KRONIJK VAN R4'1
IIISTORISCH GENOOTSCITAP
GEVESTIGD TE
OTRIGHT2
Zesde Jaargaino. 18.50.
TWEEDE SERIE.
UTRECHT , KEMINK EN ZOON. 1 8 5 O.
BESTUUR. Jr. Mr. A. M. C. van Asch van Wijck, Voorzitter. Mr. C. L. Schuller tot Peursum. Jr. C. A. Rethaan Macaré, Bibliothecaris. Jr. J. J. de Geer, Secretaris. Mr. F. H. C. Drieling. Mr. II. A. R. Vosmaer, Penningmeester.
GEWONE
EN
WERKENDE LEDEN.
Alewijn , Fz., te Amsterdam. Jr. P. Opperdoes Alewijn , te Hoorn. Dr. J. P. Arend , te Medemblik. Jr. Mr. L. H. van Asch van W'ijck , te IJsselstein. Mr. A. Backer, te Amsterdam. Jr. G. J. Beeldsnijder van Voshol , te Utrecht. Jr. Mr. W. E. J. Berg van Dussen-Muilkerk, te Amsterdam. Mr. J. H. Beucker Andreae , te Leeuwarden. Jr. Mr. P. J. Bidder van der Does de Bije , te Maartensdijk. Mr. J. C. Bijsterbos , te Kampen. W. A. Boers , te Utrecht. Mr. R. Baron van Breugel , te 's Gravenhage. Ds. H. Broese , te Medemblik. Mr. J. L. de Bruijn Kops , te Haarlem. Mr. J. Cock Blomhoff , te Utrecht. Jr. J. A. Clifford Cock van Breugel, te Medemblik. G. Craeijvanger, te Utrecht. Mr. G. Diephuis , te Winschoten. Mr. J. Dirks , te Leeuwarden. Mr. C. G. de Balhian van Doorn , te Utrecht. 1^
;'t
Mr. J. van Doorninck , te Zwolle. Ds. J. ab Utrecht Dresselhuis , te W olphaartsdijk. F. A. Ebbinge Wubben , te Staphorst. Mr. F. N. M. Eyck tot Zuylichem , te Maartensdijk. Jr. W. J. E. Rammelman Elsevier, te Noordwijk. Mr. ,T Fabius , te Amsterdam. Mr. II. 0. Fcitli , te Groningen. Jr. J. J. dc Geer van Mijnhuizen , te Jutphaas. Jr. Mr. W. C. E. de Geer, te Solo (Sourakarta). E. F. Georges , te Utrecht. Mr. C. E. van Goor, te Amsterdam. II. Hooft Graafland , te Utrecht. Mr. G. Groen van Prinsterer, te 's Gravenhage. Mr. J. A. Grothe , te Utrecht. Dr. J. C. Macke , te Nieuw Loosdrecht. Mr. J. van Hal , te Utrecht. Mr. W. J. C. van Hasselt , te Amsterdam. C. J. Hellingwerff , te Alkmaar. B. L. C. van den Heuvel , te IJsselstein. .1. Hoevenaar, te Utrecht. J. de Hoop , te Utrecht. Jr. G. Hooft , te Utrecht. E. Huydecoper van Nigtevecht , te Utrecht. Ds. van Iterson , te Leyden. Mr. A. J. Baron van Ittersum , te Brummen. Mr. E. H. Baron van Ittersum , te Wijk bij buurstede. Dr. H. H. Kcmink , te Utrecht. G. L. F. van Kinschot , te 's Gravenhage. Dr. F. C. Kist , te Utrecht. Mr. J. A. Kluppel , te Alkmaar. Mr. K. J. F. C. Kneppelhout , te Leiden. W. A. Knoop , te Breda. Mr. H. J. Koenen , te Amsterdam. Mr. J. S. G. Koning , te Wedde. P. A. Leupe , te Medemblik.
v J. Meerbeke , te Utrecht Mr. G. A. de Meester, te ilarderwijk. Mr. A. A. J. Meylink , te 's Gravenhage. P. Baron Melvil van Carnbee , te 's Gravenhage. Ds. P. C. Molhuysen , te Deventer. H. M. Montijn , te Outlewater. Dr. G. Munnicks van Cleeff , te Utrecht. Mr. L. J. Nepveu tot Ameyde , te Zwolle. Dr. M. J. Noordewier, te Winschoten. Dr. J. J. van Oosterzee , te Rotterdam. Jr. J. Ortt van Schonauwen , te Utrecht.. Mr. A. Oudeman , te Groningen. Mr. B. G. A. Pabst , te Utrecht. B. de Poorter, te Utrecht. Jr. Mr. W. J. A. van Romondt , te Zeist. C. Baron de Salis , te 's Gravenhage. P. S. van der Scheer , te %inschoten. Dr. P. Scheltema , te Amsterdam. Mr. P. J. Schellemans , te Amsterdam. Dr. G. D. J. Schotel, te Tilburg. C. D. Schiiller, te Amsterdam. Mr. L. C. Hora Siccama , te Utrecht. Jr J. P. Six van Hillegom , te Amsterdam. J. W. Baron Six tot Oterleek , te Utrecht. M. P. Smissaert , te 's Gravenhage. W. B. Stoof te Utrecht. Mr. R. W. Tadama , te Zutphen. H. Tol . te Zutphen. Mr. L. G. Verne , te Medemblik. Prof. U. G. Visscher, te Utrecht. Dr. N. P. Visscher, te Utrecht. Mr. J. P. van Visvliet , te Middelburg. Ds. J. J. van Voorst , te Amsterdam. Dr. A. Vrolik, J. G. De Waldkirch Ziepprecht , te Leiden..
vi B. W. Wttewaall , te Leiden. Mr. G. A. IJssel de Schepper, te Olst. Mr. T. W. Baron van Zuylen van Nievelt , te Sas van Gent.
HONORAIRE LEDEN. Prof. J. J. Altmeyer , te Brussel. Prof. J. M. F. Birnbaum , te Giessen. Jr. Ph. Blommaert , te Gent. Felix Bogaert , te Antwerpen. Dr. J. Bowring , te Londen. Dr. J. G. Burman Becker, te Koppenhagen. C. Carton , te Brugge. Fr. Cramer, te Straalsund. Prof. J. David , te Leuven. Prudentius van Duyse , te Gent. Dr. H. A. Erhard , te Munster. L. P. Gachard , te Brussel. J. Baron de Saint Genvis , te Gent. Prof. J. Gervinus , te Heidelberg. Dr. H. Grote , te Hanover. F. Kugler, te Berlijn. J. L. Ladner, te Londen. P. Lansens , te Couckelaere. Dr. Lappenberg , te Hamburg. L. von Ledebur, te Berlijn. C. Leirens, te Gent. F. H. Mertens , te Antwerpen. G. H. Pertz , te Berlijn. P. F. X. de Ram , te Leuven. F. von Raumer, te Breslau. F. Baron dc Reiffenberg , te Brussel. F. Rens , te Gent. Dr. G. J. Rozenkranz , te Munster.
A. G. B. Schaijes , te Brussel. W. A. Baron Schimmelpenninck van der Oije, te Arnhem. Prof. C. P. de Serrure , te Gent. Dr. F. A. Snellaert , te Gent. Dr. H. Sommerhausen , te Brussel. K. L. Torfs , te Antwerpen. Dr. L. Tross , te Ham. Dr. C. Ullmann , te Halle. F. Verachter, te Antwerpen. Verdussen , te Antwerpen.
NAMEN DER GENOOTSCHAPPEN , DIE DT. WERKEN BIJ RUILING ONTVANGEN.
Noord•Brabandsch Genootschap voor kunsten en wetenschappen. Société Archéologique de Namur.
NAMEN DERGENEN , DIE DE WERKEN BIJ INTEEKENING ONTVANGEN.
Mr. J. T. Bowel Nyenhuis , te Leiden. Mr. J. van Dam van Noordeloos , te Rotterdam. J. Muller, te Amsterdam. De stad Utrecht.
1. VERGADERING. 5 JANUARIJ 1850.
lnleidingsrede , verslag der commissie van redactie. ZV ieuwe leden. Correspondentie. Chronologische lijst der heeren ministers der verschillende departementen van bestuur, der leden van den raad van state, enz. IFillemstad. ,Tournael of dagelyxe annotatie van 't gene omtrend de vredehandel te Utrecht is voorgekomen , 1711-171'2. Lijst der in het Jaar 1849 uitgegeven historische boekwerken. De voorzitter opent de eerste vergadering in het aangevangen jaar met eene reden, waarin hij in de eerste plaats aan de leden kenbaar maakt , dat het bestuur in zijne jongst gehoudene vergadering het wenschelijk en nuttig geacht heeft, om, bij de toenemende uitbreiding, het vermeerderd getal der leden en de nieuw aangeknoopte binnen- en buitenlandsche betrekkingen , de benaming van Gezelschap, welke de vereeniging tot hiertoe heeft gedragen , te veranderen in die van GENOOTSCHAP , en dat er voorts door het gemelde bestuur pogingen zijn in het werk gesteld, ten einde aan dat Genootschap meerdere bloei en aanzien te geven. Vervolgens geeft hij een kort overzigt van de wetenschappelijke bijdragen en de vele belangrijke, onuitgegevene bescheiden , welke in het afgeloopen jaar , — dank zij der meerdere belangstelling en den meerderen ijver der leden , -- in de Berigten en de Kronijk zijn opgenomen , en waardoor ook aan deze werken des Genootschaps eene meer blijvende waarde wordt gegeven. Naar aanleiding der vele nieuwe verslagen, welke over onder-
2 scheidene, plaatselijke archieven in den laatsten jaargang der .Kronijk zijn medegedeeld, treedt de spreker ten slotte in eene beschouwing van den toestand der archieven hier te lande. Wel is het bevredigend te vernemen, hoevele schat-
ten der oudheid zich nog in verschillende stedelijke verzamelingen bevinden, en met hoeveel zorg en ijver aan de rangschikking en inventarisatie daarvan door deskundige mannen wordt gearbeid : maar, van eene andere zijde, is het niettemin te betreuren , dat nog belangrijke plaatselijke archieven in eenen staat van wanorde en verwaarloozing blijven verkeren in eenes tijd, waarin zich eene meer algerlleene zucht tot beoefening der geschiedenis uit hare oorspronkelijke bronnen doet kennen. De commissie van redactie deelt mede: 1 0 . Dat zij gemeend heeft achter den laatst gesloten jaargang der Kronijk eene chronologische lijst te moeten plaatsen van de oorspronkelijke bescheiden, welke in de ,kronijken van de jaren 1846, 1847, 1848 en 1849 verspreid zijn 1). 2°. Dat in het 8 4e deel der Berigten onder anderen zal gegeven worden een vertoog over het geslacht, de goederen en de archieven der heeren van Tatenesse; eene bijdrage tot de geschiedenis van het jaar 1672, bepaaldelijk met betrekking tot de landverdediging, en meer andere belangrijke verhandelingen en bescheiden. o. Dat liet eerste deel van den Codex Diplomaticus eerlang gesloten en in den handel gebragt zal worden, en dat men daarna onmiddellijk Genen aanvang zal maken 1) Bij dezen wordt ter kennisse van de leden gebragt, dat de eerste jaargang der Kronijk, waarnaar herhaalde aanvragen geschied zijn, niet anders bevat dan eenige organieke bepalingen en ontwerpen tot de oprigting der historische vereeniging betrekkelijk , en dat deze jaargang, door het later herziend reglement van 1548 vervallen zijnde, niet in druk is verschenen.
S
met het tweede deel , waarvan de eerste afdeeling de charters van het voormalig graafschap van Buren, en de tweede afdeeling eene verzameling van staatkundige brieven van Pieter de Groot , Boreel en andere belangrijke personen zullen bevatten. Nieuwe leden. Benoemd tot gewoon lid Mr. R. Baron van Brengel , lid van den raad van state enz. te 's Rage , en tot honorair lid de heer Dr. J. G. Burman Becker, te Koppenhagen. Correspondentie. De heer rapporteur voor de provincie Zuid-Holland deelt mede een ontvangen antwoord op zijn nader schrijven aan den heer van der Kemp te 's Rage, ingevolge het bepaalde in de vorige vergadering (zie Kronijk 1849 , bl. 415). De heer v. d. Kemp betuigt daarin zijn leedwezen, dat hij het toegezegde verbaal der Utrechtsche bezending in 1618 niet aan het Genootschap ter plaatsing kan afstaan , daar de heer rijks-archivarius de Jonge bereids van voornemen was, om dit stuk met eenige andere in eersen bundel in het licht te geven. In plaats daarvan biedt de heer v. d. Kemp het Genootschap een uittreksel uit de brieven van Buzanval aan, hetwelk door hem is vervaardigd en met korte aanteekeningen voorzien; — doch hij geeft daarbij in bedenking, of het niet wenschelijker zoude zijn de geheele correspondentie in het licht te geven, omdat het uittreksel meer uitsluitend uit het oogpunt van Maurits persoon is genomen, met weglating van vele niet minder belangrijke punten. De heer rapporteur wordt verzocht, den heer v. d. K. beleefdelijk te verzoeken, die correspondentie wel voor eenigen tijd ter inzage aan het Genootschap te willen verstrekken, ten einde men nader over de uitgave daarvan zou kunnen beraadslagen. Chronologische lijst der heeren ministers der verschillende departementen van bestuur , der leden van den raad van
4 state , staten-generaal en:. der Nederlanden van 1814 tot 1849. De heer voorzitter legt ter tafel de vourm. lijst , aan hens door eene bevriende hand ter plaatsing rangeboden , en stelt voor, deze in druk uit te geven , nadat zij vooraf naauwkeurig zal zijn nagegaan. Men besluit ten dien einde deze belangrijke opgave te stellen in handen der commissie van redactie. Geschiedenis der Willemstad. Medegedeeld door den heer Rethaan Macaré, namens den heer van Kinschot te 's IIage. Als eene kleine bijdrage tot de geschiellenis der Willemstad, waarvan op bl. 287 der Kronijk, jaarg. 1849, bij de opgave van het archief dier stad (door deel heer van Wijngaarden) melding wordt gemaakt, doet de heer v. K. hieronder volgen een uittreksel uit eene onder hem berustende biographic van Jaspar van Kinschot 1), door hem zelven geschreven. In deze biographic met het opschrift: Vita patris cla• rissiini , anno 1603 defuneti. act. 51, virtute et constantie. L. Kinschoti, 1601, wordt onder anderen het navolgende medegedeeld: ..... » &de soo jonckheer Peeter van Palmale in den jare LXXIX uyt Bergen vertrock , wesende raedt ende stadhouder van de leenen van Bergen, heeft snij 2) de heer Marquis 3) in sijne plaetse gecosen den XIIII Augusti LXXXI, daer aff opene brieven van commissie onder sijn handt ende segel gegeuen , ende mits de goede diensten 1) Jaspar van diaschot, geboren 45 October 4552. Raadsheer in den souverainen raade en leenhoven van Brabant, mitsgaders raad en thesaurier van prins Maurits van Orange is Betrouwt geweest , eerstelijk met Justina Pijll, en ten tweede male met Maria van Chantraines gezegt van Brouxeaux. Hij sterft I I December 4 603. 2) Jaspar van Kinschot. 3) Baenderheere van Merode, « daeraff hackle de dispositie als vader van sijne dochter vrouwe Marguerite van Merode, marquise van Berger, op Zoom. » Biog r aphic in voce.
3
bij mij hem ende lijnen huyse van Bergen gedaen, groote reconipensen altijt mondelinge belooft. De diensten mogen een deel gesien worden uyt de aceorden ende ontlastinge van renteil in den jaere 79 ende 80 bij mij gemaect ende gevordert , die al in de reeekeningen gemaect bij Jacques Mahu sijn gebleeken , de voornoemde heere Marquis is den VI Decemb. XVcLXXXI van de Geunieerde Provintien affgeweken , ende hebben de gecommitteerde van de staten van Brabant, in Januario LXXXII tot Bergen gesonden om ordre op de saecken van den huyse te stellen, mij seer ernstig verinaent, dat ick de dienste den huyse wilde nae
mijne gewoonte continueeren, ende dat op mijne gedienste t' sijner tijt wel soude gelet worden; nae 't voorsz. afwijcken des Marquis , was ick tot Bergen ende mijn schoonvader 1) tot Antwerpen (daer hij om des huys dienst gereyst was) gesaiseert, inaer binnen corten daegen vrij ende los gelaten. In den jare XVcLXXXII werden de goederen van Bergen op den Zoom bij de staten van Brabant gegeven aen den heere prince van Orangien , ende werden middelerwijl bij de staten van Hollandt vele betimmeringen gedacn in den evlande van de Finaert ende Ruygenhill , willende seggen de selve Hollantsche grondt te sijne; de staten van Brabant belasten mij daer op te informeeren als met seer grooten arbeyt wierde gedaen , ende ick in t' voorsz. eylandt tot diverse reysen gesonden om Naere possessie te continueeren , alle belet te weyren , elfde in den Haege, om daerop remonstrantie te doen. Gelijck mede de staten van Brabant met mijne informatie ende remonstrantie haer aen de hertogh van Brabant, broeder van Vranckrijck , doen ter tijt in mijne presentie in den I) Nicolaas Pijll , eerst rentmeester van de domeinen van Wouwe , ende griffier van den raedt ende camere van rekeninge en van camere van justitie ende leenhove tot Bergen op den Zoom en mits d'aflijvicheyt van nit, Jaspar van der Meyen, raet ende reeckenmr. aldaar.
G
vollen raedt van staten beclaegde over de voorst, turbatie ende ongelijck; dan is sulcx namaels gestift met contrarie remonstrantien ende continuatien van goede possessien. De possessie van de goederen van Bergen dede sijn v. gen. nemen door Arent van Dorp in Noveinb. LXXXII ende dede alle officieren continueren, mij continuerende onder sijn handt ende zegel den XXV Januarij 1583 mijne oude commissie als greffier ; ende soo in de voors. inaent van Nov. stierf de heere Jacques Mahu, commijs ende rentmr. generael van Bergen , heeft sijn v. gen. mij mede gestelt ende geconunitteert in sijn plaetse als rentmr. generael van den huyse van Bergen, bij andere opene brieven van den seleen dage. In 't beginne des jaers LXXXIIJ ontbode ons sijn v. gen. tot Antwerpen , mijn heere Pijll , mijn schoonvader ende mij , om te coomen helpen , stellen ordre in sijnen huyse ende int verhooren van groote verachterde ende open staende reeckeningen van alle ontfangers, soo generale als particulieren. Ende soo ten sijnen tijde tot Dordrecht van deser werelt overleede Mr. Johan Baptista Vogelsanck, greffier was van den raedt ende camere van reekeninge van sijn v. gen. , heeft sijn v. gen. mij meede in sijn plaetse aengenomen ende besondere commissie onder sijn handt ende zegel daer afgegeven, sijnee alsoo mits de voorsz. redenen ende in voorsz. qualiteyten in den dienst van den huyse van Nassau ende van Bueren mede getreden; ende soo in Augusto LXXXIIJ de stadt Steenbergen bij den heere van Hautepenne wert ingenomen ende overvallen, belaste sijn v. gen. mijn schoonvader ende mij de handen te slaen aen 't werck, om de plaetse van den limygenhill te doen stercken ende omwallen Knetter haest, gelijck de voorsz. heere Jan van Witthem Marquis wel eertijts begeert hadde, doen den Clundert werden gefortificeert , hebbende derwaerts mede gesonden den ingenieur Abraham Andriesz om alles wel af te steeken ende te
7
helpen besteden. Sijn v. gen. uyt Zeelant naer llollant eominende, qualu dese wereken visiteeren, ende belaste daer mede in diligentie voortstegaen, quamp mede noch eens van Dordrecht, om naerdre ordre tot deselve wercken te geuen , die naeinaels door de directie ende hanthoudinge van der hooggeboren heere I4lauritz soo sijn geadvanceert, dat de voorsz. plaetse Willemstadt genoemt sijnde, niet alleene in sterckten, wallen ende grachten, maer mede in straten , wateren , kerck ende andere publijeke edificien, in stadhuys, amonitiehuys ende diergelijcken, in jegen• woordigen goeden staat is gebrocht worden. Ende sonderlinge door de groote sorge bij mij daertoe continueelijken gedragen , 't welck ick sonder jactantie segge ende mij bij alle vrooine inwoonderen sal betuygt worden , hebbende snij daeroover ende om desen dienst te continueeren geoffereert een pensioen van twee hondert en veertig Car. guld. des jaers. Int voorsz. jaer XV CLXXXIIJ hebben wij oock netetter handt genomen ende voltrocken met grooter eeren den loffelijcken dijck ende dijckagie van den lande van Ileyninge, ende in den jaere van XV c. XCVIJ den dijck ende dijckagie van Schuddebors, Appelaer , ende Stobbegors, daer live ick hondert gemeten selfs bedijckt hebbe. Den winter LXXXIIJ volgende sijn v. gen. enz. Journael of dagelijxe annotatie van tgene orntrend de vrede/zandel tot Utrecht de heeren, daer toe den 16 Dec.1711 van sladswege gecomt. , is voorgekomen. De heer Drieling draagt in de vergadering eene bloemlezing voor uit een belangrijk dagverhaal , hetwelk door den heer Ilartseamp is gehouden van 16 Nov. 1711 tot 18 Nov. 1712 , en waarin deze gecommitteerde omtrent het voorgevallene van den dag, gedurende den Utrechtschen vredehandel, vele bijzonderheden mededeelt, betreffende de destijds zich in Utrecht bevindende staatslieden
8
en afgezanten , terwijl voorts het omstandig verhaal, hetwelk hij van het feestelijk onthalen en andere plegtige bijeenkomsten en van de bij onderscheidene gelegenheden gehoudene gesprekken geeft, als eene niet onbelangrijke bijdrage is te beschouwen voor de kennis der zeden en gebruiken van dien tijd. Men besluit dit stuk , hetwelk de heer Dr. P. N. Vis scher aan het Genootschap ten gebruik heeft aangeboden , te stellen in handen der commissie van redactie.
Lijst der in het jaar 1 849 uitgegeven historische boekwerken. J. P. Arend. Algemeene geschiedenis des vaderlands,
van de vroegste tijden tot op heden.
H e tot 22e aflevering;
roijal 8vo. Te Amsterdam , bij J. F. Schleijer. Bijdragen voor vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde, verzameld en uitgegeven door Is. An. Nijhoff, (lid der tweede klasse van het koninklijk Nederlandsch instituut van kunsten en wetenschappen , opzigter van het provinciaal archief van Gelderland.) Zesde deel , vierde stukje ; gr. 8vo- Te Arnhem, bij Is. An. Nijhoff. E. van der Maaten. Geschiedenis der Nederlanden , in één
boekdeel compleet. Aflevering No. 9--17, gr. 8vo.
Te Amsterdam , bij Hendrik Frijlink. F. W. Dethmar , (predikant te Anholt.) Aangename herinneringen van Holland en zijne inwoners. Uit het Hoogd uitsch vertaald. Tweede deel. Inhoudende: Monnikendam. Waterland en West-Friesland. Zindelijkheid. lloo-
ge ouderdom. Onvermengde volksstam. Het eiland Marken. Bataven. Historische herinneringen in Monnikendam. Bevrijding van het Spaansche juk. Zeeslag op de Zuiderzee. Nieuwenhuizen. De maatschappij tot nut van 't algemeen , enz. enz. ; klein 12mo. Te Doesborg, bij A. F. H. van Tr. de Bruijn.
9 W. R. van Hoëvell , (tlieol , doctor en predikant te Ba-
tavia.) Reis over Java , Madura en Balie, in het midden van 1847, in twee deelen. Met platen en kaarten. Uitgegeven onder toezigt van P. J. Veth, (hooleeraar te Amsterdam.) Eerste deel , tweede aflevering, tot tweede deel, eerste a fl evering; gr. 8vo. Te Amsterdam . , bij P. N. van Kampen. Petri Hofmanni Peerlkampi , de vita et moribus R. J. Schimmelpennincki libellus; 8vo. Hagae comitum et Amstelodami , apud fratres van Cleef. De vrije Fries. Mengelingen, uitgegeven door het Friesch genootschap van geschied-, oudheid- en taalkunde. Vijfde deel , tweede stuk. Inhoudende : Badbout de eerste, in zijne afkeerigheid van het christendom beschouwd als de vertegenwoordiger van het Friesche volk, door A. Winkler Prins. Eene mededeeling omtrent Joachim Hopperus, door mr. J. H. Beucker Andreae, enz.; gr. 8vo.. Te Leeuwarden , bij G. T. N. Suringar. A. J. Lastdrager, (lid der maatschappij van Nederlandsche letterkunde te Leiden). Nieuwste geschiedenissen van Nederland, in jaarljksche overzigten; . Ook van Eu. ropa's toestand. Achtste deel; gr. 8vo. Met platen. Te Amsterdam , bij G. J. A. Beijerinck. Java of land- en zeetogten , gedurende een twintigjarig verblijf in den Indischen Archipel, door een. gepensioneerd hoofd officier van het Indische leger, ridder van de nlilitaire Willems-orde en van den Nederlandschen leeuw, lid van verscheidene genootschappen. Met platen en kaarten. Derde tot achttiende aflevering; roijal 8vo. Te 's Gravenhage, bij gebrs. J. en II. van Langenhuijzen. Laufs, (hoogleeraar.) Het eiland Balie en de Balienezen. Inhoudende na eene inleiding: Algemeene beschrijving van het eiland. De voortbrengselen van het planten- en van het dierenrijk. De bevolking, haar oorsprong en verdeeVI. J.
l0 ling in stamenen of kasten. Godsdienst. Godsdienstige gebruiken. De lijkverbranding en liet verbranden der vrouwen. Inborst, gewoonten, hanen- en krekelgevechten, enz enz.; gr 8vo. Met gelithografeerden titel, vignet en kaart. Te Amsterdam, bij G. J. A. Beijerinck. K. J. R. van Rarderwijk. Levensbeschrij ving van nir. Cornelis Haga; gr. 8vo. Met platen. Te Schiedam, bij P. J. van Dijk. J. van Lennep. De voornaamste geschiedenissen van Noord-Nederland aan zijne kinderen verhaald. Van den vrede te Rijswijk tot aan de troonsbeklimming van koning Willem III; kl. 8vo. Te Amsterdam , bij P. Meijer Waraars. C. van der Vijver. Geschiedkundige beschrijving der stad Amsterdam , sedert hare wording tot op den tegenwoordidigen tijd, of beknopt overzigt van den oorsprong, de uitbreiding, lotgevallen , bijzonderheden, geestelijke en wereldlijke inrigtingen en gebruiken dier stad. Op ecne voor alle standen bevattelijke en onderhoudende wijze beschreven , onder medewerking van eenige geschied- en letterkundigen. Met platen, zeven en dertigste aflevering; gr. 8vo. Te Amsterdam, bij gebroeders Diederiehs. De dood en begrafenis van zijne Majesteit koning Willem II. plet eens uitslaande plaat; kl. 8vo. Te Haarlem
bij A. C. Kruseman. Dr. G. D. J. Schotel. Letterkundige bijdragen tot de geschiedenis van den tabak, de koffij en de thee; gr. 8vo. Te 's Gravenhage , bij P. H. Noordendorp. Bijdragen voor vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde, verzameld en uitgegeven door Is. An. Nijhoff, (lid der tweede klasse van het koninklijk Nederlandsch instituut van kunsten en wetenschappen, opzigter van het provinciaal archief van Gelderland ,) zevende deel , eerste stukje; gr. 8vo. Te Arnhem, bij Is. An, Nijhoff.
Il Jacob Honig, Jzn., Jr. Geschiedenis der Zaanlanden. Eerste deel. Inhoudende na eene inleiding : De Zaanlanden. Naamsoorsprong. De rivier de Zaan. De heerlijkheid en het geslacht Zaanden: Verwoesting en val. De heerlijkheid Assendelft. De schoutambachten Wormer en Jisp. De Zaanlanden onder de grafelijke regering. Westzaan-
den en Krommenie. Inrigting der bannen en haar bestuur. Verkoop der ambachtsheerlijkheid aan de dorpen. De hervorming en hare gevolgen. De Zaanlanden, gedurende den oorlog met Spanje. Opkomst en bloei van den handel en de nijverheid in de Zaanlanden, niet een blik op het tegenwoordige. Verdeeldheid tusschen Oost- en WestZaandam, enz. ; gr. 8vo. Met eene kaart. Te Zaandijk, bij J. Heijnis, Tzn, A. J. van der Aa. Nederlands Oost•Indië, of beschrijving der Nederlandsche bezittingen in Oost•Indië, voorafgegaan van een beknopt overzigt van de vestiging en uitbreiding der magt van Nederland aldaar. Met platen en kaarten. Zeventiende en achttiende aflevering; gr. 8vo. Te Amsterdam, bij J. F. Schleijer. Matthijs Siegenbeek. Verslag van de verhooren , door Johan van Oldenbarnevelt ondergaan ; in drie afdeelingen , gr. 8vo. Te Haarlem, bij A. C. Kruseman; Woorden van koning Willens II aan zijn volk. Geschiedkundige bijdrage van 1840-1849; gr. 8vo. Te 's Gravenhage, bij gebr. Belinfante. Lauts , (hoogleeraar) Levensschets van koning Willem III tot aan de inhuldiging; gr. 8vo. Te Amsterdam, bij de wed. R. Stemvers. G. de Serière, (oud-gouverneur der Moluksche eilanden). Mijne loopbaan in Indië. Voor rekening van den schrijver; gr. 8vo. Te Zwolle, bij R. van Wijk , Anth. Zoon, Otto von Corvin-Wiersbitzky. De tachtigjarige oorlog der Nederlanders tegen de Spaansche overheersching, naar 2*
12 de beste hulpbronnen bewerkt, uit het Hoogduitsch. Zesde deel, eerste stuk. Met het portret van Frederik Hendrik , prins van Oranje; gr. 8vo. Te Amsterdam, bij M. H. Binger. Mr. H. W. Tydeman, (hoogleeraar te Leiden) Brie voorlezingen over de voormalige staatspartijen in de Nederlandsche republiek. Met aanteekeningen en bijlagen ; gr. 8vo. Te Leiden , bij P. II. van den Heuvell. W. A. Elberts. Geschiedenis des vaderlands, voor gymnasien en instituten. Tweede vermeerderde druk; gr. 8vo. Met kaarten. Te Deventer, bij A. J. van den Sigtenhorst. J. van Swieten, (chef van den staf bij de expeditie tegen Balie in 1848). Krijgsverrigtingen tegen het eiland Balie in 1.848. Met een voorwoord van den generaal-majoor C. van der Wijck ; gr. 8vo. Te 's Gravenhage, bij de erven Doorman. Prof, L. G. Visscher. Beknopt chronologisch overzigt der Nederlandsche geschiedenis, inzonderheid ten ge• bruike bij het onderwijs en ter verduidelijking der gelijktijdige regering van keizers, koningen en graven in cle onderscheidene provincien ; gr. 8vo. Te Utrecht , bij L. E. Bosch en Zoon. P. A. de Boer, (in leven tweede luitenant der rijdende
artillerie). Krijgs- en geschiedkundig overzigt van den Punjab, de natie der Seiks en het Rijk van Lahore. Van de vroegste tijden tot op de gebeurtenissen aan den Sudleclje, in 1845 en 1846. Naai' Engelsehe en andere bouwstoffen bearbeid. Uit des schrijvers nagelatene papieren bijeengebragt en gerangschikt door den gepensioneerden kolonel der artillerie D. Boer; gr. 8vo. Met kaarten en plaat. Te 's Gravenhage, bij K. W. Piekhardt. Levensschets van G. A. G. P. baron van der Capellen van Berkenwoude, oud gouverneur generaal van Neer
I8 landseh Indië, minister van staat, groot kamerheer vair Z. M. den koning, lid der ridderschap van Utrecht en, van de staten dier provincie, president-curator der Utrecht-sche hoogeschool , grootkruis van onderscheidene orden. Met portut; kl. 8vo. Te Utrecht , bij L. E. Bosch enZoon. P. Scheltema , (archivarius der stad Amsterdam , cor• respondent der maatschappij van oudheidkunde te Athene en lid van verscheidene letterkundige genootschappen.) Het leven en de letterkundige verrigtingen van den geschiedschrijver mr. Jacobus Scheltema ; gr. 8vo. Met portret. Te Amsterdam , bij G. Portielje, H. Zeeman. Leven, krijgsbedrijven en regering van Z. M. Willem II , koning der Nederlanden ; gr. 8vo. Met portret en facsimile. Te Amsterdam, bij gebr. Koster. Het leven van Willem II, koning der Nederlanden, enz. enz. Naar authentieke en particuliere bronnen, met afbeeldsel en beschrijving der begrafenis-ple tigheden; gr.8vo. Te Amsterdam , bij N. W. van Nifterik, Mr. H. 0. Feith, (in leven raadsheer in den hove en curator der hoogeschool te Groningen.) De academie van Groningen , hare grondslagen en regten en de gevolgen, welke uit hare opheffing zouden voortvloeijen. Uitgegeven door zijnen Zoon mr. H. 0. Feith, (advokaat); gr. 8vo. Te Groningen, bij A. L. Scholtens. A. EIink Sterk Jr. Oud en Nieuw. Nasporingen en opmerkingen ter zake van de heemraadschappen en wat daartoe betrekking heeft ; gr. 8vo, Te Utrecht, bij C. van der Post Jr. J. F. Bosdijk, Gedenkschrift der inhuldiging van Z. M. koning Willem III , in de Nieuwe Kerk te Amsterdam , op Zaturdag den 12 Mei 1849; gr. 8vo. Met cene plaat. Te Haarlem, bij J. B. van Logleem Junior. J. A, Alberdingk Thijm , (lid van de koninkl. acade m ia
14 van beeldende kunsten te Amsterdam en van het Noord. Brab. genootschap van kunsten en wetenschappen, corresp. lid vals de kon. maatschappij van schoone kunsten en letterk, te Gent, enz.) De giftbrief van koning Karel aan zijn getrouwen Diederik, het voetstuk der historie van onzen staat, in Benige zijner deelen beschouwd en verklaard ; gr. 8vo. Te Amsterdam , bij C. L. van Langenhuijsen. Balie. Kort overzigt van zijnen toestand, geschiedenis enz. Met het officieel rapport van het jongste gevecht. Opgehelderd door eerre plaat en kaart ; gr. 8vo. Te 's Gra• veuhage , hij J. M. van 't Haaff. B. Glasius. De voornaamste gebeurtenissen uit de geschiedenis der invoering en vestiging van het christendom in ons vaderland , verhaald aan de Nederlandsche jeugd ; M. 8vo. Te Amsterdam, hij J. van der Heij en Zoon. H. Picard. Beknopt overzigt van de geschiedenis des vaderlands voor de Jeugd ; een leer- en leesboek voor de christelijke scholen en huisgezinnen, eerste stukje; van de vroegste tijden tot op dele Munsterschen vrede; Id. 8vo. Te Amsterdam, hij Hoogkamer en Comp. T. Knuivers, (onderwijzer te Enkhuizen.) Verkorte geschiedenis des vaderlands , van de vroegste tijden tot op de tegenwoordige dagen. Een leer . en leesboek tot zelfoefening van jeugdige onderwijzers en kweekelingen, en tevens tot een' leiddraad bij het onderwijs op gymnasiën en instituten ingerigt, Tweede deel; gr. 8vo. Te Groningen, bij J. Oomkens Jzn. A. L. G. Toussaint. Gedenkschrift van de inhuldiging des konings Willens III; royal 8vo. Te Haarlem, bij A. C. Kruseman. Met platen en portretten in portefeuille. J. H. Recldingius, Gzn., (theol. doet. en predikant te Franeker). De oorsprong , geschiedenis en aard van het regt van verkiezing van predikanten , dat door Floreen-
15 pligtigen in Friesland wordt uitgeoefend. Eene bijdrage tot de kerkelijke geschiedenis van Friesland; gr. 8vo. Te Sneek, bij van bruten en Bleeker. E. J. biest Lorgion, (theol. dr. en predikant te Groningen , correspondent van de tweede klasse van het koninklijk Nederlandsch instituut en lid van de maatschappij van Nederlandsche letterkunde te Leiden). Geschiedkundige beschrijving der stad Groningen. Met kaarten en platen. Eerste aflevering; gr. 8vo. Te Groningen, bij H. R. Roelfsema. Jhr. H. J. J. L. ridder de Stuers, (generaal majoor, kommandeur der orde van den Nederlandschen leeuw, ridder van de kon. inilit. Willeins . orde, derde klasse, officier van het legioen van eer, oud-resident ter Westkust van Sumatra, later kommandant van het Ned.-Indisch leger, thans lid der gedep. staten van de provincie Limburg). De vestiging en uitbreiding der Nederlanders ter Westkust van Sumatra. Uitgegeven door P. J. Veth, (hoogleeraar te Amsterdam). Met platen en kaarten Eerste Deel. Inhoudende: Algemeene schets des eilands. Vroegste handel. Komst der Hollanders te Atjin. De Hollanders verdringen de Portugezen en Engelschen. Gedurige onlusten. Verspreet regelt de zaken der Westkust. Uitbreiding van het gezag der compagnie. Vestiging der Engelsehen te Benkoelen , enz. enz.; gr. 8vo. Te Amsterdam , bij P. N. van Kampen. A. Smith , (med. et art. obstetr. doctor te Beerta). Geschiedenis der provincie Groningen, van het begin onzer tijdrekening af, tot aan den jare 1848, handelende over de aloude en tegenwoordige gesteldheid , oorlogen , watervloeden en andere merkwaardige gebeurtenissen in deze provincie, met eerre kaart, op welke de plaatsen enz., sedert 1277 door den Dollard verzwolgen , worden aangewezen ; gr. 8vo, Te Groningen, bij C. M. van Bolhuis lloitsenia.
16 J. J. Abbink. Het leven van koning Willem II, zijn overlijden en plegtige begrafenis; gr. 8vo met portret en plaat. Te Amsterdam , bij Weijtingh en van der Haart. Jhr. J. W. van Sijpesteijn, le luitenant-ingenieur, geschiedenis van het regiment Hollandsche hussaren vroeger regiment hussaren van van Heeckeren, vervolgens regiment Bataafsche hussaren en daarna 2de en 11de regiment hussaren. Eene bijdrage voor de Nederlandsche krijgsgeschiedenis van het belangrijk tijdvak van 178 ! -1814. W. J. Del Campo, genaamd Camp, kapitein van het regiment veldartillerie , Het leven en de krijgsbedrijven van David Hendrikus baron Chassé, in leven generaal der infanterie, oud-lid van de eerste kamer der staten-generaal , grootkruis van de militaire Willems-orde, officier van het legioen van eer, enz. Met portret. HHermn. Joh. Rooijaards, (doctor en hoogleeraar der godgeleerdheid te Utrecht). Geschiedenis van het gevestigde christendom en de christelijke kerk in Nederland, gedurende de middeleeuwen , 1 ste deel. Geschiedenis van Nederlands zeevaart en handel, uitgegeven door de maatschappij tot Nut van 't Algemeen, 2e druk.
17 1 VERGADERING: 19 JANUARIJ 1830. Bibliotheek. Correspondentie. Tegenwoordig standpunt der hist. literatuur , betreffende het geschilpunt over de uitvinding der boekdrukkunst. H. Hooft Danielz. , burgera. van Amsterdam. Voorgenomen doch niet volbragte krijgstoot naar Friesland 4399. Namen der Leidsche ruiters onder Dirk van Poelgeest en andere kapiteinen bij het beleg van Nuys tegenwoordig. Nog iets over het geslacht van Egmond 4597. Iets over Francois van den Bogaert 4597. Verzoek der weduwe van Willem Barentz. om onderstand 1598. verbeurdverklaarde goederen van R. Hogerbeets 4649, 1620. Archie/.
van Buren, (Slag van Stralen 1468, Brief van prins Willem 1 aan Philips graaf van Hohenlo 4582. Twee brieven van prins .Maurits aan denzelfden 4599, 4 en 18 Aug). Bibliotheek. Ten geschenkti ontvangen: Van den heer mr. H. J. Koenen te Amsterdam. Catalogus bibliothecae publicae .dinsteluedamensis, folio 1796. Supplementum catalogi bibl. publ. renstel. Atnst. folio 1847. Catalogus bibliothecae publicae Harlemensis, Hail. octavo 1848. Bibliotheca iJleermanniana , Hagac comitum , octavo 4 declen. Bibliotheca .Kemperiana, Lugd. Bat. octavo. Van den heer Dr. C. R. Hermans te 's Hertogenbosch , namens het Noord-Brabandsch Genootschap van kunsten en wetenschappen , de navolgende genootschappelijke werken : Wetten van het genoemd Genootschap., Handelingen re 2" c)de en 4" deel , vervolgens over de jaren 1846, 1847 en 1848. Catalogus der bibliotheek vaal het Genootschap 1811.
18 Verhandeling over de rupsen soorten en derzelver eerdelging, door D. Buijzen, 1845. Levensgeschiedenis van lllaarten van Rossenz, voornamelijk met betrekking tot de tegenwoordige provincie NoordBraband, door Mr. J. D. W. Pape , 1847. Geschiedkundige beschrijving der overlaten in de provincie Noord-Braband , door A. de Geus, 1844. Verzameling van krop jken, betrekkelijk de stad en meijerj van 's Hertogenbosch , 8 stukken Charters en geschiedkundige bescheiden, betrekkelijk het land van Ravestein, i sle en 2de gedeelte. Correspondentie. De heeren rapporteurs voor de leden, in België en de provinciën Noord-Braband en Zuid-Holland woonachtig, doen niededeeling: 1°. Van eerre missive van den heer Alphonse Wauters, ged. Brussel 5 Jan. 1850, houdende dankbetuiging voor de hem toegezonden dissertatie van _ den heer L. II. van Asch van Wijck , de jure et 4nodo, quo in urbe RhenoTrajectina ante annum J1DXXVIII eligebantur ii , quibus in regendo civitate partes girant. Trajecti ad Rhenum, MDCCCXXXIX. 2°. Van eene missive, ged. 's Hertogenbosch 9 Jan. 1850, waarin de heer C. R. Hermans getuigt, de werkzaamheden van het Historisch Genootschap met steeds klimmende aandacht gadegeslagen en voor de strekking daarvan immer de grootste sympathie gevoeld te hebben. Hij deelt ons verder mede, dat hij niet ongenegen zou zijn zijne aandacht eens te verdiepen aan Janus Erasmius, rector te Tiel, (zie Aron jk, 1846, bl. 42) omtrent wien hens eenige meerdere bijzonderheden bekend zijn, dan hetgeen men vindt in Rink, Beschrijving van Tiel, en Bouman, Iloogeschool te Harderwijk. Voorts brengt de heer H, eenige denkbeelden in het middels , omtrent het bewerken eener .chronologische ana-
19 lyse van reeds uitgegevene oorkonden, en deelt ca p s den gang snede, welken hij daaromtrent genomen heeft voor de provincie Noord-Braband. Hij meent, dat aan leden in verschillende provinciën vooreerst moest worden opgedragen, om eene analyse te maken van alle gedrukte kropijken , stedebeschrijvingen enz., opdat men met een opslag
van het oog kon zien alles wat gedrukt was. Het Genootschap kon bij de bewerking dezer analyse een vast model nemen , dat ieder behoorde te volgen , even als dergelijke modellen zijn voorgeschreven door de Commission d'histoire in Belgie. Dit werk genootschappelijk verrigt zou aan vele leden eene aangename uitspanning verschaffen. Hij zou het zelfs nuttig vinden, dat de charterboeken van Cau en Scheltens, Wiltens, te Water, Bondam, van Loon, Nijhoff en anderen op een gelijkvormigen voet geanalyseerd en tot een corpus gebragt werden. Voorts vestigt hij de aandacht op het denkbeeld om in de kronijken des Genootschaps opgaven mede te deeleis van goed beschreven artikelen voor de geschiedenis, oudheden en letteren van ons vaderland, voorkomende in de werken van de Hollandsche Maatschappij en die der Natuurkunde, van de Leidsche, Groningsche, Utrechtsche en Zeeuwsche Genootschappen , in den Boekzaal sedert 1692 , de Letteroefeningen , Letterbode , Vriend des Vaderlands , Recensent, de Gids enz. Ook de verzamelingen van kronijken , charters en niiddeleeuwsche oorkonden , welke in België, Duitschland, Frankrijk , Engeland en elders worden uitgegeven , wenschte de heer 11.
dat door de beoefenaars onzer geschiedenis met de pen in de hand werden doorbladerd , opdat daar uit mogt afgeschreven en in de kronijken bewaard worden al wat voor Nederland van geschiedkundig belang is. Ten slotte handelt de heer H. over de zegels en over het stof, waarop geschreven is.
Ofschoon de Leidsche Maatschappij de sfragistiek in hare bescherming genomen en reeds eeltige zegels verzameld
70 ^
heeft, schijnt men echter voor het algemeen de waarde dier zegels niet genoeg te gevoelen. Voor de geschiedenis der graveerkunst, de bouwkunst, de heraldiek zijn, intusschen deze monumenten belangrijk , en daarom ' heeft van Spaen, Bondam, Kluit, Nijho ff en anderen een zeer nuttig werk verrigt
met
de zegels afgebeeld' Ti ede te doelen.
En wat betreft de stof waarop men schreef, onze Meerman stelde in zijnen tijd er zeer veel prijs op, om te weten wanneer het katoenen en lompenpapier in ons land in gebruik gekomen is. De heer H. heeft er iets van gezegd in een der verslagen wegens den toestand der Noord-Brabandsche bibliotheek , in de Handelingen van het Noord-Brabandsch Genootschap, en wenschte gaarne, dat hem door de leden van het Historisch Genootschap opgegeven werd, welk het oudste papier is, dat zij in hunne archieven ontmoet hebben. Hij gelooft niet, dat men vóór het jaar 1320 veel stukken zal vinden op papier geschreven. Een gezet onderzoek kon intusschen dit pleit beslissen. Nog meldt ons de heer IL dat het Bestuur van het NoocdBrabandsch Genootschap zich gaarne met het Historisch Genootschap nader wensclit aan te sluiten. Hij zendt ons daarbij alle werken des Genootsehaps en zal voortgaan om de vervolgwerken aan te bieden. Al deze denkbeelden , door den heer Hermans kortelijk aangegeven , werden door de aanwezige leden gedeeld en
toegejuicht, en zijn reeds meermalen punten van beraad geweest in de vergaderingen des Bestuurs, dat zich tot hiertoe door verschillende redenen belet zag daaraan gevolg te kunnen geven. 3°. Eene missieve van den heer E. B. Swalue, ged. Schoonhoven 17 Jan. 1850, begeleidende de terugzending van de door den heer Rethaan Macaré met welwillendheid afgestane bescheiden over Tabago. Het doet den heer S. leed het voorgestelde gebruik er niet van te kunnen ma•
21
ken. Eene herhaalde zware ongesteldheid verbood hem alle werkzaamheid, en thans, bij zijne herstelling, moet hij besluiten van deze studiën af te zien. Wie deze stukken wil bewerken en daarbij gebruik maken van eene bijgo• voegde kopij eener reine naar Tabago, zal , naar zijn oordeel , geert onbelangrijken arbeid verkigten. Tegenwoordig standpunt der historische literatuur , betreffende het geschilpunt over de uitvinding der boekdrukkunst; De heer A. de Vries te Haar leln deelt ons daaromtrent het navolgende mede: liet is reeds verscheidene jaren geleden , dat de beide door hem geschreven en kort daarop in het Fransch vertaalde werkjes over de uitvinding der boekdrukkunst in het licht zijre verschenen. De heer Schinkel in 's Hage, op wiens dringend en herhaald aanzoek hij zich tot het openbaar maken der vruchten zijner navorschingen over dat onderwerp liet overhalen, en die in zijn vaderlandschen ijver tot het algemeen doen bekend worden dier geschriften zich groote opofferingen getroost heeft, heeft onmiddellijk bij de uitgaaf van ieder dier stukken , zoo in het Hollall(1sCh als in het Fransch, geene moeite noch kos• ten gespaard om te zorgen, dat zij zoo veel mogelijk algemeen, zoo wel buiten als binnen 's lands, verspreid werden. Hij heeft die aan de meest beroemde Duitsche, Fransehe en andere bibliotheken en aan de vermaardste buitenlandsche bibliographen gratis toegezonden , en de volkomenste zekerheid verkregen, dat zij ten spoedigste, zoo wel in Duitschland als in Frankrijk , Belgie en elders, ter kennisse van de beoefenaars en liefhebbers van het vak zijn gekomen. Ook zijn er al spoedig in Fransehe en Belgische tijdschriften meer of minder uitvoerige berigten van gegeven, allen zonder uitzondering met gunstige
beoordeeling en met erkentenis van de nieuwheid en het welbetoogde der bijgebragte bewijsgronden en van het meerder licht, daardoor aan de geschiedenis en het geschilstuk bijgezet; terwijl veelal in die berigten de Duitsellers, hetzij regtstreeks of zijdelings , werden opgeroepen, om met de tegenbedenkingen, die zij mogten kunnen aanvoeren, voor den dag te komen. Tot hiertoe echter heeft men niettemin in Duitschland nu reeds gedurende verscheidene jaren een diep stilzwijgen over dit onderwerp bewaard, en alle gewagrnaking van de hun bekende stukken blijkbaar roet zorgvuldigheid vermeden; hetwelk te meer als hoogst opmerkelijk mag geacht worden , daar de werken van een Meerman, Koning en Scheltema zoo schielijk na de uitgaaf door de Duitschers in hunne dagbladen, maandwerken en opzettelijke tegenschriften met zoo veel drift als van alle kanten werden aangevallen, dat men zich verwonderen moest over de snelheid der bekendwording dier geschriften, de daardoor opgewekte belangstelling en de vlugheid en menigte der tegenschrijvers. De taktiek der Duitschers in den strijd over dit geschilstuk schijnt te zijn, zich te eenemaal onkundig te houden van alles, wat tegen hen is ingebragt en zij zich niet in staat gevoelen te wederlegger; en des niet tegenstaande steeds even stout weg te volharden met hunne oude, omvergeworpen en te niet gemaakte bewering als algemeen erkende en voor geene betwijfeling meer vatbare waarheid te doen voorkomen, de tegenovergestelde als geene aandacht waardig te bejegenen. Wat voorts betreft de, namens het Bestuur van het Historisch Genootschap, aan den heer d. V. gedane vraag, om inlichtingen omtrent het juiste tegenwoordige standpunt der historische literatuur betreffende liet geschilpunt , is hij gelukkig in staat , op de volkomenste wijze roet een enkel woord te voldoen, door te berigten,
dat in het laatste notntner van den voriger jaargang van den Gids (1849 , N°. 12 voor Dec. , bl. 70.i-7J1) een verslag is geplaatst door den heer J. I. Doedes , leeraar der hervormden te Rotterdam, waarin liet door hem geleverde ter bevestiging van Costers regt op de eer der uitvinding en ter wederlegging van de bewering der Duitschers , benevens de geheele geschiedenis der uitvinding en van het daarover gevoerde geschilstuk , op eerie voortreffelijke en beknopte wijze met de meeste juist-
held en klaarheid zeer geleidelijk en volledig is voorgesteld en ontwikkeld , zoodat hij zich gerustelijk verzekerd durft houden, dat de lezing daarvan elk volkomen zal in staat stellen , om de wederzijdsche beweringen en den tegenwoordigen staat des geschils , waartegen zich tot hiertoe nog niet één enkele stem heeft doen hooren t op het naauwkeurigst te kennen en te kunnen beoordeelen. En wat meer bepaaldelijk de eigenlijke literatuur, of de geschreven werken over het onderwerp tot op heden toe betreft, daarvan is eene zeer naauwkeurige en volledige opgaaf te vinden in het werkje van den Heer J. J. F. Noordziek, getiteld : het gesclrilstuk betrekkelijk de uitvinding der boekdrukkunst , geschiedkundig uiteengezet. Haarlern , bij A. C. Kruseruan , 1848. henrik Hooft Dauielz. , burgemeester van Amsterdam. De heer Hooft Graalland vertoont der vergadering eerie verzameling van zeldzame brochuren , betreffende Henrik Hooft Danielsz., burgemeester der stad Amster-
dam, door de patriotten met den naam vara Vader hooft vereerd. Voorgenomen doch niet volbragte krijgstogt naar Friesland 1399. Medegedeeld door den }leer Rarnrnelman
EI•
sevier te Noordwijk , uit de thesoriersrekening van Leiden van het bovengemelde jaar.
24 Dit is den cost van der toeredynghe van der Vries /ier
reise , die men ghedaen sonde hebben ende after bleef Tsvridag na siste Jacobsdach saten tgherecht op ten huse om die wapentuers te kiesen, hun XIII van den ghe• rechte ghegheven tot hore penci elx VI gt. LII sc. Item den clerc , II boden , den knechtsen tot hore penci XIII sc. IV d, Op die seine tyt verdronken op ten huse XXVI sc. Item tsaturdag daerna ghinghen tgerecht om die wa• pentunes wt te bieden , elx tot bore penci VI gt. LII se. Item den clove, II boden , den knechtsen XIII sc. IV d. Item op dezelve tyt verdronken op ten base XXV se. IV d. Item bi IIeynric Jacobs ghecoft eskenhout daermen bieken, sleien , stelen an scoppen en an biles, breecbilen of maecte IV
X sc. 4 d.
Item VI horden daer men die tenten mede ouerdecte, coste VI sc. VIII d. Item Ileynric Jacobs van den hieken , stelen an scoppen ende an biter], ende des te doen was te maken, van VIII dagen werkens, sdags VI sc. IV d., LIII sc. IV d. Item XXXVII sparren daer men riemen of maecte, stic IIkgt., III 'iIII sc. IV d. Item om berkoendol (?) of te maken XII sc. Item om clipe clap an den riemen 1V d. Item IIeynric Jacobs van den riemen ende dol len te maken en des daertoe behoerde, II dag, sdag X gt., XIII sc. IV d. Item an spikeren toter riemen IV sc. Item tot Dirc Smit XII breekbilen, tstic XII gt., IV . XVI sc. Item XII spaden , tstic VII gt., LVI sc. Item tot Dire stuit VII vierpannen, tstic XX gt., IV W. XIII sc. IV d. Item III yseren hantbootuen, woegeia LVIII pont, tpont XLVIII sc. VIII d.
Item tot Eriubout Smit VIII kerf biion, tstic VIII gt,, XLII so. Viii d. Item II vierpalmen te verlappen X se. Item jeghen Daem, die stienhouwer, gliecoft l C donrecloten, thondert om IV
XLIV.
Item jeghen Claes Jans Vosz. C donrecloten om IV V. Item bi Dire Smit ende bi Dawn ghecoft CCCXIX pont donrecrttts, tpont VI gt., LXIII. XVI sc. Item van wyncoop hier of V sc. IV d. Item Aelbr. Aelbr. van II ntostaerttnolen te tillen(?) ende te stellen VI sc. IV d. Baerdsen. Item so die baerdsen ghecoert waren in der reise , doe men Staueren ontsette, die weder te maken bi Jan Potter 1V1 waghenscoten, tstic IV gt., XII sc. Item om II docken (?) , II knien, I plecht ende I reghel XXIV sc. Item om I deel ende II snedenrasters XXIX sc. IV d. Item van pee, teere, mos ende naghelhout XXXVI sc. Item Jan Potter van den baerdsen te vermaken XL sc. Item Jacob Aden van yserwerc, daartoe ghebesicht XXIV sc. Item an touwe daertoe ghebesicht CCIII pont weghens , tpont VIII d. , VI . XV sc. IV d. Item an den tenten an touwen CXXV pont weghens, tpont VIII d. , IV . III sc. IV d. Torren (?). Item van Dire Boyden III mVI c drogher torken, thondert IX gt. , X
XVI sc.
Item van Jan Potter II mVc drogher torken , thondert IX gt., VII 4. X sc. Item van dese torken opt poorthuis te doen, te cost verloren , coste VI sc. Item van deser torken weder op sinte Jorys porthuis te VI. J.
brenghen , so si verderflic laghen, inn cost verloren bi Heyn• ric Jacobs VIII horden, tstic X d., ende X sparren, tstic H gt., toter tillen opt poorthuis , fac. 20 sc. Item Heynric van I dachwerkens V sc. IV d. Item II dreghers van den torken over te dragen VIII sc. Item V scippers van Wesop waren ghehuyrt in der reise te varen , die op reise ghecomen waren ende weder ome keerden , so die reisen afterbleef, him ghegheuen voir horen onlust ende cost XV. Item jeghen Heyn Buze ghecoft V ellen roots laken, daer men penyocn of ivacte, d'elle X sc., L sc. Item van XL11 penyoen te snaken, tstic II sc. VIII d., V C. XII sc. Item ghecoft LVI halve laken root ende wit , daermen caproen of souden ghemaect hebben , van elc stic te crym• pen ende te sceren IV I. V sc. IV d. Item II zilveren banieren tlltr. ghemaect , costen X oude .... tstic XLVIII gt., XIV . XIII sc. IV d. Item I lade tlJtr. ghemaect, daer die banieren in legghen, coste X sc. VIII d. Item Jacob Heerrealen daer of van vracht IV se. .Dit is dat die hooftmans van horen verliese anghebrocht hadden, so die reyse afterbleef , daer si him jeghen besaec hadden van cost en scepynche. Dire van den Werve ende Gheryt de Brun XIX 4b . XV sc. Ghise Diedaert ende Pieter Gheryt VIII 1. VIII sc. IV d. Philips van Bograuen ende Aelbr. Nuweueen VIII. iii sc. IV d. Dames Heymans ende Foytgen XI 4. II sc. VIII d. Dire Claes ende Claes Aernts VIII 'b. XVII sc. VIII d. Aernt Paep met sijn ghesellen III. XIII sc. IV d. Syiuon Jude ende Doedijn VIII 4. V sc. Foytghen Jacobs ende Lacher X 1. XI so. IV d.
Ysbrant Gheryt elide Jan Willems IX R. VIII se. VIII d. Jacob Buken ende Gheryt Hugh X fit, VIII sc. VIII d. Ysbrant Streuelant ende Diedaert VI 1. X sc. VIII d. Jan Pieters ende Vop Dircx IX . X sc. VIII d. Flor. Jacob Dirx ende Harman lUouwer VII . VIII d. Ghise van Vliet ende Willem van der Goude VI C, XVI sc. Item so worden ghecoft LVI halue laken tot caproenen, die ghecrompeii ende ghescoren worden , van eiken stic te verliesen III R. X sc., facit XLIV V. Somma sominarunl van der toerydvng van de laetste Vriesker reyse, die men ghedaen soude hebben, ende van des te verliese ghinc an prouande ende toeredynghe, also die reyse afterbleef,
AVM R. XVI sc. VIII d.
Namen der Leidsche ruiters , die onder bevel der kapitei. nen Dirk van Poelgeest , Gijsbrecht van Raepliorst en Floris van Altmade bij het beleg van Nuis tegenwoordig waren , 1474. Medegedeeld door den voorn. heer. Op het stedelijk archief van Leiden berust eene lijst, die bijna vergaan is, en waarin de namen der Leidsche ruiters staan vermeld , die bij het beleg van Nuis tegenwoordig waren ; bij deze lijst wordt eene schier onleesbare memorie gevonden , welke ons hunne herhaalde klagten over het onbetaald laten hunner besoldiging door hertog Karel van Bourgondië doet kennen , en hoe zij , uit vrees van door gebrek te sterven, het plan hadden gevormd , om op eigen gezag weder huiswaarts te keeren , indien in hunne betaling niet voorzien werd. De Leidsche regering had dan ook eenmaal den thesorier naar Nuis met de noodige gelden ter betaling der halve soldij gezonden , terwijl de andere helft ten laste van Karel behoorde te blijven. Het vernielde stuk is van den navolgenden inhoud : Register van de capiteinen ende ruytergesellen , die van Nuitz gecomen zin, om smet dien doot te rekenen, ende 3k
^g henluyden tea volle te betalen van des .... gebroet a" MCCCCLXXVI.
Dirc van Poelgeest, capiteyn. Ruytergesellen. Den Abdt Geryt Claisz. wtgeweest CXXV dagen , maken XXXI Mijns. gl. VI sc. Dire Willems , Vranck Vrancken , Claes van der Poort , Jacob Martijns , Jan Reyntgen , Aelwijn Willemsz. , Wouter van Vuist , Aernt die Buesse , Cornelis Zeelander. Dezen dienden vander stede wegen onder capiteyn Dirc van Poelgeest. Jan Aecnts, Jan Eucrs , Claes Ariesz., Jan van Bosstel. (Borselen ?), Aelbreclit Mais, Claes Direx Brouwer, Steuen Louwe, Adriaen Heynricx in zijn stede, Allairt tiloen, Pieter Hoetivaker, Neel van Rellen, Pieter Pouwels , Geryt Jansz. schoenraker. Ghijsbrecht van Raephorst, capiteyn. Reyner Reyners Bongenaer (?) , Dire Willernsz. Dolphyn, Willem van Leyden , Lubbert van Hattem , Ghijsbrecht Kint , Arent van Aernhem , Jan Ghysen , Harek Geryts, Pieter Jans , Jan Jansz. molenaer , Allart Wouters, Jan van Doesburg , Lucas van Cleue , Claes Gerytsz. van Wesel), Ghijsbrecht Jonge Dircx , Aert Willernsz., Mathijs Adriaensz. ende Willem Walrauen in zijne stede, Heyn Aernts van Horen , Claes Willems van Hoichrnade , Jacob Willems, Voppe Jansz. Florys van Alcmade, capiteyn. Jan van Sichenem , Ewout Mathijsz., Thomas van Nymegen, Heynricx van Sutphen , Geryt Salicx , Ghijsbrecht Jacobsz. , lleyn Ruysscher, Willem Dircxz. Weypoort (Neypoort ?) , Jacob Jans metselaar , mathijs Gerytsz., Aernt A.erntsz. , Andries Jans van llouen , Horlaer , Pieter Wil-
l e nisz. Bral , Pieter van Wetten , Jan Jansz. van Waert, Jan Pietersz. leertouwer, Jan Walrauen, deze wordt ge-
29
schoten XXVII February, Martijn Clais, Jan Matliijsz., Adli• aen VVillemsz. van Hairlem, Aernt die bastert. Opte eerste dag van Mei MCCCCLXXVI is bij Aert Heerman ende Jacob van der Does geconsenteert te betalen Aernt die bastert. Geryt Claisz. den abt tuich wt VI dagen in Noueinber MCCCCLXXIV ende quain matte capiteynen thuys XXIV dagen in Maert MCCCCLXXV, rnaact den tijt van CXXXVI dagen , 's daegs VI pl. rnaact XXXII Rijns. gl. XV pl. Nog iets betreffende hel geslacht van Egmond. Medegedeeld door den voorn. heer. Tot aanvulling van hetgeen omtrent dit geslacht in de Kronijk van 1847, bl. 81k, vermeld is, strekt het volgende extract uit de resolutiën van Holland van den 25 April 1597, bl. 201. Alzoo Jan van Egmond te kennen gegeuen heeft, dat hij, wesende een edelman, wettelijk gesproten van den huise ende stam van Egmont, daer voren zijn voorouders waren geweest, ende dat Willem van Egmont sijs vader geduyrende de troubelen verjaagt, ende sijne huisinge van den vijandt afrbrant zijnde, de wapenen heeft aangenomen tegens den vijand, ende eintlijk sijn lenen gelaten heeft in den dienst van den Iande, ende dat hij suppliant weder in sijn vaderland van buiten 's lands gekomen zijnde, hem begeuen hadde in den dienst onder de guarde van sijn Exc. als adelborst, op een tractement van XVI g. ter maandt, ende om hem naer sijne qualiteit eeliigsins te mogen onderhouden, daerbeneffens versocht eenig extraordinair tractement. Iets over Francois van den Bogaert. Medegedeeld door den voorn. heer uit de resolutiën van Holland van den 30 Januarij 1597, bi. 28. Alzoo Francois van den Bogaert aan de gecommitteerden rade van de staten van Holland erfde W. Frieslant tkennen
20
gegeucn heeft, dat hij hem int beginsel van den krijg met Nicolais Ruychauer in 's lands dienst begeuen heeft, erfde den Briel helpen innemen, den admirael Bossu helpen overwinnen, ende de eerste in de poorte geweest is in het innemen van den vijandt; voorts onder capiteyn Jacob Symonsz. Rijek als adelborst heeft laten gebruycken iii Vlaenderen jegens den vijandt , alwaer hij geschoten ende onder de dooden is blijven legghen, maer ghenadelich van Godt gepreserueert, ende dat hij daernaer eyntlijck seuen jaer als adelborst onder capiteyn Wijnbergen heeft gedient, ende als noch is dienende; biddende dat, ten aansien hij in een been is geastropieert erfde met een huisvrouw vol kleine kinderkens is vergeselschapt, te mogen genieten geappointeert tractenlent in volle betalinge van alle sijne achterstallige diensten : Js geappostileert, dat hij bonen sijn tractement, 111 pond van XL groot smaands zal genieten. Verzoek van de weduwe van Willem Barentz aan de staten van Holland en West-Friesland om onderstand, 1598. Medegedeeld door den voorn. heer. In de resolutiën van Holland, bl. 123, vindt men op den 17 Maart 1598 het volgende vermeld: « Op het versoek van de naergelatene wedue van Willem Barentz van Amsterdam, op sijne derde reyse, anno 1596 omme noord-omme naer China te varen , gekomen zijnde op de LXXVI°, ende door het ijs belet zijnde vorder te reysen, den geheelen winter op Nova-Seinbla hem met sijn volk hadde moeten onthouden, ende in t weder keerera te scliuyte van koude ende ongemak was gestoruen , om uyt compassie te hebben onderhoudt met hare vijf vaderlose kinderkens, hebben de staten verklaert daerinne niet te konnen consenteren, maer dat de suppliante aen die vande admiraliteit tot Amsterdam wel sal mogen worden gerecommandeert , ende oock aen de magistraten , dat sij luyden op
31 het onderhoudt van de suppliante uyt compassie willen voorsien bij d' een of d' ander middel, ten minsten quetse.» De heer Rarnmelman Elsevier doet eene uitnoodiging aan de leden des Genootschaps, woonachtig in de stad Amsterdam , om te willen onderzoeken, of aan deze weduwe door de admiraliteit of de regering van Amsterdam eenig onderstand is toegelegd geworden. Verbeurtverklaarde goederen van B. Hogerbeets, 1619 en 1620. Medegedeeld door den voorn. heer uit de geregtsboeken der stad Leiden. Inde vergaderinge van burgermeesteren ende gerechte der stadt Leyden voorgesteld ende aengedient zijnde, dat van wegen de heeren gedelegeerde rechters van de ho. mog. heeren staten generael alhier aengecomen waeren eenige gecommitteerden, die versocht hadden assistentie van schepenen , om te mogen beschrijuen ende inventarisseren de goederen van Rombout Hogerbeets, die bij sententie van de voorgemelde heeren rechters waeren geconfisqueert; ende nadien men bevist de stadt gepriuiligieert te zijn, dat geen poorter meer mochte verbeuren als sijs lijlXende t sestich guldens, zoo was goed geuonden, dat nadien de voorn. Hogerbeets alhier was poorter geweest vóór zijne apprehensie, dat men de voorn. gecommitteerden van tselue priuilegie ende geduyrich gebruyck, twelk dese stadt daer• uan hadde , zoude verwittigen ende met eenen versoucken haer voorgenomen besoigne te willen ophouden als onnoodich, ten weleke eynde geconsenteert is denzelven gecommitteerden te doen hebber dubbelt vyttet voors. priuilegie, mitsgaders acte van deze jegenwoordige resolutien. Actumn in haere vergaederinge dcii II Junij 1619. Archief van Buren. Slag van Stralen 1468. In de Kronik van 1846, blz. 253 en volgende, is door den heer dr. P. J. Vermeulen een oud handschrift medegedeeld, hetwelk
n^}
berust op het provinciaal archief van Utrecht , en waarin door een ooggetuige de bijzonderheden van dele strijd bij Stralen tusschen Adolf, hertog van Gelre , en
Johan ,
hertog van
Kleef, worden verhaald. Ook de navolgende opgave, welke zich bevindt onder de papieren van het voormalig archief van Buren, staat tot dien strijd in betrekking, en is wegens de namen der ten strijd opgeroepen heeren en steden, en vooral wegens de opgave der getalsterkte der strijders en de vermelding der plaatsen, hun ter verzameling aangewezen, niet van historisch belang ontbloot 1). Item die regent van Hollant. Item die heer van IJsselsteyn. Item die heer vander Veer.
IIJ gewapenden.
Item die heer van Oestervaat. Item heer Derich vander illeerweden IJ c gewapenden. Dese voirs solde men leueren yrst tot Tuyll tegen Boemell. Item tot desen geordinyert prouande tot X daigen, yrst tot VJ vleysch daigen. Item XC ossc12. Item IIJk sijden specken off IIIJc lamelle. Item tot hij vischdaegen IIJ m pekel ende lectvische. Item XV vat botteren. item XXX wagen kese. Item tot den X daegen voirs. IIJ c mal. roggen. Item LXX mal. weitz. Item XL voder wijrs. Item sdaeges LXX vat biers; vz VIJ c vat. Hir mede solden die Hollander mit graver prouanden voir X daege geleuen wesen. Item die stede Boemell ende Tyell mit hoirre ridderschap vyt hoeren weerden op III gewapende, des yrsten auontz tot 1) De redactie heeft insloten, om van tijd tot tijd in de K'roniik op zich zelf staande stukken en bescheiden uit deze belangrijke verzameling te laten volgen.
33 Lent tegen Nijmegen, dair toe ordinyert voir ene leueringe. Item IIIJ golden ossen. Item oft visehdach were IJ S stoekvische als ours. staen. Item IJ vaet botteren.! Item IIIJ wagen kesen. Item VIIJ mal. roggen. Item III mal. weitz. Item I voeder wijns. Item X XIIIJ vat biers. Item desseluen auontz die beer ven Culenboreh mit Mc gewapenden, ende die cleyne Veluwesclie stede mit VJc gewapenden, op die Praest tegen Arnhem, dair toe geordinyert voir een leueringe als bauen tot Lent geordinyert steet. Item des anderen auontz die Nederlenden voirs. mit M gewapenden, die stat van Nijmegen mit IJ m , die stat van Zutphen mit hoiren cleynen steden mit VIIJ e , die stat van Arnhem mit V c , die heer van Culenboreh mit Ilk , die cleyne stede van Veluwen mit VI S, tsannen omtrynt Yin gewapenden tot Loebede the sijn, dair toe geordinyert prouande tot VI daegen , the weten IIIJ vleysch daege ende 1J vischdaege. Yerst tot IIIJ vleyschdaegen tot eiken daege XXIJ goeden ossen. vz LXXXVIIJ ossen. Item tot den IJ vischdaegen ellichs dalges M pekelvische vz Um. Item sdaeges VIIJ tonnen botteren, vz XVJ vat. Item sdaiges XVIIJ wagen hese, vz XXXVJ wagen. Item tot den VJ dagen voirs. , IIJC mal. roggen. Item dat is sdaiges XLIJ mal. Item sdaiges XIIIJ mal. weitz. vz LXXXIIIJ mal. Item sdaiges VJ voder wijns. vz XXXVJ voder. Item sdaiges CXXV vat biers. vz VIJ c L vat. Item op den seluen lach die stat van Iluerernunde ende
34 die stat Venloe mit IJ" gewapenden , des auontz omtrynt Stralen off inder vaigdyen the wesen, dair toe geordinyert voir IIIJ daege , the weten IIJ vleysch daege ende enen vischdach. Item then vleyschdaegen des daiges VIIJ ossen. vz XXIIIJ ossen. Item op den vischdach IIIJ c pekelvische. Item IIJ vat botteren. Item VIJ wagen kese. Item then IIIJ daegen sdages XVJ mal. roggen. vz LXIIIJ mal. roggen. Item sdaiges VJ mal. weitz. vz XXIIIJ mal. Item sdaiges IJ voder wijns. vz VIIJ voder. Item sdaiges XLVIIJ vat biers. vz CXLIJ vat. Item geordinyert tot Moldich des yrsten auontz the lijn IJ S gleyen, dier toe geordinyert voir een leueringe , oft vleyschdach is, IIJ goeden ossen. Item eest vischdach , IJ c stockvischs. Item J vat botteren. Item IJ wagen kese. Item V mal. roggen. Item IJ mal. weitz. Item VIIJ amen wijns. Item VIJ vat biers. Item des anderen daiges tot Stralen off tot Walbeemd IIJ C gleyen , dair toe geordinyert prouande voir IIIJ daege the vur IIJ vleysch daege ende enen vischdach, yrst then vleyschdaegen slages VJ goeden ossen. vz XVIIJ ossen. Item then vischdaege IIJ c pekelvische. Item IJ vat botteren. Item IIIJ wagen kese. Item sdaiges X mal. roggen. vz XL mal. Item sdaiges IIJ mal. weitz. vz XIJ mal.
