Kun jij Noor en Roel vinden? En oma en boer Teun?
Lees ook van Selma Noort & Tineke van der Stelt Het grote voorleesboek van Sinterklaas Het grote voorleesboek van de winter Het grote voorleesboek van zomer, zand en zee
www.selmanoort.nl www.leopold.nl
Het grote voorleesboek van de kinderboerderij Geschreven door Selma Noort Met illustraties van Tineke van der Stelt
Leopold /Amsterdam
Eerste druk 2013 Copyright © tekst: Selma Noort 2013 Copyright © illustraties: Tineke van der Stelt 2013 Muzieknotatie: Ingrid en Onno Rietveld Omslagontwerp: Petra Gerritsen Ontwerp binnenwerk: Studio Bos Uitgeverij Leopold, Amsterdam | www.leopold.nl All rights reserved nur 227/272 | isbn 978 90 258 6194 0
De uitgever heeft getracht alle rechthebbenden van werk in dit voorleesboek te achterhalen. Aan hen die desondanks menen aanspraak te kunnen maken op enig recht, wordt verzocht contact op te nemen met uitgeverij Leopold: www.leopold.nl.
INHOUD
1. Werken op de kinderboerderij 9 doen Weet jij welke dieren er op de kinderboerderij wonen? 13 2. Een geit praat toch zeker niet! 14 doen Maak het dierengeluid en leer het woord 16 3. Bertha de poepkip 17 doen Van wie is deze poep? 20 4. Varken Knorrepot 21 Pechvarkentje 24 5. Een echte waakhond 25 6. Niet plagen! 27 maken Kippen op stok 30 7. Kippen voeren 31 Boer, wat zeg je van mijn kippen? 34 recept Broodhaantje met ei 35 8. Ponyrijden 36 9. Een babygeitje 39 Kleine geitjes 42 10. Te koop: kaas met...? 43 kaasmopje 45 doen Boter, kaas en eieren 46 11. Pannenkoekmonster 47 Elsje Fiderelsje 50 12. In de warme geitenstal 51 doen Weet jij hoe dit heet? 54 13. Heel, héél erg lief 55 Klein lammetje 58 14. Dropje loopt weg 59
15. Dries, zoek de poes! 62 16. Roel mag op de tractor 65 doen Weet jij hoe deze boerderijvogels heten? 68 17. Boertje en boerinnetje 69 Boertje en boerinnetje 72 18. Hubert Haan 73 Haantje de voorste 74 Kuikentje 75 19. Het lelijke jonge eendje 76 20. Drie kippeneitjes 80 Klein Klaasje en het chocoladepaasei 83 maken Kuikentje met eitjes 84 21. Boterbloem 85 22. De dansende koe 88 Klein Konijntje Peter 91 23. Een circuskonijn 92 24. Ukkie is ontsnapt 94 doen Groot en klein 97 25. Verjaarspartijtje 98 In de speeltuin 101 doen Bij wie hoort deze staart? 102 26. Een schattig biggetje 103 Het schone varkentje 106 27. Op de hooizolder 107 Slokop 109 doen Vogelnesten kijken 110 28. Schapen scheren 111 29. Pratende ezeltjes 114 30. Welterusten allemaal 118 Aftelrijmpje 122
Hoofdstuk 1
Werken op de kinderboerderij Noor ziet iemand bij het raam. ‘Héé! Daar is oma Anneke!’ Ze rent naar de gang en maakt de deur voor oma open. Roel, haar broertje van vijf, komt ook de gang in. ‘Wij zijn aan het eten, oma!’ roept hij. ‘Ga dan maar gauw weer aan tafel zitten,’ zegt oma lachend. Ze duwt Noor en Roel voor zich uit, terug de kamer in. Mama staat op en kust oma. ‘Dag, mam!’ Papa heeft zijn mond vol. Hij zwaait alleen maar met zijn vork. Oma komt erbij zitten en zegt: ‘Ik heb werk! Heel leuk werk!’ ‘Oma’s hoeven toch niet te werken?’ roept Noor. ‘Jawel,’ zegt oma. ‘Ik ga werken... op de kinderboerderij!’ Aan het eind van de lange weg waaraan oma woont, is een grote kinderboerderij. Oma gaat er vaak naartoe met Noor en Roel. Mama klapt in haar handen. ‘O! Wat fijn! Dat wilde je zo graag!’ ‘Goed zeg!’ Papa kijkt blij voor oma. ‘Maar je gaat niet in de middag werken, als wij uit school komen, hè?’ zegt Roel. ‘Want dan pas jij op ons. Dan kan je niet werken.’ ‘Ik moet ’s middags ook werken,’ zegt oma. Mama’s gezicht betrekt. ‘O. Hoe moet dat nou? Wanneer moet je beginnen?’ Noor krijgt een rood gezicht. Komt er nu dan een andere oppas? Zomaar een vreemd iemand? Niemand is toch zo lief als oma... ‘Niet schrikken! Noor en Roel mogen mee,’ zegt oma. ‘Het mag van boer Teun. Ze mogen zelfs helpen. Maar ze moeten wel beloven dat ze goed luisteren als boer Teun zegt dat iets niet mag.’ 9
Noor en Roel springen op. Ze praten door elkaar. ‘Ik kan de geitjes een flesje geven!’ schreeuwt Roel. ‘Ik kan helpen in de pannenkoekenstal,’ roept Noor. ‘En ik kan de pony’s borstelen! Ik luister áltijd goed, oma! Vraag maar aan mama en aan juf Petra.’ ‘Dus op dinsdag, woensdag en donderdag gaan de kinderen met mij mee,’ zegt oma. Ze zitten nog alle vijf om de tafel, ook al is het eten al op. ‘Dan haal ik ze weer op bij de boerderij,’ zegt mama. ‘En dan neem ik meteen melk, kaas en yoghurt mee uit de landwinkel. De fietsen van Noor en Roel leg ik wel achter in de auto.’ ‘Sjonge jonge, wat een bofkonten zijn jullie met zo’n oma die op een kinderboerderij werkt.’ Papa’s ogen glinsteren. Hij lacht naar Noor en Roel. ‘Jullie moeten altijd je laarzen meenemen. En een regenjas. Want als het regent moet er ook gewerkt worden,’ zegt oma tegen Roel en Noor. ‘Mag ik een keer de koe melken?’ vraagt Roel. ‘We zullen wel zien,’ zegt oma. ‘Mag ik een keer ponyrijden, oma?’ vraagt Noor. ‘We zullen wel zien,’ zegt oma weer. ‘Mag ik kijken als er een klein geitje wordt geboren?’ vraagt Roel. ‘We zullen wel zien.’ ‘Mag ik in het konijnenhok de kleine konijntjes aaien?’ vraagt Noor. ‘We zullen wel zien.’ ‘Mag ik net zo veel pannenkoeken eten als ik wil?’ vraagt Roel. ‘We zullen... Niks ervan! Ben jij betoeterd!’ zegt oma. Roel en Noor liggen in bed. Oma zit in de stoel naast het bed van Noor en leest een verhaal voor over een kuikentje dat denkt dat een varken zijn
11
mama is. Oma leest het grappig voor. Ze piept als een kuikentje en ze kakelt als een kip. Dropje, het zwarte katertje van Noor en Roel, ligt bij oma op schoot. Verbaasd en een beetje geschrokken kijkt hij op naar oma’s gezicht als ze ineens van die rare geluiden maakt. Oma moet om hem lachen. ‘En er was ook een varken,’ plaagt ze hem. En ze knort hard. Dropje duikt in elkaar. ‘Miauw!’ Haastig springt hij weg, naar Noor. Veilig tegen haar aan gaat hij verontwaardigd naar oma zitten gluren. Ze lachen hem uit, alle drie. Maar Noor aait hem ook, om hem gerust te stellen. Dropje is nog maar klein, hij begrijpt natuurlijk niet dat oma hem alleen maar plaagt. Misschien denkt hij wel dat oma een varken heeft ingeslikt! Als oma het verhaal uit heeft, zegt ze: ‘Ik wacht jullie dinsdagmiddag op, bij school, net zoals anders. En dan fietsen we naar de kinderboerderij.’ Ze staat op en geeft Roel en Noor een kus. ‘Tot dinsdag,’ zegt ze. ‘Welterusten Noor, welterusten Roel. Welterusten Dropje, ik maakte maar een grapje, hoor.’
