wat bedenkingen bij de betekenis van een campus
campus prototypes
Single Building
C a m pu s
A: Merton College, Oxford (1264)
C: University of Virginia, Charlottesville (1817) Designed by Thomas Jefferson
B: Oxford Colleges
D: The Hebrew University, Jerusalem (1954) Designed by Kaufmann, Klarwein, and Rau
M e g a s t ru c t u r e
E: University of Essex, Colchester (1963) Designed by Kenneth Capon
F: The Free University of Berlin (1964) Designed by Candilis, Josic, Woods, and Schiedhelm
Bron: Hashimshony, R. & Haina, J., 2006. Designing the University of the Future. Society for College and University Planning.
campus trends
Computerization
Virtual Classes
Privatization
Virtual Library
Collaboration with Industry
Virtual Space
Parts of the Library Lecture Halls Dormitories
Industry Physical Space
Privatized Dormitories
Bron: idem
A. The Mini-University
C. The University-City
D. Combined Scenario
Bron: idem
Location
Functional Organization
S Small
B. The New Campus
Boundaries
4 scenarios
Spatial Configuration
Size
Spatial Variables
Compact
Semi-open
Mixed use
Border of the city
Center of the city
Border of the city
Center of the city
M Medium
Semi-compact
Open/No boundaries
Mixed uses
L Large
M
Decentralized
No boundaries
Mixed uses
Center of the city
Semi-open
Mixed uses
Border of the city
S
Medium & Small
SemiCompact compact
Center of the city
Wat bedenkingen (1) na WOII: universiteit = van elitair naar toegankelijk EN van stedelijk naar suburbia. Heeft zelfde problemen als suburbia: de auto regeert, monofunctioneel, geen relatie met stad, een eiland; (2) reactie: aandacht voor voetgangers EN mix van functies (business oriented universities <> research oriented business parks) EN duurzame. Maar: heeft enkel het eiland-karakter versterkt (autarkic); (3) hoe een campus ontwerpen die deel uitmaakt van een weefsel? (4) moet een campus deel uitmaken van een weefsel (publiek <> privaat)? (5) hoe kan een campus tegelijkertijd trendsetter zijn in het uitvoeren van onderzoek EN in het toepassen van onderzoek (vb. de campus als sociaal en ecologisch laboratorium; als demonstratieruimte)?
hoe ruimte laten voor onzekerheid De campus als een machine versus de campus als een zelf-organiserend systeem: een homogeen en gesloten systeem versus een heterogeen en open netwerk. Onzekerheid is niet hetzelfde als onduidelijkheid. Onzekerheid vraagt om duidelijkheid (niet om vage concepten) en in het geval van stedelijkheid om vormelijke duidelijkheid, een fysiek kader. > 4 archetypes: grid, casco, clearing en montage
Bron: Smets, M., 2006. Grid, casco, clearing and montage. Topos.
(1) grid - geprojecteerd op het landschap; - geen hiërarchie, geen richting; - laat variatie toe; - verdwijnt wanneer het ingevuld is; - eindeloos; - een grid als een formeel systeem (dikwijls in confrontatie met natuurlijk/organisch systeem) versus een grid als een vrij systeem (waarvan de mazen kunnen varieeren en waarvan niet elk onderdeel uitgevoerd moet worden);
Bron: Google, New York.
(2) casco (raamwerk) - vloeit voort uit het landschap, uit het karakter van de plek; - gebaseerd op o/a geologische en hydrologische kenmerken (vb. grondgebruik, perceelstructuur, natuurlijke vegetatie); - deze kenmerken vormen het casco (raamwerk) dat meerdere invulling toelaat; - veronderstelt incrementele groei (volgens het ritme van het landschap); - vgl. landbouw: de gewassen veranderen maar de perceelstructuur blijft; - een probleem is langzame implementatie. Het concrete karakter van het raamwerk is daarom erg belangrijk (ipv metafoor zoals groene hart);
Zie Bas Smets
(3) clearing - het landschap als achtergrond brent eenheid; - in deze eenheid worden openingen gemaakt; - in deze openingen kan praktisch alles omdat de omliggende figuur zo sterk is (an archipelage of residue) - belangrijk is dat het landschap overheerst; - bij casco bepaalt het landschap hoe er gebouwd moet worden. Bij clearing is dit omgekeerd: het landschap wordt zo aangepast dat om het even wat kan;
Bron: MVRDV, Camping Land.
(4) MONTage - verwijst naar (1) het monteren van een film (knippen, plakken, editten) en (2) het samenvoegen van elementen (uit een bouwpakket); - gaat uit van een superpositie van lagen (no-nonsense); - dit resulteert in hyperactiviteit, beweging; - hieruit ontstaat een nieuwe figuur, een herkenbaar (uniek) landschap; - de lagen zijn ‘inwisselbaar’ en de inhoud is daardoor ook relatief (onzekerheid); de mix en de hoeveelheid zijn belangrijker dan de specifieke samenstelling; - het bouwpakket wordt aangeleverd door de ontwerper, maar het editten wordt uitgevoerd door de gebruiker. De lagen liggen toevallig op elkaar waardoor er onconventionele ‘situaties’ ontstaan waarvan het gebruik niet vast ligt. De gebruiker moet zelf bepalen hoe hij hier mee omgaat; - de collage als stedelijke figuur.
Bron: OMA, Parc de la Villette.