Kunst is een woord 25 Bedenkingen bij het beeldend werk van liefhebbers Johan de Vos
Naar aanleiding van de presentatie van Niet bij kunst alleen Ter gelegenheid van het 12,5 jaar bestaan van de Stichting Beeldende Amateurkunst
1 De jaloezie Het kleine dunne fotootje van papier vergaat niet. Het kan twee-, driehonderd jaar opgeborgen blijven tussen de bladeren van een boek. Of nog langer. Mensen worden nooit zo oud. Niettegenstaande alle moeite houden ze het niet veel langer vol dan zeventig, tachtig jaar. Mensen kijken met enige jaloezie naar de dode voorwerpen die hen overleven: huizen, grond, meubels, juwelen, boeken, installaties, kunstwerken. Zo kan het gebeuren dat mensen de neiging hebben om die dode voorwerpen met zichzelf te verbinden, bijvoorbeeld door ze aan te kopen, of te beschilderen of te bestuderen of als het even kan, zelf te maken. Het is een poging om te overleven of meer nog, te vereeuwigen. 2 De tijd Er zijn altijd weer mensen die jonger zijn. De leerlingen, de kinderen op de straat, de eigen kinderen en kleinkinderen. Het zou dankbaar zijn moesten ze de gedachten en verwezenlijkingen van de ouderen koesteren en eerbiedigen. Maar de oudere mensen hebben er nog weinig vertrouwen in. Het is vaak elk voor zich en ook, er is niet zoveel tijd meer. Zo gebeurt het dat een moeder van middelbare leeftijd zich een weefgetouw koopt en garen en een handboek en zich aansluit bij een vereniging. Voor zichzelf, om bezig te zijn en iets te maken dat helemaal van haar is. Het is een vrolijk gebeuren, vol tristesse. 3 Het nutteloze De nuttige dingen zijn er al. In deze landen hebben we allemaal wel een stoel om te zitten, een dak boven ons hoofd, een bed om in te slapen en een kom om soep in te scheppen. De kunstige dingen zijn ‘persoonlijke toevoegingen’ en in zekere zin nutteloos. Een wandtapijt, een schaal, foto, schilderij, sculptuur. Ze zijn er niet omdat het moet, ze zijn er omdat we het willen. Ze ontstaan niet uit noodzaak, maar uit levenslust, of uit jaloezie, of uit ijdelheid, of uit een drang om iets te doen. Omdat de handen jeuken. De dingen zijn drager van de sporen van hun maker. Ze zijn herkenbaar als iets van hem of haar en vaak ook gesigneerd. Daar gaat het om: niet om het voorwerp, maar om de maker. 4 Het woord ‘Kunst’ is een woord. En vooral, het is een woord dat veel gebruikt wordt. Voor de één is het iets hoog verheven, voor de andere is het vakmanschap, of een stuk van de natuur, of iets dat elkeen in zich draagt, of een handigheidje, of iets van het circus. Het woord ‘kunst’ ruikt naar mensen en het menselijk bedrijf, met de glorie en het verdriet, het gesjoemel en de nobele. Het wordt gevaarlijk om het woord kunst als referentie te gebruiken tenzij men telkens weer kan aantonen in welke betekenis men dit woord gebruikt. We kunnen het woord ‘kunst’ beter vermijden. 5 De maker Om de begripsverwarring nog wat aan te dikken is er ook nog het woord ‘kunstenaar’. Het is net even beladen, net even onduidelijk. Het gaat over mensen die zichzelf associëren met kunst in één van de vele betekenissen. Zo wordt er gesproken over professionele kunstenaars en amateur kunstenaars. Professionele kunstenaars zijn mensen die van de kunst hun beroep maken. Ze zijn financieel afhankelijk van dit beroep en dus ook van de kunst. De professionelen zijn hoe dan ook afhankelijk van de mensen die geld willen besteden aan die kunst. Op één of andere manier moeten ze er aan denken om het werk zo te maken dat er geld voor betaald wordt. Amateurs zijn mensen die financieel onafhankelijk zijn van hun kunst. 6 De kwaliteit