35 Item sdaigs XVJ amen wijns. vz X voder IIIJ amen wijas Item sdaeges XIIIJ vat biers vz LVJ. Item die van Rueremunde ende van Venloe mit den van Gelre ende van Goch ende mit den reysegeren voirs. sullen des anderen auontz omtrynt Wesell ergent jnden lande van Cleue liggen , lair mijne genedige heer mit sijnen vrienden te schepe meynt bij the komen. Sm. vanden prouanden voirs. Prima IJc XXXJ ossen die VIIJ ossen ad C gul. vz IJ mVIIJ cLXXXVIIJ gul. Item tot speck off the hamellen IIIJ gul. Item VJm IIJC stockvischs, dat hondert4 ad VIIJ gul. vz V c gul. Item XL vat botteren ad VIIJ gul. vz IIJCXX gul. Item LXXXVIJ wagen kese ad IIJ gul. vz IJXVIIJ gul. Item Vc XCV mal. roggen ad J post. gul. vz IIIJ cLXX gul. Item CLXXXIX mal. weitz ad J. R. gul. vz CLXXXIX gul. Item XCVIIJ voder wijns ad IJ m r. gul. g etax iert. Item XVIJc ende XLVIIJ vat biers ad J elincken (9) vz omtrynt XIIJ c gul. Item pro. extraordinarijs M r. gul. Sum. IXmIJ cLXXXIIIJ r. gul. The gedencken heerpannen Item worste. Item tenten. Item strijdtebalde. Item pijle. Item trumppenbannen. Prins Willem van Oranje aan Philips , graaf van Hohenlo.Aanbeveling van Toelix Buchner en Rudolf Matz 1582. Vnzen freundtlich dienst vndt was wir meter liebs vndt gudts vermogen jeder zeidt zuuor, wolgeborner, freundtlicher , lieber vetter vndt bruder. Wir haben e. 1. schreiben empfangen vndt darneben was dieser zaiger Foelix Buchner vndt Rudolf!' Matz , so e. 1. zw vnss abgefertiget, vnss mundtlich zu erkhennen geben genugsam eerstanden.
38 wir wollen -zwar niehts liebers sehen, dan das sie j ven vorhaben naehkholnmen vndt dasselbige jin werck vol. bringen mochten, vndt wollen also c. 1. hieniit freulldtllclt ersucllt vndt gebetten haben, da sic die ntittel wo.... zu wegen bringers khunden , das sie jnen alle muigliche liulllf vndt beforderung erzaigen, dalwit sie errleltes jr vorhaben volziehen mogen , dan sonder zweifel , da es der Almechtige also sehiken vuurde, das sie etwas fruehtbarlichs ausrichten khundten, softe es jnen nicht unuergolten bleyben. J W elclts wir e. 1. hieruit freundtlich nicht naben verhalten wollen, vndt seindt derselbig angeneme freundtliche dienst vndt willen zw erzeigen jeder zeilt gantz gudtwillig. Datum Antorff, ahm XJ Julij 1582. 'Wilhelm, von Gottes gnaden prinz zw Vranien, graue zw Nassaw Catzenelbogen. get. e. 1. dienstwilliger bruder, vuilhelm, print zu Vranien, Opschrift: Monsieur, Monsieur le cointe de Huhenlohe, seigneur de Langenberch. Twee brieven van Prins Maurits aan Philips , graaf van Jiokenlo 1599. 4 en 8 Aug. Beide deze brieven , handelende over de krijgsverrigtingert van Maurits tegen Mendoza in dat jaar, worden door de tegenwoordige eigenaren der verzameling papieren van het voormalig archief van Buren ter tafel gebragt. Alvorens deze miniven in de J&onijk optenenien , wordt de heer rapporteur voor de provincie Zuid-Holland veizocht, deze ter inzage toetezenden aan den verdienstelij• ken schrijver van het leven van Maurits, met beleefdelijk verzoek , omtrent de belangrijkheid daarvan wel eenige inlichting aan het Genootschap te willen geven.
2/
8. VERGADERING. 2 FEBRUARIJ 1850. Nieuwe leden. Bibliotheek. Correspondance de Buzanval. Nieuw uitgevondene wijze van afgieten van zegels, penningen enz. Namen van de heeren iniiiisters der stad Leiden. Zeldzaam werkje be.. treffende nde den grave van Leycester. Archief van Buren. (Brief van E. Leoninus aan den graaf van Tlohenlo 1684). Corte verthoninglie van J. van Oldenbarnevelt op de remonstrantie van F. flerssens, met de bijlagen daartoe betrekkelijk 4648,
Nieuwe leden. Tot werkend lid benoemd E. W. J. B' . Six tot Oterleek te Utrecht. ,Bibliotheek : ten geschenke ontvangen : Van den heer de Bordes te Utrecht. Bijdrage tot de krijgsgeschiedenis van het jaar 1672 ; overgedrukt uit den Illilitairen Spectator. Correspondance de Buzanval. De rapporteur voor de provincie Zuid-Holland legt ter tafel het door den heer van der Kemp genomen uittreksel uit de voormelde briefwisseling , voorzien met zijne ophelderende aanteekeningen. Deze belangrijke bijdrage is , op verzoek deswege door het bestuur gedaan (zie Kronijk ; bl. 3) , moet de meeste bereidwilligheid ter inzage aan het Genootschap door delg voormelden heer toegezonden , met vergunning om daarvan naar verkiezing gebruik te maken. Nieuw uitgevondene wijze van afgieten van zegels, penningen enz. De heer E. F. Georges vertoonttaan de vergadering eenige zeer naauwkeurig genomen afgietsels van zegels, vervaardigd uit eerre zekere plastische compositie, in vele opzigten verre overtrefli-mde het gips, waarin men tot hiertoe gewoon is afdruksels van zegels en penningen.te maken. Deze compositie heeft wegens hare zachtheid en fijnheid de eigenaardigheid van zelfs tot in de kleinste bijzonderheden
88 het oorspronkelijke terug te geven, en aan het afgietsel eenc hardheid te doen verkrijgen , waardoor niet alleen het stuk met geringe moeite kan worden gepolijst , maar ook niet onderhevig is aan afbreking of afbrokkeling, zooals dit met het gips het geval is. Is deze stof tot dit soort van werk tot hiertoe weinig aangewend geworden, de wijze van behandeling echter is geheel nieuw, en volgens verzekering van den heer Georges , aan wien de eer dezer nieuwe uitvinding toekomt , bestaat er geene mogelijkheid , dat door zijne wijze van afgieten het minste nadeel aan de zegels kan worden toegebragt , hoe broos en vergankelijk zij ook mogen zijn. Verscheidene proeven zijn reeds door hem daarvan genomen , die allen met den besten uitslag zijn bekroond geworden, en hem meer en meer hebben overtuigd van de belangrijke voordeelen, welke deze nieuwe uitvinding voor de sfragistiek kan opleveren. Ten gevolge dezer niededeeling, welke met de meeste belangstelling door de leden ontvangen is , wordt door het Bestuur eene commissie benoemd , bestaande uit de heeren Rethaan Macaré , de Geer , Drieling , Six van liiIlegom en Georges , ten einde nader verslag in te dienen over de wijze, waarop deze nieuwe belangrijke uitvinding door het Genootschap kan worden aangewend ten meesten nutte voor de tot hiertoe eenigzins verwaar loosde sfragistiek. Namen van de heeren ministers der stad Leiden, (zie blz. 868 der Kran jk 1849.) De heer Raminelman Elsevier zegt hieromtrent het vol• gende: Bij Orlers, Beschrijving van Leyden 1641, komt een groot aantal regeringsleden voor. Het door den heer Vernée ingezonden stuk zal welligt Benige aanvullingen en verbeteringen bevatten , waardoor deze lijst belangrijk kan zijn. Zouden de lijsten der regeringsleden, bij Orlers voorkomende , niet 100 of 200 jaren vroeger kunnen
39 worden begonnen ? Orlers toch heeft geen gebruik gemaakt noch kunnen maken van die bronnen, welke nog op het stedelijk archief te Leiden voorhanden zijn , terwijl van Mieris zelf niet eens de oorspronkelijke charters van Leiden heeft mogen inzien tot zamenstelling van zijn charterboek en zijne beschrijving van Leiden. Eene oppervlakkige inzage van dit laatste werk is voldoende, om zich te overtuigen, dat de meeste stukken, aldaar aangehaald, onder bijzondere berusting waren. De rapporteur voor de provincie Zuid-Holland wordt verzocht , de vermelde lijst aan den heer R. Elsevier toe te zenden , met verzoek om nader verslag daaromtrent uit te brengen. Zeldzaam werkje betreffende den grave van Leycester. De heer Mr. W. J. C. van Hasselt te Amsterdam deelt aan de leden des Genootschaps mede, dat in de bibliotheek van het K. N. Instituut aldaar een hoogst zeldzaam werkje wordt gevonden, met den volgenden titel: »Discovrs de la vie Abominable, Ruses, trahisons, meur»tres, impostures, empoisonnements, paillardises, Atheismes, »et autres tres•iniques conuersations , desqvelles a vsé et »vse iournellement le my Lorde de Lecestre, Machiaueliste »contre l'honnevr de Dieu, la Maiesté de la Royne d'An»gleterre , sa Princesse & toute la Repvbligve Chretienne." »Traduict d'Anglois en Francois et mis en forme de »Dialoqve avqvel le Legiste , le Gentilhomme & l'Escolier »so p t introduits povr la plus facile declaration du present »Discours. --- 1585." Zonder vermelding van den uitgever of de plaats, waar de uitgave is geschied. Het werkje is in kl. 8vo en beslaat 184 pagina's, alle recto gepagineerd, dus eigenlijk 288 bladzijden. In dit boekje worden aan Leycester de gruwelijkste misdaden ten laste gelegd. Men verlieze niet uit het oog, dat het nog
-40
tijdens zijn leven
en
toen hij in vollen aanzien was , in
het licht verscheen. Archief van Buren. Brief van Elbertus Leoninus aan den graaf van ilohenlo , inhoudende legerberigten 15'81. Welgeborne , genadige Heere. Wij hebben geschreven een dynstdag lestleden ande ainptluyden van Ouer• ende Nederbetue ende vanden rijtik van Nieu,negen, oin het getal van pioniers bij uwe G. begeert jjlens optebrengen ende ponten ende horden ouer te schicken, gelijek oick hier geschiet is op Velue. Dan beuinde dat van dit guartier binnen korten daghen geen merckelijck getal van pioniers opgebracht en sal kunnen wordden , soe dat uwe G. slete sal moeten behelpen roette huyslieden daer omtrent geseeten. Wij hebben tijdinge, (lat Merten Schenck neet zijne ruyteren noel" leedt int laat van llurne, ende Jatter nieuw volck in Breda gekornmen is in merckelijck getal; oick hebben wij tijdinge, dat de vijandt vuyt Frieslant wijokt ende herwartz aenkowpt , soe dataren hier zeer bekominert is om den Bhijn ende IJsel stroera te beletten ende te bewaren, t welck geschieden moet met huysluyden durch gebreck van krijgsuolek, nlitz dat in dese stalt nraer en sijs otntrint 40 knechten, ende in (landere zeer weynich. Jck sal uwe G. assisteren in alles des my rnogelijck sal veesen. Hier inidt mij gebiedende inde goede gratie van uwe G., bidt ick Godt Alrnachtich, Welgeborne, genadighe heere , de seine te willen gesparen in langhe gesontheyt, voerspoet ende victorie verleenen. Jn haesten vuyt Arnhem den Xs' VUIL". Septembris XViceenerrtachentieh.
Vwer G. goetwillighe dienar, Elbertus Leoninus.
Opschrft: Aenden welgeborne rnogendcn heers, heere Philipen, grave thoe llohenloe, heere thoe Langenbergl" , luijam genedighen heere. Int leegher. Polgens het oorspronkelijke.
Corte Derthoninghe van Johan valt Oldenbarnevelt op de remonstrantie van Francois van tlerssens, 1618, met de bijlagen daartoe betrekkelijk. Ter plaatsing aangeboden door den heer van Kinschot te 's Ilage, die daaromtrent het navolgende mededeelt : »In eerre verzameling van handschriften, nagelaten door wijlen den minister van justitie van Maaien, bevindt zich eel}e ineniorie door Johan van Oldenbarnevelt eigenhandig geschreven. Deze memorie, welke door O. aan het slot corte verthoninghe wordt genoemd, draagt geen dag- noch jaarteekening, en is ook niet vergezeld van de bijlagen, in dat stuk aangewezen onder de numero's i tot 5. llet handschrift is zeer onduidelijk geschreven en op soinniïge plaatsen bijna onleesbaar, zoodat in het afschrift enkele woon, den oningevuld zijn gelaten, daar de heer K. niet op zich durfde nemen, om uit den vorm van het geschrevene een woord zamen te stellen, dat hoogst waarschijnlijk van de waarheid zou afwijken, en derhalve aan den zin een karakter kon geven, in strijd met de bedoeling van den schrijver. Het stuk is, zoo als uit den aanhef blijkt , zijn aanwezen verschuldigd aan een libel, door Francois van Aerssens openbaar gemaakt onder den titel : Noodighe Remonstrantie aende Doorluchtighe, Hooghe, ende Mogende Heeren, mijn Ileeren die Staten Generael der vereenichde Nederlanden, mitsgaders aende Doorluchtige, Ilooghe ende illoghende Heeren , lllijn Heeren die Staten van Gelderlandt, Hollandt, Zeelandt, Ytrecht, Vrieslant , stadt Groningen ende Ommelanden, int particulier overghegheren ter vergaderinghe vande Hooghe ende Mogende Heeren , die Staten Generael der Yereenichde Nederlanden , opten 30 1ey, Anno 1618 door den Heere Ambassadeur Francho ys van Aerssens. Gliedruckt voor Marten Arentsz, Anno 1618. Dit libel is een antwoord en wederlegging van een vlugschrift ten opschrift voerende : Ontdeckinghe vande valsche Spaensche, jesuijtische practijcke, VI .1.
4
^ ^2
iisghestelt bij een lijthebber van de waerheyt en._le van het vaderlam. (van der lilijle). Op het eerste libel van F. van Aerssens, waarin deze zich verdedigt tegen aantijgingen , die hein in de boven aangehaalde Ontdeckinghe enz. worden gedaan, volgde : 1° een Fertoogh aende Hooghe Mogende Heeren, Mijne Heeren die Staten Generael der Vereenichde Nederlanden, bij den Heere van der "Wile overghegheven teghen seecker fameus libel haer Ho. log. gepresenteert onder den naeva van Remonstrantie , wesende onderteyckent Franchois van derssens; 2° de corte verthoninghe enz. door Johan van Oldenbarnevelt. Al de bovengemelde vlugschriften berusten op de ko• ninklijke bibliotheek te 's líage, doch het geschrift van 0. is eioor den heer K. noch in deze bibliotheek, noch op 's rijks archief aangetroffen. -- Op den omslag trouwens staat blijkbaar in veel later tijd geschreven, voor zoo verre mij bellend is , nergens uitgegeven. Bij de corte verthoninghe ontbreken de bijlagen 2-5. In het gemelde vertoogh, door vals der Mijle overgheghetien, vindt men als bewijsstukken aangevoerd bijna dezelfde documenten als die, waarop Oldenbarnevel t zich in zijne schriften beroept, en heeft de heer K., daar de vader en de zoon dezelfde zaak verdedigen, niet geaarzeld, om de bewijsstukken van den laatsten over te nemen , doch ook dan alleen, wanneer dagteekeningen of opschriften hem zekerheid gaven, dat hij niet dwaalde, en hij gelooft, dat men aan de juistheid van zijn vermoeden voor de bijlagen 2, 3 en 5 dienaangaande niet behoeft te twijfelen. Bijlage 1 wordt niet genoemd ; welligt moet daarvoor het geschrift van Oldenbarnevelt zelven gehouden worden; en n°. 4 is door den heer K. niet gevonden. Dit geschrift, hetwelk de eigenaresse dier belangrijke verzameling heeft vergund ter plaatsing aan het Genoot-
48
p ootschap aan te bieden, en door Johan van Oldenbarnevelt aan het slot Corte verthoninbhe genoemd wordt, is van den navolgenden inhoud : lloghe Moghende Heeren ! Mijn Heeren. — lek hebbe gesieu een groot libel , aan uwe h. in. overgelevert bij Francois Aersens, daerbij sonder eenighe redenen tegens der waerheyt, niet veele insolente, calumnieuse, insidieuse , verdichte en opgeracpte woerden mij en mijne actien traduceert, maeckende een lanck verhael van sijne grote diensten in Vranckrijk gedaen, mij offperssende daer op te seggen , dat ick nyet en kan begrijpen , waerinne sijne grote diensten geleghen sijn, alsoe in 't jaer 1598 als de heer van Nassau en ick in Vranekrijk aen den overleden coninck, hoochloffelijker en onsterffelijker gedachtenisse, gesonden waeren , wij verseekerd waren van zijne M ts. volcornen en 'oprechte goede affectie tot deser landen conservatie (oik nyet gegenstaende sijn handelinghe metten coninek v. Spaenjen). Wij creghen oik sijne Mts. beloften van uwe h. m. te adsisteren (als mit betalinghe van schulden) metten sornme van 17 millioenen 1) en drie hondert duysent cronen, te betalen in eenighe jaren. Voer ons vertreck stelden wij Aerssens als agent van uwe h. m. bij sijn M t. aen, weleken wij hem presenteerden en recommandeerden , ivaeckten oik zijn tractament en gaven hem instructie op uwe h. m. behaghen, wij lasten hem sorgvuldigh te wesen, sijne M ts. vriendschap tot uwe h. m. dienste wel te rnesnagieeren, en die beloofdde betalinghen ten haren tijden te vorderen; die voorsz. beloeffde sommen en was in 't jaere 1603 noch nyet ten volle betaelt, als in den is bij sijne Exc. graue Heynderick , den
selven jaere .
4) Het handschrift zeer onduidelijk geschreven zijnde , zou men kunnen geloaven , dat dit moet zijn een millioen, Zie Waarachtige historie van Oldenbarnevelt , bi, 50. 4*
ro^
44
lieeie van Brederode f. m. de heer Valke (Caron) en mij in Engelandt bevonden , dat van wegen hoegstgedachte sijne Maj t. van Vranckrijk mit sijne Maj t. van Groet Bretangen geliandelt en geaccordeert werdt , dat ewe h. in. mit een goede soinnie van penninghen souden werden geassisteert, te furneeren bij den toni nek van Vranckrijk , die twee derdendeelen ten sijnen laste en een derdendeel ten laste van den coninck van Groet Bretangen in minderingh van schuit , die crone van Engelandt van de crone van Vranckrijk cuuipeteerende, en werde die voorsz. somme dier tijde begroet op darthig houdert en vijftich duysent guldens int jaer. Die vours. beloften sijs voor de jaren 1603 en 1604, voldaen. In 't voorsz. jaer van 1604 reysde de heere van Busenval, zijne M ts. ambassadeur, van hier nae Vranckrijck mit goede instructie , dat deezer landen zaecken meerder secours waren vereysschei ^ de en werde principalijek deur hem die zaeck daertoe beleydt, dat zijne Mt. beloeffde voor het jaer 1605 secours van negenthien hondert en vijftich duysent guldens, luits dat bij de handt genomen zoude werden een zeer groet esploict. -- Die zaeck deeser landen in 'tvoors. jaare nyet wel succedeerende, sonde zijne Ma t. alhier den heer van S. Aaubin aen uwe h. ni. , de weleke van alles zoo wel geinstrueert en geinformeert werdt, dat op sijn rapport zijne Mat. accordeerde voor den jare 1606 gelijeke assistentie van leeghenthien hondert en vijftigh duysent guldens; zulkx dat Aerssens nyet anders dies aengaende en heeft gedaen dan te sol liciteeren en vorderen voldoeninge van 't geene ..:. deurt beleydt van anderen is beloert geweest, daertoe hij aldaer gesteld en .... geert was , sulks dat 't zelve voir geen gro. ten dienst en ...... was. Zonder dat te gelooven is, dat een eerlijck , verstandig man in deese landen zal willen houden voor grote diensten, dat hij in hoegstgemelden coninck sunder eenighe behoerlijke last heeft getracht te brengen
43 appetijt om te begeren aen sijne Mt. bij uwe h. m. geofftp reert te weesen die souverainiteyt van de vereenigde Nederlanden; veelmin dat wij in de zelve alom die Roemsche
religie zoude invueren en ordre stellen op 't onderhout van Roemsche papen en clerquen , noch minder dat wij meest alle die lasten, middelen en contributien zouden continueren , selffs naa de reductie..... vair de gedesunieerde landen , en oversulcs alle opgestelde lasten voir permanent houden. Nochtans ist kennelijk , dat Aersens daer toe die b ij gevouchde acte ofte memorie geteykent nu: 1 ) mit sijs eggen handen heeft ingestelt en den 24 . Februarij des jaers, 1606 aen sijne M t. gepraesenteert, en dat hij oick corts daer nae mit gelijk point alhier te lande is gecomen, seggende 'tselve te weesen het werck van den coninck, welke poincten, bij sijne eyghen haitt geschreeven aen sijne Exc., eenighe heeren van uwe h. in. vergaderingh, en onder anderen aen mij gethoent wesende, was ick daer inne ten alder hoeghsten geergert en gemoveert, mij verwonderende van sulcken groten stouticheyt en vermetelheyt. Daer online die offentie van den coninck, en het verleenen van zijn groet secours, daer nogh van dat jaer meer als twaleff duysent soldaten te peert en te voet mosten betaelt worden , te voorkomen, werdt goet gevonden het stuck secreet te houden, en Aersens nae Vranckrijck weder te zeynden, mit last aen Sijne Mt. te verclaren dat bij. sijne Exc. en anderen aen welke de zoeken geopent was, nyet goct gevonden hadden van het overgebrachte uwe h. m. openingh te doen. Aersens weet oik zeer wel , wat misgenoeghen ick hem int particulier in sijne voorsz. proceduyren thoende, en wat consideratien ick hem daerop voerstelde we in opsight van deese landen , den coninck en crone van Engelandt als andersints, en wat onheylen van oude 1) In het handschrift staat:
geteykent nu jo),
-i 6
tijden uit (ten naester) gelijke proceduyren liollant overgekomen waren. liet jeer 1606 sunder geluck voer uwe h. m. gepasseert weesende, heeft Aersens int voorsz. hoech stout en vermeetel voerneemen gecontinueert en den sesten Januarij 1607 aen hoechst gedachte coninck gepresenteert die memorie en acten hier bij gevoucht, geteijckent n° Korts daer nae is hij daer mede in deese landen weder gecomen ; hoe wellekoem hij mij was, weet hij wel , oik wat dat op't oude passeerde; die provisioneele ophoudinhe van eenighe acten van hostiliteyt gcduyrende sijn ophoud alhier geaccordeert weesende, werdt hij weder nae Vranckrijk gesonden omme des conincx offentie en ophoudingh van verder secours te voerkorren. Ende macnt van Meij daer nae werde bij den coninck alhier aen uwe h. in. gesonden als ambassadeur de heere president Janin , die heere van Busenval en Russy, die int public Aersens voorsz. handelwijze desavoueerden, en int particulier opende het gepasseerde naer waerheyt. Die vordere assistentie voer de jaren 1607 en 1603 werden te weghe gebraght deur beleydingh en goede infurmatie aen en deur den voorsz. heren ambassadeurs gedaen, sonder dat Aersens daer toe veel dele. In 'tjaer 1609 die treves besloten weesende, is alhier nietten heerera ambassadeurs Janin en Russi gehandelt over het secours van tweehondert duysent cronen in 'tjaer, sonder dat Aersens daertoe die minste dienste heeft gedaen. Wat hij in 't selve jare zelfs en deur de sijnen gedaen heeft, om sijn qualiteyt van agent ir, ambassadeur verandert te hebben , is niet alleen mij en hem, maer veel anderen zeer wel bekent. Ende hoe wel hij meer als acht duysent guldens veur tractement in 'tjaer was treckende, heeft nogtitans weinig tijt daernae aangehouden tot verhol;inghe van dien ofte ontslagh van sijnen dienst.
47 T'zelve nae zijne gevalle ter Naest nyet succedeerende, heeft hij gedreyght den dienst te willen verlaten, en dede huyreii het huys van Jan Thersingh alhier, daervan uwe h. in. de huyre anno 1612 hebben moeten betalen. Deese proceduyren neffens die vantise van sij ^i extraordinair groten rijekdom in seer corten tijt verereghen, hebben in veelen, oik in mij, veroirsacekt groet achterdeneken, bijzonder daer bij verstaan weesende dat sijn actien den overleden coninek, en nae sijn bedroeffelijek ombrenghen , die coninginne regente en des jegenwoerdighen coninx rade langhen tijde hadden mishaecht, en hem begeeren quyt te weesen. In de maent van Julie anno 161 3 Aersens sijn affscheyt in Vranckryck genoemen hebbende, en bij sijn affscheyt met een present van de waerde van omtrent neghen duysent guldens vereert weesende , oik mit brieven na sijne begeerte voersier was, daervan aen den ambassadeur du Maurier publique advertentie gedaen van sijn aencomste , en dat men verblijdt was in sijn afscheyt . Aersens in Augusto alhier aengecoinen weesende , heeft aen mij openinge gedaen van eenighe staten ofte offitien , daertoe hij alhier begeerde gecommitteert te worden. Ende de voorsz. heer ambassadeur du Maurier aen sijne Exc., eenighe andere heeren en mij openinghe gedaen heb. bende van sijn voorsz. laste, hebbe ick met Aersens gesproeken , en werde bij ons goet gevonden dat op mijn wederroem•
ste uyt het Sticht Utrecht (daer ick voir een maent of vijff wech moste weesen) gedaen en gead v iseert wade worden op 't vercrijghen voir hem van een van de offitien daer van hij mij openinghe gedaen hadde, daerop ick mij verlatende, aen nyemant openinghe en dede van 't geene tusschen de voorsz. heeren ambassadeurs , Aersens en mij gepasseert was. In mijne absentie, genouch binnen den voorsz, tijde, is te weghe gebracht , dat hij den derden October in de ver-
43 gaderingh van uwe h. tn. ontboden veerde, en hein aengeseydt sijnde dat hij sig gereet zoude maken oin weder n,ae Vranckrijck te reysen , heeft daerop promptclijck geantwoort sufex te sullen doen en voerts aengehouden om voir drie jaren gccontinueert te werden in sijn vorighen dienste.
Wat order daer op uyt Vranckrijck gecomen is, en wat bij den heer ambassadeur du lilaurier aan uwe h. in. daerop is geproponeert, blijck nyt het hier bij gevouchde n° 3. Die redenen vair het inisgenoeghen te ondersoucken is onnodich , moer zoude geheel incivil en ondienstich voor den welstant deeser landen geweest zijn; dat men (Aersens ten gevalle) uwe h. na. zoude gestelt hebben in pericule van een affront, deur refuys ..... te ontfangen en in ongunste van den coninek te vallen, 't welch nochtans beyden toe apparent was, dat Aersens den vijfden Decembris scuffs bekent heeft dat niet ..... en was oln daer te sijn, blijck bij het gevouchde geteykent n° 4. Hij vanteert hem de diepste van de secreten deurtocht te hebben , maer grote coninghen en hare raden en hebben nyet gaerne dat men op 't hoochste ofte diepste haerer secreten duersouct , en veelmin dat men sulks van hem late gaen. De .... die te hoef gespeculeert hadden over des conincks saecke, werde bij sententie in 't jaer .... omtrent de selve tijde opte galeijen gebannen. 'T is nochtans gebleecken dat Aersens in zijne speculatie, wel wat .... was gaende, als hij in de naenden van Sept. & October des voorsz. jaers 1613, aen veele alhier in den Rage seyde , dat er drie partijen in Vranckrijck waren stareker als die regenten , en in de maent van October in uwe h. m. vergaderiii;e sich brede bij monde, en daerna cortelïjk (maer claer genouch) bij geschrifte, dat Vranckrijck in pericul was van eer secours van deese landen , als dcesc landen vans Vranekrijek nodieh te sullen hebben.
49 Zulcke ondersouckingen en predictien zijn onaengenaem aen grate coninghen en hare raden , en wijze luyden spreecken en schrijven daer van met discretie. Dat bij mijne kennisse eerst zijne brieven of secreten zouden gecoinmuniceert zijn , anders als daer zulcx bij mij voir dese landen dienstich is geourdeelt, is een geduchte lueghen ; hij heeft 't selve genouch bekent volgende het gevouhde n° 5. Dat ick den heer valider Mijle in zijn plaetse zoude hebben willen vorderen in Vranckrijck , is mede versiert. Dat hij uyt mijne adviezen ofte brieven yet soude hebben kunnen trecken tot onbehoerlijcke ver .... zal ontwijffelijek bij exhibitie derselve nyet anders als een enckele cavillatie bevonden werden , gelijck alle zijn vorder voerstel .., tegen ... mij off onwaerachtich , off caluinnieus bevonden sal werden. Van grote dienste te willen reekenen zijn acten bij hem overgebracht, is beeter gesweegen als veel geschreven, die zaecke was mitten heere van Rosnij alhier welbelijdt, en hadde beeter geweest, zoe uien in die poincten gebleven ware, gelijck naerder bij monde daer op als andere ongefundeerde voerstellen onderrichtinge aen uwe h. in. sal werden gedaen , nyet weesende dienstclijck alles bij geschrifte te stellen. Hoghe Moghende heeren ! Ik en twijffele nyet off uwe,h. in. en alle verstandighen, die het voors. libel van Aersens in deese corte verthoeninghe mit aendacht zullen lesen , lichtelijk zullen verstaan dat mij dit cort geschrift is offgeperst. lek hoope dat inij behoorlijck reparatie van het aengedaen ongeli ek zal geschieden , off ten besten verstien dat ick nae der landen rechten en gebruyck daer toe doe, 't gedoe behoerlijck is. Bijlage N° 2. Ce niémoire a eslé préseiité au feu Roy par le sieur d'Aerssens a Paris , le 24 Tebvrier I M.
50 1 ) Certains points desquels it faut rapporter esclair• cisseruent. Scavoir, si les Provinces Unies peuvent d'elles mesmes, & avec les aydes qu'elles tirent présentement de leurs
voysins, se maintenir en 1'estat auquel eiles se trouvent. S'il y a inclination pour accepter la paix qui leur pourra estre proposée. Qu'elles en sont les conditions. S'il ne leur seroit plus seur d'obtenir la paix par l'entremise du roy conjoinctement avec c e luy d'Angleterre, poer garentir & affermir l'observation d'icelle. Si on ne veut pas se resoudre a la paix, quels moyens it y a d'en rendre la proposition inutile & se maintenir
contre les efforts du roy d'Espaigne. Si le. roy estant recherché se dispose d'entreprendre l'affirmative des Provinces Unies, quel advantage l'on Youdra faire à sa majesté. Si on luy offre la souveraineté, queue seureté on pourra en donner á sa majesté. Avec queues conditions se feroit-il. Quels sont les privilèges dont on désireroit la conservation. Sa maj esté entreprenant la guerre ouverte , de queues forces l'assisteroit-on par mer & par terre. En homines ou en argent, avec quel nombre, ou queue som Me. Quel est le revenu ordinaire a présent. Si sa majesté pourroit faire fondement d'iceluy, mesmes •
après la reduction des Provinces desvnies, nu si on en• tendroit d'en diminuer quelque chose. Si sa majesté ne pouvoit entre-prendre la guerre ouverte si tost, sins continuoit son assistance sous main, queue seureté luy pourra on dormer de cent office. 4) Zie Wagenaar, IX deel, bl. 261.
51
Quelle ayde entendroit- • on de desirer reciprocquement de sa majesté, pour suffire á la conservation. Quelle seroit la forme du gouvernement apres Ia declaration de sa majesté pour la guerre. Si on consentiroit à l'exercice de la religion catholique romaine par toutes les villes. Quel ordre on donneroit a l'entretenement du clergé. Quel avantage demandera monsieur le prince Maurice, et comment it en faudra traicter avec luy. Ces points resolus, comment on vseroit au regard des villes cautionaires de Vlissingue & la Briele, & des troupes Angloises qui sont a présent en service. Comment on pourroit plus vtilerrrent faire la guerre pour l'abreger. Quel expedient it se pourra prendre pour disposer monsieur de Bouillon d'obeyr au roy. Si on ne lay pourroit dormer recompense suffisante, pour eviter la diversion de l'armée du roy. Si a mon retour en cour, it ne sera expedient d'en aller faire quelques ouvertures a Sedan, soit luy proposer les conditions qu'on aura divisées, soit pour mieux couvrir la cause de neon voyage, si elle peut contenter sa Majesté. Ce mémoire a esté presenté a sa majesté par le sieur d'Aerssen a Paris le sixjesme de Janvier 1607. Subject de mon voyage. Fault remonstrer le desplaisir du roy au declin & decadence des affaires des Provinces Vnies, pour l'affection que sa majesté a tesmoignée à leur conservation, par l'enga• gement de sa reputation en son tres-liberal secours d'hoiumes et d'argent. Que neantmoins elle seroit contente de le continuer, si les voysins, qui y ont pareil interest, vouloient contribuer pro rato, & a proportion de son assistentie pour en maintenir l'estat.
^^
J
Mais à leur refus, n'estime pas devoir porter ce fardeau toute seule, trop foible pour les relever de leur necessité, & trop pesant á ses affaires, puis que departy sans autre condition que pour conserver seulement & simplement les dites Provinces Vnies. Lesquelles sollicitées d'ailleurs de Ia paix ou pressées par leurs incomnroditez, la pourroient faire sans son intervention, ou recherchées par quelque autre prince, s'y voudroient accomnroder, la frustrant ainsi des fruicts de ses liberalitez au detriment de sa reputation & service. Pour á quoy obvier, & luy Oster la deffiance, est besoing que messieurs les estats depeschent vn acte en corps, portant obligation de ne faire jamais paix, trefve, ni autre convention quelcorrque avec quelque prince que ce soit, sans ]'intervention & consentement de sa majesté, lequel
it faudra luy apporter au plustost. Cependant pour plus evident tesmoignage du desir, que sa majesté a de conserver les dites Provinces Vnies, elle leur accorde presentment la somme de six tens mille livres, pour estre payés & transporter d'huy en trois sepmaines, sans qu'elle entende de faire aucune vlterieure declaration sur le secours qu'elles pourroient desirer ou esperer d'iCelle pour ceste année, sur quoy elle prendra resolution scion 1'occasion qu'elles luy en donneront par mon rapport. D'autant qu'elle considere que son secours a fort pen reussi depuis deux ans, & qu'elle denreure tousiours en incertitude & hazard de perdre tout ce qu'elle y a mis
& pourroit mettre d'avantage, joinct que messieurs les estats s'aydent si peu eux mesmes: N'ayant jusques ores faict sentir le ressenteruent qu'iis ont de ce service, ne par voye extraordinaire faict voir lil maladie de leurs affaires , pour en obtenir on demander les raisons qu'il faut, s'estans contenter de prier le sieur de llusenval, (le demander augmentation de secours, en ne-
gligeant cependant l'envoy de leurs deputez pour entraicte r avec sa majesté: Lagtielle ne veoid issue a leur longue guerre que par trois voyes, la forte contribution de tous les princes et estats Cointeressez, la pail. avec le roy d'Espaigue, ou par la guerre: La premiere de longtemps desirée sans succes, l'autre jugée de tous les meetbres de l'estat, ruïneuse, de quelque advantagieuse apparente & condition qu'elle puisse estre, vertue, ne reste que la derniere. Et pliant est necessaire que les Provinces Visies s'ervertuent pour chercher les moyens d'obltger sa inajesté à entreprendre leur affirmative, puis que c'est la seule resource de leurs miseres. Qui se trouveront facilernent, si les Provinces Visies de. stituees de leurs rnoyens pour d'elles niesmes se maintenir, considerent qu'il leur est plus seur de se donder á vn grand prince, qui les a si grandeinent obligées , que de tomber
en la discretion de leur ennerny par traicté ou par Ia force. Et pourra sa Majesté estre disposeé d'accepter ceste souveraineté , tant plus facilenlent qu'elle ne voudra point perdre le secuurs, qu'elle y a lesja si notoirement employé pour sa conservation , avec offence du roy d'Espaigne,
btr
ses partisans. En ce cas est de besoing d'apprendre quelle seureté l'on luy en pourroit dunner, & avec quelles conditions it se feroit. Venant à déclarer la guerre, avec quelle forces on 1'assisteroit par mer & par terre, en homines ou en argent. Quel est le revenu ordinaire a present. Si sa majesté pourroit faire fondement d'iceluy, etesines apres la reduction des Provinces desvnies , ou si on entendroit d'en diininuer quelque chose. Quelle en seroit la forme du gouvernement sou ps sa inajesté.
Quels sort les privileges desquels on desireroit la conservation. Si on consentiroit a l'exercice de la religion catholique romaine par foutes les villes, & quel ordre it se donneroit pour l'entretenement du clergé. Ce poinct estant tres-necessaire pour faire vne guerre d'estat & non de religion. Quel advantage deniandera monsieur le prince Maurice, & comment it en faudra traicter avec luy. Comment on entendroit d'vser au regard des villes cau• tionaires & des troupes Angloises qui so p t a present en service. Comment on pourroyt plus vtilement faire la guerre pour l'abreger. Estant particulierenient esclaircy de chasque poinct , faudra en venir faire rapport a sa Majesté, et en apprendre ses commandemens, laquelle pourra nous continuer son secours & mieux, pour ceste année, si luy en faysons veoir les raisons & advantages. Finalement faut advertir monsieur le prince Maurice, que Spinola projette de passer au commencement de Mars la riviere d'Yssel, avec si peu de troupes qu'il pourra assembler sans attendre le gros, & n'est pas sa majesté d'advis que son Excel!. s'arreste au retranchement qu'il espere pouvoir faire, tant qu'il aura moyen de conserver les rivieres.
B ij lage N" 3. Brief bij de coninginne regente in Vranckrijek geschreven aen de hooghe moghende heeren Staten Generael der Vereenichde Nederlanden.
Tres-chers & grands amis , alliés & confederés , ayant appris la delibération ou vous estes , de renvoyer vers le roy p ostre tres cher seigneur & filz , le sieur d'Aerssens, pour reprendre la charge qu'il y a cy devant excrcé , de laquelle il a prins congé entierement, nous avons estiiné
Y ,/
{lebvoir prevenir par la presente la resolution, que pourriés pendre sur ce subject, tant pour ceste considération que plusieurs autres importantes au service du ro y, Y nostre seignneur & filz, & nostre contentment, qui feroyent que nous verrions moins volontiers ledit sieur Aerssens , que lie merite l'aniitié que nous vous portons, & nostre bonne voysinance comme nous ferons tout autre que vous nous renvoyerez, accompagné des qualités convenables á celles que vous a souvent tesinoignée le feu roy nostre tres-.cher seigneur, qui vous sera continuée par le roy nostre sieur
& filz, & a l'estirne que nous faysons aussi de vostre affection envers sa personne & courronne comme a nostre contentment, ainsi que le sieur du Maurier vous fera plus amplement entendre de nostre part, auquel nous en remettons &c. De Fontainebleau, le 2 Novembre 1613. Extract. Et plustost que souffrir le retour du dit Aerssens, vous declairerés que pour causes qui regardent Ie bier de nos affaires, et nostre particuliere satisfaction, nous ne poueons, ny ne voulons le recevoir prés de nous au service & function qu'il y a exercé. Et nous promettons tande la bonne amitié & observance des dits estats, qu'ils ne voudroyent faire chose en cela qui nous peut desplaire. De Fontainebleau, ce 2 Novembre 1613. Ander extract. Vous ne devez feindre de dire que la personae d'Aerssens n'est pas agréable a leurs majestéz pour les brouilleries et partis , auxquels it s'est meslé et ingéré hors de propos , & que n'avons besoing de tels esprits en ceste sayson. De Fontainebleau, ce deuxjesme de Novembre 1613. Ander extract. Ce que nous desirous icy est, que ces Messieurs facent choix d'vn homme de bien , pour les servir en la place de l'autre, plus it leur sera fidelle, plus it sera agreable
a lours dites majestéz, & sera icy le tres-bier venu, &c. De Paris le deuxjesme de Decernbre 1613. Extract uy t den brief, bij een van de princil,aelste ende vertroutste heeren van den raedt des cpIlincx van Vranckrijk ende Navarre, Henrick de Groote, geschreven. Vestre diligence & sage conduitte a executer les conlmandecneltts du roy contre le sieur Aerssens , ont esté luuéz & approuvés par leurs inajestéz, puis que sa presumption & son impudence l'avoient ainsi transpurté par dessus les oornes de la reverence deue a lours nlajestéz, de sun devuir envers ses propres maistres , & de son obligation. Je puis dire en neon endruict , de qui ii a receu de l'assistance de support & par Ilion moyeii des graces qu'il n'avuit Ilieritées , tant du vivant de nostre grand roy qui avoit tres-bie» recognu sa duplicit et malice, que de. puis son decés, que la liberté de nuyre a la France & par consequence ausdits sieurs les Estats ley est plus ouverte & seure qu'auparavant &c. De Paris le deuxjesme de Decelu bre 161 3. Ander.
Que si contre tout celti ii s'efforcoit de revenir, it ne seroit pas receu apres les offices susdites, & la cognois sauce qu' elles out de son esprit factieux tres dangereux en vue perstinne publique & en vn estat tel qu'est le nostre, en le bas cage du roy &c. De Fontainebleau ce 11 de Novenibre 1613. Ander Extract.
Monsieur ...... ni'a faict part des advis &c. par lesquels l'on peut cognoistre & conclure ce qu'il faut que nous esperions dudit d'Aerssens, si l'on le renvoye par deca, si ces messieurs ant interest á la conservation de l'autlhorité souveraine de leers majesté & de la paix du royaume, commie nous estimons qu'ils ont eu, & out ce we senlble
57 desiré que nous le croyons ainsi; pour 1'honneur de Dieu qu'ils n'employent point auprés de leurs majestt's pour leurs affaires personne, qui aye correspondences separées de leur service &c. De Paris le 20 de Janvier 1614. Bijlage N° 4 ontbreekt. Bijlage N° 5. Extract van een acte, geteykent Francois van Aerssens. Sunder nochtans dat ick hebbe gedacht ofte noch ghe• loove , dat mijn beer van Oldenbarnevelt &c. eenige van mijne brieven tot der landen ondienst , oft mijn partitalier naedeel Boude hebben misbruyckt, maer ter contrarie, houde mij wel verseeckert, dat ghelijck sijne Ed. ontallijcke groote ende loffelijcke diensten aen dose landen heeft gheJaen, sijne Ed. insghelijcx mijnt advisen ende depeschen totter landen meesten proffijt ende dienst, oock tot mijne meeste eere ende quytinghe van mijne schuldighe getrouwicheyt heeft gedirigheert ende gemenageert; waer over ick aen sijn Ed. altijdt sal blijven verobligeert, bereet wesenile sulcke naerdere declaratie te doen, als sijne Ed. tot ghetuyghenisse der waerheydt noodich sal bevinden. Gheschreven in den Haghe desen sevensten dach van November, int jaer seckthien hondert ende sesse. Ernie was ondertevtent , Franchoys van Aerssen. Hoewel de heer van Kinschot, tot meerdere verduidelijking van de Corte verthoninghe van Oldenbarnevelt , mede ter plaatsing had aangeboden een exemplaar van de Remonstrantie van Aerssens, heeft echter de commissie van redactie den herdruk daarvan niet noodzakelijk geacht, omdat haar , bij nader onderzoek , is gebleken , dat , zoowel in openbare als bijzondere boekerijen , meerdere exemplaren en wel van verschillende uitgave daarvan voorhanden zijn , en dus gereedelijk geraadpleegd en met de wederlegging van Oldenbarnevelt vergeleken kunnen worden. VI. J.
5
58
4. VERGADERING. 10 FEBRUARIJ 1850. Bibliotheek. Correspondentie. Namen der ministers der stad Leiden. Verscheidene registers van alle publicque acten. Geschiedenis van de groote of Latijnsehe school te Leiden van de vroegste tijden af tot 15'74. Merkwaardig staatsstuk van IFilkm Lodevvijk, graaf van Nassau, 4588. Eenige op roepingen ter heirvaart van hertogen Arnold, Adolf en Karel van Gelder aan de stad Elburg. Bibliotheek : ten geschenke ontvangen : Van den heer C. P. Serrure, hoogleeraar te Gent. Messager des sciences historiques et archives des arts de Belgique , année 1849, Gand 1849. Van den heer F. H. Mertens te Antwerpen. Geschiedenis van Antwerpen, VP deel 1° stuk. Van den heer dr. P. Scheltema te Amsterdam. Catalogus van de handschriften en boeken behoorende tot de Bibliotheek der Remonstrantsch-Gereformeerde kerk te Amsterdam, opgesteld door dr. P. Scheltema. Amsterdam 1849. Van den heer mr. W. J. C. van Hasselt te Amsterdam. .Andries Bourlette (een hoofdstuk uit de geheime geschiedenis van den vrijheidsoorlog 1568). Overgenomen uit het tijdschrift de Gids. Van den heer mr. J. L. de Bruyn Kops te Haarlem. Beginselen van staathuishoudkunde , door mr. J. L. de Bruyn Kops , Leiden en Amst. 1850. Van den heer C. Huydecoper van Nigtevecht te Utrecht. Notice historique sur l'ancienne abbaye d'Averboden, Gand 1849. Notice historique sur l'ancienne abbaye de Herckenrode dans la province actuelle de Limbourg , Gand 1849. Correspondentie. De heeren rapporteurs voor de Oosten West-Indische bezittingen , voor België, Overijssel en Zuid-Holland dealen mede de navolgende missiven :
59 1°.
Van den heer mr. Palthe Wesenhagen , ged. Para-
maribo 16 Dec. 1849, waarin deze zich zeer bereid betoont tot bevordering der historische onderzoekingen des - Genootschaps in de West-Indië ; doch voorloopig berigt hij , niet in staat te zijn, vele bouwstoffen, wat althans onuitgegevene stukken aangaande de koloniale geschiedenis betreft, aan de hand te kunnen geven. Het zoogenaamd archief van Paramaribo bestaat alleen uit eene verzamemeling van enkele gouvernements resolutiën en correspon• dentiën met het ministerie en de koloniale ambtenaren; de toegang daartoe is zeer moeijelijk; en zoo die al verleend werd, zou er toch nooit vergunning gegeven worden tot openbaarmaking van zoodanige stukken, welke van eenig belang mogten zijn. 2°. Van den heer jhr. P. Blommaert, ged. Gent. Op het schrijven van den heer rapporteur voor Belgie (zie
Kronijk 1849, bl. 397) deelt de heer B. ons mede, dat zijne onderzoekingen slechts omtrent het vredesverdrag van Philips den Goeden met de stad Gent, in 1458, zijn mogen gelukken; deze oorkonde werd , zoo hij meent , meermalen uitgegeven , onder anderen in de Kronijk van Ylaenderen, D. II bl. 198, door de maatschappij der Vlaam• sche bibliophilen in 1840 uitgegeven , alsmede in de verzameling van vredestractaten enz., getiteld Recueil de traités
de pax etc., Amst: 1700 , en aldaar T. I, p. 535, met het opschrift Traité de reconciliation entre Philippe le Bon, duc de Bourgongne , et la ville de Gand, l'an 1454. Het verschil dezer jaarrekening schrijft de heer
B.
aan Bene
drukfeil toe, en meent dat dit stuk hetzelfde zal zijn, als dat hetwelk in het archief der stad Amsterdam berust. Dit vredesverdrag is mede door den heer B. aangehaald geworden in zijne artikels over den krijg tusschen hertog Philips en de stad Gent, geplaatst in de Messager des scien.
ces historiques , 1841, p. 8 en 28. 5*
GO
3°. Van den heer F. I. Mertens te Antwerpen , ged. Antw. 11 Febr. 1850. Zijne onderzoekingen omtrent het charter van 18 Maart 1550 zijn geheel vruchteloos geweest, zoodat hij deze oorkonde beschouwd als nimmer in druk te zijn verschenen. 4°. Van den heer mr. G. A. IJssel de Schepper te Olst, ged. 7 Febr. 1850. Bij nader onderzoek in het archief van den heer Teding van Berkhout, heeft de beer IJ. d. S. behalve het in de Xronijh van 1849, bl. 253 en volg. geplaatste journaal van M. H. Tromp, nog eenige stukk en aangetroffen , betreffende de vredeshandelingen te Munster in 1648, waarvan echter de belangrijkste reeds zijn gedrukt in van Aitzema's Zaken van Staat
en Oorlog. Nevens eenige door hem bewerkte stukken, biedt de heer 1J. de S. aan het Genootschap ter inzage en tot gebruik aan twee folianten met handvesten en privilegiën der stad Delft, van de oudste tijden af, waaronder welligt verscheidene onuitgegeven stukken kunnen worden aangetroffen. De heer rapporteur wordt verzocht den heer Y. d. S. te berigten, dat het Genootschap het een en ander met verlangen te gemoet ziet. 5% Van den heer mr. H. J. F. C. lKneppelhout te Leiden, ged. Leiden 24 Jan. 1850. Door de Kronijk van 1849 bl. 153 bekend geworden zijnde met het nootlottig verlies van het archief der stad Gorinchem , en niet wetende of het Genootschap daarvan eenige aanteekening bezit, deelt de voormelde heer aan de leden mede, dat hij in het bezit is van een handschrift, getiteld: Index of korte inhoud van
de charters, papieren en boeken, berustende op de kamer van HH. burgcm., in een kast met twee bijzondere slooten , alsmede van de kaarten figuratief en dijferente aanteekeningen ormeert leggende in de twee laden onder de gemelde kast , ge formeert door mr. J. G. Brouwer , secretaris der stad Gorinehem en 's lands van .drekel in den jare 1778. De heer K. is bereid
61
0rn , zoo dit door liet Bestuur mogt verlangd worden, een afschrift van dezen inventaris aan het Genootschap ter plaatsing toetezenden. Namen van de ministers der stad Leiden. De heer Ram— Wielman Elsevier heeft het navolgend verslag omtrent dit handschrift ter plaatsing ingezonden. (zie Kronijk 1849, bl. 363. Dit handschrift verliest veel van zijne belangrijkheid, door de omstandigheid, dat de daarin voorkomende namen meest bij Orlers Beschrijving van Leyden, 1641, zijn apgeteekend, en tevens voorkomen in de reeks der zoogenaamde Heeren• boek jes der stad Leiden, beginnende met 1641.— Bij Orlers wordt de reeks der pensionarissen geopend met Paulus Buys, 1572 (zie bi. 671), die der secretarissen met Jan Philipsz 1443 (zie bl. 673), der griffiers met Jacob van Leeuwen 1695 (zie bl. 674), der ondersecretarissen met Aelbert Gerbrantsz 1596 (zie bi. 675). De namen worden verder vervolgd in de bovengemelde Heerenboekjes, loopende van 1641
tot
1700, en getiteld : Naamwijzer, waurin vertoond worden de namen van de Ed. Achtbare HH. regenten der stad Leyden tsedert den jare 1641-1687, mitsgaders van verscheiden andere collegien en beampten, ten dienste van alle liefhebbers. Leyden bij Johannes Tangena,1688. De secretarissen der oude mom- of weeskamer zijn bij Orlers niet vermeld, maar komen voor in de evengemelde boekjes, beginnende met Cornelis Meesz. van Hout, 1561. Minder algemeen zijn bekend de namen der stads-pensionarissen in het handschrift vermeld van 1496 tot 1572, alsmede die
van
de stads-
secretarissen van 1421 tot 1443. Daar echter de pensio• narissen vroeger den naam droegen van stads advokaten, en de secretarissen dien van stads klerken of schrijvers, zoo zouden de in het handschrift ontbrekende namen der ambtenaren gemakkelijk uit de thesoriers rekeningen,
be-
ginnende met 1391, aangevuld, of de onnaauwkeurig opge.
62 teekende namen verbeterd kunnen worden. Zoo worden 0. a. in de gemelde rekeningen van het jaar 1427 vermeld Symon van Gagelenberge, als stads advokaat, en meester Jans Knecht van Ghent , als stads klerk. Er schijnen in het handschrift eenige onnaauwkeurigheden gesloopen te zijn, want volgens de aanteekeningen van den heer R. E. heeft meester Reynier op Martyns avond 1453 zijn ontslag genomen , en is in het begin van 1454 door mr. Aernt Mulairt opgevolgd, niet als secretaris , maar als pensionaris, (Vroedschaps .resolutien bl. 34 verso en bl. 41.) Ook heeft Thomasz. van Zwieten geen afstand van zijn secretariaat derf weeskamer kunnen doen in 1619, daar hij reeds in 1605 was overleden, blijkens eene onder den gemelden heer berustende procuratie van zijne weduwe Jacomina Bailly op den 7. Dec. 1605, voor den notaris Tetrode gepasseerd. Paul Nicolaesz, Stock werd op den 2. Junij 1604 tot zijnen opvolger in die betrekking benoemd — Wat verder de namen der schepenen, schouten en burgemeesteren betreft, daarvan vindt men eene opgave in de Oudheden en Gestichten van Rijnland enz., door Cornelis van der Maar• sche, advokaat. De daarin voorkomende lijsten missen echter hier en daar de opgave van den tijd der benoeming en aftreding dier magistraatspersonen, omdat zij getrokken zijn uit hier en daar verspreide schepenbrieven, Uit de vroedschaps resolutiën blijkt onder anderen, dat Gheryt Ilasselaer in 1446 het eerst als schepen zitting nam ; als zoodanig komt hij onafgebroken voor tot den 21 Februarij 1471. Hij zal dus vermoedelijk dezelfde zijn, die bij de cavelingen der stutten op den 13 Mei 1447 als scut voorkomt, en aldaar in Mei 1457 vermeld wordt als met de banier naar Waterland te zijn uitgetrokken. Nog wordt, namens den heer Rammelman Elsevier , ter tafel gebragt de geschiedenis der groote of Latijnsche school te Leiden, van de vroegste tijden af tot aan het jaar 1574,
83
door hem vervaardigd uit onuitgegeven stukken; benevens een folio handschrift , groot 393 bladz., hetwelk door den heer It. E. welwillend aan het Genootschap ter inzage en ten gebruike wordt aangeboden. Dit stuk is aangekocht uit de verzameling van v. Alkemade en v. d. Schelling en draagt tot opschrift: Verscheiden registers van alle publicque acten ende muniinenten, berustende in de leenkamer van Hollandt, oick mede van alle tghene bewaert is gheweest, zoo in Henegouwen als op het casteel ter Goude, overgebragt in 's Graven page, anno 1572. Beide stukken worden gesteld in handen der commissie van redactie. Merkwaardig staatsstuk van Willem Lodewijk , graaf van Nassau, 1588. Medegedeeld door den heer Drieling. Willem Lodewijk graaf van Nassau, zoon van Jan , graaf van Nassau Dillenburg, was na den dood van zijnen oom Willem I , onder wien hij gedurende een jaar het stadhouderschap van Friesland had uitgeoefend , op den 16. Oct. 1584 door de staten van dat gewest met het stadhouderschap van Friesland bekleed. Bilderdijk zegt van hein op bl. 287 van het 7de deel van zijne Geschiedenis des Vaderlands: »Een vorst zeker onmiddelijk naast Willem I »en Maurits, onder de grondvesters van den Nederlandschen »staat te roemen; en staatsman misschien meer dan Maurits." Het nevensgaande stuk bewijst zijn diep doorzigt in de groote aangelegenheden van het vaderland ; terwijl zijn veel omvattend voorstel tot het sluiten van eene naauwe verbindtenis tun de protestanten onberekenbaar veel nut zou hebben kunnen stichten. Belangrijk zoude het zijn nader te onderzoeken de redenen, waarom dit ontwerp is ter zijde gesteld. Het stuk bevindt zich in het oorspronkelijke onder de papieren aangekocht uit de verzameling van wijlen den heer J. J. Dodt.
64 Memorie voor joncher Gerhardt, heere van Poelgeest , nar. Adriaen de Coper , raedt jn Zeelandt , ende Gysbert van Suylen, secretarys vande tresaurie , om die heeren Generale Staten te communiceren. Also die experientie leeret, dat alle coninckrijcken ende republicquen , diewelcke langen tijt geprospereert ende jn heure ❑ entreprinsen gefloreert hebben, jnsonderheyt (naer die segeninge Godes) hefren staet bewaert ende geconserveert hebben, deur goede onderlinghe stricte correspondencie ende alliancien beneffens heure bontgenoten gemaeckt, tendeerende altesamen alleen naer eenen scopo , t welcke nit alleen alle oude hystorieii betuygen, maer noch bij dageliexe practycke van alle verstendige ende \vijse regenten te werck gestelt wort , gelijek wij daeruan een heerlick exempel sier an onse wederparthy, daraen wij ons billick beboerden te spiegelen , welcke so te seggen deur hare stricte ligue ende onderlinge correspondencie, ons alleen ouerwinnet, ende eyntlijcken (so deur die genade Godes anders nit ende bijtijds darinne versien wordt) geheel jn die uyterste ruyne ende onderganck brengen sal, als, leyder! den geluckigen succes ende grote victorie onses algemeynen vyandts, hiertegen oock ons eygen veelfoudige verlies ende grote schaden, genoechsam t'erkennen geueii; aenmerckende oock bouendien, onse eygene swackheyt ende grote jncommodyteiten, als wesende jn veellerley natien , coninckrijken ende provincien verdeylet , deur onse vyanden gesepareert, ende van allen oorten aengevochten ende bekrijget, ende desgelijcken wesende voor dese tijt bijna gans gefrustreert van allen vruchtbaren ende rechtschapen ende sufficienten secours ofte assistencie aller vremder natien , als wij met groot verlies van schonen bequamen tijt, ende onouerwinnelicken gelederen schaden al te vele gewaer geworden ende vernomen hebben , so mit den Francoysen als andere natien , welcke alle, haren
65 scopum alleen voor ogen hebbende (denseluigeii heftiger als onsen eygenen nutte ende oirbaer, voor henluyden gedreuen ende gesocht hebben) sijn ons (omme die waerheyt te seggen) meer schadelick als dienlick ofte prouffijtelick gewest, gelijck sulckes eersen jegelicken genoechsam bekent js; so were wel te wunschen, dat alle religioons ver wandten na eerre gemeene confoederatie trachten , constitueerende telamen een corpus, ende dat een jegelick na sijnen vermogen daerna arbeyde, opdat het geheele ende generael werck moge geholpen , beuoordert ende geassisteert worden , verzeeckert wesende so linge het corpus gesont blijft, die lidtmaten sullen oock des te beter konnen gereddet werden. Om waer toe te kommen, aldewijl (leyder) eenige grote hooffden seer flauw ende slaperich sijn, hen verlatende op hare tegenwoordige rust ende vrede darm sij sitten , js nodig dat diejenige die sacck ten herten nemen , die jnder noot sijn ende het vuer van doen hebben ; ende darom behooren dese geunieerde Prouincien voor allen anderen na sulcke alliancien te trachten. Tis wel waer, datter nit weynich jn gearbeyt js om die nabuyrige natien tot onsen secours, alliancie ende bijstant te verwecken , ronder nochtans dat die verhoopte vruchtbaerheyt daeruyt geuolcht is; inaer om met den Euangelischen Stenden in Duytslandt , het sij jnt generael ofte met eenigen alleen jut particulier, jn verbuntenisse te tomen ende stricte correspondentie opterichten, en js sulck debuoir nit gedaen, als eenige wel gewunscht hadden ; ende ouermits die Duytsche natie ons met spraeck ende maniere die gelijckste js, oock van wegen d'olde affcomst ende alliancien een aen d'ander noch geobligeert js, were wel te verhopen dat die bestendichste, vaste ende geduyrichste correspondencien in Duytslandt souien tonnen gemaeckt werden , wanneer allecnlick die zaecken met rechten ernst ende ijver ende also beleydet worden,, alst behoort. Eude
66
hoewel nit geloeclient kan worden , dat tot noch toe deur het Duytsche criechsuolck hier te lande wevnich voordeels gedaen js , ende grote costen ende veele moyten darop aengeweiidet sijn , so jst nochtans blijckelicken, dat bij den Prouincien selfft veele oorsaecken daertoe gegenen sindt, als voor een jerst geschiet js met die openbare onrechtueerdige ende verradersche handelingen van sommige prelaten ende geestelicken, oock van eenige andere principale personen, anno 1578; mede presenterende na heurer qualiteit die Generale Staten, welcke alleen studerende; zo veel ja haer was, het gemeene beste te peruertieren, jnsonderheyt daer hen poogden ende arbeyden, om die Duytsche ruyter deur armoet ende quade betalinge quyt te maecken, ende vruchteloos wederomme te rugge te schicken, ende jn sulcker voegen datseluige te wege brachten, dat die vyandt, wesende jn sijn laetste retraicte tot Namen geweecken, van onsen veldtleger (twelcke, so het doemaels den vyandt veruolgen koenen, solider twijffel die perfecte victorie erlanget ende lange een eynde deser groter wiserien, welcke daerna geuolgt js, gemaeckt bedde) nit voirder tonde angeuochten worden , elide deur miszbetalinge van grote ongehoorde armoet, ongemack ende kranckheyt dermaten vergingen , dat diergelijcken nit veele gehoort , In heure saecke wysten so meysterlicken te beleyden, dat der Duytschen ruyteren heerlicke presentation deur heure weygeringe vruchteloos gemaeckt worde , welcke wesende alreets geruyneert ende genoechsam tot uytterste desperatie gebracht , nochtans tot quyttinge harer eer ende behoudenisse van heurer reputation, begeerden ende presenteerden metten vyandt te slaen, mits hebbende een halue maent soldts, ofte ten minsten so veele dat sij heure peerde beslaen ende heur versette geweer lossen conden ; ende mits wesende geassisteert met eenige jnfanterye ofte voetvolck , t welcke doemaels noch resteerden. Waermede sij
67 nit alleen den schentlicken afftocht der ruyter tot spot ende schande der Duytsche natie veroorsaecten , maer sijn oock jnstrumenten, waerdeur de nacomende calamyteyten ende geduyrige oorlogen tot noch toe continueren, gelijck dan hyruan best ordeelen tonnen die jenige, die doeniaels jnder regieringe gewest ende sufficiente kennisse van dese saecke hebben. So wij daer beneffens bekennen wilden die quade ende sobere betalinge, welcke wij den resterenden Duytschen ruyteren, die daerna jn dienst behouden sijn gedaen hebben , erfde jnsonderheyt aenmereken die fauten, welcke dickwijls ende tot verscheydene reyseu geschiet sijn , jade bestellinge van sodanigh criechsuolck, dewelcke seer verre geseten, ende van wegen des langhen weechs uytgeteeret , deste eer omme betalinge spraecken, lichtelick ineutyneerden, oock nit ten besten tot oase saecke (overmits geene gemeenschap daermede hebbende) geaffectionneert, somtijts oock die beucelhebbers ende conducteurs dermaten nit gequalificeert, noch in sulcken ere• dit als het die noot wel eruordert hadde, waerdeur die landen jn ouermatige tosten gebracht, bequame tijt verloren , ende veele goede entreprinsen, occasiones ende ge-legentheeden versuymet, ende dickwijls meer jamers ende elendts gestiftet. Can also lichtelick verstaen werden, dat die faulte den gemeenen Duytschen criechsuolcke nit kan toegemeten werden, solider veelmeer deur die voorgesette oorsaecken , ende jnsonderheyt deur quade beleydinge te wege gebracht; warornme (op correctie) wel oorbaer ende raetsam sonde wesen jri naerdere deliberatie te leggen, oft nit sulcke wegen ende middelen mochten geramet ende geuonden worden, waerdeur men tot Bene stricte ende onderlinge correspondentie ende verbuntenisse geraecken conde , beneffens den Duytschen protesterenden vorsten, grauen, republicquen ende steden ; niaer jnsonderheyt ofte ten minsten mit den naestliggenden ende nabuirigcn , quo-
68 rum maxime interest, dum paries proxinsus ardet, ende daromme ongetwijffelt plus attendi ad rem , ende totte gemeene saecke veele beter gesinnet ende geaffectionneert wesende. Tot weleken einde voor het jerste sonderlinge soude vorderlick ende dienlick wesen, seeckere maniere ende foren van accord te ramen onder den protesterenden hooffden ende leden van dijn, als te weten , hare Maj t. van Engellandt, die Duytsche vorsten, republicquen ende steden, beneffens dese Nederlanden ende Fransoische . kercke, consenterende ende passerende een jegelick naer sijnen vermogen, secckere geringe schattinge ofte quota jaerliex , waermede dan jn wart8eldt ende bestallinge gehouden souden werden seeckere goet getal van eruarenen Duytschen criechsluyden so te peerde als te voete , dewelcke souden gehouden sijn, sich gereet ende veerdich te houden, omme jn tijt van noden ju aller haest geemployeert ende gebruyckt te worden, tot dienst der algemeynen rechtueerdigen zaecken , t sij dan jnt generael ofte particulier, welckes jmmers lichtelick geschieden kan, ende (so to sprecken) solider nyeuwe ofte meerdere tosten, ouertnits so wel hare Ma t. als oock alle protesterende Duytsche vorsten , republicquen ende steden van lange tijden herwarts ende ordinarie jn tijt van vrede een goet ende staetlick aental van criechsuolck in haer wartgeldt ordinarie houden. Ja ongetwijffelt den bloten naem van verbonde mochte veellicht onsen allgemeenen vyandt alleen sulcken terreur ende vrese aendoen, dat jederinan, ende jnsonderheyt die benauwet sijn, speuren ende tnercken souden, seer groot prouffijt ende merekelicge verlichtinge , ende ten minsten mochte het een sweert het ander jn die scheyde houden. Nademael dan die blintheyt onder veelen protestanten so groot , dat onaengesien veel jnder saecken gearbeydt js, nochtans nit nuttelicx tot noch toe en heft tonnen geeffectueert werden, ende vermits sulcke saecke van jinportancie met lanckheyt
69 der tijt wil gehandelt werden , so sal hooch nodich wesen , dat een jegelick so veele jn hem js, daerna arbeyde ende dese saecke preparere an allen oorden , ende bij allen personen , so wijt een jeder sijn vermogen ende credit strecken kan : niaer op dat jnsonderheyt dese geunieerde pro• uincien alreede wesende midden ju het vuyr, het gewenschte voordeel noch bij tijt ende principalicken prueffen ende smaecken tonnen. Oock dit hoochwichtige werck , daran henluyden particulierlick gelegen , so veel jn hen js , bevoorderen ende denseluigen eersen aenuanck maecken mogen, sal op correctie seer wel ende oorbaerlick gedaen sijn Bene vaste ende stricte correspondentie te houden , ende voor het eerste te maecken mitten naestliggenden benaberten vorsten ende granen , ende also mit seer Beringen tosten ende naer ouden gebruyck een Duytsch regiment, mit duysent daler jn wartgeldt jaerlicx, kan gehouden werden, die duysent ruyter met vigthien hondert ofte daeromtrent. Dat men derwegen voor all daerna 'trachte, op dat men een staetlich ende goet aental crijsvolck ende sulckes vanden treffelicxten adel , ons t naest wonende, die de gemeene saecke well geaffectionneert sijn, et quorum ipsorum maxime jnkrest , jn wartgeldt houde, omme tot der landen dienste t'allen tijden ende vooruallenden occasien gereet te wesen ende geemployeert te mogen werden, t welcke voorwaer met groote vruchte ende nutbaerheyt seeckerlieken werde vergeselschapt sijn. 1. Want voor het jerste verbinden sich die Prouincien, met stricte ende onderlinge correspondentie jn Duytslandt , met den jenigen , zo onse religie fauoriseeren , ende mede prouffyteren , ons ten naesters deur die nabuerschap geseten , persoonen ende heeren van qualiteyt , dewelcke onse weluaert so wel als ons seluest toucheret , ende del• wegen die algemeene saecke van herten toegedaen ; waromme oock gantzelicken nit te bevresen en js eenige
70 verraderie ofte correspondentie mit den vijandt, als leyder! deur andere mennichinael dese landen jn achterdeele ende onouerwinnelicken schaden geraden sijn. Waruyt oock consequentelicken volget, dat men veele persoonen aen sich brenget, diewelcke aen verscheyden
hem houen voor die lande waecken , op des wederparthyen practijcken vlijtige achtinge genen, dieselve so mogelick verhinderen , ofte ten minsten ons entdecken ; daeruyt grote diensten te verwachten, den vijandt hyrtegen groten nadeel ende schade gedaen, sijne entrepr insen dickmaels interrumperet ende verhindert connen werden , ge• lijck dan genoechsani openbaer js, wat groten voordeel die vijandt tot noch toe deur sulcke ende diergelijcke middelen vercregen heft, waroinlne ons oock billick sijn exempel hierto deste mehr porren sal. 3. Gelijck dan sonder twijffel die wederparlhye, siende dat dese landen beneffens den religioons verwandten ende heuren geassocieerden jn der ijl ten nierckelick aental crijchsuolcx connen te wege brengen , daer deur jn cer• uello gehouden, ende van veele attentaten affgeschrickct can werden , daertoe sie anderssins tot noch toe deur onse slappicheyt ende seeckerheyt geinciteert elfde aengelocket werden. á. Js oock mede grote hoopeninge, dat dit kleyn beginssell dienende tot eenen exempel, een goct middel sijn sal, dat men tot eyntelicke ende generale confoederatie geraecken moghe, mit allen religions verwandten jn Duytslandt ende elders, twelcke dan sijne Ex cie hogher memoTien grotelicx beclaget , dat onse saecken geheelick nit te samen hanghen, gelijck die papistische potentaten zaecken doen, maer dat een yeder aen deser zijde sijn particulier scopum voor sich heft , een jeder voor hem seluest sorget , maer nyemandt aen het gemeyn werck dencket. 5. Tot welcken goeden eynde die hoope deste groter soude
71 werden, ouermits mijn heere gracff Johan vrn Nassau (mits sijnen goeden ijver tot die religie ende die gemeene saecke) jn groten arbeyt js, eenige meer euangelische vorsten, grauen ende republicquen jn Duytslandt te persuaderen, omme jnsgelijeken een jeder naer rijn qualiteyt ende vermogen die gemeene ende eieken sijne particuliere saecken ten besten , op diergelijcken bestellinge jaerlixe costen te doen. 6. Coniende also jn aenstaender grooter noot dese geunieerde prouincien, nit alleen met het crijchsuolck, darop sij wartgeldt geuen, maer oock 'nit allen anderen entsettet ende gesecouriert werden ; op weleken geualle die hooffden, diewelcke voor die opbrenginge ende leueringe van het crijchsuolek sich sterck sullen maecken, terstondt nyewe ruyter ende knechten connen bespreecken, omme daermede anderen heeren, die jnsgclijcken wartgeldtgeuen, jndien sie daraff beschreuen wurden, toe te trecken. 7. Gelijckerwijs sullen die Fransoysche kercken, dewelcke eene saecke met ons gemeyn hebben, ronder twijffel siende dese commoditeyt, geerne daeran eenige cost hanghen ende connen jn gelijcken geualle van die vyterste noot, met al het bestelde ende besprooekene crijchsvolck ont• settet werden, ende terstont wederomme nyeuwe aengeno• men , die op die verschryuinge deser landen hen souden laten gereet vinden. 8. Bouen allen js jnsonderheyt te bedencken , dat deur dit middel die vijandt nit alleen jn ceruello gehouden wort, maer dat oock dese landen dickwijls ende lichtelicken d'oorloge naer beuren begeren diuerteren connen. Hebbende die bequaemheyt ende commoditeyt , een goet aental crijchs• uolcx te wege ende op die been te brengen, alteer die vij• andt daeruan kan geaduerteert wesen, ofte so haest middel can becommen datseluige te beletten , hetwelcke eene saecke van groter consequentie js , daermede veel tijts can
72 gewonnen werden, den vyandt groten affbreuck gedaen, ende der rechtueerdigen saecke tot merckelicken voordeel gereycken 'tan, als wij wel gesien hebben dat mijn heere graeff Lodewich mit die entreprinse op Mastricht die stadt Leyden in Hollandt van die belegeringe voor datmael beveyede. Item met den anslach op Bergen in Henegouwe den geheelen crych in dien quartieren veroorsaeckte, ende diergelycke veele exempelen sullen mogen aengewesen werden, ende noch clagelicx, ja nu ter tijt beter als oyt te vooren , connen gepractiseert werden , gelijck dan alle krijehsuerstendige sulckes wel verstaen. 9. Also oock principalicken hierop wel te letten staet, dat die occasie ende gelegentheyt sich liclitelicken jn snicker voegen presenteren can ende waergenomen werden moet, dat deur sulcke entreprinse, wel aengeleyt wesende , bonen alle nutticheeden daruyt volgende , die voorgaande tosten nyt alleen weder gecompenseert, maer oock bo. uendien jetwes merckelicx erouert werden can , met beuoorderinge ende aduancement der gemeynen saecke. 10. Ende men kan nit alleen deur dit middel een gewist ende bestendich criechsuolck steets aen die handt hebben, sonder dat nodich sij die bestellingen lange te uooren vyttoseynden ende ruchtbaer te maecken, waerna de vijandt sijne saecken oock richten kan. 11. Maer men js oock des veelen disputierens oucr d'arritgelden, nachtgelden, monsteringen ende alle andere saec-
ken, daeruan die disputatie gewoonlick js te vallen, ende dus lange met anderen ruyteren voorgelopen js, ontlastet. 12. So oock mede cesseren alle voordere swaricheeden, die in affdancken ende anderssins bijden ruyteren gemeynlick te gebeuren plegen. 13. Dergelijcken connen grote oncosten gespaert, ende veele mishandelingen ende fouten verheudet werden, dewelcke somtijts gebeuren , wanneer men gedwongen js
73
gewest , alleen op voorsorgh het crijchsuolck lange ende te vergeefs tot schade der jngesetenen aen die handt te houden , ende dese desto vrijmodiger connen beoorloft werden , aengesien men heurder wedercomst jn vooruallen der noot altoos weder verseeckert js. 14. Can oock den vijandt geenssins met sijnen listigen ende gefaerlicken practijcken, so onbesonnenen moets als wel hiertevoirens geschiet is , voortvaren ende dieseluige jnt veerek stellen, als o ff het landt mit geen criechsuolck versien ende geheelick geblootet were. 15. Dan dese wartgelden alleen geemployeert sullen werden jn quartieren van Duytslandt ten naesten bij die Nederlanden gelegen , daer men duslange jn Ieckelenborch, Brandenboreh , Pomern , Slesijn ende andere quartieren die ruyteren meestendeels gesocht heft, dewelcke bouen het verlies van tijt ende langsamheyt, die nootwendich hieruyt volgen moet, heure peerden, aleer sij jn het landt gecomen sijn, affgereden, groter ende swaerder asrit ende nachtgeldt van doen hebben, ende wanneer het ten aff• dancken compt , ter oorsaecken van heure wijde reyse veel harder ende jmportuner vallen, ende seer qualicken niet obligaties ende termijnen hun willen affwijsen laten. 16. Welcke alle grote jncommodyteyten ende jnsonderheyt onwillen ende geuaerlicke meuterien geenssins van desen crijchsuolcke, van wegen bouen verhaelder redenen, connen ofte mogen verwachtet werden. 17. Ende (daer Godt voor zij) so het schoen gebeuren mochte, dat onder denseluigen crijchsuolcke eenigen schaden mochte geleden werden , gelijek dan alle euentus belli interti sijn , heft men doch deur dit middel altoos nyew secours gereet. 18. Wil oock geerne geswijgen die grote jncomnioditeyten, costen ende moyten , welcke men hiermede den vijandt veroorsaeckt, jndien men het naest gesetene criechs• VI. J. 6
74 uolck hem benemet, ende hem dwinghet, jn die wijtste quartieren sijne leute ende oprichtinge te doen. Also dan alle verstendige vyt bonen verhaelden redenen lichtelick verstaen connen , dat dese ende andere veel meer nutticheeden voor die gemeene saeck connen werden te wege gebracht, ende het geheele religions werck daerdeur seer geaduanceert, ende die oprichtinge van sodane correspondentie niemandts nodiger en js als desen Nederlant• schen geunieerden Prouincien, als wesende jn eenen soberen bedroeifden staet, noot ende groot geuaer; so were goet ende geraden , dat die heeren Generale Staten hun aen die slappicheyt, zeeckerheyt ende weynich surge off achterdenckens van eenige andere religions verwandten nit keerende , noch op je• mants anders siende off wachtende, dit heylsam ende prouffijtelick werek ter handt nemen , ende daermede een aenuanck maecken ende met heures goeden exempel oock andere daertoe bewegen wilden. Ende want mijn heer graeffJohan tot Nassau etc. (wiens ijver ende getrouwe affectie tot die religie ende dese landen so oueruloedich bekent js , hebbende noyt eenige moyte , arbeydt ofte perrijckel affgeslagen, noch eenige vrienden ofte middelen, olie hem Godt verleendet, gespaert om die saeck te helpen maintenieren ende beuorderen) al ouer laugh daerto geraden ende vermaent heeft , ende die dagelixe experiencie ende geledene mennichfoldige schaden (deurdien dat sijnen raedt nit geuolcht en is) ons leeren , wat daran versuymt js worden; so behoort men den welgenoemden graeff Johan hierin gehoor ende credit te geuen , ende langer dit werck nit retarderen , vasteiick verhopende, dat hij, een goede declaratie van dese Prouincien entfangen hebbende , meer andere EuangeIische vorsten, heeren ende steden, bij denwelcken hij algereets goede preparatie gemaeckt heft , tot dese correspondentie sal brengen ende bewegen , te meer dewijl sie beginnen te sier dat hun het vuyr alle dagen naerder comt.
