INHOUD MODULES SLO Elke module van de specifieke lerarenopleiding bevat een theoriecomponent en een praktijkcomponent. De praktijkcomponent bestaat enerzijds uit opleidingspraktijk (= OP, praktijkgerichte opleidingsactiviteiten ingebed in de opleiding) en anderzijds uit de preservicepraktijk (= PP, praktijkgerichte opleidingsactiviteiten op de stageplaats). Omwille van deze praktijkcomponent en de aard van de studenten (volwassenen - mogelijkheid tot zelfstandig leren – opleiding combineren met gezin en job) kiezen we binnen elke module voor gecombineerd onderwijs. (zie verdeling invulling SLO) Dit betekent dat er telkens een combinatie gemaakt wordt van contactonderwijs en afstandsonderwijs. - Het afstandsonderwijs biedt de ruimte aan de student om enerzijds de theorie individueel te verwerken, de opleidingspraktijk voor te bereiden, de preservicepraktijk uit te voeren en om anderzijds gebruik te kunnen maken van individuele ondersteuning van de lector bij het verwerken van de theorie, het uitvoeren van de opdrachten het bespreken/remediëren/verbeteren van de opdrachten. De lestijden afstandsonderwijs worden door elke student individueel ingevuld en/of in afspraak met de lector. - Het contactonderwijs zijn de lestijden welke klassikaal worden georganiseerd, waarin de lector enerzijds de theoretische basis aan de hand van een syllabus uitlegt en de opdrachten (OP – PP) toelicht en waarin anderzijds de oefeningen binnen de opleidingspraktijk plaats vinden. Ook een algemene kennismaking, introductie en het theoretisch examen behoren tot de concrete invulling van de lestijden contactonderwijs.
ONDERWIJS EN MAATSCHAPPIJ (OMA) Kerndoel van de module Vanuit de eigen leerinhouden inzicht verwerven in het beleid, de structuur en de organisatie van het onderwijs, en een referentiekader opbouwen en kunnen gebruiken m.b.t. onderwijskundige thema’s en ontwikkelingen, gesitueerd binnen de maatschappelijke context. Situering van de module Het lerarenambt krijgt haar volle draagkracht als het gesitueerd wordt binnen de context van de school, de bredere onderwijscontext en de maatschappij. Het onderwijs bepaalt haar maatschappelijke opdracht in wisselwerking met de maatschappij. Dit is herkenbaar in de doelen, de inhoud en methodiek van het onderwijs, in de wijze van beleid voeren en in de beleidsthema’s. De leraar dient open te staan voor wat in de samenleving gebeurt, zodat hij zijn pedagogisch-didactische praktijk en zijn vakgebied kan situeren in een groter geheel. Dit inzicht verrijkt het handelen van de leraar in relatie tot: • de leerling: vormend onderwijs, vanuit het eigen vakgebied; • de ouders: informeren en adviseren i.v.m. het opleidingvormingstraject; • de bredere school- , onderwijsgemeenschap en de maatschappij.
en
Verder zal de leraar de vernieuwende inzichten in de samenleving in zijn onderwijspraktijk integreren en reflecteert hij op het eigen handelen. Onderwijs en maatschappij (OMA) brengt daarmee direct en indirect ondersteunende kennis en kaders aan voor alle andere modules binnen de SLOopleiding.