Het woord professioneel wordt ook gebruikt als kwaliteitsnorm. Er wordt onder verstaan dat deze kunstenaar een betere opleiding kreeg, dat zijn werken geld waard zijn, dat hij er meer tijd aan kan besteden, dat hij hoort tot een groep mensen die respect afdwingen. Bij een amateur denkt men aan vrijetijdsbesteding (het doden van de tijd), aan een minderwaardige opleiding, aan huis-, tuin- en keukenkunst, aan iets middelmatigs. Dat alles niettegenstaande het feit dat de amateur-kunstenaar eigenlijk vrijer is, in ieder geval financieel onafhankelijk, misschien ook minder gedetermineerd door zijn opleiding. 7 De plek Martine Stig toont een reeks kleurenfoto’s met huiskamerateliers. Er vallen meteen drie dingen op: proper, klein, dunne muren. Het romantische beeld waarbij ongewassen kunstenaars in een roes van alcohol, drugs en bandeloosheid werken op zolderkamers tussen naaktmodellen, smeersel, lege flessen en drapages is voorbij. Ook bij de professionele kunstenaars. Het toetsenbord moet stofvrij blijven, de poetsvrouw schikt de spullen haaks op de tafel en er is een wastafeltje om de handen te wassen en een gesloten metalen vuilnisemmer om te voorkomen dat de doeken met terpentijn aan zelfontbranding doen. En de kunst zelf ontstaat minder in een roes van gevoelens volgens het ritme van de nervositeit, maar meer uit inzicht, informatie en berekening. De ateliers van de amateurs zijn niet echt afgezonderd, de comfortabel ingerichte keuken en de pluche slaapkamer zijn dichtbij. 8 De publieke opinie De beeldende kunsten liggen verkeerd. Het is moeilijk te meten, maar we horen zelfs op de kunstredacties en in de ‘kunstkroegen’ denigrerend praten over wat de hedendaagse beeldende kunst teweeg brengt. Het ruikt naar oplichterij. We denken aan een slechte relatie tussen de prijs die ervoor betaald wordt, de officiële glorie die het krijgt (catalogi, een ereplek in het museum, gewichtige teksten) en het effect. De hedendaagse kunst wordt verdedigd door een klein groepje van ingewijden, een grotere groep van intellectuelen zwijgt er over, en wacht af, de nog grotere groep van de bevolking gelooft er niet in. Maar tegelijk is de oudere kunst die van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste door de kunstwereld definitief voorbij verklaard. De werken zijn belangrijk, bewonderenswaardig en waardevol, maar ze zijn gedateerd. Dat is niet zo bij muziek en literatuur en theater; maar de beeldende kunsten liggen verkeerd. Het heeft zich losgekoppeld van het vakmanschap en een duidelijk meetbare kwaliteitsnorm. Het titel ‘beeldend kunstenaar’ klinkt niet meer als een eretitel. Het resoneert het woord ‘sjoemelaar’. 9 De verwachtingen Een mens wil erkenning. Het is prachtig als iemand zegt: ‘dat wat je gemaakt hebt is prachtig en bijzonder’. En dat die iemand dat niet alleen zo zegt maar ook kan aantonen dat het werkelijk zo is, dat het werk ontroerend is en dat niemand anders het zo kan maken. En het wordt helemaal hemels als die iemand dat kan zeggen met gezag, omdat hij verstandig is, aandachtig en spreekt met kennis van zaken. Maar het gebeurt uiterst zelden dat iemand met gezag zo iets kan en zal zeggen. Mensen zeggen meestal andere dingen. 10 Een lijn Als we aan duizend mensen een blad wit papier geven, een A4 bijvoorbeeld, en een potlood hardheid 2 en vragen om het blad in de breedte voor zich op de tafel te leggen en met het potlood een streep te trekken van het midden van de linkerkant naar het midden van de rechterkant dan krijgen we, gegarandeerd, duizend verschillende strepen. Bij de één zal de streep bijna recht zijn, bij de andere meer of minder weifelend, of vetter, of egaler, of bestaande uit vele kleine streepjes. Dit is niet toevallig, we kennen dit verschijnsel. Er is een