12
doen Weet jij welke dieren er op de kinderboerderij wonen? vraag- en antwoordspelletje De dieren van de kinderboerderij kijken blij op in de groene wei want daar komt Teun, de boer, met zijn zware mand vol voer!
Aan welk dier vraagt boer Teun nog meer of het wat lekkers wil? Maak jij het versje af? Laat maar horen hoe jouw dier klinkt!
Goeiemorgen, zegt boer Teun. Lust jij wel wat lekkers, kip? Ja! kakelt de kip. En dat klinkt zo: Tok tok tok tok toooook!
(mauwt de poes, loeit de koe, blaft de hond, blaat het schaap, hinnikt het paard, knort het varken, gakt de gans, enz.)
Goeiemorgen, zegt boer Teun. Lust jij ook wat lekkers, duif? Ja! koert de duif. En dat klinkt zo: Roekoe, roekoe, roe-koeoe!
tot besluit
Goeiemorgen, zegt boer Teun Lust jij ook wat lekkers, ...
Goeiemorgen, zegt boer Teun. Lust jij ook wat lekkers, ezel? De ezel kijkt eens in de mand en dit is wat hij balkt: Jakkie-bah, zo’n vieze biet dankjewel, die hoef ik niet! En dat klinkt zo: Iaaa, iaaa, iii-aaa!
13
Hoofdstuk 2
Een geit praat toch zeker niet!
Noor en Roel zitten aan de ontbijttafel. Ze hebben twee nachtjes geslapen. Eindelijk is het dinsdag. ‘Vandaag gaan we werken op de kinderboerderij,’ zegt Noor. Ze eten een beschuitje met kaas. Mama heeft haar ontbijt al op. Ze is nog even snel haar haren gaan kammen, boven, in de badkamer. Papa is al naar zijn werk, want hij moet altijd ver weg met de auto. ‘Hoe heet dat ook alweer, wat een geit doet?’ vraagt Roel. ‘Een geitje? Bèèèh!’ doet Noor. ‘Nee, dat bedoel ik niet. Hoe heet dat, als hij bèèèh doet, bedoel ik,’ zegt Roel. ‘Dan praat hij,’ zegt Noor. ‘Nee joh, een geit praat niet!’ zegt Roel boos. ‘Nou, dan niet.’ Noor steekt een grote hap in haar mond en begint te kauwen. ‘Het heet ánders!’ zegt Roel nog. Hij zucht. Een geit praat toch zeker niet! Noor en Roel fietsen voor mama uit naar school. Het is niet ver. De lucht is grijs en donker en het is koud buiten. De lente begint bijna, heeft mama gezegd, maar daar voelen ze nog niets van. Ze hebben zelfs nog wanten aan. Op school hangt mama een plastic tas met hun laarzen erin aan de kapstok van groep twee. ‘Niet vergeten mee te nemen vanmiddag,’ zegt
14
ze nog eens tegen Roel en Noor. Ze geeft Noor een kus want Noor gaat zelf naar groep drie. De juf van groep twee, Roels juf, heet juf Trix. Als Roel naar mama gezwaaid heeft, en alle kinderen rustig in de kring zitten, vraagt juf Trix wie er iets wil vertellen. Roel steekt zijn vinger hoog in de lucht. ‘Ja, Roel. Wat wil jij vertellen?’ ‘Ik wil iets vragen. Mag dat ook?’ Juf Trix lacht. ‘Natuurlijk. Vragen mag ook.’ ‘Hoe heet dat als een geit bèèèh doet?’ vraagt Roel. ‘Praten!’ zegt Maddie, die naast hem zit. ‘Dan praat die geit in geitentaal.’ Roel draait zich met een ruk naar Maddie om. Maddie is zijn vriendinnetje. Ze weet best veel, maar nu weet ze er niks van. ‘Nee!’ roept hij. ‘Dat heet níét zo. En ik moet het weten want ik werk vanmiddag op de kinderboerderij.’ De kinderen beginnen door elkaar te praten. ‘Ssst!’ doet juf Trix. Ik denk dat ik weet wat Roel bedoelt. Een geit praat niet, een geit... mekkert. ‘Ja!’ roept Roel opgelucht. ‘Dát bedoel ik!’ Juf Trix maakt er een spelletje van. De kinderen mogen de dierengeluiden maken en juf Trix zegt hoe het heet als de dieren dat doen. ‘We gaan dit de hele week oefenen,’ zegt ze. ‘Aan het eind van de week moeten jullie die woorden ook weten, hoor.’
15
doen Maak het dierengeluid en leer het woord Een hond... blaft. Een schaap... blaat. Een kip... kakelt. Een haan... kraait. Een duif... koert. Een varken... knort. Een ezel... balkt. Een paard... hinnikt. Een koe... loeit. Een geit... mekkert. Een eend... snatert. Een kikker... kwaakt. Een gans... gakt. Een poes... mauwt. Een vogel... fluit of tjirpt. Maar de koekoek roept: koekoek!
Hoofdstuk 3
Bertha de poepkip
Oma staat al bij het hek te wachten als de school uitgaat. Ze fietsen voor haar uit de lange weg op. Het waait hard. ‘Zet ’m op, jongens!’ roept oma. ‘Wij zijn sterker dan de wind!’ Pfff. Roel trapt tot zijn hoofd er rood van is. Zijn oren gloeien, ook al is het best koud buiten. Gelukkig ziet hij de boerderij al in de verte. Ze moeten over een hobbelpad fietsen naar het fietsenrek met het dakje. Erbovenop zit een dikke kip. ‘Toooktok-tok!’ doet ze. Ze loopt heen en weer en kijkt met venijnige oogjes naar Roel en Noor. ‘Dat is kip Bertha,’ vertelt oma. ‘Kip Bertha,’ herhalen Noor en Roel, want nu ze op de kinderboerderij werken willen ze de namen van alle dieren weten. ‘Bertha heeft nog vier zussen hier,’ zegt oma. ‘Allemaal mooie dikke kippen. Ze heten Bolleke, Bes, Belle en Bieslook.’ ‘Allemaal met de b... van eh...’ Roel denkt diep na. ‘Boerderij!’ zegt Noor. Noor zegt altijd alles heel snel voor. En Roel wou nu juist aan oma laten horen dat hij al veel letters weet. Er plopt een boos woord in zijn hoofd. Zomaar. En toevallig begint dat ook met een b. ‘Met de b van... bemoeial!’ zegt hij boos. Oma moet vreselijk lachen om Noors verbaasde gezicht. ‘Niet kibbelen jullie,’ zegt ze, nog lachend. Maar ze meent het wel. ‘Hebben jullie je fiets op slot gezet?’ Noor heeft het al gedaan. Roel nog niet. Het lukt niet.