75 Sal daroni die heeren Generale Staten gelieuen te resol• oeren, wat sij jaerlicx op dit werck sullen willen employeren , daerdeur veele andere vergeefse costen mogen gespaert, metter tijt een algemeene correspondentie van alle religions verwandten gemaeckt, des vijands anslagen ende voortganck geretardeert, ende veele entreprinsen ende occasiones an deser zijde te rechter tijt waergenomen ende geexecuteert connen werden. Angaende die provincie van \r rieslandt, sal altoos willich sijn na heurer qualiteyt ende quota daertoe te contribueren. Ten allerminsten sal die heeren gelieuen dit nodige werck nit lichtelick noch geheel aff te slaen , maer tselue rijpelick t' ouerleggen ende te debatteren; ende jndien sij tselue nit grondelick begrijpen , noch jn desen discours recht gerust ende volcomelick gecontenteert sijn , connen op alsulcken geualle alleenlick die cleyne moyte (daer doch op die naeste vruchteloose bestellinghe so veel excessiue costen gegaen sijn) te doen, ende jemants te committeren om welgemeltes heeren graeff Johans meyninge recht te verstaen, ende hem jn Duytslandt perfectelick van alle gelegentheyt t'jnforineren. Geteekent te Lewarden den 6)5e April 88 1). get. Wilhelm Ludwig, graff zu Nassaw. Eenige oproepingen ter heirvaart door de hertogen Arnold, Adolf en Karel van Gelder aan de stad Elburg gedaan, 1456--1577. Medegedeeld door den heer Haasloop Werner te Elburg. Hertoge (Arnoud) van Gelre ende van Gulich, ende greue van Zutphen. Guede vriende. Soe onse here ende swager van Buergondie nu mit ene groten hoepe van volcke doir onse lande treckende wurdt, ende wij nyet waill en weten, vair he thoifft hijs kieren wille. Jnd laten v dair omme weten, i) plet Bene andere hand geschreven.
6*
76 ernstlick begerende , dat gij terstont oase stat aldair bebolwerckt erfde u ter weer stelt, om die seine wise stat te holden, off des noit were, ende uwe poirten bewairt, ende wale toe sien, als gij meyndes, des noit sij. Gegeuen tot Graue op sente Laurens auont martinis, nostro sub secreto, anno LIJ (1456).
Archief van Elburg , L. 16, N° 27 B. Adolph , hertoige van Gelre ind van Gulich, ind greue van Zutphen. Guede vrunde. Ons is tijdonge ind warnonge komen , dat Vrederick oase neue sich stelle Intl gereytseap, ind luyde worue en toecomenen dingdage an v off anders eyn auontuer to suecken; hid tonne wij dan nijt intliek en weten, wair dat hijnne gedyen sail , so wilt des ernstlick acht hebn, ind tot ons stat aldaer dach ind nacht en dingdage, woensdage, donresdage ind voirtaen toeseyn ind onimer uwe ossen besijden doin drifue, dat gij dat nyet quyt en weerden. Bess en wilt geenssyns versuyme, so des noit is. Gegeue te Nijmege, satersdage..... anno LXVIJ (1467). Adolph, hertoige van Gelre ind van Gulich , and greue van Zutphen. Guede vrunde. Wij hebben ewenich vurhanden, dair an ons, v, onsen lande ind ondersaten van Veluwen vcrlanck gelegen is, dairaff wij v dat eigentlicke gelech sus auerwecli nyet en moigen doin schrijnen, dairtoe wij uw mit bijstande tot anderen onsen vrinden behoeuen. Bidden v dairomb mit gantzen vlijt, dat gij en Heesten sonnendage tot middage bij ons ind anderen onsen vrinden ten Itosendail sin wilt opt starkste ind trustighste mit soe voile schutten gij konnen, ind wilt mit v briugen twee of drye goeder coeghelers , uwe strijtbussen ind gereytseap dairtoe dyenende , gestalt ses off seuen daegen bij ons to verblijuen. Wij sullen v alsdan auermits onsen vrinden
77 die Wairde vur Arnhem in doin nemen. Dis en wilt ons teser tijt nyet weigeren , soe wij ons hyertoe verlieten, willen wij gerne mit v wederornb gunstelick vur oigen hebben. Gegeuen tot Graue , des dingdach post Jacobi , apostoli , nostro sub secreto, anno MCCCCLXVIJ. Lade 16, N° 2G. Adolph, hertoge van Gelre, ind van Gulic ind greue van Zutphen. Guede vrunde. Also wij v hadden doin scriue ind bidden, dat gij en naesten sonnendage to middage bij onss ten Rozendail opt starckste ind rustichste, ende daironder so voile schutten gij kunden, mit tween off dryen gueden coegelaire, uwen strijtbussen ind reytscappe dair toe dyeuende, wesen wolden; oick so sijn onse andere saiken voir geualle , die nyet gelegen en sijn sus anderwech to doin schriue, as gij noch wail vernemen sult , ind wederbieden v dair omb ind dancken v gunstlick uwe gueden willen , wij willen dat oick mits weder omb gunstlick voir oigen hebben. Gegeue tot Graue, ales vrijdags post Panthaleonis, nostro sub secreto, anno LXVIJ. (1467). Lade 16, N 27, A. Kairl , hertoich van Gelre ind van Gulich , ind greue van Zutphen. Lieue getrouwe. Vns is vurcomen woe rich die hertoich van Zassen mit andern onsen hid ausslantz vianden stellen vns ..... in . etzlicken orden onss lantz to trekken, der von, mitten hulpen Goitz ind onss vrunde, denken to wederstain. Begern hierowme guetlick van v, dat gij mit allen burgern ind ingeseten opt rustichste ind sterkste gij kande, to peerde ind to voet, en neestent comende dynxdage tauontijde bynnen onser stat Nijmegen bij onss, onsen banreheren, rittern, knechten ind andern steden ind ondersaiten komen ind sijn wilt, gestalt mit onss ind denseluen to doin, ass dess noit geborn soli, ind beduchte ons guet
78 gïj myt v brechten Bingen van uwen veerdichsten strijtbussen, die gij mercken to sulicken handell dienen moegen. Hier in wilt geen weygeronge off ontbrech in vurneme, . soe gij rnarcken, ons e ind ons alinger Lantz eer ind wailuairt groitlick dairinne ligt, ind sail oils sonderlinge deuklick ind aengenaem wesen , wij willen sulx altijt gunstlick bedencken ind voir ogen hebn. Gegeuen to Arnhem , op vridach post Omnium Sanctorum , nostro sub secreto , anno Domini etc. XVIJ o. (1M7). VERGADERING. i MAART 1850. Mededeeling des Bestuurs. Nieuwe leden. Bibliotheek. Correspondentie. Archief van Medemblik. Jacob Grins , Geschichte der deutschen Sprache. Aanstelling van mr. Claes iBoerken als organist te Leiden 1402. Brief van Karel V aan den graaf van Buren. Belangrijke brief van C. v. Beuningen als afgezant aan het hof van Zweden 1652. Magtiging van Diederik Sono,' aan de West-Friesche steden , tot uitrusting van schuiten , ter voorkonaing van toevoer van levensmiddelen naar Amsterdam 1573. Aanbeveling van .Nicolaas van der Meer tot rekenmr. van Holland 9631. Twee Grieven van prins Maurits aan de stad Medemblik , betreffende het 42 jarig bestand 4608, 4620. Vertrek van Brederode uit Amsterdam 1567. Afbeelding der graven van Egmond en Hoorn. Verscheidene zaken, belangende de troebelen van Nederland. Eerste vestiging der Engelsche kerk te Leiden. Krijgstogt van Leiden naar Woudrichem 1407. illededeeling des Bestuurs. Het Bestuur brengt ter kenwisse van de vergaderde leden, dat heerera Burgemeester en Wethouderen der stad Utrecht , bij hunne missive van den 21. Eebruarij 1850, het beschermheerschap over het Historisch Genootschap hebben aanvaard, in voege dat het tijdelijk Iloofd van het bestuur dezer stad steeds zal zijn honorair voorzitter des Genootschaps, en dat voorts het lokaal ten stadhuize, waar de leden thans voor het eerst
79 zijn vergaderd , aan het Genootschap is aangéwezen tot het houden van hunne gewone vergaderingen en tot plaatsing van de bibliotheek en de oplagen der werken van het Genootschap. Nieuwe leden. Benoemd tot honorair lid mr. N. P. J. Kien Burgemeester der stad Utrecht , en tot werkend lid Jonkheer F. A. L. Ridder van Rappard , student in de regten te Utrecht. Bibliotheek. Ten geschenke ontvangen Van den heer P. A. Leupe te Medemblik. Mededeelingen over de haven van Medemblik met eerre list van aldaar uitgeruste schepen van 1572 tot 1606. Overgedrukt uit het tijdschrift van het Zeewezen, 10° deel 1 . stuk. Correspondentie. De heer Leupe deelt in zijne missive, d.d. 16 Febr. 1850, mede, dat hij eenen brief van P. Teding van Berckhout, ged. 80 Januarij 1645, heeft aangetroffen, houdende aanbeveling van zijn schoonzoon Pieter Florisz. als kapitein ter zee, in plaats van zijnen verongelukten zoon, kapitein Berckhout. Deze omstandigheid komt den heer L. niet onbelangrijk voor te kennen, daar den viceadmiraal Pieter Floris.. in de geschiedenis al dadelijk vermeld wordt niet als kapitein , maar als schout-bijnacht. De rapporteur voor de provincie Noord-Holland wordt uitgenoodigd, om aan den heer L. te verzoeken, dien aanbevelingsbrief met de noodige toelichting wel ter plaatsing aan het Genootschap te willen toezenden.
Tevens biedt de heer L. aan liet Genootschap aan uit het Archief van lfledemblik , de inhoudsopgave van de paketten Litt. P tot Litt. BB , welke inventaris wordt gesteld in handen der commissie van redactie. Jacob Grim, Geschichte der deutschen Sprache. Dr. Kemink deelt eenige bijzonderheden mede omtrent de oude
80 volkstaiumen ook uit ons vaderland , voornamelijk uit het belangrijke werk van Jacob Grim, getiteld : Geschichte der deutschen Sprache , waarop hij de opmerkzaamheid der leden des Genootschaps vestigt. hij spoort daarbij aan tot de beoefening der oude Indo-Gernlaansche taalstudie, als een belangrijken grondslag opleverende ook voor de beoefening der oud•vaderlandsche geschiedenis. (lanstelling van mr. Claas Boerhen als organist te Leiden in den jare 1402 1 ). Medegedeeld door dr. Kist te Utrecht. De behandeling van de geschiedenis der niuzijk te Utrecht, van af het jaar 1400 tot op onzen tijd, geplaatst in de Caecilia, Algemeen Muzikaal Tijdschrift van Nederland, 1846, , bl. 16, heeft de heer K. laten voorafgaan door een ))Blik op de geschiedenis der orgels in ons vaderland, in de 15de eeuw voorhanden", en daarbij het oog geslagen op hetgeen Leiden ten dien opzigte had opgeleverd. Echter verstoken zijnde van aanteekeningen, welke die stad in hare schátkameren der oudheid bevat, en zich dus slechts van gedrukte bescheiden moetende bedienen, schreef hij omtrent Leiden slechts het vol g ende : »Bij hetgeen wij in een werk over de stichting en bouwing der St. Pieterskerk te Leiden en de instorting van den toren in het jaar 1512 hebben gevonden 2), is het ons voorgekomen, dat men het daarvoor houden mag, dat in die kerk waarschijnlijk reeds in de 15 de eeuw een orgel zal geweest zijn. Dit lazen wij : »»Ende daer storte veel van den toorn over beyde zijde achter in der kerke, ende de groote orgele, die midden in der kercke hangt aen den toorn, bleef hangen 3)."
Wij durven zelfs ver-
der gaan en met eenigen grond veronderstellen, dat er in de vijftiende eeuw in genoemde kerk niet alleen een groot 4) Stedeboek der stad Leiden. 2) Beschaving van Leiden door F. van Mieris, I , 25, 3) Orlers, Beschrijving van Leiden, blz. 94 en 95.
81 orgel, maar volgens het toen vrij algemeen heerschande gebruik , ook een klein orgel geweest zij , daar er zoo bepaaldelijk van een groot orgel gesproken wordt. Dat echter in het begin der 16" eeuw in die kerk een orgel bestaan heeft , is zeker enz." Wat door den heer K. vroeger slechts voor waarschijnlijk kon worden gehouden, wordt door de onderstaande aanstelling van mr. Claes Boerken , (een in onderscheidene opzigten zeer belangrijk stuk, hem door den heer Rammelman Elsevier uit het Leidsche archief gezonden), ten minste wat het bestaan van een orgel in de St. Pieters kerk te Leiden reeds in de 15. eeuw betreft, tot eenti daadzaak gemaakt. Het stuk luidt als volgt: Scout, scepen ende rade der stede van Leyden doen cond ende kenlic alle lullen, dat wi overdraghen sien mit meester Claes Boerken ons te dienen in sullen diensten, als hierna heser. staet. Eerst seI hi bewaren oase vuercloe, also ghewoenlic is; voert stil hi bewaren die orghel tot Sinte Pieters tot sulke hooclitide en des saterdagh in onse Vrouwe,nisse, als betamelic is, na custuine der heylighe kercke; ener waert dat jeruent eerste misse dede jof festa composit heide, dair soude hi af nemen sulke heuskheden als him ghebueren moch ; hier voir sellen die poortrneestren , di bi tiden wesen sullen , meester Claes alle jair wtreiken van der stede weghen acht en twintich pont payments. Desghelijx sellen die goodshuusineest rn . him alle jair wtreiken twie en twintich pont payments, te betalen een vierendeel van den somnie voirs. tot heylig. misse alle jair, een vierendeel tot kersaront, een vierendeel tot IIeycndag ende een vierendeel tot Sinte Jansda4 natal. Hier en boven stil die stede meestr. Claes wtreiken alle jair tot kersavont dat laken tot enen roc, jof vier pont payeinents daer voer gheven. Dese voerwaercle sellen ingaen tot Sinte Jans-
82 dag natal. naestcomende ende sel duren vijf jair lane sonder wedersegghe, dat is te weten , dat meest r. Claes him dese vijf jaren him niet verhuyre noch verbinden en sel vorder dan in de dienste voirs. Desghelijx en sellen die poortmeestrn., van der stedeweghen, noch die godshuysmeestrn., vandegodshsweghen, ghiene andre dienre anncnien binnen desen vijf jare dan meestr. Claes (ten waer dat den gherecht dochte, dat si niet mit him bewaert en ware); mer t enden der vijf jaren voirs. jst, dat enich van den andren onsleghe wil wesen, die sel t him te yore segghen , ende een half jair na der wete , sel elx van andren sceiden moghen onbegrepen. Voert sel meest r. Claes ghebruke alle vriheden, die een poorter van Leyden sculdich is te ghebruken, ende vri sitter van seote, van waerghelde ende van kercghelde, also lang als hi dese dienst bewaert. In kennisse der waerhede hebben wi onsen stede zeghel an dese br. ghe• hanghe. Ghegheven in tjair ons lieren a° IIII c ende twie op ten XV1IIn lach in Mey. Brief van Karel V aan Floris , heer van IJsselstein , houdende verzoek van nader berigt we g ens een door hem op den vijand behaald voordeel. Mon cousin. Je nay sceu aucunes nouuelles de pardela depuis 'non partement de Humpthoue, doet me donne merueilles. Quant aux miennes de pardeca , eiles sont bunnies, Dieu grace, car je treuue les chores si bien ciisposees a neon vueil et obeissance, que ne sauroie mieulx desirer. Jay eu quelque espic venant de France , qui ma dit que auez ubtenu la victoire dung bon rencontre contre noz enueiliys; sainsi est, jespere que ma aduertirez bier tost ala verite, et vous ene ferez plesir, car je desire fort sauoir comine auez fait en vostre emprinse, et vous prie que doresenauant par tous ceulx qui viendront pardeca, Inescripuez de vos nouuelles, et que aiez 'toutiours acueur la garde de la frontiere, le bien dupays et le soulaige-
83 ment des subiectz, comme derrierement des , Wincestre je vous escripuez par Hesdin, et que vous sauez jay ma fiance avous. Quant aux choses qui seront necessaires a pourueoir a vostre charge en aduertirez madame, ma bonne tante, afin queue men escripue, et aussi vous men aduertirez , et jncontinent y donray tel ordre et si bonne prouision que congnoistrez. Il ne restera riens afaire pour chose, quj soit en mon poauoir, vous disant atant a Dieu, mon cousin, qui vous ayt en sa garde. Escript en nostre vine de Valladoly lo XJ UC jour de Septembre. get. Charles.
lager Lalemand.
Opschrift: A mon cousin et capitaine general de mes pays de pardeca , le conte de Buren et d Jselstain. .Archief van Buren. Volgens het oorspronkelijke. Belangrijke brief van C. von Beuningen, afgezant aan het hof van Zweden, aan de regering der stad Amsterdam, houdende een zeer wijdloopig verslag eener conferentie met de koningin over het verdrag tusschen Zweden, Denemarken en de Nederlanden, 13 Nov. 1652. Medegedeeld door den rapporteur voor de provincie Noord-Holland, namens den heer mr. Fabius te Amsterdam, uit diens belangrijke verzameling van handschriften. Edele Achtbare Heeren ! Mijn heergin. Het sal misschien van t' contentement van U Ed. Achtb. lijn, -eenigh omstandiger berichtte hebben van tgeen in mijn laeste audientie met haer ma t. is voorgevallen, als in mijn missiven aenden selven afgesonden is vervat , ende hebbe dierhalve van mijn devoir geacht, soo nauw als ik mijn memorie hebbe kunnen verversschen, van t' voornaemste , dat in discoursen doemaels is gepas• leert, eenigen breder verhael aen U Ed. Achtb. over te schrijven. U Ed. Achtb. sullen dan hebben gesien uyt hetgeen ik aen haer ho. mo. hebbe geadviseert, dat de voors.
84.
audientie bij mij voornamentl. is aengeleyt geweest om , in nacominge van haer ho. mo. resolutie vanden H e" October, te sonderen haer mats. inclinatie ontrent een gemeene alliantie tusschen haer ho . mo. ende de twee croonen van Sweeden en Denemarken, ende tot dien eynde, na eenich bericht van particuliere naken, waermede satisfactie werde gedaen op verscheyde klachten , mij in voorige conferentie gedaen , heb ik haer 'mat, voorgedragen, dat haer ho. mo. uyt de advertentie, bij mij gegeven van t'geen voorgevallen was inde eerste conferentie met cornmissarisen van haer mat., wel oorsaeck hadden om haer te verblijden over de betuygenisse van haer mars. genegentheyt tot continuatie ende vermeerderinge vande vruntschap ende goede correspondentie met haer ho. mo., ende haer mat. daer voor deden bedancken, maer te geljjck met leetwesen hadden vernomen ende tegens haer verwachtinge , dat bij ende van wegens haer mat. tot noch toe soo \weynich favorable verclaringe was gedaen op t'geen haer ho. mo. uyt crashte vande alliantie hadden doen versoucken, ende sonderlingh datmen eenige actie van haer ho. mo. tegens der selver waere gelegentheyt ende haer ho. mo. sincere jntentie scheen te duyden, als of daer door de alliantie geenarveert ende krachteloos was gemaeckt, ende een exceptie gebooren om sigh vande obligatie daer uyt spruytende quyt te stellen ; dat haer ho. mo., die altijt besondere estime hadden gemaeckt vande vruntschap van haer mat., ende de voors. alliantie ten gemeenen beaten ende tot verseekeringh van d'een ende d'ander staet dienstich ende nodigh achte, inder daet noch genegen waren om deselve te verstercken, ende dies uytten naem van haer ho. mo. versochte, dat door naerder ende beter verclaringe van haer ma t. daertoe aenleydinge mocht werden gegeven. Haer mat. antwoorde hierop, dat sij inder daet genegen was om de vruntschap met mijn heeren de staten te onderhouden ende te verstercken , ende geerne
85
vernam gelijcke juclinatie van haer ho. mo., meter datse op t'geen bij mijn wijders versocht was haer niet verder nochte anders konde verclaren , als sij voor desen hadde gedaen; ende da geen in redelijcheyt niet onbillick koude vinden haer ma ts. resolutie om in dusdanige gelegeratheyt neutrael te blijven, ende niettemin aen te bieden haer mediatie tot bevredinge van een gevaerlijeke ende schadeheken oorlogh; dat de vrede haer te dier stoet ende te waert was, omse soo lichtelijek met een nieuwen oorlogh te verwisselen, ende geen genegerttheyt daertoe bij de haren viert gevonden ; dat het wel waer was, dat verscheyde saken, die ik versocht, uyt de alliantien scheenen te werden getrocken, maer te gelijck waer te sijn, dat vande sijde van haer ho. mo. de voors. alliantie door de geene , die naderhant was geslooten met Denemarken, was geeuolweert ende verbroken ; dat sij evenwel tot geen reproches daerover wilde komen, maer haer beriep op ons eggen geweten, welke konde betuygen met wat jntentie de alliantie met Denemerken was gemaeckt; waerop bij mij gerepliceert sijnde tgeen tot justificatie vande alliantie niet Denemarken meermael was verhaelt, ende na eenige discoursen over en weder tot een finael antwoort bekomende, dat sulcx als ik voorwende ende tot solutie gaf met woorden wel konde werden geseyt, maer dat de saeck selve sprack ter contrarie, soo heb ik eyntelijck geseyt, dat nochtans haer mat. genegen was om de vruutschap met haer ho. mo. te vermeerderen, ende dat gelijcke genegenheyt sijnde bij haer ho. mo , deselve niet ledigh behoort te blijven, maer sets goets voortbrengen ten besten van wedersijts staten, ende tot datelijcke effecten te komen; waerop haer ma t. verelaerde, dat sij de voorslagen, die daer toe soutien werden gedaen, met aengenaemheyt sonde hooren , heb ik vorder geseyt, dat boven de punctuele observantie vande alliantie in dese gelegenheyt daerop wegens haer ho. mo. wiert ge-
86 jnsteert, ende die merckelijck de vruntschap soude verstercken in e erscheyden respecten, ende ten besten van beyde staten onder Godts zegen gedijen, niet wel (mijns geringe oordeels) eenige voorslagen tot naerder verbintenissen tusschen dit rijek ende de staet van haer ho. mo. konden werden gedaen, bij aldien men wilde de alliantie met Denemarken, die haer ho. mo. altgit souden observeren, houden als incornpatibel met die van dit rijek, maer wanneer alomnre daertoe inclinatie was, dat lichtelijck dese steen van aenstoot, SOQ mij scheen, niet alleen sonde kunnen werden wechgenonaen, maer jndien de alliantie, die haer ho. mo. hadden met ijder vande croonen separatelijek, gemeen wierde gemaeckt, ende een alliantie tusschen de twee croonen ende haer ho. mo. geslooten , dat deselve tot een grout beneficie int gemeen soude kunnen werden gebruyckt, ende in gerustheyt, versekeriuge ende aensien toebrengen aen een ijder vande drie staten. Haer ma t. antwoorde hierop niet anders dan, dat het een miracul soude sijn dese croon met die van Denemarken te vereenigen, ende ik, dat vande singuliere qualiteyten van haer ma t. niet anders dan miraculen wierden verwacht, maer dat de wegen daertoe seer wel scheen gebaent, door dien haer ho. mo. alliantie met de een ende andere hadden, ende dat liner ma t. goetvinden haer in te laten inde alliantie, die met Denemarken is, daerrnede alles konde werden gevonden, buyten dat oock verscheyde andere saken souden dienen om dat te faciliteren, de vrede, nabuyrschap, geineene juteresten inden commercie ende eyndelijek de consideratie vande vruchten, die uyt een naouwe verbintenisse tusschen drie soo wel gelegen staten soude kunnen werden getrocken tot verbrekinge vande quade desseinen vande geene, die door t'saijen van diffidentie, jalousie ende verdeiltheden de verswackinge ofte ruine vande een ende de ander soeken te wegti te brengen; op t'welcke mij een weynich
87
hebbende geextendeert, vraeghde haer ma t., of ik ordre hadde om het voors. voortedragen, ende voeghde ik daerop tot andtwoort, dat jndien haer ma t. daertoe gejnclineert was, ik genoegh was gejnforrneert vanden sin van haer ho. mo., om haer ma t. te kunnen versekeren, dat daertoe genegentheyt bij haer ho. mo.' soude werden gevonden; want alsoo d' heer Keijzer bij haer ho. mo. resolutie was geauctoriseert de inclinatie van haer ho. mo., om Sweeden inde alliantie met Denemarken te begrijpen, te laten ver luyden, hebbe ik geen swaricheyt gemacckt dus verre te gaen, ende in desen conjuncture, de wijle men hier met den envoye van Spaigne confereert ende, soo mij bij een secretaris van haer mat. ende andere geseyt is, wel eenige gedachten gaen om een amb r. na England te senden , nodich gevonden, onder welgevallen van haer ho. mo., met wat meerder promptitude te gaen, ende jnsonderheyt dewijle ik gelast was haer ho. m. vande inclinatie hier in haeste te adverteren. Haer ma t. toonde allerwegen dit geval• lich te hebben , ende seyde, dat hetgeen ik voortbrachte van groot gewichte ende consideratie te sin, dat hetselve haer nieuw voor quam, maer niet onaengenaem was; maer, seyde haer mat., jndien den coninck van Denemarken niet mij in oorlogh verviel , hoe souden de sakes dan sigh toedragen in soodanigen gemeene alliantie P waerop ik geantwoort hebbende, dat tegenwoordich een tractaet van guarantie was tusschen haer ma t. ende haer ho. mo., ende dat, jndien men bleef inde observantie vande tractaten, dese questie was gedecideert, soo heeft haer ma t. wederom , nadat eenige discoursen ontrent de nutheyt van soodanige alliantie waren gevallen, gemoveert, of men geen vrede sonde kunnen maken met England ende daer nae een alliantie tusschen dese croon, haer ho.
nno.
ende England, soo hebbe
ik , onder verbeteringe van haer ho. mo., niet gemeint iets beters daerop te kunnen antwoorden , dan dat niet alleen
88 de vrede met Engeland ver te soucken was, maer dat, voor
mijn geringh oordeel, veel saken waren, waerom het noch voor haer mat., nogh voor mijn heeren de staten expedient was, dese luyden, soo lange sij thooft vol soo veel woeste concepte hadden , niet alliantie te stijven ende op haer stel te brengen, om daer nae noch beter te kunnen van haer tasten : waervan wederom gevallen sijnde op de geineene alliantie met Denemarken, kreegh ik endelingh tot af-scheyt, dat haer mat. niet ongenegen was om daerover te handelen ende iets goets daerontrent te doen , maer dat, al vooren haer te verclaren, sij most versekert sijn vande inclinatie van haer ho. mo. , alsmede vanden coninck van Denemarken, ende dat ik ofte de geene, die daerover Boude handelen , met volkomen last, behoor]. credentie ende procuratien daertoe sonde moeten wesen voorsien. In dit discours, dat ontrent anderhalf uyr duyrde, bracht haer mat. onder anderen te pas , dat sij met de Engelschen niet verder stont als in terme van generale vruntschap , ende dat deselve bij haer noyt verder waren aengesocht , ende dat sij oock noyt in alliantie met de Engelsche sonde treden tot prejuditie van haer ho. mo. -- Men heeft dese weeck wederom tijdinge bekomen van dat van nieuws noch ,drie Sweedsche coopvaerdijeschepen genomen ende in Engelandt sijn opgebracht, ende dus in alles negen a tien door de Engelschen sijn aengehaelt ende aengehouden; maer dewijle men nogh hoopt de restitutie vande selve, ende eenige haer solve die voorseker beloven , wilnien gelijck per force met England noch in goet versta p t blijven, ende eenige selve , die ontrent de regieringe hier sijn, schijnen liever te willen alle hetgeen de Engelsche tot een pretext soude mogen voorgeven van dat Hollandsche schippers opde schepen sijn , dat deselve veel in Hollant sijn ge• asseureert ende andere diergelijeke deckmantels in excuse aen te nemen , als miscontentement over de Engelschen doen
89 blijcken. Haer nat., als ik dese kant (?) roerde, heeft daerop geantwoort , dat het haer saeken waren ende niet buyten remedie; ende als ik daerop antwoorde, datter tweederhande remedie waren, ende de sachste het quaet dickmaels vermeerderden, daer van haer ho. mo. preuve hadden, seyde haer mat., dat de anderen wel swaerder als het quaet selve konden wesen. Het vertreck van Bonnet in mijn voorgaende vermaent, heeft nieuwe uytstel gekregen, sonder dat jck de oorsaeck vandien hebbe kunnen vernemen, ende sonde sijn reyse eerst van daegh ofte morgen voortganck hebben. De cornpagnien guardes, gedestineert naer Riga, sijn oock eerst door contrarie wint , daerna door de begraeffenisse vande veltheer , die op morgen wesen sal , opgehouden, ende souden niet voorde naeste maendagh werden ingescheept. De rijcxdagh seyt men dat binnen weynich tijts wel sonde mogen eyndigen ende uytvallen tot wel benoegen van haer mat., ende dat alrede vier witte daelders, ieder van 82 st., op yder boere garden voor twee jaren sijn ingewillicht, ende dat noch gesproken wert om het hooftgelt gaende over alle dienstbare luyden , dat is die in jaren sijn om dienst te doen , van een halve rijcxdaelder tot anderhalf ofte twee te verhoogen, ende de accijsen op t' gemael voor een tijt te verdubbelen. Waermede eyndigende blijve , Edele Achtbare Heeren, UEd. Achtb. seer verplichte ende dienstwillige dienaer, get. C. van Beuningen. Stockholm 23" November 1652. Zonder opschrift.
Oorspronkelijk.
Magtiging van Diederik Sonoy aan de West-Friesche steden om schuiten uit te rusten ter voorkoming van toevoer van levensmiddelen aan den gemeenen vyand van Amsterdam 1573. Medegedeeld door den heer Leupe te Medemblik. VI.J.
7
90 Op huyden so heeft gheauctorizeert ende auctorizeert midts dese Diederiek Sonoey, gouverneur van tNoorder• quartier ende Waterlant, die sesse steden vande seine quartiere, dat sijluyclen cicx een scuyte sullen moghen doen toerachten ende daerop bestellen een goet getrow persoon tot eenen capiteyn , die sal moghen aeniie ^nen alsulcken anderen volck als hem eenichsins nootduncken sail, omme daermede te beletten, dat die vande voorschr. quartieren ende ingesetenen van dien onse gerneene vijanden van Amsterdam geen toeuoeringhe en doen van enighe victualie, midts dat die capiteynen vande selue schuyten d eene helft hen sullen laten vinden in. de Slochte in Waterlant, daer men naer Buycksloot vaert, en also in alle de slooten ende vaerten daer ontrent; dander helft sullen hen houden tusschen Waterganck , Lantsmeer ende Oost-Sanen , omme alle soetelscuyten terstont in aprehentie te doen nemen ende de soetelaers metten schuyten de forto den voorschr. gouverneur ouer te leueren , omme gestraft te worden volgende t placcaet van zijn ff. g., midts dat die capiteynen hen luyden sullen reguleren volgende dordonnancie vande admiraliteyt; ende sullen de naestgeleghen steden den voorschr. capiteynen alle hulp ende bijstandt doen ofte doen doen int stoppen van sloten, die nodich beuonden warden gestopt te zijn. Actum opten Dyemerdyck den XVIIJ e Juny 1572. Ende was ondergeteyckent Diederick Sonoey. Ghecollationeert jegens zijne originele en accordeert daer mede bij mij der stede Hoorn secretaris get. Coster, 1573. De regering der stad Haarlem aan die der stad Medemblik. Aanbeveling van den heer Nicolaas van der Meer voor het rehenmeesterscliap van Holland 1031. Erentfeste, wijse, voorsienige, discrete beeren, goede vrunden, ende seer waerde nagebuyren. Aengesien mits den heere van Heemstede onlangs geworden is raetpensionaris van Hollandt ende West-Vries-
91
landt, in de earner van de reeckeninge in Hollandt jegenwoordich vaceert een reeckenmeesterschap, twelck bij een gequalificeert persoon van de ware gereformeerde religie bedient, ende die plaets wederowme bekleet sal moeten werden , waer toe ter naester aenstaende vergaderinge van de ed. groot mog. heeren staten van de welgenrelte provintien apparenti. een poinct van beschrijvinge gemaeckt sal worden, omme drie sodanige persoonen te nomineren, daer vuyt sijne Exc. een sal eligeren; dat vuyte stadt van Haerlem sedert d'rectie van de seine earner, geschiet in den jare 1446, totten huydigen dach toe noeyt yernant in dienste van de selue camer actiuelijck geweest is , niet jegen. staende de selue stadt is de tweede stadt van llollandt, ende soo veel (sonder beroemmen) voor de goede gemeene sake gecontribueert ende geleden heeft respectiue, jnsonderheyt in den jare 173; dat wij jegenwoordich ende in veel voorgaende jaren nyeruant vuytte onse ofte vuyt d' voors. stalt inde collegien van de hooggin ende provintialen raedt en hebben nochte gehadt en hebben, solex dattet immers nu meer. als redelijck is, dat wij in de voorra. ea rn er een beurt hebben : soo is ons gedienstich ende vruntlijck versouck op uw Ed., dat uw Ed. gelieven een vuytten onsen , ende in specie ofte nominativen onsen lieuen medebroeder Nicolaes van der Meer, nu int collegie van de heeren gecommitteerde van ..... en wesende een gequalificeert persoon van de voors. religie, t'sedert jaer 1607 verscheyden der voors. stadts voornaemste ampten binnen de selue , ende oock in slants eerste collegien respectiue wel en getrouwelijck bedient gehadt hebbende, tottet voors. reeckenmeesterschap te nomineren, daeraen ons singuliere vruntsehap geschieden sal, die wij in ge• lijcke ende meerder saecken sullen erkennen; waerop wij ons verlaten. Hier mede. Erentfeste, wijse, voorsienige, discrete heeren, goede 7*
82 vrunden ende seer wacrde nagebuyren , Godt Almachtich in genade bevolen , tot Haerlem den X Mayus, anno 1681. U E. geaffectioneerde vrunden ende nagebuyren, Burgemeesteren ende regeerders der stalt Haerlem. Get. Steyn, 1681. Opschrift: Erentfeste, wijse, voorsienige, zeer discrete heeren , burgemeesteren ende regeerders der stede Medenblik. Twee brieven van prins Maurits aan de stad Ilfedemblik , betreffende het 12jarig bestand, 1608 en 1620. Maurits , prince van Orangien, grave van Nassau, Moers ende niarcquis van der Vera enz. Erentfeste , eersaeme, wijse ende discrete, lieve besun• dere. Op eergisteren is ons bij cenige gecommitteerde op ons versoeck ter handen gestelt seecker geschrift ofte redenen , dienende voor het bestaat, in de vergaderinge der heeren staeten van Holiant ouergegeuen , het welck wij geexamineert, bevonden hebben bij onsen lesten brieff ende apostille, daer beneffens ouergesonden, genoechsaem wederleydt, daertoe wij ons dan refererende, onnodich achten naeder daer op te seggen , maer willen n luyden alleen ten ouervloet ende tot waerschouwinge hier bij aenwijsen, dat bij t voorss. geschrift bekent wordt, dat de vijandt ons nimmermeer sal accorderen eenen absoluten affstant van sijne pretenties , ende dat daerom sender fondement geseyt wordt, dat onder die voorgestelde woorden begrepen ende ons toegestaen soude sijn , t gene den vijandt wel expresselijck is weygerende. Opte inconuenienten ende swaricheden van den oorloge, die bij dit geschrift bonen ouden gewoonte breedt vuytgemeten worden, is te considereren , dat immers beter is alle de selue vuyt te staen, ende van Godt eene goede vuytcoernpste te verwachten, als in s'uijandts handen te vallen, volgende den ouden regel , hordende, dattet een seeckere oorloch beter is als
93 een onseeckere peys ofte stilstant , soo dat alles opte ver seeckerhey t van dit tractaet aencompt; sijnde onse meeninge geensints u luyden tot het oorloch te raeden , wanneer gij anders soudt mogen leuen in eene verseeckerde vrede, dewelcke wij in deze handelinge nyet en connen bemercken , vuyt oorsaecke, dat alles wat daertoe bij Ivoor• noemde geschrift verhaelt wordt, alleen bestaet in ijdele woorden ende belooften van in toecomende tijden ordre te sullen stellen, daer men, oases erachtens, den staet vast" landt nyet en can vertrouwen, mits twee redenen, dat men namentlijck u luyden soeckt te bewegen tot retractiren van de fondamentale resolutien ende belooften, daer op dese handelinge is aengevangen, twelck ons billick veroorsaeckt om op t effectueren van soodanige resolutien weynich te bouwen. Ten anderen, om dat wij gesien hebben dat men met gelijcke voorslagen van goede ordre ende verseeckeringe malcanderen heeft gebracht tot besluyt van den naesten trevues , onder beloofte dat voor dexpiratie derscluer nyet alleen alles geresolueert ende geconsenteert, maer oock geeffectueert soude wesen, ende dat nae eenige beschrijuing daerop gevallen, de saecke sulcx sijn gediffi• culteert, dat tot noch toe die minste resolutie, veel wey. niger ennich effect, daer op gevolget sij, connende nyet anders vermoeden dan Jatter noch veel min soude volgen, indien die trefues geslooten waeren. Dus wel vlijtelijck daerop te letten staet, want de vijant ons t'allen tijden, nyet alleen geduerende de trefues in gelijcke ende meerdere vreese ende perijckelen stellen can als men ons poocht bij dit geschrift in te beelden, maer oock insonderheyt nae den vuytganck van de selue, als wanneer die vreese ende perijckelen soo veel meerder sullen wesen als onse macht cleynder ende des vijandts grooter geworden sijn sail , sonder dat wij een ennich woont in dit geschrift euinden, dat ennige ordre daertegen gegeuen is ofte
94 sal worden; oock soo en sijn de middelen vant landt soo geringe neet dat men daerom ennige quade ofte nadeelige conditien behoort aan te nemen. Begeerende ouersulcx dat gij luyden u stuck waernemen ende die conservatie van u vaderlandt ende van u seluen wel ernstelijck behertigen wilt , maeckende die vaste reckeninge, dat wat gij luyden nu nyet en bedinght daerna nimmermeer vercrijgen sult. Ende ons des alles tuwerts verlatende, beuelen u luyden, Erentfeste, eersaeme, wijse ende discrete, lieue besundere aen den Almogende Heere. In 's Grauenhage den XXIIJ en Octobris 1608. U luyder goede vrundt, Get. Maurice de Nassau. Opschrift: Den erentfesten, eersamen, wijsen ende discreten , onsen lieuen besunderen , borgemeesters , schepenen, raden ende gemeene vroetschappeir der stede van Medenblick. Den prince van Orangien, graue van Nassau, Moeurs, Buyren, ende marequis van der Vere ende van Vlissingen, heere ende baron van Breda, Diest enz. Eersaeme, wijse ende discrete lieve besundere. Alsoo den treflies (gelijck u luyden bekent is) in zeer corten tijt compt te eyndigen, ende wij naer alle apparentie achten , dat de saecke tot een oirloch sal commen vuyt te vallen , twelck destemeer belooft wordt , ouermits wij van allen oirden seeckerlijck veraduerteert worden van de groote toerustinge des co. van Spaengien ten oirloge duert lichten van een groote aental van criechsvolck te paerde ende te voet in alle sine rijcken , t welck volgens de gegeven ordre jegens Meert toecommende gereet sal moeten sijn, ende dat bouen de ouergroote macht, bij hein in Bohemen ende Duytschlandt te wege gebracht, alle welcke machten bij hem seer licliteli^ck neffens de nieuwe lichtinge van
95
daer herwaerts bij alle occasie getransporteert connen worden , ende ons zeer schiedelijcken ouer den hals sommen,
waer jegens met alle macht ende vlijt sal moeten worden versien. Ende alsoo wij door de schaersheyt van geit den voorleden soomer int leger geleden, wel gemerckt hebben, dat de lasten tot noch toe gedragen, vuyt het tegenwoirdich innecommen der landen op veel naer nyet en hebben connen vervallen worden , gelijck ons voor desen t selue jteratiuelijck ende claerlijck bij de gecommitteerde raden is verthoont, so t) hebben wij noodich ende onsen schuldigen plicht geacht, u luyden ernstelijck te vermanen ende vrundtlijck te versoecken , rijpelijck te willen letten ende regard nemen op de petitie vanden raedt van state, die nae de gelegentheyt ende gevaerlijckheyt deses tijts ende standts der saecke sober genoech is ingestelt, dienvolgens u luyder gedeputeerden, ter vergaderinge comparerende, volcomentlijck te lasten , omme deselue poincten inne te willigen, ende daertoe te helpen ramen ende arresteren soodanige suffisante middelen, daer vuyt de petitie van den raedt bouent cort , in den naere XVJ CXX tot een merckelijcke somme toe gevallen, sullen mogen worden gefurneert; wij seggen volcomentlijek gelast , op dat de landen ouermits de cortheyt des tijts deur veelvoudige recessen geen irreparabele schade en coven te Iijden, twelck bij gebreck van prompte resolutie ende furnissement van Buisante middelen nootsaeckelijck sal tomen te geschieden. Ende vertrouwende, dat ghijluyden sulcx sult behartigen, willen wij deselue hiermede, Eersanie, wijse ende discrete, lieve besundere , Gode beuelen, In 's Grauenhage den XXV eU Nouembris 1020. U luyder goede vrundt , Get. Maurice de Nassau. Opschrift : Den eername, wijse ende discrete, onsen
96 lieuen besundere, borgerneesters ende regeerders der stede Medenblicq. Hier bij was gevoegd een afschrift van de petitie door zijne Ex. en den raad van state in de vergadering van de heeres staten generaal op den 19. Julij 1620 overgegeven, rakende de oorlogskosten voor het jaar 1621. Vertrek van Brederode uit Amsterdam 1567. In den merkwaardigen brief (zie Jronijk 1849, bl. 418) in 1567 door de regering van Amsterdam aan die van Kampen geschreven , wordt medegedeeld , dat Brederode reeds vóór of op den 15. April van dat jaar het verzoek zonde gedaan hebben ter bekoming van eenige schepen, welke voor IJpesloot (eertijds een gehucht in Amstelland op een half uur afstands van Amsterdam aan den Dienierdijk gelegen) moesten verzameld worden ter overbrenging zijner troepen, en dat de Amsterdamsche regering voor de eene of andere onderneming van de zijde van Brederode beducht was. Intusschen wordt in het werk van dr. P. Scheltema, getiteld : »Hendrik van Brederode te Amsterdam in 1567" op bl. 98 liet eerst melding gemaakt van een dergelijk verzoek op den 25. April 1567, volgens resol. der Amsterdantsche Vroedsch. Men kan dus met grond vermoeden, dat de Amsterdainsche regering reeds vóór deii 25. April met het verzoek van Brederode bekend was. In den brief van den 22. April 1567 uit Kampen aan de re. gering van Hasselt geschreven, wordt vernield dat gister' avond, dus 21 April, Brederode niet twee Engelsehe schepen uit Amsterdam is gezeild enz. Daar het nu uit liet aangehaald werk van den heer Scheltema (bl. 104-105) blijkt, dat Brederode 's nachts omtrent 11 uur van den 27. April onder zeil ging, zoude, volgens het gevoelen van den heer Rammelman Elsevier, de brief uit Kampen den 27. of 28. April moeten geschreven zijn.
97 beelding der graven van Egmond en Hoorn. Afbeelding Naar aanleiding van hetgeen vroeger vermeld is omtrent de zeldzame plaat, voorstellende de afbeelding van de graven van Egmond en Hoorn (zie Kronijk 1849, bl. 446) herinnert de heer Rammelnian Elsevier aan een werk in 4° dat in de Spaansche taal in het licht verschenen is onder den titel: /Irhol genealogico del excellentissimo senor Don Phelipe conde de Egmond enz. por el R. F. Fulgencio Cocco y Manca , sardo-calaritano , del real y 7nilitar orden de fluestra senora de la Merced redencion de cautivos. En Brusseles 1679, van welk werk in den Bibliophile Belge t, I, p. 882, het volgende wordt gezegd: »Au revers du titre est gravé le portrait équestre du »cointe Philippe d'Egmont. (voy. le catal. de Servais n° »5489) Cette généalogie remonte au roi Frison Radbod »mort en 723. A la page 29 commence un poéme inti»tulé: Afbol floriclo del heroe perfecto el excelentissimo »senor Don Phelipe etc. Le rimeur A Particle de l'infor• »tuné Lamoral se contente de dire, après avoir justement »Ioué sa valeur, que le Salomon de l'Espagne lui confia »le gouvernement de la Flandre, on it fut recu en grande »poinpe, mais de son jugeinent et de sa mort, pas un toot." Verscheidene zaken belangende de troubelen van Nederland. Onder dezen titel vindt iaen in den folio catalogus der Leidsche bibliotheek , bl. 350, n° 104 , eene merkwaar. dige verzameling van meer of min bekende stukken vex.meld, behoord hebbende aan Bonaventura Vulcanius, na wiens dood zij het eigendom geworden is der Leidsche bibliotheek. Onder de navolgende stukken zouden er, volgens het gevoelen van den heer Rammelinan Elsevier, vele zin, die toebehoord hebben aan Marnix van St. Aide• gonde, den 15. Dec. 1598 te Leiden overleden. 1. Verscheidene brieven met cijferschrift (waarbij de
98 sleutels). 2. Iets over den dood van Egmond. 8. Over de oratie te Worms , door Marnix gehouden , Antw. 29 Junij 1578. 4. Aanstelling van Marnix naar Duitschland, zijnde een paspoort. 5. Spaansche brief, betreffende het vermeesteren van het gallioen van Don Diego de Piemontel , door jhr. Pieter van der Does 1 ), 2 Aug. 1588. 6. Memorie betreffende de boeken van Toledo. 7. Verklaring der pointen en artikelen , geproponeerd door die van Gent en Philips van St. Aldegonde, Julij 1578. 8. Over de mijnen gevonden in Spanje. 9. Journaal der 4 schepen, den 2. April 1595 uit Texel naar Oost-Indië gezeild 2). 10. Verhaal van den slag bij Gibraltar 1607. 11. Stukken betreffende Melchior Wierts 1570 enz. Eerste vestiging der Engelsche gemeente te Leiden. In de verhandeling van den hoogt. N. C. Kist over John Robinson, predikant der Leidsche Brownisten-gemeente enz. en grondlegger der kolonie Plymouth in Noord-Amerika , leest men : »De oorsprong der Engelsche Presbyte»riaansche gemeente te Leiden ligt in (het duister. Slechts »weet men dat zij, juist in 1609, tot haar eersten predikant »verkreeg Robertus Durie, aan wier van stadswegen een »jaarlijkseh tractemesit was toegelegd" enz., (zie Kerk. Archief D. VIII, bl. 85). Deze regelen hebben aan den heer Rammeluian Elsevier aanleiding gegeven tot de navolgende bijdrage. Dat er voor de Engelsche troepen, die hier te lande in bezetting lagen , zal gepredikt geweest zijn, blijkt uit het 4) Denkelijk ter gelegenheid van den veroverden wimpel, die in de St. Pieterskerk werd opgehangen. Volgens het bijschrift van den secretaris Jan van Fout was de brief met het wapen van Pieter van der Does bezegeld. 2) Hieronder behoorden de Pinas en de stad Amsterdam. Het werk is naderhand in -druk verschenen , zie Wagenaar , Vadert. bist. IX bl. 156. Onder de door de inlanders vermoorde personen behoorden C. Houtman , Verheé , Schellinger en Gillis Vaickenier.
99 navolgend besluit der Leidsche regering van den 4. April 1587, voorkomende in de Geregtsboeken dier stad. »Caps. John Keynes, wesende met zijne compagnie En»gelschen binnen deser stede garnisoen , is toegelaten te »mogen predikken ende op ter Engelscher wijze, zonder »daerinne eenige veranderingen te brengen, haeren dienst »te doen ende ouffenen in de Falibagijnkerk, ter plactse »daer D°. Doneleus tot nog too heeft ge..... (gewoond of »gedoceerd ?)" In 1007 bevonden zich te Leiden 145 Engelsche huisgezinnen, behalve de ongehuwde personen , die hun vaderland verlieten en te Leiden zich kwamen vestigen. Geen predikant vindende om hun het Evangelie te verkondigen, dienden zij in gemeld jaar het navolgend verzoek in: »Verthoonen tuit schuldige eerbiedinge UE. onderdanige, der Engelsche natie binnen UE. stede huishoudende inwoners , welker namen mit yeders hantwerck uytgedruckt zijn in de rotte aen desen gehecht 1 ) ten getale van hondert vijff en veertich huysgesinnen, beneffens noch meer andere eenloopende geselleis, hoe dat zij de neeringe haerer hantwerck uyt hun vaderlaat gevoigt ende alhier ter nedergeslagen zijnde, bevonden berooft te wesen van t gehoor des Godtslijcken Woordts, waerdoor zij supplianten in hunne gemoede bedroeft zijnde, als dewelcke, na hunne gestadigen ende swaeren arbeyt, alhier geen bequamheyt en viaden , omme op te sabbatli elfde andere vierdagen hut te rusten mit gebeden ende heylige offeninge nae Godts bevel. Soo keeren zij suppl. hun tot UE., ootmoedich biddende, dat UE. gelieve binnen UE. voors. stadt een plaetse te ordonneren, daer men de leeringe des IL Evangelium ende tgebruyek der Sacramenten inde Engelsche tale sonde mogen bedienen, alles conform ende t eenegaer gelijema• i) Deze lijst der onderteekenaars van het verzoekschrift, is door den heer R. E. niet aangetroffen geworden.
100 zich de reformatie alhier aengenonien ende jegenwoordich gebruyckelijck, nyet twijfelende off daer zullen in Gorten tijt noch meer andere Engelsche coopluyden als hantwerckers volgen, die de neringen ende handelingen alhier sullen helpen stijven (mits den goedertierenden zegen des Almachtige) ende goede innegesetenen alhier
door
t behulp van 1JE. zalige regieringe, neerstich belegt ende getrouwe voorstaat dergeneri, die uyt verseheyden conincl.rijcken ende provincien alhier comen herbergen ende hult toevlucht tot IJE. nemen. Dit doende enz. (Zonder onderteekening). Hierop werd het volgende besluit genomen: »Die van de gerechte der stadt Leyden in hare vergade• ringe op het raedhuys gezien tjegenwoordige versouck, hebben bij provisie ende tot anders zal werden geordon neert, goet gevonden de supplianten plaetse te verlenen in de kereke van St. Catharijne gasthuyse, omme aldaer des sonnedaechs te IX uyren, nae dat de vrouchpredicatie zal wesen gedaen, in de leere des H. Evangeliums onderwesen ende mit christelicke gebeden geouffent te werden , mitsgaders de Sacramenten te mogen gebruycken achtervolgende d'ordre vande Duitsche kereke alhier, te welcke eynde die van de kerckenraedt derzelver Duytsche kercke mits desen werden geauthoriseert, omme daertoe provisionelicken te mogen versoucken d°, Franciscum Golnarium, prof. theolog., ende Daniel Castellanum, dienaer des Godlicke Woorts in de Walsche kereke alhier, off zoodanige andere personen, alse meehen totten dienst Godts in de Ieringe des H. Evangeliums ende uytdelinge der Sacramenten in de Engelsche tale bequerust en de christelicke gemeente meest dienstich te wesen, ende voorts om op alles goede toesicht te nemen , ende zoedaenige ordre te stellen, dat nochte de vrouchpredicatie werde verhindert, nochte de goede luyden in haere godtsaligen ijver werden gere-
101
tardeert ei i de' verachtert , waeromme oock die valide gerechte voirs. goet gevonden hebben , dat de clocke in de voirs. gasthuysekerck maer eens voor dezelve te doen predicatie zal werden geluyt, te weten op negen uyren als men beginnen zal. Aldus gedaen op te tweeden Augusti a° 1607. Onderstont : mij jegenwoordich ende onderteykent J. van Swanenburch. .Krijgstogt van Leiden naar Woudrichem 1407. Medegegedeeld door den voornoemden beer. Onder de weinig doorzochte bronnen tot opheldering der vaderlandsche geschiedenis , mogen met regt gerangschikt worden de oude rekeningen , in onze meeste stadsarchieven voorhanden. De arbeid daaraan verbonden, wordt rijkelijk beloond door de belangrijke bijzonderheden, die daarin te vinden zijn en elders vergeefsch gezocht worden, zooals dit blijken zal uit hetgeen hier wordt medegedeeld uit eene rekening, berustende op het archief der stad Leiden. Zij betreft namelijk den togt van eenige schutters uit Leiden naar Woudrichem in December 1407, en dus v(5ór het doorbreken van den Zuid-Hollandschen Waard. Ofschoon het doel van den togt in die rekening niet vermeld wordt , mag men dien , naar de omstandigheden te oordeelen , als een gevolg beschouwen van den brief van den 12. October 1407, waarbij graaf Willem VI zijne leenmannen ter heervaart opriep, na de oorlogsverklaring van Reinald, hertog van Gelre, op den 23. Sept. 1407 1). Ook staat welligt tot dien togt in verband hetgeen gezegd wordt door den heer Is. Az.
Nijhoff
in zijne Geden1 waar-
digheden uit de geschiedenis van Gelderland 3° deel bl. 115. »De wederzijdsche strooptogten werden begunstigd door eene langdurige harde vorst , die de rivieren voor paarden en wagens begaanbaar maakten. De Tieler- en Bommelerwaarden 4) Van Mieris, Groot Charterb. 4 e deel p. 79 en 84.
102 hadden bij deze gelegenheid het meest te lijden ; de Gel• derschen daarentegen bestookten de stad Woudrichem, en deden tweemaal eenen inval in het land van lleusden , tot Vlijmen en Engelen toe brandende en roovende. Eindelijk in het begin van Maart 1408 gelukte het hertog Willem VI graaf van Ilolland , te Dalem tegenover Loevestein een blokhuis op te rigten, en daarmede aan Reinald zijne verdere ondernemingen ten behoeve der stad te beletten." Uit deze rekening in 4°, op zwaar papier geschreven, hetwelk van eenera ossenkop tot watermerk 1) voorzien is, blijkt het, dat de troep of liever de stadsbanier uit 77 schutters bestond , onder bevel der kapiteinen Jan Stoop , Willem Stien en Floris Jacob Dirx, en dat daarbij zich eenige leden der Leidsche regering bevonden 2), onder anderen, IJsbrant Strevelant , Jan Vosz., die toen den naam van burgemeester droeg 3), en Gheryt die Griemer, terwijl Willem Vos de betrekking van klerk of schrijver gedurende dien togt waarnam. De bestemming der schutters was naar Woudrichem ; zij namen hunnen weg over Delft, Rotterdam , Dordrecht, Werkendam. De benoodigde levensmiddelen waren tot den togt aangekocht, en werden in vier schepen of schuiten vervoerd, waarvan er twee on4! In andere rekeningen tot 456 komen onderscheidene waterroer. ken voor , als: de ossenkop met of zonder ster in het verlengde van den neus; de hond met of zonder bel om den hals; de weegschaal; de vliegende draak enz. 2) Uit Orlers , Beschr. van Leiden bl. 686 blijkt , dat hij het u'ttrekken der stadsbanier , ten minste twee leden der regering behoorden tegenwoordig te zijn. 3) Bij Orlers, bl., 608 blijkt het niet duidelijk dat er vóór 4408 te Leiden burgemeesters bestonden. In de rekening wordt vermeld , dat lJsb. Strevelant als poortmeester (thesorier) de rekening inleverde, maar dat hij uittrok in de betrekking van burgemeester. De vier raatsm.annen, vermeld in de keuren van 4551 en 1356', ontvingen later den naam van burgemeester.
103
middellijk Haar Woudrichem en de twee anderen tot Rotterdam voeren; daarenboven was er een schip gehuurd en
geladen met turf, kisten en andere zaken den schutters toebehoorende, welk vaartuig op zijne reis naar Woudrichenl te Dordrecht in het ijs bleef vastzitten. De banier vertrok uit Leiden op donderdag den 15. Dec. 1407, in 23 schuiten tot dit oogmark gehuurd, en kwam nog dicnzelfden dag over Delft te Rotterdam aan , alwaar nachtkwartier gehouden werd. Den volgenden dag , vertrok men naar Woudrichem met schepen, die te Rotterdam gehuurd waren om de banier tot in de Wiel i)
te brengen. Intusschen scheen het zoo sterk gevroren te hebben, dat die twee schepen het dien dag niet verder konden brengen dan tot Dordrecht, alwaar zij voor de stad in het ijs bleven vastzitten. Men besloot toen, dat een gedeelte der banier den nacht aldaar zou doorbrengen, terwijl IJsbrant Strevelant met 45 gezellen 2) en den thesorier nog dien zelfden vrijdag te voet naar Werkendam vertrokken, en aldaar overnachtten. Den volgenden dag, namelijk zaturdag, vertrok het te Dordrecht achtergeblevene gedeelte te voet naar Werkendam , alwaar het zich weder met Strevelants volgelingen vereenigde, ten einde gezamenlijk den togt naar Woudrichem voort te zetten, die dan ook zonder wederwaardigheden dien dag volbragt werd. Men bleef aldaar zondag en maandag, en vertrok op dingsdag weder naar Dordrecht. liet verzamelen van troepen te Woudrichem, midden in den winter, moet wel van eenig belang geweest zijn, ofschoon zij er slechts weinige dagen vertoefd hebben , want de banier i) Het is opmerkelijk , dat het water tusschen Dordrecht en Woudrichem hier , voor den doorbraak van 1422, Wiel genoemd wordt. (Hierin verschilt G. Acker Stratingh , Aloude staat enz. bl. 255.) 2) Over de woorden wapentuers, schutters , gezellen , zie G. van Hasselt, 4rnh. oudheden 3' deel bl. 22,
104 vertrok , zoo als wij reeds gezegd hebben uit Woudrichem op dingsdag den 20. Dec., vertoefde nog te Dordrecht den 21. Dec. (St. Thomasdag) en zette donderdag den 22. Dec. den terugtogt naar Leiden voort, alwaar zij weder terug kwam op vrijdag den 23. Dec. 1407. Bij den terugtogt uit Woudrichem waren 2 wagens gehuurd om het mede genomen keukengereedschap en ook andere voorwerpen tot Werkendam te brengen. Ook werden de goederen en levensmiddelen uit de schepen gehaald, die in weerwil van het ijs tot Werkendam schijnen opgevaren te zijn, -- en met 6 wagens naar Dordrecht vervoerd. liet blijkt niet, op welke wijze de banier van Dordrecht weder naar Leiden is gekomen ; ergens wordt gesproken van betaalde gelden voor overvaren. liet schijnt genoegzaam zeker, dat de terugtogt van Woudrichem naar Leiden in den tijd van 3 dagen volbragt werd. De banier heeft gedurende dien tijd vermoedelijk ergens in het open veld gelegerd, zooals men uit de zinsnede »so men onder noch over en mocht" zonde kunnen afleiden. Voor die 3 dagen ontving zij eene buitengewone betaling. De schutters waren in het geheel 9 dagen uitgebleven, en kwamen vrijdag den 23. Dec. 1407 weder binnen Leiden, alwaar men volgens oud gebruik wijn en handschoenen ten geschenke, ontvingen. De geheele togt koste aan de stad Leiden 4B3 19 schellingen en 6 deniers. Moge dit kort overzigt , uit een dier stedelijke rekeningen genomen , de hooge belangrijkheid van die soort van bronnen meer algemeen doen gevoelen.
105 6. VERGADERING. 10 MAART 1850. Nieuwe leden. Bibliotheek. Correspondentie. Archieven van Gorinchem, Gouda en het Bartholomeusgasthuis te Utrecht. Notulen der beschrijvingen van de staten van Utrecht. Johan de Knuijt, heer van Vosmaer. Brieven van' prins Maurits 1599. Historische Academische dissertatien. Hoogduitsche vaardelen van George van Fronsberg in Breda 4580. Merkwaardige rekening van geleverde gouden en zilveren versierselen ten behoeve van Reinald, hertog van Gelder , en zin hofgezin, 1402 en 1403. Nieuwe leden. Benoemd tot werkende leden de heerera Is. Az. Nijhoff, archivarius der provincie Gelderland, te Arnhem , en Jhr. W. F. Trip van Zoudtlandt, student in de godgeleerdheid te Utrecht. Bibliotheek. Ten geschenke ontvangen: Van den heer A. G. B. Schayes te Brussel. Les Pays-Bas avant et durant la domination Romaine, par A. G. B. Schayes, . tom. Bruxelles 1887. Histoire de l'architecture en Belgique, par le même, tom. I. Bruxelles. Van den heer Jhr. C. A. Rethaan Macaré te Utrecht. Verhandeling over den aard van het leen van liet graaf. schap Holland , door S. de Wind. Verdediging der echtheid van den brief van Simon van Haarlem , waarbij hij goederen der abdij van Egmond in erfpacht neemt, tegen de onlangs daartegen geopperde bedenkingen , door denzeifden. Correspondentie. De rapporteur voor de leden in België deelt mede eene missive van den heer F. II. Mertens te Antwerpen , ged. 11 Maart 1850, waarbij deze omtrent het charter van 1550 (zie Kronijk 1849, bl. 397) nader berigt, dat deze oorkonde zich bevindt in het archief der stad Mechelen en aldaar op den inventaris onder dc navolgende omschrijving voorkomt: VI. J.
8
I 06
»Vonnis geéxtendeert van den kéyser Karel , in den rae»den van staten ende secreten gevisiteert , waerbij ver»klaerd word, dat de guide bulle van Braband geene plaets »en heeft in
Holland ,
Middelburg , Goes ende Mechelen.
»Gedaan tot Brussel , den 1 8. Meert 1549 , (1550). Revoce »rende ende doende te niet de provisies gedecerneert ter »contrarien. Onder den groeten zegel." Dictum van het voors. geëxtendeerd vonnis , geteekent: Charles, ende onder : Vereycken. Gedaan den I 8. Meert 1549. De heer van Doren, archivarius van Mechelen, aan wien de heer M. deze inlichting is verschuldigd, vermeent, dat dit charter nimmer in druk is verschenen. Archief van Gorinchem. De heer H. J. F. C. Kneppelhout uit Leiden biedt ter plaatsing aan het afschrift van ecnen inventaris van het archief dezer stad (zie Kronijk 1850, bl. 60). Dit stuk wordt gesteld in handen der com, missie van redactie. Archief der stad Gouda. De heer rapporteur voor dr provincie Zuid-Holland legt, namens den heerRammelman Elsevier, ter tafel een handschrift in folio, ten titel voerende: Inventaris van de charters van het binnenste secree
der stad Gouda , en aangekocht uit de verzameling vai v. Alkemade en van der Schelling. De heer R. E. geef dien inventaris ten geschenke aan het Genootschap, ei maakt de leden opmerkzaam op een daarin vermeld Bouci in hoorn parckement gebonden, innehoudende diversche verificatien vande cours van ferwe ende Mase , sulcx des hier voort hts door Suyt-Hollant plagen te lopenende noch tegenwoordich beur loop behouden hebben. Archief van het Barrholomeus gasthuis te Utrecht. Het ware in het belang der geschiedenis te wenschen , dat het voorbeeld der 11.11. regenten van de vereenigde gods- en gasthuizen hier ter stede algemeene navolging vond. Gemelde heeren hebben den heer Beger, amanuensis des
Ge-
107 nootsehaps , belast ' met de vervaardiging vans een liaauw. keurigen inventaris van het voormeld archief , hetwelk vooral voor de kerkelijke geschiedenis, de geslachtkunde en sfragistiek belangrijk is. De charters loopen van 13271766. Het is bij die inventarisatie aan den heer Beger gebleken, dat de Kerkelijke Historie en Dutheden der zeven vereenigde Provincien, althans wat het Sticht betreft , met omzigtigheid gebruikt moet worden , daar dit werk geenszins van onnaauwkeurigheden is vrij te pleiten. Eenige leden geven den wensch te kennen, dat door den heer Beger meer bepaaldelijk mogt worden opgegeven, uit welke stukken hem de onnaauwkeurigheid van het werk van v. Neussen en van Rijn gebleken is, en of eene nieuwe uitgave dier stukken noodzakelijk zou zijn. Notulen der resolutien van de staten van Utrecht 1530-1610. Een der leden des Genootschaps heeft ter inzage ontvangen een handschrift inhoudende de boven vermelde notulen , die vermoedelijk door de hand van v. Hamel, advokaat te Utrecht, geschreven zijn : hij verlangt te worden onderrigt, of de resolutien der gemelde staten over die jaren op het provinciaal archief van Utrecht voorhanden zijn. Het bestuur des Genootschaps wordt dien teil gevolge uitgenoodigd, om daaromtrent aan den archivarius der provincie, den heer dr. P. J. Vermeulen , de noodige inlichtingen te verzoeken. Johan de Knuyt, ridder, heer van Fos?naer. De heer van Dijk te Brugge, zich onledig hordende met de bearbeiding eener genealogische beschrijving der edelen dier stad , heeft aan een der leden des Genootschaps den wensch te kennen gegeven tot bekoining eener juiste opgave van het jaar der geboorte en des huwelijks van Johan de Knuyt , alsmede van zijne dochter iWargareta , gehuwd met .... van Iluessen: de hecren II. Hooft Graafland en E. Huydecoper van, Nigtetieclit worden door liet Bestuur 8*
108
uitgenoodigd , om zieh wel met dit onderzoek te willen onledig houden. Twee brieven van prins Maurits 1599. 4 en 8 Aug. (zie Kronijk 1850, bl. 36). Volgens bekomen inlichting van den heer van der Kemp te s' liage, wordt in deze brieven niets aangetroffen, dat niet reeds van elders, uit Bar 36, b. 34, v. Reijdt 16 B., H.
388-391, en van Meteren 21
B.,
bi. 410 , bekend is ,
zoodat de uitgave daarvan geen nieuw licht zou verspreiden. .:historische Academische dissertatien. De voorzitter vertoont eene door hem vervaardigde lijst van alle zoodanige academische dissertatien, aan de hoogeschool te Utrecht sedert het jaar 1688 tot op den huidigen dag verdedigd, welke onderwerpen behelzen van eenig historisch of staatkundig belang. Ilij vestigt de aandacht op Benige dier belangrijke verhandelingen , en toont daardoor het nut aan , om den beoefenaar der vaderlandsche geschiedenis meer algemeen bekend te maken met deze historische bronnen , welke veel wetenswaardigs behelzen , vooral wanneer zij geschreven zijn onder de leiding van mannen , die in de geschied- en oudheidkunde groote verdiensten hebben. Door het Bestuur des Genootsehaps zullen dan ook pogingen worden aangewend , tot het bekomen van eene naauwkeurige opgave van alle soortgelijke dissertatien, verdedigd aan de hoogescholen te Leiden , Groningen , Gent, Luik en Leuven ,
sedert hare oprigting tot den huidigen dag, opdat
het Genootschap later in de gelegenheid zou zijn , om eenen catalogus dier verhandelingen in het licht te kunnen geven. De heer mr.
H.
