al zwak en als het ook nog ziek is, dan heeft het geen weerstand om te herstellen. De Chinese ouders zijn dan ook heel bezorgd als hun kind ziek wordt. Zij zijn van mening dat een goede behandeling alleen mogelijk is wanneer de arts uitgebreid onderzoek doet en medicijnen voorschrijft. Zij hebben moeite met een advies als 'uitzieken', waarbij geen medicijn wordt voorgeschreven en zij niet weten wat zij zelf kunnen doen om genezing te bevorderen. Als hun geen duidelijke uitleg wordt gegeven, kunnen zij de indruk krijgen dat zij niet serieus worden genomen of niet goed worden behandeld. Chinese ouders zijn in het algemeen positief over de verpleging in de Nederlandse ziekenhuizen, de flexibele bezoektijden en de mogelijkheid van rooming:in. Zij realiseren zich, dat de faciliteiten er veel beter zijn dan in het land van herkomst. De moeders met wie wij een gesprek hebben gevoerd, noemden een aantal zaken waarmee rekening zou moeten worden gehouden bij de verzorging van Chinese kinderen. - De meeste jonge kinderen slapen thuis in de kamer van de ouders (in
12
het bed van de ouders of in een eigen bed); een ziekenhuisopname vormt een grote verandering voor deze kinderen. * De ouders stellen 'duimzuigen' via de pink van de verplegers niet op prijs; zij keuren dit uit hygiënisch oogpunt af. * De ouders zijn zeer alert op 'kou vatten'; de kinderen moeten vol doende gekleed zijn, pok als zij vanuit bed naar het toilet gaan. * Het is een gewoonte dat oudere kin deren 's avonds douchen; kinderen mogen niet met natte haren naar bed, anders kunnen zij kou vatten. * De zuigeling heeft meestal een jade armbandje of een jade hanger; deze geeft rust en heeft een beschermen de functie; hiermee moet dus voorzichtig worden omgegaan. * Sommige ouders hebben er moeite mee hun kind in het ziekenhuis zelf te verzorgen, zij menen dat de verzorging dient te gebeuren door deskundigen, dus de verpleging. De verpleegkundigen zijn daarvoor opgeleid. Wanneer de ouders veel van de verzorging moeten overnemen, worden zij wel een s onzeker omdat zij niet weten of zij het goed genoeg doen. De manier waarop Chinese ouders met hun kind omgaan, verschilt van de manier waarop dit in Nederland gebruikelijk is. Er wordt niet zoveel geknuffeld in het openbaar. In de Chinese cultuur is het lichamelijke contact minder vanzelfsprekend. De Chinese ouders koesteren wel liefde voor hun kind, maar laten het niet zo openlijk blijken.
beeld te noemen: een moeder wist niet eens dat haar kind was opgenomen wegens hersenvliesontsteking. Chinese ouders willen heel graag dat er een tolk aanwezig is wanneer belangrijke informatie wordt gegeven en bij gesprekken met de arts. Het is belangrijk dat zij worden gestimuleerd om zelf vragen te stellen en hun wensen te uiten. Chinezen laten nu eenmaal niet zo snel hun wensen en meningen horen.
Communicatie
D
Bij de communicatie vormt de taal een belangrijk probleem. De informatie die wordt gegeven, komt vaak niet goed bij de ouders over. Zij krijgen voorlichtingsmateriaal mee (folders, stencils), maar die begrijpen zij niet. Zij willen heel graag weten wat er met hun kind aan de hand is en wat voor onderzoeken er plaatsvinden. Vaak weten zij niet wat het kind heeft en welke onderzoeken en behandelingen hebben plaatsgevonden. Om een voor-
Voorlichting Schriftelijk en audiovisueel informatiemateriaal in de Chinese taal of met Chinese ondertiteling kan een belangrijke bijdrage leveren aan een goede voorlichting van Chinese ouders en kinderen. De kinderen worden meestal niet voorbereid wanneer zij opgenomen moeten worden. Een video over ziekenhuisopname kan voor zowel kind als ouder heel nuttig zijn. Het is de moeite waard te overwegen om in de grotere academische ziekenhuizen op de kinderafdeling een woordenboek NederlandsChinees te plaatsen, opdat dit in noodsituaties kan worden geraadpleegd. Bij het geven van uitleg over een ziekte moet rekening worden gehouden met het ziektebegrip en de beleving van de ouders. Zij vragen veel geduld en tijd van de medewerkers in het ziekenhuis. Bij de opname in het ziekenhuis van een Chinees kind kan tijdens de 'intake' aandacht worden besteed aan de drink- en eetgewoonten. In de Chinese cultuur blijft eten een heel belangrijk onderwerp.
Literatuur Handboek jeugdgezondheidszorg (maart 1992): hoofdstuk 13, M. Dutman en S.H. Schaareman-Lee.
Mevrouw drs. E. Chan is huisarts te Utrecht. Mevrouw drs. S.H. Schaareman-Lee is als projectleider van het project 'Chinees onderwijs in eigen taal' verbonden aan de Stichting Advies/Begeleidingscentrum voor het Onderwijs te Amsterdam. KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
THEMA
Nog steeds komen er, in het kader van de gezinshereniging, Vietnamese kinderen naar Nederland. Contacten met de Nederlandse gezondheidszorg zijn voor hen vaak verwarrend. De ervaringen van deze kinderen zijn hieronder beschreven in de vorm van de 'herinneringen van Nam \ Het verhaal van Nam is een fictieve casus, gebaseerd op de ervaring van de auteur met de hulpverlening aan Vietnamese gezinnen. Het speelt zich afin 1988, maar is nog altijd actueel.
Truong Thi Dieu De
HERINNERINGEN VAN NAM Het is ochtend. Nam ligt in bed. Hij kijkt naar de kindertekening aan de muur. Hij kijkt op de kalender, vandaag is het dinsdag 15 mei. Hij voelt zich nu iets beter. Na drie dagen van koorts en stuipen doet zijn lichaam nog steeds zeer van de spierpijn, maar hij voelt zich op zijn gemak in dit kleine bed. In de kamer waarin Nam ligt, liggen ook drie andere kinderen van zijn leeftijd, die ook allemaal ziek zijn. Aan de muur van de kamer hangen verschillende tekeningen. Nam heeft van de zuster gehoord, dat de tekeningen door de kinderen zelf zijn gemaakt. Er zijn mooie kleuren: het blauw van de lucht, het groen van de bladeren en het geel van de eierdooier. In dit kinderziekenhuis hebben de kinderen een speelzaal met allerlei soorten speelgoed die voor Nam nog onbekend zijn. In Vietnam maakte Nam zelf zijn speelgoed. Hij had een bamboe fluit, een vlieger en twee stelten om met vrienden mee te spelen.
Cao gio
De gedachten van Nam gaan terug naar zijn ziek zijn. Drie dagen geleden voelde hij de eerste rillingen van kou en hitte over zijn rug. Zijn moeder kookte een pan soep met rundvlees en geurende bouillon van gemKIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
ber, uitjes en anijs. Dat was zijn lievelingssoep, maar Nam had geen eetlust, 's Nacht had hij kramp in zijn buik en moest hij twee keer braken. Zijn moeder dacht eerst, dat hij door 'een giftige wind' was getroffen. De behandeling hiervoor is 'cao gio': de wind uit het lichaam masseren. Nam werd ingewreven met tijgerbalsem in de nek, de hals, op de borst en de rug. Daarna wreef zijn moeder met een koperen munt rustig over zijn borst en zijn rug. Zij begon bij zijn nek tot zijn stuit en ging van de wervelkolom naar de ribben. Tijdens het 'cao gio' doet het eerst zeer op de huid, maar daarna geeft het een fijn warm gevoel in de spieren. Nam beet op zijn tanden zodat hij stil kon blijven liggen. Zijn moeder gaf hem een complimentje: 'Je bent een brave jongen, nog even doorzetten, dadelijk zal je je beter voelen'. Na de behandeling wilde Nam zichzelf nog een keer bewonderen. Hij is trots op de gestriemde hals en vooral op zijn gestriemde rug. De striemen hebben de vorm van visgraten op zijn rug. De gedachten van Nam gaan terug naar Vietnam. Hij weet nog goed dat Loan, zijn oudere zus, eens ernstig door een giftige wind was getroffen.
Zij was misselijk, zo bleek als een doek en viel op de grond. Loan lag verstijfd en had veel stuipen. Oma pakte onmiddellijk een scherpe haarspeld uit haar knotje en maakte kleine sneetjes op verschillende plaatsen van het lichaam van Loan. Oma zei: 'Het bloed aftappen op bepaalde energiepunten moet samen uitgevoerd worden met massage'. Deze behandeling hielp Loan om bij te komen. Volgens oma moest 'de giftige wind' of 'het kwade bloed' uit het lichaam worden verwijderd om iemand weer gezond te maken. Af en toe liet Nam tijdens de maaltijd een windje. Oma keek dan boos naar hem. Als excuus zei Nam tegen oma: 'De giftige wind moet echt weg, oma'.
Verwend worden
Nu ligt Nam in bed en hij mist zijn oma heel erg. Oma zorgde altijd zo goed voor Nam en zijn twee oudere zusters Loan en Lan. Zijn vader vluchtte in 1980, toen Nam nog in de buik van zijn moeder zat. Zijn moeder verkocht rijst en had het altijd druk. Loan en Lan hielpen hun moeder of zaten op school. Nam bleef de hele dag bij oma. Hij had twee jaar op school gezeten, toen hij met zijn moeder en twee zus-
13
THEMA
ters naar. Nederland kwam in het kader van de gezinshereniging met hun vader, die al in Nederland was. Dat was drie maanden geleden. Oma is alleen in Vietnam achtergebleven. Nam is nu zeven jaar. Hij houdt heel veel van zijn oma. Zoveel als een berg. Als hij ziek was, dan was zijn oma altijd bij hem. Oma krabde zijn rug als hij niet kon slapen; oma waaide met een waaier als het te warm was; oma masseerde zijn benen en voeten en oma kookte kruiden en medicijnen in de keramieken pot; oma maakte dunne rijstepap die Nam at met gekruid, gezouten varkensvlees. 'Het is lekker om verwend te worden als je ziek bent,' denkt Nam. 14
Toen Nam nog klein was, had hij vaak koorts. Oma wist precies hoe zij hem moest behandelen. Zij wreef zijn lichaam in met azijn of citroensap om de koorts te verlagen. Bij stuipen deed oma een lepel in zijn mond en schonk zij er citroensap in. Dit hielp altijd goed. Sinds Nam in Nederland was, voelde hij zich prima. Pas drie dagen geleden had Nam weer koorts en stuipen. De 'cao gio'-behandeling van zijn moeder hielp niet. Zijn vader was niet thuis. Zijn moeder bracht hem met de taxi naar het ziekenhuis, maar dit mocht niet. Het moest geregeld worden via de huisarts. Zijn moeder was in tranen. Gelukkig werd hij toch op-
genomen vanwege de ernstige stuipen.
Te koud
Nam voelt een frisse hand op zijn voorhoofd. Hij kijkt naar boven. Een zuster vraagt of hij iets wil drinken. Zij kijkt rustig naar hem en lacht. Op dat moment mist Nam de grove handen van zijn oma. Normaal mist hij zijn oma ook wel, maar als hij ziek is, dan mist hij haar meer dan ooit. Hij heeft een sterke behoefte om zijn oma of zijn moeder bij zich te hebben. Alleen al het idee om naast de buik van zijn oma te kruipen terwijl zij een wiegeliedje neuriet, maakt dat Nam zich al beter voelt. Hij wil zijn oma's
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
THEMA
Haar- en huidverzorging Een goede verzorging van haar en huid in het ziekenhuis verbetert het zelfbeeld van het kind. Het borstelen en aanraken werkt therapeutisch en kan de band tussen patiënt en verpleegkundige versterken. De zorg voor haar en huid van kleurlingen wordt in het ziekenhuis vaak verwaarloosd, misschien omdat blanke verpleegkundigen denken dat zij dat niet kunnen verzorgen. Met de zorg voor haar en huid van deze patiënten is echter niets bijzonders aan de hand.
Afrikaans
Afrikaans en Afro-Caraïbisch haar varieert van kroes tot sluik of ontkruld. Het wordt lang of kort gedragen. Het haar van kinderen met ouders van verschillend ras kan weer anders zijn, afhankelijk van de herkomst van de ouders. Het haar van Afrikaanse en Afro-Caraïbische kinhanden vasthouden, het eelt en de droge, gesprongen huid voelen. Dat geeft hem een prettig gevoel van warmte en liefde. Trouwens, hij mist ook de geur van de betel waarop oma elke dag zat te kauwen. Oma rolde een stukje arecnoot in een betelblad, dat was ingesmeerd met rode kalk. Door veel kauwen, kwam er een rood sap uit. Oma spuugde dit weer in een glanzende koperen spuugpot. Veel oma's in Vietnam zijn gek op de betel. De zuster herhaalt de vraag wat hij wil drinken. Nam wijst de jus d’orange aan. Het is lekker tegen de dorst. Hij krijgt een glas jus d'orange en de zuster gaat naar het meisje naast hem. De vader en moeder van Nam komen binnen. Zijn moeder vindt jus d'orange te koud voor zijn buik. Zij heeft kruidenthee met gember meegenomen. Dat houdt de buik warm. Om zijn moeder niet te kwetsen, drinkt Nam zijn jus d'orange tot de helft leeg en daarna neemt hij nog een kopje kruidenthee. In het ziekenhuis, op deze vreemde plaats, is het heel prettig om een familielid bij je te hebben, denkt Nam.
Plekken 's Middag komt de kinderarts op bezoek. Tijdens het onderzoek luistert
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
deren wordt in het Noordeuropese klimaat erg droog en bros. Na het wassen moeten hoofd en haar daarom altijd met haarolie of een ander geëigend middel worden ingesmeerd. Blanke mensen wassen hun haar om het van vuil en vet te ontdoen. Zwarte mensen wassen hun haar om het vuil te verwijderen en brengen daarna het vetgehalte weer op peil. Afrikaans en Afro-Caraïbisch haar kan op elke manier worden gedragen: in vlechten, lang, met pony of kort tot gemillimeterd. Welk model het ook heeft, het haar moet elke dag worden ingevet en worden gekamd met een kam met lange tanden of met een 'afro-pick' bij lang haar. Klitten wordt vermeden door het haar voor het slapen gaan te vlechten.