woord voor: het geschrift. De mens denkt en voelt en schrijft met zijn hele lichaam. Elk detail is een wezenlijk onderdeel van het geheel. 11 Het geschrift We vroegen een jongetje van zes om zichzelf te schilderen. Hij kreeg daartoe de drie kleuren verf, een borstel, een schildersezel, een levensgroot vel papier en een spiegel, ook levensgroot. Toen tekende de jongen drie letters op dat grote vel: T O M. Het waren de letters van zijn naam, zelfzeker en trots aangebracht. Zijn identiteit in een indrukwekkende donker blauwe vorm. Het geschrift is één van de meest persoonlijke en indrukwekkende beelden van een mens. En toch, iedereen heeft het, zelfs iemand die niet kan schrijven. Het is iets dat vanzelf komt en de basis zou kunnen zijn van de vorming in beeldende kunsten. 12 De leraar Mensen kunnen niet zonder een leraar, een meester, een ouder, een ervaren vriend. Mensen kunnen niet telkens opnieuw alles uitvinden. Er is gezag nodig en een evaluatie, kritiek en vooral aandacht, ook bij amateur-kunstenaars. 13 De school De zogenaamde kunstschool kan de leerlingen opleiden om dingen te maken die er uit zien als kunstwerken. Ze leren de technieken die eigen zijn aan die ‘kunstwerken’, tonen de werken die al bestaan, bespreken de historische betekenis en de presentatie en bouwen met dit werk een tentoonstelling. Het eindproduct van deze scholen is dan een materieel product. De studenten die afstuderen aan deze scholen zullen later soortgelijke materiële producten kunnen maken, exposeren en verkopen. De zogenaamde kunstschool kan de studenten ook een ruime vakkennis geven, maatschappelijke inzichten, filosofie en kunstfilosofie, geschiedenis en kunstgeschiedenis, anatomie en veel praktische vakken. Het eindproduct van deze scholen zijn ook een reeks materiële resultaten en tegelijk een student met een punthoofd. De beste en enige echte school is eigenlijk het leven zelf. 14 Het gevaar Het is gevaarlijk om erkende kunstwerken als inspiratie te gebruiken. Het leidt tot een soort artistieke incest. 15 Het mooie Beeldonderwijs kan niet anders zijn dan een persoonlijke confrontatie tussen een of meerdere leraars die iets kunnen en meegemaakt hebben, mensen die iemand ZIJN en een student die gerespecteerd wordt en het onderscheid leert tussen de dingen die een beetje mooi zijn en de dingen die gewoon mooi zijn. 16 Iets Een mens kan niet ALLES leren. Hij moet IETS leren. Iets dat waardevol is. 17 Streng De werking rond de beeldende kunsten is vaak te soft. Streng zijn is een bijzondere manier van aandacht schenken. Daarbij is pijn een belangrijk element. 18 Het beeld Er bestaat het woord ‘moeder’ en er bestaan miljarden afbeeldingen van moeders; zelfs miljarden mogelijke afbeeldingen van één en dezelfde moeder. In zekere zin zijn woorden algemeen en beelden specifiek. Maar bij het beeld van een moeder kan elke kijker op elk
moment iets anders zien. Beelden worden in onze hersenen en onze perceptie vergeleken met andere beelden van het beelden patrimonium in ons hoofd. Dat maakt het beoordelen en het bespreken en het maken van beelden tot een complex gebeuren. Moeilijk te definiëren, moeilijk te beoordelen. 19 De verschillen Aan de Leidsche Rijn bij Utrecht worden tienduizenden huizen gebouwd, ze vormen tamelijk uniforme woonwijken. Bij een bezoek aan deze plek, valt het op hoe belangrijk de verschillen zijn en hoeveel ze met beeldende kunsten te maken hebben. Binnen een kader van wetten en verbodsbepalingen is het opvallend hoe de mensen op zoek gaan naar een eigenheid, in de tuinen, in de huizen. Elk huis heeft zijn eigen altaren via het schikken van voorwerpen, foto’s en prullaria op een opvallende plek. Deze bescheiden architecturale ingrepen zijn de moeder van de kunsten, ze tekenen de leefomgeving, ze bepalen het beeld. 