17
‘Ik help je wel even,’ zegt oma. Roel doet een stapje achteruit zodat oma zijn fietsslot beter kan zien. Hij staat precies onder het randje van het afdak. ‘Toooktok-tok!’ doet kip Bertha boven zijn hoofd. En flatsj! Er valt iets wits en nats naar beneden. Midden op Roels hoofd. Geschrokken kijkt Roel omhoog. De donzige kippenbillen van Bertha steken net over het randje van het dak heen. Wat voelt hij? Hij kijkt naar Noor. Noor kijkt naar hem. Haar ogen zijn groot en rond. ‘O!’ zegt ze. En ze begint te giechelen. Roel brengt zijn hand omhoog. Hij voelt iets nats op zijn haar. Iets snotterigs. ‘Oma...’ zegt hij bibberig. Hèhè, het lukt oma met zijn fietsslot. Ze steekt het sleuteltje in haar zak en draait zich om. Haar ogen worden al net zo groot als die van Noor. ‘Toooktok-tok!’ doet kip Bertha weer. Ze heeft zich omgedraaid en kijkt over het dakrandje. Haar rode kam wiebelt heen en weer op haar kop. ‘O, Roel!’ zegt oma. Ze wil niet lachen. Roel ziet het heus wel. Ze doet haar best om het erg voor hem te vinden. Noor wijst. ‘Poep op je hoofd!’ Oma pakt Roels hand. ‘Stil maar,’ zegt ze. ‘We gaan het eruit wassen.’ Roel slikt. Zijn ogen branden maar hij is een grote jongen. Hij wil niet
18
huilen op de eerste dag van zijn werk op de kinderboerderij. Oma haalt een theedoek in de pannenkoekenstal. Bij de pomp moet Roel bukken. Noor pompt en oma wast zijn haar. Daarna droogt ze het af met de theedoek. En dan is Roels hoofd erg koud, maar ook weer fijn schoon. Oma geeft hem een kus op zijn schone haren. ‘Elke dag dat jullie hier werken, leren jullie iets,’ zegt ze. ‘Wat hebben jullie hier vandaag geleerd?’ ‘Dat boerderij met een b begint?’ zegt Noor vragend. ‘Nee,’ zegt oma. ‘Dat je nooit onder een kip moet gaat staan.’
19
1 schaap / 2 gans / 3 geit / 4 varkenspoep / 5 hond / 6 kip / 7 konijn / 8 muis / 9 koe / 10 paard
10 9 8 7 6 5 3
4 1
2 doen Van wie is deze poep?
Hoofdstuk 4
Varken Knorrepot
De stenen boerderij met het rieten dak van boer Teun staat midden tussen alle houten stallen. Voor in de boerderij zit een winkeltje. De landwinkel. ‘Daar in het winkeltje ga ik werken.’ Oma wijst. ‘Kijken jullie maar vast overal een beetje rond, dan gaan we straks kennismaken met boer Teun.’ Oma gaat het winkeltje in en Roel en Noor rennen weg. ‘We gaan eerst bij het varken kijken, goed?’ roept Roel. Ze rennen naar de stal waar het heel erg naar varken ruikt. Binnen ligt een groot varken achter een hekje. Het is niet helemaal roze, zoals in boekjes, maar een beetje grijs en modderig, met hier en daar een klein stukje heel licht roze. Noor en Roel gaan vlak bij het hek staan. Ze kijken naar de dikke buik van het varken en naar de grappige snuit. ‘Hij is echt vies,’ fluistert Noor tegen Roel. Ze zegt het zacht want ze wil niet dat het varken haar hoort. Iemand anders hoort haar wel. Er staat een groot meisje in een rode overall in de deuropening van de stal. ‘Het is een zeug,’ zegt ze. ‘Een vrouwtjesvarken. Dus je moet zeggen: zíj is echt vies.’ Roel en Noor kijken een beetje geschrokken om. ‘Wij mogen hier komen van oma,’ zegt Roel meteen, voor de zekerheid. ‘Jullie zijn Noor en Roel, hè? Ik ben Moniek. Ik werk hier.’ Het meisje lacht. ‘Willen jullie Knorrepot iets lekkers geven?’ ‘Ja!’ zeggen Noor en Roel allebei tegelijk. 21