J. F. C. Kneppelhout, advokaat te Leiden,
in de vergadering tegenwoordig , biedt daartoe, ten aanzien der Leidsche dissertatien, bereids zijne medewerking aan. Hoogduitsche vaandelen van George van Fronsberg in Breda 1580. Medegedeeld door den heer Rethaan Macaré. Het is bekend, dat , na de pacificatie van Gent, ten ge-
109 volge van art, 10 dezer overeenkomst, ook de stad Breda; als eigendom van den prins van Oranje, aan hem moest worden teruggegeven; doch dat zes Hoogduitsche vaande• len, onder bevel van den kolonel George van Fronsberg, onder voorgeven van verachterde soldij, doch heimelijk aangezet door Don Juan van Oostenrijk, die stad en vesting bezet hadden, en weigerden ze aan den prins overtegeven en te verlaten , terwijl de daarin gelegerde soldaten tegen hunnen voornoemden kolonel mede in opstand kwamen , en Breda aan hunne willekeur ten prooi stond. Ten gevolge van dien toestand vond de prins zich genoodzaakt, de stad door beleg te dwingen ; men vindt daarvan de bijzonderheden vermeld bij Bar, 11* boek, bl. 856 en volg., en bij van Goor, Beschrijving van Breda, bl. 144 en volg. De door de landsknechten van hunnen kolonel afgeperste belofte om uit eigene middelen de nog achterstallige soldij te betalen, heeft in later jaren oorzaak gegeven tot een langdurig proces , waarin ook al de bijzonderheden , welke te Breda hebben plaats gehad, zijn opge. nomen. Het kan voor de geschiedenis niet onbelangrijk zijn , deze bijzonderheden ook van die zijde te leeren kennen ; zij staan vermeld in de Wetzlar'sche Beitráge fiir Geschichte und Rechtsaltherthiimer von dr. Paul Wigand , IIe Band , S. 265-274, Halle 1845, in de bijdrage getiteld Prozes deatscher Landsknechts gegen ihren Oberst Georg von Fronsberg 1580. Men kan daar onder anderen ook uit zien , dat de onderschepte en vervalschte brief van Don Juan, welke door Bor vermeld wordt, door de landsknechten voor echt is aangenomen, en , zoo het schijnt, nimmer is betwijfeld. Merkwaardige rekening van geleverde gouden en zilveren versierselen ten behoeve van Reinald, hertog van Gelder, en zijn hofgezin in 1402 en 1403. In den fair onss Heren, doe men schreyff duseut vier-
Ilo hondert elide twee, doe ontfinek ick van mijns heren genaiden ten Rosendaile op der kameren IIJ mr. goiltz eyn half verdingh nryn. Item dat golt dat van Caster quam , doe dat ghesmolten was, doe woi ght IIIJ mr. VJ loit mit den alloy ende des fijnen goiltz was XVIJ loit. Item dat pater poster, doe dat gesmolten was, doe woight eyne nir. goiltz. Item ick haen ontfangen van mijns heren genaiden toe Arnhem op de kameren in den Krystdagen, nu lest waren, XX loit goilt thoe den perlen wambos. Item Baer nae ontfynck ick van Werner Buffel zo Arnhem in mijns heren hoeue IJ mr. IJ luit goiltz, doe dat gesmolten was doe bleyfs IJ mr. ende eyn luit, zu eynen tabbart ende thoe eynen halsbant, ende IJ tebroeken spon• gin, die mir Breemgin dede, die woegen TIJ luit. In den jaeren onss Heren, doe men schreiff dusent vier hondert ende dry , doe leuerde ich in tegenwordicheit Geretz van den Hage ende lienrichs van Marten sjnen clerck eynen gulden sedel mit eynen nederhange ende all vol loyuer, die he mit voirde zo Caster, ende weycht IIIJ mr. ende XIJ luit, IJ verdel goiltz. In dein seluen jaire doe leuerde ich mijnre heren zu Caster in dery huwen tome IIIJ gulden waipen schilde, wijghent eyne marck XV loit goiltz. Item ich haen gelacht an des hoefmeisters halsbant V loit goiltz van mijns heren goilde, jnd dat rynghsgen mit den zween dyamanten, wycht J guld. IJ quartier. Item eynen gulden rynck mit eynen dyamante , den mijns heren gnaiden gaue Otten den koechenmeister, wicht J schilt fijns goiltz. Item dat beslach zu den peilen wambos ende zu den perlen tabbart wycht zo samen drissich loit, dirdehalf verdel.
Ill Item der gulden halsbant van mijns heren geselschapp wycht XIIIJ loit J veirdel, ind dat bloymgin, dat zo Duren gemaicht wart, woich anderhalf veerdel. Item mijns heren gnaiden gauen Dederich van Eluer eynen rinek mit eyne dyamant , wicht eyn Groene. Item op die ridder rocke dede ich bij beuele mijns heren, doe he jntghaen mijn vrouwe rijden soilde, doe dede ich daer tzu an goilde XIIIJ schilde, des hadden gegeuen mijns heren gnaiden Emerich, mijnen knaipe was, dry kroenen. Item op die scheyn, die ieh nuwe maichte mit den ketten, daer op gynck an goilde sees schilde. Item zu h. Arnoltz halsbant van Leyenberg, den hoim mijns heren gnaiden gauen, gynck op an goilde zweyn schilde. Item mijns heren gnaiden gauen h. Goidert van Roir eyne mr. siluers zu eynre hoyken, daer tzu dede ich eynen schilt an goilde.
00 Item zu mijns heren hu wen nu lest, doe he tgaen den
keyser reyt, die vergulde ich nu al nuwe, daer tzu gynck an goilde eyn Engelsch nobel. Item XXIIIJ schilde fijns goiltz machent an wercke goilde zeyn loit eynen Engelschen, in die quistinge van dem goilde dat ich verwoirt haen. Item dat culet, daer die groisse saffyr yn steyt , den mijns here mijnre vrouwen gaff, wicht eyn loit. Dit is alsulch siluer als ich geleent haue h. Goidert van Roir ende Gerit ten Rage, van mijns heren wegen zu versetzen an Pufflich XX mr. siluers vijftehalf loit, dat leuerde ich des saterdaghs nae sent Johans daige Baptisten. Daer nae leuerden ich des seluen daichs heren Goidert van Roir ende Gerit ten Rage eynen kruyt nap, die wicht zeyn mr. siluers ende eyn loit. In den jairen onss Heren doe men schreyff M°CCCCIJ, doe leuerde ich dese partes die hir nac gescreuen staen. 00 Item eyn garlande zu mijns heren huw en, die ich zu
112 Randenroide brachte, ende leuerden sij mijnen here, ind die selue garlande woich dry mr. siluers dirdehalf veerdel, des ontfynck ich van Gerit ten IIage also voel gelts als liep voer derdehalue inn. silvers. Item in der seluer tijt myt beuele der bottelyre laicht ich an sess schailen ende an zway ka(nnen) zwey loyt silvers. Item op den Paeschauent doe men schreyff 111CCCCIIJ, doe leuerde ich mijnen here ten Rosendale op der war. derop zween ouergulde halsbande, die wegen anderhalf mr. vier luit IJ verflel siluers. Item in dem Meije daer nae leuerden ich heren Goidert van Roir enen halsbant oeuerguldt, die wicht XV loyt siluers. Item op den seluen dach, dat ich her Godert sijnen hals. bande leuerde, doe leverde ich enen halsbant bij beuele des hoeuemeisters, die woich XV loit J veerdel siluers. Item in dein seluen Meije leyuerde ich Gerant van Wijck in tgegenwordicheit Tielken K .... linck IJ mr. IJ veerdel beslaichs op zween sloppe, der eyne was zwartz ende roil ende der ander was zo mail ruit. Item in dem seluen 1VIeije doe leyuerde ich in tegenwordicheit Geritz van den Haghe vier halsb(anden), zween ouerguldt ende zween wijs, die wegen zo samen dry marck VIJ loyt. Item geleuert heren Engelbrecht van Oersbeeck vp sent Oelofs dach eynen halsband oeuerguldt, wicht XIIIJ loit III veerdel siluers. Item des jrsten daghs Junius doe leuerde ich den joncher van Borcloe enen halsband , wicht XV lolt siluers. Item in den seluen maende doe leuerde ich dens joncher van Bueren eynen halsbant, die wicht XIIIJ luit
siluers. Item an die selue garlande was eyn loyff all gebroeken
113 ende eyne naelde verloeren ende eyn oerlepel ende eyn wertzeel zo eynen haueke, wicht zo samen IJ luit siluers. Item mijns heren gnaiden gauen her Goedert van Roir IIJ 'nr. siluers. Item synt an der seluer gerlande haen ich ghemaieht eyn cleyn schildeken ende vier ...., wegen V veerdel siluers. Item in den seluen jaire, doe mijns here sijn hoichtijdt zu Caster hilt, doe leuerde ich zo Caster op den Kirsdach zween wijsse halsbande, die woeghent IJ mr. VIJ veerdel siluers. Item dry kannen, der eynre maichde ich eynen ruwen voys, die woich dry luit, me deli der aide vuys dele, an die ander kanne maichte ich eynen nuwen hengel, die woich me eyn luit dan der ander (lede, die derde kanne die Vedder ontzwey warp, dair aen lacht ich eyn loit siluers jnd zween naigel aen zwae kannen, wygent een half luit. Item IIIJ ryneken ende vier oerijseren ende vier hoichsgen, die Bremgyn haidt, ende zween deckel op zwae pullen ende eyn peyn zu eynen luchter, wycht altzoe samen V loit siluers. Item h. Willems halsbaat van Iluchelhoeuen, den yeme mijns heren gnaiden gauen , wicht eyn mr. siluers. Item geleuert Gerit van Wijck negen loit beslaichs, dat henght op eynre swartzer hoeken bestickt mit wolberen crude, ende der hauenaeister hadde der seluer hoyken eyne dat beslach, wicht negendehalf loit. Item geleuert Gerit van Wijck XV loit beslaichs zoe dein kolen rneye, den mijn here hadde mit den groissen haigen dornen loy ueren zo wers ouer die mouwen hangen. Item geleuert Gerit van Wijck des hoefroeisters beslach op al sulker' kolen mey als mijn here hadde, wicht eyn halue mr. Item geleuert Gerit van Wijck dirdehalf loit beslaichs
114 op zween zwartze voer mouwen , die gestickt waren ende mijn here hadt sy. Item dry luit siluers fijn golt mit zo aleyeren intgaigenwordicheit mijnen here dat ich van Caster braclite. Item h. Goidertz beslach zo den seluen mouwen wicht negendehalif loit gestickt mit den groyssen haichdoruen loyueren. Item mijns joncheren beslach van Arkel, dat hem mijns heren graaiden gauen op sijnre mouwen, wicht negen logt, anderhalf veerdel siluers. Die mouwen rost ende wijs onder. Item dat beslach op mijns heren winter rock weicht sees ende zwentichste half loit. Item des hoefvleisters beslach op sijnen winter rock wicht XXJ loit. Item des van Rijfferscheit wycht XX loit. Item h. Goedertz beslach van Roir, dat yem mijns heren genaiden gauen, wicht eyn mr. IIJ verdel. Item dat beslach dat mijns heren graaiden den here van Henxberg, dat wicht XX boa LI veerdel. Item dat beslach dat mijns heren gnaiden gauen Dede• rich van Flodorp, wicht een mr. Item mijn joncheren beslach van Arkel, dat men hoera gaff, wycht XVIIJ loit. Item Heymerichs beslach van Droeten, dat men hem gaff, wicht eyn mr. siluers. Item dat beslach zo den zwartzen sloppe bestickt mit den koerenbloemen wycht IX loit. Item die haich dornen loeuer, die op den roiden slopp staen , die wegent XXXTJ loit. Item dat beslach op die zwey paer bunte mouwen wicht altzo samen XJ mr. VJ boa. Item dat siluer dat die montmeister, dat woich IIIJ luit, dat van eenre schottelen was gesneden.
115 Doe mijn here intgaen mijn vrouwe reyt. Item dat lijff gurdel mit den ketter dair tzu hayn ich gedaen mee dan id wicht J mr. siluers. Item dat beslach op mijns heren koelen mey, doe he intgaen mijn vrouwe reyt , wicht XIJ luit siluers. Item des hoefroeisters coelenmey op die selue tzijt, dat beslach wycht X loit siluers. Item h. Goidertz beslach van Roir dat op sijnen coelenmey was , wycht J mr. siluers. Item dat beslach dat mijn here van Heynsberg ende van Rijperscheit hadden , wycht zo samen XXJ loit siluers. Item h. Geritz beslach van Vlodorp dat op sijnen coelen mey was, wicht zo IX luit. Item h. Sanders beslach van Koedinchouen dat op sinen coelen mey was, wycht X loit. Item der joncheren beslach van Bueren dat op hoeren koelen meyen was, wycht zo samen eyn mr. siluers. Item mijns joncheren beslach van Arkel dat op sijnen kolen meye was, J mr. siluers. Item des vaicht beslach van Gusten dat op sijnen koelen meye was, J mr. siluers. Item des drosseren beslach van Gulich dat op sijnen koelen meye was, wycht J mr. siluers. Item deym schiffe ende zo den becken hayn ich gelacht ayn anderhalf loit siluers. Item eyn oeuergult croesen ende oeuerdeckt , dat mijns heren gnaiden gauen dein rentmeister van Bastenaick ouermitz h. Arnolt van Leyenberg ind Johan van Voyshenr, so wycht dat cruesen zway seis loit eyn verdel siluers. Item bij beuele mijns heren zo Randenroide op der kameren hain ich gegeuen Johanne van Voyshem vyeftehalue mr. siluers ende dry loit aen betzalinghe sijns kroesens, dat mijns heren graaiden gauen. Item h. Sanders mijnre vrouwen hoeuemeister sijn hals-
116 bant wycht vijftzeindehalf loit, synt hain ich eyn stuck dair tzo gheinaicht, dat wycht vijff veerdel siluers. Item heren Arnoltz haltzbant van Leyenberg, den yer mijns heren gnaiden gauen, die wicht vijffzeyndehalff loyt siluers. Item geleuert Tielen , zu zween zijden, drij Ioit rijnail. gen ende vijftehalf veerdel beslachs op Bene kogel. Item die neckreym myt sijnen toebehoere, die an der huwen is, die mijn here nae voirt, weicht eyn halue mr, siluers, ind XXVIIJ sijden snoyrgen beslagen , wigent I1J veirdel. Item zo mijns heren hoyken ende des hoef neisters hoeken, 'doe he reyt ende nam mijn vrouwe, wigent zo samen dat beslach op die hoyken dry mr. siluers ende vier loit. Item zway rincken zo zween pautzeren , wigent J mr. siluers. Dair die ryen ouer den arm ghingen. Item zo den koelen meye Writ den zwartzen mouwen, die alle vol gestrowet wairen in der tzijt doe mijn here seich wart , wicht IIJ, mr. Item dat beslach op mijns heren hoyck ende op des hoefmeisters hoeke ende heren Arntz hoeke van Leyenberg ende op die koelen meye, die mijns heren gnaiden gauen op die selue tzijt, wigen zo samen seis mr. J loit siluers. Item die kelche woich anderhalf air., doe he zo brochen was, doe he vermaicht was doe woech he 1J mr. IJ lolt siluers. Item zwey loit rijnailtgen die Theil hadde. Item eyn hengel an eyne kanne ende eyn beket, wicht zo samen IIIJ loit siluers. Item eyn ouergult cruesen ouerdeckt, dat die bottelyre nae vueren, wicht IJ mr. XIIIJ luit siluers. Item die oeuergulde kop wycht IIJ mr. V loit eyn veirdel siluers. Item dat dechel op dat groisse kroesen wicht zway mr. IIJ loit.
117 Item die schijue, die mijn here Gelre gaff mit sijnre wapen , wicht VJ siluers. Item XVJ schuttelen , die leuerde ich zo Nyemagen deym koychen meyster, wygant XXIJ mr. siluers, ende zween platteil , die ongewegen wairen , die leuerde ich mit den schuttelen. Item mijnre vrouwen zween segele die wijgent dryers. twentich loit siluers eyn veerdel. Item dat beslach op mijnre vrouwen roeden tabbart 'en zoe der coegelen dry loit siluers. Item die boysse, die Euert Boyde heft verwapent mit mijns heren wapen ende mijnre vrouwen, die wicht vijff loit anderhalf veerdel siluers, ende Gelre maicht ich eyn cleyn schijfgen mit mijnre vrouwen wapen, dat wycht dry loit. Item zway hoyken, mit ortzijseren , die mijn here eyn hadde, ende der hoeuemeister eyn, dat beslach weich eyn marck IJ luit eyn veewiel. Item X halsbentgen zu den perlen wambes, die wegen dry veerdel, ende IIIJ nagel zu der huuen wigen eyn half loit. Item dat beslach op den groenen koelenmeye ende op die groene hoyke, dat wycht to samen XXIX loft. Item op den groenen tabbart ys op an beslach X loft sib tiers. Item dat beslach dat op den roeden perlen tabbart ys, dat wycht VJ loit siluers. Item eyn mr. beslaichs , die mijns heren gnaiden gauen h. Godert van Roir zu eenre hoyken. Item eynen silueren leffel, den der pastoir haft, ende za der huuen, is zo samen IIJ loft siluers, ende eyn loft rijnaelgen die Theil nu lest hail. Item op den kolen meye mit den boirden bestickt ende eyn mid hoyke mit den beslach ind die koegeien, daer ys op altzo samen IJ mr. V loet siluers. Item nu in Kirsauent hadden mijns heren gnaiden eyn-
118 half loit naylgen, IIJ veerdel zu eynre carmen , J veerdel an dat pantzeir. Dyt sijnt alsulke partes als hir nae geschreuen staynt ind mijns heren gnaiden schuldich sijnt. Item van onser vrouwen wegen van Roedinchem, dat mijns heren gnaiden besatten, als van eynen cablais (?), dat waert getaxyrt op LXXIJ swair guld. Item mijns heren gnaiden haynt inir zu gesacht zu betzalen van Gerartz wegen van Nyuenvelt XXXVJ sware gulden. Item ich verkoicht mijns heren gnaiden eyn span op die selue tzijt, doe ich Lufarts span verkoicht , jud voer dat span soeld men geuen XIJ swair guld. Item ich hayn verkoicht mijns heren gnaiden van Goederts wegen van Weylhusen enen robijn ind XLIJ groissen perlen van IIIJ crayt dat die stucken vur C ende IX croenen , des ontfynck ich van mijns heren gnaiden LXIJ croenen, ende Goedert van Weylhusen hait synt gebuert van den seluen gelde XX croenen , so blijft mijn here noch sculdich XXVIJ croenen. Item ontfangen van Heckman VIIJ te broken schottelen , wygent XVJ mr. IJ loit siluers. Item ontfangen van Emeirych Ler .. en bij beuele mijns heren XXXVIIJ mr. siluers. Item eyn cleyn arsgurdel wycht VJ mr. myn eyn lolt. Hier Arnolt. Item mijns heren genaiden sijnt sculdich die cost vur mich ind vur eynen kneicht van zween jairen dair ich vur steyn , an Huwer ind an Michel DuueIs alwechen XLIJ groit vlemschs payments. Item doe mijn heer intghain mijn vrouwe reyt doe hadde ich vier gesellen drye wechen lanck , die mir hulpen inaichen dat beslach zu den koilmeijen , die mijn hoer gaff, ind vur ylchen mais XLIJ groit var die cost die weche, hid eynen gul. zu leen alwechen vur den man.
119 Item Euert Ossen drijuer halp mir eyn weche an dem gulden halsbant mit den robijnen , dair vur gaff ich yme 1J gul. Item in behoiff mijnre vrouwen had ich zween gesellen eyn maint, vur die cost XLIJ groit die weche, in J gul. vur sijn Toen. Item noch J geselle cyne maynt lanck vur Kirstmisse die maichde oeuergulde beslach ind gulden beslach, XLIJ groit alwechen vur die cost, ind J gulden vur sijn loyn. Item ich hain gehadt eynen kneicht zween wechen in behoiff mijnre vrouwen die maichde gulden nailden vp vurmouwen hancgen, all weche J gul. vur die cost, ind J gul. zu loyn die weche. Item ich hain gehadt drye gesellen vier daige nae sente Margarieten mys onser Vrouwen dach haluen oust, maicht eynen maint vur ygelichen man cost ind loin VIIJ gulden. Item ich hain gehadt drie gesellen viertziennacht lanck oeuer deym beslaige, dat hengk op deym groynen tabbart, ind zu den mouwen ind zu der hoyken ind zu deym perIen tabbart, ind alwechen IJ gul. vur den man. Item IIIJ gesellen IIJ daige lanck oeuer dein heslaige, dat hengk op den kóylen mey mit den boirden, ind zu der hoychen ind zu den kouelen. Item Gerart Maissoin bin ich sculdich IJ R. quicksiluers. Item ich hain gehadt inder tzijt doe mijn heer intghain mijn vrouwe rijden solde, XXIIIJ malder coilen, dat malder vur XVIIJ gr., maickt zu samen IX gulden LIJ gr. vur den gul. ind IIIJ gr. Item dair nae op sente Jacobs galt ich XL malder coilen , dat malder vur J quartier, maickt zu samen X gul. ende XX groit vp zu vueren. Item ynden anderen somer dair nae galt ich XXXVJ malder coilen , dat malder vur XVJ gr., maichet XJ gul. XXIJ groit mit vpvueren ende mit all. Item ich hadde, doe ich in dein hoyuc woende , weder
120 dat wijfl' van Doysberg XXIIIJ milder coilen, dat maller vur J quartier, maickt za samen VJ gulden, ind XIJ gr. vur dat vuerloen. Dit sijn alsulge saichen als Werner Buffell ind Johan van Vossem van mijns heren genaiden ruit mir oeuerdroi• gen ind sij sachten mir zo XL Rijnssche gul. des yairss ind die cost ind zweer roeke, des hair ich gehat eynen rock. Anno Dorniiii MCCCC tertio des dyuxdaghs post Epiphaniam Domnini ontfynck Willem Goltsmit zu Caster an silueren schuttelen ind kannen CVIJ mr. siluers myn J loet. Item an kruesen leffelen, kruyt neppen myn IJ boet. Summa C. LXVIJ mr. myn IIJ loet. Item noch IJ kuchen siluer der ys eyne eyn groysse plat. tele ind eyn middel siluer, die onuermaicht soelen blijuen jnd ongewigen sijnt. Item eyn ouergult croesen rrrit eynen krentzgen midden ommegaende in dem krensgen V groene bloemen. Item van desen siluer vurs. dat gewigen is sail Willem machen J dosin kuchen siluers van den middelslaige ind IlJ dosiu van den eleynsten slaige ind VJ kannen, IJ kruyt neppe, IIJ croesen ouerdeckt ind ouergult. Item ontfangen van Heckman VIIJ za brochen schottelen , wigent XVJ mr. IJ loet. Item ontfangen van Emmerich Borduren bij beuele mijns heren XVIIJ schottelen , wigent XXXVIIJ mr. silvers Item eyn cleyn arsgurdel ontfangen, wiget VJ mr. myn J loet. Archief Buren.
Oorspronkelijk.
121 7. VERGADERING. 30 MAART 1850.
Nieuwe leden. Bibliotheek. Correspondentie. Notulen der resolu. tien van de staten van Utrecht. Johan de Knuijt, heer van Vosmaer. Handvesten en privilegien van Delft. i1rchieven van Buren en Ileenen. Dertiental brieven van Willem 1V, prins van Oranje, aan Otto , graaf van Stirum, 1736--1747.
Nieuwe leden. Benoemd tot werkende leden Jhr. Mr. B. J. L. de Geer, buitengewoon hoogleeraar in de regten te Utrecht, en de heer J. Heemskerk, lid der tweede kamer der Staten-Generaal, te Amsterdam. Bibliotheek. Ten geschenke ontvangen: Van den heer Jhr. W. S. C. Rammelman Elsevier, te Noordwijk. Paléographie. La belle Héléne de Constantinople, par Florian Frocheur (extrait du Messager . des sciences historiques de Belgique , Gand 1846). Note sur les commentaires de Charles-Quint, par M. Gachard (extrait du tome XII, n". 1 des Bulletins de 1'Academie Royale de Bruxelles). Sur le s'jour de Charles-Quint au rnonastére de Yuste, par le même (extrait du tome XII, n°. 1 des mêmes Bulletins). Van den heer P. S. van der Scheer, te Winschoten. De geschiedenis van Koevorden (vervolg), overgedrukt uit den Drenthschen Volksalrnanak voor 1850. Van den heer S. Gille Heringa, te Tilburg. N ederlandscii jaarboekje der posterijen voor 1850. Tilburg, 1850. Van den heer B. W. Wttewaall, te Leiden. Lettres de P. de Groot, écrites depuis 1672 jusqu'A 1674. (Maiiscrit.) Correspondentie. De heer de Bordes , 1' luitenant ingenieur te Utrecht , verzoekt, bij missive d.d. 29 Maart 1850, de VI. J.
9
122
behulpzame hand van het Bestuur des Genootschaps tot het verkrijgen van inzage van eenige kaarten , welke zich bevinden in de verzameling van den heer mr. J. P. Bodel Nyenhuis te Leiden , en wel bepaaldelijk van de numero's 316 , 31 c en 32 der beredeneerde lijst , voorkomende in het Tijdschrift voor geschiedenis enz. van Utrecht, jaargang 1838 , n° 11. Deze kaarten schijnen den heer d. B. van veel belang toe, bij de bewerking eener geschiedenis van den oorlog roet Frankrijk in het jaar 1672. De voorzitter berigt aan de leden , dat aan den wensch van den heer d. B. zoo spoedig mogelijk zal warden voldaan. Notulen der resolutien van de staten van Utrecht, 1530-1610. De heer archivarius der provincie Utrecht berigt, op het schrijven des Bestuurs (zie Kronijk 1850, bi. 107), dat de oorspronkelijke resolutien der voormelde staten, op het provinciaal archief berustende , aanvangen met den 22. Junij 1536, en dat daarin tot aan het begin der 17. eeuw eenige gapingen worden aangetroffen, zoodat hij zich gaarne in de gelegenheid gesteld zou zien , het handschrift met de gemelde resolutien te vergelijken. Men besluit het bedoelde handschrift, toebehoorende aan den heer B. W. Wttewaall te Leiden , en door tussehenkomst van den heer Rammelman Elsevier ter inzage aan het Genootschap toegezonden , voor een bepaalden tijd in handen te stellen van den voornoemden archivarius, met beleefde uitnoodiging , zijn gevoelen omtrent de belangrijkheid daarvan wel te willen mede deelen. Johan de Knuijt, heer van Vosntaer. De heeren IL Hooft Graafland en E. Huydeeoper van Nigtevecht berigten , de navolgende aanteekeningen van den heer Rethaan Macaré omtrent Johan de Knuijt (zie Kronjk 1850, bl. 1 07) te hebben ontvangen: Johan de Knuijt , raad der stad Middelburg, 1610, zoon van Laurens de Knuijt, licentmr. te Middelburg, en van
128 Margareta Rutsaerts. Hij wordt burgera. 1612. Gecommi in de generale rekenkamer 1616. Ridder in het jaar .... wegens Z. H. eerste edelen in de staten van Zeeland. Ge. trouwd met Cornelia Tenijs. Hadden eene dochter. Margareta de Knuijt, getr. niet Johan Huyssen , hoog; baljuw, raad en rentin.-generaal van Zeeland Bewester Schelde , zoon van Johan Huyssen, secretaris van Goes, naderhand gecommitt. raad van Zeeland , ridder, heer van Monsterhouck, later ook ambassadeur bij verscheidene hoven, en van Adriana , natuurl. dochter van den heer van Matenes. Zij hadden : 1°. Magareta Huyssen, getr. met 1°. Hieronymus Tuyl van Scrooskerken, heer van Stavenisse , gecomm. raad van Zeeland. 2°........ graaf van Dhona. 8°. Adriaan Gustaaf , graaf van Flodorf. Zonder kinderen. 2°. Johan Huyssen schepen en raad van Middelburg, 1659, heer van Vosmaer , tr. Cornelia van der Nisse , 8 kinderen. 8°. Laurens Huyssen, heer van Weelde , raad in den raad van Vlaanderen, getr. met Clara Velters , 1 kind. 4°. Frederik Huyssen, heer van Ravels , hoog baljuw Bewester Schelde, getr. met Johanna Thibault , 2 kinderen. De heer Rethaan Macaré, in de vergadering tegenwoordig, verklaart zich bereid tot het geven van meerdere ophelderingen betreffende deze familie, welker genealogie hij bezit, indien dit door den heer v. Dijk te Brugge mogt verlangd worden. De heer rapporteur voor de Belgische leden wordt verzocht , het een en ander aan den heer v. D. te willen berigten. Handvesten en privilegien van Delft enz. Ingevolge het schrijven van den heerrapporteur voor de provincie Overijssel (zie Kromli 1850, bl. 60), worden aan het Genoot' 9*
114 schap door den heer rr. G. A. IJssel de Schepper , te 0lst, ten gebruike toegezonden twee in hoornen banden gebondene handschriften, waarvan het eene Privilegie bouck der stadt Delft , en het andere Handvesten en Privilegien van Delft getiteld is. Men besluit deze handschriften , welke vele nog onuitgegevene charters schijnen te behelzen , te stellen in handen eener commissie , ten einde te onderzoeken , in hoe verre de in deze boekdeelen voorkomende stukken bekend zijn, en daarvan nader verslag aan de vergadering te geven. Gelijk besluit wordt genomen ten aanzien ee ri er portefeuille, mede door den heer IJ. d. S. ter inzage toegezonden, en waarin zich bevinden : a. Eenige papieren en stukken , betreffende den vredehandel te Munster, 1648--1648, ter behandeling geexhibeerd in den raad van state. b. Eenige stukken, houdende repartitien van belastingen naar schildtalen , riemtalen, schottalen enz. in Holland. c. Een stuk ten opschrift voerende : Brantschat ende ruytergelt in den lande van Voorne , ten tijde jonc1er Frans van Brederode Rotterdam ingenomen hadde, 1491. d. Een afschrift eener Missive vande gerechten van Spijkenisse aan de staeten van Holland, aengaende naere genegentheyt om van Hollandt gescheyden te werden en aen Cornelis de fitte, ruwaert van Putten , overgegeven te werden. Ged. 19 Maart 1668. Archief van Buren. Eenigen tijd geleden verspreidde zich hier ter stede het gerucht, dat in den loop van den winter te Kuilenburg het grootste gedeelte van het archief van Buren zou verscheurd en aan Israëlitische kooplieden verkocht zijn geworden door den zelfden persoon , in wiens bezit zich vroeger ook dat gedeelte bevond, hetwelk in het begin des vorigen jaars door de heeren Beeldsnijder van Voshol en Drieling was opgekocht. Volgens dat zelfde gerucht zou deze hoeveelheid papieren die van
I25 het toevallig geredde gedeelte verre hebben overtroffen en aan eenen papiermolen te' Amsterdam geleverd zijn. liet Bestuur des Genootschaps achtte zich in het belang der geschiedenis verpligt te onderzoeken, in hoe verre dit gerucht waarheid bevatte, en of men werkelijk zulk een verlies had te betreuren. Spoedig echter bleek het uit goede ingewonnen berigten , dat er eerre groote hoeveelheid van oude, half vergane en aangestoken papieren en perkamenten van geene waarde op het raadhuis te Kuilenburg, ten gevolge eener rangschikking van het stedelijk archief, was verscheurd en verkocht hetgeen aanleiding tot het gerucht gegeven had. Om echter volkomene zekerheid daarvan te verkrijgen, heeft het Bestuur gemeend, eenige bekomene reepjes van het aan den molen verkochte papier, hetwelk men voor een gedeelte van het archief van Buren hield, aan den heer J. K. van den Abeelen ter beoordeeling te moeten toezenden, die, bij zijne missive van 15 Fe• bruarij 1850, de verzekering heeft gegeven, dat deze reepjes behoord hebben tot dezelfde massa, welke op het raadhuis verscheurd is. Wij kunnen dus de hoop voeden, dat de voormalige eigenaar der verkochte bescheiden uit het archief van Buren de hooge waarde zal beseffen van dat gedeelte, hetwelk welligt nog in zijn bezit gebleven is. Archief der stad Reenen. Op eene mededeeling van den heer Munnicks van Cleeff, dat in het archief der stad Reenen nog verscheidene belangrijke bisschoppelijke charters zouden aanwezig zijn, wordt er eene commissie benoemd, bestaande uit de heeren Drieling, Rethaan Macaré, v. Asch v. Wijck en Munnicks van Cleeff, ten einde dit gerucht nader te onderzoeken. Brieven van Prins Willem IV aan Otto, graaf van Stirum , 1743-1747. Medegedeeld door den heer Trip van Zoudtlandt. Het is aan den geschiedkundige bekend, hoe Holland en
120 Zeeland , niet alleen de verheffing van prins Willem IV tot stadhouder tegenwerkten , maar zelfs dien vorst verguisden , en hein invloed en steun zochten te ontnemen door de vernietiging van het markgraafschap van Vlissingen en Veere en door hun pogen om zijn huwelijk met Anna, dochter van George II, koning van Engeland , te verhinderen; hoe daarentegen Gelderland, Friesland en Drenthe hein toegedaan waren en tot hunnen stadhouder verkozen. Het uitbarsten van den Oostenrijkschen successie-oorlog, in 1740, en de tweespalt en verslagenheid in het Gemeenebest , ten gevolge van de uit dien krijg voortvloeijende gebeurtenissen ontstaan , verlevendigden bij de Oranje-gezinde partij de hoop op 's prinsen verheffing. »Sterk en toenemend was", zegt de heer Groen van Prinsterer, in zijn .landboek, II, 706, »de algemeene gisting , en het ontbrak niet aan gedichten en schriften , om het volk met argwaan en haat te vervullen bf tegen Engeland en Oranje , 6f tegen Frankrijk en het stadhouderloos 'bewind." De uitkomst leerde weldra, dat dit bewind , zijns ondanks in dien oorlog gesleept, even als ten tijde van Willem III , niets dan zwakheid en besluiteloosheid verraadde. De krijgsroem der Nederlandsche wapenen werd met schande bedekt , en toen in 1744 de veldtogt in Belgie werd overgebragt, scheen het Gemeenebest met rassche schreden zijnen ondergang te naderen. Naar mate het gevaar vermeerderde , werd de behoefte aan eene krachtige en bekwame hand meer algemeen gevoeld, en riep het volk dan ook luide om 's prinsen verheffing tot stadhouder. De staatsgezinde partij nogtans trachtte dit op alle mogelijke wijzen tegen te werken. De benoeming van den prins tot Iuitenant-generaal onder de vreemde ge. neraals, den vorst van Waldeck , Birkenfeld en Hildburghausen en den generaal Praetorius , geschiedde met geen ander doel dan om hem geheel buiten alle. bevelvoering te houden : want men wist , dat hij, behoudens zijne eer,
127 zulk een ondergeschikten rang in het leger geenzins kon vervullen. Door den invloed van Holland en Zeeland werd Waldeck tot generaal en chef in de Nederlanden aangesteld. In den veldtogt van 1746 bukte geheel Belgie onder de zegevierende wapenen van Lodewijk XV. Meer beducht voor de overwinning van de stadhouderlijke partij dan voor de valstrikken van Frankrijk , wilde het Gemeenebest heimeiijk in onderhandelingen tot een afzonderlijker vrede treden; maar tot heil des lands viel, door de krachtige tegenkanting van Zeeland , dit plan in duigen. Frankrijk te leurgesteld trok onder den schijn van vriendschap, maar met het doel om door geweld den afzonderlijken vrede te verkrijgen , over de grenzen; doch noodra was niet het gerucht van het inrukken der Franschen het volk ter vore gekomen -- of als één man wierp het zich in de armen van Oranje. Willem IV werd stadhouder, en een eerlijke, ofschoon onvoordeelige , vrede kwam tot stand. Deze korte historische herinnering zal voldoende zijn , om de belangrijkheid van het dertiental navolgende, eigenhandige brieven van prins Willem IV te doen kennen. Zij maken een gedeelte uit van zijne vertrouwelijke briefwisseling met eenen der ijverigste voorstanders van het huis van Oranje, Otto Ernst Gelder 1), graaf van Limburg, Bronk•
horst en Stirum. Deze briefwisseling is door erfopvolging in bezit gekomen van een der leden van het Genootschap, den heer Trip van Zoudtlandt 2), welke gemeend heeft, de belangrijkste brieven uit deze verzameling 3) ten dien• ste der geschiedenis te moeten stellen -- omdat zij ver1) De naam Gelder werd gevoerd als peetkind der staten van Gelderland , met het genot van f 600 's jaars. 2) Otto , graaf van Stirum , (14 Jan. 1685--12 Junij 1776)) was ge.. huwd met Anna Lucia van Klinkenberg van Echten, en liet, behalve drie zonen, eene dochter na, Anna Wilhelmina genaamd en gehuwd met Jan Louis Trip, 3) Deze verzameling bestaat uit 42 eigenhandige brieven. Dc eerste
128 scheidelie bijzonderheden mededeelen , zoowel omtrent de pogingen , die beide partijen en hare invloedrijke mannen in het werk stelden om hunne staatkundige bedoelingen te bereiken, als omtrent de houding van den prins in zij. nen destijds zoo moeijelijken toestand ; terwijl zij tevens Benige omstandigheden betreffende zaken en personen, vermelden die welligt elders niet gevonden worden. De brief, ged. 26. Dec. 174 , is zeker de merkwaardigste, wegens de ongekunstelde eenvoudigheid en openhartigheid, waarin de prins aan een vertrouwden en hem zoo warm toegenegen vriend zijne denkwijze en zijne gevoelens openbaarde bij de verguizing, waaraan hij ten doel stond, Hoe treurig hij de toekomst beschouwde, en hoezeer hij in de toenmaals heerschende regeringloosheid den ondergang van het land voorzag, bewijst ons hetgeen hij den Ven Sept. 1744 aan van Stirum schreef : »Je ne compte pas de m'arrefer d la Haye, pour etre temoin d'une conf usion, qui fait pitié, et d'une anarchie qui causera la perte de notre etat, si Dieu ne le sauve et cie le delivre des dangers, qui le menacent" — en wat hij den 7. Sept. herhaalde — »Jl ny
a qu'un coup de Providence , qui puisse sauver l'état; cela West pas dans l'humanité." N° 1.
Groningue ce 15 de May 1736.
..... Quand a l'autre article dont vous me parlez dans votre lettre, je suis content , que de vous meme et sans que j'y paroisse directement, vous sondiez le guet aupres de votre ami et lui fassiez entrevoir, qu'il vous semble, que je laisse is ged. Leeuwarde ce 11 d'Avril 1733, waarin de prins aan den graaf eene verzochte zamenkomst toestaat. De meer ceremoniële vorm van dien brief doet zien , dat de vertrouwelijke vriendschapsbetrekking tusschen den prins en den graaf eerst na dien tijd ontstond. v. Stirum was majoor bij een regement voetvolk en , bij den veldslag van Malplaquet 01 Sept. 9109), adjudant van 's prinsen vader, Johan Willem Friso , stadhouder van Friesland euz,
129 la drossarderie de Breda si longtems vacante, pour faire, s'il m'etoit possible, par la disposition de ce considerable emploi un coup de parti ; qu'a votre avis le plus grand pour moi seroit celui d'obtenir, coute qu'il coute, le stadhouderat de la prov. voisine; que si malgré le desinteressement et Ia generosité des sentimens da premier 0), que vous scaviez m'etre pleinement connu, je pouvois le gner
ga-
et le faire passer tout a fait dans mes interets, en lui
offrant eet empoi; que, vu ces considerations, de moi menie je n'oserois pas lui presenter; vous croiez, que je serois a porter a le lui donner; que vous le prié dy penser et de vous dire ce qu'il lui paroit de vos idees, que votre zêle pour moi et la confiance que vous avez en sa facon de penser sur mon sujet, vous font hazarder et vous ont sugerée. Voila, en abregé, sur quel pied je serois d'avis, que vous pourrié vous ouvrir et entretenir votre ami, mais i1 importe, que je sache dans pea, s'il y a apparence de reussite, et cela a bonnes enseignes, a cause des circonstances, ou je suis avec un des sollicitans. ...... -- Adieu, je suis bien votre tres humble et tres obeissant serviteur. Prince d'Orange. N°. 2.
Au camp de Eergum ce 26 May 1742.
Je repondrois mal , mon cher Stirum , au zele que vous marquez pour mon service, si je ne vous rendois au plus vite la justice qui vous est due, en vous temoignant, coin• bien j'ai eté content du contenu de votre derniere et du succes, que vos lettres circulaires 2) out en. Voici une pour remercier votre mentor de ses bonnes dispositions , que vous pourrez lui remettre, ou non, scion que vous le jugs ) Moeijelijk is het met juistheid te bepalen , welke personen door le prenzier , en elders door le comte au ruban bleu enz. worden aangeduid. 2) Het was in dit jaar dat men schriften onder de hand verspreidde, ten einde het volk ten gunste van Oranje te stemmen. Zie Groen v. Prinsterer , Handboek, IL 706.
130 rez convenir. Je suis impatient d'apprendre le resultat de votre entrevue avec le regent et les deux autres, et vous prie de me croire bien de vos amis et tout a vous. Prince d'Orange. No..
Du camp de Bergum ce 5 Juin 1742.
J'accuse de nouveau , mon cher Stirutn , votre lettre , contenant la relation de vos entretiens dans les deux villes; je suis bien aise d'y remarquer, que vous esperé, que ceux de Ia pr. voisine ne procederont pas a une si inique conclusion, Ceux d'Holl., selon nies avis d'hier, se flattent encor d'y reussir , sous le preside d'Overijssel, et it ny a moyens, de quelque espece quits soyent, quits ne roettent en oeuvre, pour obtenir leur but. ... — Adieu, je suis de tout mon coeur tout a vous. Prince d'Orange. N°. 4.
Loo ce 9 Octobre 1742.
....— J'approuve votre lettre a l'auditeur, hors un passage contre les bourguemaitres d'Amsterdam, que j'ai effacé, et elle part avec cette méme poste. Voice celle de Kra• i^enburg et aussi la copie du magnifique avis de la comté de Zutphen sur la promotion , que je vous envoi pour en faire bon usage la , ou vous le jugeré necessaire.... -- Je suis de tout mon coeur tout a vous. Prince d'Orange. N°. S.
Leeuwarde ce 26 Janvier 1743.
In dezen brief is het navolgende P. S. alleen van histo• Tisch belang :
La meme clique, qui a fait la belle promotion, travaille sous main a faire quatre ou cinq veldtmarechaux, pour achever ainsi de m'exclure tout a fait , s'il peuvent. N°. 6.
Orangestein ce 26 Septembre 1743.
.... — Je m'etois proposé, et vous l'avois meme promis, de repondre implement a votre lettre du 27 Aoust, mais ma cure et l'absence de Pain , a qui j'avois confié la copie des
131 questions avec mes' reponces, m'en ont empeché. 11 est tres sear, que les faux amis so pt en grand nombre, et que cet article de la troisieme question est tres vrai. La consequence, qui en resulte, et le parti indiqué est d'une ulterieure discussion. Quil y ait des gens qui sont étonné, que je n'aie pas fait un tour a l'armée alliée, cela ne me sur• prend nullement; mais que le gros public en pane mal, c'est dont je Boute, et quand cela seroit, patience! J'ai tonjour dit, que des affaires aussi pressantes qu'importantes m'appelloient dans mes etats , je dois mes premiers soins a ce peuple, que Dieu a coiifié a mon gouvernement. La Providence a dirigé les choses en ma faveur, de facon que le partage de cinq princes est reuni sous ma possession. Je ne pourrois en repondre, si je ne travaillois a remplir la tache et le but, que cette Providence me prescrit, qui est de rendre ses gens heureux et de leur faire avoir justice. Les affaires embrouillez des dettes a Dillenbur g et la delicate deliberation sur le testament de mon vieu cousin exigent toute mon attention; mes finances cy devant tres mal rangées et tres peu suffisantes pour mes depenses requierent, que j'y roette ordre , et rien ne me fera plus d'honneur dans la republique. Voila bien de quoi ni'occuper pour les trois moil que je pais rester ici, car, pour que la cause commune ne souffre point, n'ai je pas du rester si tard dans la republique, j'aurois peutetre malgré cela fait un tour a 1'armée, mais apres le traitement qu'on m'a fait a la promotion, quel motif que celui de ma propre ambition pouvoit m'y determiner? nulle vocation ne m'y oblige, et le peu de gré qu'on m'a seen de ma premiere campagne ne me peut guerre animer, d'aller dix ans apres refaire le volontaire. Je ne suis plus d'un age a faire ce metier, je ne po.uvois done, qu'aller faire ma cour au roi d'Angleterre et revenir dabout chez moi; cela auroit it eu bonne grace, si par hazard it seroit passé quelque chose apres mon de-
132 part 7 Quels discours eternels celti n'auroit it pas causé ? La seule facon dont j'aurois pu aller en campagne, etoit donc d'etre aupres de la personne du roi , et sa majesté n'ayant pas voulu de volontaires a sa suite, convenoit it que je my voulusse intruder? Enfin ta pt que ma patrie ne juge pas a propos de m'emploier, ou de me faire esperer, quelle le fera d'une facon convenable, ne dois je pas aux prieres de mes sujets, de ne me' pas exposer sans necessité, et eux avec, de tomber dans des mains etrangeres et d'une religion differentes? Dans la fougne de ma jeunesse j'aurois eu de la peine a resister au penchant que j'ai pour le metier des armes, et ce desir de gloire m'auroit entraiiié; plus flegmatique apresent, je pense que Dieu me fera la grace de ne point degenerer de ceux de mes ancetres, quil a em• ploié comme instrument pour la defence de la patrie, et de me montrer digne d'en descendre, quand I'oceasion s'en presentera ; en attendant, scachant, quil y a d'autres ver• tus par lesquelles on peut se faire estimer et louer, je tacherai de les acquerir et de les pratiquer et de me rendre par la utile a ma patrie, a ma maison, a mes amis, a mes sujets, et avec ses sentimens je ne trouve rien d'odieux ni de mortifiant dans les comparaisons , dont vous me parlez. Les pretendues faveurs du pr. de Waldek sont tres abusives, car it ne s'est pas plu a l'armée alliée, et ainsi tous ces bruits egalement destituez de fondement sur le commandement de nos trouppes, tombe de soi menie. Le pr. Frederic sert aupres des Hessois et est connu assez. Le pr. de Birkenfeldt est allé dabort a l'armée Autrichienne. Par l'inaction, ou l'armeé alliée est restée j usqu'a present, je n'ai riep pel du pour ny avoir pas eté , et Ia saison avancé ne me fait pas prevoir, quil sy passe infinement, de quoi me faire regretter de n'avoir pas fait campagne, et je n'aurois pas grand plaisir a me voir dans une armée, ou nos gens se trouvent, et aupres desquels je devrois me considerer comme
133 etranger. Vous pourré, mon ,cher comte , faire usage de ceci , et croyé moi bien de vos amis. Pr. d'Orange. N°. 7.
Leeuwarde ce 2 de Juin 1744.
.... -- Les derniers avis de la Haye vous auront sans doute deja informé, que, quoique mr. Jordens ait eté avec mesrs. de Randwijk , Bergsma et Tammiilga chez le pensionnaire pour le sommer une seconde foi de vouloir contribuer a finir l'affaire de la promotion, les deputé d'Over• ijsset ont non seulement violé ce dunt its étoient con-venu avec ceux de Geldres, Frise et Groningue, de ne pas s'expliquer finalement d'une semaine entiere sur les generaux a emploier aupres du second corps , mais quils ont, qui plus est , concouru a faire ecrire de nouveau une lettre dehortatoire a la Frise , qui n'auroit pu etre expodié sans leur voix, Bont les autres avoient besoin pour faire une quatrieme. Vous m'avouerai , que c'est se moc• quer des gens, et quils se donnent les premiers par leur conduite contradictoire un furieux ridicule; mais une particularité, qu'on m'a dite a eet egart, m'a paru devoir vous etre communiqué, c'est que le do. d'Jsselmuiden duit avoir beaucoup contribué a ce changement subit des deputez de la prov. et a rallentir le zêle de son neveu. Je le scai de la líaye et aussi de quelqu'un, a qui J. v. L. l'a dit. Ceci a ouverno. Adieu, mon cher Stirum, je suis toujours bien de vos amis et tout a vous. Pr. d'Orange. P. S. Nous allons avoir une diette extraordinaire Ia se-
maine prochaine, et je ne doute pas , que mes rs. les etats ne prennent la resolution de soutenir avec eclat leur avis. N°. 8.
Leeuwarde ce 13 Juin 1744.
J'eu a peine lundi et mardi passé le tems de lire, bien moms celui de repondre a votre derniere leire, mon cher comte. Je ne puls qu'etre sensible a votre zêle , qui voos
1 34
engageroit a faire un tour a la Haie, mais a moms que des affaires particulieres ne vous y appelleut, les miennes ne l'exigent pas, au contraire, plus je marque d'indifference, mieu cela vaut, et it faut voir l'effet que produira la superbe lettre que la Frise a depeché ce matin. Si dans ces circonstances on vous voyoit a la llaye, on se douteroit quelquefoi, que c'est pour mes interets, et cela opereroit a rebours. Vous avez tres bien fait d'ecrire au renart touchant son onele, doet le procedé est indigne , je suis curieux de ce qu'il vous repondra. Je suis en grandissime hate, mon cher Stirum, bien de vos amis et tout a vous. Prince d'Orange. N°. 9.
Breda ce 3 Septembre 1744.
Je n'ai que le tems, mon cher comte, en vous renvoyant la lettre de mr. de Haren, de vous annoncer la reception de la votre, dont je vous suis tres ohligé pour tout le zêle que vous my temoigné. Je n'ai que les batteaux pour le transport des bagages, n'étant pas arrivé je n'ai pu fixer neon depart, mais it est seur, que je ne compte pas de m'arreter a la Haye, ou je ne scai a quoi bon je sejournerois , pour etre temoin d'une confusion qui fait pitié, et d'une anarchic qui causera la perte de notre etst, si Dieu ne le sauve et ne le delivre des dangers, qui le menacent. Je serois sans cela, si je my tenois quelque jours, charmé de vous y voir, ce que je remets a mon retour en Frise. Adieu, mon cher comte, tout a vous et v. tr. h. serv. Pr. d'Orange. N°. 10.
Breda ce 7 Septembre 1744.
Je vous suis infiniment redevable, mon cher comte, de tous les bons souhaits que vous avez bien voulu former en ma faveur, a l'occasion du jour de ma naissance, et je rends toute la justice a la sincerité et au bon coeur, avec lequel vous les avez fait, ce qui me les rend d'autant plus agre• able. J'ai receu dans ce moment votre lettre du six, par la
135 quelle vous me marquez quelques nouvelles de votre voisi• rage et de votre voisin. Je suis ravi de scavoir un homme d'un si bon caractere que lui , dans les centimens a mon egard, que vous ni'assurez. I1 faut, que J. v. Laer ait change d'avis et suit parti sans l'aller voir, car actuellement, a ce qu'Itsma me marque, it est a la Haie; le primus y est aussi, et on pretend, quil sonde le terrein sur l'article de la promotion, mais je compte dans peu de jours etre plus au fait des motifs de son voyage. Il doit avoir diné avant hier chez Itsma et retourner en la prov. Cette semaine vous avez bien raison de dire, que tout ressennble chez nous a un chaos, et les choses sont venues a un point de confusion, de desordre et de mauvaise foi, quil ny a qu'un coup de Providence qui puisse sauver l'etat; cela West pas dans l'humanité. Adieu, mon Cher Stirum .... -- je suis bien de vos amis et votre tres h. serviteur. Pr. d'Orange. N°. 11.
A la maison du Bois ce 13 Mars 1745.
.... — Vous scaurez la belle proposition du C. de It., qui par les clauses odieuses font revolter toutes les perronnes equi. tables et par consequent impartiales; it s'agit de tacher d'engager vos amis dans la pr. voisine, pour faire en sorte quon desaprouve, sinon ouvert, du moins tacitement, cette mediation partiale, et de faire, que I'on autorise les deputez de donner du contentement d'une maniere plus equitable a Ia Frise, si on y ajoutoit, que la commission fat signée aussi du premier janvier, et que 'si on ne vent pas de. cider les rang, du moins on donne une declaration, qu'on ne m'obligera pas de servir sous les generaux etrangers. Cela ne seroit pas de mal. Adieu .... it ne me reste que de vous assurer, que je suis bier de vos amis et tout a vous. Prince d'Orange. N°. 12.
Leeuwarde ce 7 Fevr. 1747.
.... --- Que vous dirais-je de niesu. les Geidrois, sinon quils
1N ont confirmé le proverbe, quil ne se fait tien de nouveau sous le soleil. Quand a mr. le comte au ruban bleu, it ne m'a pas surpris, et d'autres pretendent, que, comme it n'e• toit ici question que de decider entre le pr. de Waldek et Ginkel , qui des deur commanderoit, cela ne me regardoit en aucune facon , et quils pouvoient sans me prejudicier pour ma future promotion; du moins voila le tour que mr. de Brantsenburg y a donné pour colorrer sa demarche aupres de son vieux pere, qui lui avoit fait dire par Roderloo, de persister dans ses anciens sentimens; it faudra apresent voir, si une foi Ia prov. d'Overijssel, voyant que sa mediation n'a rien effectué, et resolvant en consequence a sa prochaine diette de me faire nommer general, ses mesrg. Gueldrois voudront se joindre aver les provinces de Frise, Groningue et Overijssel, pour conclure cela par plu• ralité, comme mes rg. d'Holl. ont fait conclure la promotion de 1742, et feront vraisemblablement conclure une promotion de 1t. generaux etc dams le cours de cette semaine ou de la prochaine. Je juge, que beaucoup dependra de la prov. d'Overijssel , pour empecher, que la mauvaise vo• lonté de quelques Geldrois ne me cause pas tout le prej u• dice , que la maligiiité Hon. voudroit uien. Assuré votre ami de mes amitiés, et Bites lui que je compte toujours sur la sincerité de la sienne. Je ne vous dis rien de la diette , car je ne puis encor prevoir quel tour les chores prendront. Excusé la confusion de ma lettre, ayant ecris pendant le murmure de plusieurs voix au college. Je suis toujours sincerement de vos amis et votre tres h. serviteur. Pr. d'Oranje et Nassau. N°. 13.
Leeuwarde ce 25 Mars 1747.
Q .... --- Quelque incredule que je 1'aye été sur l'article du retour de mr. de Rosendael a mon égart, et quoique jai soubconné, que ce n'étoit pas son tout de bon, cependant it me vient des avis de tant d'endroits et specialement de
137 mesrs. Iddekinghe et Bergsma, que je dois suspendre mon jugement, et en attendant en faire l'usagc que la prudence rue diste, qui est d'en tirer le meilleur parti que je puis. Ainsi ii m'a paru, quit ne seroit pas mauvais de profiter de ces circonstances , pour que, sans que j'y paroisse moimeme, j'obtienne quelque redres dans l'affaire ennuieuse de la promotion, et it se pourroit bien, que la Gueldre prit a vette presente diette quelque resolution favorable
a vet egart, quoiqu'a tout prendre it vaudroit mieux, que TOverijssel precede, ne fut ce que pour ne pas mettre la piece a l'oreille des Holl , et prevenir, quit n'envoie des emissaires en Overijssel, pour y precher leur sisteme, accompagnez de la pluie d'or, et empecher vette prov. de suivre la Gueldre; mais comme on ne peut pas toujours comme -on veut dans un gouvernement aussi peu consistent que le notre, ii faudra se consoler, si la Gueldre precede. II est done question d'engager quelques amis a Zwoll et notament les deux matadors , qui Bont Vriese et Schriverius, a appuier mes interets a la diette qui recomniencera le quatre d'Avril. Je scai qu'on travaille , et ce n'est pas sans apparente de succes, aupres de mes rs. ten Brink , Jordens et Persoon , le grand ami d'Itsma , pour obtenir que la ville de Deventer propose, que, comme les deputez aux etats generaux ont rapporté, ii y a quelques tems, que leurs derrieres instances, en consequence des ordres reiterez de la prov. aupres des deputez des autres prov. a la Iíaie, n'avoient rien effectue, mes rs . de Deventer seroient d'avis, qu'on ordonna aux deputez aux etats generaux de faire encor leur possible pour concilier les differents, avec autorisation de pouvoir pourtant conclure avec la pluralité, tout comme la promotion de 174 s'etoit faite. Si les deux viltes de Zwoll et Deventer veulent agir tout de bon, la noblesse ou le drossart a la pluralité agira plus fer^nement, et la chose sera immanquable. Ainsi, mon cher VI. J.
10
138 comte, emploié toute vutre industrie et celle de votre arni van der Woude, qui est lié de relation avec quel• qu'uns, et d'amitié avec d'autres a Zwoll, pour determiner ces mesrs. a se pretter a vos justes vues, mais ne paroissez point directement, parce quil faut trailer ceci avec beau• coup de secret. Si Schriverius et Yriese le veulent, nous serons seur de Zwoll, et le premier le pensoit si bien en 1737, que je me flatte, quil ne le fera pas moins a present. Van der Woude doit etre instruit de ce que je vous ecris plus amplement qu'a lui, a qui je me contente de me referer a ce que je vous marque. Le medecin Foeil, que je scai par Itsma m'etre bien intentionné, devroit aussi etre mis sur les rangs pour agir pour nous. Enfin je m'en remets a votre zele et a votre prudence; it n'y a point de terns a perdre , car la diette approche, et it faut leur faire comprendre, que c'est le vrai tens apresent, et que les bisbilles sur l'admission des nobles ne peut arretter une si bonne oeuvre que celle la. Adieu, je suis bien de vos amis , mon cher comte, et tout a vous. Pr. d'Orange et Nassau. P. S. Je ne vous dis riep du renard, car je le supose
bien intentionne.
139 8. VERGADERING. 18 APRIL 1850. Nieuwe leden. Bibliotheek. Correspondentie. Bescheiden betrekkelijk de vaderlandsche geschiedenis , voorhanden in de verschillende biblictheken van Parijs. Antwoord van Oldenbarnevelt op het libel van F. v. Aerssens. Brief van P. de Groot aan den raadpensionaris de Witt 1669. 4rchief van het voormalig gerest der stad Utrecht. Brief van prins Maurits aan den magistraat van Hasselt 4600. Ontzegsbrief van Jacob van Heeckeren en vele Geldersche edelen aan ,&udolf van Diepholt 4427. List dergenen, welke hertog Arnold otrvede hebben gedaan (44..). Lijst der stukken door den proost van Elst aan Hendrik van Roden overgeleverd, Nieuwe leden. Benoemd tot honorair lid de heer A. Wauters, archivarius der stad Brussel. Bibliotheek. Ontvangen van de Tweede Klasse van het Kon. Ned. Instituut van wetenschappen, letterkunde en sehoone kunsten , in ruiling tegen de werken des Genoot. schaes : Verhandelingen, 8 deelen in 4°, Amst. Nieuwe reeks van Verhandelingen,1 5=e deel, Amst. 1850, in 8°. Jaarboeken voor 1847, 1848 en 1849, in 8°. Ten geschenke ontvangen : Van den heer dr. P. Scheltema te Amsterdam. Het archief der ijzeren kapel in de oude of sint Ni/êolaas kerk te Amsterdam, Amst. 1850. Van den heer J. David te Leuven. De ziekte der geleerden, in zes zangen, gedicht van mr. W. Bilderdijk , met inleiding en aanteekeningen, 8 e stuk. Correspondentie. Naar aanleiding van het verzoek , vroeger door den heer Hermans gerist aan heeren archivarii , dat hem mogt worden opgegeven , van welken tijd het oudste papier is , dat zich bevindt in de verschillende archieven, aan hunne zorgen toevertrouwd , (zie Kronijk , 10*
140 1850 b1. 20), berigt ons de heer dr. P. Scheltema , bij missive van den 10. April 1850 , dat het oudste papier, voorhanden in het archief der stad Amsterdam, dagteekent van den 18. Julij 1388 en den 6. Mei 1390, doch van geen watermerk of cenig onderscheidend teeken voorzien is. Het provinciaal archief van Noord-Holland, te Haarlem , begint eerst met het jaar 1573, zoodat het geene bijdragen tot de kennis van het oude papier oplevert. De heer S. meent voorts wel onderrigt te zijn, dat de heer de Zwaan, commies-chartermeester bij 's Rijks archief te 's Gravenhage, zich ook met dit onderzoek onledig houdt. Bescheiden betrekkelijk de Paderlandsche Geschiedenis, voorhanden in de verschillende bibliotheken te Parijs. De heer J. W. Holtrop, bibliothekaris der koninklijke bibliotheek te 's Hage, zendt, op verzoek des Bestuurs, ter inzage aan het Genootschap, twee catalogi , waarvan de titels zijn : Catalogue analytique de 670 documents manuscrits, re• latifs a l'histoire politique et administrative du royaume de Ilollande, conservés dans les diverses bibliothéques de Paris, en Catalogue analytique de 2509 documents ntanuscrits, relatifs a l'histoire politique et administrative du royaume de Hollande , conserve's dans la bibliothéque royale de Paris.
Men besluit deze belangrijke stukken, welke door den heer H., na verkregen magtiging van den Minister van Binnenlandsche Zaken voor den tijd van drie maanden ter beschikking van het Genootschap gesteld zijn, te laten afschrijven, en daarna in de Berigten algemeen bekend te maken. Antwoordt van den heere van Oldenbarnevelt op het libel door den heer Francois v. Aertsens aan haar ho. mo. overgelevert. De heer G. D. J. Schotel , te Tilburg, zendt aan het Genootschap een in zijn bezit zich bevindend en met twee bijlagen voorzien afschrift van het bovengemelde antwoord, ter vergelijking met het stuk , dat door den heer van Kin-
141 schot in deze Kroniek bl. 41 en volgende is medegedeeld. Men besluit, dit stuk te stellen in handen van den heer v. IC., met verzoek , daaromtrent wel eenige inlichtingen te willen geven. Brief van Pieter de Groot aan den raadpensionaris de Witt, Junij 1669. Daar deze missive, handelende over het pensionarisambt der stad Rotterdam, niet in de uitgave der brieven van de Witt voorkomt , wenscht de heer Schotel onderrigt te worden, of deze brief ook in druk is uitgegeven. De leden des Genootschaps worden dus beleefdelijk verzocht, aan het Bestuur mede te willen deelen, hetgeen hun dienaangaande bekend mogt zijn. Archief van het voormalig geregt der stad Utrecht, bewaard in het archief van het prom. geregtshof te Utrecht. Medegedeeld door den heer mr. B. G. A. Pabst. In het bovengemelde archief bevinden zich: 15 deelen criminele sententien, als : 2 deelen, loopende van 80 Junij 1552 tot 27 Sept. 1570. 4 deelen , van 25 April 1605 tot 11 Jan. 1657. 2 deelen, van 4 Jan. 1670 tot 81 Dec. 1701. 7 deelen, van 24 Dec.1718 tot 81 Dec. 1782. -- Voorts informaties en sententien, beginnende met 1784 tot 1811, deels in paketten verzameld en deels ingenaaid. 8 registers op de sententien van 1732 tot 1811. 6 deelen met civiele sententien van 1692 tot 1760. 8 paketten met civiele sententien van 1780 tot 1811. Een paket afschriften van civiele sententien , van 26 Jan. 1764 tot 18 Jan. 1771, van 27 Mei 1778 tot 21 Mei 1774 en van 26 Sept. 1786 tot 19 Dec. 1809. 5 deelen met allerlei actens van 1779 tot 1791, en van 1795 tot 1809. 80 paketten met allerlei actens van 1780 tot 1782 , en van 1784 tot 1811.8 paketten met rekwesten van 1795 tot 1811. Een deel met actens van borgtogten van 1688 tot 1704, en van 1710 tot 1717. Een paket met dito van 1780 tot 1808 en 1810, alsmede een register met dito van 1793
142 tot 1307. Een paket waarin afschriften van allerlei actens, beginnende 1582. Een appelboek van 21 Febr. 1652 tot 16 Nei 1808. Een register van gedefereerde appellen van 1759 tot 1810. Aanbrengboeken van 1744 tot 1811. Consignatie- en ligtingboeken van 1679 tot 1686, 1689 tot 1691, 1699 tot 1703 , 1705 tot 1719 , 1721 tot 1780, 1783 tot 1735 en 1748 tot 1811. Een register van korte aanteekeningen van consignatien , van 1742 tot 1763. Pandverkoo• persboeken van 1710 tot 1811, 1719 tot 1721, 1781 tot 1723, en 1785 tot 1739. Een geldhoudersboek van 1674 tot 1735. Een fournisseinentboek van processen , van 1759 tot 1811. Een recepisboek van 1743 tot 1811. Een adviesboek van 1758 tot 1760. Een schouwboek van 1764 tot 1811. Een aanteekeningboek van arresten , van 1746 tot 1758. Een meinoriaalboek van 28 Nov. 1678 tot 14 Nov. 1809. Een reparatieboek van 1810 tot 1811. Een aanteekeningboekje van geëngageerden tot den zeedienst, van 1782 tot Aug. 1793. Een ligtingboekje van 15 Mei 1671 tot Oct. 1687. 2 manualen van gevangenen en gedetineerden, van 1772 tot 1807. Een register der logement- en slaapstedehouders van 12 Mei 1797 tot 7 Mei 1810. Een resolutieboekje van 12 Oct. 1730 tot 12 Oct. 1794. Een register van verleende apprehentien van 1775 tot 1799. 4 registers van transporten en plechten van 1698 tot 1757. Voorts pakketten met verschillende processtukken, inventarissen van boedels , geregtelijke procuratien , rekwesten, rekeningen van curatele , verschillende regterlijke registers, rollen , decreten enz. , en eindelijk eenige boekwerken. Brief van prins Maurits aan den magistraat van .Hasselt,
1600. Medegedeeld, volgens het oorspronkelijke, door den heer Ebbinge Wubben , te Staphorst. Daar Wagenaar, van Reyd, van lileteren noch for melding maken van het, in dezen brief vermeld, vijandig voor hetwelk de commandeur van Rhijnberch tegen de-nem,
14 stad Hasselt Zoude hebben gehad, meent de heer E. W., dat de navolgende missive de openbaarmaking allezins waardig is. lYlauritz, geboren prince var* Orangien, graue van Nas• sluw, marquis van Veere. Edele, vrome, eersame, wijse, discrete, lieuen, besunder. Wij worden van diuersche quartieren veraduerteert ende gewaerschouwt, dat die vijandt ende besunderlijcks die van Rheynberch practiseren omme de stede van Hasselt bij surprise te oueruallen ende in haer gewelt te becomen, vmme het welcke bij tijts te voorcomen, wy u luyden wel ernstelijck hebben willen versoucken ende expresselijcke vermaénen , dat ghij niet naer en laet voortaen int openen van v luyder stadts poorten al sulcks ordre te houden, dat se niet geheel open gedaen en worden, voor dat liet veldt nae behoren zal wesen ontdeckt , ende tot dien eynde eenige soldaeten uytgesonden sijn , om te sien, ofte de vijandt hem niet in eenige embuscade zoude mogen verborgen houden ; oock dat geene wagens en worde toegelaeten inder stadt te comen, voor ende aleer dat sic op t velt , omtrent zeshondert passen buyten der poorte, zullen zijn gevisiteert ; vans gelyecke oock dat alle de huysluyden ende andere, die inder stadt zouden wil. len comen , naerstelijck zullen worden besoght , oock omtrent hondert passen buyten der poorte, ofte niet gedeguiseert ende zij eenige wapens onder heur verborgen is hebbende; daer bonen dat alle schepen ende schuyten, al eerse aen werf oft kaye zullen aenleggen, op de stroom behoorlijck zullen worden gevisiteert, ende het zeecker merck Bestelt, dwelcke niet en sullen mogen passeeren, al eerse bezocht zijn geweest; wijders dat mede alle herbergen ende andere huysen , daer eenige geslopene persoonen zouden mogen schuyten ende verborgen worden , gestadich en van tijt tot tijt zullen worden bezocht
144 ende gevisiteert, en heure namen , alle auents, soo aan commandeur als magistraeten ouer gebracht worden; ende eyndtlijck , alsoo wij onderrigt worden, dat den vijandt eenige persoonen omtrent haer is hebbende, dewelcke sich wel verstaen om poorten met petarts en vierwereken te doen springen , vinden wij raedsaem ende lasten uluyden hiermede insgelijcks ernstig , tusschen de poorte ende hameye, niet tegenstaende datter valbruggen mogen wesen , een corps de garde van 8 oft thien , oft ten minsten van sess ofte seuen mannen, te doen stellen , omme den vijandt te verhinderen, zijne petarts ende viert werckers te approcheren. Ende soo wanneer de minste suspicie ende apparentie zoude wesen , dat den vijandt op de baane zoude zijn, om eenige aenslagen te practiseren, begeren wij, dat ghij terstont verlooren schietwachten verre buyten der stalt zult stellen , omme den vijandt int approcheren des te beter te ontdecken ende tegen te houden , tot dat het garnisoen ende de borgerie in de wapens zullen mogen wesen; vluyden vermanende , de voorns. order in allen inaniere wel punctelijck te observeeren , op pene dat, soo daer deur bij gebreecke van dien eenich inconvenient quame te ontstaen, dat zulks zal verhaalt worden aen die gene , die hier in negligent oft onachtsaem zullen zijn geweest , waeraen wy vluyden voor de leste reyze wel ernstelijcke willen gewaerschouwt hebben. Ende hiermede, edele , vrome, eersame , wijse ende discrete, lieve besundere , zijt Gode bevolen. In s Grauenhaege den 27 November 1600. Vluyder goede vrundt, Get. Maurice de Nassau. Naer date deses hebben wij eenige geintercipeerde brieuen ontvangen , bij den commendeur van Rhyenberch aen den Aertshertog gescreuen, waerinne hij expresselijck te kennen geeft, dat hij een entreprise over den Rhijn on-
145 der handen heeft, dwelck hij binnen seer corten van meninge is te effectueeren. Wij begeren, dat ghij op de honderd passen buiten de stadts poorte te lande oock een merck doet stellen , opdat het eenyge mach kennen. Opschrift: Die edele, vrome, eername, wijse ende diecreete, onse lieue besundere, burgemeysteren ende raedt der stadt Hasselt, mitsgaders den commendeerende ende andere cape , aldaer in garnisoen wesende. Ontzegsbrief van Jacob van Heeckeren en vele Geldersche edelen aan Rudolf van Diepholt 1427. In de geschillen tusschen Rudolf van Diepholt en Zweder van Kuilenburg, die zich na den dood van Frederik van Blankenheiin (14) den bisschoppelijken zetel van Utrecht betwistten , werd de eerste door de lloeksche, de andere door de Kabeljaauwsche partij begunstigd. De Gel• derschen werden weldra in deze geschillen gewikkeld: de verrassing van Amersfoort gaf aanleiding tot het verbond tusschen Zweder en hertog Arnold, en, nadat de onderhandelingen te Buren vruchteloos waren afgeloopen, verzond Rudolf zijne ontzegsbrieven aan den hertog van Gelder. Vele Stichtsche edelen met den graaf van Benthern volgden zijn voorbeeld 1), terwijl kort daarna de Geldersche edelen ook hunne ontzegsbrieven aan den bisschop en het Sticht toezonden , zooals uit het navolgende stuk , waarin Jacob van Heeckeren aan het hoofd versneld staat, blijkt. Jacob van Hekeren. Item Willem van Baeck, Joirdenss. Item Willem van Baeck Frederichss. Item Arnt van Welie p. Item Birch van Ba ..... Item Godert van ..... Item Rijckgun Kloeck. Item Willem Kloeck. Item Johan van Erde. Item Frederich van Erde. Item Herman van Dyepenbroeck. Item Gerit van Dyepenbroick. i ) Zie de verdere bijzonderheden bij Nijhoff, Gedenkwaardigheden enz,, 4° deel, bl. XXII en volg.
146 Item Henrich van Dyepenbroick. Item Gerit Momme. Item Herman van Keppell. Item Wolter van Keppell. Item Sweder van Keppell. Item Willem Die...., a. Item Werner van Lenepp. Item Johan Bolle. Item Gijsbert van Netelhorst. Item Lambert van Ketelhorst. Item Gijsbcrt van Hetterscheide. Item Otto Tenckynck. Item Euert van Rede. Item Johan van Ouerhage. Item Stenen van Broichusen. Item Aelbert van Bellinchoue. Item Johan van Bursse. Item Engelbert van Elsse. Item Gerit Doncker. Item Johan Doncker. Item Henrich Doncker. Item Wolter Dempiche. Item Johan vander Hone. Item Gerit Virdach. Item Wolter van Holte. Item Aelbert van Schenen. Item Herman van .... sem. Item Bernt .... van Wisch, bastent .... Item Gerit ....... Item Bernt Tauerynck. Item korte Bernt. Item Godert die Vrij. Item .... van.... husen. Item Johan Wes ..... Item Johan van ..... Item Johan van .... , bastert van Ghemen. Item Johan van Enghusen. Item Derich Ketcll. Item Egbert Swartewolt. Item Henrich Snabbe. Item Heynken Krach. Item Claes van Heyden. Item Hcynken die Heilige. Item Peter Schutte. Item Elbert van Eyle. Item Werner vander Holst. Item Henrich Schutte. Item Derich Koerriken. Item Johan Buwemeister. Item Wouter Weliuerdynck. Item Willem Schutte, Item Her. man van Doeclincweerde. Item Henrich Kortoir. Item Derich Holt. Item Henrich Knolle. Item die Voss. Item Arnt vander Lawick , bastert. Item Johan Hubertz. , geheiten Schutte. Item Johan die Paewes. Item Johan van Breden. Item Johan van Elfieren. Item Johan Scheper. Item Henrich van Steenverde. Item Henrich B :.. erer. Item Derich die Ruwe. Item Johan Hoenynck. Item .... Item Willem vander Boke. Item Johan Groet ... k. Item Euert .... Item Henrich .... Item Johan ..... Item Macs .... Item Gerit Ibsen. Item Godert .... Item Gerit van Dolre. Item Willem ten 1)owe, Item Gerit Withoefft.