Aziatisch Ofschoon Aziaten, Chinezen, Viet-
hij naar de longen en het hart van Nam. De arts kijkt met grote ogen van verbazing naar de gestriemde plekken waar Nam zo trots op is. Hij voelt aan de plekjes en vraagt aan Nam of het 'auw, auw' doet. Nam schudt zijn hoofd. Hij wil tegen de arts zeggen dat hij een brave jongen is. Hij kan rustig zijn moeder 'cao gio' laten doen zonder te huilen, maar helaas..., omdat in het Nederlands uit te leggen, dat kan Nam echt niet. De vader van Nam kent ook niet voldoende Nederlandse woorden om een toelichting te kunnen geven over de 'cao gio'therapie. De arts heeft een tolk gevraagd om met Nam en zijn ouders te praten. Gelukkig komt er een bekend iemand, Chu Sau (oom 'de zesde'). Hij heeft Nams moeder eerder geholpen bij een gesprek met de huisarts. Van Chu Sau hoort Nam, dat de kinderarts meer wil weten over de achtergrond van Nam, wat betreft zijn stuipen. Dit is onbekend bij Nams vader omdat Nam de eerste jaren door zijn oma is verzorgd. Zijn moeder kan alleen maar een beetje vertellen over wat zij ooit van oma heeft gehoord. De KNO-arts zegt dat de amandelen van Nam zo snel mogelijk verwijderd moeten worden. Hij legt de ouders uit hoe de operatie zal gebeuren. Nam
namezen, de volken rond de Middellandse Zee en sommige mensen uit het Midden-Oosten vrij steil haar hebben, zijn er grote verschillen met de Europese haarverzorging. Ook zijn er onderling grote verschillen. Sommigen wrijven na het wassen hun haar in met kokos- of olijfolie. Een haarborstel of gewone kam is meestal voldoende om ook het haar van deze mensen te verzorgen.
Zwarte huid
De zwarte huid is in ons klimaat vaak droog en ziet er dan dof en vaal uit. Een goede huidverzorging draait bij zwarte kinderen om het toevoegen van vocht. De ouders kunnen zorgen voor olie of vochtinbrengende crème, waarmee na het baden of douchen het hele lichaam wordt behandeld om de huid glanzend en mooi te houden.
heeft een prop in zijn keel. Hij vindt het opereren zo eng. Hij mist zijn oma. Als zijn oma hier zou zijn, denkt hij, kon oma hem misschien helpen met zijn amandelen zonder dat hij geopereerd zou hoeven te worden. De dokters gaan in zijn keel snijden zonder dat oma erbij is. Nam voelt de tranen op zijn wang. Het is een mengeling van angst, eenzaamheid en hulpeloosheid. Hij valt in slaap en droomt over zijn oma. Nam loopt met oma hand in hand onder de groene bamboe. Oma koopt voor Nam een rijstcracker met sesam, zo groot als een hoed, en zegt: 'Je kan er mee schuilen tegen de zon en de regen en je kan hem opeten als je honger hebt'. Nam gaat fantaseren: 'Als ik dit opeet, dan verdwijnen misschien mijn amandelen wel'. Na de operatie mag Nam weer snel naar huis. Gelukkig viel het mee. Hij is nu gezond. Hij is altijd een brave jongen gebleven. Zijn oma mist hij echter nog steeds. D
Mevrouw Truong Thi Dieu De is maatschappelijk werker bij de Stichting P ha ros te Utrecht. 15
THEMA
Veel vluchtelingenkinderen en hun ouders hebben geweld, onderdrukking en verlies meegemaakt. Kinderen worden vluchteling als zij met of zonder ouders hun land verlaten en veiligheid zoeken in een ander land. Ook worden kinderen in het nieuwe land geboren. Een groot aantal groeit op in gebroken gezinnen, omdat een van de ouders (nog) niet meegekomen is. Zij zien zich geconfronteerd met een andere taal, een vreemde cultuur en een ander gezondheidszorgsysteem. Ook is de kinderwereld anders. Binnen het gezin kunnen zich veel problemen voordoen, die te maken hebben met de veranderde leefsituatie. De spanningen van de oorlog en de vlucht, de problemen van de ouders en het gemis van overige familieleden spelen daarbij een rol. Vluchten is namelijk geen vrijwillige keuze. Ik wil dit illustreren aan de hand van een praktijkvoorbeeld, waarin een ziekenhuisopname plaatsvindt.
Het gezin Jama
Op een dag wordt in een ziekenhuis op de kinderafdeling de opname van een baby van zes maanden aangekondigd. De baby komt ter observatie in verband met gewichtsverlies, diarree, niet willen eten en veel huilen. De afdelingsverpleegkundige maakt kennis met een Somalische moeder, mevrouw Jama, die uitstekend Engels spreekt. Zo op het oog lijkt de baby niet erg ziek. De verpleegkundige neemt de baby op en vertelt intussen het een en ander over het ziekenhuis en hoe de regels van de afdeling zijn. De moeder mag de baby zelf verzorgen als zij dat wil. Mevrouw Jama vertrekt hierop zeer gehaast. Mevrouw Jama was zwanger toen zij met haar vier kinderen uit Somalië' vluchtte voor het oorlogsgeweld. Hun huis werd compleet verwoest. Haar man is achtergebleven om door te vechten voor het land. Tot nu toe heeft zij niets meer van hem gehoord.
16
Gerda Nienhuis Een jaar zijn zij nu in Nederland. Tijdens haar verblijf in een opvangcentrum is zij bevallen van haar vijfde kind, een zoon. Sinds drie maanden woont het gezin in een ruime flat in een middelgrote plaats. Mevrouw Jama had, voordat de oorlog in Somalië uitbrak, een goede baan aan de universiteit en was een vrouw van aanzien. Er was veel hulp in huis. De kinderen werden door familieleden opgevangen en speelden altijd buiten. Hier in Nederland heeft zij geen baan buitenshuis, geen familie en moet zij van een klein budget rondkomen. Nadat zij uit het opvangcentrum gekomen is, ziet zij zich geconfronteerd met vele dagelijkse zorgen: de was, de boodschappen, het koken, de zorg voor zomer- en winterkleding. Zij kan haar draai moeilijk vinden. Van de plaatselijke vluchtelingenwerkgroep krijgt zij hulp, ondersteuning en begeleiding aangeboden. Dat verloopt niet zonder problemen. Er ontstaan voortdurend spanningen omdat de leden van de werkgroep niet bij mevrouw Jama in dienst willen zijn. Mevrouw Jama vindt juist, dat zij praktische hulp in huis nodig heeft. Haar oudste dochter van negen jaar helpt nu mee in de huishouding en past op de baby. Dit gaat niet van harte, daar zij liever aan haar nieuwe school denkt. Mevrouw Jama staat alleen voor de opvoeding van haar kinderen. In de weekeinden zijn de kinderen druk en lastig en vragen veel aandacht. Zij kan niet weg van huis. Zij piekert en maakt zich zorgen over haar land in oorlog, over haar man en familie. Voortdurend hoort zij berichten van onlusten en veel doden. Door de oorlog komen berichten moeilijk door. Zij weet niet of haar man nog leeft en hoe zij de situatie aan de kinderen moet uitleggen. Over het gemis van hun vader zwijgt zij,
het doet pijn. Ook is het niet zeker of zij in Nederland mag blijven. Zij maakt zich daarover boos en vraagt zich af waarom zij zolang in onzekerheid wordt gelaten. Het is toch duidelijk dat haar land onveilig is. Zij slaapt slecht en de baby geeft haar veel zorgen. De baby is regelmatig verkouden, huilt veel en wil dan niet eten. De huisarts zegt, dat hij geen afwijkingen kan vinden en dat hij het nog even wil aanzien; hij geeft enkele adviezen over kleding en voeding. Mevrouw Jama is niet gerust. Zij wil een bezoek aan de kinderarts voor haar baby en belt daarvoor naar het ziekenhuis. Dan wordt haar verteld, dat zij een verwijsbrief van de huisarts nodig heeft. Uiteindelijk gaat mevrouw Jama zelf met de baby naar het ziekenhuis. Er wordt bloed geprikt en zij kan een paar dagen later terug komen voor de uitslag. Het bloedonderzoek wijst niet veel uit en de baby wordt ter observatie opgenomen. Mevrouw Jama gaat zo vaak als zij kan op bezoek. Zij stelt zich terughoudend op als zij op de afdeling is. De observatieperiode verloopt zonder dat er bijzonderheden worden gevonden. De baby eet goed en is gegroeid. Bij ontslag krijgt mevrouw Jama van de verpleegkundige een advieslijst mee over de voeding van de baby. Op dat moment valt een stuk bezorgdheid van haar af. Toch gaat het thuis niet echt goed met de baby en mevrouw Jama gaat terug naar het ziekenhuis. Wat speelt hier? Als mevrouw Jama van de verpleegkundige hoort dat zij de baby zelf mag verzorgen, weet zij niet meer hoe zij alles voor elkaar moet krijgen. Waarom zegt de verpleegkundige zoiets, vraagt zij zich af. Zij heeft immers nog vier kinderen thuis die haar aandacht vragen. Na alle moeite die zij heeft moeten doen om haar kind eindelijk door de kinderarts onderzocht te krijgen, vragen ze op de afdeKIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
THEMA ling haar nu ook nog of zij de baby zelf wil verzorgen... Het is mevrouw Jama teveel. Zij voelt zich niet begrepen in haar zorgen om de baby. Zij voelt zich ontredderd en vlucht het ziekenhuis uit. In het gezin van mevrouw Jama is het vertrouwde opvoedingssysteem uit elkaar gevallen. De kinderen missen leiding en zekerheid. Het leven is ook voor hen totaal anders geworden dan zij thuis, voor de oorlog, gewend waren. Zij merken dat hun moeder het moeilijk heeft, voelen de spanning en reageren daarop door veel aandacht te vragen. Daar komt nog bij, dat mevrouw Jama nooit op deze manier voor haar kinderen heeft hoeven zorgen. Zij mist de vertrouwde omgeving die haar kan bijstaan met raad en daad. Het is voor haar een verwarrende tijd en het is in deze fase moeilijk een goede moeder voor haar kinderen te zijn. Het zorgen voor de baby ervaart zij als een probleem, zij krijgt niet goed greep op de continuïteit van de zorg voor de baby. De baby op zijn beurt reageert op de gespannen situatie en op de onregelmatige drukte van het huishouden. In het algemeen krijgt een vluchtelingengezin, naast de complicaties van de vlucht zelf, plotseling te maken met extra draaglast en verminderde draagkracht. De oorzaken daarvan liggen voor de hand: het aanpassen
aan allerlei nieuwe situaties, de inspanning om asiel te krijgen en de onzekerheid waarmee dit gepaard gaat, het besef niet terug te kunnen keren, de confrontatie via de media met het geweld in het land van herkomst, heimwee, het verwerken van alles wat is meegemaakt en het verlies van dierbaren en van de vertrouwde omgeving. Kinderen voelen in het gezin de spanning en zorgen van hun ouders. Zij worden daar niet altijd in betrokken of hebben het idee, dat zij er niet over mogen praten. Door het vaak plotselinge vertrek hebben veel kinderen geen afscheid kunnen nemen van vriendjes en dierbare plaatsen. Met hun nieuwe vriendjes op school praten zij meestal niet over de oorlog, de vlucht en het gemis van iemand uit het gezin. Sommige kinderen overschreeuwen dit gevoel door zich druk en agressief te gaan gedragen. Andere kinderen kunnen stil en teruggetrokken worden. Er zijn ook kinderen die schrikken als zij plotseling uniformen zien of het geluid van vliegtuigen horen. Anderen gaan weer bedplassen of durven niet alleen te slapen. Het leven heeft voor hen een stuk veiligheid verloren.
Aandachtspunten voor de kinderverpleegkundige
Het is voor de verpleegkundige belangrijk te weten, dat zij met een
vluchtelingenkind te maken heeft. Even belangrijk is, dat zij zicht heeft op de gezinssituatie, de verzorging thuis of in een opvangcentrum. Bij ontslag kan zodoende een gerichte overdracht naar de reguliere zorg, bijvoorbeeld de wijkverpleegkundige, worden geregeld. De verpleegkundige kan een goede bijdrage leveren in de zorg voor het vluchtelingenkind op de afdeling. Moeders zien zich geconfronteerd met veel nieuwe praktische zorgen en problemen. De verpleegkundige staat dicht bij de dagelijkse zorg en kan hierover gemakkelijk een gesprekje beginnen. De moeder kan haar hart luchten of vragen stellen; ook kunnen de wederzijdse zorgaspecten aan bod komen en kan worden gezocht naar een oplossing hiervoor. De verpleegkundige kan vragen naar zaken die zij niet begrijpt. Dit schept vertrouwen in de aangeboden zorg. In het geval van mevrouw Jama had de communicatie geen probleem hoeven te zijn, zij sprak goed Engels. Toch was het contact moeilijk, omdat mevrouw Jama zich niet begrepen voelde en zich afstandelijk en terughoudend gedroeg. In een dergelijke situatie zal de verpleegkundige meer energie moeten steken in het winnen van vertrouwen, ook al lijkt de opname van korte duur. Een gesprek dat
Pharos en vluchtelingen De stichting Pharos, Steunpunt Gezondheidszorg Vluchtelingen, is een landelijke instelling die tot doel heeft een bijdrage te leveren aan het lichamelijk, geestelijk en sociaal functioneren van vluchtelingen en asielzoekers. Om dit te bereiken wil Pharos de toegankelijkheid van de Nederlandse gezondheidszorg voor deze doelgroep vergroten.
Daarnaast verzorgt Pharos, op beperkte schaal, de hulpverlening aan en de begeleiding van vluchtelingen en asielzoekers door middel van: gezondheidsvoorlichting en -opvoeding; medische en psychosociale behandeling en begeleiding; psychotherapeutische en psychiatrische behandeling.
Pharos biedt ondersteuning aan vrijwillige en professionele hulpverleners door middel van: informatie en documentatie; voorlichting, consultatie en advies; scholing en training.
Pharos gaat de komende jaren meer aandacht schenken aan de problemen van vluchtelingenkinderen. Eén van de redenen hiervoor is, dat meer dan een kwart van alle houders van de vluchtelingenstatus en asielzoekers
Kinderen
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
jonger is dan negentien jaar. Het aantal alleengaande minderjarige asielzoekers neemt nog steeds toe. In september 1993 is bij Pharos een project 'vluchtelingenkinderen en adolescenten' van start gegaan. In het kader van dit project zullen speciale activiteiten worden ontwikkeld, zoals voorlichtings- en scholingsbijeenkomsten en advisering. Pharos zal de komende tijd ook een actiever hulpaanbod aan vluchtelingenkinderen zelf doen. Op 2 juni 1994 houdt Pharos een werkconferentie over vluchtelingenkinderen. Tijdens deze dag, die be-
doeld is voor een breed scala aan hulpverleners, zal het accent vooral liggen op het uitwisselen van ervaring en kennis.
Informatie
Geïnteresseerden kunnen bij de afdeling documentatie van Pharos een uitgebreide literatuurlijst krijgen over de problematiek van en de hulpverlening aan vluchtelingenkinderen. Zij kunnen er ook terecht voor andere informatie en voor advies. Adres: Pharos, Postbus 13318, 3507 LH Utrecht; telefoon 030-349800, fax 030 - 364560.