‘Kom maar mee dan.’ Ze lopen achter Moniek aan naar een schuur. ‘Hier staan de bakjes Bix. Dat is voor de geitjes, niet voor de varkens,’ legt Moniek uit. Maar hier heb ik nog een mand met appeltjes. Het zijn niet zulke mooie en ze hebben al rimpeltjes, maar dat vindt Knorrepot niet erg.’ Noor en Roel rennen met de appeltjes terug naar de varkensstal. ‘Varken, varken, kom dan!’ roept Roel. Hij tikt op het hek. Het varken tilt haar kop op en kijkt met haar kleine oogjes naar hem. Knooor knooor! doet ze. ‘Knórrepot, appeltjes!’ zegt Noor en ze laat een appeltje zien. Het varken staat op en komt naar het hek. Ze steekt haar snoet tussen de spijlen door tegen Noors hand aan. Huuu! Noor doet gauw een stapje achteruit. Die snuffelneus lijkt wel een stofzuigneus! Moniek is weer binnengekomen. ‘Laat haar maar niet uit je hand eten. Varkens bijten wel eens per ongeluk,’ waarschuwt ze. ‘Gooi de appeltjes maar gewoon door het hek.’ Roel mikt zijn appel voor de snuit van het varken. Knoorrr Knoorrr! Hap, krunsj krunsj... en weg is de appel. ‘Haaa! Ze eet het klokhuis en het steeltje ook op!’ joelt Roel. Nu gooit Noor haar appeltje en dat is ook in een mum van tijd verdwenen. ‘Worden varkens wel eens geaaid?’ vraagt Noor aan Moniek. Moniek lacht. ‘Wacht maar even,’ zegt ze. Ze klimt over het hek. Ze is heel stoer met haar laarzen en haar overall aan en ze is helemaal niet bang. Het varken komt naar haar toe en duwt haar snuit tegen Moniek aan. ‘Ha, Knorrepot, meisje van me,’ zegt Moniek en ze aait haar stevig. Het varken knort zacht, zo lekker vindt ze het.
22
‘Kom maar,’ zegt Moniek tegen Roel en Noor. ‘Knorrepot bijt eigenlijk nooit. Het mag wel eventjes, voor één keertje, maar alleen omdat ik bij jullie ben.’ Roel en Noor klimmen over het hekje. Heel langzaam en met bange gezichten. ‘Toe maar,’ zegt Moniek. ‘Kom hier maar opzij staan, daar, ja. Je wilt niet dat deze dikke dame op je tenen gaat staan.’ Knorrepot heeft harde haartjes. Ze is warm en stevig en ze blijft gelukkig stilstaan zodat ze haar zelfs wel iets harder durven te aaien. ‘Varkens zijn heel slimme dieren,’ vertelt Moniek. ‘Wisten jullie dat? En over een poosje krijgt Knorrepot biggetjes. Die zijn altijd zóóó schattig!’ ‘Mogen wij die biggetjes dan ook aaien?’ vraagt Noor meteen. ‘Ja, maar alleen als ik erbij ben,’ zegt Moniek. ‘Beloven jullie dat?’ Noor en Roel knikken. ‘Ja, dat beloof ik,’ zeggen ze ernstig.
23
Pechvarkentje
Er was eens een varkentje dat had toch zo’n pech! Hij had een keurig staartje, maar helemaal recht! Hij huilde en jammerde: wat staat dat vreselijk raar! Ik wil een kurkentrekkertje, geen staart als een sigaar! Moeder varken hielp en zei: wees niet zo treurig. Ik weet wel iets, kom mee, je krijgt een staartje... keurig! Er was eens een varkentje met een staartje heel net omdat zijn moeder er ’s avonds een krulspeld in zet!
24