LERAAR EN VERANTWOORDELIJKHEDEN (LEV) Kerndoel van de module Vanuit een breed maatschappelijk kader kunnen reflecteren over het beroep van leraar; zich op de hoogte kunnen stellen van de rechtszekerheid van de leraar en de leerlingen, en van de wettelijke en reglementaire verantwoordelijkheden en verplichtingen, zoals de administratieve taken, het pedagogische project, veiligheid, discretie, werken in teamverband en hieromtrent ook beschikken over relevante basiskennis. Situering van de module Het lerarenambt krijgt haar volle draagkracht als het gesitueerd wordt binnen de context van de school, de bredere onderwijscontext en de maatschappij. Onze maatschappij, en dus ook het onderwijs, kent een toenemende regelgeving. De leraar dient hiermee gepast te leren omgaan door: − de toenemende juridisering te plaatsen in de pedagogisch-didactische context; − basiskennis- en kaders op te bouwen, als ondersteunende kennis voor het pedagogisch-didactisch handelen; − zichzelf op de hoogte te kunnen stellen over de eigen rechtszekerheid, en die van leerlingen, en over de wettelijke en reglementaire verantwoordelijkheden en verplichtingen m.b.t. het lerarenambt. LEV is, samen met OMA, erop gericht de nodige maatschappelijke beroepsgerichte competentie bij te brengen. De leraar als opvoeder en als partner van de ouders of verzorgers, als lid van het schoolteam en de onderwijsgemeenschap, en als cultuurparticipant staan hierbij centraal.
COMMUNICATIE EN OVERLEG (COO) Kerndoel van de module De student beheerst de basisvaardigheden van communicatie die hem in staat stellen om op een opbouwende manier te overleggen met alle betrokkenen verbonden aan het klas- en schoolgebeuren. Op deze manier kan een klimaat gecreëerd worden waarin iedereen zich gerespecteerd voelt en weet. Theoretisch gedeelte Het theoretische gedeelte wil studenten kennis aanreiken die hen in staat stelt om op een zinvolle en respectvolle manier te communiceren in Standaardnederlands met leerlingen, collega’s, directie, ouders en externen, deel te nemen aan overlegmomenten, … Praktisch gedeelte Het praktische gedeelte heeft tot doel de communicatieve vaardigheden en gespreksvormen waarvan sprake in het theoretische gedeelte, actief in te oefenen. Situering van de module De basiscompetenties beschreven in het beroepsprofiel van de leraar laten duidelijk zien dat de taak van de leraar niet enkel focust op het leren van de lerende maar ook op opvoeden en begeleiden van leerlingen. Dat de leraar hierin moet samenwerken met collega’ s, directie, ouders en externen wordt eveneens benadrukt. Om al deze taken op een gepaste manier te vervullen moet elke leraar communicatief zijn. De module COO is voorbehouden voor het aanbrengen en trainen van communicatieve vaardigheden zowel mondelinge als schriftelijke, die de leraar toelaten op een respectvolle manier om te gaan met alle betrokkenen in het onderwijsgebeuren: leerlingen, collega’s, directie, ouders en externen. De verschillende communicatieve vaardigheden en gespreksvormen waaraan die vaardigheden onlosmakelijk verbonden zijn, worden via een theoretische basis aangereikt, en verder via casuïstiek uitgediept en ingeoefend. In deze module ligt de nadruk op het trainen van communicatieve vaardigheden.
BEGELEIDING (BEG) Kerndoel van de module Binnen deze module verwerft de student de inzichten en vaardigheden die nodig zijn om samen met alle in de begeleiding betrokken actoren, gepaste acties te ontwerpen ter bevordering van het welbevinden van de leerling. De communicatieve vaardigheden en gespreksvormen die nodig zijn om de begeleiding concreet gestalte te geven werden aangereikt en ingeoefend in de module COO. Situering van de module Vermits de meeste afgestudeerden van de specifieke lerarenopleiding les zullen gaan geven aan leerlingen van het secundair onderwijs, spitsen we onze aandacht toe op de zorgverbreding in de opvoeding van deze jongeren en meer in het bijzonder de begeleiding van deze jongeren. Naast het gezin en andere maatschappelijke instanties moet de school haar verantwoordelijkheid betreffende zorgverbreding op zich nemen. Deze taak is terug te vinden in het beroepsprofiel van leraren: de leraar is naast begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen ook opvoeder, partner van externen, partner van ouders, lid van een schoolteam. In de module BEG ligt de nadruk dan ook op het begeleiden van de jongeren vanuit het perspectief van de jongeren. Het "welzijn" van deze jongeren in al zijn facetten staat centraal. De rol van de leraar hierin en de samenwerking met anderen worden verder onderzocht. Wie die jongeren zijn en welk gedrag typisch is voor die leeftijdsgroep wordt besproken in de module PPC (psycho-pedagogische competentie). Nauw verwant met BEG is de module GRM (groepsmanagement). Deze laatste centreert zich rond relatie leraar - klasgroep binnen de klascontext. Wanneer er in de klas probleemgedrag optreedt (GRM) dan kan dat voor de leraar aanleiding zijn om ook de leerling achter dat gedrag te zien en te benaderen (BEG). Binnen de module Begeleiding zal het accent dan ook vooral liggen op het waarom van het gedrag van de leerling. Het gedrag wordt gekaderd vanuit het systeemdenken. Naast de analyse van het probleemgedrag zal er ook gezocht worden naar hoe het probleem individueel alsook naar de gehele klas toe kan worden aangepakt.