17
THEMA over de zorg van het kind gaat, is altijd een goede ingang. Dit is immers de zorg van de moeder. Is de taal wel een probleem, dan kan toch met de moeder contact worden gezocht, bijvoorbeeld door middel van het tonen van de dagelijkse notities van het gewicht van het kind. Bij het intake-, behandel- en ontslaggesprek is het van belang professionele tolken in te schakelen. Bepaalde aspecten van het ziekenhuisbeleid en de gebezigde terminologie komen bij anderen vaak niet zo vanzelfsprekend over als zij voor de ziekenhuismedewerkers zijn. De tolk is er voor de vluchteling, maar ook voor de hulpverlener die wil dat zijn vragen goed worden begrepen en dat de boodschap goed overkomt. Vluchtelingen komen uit diverse landen. De praktijk leert, dat er niet altijd voldoende tolken voorhanden zijn. Van de afdeling vraagt dit extra aandacht en discipline in de planning; wat er voor terugkomt is kwaliteit in zorg. De hulpverlener doet er goed aan, niet te snel te oordelen. Over gedrag dat niet wordt begrepen, kan door het stellen van vragen meer duidelijkheid worden verkregen. Dit geldt ook voor uiterlijke kenmerken als bijvoorbeeld rode strepen op de huid, zie het verhaal van Nam, het Vietnamese jongetje, elders in dit tijdschrift. Vragen staat vrij, ook wanneer het gaat om vragen over het land van herkomst of over de wijze waarop iemand in ons land is gekomen. Soms roepen dergelijke vragen verdrietige herinneringen op, aan de andere kant maken zij de vluchtelingen duidelijk, dat er interesse, belangstelling en aandacht voor hen bestaan. Daar vluchtelingen uit zo veel ver schillende landen komen, is het moei lijk elke keer weer te weten wat ie mand gewend is en wat de gebruiken zijn. Ook hier kan echter naar worden gevraagd. Dat geeft de vluchtelingen ouders het gevoel dat zij serieus worden genomen; en het geeft de informatie die direct op hen van toepassing is. De verpleegkundige zal er elke keer opnieuw wat van leren en deze kennis kan het beroep een zeer boei end extra aspect geven. D
Gerda Nienhuis is projectverpleegkundige bij de Stichting Pharos te Utrecht. 18
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
THEMA
Wang An Oe
In een vreemd land in het ziekenhuis Maakt het iets uit dat de ouders uit Turkije of Marokko komen, als een kind in het ziekenhuis belandt? Latifa El Amrani en Nesrin Yilmaz, als 'buitenlandse' verpleegkundigen werkzaam in een Nederlands ziekenhuis, kunnen putten uiteen jarenlange ervaring.
Toen Latifa El Amrani nog als leerling-verpleegkundige werkte, werd zij eens acuut weggeroepen. Op de afdeling urologie was het tot een botsing gekomen tussen een arts en de vader van een veertienjarig Marokkaans meisje. Latifa El Amrani: 'De arts wilde een cystoscopie doen. Dan gaan ze met een dunne pijp via de urinebuis naar binnen om in de blaas te kijken. De arts had gezegd dat het een beetje pijn zou doen en dat er wat bloed uit zou komen. Toen hij dat had verteld, was de vader heel opstandig geworden omdat hij dacht dat zijn dochter ontmaagd zou raken. Het meisje was helemaal panisch en zat te rillen. Zij huilde en had heel erge pijn. Ik schaamde me om over zoiets met een man te praten, maar ik wilde het kind helpen en heb de vader alles uitgelegd. Ik heb gezegd dat hij aan de arts een handtekening mocht vragen als bewijs dat het niet was wat hij dacht. Na een uur praten vond hij het toch goed. Voor veel ouders is het beangstigend zodra het met geslachtsdelen te maken heeft. Ik begrijp dat wel. Zij zijn niet opgeleid en horen hier en daar een verhaal'. Het zou niet bij die ene keer blijven. Ook op de afdeling verloskunde, waar Latifa na haar opleiding ging werken, trad zij regelmatig op als bemiddelaarster. Zeker als het om delicate en dringende kwesties gaat, kan de aanwezigheid van een Marokkaanse verpleegkundige een uitkomst zijn. Latifa El Amrani: 'Zo'n situatie los je niet op met de tolkentelefoon. Daar moet je iemand bij halen, een tolk of een verpleegkundige die dezelfde taal spreekt'.
Taalbarrière
Nesrin Yilmaz is in Turkije tot verpleegkundige opgeleid. Na haar komst naar Nederland ging zij opnieuw in een ziekenhuis werken, waar zij vooral op de kraamafdeling ervaring opdeed. Ook haar hulp is meer KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
dan eens op dramatische momenten ingeroepen. Zo herinnert zij zich: 'Een mevrouw die kanker had, moest een onderzoek ondergaan waarbij de darm bij de navel naar buiten wordt gebracht. Zij heeft toen tegen de arts gezegd, dat dat volgens haar religie niet mag. Dat is niet waar. Maar zij begreep door de taalproblemen niet wat er zou gaan gebeuren en was daarom extra bang. Ik heb met haar en met haar man gesproken. Zij waren bang, dat zij bij deze ingreep dood zou gaan en de kinderen zonder goede verzorging zouden achterblijven. Dit terwijl die operatie haar juist een kans gaf om in leven te blijven'. Nesrin Yilmaz en Latifa El Amrani hebben de indruk dat de tweede generatie van buitenlanders in Nederland meestal wel goed uit de voeten kan met de Nederlandse taal. Op de kinderafdeling zullen taalproblemen zich volgens hen vooral voordoen in het contact met de vaders en moeders. Hoe vaker daarbij een tolk wordt ingeschakeld, des te beter, vindt Latifa. Dat contact met de ouders is volgens haar van groot belang. Zij formuleert het zo: 'Het kind is een patiënt en is nu in jouw handen. Dat is voor een moeder heel wat. Licht haar in over alles watje doet. Blijf begrijpelijk en zorgvuldig'. Nesrins ervaring is, dat ziekenhuismedewerkers niet altijd adequaat op de taalbarrière inspelen: 'Ik heb meegemaakt dat ze iemand van het schoonmaakbedrijf erbij haalden, want daar werken veel buitenlanders. Een verpleegkundige erbij halen die de eigen taal spreekt, is wel een goede oplossing. Maar dat is natuurlijk niet altijd mogelijk. Als je een vertaler inschakelt, moet het in elk geval een medische tolk zijn'.
'Turkie'
Latifa El Amrani heeft als leerlingverpleegkundige een jaar op een kin-
19
THEMA derafdeling gewerkt. Zij is nog steeds verontwaardigd als zij terugdenkt aan het subhoofd dat daar de lakens uitdeelde: 'Het was altijd druk, maar dat noem ik geen excuus om allochtone kindertjes niet bij de naam te noemen. Zij zei dan: 'Latifa, wil je naar dat Turkie of Marokkaantje toe gaan?' Ik dacht dan: die jongen heeft een naam. Denk toch eens na. Een kind is een kind. Als leerling ben je erg voorzichtig vanwege je beoordeling. Maar het zat me zo dwars, dat ik het met mijn begeleidster heb besproken. Zij heeft het gelukkig aan het hoofd doorgespeeld en toen is het subhoofd op het matje geroepen. Op een gegeven moment is zij overgeplaatst naar een andere afdeling, waar zij ook niet goed bleek te functioneren. Uiteindelijk is zij ontslagen'. Het is de enige keer dat Latifa zoiets extreems heeft meegemaakt: 'De meeste verpleegkundigen verzorgen een patiënt als een patiënt, of deze nu Marokkaans is of niet. Toch heb ik het nog weleens gezien dat verpleegkundigen liever geen allochtonen verzorgden. Dat zeggen zij natuurlijk niet. Je merkt het doordat zij geen begrip tonen, terwijl zij zich zouden moeten realiseren dat het voor deze mensen heel moeilijk kan zijn. Zij zijn in een vreemd land en kennen de taal, de gewoontes en regels van het ziekenhuis niet. Er zitten natuurlijk best vervelende mensen tussen, maar je moet geen onderscheid maken. Ik doe dat bij lastige Nederlanders ook niet'. Volgens Nesrin Yilmaz komt discriminatie in ziekenhuizen nou eenmaal voor, net als elders in de samenleving. 'Zo controleerde een verpleegkundige op de kraamafdeling elke keer de kast van een Turkse mevrouw. Om te kijken of zij misschien etensresten had bewaard. Zij liep elke keer, zonder iets te zeggen, meteen naar het kastje van deze mevrouw en haalde alles eruit. Deze patiënt was de enige buitenlandse in die kamer en alleen bij haar werd gecontroleerd. Zij vond het heel erg. Er zat nooit iets in die kast'.
Jaknikken Een regelmatig gehoorde klacht van verpleegkundigen is, dat allochtone patiënten zoveel bezoek aan hun bed krijgen. Nesrin Yilmaz en Latifa El Amrani vinden dat je in zulke gevallen streng moet zijn. Latifa: 'Het
20
hoort bij onze cultuur dat wij aan elkaar gehecht zijn. In het buitenland is die band nog sterker. Zodra iemand in het ziekenhuis ligt, bel je op en ga je op bezoek. Sommige verpleegkundigen houden het aantal bezoekers goed in de gaten. Andere verpleegkundigen zijn te makkelijk. Ik leg in zo'n geval uit dat de patiënt moet rusten of dat de bezoekers rekening moeten houden met andere patiënten op de kamer. Als de patiënt niets ernstigs mankeert of herstellende is, kunnen zij op de koffiekamer gaan zitten'. In de ogen van Nesrin en Latifa is met overleg veel te bereiken. Nesrin: 'Er is meer uitleg nodig. Ik begrijp wel dat het moeilijk is, omdat het altijd druk is. Met buitenlanders werken is echt moeilijk. Je moet geduld hebben. Alles kost dubbel tijd. Zij knikken vaak, ook als zij het helemaal niet begrijpen'. Demonstratief knikt zij zelf eens braaf en lacht: 'Toen ik zelf net in Nederland was en de taal niet kende, deed ik het ook'. Latifa El Amrani en Nesrin Yilmaz zouden graag zien dat verpleegkundigen bij de opname van het kind met de ouders bespreken wat de gang van zaken op de afdeling is. Latifa: 'Vertel dat snoeperij niet goed is voor de tandjes en dat zij beter een cadeautje mee kunnen nemen. Dat het niet nodig is dat zij eten meenemen omdat het kind in het ziekenhuis genoeg krijgt. Sommige moeders willen toch graag soep meebrengen. Misschien kan dat als extraatje. Je zou kunnen zeggen dat de moeder de verpleegkundige moet inlichten als zij iets aan het kind wil geven. Oudere kinderen kunnen dat trouwens ook zelf doen. Vertel het als de vader of moeder in de eerste moeilijke periode mag blijven slapen. Vermeld daarbij dat het niks kost. Je kunt ook voorstellen dat zij contact opnemen met de school om te voorkomen dat het kind een achterstand oploopt. Dat zij een leerboek mee kunnen nemen en het huiswerk niet moeten vergeten. Verder zou je kunnen vragen of het kind de gelegenheid wil hebben om te bidden. Als het ziekenhuis geen gebedsruimte heeft, zou je een onderzoekkamertje beschikbaar kunnen stellen. Met een paar lakens als kleedje en een briefje op de deur, zodat niet zomaar iemand binnenkomt'.
leg kan vragen, als zij iets niet begrijpt: 'Als je iets vreemd vindt, zou je kunnen vragen waarom dat gebeurt. Zo vindt een besnijdenis de laatste jaren meer in het ziekenhuis plaats. De jongetjes hebben dan meestal zwarte oogschaduw op. Als dat voor de ingreep niet goed is, zou je het niet meteen weg moeten halen. Geef het eerst aan de ouders door en laat hen weten dat zij na de operatie mogen poederen wat zij willen. Als een meisje een hoofddoek draagt, moet je dat zo laten. Tenzij het voor een onderzoek nodig is om hem af te doen. Dan kun je dat gewoon bepraten'. Hoewel zij het nooit heeft meegemaakt, kan Latifa El Amrani zich voorstellen dat een orthodox opgevoed meisje het vervelend vindt om door een mannelijke verpleegkundige te worden gewassen. Haar ervaring is, dat voor ouders het belangrijkste is, dat hun kind weer beter wordt. Zo maken zij zich er niet druk over of hun dochter dan de kamer deelt met een jongetje. Nesrin Yilmaz denkt dat sommige ouders het wel een bezwaar vinden, zodra hun dochter een jaar of tien of ouder is. Het lijkt haar het beste om hier naar te vragen. Zij vindt echter ook, dat je moet op passen voor een fixatie op cultuurver schillen: 'Nederlanders kijken erg kritisch naar gewoontes. Soms wordt dat overdreven. Als je gewoon zegt wat gebruikelijk is in het ziekenhuis, dan accepteren veel mensen dat. En als dat niet zo is, kunnen zij dat zelf ook zeggen. Verder moet je niet vergeten dat iedere familie een eigen 'huiscultuur' heeft'. Dan schiet haar nog een opmerkelijk verschijnsel uit Turkse kring te binnen: 'Onze kinderen zijn een beetje verwend. Als zij ziek zijn, krijgen zij heel veel aandacht. In het ziekenhuis gebeurt alles op zijn tijd. Je moet nu eten. Er is nu geen tijd voor je. Thuis is dat allemaal anders. Dat kan voor een kind een grote klap zijn'.
Huiscultuur
Mevrouw Wang An Oe is als freelance journaliste werkzaam voor het Bureau Voorlichting Gezondheidszorg Buitenlanders te Utrecht.
Latifa El Amrani vindt, dat een verpleegkundige ook aan de ouders uit-
D
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
THEMA De ervaring van een Antilliaanse verpleegkundige in Nederland: de meeste problemen die zich voordoen bij de hulpverlening aan patiënten uit andere culturen zijn terug te voeren op attitude en communicatie.