147 Item Engelbert Meckynck. Item Euert van Almee. Item Derich ten Merssche. Item Henrich Marckquardinch. Item Bernt then Vetkamp. Item Johan Wersinch. Item Herman ter Bake. Item Wolbert Esselinch. Item Johan te 'Angell. Item Moerman. Item Johan Koep. Item Gerit Schurinch. Item Gerit Krawt. Item Willens Schutte. Item Beret then Bachuys. Item Herman Boederinch. Item Goitschalck Hunynch. Item Ilermarn Gerdinch. item Gerit ten Kolck. Item Henrich van Hengell, Item Derich vyten Suwende. Item Bernt van Rede. Item Willem Kock. Item Gerit Craspot. Item Gerit then Kolle. Item Johan ten Broke. Item Johan van .. seruelde. Item Frederich van II...... Item Johan van Vl pft. Item Teken ... borch (hier volgen nog 4 of 5 namen die onleesbaar zijn). Weet Roeloff van Diepholt, burgermeister .... raede ende gantze gemeynde der stat ende steden des Gestichtz van Vtrecht, aen beiden siden der IJsselera, ridderschap derseluer lande ende voirt alle die ghene , die omme uwer ennichs wijze .... viande geworden sijn des hogeboren doirluchtigen fursten Arnoultz, hertogen van Gelre ende van Gulich ende greuen van Zutphen, onss lieuen genedigen heren , dat wij Jacob van Hekeren etc. ende alle oase knechte lieuer hebben den voirs. onsen lieuen genedigen here dan v, ende willen dairomme uwe vijande welen, uwer lande, lude ende ondersaten ende voirt alle der gheenre, die wij op v weden moegen, ende willen des oase, onser kneel-ex ende alle der gheenre, die wij op uwen schade brengen, eer tegen v bewart hebben. Ork. onss g. heren voirs. secreet h. op gedruekt, anno xxVIJ, des rnanendaigs na belaken Paissehen. Oorspronkelijk. Archief Buren. Lijst der genen, welke Arnold, hertog van Gelder, oir-vede in brieven hebben gedaan. Dit stuk , zonder dagteekening , is blijkbaar door dezelfde
148 hand als het voorgaande geschreven , en zou dus tot de regering van hertog Arnold gebragt kunnen worden. Hoewel het rnoeijelijk valt om te bepalen, bij welke gelegenheid deze oirvede-brieven gegeven zijn, heeft dit register echter, ook uit een genealogisch oogpunt beschouwd, zijn belang. Register. Dese hier na bcschreuen hebben ininen lieuen gnedigen heren van Gelre in brieuen oerwede gedaen, ende die brieue heeft Gerit van Oy, Jans, heren Thomas jnden Leyenhuys, mijns lieuen heren clerck voirs. , van sines beuele ouergeletiert. Primo h. Willem van Meren, heer van Buxstel; Johan die %orster van Buxstel, bastart; Willem Willeiussoen van Buxstel, bastars; Gelis, heer van Glieet, ridder; her Johan van Ouerruwe; her Lodewich van Gyaco, des tre-. seriers Boen; her Gadert Bonaquant, die jonge; Johan van Luttelenborgh, bastart, Willem van Luttelenborgh, bastart, fratres; Johan Peters soen van Westenen, Johan van Westenen, lijn soen; Deric van Moylant; Philips Hyn• ekert van Bruescl: Geldof vander Lynden; Willem van Merade; Petrus vander Hallen; Johan Pitsken Willems soen van Vdem; Arnt van Tefelen, Arnts soen; Derich die Roeuer, heren Etnonts soen; Emont die Iioeuer, heren Einonts soen; Geerloch van Nywelant; Johan vander Dhissen, Jans soen; Dam die Lywe; Arnt Vrynt; Henrich van Eyke, Gerits soe p , Jacob van Ensel (achter deze twee namen staat vanden Busch); Gijsbert van Borne; Derich Jan Praestkens soon van Buxstel; Louys van Erpe; Symen van Mirabeel, geheiten van Hoeselt; her Goesen vander AA; her Henrich Pynnock, Lodewich Pynnock, gebrueder; h. Gelis Zuerlet; her Schaetsart van Forwye; Willem die Swaue; Johan van Kuyt, heren Wermars soen; Johan die Pape, Florens van Guychusen , Johan vander
1 49 Tsarte (achter deze drie namen vna litera); Claes van Roemen, Johan van Roemen Vden soen van Tefelen, Aelbert van Tefelen (achter deze drie namen vermoedelijk hetzelfde); Philippon de Bransen; Johan Planchon, die men heyt Leppendij...; Wolter van Goerle; Wolter van Laechem; Johan van Schaetzems, geheiten Adman; Henrich van Ranss; Gherit Zuerlet; Arnt van Bruhuys; Johan vander Noet, van Bruesel ; Johan Peters soen van Bladen ; Philippart de Bransen; Rollof van Est, Schonensoen; Peter vander Daesdanck, van Breda; Willem van Kriekenbeke; Sander van Rosmale; Goessen van Kortenbergh; Gelis van den Bussche van Steinvoirt: Gelis van Faunweys; Johan van Veertrike; Hubert vander Voirt; Arnt Mabertiju; Johan Hagart, Vranek vanden Haue (achter deze twee namen vim litera); Ot van Haeften; No. ende enen brieff, dair die selue Ot in eertegen heeft up sullic borghleen, als he had ander heerli• eheit van Ainersoyen, als XX pont tsiaers aids gelds, die die heer vanden Born mede besegelt heeft. Willem van Baerle, bastart; Lemken van Baerle, bastart; Johan van Busschuyt; Genert van Eyndhauen; Gelis vten Kamp; Johan vanden Kelre; Raes van Gudinchauen, Henneken Kiuit, sip! knecht (achter deze twee vna litera). Baldewiju van Hallier; Arnt vander Zywinen vanden Bussche; Gerit vander Meer van Hoechstraten; Gherit van Ackerglise; Roeuer van Rijsbergh, van Breda; Huwet van Balheyn; Lodewich van Neten; Johan then Eylsbruyt; Gelis van Valderich, IJwenssoen; Roeder van Erpe, Lucassoen; Johan Koutreel van Hoeghstraten; Wolter van Ruilen; Johan vanden Haltart , Johan van Gewanden, Weynken Styers, Johan Spiker, Gherit Coenrics (achter deze vijf van den Busseh); Peter Caldauen, Joest vanden HoeueI, Johan Snoeck, Johan van Rijnen , Arnt vander Molen, Arnt van Reess, Rulof vander Moeien (achter deze zeven vanden Bussch); Wolter Valkenborgh; Johan Smedeken van
150 Buxstel; Moerss Gelis, soen van Liesholt; Johan Aelberts Boen van Heeswic; Johan van Voerst, Gijsken Busschert van Diest (achter deze twee vna litera); Heyn Aem van Bergen; Johan van Wetten, schoenmeker; Johan die smyt van Oss; Jacob vanden Bussch , Henneken van Bergen , Henneken Heyst (achter deze drie vna litera); item van Wa• oeren ende van Genepen XIIJ luden jn vna litera, Reyner Haengreue; Godert van Weert, sadelmeker ten Bussche; Willem vander Straten , Neel Claessoen, Hennen Bachen, Moenken van Poperingen (achter deze vier Bruesel en vna litera); Johan de Balyer , bistart; Arnt ende Johan die Writer ten Bussche; item van Breda ende van Steenbergen VIJ lade in vna litera; Henneken Hoppenbrouwer; Johan bomt ende Gadeken, wagenknechten; Baldewijn vanden Stock , Wolter Sweedssoen, Henneken Keteler vanden Bussch (achter deze drie vna litera); Johan Qnabeeck van Tienen , Johan Meysters van Diest (achter deze twee vna litera); Pyer Peck van Bergen; Johan Caepken , Wilken Velkener, Eenpen van Beke , Henric van Holt= (achter deze vier van Asch, jn vna litera). Item heeft Gherit van Oy voirs. heren Thomas voirg. van beuele mijns lieuen heren voirs. ouergeleuert enen brief van heren Jan van Ouerruwe van V c alden scilden. Archief Buren.
Oorspronkelijk. Lijst van stukken aan Hendrik van Boden door den proost van Elst (Zweder van Bouchout) overgeleverd , 1420. Anno XXX°. Des donresdaiges post Petri ad Vinculam , heeft die proist van Elst Henric Roden ouergeleuert alsulke partes als hiernae beschreuen volgen, die hie t Arnhem had, ende wes hie men vindt, dat wilt hie hoen gerne ouerleueren. Yrst IJ grote gebonde vander Bedingen voirtijts tosschen hertoge Reynalt van Gelre elide hertoge Willem van Hollant, geteyckent init..
151 Item noch J gebont antreffende Gelre , Rollant ende Arkell, mit enen witten seluende gebonden, dairynne sijn yrst die copien dairynne die Gelresschen sich verbonden hadden onder mallichanderen bij hertoge Reynaltz tijden. Item copie des br. den mijne genedige heer nu den lande van Gelre gegeuen heeft. Item copie des br. den mijne genedige heer nu den ridderen, knechten ende steden geschreuen heeft, antreffende den heer van Arkell. Item een geboncken tusschen mijnen genedigen heer ende den hertoge van Bourg., mit enen haesnastell gebonden. Item een groit gebont dairynne sijn anspraken, antwerden ende rechten te beyden sijden tusschen mijnen genedigen heer nu ende den hertoge van Cleue , die IIIJ jaere lanck opgesat worden, doe die dach vanden heer van Ar• kel tot Nijmegen gehalden wairt , dair Cleue op geschreuen steet. Item IIIJ gebonde antreffende hertoge Reynalt ende die van Vtrecht. Item noch een gebont tusschen Gelre ende Vtrecht, mit den copien der brieue tusschen Gelre ende Bourgoeng., ende tusschen Gelre ende bisschop Sweder van Vtrecht. Item rekeninge joneker Walrauen van llloerse vanden gebreken ther Nyerkircken bij hertoge Reynaltz tijden. Item een gebont tusschen mijnen heer ende mijnen heer van Colne. Item een gebont van Heynsberch. Item een gebont van 11oenyouwen. Item een bull, die onse heilige vader pawes mijnen genedigen here gesant heeft , aentreffende bisschop Sweder. Item een geboncken mit seyndebr. van Cleue. Item een geboncken van Bourg. Item een geboncken tusschen mijnen genedigen heren ende Hubert Wolff vander Horst.
15'2 Item in eenre vierkantigen Toesen die besegelde noten tusschen mijnen gened. heren ende den here van Heynsberch. Item in eenre doesen. Item eyrie br. woe Johan van Wickraide Erclents beualen is. Item IJ br. woe Reynkens deelt van Aesswijn aen den stoet ther Swanenborch leen ende apen buys is mijnss ge-. ned. heren van Gelre. Item in J doesen clagebrieuen voirtijts gegaen tusschen mijnss heren genaiden ende den van Dyepholt. Item in J dosen brieue tusschen mijnen gened. heren voir ende nu ende vanden here van Arkell. Item in J doesen gebreke aen tSticht. Item een br. dairynne die heren van Proemen quytschelden onse heerschap van Gelre van des sy die thienden voirtijts angevuert hebben t Arnhem aen den t Zabeltz poirten. , Item een oirvedebrief Ackrijns van Aelst , sijn inden doesen dair Reynkens brieue van Aesswijn ynne liggen. Item dat secreet. Item IJ sloetele vanden poirten. Item VIIJ aide leenbuecke. Item noch IJ aide cedulen van leen op francijn geschreven. Item LVIIJ rekenen. buecke, so cleyne so groite. Item die verbontbrieff tusschen mijnen genedigen heren ende bisschop Sweder mit hourre beider segele besegelt. Item een brieff vander Horst mit bisschop Sweder segell besegelt. Item noch een brieff vander Horst mit enen segell bisschops Sweders. Item noch een brieff mit hoirre beider segell in wat vilegen die hulpe staen souide. Item die swoenbrieff tusschen hertoch Reynalt ende den Sticht van Vtrecht volsegelt mit X segelen. Item noch een swocnbr. mit IIJ segelen besegelt.
1 58
Item een vredebr. mit dryen segelen besegelt. Item noch een vredebr. mit IIJ segelen. Item een vytsettinge van enen daige dair van mit IIJ segelen. Item noch een vytsettinge dair van mit JIJ segelen besegelt. Item een compromiss tusschen hertoge Reynalt ende hertoge Johan van Beijeren vander deylinge des geltz. Item die besegelde noten tusschen hertogen IReynalt ende den Sticht mit IIJ segelen besegelt. Item enen besegelde vrede luit IIJ segelen, Item IJ cedulen van dachuarden dair van. Item een brieff, dat die greue van Moerse mijnen heer gonstich sijn sail. Item een compromiss tusschen mijnss heren genaiden ende der stat van Colne in een doese. Item in eenre vierkantigen doesen een brieff vanden wisselen vander Kuypen ende Amerzoyen. Item inden seluen doesen een br. dair Jan Steck oer Amerzoyen wederom
me
oeuergegeuen heeft.
Item een brieff op pappier dairynne Jan Steeke die manne tot Amerzoyen gehoerende quyt gescholden heeft. Item een brieff wat rechts mijne heer heeft tot hier tot Opijnen ende Nederijnen leggen inden vierkantigen doesen vurs. Item in eenre andere vierkantigen doesen die verbontbr. tusschen mijnss heren genaiden ende den hertogen van Bourgoengen mit huurre beyder segelen besegelt. Item in een langen laden dat bestant tusschen den Ian• den van Gelre ende van Gulich, gededingt ocuermitz mijnen heren van Colne. Item die ouerdracht tusschen mijnss heren genaiden ende den heer van Heynsberch vanden landen van Gulich. Item een br. van verbonde tusschen mijnen beer ende vr l. S. 11
l 54
bisschop van Ludich den heer van Reynsberch ende quell IJ noenen. Item een br. dat alle des heren van lleynsberchs sloeten ende stede soelen leene wesen mijnss heren. Item een br. woe die proist van Aken op Oyen Batt. Item een geboncken Oyen angaende. Item een quytancie hertogen Anthonis vanden gelde van Batenborch. Item een br. van Wolter Kirskorf, antreffende sijne husinge Vresenborch. Item noch een br. vanden amptman dair van ruerende. Item dat besegelde comproiniss ende den vurgen. besegelde brieuc der is IJ, ende voirt comprontiss, tinsprake, antwoirde , die vytspraken tusschen mijnen genedigen heren
ende den heren van Buren ende oich die vytspraken mijnss jonckeren van Moerse. Item noch een ramyngen tusschen
mijnen heer ende den heer van Buren. Rekentschaft ende geschrift des heeres van Buren vanden ampt vanden Greue. Item een gebont vander twist, die was tusschen den
lande van Gelre ende der stat Colne. Item II groite gebonde ende een cleyne, antreffende den landen van Gelre ende Brabant. Item een compromisse tusschen den heer van Meer ende Vden den Boese. Item een hr. van Jan van Boitbergen , woe hie die houe
heeft Steynhalen ende der Horst in eenre haluen dosen. Item in eenre doesen voele ontsegbr. Item een hr. van quytscheldinge tusschen Eduwart ende Jutten van Arnhem. Item een br. dat dat hays Barwijnen leen mijnss heren is. Item een leenbr. van Joers ende Jans van Lyenepe vanden weerde bij Loebede. Item een leenbr. van Gijsbert ......
135 Item een manbriefl Willems van Wis chell in eenre doesen. Item die besegelde vytsprake tusschen den heer van Heer ende Vden die Boese. Item voele schepenbrieue in eenre doesen van verstingen der genechten. Item een geboncken tusschen mijnen en heer elide den bisschop van Ludich (?). Item ansprake, antwoirde, in dat rechte tusschen den heer van leer ende Vden die Boese. Item een geboncken tusschen mijnen hoer ende den greue van Ilollant. Item die hijlixbrieue tusschen mijnen gcnedigen heer hertoge Arnt ende injure vrouwe. Item die tuchtbrieue mijnre vrouwe. Item die verbontbrieue tusschen mijnss heren genaiden ende den hertoge van Cleue. Item den geboncken tusschen mijnss heren genaiden ende den hertoge van Cieue, all tsannen in eenre langen doesen. Item een grofte mande van alrehande geschrift ende van br. Item een br. dat llenricus van Steenhalen nyet en sail tot Gelre komen etc. Item ansprake mijnss heren hertoge Reynaltz aen den' hertoge van Cleue , die men oeuergeleuert soulde hebben, des de neesten dinxdaiges dairnae doe mijne heer hertoge Reynalt start. 4rchief Buren.
Oorspronkelijk.
1I*
1158 9. VERGAtERUNG. 27 APRIL 1850. Bibliotheek, Correspondentie. Notulen der resolutien der staten van Utrecht. Geslacht van Matenesse. Brief van Christiern , koning van Denemarken aan ?Margaretha van Parma (1525). Lijst der brieven in bezit van de heeren van Wisch. Braven door Pieter van Merode aan den hertog van Gelder ter hand gesteld 1407. Opgave der kostbaarheden door Willem van Gulik , geheeten van W achten zijne huisvrouw Hermen van Batenburg, op den burg-donck,e Wachtendonck achtergelaten (4454). Brief waarbij de graaf van Holland en de hertog van Gelder zich verbinden tegen Utrecht en Anzers,roort 1421, Klagten van Maximiliaan van Egmond over de besnoeiing van het hem opgedragen stadhouderschap van Friesland .cnz, 4540.
.Bibliotheek, In ruiling ontvangen: Annales de la Société Archéologique de Namur, tom I,
ge lier. Namur 1850. Correspondentie. De heereis rapporteurs voor de provincien Groningen en Noord-Holland deelen mede eene missive van den heer mr. H. 0. Feith , ged. Groningen den 18. April 1850, en eerie andere van den heer Jhr. P. Opperdoes Alewijn , ged. Hoorn 22 April 1850. 1°. De heer Feith berigt, dat het oudste papier in het vereenigd archief der stad en provincie van Groningen dag• teekent van het jaar 1420, zijnde een half vel in folio formaat , hetwelk bevat eenen scheidbrief van de gevangenen tusschen Ocko ten Broek en de stad Groningen , gesloten te Hindeloopen op vrijdag na Pinksteren 140, en voorzien met vier opgedrukte zegels , namelijk dat van Ocko van den Broke , van Eyleke Onsta , van Bartolt Ebbinge en van Hinric Beijer. Dit papier is zwaar en stevig en heeft tot watermerk eenen Ieeuw of hond in eene klimmende houding. 2°. De heer Opperdoes Alewijn is door den heer J. A. van
15 Viegen, belast met de rangschikking van het archief der stad Hoorn, in staat gesteld, aan het Genootschap toe te zenden de afteekening van cenige watermerken van de jaren 1446 en 1502 , uit de oudste katoenen papieren in voormeld archief berustende, en deelt daarbij mede, dat het formaat van het oudste papier is klein folio, terwi}[ dat, hetwelk met het watermerk P. voorzien is, van de dikste en vastste kwaliteit is, en daarom het meest schijnt gebruikt te zijn geworden. De watermerken van 1446 en later zijn grof en onregelmatig, maar van I500 af worden zij meer kunstmatig. Notulen der resolutien der staten van Utrecht 15801610. De heer dr. P. J. Vermeulen, archivarius der provincie Utrecht, berigt, bij zijne missive van den 26. April 1850, dat het handschrift van den advocaat Hamel (zie Kronijk 1850, b1.107) hem toeschijnt een excerpt te zijn, tot bijzonder gebruik uit de resolutien der staten van Utrecht genomen, tijdens die resolutien nog volledig aanwezig waren. De uittreksels betreffende de notulen van 1580---1586, 1567--1577, 1584--1589 en 1591--1605 hebben eene grootere waarde, omdat deze jaren in het archief verloren zijn gegaan. Over het geheel zijn deze excerpten te kort, om de zaak altijd juist te leeren kennen, en bovendien is het onzeker, of zij alle verhandelde zaken vermelden. Geslacht van Matenesse. De heer J. J. de Geer zendt aan het Genootschap eene geschiedenis van het geslacht en de goederen der heeren van Matenesse, deels uit oorspronkelijke stukken voor de Berigten van het Genootschap door hem bewerkt. Deze proeve behelst verscheidene nog onbekende bijzonderheden omtrent de afkomst en de geschiedenis der heeren van Matenesse, en is in vele op• zigten verschillend niet alleen met de geslachttlijst , die door Goudhoeven, van Leeuwen, van Hoogstraten, Halma,.
158 Kok en anderen gegeven is, maar ook met hetgeen men vindt omtrent het geslacht van Matenesse in den Vriend des Vaderlands , D. XI[. N. III. en VI., in den Schiedamschen Almanak, voor liet jaar 1839, en iii de nieuwe uitgave van het Aardrijkskundig Woordenboek door den heer van der .1a bewerkt, -- Verzonden naar de commissie van redactie. Brief van Christiern , honing van Denemarken , aan Margaretha van Parma. (1525. Medegedeeld door den heer mr. J. Fabius te Amsterdam. Christierni, rex Daniae, a ma Dame. Madame. Le roy a entendu vostre response sur la lettre de lempereur, son bon s r. et Erere; et quant a ce que vous craindez que , en donnant telles lettres ouuertes comme lempereur vous prie, aucune nouuelle guerre en pourroit sortir contre cestui pails, lequel nest soubstenu que par inarchandises , iI stumble au roy que, soub vostre correction, vous luy pourriez doneer Lelies lettres comme lempereur vous escript sans aucun dangler ou crainte de guerre, et ce pour beaucoup de raisons. La primiere est, pourer quo le roy na point lentention de rnener la guerre contre quelcun, mais tant seullenient recouurer le sien, comme it apert par les lettres de lempereur escriptes a
ceula de la lige de Henze, par les quelles lempereur leur mande, quilt ne facent aucun impescement oil resistence au ray ne au sieras, veu que les diets de la Henze ne peullent aucun droict pretendre en ses pails , roiaulrnes et signories , pourtant que le diet roy sa toutiours soubniis et encores est prest soy soubmettre en droict deuant sa imperialle mate. et Louts aultres princes. Daultre part, madame, iacoit que ces pails de par dc ca scroient alliez auecque ceulx de la Henze, non pourtant sa mate. peelt toutiours doneer, sans aucun prejudice de lalliance, saufeonduyt a celluy, qui se soubmest en la justice et raison,
159
comme bien se pourroit monstrer estre faict autrefois en cestuy pails. En outre, madame , lempereur a toutiours prornys et vous aussi lassister et ayder le diet sr. roy, quant auriez aperceu Ia voulente et intention de sa irnperialle maieste; et depuis que sa dicte mate. maintenant a escript a vous et donne a cognoistre icelle sa voulente, quil pour lamour fraternel et de sa bonne seur a vraie intention non delaisser ledict s r. roy et sa dicte seur et
leur enfans , ledict sr. roy prie, qui vous plaise souvenir, que autant de fois luy auez donne bon espoir, en promesttint de tracter auecque les srs. euesques et prelate ale par de cha , et trouuer quelque moien, par le quel le diet sr. roy, la dicte royne et leur enfants seroient restituez en leur roiaulines, pails et signories en tout honneur, au cas aussi qui vous conuiendroit engaiger vouz baghes; et pource de rechief ledict sr. roy vous prie, qui vous plaise auecque vostre conseil considerer les alliances, qui sopt entre luy et la maieste de lempereur, aussi la prochainete du sang et que, en entendant a sa restitution, on poursuiue Ihonneur, bien et prouffit de sa seur et de ses nepueus , lesquels sa dicte mate. iamais veelt delaisser , comme it a donne souuentesfois a entendre au diet s r. roy par ses lettres et autrement. Et au surplus , madame, lempereur a escript au diet sig r. roy, quil tient toes ceulx qui sont ennemys de luy pour les siens, comme it peult monstrer par les propres lettres de sa mate., et par ceste raison luy sarnble, que,
si lempereur neust en la voulente de lay cider, iamais nauroit escript ceste lettre a vous. Parquoi , madame, le diet sr. roy vous prie si affectueusement comme faire le puist, qui vous plaise mieulx auiser sur ses demandes , et lay donner bonne et amiable response, car it pense et croit fermement, que, si a veste heure luy deniez ceste demande,
que a paine peult esperer doresenauant quelque aide et secours de vous et de ses amys. Pareillement, madame,
t 60 le roy vous prie, qui vous plaise commander a mons r. de Palermo de ouyr lire les mandemens de lempereur au due de llolsten et eeulx de la Henze et les copies diceulx signer de sa main, affin que on y peulle adiouster plus de fey. En outre, madame, it vous plaise, pour lamour du diet sr. roy et la roine, oostre bonne niepce escripre au due Albert de Mechelburg, quil, pour faire plaisir a la ma te. de lempereur et a vous, veulle monstrer les lettres originalles et mandement de la dicte ma 1e. au due de Ilolsten et a ceulx de Lubeque, et sur cola prendre les tesmoignages qui a ce apartienent, comme plus a plain les commissaires du diet sr. roy vous peullent informer. Et aussi, madame, it vous plaise escripre au roy dAngleterre et au cardinal, quilt, pour lamour de lempereur et de vous, veullent auoir ses affaires pour recommandez. En ce faisant, madame,
MIS Perez vng singulier plaisir au roy, lequel it et tous les siens seront obligez de recognoistre enuers vous de tout leur pouoir coinine enuers leur bonne mere. Madame sur tout ce le roy vous prie vouloir dormer response en escript.
Get. Christiern.
Oorspronkelijk. Lijst der overgeleverde brieven in het bezit der heeren van Wisch. Dit hier na bescreuen sijn alsulke brieue tot ...... te Licke als die Wisschem hebben jnden yrsten. Item eynen brieff van hertogen Reynalt geg. anno etc. XV ipso die Katheryne, halflende IIJm r. gull. Wisch lair voir drosset jnden lande van Zutphen te maken , gelijck Gerit die Boese dat hedde, entte als hij drosset weer, desen brieff weder auer te geuen, ende solde voirt vanden ampt te verwaren jairlix hebben IIJ P r. gul. no : dat hij drosset is geworden , ende beefft desen brieff behalden, die van egeenre werden en weer. Item die principaïl amptbr. van berioge Reynalt, geg
161 anno etc. XVJ op Petri ad Cathed., ende beidt IIJ C alden sc. vz. IIJmVIJCL r. gul. Item noch hertoge R. eynen geg. anno etc. XVIJ ipso die Annunciacionis beate Marie van IIJ m r. gul. jn drye jaeren te betalen ende dair voir jairlix viter den broecken te hebben IJ c alden sc., ende steyt op dat ampt alsoe of hij viter den ampt geloist wurdde, dat die ghene die hem vit loisden hem die IJ O alden sc. jairlix verwissen solde te betalen, thent hem die summe vurs betailt weer. Item noch eynen brieff van hertoge Reynalt, geg. anno etc. XIX op jairsdach Wilhem van Baick opten toile ter Hoenp verscreuen IJ mIIJ cXXIIIJ gul. XVJ blencken, ge. rekent voir den gulden XIIJ alden vim. of IX alden boddreger vz. Pi Jc LXIJ r. gul. , dair hebben sij eynen beuelebrieff aff dat te loisden. Item noch eynen brieff van hertoige R. geg. anno etc. XVIIJ feria.... post Letare van Jm aid. sc. vz. XVC r. g., ende solden jairlix hebben vanden J c r. gul. X r. g. ende dat op dat ampt ynne halden an den ampt ende renthen. Item noch eynen brieff van hertoge R. geg. anno etc. XIX feria sexta post Cantate opten wilden thienden tot Doitinchem ende heldt Jm aid. so. vz. XVc r. g. Item noch eynen brieff van hertogen R. geg. anno etc. XX1J op sente Pauwels aueut Conuers. geloist IX mal roggen jairlix van Bernt Onkruyt, die viter den thienden tot Roderloe gengen ende stain voir LXXIIIJ r. gul. op dat. dis br. gemunt, getaxiert op L r. g. Item eynen brieff van hertoge R. geg. anno etc. uts. feria -4 (?) post Sacraunenti mijnen jonck. van Bronckhorst ende sijnen erven verscreuen voir IIJ mIIJ C r. g. jairlix na beloep der tijt viter den renthen van Zutphen te hebben IIJ CXXX r. g., ende den brieff hefft Wisch mede besegelt 1). 1) /fan den kant staat:
nyet helder dis br.
162 item hier is enen brieff op van Bronkhorst, of horn hinder hier an gesehege, hom behulplich dair toe te sijn. Item recessen ende ander breue van mijnen heer hertogen Arnolt vanden kost van Locheni geg, anno etc...... i) van XmIIIJ°LXXXJ ar. gul. heen dair voir verscreuen die renthen voirt angerekent, die mijn heer doe noch dair hadde etc., welke ar. gul. voirs. sij taxiert hebben op NIP' r. gul. ter gueden rekeningen, ende wij taaieren die op VmVJ°LXXVJ r. gul. XIIJ .... Item eynen brieff van hertoge A. geg. anno etc. XXVIJ doca Misericordia Domine, Andries Lerinck verscreuen den thijns ende hoeftgelt tot Zutphen inden hoff ende die kurmoetsche lade dair ynne gehoerende ende dat hij of sijne eruen die voirt versetten muchten snit oirsselffs segel off scepenen brieuen, ende steyt voirt VIIJAX ar. Reynaldus gul. vanden lesten slage getaxiert voir VJ CXV r. gul. Item eynen br. van hertogen A. geg. anno etc. XXVIIJ post Assu ^np°'g Marie etc. sprekende op twe rekenstappen behaluen sijnen arptbr. hem sculdich te sijn IIIJmJ°XXIX r. gul. of held. dis brieffs wail te betalen, ende heldt x^yet op dat anipt of renthen. Item noch eyn recess geg. anno etc. XXXIIIJ feria 8a post Mis. Dom., ende dat hij U m r. gul. viler schattingen in afslach sijnre scult boeren solde. Item noch eynen brieff geg. anno etc. L feria 9 a post Judica hem in dat ampt gestedicht voirt ongerekent te hebben voir Um r. gul. Item noch eyn recess dair op. Item eynen br. geg. anno etc. LIIIJ feria 7 a post Reminiscere van V°V r. gul. IJ°X r. gul. dair af herkornende van Koeuerden ende dat ander mijnen heer selue gedain, ende solde dat weder boeren viter den broicken, die mijnen heer togedeilt weren na dode sijns vaders , ende wes hem dair ane outbreecke te boeren viter der schattingen. 1 ) In het handschrift oningevuld gelaten.
1 63
No. dat alle brieue voirs auergeleuert sijn. Item noch eynen brieff geg. van hertogen A. c. proprio besegelt anno etc. XXV doca post Jacobi hem te quyten van Arnt van welij van X . r. gul. ende van den jairrentheii dair aff viter den haue tot Baeck mitten vors. Chienden na jnhalt Arntz br. ende nyet vanden ampt tontsétten hij en weer gequyt. Item desen br. ende renthen solde Ghemen hebben, ut dicunt etc., ende dair omme en is die niet auergeleuert, anders sijn alle brieue voir geteickent auergeleuert. Item hebben sij noch vast vele recessen ende gescheitz•, brieue. Cedel vanden brieven die auergeleuert sijn ende hier bij liggen tsamen. Item anno etc. XX die guede Tubich ende Jolinck mitten Tubirrekschen kamp inden kirspel van Locher die jairlix golden XL mal. roggen, die horn laten loissen ende voirt erflich geg. Archief Buren.
Oorspronkelijk.
Brieven door Pieter van Herode aan den hertog van Gelder terhandgesteld 1407. In den jaere onss tieren MCCCC ende reuen des saters. dages in die Barnabe apostoli , doe voerde h. Peter van Meroede mijnss genedigen heren secretarius den seluen mij. nen genedigen heer dese brieue hier nae beschreven. In den irsten een seggen wilseer coeninck Philips van Vranckrijke tusschen hertoge Johanne van Brabant ende greue Iteynalt van Gelre, gegeuen jnden jaere onss Heren MCCCXXXIIIJ des XXX sI dages inden Augst. Item eynen brief dair yn dat hertoge van Brabant voirg den hertoge van Gelre quyt gescholden heeft var y alsulken clenoden ende juwelen als hi sijnen vader geleent hadde, datum anno Donrini }YICCCXLIIIJt0. Item eynen br. dair yn greue Guy van Vlaendren schut'
164 Bich is gebleuen greue Reynaldo van Gelre hertogen van Dynnborch XV toernoese, datum anno MCCCLXXXIJ (XIIJ)to. Item XVIIIJ stucke alder quytancien ommetrent .... hondert .... als van betaelden gelde, dat greue Reynalt van Gelre schuldieh was greue Robert van Vlaenderen. Archief Buren.
Oorspronkelijk.
Opgave der kostbaarheden, door Willem van Gulik, geheeten van Wachtendonck, en zijne huisvrouw Hennen van Batenburg op den burg Wachtendonck achtergelaten (148). In den oorlog, dien hertog Arnold van Gelder tegen den hertog van Gulik voerde, werd in het jaar 1435 het slot Wachtendonck , hetwelk met de stad , het land en de heerlijkheid door Willem van Gulik , natuurlijken zoon van hertog Reinald, aan Arnold iii 1434 was afgestaan, aan hem ontnomen 1), doch in het zelfde jaar weder door hem herwonnen. Het navolgend , zeer beschadigd stuk zal dus waarschijnlijk tot dit jaar moeten worden teruggebragt. Dyt is alsulke kleynhoit ...... Willem van Gulick , geheten van Wachtendonck , jnd (llermen van) Batenborgh , mijne huysvrou, op der borch Wachtendonck lyeten doe wij
daer aff geslaten worden, vnde des is noch meer dan
in desen cedelen steit, gelijck ick dat ... inde cedelen bescr. heb. Inden yrsten een ...: van gulden. Item mijns huysvrouwen voirs. eynen gulden halsbant daer in h .... XIJ gulden ...... illick met enen gesathen dyamant ... jlick ..... met enen ballas vnde die ...: drie illick ... met enen soffier vnde vijff perlen gesat jud noch VJ .... bouen illick .... met enen ballas vnde enen soffier vnde vijff gelatte perlen, jnd noch tusschen .,.. XIJ hangende perlen vp guide louerken. 1) Zie Nijhoff, Gedenkwaardigheden enz, III, XLVI,
16 Item dairan hange eyn gul. span met eynre gul, ketten met drien gesatten dyamanten, drye robijn, XIJ grote gesatten perlen jnd noch IIJ hangende perlen an gulden kettenen. Item noch mijnss Hermannen vors. eynen gulden halsbant eyns deels geamelieirt. Item dar an hynck een groff gul. span met eynen gelachten dyamant, eynen groten ballas , vijff seer grote gesatte perlen vnde IIJ grote hangende perlen an gul. kettenen. Item mijns Hermannen vors. truwe eyn gul. span groen geamelieirt met eynen groten dyamant gesat, eynen schonen robijn, VJ perlen gesat jnd IJ hangende perlen an kettenen. Item noch mijnss Hermannen vors. truwe eynen gulden rynek met twen dyamanten ind met eynen ballas vnde eyn soffier. Item mijns Hermannen vors. margengaue ... met eyn robijn eyn groten soffier gesat, vijff gesatte perlen vnde IJ hangende perlen. Item noch mijnss Hermannen vors. margengaue van mijnen genedigen lieuen selighen heren J gul span met IIJ dyamanten gesat, J ballas, IIJ gesatten perlen, J hangenden dyamant, IJ hangenden perlen an kettenen. Item van mijnss Hermannen vors. sedell Iagen, aldaer all gesneden IIIJ gulden span ellick met enen gesatten dyamant ind ellick J ballas ind ellick met vijff gesatten perlen. Item noch van lagen XVJ gulden span ellich met J ballas , ellick J soffier, ellick met vijff gesatten perlen all gelijck gemaeckt. Item noch IJ gulden span an die sedell horden ellick mit eynen ballas vnde eynen soffier vnde vijff gesatten perlen. Item IIIJ gulden span, die mijnre kinder waren, ellick
166 met IIJ gouden dubbelletten, ellick met eynen lofpier off ballas , ellick met Brien hangenden perlen. Item noch X.IJ der kinder span jilick met eyn ballas ind soffier vnde ellick vijff hangende perlen. Item XVJ gulden rynghe , dar under sy acht met dyamanten vnde acht met ballas sof lieren vnde turkoes. Item noch eynen alden rynek met eynen groten loffsofier, dar men geswell met verdrijuen plege. Item vander vors mijnre Bedell synt noch gesneden XXVJ gulden louer , die dar an plagen to hangen, der ellick eyn woch an golde J alden krone fr. Item noch nlijnsa hermannen vors. scheydel ..... daer waren an Je perlen vnde XI1IJ ellick gekofft vor IJ r. gul. Item VJ geboncken yn lijnen sletten met robijnen, ballas, soffyren, kostelichen kamuwen myt alder turkois, anima. tisten dubbelletten , kraden steijnen, eyn deill in golt gesat vnd eyn deill nyet. Item eyn stuck eynhorns , was ront omme IJ vyngeren breyt and was lank IIJ vyngeren breyt. Item an krallen pater nosteren omtrent waell XL loet krats gewycht. Item dessgelijx an jasspis vnd kassydomen pater noster, steynen ryngen vnde anderen bloetsteynen och L loet. Item syluerwerck. Item eyn ouergulden ... napp neet eynen ouergulden le. poll ind met hangenden schilden, Item J groet auergulden kroese dat hoge was, dat her. toge Reynolt mijnen sone gaff. Item noch J plat Fransoyss auergult kroesen , dat mijn here vors. mijnen vors. sone gaff. Item J schone auergult kroesen , dat mijn here van Gelre mijnen anderen sone gaff. Item noch J situeren hoge krosen , dat mijn here van
16 Moirse denseluen mijnen sone gaff, met spigellen gemaeckt ind vele auergult. Item J auergult krosen , dat jch to Wollen galt. Item J sylueren krosen, dat mijn vrouwe van Nuss mij. nen sone gaff. Item J sylueren krosen , dat mijn vrouwe vanden Nyenkloester mijnen sone gaff. Item IJ silueren krosen, die jch to Kollen dele manen met auermertschen voeten gemaeckt. Item IJ silueren kannen. Item VJ sylueren bekeren. Item VIJ sylueren lepell. Item J sylueren ketten die woech V marck. Item noch an to braken sylueren omtrent IJ marck. Item dyt vors. wegen omtrent J cXXXVJ mr. syluers. Item to der cappellen. Item 3 gewijden altaersteen, die lanck was IIJ virdell voet vnde J haluen voet breyt, vnde was jaspis vnde kassydongen. Item noch J altaersteen was marmersteen vnde was ju holt gewirckt. Item J kelick auergult met der patinen (?) Item J sylueren syborie, daer eyn doern vander Ilelger Kronen ynne was met eynen krystalle. Item J sylueren lanck kruytz met stenen omsat, daer vele van den Heigen Cruyse ynne was. Item eyne ander sylueren syborie, daer jnne was vele helgedoms vanden Onschuldigen Kinderen. Item J gulden cruysse, dar was jnne eyn cruysse vanden Velgen Cruysse, dat was lanck IJ wyngeren vnde breyt IJ vyngeren, to dwerss auer eyn gemaeckt, dat men niet moll vergulden en konde etc. Item eyn zwartz schrienken niet lielgdom dair in besloten merger konne suuerlix helgdorns, dar dat gesceyns geit ende perlen wale Wert was 1Jc r. gul , dat dar vm was.
188 Item noch J swartz sclirienken met vele helgdoms ombewirkt. Item vp den altaer IIJ hoefde vanden XJ ni Megden suucrlick bewracht. Item IIJ gesneden suuerlicher elpenbeynen taefflen met helgen belden gesneden. Item eyn jaspis cruysse ind bloetsteyn met den helgdonx yn syluer gewracht. Item mengerhande k.... ander auergulden taefflen ind belde van elpenbeynen ind anders auergult. Item IJ myssgewaede suuerlich. Item IJ myssboeke seer suuerlick. Item Vc auerlentsche r. gul. an gemonten golde. Item noch an allen gemonten golden pennyngen , dat waell wert was Je vnde LX r. gul. Item an gebraken sylueren gelde , dat waell wert was Je vnde LX r. gul. Item an gelde vnde "an sylueren gelde, dat mijnre huysvrouwen was XL r. gul. Item dat mijnre huysvrouwe .... Gulic , noch an cleyn ..... ausen klenhoit vnde geit vnde ander reyschapp etc. dat waill wert was LX r. gul. off meer. Item also vorscr. steet, so yss dit met der haest gescr., vnde des yss och vele meer vnde trefllicker saken die hyer nyt bescr. en staen, dye men ock waell openbaren salt, als des roet is etc. Op den rug van dit stuk leest men nog het volgende: Item vanden cleynot. Item vanden gebernden brieuen ende anderen brieuen. Item vanden man die in den bestaat doet bleeff. Item vanden genomen wijn. Item soe hebben sij in mijns heren dingktal getast. Item sij hebben die van Suchtelen hoer haue genomen mijns heren ondersater.
169 Item sij behalden oeck mijns heren gevangen , Sander vander Eyn inde mijns heren hulper gevangen hebben aen oer hant. Item sij hebben oeck gewalt gedain ander herlicheit van Wachtendonck , die mijns heren voervaderen ouermids broeken ende doetslach vervallen ende op komen was. Item sij hebben oeck mijns in mijns heren geschynt inde gevangen tot Keueler. Archief Buren.
Oorspronkelijk.
Brief waarb ij Jan van Beijeren en Reinald van Gelder zich verbinden tegen Utrecht en Amersfoort, 1421. Het is genoegzaam uit de geschiedenis bekend , dat de poging van bisschop Frederik van Blankenheim , om met eenige Hoeksche edelen Leiden te ontzetten (1420), hem in den oorlog met de Gelderschen wikkelde. Het beleg van Amersfoort, hetwelk spoedig werd opgebroken , was het eenig belangrijk wapenfeit der strijdende partijen in dit jaar. »In het volgende jaar" , zegt Nijhoff, Gedenkwaardigheden , 3a deel, bl. CLVI , »namen die van Utrecht geduchte wraak over den hoon , in Junij plunderden zij Barneveld , Nykerk , Putten , Eede en de omliggende dor• pen" -- In het archief van Buren berust het navolgende stuk: Vpten dach ende datum deser cedulen so sijn onse genedige heren van Beijeren ende van Gelre ouerdragen in tegen woirdicheit hoirre raden ende vrienden , die van huerre beyder wegen dairom gedadingt hebben, jnder maten als hier na gescreuen staet , te weten , dat onse genedige heren voirs. beyde mit hoirs selfs lijue samentlic ende bij een inder vyande lande ende inden velde wesen zullen tusschen Vtrecht, Amersfoert ende Ryenen opten viifften dach jn Meye , dat sail sijn sdynsdages nades Heyligen Cruysdach jnuencionis naistkomcnde , tegens den auont ter stat dairmen des hieren VI. J.
12
170 'binnen ouercomen sail , om aldair of dair sij dez dan te rade werden zullen , te bliuen ende te doen als sich dat gebueren salt, twee maende lange , ten weer off sij eens anders dan samentliken eens worden. Geuielt oic also dat Onsen genedigen heer van Gelre gebueren most desen seluen dach , om gebrecks wille van voerleringen der perden, wat te verlengen , dat sail hij mogen doen veertien dage lange ende niet langer , onuerbroken des ouerdrages van deser cedulen , ende alsdan optien veertiensten dach bij een te comen ende te wesen gelijc voirscr. staet. Ende dese vergaderinge van onsen heren voirs. sail geschien jn alre manieren als voirs. staet , sonder yet dair in te trecken , ten weer dat beyde onse heren voirs. eens anderen hieren binnen samentlic ende eendrechtelic ouerquemen ende eens worden , ende all sonder argelist. Ende deser cedulen sijs twee, die een vter ander gesneden I) ende gegeuen tot Santboemel opten XVIISten dach van Januari] jnt jair onss Heren M CCCC eenendetwyntich naden loip shoifs van Hollant ende
tweendetwyntich naden loip shoifs van Gelre. Hier waeren bii ende ouer als raide ende dedingslude van mijns heren wegen van Beijeren die joneker van Gaesbeeck , die heer van Egmond , die heer van Culenborg, h. Vranck van Borssel ende h. Arnt van Leijenberg , ende van mijns heren wegen van Gelre als raide ende dedingslude , die heer van Bueren , die hooffmeyster Heymeric van Drueten , die rentemr. ende Ghijsbert van Mekeren. Hieruit blijkt nu , dat Jan van Beijeren en Reinald van Gelder zich verbonden om op den 5. Mei of uiterlijk 14 dagen daarna gezamenlijk in het veld te zijn. -- Men zoude dus daaruit kunnen besluiten , dat de strooptogt der Utrechtschen meer bepaaldelijk door eenen inval in' het Sticht is 1) Dit blijkt uit de zes aan den voet van het stuk doormelden gesneden letters,
171 uitgelokt geworden , en dat de krijgstogt, welke door bisschop Frederik van Blankenheim in October tegen Gelderland werd ondernomen, en zoozeer de blijken zijner verbittering droeg i), eene wederwraak daarsan was. -- »De Gelderschen", zegt Nijhoff, »deden in die zelfde maand even verwoestende invallen in het Sticht onder aanvoering van Gijsbert Piek, de heeren van Gaasbeek, Egmond en Kuilenburg." Zouden welligt niet deze vijandelijkheden eenige maanden vroeger hebben plaats gehad ? Daar de geschiedenis niet vermeldt, welke wapenfeiten door het vereenigd Hollandsch-Geldersch leger in de maanden Mei, Junij of Julij zijn verrigt, geeft het medegedeeld stuk wel eenigen grond tot die veronderstelling, te meer dewijl daarin de heeren van Gaasbeek , Egmond en Kuilenburg, als dedingslude van Jan van Beijeren, vermeld worden. Indien men voorts het stuk in verband beschouwd met de overdragt van schepencn, raad en oudermannen der stad Utrecht op maandag na beloken Pinksteren (19 Mei) , waarbij aan de homans en ritmeesters volmagt werd verleend tot uitoefening van strenge krijgstucht in het veld , alsmede met een vroeger besluit des raads , op dingsdag na Invocavit (6 Mei) genomen , ten aanzien der orde van den uittogt -- dan kan men wel niet twijfelen, of de beide hertogen zijn op den bepaalden tijd werkelijk in het veld verschenen , en de strijdende partijen zullen wederzijds vijandelijkheden hebben gepleegd. Klagten van Maximiliaan van Egmond over de besnoeiing van het hem opgedragen stadhouderschap van Friesland enz. 1540. Maximiliaan van Egmond volgde in 154 Georg Schenck van Tautenburg in het stadhouderschap over Friesland; Groningen, Overijssel en Drenthe op. Vele veranderingen en bezuinigingen werden bij die gelegenheid door Karel V i)
Zie de bijzonderheden daarvan bij Nijhoff 1. 1.
12*
12 in dat bestuur gebragt , waarmede de nieuwe stadhouder zich niet zeer wel schijnt te hebben kunnen vereenigen, zoo als uit het navolgend memoriaal genoegzaam blijkt. Memorial var mijn g. h. an key r . ma L. Joden yrsten , dat vpt huss toe Lewerden de knechten gemonstert bynt ende do getalt bij den commissarisen ser vermindert, twellick toe besorgen staet tot groten achterdel van keyr. mat. la nden komen moeite, want se nu nyt en quartyr vanden huse bescermen konnen; ende dar toe, wanner de procuror-general ennige executij van rechte doen sal , moet he vanden huse als dan soe vel knechten myt sych nemen inden lande wart gelegen is, als de saeke eyscende wort , ende alsoe dat huss duckmal gales onuerwart staet, dar van mijn g. h. protestert ende key r. mat. geaduertyrt wyl hebben , want de Lutern ende partij noch nyt gans vtgeradet is etc. Item dat het tselue huss Lewerden myt de ander huse Harlyngen ende Staueren gereparyrt moten wesen , ende insonderheyt dat Staueren, daer grote zwar koeste an gelacht synnen, nyt en dynt toe verlaten , want den gansen hoeck lants aldaer durch der vestenisse ingoeder pollicij ende regimente geholden ock vander Lutern ende Doperij gedwongen werden. Item dat mijn g. h. beuynt, de statholder saliger vande prouande vp Lewerden toe vnderliolden iarlix gehadt hefft IJCX g. g., ende dar van sijn g. nyt mer dan IJ CX carolus g. toe gestalt synnen. Ock dat de statholder saliger vor sijn trauanten ellick hadde LX golt g. tiars, ende sijn g. nyt mer dan L , ende dat den suluen trauanten nyt moge. lick sych dar vp tonholden, ende moten ten mynsten IIIJ st. sdages hebben 1). Item bauen al hefft mijn g. h. en groet misshagen, want de statholder salige hefft vor sijn wedden gehadt van i)
Deze woorden waren doorgehaald.
173 Fresslant XXIIIJC g. ende van Auerijsei XXV'c g., als siln g. nu beriunden heft, dar nochtant Gronnyngen nyt mede gewest is, ende dat sijn g. van alle dre statholderscap noch vijff hondert guld. myn geassignyrt is, verhapt sijn g. sulx an keyr. mat. nyt verscult hefft, dan alle tijt tot sij• nen groten koesten en trou dynre van key r. mat. gewest is, ende vertrouwet dar vm, dat keyr. mat. sijn g. de sulue iarlixsche wedde geuen sal, de salige vorstatholder gehadt hefft, woe wal de vorstatholder nog iarlix bauen de vorsc. wedde toe gaye ende iargelde gehadt hefft XVJ C g. Item noch beuynt mijn g., dat , nadertijt sijn g. de c©mmissi ende instructij vander statholderscap vntfangen hefft, den drost van Couerden, Bormannia 1), toe haue verworuen hefft, dat de beneficij ende officij inder Drente tot sijnre collatij staen solden, allet contrarie sijnre g. instructij, ende solde scijnen , dat Bormannia de hoecheyt bauen sijn g. sych antrecken solde, woe wal nochtant Burmannia sych toi sin 2) g, representyrt heft, dat he wal vredich is de collatij vorsc. hij mijn g. h. toe blrjuen, dan allene begerte de collatij van twe panders ende cinen lantscrijuer etc., ende wijl hyr vm van noden wesen de instructij van Bormannia, daer mijn g. h. de copy off hefft, tegens sijn g. instructij wal geuisityrt wort, ende soe geremedyrt wort, dat sijn g. in der ende der geliken vorder gen jndrach en gessen moge. Archief Buren.
Oorspronkelijk.
1) Reinold van Bourmannia werd als drost en kastelein door den keizer aangesteld in April 4340. 2) Deze woorden waren onderhaaid.
174 10. VERGADERING. 11 MEI 1850. Bibliotheek. Vragen , voorgesteld in Nehalennia. Antwoord van J. van Oldenbarnevelt op het libel van ./I erssens. Archief van Medemblik. Brief van Johan Schelart van Obbendorp aan den hertog van Gelder en 2 brieven van dezen hertog aun Gijsbert van Mekeren, betreffende de geschillen tusschen Gelre en Kleef. Bibliotheek. Ten geschenke ontvangen: Van den heer Jhr. G. J. Beeldsnijder van Voshol te Utrecht. Catalogus van handschriften en eigenhandige brieven door hem verzameld. Niet in den handel, 1850. In dezen catalogus , waarvan slechts 50 exemplaren gedrukt zijn, worden voor de Nederlandsche geschiedenis zeer vele belangrijke bescheiden aangetroffen. Verscheidene stukken zijn reeds door den heer Beeldsnijder uit deze verzameling in de Kronijk van 1848 en 1849 medegedeeld, terwijl hij door het drukken van den catalogus zijner handschriften een nieuw bewijs levert van de vrijgevigheid , waarmede hij zijne verzameling ten dienste der geschiedenis wenscht te stellen. Het is een verblijdend teeken des tijds , dat zij, die zich beijveren , om uit een autographisch oogpunt handschriften te verzamelen, het wetenschappelijk nut, dat hunne met zorg en moeite bijeengebragte bescheiden kunnen aanbrengen , niet uit het oog verliezen, maar, hetzij door openbaarmaking dezer stukken zelve, hetzij door opgave van den korten inhoud, het historisch onderzoek trachten te bevorderen. Mogten de voorbeelden, die daarvan bestaan, meer algemeene navolging vinden en allen, die in het bezit van belangrijke stukken zijn , opwekken tot onbekrompene mededeeling, Groot voorzeker zou het nut zijn, dat zij hierdoor aan de Nederlandsche geschiedenis zouden aanbrengen.
175
Nehalennia, Jaarboekje voor Zeeuwsche geschiedenis e, letteren, uitgegeven door II. M. C. van Oosterzee, 2de deel. Middelburg, 1850. In dit belangrijk jaarboekje door den heer J. F. van Visvliet ons ten geschenke toegezonden , worden aan het slot de navolgende vragen voorgesteld, waarop de leden van het Historisch Genootschap namens het Bestuur beleefdelijk worden verzocht hunne bijzondere aandacht te bepalen en hunne gedachten daaromtrent wel te willen m-ededeelen aan den rapporteur hunner provincie, tot verdere toezending aan de redactie van de Nehalennia, 1. Bij resolutie van 11 Augustus 1618 besloot de Raad der stad Middelburg , het vacerende »Engerderschap" niet te vervullen. -- Wat is dit Engerderschap ? (Mr.
S.
DE
w1ND.)
(Opzigt over stadswagens, en alzoo het woord verwant met angaria,, perengaria (posterijen ?) ? D. W. Ingaarderschap , eene soort van generale thesaurie der inkomsten , zoo als men ook tol- en pontgaarders kent ? V. 0.)
2. In den Tegenw. Staat van Zeeland I.217, en in art. 6, 28 der ordonnantie op de burgerlijke wacht in Middelburg, vindt men, dat eene kompagnie der regementen van de burgerwacht is zamengesteld uit .... en .... en twee »Landspassaten." Wat waren dat voor lieden? (Dezelfde.) (Zijn het ook onder-officieren , die vroeger gediend hadden, en uit de kompagnien der staande legermagt bij de schutterij als eene soort van drilmeesters geplaatst werden , ofschoon zij , als geene stadsburgers zijnde , daarin anders niet aanvankelijk waren? 8.
In de Staten Notulen van Zeeland 1684, bladz. 89,116, wordt gesproken van »Seuyen, varende naar Calisbennen ende Somme (la Somme cone bekende Fransche rivier)." Wat zijn die Seuyen ? Schepen of personen ? (Dezelfde.)
176 4. Aan het slot van het l ste deel der Chronijk van REIGERSBERCH
staat , dat zeker stuurman zou »met zijn Buysse uyt-
glieseylt hebben, ten hadde gedaen 't zeebaar , ofte als men 't hier in Zeelandt noemt calvaer Hayman, dat aan den stierman hein soo seer stryckende was, zoo dat by seyde : »Beestken , waerschout gy my, ick sal liever t'huys blijven." Welk »beestken" wordt daar bedoeld? (H. SI. c. v. o.) 5. Bezit iemand onzer lezers een boek : Zeelands Oudheid door zekeren
HUGO ZEVERUS,
Leuven 1497 (aangehaald in het
kronijkje van is. ABRAHAD'ISEN, bl. 91)? Zoo ja , dan wenschte ik het wel te zien , of er eenig berigt over te ontvangen. (Dezelfde.) 6. Wat weet men van de oudste geschiedenis der meekrapnering in Zeeland?
(Dezelfde.) 7.
Wat is in kerkelijke en andere archieven na te sporen. nopens zeker genootschap, dat omstreeks het jaar 1780, te Goes in den boezem der Hervormde gemeente bestond, zich Quintisten noemde (waarschijnlijk naar den Amsterdammer ZION QUINT) , en aan het hoofd had zekeren zeilmaker
(Dezelfde.)
PIETER DE WIND ?
8. Eindelijk vestig ik nogmaals de aandacht , vooral van de Middelburgers, op hetgeen DRESSELHUIS hier voren schrijft, bladz. 168, over het voorwerken eener geschiedenis van de Middelburgsche Abdij.
(Dezelfde ) Antwoord van J. van Oldenbarnevelt op het libel van
Aerssens. De heer van Kinschot te 's Hage zendt aan het Genootschap een verslag omtrent het aan hem ter beoor• deeling toegezonden afschrift van het bovengemelde ant-
177
woord van J. v. 0., (zie Kronijk 1850, bl. 140), en voegt daarbij eene calque, door hem op het oorspronkelijke stuk van den Advocaat gemaakt , waaruit het voldoende blijkt, hoe moeijelijk het is een handschrift te lezen , dat in
zoo-
danige karakters is vervat, en hoe ligt men daarin de eene letter, ja zelfs , het eerre woord voor het andere kan nemen. Afschrift in het bezit van
In het afschrift van den heer v. Kinschot staat ,
den heer Schotel:
op bl. 43 der Kronijk, regel 20 van boven: een milioen zeventien millioenen In het handschrift staat 17 millioen; op gezag der Waerachtige historie van Q. zou de heer v. K. mede dit voor een milioen willen lezen, en verwijst daarom tot de noot op bl. 41 laatste regel: graue Heynderick
prince Hendrik
De heer v. K. is geneigd
om
te lezen prince
Henderick, ofschoon het woord prince aanleiding geeft om te kunnen vermoeden, dat er staat graue H. bl. 44, eerste regel van boven: De heer ...... en snij in De heer Valke (Caron en Engeland bevordert mij in Engelandt bevonden De lezing van den heer v. K. is naauwkeurig. regel 11 van boven: begroet op dartigh hondert
begroet op derthien hon-
en vijftich duysent guldens dert en vijftig duyzent gulin 't jaer
dens dat jaer. De heer v. K. durft hier niet beslissen, dan de uitdrukking dartigh honderd niet in gebruik zijnde, maar wel die van dertien honderd , zou hij geneigd zijn, deze laatste uitdrukking voor de ware te houden; in 't jaer.
178'
Afschrift van den heer v.
Afschrift in het bezit van: den heer Schotel:
Kinschot, regel 28 van boven: zoo wel geinstrueert
zeer wel geinstrueert
Moet zijn zeer wel geinstrueerd bl. 44 regel 28 van boven: van hetgeene door beleijt van 'tgeene deurt belleijdt Er staat WI liet oorspronkelijke Hooi beleijdt, het laatste karakter kan geene i zijn, en daarom heeft de heer v. K. het gehouden voor eene t, waarvan de dwarsstreep door het spoedig schrij• ven boven de stok der letter is gesteld; hierin wordt hij nog versterkt door dat er meerder soortgelijke t in het M.S.S. voorkomen. bl. 44 regel 80 van boven: ende ...... was en ..... geert was Onleesbaar in het M.S.S. regel 31 van boven: en
was
en kon gerekent worden
Door het M.S. van den heer Schotel voorgelicht, zou de heer v. K. de uitdrukking daarin voorkomende voor de echte houden. bl. 45 regel 2 van boven: te werden te weesen De lezing van den heer v. K. is naauwkeurig. regel 7 van boven naa de reductie .... van
na de reductie van
Toen de heer v. K. de copij voor het Genootschap gereed had, waren er nog eenige woorden oningevuld gebleven, die hij wanhoopte te zullen kunnen ontcijferen , en had dus de plaatsen daarvoor aangevuld roet ...... Naderhand echter toen hij nog enkele dier woorden had kunhen lezen , heeft hij die over de ..... heen ge-
1 79 schreven , zonder de overblijvende ..... door te halen , er is dus inderdaad geene lacune op deze plaats in het handschrift, dat hij gegeven heeft. bl. 45 regel 9 van boven: bijgevoechde acte ofte me- morie geteijckent nu
bijgevoegde articulen geteijckent N. 1
De heer v. K. houdt zijne lezi*g tot dusverre, behoudens de noot op die bladzijde, voor de ware; op dat woordje nu volgt een karakter, waaromtrent hij zich niet bepaald heeft durven verklaren ; er staat nu je mit stut. Het afschrift van den heer Schotel heeft overigens geene
andere afwijkingen, dan alleen in de spelling van zeer vele woorden. Wat nog ten slotte betreft de bijlagen tot dat afschrift behoorende, zij zijn overeenkomende met de bijlagen gevoegd achter de rednonstrantie van Oldenbarnevelt, te vinden, onder anderen, in de Waarachtige historie van 0., Amsterdam bij Josua van der Straten , A° 1669. Het zijn extracten uit de memorien, welke door den heer v. K., naar hij meent, volledig geleverd zijn hij het door hein overgelegd afschrift. Archief der stad Illedemblik. Medegedeeld door den heer Leupe, als vervolg van den vroegeren inventaris (zie Kronijk 1849, bl. 84, 148, 428). Paket Lt. V. N°. 17. 1595. 5 Aug. Over de arresten gedaen op de goederen in Spangien van Nederlandsche onderdanen , als ook van Spaensche en Portugesche coopluyden , die op Nederland handelen. Staten van Zeeland. Ter ord. Jacobi. Afschrift. N°. 19. 1603. Junij. Rapport van de gasanten aen de conineklijke maf t. van Engelant over het in dienst nemen van een goet getal comp. boven de comp., althans in dienst,
180 met een copie missive van den con. van Engelant. Ongeteekend. N°. 22. 1610. 8 Mei. Versoeck om eenige plaetsen en dorpen op het grondgebied van de staten gelegen , te passeren. Con. van Frankrijk. Afschrift. Translaat. N° • 27. 1631. 13 April. RapRort van eenige saecken in de vergadering voorgevallen, als omtrent het wisselen van gevangenen, over Brasyl, dat de Bahi de Todos-los-Sanctos met 80 schepen belegert en aangetast is enz. P. Pietersz, Aker, P. J. Rijnenburch. Eigenhandig. N°. 28. 1631. 12 November. Met bijvoeging van een requeste van de lantwaerschappen van de 4 Noorder Ooggen omtrent een verschil tusschen hen en de stadt Meden•
blik. Gecomm. raden van state van Westvrieslant ter ord. J. van Foreest. Eigenh. N°. 33. 1634. 16 Aug. Verslach van den vendrick Vockering over sijne aenkomst met sijne comp. te Sparedannme etc. B. Vockering. Eigenh. N°. 36. 1635. 20 December. Over het opbrengen van 6000 gl. in het quoliier van den 200 e* penninck door de erfgenamen van wijlen den burgera r. Jan Jansz. Schagen enz. Burgerar. en reg.. der stede en eyl. van Texel A. Gerbrants. Eigenh. N°. 38. 1635. 31 Mei. Over het lichten van 6000 waertgelders waerin de stadt Medeniblik en Edam eerie comp. sterck 130 moet lichten. Gecomin. raden van state van loll. ter ordonn. van Ab....? Eigenh. N°. 40. 1635. 4 Januarij. Aenbeveling voor Jhr. Wichboldt vander Does, vaendrich, tot eene vacerende compagipie. J. D. Wassenaer. De Wijngaerden. Eigenh. N°. 43 1635. 19 Nov. Bericht van het overtrecken van de Duffel door graaf Willem met sijne broeders, het beschieten van t huis te Bijlant en overgave daervan. Vyt 't leger D. van Halewijn. Eigenh.
181 N°. 58. 1687. 8 Maert. Aenbeveling voor den heer Reynier Schaap tot het ampt vas% gecommitt. raedt in Westvr. ent N. Quart. Wallendal. Eigenh. N°. 55. 1629--1660. 95 stuks brieven van den pensionaris van Medetnblik Stellingwerff, alle eigenhandig geschreven, betreffende zaken in de vergadering der staten generaal voorgevallen. Paket Lt. IV. N°. 1. 1590. 6 Martij. Versoeck om in communicatie te leggen, om aen Sonoy en andere capitey nen te betalen 71 part ofte twee van de laetste resterende parten, hen wt saecke van haere diensten den lande gedaen competerende, ten eynde voortekomen, dat sijluyden de schepen van dese quartiere, op Engelandt traffiquerende, nyet arresteren. Gecom. raden van Westvr. en N. Q. ter ord. J. van ... Eigenh. N°. 4. 1603. 9 Julij. Bericht dat door den h. advocaet Oldenbarneveldt aen den capiteyn Zijvoet van Rotterdam gelast was, om de oirlochschepen leggende voor Duynkercken datelijck te doen common nae Engelant, otnme soo wel onse legaten als die twee Oostindische schepen aldaer van acht Duynkerkers ingejaecht sijnde te brengen in salvo enz enz. C. J. Sijrns. gedeputeerde. Afschrift. N°. 8. 1627. 81 Dec. Omme ten behoeve vant credyt vant collegie ter admiraliteyt te Amsterdam te negotieeren de somme van 150 m ponden van XL grooten tpond. Gecomm. raden van state van Holl. en Westv. ter ord. vonder Wolff. Afschrift.t. N°. 12. 1631. 7 October. Versoeck om een pertinente lijst van de gevangenen in Algiers en Barbarije, met wel• cke schepen die genomen sijs, en wanneer, ten eynde hunne verlossinge te beproeven. Als boven. Eigenh. N°. 14. 1682. 15 Mei. Over het heffen van exorbitante lasten en tollen door den coninck van Denemarken op de Noordsche waren, van schippers door de Sond comende.
182 Burgmr . der stede Hoorn , ter ord. J. vander Beecke. Eigenti. N°. 18. 16:6. 12 Julij. Attestatie tegens den luytenant Jan Willemsz. Lacher, van dat hem int gevecht tegens de Duynkerckers opt schip van Erick Barents qualycken sonde hebben gedragen. Secrets . der stadt 11edemblick. Rijnenburch. Eigenh. N°. 21. 164 g . 6 Februarij. Toesending van eene missive van Wolfert van Brederode, om aengesien de voorgenomen
reductie van de militie, de comp. coronellen bij provisie in dien start te laten. Gecomm. raden van Westvr. en N. quart , ter ord. D. van Foreest. Eigenh. N°. 24. 1652. 4 Junij. Last om defectueuse schepen om de extraordinaris equippagie ten spoedichste binnen Medemblyck vytterusten en onder de vlagge van den lt.
adm. Tromp te senders. Gecomm. raden van state van loll. en Westvr., ter ord. H. van Beaumont. Eigenh. N°. 26. 1656, 1657, 1659. Pakket met staatsstukken, als advysen van ambassadeurs, agenten , adiniraels enz. aan Stellingwerff, (waaronder die van 1659 zeer belangrijk zijn). Johan de Witt. Eigenti. N. 80. 1665. 29 Sept. Over den aenbouw van 24
nieuwe oorlogschepen en informatien te nemen, hoeveel schepen datter bij de respective coll. ter admiralit. nog leggen die noch niet in zee sijn ofte noyt in zee sijn geweest. Burg. en raden der stalt Medenblik , ter ord. Jan de Zee.
Pakket Lt. X. N°. 1. 1572. 17 Novemb. Verclaringe afgelegd door Jan Ewoutsz., Jan Claes , Maerten Symonsz. ende Albrecht Vries omtrent het voorgevallene met het volck vanden capiteyn Cabeliau. Burg. en raden der stede 1Vledemblick. Afschrift. No. 2. 1579. 21 Julij. Over eene questie ende differen• ten geresen tusschen de staten van Hollant, ter eenre,
183 ende die van Noorderquartiere, ter andere sijde, raeckende de liquidatie van schulden ende tachterheden ter cause van den oorloghe gemaeckt. Guill. de Nassau , voor copy conform van Naerden. N°. 4.1580. 29 Julij. Over het beroepen van den leeraer Pieter Albertsz. tot Twisch, tot dienaer des Goddel. woorts te Medenblik. Burg. en raden der stadt Medenblick. N°. 13. 1584. 21 October. Waarbij goetgevonden is Joncheer Diderick Sonoy eenen oversten luytenant toetevoegen, aengesien de trouble en dangereuse tijden. Van Naerden. Eigenti. N°.
14. 1584. 15 Mei. Vergadering gehouden bij de
magistraten van de steden en gedeputeerden in collegie, waarbij onder anderen bepaeld wordt, dat de 'galleije tot Enchusen liggende metten eersten nae Sluys sal schicken met 40 man versien en Pieter Symoyns tap t. J. Raet. Eigenti. N°. 16. 1594. 27 October, Protest tegens de verkoopinge der Vroonlanden. Dirck Hogerbeets, Hortensius, J. Jacobsz. Afschrift. N°. 22. 1668. 4 Januarij. Om wegens het groot belang dat Westvrieslant ent N. quartier hebben bij de vredehandelingen met Spanje, een gelijek getal personen als Hollant te committeeren, op dat alle saecken met kennisse van desen quartiere souden mogen worden gedaen. Gecommit. raden van state van Westvr. ent N. q.,
ter ord. J.
van
Foreest. Eigenti. N°. 24. 1611. 19 Februarij. Versoeck om sijn soon als secretarie in sijn plaets te willen benoemen , als hij door overlijden, swackheit of andersints ongeschikt wordt. Jacob van Foreest. Eigenti. N°.
25. 1611. 10 Januarij. Overt drucken van seecker
onrustig en calumnieus boecxken, geintuleert »Corte ende
184 waerachtige verantwoordinge over de proceduren ende re+ solutien die de vroetschappen der stede Alclnaer gelijck tegen anderen , als insonderheyt over en tegen Cornelium Hillenium op den 17 Julij 1610 hebben genomen". Bur• gem r . van Alcmaer, ter ord. J. Coren. Eigenh. N°. 27. 1617. 1 Maart. Toesending eerier copy missive van den orateur Corn. Haga vyt Constantinopolen, bevattende slachten over de coopluyden deser landen in Cyprus traffiquerende enz. Gecomm. raden van state, ter ord. A. Durk. Eigenh. N°. 30. 1619. April. Berigten wt verschillende landen, latter diversche assassinatcurs opten persoon van sijne Ex. den prinse van Oranje siju overgesonden, en men wed• dingschappen op sijnen doot hout, over de intercessie van Vrancrick int lot van de drie gevangenen en insonderheyt voor Barnevelt. Jan Grijp, gedept. Afschrift. N°. 35. 1621. 18 Mei. Over het overleggen van de stapelplaats der Engelsche coopluyden tot Middelburch in Zeelant naer Delft. Burg. en reg. der stad Delft , ter ord. Groenewegen. Eigenh. N°. 37. 16i8. 13 Sept. Bericht over de vredehandelingen tusschen Vranckrijck en Spanje. H. Brouwer gedept. Eigenh. N°. 40. 1630. 11 April. Recommandatie voor het capi• teynschap voor J hs . Jacob van Egmond vander Neyburch, luytenant van de comp. van cap s. Helnienduyn , overleden. Onget. N°. 42. 1631. 29 April. Recommandatie voor den post van het rekenmeesterschap van Hollandt voor Gerardt van Santen , in plaets van Rijnier Paauw , heer van Heemstede. Burg. en reg. der stadt Delft, ter ord. J. van Ophoven. Eigenh. N°. 43. 1621. 10 Mey. Versoeck om bovenstaende post. N. valider Meer. Eigenh.
135 N°. 44. 1631. 13 Mei. Recommandatie voor deze post voor mr. Cornelis van Beveren. Burg. en reg. der stad Dordrecht, ter ord. van Berck. Eigenh. N. 45. 1631. 10 Junij. Versoeck om bovenstaande post. W. van Santen. Eigenla. N°. 51. 1632. 28 April. Waerbij te kennen gegeven word oni met 1 IIedenblick en Enchuysen overeentekornen geen gevolg te geven aan een missive van de gecommitteerde raden van state van Westvriesland en Naorder guartier, aengaende het opheffen van den inuntslach. Burg. der stede Hoorn , ter ord. J. vanden Beecke. Eigenh. N.. 52. 1632. 21 Mei. Versoeck om eenige te committeeren oin nevens hun te besoigneren opt leggen van de sluyse te Avenhorn. Burg. en reg. der stede Alcmaer, ter ord. C. Schagen. Eigenla. N°. 53. 1632. 5 Januarij. Versoeck om de gedeputeerde ter dachvaert te gelasten en te authoriseren om op het versoeck van Leyden favorabelijck te adviseren, om tegen te wercken het oprichten eenex nieuwe hoog,eschool te Acnstelredainnie. Burg. en reg. der stadt Leyden, ter ord. van Hoog heveen. Eigenti. Paket Lt. r: N°. 1. 1603. 31 Julij. Kennisgeving, dat hij y our Grevelingen lach, en sijne ontmoeting met drie Duynkerckers, klachte over te weynich geschut aen boort te hebben enz. Herman Hendricksz. Kat. Eigenti. No. 3. 1621. 10 Sept. Berichten uyttet leger van den prince, Bohere &c. Pieter Rijnenburch. Eigenli. N°. 4. 1625. 12 Aug. Toezending van een missive van den ambassadeur Langeracq en berichten van den admirael Hautain en den vyce admirael, dat sij, met Suubise en Rochelle staende in tractaet van vrede, van haer met 3.4 schepen sijn besocht geweest opt vijandelijckst enz. J. P. Schaghen. Eigenla. N°. 7. 1626. 29 November. Twee missives, behelsende VI. J.