GROEPSMANAGEMENT (GRM) Kerndoel van de module Binnen deze module verwerft de student de inzichten in het leiden en begeleiden van groepen, individueel en in samenspraak met het schoolteam, om vanuit dit inzicht te komen tot een optimaal leef- en leerklimaat en een efficiënt les- en dagverloop. Situering van de module Voordat je als leraar een klas binnenstapt om een groep te leiden en te begeleiden, is het goed stil te staan bij je basishouding als leraar. Daarom wordt er binnen de module GRM eerst aandacht besteed aan de taak van de leraar als opvoeder. Een analyse van wat de beginnende leraar kan verwachten en hoe een klasgroep functioneert, vormen de basis om te zoeken naar vaardigheden in het omgaan met een groep jongeren. Er wordt uitgewerkt hoe een leraar kan zorgen voor een goed klasmanagement en hoe hij een aangenaam leef- en leerklimaat kan creëren. Toch word je dan als leraar nog geconfronteerd met grensoverschrijdend gedrag. Hoe kunnen we dit begrijpen en op een goede manier ingrijpen? Binnen de opleiding vullen GRM en BEG elkaar aan. De module GRM geeft aan hoe je met de klas als groep aan de slag kan vanuit een bepaalde basishouding. Deze basisvaardigheden als leraar dienen echter uitgebreid als het gaat om het ‘welzijn’ van individuele leerlingen. Het omgaan met grensoverschrijdend gedrag komt daarmee in beide modules aan bod. Binnen GRM wordt hierbij gefocust op het direct, duidelijk en respectvol ingrijpen en de klas als groep. BEG richt zich op een langere termijn aanpak en op het individu.
PSYCHO-PEDAGOGISCHE COMPETENTIE (PPC) Kerndoel van de module De studenten moeten kennis hebben in psycho-pedagogische concepten (en hun onderlinge relaties) die invloed uitoefenen op de schoolse situaties in het algemeen. De studenten moeten deze concepten kunnen toepassen op gegeven leeromgevingen en in leer- en sociale situaties met leerlingen, leraren en andere partners met het oog op het optimaliseren van het handelen in de eigen praktijkcontext. Situering van de module Om goed in te kunnen spelen op schoolse situaties, moet een leraar over psychopedagogische inzichten beschikken. In de module PPC worden hiertoe kaders opgebouwd en een eerste keer getoetst aan de praktijk. De studenten moeten kennis hebben van psychologische en pedagogische concepten (en hun onderlinge relaties) die invloed uitoefenen op schoolse situaties in het algemeen. De studenten moeten deze concepten kunnen toepassen op gegeven leeromgevingen. • • •
De student moet inzicht hebben in psychologische en pedagogische concepten in verband met de ontwikkeling van de leerling, het leerproces en sociale interacties. De student moet leersituaties en sociale situaties met leerlingen, leraren en andere partners kunnen interpreteren en beoordelen op basis van de verworven inzichten. De student kan in de toekomst zijn eigen handelen optimaliseren op basis van het inzicht in de concepten uit de ontwikkelings-, leer- en sociale psychologie.