Antilliaanse en Surinaamse kinderen in het ziekenhuis 'JE KUNT ZE NIET ALLEMAAL DEZELFDE PROBLEMATIEK TOESCHRIJVEN'
Drs. Janice J. Wallé Wanneer een kind wordt opgenomen in een ziekenhuis krijgen de hulpverleners niet alleen te maken met het kind maar ook met zijn ouders. In een ideale situatie wordt ook rekening gehouden met de rest van het gezin. Dit is zeker voor kinderen uit Antilliaanse1 en Surinaamse gezinnen heel belangrijk. Zij komen vaak vanuit een 'wij'-gerichte cultuur terecht in een samenleving waarin het 'ik' nogal centraal staat. Westerse waarden als vrije expressie van gedachten en gevoelens, gelijkheid, mondigheid en zelfontplooiing kunnen een bepaalde spanning binnen een gezin teweeg brengen. De houding ten opzichte van het Nederlandse ziekenhuis wordt bepaald door tal van aspecten, zoals de gezondheidszorg in het land van herkomst, de gezondheidsbeleving, de sociaal-economische positie van de vrouw, alleenstaand moederschap. De knelpunten die hulpverleners tegenkomen bij de zorg voor deze kinderen in het ziekenhuis, zijn afhankelijk van velerlei individuele factoren. Daarbij moet worden aangetekend, dat er binnen de Surinaamse en Antilliaanse gemeenschap een grote verscheidenheid aan culturen bestaat met daarbinnen weer verschillende (sub-) culturen. Het is daarom onmogelijk al deze kinderen dezelfde problematiek toe te schrijven. l Als in de tekst staat vermeld 'Antillen', dan wordt hiermee bedoeld: 'Nederlandse Antillen en Aruba'.
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
Wat de individuele factoren aangaat zijn vragen van belang als: - is het kind of het gezin al langere tijd in Nederland woonachtig; - behoort het gezin tot een lager of hoger sociaal-economisch milieu; - welk opleidingsniveau hebben de gezinsleden met wie je als hulpver lener te maken krijgt; - is het kind oorspronkelijk om uit sluitend medische danwel om ge heel anderen redenen naar Neder land gekomen? De integratie en het socialisatieproces verlopen bij ieder individu verschillend (eerste, tweede, derde generatie). Elk Surinaams en Antilliaans gezin draagt dus zijn eigen sociaaleconomische, culturele en intellectuele bagage met zich mee. Daar komt nog bij, dat Suriname en de Antillen los van elkaar een geheel eigen historische ontwikkeling hebben doorgemaakt. Hulpverleners dienen zich te realiseren, dat er een aantal gemeenschappelijkheden is tussen Antillianen en Surinamers, maar dat er ook veel fundamentele verschillen zijn. Surinamers en Anti l lianen vinden het vaak een bewijs van gebrek aan interesse als hiermee geen rekening wordt gehouden.
Ziekte en ziektebeleving
Hoewel dat in de ene bevolkings(sub-) groep meer geldt dan in de andere, zijn in de Surinaamse en Antilliaanse gemeenschap ziekte, cultuur en religie vaak nauw verbonden. Oorzaken van ziekte worden vaak in het boven-
natuurlijke gezocht. Zo kan het nageslacht voor een bepaalde zonde met ziekte worden gestraft. Voorbeelden hiervan zijn te vinden binnen de Creoolse Winti-religie in Suriname en de 'Bruha' (zwartemagiegedachte) op de Nederlandse Antillen. Bij de oudere generatie kom je deze denkbeelden vaker tegen dan bij jongeren die zich al gedeeltelijk hebben aangepast aan de Nederlandse cultuur. Het is niet duidelijk in hoeverre er in Nederland nog gebruik gemaakt wordt van de traditionele methoden om ziekten uit te bannen. Onderzoek zou hierover duidelijkheid moeten scheppen. Hoewel niet in de zuivere vorm krijg je als hulpverlener zeker te maken met gewoonten die gebaseerd zijn op bijgeloof. De bedoeling van deze gewoonten is vaak het kind tegen kwade invloeden te beschermen. Voorbeelden zijn het dragen van een ketting of armband met een zwart handje of boontje als hanger en het insmeren van een baby met blauwsel.
Als verpleegkundige
Wat kun je als verpleegkundige doen? Het kost mensen van verschillende culturen vaak veel moeite elkaar werkelijk te begrijpen. Mensen die uit verschillende culturen afkomstig zijn, benaderen elkaar meestal op een wijze die binnen de eigen kring gebruikelijk is maar waarmee de ander niet bekend is. Dit kan nogal wat communicatieproblemen met zich meebrengen. Inzicht in de manier waarop kind, ouders en overige 21
THEMA
Religie en medicatie Welke medicijnen aan patiënten kunnen worden voorgeschreven, hangt samen met de voorschriften van bepaalde religies. Zo kent de Islam een verbod op het nuttigen van iets dat van een varken afkomstig is en een verbod op het gebruik van alcohol. Dit sluit bepaalde medicijnen uit. Artsen moeten bij het voorschrijven van medicijnen zorgvuldig te werk gaan en stoffen vermijden waar pagezinsleden met elkaar communiceren en met elkaar omgaan is van groot belang om de communicatieproblemen die zich kunnen voordoen te doorzien. Het is voor een verpleegkundige onmogelijk zich de manier van communiceren van kind en ouders geheel eigen te maken. Er kan echter wel worden getracht inzicht te krijgen in de motieven, waarden, overwegingen en uitgangspunten die de grondslag vormen voor de manier van doen met betrekking tot wonen, eten, geboorte, opvoeden en dood. Kind en ouder dienen echter steeds individueel te worden 'ingeschat'. Een goede bron van informatie is hierbij het gezin zelf. Er is niets op tegen, integendeel zelfs, als de hulpverlener expliciet vraagt naar de achtergrond van het kind. Het zal dikwijls zelfs als een teken van interesse, betrokkenheid, respect en gelijkwaardigheid worden opgevat. Als hulpverlener moet je er wel voor oppassen dat je niet je eigen 'achtergrondinformatie' gebruikt om te generaliseren. Laat zaken als: 'Ik heb ook een Surinaamse buurvrouw of kennis', geen rol spelen in het werk. Specifieke zaken kunnen in de anamnese en in het verpleegplan worden verwerkt. Hierbij zijn de volgende vragen van essentieel belang: - wat verwachten kind en ouder van de opname; - kunnen kind en ouder zich uiten in de Nederlandse taal (het 'goed' spreken van de taal is een andere zaak); - wordt kind en ouder voldoende ruimte gegeven om zelf informatie te geven ofte vragen? Wanneer er taalfouten worden gemaakt of verkeerde begrippen worden gehanteerd, dan is de houding van de hulpverlener van essentieel belang 22
tiënten bezwaar tegen zouden kunnen hebben. Ouders moeten worden ingelicht over de verschillende medicijnen die voor hun kind worden voorgeschreven en zij moeten alternatieven aangeboden krijgen. Indien er geen alternatieven zijn en het is een kwestie van leven of dood, dan moet dit duidelijk aan de ouders worden uitgelegd.
voor de manier waarop kind en ouder zich zullen opstellen. Verbeteren mag, maar uitlachen of grappig doen kan tot pijnlijke situaties leiden, die de communicatie kunnen belemmeren of zelfs onmogelijk maken. Antillianen hebben hiervoor een passende uitdrukking: 'In een gesloten mond komen geen vliegen'. Vrij vertaald betekent dit: 'Wie zwijgt, kan geen fouten maken'. Als Antilliaanse verpleegkundige herken ik in het ziekenhuis vaak wel de rituelen van patiënten uit andere culturen. De achtergronden van deze rituelen zijn mij niet altijd bekend en die hoef ik ook niet te weten om er op een juiste manier mee om te kunnen gaan. Ik heb gemerkt dat je door je open te stellen en respect te tonen voor de gewoonten van de patiënt, een bepaalde mate van tevredenheid en waardering bij de ander teweegbrengt. Zo vraag ik de ouders bij het opmaken van het bed van hun kind of ik een bepaald 'amulet' of een bepaalde prent mag aanraken en waar zij die willen hebben nadat het bed is opgemaakt. Voordat ik het bed afhaal, observeer ik eerst hoe de ouders het bed van het kind hebben 'ingericht' in verband met de amulet of de prent. De meeste problemen die ik tegenkwam in de praktijk van de begeleiding en hulpverlening aan patiënten uit andere culturen en in de discussie met collega's zijn terug te voeren op attitude en communicatie. Zo hebben hulpverleners niet of nauwelijks tijd om te verifiëren of de informatie goed is overgekomen bij kind en ouder en, omgekeerd, of zijzelf de ander goed hebben begrepen. De hulpverlener moet zich bewust zijn van een eventueel tekort aan kennis bij kind en ouder met betrekking tot de regels en voorzieningen in het
ziekenhuis. Een moeder kan zich bijvoorbeeld afvragen of ouderparticipatie verplicht is of dat zij zelf een keuze kan maken. Ook kan de vraag spelen of de (bezoek-)regels ook gelden voor de tante die voor een bepaald kind zo belangrijk is. De familie neemt in de Surinaamse en Antilliaanse gemeenschap een belangrijke plaats in, vooral wat betreft de behoefte aan steun. Bij de opname van een Antilliaans of Surinaams kind heb je vaak te maken met een alleenstaande moeder samen met een 'significant other', wat een zus, oma of vriendin kan zijn.
Drie stappen Er zijn verschillende manieren en methoden bekend om met patiënten uit andere culturen om te gaan. Hulpverleners kunnen een aantal problemen bij de hulpverlening aan buitenlandse kinderen voorkomen door: - kennis te vergaren met betrekking tot culturele aspecten van kind en ouder. Dit is van essentieel belang om hun normen, waarden en gedragscodes te kunnen begrijpen en zonodig te verklaren; - een onbevooroordeelde houding aan te nemen. Het is van belang dat de hulpverlener een geïnteresseerde, serieuze attitude heeft ten opzichte van kind en ouder, waarbij hij ook duidelijk pogingen zal moeten doen om hen te begrijpen; - aandacht te hebben voor de klachten van kind en ouder; - multidisciplinaire samenwerking en informatieuitwisseling met relevante welzijnsinstellingen/overkoepelende organen voor buitenlanders; - zich bewust te zijn van de eigen nor men en waarden en rekening te hou den met de normen en waarden van de ander. KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
THEMA
Wanneer ik zelf te maken krijg met een patiënt uit een andere cultuur, dan werk ik vaak met succes met een methode die het best kan worden aangeduid als Drie Stappen Methode. Stap l - Leer uw eigen (cultuurgebonden) waarden, normen en gedragscodes kennen. Welke regels en codes zijn van invloed op uw denken, handelen en communiceren? Stap 2 - Leer de (cultuurgebonden) waarden, normen en gedragscodes van de ander kennen. Scheid meningen over het gedrag van de ander van feiten. Onderzoek wat het 'vreemde'
gedrag van de ander betekent. Stap 3 - Bepaal hoe u in de gegeven situatie met de geconstateerde verschillen omgaat. Bepaal vervolgens waar uw grenzen liggen wat betreft aanpassing aan en acceptatie van de ander. Maak deze grenzen aan de ander duidelijk. Dit stappenplan met betrekking tot interculturele communicatie geeft samenvattend weer, welke weg ik zelf in de praktijk bewandel om binnen mijn eigen werksituatie met andere culturen (waaronder de Nederlandse) om te kunnen gaan.
Mevrouw drs. Janice J. Wallé is in het Academisch Ziekenhuis Groningen werkzaam als uitvoerend verpleegkundige op de afdeling kinderchirurgie. Voorts werkt zij in het AZG mee aan het project 'Standaardisering van verpleegproblemen en interventies' en houdt zij zich bezig met de onderwijscoördinatie.
D KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
23
THEMA
M. Onvlee-van Dijk
In september vorig jaar kwam Daniël, een hartpatiëntje uit Ethiopië, in het gezin van de familie Onvlee in Leiden. De heer en mevrouw Onvlee hadden zich bij de stichting 'Terre des Hommes' opgegeven als pleegouders voor een kind dat van Ethiopië naar Nederland zou komen voor een hartoperatie. Daniël bleef zeven weken en lag daarvan tien dagen in het ziekenhuis. In bijgaand artikel doet mevrouw Onvlee verslag van haar ervaringen.
Daniël
HARTPATIËNTJE UIT ETHIOPIË
24
Op 16 september 1993 konden wij Daniël ophalen op Schiphol. Hij kwam samen met nog vier andere kinderen en een Ethiopische begeleidster. Zelf hebben wij een dochter van tweeëneenhalf jaar. Daniël is een jongen van elf jaar en woont in Addis Abeba, de hoofdstad van Ethiopië. Daniël had een aangeboren hartafwijking, Atrium Septum Defect. Dit is echter pas ontdekt toen hij tien jaar was. Hij was toen snel vermoeid, kon niet meer meedoen met sporten en had last van hartkloppingen. De hartoperatie die hij nodig had, kon niet verricht worden in Ethiopië, zodoende werd hij door Terre des Hommes naar Nederland gehaald. Hij kwam uit een redelijk welvarend gezin en zat op een goede lagere school, waar hij Engelse les kreeg. Dit maakte het ons al een stuk gemakkelijker, want zijn moedertaal, het Amhaars, is erg moeilijk te leren. Om eenvoudige zaken uit te kunnen leggen, hadden we een communicatieboek gemaakt met daarin plaatjes van alledaagse dingen, maar dit hebben wij nauwelijks nodig gehad. Daniël begon vrij snel kleine dingetjes te zeggen en te vragen, ook het Nederlands pikte hij vrij snel op. Wij creëerden ons eigen taaltje van Engels, Nederlands en Amhaars door elkaar. De eerste twee dagen waren het moeilijkst en was Daniël verdrietig. Op die momenten voelden wij ons soms best machteloos, het enige dat wij konden doen was een arm over zijn schouder leggen.
Naar het ziekenhuis In de eerste week van zijn verblijf moesten wij naar de polikliniek van het ziekenhuis. Hier maakten wij kennis met de cardioloog. Daniël moest allerlei onderzoeken ondergaan zoals een echografie, ECG, thoraxfoto en bloed prikken. Daniël onderging dit alles heel rustig, hij had dit in het ziekenhuis van Addis Abeba ook al meegemaakt. Op maandag 27 september werd Daniël opgenomen op de hart/longverpleegafdeling, samen met nog een Ethiopisch meisje van negen jaar. Daniël werd onderzocht. Ik hielp hem onder de douche en waste hem met betadinejodium, zijn haren werden met prioderm behandeld. Volgens KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
THEMA een verpleegkundige zouden deze kinderen vrijwel altijd last hebben van wormen en haarluis. Daniël was echter helemaal schoon. Iedereen die bij de operatie betrokken was, kwam kennis maken en uitleggen wat er morgen, de operatiedag, zou gebeuren. De Ethiopische begeleidster vertaalde dit in het Amhaars. Tijdens de opnamedag kreeg hij veel, vaak dezelfde informatie, zodat het naar mijn idee teveel werd. Ik denk dat het voor deze kinderen niet nodig is om alles tot in de puntjes uit te leggen, hoe goed bedoeld ook. Daniël was in Ethiopië al voorgelicht en hij had bij ons thuis een film gezien. Op deze film was te zien hoe een Ethiopische jongen werd geopereerd in Nederland. De film was gemaakt door een medewerkster van Terre des Hommes. De film sprak hem erg aan. Hij was dus goed voorbereid en zag er niet tegen op.