13
186 berichten uyttet leger van den prins, saecken der WestInd. comp. P. Schaghen.
Eigenh.
N°. 11. 1627. 23 October. Om de aengenomen waertgelders aff te daucken en de wapens te senden naer de magasijnen van Delft. Gecoinm. raden van state , ter ord. van der Wolff. Eigenti. N°.
14. 1628. 15 December. Verslach vaat voorgeval-
lene in de vergaderingti over waertgelders, admiraliteyten enz. Jacob Tunis Nels. Rijnenburch. Eigenti. N°.
15. 1629. 1 Maart. Idem als boven over de uytge-
gelegde predicanten , niet meer int land te laten dan alse de acte van gehoorsacrnheyt hebben geteyckent. Cornelis Sijws. N°. 16. 1629--1651. Een paket aller belangrijkste stuc• ken betreckelijck de Westindische comp. door verschillende personen geteeckent.
4/sc/zr ift.
N°. 17. 1629. Mei--Julij. Stucken betreckelijck de belegering van 's Hertogenbosch door sijn Exe. den prins van Orangien. G. van Duvenvoorde, A. Bruynincx. .Afschrift. N°.
19. 1630. 24 Decemb. Nadere bepalingen over de
wapeninge ende manninge ende mouture van de schepen, sow ter coopvaerdije als visscherie, als oock opt formeren van admiraelschappen ent beleyt van dien. Staten-Generael , ter ord. Cornelis Musch. Eigenti. N°. 21. 1682. 29 Junij. Extract uyt een brieff van een confident vrient uyt het leger voor Maestricht. N°. 2:. 1688. 25 Mei. Over liet overgaen van de stalt Rhijnberch met accoord aen den prins van Orangien. Burg. schep. der stad Harderwijck. Otto Schrassert. ,Eigenti. N°. 24. 1634. 1 October. Berichten uyttet leger, over eerie victory door den keyser in Duytschland behaelt, alsmede uyt de Antwerpsche couranten de daer sijnde novelles. Gerrit Smit, luytenant. .Eigenti. N
25. 1685--1637. Remonstrantie van ordre opte ad-
187 nriraelschappen, over capiteyn Eenarm eriz. Carel van Cracouw. Eigenti. N°.
26. 1639. 3 Maart. Rapport van het gevecht van
Maerten Herbertsoon Tromp tegen de Duynkerckers. Evert Jacopsz.
Eigenh.
N°. 28. 1644-1661. 37 stuks brieven, waeronder seer belangrijke, over seesaecken , admiraliteyt enz. Nicolaes Stellingwerff.
Eigenh.
N°. 29. 1644. 3 Sept. Over bet gevecht van den Zweedschen admirael Marten Thijsen tegen de Deenen enz. Carel van Cracouw. .Eigenti. N°. 30. 1643. 5 Januarij. Versoeck van de gemeene parteniers vant schip de Salamander, schipper Machiel Adry• aensz. de Ruyter, om het losgeld van eenige Medenblickse, sijude slaven geweest van den Sant Sydi Alij, volgens het eigen handschrift van hem. Willem de Haese.
Eigenh.
N°. 31. 1645. 30 Januarij. Versoeck , ow door het verongelucken van lijn soon capt. Berckhout sal r., sin schoonsoon Pieter Florisz. op de nominatie te brengen van capiteyn in sijns soons plaetse. P. Teding Berckhout. Eigenla. N°. 33. 1643. 1 April. Rapport van de commissie van de steden Amsterdam , Hoorn , Enckhuysen , Edam en Medenblick over het Ieggen van twee hoofden aen het Nieuwediep bij den Helder. De Gecornmitt. Afschrift. N.
35. 1653. 17 Maart. Verslag van het zeegevecht van
van Galen tegen de Engelschen , het quetsen van hem , enz., geschreven van de reede van Livorno. Capt. de Vries.
Eigenh.
N°. 36. 1653. Resolutie opt nader advys van de H.H. raden ter admiraliteyt tot Amsterdam, waerbij sij sick excuseren de versochte negotiatie wegens de voldoening van de resumptie, waarin onder anderen een post voorkomt aan Jan van der Maa , goutsmith, voor twee gouden ketenen f 2621.12. Voor copij conform Herbert van Beaumont. 1 3*
188 M. 37. 1657. 23 Julij. Last aan de gedeputeerde om de vlooe nyet te laten employeren op ende tegens Portugal, om daerbij aengevoerde redenen. Burg. en reg. der stadt Medemblick, ter ord. C. Rijekaerdt. Eigenh. N°. 38. 1669. 1 Sept. Clachten over de thollen , de noordvaerders, (schoon hier betaelt hadden) in de Sont affgenonien. Als boven, ter ord. Jan de Zee. Eigenh. N°. 41. 1662. 29 Julij. Recommandatie voor Claes van Neck en Hendrick Ris tottet ontfangerschap generael , bij Compostel voor desen bedient. Burg. van Enchuysen, ter ord. Johan van Gent. Eigenh. N°. 42. 1663. 24 Julij. Over de dachten van de geinteresseerden in de granen 1658 in de Sondt door order van den eoninek van Denemareken enz. Burg. van Me. denblik, ter ord. Jacob Lobs. Eigenh. N°. 47. Ongedateerd. Over de wederopeninge der convoyen en de licenten, ten eynde bij de hap t te nemen alle tgene tot conservatie van de navigatie ter zee en equip. pagie van oorlochschepen dienstich ende noodich is. Ter ord. van de staten , get. C. van der Wolff. Eigenh. Paket Lt. Z. N°. 8. 1620---1621. Verslach vast voorgevallene op de vergadering der Staten Generael van 1 Dec. 1620 tot 23 Jan. 1621. Adriaeri Dircks. Afschrift. N°. 10. 1625. 16 Mai. Verhael van het mislucken van den aenslach op de schans van Terheyden. Jan den Ouden tapt. afschrift. N°. 15. 1626. 9 Aug. Recommandatie voor Cornelis Rosa tot het rentmeesterschap der domeynen van Voorn. Maerten Rosa. Eigenh. N°. 16. 1626. 15 Nov. Exstract uyt een missive over de Poolsche saecken, het vertrecken van een vloot van 30 schepen naer t Vlie onder admiraelschap sonder convoyen, anchst van de schippers voor de Duynkerckers. Carel van Cracouw. Eigenh.
189 N°. 17. 1626. 24 Nov. Berichten uyt Cuelen over het sneuvelen van Wallensteyn en Pappenheym in Opper-Oostenrijck. Carel van Cracouw. Eigenh. N°. 22. 1628. Julij, Aug. Berichten van de gedeputeerden over het leger, de munt , enz. Evert Jacobsz. Rijnenburch. Eigenti. N°. 27. 1631. 7 Marty. Poincten door hen in geschrift gestelt, daer nae de saeck van de meijerie soo in de ecclesiasticq als polityck soude gedirigeert dunnen worden. Bruininx van Goch. Eigenti. N°. 28. 1631. 18 April. Versoeck omt rentmeesterschap van de domeynen. C: van Beveren. Eigenh. N°. 31. 1631. 4 Januarij. Recommandeert sijn soon Willem tottet griffierschap van de rekenkamer van Hollant in plaets van sijn overleden broeder. R. van Persijn. Eigenh. N°. 40. 1634. 8 Julj. Over het leggen van een sluys bij Avenhoorn. líendr. Boonen. Eigenti. N°. 41. 1685. 30 Junij. Versoeck om te mogen repatrieren ende ontslaginge van sijn ambassade. Adriaen Pauw. .Afschrift. N°. 42. 1638. 20 November. Versoeck om in aenmerkinch te komen tot het bailluschap van Kennemerlandt, door het overlijden van sijn vader vacerende. G. de Scaghen. Eigenh. N°. 43. 1038. 4 December. Recommandatie voor L. van Halteren van Jaersveld voor opgemeld ampt. Burg. en reg. van Amsterdam , ter ord. D. van ...... Eigenti. V. 44. 1639. 28 Junij. Versoeck voor sijn soon de heer van Burchoven voor idem. A. van Scaghen. Eigenti. N°. 45. 1640. 5 April. Versoeck voor sijn soon Arent van Wassenaer voor idem. J. van Wassenaer. Eigenti. N°. 47. 1647. 4 Maart. Over sijne benoeming tot rector te Medemblick. Justus Scawota rector tot Worcum. Eigenti. N°. 48. 1647. 30 Sept. Over het ontfangen van gelden
190 van het bestuur der stadt voor de H.H. Lampsins voor het verlossen van slaven. Joachim Verpoorten. Eigenti. N°. 52. 1661. Decemb. Toesending van advysen nge• komen uyt Engelandt, soo mede over de ratificatie van het tractaet roet Portugal. Johan de Witt. Eigenti. N°. 58. 1668. Overt verval van de draperie neringe hier te lande. H. van Beaumont. .Eigenti. N°. 55. 1665. October. Bedenckingen op de wervinge vant volck van den bisschop' van Munster, over het aennemen van 6000 waertgelders enz. Staten-Gen., ter ord. als boven. Eigenh. N°. 57. 1667. 26 Novemb. Toesending van een missive van den raedpensionaris de Wit, en om het decreet raeckende den ouderdom van de geene die tot het predick. ampt worden toegelaten , met last om dit oock aan de Fransche en Engelsche kercke binnen Medenblick te adverteren. Staten van Hell. en Westvrieslandt, ter ord. Simon van Beaumont. Eigenli. N°. 58. 1637. December. Berichten aengaende de verhandelingen in de Staten Generael. Jan de Zee, Jacob Lobs, Hendrick Verwer. Eigenti. N°. 61. 1630. 27 Maart. Recommandatie voor den luytenant Jr. Wilhelm Sloot, tot capitein in de vacerende comp. van Herman Buys. J. Woliert van Brederode. Eigenti. N°. 62. 1632. 20 Februarij. Versoeck om sijn soon Pauls Buys te willen stellen op de nominatie van de vac. comp. van den tapt. van Amerongen. Cornelis Buys. Eigenti. Paket Lt. AA. N°. 4. 1586. 26 Februarij. Over het seisden van een gedeputeerde uyt elcke stadt naer Haerlem, ten eynde aldaer te beraedtslagen over de seevaert ende negotie deser quartiere, alvorens op de dachvaert bij den grave van Leycester te gads enz. Gedep. raden van NoortHollandt. J. van Foreest. Eigenti. N°. 5. 1590. 23 October. Toesending van eene memorie
191 ill het proces jegens de vredemaeckers van Wervershouve, soo mede dat het proces jegens Jonkh. Diderick Sonoy in state van wijsen is, en er een solliciteur geconstitueert wordt. Martinus Rosa , procureur. Eigenh. N°. 8. 1599-1644. Een paket inhoudende 50 stucks missives , instructies, requesten enz. betrekkelijk de munt. N°. 10. 161k. 25 Aug. 19 Oct. Verslach vant voorgevallene in de vergadering van de hoog mog. H.II. Staten-Ge• nerael. Jan Cornel. Schellinger, Cornelis Mathijs Schagen. Eigenti. N°. 11. 1618. 25 October. Verklaring van Sijne Ex. dat het licentieren van burgem., schepenen en vroetschappen heeft moeten strecken ten meeste dienste van den lande. Voor extract conform A. Duyck. Eigenh. N°. 14. 1628. Rapport van Jan van Noorden omtrent de bedoelingen van den vijandt op IJsendijcke. Ongeteek. N°. 15. 1626. l9 October. Om een pertinente lijst te maken van alle gevangens te Duynkercken ofte elders sittende , ten einde voor hunne verlossinge de montcoste bij een te brengen. Gecomm. raden ter adm. te Enghuysen, ter ord. J. van Neck. Eigenh. N°. 16. 1626. Lijst vent crijgsvolck, dat met den marquis Spinola sal te velde trecken. Ongeteekend. N°. 17. 1626. Versoeck van de bewinthebbers en participanten van Magelanische comp., om onpartijdige regters te mogen hebben tegen de Oostindische compagnie. Willem Brasser, P. Leentz enz. Eigenti. N°. 18. 1631. 10 Mei. Recommandatie voor den heer Nicolaas van dei Meer voor het rekenmeesterschap van Hollandt. Burg. en reg. der stadt Haerlem, ter ord. Steyn. Eigenh. N°. 19. 1631. 29 Junij. Idem voor Symon van Beaumont voor tselfde ampt. Idem van Dordrecht, ter ord, J. van Beeck. Eigenh.
192 N°. 20.1642-166j'á. 58 missives, waaronder zeer belangrijke betrekkelijk 's lands zaken. N. Stellingwerff. Eigenti. N°. 21 1661.8 Februarij. Overt bedijcken vant Coegras en het bequaem maken van liet Nieuwediep bij deal Helder tot berginge van schepen, en verbaal vaat verhandelde in de vergadering daarover gehouden. Gecommitt. raden van state van Hull. en Westvriesl., ter ord. D. van Foreest. Eigenla: N°. 22. 1661. 10 Februarij. Remonstrantie namens gecomm. raden ter admiraliteyt vant Noorderquartier over haer contingent van 18 schepen, van oorloch Baer de Middell. Zee, om daerbij aengevoerde redenen. Gedep, der steden van Noortholl. .4ischrift. N°. 82. 1622. Versoeck om als eapiteyn op een schip van oorloch geplaatst te worden, hebbende als soodanich Bedient. Pieter Heynricx Vries. Eigenh. Paket Lt. BB. N°. 9. 1622.2! Januarij. Extract nyttet, requeste gepresenteert aen ho. inn. heeren Staten-Gelierael bij de coopluyden der Portugese natien tot Amsterdam, benevens deductie vervattende den oirsponck en de progres van de viert en handel op Brasil. uyt dese landen enz. N°. 13. 1629--1631. 17 stacks brieven en memorien rant voorgevallene in de vergadering van de staten , waer• under zeer belangrijke over de slag op het Slaak. StelIingwerfr, Aker. Eigetik. Brief van Johan Schelart van Obbendorp aan Arnold, hertog van Gelder, en 2 brieven van dezen hertog aan Gijsbert van lllekeren, betreffende de geschillen tusschen Gelder en Kleef. (1435). In het jaar 1435 was Arnold van Gelder met Adolf van Kleef in onmin geraakt. De oorzaak daarvan wordt ons door den heer Nijhoff in zijne Gedenkza. enz., Ode deel, bl. XLVI medegedeeld. »Niettegenstaande nog in 1433", zegt deze
193 schrijver , »het sinds 1423 tusschen de beide hertogen bestaande verbond (waarbij Arnold aan Katharina van Kleef werd verloofd), vernieuwd en tevens een verdrag van onderlinge hulp en verdediging, bepaaldelijk tegen den hertog van den Berg, tot stand gekomen was, had Kleef later afzonderlijk met Berg eersen zoen getroffen, Gelderlands grenzen door roof en brand laten verontrusten en dagren, boven in sinadelijke geschriften Arnolds eer en goeden naam aangetast." De navolgende brieven , hoewel geene jaarteekening dragende, hebben klaarblijkelijk op deze geschillen betrekking. Mijnen onderdenigen , willigen, schuldigen dienst , ende wat ich liefs ende goitz vermach vurs., hogeboeren, doirluchtige furste, lieue, genedige heer. Also als uwe genaiden my hiraff geschikt hadden bj uwen vrienden omme voele trefliken saieken wille, die alhir te schaffen geweest ende noch sijn , also, genedige beer, was nu en sonnendaige die riclitdach van llenrich Kollaitz dode, ende altair onder anderen ordelen, die inden saicken geburden, wart Colleken gewesen tot sijnre ontschoult, jn deser voegen , dat hie sweren soulde, dat hie upsatz raids ende daeds van lIenrich Collaitz dode ontschuldich is sonder alle argelist, ende dat swoere hie also, doch wart die Bedell vander gichtinge, aentreffende die weygeringe des vreden, apenbair vur den gericht ende allen Glen guden mannen gelesen, ende darup dingde die wederparthije, seggende , dat Colliken, aengesycn die cedell, mogeliken engheen ontschoult doin en soulde, ende gheerden des eyn ordell ; dairop wart gewesen , dat die cedell , die dair gelesen weer, Colliken inden rechten engheen ontscade (loin en soulde, ende also dele Colliken sijne ontschout, als vurs is. gort, genedige heer, so is alhir voele deBinge geweest ende all tot noch toe, als vander saicke
194 den huyse the Zande aengaende, doen en is hir nyemant geweest van raide off ridderschap, die uwe genaiden hadden doin schrijuen, anders dan mijne joncheer van Moerse ende Reynken van Zellair, ende woe sich die seluc dedinge vergangen heeft, dair van sijn vasten brieue ende cedulen gemaickt ende vort ende wedergeschreuen ende gesant, welker brieue ende cedulen, dair die maicht aen leghet, jch uwer genaiden vytschriften seynde hirynne beslo• ten, op dat gi die materie dair van ende die gelegenheit clairliken ende te bet vernemen macht ende oich v dairop versynnen, woe gi dairynne vort dat beste gedaen wilt heb ben. Oich, genedige heer, als uwe genaiden voir beuolen hadden voir dat huys Zande trecken , dat vasten verhalden ende geweest is, omme des besten wille, ende oich bj uwer genaiden weten ende beuele mit uwen bricuen, so wilt v dairop besijnnen nae der gelegenheit, als vur geruert is , ende uwen wille dairaffdoin schrijuen den borchgreue van Nymegen, want als ich van hoen verstae , so wilt hie alle sijne macht dair toe doin, jn dien hoen die andere amptlude, dair uwe genaiden lesten aengesehreuen hadden, ge• uolchliken ende dairtoe bijstendich sijn, woe wale, genedige heer, jch my versye, dat die stat van Nymegen noch dat lantvolck den seluen borchgreue nyet geuolchlich dair toe en sail willen wesen 1 ), doch wilt hie doin mit sijnen vrienden inden saicken dat beste liie kan ende nae dien uwe genaiden hoen doin schrijuen. Voirt, genedige heer, was bestaen te leysten op uwe genaiden, als van heren Geritz wegen van Heemskirck, also doch dat ich mit nauwer noit mit hoen gededingt heb, dat hie verhalden wille thent Palmen, ende ich versye my, dat asdan engheen langer doch te waruen en sail wesen, dessgelijchs salt oich 4) Een der grieven van hertog Arnold tegen de stad Nijmegen was, dat zij hem de vroeger beloofde dienst van G00 gewapenden had geweigerd (zie Nijhoff, Gedenkw,, 3de deel, bl. I,V!),
195 blijuen staen mit Robert van Drueten, dairomme mogen uwe gènaiden sich dairop besynnen. ach heb oich Gijsbert Pyeck geschreven, gelijch uwe genaiden oich my bevolen hadden, dat hie uwen genaiden te lieue enen schicken woulde bj heren Gerit, also dat hie des te vreden moicht warden, wat hie dairynne sail willen doin , des en weet ich nyet. Vort, genedige heer, als vander namen, die tot Batenborch is ende genomen op uwer straten , deden uwe vriende bj goitduncken der ridderschap ende der stede schrijuen aen den alder van Batenborch, die darop antworden; dat hie nyet wale komen en dorst noch vyt sijnre stat trecken, omme dat hie voele besorgt is, also dat my dunckt, dat dair van buten uwen genaiden seine, nyet voele vytdrages geschien en sail, want die ridderschap ende stede seggen, dat uwe genaiden hir aff komen ende bestaen dat te keren, sij willen v bystendich wesen, ende doin dat sij schuldich sijn te doin. Nyet meer sonderlingx op dese tijt vurs. dan onse lieue ]leer Got uwe genaiden onimer langliuich ende gesop t bewaren wille, ende my op ellich punt vurs. uwen wille ind rneyninge doin schrijuen, dairnae will ich my gerne inden besten richten als mogelicli is. Geschreuen tot Nymegen des gudesdaiges post Reminiscere. Vort, lieue genedige heer, begeerden die ridderschap ende stede van my, dat ich uwen genaiden schrijuen woulde jnder formen, als sij my een cedell lyeten hoeren, also docht my, dat dat nyet wale te weggeren en stonde, want ich verstond , dat sij v dessgelijchs oicli schrijuende warden, also begeerden ich een vytschrift der cedulen, die sij my deden mit hoirs schrijuers hap t, ende die selue cedell seynde ich uwen genaiden vort, omme v inden besten dair nae te richten, ende als my dunckt, so achten sij die saicken seer kort; vort gesonnen uwe vriende vauden Cleefschen , dat sij sich des huyss nyet en onderwynden ende hoir hant dair aff deden, dairop antwerde die Cleefsche, dat hoer heer des in sijnre
19 bant nyct en bedde, dair nae moegen sich uwe genaiden oich te vorder weten te richten. Johan Schelart van Obbendorp, ridder. Zonder opschrift.
Hertoge van Gulich ende van Gelre, ende greue van Zutphen. Gude vrunt. Also gi ons nu geschreuen hebt van den huze the Zande, so en weten wij onsen neue van Virnenborch op dese tijt nyrgent bij der bant te vynden, also inoechdy omme dat verlengnisse an Arnt van IIeinbergh besien, ende inoch des dair nyct geschien, so bestelt dat Roloff vander Hantart, onse borchgreue tot Nymegen, die neeste vier dage na desen sonnendage in den dorpe tot Reyssewich also storck Legge, dat hi verhoeden moege, dat Baer en bynnen dat huys te Zande van den Cleeffschen mit prouande, bussen noch gheyne saken gestarkt en veerde, ende dat den huse oich also lange gheyne schade en geschie, gelych als dat voir verdedingt is, ende terstont na den vier dagen sail hi der huyss tot ons. behoeff gesynnen; macht hem nyet werden, so sail hi alsouoirt mit den gaptzen clockenslage dair voir trecken , ende oich dair blijuen liggen bis wij onsen wille dair van hebben, then werde dan anders gevuecht. Hir na weet v te richten. Gegeuen tot Ilamborcli des manendaeges post Jubilate. Opschrift. Ain Gysbert van Illckeren, onsen lieuen raet ende oeuersten rentmeester ons. lande van Gelre.
Hertoge van Gulich ende van Gelre, ende greue van Zutphen. Gude vrunt. Wij werden, offt Got wilt, in des. neester weken, mit namen nu ende neeste satersdage tegen den
197 auont, onse vriende tot Nymegen schickende bij een deelt van onsen ridderen ende knechten vyt eiken hovnick ende bij onsen vrienden onser vier hoeffsteden, gelijck wij hoen daeronime hebben doin schrijuen, als omme Martz huyss van Lyenen ende dat blockhuys bij Rauensteyn op te slaen, na den dat gi ons oich laitste dair aff screefft; also wilt op die tijt oich dair sijn ende brengen die copie mit v van den verbonde tusschen onsen neue van Cleue ende ons 1), opdat men sich te bet dair na richten moege. Gegeuen tot Haniborch op den sonnendach Jnuocauit. Opschrijft. Ain Gysbert van Nekeren, onsen lieuen ragt, ouersten rentmeester onses lande van Gelren.
11. VERGADERING. 25 MEI 1850. Bestuur. Benoeming van Commissie. Bibliotheek. flrchief der stad Schiedam. Gebreken der steden van Holland 4418. Ferdinand .1 en Karel V aan Maria van Henegouwen 1337.
Bestuur. Benoemd tot lid van het Bestuur, jhr. mr. B. J. L. de Geer, werkend lid des Genootschaps, buiten-. gewoon hoogleeraar in de regten aan de hoogeschool te Utrecht. Commissie voor het tweede Nederlandsch taalkundig congres , te houden den 16 Sept. 1850 en volgende dagen binnen Amsterdam. Benoemd van wege het Bestuur des Genootschaps de heeren mr. Schuller tot Peursum , jhr. Rethaan Macaré en jhr. mr. van Asch van Wijck. Bibliotheek. Ten geschenke ontvangen: Van den heer jhr. G. Hooft te Utrecht. Handelingen van het Nederlandsch congres , gehouden te Gent den 26, 27, 28 en 29 Aug. 1849. Gent 1850. 1) Zie over dit verbond , het welk den 22. Julij 1423 werd bezegeld, Gedenkvv., deel IV, bl, X.
Nijhoff,
198
Archief der stad Schiedam.
De heer mr. A. Vernede ,
secretaris van Schiedam, deelt omtrent het archief der gemelde stad het navolgende procesverbaal mede: In den jare achttien honderd zeven en twintig, den acht en twintigsten Junij, hebben wij, burgemeester en wethouders der stad Schiedam, ter voldoening aan de aanschrijving van den heer gouverneur dezer provincie van den 2deu bevorens
N°.
-A923 , nagezien de archieven dezer stad ,
zooals dezelve zich bevinden in de charterkamer in de kas van genoemde burgemeesters kamer ten stadhuize, en hebben uit den staat van dezelveu opgemaakt de volgende beantwoording der vragen bij voort. aanschrijving gedaan. 1°. Dat er geene andere verzameling van archieven bestaat als van stadswege ten stadhuize, zijnde er geene zoodanige verzamelingen van voormalige of nog aanwezige collegiën, corporatiën, kloosters, abdijen enz. binnen deze stad aanwezig. 2°. Dat de verzameling van stads wege zich bevindt in de charterkamer ten stadhuize in kassen , en in de kas van de burgemeesterskamer in drie dooien, gemerkt A. B. C. Dat het lokaal geëigend is voor de bestemming, en de noodige voorzorgen ter voorkoming van brand of andere schade in acht zijn en worden genomen: °.
Dat de archieven staan onder opzigt van den stads
secretaris. 4°. Dat de archieven, voor zoo verre die aanwezig zijn, zich in goeden staat van orde bevinden. 5°. Dat er geen inventaris
is
van de archieven ter char-
terkamer berustende, doch dezelve bevonden zijn te bestaan: A. De notulen van de vroedschap, alsmede van de na 1795 opgevolgde stedelijke besturen, beginnende met 25 April 1598. B. Notulen van schout, burgemeesteren, schepenen of
199 van de wethouders, beginnende 1 Januarij 1636 en gaande tot 1795. C. Notulen van het collegie van burgerneesteren en gecommitteerde vroedschappen, beginnende 1685 en gaande tot 1794. D. Memoriaal van burgemeesteren , beginnende 16 Aug. 1642 gaande tot 1795. (Ontbreken N°. 17 en 18 van 22 Maart 1717 tot 15 April 1726). E. Rekeningen van den thesaurier, beginnende 1599 en gaande tot 1647. (Ontbreken van 1602 tot 1608 en 1640). F. Rekeningen van den ordinaris thesaurier, beginnende 1648 en gaande tot 1794. (Ontbreken 1791, 1793 en 1794). G. Rekeningen ran den extraord. thesaurier, beginnende 1659 en gaande tot 1794. (Ontbreken 1689, 1706, 1791, 1794). 11. Kerkelijke resolution in éénen band, beginnende 17 December 1566. I. Keurboeken, beginnende met 1572, voorts missiveboeken, registers van acten en certificaten, niet compleet. K. Een band, waarin verscheidene authentieke copien van privilegien, octrooijen en handvesten der stad Schiedam, waarvan het oudste is van den jare 1271. L. Zes banden, zijnde eene beschrijving der stad Schiedam , waarin zijn gevoegd de handvesten, privilegien, octrooijen, regten en vrijheden, mitsgaders ordonnantien, resolutien, plakaten, verbindtenissen enz. der stad Schiedam. Deze beschrijving, door de stad aangekocht in den jare 1780 van den oud-burgemeester der stad A. Vink , is zeer uitgebreid, en maakt melding van zeer vele stukken, uit andere schrijvers of verzamelingen getrokken of overgenomen, doch bevat geene origineele noch authentieke stukken. De drie doozen, staande in de kas in de burgemeesters kamer, bevatten.
200 Doos A. Verschillende octrooijen der staten van Holland,
beginnende Maart 1601.
Doos B. Koop- en transportbrieven ten behoeve der stad Schiedam , beginnende 29 Sept. 1691. Doos C. Leenbrieven ten behoeve der stad, beginnende 81 Januarij 1595; stukken betrekkelijk de heerlijkheid van oud en nieuw Engeland, beginnende 1415; stukken betreffende de heerlijkheid van Langebakkers Oord en Dijffelsbroek, beginnende 9 Julij 1736, en den aankoop van de tienden in Smalland en Oostbroek 1749 en 1756. In het jaar 1537 of, volgens anderen , in het jaar 1604 werd het stadhuis te Schiedam, toen van hout gebouwd, niet schier alle de daarin zijnde goederen, Bene prooi der vlammen, hetgeen de reden zal zijn, dat er geene oudere archieven te Schiedam bestaan. De heer Vernede zendt ons daarenboven een uitvoeriger inventaris der stukken, vervat in de dooien gemerkt Ltt. A. B. C.; daaruit blijkt, dat deze bescheiden grootendeels van ondergeschikt belang zijn , bij uitzondering misschien van: Duos A. N°. 1. Brief van Maria, koningin van Hongarijen en Bohemen, aan burg. en regeerders der stad Schiedam, over het leveren van Benige oorlogschepen en verder materiaal 1557. N°. 2. Resolutie der regering van Dordrecht omtrent de vrije vaart door de kille van Bonaventura. 31 Dec. 1599. N°. 6. Overeenkomst tussehen Dordrecht,
Delft ,
Rot-
terdam, Schiedam en de Brielle omtrent het uitrusten van 7 oorlogschepen. 13 Maart 1652. N°. 19. Verschillende stukken en resolutien, betreffende de Waalsehe gemeente te Schiedam. 1708-1709. N°. 35. Verschillende stukken en bescheiden betreffende een geschil tussehen de leden der Luthersche gemeente te Schiedam. 1760-1769. N°.
43. Ontwerp der Schiedainsche burgermaatschappij,
201 onder de spreuk : hoor voorbeeld aangespoord. 26 Oct. 1779. N°. 46. Missive van A. Vinck Jr., houdende dankbetuiging voor eerre hem toegelegde jaarlijksche gratificatie van f 200 voor zijne beschrijving van Schiedam. 12 Febr. 1788. N°. 51. Rekwest van J. Mongan en onr. C. J. Bosschaart om intrekking van zekere conventie tusschen de meerderheid van de leden der vroedschap van Schiedam op den 4 Nov. 1782 aangegaan. 15 Maart. 1786. N°. 52. Schotschrift op de onderlinge conventie van de vroedschap der stad Schiedam omtrent het bekleeden en verdeel ign van ambten en bedieningen. 26 Maart. 1786. N°. 84-56. Publicaties van prins Willem V., houdende redres op de klagten en bezwaren van sommige burgers en ingezetenen van Schiedams over de gedragingen der regering, benoeming en aanstelling van eene nieuwe vroed. schap en verdere magistraatspersonen, de oprigting eener nieuwe schutterij en het reglement daarvoor. 29 Oct. 1737. N°. 61. Missive van prins Willem V. omtrent het regt verstand der publicatie van 29 Oct. 1787, betrekkelijk de daarbij vermelde verklaring, af te leggen door stedelijke en kerkelijke beambten. 23 Febr. 1792. Boos C. N°. 1. Verschillende stukken en bescheiden betreffende de heerlijkheden van Oud- en Nieuw Matenesse en het huis te Riviere. N° . 2. Verschillende stukken en bescheiden , betreffende de heerlijkheden Nieuwland, Kortland en 's Graven. land en Kethel. N°. 8. Verschillende stukken en bescheiden , betreffende de heerlijkheden Langebakkersoord en Deyffelsbroek. N. 4. Verschillende stukken en bescheiden, betreffende de heerlijkheid Oud- en Nieuw Engeland. N°. 5. Twee verleibrieven van de heerlijkheden Portugaal, Permis en Hoogvliet. VI. J.
14
2 ^ ^
Dit sijn alsulke gebreke als die stede van Hollant ouerge• genen hebben tot Woudrichem, XXIIJ dage in Januari XIII.IcXVIIJ 1). Dit ist bidden ende begeren der goeder steden van Noirt Hollants, alse Hairlem, Delf, Leyden, Aernstelredamme, Goude ende Schiedamme. Jnden eersten, dat onse lieue genadige heer ende onse lieue genadige vrouwe van Brabant ende van Hollant confirmeren elide bestagen willen mit horen brieuen alle bantvestene, brieue, preuilegien ende rechten, die de steden ende lande van Noirthollant hebben vanden voirs. onsen genadiger heer ende vrouwe ende van horen voiruorders, grauen ende grauinnen van Hollant, te houden ende te startren jegens enen ygeliken. Jtem dat een ygelic rechter of dyenre inden lande van Hollant sal ten heyligen zweren enen ygeliken recht ende vonnisse te doen, eer hi enigen dyenste aentasten of bewinden sal te regieren. Ende dien eelt sal hem stauen die oudste vanden raden der stede flair hi dyenen sal, ende inden dorpen die oudste vanden scepenen. Jtem wairt sake, dat enige van onsen ondersaten in onsen lande van Hollant gevangen worde, dien salnren verborgen naden rechte. Ende wairt dat him des niet gebue• ren en mochte, so hebben wij geoirlouet ende oirlouen allen onsen baenrodzen , ridderen , knapen, steden ende anders allen onsen ondersaten, dat zij dien houden mogen te rechte, ende dat onrechte samentlic hulpen wederstaen, sonder misdoen jegens ons ende onser heerlichede. Ende die rechter, die dat recht weygerde, die en soude after dien tijt gheen recht of dyenste van onser wegen doen of voeren tot genen dagen. Jtem dat en geen poirter onser goeder steden voirn. 4) Deze woorden waren op den rug van dit voor de geschiedenis van dat tijdperk zeer belangrijke stuk geschreven.
203 nergent enigerhande ongelt en sal gelden van sinen goede, wair die inden onsen gelegen sijn, dan binnen der seluer onser stede dair hi poirter is, van enigen saken, hoe die genoemt sijn of zullen worden, wtgenomen van dijckaidzen, slusen ende dier gelike. Jtem noch is der goeder steden begeren van Noirthol: lant, dat onse lieue genadige heer ende vrouwe van Brabant ende van Hollant willen bliuen in horen lande van Hollant, ther tijt toe dattet lant bet in rusten geset ende g ecomen sal wesen. Stem vanden gelde, datmen nu an lonen sal langer dage te hebben, het sij IIIJ of V jaren , of dair omme trint, wantet geit zeer quaet sal wesen te krigen ouet. mits dat die steden ende lande zeer belast sijn. Jtem sale geit, dismen onser genadiger vrouwen scut• dick is van horen beden ende die dage of toeconiende sijn , voirt wt te setten ende te verlengen ther tijt toe dat tvoirs. geit betaelt sal veesen. Jtem so begeren die steden, dat die lande van Brabant ende van Henegouwen mede hier toe gelden, want sij also wail onser genadiger heren ende vrouwen ondersaten sijn als Hollant ende Zeelant. Jtem, oft zake, wair dat mijns heren hertoge Johans van Beyeren gebrake voir den lesten dage der betalinge vanden gelde, dat men nv an lonen zal, dat die steden ende lande dan voirt ane quijt ende ontslegen wesen mochten van dien toecomenden dagen. Ende des gelijcs, wairt dat mijnre genadiger vrouwen voirs. gebrake voir den lesten dage sonder blikende geboerte after te laten, dat wij des gelijcs dan oic verdragen wesen mochten. Ende, wairt zake, dat onse lieue genadige heer ende vrouwe van Brabant ende van Hollant den gueden steden ende lande van Hollant gheuen ende zegelen willen sulke hantvestene, als zij voir begeert hebben , ende oick dese 14*
204
voirs. punten doen willen , so sijn dese voirn. steden mit hoirre wijshede, vroetscippe ende rijchede ouerdragen, dat sij dan die hondert dusent nobelen gheerne mede gelden willen ende lonen, elke stede tot horen aendeele toe, also hein dat bueren sal, voir hem seluen ende voir nye• mant anders, op dat alle die ghene, wie zij sijn, die gegoedet sijn inden lande, mede gelden , in wat stalen dat sij staen, gheestelic of wairlic. Dit is tbegheren der stede van Harlem. Eerst dat onse genadige heer ende onse genadige vrouwe der stede van Haerlem hantuesten geuen willen voir hem ende voir horen nacomelingen, dat zi alle jair op sinte Ambrosius dach zetten willen zenen scepen, ende die soepen te bliuen een jair lane sonder te versetten, ten waer datter enirh binnen zenen tiit ofliuich worde, dair sonde men dan enen anderen voir setter jn des doden stat dien tiit wt bliuende. Ende so wie tot scepen gecoren sel wor-
den , sol oudt wesen XXVJ jair of dair en bouen, ende nyemant naerre van maechscappen jnden recht te samen zitten noch te comen dan recht after zusterkint of dair beneden. Voirt dat zi der stede van Harlem gunnen willen, dat si die rade vander stede selue kiesen moghen, alle jair tson• nendages na sinte Ambrosius dach ende een jair durende als voirtiits costumelic plach te wesen, sonder die graeflichede hein des yet te bewinden. Jtem, want die graeflichede voirtiits in eenre hantuesten oirlof gegeuen hebben den scepene van Harlem nuwe geboden ende statuten te maken metten rade ziins scouten tot enen haluen jare of tot enen helen durende bi horen Bede datter meente of der meerre menye oirbaerlic is, ghehou• den die graeflichede hem dair in hoirs rechts, so hebben wii hem vorder gegeuen, dattet scoute, scepenen ende rade bi consent raet ende toeseggen vander meester menye, die in onsen gerecht van Harlem geweest hebben, doen sullen
205 in alre manieren als voirscr. staet, of die koer of nuwe gebode en soudp gheen stat houden noch van gheenre waerden wesen. Jtem dat onse ghenadige heer ende onse genadige vrouwe voir hem ende voir horen nacomelingen der stede van Harlem gunnen wouden , dat zi die ghifte van onser kerke voirt an, alst verschinen sal, nyemant geuen en willen, hi en sel hem verbinden wonachtich te wesen ende te bliuen binnen Harlem also lange als hi leeft. Dit is alsulc begheren als die stede van Delf mit haere alingher vroescap ende gheinienten ouerdraghen sijn. Eerst so begheren sy, dat die vroescap mit die rijcheyt van Delf, dat js te verstaen die voir twe hondert pont int scot staen ende daer bouen, kyesen sullen vier burghermeesters, der stede guede te regyeren, alle jaer vp den Meye dach een jaer duerende, na inhout onser hantvesten , ende die burghermeesters voirs. binnen twe jaeren niet weder te dienen, des so sellen die vier burghermeeesters, die dan of gaen sullen, dese vroescap ende rijcheyt voirs. elc eden by sinen ede, dat si vier burghermeesters kyesen sullen, die nvtste ende oirbaerlicste siju der stede na hoere vijf sinnen. Jtem een hantvest, die ons onse heer louede doe wy hem laetst hulden, dattet gherecht enen scout van Delf eden souden als hi eerst scout worde , enen ygheliken recht ende vonnesse te doen na sijnre vijf sinnen, so wye des begheren sel. Jtem so wie die oude kers van Delf gegheuen wert , dat die persoenre te Delf sijn woenstat houden sel so langha als hi leuen set. Die stede vander Goude begeren an haren genadigen heer, dat sij mogen houden lantpoirters binnen een mile ommegaens der seluer stede , behoudelic een ygelic heer off
206 ambochts heer sijs recht , wantet tuinen genadigen heer ende der stede vander Goude grotelic mede gaen sal om des quaets lants wille, dat daer omtrent gelegen is. Ende des soude mijn genadige heer van eiken lantpoirter voirs. hebben elcx siaers J Hollantsc. stilt, ende die stede J stilt. Voirt so bliuen die stede vander Goude biden twien punten daer dander guede steden bi bliuen. Dit sien alsulke poynten als die stede van Scyedamme
begherende is. Jnden eersten, dat men alle jaer opten goeden vrydach dat gherechte vander stede, Bats te verstaen die burgermees-
ters ende scepenen, setten sel, eiide nyemant an een son• der middel langher an den gerechte te wesen dan een jaer. Ende die burgermeesters sullen vander stede wegen hebben, ghelijc den scepenen , der stede cledingen ende niet meer. Voird soe sullen die burgermeesters, kercmeesters ende gasthusmeesters ghenomen ende ghecoeren worden opten dach voirscr. vanden seuen oude scepenen ende van den seuen nyewe scepenen ende vanden ouden burger-. meesters, die dan af gain, bi hoeren cede totter stede pro. fik ende orbaer. Jtem soe sel die rechter alle breieken, die men binnen der stede sculdich is te berechten, binnen jaer ende dage aenspreken ende berechten , na dat die ghesciet sien, of men sel daeren tendeij der vry ende quijt of wesen. Ende jn allen stucken voirscr. is te verstaen, behoudelic den bailiu lijn beuelinge ende recht, die nv ter tijt bailiu is, op datt nyemant hier bi vercort en worden sonder enich arghelist.
Hoghe, edel, wailgeboren vorst , lieve, genadige heer, v ende uwen edelen, hoghen , wisen raedt. Jc
hulperen gecomen is vanden huyse tot Muyden, tot Oest-
207 huysen binnen der graeflijcheit van
dat huys dat
mijne genadige vrouw van Brabant ende van Hollant mij beuolen heeft mit h , .......... dair mijn broeders ende mijn vrienden op wairen , aen gestormt ende gewonnen bij gescoten ende alle mijn goede ge-
nacht. Ende .
nomen ende hebben, mijn wijf aldair geuangen. Ende sij hebben oic
v arme ondersaten hoire coeyen,
hoir beesten ende hoir goet onthaelt bouen uwen vrede sinen hulperen voirscr., die hebben open•
ende
bairliken gelegen opten huyse tot Muyden in heren Jans slo
voir deze tiit binnen der vreden uwen armen
ondersaten bescadiget ende thoir genomen in ..... siin v viande ende ballingen der graeflijcheit van Hollant. Ende siin noch aldair gebleuen in uwe ....... mit een groet deel der luyden , die hem toe gecomen siin wt uwen lande wt steden ebde doir
bid u, lieue genadige heer,
oen Goidt ende om genade ende doir uwe groete edelheit dat
uwen armen ondersaten gesciet is bonen
uwen vrede ende bestant, rechten wilt, dat den ar ende bliuen mogen. Ende of ghij, lieue heer, bij uwer genaden mij starken wilt met uwen brie
omtrent geseten die luyde van uwer wegen te vangen ende te hecrachtigen ende den ghenen die
ende ge•
starct hebben aldair die hoir lid ende goet aen te tasten tot uwer behoef. Jtem soe plaich dit voirscr. dorp Oesthuysen heren Ghe• rifts ambocht van Heemskerc te wesen. Ende is ......... mijnre genadiger vrouwe van Brabant ende van Hollant gecomen , eer die tiit dat ghii , lieue g
vrouwen tot
ene wiue genomen hebt. Ende sij hebben goede haptuesten gecoft mit mijnre gena........ wel bezegelt , dat sij nummermeer vander graeflijcheit van Hollant, noch van miinre genad...... eruen virsceiden noch virureemt en sullen wesen , dair sij groet gelt ende goet aen te cost .. o....
208 16 TB.
De voorafgaande bescheiden zijn aan één ge-
hecht; van het laatste stuk is de regterzijde afgesneden. Oorspronkelijk.
Archief Buren. Schrijven van Ferdinand
1
en Karel V aan Maria van
Hongarije. Beide deze brieven , medegedeeld door den beer mr. J. Fabius te Amsterdam, zijn belangrijk wegens de geschiedenis der vroegere betrekkingen tusschen de Nederlanden en Denemarken. Ferdinand
I
aan Maria van Hongarije 1537.
Madame, ma bonne sear. Jay receu voz lettres du dernier de Decembre, et pour responce a jcelles premiers, quant au fait de Dennemarck et venue deuers vous du secretaire de Hamburg auec la charge de ses maistres pour la paciffication des affaires dud. Dennemarck, jay bien entendu tout ce que mauez escript dud. affaire, la responce quauez donne and. secretaire, doet, madame, ne doubte, aurez entendu ce que lempereur, monseigneur et frere, ma commande dud. affaire, et Ina dit de sa part le docteur Mathias Held; et veu que sa mate. pour luy sembler estre plus expedient, que led. affaire se deust traicter deuers moy, veant limportance dicelle, a le tout reinis sur moy pour meurement en aduiser, et determiner ce que trouueroye et verroye mieulx conuenir pour le bien de ses pays dem• bas et conseruation du droit de nostre bon cousin le due Frederich, a cause de madame nostre nyepce, sa cowpaigne, et que de pardela me deuoit estre enuoye laduis, poinctz et articles necessaires pour le bien et tuition desd. pays, afiu que en conformite de ce jest puisse conduire toutes chores a meilleure yssue et effect, et que a faulte de ce ne scauoye comme je deuoie fonder justructions aux commis, que desirez je enuoye, jay differe nous faire plus ample responce de ced. affaire, jusques a en auoir aduise, communicque et delibere auec led. due Frederick, auquel, coinme scauez, la chose touche grandement, ce quo ferny a
209
Passaw an XIIJ e de ce mois, ou aucuns princes se doiuent trouuer deuers moy et mesmes led. due Frederick, pour aduiser sur laffaire du Turc, dont apres vows escripray et aduertiray amplement de ce quen aduiserons et conclurons par ensemble auec toutes autres occurrences. Quant aux affaires auec leduc de Gheldres, je suis bien joyculx, madame, quilz so p t paruenuz a si honneste traicte de paix, mesmes que ce soit tant a lhonneur et aduentaige de sa ma te., comme jay veu par le sommaire extraict dud. traicte que nrauez enuoye, et, cornme dictes, les forces quil eust falu employer cello part, si les choses eussent continue en debat, viendront bien a point contre France, entant quil soit besoing. Au regard de laffaire auec ceulx de Maestrecht, lesquelz ny aussi nostre cousin le cardinal de Liege nont youlu condescendre, que lelecteur archeuesque de Colongne sentremeist du differend dentre eulx et ceulx de Brabant, jen suis marry et, suyuant ce que men auez escript, jau• ray regard awl. affaire, et ce quilz en vouldroient poursuyr plusauant en la chambre de 'empire , et tiendray main , austant que bonuement me sera possible, que ceulx de lad. chambre en facent selon que le desirez. Par autres voz lettres, madame, du penultiesme dud. Inois, jay entende de vostre jndisposicion , dont suis trendesplaisant, toutesfois, selon lespoir que par vosd. lettres ma• uez donne, que commancies a vous mieulx porter, dorst coafiees en Dieu en estre en brief audessus, jespere que de present ainsi soit, dunt auec tresgrant desir jattens en sauoir la verite, de quoy vous prie inadiiertir au plusbrief. Aussi, madame, que ne recois de personne des nouuelles ny occurrences de pardela, et que, quant les am• bassadrs . estans jcy men demandent, ne scat' quen deuoir respondre, et que eulx et les marchans les out trop plus tost que moy, dont nen puffs sauoir que par leur mogen, que ne
210 mest honneur, je vous prie tresaffectueusement, (non que vous mesmes en doiuerez prendre la paine), mais vouloir ordonner a certes a quelcunque, que je soie continuellement aduerty de tous occurans de pardela, afin que, comme la raison, jen soye plustost auerty pie les autres, veu que, comrne scauez, oultre le plaisir que ce me sera , jl ne pourra que bien conuenir pour le seruice de sa ma te., et bien de tous affaires, ainsi que les chases se offrent. Et surce, madame ma bonne seur, me recommandant tres affectueusement a oostre bonne grace, je prie Dieu vous doener la syenne auec saute et longue vye. De Vyenne, ce second de Feurier 1537. Get. `'re pray bon frere
Ferdinand.
Opschrift. Madame ma bonne seur, la reyne de Hongrie, Boheme etc., regente et gouvernante es pays deurbas.
Keizer Karel de y aan Maria van Hongarije, 1537. Madame , ma bonne seur. Postre cousin et nepueur le due Fredericq, palatin , a jey despeche exprescement pour me remonstrer, quit vous auoit nagueres escript et supplie ne faire traicte ou conclure aucunes tresues, surceance ou abstinence de guerre ou autre appoictement auec le duc de Hotsten contre et au prejudice du traicte de mariage dentre luy et madame , nostre nyepce, sa compaigne, surquoy luy auez respondu et escript, que ne vous voulies doresenauant plus mester de laffaire de luy et de nostred. nyepce, ains seullement aduiser ce que seroit expedient, bon, vtille et commodieux pour noz pays depardela, dont auies charge de nnoy, vous remettant du surplus au roy des Romains, monsr. nostre bon frere, lequel en auoit charge et resolution de moy; et que de ceste responce jl se trouuoit perplex, attendu led. traicte de mariage et ce quauons convenu par jcelluy , pour aquoy satisfaire de son conste jl sestoit mis la p nee passee, suyuant la charge
211 du conseillier ness e Cornille Scepperus, despeche par vous deuers nostred. frere et lay en tresgrans et jnsupportables fraiz, et auoit fait tout ce quen luy estoit pour leffect dud. traicte, nonobstant que jl eust pea faire lors honnerable et prouffitable appoinctenient, que pour non auoir succede les choses, comme jl esperoit, conforme aud. traicte, nestoit maintenant conduisable, et mesmes en procedant par les moyens auantd. auec led. due de Hofsten, ne requerant de lobseruance dud. traicte et vous escripre surce, afin qui ny soit procede au contraire a son tres grand et euident prejudice. Et pource, madame ma bonne seur, que vous sauez et entendez, que je veulx obseruer et entretenir en• tierement tout ce que je traicte, et ta p t plus fauorablement en lendroit dud. duc et nostred. nyepce, scion que la raison et lhonnestete le veullent et convient a la cordiale amour queleur pourte, je vous pree austant affectucusement que je puffs, suyuant ce que desia vous ay escript sur l'aduertissement de nostred. frere, et aussi du docteur Mathias, y auoir si bon regard , que nosd. neueur et nyepce cognoissent en ce, comme en tout le surplus, ma volente et affection, et que non seullement veulx entretenir et complir ce quay traicte, mais aussi memploier en tout ce que sera pour leur honneur, estime et bier; car, comme je vous escripuiz, ... le partement dud. docteur Mathias, sa charge touchant les affaires de Dennemarque, tant deuers nostred. frere que led. due, estoit pour aduiser, se pourroit trouuer appoinctement conuenable taut pour nosd. neueur et nyece que pour mesd. pays dembas; et que le tout se feit auec vostre participacion et bon aduis , et que a ceste fin ad• uertissies nostred. frere et led. docteur ce que vous en sembleroit, dunt, comme tous deux jlz moat escript, jls nont eu nouuelles quelconques de vous, que nous suppasons soit este pour les pesans affaires quauez en par• deli, et me ferez tresagreable plesir me respondre et aduertir
212 de tout ce que concerne cestuy effaire et le dernene dicelluy pardela, et en haulier tout le conteutement possible a nosd. nepueur et niepce, et bies saichant la bonne volente et affection que portez a tous deux , oultre ce que sommen tenu, ne me semble besoing le vous recommander dauaii• taige. A taut , madame ma bonne seur, nostre S r. vous doint voz desirs. Escript a Vailladolid le XVIIJ e. de Jung 1587. Get. Vre bon frere Charles. Opschrift. A madame ma bonne seur, la royne, douagiere de Ilongrie, de Boheme, regente et gouuer. en mes pays deurbas. 12. VERGADERING. 8 JUNIJ 1850. Arieuwe leden. Bibliotheek. Correspondentie. Iets naders omtrent Jan de Knuyt enz. Anna Maria Schuurman. Grafnaald van Chr. Pulmann te Soestdijk. Brief van Philips II aan den bisschop van Middelburg, 1561, en aan hertog Ernst van Grubenhagen, 1567. Nieuwe leden. Benoemd tot werkende leden jhr. mr. M. C. Paspoort van Grijpskerke, R. 0. N. L., burgemeester der stad Middelburg, en mr. 11L Verbrugge , R. 0. N. L., procureur-generaal bij het provinciaal geregtshof van Zeeland. Bibliotheek. Ten geschenke ontvangen : Van den heer F. A. Snellaert te Gent. Handelingen van het Nederlandsch congres , gehouden te Gent den 26, 27, 28 en 29 Augustus 1849, Gent 1850. Van den heer mr. W. J. C. van líasselt te Amsterdam. Vianden de oudste bezitting der graven van Nassau in het groot hertogdom Luxemburg , door den zel yen , Amst. 1850. Van den heer jhr. F. A. L. Ridder van Rappard te Utrecht. Uitgezochte politieke geschriften , 1742---1801, 5 deelen, h. e. b. Correspondentie. De heeren rapporteurs voor de provincie Noord-Holland en voor de leden in het koningrijk Bel-
218 gie, deelen mede eene missive van burgemeester en wet• houderen der stad Haarlem, ged. 6 Junij 1850, eene missive van den heer F. A. Snellaert, ged. Gent 21 April 1850, en eene missive van den heer F. van Dijcke , ged. Brugge 7 Junij 1850. 1°. Burg. en Wethouderen der stad Haarlem berigten, in antwoord op een schrijven van het Bestuur des Genootschaps d.d. 19 April 1.1., dat de stedelijke raad in zijne op den 5 Junij gehoudene vergadering heeft besloten , gevolg te geven aan het verzoek des Genootschaps, en alzoo de uitgave van den chronologischen inventaris van het ar* chief van Haarlem , door den heer rnr. J. L. de Bruijn Kops met zooveel zorg bewerkt en loopende van 1245-1531, (zie Kronijk , 1849, bl. 444) voor rekening der stad te doen plaats hebben. Zij vleijen zich , dat hiermede aan de bedoelingen des Genootschaps zal zijn voldaan, en beloven zich van deze onderneming, voor de kennis der geschiedenis van ons vaderland, in het algemeen, en voor die der stad Haarlem in het bijzonder, de schoonste uitkomsten. 2°. Bij de aanbieding der bovengemelde Handelingen aan het Genootschap , zegt de heer Snellaert omtrent het gehouden congres. — »liet was eene eerste proeve om aen de literarische werkzaemheden van Noord- en ZuidNederland die eenheid te geven, welke onder volkeren van ééne spraek noodzakelijk is, ten einde tael en letterkunde in al de volheid waer ze voor vatbaer zijn , ontwikkeld worden. Most deze gedachte algetneenen weêrklank vinden, gelijk trouwens de aenkondiging van het tweede feest binnen de hoofdstad van Noord-Nederland voorspelt, en ook het geleerde Utrecht eens binnen zijne cingels al de Nederlanden, in het belang der gemeenschappelijke tael en letteren, vertegenwoordigd zien." 3°. Onder dankbetuiging voor de bekomene inlichtingen betrekkelijk jonkheer Johan de Knuyt , ridder , heer van
214 Vosmaer (zie Kronijk 1850, bl. 122) vestigt de heer v. Dijcke de aandacht op zijn in het licht te geven werk, door toezending van een prospectus, getiteld : Recueil heraldique avec des notices généalogiques et historiques sur un grand nontbre de families nobles et patriciennes de la ville et du franconat de Bruges. Iets naders omtrent Johan de Knuyt, ridder, heer van Vosmaer. De beer Paspoort van Grijpskerke te Middelburg deelt omtrent dezen mede, dat, blijkens het doopboek der hervormde gemeente van Middelburg, de genoemde Johan de Knuyt aldaar is gedoopt op den 6. Maart 1587, komende in (lit boek het volgende voor: Johannis filin g Laurentis de Knuyt, testibus Antheunis Tenijs et Leonora Coeimans. terwijl uit het register der dooden van diezelfde gemeente
blijkt, (lat deze persoon te Middelburg is begraven: Den 17. December 1654 is begraven iii de nieuwe kerk Johan de Knuyt. Anna lllaria Schuurman. De heer Opperdoes Alewijn van Hoorn, in de vergadering tegenwoordig, vertoont aan de leden eene keurige en rijk bewerkte tasch, vervaardigd door de hand dezer beroemde vrouw en door haar ten geschenke gegeven aan den heer Dirk Alewijn te Amsterdam, die gehuwd was met Maria Schuurman, hare tante. -- Na verscheidene bijzonderheden dezer vrouw te hebben medegedeeld, kwam het den heer A. niet onbelangrijk voor, om hier ter stede, alwaar zij geboren was en langen tijd had gewoond, nasporingen te doen omtrent welligt nog onbekende bijzonderheden van haar leven. Grafnaald van Christoffel Pullmann te Soestdijk. Toen in de maand Julij 1787 het slot te Soestdijk, hetwelk door den prins van hessen Darmstad bezet was , door de patriotten werd overvallen , verkoos Christoffel Pullman, op een der voorposten gesteld, liever het leven te verliezen,
215
dan zijne wapenen aan den vijand overtegeven. Op de plaats, waar deze dappere sneuvelde , is eene misvormige houten grafnaald opgerigt, welke weinig in evenredigheid staat met de daad, die men hierdoor openlijk heeft willen vereeren. Iiet is oni deze reden, dat de heer Alevvija aan het Bestuur des Genootschaps in overweging geeft, op eene of andere wijze pogingen in het werk te stellen , om dit monument door een ander , b. v. van steen, te doen vervangen , hetwelk meer tegen de vernietiging bestand zoude zijn en ook beter aan het doel der eerste oprigting zoude beantwoorden. — Men besluit dit voorstel in nadere overweging te nemen. Brief van Philips II honing van Spanje aan de Castro den nieuw verhoren bisschop van Middelburg, 1561. Medegedeeld door den heer Rethaan Macaré. Le Roy. Reverend, chier et feal. Ce nous a este vng singulier contententement dentendre que vous serez mis en possession de - re eueschie mesmes avec demonstration de tart de bonnes vouluntez de gens de biera. Et oires que nous nous tenons pour bien asseurez, que vous ne faillez ny faul• drez au debuoir de bon ministre spirituel , selon la confidence que nous avons de vre doctrine, vie exemplaire et bonne diligence. Si ne pouons nous contenir de vous tes• moigner par ceste le plaisir que ce nous sera de congnois• tre par effect, que noz subiectz en puissent recepuoir le fruict conforme a rare espoir a honneur de Dieu et salut de leurs ames, Enquoy vous serez toujrs assiste et correspondu de nre part comme en chose qui pluez que toutes aultres nous est a coeur. Par ou voos survenant quelques dificultez, et esquelles il soit besoing que nre authorite entreviegne, vous nous en pourez toujrs librement aduertir, ou nre bonne soeur la ducesse de Parure, et ny aura faulte que tout lordre requis ne sy donne.
216
Reverend chier et feal, sire Sr . voos ait en Sa sete garde. De Madrid le 17 de Mars 1561. Lager Courtewille. Get. Philips. A reverend pere en Dieu, nre chier et feal leves• que de Middelbourg. Recepta V mensis Aprilis ao 62. Volgens het oorspronkel ij ke. Brief van Philips II, koning van Spanje, aan Ernst, graaf van Grubenhage 1567. »De gouvernante", zegt Bor, I. d. ge boek , bl. 133 , »brieven van den koning gekregen hebbende, dat sy in Duitsland volk gereet soude doen hou• den , en hier van binnen sterk naaken, om alle de eenslagen vande secretarissen te niet te brengen en die tot gelegender tijt te doen straffen, heeft aan verscheiden heeren in Duitsland, den coning toegedaen, geschreven om volk op te nemen en gereet te houden , als te weten , van hertog Erich van Brunswijk, den hertoge van Lunenborg, Grobbenhagen, Hoist en anderen, mede aan de palsgrave:' Het antwoord, waarbij deze laatste, die de hervorming toegedaan was zich verontschuldigde, vinden wij bij Bor ter aangehaalde plaatse vermeld. Welk antwoord de hertog van Grubenhagen aan de hertogin van Parma heeft gegeven, is uit den inhoud van den navolgenden brief van Philips II niet twijfelachtig. Het alhier medegedeeld afschrift bevindt zich onder de papieren van Buren , en de historische belangrijkheid daarvan behoeft geene toelichting. Copia. Ahn hertzogh Ernst von Grubenhage. Souild dan belangt was E. L. wie abgemelt bey geduchter vnser freundtlichen lieben schwester vnd statthalterjn, der hertzogin von Parma dese vorbehalts der religion der Augspurgisehen confession halben angebracht , gesucht vnd bedingen wollen, dauon vns dan jr liebe darauff geantworttet cigentlichen bericht gethan seidt E. L. nicht
217 allein albereidt vnl vor diesem durch jhr lieb jn sollichem fall aller gelegenheit vnd vrnbstende, so gemelter ecopo• rung vnd rebellion als vnsers gemuets, vnd dan jrer ju solchem fall behórender vnd schuldiger gebur halben aus• fuhrlich vnd der notturfft each verstendiget, erinnert vnd entschieden worden, vnd haben noch daruber den grundt vnsers billichen, notwendigen , zugelassnen vnd vnuerweisslichen vorhabens aus beigelegter abschrifft gnugsainb zu erkhennen vnd zu erwegen, sonder werden sich auch, zweiffels ohne, jrer gewontlichen bescheidenheit vaal vffrechten, gleichmessigen verstandt Hach, selbst woll vnd vernunfftiglich zu entsinnen vnd zu berichten wissen, das durch solch vnser vorhaben vnd erforderung e. 1. dienst plicht, derselben ja deren reuersalien gethanen vnd von vns zu gelassenen vorbehalt, mit dein weinigsten nicht zu wieder gehandlet, noch e. 1. sich desshalben cuss zu ziehen vnd vns jre dienstleistang zu weigern vhrsach hat; dan ob woll e. 1. durch jre reuersalien vber etlithe andere tienante personen, jr auch jnsonderheit die religion der Augspurgischen confession dawieder fur jre person nicht zu dienen, ja alwege vorbehalten haben, so wurdet doch durch ein sollchen e. 1. vorbehalt auss• truckentlich vnd gnugsamb fursehen, bedinget vnd vermeldet vnd demselben nachfolgende bescheidenheit vnd distinction einuerleibt, nemblich, das solliches anderer gestalt nicht als allein vff den fahl, da wir jemandt der jenigen, so von e. L also ausstrucklich benennet vnd vorbehalten worden, thadtlicher vnd feyentlicher weise angreiffen vnd befehden warden oder wolten geiten vnd ge. deudet werden solle, also das e. 1. alsdan wieder die celben eigner person zu dienen nicht schuldig noch pflichtig; dargegen aber vnd vff den fall, da wir vnd vnsere ange• horige landt vnd leuth von jernandt aus den vorbehaltnen feindtlicher weise angegritTen, beuhedet vnd beleidiget, VI. J.
15
21a vnd derhalben zu notwendiger jegenwehr gedrungen wurden, das e. 1. alsdan zu besehutzung vnd beschirmung vnser person, landt vnd leuthe wieder menniglich, nielnant aussgenhonnnen noch vorbehalten, so vns oder vnsere landt vnd leuthe , als gemeldet, angreiffen wurden , jrer bestallung genies zu dienen gehalten vnd schuldig sein , auch so viel den vorbehalt der religion der Augspurgischen confession belangt, das vnder solchem allein die stendt des hey. reichs Teutscher nation sollicher confession verwandt vnd Bonst kheine auslender, so dem h. reich nicht ohne mittel vnderworffen oder angehbrigh , verstanden, vnd furnemblich auch sollichos ether jn obgemeltem fahl der offenlion, da wir von dein jemandt angegriffen vnd beuhedet wurden vnd vns nottrengenlich wheren vnd beschutzen musten, statt haben solle. Dieweil sich nhun aus solchem clar vnd vnwiedersprech• lick erfolgen vnd befinden thut , das gemelter e. I. vorbehalt allein vff den fahl, do wir jemandt von den vorbehaltnen, sonderlich von der religion wegen, angreiffen vnd bekriegen, vnd kheines weges vff dem, wan vnd do wir mit vnser, eignen vnderthanen was zu thun haben oder vns wieder die jeuigen, so vns angreiffen vnd beleidigen wurdten, es seien gleich stende des heyl. reichs oder andere vnd ausslender , vnd vmb so viel desto weniger, do wir vns wieder vnserer vnderthanen , muetwilligen vnd vngehorsamen ge• valdt, sonderlich dieweil solche auss dem h. reich Teutscher nation nicht ohne mittel vnderworffen vnd zugehórig weren vnd beschutzen muessen , verstanden noch gezogen werden khan, vnd dan vnser vorhaben ju diesem fahl gar nicht dahin langet, das wir jemandt aus den vorbelialtnen feindtlich anzugreiffen vnd zu beuheden gemeinet seven, solider will allein damit vmbgehen , wie wir vnsere vffruhrische, vngehorsame vnderthanen wieder zu schuldiger gehorsamb vnd jn gebarende ordnung vnd
219 richtigkheit bringen mogen , nachdem offerbar vnd vn• Iauchbar, das nicht allein gemelte vnsere Niederlande dem hey. reich Teutscher nation nicht ohne mittel vaderworffen vnd angehorig, sonder auch albereit meniglich wissent. vnd landrichtig jst, also das es kheincs fernern beweisens mher bedarff, das etliche vnsere vnderthanen daselbst freuentlicher, muetwilliger weise, ohne alle gegebeiine noch rechtniessige vhrsach, sich wieder vns jren naturlichen, rechten herrn vnd von Gott furgesetzte, hochste obrigkheit als vngehorsame, eirit vnd Aflicht vergessige
vff•
rurer vnd rebellen mit der thadt auffgelainet vnd gesetzet, vnd solches noch teglichs vnd je langer je mher halssstarriglich thun, vnd vns, wie am tag, so mit eigner gewattiger enziehung vnserer gebuerenden noch vnd obrigkheit, als sonst jn viel andere ergerliche vnd lasterliche wege, feindtlich angegriffen vnd zum hochsten belcidiget haben , vnd solliches noch ferer mit ausslendischer gwalt vnd hulff zu thun vnd hinaus zu trucken , jn stetter vbung stehen, vnd also vns vnd nicht wir sei mit er-
stem angriffen , offendiret vnd belaidiget, vnd derhalben zu notwendiger, vnuermeidenlicher jegenwehr mit gwaldt dringen vnd zwingen thun , so hat e. 1. selbst vcrnunftiglich zuermessen vnd zu vhrtheilen (wie wir dan solliches zu jrer selbst vffrichtigen , freyen erkhandtnuss gesetzet haben wollen), da gleich die andere, obuermelten, austruck• lichen bedingungen jres vorbehalts dieses orts nicht furfiellen noch geiten, wie sie doch auch thun, das dannocht e. 1. vorbehalt vnd ausszuge zum weinigsten jn diesen zweien fallen vnd furnemhsten haupt puncten weder auff einen noch den andern wege nicht statt haben khan, noch billich darauff von e. 1. ge .... 1 ) werden solle , sonderlich dweil wir bissdaher nieinandt, daltegen aber wir albereit zum hochsten offendiret, beleidiget vnd mitt der thadt an1) In het afschrift waren deze woorden oningevuld gelaten. 1J*
220 egrifffen worden , zu geschweigen, das angeregter e. 1. vorbehalt jnsonderheit auch kheines weges vff vnsere eigenne vnderthanen , do sie auch dem hey. reich immediate vn• derworffen vnd zugehorig wehren , wie sie doch nicht seindt, jm fall der offentlichenn landtklrundigen rebellion vnd muetwilligen vngehorsambs, gedeuttet noch gezogen werden khan noch mag, vnd auch vns jn solchem fall das gebzirlich , notwendig remedium zu suechen vnd zugebrauchen nicht obgestrigkt , noch die hende gesperret werden sollen , jn sunderlicher betrachtung, vlas jn dergleithen tatlichen vnd gwaltigen rebellionen der vnderthanen, vors
gottlichen vnd weltlichen , auch aller volcker rechten ,
ciner jeder obrigkheit nicht allein noch zugegeben, sunder auch arnpts halben befehleii vnd aufferlegen, gleicher weise geburliches vnd gewaltiges einsehen zuthun vnd fur zunhemen, dieweil jre gutige vnd rechtliche wege jn solchen fallen nit alzeit angesehen werden noch stalt haben wóllen , auch jn gleichem fall khein stand des reishes, wie gering auch derselbige sich von sollichem gebuhrlichen einsehen af halten lassen wurde, noch jme billich von jeinandt anders zu thnn zugemuetet noch gerathen werden tuóchte, vnd derwegen auch e. I, vns zu zeziehen vnd die sachen wieder jn ein richtige vnd schuldige ordnung vud gehorsamb, es seye 'nit der gute coder gwalt, wie solches stadt finderr vnd haben mag , bringer ' zu helffen , sich zu weigern vnd zit wiedern gar kleine billige vhrsach hatt. Oerwegen vnd dein allein mach, so wollen wir vns noch malls zu e. 1, endtlich bestendiglich vnd vnzweiffentlich versehen vnd getrosten, sie solle vnd werde (vnangesehen das e. 1. vieleicht lurch verkherte, fridthiissige vnd aigennutzige leuthe, welche die billigkheit, rube vnd einigkheit jn die augen sticht, vnd, jrer privat passion nach, gern alles zerruttet vnd vmbgesturtzet, vnd derwegen auch e. 1. vnd alle andere vffrichtige, rechtliebende leuthe vom rechten vnd starcken
221' wegen abgeleittet sehen wolten , das wiederspiel vnd andere vngleiche ding mit vngrundt eingebildet vnd fur gemahlet werden mochten), jhrem hohen vnd gleichmessigen, guten verstandt vnd erbarn , vffrechten eiffer vnd gemuet nach , sich der billigkheit hierjnnen, wie sich geburet, zu berichten wissen , vnd von jrer bekhandten vnd beruembten bestendigkheit niemandt noch nichts abwenden, noch jn einer so lauttern vnd claren sach zweiffelhafftig machen lassen , noch das jenige disputirn wóllen , so offenbar vnd kheines probierens bedarff, sonderlich dieweil sie vnsers geznuets vnd befuegten, rechtmessigen vorhabens versichert, vnd wir dieselbige sonst kheines weges wieder die billigkheit noch jren ausstruckenlichen vorbehalt (dere wir dan , wie sie wissen , gaetwilliglich vnd ohne einzigh bedenckhen za geben haben , so wir doch , do vns anders zu geiuuet gewest , auch woll auff andere mittel richten mogen) zu dringen, kheines weges gemeindt seindt, vnd sonst die sachen allenthalben dahin richten , das wir wo muglich mit vnnotwendigen suechen vnd bedingen verscharet pleiben ino^en, vnd khein vngewohnliche vnd vns beschwerliche newerung jnden bestallungen eingefuhret werden, dieweil wir vns vnseres theils selbst jederzeit auch vielinahls mit vnseren nachteil
dessen
bissher enthalten, vnd hinfuran gleicher weise vngern
ei•
nige newerung furnhemen wolten, vnd wollen sich also e. 1. hierjn vnd sonst jn allem mit sollichen freundtlichen trewen , eyffer vnd ernst erzeigen als vnser freundtlich vnd vngezweiffelt vertrawen zu e. 1. stehet, vnser vorstehende not vnd gefahr vnd der sachen wichtigkheit, notturfft vnd gelegentheit erfordert vnd sie sich bisshero jederzeit vor andern bestendiglich vnnd rhumblich verhalten, vnd vns sonderlich mit jhren personlichen dienst nicht abstehen noch sich jetzs oder jemandts dauon abhalten lassen, nachdem wir vff e. 1. jegenwertigkheit jn allen zufallen-
2 v2 2 den sachen jres trewen rhats zu pflegen vnd vnss zege• brauchen haben, mher pawen, als vff jre reutter, ob wir gleich wolf berichtedt worden vnd zu sondern angenhemen gefallen verstanden Naben, das e. 1. fast gutte leuthe geworben vnd abn der handt haben solle. Daran beweisen vns, e. 1. zu sampt deme, das es billich beschicht vnd sie der ver• wantntiss, darmit sy ons zugethan vnd jrer bestallung nach zuthuen schuldig jst, einsonder freundtlich angenhem vnd Butt gefallen, vns die selb zu jedcr gelegenheit jn freundtschafft vnd mit allern geneigten willen wieder zuerkhennen. Wir haben auch albereidt ordnung vnd befelch geben, das e. 1. mit den furderliclisten jrer jungst den 10d". Nouembris des negst verschienen 66d 1 jahrs verfaltene pension vnd jahrgeldt der letzten dreg jarigen continuation erlegt eind bezalet, vnd e. 1. gar jn kurtze desshalben wo, wie vnd wan sie solche zu empfahen , aller bescheidt zugeschrieben werden , solle sick darnach haben zu richten , so wir e. 1. freundtlicher meinung nich wollen verhalten , vndt seindt derselben, wie afwegen, mitt sonderer geneigter freudtschafft beuorders wel gewogen. Geben jn vnser stadt Madrid am lesten dagh des monats January, anno 67.
18. VERGADERING. 22 JUNIJ 1850. Bibliotheek. Een vij/tal oorspronkelijke brieven uit het archief van Jtiateness$. Bibliotheek. Ten geschenke ontvangen Van jhr. mr. A. M. C. van Asch van Wijck te Utrecht. Archief voor kerkeliike en wereldlijke geschiedenis van Nederland, meer bepaaldel ijk van Utrecht, 4 t°, V°. deel. Utrecht, 1850. (vervolg op het Archief voor kerkelijke en wereldscha geschiedenissen enz., uitgegeven door wijlen den heer J, J. Doelt).