DIDACTISCHE COMPETENTIE ALGEMEEN (DCA) Kerndoel van de module De studenten moeten kennis hebben van didactische begrippen (en hun onderlinge relaties) die bepalend zijn voor het creëren van krachtige leeromgevingen (gerelateerd aan de visie). De studenten moeten deze begrippen kunnen toepassen op gegeven leeromgevingen. Situering van de module Om als leraar goed te kunnen lesgeven moeten er zeker een aantal voorwaarden vervuld zijn. De leraar moet namelijk beschikken over de nodige vakkennis, over voldoende pedagogische kwaliteiten en didactische vaardigheden. Deze didactische vaardigheden worden in de modules DCA, DCP, DCO en DCS aangeleerd en ingeoefend. Om de leerstof door de leerlingen te laten verwerven kan een goede lesvoorbereiding zeker een belangrijke hulp zijn. Daarom wordt in DCA ingegaan op de basiscomponenten van de lesvoorbereiding die we presenteren onder de vorm van een ordeningskader. DCA is met andere woorden de theoretische basis van de didactische component binnen de specifieke lerarenopleiding (SLO) én vormt de basis voor de didactische vaardigheden van een toekomstige leraar. • De didactische componenten kennen en kunnen toepassen op gegeven leeromgevingen. • De onderlinge relaties tussen de didactische componenten kennen en kunnen toepassen op gegeven leeromgevingen. • De didactische componenten kunnen relateren aan de onderliggende onderwijsvisie. • Op een kritische en creatieve manier de richtlijnen uit DCA bij het maken van lesvoorbereidingen kunnen toepassen.
DIDACTISCHE COMPETENTIE PRAKTIJKINITIATIE (DCP) Kerndoel van de module Doelgerichte leer- en ontwikkelingsprocessen voorbereiden en uitvoeren met een streven naar het ervaringsgerichte op een inhoudelijk correcte en stimulerende manier via een aantal in tijd beperkte oefenmomenten. De student moet doelstellingen formuleren, leerinhouden selecteren, een aangepaste methodische aanpak tijdens het leerproces hanteren, media efficiënt en doelgericht gebruiken en de nodige proces- en productevaluatie uitvoeren. Het algemeen didactische kader en de didactische componenten in korte oefenmomenten toepassen. Situering van de module De module Didactische Competentie Praktijkinitiatie (DCP) is het eerste praktijkvak binnen de opleiding en vormt een belangrijke scharnierfunctie tussen de modules Didactische Competentie Algemeen (DCA) en Didactische Competentie Oefenlessen (DCO). De algemene didactische kaders die in het vak DCA werden aangereikt, worden in DCP geconcretiseerd en toegepast in korte oefenmomenten. Centraal staat het bereiken van de elementaire vaardigheden in functie van de vooropgestelde competenties én attitudes op het vlak van presentatie, communicatie, gestructureerd en doelgericht werken met gebruik van didactische werkvormen en een inspanning leveren m.b.t. visie en realisatie. Via een aantal in tijd beperkte oefenmomenten, doelgerichte leer- en ontwikkelingsprocessen voorbereiden en gestructureerd uitvoeren, dit op een inhoudelijk correcte en stimulerende manier in het Standaardnederlands. In deze oefenmomenten de media efficiënt en doelgericht gebruiken en een aangepaste methodische aanpak hanteren. Na deze oefenmomenten kunnen reflecteren. In deze module zal men ook voor een eerste keer binnen een reële klassituatie als echte leraar fungeren in een stageschool. De preservice praktijk omvat een observatiestage, een lesoefening waarbij de student de rol van de leraar concreet gaat overnemen onder toezicht en evaluatie van de betrokken leraar en analyseopdrachten.