Operatie De volgende dag werd Daniël nuchter gehouden en kreeg hij zijn pre-medicatie. Na het toedienen van de premedicatie kon je met woorden weinig ondersteuning bieden, maar was aanwezigheid de belangrijkste factor. Even later werd hij naar de operatiekamer gebracht. Ik mocht met hem mee tot en met de inleiding van de narcose. Dit heb ik als erg prettig ervaren. Het feit dat ik overal bij mocht zijn, heeft er mede toe bijgedragen dat wij een goede vertrouwensrelatie konden opbouwen. De operatie duurde drie uur. Ongeveer een halfuur na de operatie was ik weer bij hem op de intensive-care. De operatie was goed geslaagd. Daniël was wakker en probeerde overal aan te trekken, hij gaf ook pijn aan. Op de I.C. was één verpleegkundige die de zorg voor hem had. Hij vertelde over het verloop van de operatie en ik kon ook met vragen bij hem terecht. Om 19.00 en 22.00 uur ben ik weer op bezoek geweest. Daniël was nog steeds onrustig. Zodra, hij me zag, steeg gelijk zijn bloeddruk op de monitor. Tijdens of vlak na de operatie heeft Daniël een ingeklapte long gehad, waardoor hij thoraxdrains moest hebben, een nogal pijnlijke en vervelende complicatie. De volgende dag mocht hij naar zaal. Hij gaf nog een zieke indruk en ik was bang dat dit veel te druk voor hem zou zijn, maar dit was de normale procedure, zo werd mij verteld. KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
De eerste paar dagen heeft hij wel veel pijn gehad en lichte koorts, hierdoor sliep hij slecht. Wij hadden het idee dat de pijnmedicatie niet geheel toereikend was. Je kon aan hem zien dat hij veel pijn had, maar als wij er niet waren liet hij aan de verpleging niet veel merken. Nog een dag later werden 's avonds de drains verwijderd. Daarna knapte hij zienderogen op. Hij begon weer te lachen en te praten en liep over de gang. Verder heeft hij weinig klachten gehad.
Op de afdeling
Wij hadden van karton een klok gemaakt en die boven zijn bed gehangen. Zo kon Daniël, maar ook het verplegend personeel, zien hoe laat wij weer op bezoek zouden komen. Ik ging elke ochtend met mijn dochtertje en 's avonds ging mijn man of ik op bezoek. Het was wel een intensieve periode, maar wij zagen dat het hem goed deed als wij kwamen, ook al werd er niet veel gezegd. Hij keek veel televisie, luisterde muziek via een walkman of kletste wat met zijn buurmeisje. Zij hadden wel steun aan elkaar. Spelletjes doen of boekjes lezen zijn zij van huis uit niet gewend. Het was dus moeilijk om Daniël te motiveren iets actiever te worden. Er was op deze afdeling geen spelleidster aanwezig. Het eten in het ziekenhuis ging redelijk. Daniël komt uit een orthodoxe christelijke familie, wat onder andere inhoudt dat zij geen varkensvlees eten. In Ethiopië kennen zij wel een aantal dezelfde groenten zoals wortelen en sperziebonen en ook aardappelen, alleen worden die op een andere manier bereid. Ook wilde hij altijd water bij het eten. In Ethiopië zijn ze gewend om te eten wanneer je trek hebt, daarom moest Daniël erg wennen aan onze vaste etenstijden. Als hij in het ziekenhuis geen trek had, dan mocht hij een uur later eten. De maaltijd ging dan even in de magnetron. Hij was ook gewend om met zijn rechter hand te eten. Met de linker hand eten is in zijn land een belediging, want hiermee maak je je billen schoon. Hier probeerde hij echter netjes met mes en vork te eten. Er was veel bespreekbaar met de verpleegkundigen. Zij accepteerden ons ook in de rol van pleegouder. Ik mocht Daniël komen wassen wanneer ik wilde, ik mocht drinken pakken, enzomeer.
Naar huis Na een verblijf van tien dagen in het ziekenhuis mocht Daniël, na controle door een arts, weer mee naar huis. Hij was erg blij dat hij het achter de rug had. Hij knapte elke dag meer op. Thuis ontdekten wij, dat er twee hechtingen waren blijven zitten. Deze heeft onze huisarts verwijderd. Daniël raakte hier nu echt thuis, hij kletste de oren van mijn hoofd en werd zelfs ondeugend. Ook naar mijn man toe werd hij steeds spontaner. Kinderen in Ethiopië hebben voor mannen toch meer ontzag dan voor vrouwen. Hij genoot van alles wat wij deden. Drie weken na ontslag uit het ziekenhuis moest hij voor na-controle komen. Dit was even spannend voor hem, want het hing hier vanaf of hij naar huis mocht. Er werd bloed geprikt en er werden een ECG en een thoraxfoto gemaakt. Er hoefde geen echo gemaakt te worden. Dit was voor hem een bevestiging dat alles goed was. En inderdaad, Daniël mocht, wat de cardioloog betrof, de volgende dag naar Addis Abeba. Eerst echter moest Terre des Hommes worden ingelicht, dan kon de reis worden geboekt. In de tussentijd hebben wij hem nog het een en ander van Nederland laten zien. Anderhalve week later brachten wij Daniël naar Schiphol. Hij was erg blij dat hij weer gezond en wel naar huis ging. Hij wilde zo graag alles vertellen aan zijn familie en vrienden. Wij hebben rustig afscheid van hem genomen en beloofd dat wij schriftelijk contact zouden houden. In totaal is Daniël zeven weken bij ons in huis geweest, waarvan tien dagen in het ziekenhuis. Wij hebben regelmatig post gestuurd aan zijn ouders om hen op de hoogte te houden. Zij wisten van de operatiedatum, wat zullen zij in spanning hebben gezeten. Zelf wilde hij niets schrijven, maar hij vond het goed als wij over hem schreven. Naar mijn idee heeft hij het goed naar zijn zin gehad, zowel bij ons in huis als in het ziekenhuis. Hij paste zich makkelijk aan. Voor ons dochtertje was het niet altijd even makkelijk, ineens zo'n grote broer in huis die aan haar spullen zat; en hoelang hij zou blijven, kon zij niet inschatten. Maar Daniël was erg lief voor haar. Het was een enerverende, maar dankbare periode. 25
THEMA Pijn is altijd meer dan een lichamelijke reactie: sociale, psychologische en culturele factoren beïnvloeden de beleving van pijn en mensen reageren daardoor verschillend op een pijnprikkel. Kinderen kunnen anders reageren dan volwassenen. Voor hen zijn oorzaak en gevolg nog niet zo duidelijk verbonden en bovendien kan het voor hen moeilijk zijn om over pijn te praten, vooral als zij daartoe de woorden nog niet kennen.
M. de Kuiper M.N.
Cultuur
niet gedraagt zoals verwacht werd. Stereotypering en generalisering zijn niet wenselijk. Alle mensen zijn verschillend en reageren verschillend op situaties. Het is belangrijk niet alleen de verschillen te benoemen, maar juist ook de overeenkomsten tussen de verschillende culturen. In dit artikel wordt dan ook het onderwerp 'pijn bij kinderen' toegelicht vanuit de overeenkomsten tussen de verschillende culturen en niet zozeer vanuit de verschillen.
Bij de zorgverlening aan buitenlandse patiënten worden vaak juist die aspecten besproken, die vanuit de eigen cultuur als 'vreemd' worden ervaren. Het betreft gedrag dat anders is dan dat van de gemiddelde Nederlandse patiënt (Pasquay 1987). Dit 'vreemde' gedrag roept gevoelens van ongemak en desoriëntatie op, ook wel bekend als culturele shock. Dit kan verschillende vormen aannemen: - de buitenlandse patiënt is 'interes sant' of 'fascinerend' en hij wordt overbeschermd, of - de negatieve gevoelens en angst die door dat gedrag worden opgeroepen, veroorzaken ontkenning en afwijzing, met als gevolg dat de vreemde ling wordt gediscrimineerd. In beide gevallen wordt de patiënt niet benaderd als een uniek individu met specifieke behoeften. Dit verschijnsel wordt 'etnocentrisme' genoemd: dat wat verschilt van de eigen cultuur is vreemd en wordt als een, soms interessant, probleem beschouwd. Etnocentrisme geeft aanleiding tot stereotypering en generalisering. Daardoor wordt bij het opstellen van richtlijnen voor medisch en verpleegkundig handelen gebruik gemaakt van meer algemene kennis en ervaring: er ontstaat een soort 'kookboek' voor het omgaan met elke aparte groep buitenlanders. Een voorbeeld hiervan is het wijd verbreide idee, dat 'buitenlanders altijd veel kabaal maken als zij pijn hebben' en er ontstaat verwarring als het individu zich
Kinderen kunnen er voor kiezen hun pijn niet openbaar te maken, bijvoorbeeld als zij zich onveilig voelen. 26
Kinderen, pijn en
Veelal wordt aangenomen dat pijn, en de reactie op pijn, algemeen zijn, dus 'cultuur-vrij'. In het algemeen kan worden gesteld, dat mensen instinctief reageren op een pijnprikkel door het terugtrekken van het aangedane lichaamsdeel, zoals de hand terugtrekken van een hete kachel, of door de pijnlijke plek te bedekken met de hand. Dit is een onvrijwillige, universele reactie op pijn. Daarnaast vertonen mensen ook een vrijwillige reactie op pijn zoals: - het verwijderen van de oorzaak van de pijn (bijvoorbeeld een splinter), of - iets doen om de pijn te verlichten (warmte, koude, wrijven, blazen), of - hulp zoeken (naar moeder rennen voor een kusje). Een vrijwillige reactie op pijn wordt beïnvloed door sociale en culturele factoren. Het gedrag dat iemand vertoont als reactie op de pijnprikkel, wordt het pijngedrag genoemd. Het onderscheid tussen de onvrijwillige en de vrijwillige reactie op een pijnprikkel wordt ook wel benoemd met de begrippen: 'privé-pijn' en 'openbare pijn'. Sociale en culturele factoren spelen een rol bij de beslissing of en op welke manier aan de pijn uiting wordt gegeven (Heiman 1984). Om te weten te kunnen komen of iemand pijn heeft, is men afhankelijk van de bereidheid van die persoon om
dat te laten weten. Dit kan zowel verbaal als non-verbaal gebeuren. Verbaal laten merken datje pijn hebt kan door dit gewoon te zeggen, te kreunen, te huilen, te zuchten. Het non-verbaal uiten van pijn kan gebeuren door heel stil liggen, gesloten ogen of het aangedane lichaamsdeel beschermen. Als iemand bereid is te laten weten dat hij pijn heeft, dan wordt de persoonlijke pijnbeleving een openbare gebeurtenis. Kinderen kunnen ervoor kiezen hun pijn niet kenbaar te maken als zij zich onveilig voelen, als zij bang zijn voor de gevolgen van het klagen (een injectie!), als het tonen van pijn in een bepaalde omgeving niet geaccepteerd is (grote jongens klagen niet). Vaak zijn kinderen ook niet geneigd hun pijn te tonen als de pijn 'eigen schuld' is. In sommige culturen is het de gewoonte dat jonge mannen (14-18 jaar) zichzelf pijn doen en de pijn niet tonen om te laten zien dat zij 'echte mannen' zijn. Weinig of geen pijngedrag komt ook voor als het kind het idee heeft dat het niet zal worden begrepen. Het omgekeerde kan zich ook voordoen: het kind maakt veel misbaar om een klein beetje pijn omdat het het gevoel heeft, dat het anders niet wordt begrepen of niet serieus wordt genomen: een begrijpelijke reactie als je ergens terecht bent gekomen waar niemand je verstaat. De afwezigheid van pijngedrag betekent dus niet, dat er geen pijn is en het omgekeerde is ook waar: pijngedrag betekent niet altijd dat er pijn, of veel pijn, is.
Sociale en culturele factoren
Pijn die openbaar wordt gemaakt, wordt tot een sociale gebeurtenis: er is een relatie, al is die nog zo kortstondig, tussen degene die pijn lijdt en de persoon die deze boodschap ontvangt.
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
THEMA
cultuur De beslissing of iemand pijn zal uiten, wordt onder andere beïnvloed door de beleving van de pijn als een 'normale' of een 'abnormale' pijn. Voorbeelden van normale pijn in de Nederlandse cultuur zijn pijn bij de bevalling en menstruatiepijn. Er zal niet vaak over worden geklaagd tegen derden. Wat 'normaal' en 'abnormaal' is, wordt sterk bepaald binnen de culturele context en iemand maakt zich dat onderscheid al vroeg in het leven eigen, het is een essentieel deel van de opvoeding (Heiman 1984). Pijn maakt in elke cultuur ook deel uit van de opvoeding: straf in de vorm van pijn (slaan) wordt in veel culturen gezien als een effectieve maatregel. Pijn is ook leerzaam: zo leert het kind verantwoorde risico's te nemen (vallen, stoten, hitte en kou). Pijn is eigenlijk een speciaal soort lijden, het wordt gezien in de context van 'pech hebben' of 'ongeluk' en kan dezelfde soort vragen oproepen als andere soorten pech: 'Waarom ik', 'Waar heb ik dat aan verdiend?' Naarmate
het concept van gezondheid en ziekte minder gebaseerd is op het medischwetenschappelijke idee en meer op het magisch-religieuze wereldbeeld, zal de pijn ook meer gezien worden in termen van 'straf' en 'boetedoening' en degene die de pijn ervaart zal minder geneigd zijn op zoek te gaan naar medische of verpleegkundige hulp voor het bestrijden van de pijn. Elke cultuur of culturele groep heeft zijn eigen 'taal van de ellende'; binnen die groep is het voor iedereen duidelijk hoe pijn wordt geuit. Omdat dit gedrag gestandaardiseerd is, kan het ook worden geïmiteerd door ieder lid van die cultuur die behoefte heeft aan sympathie of aandacht. Het kan ook onderliggende problemen zoals angst, stress of depressie maskeren. In som-
Wat 'normaal' en 'abnormaal' is, wordt sterk bepaald binnen de culturele context. mige culturen, vooral in Azië, waar men niet wordt geacht emotionele problemen te uiten, kan pijngedrag ook de enige manier zijn om hulp te vragen. In Nederland wordt dat bij kinderen heel gewoon gevonden: buikpijn en in mindere mate hoofdpijn zijn geaccepteerd hulpzoekend gedrag. Ook de manier waarop op de pijn
wordt gereageerd, is sterk cultureel bepaald. In sommige culturen zal men een sterk emotionele reactie op pijn verwachten, in andere juist een veel meer klinische en afstandelijke. Het is dan ook sterk afhankelijk van de culturele achtergrond van de hulpverlener of en hoe de pijn wordt behandeld. Maximale aandacht en sympathie zullen worden verkregen als het pijngedrag overeenkomt met dat wat wordt verwacht van iemand die pijn heeft: hard huilen of juist heel stilletjes in een hoekje zitten. Als het 'past', levert het het meeste op. Het toegestane, gepaste pijngedrag wordt al vroeg in het leven van ieder mens aangeleerd. Een hulpverlener die wordt geconfronteerd met pijn, zal zich daarom bewust moeten zijn van het pijngedrag dat hij ziet als 'passend', van de manier waarop hij werd opgevoed en van de soorten pijn die als 'normaal' en 'abnormaal' worden gezien en de behandeling die daarvoor nodig wordt geacht. Een goed voorbeeld hiervan is te vinden in de Nederlandse cultuur waar ieder kind wordt geleerd dat een kusje heel goed helpt bij pijn. Een hulpverlener die een injectie wil geven tegen de pijn van het kind, doet in de ogen van het kind iets wat alleen maar meer pijn veroorzaakt. Niet ieder kind met buikpijn heeft een emotioneel probleem, niet ieder buitenlands kind dat erg schreeuwt stelt zich aan, niet iedere hulpverlener is in staat zich voldoende in te leven in de pijnbeleving van een ander. Het systematisch meten en registreren van pijn (Abu-Saad, 1989), een open houding, een luisterend oor en het zich bewust zijn van de eigen culturele achtergrond en opvoeding zijn de eerste voorwaarden voor een goede benadering van een kind dat pijn heeft. D Literatuur Abu-Saad, H. - Het beoordelen van pijn. Kind en Ziekenhuis, Vol 12, 1989, nr. 3,79-81. Heiman, C. - Culture, Health and Illness. Worcester, Billing &Sonsltd., 1984. Pasquay, E. - Transculturele verpleegkunde. Lochem, De Tijdstroom, TvZ, vol 13, 1987, nr. 12,383-388.