223 De prijs van ' elk deel van dit werk is in den handel berekend op /10 ; voor de leden echter van het Historisch Genootschap is elk deel voor den verminderden prijs van f 8 verkrijgbaar gesteld, Een vijftal oorspronkelfike brieven. Medegedeeld door den heer J. J. de Geer en behoorende tot de archieven van Matenesse. Minnelijke overeenkomst in eens oneenigheid tusschen Johan Persijn en de ingezetenen van den Zevang, behoorende onder het regtsgebied van den genoemden ridder. 1277. Julij 17. In nomine sancte et indiuiduae Trinitatis amen. Nos Johannes, Dei gratia Traiectensis electus , Arnelius, decanus maioris ecclesie Traicctensis, Stephanus, diuina gratia pre• positus sancti Petri, Wilhelmus , eiusdern gratia preposi• tus sancti Johannis, et llenricus, decanus sancti Saluatoris in Traiecto, singulis ac uniuersis tarn presentibus quam futuris, ad quos peruenerit illud scriptum, notum facimus et istarum testimonio litterarum simpliciter ac publice pro• testamur, quod de discordia, qué fuit orta inter dominum Johannem Persin, militem, ex una parte, et homines de Seuenuanc, sub dicti dominj Johannis dominio constitutos, ex altera parte , per consiliurn discretoruru et sapientum uirorurn, amicabilis compositio inter ipsos et ordinatio in• teruenit, ad habendum firrnam concordiain et perhennem. Ac ad inuicem subsequentes conditiones perpetuo promi• serunt a se et a suis posteris a progenie in progeniem ex utraque parte inuiolabiliter obseruare. Videlicet, quod do. minus Johannes hominibus antedictis omnem oíl"ensam suam et forefactum (forfait), quod commiserant erga cum usque ad hoc tempus , plene rernisit ac benigniter condonauit. Et ob hoc ipsi et eorurn posteri domino Johannj suisque
posteris tales redditus annuatihn a festo sancte Walburgis anni proximo affuturj persoluere promiserunt. Homines de Werder dabunt quolibet anno domino Johannj Persia aut suis heredibus, ipso prius mortuo, in festo beate Walburgis quatuor et decehn sol. Traiectensium denarioram legalium; jnde scultetus habebit decetn sol.; jn festo sancti Bauokikiis persolueat quatuor ^ et decem sol.; jade scultetus habebit deeehn sol,; ad festum beati lgartinj hiemale vi• ginti quatuor pro decima sua soluent. Homines de 1Yliddela dabunt domino Johannj aut suis posteris annuatim in festo beate Walburgis triginta sol. Traiectenses; jnde habebit scultetus trigtata denarhos; ja festo beati Bauonis debent persoluere triginta sol.; jnde recipiet scultetus triginta denarios ; ad festum beati Martinj hienhale quinlechit pro decima sua dabunt. Hontines de .Etterserre annuatim debent dare domino Johannj aut posteris eiusdem
in fcsto beate Walburgis triginta sol. TraiectPnscs; jnde scultetus recipiet triginta denarios; jn festo sancti Bauonis dabunt triginta sol.; jade scultctus habebit triginta den.; ad festum sancti Martinj hiemale quindecim pro decima sua soluent. Homines de Drei persoluent annuatim domino Johaimj ant heredibus ipsius in festo beate Walburgis triginta sol. Traiectenses; judo scultetus recipiet triginta denarios; ja festo sancti Bauonis dabunt triginta sol.; jnde habebit scultetus triginta denarios; ad festum sancti Martini hiemale decem 46' pro sua decikina largientur. Jn festo sancti Bauonis infra septenniuhn bis persoluent denarios de .Bottinbltert. Ad festum Omnium Sanctorum pensionem, que dicitur vronescoud, singulis annis persoluet villa quelibet, ut tenetur. Sculteti dabunt caseos et altilia, sicut prius soluere consueuerunt. Hoc addito, quod prenominati hotnines de Seuenuanc et posteri eorum singulis teiuporibus in personis proprijs ac expensis ad mansionem dominj Johannis Persin vel heredum suorum apud Ílelsere (Velsen)
225 denarios inernoratos pretaxato domino Johannj vel ipsius heredibus aut eorum legitimis nuncijs ad hoc constitutis finaliter presentabunt. Et si dicti homines de Seuenuanc denarios et redditus antedictos per maliciam sue (seu) frauderal aliquam optinerent nec soluerent, ut est dictum , in quolibet tempore prenotato, extunc ipsi, citatione et moititione non premissis, semetipsos, et posterf eorumdem.. liberain uoluntatem ipsorum exconnnunicationis sententie subiuga• runt, aliquo iuris beneficio non obstante; et postquam in sententia per spacium duorum mensium permanserint indurati, dehinc unus frater sancte Katerine Traiectensis ad eosdein homines de Seuenuanc in expensis dominj Johannis Persia aut ipsius hereduin diriget iter suum, ipsosque per liberum arbitrium eorumdem auctoritate nostra dyocesana excommunicatos publice nunciabit, ab omnibus arcius euitandos. Nec nos ab huiusmodi sententia absoluemus eos, nee nostri posterf, nec absoluj faciemus, quin prius preditto domino Johanni aut sufs posteris, si uiam carnis ingressus fuerit uniuerse, denarios debitos et optentos pienarie persoluerint ac expenses, atque de tali malicia emendam perfecerint competentetu. Jnsuper dominus Johannes Persin et eiusdem posterf homines de Seuenuanc defendent, prout dominus tenetur suos subditos defensare. Preterea or/Ines conditiones prescriptas tarn dominus Johannes Persin quanl homines de Seuenuanc, fide super hijs prestita corporali, perhenniter promiserunt ac etiam iurauerunt firmiter obseruare. In huius rei firmam stabilitatem et stabilern firinitatem has litteras domino Johanni Persin nostris sigilijs dedimus communitas. Datum anno doininice incarnationis M°. CC°. L°X.X. V°IJ,, sabbato ante translationem beati Martinj episcopi. Met vijf aanhangende, meer of min beschadigde, zegelen in groen was. De zegelen van den Bisschop en van Amelius, deken der hoofdkerk, zijn met tegenzegels voorzien.
226 Koenraad van Westhusen, broeder van de orde der predikheeren , prior provinciaal van Saksen, verleent aan Elizabet Thatzen deelgenootschap aan de orde der broeders zijner provincie. 1445. Sept. 14. Deuote et in Christ() Jhesu sibi dilecte Elysabet Thatzen ffrater Conradus de Westhusen, ordinis predicatorum ac sacre theologie professor, nec non per prouinciarn Saxonie prior prouincialis, salutern in domino et continuum augmentum gratie salutaris. Exigente pie vestre deuocionis affectu, quern ad nostrum ordinern intellexi vos habere, vobis omnium missarum, orationum, predicacionurn, jenmioruni, vigiliarum , abstinenciarum, laborum, ceterorumque bonorum omnium, que per fratres notre provincie dominus noster Jhesus Christus fiere Bederit, participationenn concedo tenore presencium in omnibus specialen in vita pariter et in morte. Volo insuper et ordino, ut anima vestra post decessum vestruin fratrum nostrorum recommendetur orationibus jn nostro prouinciali cal"., si obitus vester ibidem fuerit nunciatus. Jo cuius concessionis testimonium sigillom mei prouincialatus officjj duxi presentibus apponendun. Datum Trayecti, anno Domini M°. CCCC°. XLV, jpso die exaltationis sancte crucis, in nostro prouinciali ca l°. protune ibidem celebrato. David van Bourgondië , bisschop van Utrecht , scheidt eene kupelrif ter eere der Drieenigheid en van Johannes den evangelist en Georgius den martelaar gesticht in de kerk van Wassenaar, in twee vicarijen, door twee priesters te bedienen. 1465, November 2. Dauid de Burgundia, Dei et apostolice sedis gratia episcopus Traiectensis , vniuersis et singulis Christi fidelibus presentibus et futuris salutent in auctore salutis. Pastoralis
227 officij nostri sollicitudo discernit, duin qualitas et rei publice vtilitas ac bonum pacis et concordie exegerint, beneficia et bona ecclesiastica aliquociens propter eorum exiguitatem vniri, et ex sacroruni institucione canonum propter eoruin habundanciam ac alias causas legitiinas interdum diuidi posse et separari. Cum itaque capellania siue perpetua vicaria summe Trinitatis ac sanctorum Johannis ewangeliste et Georgij tnartiris, sita in ecclesia parochiali de Wassenaer, parcium Hollan., nostre diocesis, per vnicum rectoreln dumtaxat gubernari solita, nuperime vacans per obituin seu liberam resignacionenl venerabilis et egregij quondam Theoderici de Wassenaer, vltimi possessoris eiusdem, duobus rectoribus, casu quodain collatoris laici interueniente, prepedita et occupata, ac lis, controuersia seu questionis materia inter partes, eandem possidere pretendentes, mota fuerit atque sit, ipsaque tantum valeat in bonis temporalibus et perpetuis habundet redditibus, vt multo congruencius per duos quam vnicuui duntaxat ipsius capellanie siue vicarie perpetue rectores valeat et possit de cetero deseruiri : idcirco de premissis omnibus et singulis ad plenum cerciorati (?), precibus dilecti nobis in Christo Florencij de Cralingen, laici collatoris eiusdem capellanie siue vicarie perpetue,
id nobis hurniliter supplicantis, fauorabiliter
annuentes, dictam capellaniam sine perpetual]] vicariam, ut premittitur, nuperrime vacantem et actu vero possessore carentem, nostra auctoritate ordinaria pro bono pacis et concordie ac (propter) alias legitimas causas tenore presenciu
^n
in duas porciones diuidimus et erigimus et separarnus aequales, ac de cetero et inantea perpetuis temporibus per duos ipsius capellanie siue perpetue vicarie rectores volumus diuinis laudabiliter deseruirj , bona quoque, fructus, redditus et prouentus, jura, obuenciones et enwlumenta que• cumque, ad dictam capellaniam siue perpetual]] vicariam quolibet de jure
et
consuetudine spectancia et pertinencia,
928 equalibus porcionibus diuidj atqne ipsius capellanie siue vicarie perpetue op era equaliter supportarj rectores per eosdem, jure tanen cuiuslibet in premissis semper saluo. Nennon discretos Philippum Petrj, presbyteruYU, et Bartoldunl de Assendelff, clericum nostre diocesis, ad easdem porciones et quemlibet eorum insolidum ad alteram earumduni nobis presentatos, prirnaria vice instituimus et admit• timus, ipsisque illas cum omnibus juribus et pertinentijs suis conferimus per presentes , collacione dictarum porcionum, cum easdem vacare contingerit dicto Florencio de Cralinghen, patrono laico, et successoribus suis nichilo• minus reseruanda. Datum nostro sub sigillo ad causas presentibus appenso, anno Domini millesimo quadringente• simo sexagesinio quinto, mensis Nouembris die secunda. Paus Sixtus geeft aan Wessel van den Loe en Elisabet van Berenbroek , zijne gemalin , vergunning om een draagbaar altaar te hebben en daarop door Benen eigen of ander priester dienst te doen verrigten. 1477. Junij 17. Sixtus, episcopus, seruus seruorum Dei , dilecto filio, nobili viro Wessel() vanden Loe, domicello Coloniensis diocesis, et dilecte in Christo filie, nobili mulieri Elisabette de Berenbroeck, eius uxori, salutem et apostoiicam benedictionem. Sincere deuotionis affectus, quern ad nos et Pioivanam geritis ecclesiarn, non indigne meretur, ut petitionibus nestris, illis presertim , quas ex deuotionis feruore prodire conspicinius , quantum cum Deo possumus, fauorabiliter annuamus. Hine est, quod nos , nestris deuotis supplicationibus inclinati, ut liceat tibi, fili Wessele, qui, ut asseris, dilecti filij nobilis viri Johannis ducis Cliuensis consiliarius et de nobili et militari genere procreatus existis, tibique, filia Eiisabetta, et cuilibet uestrum habere altare portatile cum debita reuerentia et honore, super quo
229 in locis ad hoc congruentibus et honestis possitis per proprium uel alium sacerdotem ydoneum missam et alia diuina officia , sine iuris alieni prei udicio , in uestra et farniliarium uestrorum domesticorum presentia facere celebrari , deuotioni uestre tenore presentium indulgemus. Nulli ergo omnino hominum liceat hanc paginara nostre concessienis infringere eel ei ausu temerario contraire. Si quis autem hoc atternptare presunipserit, indignationem Omnipotentis Dei et beatorum Petri et Pauli apostoloruui eins se nouerit incursurum. Datum Rome apud sanctum Petruin, anno jncarnationis dominice millesimo quadringentesimo septuagesirno septimo, quarto decimo kl. Julij, Pontificatus nostri anno sexto. Voorzien roet een looden zegel. Uitspraak van Wolfart van Borselen, stadhouder generaal van Holland, Zeeland en Friesland, in eenen twist tusschen Nicolaas van Assendelft, Willems zoon, en Johan Boek. 1478. diaart 20, naar den stijl van den hove van Holland. Alsoe onlancx geleden zeker geschillen ende geuechtelicheit opgeresen ende gebuert zijn tusschen Clais van Assendelf Willems z., ter eenre zijde, ende Johannes Boele, ter ander zijde , jn welck geuecht die voirs. Johannes den voirs. Clais van Assendelf ongewarent ende sonder enicli ontseggen zwaerlicken ende leelicken gequetst heeft; van welke geschillen bij tusschenspreken van goede, notable mannen ende oic andersins soe vele gedaen js , als dat die voirs. Clais van Assendelf, bij rade van zijne oomers ende andere vrunden , ende die voirs. Johannes hun van die zelue huer geschillen ende vechtelicheit geheelic gekeert ende gesubmitteert hebben an ons Wolfart van Borsselen, graue van Grautpre ende van Bocham, heer vand. Vere, stadhouder gnrl. van Holland , Zeelant ende Vrieslant, ende an zulke
220 ordinantie, wtsprake ende zoene, als wij dair van rotspreken, doen ende zeggen zullen. Ende die voirs. Johannes Boele heeft geloeft de voirs, wtsprake ende zoene te houden ende te voltomen vp die peyne ende verbuernisse van duysent gouden Engelsche nobelen. Jnsghelijx soe sal die voirs. Clais gehouden zijn neet zijnen vrunden ende magen die voirs. zoen te onderhouden op die voirs. peyne; de welke voirs. soinwe van duysent Engelsche nobelen, die een helft, gaen sal ten proffijte van onsen genadigen heer ende, die ander helft, ten proffijte vand. ghenen , die de voirs. zoene ende wtsprake wel onderhouden sal. Ende alsoe wij heer vand. Vere voirn. dese wtsprake ende zoene aengenomen hebben te doen, soe js jnden eersten Godswille ende ons leggen, als dat die voirs. Jan Boete den voirs. Clais van Assendeif voor heerlicke beteringe doen sal, te wetene, dat hij tomen sal jn een paer lijnen cleederen , bloots hoofts ende barbeens , een barnende karsse van een pondt was jn zijn handt, jnd. raetcamer van fiollant voor den stadthouder ende raden aldair, dair Clais van Assendelf ende sommige van zijne vrunden ende magen tiegenwoirdicli wesen zullen, daer de voirs. Jan Boele den voirs. Clais ende zijne vrunden oiler zijn knien oitmoedelic bidden sal , dat hij hem die misdaet ende leelicke , quetsinge, an hem gedaen, om godswille vergeuen wille, ende hem bitterlicke leet js. Jtem dese woorden gesproken wesende bijl. voirs. Jan Boete, soe sal die voirs. Clais van Assendeif gehouden wesen dat terstont hem te vergeuen, vp alsulke voorwairden ende conditien , als bij ons, heer vand. Vere voirs., dair vorder vp geseyt ende wtgesproken zal worden. Ende (lit gedaen wesende, soe sal die voirs. Jan Boele joden seinen schijn metter kaerse voirs. gaen jnd. capelle vand. houe ende stellense voor dat heilige sacrament aldair. item js ons seggen ende wtsprake, dat die voirs. Jan
Boele gehouden sal wesen een peelgrimaedse te doen tsinte Pieters ende tsinte Pouwels ten hoogen Roome, ende daer een messe te hooren vp zijn bloote kiiyen, ende dair van betooch zenden den voirs. Clais van Assendelf binnen tsjairs. Jtem dese bedeuairt gedaen wesende, soe sal die voirs. Jan Boete gehouden wesen een peelgrimagie te doen te Jhe. rusalem ten heyligen graue, tot vermanen van ons, heer vand. Vere, ende dair of betooch ende certifpicacie te brengen onder ons heer vand. Vere. Jtem noch js ons leggen ende rotsprake, dat als die voirs. Jan Boete ontslegen sal wesen vand. voirs. Clais van Assendelf ende zijnen vrunden ende vand. voorpoorte vand. houe jnden Rage, gehouden sal wesen binnen drie dagen te ruinen Hage ende Hageambocht, binnen achte dagen Hollant, ende binnen XIIIJ dagen dair na Zeelant, ende dair niet weder binnen te cornea dan bij belieuen vand. voirs. Clais van Assendelf. Jtem zal die voirs. Jan Boele gehouden wesen binnen die voirs. achte dagen , eer hij Hollant ruyint, te doen drie peelgrumaedgien, te weten , een ten heiligen bloede te Bergen jn Kenneinerlant, een tsinte Jeroens te Noortwijek, die derde tonse Vrouw tsGrauensande , ende weder binnen Zeelaat te doene eene tonser Vrouwen jnd. Potre, ende jn elck van desen plaetsen te offeren een kaersse. Jtem js noch ons zeggen , dat bouen al desen die voirs. Jan Boete gehouden sal wesen te doen doene ende te funderen binnen der kerke van Ileemskerke , dair die vaders ende ouders vand. voirs. Clais van Assendelf begrauen leggen, ter lauenisse van hueren zielen ende alder zielen eene capelrie van vier missen die weke, ende dair vooren geuen ende doteren b ij goetduncken Bode ordinancie vand. deken ende capittel vand, capelle vp thof jnden
289
Ilage , ende die sclue renten ende dotacien te beleggen ende verzekeren wel ende duechdelic binnen den lande van Noorthollant. Eude dese voirs. capelrie aldus gefondeert wesende sal blijuen ter collaci3 ende ghifte vand. voirs. Clais van Assendelf ende zijne natonners, die welke fon• dacie die voirs. Jan Boele gehouden zal wesen te doene of te doen doene tusschen dit ende Kerssauont naestcom• mende; ende dies soe zal die voirs. Jan Boele gehouden wesen zeker ende borchtocht te doene, als dat behoort, van al dat voirs. is tonderhouden, eer hij vand. voorpoorte scheyden sal. Jtem js voort ons seggen ende wtsprake , dat die voirs. Jan Boele gehouden zal wesen te voldoen ende te betalen die meesters ende cyrurgienen, die den voirs. Clais genesen hebben. Welke voirs. wtsprake , seggen ende zoene js aldus ge• daen ende geschiet bij ons Wolfairt van Borsselen voirs. vpten twintichsten dach van Mairte jut fair duysent vier hondert acht ende tseuentich , nad.loop shoifs van Hollant. Des toirconden hebben wij onsen zegel hier aen gehangen ende handteyken hier onder gescreuen vpten dach ende jair voirs. Get. Wolfart.
Voorzien met een geschonden zegel en de handteekening van Wolfart van Borselen.
283 14. VERGADERING. 7 SEPTEMBER 18511. Nieuwe leden. • Bibliotheek. Archief der stad Enkhuizen. Papier-
merken. Note sur le peintre Thierri de Harlem. Twee brieven van Christiern en Isabella van Denemarken aan de stad Antwerpen 1525. De Spanjaarden voor Sparendam 1574. Overwinning van den admiraal M. H. Tromp voor Duinkerken 1639. Stukken betreffende schipper Michiel ildriaansz. de Ruyter , over het verlossen van Benige Nederlandsche schepelingen uit de Turksche slavernij 1644 en 1645. Twee brieven pan M. de Ruyter, geschreven uit f4licante en Malaga 1663. Remonstrantie rakende de constitutie van den staet deser landen in 't stuck van de politie ende financie, ingestelt door Johan van Oldenbarneveld. Nieuwe leden. Tot werkend lid benoemd de heer mr. A. Philips , advokaat te Amsterdam , tot honorair lid ide heer A. de Reunie te Brussel. Bibliotheek. Ten geschenke ontvangen: Van den heer Ph. Blommaert te Gent. Leven en wandel van keizer Karel den Grooten, beschreven door .Einhard, voor de eerste maal in het Nederd. uitgegeven door Ph. Blommaert. Antwerpen 1849. Van den heer A. Wauters te Brussel. Histoire de la ville de Bruxelles, par Alexandre Henne et Alphonse Wauters. Bruxelles 1845, 8 vol. Van den heer A. de Reume te Brussel. Variétés bibliographiques et lite'raires, par ie capitaine Aug. de Reume. Bruxelles 1849. Louis Schoonen, par le fnêtue. Bruxelles 1849. Notice sur Ili. B. J, F. C. Gaseliers-This, archiviste de la ville de Illalines, par le même. Bruxelles 1849. Notice biographique sur le dr. C. J. Schaab de lifaijence, par le même. Bruxelles 1849. Généalogie de la noble famille Elsevier, par le même. Bruxelles 1850. Van Burgemeester en Wethouderen der stad Haarlem. 16
NA Stukken der grafelijke tijden uit het archief der stad Haarlem met eerie korte beschrijving, door mr. J. L. de Bruijn Kops. Uitgegeven door het stedelijk bestuur. Haarlem 1830. Van den heer dr. P. Scheltema te Amsterdam. Gaspar Fagel, door dr. P. Scheltema. Arnhem 1850. (Niet in den handel). Van den heer P. A. Leupe te Medemblik. Mededeelingen, door P. A. Leupe. Iets over den zeeslag van Livorno in het jaar 1653 door den commandeur Johan van Galen, door denzelven. Iets over Adriaan Banckert, door denzelven. Van den heer J. P. de Bordes te Utrecht. De verdediging van Nederland in 1673 en 1678, door jhr. J. W. van Sypesteyn en J. P. de Bordes, I S'° gedeelte. 's Gravenhage 1850. Van den beer dr. P. 3. Vermeulen te Utrecht. Verslag aangaande de archieven der provincie en der voormalige vijf kapittelen van Utrecht, door dr. P. J. Vermeulen. Utrecht 1850. Van den heer dr. W. Bosch te Batavia. Militaire summier ziekenrapporten over Java en Madura van het jaar 1846, opgemaakt door dr. W. Bosch. Batavia 1850. In ruiling ontvangen Van la Sociéte' des Bens de lettres beiges. Het Klaverblad, romances, legenden, sagen, door Prudens van Duyse. Brussel 1848. Iictions et Réalité, poésies nouvelles de madame Fé. lix de la Motte. Bruxelles 1848. Le Parc de Bruxelles, paw par Louis Schoonen. Brux. 1849. La province de Luxembourg , voyage par E. van Gemmel et F. Gravrand. Bruxelles 1849.
235 Compte rendu 1849 et 1850, 2 vol. Bulletin de la dite Société, n°. 1 et 2. Bruxelles 1850. Van het provinciaal Genootschap van Noord-Brabant. Handelingen 1849. Bescheiden over Ravestein, 8° stuk. Kronijken. Beleg van 'sHertogenbosch 1629, 1 e stuk. Archief der stad Enkhuizen. Er zijn welligt weinig stedelijke archieven , die zoozeer eener opzettelijke vernietiging werden prijs gegeven , als het vroeger zoo rijk en voor de geschiedenis des lands zoo belangrijk archief der stad Enkhuizen. Van eerre wel onderrigte hand wordt ons, als eerre aldaar zeer bekende daadzaak , berigt , dat in het jaar 1831-- dus nog geen 20 jaren geleden -- de stedelijke secretaris , wijlen de heer J. Duijvensz, een aanzienlijk en wel het voornaamste gedeelte van het stedelijk archief, namelijk alle losse stukken , brieven , handschriften , het stadscrimineelboek, ook het stads•perkaruentboek, zoo vaak in de Historie en Handvesten van Enkhuizen aangehaald , mitsgaders al de oude thesauriersboeken , onder de hand voor scheur- en pakpapier heeft verkocht. Alleen zijn de vroedschaps resolutiën van 1584 en volgende jaren, de thesauriersboeken van 1701 en eenige handvesten, privilegiën, keuren en ordonnantiën , welke in spanen doozen bewaard werden en bij Egbert van den Hoof zijn uitgegeven , — aan de vernielingszucht van den heer secretaris dier stad ontsnapt. Voorts wordt ons aangaande de Enkhuizer bibliotheek medegedeeld, dat zij de eigendom is der hervormde gemeente, als zijnde in het jaar 1599 door ds. Gerardus Jacobi Vesterman aan de kerk vermaakt , en dat van deze boekverzameling , sedert door aankoop uit het kerkelijk fonds en door geschenken van bijzondere personen vergroot, een inden bestaat, in het jaar 1693 gedrukt te Enkhuizen bij Hendrik van Stralen , in 4to , die echter schaars te bekomen is.
16*
226 .Papiermerken. Ingevolge de uitnoodiging van het bestuur des Genootsehaps is van den heer mr. Tadaina te Zutphen de navolgende opgave ontvangen omtrent het oudste papier, hetwelk zich bevindt in het archief der stad Zutphen.
I. Brief van Edward van Gelre en Jan, heer van Blaars• veld, aan de regering der stad Zutphen, verzoekende hunnen medeburger Herman van Utrecht, of diens stedehouder Herman Kempinc, te handhaven in zijn ambt tegen den heer van Voorst. Naar aanleiding van het gestelde bij Nijhoff, Gedenkwaardigheden , II, bladz. LIV, meent de heer T. dien brief op het jaar 1352 te mogen brengen. Hiermede stemt een perkamenten brief, in het archief voorhanden en waarin Herman van Utrecht op het jaar 1852 als scholtus binnen en buiten Zutphen wordt vermeld, zeer goed overeen. liet papier is zeer sterk en grof. Watermerk , eene kan waarin eene handsikkel. IL Veedebrief van Sweder, heer tot Voorst, aan den hertog van Gelre, waarschijnlijk op hetzelfde jaar of op 1854 te brengen, zijnde een gelijktijdig afschrift. Geen watermerk, M. Eduard, hertog van Gelre, verpandt aan Willem, heer van Bronckhorst, het landdrostambt vans Zutphen in 1868. Gelijktijdig afschrift. Geen watermerk. IV. Willem van Gulick, graaf van den Berg, klaagt over Johan, hertog van Gelre en graaf van Blois. Omstreeks 1878--1876. Oorspronkelijke brief. Geen watermerk. V.
Brief van Gisebert van Bronckhorst, drost des lands
van Zutphen, van geene waarde. Hij was landdrost in 1884. Watermerk , twee kannetjes waar tussclien een ander figuur. VI.
Aanteekening van den magistraat over het houden
van een dag tot verzoening met Evert van Uft. Welligt
in 1390 of 1891. Watermerk , eene halve lelie.
237 VII. Brief van Frederik, graaf van Meurs en heer van Baar , zonder waarde. Watermerk , een ezelskop. VIII. Aanteekening van het vee der Zutphensche bur. gers door Henric van Dorrete geroofd. halve
Watermerk, eerre
lelie. Henrik van Dorrete komt bij Nijhoff op het
jaar 1348 voor. Volgens aanteekeningen van den heer van Doorninck, aan den heer T. door dezen medegedeeld, komt ook nog in 1385 een heer van Borth met den voornaam Hendrik voor. Het jaartal behoort dus in dien tusschentijd te worden gesteld. De heer Rammelman Elsevier deelt omtrent het oude papiermerk in het stedelijk archief van Leiden mede, dat het oudste tot nog toe door hem aldaar aangetroffen watermerk is van den jare 1386, en zich bevindt in een register genaamd het Stedeboek, in 4°, alwaar ook voorkomen stukken van den jare 1348, doch op perkament geschreven. liet bedoelde watermerk bestaat uit een menschen hoofd , om hetwelk een band of doek met twee strikken van achteren is geknoopt; dit watermerk is in gemeld boek nog gebruikt tot 1450 en zelfs later. Note sur le peintre Thierry de Harlem. Medegedeeld door den heer A. Wauters te Brussel. S'il est une partie des sciences historiques, oil l'on a a regretter d'importantes lacunes, c'est Bien certainetuent la biographie des hommes illustres et surtout des artistes. Pour le moyen-age particulièrement, on n'a que des données incertaines sur la vie des peintres et des architectes. Thierry Stuerbout , dit de Harlem , un des premiers enfants de Ia Neerlande, qui se soit rendu célèbre par l'habilité de son pinceau, n'a laissé que de faibles traces de son passage sur la terre. Van Mander ne lui a consacré que quelques lignes. De nos jours, it est vrai , de nombreux renseig• nements sop t venus accroitre la somme de nos connaissances: M. Arnédéc de Bast découvrit que Thierry Stuerbout
233 était l'auteur des deux beaux tableaux, que l'on conservait á I'hotel de vine de Louvain, et qui figurèrent depuis dans la magnifique collection du roi Guillaume 11. (Messager des Sciences et des Arts, année 1883, p. 17); M. Schayes, le savant directeur du musée d'antiquités de Bruxelles, nous a récemment appris, que le peintre faisait sa résidence habituelle a Louvain, ou it était peintre en titre de la vine, qu'il y peignit plusieurs toiles inaportantes pour le magistrat, qu'il mourut, selon toute apparence, en 1478, et enfin qu'il y avait a Louvain quatre autres artistes du nom de Stuerbout : Hubert et ses trois fils, Hubert, Gilles et Frissen (Acadérnie Royale de Belgique, Bulletins, Tome XIII, n°. 11). Pour compléter ces
détails, je donne ici un extrait d'une »enqueste faicte et encommencée en la vine de Brouxelles, le 9 e jour de Décembre l'an 1767, touchant les biens et deniers d'icelle vine", document qui se trouve aux archives du royaume de Belgique, n°. 125 de l'inventaire imprimé de la Chainbre des Comptes , p. 16 et suivantes. Le dernier des 16moins entendus dans cette enquête, qui avait pour but de contruler la gestion des magistrats de Bruxelles , est Thierry de Harlem; on nous apprend qu'il était alors ág6 de 76 ans. La date de sa naissance est done l'année 1891, et it avait 87 ans lorsqu'il mourut. »»Du 15e jour du diet mois de Décembre." Thierry de Hairlem , aigé de 76 ans , on environ, tesmoing produit par le diet demandeur à l'encontre des diets messire Woutre de le Wincle t) et Phle de Nieuwen• hove 2) deffendeurs, juré, oy et examiné sur les 6' et 7e 4) Sire Walter vanden Winekele, bourgmestre de Bruxelles en 4436, 4457 et 4462, échevin en 4432, 4437, 4444, 4454 et 1461, receveur en 4433, 4440 et 4458, créé chevalier à Paris par Louis XI, le 43 Septembre 4464. 2) Philippe van Nieuwenhove, bourgmestre en 4458, échevin en 4451 , 4457 , 1462 , receveur en 1459.
239 articles de la demande dudict demandeur, dit et dépose par son serment , que du contenu esdicts articles ii ne sauroit aucune chose déposer , mais au dehors d'iceulx, sans en estre interrogué, dit qu'il a oy dire autrefois de feu messire Henry de Ophem 1 ) , en la présence du diet Phle de Nieuwenhove, que l'on avoit ordonné de bailer à lui déposant des deniers de la dicte ville, la somme de 12 escus, laquelle estoit com.ptée et receue par le diet Phle , qui lors estoit rentmre 2), lequel neantmoins ne lay en a jamais baillé aucune chose, car it dit; ce est tout ce qu'il siet du contenu esdicts articles, sur iceulx diligemment requis et examiné; interrogué s'il a point esté instruit ou admonesté de dire et déposer, ou de taire et celer aucune chose , à l'intention de l'une partie ou de l'autre, dit que non.
brieven van Christiern, koning van Denemarken en Isabella zijne echtgenoot aan de stad Antwerpen , 1525. Twee
Medegedeeld door den heer mr. J. Fabius te Amsterdam. De heer F. H. Mertens, te Antwerpen berigt daaromtrent op uitnoodiging van het bestuur des Genootschaps het volgende : De toegezonden afschriften schynen my zeer belangryk als eene bydrage tot de zeden en het willekeurige regtsgeding in het begin der XVI* eeuw. Wel hebben wy in onze Geschiedenis van Antwerpen (IV@ deel bl. 18) aengeteekend , dat Christiern hier met zyn gevolg in 1523 zeer koel werd ontvangen; maer dat, zooals blykt uit zynen eigen brief, het onthael niet slechts onverschillig maer zelfs afkeerig was , zoo verre dat er te Antwerpen eene spot1) Sire Henri d'Ophem, seigneur de Releghem , échevin en 4458. 2) Rentmeester , c'est à dire receveur. Par les dates que nous donnons dans les notes précédentes , on voit que le fait, done it s'agit, dut se passer en 4459 ou 4460 : à Bruxelles les magistrats entraient en fonctions á la Saint Jean , au mois de Juin.
240 prent tegen hem was uitgegaen, en dat hy zoowel als zyne gemalin hier ccgroote cleinicheit" (dat hier wel voor beleediging wordt gebezigd) te verduren had, is my nergens
gebleken. Zeker moest de vorst, zoo als by zelf z^gt, te Antwerpen veel vyanden hebben ; anders laet het zich moeyelyk verklaren , waeroln hy zich , na zyne terugkomst uit Engeland, te Lier ging vestigen, waer hy toch niet zyn hofstoet nauwelyks , ja volstrekt geen gevoegelyke herberg kon vinden, en zich echter tot over de ooren in schulden stak. Jammer nu dat onze Vierschaerboeken maer met het jaer 1530 beginnen , anders ware het belangryk geweest de beschuldiging in het geding van den Deenschen onder• daen Clays Knipoff te onderzoeken , en te vernemen in hoeverre de vorst gegrond was om den beschuldigde onder zyne bescherming te nemen, ja zelfs de zaek vals zyneu onderdaen te plyten, die hier van zeeroovery beticht werd. Doch het geding deed zich op in den tyd dat de Hanzesteden met den Deenschen vorst in twist lagen , en men kan in de bylagen van het IV e deel der Geschiedenis van Antwerpen, bl. 550 (art. XXVIIJ) zien , dat ons magi,
straet in gevallen van den aerd van het onderhavige jegens de Hanzeluiden verbonden waren. De vorst zou dus ten onregte voor een wrok hebben aenzien, dat onze magistraetsheeren Clays Kniphoff voor een zeeroover , pyrate en zeedief hadden afgelezen. In hoeverre nu de beschuldigde geregtigd was om zyne geleden schade met geweld te verhalen, omdat by te Antwerpen het in zyn voordeel gewezen vonnis niet kon uitgevoerd krygen , dit laten wy voor rekening der ruwe grondbeginsels van den tyd. Het is zonderling, dat de Deensehe vorst nog denzelfden dag (1 October) ook den Antwerpschen burger Hendrik van Litte verdedigt , die schynt betrapt te zyn geweest by het smokkelen van Benen zak peper en een deel graeiwerh
241 of graenwerch (wat ware daerdoor bedoeld wordt, versta ik niet). De vorst schynt ook by deze zaek zeer verbitterd tegen de Antwerpenaers, daer hy huil het verwyt doet: «wi dat achten voor eerre groote clenicheit .... dat men «Henry ck van Litten ende nu die een nu die andere, die tot «ons gheneghen sin, aldus vervolgt." Het overige der bewoording vale den brief bewyst ten overvloede, hoe slecht de monark jegens onze stad gestemd was. Die beide stukken waren vroeger eene belangryke bylage voor onze Geschiedenis van Antwerpen geweest. Thans zou het my aengenaern zyn dezelve in de Kronijk van het Historisch Genootschap te zien opnemen, waer ik ze dan later by eene tweede bewerking onzer Geschiedenis zou aentreffen. Clristiern, bi Godts gracie koninck, ende Elysabeth, koninghinne van Deuemarcken , Sweeden ende Nornegen etc. Eersamen ende lieuen. Wi hebben verstaen, dat ghilie• den een hulieder burgher , bi naemen Henryck van Litte, in grooten scanden, scaden ende achtersmark van den ghemeenen volke bringhen willet, ende dat ter oersaecke dat hi soude onsen dienare Claiis Knipoff bistandich ende behulpich gheweest hebben , also ghilieden meenet, ende sommighen goederen als groeiwerck (sic) ende een sack peper, die te Antwerpe van een gheheten Henryck Snoer des voorghenaemden Claiis dienaren ghebrocht waeren, ter begheerte desseluighes die bi hem ter herberghe quam, vertollet, vant weicke wi beerlen ons grootelick verwonderen, want die voorghenoemde goederen een deel graenwerck ende een sack peper, ten oorbore van onsen hofdienaren van den voorghemelden Claiis ghescicket waeren; waer omme wi dat achten voir een groote clenicheit, ende niet en willen nochte in dancke neemen , dat men den voorghenaemden
24? Henryck van Litten ende nu die een nu die andere, die toot ons gheneeghen sijn, aldus veruolghet ende niet in vreede en laet; hulieden te kennen gheuende, dat die gheene, die den voornoemden Henryck van Litten aen spreecken wille, ons beeden aenspreecke ende niet hem, want wi die saecke an ons beeden neemen, begheerende, dat ghilieden deer onseren beeden wille den voorghenaenlden Henryck in paise ende ruste laetet, ende ons acnspreecken doet van die over hein claghende sijn. Dit doende sult ghi ons beeden een sonderlinek gherief doen, hetwelcke wi an hulieden erkennen willen. Ghescreeuen te Liere den eersten in Octobri a° MDXXV. Get. Christiern. Ysabeau,
Opschrift. Den eersamen ende wijsen burghemeesteren, scepenen ende raet der stadt van Antwerpen, onseren lieuen ende bisonderen etc. 11°. 2°. Octobrj a° XXV. Voorzien met twee op den brief gedrukte zegelen.
Christiern, bi Godts gracie koninck, ende Elysabeth, koninghinne van Denemarchen, Sweden ende Noruege etc. Eersanten ende Iieuen. Wi hebben verstaen hoe dat ghilieden afgheleesen hebbet binnen der stadt van Antwerpen, onsen ghetrauwen dienare Clays Knipoff voor een zeerover, pyrate ende zeedief, waer van wi beeden grootelicx verwonderen, ende niet sonder cause, ende al is also dat wi beeden dicwijle groote cleinicheit ghelieden hebben in der voorghenaeinder stadt, als mit de prente, die teeghen ons over een iaer huytgheghaen is , ende meer anderen dinghen, hetwelcke wi ons beeden an hu. lieden niet versie p en hadden, als die gheene die wel so naer keiserlicke ma ten aenghaen , als onsen vianden die
243 hulieden toot dit ghebracht hebben ; dit niet tegenstaende so hebben wi altijts allen saecken te besten ghekeerdt als die niet ghemeent en hebben sulcken dinghen bi hulieder weeten huytgheghaen te zinen ; maer nu aenmerckende deese nieuwe afleesinghe des voorghenaemdes Claiis, so en weeten wi niet wat wi daer huyt dincken mooghen, want ons beeden die saecke grootelica angaet ende een groote cleenicheit is , aengenterckt dat die sijn heere ende vrau• we ghetrauwelick dient erfde sijn eet eerlieke quyt , die hi sinen natuerlicken heeren ende vrauwen ghedaen heeft, ende van alien rechten weeghen te quiten sculdich es, gheen zeerouer , pyrate ofte zeedief en es, maer een goede ende ghetrouwe dienare; oock so sulden wi ghemeent hebben , dat ghilieden niet so indiscreet ende onuerstandich en waerdt eenen man te blameeren ofte zeerouer, pyrate ofte zeedief te heeten , niet weetende of hi in onsen beeden dienste waere, ofte oock consent hadde van keiserlicke maiesteit dat te doenen dat hi ghedaen heeft, te weeten, onse vianden, die ons beeden, den eenen huyt sijn eruelic• ken landen ende konynckrijcken, den anderen vinder bruyt• ghaue, sonder eenich recht ende teeghen dat beuel van keyserlicke maiesteit, regiment in dat heilich rijcke, berooft hebben , die allijckwel niet voir rooueren ende dieuen maer in weerden ende vrijheit ghehouden sijn , te craneken ende bescadighen; want het gheen cleen saecke en es, eersen man sijn eere ende name te neemene, oock bi allen rechten veroordent es , beede die partien te verhoorene, eer neen iemant veroordeelet. So ist dat ghilieden, (lit niet aenmerckende, hebbet tot onseren beeden groote cleenicheit, hetweleke wi teeghen hulieden oock niet verschuldicht en hebben, af doen lees gin ende vercondighen den seluighen Claiis Knipoff voir een zeerouer, pyrate ende zeedief, ghelijck of hi vp sijn auentueren sonder beuel ende instructie ende oock tusschensteit der personen vp alle die we-
244 relt name ende roofde; want die sulcken stueken doen', pyraeten ende zeerouers ghenaemt sijn, ende niet die hueren eet quiten ende alleene die gheenighe bescaeden , die oils beeden in deese ellende sonder recht ende billicheit ghebracht hebben. So ist oock , naer dat wi in Spaengieu reisgin meenden, dat wi een galioen ghecoft hebben om te seeckerlicker te reizen , hetweleke hi , naermaels dat onse reise affgebroocken was , van ons ghecoft heeft, eens deels om te hulpe te commen onsen getrouwen diennere Seuerijn Norby , naer dat huytgheeuen eens briefs van keiserlicker ma teit an den voirghenaemden Seuerijn ghescicket, eens deels oock also hi voor ons beeden dickwijle gheclaeghet heeft om sijn recht te vercrighcn ende sijn scaeden te verhaelen , die hi van onsen vianden , die Oosterlinghen, ontfanghen heeft; want het claer es, hoe dat hi, voor deese oorloghe, van den voirghenoemden Oisterlinghen scaede gheleeden heeft wel voir duzent pout vlaemsch in cooper, hetwelcke blijcken mach bi een ghenoemt Bartel Voet ende Augustijn Driuere, die in dat kooper een deel hadden , het welcke sij met rechte oock te Berghe vercree. ghen hebben; ende sliet teeghenstaende dat de voirghe• noemde Claiis oock sententie voir sich te Antwerpe vercreeghen hadde, so en heeft hi nochtans niet konnen betaelinghe ende vuldoeninghe crigen, daer omme aeninerckende, dat men ghewalt ende fortse duer huytwizinghe allen rechten met derghelijcken betaelen mach , heeft sich seluen toeghenoeghet om sijn scaden weeder in te haelen, duer dat welcke hi niet heeft verdienet een zeerover ghenaemt te zinen, want die zijn recht met goedertiereit niet ghecrigen en kon, dien es gheconsenteert dat seluighe hi anderen middelen te veruolghen, ende oft also waere dat hi gheen particuliere querele en hadden, niet te min dat hi sinen natuerlicken heere ende vrauwe te dienste doet, dat en es gheen zeeroueric ofte dieuerie, also langhe als die cause
245 in twiste ende tweedrachtigheit staet tusschen die partien , duer deesen ende anderen middelen , so verwonderen wi ons grootelicx duer wat oirsaecke ghilieden hebbet ghedoghet, dat men den voorgenoemden Claiis voir een zeedief ende zeerouer af gheleesen heeft, meenende dat, indien hulieden onse saecke wel voorghebrocht ware, niet en soudit so merckelick ons beeden verachten, maer een lettel ten besten keeren , also wi toot noch toe an hulieden betrauwet hebben ende noch betrauwe. Daer omme wi oock begheeren, dat ghilieden hum van sulcken din• ghen verdraeghen willet ende niet ghedoghen, dat men een ieghelick so blameeren sal moghen, want dat bi allen wetten verhoeden ende onreedelick is, ende ouerdineket dat huyt sulcken dinghen meer quaets dan goets spruten mach , voir dat welcke een iegelick sculdich es sick set. uen ende den sinen te verhoeden elide bewaeren. Dit doende sult ghilieden ons beeden een sonderlinck gherief doen, hetwelcke wi an hulieden hier naemaels erkennen willen. Ghescreeuen te Liere den eersten in Octobri anno MDXXV. Get. Christiern. Ysabeau. Opschrift. Den eersausen ende wiisen burgherineeste-
ren, scepenen ende raet der stadt van Antwerpen, onseren Iieuen ende bisonderen. De navolgende stukken zijn ter plaatsing medegedeeld door den heer A. Leupe te Medemblik. De Spanjaarden voor Sparendam, 1574.
De navolgende brief, door Claes Jacobs aan het bestuur van Medemblik geschreven, is aan den heer Leupe van historisch belang voorgekomen, wegens de daarin voorkomende bijzonderheden omtrent de verrigtingen en bewegingen des vijands in het laatst van dat jaar. Eersaewe, bisondere goede vrunden. lias behoirlicke salutatie zoo laet ic u 1. weten, dat ic uwen brieff gedateert
den Veo Decembris ontfangen heb, die ic mit den gedeputeerden van Noort-Ilollant in communicatie geleyt hebbe , zulex dat zij u. 1. zekere ordonnantie besloten ouersendcn, ende hebben oick scarpelicke an die van Schaegen int niewe hierop gescreuen, ghij moicht u. nae tinhouden van u ordonnantie reguleren. Voirder laet u. 1. weten, dat hier tot Hoorn zekere condscap gecomen was , dat tot Amsterdam den trom aengeslagen wacre, dat den bootsgesellen zouden tscepe gaen, waer duer wij wacren beduchtende, dat zij eenen anslach op desen landen zouden willen angeuen , alzoo dat wij duer dien aen den admirael , wesende tot Ifonnickedam, gescreuen hebben , dat hij een getrouwe boode zoude vuyt laeten gaen, onuue te vernemen wat daer vuyt zoude willen spruyten , die welcke ons op huyden te vier hueren nae den midlach enen brieff gescreuen heeft, daer van tinhouden was, als hier nae volcht: »Eersaeme, wijse, voirsienighe heeren ende vrunden. Uwer 1. missiue heb ie ontfangen den IJ" deler lopender maent ende tinhoeden zeer wel verstwen , ende omme tselue te voilbrengen nebbe ic nae die receptie van dien terstont enen getrouwen boode nae Amsterdam gesonden , omme van als goede zeeckerheyt te nemen, ende den seluen belast, indien daer enighe aenslaegen te waeter mit den boots ofte sceepsvolck voirhanden waeren, zonder vertreck wederomme te comen; indien niet, dat hij een dach ofte twie aldaer zoude verbeyden, omme vant gunt dat daer zoude mogen wesen (ons aengaende) gewisheyt daer van te brengen ; soe ist, dat die Spanyaerden voir die schans tot Sparendatu geweest zijn omme haeren tocht daer henen te nemen , twelck die van binnen den schans niet en hebben willen toelaten ; die Spanyaerden zulex ziende, hebben mit gewelt daer doir gewilt; heeft daeromme den stadthouder zijn volck belast mit kloten ende ketenen daer inne te schieten , alzoo dat die Spanyaerden voorst. vier bootsgesellen gevangen geeregen
247 hebben ende die selue mitter daet opgehangen ; die bootsgesellen zulcx ziende, hebben wederom thien ofte twaleff Spanyaerts gecregen, die selfde ontcleet ende buyten boort gewoirpen. Voirt zoe hebben die scepen opten Haerlemer meer zeer opt huys ter Hart geschoten, maer en hebben niet zonders vuytgerecht. Voirt zoo heeft hij zeckere Spaense paerden , Duytsche voetknechten ende etlicke Spanyaerden enen gantschen lach voirbij Amsterdam zien trecken, alzoe dat die faeme voir vlooch , dat het gehele leger zoude vertrecken; staet voir zecker, dat voir Vuytrecht etlicke vaendelen knechten in die voirstede geleyt zijn tot verhoudinge van den Spanyaerden, zoo men zegt. Voirt zoo worter zeer sterck geschoten, maer waer dat selfde is, heb ic niet zekers. Eersaeme, wijse, voirsienighe heeren ende goede vrunden, God zij mit u 1. Jn haest tot Monickedam desen VJ Decem• bris anno 1574, » onder stont gescreuen, die al uwe 1. dienstwillige vrunt. Cornelis Dircksz. admiraal. Hier zijn veel verscheyden goede tiedinge van den viants vertrecken ende meer andere, die ic u aldus mit haeste niet al en weet te scrijuen , daeromme den Alinogende God dancken van zijner genade, ende hem bidden dat Hij ons wil verlenen pays, rust ende vrede ende een salich steruen. Tot Horn den VJ" Deceinbris anno XV . vier endeIseuentich. Die al uwe goetwillige Claes Jacobsz. van Medenblick. Alle die steden zullen bescreuen werden omme niewe ordonnantien op den excysen van den wijnen ende bieren te maecken , die nu den XVJ°° deser maerit expireren. Ghij moicht mit malcanderen spreken. Het opschrift ontbreekt , zijnde afgescheurd. Overwinning van den admiraal N. II. Tromp voor Duinkerken, 1639.
Mijn heeren ! Op maendach verleden hier in den Haege gecomen sijnde,
24B !Tebbe vernomen, dat in dc verleden wecke weynich of geen vergaderinge is geweest, door dien die heeren van Enckhuysen , Edam ende wij niet waren aengecomen ; dan verstaen hebbende, dat den admirael llaerten Herbertsoon Tromp naport kade gedaen aen die vergaderingh van de ranconter of victory, die hij voor Duynckercke hadde gehat, dat hij in de Hoofden was kruysende, ende aldaer advys en heeft becowen dat den vyant iaende uyt te tomen, heeft geresolveert om voor Duynkercken dicht voor het Scheurtie te gaen legeren; daer sijnde is den vyant den 18 Feberwary uyt gecomen, nae dat den admirael van Duynckereken een canonschoot heeft gedaen , met 22 seylen, daero i• der enige vragatten ende drie fluyten (schuiten ?) met soldaten ende onsen admirael , sijnde sterck twalef schepen; ende onsen admirael aen sijn bort heeft gecregen vijf van des vijants schepen , is seer heftich gevochten omtrent drie a vier uuren lanch, ende onsen admirael hem wendende heeft een van des viant schepen die heele sijde gegeven, ende heeft haer doen ...... , ende sijs naer den wal geloopen om haer te salveren, waervan twee van de schepen , die hem aen bort lagen , sijn vermestert ende in Goerede gebracht, ende den vys admirael is aen de wal geraeck ende in brast gestooken, ende noch negen andere schepen van den vijant sijs mede aen den wal geraeckt, die den admirael ment daer af gecomen te sijn, ende binnen het Scheurtie gebercht; onsen admirael heeft 13 dooden ende 48 gequetsten, daervan noch tien gestorven sijn. Is den admirael van sijn goede devo• ren bedanckt ende vereert met een goude kettinge met een medailie, waert sijnde duysent gulden, ende die matroosen tot bnyt vereert die twee veroverde schepen , ende is den admirael gecomnmiteert beneffens enige heerera om die schepen, die noch mesten dele goet sijn, op het spoedichste in see te helpen, die twalef in getalle sijn , die over ses a acht dagen , soo iaen ment, geret sullen tonnen sijn ende gaan
249 onder het commando van den vys admirael Witte wittessoon. Brieven van den 26. Feberwarij uyt Cuelen van Bil• lerbeck melden dat hartoch enz. Hier mede eersame, wijse, voorsienige seer discrete heeren, God in genade bevolen. Geschreeven in Schravenhage desen l Maert 1639. Get. Mr. Evert Jacopsz, Opschrift. Erentfeste, wijse, voorsienige, seer discrete
Jacob Janszoon Lautsman , wonende op die Zeediek tot Amsterdam. Aan die burgemesteren en regeerders der stadt Medenblyck. Tussenbeyde Harlemmersl uys.
Port.
Stukken betreffende schipper Michiel ildriaansz. de Ruiter over liet lossen van eenige Nederlandsche schepelingen uit de Turksche slavernij , 1644 en 1645.
Daar niets, wat onze groote mannen betreft, ons onverschillig kan of mag zijn, zoo is het den heer Leupe belangrijk genoeg voorgekomen, om , naar aanleiding van eenige stukken in het stedelijk archief te Medenublik aanwezig, iets mede te deelen omtrent onzen beroemden admiraal M. A. de Ruiter, toen hij nog als schipper voor de heeren Lampsens voer; waaruit blijkt dat, waar hij zich ook bevond , hij niet alleen beoogde het voordeel van zijne meesters te behartigen, maar ook gehoor gevende aan zijne aangeboren menschlievendheid , de vrijheid trachtte terug te geven aan schepelingen, die door Turksche zeeroovers daarvan beroofd waren. Wij lezen bij zijnen geloofwaardigen levensbeschrijver G. Brandt , dat hij, na in het jaar 1641 als kapitein in dienst der staten den togt naar Portugal onder het opperbevel van den admiraal Arnout Gijsels te hebben gemaakt en daarvan in het jaar 1642 teruggekeerd te zijn, weder van de jaren 1643 tot 1651 voor zijne oude mees VI. J.
17
950 ters , de heeren Lampsens , als schipper voer en verschillende reizen naar Ierland, Barbarije enz. deed. Het eerst volgende stuk bevat de eigenhandig ondertee, kende verklaring van zes schepelingen van Medemblik en een van Amsterdam, dat zij door den schipper Michiel Adriaansz. de Ruiter van het schip de Salamander uit de slavernij verlost zijn, waarbij zij beloven hun losgeld te zullen teruggeven , zoodra aan hen of hunne vrienden dat handschrift zoude vertoond worden , aan welke belofte allen ,met uitzondering van Pieter Gerritss., hadden voldaan , blijkens bijgevoegden brief van Willem de llaese. Wij ondergheschreven Harman Willekens, Symon Jacobss. Koey , Adam Pieterss., Remmert Jansen Gorter, Jacob Cor• neliss , Pieter Gerritss. , tsamen van Medenblick , ende Cornelis Pieterss. Gael van Amsterdam, tsamen geweest slaven van de Sant Sydy Aly , bekennen wel ende duechdelijcken schuldich te weeen aen de gemeene partyniers vant schip den Salamander ider hondert ende negen en een alven ducaet, en Pieter Gerritss. noch dry ducaeten bovendien, somt samen seven hondert negen en sestich ducaeten en eenen alven, ider ducaet tot twintich schellynge t stuck , welcke bovenschreven comme schipper Machiel Adryaenss. de Ruyter voor tetse vrijdom uyt de slavernye betaelt heeft. Ende beloven het selve in een masse te betalen , alsoo wij met malcanderen in een verbant lijn; en of het quame, twelck Godt verhoede, datter imant van ons quam te verongeluc• ken ofte aflijvich te werden, sullen evenwel de overblijvende gehouden sijn de bovenschreven somma van sevenhondert negentsestich ponden en thien schellynge groten vls. te betalen, den eersten penynck met den laetsten, en dat waneer desen int vaderlant getoont sal werden bij ons ofte onse vrienden, waer onder wij verbinden generalijeken ons persoon ende goederen , roerende ende onroerende present
251 ende toeco p ende. 1n kennisse der waerheyt hebben wij dit onderteeckent desen 2 Junij 1644. Stierman Haerman Wylkes , Volgen het merk van Jacob Corneliss., en de overige handteekeningen. In presentie van mij hebben dese bovenschreven alles vrijwillich onderteeckent. Guliam de Backer , 1644. Sertifie comme les susdits esclaves cy desus ont sygné de leur propre main en temoing j'ai sygné. Dumesnil. Laus deo , a° 1645, 5 Januarij in Amsterdam. Erentveste, achtbare, wijse, voorsienige heeren. Naer mijn gebiedenisse dient dese om vrundelijke te kennen te geven hoe dat nu een wijl geleeden, dat de gemeene participanten vant' schip de Salamander, daer op schipr Michiel Adriaenss. de Ruyter, hebben gelost Herman Willekens, Symon Jacobsz Coy, Adam Pieterss., Remmert, Janss. Gorter, Jacob Corneliss. en Pieter Gerritss., saemen van Medenblick en Cornelis Pieterss. Gael van Amsterdam, slaven geweest van de Sandt Syde Aly, voor de somma van seven hondert negen en sestich ducaet en een halve, tot twintich schellingen stuck , als hun handtschrift uytwijsende is, gepasseert dato den 2 Junij 1644, waerbij se hun verbinden voor gelden te betaelen soo haest het haptschrift int vaderlandt getoont sail worden bij hun ofte hunne vrienden. Soo ist dat d'andere voldaen , uytgenoomen Pieter Gerritss., die voor sijn hooft nog resteert te betaelen de somma van f 615, en om sulx machtigh te worden hebbe diverse reysen op Medenblick daerom geschreven , maer becoome antwoordt, ditto penningen op f 50 naer bij een sijn vergadert, en dal mede daervan onder u. e. heeren borgemeesters Boude berusten de somma f 550. 17*
Derhalve ben ootinoedighiijck versouckende, de heeres gelieve mijn behulpigh te wesen ow tot de resterende penningen te moogen coomen. Verwachte gunstige advys. hIiermede beveele , wijse, voorsienige heeren , in protextie des Almogende. Actuin Amsterdam , datum ut supra. Ben te vinden op de Nieuwe Marekt op de houck van de Bloetstraet tot Amsterdam, van u. e. dienstwillige vr. Willem de Haese. Opschrift. Erenfeste, achtbare, wijse, voorsienige hee-
ren , borgemeesteren ter steede Medemblick. Twee brieven, door den vice-admiraal Michiel Adriaansz. de Ruiter geschreven, de een uit Alicante en handelende over liet opontbod der Hollandsche schepen naar het widerland, de andere uit Malaga, handelende over het verleenen van Hollandsche zeebrieven aan Hamburger schippers.
Hoog mogende heeren! Mijne heeren. Sedert mijnen laetsten van den 4 deser over Marseille volgens copie hier nevens, soo ist dat op gisteren den 7 alhier bij ons van Allicante sijn gecomen den commandeur Cornelis Everts en capiteyn Adriaen Banckert, comende van Caljer in Sardinien , dewelcke aldaer ontmoet hebben den schout bij nacht Aert Jansz. van Nes, nevens de capiteyns Jsacq Sweerts en Evert Nachtglas , comende van Livorno, en waren met seer harde storm en schade aen schepen en seylen Baer binnen geco men, medebrengende twee brieven van haer ed. mo. in Zeelant, hebbende die tot Livorno ontvangen om aen den commandeur Evertsen en Banckert over te levercin, gelijck tot Caljer is geschiet, waervan den inhout is, als hare ho. lno. wt dese nevensgaende copie sullen kunnen sien, waer over den genielden commandeur het cruyssen op de Tripolesen heeft gestaeckt, en d'ordre van haer ed. mu. ter admiraliteyt in Zeelandt gevolgt , comende cito west
253 aen tot bij ons , latende den schout bij nacht van Nes , Sweerts en Nachtglas tot Caljar om hare schepen en seylen te repareren , voornainentlijck den schout bij nacht ; oock was het schip van capiteyn Nachtglas voor in de boech met de sware storm seer ontstelt, sulx dat de vourschreven schout bij nacht van Nes en capiteyns mette eerste gelegentheyt naer gedaene reparatie de vlagge mede west aen sullen comen soecken, wt oorsaecke datse tot Caljer voor seecker hebben verstaen, dat de Tripolesen altesamen al over een maent sijn binnen geweest, en naer jaerlijcksche gewoonte oock binnen blijven tot de maent van Martij, volgens het bericht van oase Nederlandtsche gewesen slaven, die tot Tripoli in slavernij sijs geweest; den capiteyn Jan de Lieffde van Rotterdam heeft mede ordre om naer 'tvaderlandt te keren. Enfin haer ed. mo. van yder collegie ontbieden haere capiteynen roette onderhebbende landtsschepen naer huys toe, sonder dat ick de minste aenschrijvinge van naere ho. mo. daervan become, ende schijnt off de collegien tegens den anderen waren gepicqueert, soo haere ho. nro. wt dese nevensgaende connen sien. Wij blijven hier noch met ons vijff schepen van 't ed. tno. collegie van Amsterdam en den schout bij nacht van Nes van Rotterdam , sijn t'samen ses laats schepen. De Turksche capers comen daegelix wel bij onse Nederlantsche coopvaerders , maer bejegenen die als vrunden. Haere ho, rno. gelieven te weten , als dat wij die hier blijven gesauuentlijek met onse victualie connen wtharden tot primo Mey toecomende, langer niet, ofte ten alder uyttersten tot ultimo May. Hiermede, ho. mo. heeren &. Actum in 's lants schip de Lieffde voor Allicante den 8"" Januarij 1663. Get. Michiel Ad. Ruyter.
liet in den voorgaanden brief vermeld afschrift van de missive der admiraliteit van Zeeland is van (lezen inhoud.
254 Edele , vrome , manha fte ! Wij hebben ontfangen u. e. laetste missive in dato den G^Zsten Augustus laetstleden geschreven omtrent Maltha. Vertrouwen dat onse brieven u. e. oock sullen ter handt gecomen , speciaelijck oase laetste, waerbij credit wert overgemaeckt tot betaeling van een maendt soltz aen het bootsvolck en soldaten op de drie Seeuwsche schepen. Wij sijn verwondert , dat u. e. ons niet en bericht vets te hebben vernomen van onse brieven , al in Junio verleden soo aen de vice-admirael de Ruyter als aen u. e. en den capiteyn Cornelis Evertsen de Jonge, waer bij wij goed. vinden dat het schip van den voornoemden capiteyn Cornelis Everts de Jonge so haest mogelijck herwaerts keeren, om voor te tomen het perijekel van dat het schip, als sijnde niet verdobbelhuyt, door den worm lichtelijek tonde worden bedorven. Aengaende het voorgenomen vertreck van den vice-admirael van Meppel met de drie schepen, staende ter directie van 't collegie ter admiraliteyt in 't Noorderquartier, vertrouwen wij dat, nae de nael geen apparentie is van een accordt te tonnen treffen met de Turcksche roovers, sij oock van haere ho. mo. en het voor• noemde collegie andere ordre sullen hebben ontfangen om noch voor een tijt bij de vloot te blijven; doch bij aldien, buyten vermoeden, den voornoemden vice-admirael met sijn bijhebbende schepen geen andere ordre ontfangende effective van Cadix nae het vaderlandt quamen te vertrekken, geven wij u. e. ordre en permissie om met de Zeeuwsche oorlochschepen terstont oock naer buys weder te keren, maer, bij aldien hij, vice-admirael van Meppel, bij de vlote sal blijven, sult u. e. nevens hem daer oock verblijven, doch in allen gevalle terstont herwaerts sendende den capiteyn Cornelis Everts de Jonge niet sijn onderhebbende schip, ter oorsaecke als boven gementionneert; en bij aldien twee oorlochschepen van 't Noorderquartier of twee oorloch-
205 schepen van Rotterdam herwaerts comen, sult u, e. den capiteyn Adriaen Banckert nevens den voornoemden Cornelis Everts de Jonge mede herwaerts affsenden , blijvende u. e. persoon en schip bijde vlote , bij aldien oock maer een schip conde worden naer huysch gesonden en den capiteyn Jan Banckert, die tot convoy van de schepen nae Spanje van hier is vertrocken, u. e. en den capiteyn Adriaen Banckert ontmoeten sal, in dien gevalle den voornoemden capiteyn Adriaen Banckert met siju onderhebbende schip oock herwaerts wederkeren , en den capiteyn Jan .Banckert met sijn onderhebbende schip nevens u. e. in sijn broeders plaetse blijven bij 's lants vlote, waertoe wij hem oock ordre sullen seisden, staende niettemin in allen gevallen vast de wedercornste van den capiteyn Everts de Jonge. Laet ons bij alle bedenckelijcke middelen weten, wat op dit onse schrijven in ordre is gevolgt , en sullen als dan goede sorge draegen , dat de schepen , die in de Middellandtsche zee sullen moeten blijven, van vivres, credit en noodige behoeften ten alderspoedichsten sullen worden vooruien; ondertusschen sult u. e. en de resterende schepen sich moeten provideren en helpen op de beste en bequaeruste maniere, ais u. e. nae uw goet beleyt niet de minste ondienst van 't landt sult oordeelen te kunnen geschieden. Hiermede &c. In Middelburch den. 2 October 1662 , Was geparapht. Willem Backer , Onderstont: De gecommitteerde raeden ter achniraliteyt in Zeelandt. Luger stoat: Ter ordonnantie van deselve, Was get. 3.
Steengracht. Hoog mogende heeren! Mijne Heeres, sedert mijnen laetsten van 8 deser voor Allicante over landt en den XI d" per den commandeur Cornelis Everts over zee, soo ben ick nevens den commandeur Gideon de Wildt op den 2O"" slnorgens voor Mallaga
256 gecomen, vindende aldaer diversche Hamburger schepen, yder versien met een nieuwe zeebrieff naer manniere, stijl en wapen van Amsterdam; oock beginnen de consuls zeebrieven te geven aen gemeene schipperen , sulx dat te vresen staet, dat in 't corten alle de gedaene moeyte (soo doende) met die van Argiers te niet sal loopen , 'twelck haere ho. lno. voor advijs is dienende. Wij vermenen soo op heden avont van hier t' seyl te gaen naer Cadix om aldaer haere ho. mo. ordres aff te wachten, 'tsij tot lossinge der slaeven off ons nae 't vaderlandt te begeven; hebbende alvoren tot Allicante en illallaga ordre aen de consuls en aen de volgende capiteyns gelaten om de brieven daer cornende cito op Cadix te bestellen , 'twelck van Allicante in vier, en van lYlallaga in twee daegen can geschieden; en wij ons soo seer naer Cadix spoedende, is om de gelegentheyt van de tegenwoordige lichte inaen, oock te meer om daer gereet te sijn in 't keeren naer 't vaderlandt, ofte om geit te trecken tot volvoeringe van 't lossen der Nederlandtsche Christenen slaeven , naer dat haere ho. mo. ordre en gelieven sal wesen. Vorder bericht van hier boven dient, als dat schipper P. Brouwer van Hamburch heeft een zeebrieff van Amsterdam , dewelcke een stuck gelts heeft gegeven aen een andere persoon, die den behoorlijcken eedt voor hem schipper Brouwer voor borgemeesters heeft gedaen, en dat sijn schip tot Amsterdam was thuys hoorende, en alhoewel al de reelers tot Hamburch sijn woonende, soo andere Hamburgers mij alhier onderrichten. Schipper Dirck Wollengreeff, t schip St. Gidions, heeft mede een zeebrieff van Amsterdam , hoewel 't schip mede tot Hamburch is t'huys hoorende; item Erasmus Naegel , het schip St. Jacob, hoort mede tot Hamburch t'huys, die oock een zeebrieff van Amsterdam heeft. Michiel Scholt, voerende het schip St. Marie , heeft een zeebrieff van Texel , de welcke schipperen seggen, dat se soo veel zeebrieven
tonnen crijgen alsse selfs willen, ende dat van borgers van Amsterdam en andere plaetsen , die voor den raedt daert behoort compareren en voor de rechte schipperen sweeren, 'twelck int vort een seer verwart werck sal maecken, jae d'Engelsche seggen recht wt, dat se het aen haeren consule tot Argiers zullen bekent maecken , dat de meeste Hamborgers met gepractiseerde zeebrieven van Hollandt vaeren , opdat de Turcken des te beter souden oppassen. Hiermede , ho. mo. heeren 81r. Actum in 's lants schip de Lieffde voor Mallaga den 23" en Januarij 166.
Get. Michiel Ad. Ruyter. Remonstrantie rakende de constitutie van den staet deser landen in 't stuck van de politie ends financie, ingestelt door Johan van Oldenbarneveld 1). Medegedeeld door dr. P. Scheltema te Amsterdam. Hooge mogende heeren! Min heeren , mijne swackheyt belet , dat ick uwe ho. mo. bij dese gelegentheyt in de vergaderinge niet en can bijwesen, ende mij bedroeft ende verdriet, dat ick ende vele lief hebbers deser landen moeten sien, hooren ende 4 j ik vond dit vertoog , door Oldenbarneveld aan de Staten-Generaal overgeleverd, onder de papieren van Hugo de Groot , aanwezig in de boekerij der Remonstrantsch•Gereformeerde kerk te Amsterdam. Het stuk heeft geene dagteekening , maar werd kennelijk geschreven in de eerste dagen van April 1618 , zijnde het reeds den zevenden dezer maand ter kennisse der staten van Holland gebragt. Wij zien daaruit , hoedanig de gesteldheid van de financiën en andere aangelegenheden in onzen staat te dien tijde was , en welk gevoelen dienaangaande Oldenbarneveld bezat. Waarom deze memorie, als eene bijlage der verhooren van den grooten staatsman , door het Historisch Genootschap te Utrecht uitgegeven , en als eene bijdrage tot de geschiedenis van ons Vaderland, gedurende het gedenkwaardige jaar 4648, allezins verdient bewaard te blijven. P. Scheltema.