DIDACTISCHE COMPETENTIE OEFENLESSEN (DCO) Kerndoel van de module Doel- en ervaringsgerichte leer- en ontwikkelingsprocessen kunnen voorbereiden en uitvoeren op een inhoudelijk correcte en stimulerende manier, met efficiënt en doelgericht gebruik van media, via een aangepaste methodische aanpak en de nodige proces- en productevaluatie. Dit omgezet naar een gesimuleerde klassituatie waarbij 3 oefenlessen per student worden gegeven met aandacht voor de nodige reflectie. Situering van de module In de module Didactische Competentie Oefenlessen (DCO) bouwt de student verder op de ervaring die hij opdeed in DCP. In DCO worden de aangeleerde onderwijsvaardigheden geïntegreerd en wordt verwacht van de student dat hij leer– en ontwikkelingsprocessen voorbereidt en begeleidt in de groep. Het constructief en competentiegericht leren wordt nu verfijnd vanuit de vakdidactische invalshoek. Hiervoor wordt een domeinspecifiek theoretisch kader geëxploreerd en toegepast. De student geeft in deze module blijk van een grondige beheersing van de vakspecifieke kennis en vaardigheden. Vanuit de vernieuwde visie wordt bijzondere aandacht besteed aan zelfsturing bij de doelgroep en aan vakoverschrijdende activiteiten, thema- en projectwerk. Uit dit alles blijkt dat het competentiegehalte voor deze module zeer hoog ligt. De student oefent in het realiseren van krachtige leeromgevingen. Observatie en reflectie vormen een essentieel aspect van de module. Ook in DCO zit een aandeel preservice praktijk bestaande uit een observatiestage, een doestage waarbij de student de rol van de leraar concreet gaat overnemen onder toezicht en evaluatie van de betrokken leraar, opdrachten en een actieve deelname.
DIDACTISCHE COMPETENTIE STAGE (DCS) Kerndoel van de module De meest algemene doelstelling van deze module is de student te laten kennismaken met het concrete klas- en schoolleven. Situering van de module De module DCS mag als het sluitstuk van de specifieke lerarenopleiding beschouwd worden. In deze module ervaart de stagiair in de concrete klas- en schoolpraktijk de uitdrukkingen, toepassingen, implicaties of realisaties van de leerstof van de andere modules. Deze module heeft de meest uitgesproken binding met DCP en DCO omdat de student hierin geleerd heeft de afzonderlijke onderwijsvaardigheden te integreren in de voorbereiding en in de uitvoering van volledige lessen. Tevens wordt het stimuleren van de reflectieve vaardigheden in de "stage" verder gezet. De invulling van de stage omvat: Observatiestage: De stagiair moet minimum 6 lessen van minimum 50 minuten i.f.v. de stagelessen observeren. Deze observatiestage moet evenredig verdeeld worden over de verschillende scholen en onderwijsvormen heen i.f.v. de stagelessen. Stagelessen: De stagiair geeft minimum 20 stagelessen van minimum 50 minuten in minstens 2 verschillende scholen of centra. Hij/zij neemt tijdens de stagelessen alle taken van de leraar op zich (leerlingen naar de klas begeleiden, les geven, agenda invullen, …) Voor de stagelessen gelden volgende richtlijnen: − de stagelessen dienen gespreid te worden in de tijd, zo worden reflectie van en evolutie in het didactisch en pedagogisch handelen mogelijk; − één stageles duurt minimum 50 minuten en maximum 4 opeenvolgende lesuren, m.a.w. een blok van opeenvolgende lesuren dient integraal te worden gegeven en telt slechts mee als één stageles (er dient ook maar één lesvoorbereiding opgemaakt te worden); − parallellessen zijn niet toegelaten; − bij elke stageles dient een stagementor aanwezig te zijn, stagelessen die niet worden bijgewoond door een mentor worden niet als stageles erkend; − een klasgroep voor een stageles telt minimum 6 leerlingen (afwijkingen worden pas toegestaan na overleg met de stagebegeleider CVO-VTI Brugge). De verruimde professionaliteitopvatting wordt ook in de module geoperationaliseerd door een aantal extra keuzeactiviteiten verdiepingsopdrachten.
DCS en