Mevrouw M. de Kuiper M.N. is verplegingswetenschapper en als cursusleidster Opleiding Aantekening Kinderverpleging verbonden aan het ziekenhuis De Weezenlanden te Zwolle. KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
27
THEMA
Wang An Oe
Onbenutte mogelijkheden VOORLICHTING AAN ALLOCHTONE KINDEREN EN HUN OUDERS
Het is bedtijd in het Utrechtse Ziekenhuis Overvecht. In het donker klinkt een benauwde kinderstem: 'Papa en mama moeten komen. Ik heb zo'n buikpijn en ik vind het hier eng'. Vanuit een ander bed volgt een geruststellend verhaal van een patientje dat al langer op de kinderafdeling verblijft. Zo begint een voorlichtingsfilm voor Turkse patiëntjes en hun ouders. Via hoofdpersoon Ciler - en Mohammed in de Marokkaanse versie - raken de kijkers vertrouwd met de gang van zaken bij een ziekenhuisopname. Beide hoofdrolspelers zijn inmiddels misschien al bezig met hun eindexamen op de middelbare school. Dat neemt niet weg, dat de boodschap van deze film uit 1984 allesbehalve achterhaald is: goede informatie kan onnodige ongerustheid helpen voorkomen. De in 1985 bekroonde film 'Kinderen in het ziekenhuis' is nog steeds verkrijgbaar.(l) Het is een van de voorlichtingsmiddelen die op initiatief van het Bureau Voorlichting Gezondheidszorg Buitenlanders (BVGB) zijn ontwikkeld. Vooral onder de eerste generatie Marokkanen komt naar verhouding nog veel analfabetisme voor; audiovisueel materiaal is voor deze groep bij uitstek geschikt. In opdracht van het BVGB zijn ook tal van cassettebandjes met hoorspelen over gezondheidsonderwerpen geprodu28
ceerd. Voor het lezende publiek zijn brochures en boekjes in het Turks en Arabisch beschikbaar. Het is alleen de vraag of dit materiaal in de ziekenhuizen uiteindelijk zijn bestemming vindt.
Infrastructuur
Toen de afname van de brochures 'Fatma gaat naar het ziekenhuis' en 'Amandelen knippen' na een hoopvolle start stagneerde, liet het BVGB onderzoeken wat er was misgegaan. (2) Het onderzoek vond weliswaar in 1988 plaats, maar volgens het BVGB zijn de gegevens zeker niet achterhaald. Een belangrijke uitkomst was, dat patiëntenvoorlichting in de ziekenhuiswereld geen prioriteit had. Van een effectieve verspreiding van de brochures was in de meeste ziekenhuizen geen sprake. Ook als de
'infrastructuur' binnen het ziekenhuis geen obstakel was, was op het gebruik van de boekjes het nodige aan te merken. Wat heeft het voor zin om iemand een brochure te overhandigen zonder er verder een woord aan te wijden? In het boekje 'Voorlichting aan migranten' (3) waarschuwen de auteurs voor zo'n aanpak: 'In de voorlichting aan migranten worden hulpmiddelen alleen gebruikt ter ondersteuning en verbetering van de communicatie tussen de voorlichter en de migrant. Nooit kunnen hulpmiddelen de plaats innemen van de voorlichter'. Uit de reacties op de boekjes 'Fatma gaat naar het ziekenhuis' en 'Amandelen knippen' bleek verder, dat in een aantal ziekenhuizen een voorkeur bestaat voor zelf ontwikkeld materiaal. Woordvoerders van ziekenhuizen verwezen naar eigen materiaal, waaronder foto's, Marokkaanse of Turkse opnameboekjes of stencils met vertalingen van Nederlands voorlichtingsmateriaal. Soms waren alleen Nederlandstalige opnamebrochures voorradig. Zeker als die uitsluitend tekst bevatten, rijst de vraag in hoeverre de boodschap bij allochtone patiëntjes en hun ouders overkomt.
Bruikbaarheid
De schrijvers van 'Voorlichting aan migranten' halen een onderzoek aan, waarbij voorlichters van regionale
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
THEMA centra voor buitenlanders waren betrokken. Sommigen zeiden, dat van elk gezin altijd wel iemand kan lezen. Anderen hadden de indruk dat analfabeten, die meestal ouder zijn, niet de neiging hebben zich door jongeren te laten voorlezen. Het nut van schriftelijke voorlichting aan migranten met een laag opleidingsniveau is dus op zijn zachtst gezegd omstreden. Het is echter niet alleen de minder sterke leestraditie die vragen oproept over de effectiviteit van de aangeboden voorlichting. De ervaring van het BVGB leert, dat ook afbeeldingen soms vatbaar zijn voor meer interpretaties dan de ontwerper ervan zelf zou vermoeden. Zo bleek tijdens het samenstellen van een brochure over geboorteregeling, dat een tekening over 'pechmiddelen', zoals de morning-afterpil, bij een proefpanel van Turkse en Marokkaanse vrouwen uiteenlopende reacties opleverde. Vanaf het plaatje keek een vrouw na afloop van het vrijen verschrikt de lezers aan. Haar partner lag nietsvermoedend naast haar in bed. Het onderschrift luidde: 'Er is iets misgegaan'. Een greep uit de reacties op dit beeld: 'Zij is bang, het is de eerste keer' en 'Misschien heeft hij haar geslagen'. De enige manier om dit soort misverstanden uit te sluiten, is uitproberen. In de publikatie 'Beter ten halve gekeerd...' breken het BVGB en het Nederlands Centrum Buitenlanders dan ook een lans voor 'pretesten'.(4) Beide instellingen ontdekten, dat voorlichters minder vaak gebruik maken van deze mogelijkheid als het materiaal voor migranten betreft. Terwijl het dan juist extra nodig is, aldus is te lezen in 'Beter ten halve gekeerd...'. De voorlichter is immers doorgaans zelf geen migrant. Het boekje geeft een overzicht van de mogelijkheden en ontkracht vooroordelen, zoals de gedachte dat pretesten onbetaalbaar zou zijn.
Gelegenheidstolken
Bij het onderzoek uit 1988 zeiden ziekenhuismedewerkers ook, dat de uitgaven 'Fatma gaat naar het ziekenhuis' en 'Amandelen knippen' geen oplossing bieden voor de problemen die zij zelf ervaren. Zij noemden taalproblemen als een van de belangrijkste obstakels in het contact met Marokkaanse en Turkse ouders en kinderen. In hun ogen ging het met de communicatie wel de goede kant op. Zo meenden de geïnterviewde hulpKIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
verleners, dat steeds beter gebruik wordt gemaakt van de diensten van professionele tolken. De onderzoekster zelf liet zich minder optimistisch uit omdat het inschakelen van beroepstolken beperkt bleef tot 'situaties waarin een goed wederzijds begrip uit medisch oogpunt van groot belang is'. Zij concludeerde, dat patiënten onvoldoende kunnen rekenen op een goede psychosociale begeleiding. Ook de Landelijke Vereniging voor Thuiszorg en het BVGB waren niet gerust op de vertaalpraktijk in de ziekenhuizen. In een gezamenlijke publikatie uit 1992 meldden zij, dat ziekenhuismedewerkers een beroep blijven doen op gelegenheidstolken, zoals broers en zussen van patiëntjes. 'De hulpverlener dient dit evenwel absoluut te vermijden,' zo stelden beide organisaties, 'omdat een kind Het Bureau Voorlichting Gezond-
slechts zeer beperkt kan tolken en niet mag worden belast met onderwerpen die in een gesprek tussen ouders, kind en hulpverlener aan de orde kunnen komen'.(5)
Vermoeidheid
Tot slot: wat zijn samengevat de aanknopingspunten voor de praktijk op de kinderafdelingen? In de meeste ziekenhuizen zijn tegenwoordig voorzieningen getroffen om de taalbarrière met migranten te overwinnen, zoals de 'handsfree' telefoontoestellen met een luidsprekende stand. Waarom niet intensiever gebruik gemaakt van deze mogelijkheid om de hulp van een medewerker van de tolken telefoon in te roepen? Het boek 'Voorlichting aan migranten' is goed bruikbaar als een 'werkwijzer'. Naast een overzichtelijke be-
Vervolg op pagina 36 * Marokkaanse en Turkse kinderen
Voorlichtingsmateriaal heidszorg Buitenlanders (BVGB) heeft een reeks van voorlichtingsmiddelen voorhanden, die bij het bureau kunnen worden besteld, dan wel bij de bibliotheek van het BVGB kunnen worden geleend.
Bestellen De volgende uitgaven kunnen bij het BVGB worden besteld. * Videoband 'Kinderen in het ziekenhuis', 1983. Duur: 20 minuten. Turkse versie bestelnummer 535511, Marokkaanse versie bestelnummer 535512, f 28.50. Handleiding bestel nummer 535510, f 1.50 exclusief portokosten. * Fatma gaat naar het ziekenhuis. Een kleurboekje waarin de gang van zaken rondom de opname in een ziekenhuis is getekend, 52 bladzijden. Turks versie bestelnummer 531310, Marokkaanse versie bestelnummer 532310, f 3.00 exclusief portokosten. * Amandelen knippen. Een foto boekje waarin de gang van zaken rondom amandelen knippen wordt uitgelegd, 26 bladzijden. Turkse versie bestelnummer 535321, Marokkaanse versie bestelnummer 535322, f 1.50 exclusief portokosten.
en de Nederlandse gezondheidszorg; 0-4 jaar, 1992. Een brochure voor hulpverleners, waarin de groei en ontwikkeling, zorg en preventie, op voeding en voorlichting en andere zaken aan de orde komen, 76 blad zijden. Bestelnummer 030301, f 4.00 exclusief portokosten. * Beter ten halve gekeerd..., pretesten van voorlichtingsmateriaal voor migranten, 1992, 77 bladzijden. Bestelnummer 010700, f 15.00, exclusief portokosten.
Bibliotheek Bij de bibliotheek van het BVGB kunnen de volgende publikaties worden geleend. * Vleeshouwers, Edith - Patiënten voorlichting aan migranten. BVGB, 1988. * Roseboom, Hans en René Stegerhoek - Voorlichting aan migranten. Culemborg, Lemma, 1989. * Baxter, Carol - Culture shock. Nursing Times, 1988, nr. 2. In ver taling verschenen in Verpleegkundig Perspectief, 1988, nr. 5. Voor bestellingen en nadere informatie: BVGB, Postbus 8, 3500 CB Utrecht, telefoon 030-964260.