20 De echte De mensen waarvan men zegt dat ze als amateur doende zijn met beeldende kunsten beoefenen de bestaande, enigszins erkende, bijna officiële kunsten: ze schilderen, boetseren, batikken, fotograferen, weven, maken installaties en juwelen, etsen, poppen en videofilms. Ze zijn als het ware officieel met beeldende kunsten bezig, en omdat ze aangesloten zijn bij groepen of centra, kunnen deze openbare beoefenaars ook geteld worden. Het zijn er veel en toch is deze telbare groep nog een minderheid. En ook de ontelbaren zijn echte amateurkunstenaars. 21 De eenzaamheid Mensen die doende zijn met beeldende kunsten hebben de gewoonte om alleen te werken. Zelfs in groep gebeurt het werk vaak individueel. Men kan moeilijk met meerdere mensen schilderen aan één schilderij of boetseren aan één beeld. Dat brengt met zich mee dat beeldende kunstenaars slechter georganiseerd zijn, minder overleggen, eigenwijzer zijn, eenzamer, minder erkend. In tegenstelling tot muzikanten of toneelspelers (ze kunnen niet zonder elkaar) zijn de mensen die met beeldende kunsten doende zijn vaak miskend. Het is een vicieuze cirkel waarin de eenzaamheid toeneemt. 22 De baasmaker Elke groep en vereniging kent zijn eigen baasmaker, het is meestal een welsprekende man die de leiding neemt. Hij organiseert vergaderingen en publicaties, doet de administratie om subsidies binnen te rijven, spreekt de leden toe, werft nieuwe leden en verdedigt zijn organisatie. In hun goedbedoelde ijver vergeten ze wel eens de leden van deze organisatie, de kwetsbare onder hen, die minder verbaal zijn en zwijgen. Organisaties zijn vaak overdonderend. 23 Het gerief Bij de foto’s van Martine Stig zie ik duur gerief. Het aankopen van gerief is opwindend en neigt naar meer en meer. Elke beeldende expressie kan de aanleiding zijn om dure spullen te kopen. De kunstwereld wordt omgeven door renderende bedrijven. Er zijn mensen die heerlijke dingen kunnen maken met een potlood op de achterkant van een verloren stukje karton, en diezelfde mensen kunnen eventueel prachtige tekeningen maken met de computer en waarschijnlijk een uitzonderlijke speelfilm met honderden figuranten en het duurste gerief. Maar een andere man zal noch met het potlood, noch met de computer, noch met het zware budget indrukwekkende dingen maken. We kunnen het hem niet kwalijk nemen, misschien
begrijpen we hem niet, en misschien amuseert hij zich toch en in ieder geval, de mensen die werken in de toeleveringsbedrijven varen er goed bij. 24 Weggooien Het lijkt me belangrijk om af en toe grote schoonmaak te houden en een reeks zogenaamde kunstwerken weg te gooien. Soms, bij de aanvang van het werk, twijfelt de amateurkunstenaar er aan of hij het zal maken of niet zal maken. Hij twijfelt dan tussen iets en niets. Deze twijfel is kort en het gebeurt vaak dat er niets gemaakt wordt. Dat is simpel, dan was er enkel maar een gedachte en geen materie. Maar als er dan iets gemaakt werd, dan is het er. Het kreeg gewicht, het neemt ruimte in en het heeft een geschiedenis. Men raakt er aan gewend. Vanaf dat moment is het moeilijk om het weg te gooien. Maar de kwantiteit van al die maaksels werkt ontwaarding in de hand. Daarom is het erg belangrijk om vaak het werk gewoon weg te gooien, zoals het belangrijk is om te leren vergeten, ons te ontdoen van overvloed. 25 De daad Er is niet alleen de drang om iets te maken dat blijft, iets dat ons overleeft, er is ook de drang om iets te doen. Soms is het doen, het bezig zijn, het proces belangrijker dan het materiële ‘kunstwerk’. Al doende leert men, is men bezig, kan men denken, is er een zekere intimiteit, is er een relatie met de materie. Ik zie hoe mensen met hun handen in de natte klei genieten van deze bezigheid, het heeft ook met erotiek te maken, het strelen van de dingen, het hakken en trekken. We spreken ‘van het doden van de tijd’. We doen het met plezier, want de vooruit schrijdende tijd is onze grootste vijand.