29
KWALITEIT
Buitenlandse kinderen Vragen uit de checklist GOED BEST BETER met betrekking tot de opname in het ziekenhuis van buitenlandse kinderen. Wordt er tot op zekere hoogte ingespeeld op de traditie van bepaalde buitenlandse bevolkingsgroepen betreffende bezoek aan zieke kinderen? Vraagt de verantwoordelijke verpleegkundige tijdens het anamnesegesprek naar de samenstelling van het gezin en wie als direct betrokkenen worden gezien? ZO JA: Wordt indien ouders van buitenlandse afkomst zijn, in het bijzonder gevraagd naar gezins-, familie- en andere relaties die van belang kunnen zijn voor opvang en ondersteuning van het gezin? Vraagt de verantwoordelijke verpleegkundige tijdens het anamnesegesprek naar speciale gewoonten en culturele of religieuze waarden en gebruiken die voor de ouders en het kind van belang zijn? ZO JA: Geldt dit in het bijzonder voor speciale gewoonten, waarden en gebruiken op het gebied van: * eten en drinken? * wassen? * toiletgebruik? * lichaamsversiering, haarverzorging en huidverzorging? * het dragen van (religieuze) ornamenten? * gebed/godsdienstige rituelen? * omgang met personen van de andere sekse? * spel en televisie kijken? * privacy? * medicijngebruik? * bloedafname en -transfusie? * lichamelijk onderzoek? Vraagt de verantwoordelijke verpleegkundige aan ouders van kinderen met een nietNederlandse voor- en/of achternaam de spelling van de naam te controleren en de uitspraak van de naam indien nodig te corrigeren? Wordt te allen tijde vermeden het patiëntje zelf of een ander kind als tolkte laten functioneren bij de communicatie met ouders, die moeite hebben met het spreken of verstaan van de Nederlandse taal? Kan er op de kinderafdeling gebruik worden gemaakt van de 'tolkentelefoon'? ZO JA: Worden de ouders, die moeite hebben met het spreken en/of verstaan van de Nederlandse taal in principe altijd gewezen op de mogelijkheid gebruikte maken van de 'tolkentelefoon'? Is op de kinderafdeling bekend hoe in voorkomende gevallen informatie kan worden ingewonnen omtrent diverse gewoonten en rituelen rondom het overlijden van een kind van buitenlandse ouders? Is het schriftelijke informatiemateriaal voor ouders ook beschikbaar in de voor de regio relevante talen? ZO JA: Bevat dit informatiemateriaal ook informatie die speciaal bestemd is voor ouders die onbekend zijn met de Nederlandse ziekenhuiscultuur? Is er in het ziekenhuis audiovisueel informatiemateriaal voor ouders beschikbaar in de voor de regio relevante talen? Is er op de kinderafdeling spelmateriaal beschikbaar dat speciaal geschikt is voor kinderen uit andere culturen? Is het beleid van het ziekenhuis erop gericht dat artsen, verpleegkundigen en andere hulpverleners die met O- tot 19- jarigen te maken hebben, regelmatig worden bij- of nageschoold? ZO JA: Omvat deze bij- of nascholing ook het omgaan met culturele of religieuze normen en waarden die afwijken van de persoonlijke normen en waarden van de hulpverlener? KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
30
BRIEVEN/BERICHTEN
Brieven van lezers Arts kan rechtstreeks verwijzen naar een audiologisch centrum 'Graag wil ik een correctie aanbrengen op het artikel over gehoorscreening, van de hand van huisarts Appelman, in het themanummer 'Oren en horen. Trommelvliesbuisjes'. (Kind en Ziekenhuis, 1993, nr. 4) De heer Appelman stelt dat tijdens een verwijzingsonderzoek meestal al duidelijk wordt of er sprake kan zijn van een doof of ernstig slechthorend kind en dat het kind in dat geval wordt verwezen naar de huisarts, die direct dient door te verwijzen naar de keel-, neus- en oorarts; de KNO-arts verwijst vervolgens door naar een audiologisch centrum. Maar het moet de heer Appelman toch bekend zijn dat huisartsen sinds enkele jaren rechtstreeks naar een audiologisch centrum kunnen verwijzen. Deze regeling is ingevoerd om het verwijstraject, juist in die duidelijke gevallen, te bekorten. Bovendien wordt, naar onze ervaring, op deze
Symposium Sophia:
Zorg om het zorgenkind
Ter gelegenheid van de opening van het nieuwe Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam organiseert de Kinderchirurgische Groep van het ziekenhuis, in samenwerking met de Vereniging Samenwerkende Ouders en Patiënten Belangen (VSOP), een ééndags symposium over het onderwerp 'Zorg om het zorgenkind'. Het zal worden gehouden op 18 juni 1994 in de Medische Faculteit en het Sophia Kinderziekenhuis te Rotterdam. In vier sessies zal aandacht worden besteed aan de zorg binnen en vooral buiten het ziekenhuis rondom het kind met spina bifida, klompvoeten, afwijkingen van de urinewegen, ernstige afwijkingen van de bovenste KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
wijze dove kinderen onnodige ingrepen bespaard, zoals het verwijderen van de amandelen en het plaatsen van trommelvliesbuisjes. De heer Appelman wijst wel op het onderzoek *) dat in opdracht van de FODOK is uitgevoerd naar de diagnostiekfase, waarin werd aangetoond dat die veelal onnodig lang duurt. In plaats van de lezer te informeren over het bekorte traject, zegt de heer Appelman dat een assertieve houding van de ouders het proces kan versnellen. Hij onthoudt de lezer daarmee relevante informatie die werkelijk zou kunnen bijdragen aan een snellere diagnose. Zijn impliciete boodschap dat de kwaliteit van de hulpverlening afhankelijk is van de assertiviteit van ouders roept vele vragen op, maar wordt mede bevestigd door het feit dat wij gedwongen zijn middels deze brief te wijzen op het verkorte verwijstraject. Overigens willen wij van de gelegenheid gebruik maken om te wijzen op het nog voorkomende misverstand, dat met diagnostiek t.a.v. doofheid gewacht moet worden tot de 9e levensmaand, wanneer de Ewingtest afgenomen kan worden. Bij het ver-
luchtwegen of het gelaat, een stoma van het maagdarmkanaal of een hartafwijking. Ook zullen pijnbestrijding en pijnpreventie worden behandeld. Voor meer informatie: Sophia Kinderziekenhuis, mevrouw J.M. Illsley-de Jonge, telefoon 0104636567.
Hulpverlening bij kindermishandeling Het laatst verschenen nummer (jaargang 7/4) van het VKMagazine, tijdschrift over kindermishandeling, bevat drie artikelen over de preventie en hulpverlening bij kindermishandeling. De titels van deze bijdragen luiden: 'Preventie van kindermishandeling in een buurt- en dorpsgerichte aanpak', 'De oudercursus; opvoedingsondersteunend en preventief', en 'Seksueel misbruik van jongens; onderzoek en hulpverlening'. Voor meer informatie: Vereniging
moeden van doofheid dienen ook jongere baby's altijd zo snel mogelijk naar een audiologisch centrum verwezen te worden, waar voor hen adequate diagnostische methoden voorhanden zijn.' R.B. Bruning-de Bruyn, voorzitter Nederlandse Federatie van Organisaties van Ouders van Dove Kinderen (FODOK). *) Een samenvatting van de onderzoeksresultaten is a f 3.50, exclusief porto, te bestellen bij: FODOK, Koningslaan 101, 3583 GS Utrecht.
Rectificatie
In het nummer van 'Kind en Ziekenhuis' van december 1993 was de tekst opgenomen van de brief die de heer E. Swanenberg te Bladel stuurde aan de directie van het St. Annaziekenhuis te Geldrop. Hij uitte daarin zijn ongenoegen over de wijze waarop zijn beide kinderen waren geholpen aan de amandelen. In de redactionele inleiding bij deze tekst was per abuis als plaats van vestiging van het ziekenhuis Venlo vermeld, in plaats van Geldrop.
tegen Kindermishandeling, telefoon 070-3507011.
Turkse brochures en informatiedag BOSK Bij de Vereniging van motorisch gehandicapten en hun ouders BOSK zijn twee brochures in het Turks verschenen: de een over spasticiteit, de ander over spina bifida. De uitgaven tellen dertig respectievelijk tweeëntwintig pagina's en zijn voorzien van tal van illustraties. De werkgroep Schisis van de BOSK houdt op zaterdag 9 april in Nijkerk (Gld.) een landelijke informatie- en ontmoetingsdag. Op het programma staat een reeks lezingen; daarnaast kunnen de deelnemers van gedachten wisselen in discussiegroepen en 'workshops'. Voor meer informatie: BOSK, telefoon 070-3500554.
31
WERKGROEPEN
ALKMAAR Mw. T. Jong, Waarddijk 4, 1704 PW Heerhugowaard, tel. 02262-1534.
DOKKUM Mw. A. van den Berg, Rondweg Noord 17, 9101 AD Dokkum, tel. 05190-3814.
AMERSFOORT MW. A. Landman, Van Hardenbroeklaan 21, 3832 CK Leusden, tel. 033-941433.
DORDRECHT Mw. E. Hekking, de Jagerweg 144, 3328 HG Dordrecht, tel. 078-177712.
AMSTERDAM Mw. M. van Loon-van Bovene, Werengouw 23, 1024 NL Amsterdam, tel. 020-6363712.
EINDHOVEN Mw. Mies Frima, Koekoeklaan 14, 5613 AJ Eindhoven, tel. 040-450147.
ARNHEM Mw. L. Schaap, Roemer Visscherstraat 42, 6824 MZ Arnhem, tel. 085-641114.
EMMEN Mw. H.C. Stenger-Ekens, Ronerbrink 13, 7812LTEmmen, tel. 05910-41347.
ASSEN Mw. I.C. Kiestra-Ritsema, Eemland 16, 9405 KE Assen, tel. 05920-52514.
ENSCHEDE Mw. M. van Dijken, Menuetstraat 13, 7543 GD Enschede, tel. 053-614701.
BERGEN OP ZOOM en ROOSENDAAL Mw. T.B.M, van Opstal, Canadalaan 6, 4631 NV Hoogerheide, tel. 01646-12168.
GOUDA Mw. A.van Bergen, Merel 52, 2411 KP Bodegraven, tel. 01726-11504.
BREDA Mw. J. Verheyde, Wilderen 124, 4817 VH Breda, tel. 076-812823.
GRONINGEN Mw. B. Donner, Holtstek 25, 9713 DA Groningen, tel. 050-140212.
COEVORDEN/HARDENBERG Mw. H.M. de Boer, De Haar 2, 7845 TH Holsloot, tel. 05242-1393.
HARDERWIJK Mw. N. Wijntjes, Wieringenmeen 26, 3844 NA Harderwijk, tel. 03410-25802.
DELFT Mw. A. van Kester-Roks, Dijkweg 133, 2675 AD Honselersdijk, tel. 01740-23149.
HEERLEN Mw. I. Stahlman, Op den Knip 167, 6467 GZ Kerkrade, tel. 045-415348.
DEN HELDER Mw. W. Jurriansen, Kruiszwin 2351, 1788 LZ Den Helder, tel. 02230-44911.
HELMOND Mw. A.C.P. van Noordwijk, Helmondseweg 29, 5735 RA Aarle-Rixtel, tel. 04928-3491.
DEURNE Mw.T. v.d. Mortel, Van Gilsstraat 22, 5751 CKDeurne, tel. 04930-14117.
HENGELO Mw. J. Struik, Waterland 25, 7491 KG Delden, tel. 05407-63276.
DEVENTER Mw. C. Buijs, Postbus 185, 7400 AD Deventer, tel. 05700-24973.
's-HERTOGENBOSCH Mw. M. van Oirschot-Korsten, Kattenbosch 45, 5243 SG Rosmalen, tel. 04192-14484.
DOETINCHEM Mw. DJ. Kuipers, Bonifaciusstraat 64, 7009 MP Doetinchem, tel. 08340-32162.
HILVERSUM Mw. H. Brouwer, Bernard van Beeklaan 65, 1241 AD Kortenhoef, tel. 035-63149.
32
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
WERKGROEPEN
HOOGEVEEN Mw. R. Rozema-Hein, Jan Westerhuisstraat 12, 7924 RE Veeningen, tel. 05289-1313.
SNEEK Mw. van der Vegt, it Mediel 10, 8628 E V Goënga, tel. 05150-23135.
KAMPEN Mw. D. van Straten, Postbus 304, 8260 AH Kampen, tel. 05202-15366.
STADSKANAAL Mw. S. van Dijk, Acaciahage 8, 9501 WE Stadskanaal, tel. 05990-17742.
LEEUWARDEN Mw. A. Tigchelaar, Felixwei 53, 9051 KG Stiens, tel. 05109-2086.
TIEL Mw. L. de Nijs, Burg. Houtkoperlaan 13, 4051 EW Ochten, tel. 03444-2701.
LEIDEN Mw. R. Paulissen, Warmonderweg 19, 2334 AB Leiden, tel. 071-157252.
TILBURG Mw. R. van Hees, Ravensbeek 7, 5032 AV Tilburg, tel. 013-634106.
LELYSTAD Mw. T. Akkerman, Gondel 33-41, 8243 DA Lelystad, tel. 03200-40023.
UTRECHT Mw. I. Ophorst-Hoos, Strausslaan 4, 3723 JN Bilthoven , tel. 030-294309.
MAASTRICHT Mw. I. Bootz, Molenweg 35, 6225 NB Maastricht, tel. 043-631842.
VEGHEL Mw. S. Janssen, Hertog Janstraat 31, 5461 AG Veghel, tel. 04130-41314.
MEPPEL Mw. G.C. Bouwknegt, Postbus 14, 7948 ZG Nijeveen, tel. 05529-1588.
VENLO Mw. G. van Beers, Baarloseweg 29, 5995 BK Kessel, tel. 04762-2670.
MIDDELBURG Mw. M. Haverkort, Trix Terwindt 37, 4333 CG Middelburg, tel. 01180-35561.
VENRAY Mw. M. Verstraten, Beekstraat 4, 5821 CM Vierlingsbeek, tel. 04781-2315.
NOORDOOSTPOLDER en URK Mw. A. Griffioen, Postbus 395, 8300 AJ Emmeloord, tel. 05270-98860.
WAALWIJK Mw. M. van Buren, Lagevaert 3, 5177 MB Kaatsheuvel, tel. 04167-75459.
NIJMEGEN Mw. A.C.M. Noordzij, Lijsterbeshof 11, 6581 PT Malden, tel. 080-582107.
WAGENINGEN J. van Haeringen, Langhoven 20, 6721 SK Bennekom, tel. 08389-19482.
OOSTERHOUT Mw. V.M. Brons, Hulsdonk 2, 4907 XB Oosterhout, tel. 01620-22876.
WEERT Mw. D. Bastiaanse, Joh. van Meursstraat 48, 6001 XG Weert.
ROERMOND Mw. A. Piëtte, Burg. Joostenlaan 33, 6042 ES Roermond, tel. 04750-24527.
WEST-FRIESLAND Mw. I. Steltenpool, Zeeweg 24, 1693 AT Wervershoof, tel. 02288-4023.
ROTTERDAM Mw. C. Boelhouwer, Molenlaan 297, 3055 GG Rotterdam, tel. 010-4229392.
YERSEKE Mw. F. Duinkerke, Rozenlaan 6, 4401 HG Yerseke, tel. 01131-2895.
SCHIEDAM, VLAARDINGEN, MAASSLUIS Mw. A. van der Vliet, Julianalaan 16, 3155 JJ Vlaardingen, tel. 010-4349858.
ZWOLLE Mw. G. Houwing, Van Pallandstmarke 74, 8016 CX Zwolle, tel. 038-652175.
SITTARD Fam. Brasz, Gulikstraat 13, 6151 BG Munstergeleen, tel. 046-523390. KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
33
BOEKEN
Blauwe plekken
€
VRIES, ANKE DE - Blauwe plekken. Rotterdam, Lemniscaat, 1992. Vijfde druk 1993. Prijs: f27.50.
BOEKEN onder redactie van Marie-José Overbosch
Judith wordt thuis door haar moeder mishandeld, maar beiden proberen dat voor de buitenwereld verborgen te houden. Dankzij haar vriendschap met klasgenoot Michiel komt Judith er uiteindelijk toe om van huis weg te vluchten. De geschiedenis heeft een open einde. 'Blauwe plekken' is een mooi jeugdboek waarin heel veel kenmerken van mishandeling zijn verwerkt. De leeftijd van Judith wordt niet genoemd, zij zit waarschijnlijk in een hogere groep van de basisschool, zij zou ook een middelbare scholier kunnen zijn. In die categorieën zullen zich ook de potentiële lezers van dit boek bevinden. 'Blauwe plekken' is bekroond door de Nederlandse Kinderjury 1993. MJO
Preventie bij opname van jonge kinderen Bij de Thesis Uitgeverij in Amsterdam verscheen het proefschrift van J. Fahrenfort: 'Attachment and early hospitalization; an experiment in the prevention of posthospital disturbanceininfants.' Fahrenfort deed onderzoek naar gehechtheid en vroege ziekenhuisopname. De belangrijkste algemene conclusie is, dat nadelige gevolgen van ziekenhuis verblijf gedurende ettelijke jaren nadien de ontwikkeling van het kind kunnen beïnvloeden. De uitkomsten onderstrepen het belang van pogingen tot preventie. Aanwezigheid van de ouders, rooming-in en ouderparticipatie bij een opname van een jong kind hepen het meest om latere gedragsproblemen te voorkomen. In een van de volgende nummers van 'Kind en Ziekenhuis' zal aan dit onderzoek uitvoerig aandacht worden besteed. 34
Kinderverpleegkunde MAJOOR, P.W.F.M. e.a., Onder redactie van - Kinderverpleegkunde; een leerboek voor de specialistische opleiding. Utrecht, Wetenschappelijke uitgeverij Bunge, 1993. Vierde, geheel herziene druk; 400 blz., literatuurregister. Prijs: f 99.50. In deze herziene druk van het leerboek Kinderverpleegkunde (de eerste druk verscheen in 1987) krijgen nu ook onderwerpen als de rechten van adolescenten in de kindergeneeskunde, het Handvest Kind en Ziekenhuis, de psychosociale aspecten van medisch-verpleegkundige zorg en de invloed van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis op het invoeren van rooming-in en ouderparticipatie aandacht. Als verpleegkundigen de strekking van dit boek in praktijk weten te brengen, mag de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis tevreden zijn over de kwaliteit van de zorg die dan wordt geboden. Bij 'Pasgeborenen' zocht ik naar een vermelding van nieuwe bevindingen uit onderzoek naar de zintuigen van pasgeboren. Gebleken is, dat met name de geur een rol speelt bij de relatie tussen moeder en kind. Als je dan leest: 'De zintuigen werken zeer miniem,' zou je kunnen concluderen, dat het de eerste weken of maanden niet veel uitmaakt door wie een pasgeborene wordt verzorgd. MJO KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
BOEKEN
Een andere kijk op spelen KEULEN, ANKE VAN - Een andere kijk op spelen. Een overzicht van intercultureel spelmateriaal. Den Haag, NBLC, 1993. Prijs f. 24.50. Bestellen: Nederlandse Bibliotheek en Lectuurcentrale, tel. 070-3141500, bestelnummer 18714.
nische afkomst. Dankzij dergelijk speelgoed leren kinderen spelenderwijs omgaan met een samenleving waarin verschillende culturen naast elkaar bestaan. Zij leren de omgeving zoals die in werkelijkheid is, ontdekken, kennen en waarderen.
'Een andere kijk op spelen' houdt in, dat het spelmateriaal wordt bekeken vanuit een intercultureel perspectief; het moet herkenningspunten bieden voor kinderen van verschillende et-
De door Anke van Keulen behandelde materialen zijn prima te gebruiken op kinderafdelingen. Een overzicht met besteladressen is in het boek opgenomen.
Dingen die NIET voorbijgaan BALDEW, LM. - Dingen die NIET voorbijgaan; levensloop van chronische zieken. Assen, Van Gorcum, 1993. 196 Blz. Met literatuuropgave, adressenlijst en register. Prijs: f40.—. Over deze uitgave zegt de schrijver zelf: 'Mij stond een praktijkgericht boek voor ogen. De informatie is wetenschappelijk verantwoord, maar toch is het geheel gekenmerkt door een functioneel gebruik van de onderzoeksgegevens. Wij hopen dat artsen, maatschappelijk werkers, psychologen en andere zorgverleners en de betrokken opleidingen, maar ook patiënten en hun gezin, werkgevers en beleidsmakers dit werkje ter hand zullen nemen.'
Begeleiding Het onderwerp van 'Dingen die niet voorbijgaan' is de intensieve begeleiding, bij levensloop en loopbaan, en het welzijn van chronisch zieken. Balde w schrijft vanuit een grote ervaring, waarbij steeds een diepe betrokkenheid voelbaar is. Voor velen die met een chronische ziek(t)e te maken hebben, moet het lezen van dit boek een stimulans zijn om te gaan proberen hoe aanwezige talenten ontwikkeld en gebruikt kunnen worden. MJO
Dokter De Soto gaat naar Afrika STEIG, W1LLIAM - Dokter De Soto gaat naar Afrika. Amsterdam, Em. Querido's Uitgeverij BV, 1992. Vertaling uit het Amerikaans. Prijs: f22.90. Een beroemde tandarts, een muis, krijgt een uitnodiging om in Afrika een olifant van zijn pijn te komen ver-
In de media DE DORDTENAAR, 27 oktober 1993, p. 9: Werken aan kindvriendelijk ziekenhuis. DE TELEGRAAF, 17 november 1993, p. 21: Ouder in ziekenhuis kan later leed voorkomen. PATIËNTENZORG & KWALITEIT, november 1993, p. 9: Ouderparticipatie. MENSEN; MAANDBLAD VAN HET RADIOPASTORAAT VAN DE IKON, nr. 11, november 1993, p. 7: Ouderparticipatie. MAANDBLAD PATIËNTENBEWEGING, nr. 12, december 1993, p. 12-14: Vergelijkend 'warenonderzoek' in de gezondheidszorg. ATTENT, jrg. 7, nr. 4, december 1993, p. 22-23: Kwaliteit van zorg voor adolescenten. KWALITEIT IN BEELD, jrg. 3, nr. 5, december 1993, p. 17: Adolescent en kwaliteit. PEDAGOGISCH PERSPECTIEF, nr. 4, december 1993, p. 9-11: Omgaan met ouders die hun kind mishandelen. CONSUMENTENGIDS, december 1993: Oproep: Kind in ziekenhuis. MEDISCH CONTACT, jrg. 49, nr. l, 7 januari 1994, p. 29-31: Kind en ziekenhuis en kwaliteit; Goed, best, beter. TVZ, nr. 2, januari 1994, p. 39: Kindermishandeling.
lossen. Daar maken hij en zijn vrouw een avontuur mee. Dit stevig uitgevoerde boek met grote, eenvoudige illustraties, is geschikt om uit voor te lezen en ook om samen met een klein kind te bekijken. Zeven- a achtjarigen kunnen het zelf lezen. een kind niet meer beter kan worden,
Brochures over kanker bij kinderen De vereniging 'Ouders, kinderen en kanker' heeft twee nieuwe brochures uitgegeven. Een daarvan is een literatuurlijst over het thema 'Kanker bij kinderen en jeugdigen'. In de lijst, die achttien pagina's omvat, is de literatuur die op dit gebied voor handen is, overzichtelijk gerubriceerd naar onderwerp. De andere brochure, 'Als KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
omgaan met sterven en dood', is een eveneens achttien pagina's tellende informatiegids voor ouders, verzorgers, familie en vrienden. De uitgaven kunnen worden aangevraagd bij: Vereniging 'Ouders, kinderen en kanker', Spoolderweg 7, 8019 BB Zwolle.
35
Voorlichtingsmateriaal Kind en Ziekenhuis De Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis geeft het volgende voorlichtingsmateriaal uit. Voorlichtingsfolders voor ouders: Opname - Rooming-in - In 't ziekenhuis - Amandelen (samen) ƒ 3,50 (per stuk) ƒ 2,00 100 stuks folder Opname 100 stuks folder Rooming-in 100 stuks folder In 't ziekenhuis 100 stuks folder Amandelen
ƒ ƒ ƒ ƒ
30,00 30,00 35,00 40,00
Welk ziekenhuis kiest u? (vierde druk)
ƒ 9,85
Jaap de Aap in het ziekenhuis
ƒ 10,00
U w kind in het ziekenhuis, wat kunt u als ouder doen
ƒ 10,00
Handvest Kind en Ziekenhuis
ƒ
Videoband 'Als je kind naar het ziekenhuis moet...'
ƒ 150,00
Bouwen voor kinderen (themanummer 'Kind en Ziekenhuis')
ƒ 13,25
6,00
Kinderen in het ziekenhuis Handleiding voor het vervaardigen van een informatieboekje voor ouders (uitgave Landelijke Vereniging Kind en Zieken huis en NZI) ƒ 18,00 Mijn ziekenhuisboek (Per doos van 70 stuks ƒ 200,00)
ƒ 8,25
Wandplaat 'Het ziekenhuis', in koker - in envelop (gevouwen) - per 10 stuks in koker
ƒ 15,00 ƒ 8,25 ƒ 50,00
Begeleidingsmap bij ziekenhuisopname van verstandelijk gehandicapte kinderen
ƒ
Handleiding schoolproject Ziekenhuis voor de midden- en bovenbouw van de basisschool
ƒ 10,00
6,00
Een overzicht van het beschikbare documentatiemateriaal en een lijst van eerder verschenen themanummers van 'Kind en Ziekenhuis' is op aanvraag verkrijgbaar. Alle prijzen inclusief verzendkosten. Bestelwijze: - Het verschuldigde bedrag overmaken naar Postbank nr. 61 31 073 t.n.v. Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis te Dordrecht onder vermelding van de gewenste artikelen. - Schriftelijk bestellen bij het Landelijk Bureau, Aardappelmarkt 3, 3311 BA Dordrecht met bijsluiting van een girobetaalkaart, bankcheque of het verschuldigde bedrag aan postzegels voor de opgegeven artikelen.
36
Vervolg van pag. 29 spreking van methoden en middelen, biedt het allerlei tips om deze mogelijkheden effectief in te zetten. Het ligt voor de hand dat een beter gebruik van voorlichtingsmiddelen minstens op afdelingsniveau, maar liever nog dwars door het hele zieken huis heen, van de grond moet komen. Toch kan ook de houding van net die ene verpleegkundige voor ouders en patiëntje van doorslaggevend belang zijn. Het BVGB overweegt in de toe komst voort te borduren op ervaringen uit Engeland, waar Carol Baxter in samenspraak met verpleegkundigen een 'checklist' heeft opgesteld.(6) Op de lijst staan vragen over thema's als uiterlijke verzorging en handelingen en ziekenhuisprocedures die kwetsend kunnen zijn voor ouders of patiënt. De checklist is niet bedoeld als een afgerond recept, maar meer als iets om op terug te vallen bij het op bouwen van een goed contact. Medewerkster Wil Verhoeven van het BVGB heeft regelmatig contact met verpleegkundigen en signaleert bij hen de laatste tijd een zekere vermoeid heid: 'Zij vragen zich af hoe zij zich in vredesnaam in al die verschillende cul turen van migranten en vluchtelingen moeten verdiepen. Misschien biedt de boodschap van Carol Baxter een op lossing: dat de patiënt zelf de belang rijkste informatiebron is'. D (1) Videoband 'Kinderen in het zie kenhuis'. BVGB, 1983. (20 minuten). (2) Vleeshouwers, Edith - 'Patiënten voorlichting aan migranten'. BVGB, 1988. (3) Roseboom, Hans en René Stegerhoek - 'Voorlichting aan migran ten'. Culemborg, Lemma, 1989. (4) Massaro, Giovanni en Wil Ver hoeven - 'Beter ten halve gekeerd..., pretesten van voorlichtingsmateriaal voor migranten'. BVGB en Neder lands Centrum Buitenlanders, 1992. (5) Keulen, Anke van - 'Marokkaan se en Turkse kinderen en de Ne derlandse gezondheidszorg'. Landeijke Vereniging voor Thuiszorg en BVGB, 1992. (6) Baxter, Carol - Culture shock. Nursing Times, 1988, nr. 2. In ver taling verschenen in Verpleegkundig Perspectief, 1988, nr. 5. Mevrouw Wang An Oe is als freelance journaliste werkzaam voor het Bureau Voorlichting Gezondheidszorg Buitenlanders te Utrecht. KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1994
Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis
Eerdere themanummers Overzicht van eerder gepubliceerde themanummers 'KIND EN ZIEKENHUIS'.
Jaargang 3-1980 Nr. l - Veranderingsprocessen Nr. 2 - Het schoolprojekt Nr. 3 - Rechtspositie van het kind* Nr. 4 - Kinderchirurgie
Jaargang 12 -1989 Nr. l - Amandelen Nr. 2 - Spel Nr. 3 - Pijn Nr, 4 - Chronisch ziek I
Jaargang 4 -1981 Nr. l ~NZR-rapportO-18jarigen Nr. 2 - Tieners* Nr. 3 - Ongevallen Nr. 4 - Lichamelijk gehandicapt*
Jaargang 13 -1990 Nr. l - Chronisch ziek II Nr. 2 - Voorbereiden I Nr. 3 - Voorbereiden II Nr. 4 - Zieke zuigelingen
Jaargang 5 -1982 Nr. l - Ziek en toch school* Nr. 2 - Amandelen Nr. 3 - Buitenlandse kinderen Nr. 4 - Symposium Rooming-in
Jaargang 14 -1991 Nr. l - Rechten van kind en ouder Nr. 2 - Dagverpleging en kinderen Nr. 3 - Vroeggeborenen: beslissen over leven of sterven Nr. 4 - Communicatie - Aansprakelijkheid - Vrije artsenkeuze en second opinion
Jaargang 6 -1983 Nr. l - Pasgeborenen Nr. 2 - Klachtenbehandeling Nr. 3 - Narcose* Nr. 4 - Ernstig ziek (kanker)* Jaargang 7 -1984 Nr. l - Medische experimenten* Nr. 2 - Voorbereiden* Nr. 3 - Isolatie Nr. 4 - Nazorg Jaargang 8-1985 Nr. l - Tienerafdelingen* Nr. 2 - Kind en narcose Nr. 3 - Opleidingen Nr. 4 - Rooming-in* Jaargang 9 -1986 Nr. l - Ouderparticipatie Nr. 2-Pijn Nr. 3 - Trauma/Eerste Hulp Nr. 4 - Intensive Care
Jaargang 15 -1992 Nr. l - Klachten - Ouderbriefje bij narcose Nr. 2 - Kwaliteit Nr. 3 - Ouders Nr. 4 - Kwaliteit 2: adolescenten Jaargang 16 -1993 Nr. l - Kwaliteit 3: zuigelingen Nr. 2 - Levensbedreigend Nr. 3 - Ouderparticipatie Nr. 4 - Oren en horen/Trommelvliesbuisjes Kosten per themanummer Jaargang 3 t/m jaargang 13 ƒ 13,25 Vanaf jaargang 14 ƒ 16,00 Overdruk ƒ 9,00
Jaargang 10 -1987 Nr. l - Broertjes en zusjes Nr. 2 - Verstandelijk gehandicapt* Nr. 3 - Ziekenhuisklimaat 0-18 jr. Nr. 4 - Een stap verder; symposium
Bestelwijze Het verschuldigde bedrag overmaken naar giro 6131073 ten name van Kind en Ziekenhuis te Dordrecht onder vermelding van jaargang, nummer en thema van het tijdschrift. Indien nodig ook vermelden ter attentie van wie toezending dient te gebeuren.
Jaargang 11 -1988 Nr. l - Kinderen met een handicap* Nr. 2 - Communicatie Nr. 3 - Bouwen voorkinderen
*Overdruk van de thema-artikelen (tijdschrift is uitverkocht).