'258 verstaen, dat bij velen claerlick ongestraft getracht werdt, de hoocheyden, vrijheyden ende gerechticheyden, oock oude loffelicke gebruycken van uwe ho. mo. eensamentlick die leden ende steden derselver te vercleynen, jae vernietigen, houdende derhalven mij ampts ende eedtshalven te meer verbonden , die te helpen verheffen. Dat bij de heeren staten generael dese tytel is aengenomen, hebbe ick meest op uwer ho. mo. oudt ende jegenwoor• dich recht gegront, als bij haere loffelicke voorouders, in hare oude vrijheyt deur hare vromicheyt verdient, sijnde gehouden voor broeders ende medegesellen van het Roomsche rijck, waerop oock vele oude graven van Hollandt gheen superieur en hebben willen erkennen, ende wordt gehouden ten naesters bij keyser Lodewijck van Beyeren bekent ende bij keyser Frederick van Oostenrijck volco ^nelick toegestaen te sijs, ende daernae altijts geobserveert, oock bij arrest van den grooten raedt van Mechelen, opte questie van den gulden bul, jegens die van Brabant gedecreteert. Uwe ho. mo. ende vele van de voornaemste steden van Hollandt ende West-Vrieslandt hebben onweer derspreeckelicke preuven van g hare vromicheyt, volstandicheyt ende onderlinge getrouwicheyt voor de hanthoudinge van haer wettelick voornemen , tot bescherminge van hare veye ende gerechticheyden in den jare 1572, 73, 74, 75 ende 76 met weynich steden van Seelandt ende Bommel, onder die seer wijse, heroicque ende goede beleydinghe van mijn heere die prince van Orangien h. m. bewesen, hebbende uwe ho. tno. daerop aengenomen die devise , Confadens Domino non movetur, ende hen laten toeschrijven , Altere et pati fortia fidelium Hollandorum
est. Deur dewelcke vromicheyt ende onveranderlicke resolutie te wege gebracht sijs die twee tractaten van den vrede van Gendt ende naerder Unie van Utrecht; tot onderhoudinge van dewelcke uwe ho. mo. haer boven alle
anderen soo loffelick ende constant hebben gedraghen, dat in 't eynde de coninck vair Spanien ende de eertshartogen, voor hen ende hare erven uwer ho. nio. gedecreteerde vrijheyt (met kennisse, goetvinden ende belofte van de hanthoudinge van de grootste ende voornaemste coningen van 't Christenrijck) hebben bekent, met wtdruckelicke verclaringhe, dat sij op uwe ho. mo. niet en pretenderen, sonder welcke bekentenisse, mit haer niet gehandelt en Boude sijn geweest. Mijn heeren, omme 't voorsz. oude, deur een voorleden oorloge vernyeuwde, ende met soo veel bloets, goets, arbeyts ende moeyten te bevestighen, recht te behouden, bidde ick uwe ho. mo. alsnoch op 't alderhoochsten (ge. ijjck ick tot meermalen in de vergaderinge gedaen hebbe) aen alle lijden te willen affleggen alle passiën, bitterheyden, wantrouwen ende naedencken, ende in plaetse van dien aen te trecken ende u weder te wapenen met eenicheyt , christelicke lieffde ende broederlicke vertrouwelicheyt, gelovende, dat die vermaninghen, die uwe ho. mo. daertoe van wegen uwe grootste ende andere geallieerden gedaen sijs, ende onderlinge bij vele lieffllebbers des vaderlandts , soo van uwer ho. mo. vergaderinghe, als anderen , gedaen worden , oprechtelick strecken tot behoudenisse van 't ghene , daeromine van oude ende bij onse tijden soo veel gedaen ende geleden is, staende andersints te bevresen , alles verloren te sullen gaen. De republicque, dat is uwer ho. mo. vergaderinghe ende staet , deur onderlinge eenicheyt, die christelicke ende broederlicke vertrouwelickheyt , eensamentlick die wettelicke regeringe van de steden in goede poincten Bestelt . ende gehouden werdende (sulx als die in de naeste dartich jaren seer loffelick ende genouch met groote verwonderinghe niet alleen van alle vromen binnen de vereenichde landen , ende bij de nagebuyren coningen, chur-
260 fursten , fursten, heeren ende republicquen , inaer oock bij verder geleghen ofte geseeten , in grooten aensien, credit ende respect is geweest) sullen alle saecken wel ten besten ende tot gemeen consenteinent gebracht connen worden. Want het naecommen ende onderhouden van de beloften onder de leden ende steden van Hollandt ende West-Vrieslandt, daernae oock met die van Seelandt, ende successiveliiek met meest alle de provintien der Nederlanden, bij de tractaten van Gendt, ende onder eenigen bij de naerdere Unie van Utrecht , moeten onwederspreeckelick ter goede trouwe onderhouden worden, ende soo daer yet onbehoorlick tegen gedaen is, moet met goede ordre ende discretie bij de bequaemste middelen (die men nae rijpe deliberatie daertoe goetvinden sail) gerepareert worden. Ende daertoe malcanderen beloften te doen ofte vernyeuwen , en mach met recht ofte redenen niemandt weggeren. Die republicque alsoo wel ende in loffelicke poincten herstelt wesende, moet gelet worden, wat in deselve nodich is. Twelck verstaen moet wesen, vooral notelicke verseeckeringe, omme die saecken in sulcke goede poincten te inoghen houden. Verseeckeringe en can men niet hebben , ten sij ordre gcstelt ende gehouden werde opte betalinge van 't volck van oorloghe ende andere lasten, die men notelick moet draghen. Die betalinge en can niet gedaen worden , ten sij daer toe gedragen worden genouchsame consenten , ende vooral ingewillicht, dat promptelick nodich is , te weten , 'tghene alrede versche. nen is, ende in de loopende ende toecomende maent vervallen sal. Is daeromme voor het scheyden der vergaderingha ofte reces vooral nodich , daertoe goede resolutie genomen te worden. Bij de poincten van beschrijvinghe sijn daertoe voorgeslagen het innen ende betalen der restanten van de steden
261 ende dorpen, oock van de pachters, van 'tghene verschijiien sonde tot den lesten Martii verleden. Dit moet vooral soo in 't Suyt als Noorder quartier met ernst werden gedacn. Die steden sijn voorts versocht te willen anticiperen 'tghene sij suvers van de verpondinghe, quote in de IIIcm guldens en die 24 stuvers opte tonne biers voor het jaer 1618 sullen schuldich blijven. Dit consent is althans nodiger, als oyt te voren, ende behoort daeromme gedraghen te worden. Maer terwijlen aen den ontfanger generael Doublet alleen veel meer van wegen Hollandt ende West-Vrieslandt te betalen staet, als vuyt het voorsz. consent ende restanten in de voorsz. twee maenden can geconsequeert werden, ende dat vele compagnien ruyteren ende knechten, opte repartitie van Hollandt staeiide, slagen, in drye maenden gheen geit ontfangen te hebben, soo moet daertoe prompt middel wesen; want off sij ordonnantie opte ontfangers hebben , als het geit nyet en voicht , en kunnen ruyteren ende soldaten nyet te vredes gestelt, ofte in goede ordre gehouden worden. Daeromme moet het collegie notelick worden geautho• riseert, omme 'tghene tot betalinge der notelicke lasten moet opgebracht worden, ende vuyte voorsz. restanten ende consenten niet promptelick en is te gecrijghen, eerst bij vercoopinghe van lijffrenten opten voorgaenden voet, ende successivelick bij vercoopinghe van losrenten, ende lestelick , is 't noot, bij negotiatie mette beste ordre ende mesnaige te doen lichten , 'tghene nodich is. Ende soo men 'tselve generalick nyet can bewillighen, mach gelimiteert worden tot een seeckere somme, jegens die naeste bijeencompste van de vergaderinghe, als wanneer de staet beter en claerder can ingestelt worden, twelck niet geschieden en can sonder goet ende perfect oudersouck, hoe veel men noch aen de generaliteyt, ende oock van de particu•
262 liere lasten van Hollandt ende West-Vrieslandt van de verleden jaeren tot 1617 in cluys schuldich is, ende wat goede restanten daer tegen nodich staen te ontfangen. Ende moet altijt voor seecker gehouden worden , dat soo verre het verschot, aen de Fransche troupen gedaen , gerembourseert ware, gheen verloop int stuck van de finantie ofte contributien van Hollandt soude wesen , dat is te verstaen , die lasten met het incommen ten naesten overeen te tomen. Aengaende het consent van den loopenden jare 1618, en sal het incommen van hetselve jaer nyet hooger nae apparentie genomen connen worden, als tusschen omtrent LXIIIem gnldens. Want hoewel die raminghe genomen wordt tot over die LXVcIn guldens, soo is noch geheel onseecker (schoon genomen , dat de leste gedaen verpachtinge hen naesten soo veel vuytbrochte , als het contre-termijn van den voorgaenden jare), off in de twee volgende verpachtingen gheen grooté verminderinghe en soude moghen vallen, gelijck men daer jegens bekennen moet, dat oock wel eenighe winst soude moghen vallen , indien deur sterfte, brant, inundatie ofte andere ongevallen die landen ende steden niets beswaerlicx over en compt. Maer in allen gevalle dient gelet, dat over Amsterdam alleen , soo bij quytscheldinge als atterminatie , neer als tseventich duysent gulden (alleenlich in dese vergaderinghe) is gestelt , omme buyten die ordinaris maenden betaelt ofte opgebracht te worden. Jtem dat int begrooten van de LXVCm ponden ongeveerlick twee hondert vijff ende dartich duysent ponden, bij gissinge ofte raminge , voor den 80 ende 40 penninck (die gecollecteert ende niet verpacht worden) gestelt is, twelck alleen sonder miracle wel hondert duysent ponden int jaer sal connen verschelen, wesende de vercopinghe van de
?63 erven en goederen , ende oock die erffenisse van dien , seer onseecker , ende het eene jaer het andere niet leerende. Van de LXIIIcm gulden moeten notelick alle schulden betaelt worden , die XXc VIm ponde voor de particuliere lasten van Hollandt ende West-Vrieslandt, die van tijt tot tijt hooger comen te monteren door de nyeuwe vercopinghe van de renten , die alle half jaren verschijnen. Ende die van Noort-Hollandt, houdende haren ordinaris cours, sullen ten minsten tot assistentie van het collegie van de admiraliteyt aldaer inhouden hondert duysent ponden. Van de andere collegien vuyt haren overschot 'tselve te recouvreren , sal een ijdele hoope wesen , want indien tot Amstelredam, Rotterdam ende Seelandt eenich overschot valt , sal 'tselve aen de Oost-Indische compagnie op haer subsidie verstreckt worden, ende in Vrieslandt en valt gheen overschot. Tot Amstelredam was int begin van den jare 1616 het comptoir alsoo gestelt, dat de heeren staten-generael , omme de betalinghe van thien duysent ponden , daer op geassigneert, wel tweemael mosten ernstelick schrijven , eer men die conde betaelt crijgen; ende int jaer 1617 is bij liquidatie mette Oost-Indische compagnie bevonden, dat sij noch veel duysenden ten achteren waren. Jck en can niet bedencken , waer vuyt nu de begrootinge van het incommen van de convoyen gemaeckt wordt op XXcm ponden , alsoo bij overgesonden staet anno 1616 het incommen van het collegie t' Amsterdam , van den eersten April tot den lesten December toe , bedroech omtreat VcLXIIm £, ende 't is kennelick , dat het incommen van de maenden Januarius , Februari pus ende Martins aldaer g iet veel op en brengt. liet incommen van het collegie van Rotterdam was in denselven jare , van den eersten Januarii tot den lesten October, omtrent IIAXXII Ri E.
264 Het incommen van het collegie tot Hoorn ende Ene. huysen your den geheelen jare was omtrent LXXX m E. Ende van Doccum omtrent LIIII m E, mede voor den geheelen jare. Van Seelandt wordt niet bevonden een staet overgesonden te wesen , maer is ten naesten als Rotterdam. Ten is niet te geloven , dat in het jaer 1617 tot Amsterdam 't incommen grooter sonde sijn geweest , maer nae de dachten van de pachters apparentelick eer minder. Van de anderen en can soo veel niet verschelen. Ende dat men die hondert duysent ponden bij die van Noort-Hollandt vuyte voorsz. contribution dit jaer te lichten aen andere geconsenteerde ende aengenomen lasten van de generaliteyt soude willen inhouden ofte corten, is mede buyten apparentie , alsoo alle lasten getelde schapen sin, Ruyteren ende knechten sullen van het hare niet willen missen ; die tractementen trecken , veel min. Andere lasten sijn op 't alderscherpste genomen. Die logijsgelden moeten precise betaelt worden. Die lasten van de fortificatien ende gieten van het geschut vallen alle jaers hoo• ger, als die consenten. Die betalinghe van de bidets , ende tghene daeraen cleeft , en can niet ledich gestaen worden. Sulc x. dat die voorsz. hondert duysent van de XLIICXCIIIIm £ getogen sijnde , en soude niet weer goets blijven als XLI CXCIIIm E. Hiervan genomen sijnde een derde deel voor de" lopende schulden , soude voor de quote van Hollandt bedragen om. trent IcLXXm E. De penningen op interest lopende mogen wel passeren bij memorie, maer in de generaliteyt dient aengehouden opte lossinge derselver , anders sullen die andere provintien die van Hollandt Initte bruyt laten sitten , gelijek sij tot noch toe gedaen hebben , tot rnerckelicke ondie p ste van den lande.
265 Ende en soude voor het contingent van Ilollandt ende Westvrieslandt in de vijffhondert vijff ende twintich duysent ponden ter maent van de lasten over die provintien gerepartieert (beriragende XXXVIPLXIXmIIIeXCII E, ende de IcXXm £ voor de logijsgelden , mitsgaders voor de quote in de tweehondert duysent ponden voor de fortificatien, ende het gieten van het geschut bedragen PXVImVIcXXIIII E, ende die IIII .m E voor de bidets ende andere lasten daer bij gevoucht, wesende al getelde schapen, bedragen IIeXXXIIIm II eXCVIII £, niet meer overschieten XLCXXIIIIm £, ende
oversulex te cort comen die somme van hondert vijfthien duysent, twee hondert vier ende tzestich ponden. Ende als men die saecke in eenighe apparentie van or= dre (naer het voorgaende gebruyck) soude willen stellen ende houden , sonde men in plaetse van 't voors. cort wel twee off drie hondert duysent ponden in voorraet behooren te hebben, om als men haestelick te velde soude moeten trecken (twelck sonder gereede ende prompte penninghen nyet en can geschieden) deur faulte van retardement te veroorsaecken, daerdeur lichtelick de saecke in groot verloop ende irreparabele schade sonde moghen vervallen. In de naeste jaren, als men in den oorloghe was, sijs die legerslasten van jaer tot jaer, ten minsten geconsenteert op ses hondert duysent ponden int jaer, ende sijn somtijts in een jaer wel geresen tot twaelff hondert duysent ponden; ende bovendien waren totte behoufften van het Ieger opten staet van oorloghe omtrent seshondert duysent ponden gebracht, die somtijts oock wel een derdendeel hooger monteerden. Hiervoor en staet in den jegenwoordighen staet van oorloghe nyet, ende moet nochtans notelicke geit costen , daer op in tijts dient gelet ende geensints in de wint geslaghen. De secrete diensten, ter ordonnantie van sijs excellentie VI. J.
18
266 lijn bij den jegenwoordighen staet wel twee derdendeelen vermindert, ende andere posten (int capittel van de lasten van den oorloghe) nae advenant. Welcke Iasten , in gevalle men te velde soude moeten tomen , mede ten naesten opten ouden voet souden moeten gebracht worden. Boven 't voorsz. cort ende die andere lasten hier voren verhaelt, en is niet goets voor de versochte vier duysent waertgelders, de vier duysent Francoisen te voet ende twee compaignien te peert , noch de seshondert duysent ponden voor de legerscosten , bij de propositie versocht. Van gelijcken en is niet voorhanden voor de quote van llollandt ende Westvrieslandt, in de véertich duysent gulden ter maent aen den coninck van Sweden , bij tractaet belooft, ende in den lopendere jare van nieuws toegeseyt. Daer op bij den ambassadeur van den coninck van Sweden groote instantie gedaen wordt. Soo insgelijcx geen middelen voorhanden sijn , omme de quote van de heeren van Hollandt ende Westvrieslandt te betalen in de resterende drye maenden , van vijftich duysent ponden ter maent aen den hartoch van Savoyen belooft, in gevalle hij in oorloch blijft, daertoe groote ap. pareritie is. Ende indien groote extraordinaris legatien dit jaer gedaen worden, sullen daerinne ontwijffelick oock groote extraordinaris costen ende lasten vallen, daerop mede dient gelet. Den staet ende republicque in goede ordre gestelt ende de verseeckeringhe van dien besorcht lijnde, bij het dragen van de notelicke consenten , ende op 't voldoen ende onderhouden van de voorsz. beloften voorsien wesende, dient voorts gelet op tghene in nagebuyre rijeken ende landen passeert, daer deur dese landen in swaricheden, direcktelick of indirecktelick , souden moghen vallen. Daer op iegenwoordich in sunderlinghe consideratie moet co-
267 men het voornemen van sijne majesteyt van Denemarcken jegens den hartoch van Hoisteyn , als eertsbisschop van Bremen, daer op (mijns oordeels) met sunderlingen ernst dient gelet, als wesende van groot gevolch ende insichte. Die voorgenomen legatie dient voor 't scheyden van de vergaderinghe gearresteert ende de instructie gemaeckt , ende vooral goede sorge gedraghen, dat die gesanten mogen volcomelick worden gelast ende geauthoriseert , omme de saecke tusschen sijne majesteyt ende den bisschop tot accordt ende accommodatie te brengen, omme die extremiteyten van oorloghe te voorcomen. Opte religions-geschillen is nu lange genouch in controversie gebesoigneert, 't is meer als tijt, dat men hen tot eenicheyt disponeert, opdat deser landen quaetwillighen daer vuyt gheen voordeel en trecken. Dat die minste stemmen die meeste souden overwinnen, is een ongehoorde nieuwicheyt ende perfecte absurditeyt. Dat die minste hen mette meeste conformeren , is een generaelrecht deur de geheele werelt , ende namentlick in dese landen , in alle col legie p , gebruyck t, ' Daeromme dienen de steden swacricheyt maeckende, hen metten heeren eedelen ende meeste steden te conformeren , versocht dien cours , als onwettelick , nae te laeten, ende hen metten heeren eedelen ende meeste steden te conformeren. Ende soo sij daer toe niet en souden veesen gelast, dienen burgermeesters, regeerders ende vroetschappen derselver wel ende pertinentelick bericht van de ongefundeertheyt haers voornemens, van de seer schadelicke consequentie ende prejuditie, die men jegens der landen welstandt, verseeckeringhe, ruste ende eenicheyt soude veroorsaecken , indien men een synode nationael bij opdringinge ende overstemminge van provincien ende steden wilde houden. Dat die twee laeste synoden groote onheylen hebben veroorsaeckt, (ende sulcken thienmael meer onheylen voort te brengen , apparent soude 18*
268 wesen), dat voor den jegenwoordighe nochte den toecomende niet en soude tonnen verantwoordt worden, dat men de heeren staten van Hollandt ende Westvrieslandt jegens haren danek bij opdringinge ende overstemminge soude willen beroven van de authoriteyt, recht ende superioriteyt, haer wettelick competerende. Welck recht ende authoriteyt int derde jaer van den oorloghe, als anno 74 de heere prince van Orange ende de heeren staten in soo groote waerde ende achtinge hebben gehadt, dat sij dier tijt int alderheetste van den oorloghe hetselve recht jegens de kerckelicke personen hebben gemaintineert ende gejustifi• teert, allegerende voor bundighe ende pertinente redenen, dat niet alleen bij den Ouden Testamenten, maer oock onder de christelicke overicheyden tselve recht bij de hooge overicheyden was geweest ende gebruyckt, ende dat in de naeste hondert jaren die coningen van Engelandt, van Denemarcken ende Sweden, churfursten, pfalsgraeff van Saxen ende Brandenburch, oock andere churfursten , f ursten , graven, heerera, republicquen ende vrije steden van Duytslandt, de republicque in Switserlandt, jae de regeerders van de stalt van Geneven scuffs , als sij de tirannyen, ketteryen ende vuylicheyden des pausdoms hebben gesuyvert ende
de evangelische reformatie ingevoert, sulcx bij hare authoriteyt ende ordre in den haren elcx hadden gedaen. Daer nu noch in consideratie bij compt, dat de coninck van Groot Brittannien , nae sijne hoochste wijsheyt ende conincklicke voorsichticheyt, sijne ondersaten, soo kerekelick als weerlick, tot de erkentenisse van sijne authoriteyt ende recht , oock in kerckelicke saecken , 'let alleen bij beloften, inaer met solemneelen eedt tot verseeckeringe van
sijn conincklijeken persoon , stact, rijeken ende on-
dersaten verplicht houdt. Gelijck ook daer bij dient , dat die graven van líollandt, over veel hondert jaren, die authoriteyt over hare geestelicke personen hebben ge-
2,69 bruyckt, dat oock onwederspreeckelic is, ende bij experientie bevonden wordt, dat coningen, princen ofte souveraine regeringhen , die in hare rijeken, furstendommen, ofte landen nyet sou wel over kerckelicke personen ende saecken , als andere hare ondcrsaten, authoriteyt hebben ende gebruycken , maer dacr toe yemants anders authoriteyt moeten toestaen , van haren staet niet verseeckert en tonnen wesen , als boven alle oude exemplen gebleecken
is , binnen weynich jaren herwaerts, te weten , dat de paus in den ban gedaen hebbende den hartoch ende repu. blicque van Venetien , de hartoch ende senaet haer daer tegens stellende, ende hare geestelicheyt in hare gehoorsaemheyt hebbende , haren staet hebben geconserveert; daer tegens de hartoch van Ferrare hem in gelijcke occurrentie van de ban bevindende , sonder sulcke authoriteyt, plotselick sijnen staet heeft verloren. Ende souden die steden, die nu de heeren staten van Hollandt ende Westvrieslandt willen beroven van 't voorsz. recht ende authoriteyt , ende 'tselve brengen aen de andere ses provintien , ofte de kerckelicke personen vuyte selve, opten naem van een nationael synode, haer wel in Gorten tijt daer over moghen beclaghen , als het te laet soude wesen ; want het recht eens wechgegeven sijnde, moet gehouden worden, als eens gedaen , hondert mael gevolcht. Ende is altfijt beter, een recht te behouden , dan 'tselve, weckgegeven sijnde, weder te gecrijghen. Daerbij compt, dat volgende 'tgene de meeste stemmen goetvinden, men gelijcke vruchten (sonder yemants nadeel) can genieten. Wesende seer wel gefandeert , dat int wechgeven ofte affstaen van sulcken notelick ende souverain recht, nye• mant overstemt en mach worden, jae dat een lidt ofte stadt alleen sulcken afstandt met recht sonde mogen tegenhouden , sonder te gedoghen, dat men suleke notelicke hoocheyt ofte recht, elcke provintie int particulier toebe-
270 hoorende , met anderen sonde gemeen maecken, gelijck de heeren staten van Utrecht (hebbende in den jare 1586 en 87 moeten lijden , dat deur beleyt van de kerckelicke vergaderinghe ende personen haer staet is gerenverseert, daernae tot redres gecomen sijnde, met kennisse ende goetvinden van de heeren staten van Hollandt ende Westvrieslandt) int aennemen van sijn excellentie, als gouverneur van de provintie van Utrecht, expresselick hebben bedongen, ende int eerste article van de instructie, bij sijne excellentie geteeckent, besegelt ende besworen is, oock met belofte, dat de heeren staten van Hollandt tot handthoudinghe derselver souden worden gehouden , dat sijne excellentie die ordonnantie bij hare mo. e. op 't beleyt van de kerckelicke saecken gemaeckt, ofte die sij naemaels souden maecken, sonde handthouden , ende doen onderhouden, oock met vuytgedruckte woorden , dat de heeren staten van Utrecht naer inhoudt van de naerdre Unie die dispositie over de religie aen haer behielden. Welcke ende andere redenen, hierbij te voughen, ontwijfelick die oogen van de burgermeesteren ende regeerders van de steden (swaricheyt maeckende) openen ende tot beter verstapt sullen brenghen , omme ter naester bijeencompste met eenicheyt ende dienst te mogen besoigneren. Die staet van de landen ende die wettelicke authoriteyt van uwe ho. mo. vergaderinghe, alsoo naer behooren ende gewoonte herkent ende die leden ende steden tot notelicke eenicheyt , christelicke ende broederlicke liefde ende vertrouwicheyt gebracht sijnde, sijne pr. excellentie volgende sijn hoochste ampt, conlmissien, instructie ende acte, denselven daerinne die goede handt biedende , die colicglen van de hooge provinciale raden ende de luyden van de rekeninge, mitsgaders die officieren, magistraten ende regeerders van de steden , volgende haren eedt ende schul-
271 digen plicht, van gelijcken doende, sal sijne excellentie mede te beter in sijne digniteyten , authoriteyt ende respect bij een yegelick erkent , die collegien van de justitie
ende anderen, oock die officieren ende magistraten der steden , een yegelick nae hare ampten , commissien ende instructien wel gerespecteert, ende die regule gepractiseert worden : Dum quilibet suo incumbit officio, ficio, omnia
bene succedunt. Jegens de versierde, valsche, calumnieuse ende seditieuse libellen tot nadeel van den staet van de landen ende steden , mitsgaders de wettelicke bedieners derselver, is meer als tijt, bij placcaten ende straffen te voorsien, daertoe over jaer en dach instantie is gedaen. Voor 't scheyden dient oock voorsien opte dienste in de respective collegien , den eersten Mey expirerende, verstaende de heeren eedelen voor dit jaer gheen veranderinghe te doen, maer de respective gecommitteerden te continueren, vuytgesundert in de ordinaris veranderinge van de gecommitteerden opte generaliteyts reeckeninge, daerinne nu die beurte is van de heeren van Leyden.
15. VERGADERING. 21 SEPTEMBER 1850. Nieuwe leden. Verslag. ,Huwelijksvoorwaarden van Hendrik, heer van Bergen op Zoom , en Beatrix van Polanen, 1556. De stad Elburg in den rijksban gedaan, 4418--4422. Gozen van Oldenbarneveld, regter van de Veluwe, wordt door den hertog van Gelre strengelijk gelast om alle geweldenaars binnen zijn ambt aan te tasten, 4450. Uitvaart te Leiden bij den dood van Philips van Bourgondie, 1467. Rouwbeklag dier stad deswege gedaan aan hertog Karel van Bourgondie. Negental brieven van Jacob CabelIan, .Nicolaas Kruychaver etc., betreffende de krijgsverrigtingen tegen de Spanjaarden in West_Friesland,
1572
en 1575.
Nieuwe leden. Benoemd tot honorair lid de heer The-
2/2 mas Babington Macaulay, schrijver van the History of
England from Me Accession of James the Second. Verslag der commissie benoemd bij gelegenheid van het Nederlandsch Congres te Amsterdam. De heer Rethaan Macaré deelt namens deze commissie aan de leden mede , dat op het Congres, van wege het Bestuur des Genootschaps, zijn overgelegd, het eerste deel van den Codex Diplomaticus , het ade deel 1"° stuk der
Berigten en de Kronijk van dit jaar, voor zoo ver die is gevorderd, en dat deze werken, met kennelijke belangstelling ontvangen, in de boekerij van het Nederlandsch Instituut zullen worden geplaatst.
Huwelijksvoorwaarden van Hendrik, heer van Bergen op Zoom, en Beatrix van Polanen 1356. Jan van Polanen, heer van de Lek en Breda, afkomstig uit het huis van Duivenvoorde, wordt als een der hoofden van de Ilocksclie edelen in Holland vermeld in het verbond, door Willem hertog van Beijeren met de Kabeljaauwsche partij den 23eu Mei 1350 gesloten. Zijn geslachtslijst komt voor bij F. E. van Goor, Beschrijving der stalt en lande
van Breda, bl. 24. Jan van Polanen is, volgens deze opgave , driemaal gehuwd geweest , 1°. met Oeda , dochter van Willem van Hoorn , heer van Gaasbeek , bij Oede vrouwe van Putten en Strijen; 2°. niet Machteld, vrouwe van Rotzelaar, en 3°, met vrouwe Margriet, dochter des graven van der Lippe. Hij verwekte bij zijne eerste vrouwe een eenigen zoon, genaamd Jan , zijnen opvolger in de landen van de Lek en Breda. Bij zijne twee andere vrouwen verkreeg hij 5 kinderen, bij name vermeld door van Goor bl. 25, van welke zijne dochter Beatrix van de Lek in 1356 huwde met Hendrik , oudsten zoon van Hendrik van Bouterssem en Maria van Merexem, heer en vrouwe van Bergen op Zoom. »Bij huwelijksche voorwaarden", zegt verder gemelde schrijver, » gemaakt op St. Servaas dag, was
273 besproken, dat met Beatrix vijf hondert guide haliingen, ende met Hendrik de goederen van Mercxen , Scoten en Brecht, ter waarde van agt hondert guide halIingen, beide aan erffelijke renten, ten huwelijk zouden gegeven worden; behoudelijk alleen aan heer Hendrik en vrouwe Maria, om met de gemelde goederen hunnen vrijen wil te mogen doen , naardien de heerlijkheid van Bergen op hunnen oudsten zoon moest afkomen; en verbonden zich de weder• zildsche ouders, dat zij de voormelde beloften niet zouden breeken , op de verbeurte van twee duinent oude schilden." Daar van Goor het stuk zelve, hetwelk in de archieven der heerera van Breda berustte, niet mededeelt, en in zijne opgaven blijkbare onnaauwkeurigheden heerschen, is de mededeeling van een gelijktijdig afschrift, zich Levindende onder de papieren van het archief van Buren, niet zonder belang; daaruit blijkt, dat de schrijver zich onder anderen vergist in het bedrag der som van verbeurte, welke niet op 2,000 maar op 10,000 oude schilden bepaald was. Wij Jan van Pollanen, heir vander Lecke ende van Breda, Heinric van Boutershem, heer van Berghen opten Zomc, ende Marie van Marxhem, sine geseltinne, vrowe van den zeluen lande, doen kont allen luden, die dese letteren sulen sien oft horen lezen , dat wi, om orbare, proffi j t ende nutschap onss selues eiide onser vors. lande, met goeden voresinnighen rade van ons ende van onsen vrienden, geordineert, gemaect ende in een verdraghen siin eens huwelecx tusschen joncvrowe Beatrysen onse dochter sheeren van Breda vornoemt, in die ene ziede, ende Heinric onsen outsten soen sheeren van Berghen vornoemt, jn dandere ziede, met vorwarden ende condicien, die hier na bescreuen staen : inden yersten hebbe wi an beiden ziden geloeft, geconsentecrt ende gewillecoert, bi ridderschap, bi onse zekeiheit ende bi onse kerstenlijken trowen, metten
274 vors. huwelec tuschen onse vornoemde kinder daer mede voert te varen ende te volbringhen, also zane ende also schiere als si wittelec huwelec doen moeghen metten rechte vander heligher kerken, ende daer jeghen in sale wi nemmermeer enighe zaken zueken bi ons oft by ymand anders van onser weghen, stille oft openbare, daer de vors. huwelec mede gescheden mochte worden in enigher maniren. Ende wi Jan , heer vander Lee ende van Breda vornoemt , hebben geloeft ende ghelouen in huwelijken vorwarden te gheuen , met joncvrowe Beatrisen onse dochter vornoemt, V c guldene hallinghe sjaers erflicken reynten ende haer gedeel van haere moeder cleynoede ende jowelen, als vore hare moeder besterve, also zane ende alz schiere als de vors. huwelec volghaen sal siin metter heligher kerken, als vorser. es. Voert so welken tijt wi Jan, here vander Lec ende van Breda vornoemt, biden wille Gods onsen Heren comen siin van line ter doet, so sal joncvrowe Beatrys vornoemt voert delen in alien onsen goeden, ware si gelegen siin, also verre als si ... , ., es te deelen metten recht. Ende wi Henric van Boutershem , heer van Berghen opten Zome, ende Marie, vrowe van den zeiuen lande voernoemt , hebben geloeft ende geloeuen in huwelijken vorwarden te gheuen , met Heinric onsen outsten soene voernoemt, de goede van Marxhein, van Schoten ende van Brechte, also verre ah si ons toe behoeren, metter heerlicheiden , ende die vors. goede goet te maken totter valueren van VIIJ C gulden hallinghe sjaers erflijker renten, also schiere als de vors. huwelec volghaen sal siin netter heliger kerken, als vorscr. Voert so welken tijt wi Henric , heer van Berghen vornoemt, biden wille onss heeren Gods comen sijn van line ter doet, so sal die heerlicheit vauden lande van Berghen opten Zome, in hoghen ende in nederen , in haten ende in drogen, bliuen op ,Henric onsen outsten sone voernoemt, be-
275 houdeleo vrowe Marien vornoemt haer dowarien oft haren lantrecht, oec behoudelec dien, dat wi metten vors. goeden van Marxhem, van Schoten ende van Brechte ende met onsen anderen goeden onse ander kinder goeden voeghen ende onsen vryen wille daer mede doen ; ende geuielt, dat biden wille onss Heeren Gods enich van onse vors. kinderen quamen van liue ter doet , eer dit vors. huwelec tusschen hem beden volghaen ware ende volcomen ,
gelijcx dat vorscr. es, so es vorwarde ende geloefte
an beden ziden , dat die outste daer na gist gelijc persoen van onsen kinderen staen sal ende bliuen in des doets kindts stede, ende huwelec doen metten leuende , also zane ende also schiere als si huwelec doen moeghen metter heliger kerken; ende daer voren geloeuen wi an beden ziden te doen in alle der maniren, dat wi vore den anderen
huwelec beloeft hebben, et in ware, dat dat lant te
voren ere verbonden ware in huwelijken vorwarden met brieuen ende met zegelleis. Ende om alle vorser. saken ende geloeuen getrowelec te houden ende te voldoen an beiden zieden van onse kinder weghen vors., ende om in dese saken vort te varen, gelijcx dat vorscr. es, ende nemroermeer daer jeghen te doen in enigher nianiren, so ver• binde wi ons daer toe an beiden ziden ons seluen, onse ore, onse erfghenamen ende nacomelinghen ende alle onse goede ende heirlicheden, ende gelouen gilt den anderen van ons an bieden ziden op enen banduin van X i. ouder schilde, also schiere als de vors. kinder tomen sulen siin te haren jaren ende daghen , ende dies van male anderen vermaent werden, oft vanden brengher des briefs, te volvaren inden vors. saken, ende die te doene in alle der vormen dat vorser. es. Ende waer dat sake, dat ymand van ons an beiden ziden jeghen dese vorser. vorwarden dede hi....., bi ymans anders van onser weghen , ende dat vors. huwelec belette ende nyet voert in lieten ghaen, so verbiede wi ende
216 belouen, dat wi die belettercn siin des vors. huwelecx, den vors. barduin verbuerd zullen hebben , die ene helft totter cameren toe onss heilichs vaders des paus van Romen, ende die ander helft tot behoef des ghenen , die bereet sal siin met dese vors. saken vort te varen , ende dien banduen te nemen vander partyen belettende. Ende in dese vors. saken achter bliuende alle vryheiden, beschernrenisse van gheestelijken ende van warreltliken rechte, van steden, ende alle argelist hier jnne wtghescheiden. Jn orkenschap van welken dinghen wi onse zegelle hier ane hebbe gehanghen ; ende om die mere sekerheit, so bidde wi Jan van Pollanen , here vander Lecke ende van' Breda vornoernt, onsen lieuen ende gheminden heeren Willem, heer van Hoerne ende van Altenae, heerera Dyderec van Horne, heer van Pareweys ende van Cranenborch, heeren Dyderyke, heer van Brederode , heeren Boudien, heer van Praet, van Putte ende van Stryen, heeren Philips , heeren Dyderec, heeren Gerart van Pollanen, onse gebroederen, ende Zweyden van Abscoude , heer van Gaesbeke , dat si dit met ons gelouen willen te voldoen, gelijcx dat vorser. es ; ende oec dit met ons bezegellen willen met haren zeghellen. Ende wi Willem , heer van Horne ende van Altenae , Dyderec van Horne, heer van Pareweys ende van Cranenborch, Diree here van Brederode, Boudin , heer van Praet, van Putte ende van Stryen, Philips , Dyrec ende Gerart geheeten van Pollanen, gebroderen, ende Zweyde van Abcoude, heer van Gaesbeke, om beden wille ende versoecx onss liefs ende gheminde heeren Jans van Pollanen ende heer vander Lec ende van Breda vornoemt, so hebbe wi geloeft ende gelouen alle dese vorwarden , getijex datse vorser. siin, te houden ende te voldoen , ende hebben onse zegellen mede an desen brief gehanghen ju kennysse der waerheit ; ende geuielt, dat an desen brief eniche zegellen gebraken, oft van ouden oft van ongevalle quetsten, nochtan willen wi, dat alle
277 vors. vorwarden vaste bliuen... Dit was gedaen int jare miss Heeren alsmen screef MCCCLVJ op sinte Seruays dacli in Meye. De stad Elburg in den rijksban gedaan 1418--1422. Medegedeeld door den heer Haasloop Werner te Elburg. Wy burgemeester and reet der stad to Dorprnunde bekennen and betughen openbaer in dissen breyve , dat Johan Overhach, unse geborne borghere, des aller dorluchtigsten forsten des Romischen konighes, unses aller legvesten, genedigsten hern ledegantze breyve op pergament ghescreve, niyt syner konighlicher gnade hovesgherichtes anghedruchte segele van gelen wasse besegelt , ghehort and ghezeen hebben , van worden to worden jnhaldende, als hier na ghescreve steyt : Wy Sigismund , van Gotes gnaden Komischer konig, zu allen zyten merer des richs , and zu Ungern, Dalmatien , Croatien & kung. Ewbevelen allen and jgliche fursten, geistlichen and wereltlichen, graven, fryen herrn, dienstluten , rutterknechten , burggrave, lantrichten , richtern, vogten , aruptluten, burghemestern, schultheisen and seheffen, reten and ghemeynde, aller and jglicher stete, sterkte and dorffe, and sust allen, den dieser brecff furkommen wirdet, unser gnad and alles gut, and tun uch kund myt dissen breiff, das Johan Ouerhach, burger zu Dorpmunde, unsz and des ricks lieber getruer, uff die burgveste, scheffen and raete der stad zu Elburg, an unserm and des heiligen Rómischen reichs hofgerichte swer geklagt , and such myt rechter urteil erlangt hat , das die selben burgemestere, scheffen and rate derselben stad Elburg in unse and desselben richs achte geurteilt sind, als desselben hofgerichts recht ist , and das wyr sy darnmb in al solche achte getan and gekundet haben , als das soliche achtbreyve daruber gegeben eygentlicher uszwyssen. Darumb von Rornischer knninghlicher machte and ghewalt gebieten wyr uch, by uusen and des reichs rech-
278 ten and gehorsamkeiten, ernstlich and vestiglich myt diesem brieff, dasz ir die obigen burgemeis t., scheffen and rate der stad zu Elburg , unsre and des reichs offenbare echte furbar , weder huset noch hovet, etzet noch trenket noch keinerleye gemeynschaft myt jhn habet, noch die ewren haben lasset , in kenntnisse sunder den obgen. Johann and den sync uff dieselben echte gemeintlich and sunderlich nach lute der vorgen. achtbrieve getrulich and ernstlich behalffen syn sollet, als vil and als lang bisi dasz sie in unsre and des reichs genade and gehorsamheyt wyder kommen synd, als recht ist; warm wir dasz nicht thut, der wirt in solchen achte and pene verfallen, als die vorgesagte echte verfallen sin ... wirt auch zu sin richter als des vorgen. hofgerichtes recht is. Geben zu Wyenn under unsem and desselben hofgerichtes uffgetruk• ten sigel nach Cristi geburt viersehnhundert jar and darnach indom newnzehnten jahr des negsten dingsdags vor unsern Lieben Vrouwen tag purifications zu latari , unser reiche des Ungerischen in dem XXXIJ and des Romischen in den newnden jar. Und des to tughe hebbe wy borgemester unt raet der stad Dorpmunde voorsz. onse senet an dessen brieff dun hangen. Dat. anno Domini millesimo quadringentissiíno vicesimo, die decima septima mensis Septembr. Get. Petrus Wacker. Archief van Elburg , lade 9, L
Burgemeistern, schellen and raete zu Elburg sollen sich verantworten voor des allerdurchluchtigste fursten and herrn, hern Sigmunds, Romischen konings, zu allen zyten merer des reichs, and zu Ungern &, konigs hofrichter, gegen clage Johann Overhach, burger zu Dorpmunde, uff dem nechsten hofgerichte, das sin wirdet nach unser Lieben Frauentag mitwoche assumptionis Marien, der schierst kornet. Geben zu Strasburg under des heiligen
279
reichs hofgerichte ufgedrukten jnsiegel des nechsten mitwochen nach sanct Ulrichs tag nach Christi geburt vierzehnhundert jar und darnach in den achtzehn jar. Get. Petrus Wacker. .Ibidem, lade 9, n° 9.
Op deze citatie vinden wij in het archief van Elburg eersen brief van hertog Reinald , dd. 1418, op St. Petri ad Cathedram , zich beroepende op privilegiën de non evocando en om die rede van keizer Sigismund verzoekende,
die van Elburg niet voor het keizerlijk hofgerigt te trekken; voorts nog twee brieven: 1422. Waarbij Johan Overhagen en zijne kinderen bekennen voldaan te zijn van alle zaken, om welke hij de stad voor het keizerlijk hofgerigt had gedaagd. Lade 9. 1422. Waarbij keizer Sigismund de stad Elburg van den rijksban ontheft. Lade 9. Nog deelt de heer H. W. mede, het navolgende stuk, in het zelfde archief berustende: Gogen van Oldenbarneveld, richter van de Yelawe, wordt door den hertog van Gelre strengelijk gelaat, om alle geweldenaars binnen zijn ambt aan te tasten 1450.
In de Gedenkw. van Gelderland, door J. II. Nijhoff, wordt in het 3de deel bl. 84 , sub n°. 98, eerre oorkonde ged. 6 Julij 1 482 , medegedeeld , waarbij hertog Arnold van Gelder nieuwe regten aan de ingezetenen der Veluwe geeft. In dien brief wordt onder anderen gezegd, dat de Veluwe een bijster lant is , daer voele auergrepen (vergrijpen) in geschien plegen. Uit het navolgend stuk blijkt, dat de toestand van dat landschap in den tusschentijd van 22 jaren niet veel verbeterd was, en de bewoners nog aan allerlei geweldenarijen jammerlijk werden prijs gegeven. Ilertoge van Gelre ende van Gulich ende greue van Zutphen. Wij laten v weten, Cosijn van Oldenbernevelde, onsen
280 richter van Veluwen , dat ons voer gecomen is , wye dat byn• nen onsen landen over al menigerhande gheweltlike saken geschicn , van moirtbrande, heitbrande, straten ende stroera• schinninghe, van wtwendingen ende inweyndigen , ende oec alrehande dryeginge ende noetbeden , daer onse ondersater, lande ende guede mede ledich ende onbruict bliven liggen, te vorder soe onse ampten lange miswaer sijn gheweest ende miswairt warden. Ende want ons dat dan egheenssins langer alsulxen steet te liden, bevelen ende ghebieden wij v zeer eerstelick op v lijf ende guet, dat ghi vqn stonden aentast alle dese principael satwalden vors. met hun toestenderen ende holt die, oer lijf ende guet bis air ons , waer ghi die betreden kont, ende vervolget die mitten clockenslage ende ganzer macht alles ampts; ende Dick voirt in allen kereken bynnen denselven uwen ampt dese onse placaten verkundigen laet, ghebieden alle die principalen met hun hulperen vurs. antasten, ende dat nyemant die selven oec en huze ende hove ende herbergti noch en stercke in enigerwijs, oec bi hoer live ende guede, ende dat een ygelick van onsen ondersaten, op sijn lijf ende guet, waer hi de bekennen kan, vervolghe, antast ende levert die in uwen handen tot onser behoef. Ende weert, dat yemant die gheherbergd worde, huyst, gehoeft of glieherberghet hadde, husende of hovende of gesterkt en hadde , die willen wij dat ghi die oec aentast ende hantplicht, alsoe dat ghi der seker sijdt tot onser behoef voer ons broeken , die ons daer in ghebroect mochten lijn; ende of inder beruchginge of antastingen vurs. enighe ghebroeken vielen , et sij van v of enigen onsen ondersaten groet of cleyn, daer an en sullen sij noch ghi, die dat vervolgt of antast deden of doen wolden van ons wegen , alsdan tegen ons noch onse heerlicheit niet ghebroect hebben noch broecken. Daerinue en laet des niet in enigerwijs , want wi dat eyntelick alsoe geholden ende ghedaen willen hebben. Bier weet zich een ygelick na te richten,
281 sinen schade ende last te verhueden ende te smitten, di,?, hem anders daer af an comen muchte. Gegeven, onder onsen secreet hier binnen opghedruct, ja den jaere ons Bern dusent vierhondert ende vijftich, op sunte Peters en Pauwels avant apostolorum. Lade 16, n°. 32. Uitvaart te Leiden gevierd, bij gelegenheid van het overlijden van hertog Philips van Bourgondië 1467. Medege-
deeld door den heer Rammelinan Elsevier te Leiden. In de stadsrekening van 1467 vindt men daaromtrent het volgende geboekt: Alsoe onse genadige heere hertoge Phillips van Bourgondie, graue van Hollant, opten XV dach in Junio LXVIJ offliuich geworden ende deser werelt ouergeleden is , wies ziele God saligen wil, wort bij den gemeenen stede van Hollant ouerdragen, dat elke stede in den zijne, op enen beteykenden dach, doen soude een wtuairt mit vigelie ende missen , soe als men alder eerlicste mochte, ende voirt onsen prince ende rechte lantsheer schuldich war te doen,
in al der manieren als oft dode lichaem dair jegenwoirdick wair ende gestaen hadde, ende men in alle goidshuysen , cloosteren ende couventen oic voir zijne ziele soude doen bidden met vigelie ende aelmissen , soe alst dairtoe behoirt ende men schuldich is te doen ende gelijc dat bij den gerechte ouerdragen wort eerliken te doen. Welke -wtvairt begonnen wort te doen op onze VrouweJuli) tsavonts nader vesper die vigelie dach vicitacio (2 ende sandren dages ter hoichmisse met die wtvairt, ende wort gedaen ende volcomen ,, als hier na
NiO lget,
ende heeft
gecost als hierna beschr. staet: 1. Eerst is gemaict bij Jacob, die scrienmaker, een like staende op vier voeten in manieren als een .geroeft .block, mit een tabernakel dairover staende, (lair' men tot 'CXXX1J kairssen.ome ende op setten mochte , hem betaelt voir die sparren, die dair an verwrocht zijn , XXIX braspennyng. VI. J.
19
282 2. Van houten stuttelen , die opt tabernakel stonden, IIiU pl. (plak). 8. Van IJ schaften, dair die bannieren an gehangen worden , terwilen dattet lijck stonde, IIJ gt. ft. Van IJ schaften, dair die bannieren bouen in die kers in hangen, IIJ pl. 8. Van XVI tavereelen, dair hij selve thout toe geleuert
heeft, dair men mijns heren wapenen in schilderde , IIIJ V pl. 6.
Heeft Jacob voirs. gewrocht mit IJ knechten nacht
ende dach ant houtwerck, dair t lijck ende die tabernakel off gemaict is , dair voir hem betaelt IIIJ g6 V pl. 7.
Jan Faber van IJ c middelnagelen, thondert IIJ pl,,
beloipt VI pl. 8.
Van IIIJ lassehijsers, thondert IIJ gt., beloipt VI pl.
9.
Jtem Vc schosspijkren , thondert 1 gt., beloipt IIJ
pl. 11 gt., al verbesicht ant voirs. lijck ende an die ramen opten choer t sinte Pieters , dair die lakenen an hingen, facit al tsamen 12 14 sc. Jacob Clementsz. ende zijn gesellen gegeuen voir die schilderie, als hierna volget : Eerst van IIIJ ellen bolkraens, dair off gemaict zijn twie bannieren, costen XIIJ pl. Van naeijen ende van die frangen tsamen XV pl. Van VI .. gouts, dair die twie bannieren ende XVI ta• uereelen mede vergult worden , die t sinte Pieters in der kereke ende an die kerckduren aldair ende andre parochie kerckduren Bespijkert zijn , costen XIJ . Gegheuen van C. zilvers, verwrocht an den voirs. bannieren , VII pl. Van papier, dair vijftich van mijns genaden heere wapenen opgemaict zijn, VIII pl., ende sijn Beset ant lick ende an die toirtsen ende an die pijlarenen ende anders.
283 Gegheuen van alrehande verwo LXXX pl. Gegheuen Pieter Heyricxs,, die scilder, van V dachens werckens ant voirs. werck , s dachs V p1., beloipt XXV pl. Heynric, die scilder, van V laches, s daches V plack, beloipt XXV pl. Jan , die tronnper, ende Jan zijn zoen van V dach werkers, beloipt XXXV pl. Michiel, die scilder, van VI lachen , beloipt XVIIJ pl. Jan, Jacob Clementsz. knecht, van VI dachen , beloipt XXI pI. Van alrehande costen XLV pl. Gegheuen van stroe, dat tsauonts in die vigelie opt choer gelegt worde, IIIJ pl. Rekent Jacob Clements voir hem seluen ende voir zijn arbeyt VIIJ IIIJ pl. Item die gesellen, terwilen dat zij int werken saten, hemluyden gegheuen te dronckgelt een post. gulden, court al tsainen XL XVIIJ sc. Behalve de hier gemelde, posten, komen er nog verscheidene andere voor , betreffende schenkingen van wijn , aan de kloosters, betalingen aan de geestelijkheid en eenera maaltijd onder de leden der Leidsche regering. Aan de armen werd het volgende uitgereikt: Opte dach voirs. wort gedeelt an schonen brode, dat van der stede wegen was doen backen, te weten, romanbroden, tstic van V gt., voir d'oude, ende broden van IJ pennyng. voir de jonge kindren , om den armen te deelera om Goids wille ende tot troestenisse ende lavinge van der ziele ons voirs. genadige heere , twie hoet tarwe , cost elc hoet an broot gebacken XIJ Rijnl. gl., tstic XL gt., fac. XXXIJ . Ook zijn de volgende bijzonderheden uit de stadsrekeningen van Leiden den heer Rammelman Elsevier belangrijk voorgekomen. Zij hebben betrekking op het 19*
g8-4
Rouwbeklag aan hertog Karel , over den dood van zijnen zoon, hertog Philips van Bourgondië enz. 1467.
Op ten IIJ dach in Julio reysden Jan van Zonnevelt, Willem van Bosschuysen, burgermeestren, ende meester Aernt (11u1airt , pensionnaris van Leiden), met IIJ knech• ten tot liaerlem te dachvairt wt scriven van de heeren van de rade, die dat gemeen ridderscip ende steden van Hotlant, van Zeelant ende van Vrieslant gescr. hadden, dairop gedaen worde, hoe dat onse genadige heere den hertoge offlivich is, als dat men totten landen , steden ende sloten zien sonde, dat se in goeden rusten ende vrede bleven , om die onse genadige heere , zijn enigen zoen , als die in den landen queme, in vriden die te mogen ontfangen. Voirt soe vergaderden die ridderstippen ende steden bij een , om te verspreken, hoe dat die andre steden van mijns genadige heere landen van ghinswairts o il er gheweest hebben bij mijne genade heer, om te beclagen die doot ende ouerlidinge ons genad. heer zijns vaders , twelc dat men ouerleggen soude , hoe men best van 's lands wegen hierin sonde doen. Jtem dat men oic doirsien soude die lasten, gebreken ende nuwieheden, die der landen poortren ende ondersater geburen, ende dat men die puntelic in gescrifte setten soude, om die mijnen genrdigen heere te kennen te genen, in zijnre incoemste ende ontfangenisse , dat dairin voirsien mochte worden, Opten XXI dach in Julio reysden Jan van Zonnevelt ende Willem van Bosschuysen tot uaerletn bij den ridderscip ende steden van Hollant, Zeelant ende Vrieslant, om elc hoir antwoirde te brengen ende te sluyten , alsoe elck in den zijnen hem besproken hadde, hoe men reysen soude bij mijnen genadigen heere, om te beclagen die doot ons genad. heere, ende God van hemelrijeke te daneken, dat hij ene enigen soen gelaten hadde, geliken dat andre zijne landen ende ste• ,den dat voirt gedaen hadden, Ende dat wt elke stede twie
285 van den gerechte ende een pensionaris trecken souden , ende souden vergaderen bij een des sonnendach na sinte Pietersdach ad vincula, tot Antwerpen, tsavonts in den , herberge. Lenige bladzijden verder leest men: Want bij den ridderstip ende genieenen steden van de landen van Hollant overdragen was , dat men reysen soude van slandswege van Hollant tot Bruessel bij mijne genad. heer, om te beclagen die doot van sijs heer ende vader onsen genad. heer, dairtoe dat zekere gedeputeerden van s cle ridderstip ende steden geordineert waren die reyse te doen, dan als dieselue gedeputeerden tot Antwerpen quamen, soe verhoirden ende vernamen zij van den andren steden , die bij mijn voirs. genad, heer geweest hadden in der maniere voirs., dat men bij mijne voirs. heer niet en mocht tomen, noch dat hij nyemant hebben en wonde, sij en mochten tornen in lange zwarte rouwe clederen ter aerde toe. Dus ouerdroegen doe die gedeputeerden voirs., dat elc sulke cledren soude doen maken , soe dat Jan van Zonneuelt ende Willem van Bosschuysen, burgermeestren, ende meester Aernt, pensionaris ende als gedeputeert van der stede wege van Leyden, coften XVI ellen lakens tot rouwe cleedren , dairiii sij quamen voir mijn genadige heer, gelijc andren landen gedaen hebben ende gelijc die gedeputeerden van de ridderstip ende steden oic deden , coste elc elle XXIIJ pl. , facit XXIV
X se. VIII d.
Op ten XXX lach in Julio reysden tot Bruessel te dachvaert Willem van Bosschuysen ende Jan van Zonneuelt, mit IIJ knechten , bij den ridderstip ende steden van Hollant, Zeelant ende Vrieslant, die dair waren , ende bij meester Aernt die flair was te houden bij mijn genad. heere, om te beclagen die doot ons genad. heer sijns vaders, ende weder ome God van llemelrijc te dancken ende te loven, als dat hij den lande weder ome enen enigen wisen zoen tot enen heere gelaten hadde.
288 Inhuldiging van hertog Karel. op ten X dach in Julio reysde meester Aernt tot Lueve mit den gedeputeerden van de andre steden van Hollant, Zeelant ende Vrieslant bij mijnen genadigen Heer, ende bij den gedeputeerden van de steden wt Brabant , V1aendren ende Henegouwen etc. Ende ouermits dat mijn ge• nad. heer, me 'dat hij tot Lueve gehult was , vertoich van dair tot Vulvoirden ende dairnae tot Bruessel, om dair gehult te wesen , soe moesten alle die landen volgen 1). Alsoe als mijn genadige heer van Charlois lange wtlandich geweest hadde ende in den velde op ende tegen den coninc van Vranckrijc, ende hier weder in den lande quarn, soe ouerdroegen die steden, dat, soe wair hij quame, datten elc eerlic ontfangen soude ende op een gelike maniere, alsoe gerecht ende scutten hem te gemoet soude rijden een stucke buyten hore poorte , ende soude mit toirtsen inbrengen tot sekere getallen toe, elc in den zijnen, dus dat die burgermeestren , bij goetduneken wande gerechte ende vroedscip, deden maken C schoene toirtsen , om zijere genade dairmede statelic in te halen. Ende want mijn genade op sinte Agnieten avont des naemidages zeer vroich inquam , ende anders dan verbootscipt was ende hij oic seleen geseit hadde, soe en wort hem niet te gemoet gereden, mar des andren dages worde zijere genade mitten gerecht ende scutten bij den toirtsen ter kercken geholpen ende wederome uter kercke tot in sijn herberge, als men eerlicste ende statelicste mochte. Dus is Jan Aelwijnsz, Jan van Schoten ende Ghijse die Bruyn , die die voirs. toirtsen gemaict hadden, gegeuen ende betaelt, te weten, Jan Aelwijnsz van L toirtsen , Jan van Schoten van XXX toirtsen ende Ghijs die Bruyn van XX, van elc stic VIJ pl. , facit XLVJ
XIIJ se. VIIJ d.
Op sinte Agnieten dach te naemiddage als mijn genadige 4) Van bier dat deze inhuldiging zoo talrijk geweest is,
2$7 heere van Charlois gegeten hadde , reysde hij van Leyden in den "rage , soe hadden die burgermeestren ende gerechte doen ophouden XIIJ wagenen , dairmede tgerecht ende scutten zijnre genade volgeden ende brochten tot in den Rage, geliken andre steden hem geleyt hadden. Gegeuen de XIJ waltenen, die mitten gerechte ende scutten reysden , ele XX pl., facit XVI I. Doe tgerecht end scutten in den Rage mit mijn genadige heere gecomen waren , ende tgerecht ten houe bij mijnen voirs. genadig. heere ghingen , om oirloff te nemen , soe wort bij den gerecht ende scutten ten huyse van Jacob Jacobs te coste gedaen an broot , an spijse , an bier ende wijn , tsamen XLV pl., facit IIJ .
Achttal brieven door Jacob Cabellau, Nicolaas Rugoha. ver, Cornelis van Rijswijck en Frederik van den Zevender, betreffende de krijgsverrigtingen tegen de Spanjaarden in West-Friesland, 1572 en 1573. Medegedeeld door den heer A. Leupe te Medemblik. N°. 1. Edele , erntfcste , wijse , discrete ende voirsienige heer , mijn gonstige goede vrunt ende naegebuere. Jck ge• biede mij zeer dienstel. t uwer e. ende vouge uwer e., te weeten , dat ik op. huyden morgen uwer e. missiue, op gisteren gescreuen, ontfangen hebbe, ende omme deselue te beant• woirden, zal uwer e. weeten, dat de burgemeesters ende regeerders der seluer stede mij eertijt zeecker beloften gedaen hebben, dat sij mij mit mijne souldaten t casteel ende conings huys sullen helpen bewaren tot eer ende proffijt van con. mat., als zij oick gedaen hebben , vuyt welcker oir saecke ick terstont uwe e. brieff gelesen hebbende , hebbe den burgermeesters bij mij doen ontbieden en hen vande seine beloftenisse vermaent , die welcke mij voir antwoirde gauen , dat zij den scutterije zoude doen vergaderen ende hen den voirs. beloftenisse mede zouden voirhouden , ende nae dat sij daervan mitte zelue schuttertje gesproken had-
288 den , hebben dezelue burgemeesters mij ter antwoerde gegeuen, dat zij gelijckel. ende gesamenderhant bij den voors. beloftenisse zouden blijuen ende die voltomen, ende hebben mij opter daet bestelt enige burgeren tot mijne assistentie , omme t casteel te houden ende bewaren tot sconings behouff, sulcx dat ick verhope, matte hulpe van Godt ende de voirs. assistentie , sconings huys wel te bewaren, zoo ick tot deser uren toe gedaen hebbe. Bedanekende voir dese tijt uwer e. presentatie , van wegen den coronel van Groningen mij gedaen , ter tijt ick enige souldaten opten huyse soude mogen van doen hebben , waervan ick den stadtliouder, den grave van Boussu, tot gelegender tijt sal mogen aducrteren. Oick mede hebben de burgemeesters ende regierders mij geseyt, dat sij wel gemoet heur stadt te bewaren tot sconings behouff. Voir nieuwe tijdinge weete ick uwer e. niet sonderlinge te schrijuen dan dat ick verstaen heb, dat die van Enchuysen op gisteren vuyt geweest sijn tegen de schepen van Amsterdam int Suyder Gat liggende , maer en heb niet vernomen, hoe sij vair den anderen sijn geseheyden. Edele, erntfeste, wijse, discrete e g de voorsienige heere, onsen Heere Godt zij ruit uwer e. Opten huyse van Medenblick , den lesten May 157. Onderstont gescr.: Bij uwer e. dienstwillige vrunt en naegebuer , Cornelis van Rijswijck. De supscriptie was dese: Edele, erntfeste, wijse, discrete, voirsienige heer, joneker Frederick de Hare, drost op co. mats. huyse of stercke tot Staueren , mijn besundere goede vrunt en nagebuere. Accordeert bij mij P. Jansz. N°. 2. Lieue ende besundere vrunden ende naegebueren , burgemeesteren ende regeerders der stede van Schagen. Devvijle wij alhier tot Medenblick gesonden sijn met crijchsvolck, als capiteynen van den deurluchtigen ende boighgeboren furst, de prinehe van Oraingnen, graue van Nassau, etc. sta(lthoudcr ende capitey n geiierael des co. ma t. ouer
289 liollant, Zeesant, Westfrieslant ende Utrecht, tot defensie vande zelue stede ende vlecken ende landen daeromtrent, die wij in den name als bouen met Boet , lijff ende bloet bereyt sijn voor te staen, mitter hulpe Goods, ende bevreyen van de Spaenschen regimente, daervuyt volgende was bouen de swaere ende ondraechelicke exactie ende schattinge een grondelicke bederffenisse van alle den goede ingesetenen alwaert in sijne mats. Nederlanden, die gemeenlijek wort genoemt d inquisitie van Spaengen; elfde gemerekt wij tot vastieheyt van den lande alhier tot 141edenblick begonst hebben te doen maecken een walle, daer men veele werckluyden toebehoeft, om opt spoedelichste gevordert ende opgemaect te worden , soo requireren wij u lieden bij desen , lastende niet te min van weegen sjjnder fursten genaden, t derdepart vande mannen aldaer , mitsgaeders vande dorpen onder uwe bedrijue gereten, terstont ende aengesiens brieffis alhier te seynden mit prouande ende instrumenten , die sij totte seine wal te maken sullen behouen , ofte bij refuys van dien zult van stonden aen u selffs vougen bij ons te comen , off uwe gedeputeerden te senden , onitne de redenen van dien te verclaren ende vorder met ons te spreecken van eenige saecken , uwe bescherminge ende den gemeene vrede belangende. Des sijt in geene gebreecke, ten cynde ghijl. nyet en comt in ongenade van synder f. g., daerouer wij veroirsaeckt souden wesen ulueden met garnisoen van knechten te beswaeren , spolieren ende bederuen , t welck wij lieuer verhoet sagen. Tgeue God Almachtich, diens genade wij u be• uelen bij desen. Vuyt Ilíedenblick den XVlJ" Junij 1572. Uwe goetgunstige capiteynen en regeerders der stede van 1Vledenblick. Get. Jacob Cabeliau, Nicolaes Ruychauer. Opschrift. Eersaeme, bezunder vrunde ende goede naege.
bueren , burgemeesteren ende regeerders van Schagen. N . Eersaerne ende vrome capiteyn Pouw. Na vrunde-
290 licker groctenisse , so sal u. 1. belieue te weten , dat wij noch wel te passe zijn, Gode danck , ende hope, dat hier noch alle dinghen metten tijdt sullen wel gaen , dan ick bidde u. 1. op alle vrientscap, dat ghij u met u. 1. volck wilt stille houden , sonder yet aen te richten , waer door de burgers deser stadt soude in suspicie tomen, dat mense wilde krantken ofte bespringhen , ende sult ons alle groote vrundscap doen ende ons onses leuens halue te beter verzekere. Verwachten , dat mijn g. heere de prince alle saken nae zijn ghewonlicken wijsheyt corts sal modereren, want ick versta, datter ettlicken van de vroetscap na sijne f. g. ghereyst zijn; u. 1. daerintusscheu anderwaerf biddende, dat ghij u wilt met de soldaten stille houden ende de selue bij een houden, op auentuer off de monster heeren ons corts wilde monsteren , t welck zo ick niet twijffele gheschieden sal. Met haeste. Vuyt Medenblick den XIX'" Nouembris, XVCLXXIJ. U. 1. goetwillige vriendt, Jacob Cabeliau. Jck hebbe noch eenen brief van woorde te woorde desen ghelijok aen u. 1. ghesonden , op dat men niet missen sonde. Opschrift : Aen den eersamen ende vrome capiteyn Herbert
Pouw, vendrich. N°. 4. Eersaeme , wijze, discreete ende voorsienighe heeren. Naer alle behoirl. eerbiedenisse zult u. 1. dezen dienen, om u. 1. te verwittighen, dat ick uwen brieff van dato
de-
zen ontfanghen hebbe , waer bij ghij begeerende zijt, dat ick die van Hoochtwout ende Eerswout ongemolesteert zoude laeten om hier te comen wercken , waer inne ick mij zeer verwondere, aengezien dat wij de naeste aenstoot van den vijant moeten verwachten, ende dat v. 1. wel kennel. is, hoe ongereet dat wij de nieuwe wall geuonden hebben, als wij daer in gecomen zijn; ick kan oick nyet dencken, dat die meeninge van jonckcr Phillips van der Aa is, Benige schanssers van hier te onthouden, maer veel meer d zelue toe te schicken. Jck zoude oick van v. 1.
291 nyet verwacht hebben , dat ghij d zelue nyet zout willen ontschuldigen om hier te comen, dewijl de vuyterste noot zulte. eyscht. Jndien men ons anders geen behulpsaemicheyt wilt doen dan men tot noch toe gedaen heeft, zoe en isser nyet dan een enckell verderff voir handen voir u. 1. ende voir ons. Js derhalue mijn vruntl. begeeren , dat ghij ons alleeni. nyet de schanssers van Hoocht• wout ende Eerswout wilt laeten volgen , maer meer andere toeschicken. Wilt toch aenmercken , dat veel beeter is den vijant hier te keeren dan voir uwe stadtpoirten te verwachten, d welck ontwijffel. geschieden zalf , indien ghij lieden traech zijt om ons alle hulpe te doen. Verhoipe, dat ghij lieden deze cleyne vrientschap nyet ont• seggen zult , willen v. 1. Eersaeme, wijse, discrete heeren , goeden nacht geuen. Datum vuyt Alckmaer dezen XX Jen Julij, anno XVcLXXIIJ. V.1. dienstwillighe vriendt, Jacob Cabeliau. Zonder opschrift. N°. 5. Hopman Jan Verscueren, goede vrundt. Desen dient om uwe e. te aduerteren , dat ick int zeecker gewaerschout ben , dat den vijant het hooft heeft nae dit Noirderlandt, ende meynt Alcmaer, de scansen van Scorlerdam, Crabbendam ende Medenblick doer eenighe verradertje te ouervallen ende te verrasschen. Endt alsoo gans Noirdelandt alleen gelegen is aen de bewaernisse van die twee voirs. scansen van Crabbendam ende Scoirlerdam, soo is op u mijn vruntlijek begeeren , dat ghij terstont ende aengesiens deesen alle de dorpen endt huysluyden daeromtrent ende die opte voirs. scansen besceyden sijn, to waerscouwen , dat zij met u ende alle heure macht houden goede wacht, zoe wel bij daege als bij nachte; want den vijandt nyet en slaept ende gewisselijck zijnen aenslach deer opte scansen sal doen, d welck, zoe mij dunckt, ick dat welverseeckert en geweerscout ben. Js hierom op u mijn vruntlijek begeren , dat ghij u uterste diligentie doch wilt
292 doen, aan de scansen metten huysluyden te bewaeren, sulcx als ghij t selfdt voir Godt, sijne furstel. gen. ende de gemeene zaicken wilt verandtwoirden. Ende hier medt, gunstige vrundt, blijft Godt Almachtich beuolen. Ge m met groter haest opten huyse tot Medeblick , den XXJen Augusti , a. XV CLXXIIJ , bij uwen goeden vrundt , get. Cornelis van Rijswijck. Opschrift. Eerentfesten , wijsen und fronsen Jan Verscueren, hopman van zijne f. g., mijn goeden vrundt tot Sinte Martin. N°. 6. Eersame , bijzondere, goede vrunden. Alsoo ick hier tot Schagen mij heb laten vinden bij den gouuerncur Sonoy, omme met alle manshooffden van t Noorderquartier alhier zeecker anslach te maecken tot ontsettinge der steede van Alcmair, ende te doen beschermen ons vaderlant , waeromme mijn ernstelick begeeren is, mijne kleene be• dinge nyet te willen weygeren omme terstont bij brenger deses te zenden een tonne boscruyt, zoo wel tot uwer als onsse beschermenisse alhier , ende dit zonder eenich vertreck , op dat wij den viant mogen krencken ende in onsen doot nyet loop gin , t zelue .... t gemeen lants ... 1 ) zall doen betalen. Des nyettemin t gerieff van desen in dancbaerheyt will neemen van alle mijne voorgaende dienst, uwe burgeren inde voorleeden benoutheyt gedurende t gouvernement van den tiran gedaen. Eersame, bijzondere , goede vrunden. Onssen Godt Almachtich sij hier mede met ulieden ende in voorspoedige regimente. Van t buys te Schagen in der nacht der voirstlesten Augustij, a. 1573. Van uwen goeden vrunt , get. Fredericq van den Zeuender. Opschrift. Eerzame, bijzondere, goede vrunden, die burgermeesteren ende regierders der stadt van Medenblick , tot 1Vfedenblick. N°. 7. Eerzame, bijzondere, goede heergin ende vrunden. Jck hebbe desen morgestont uwer 1. missiue van den XXIX" deser maent roette ingelechtc copie van des admiraels brieff 4) Deze beide plaatsen waren in het afschrift opengelaten.
293 ontfangen ; j usgelijex den bi°ieff vanden heere de la Garde met zijne e. schrijuen ande capitainen alhier, waermede ick zelve terstont reysse inde schaatssen anden voorscr. capiteynen, dair van gelijcken alle de dorpen zedert ghisteren vair middach bij clockgeslach zijn vergadert ende geordonneert als noch te blijuen , (leur zeeckere kennisschap ons alhier gedaen , dat den viant , Godt heb loff, op zijn vertreck van Alcmair was ; daas den geene , die alreede tot Bergen ende Egmont zijn , groote gereetschap maicken de schanssen alhier ons t oueruallen, uwer 1. bedanckende van t Boet aduertissement, ende zall goede zorge dragen , dat jegens auont zoe op Colhorn, Winckel ende Airtswoude de wacht verdoubbelt ende goede toezicht gedaen wert , met ordonnantie, dat eeuen verre , t welek Godt verhoeden wille , zij luyden den viant onder t lapt verneemen , terstont nyet alleen de klocke laeten roeren Ynair voir allgewisse vuyrteeckenen maicken, zoe deur storm van winde dickwils de doeken nyet gehoort en werden, mede zekere wagenbrugge oft borstweringe van wier op den dijek zalf doen maicken, dair de noot zall lade dien te mogen vereyssehen , alwair uwer 1. ettelicke rotten knechten met bussen zoude mogen zenden tot meerder beschermenisse ende bewairnisse van t vaderlant. Eerzame , bijzondere, goede heeren ende vrunden , onsser Godt Alinachtich zij met uwer 1. in voerspoedige regemente ende in beschamingh van den viant Vant huys t Schagen , den lesten September , a. 1573. Bij uwen I. dienstwillige vrundt, get. Fredericq van den Zeuendcr. Jck verwacht den ouersten joncheere Sonoy noch op huy den oft morgen alhier t Schagen. (Opschrift als voren). N°. 8. Eerzame , bijzondere goede heeren ende vrunden. Jek Nebbe ghisteren morgen ulieder missiue van den lesten Septembris ontfangen ende terstont dein brenger der zet= uer neet zijn pairt gezonden ten capiteyn , jonckheere Jacob
294 van Egmont op Langendijek , mijne brieuen houdende antwoort omme volcommen kennisse van de gesteltenisse ende vertreck der viant voor Alcnuair te hebben , dan en es de voerschr. uwen boede als noch flyer nyet wedergecommen, dair ick mij grootelick aff verwondere ; hebbe nyettemin zekere kennisschap gecreegen vanden geenen, die noch op eerghisteren tot Outdorp ende te Bergen zijn geweest , ende van anderen, die noch op ghisteren in Coedijck wairen, zeggen , don Frederico ende de heere van Noircarmes noch op Outdorp te weezen. Tot Egmont op de houue werden veel boomen affgehouden omme den wech te maicken ent geschut te veruoeren , dan verhoope, met Goodts will, dair ettelicke stucken zullen moeten laten, deur de hoochte ende menichte van water noch alle daichs vermeerderende, zulex dat den viant ande noort zijde den voirschr. stede geen krencking can Bedoen. Achtervolgende uwer I. voirgaende schrijnen hadde ick in haeste met die van Hoichtwoude, Eerstwoude, Winekel , Nyeuwe ende Oude Nierop met Barsingerhorn ende Harinckhuysse de wacht op den zeedijck tot Colhorn , Winckel ende Eerstwoude doen stellen tot tweehondert ende t zeuentich persoonen; dan alzoe deze voirschr. wacht geschapen is eenige tijt te geduyren , soo is hier groot geroep , dat den schanssen van Brouck , Schooreldam ende Crabbendam dair deur zijn gezwackt. Sende tot dien eynde Dirck Oeloffsz. op Lambertschagen, alwair mij op gisteren in de visitatie der voirschr. wacht op den zeedijck gezegt worden, dat aldair op huyden vergaderinch zoude weezen omme behoirlicke ordre van de voirschr. wacht te stellen, zoe men die meent zeeckere tijt te doen continueren. Verhoepende, dat uwer 1. gedeputeerde aldair present zullen zijn , omme inde voirschr. wacht te vorderen , zoe tot be. schermenisse van de lande behoiren zall. Eerzame, bijzondere goede heerera en vrunden, onsser Godt Alinach
295 tich zij met uwer 1. in voerspoedige regimente. Van t hugs tot Schagen, den IJ" Octobris 1578. Bij uwer 1. goetwil• lige, get. Fredericq vanden Zeuender. De compste vanden ouersten joncheere Diedrich Sonoy wort hier noch desen auont van Purmerende verwacht. Opschrift als voren. met
dit, ofte ande zelue steede gedeputeerden jegewoirdich
tot Lamberschaige. 16. VERGADERING. 5 OCTOBER 1850. Bibliotheek. pagelaten kieinodlen enz. van Sophia van Mechelen. Ontzegsbrief van Willem, hertog van Gelre , aan Maria , hertogin van Brabant , met opgave zijner helpers , 1397. Geheime briefwisseling tusschen Schriperius en H. de Groot en Hogerbeets , tijdens hunne gevangenschap te Loevestein. lets naders betreffende "lima Maria Schuurman.
Bibliotheek. Ten geschenke ontvangen Van den heer mr. J. Dirks te Leeuwarden.
Geschiedkundige onderzoekingen aangaande het verblijf der Heidens of Egyptiers in de Noordelijke Nederlanden, door mr. J. Dirks. Nagelaten kleinodien enz. van Sophia van Mechelen.
Reinald II, bijgenaamd de Zwarte, was in 1826 gehuwd met Sophia, dochter van Floris Berthoud, heer van Mechelen. Zij stierf den 13" Mei 1829 en werd begraven te 's Gravendaal. Het navolgend stuk schijnt eene opgave te zijn van de haar toebehoorende kleinodien, kleederstukken en verder huisraad, en is van dezen inhoud i). Dit es scoenheide dat de vrouwe van Mechlen besette (buten) testamente. Jersten enen pot van ere perlen gheliic enen hane ver4) Zie over haar W. A. van Spaen , Inleiding tot de historie van Gelderland, II, 258.
guit. Item enen tergie nap niet voete vergult, ende ene tergie scale ende ...... Item VI selueren bekere. Item en gordel van perlen met stucken van manse. Item IJ mantel scoenre van perlen. Item tghesteinte dat miin heer heeft es toe beset te sinen .... Item IJ stucken sidenre cledre onghevoedert mantel en s ..... Item en culke IIIJ tapite ende VIIJ cussene van enen werke. Item IIIJ tapite ende ene sarge IIIJ inde palle. Item en cleine bont couertour met enen groenen lakene. Item en graupont couertour met enen ghelen lakene. Item graupont sonder laken. Item haren waghen met IIIJ perden ende den hincste gaf s., Flork .... Item buten testamente, en clein pont couertour met enen roede ... Item en auuertour van cycoren met enen suarten lakene. Item en grau pont couertour met enen suarten lakene. Item IIJ witte dobblete van enen fachone. Item IIJ groete sargene van riemen van enen fachoene. Item noch IIJ andere jonfrouwen sargen van IIJ ellen breet. Item IIIJ striipte sargen van IIJ ellen breet. Item VIIJ beddccleden met luparden. Item IJ roede streite ende en groene. Item en zeilel tapite groene met stilden. Item en groene tapite met rosen. Item groen tapiit met liisten van miins heren wapenen. Item IIIJ bane tapite. Item van den linwate bleef te B ... fort XIIIJ paer smalre ..... IIJ paer breder sclaplakene ende IIJ ammelakene te miins heren taflen , ende IIJ voetdualen , elide IX andere ammelakene , ende VIJ hantdualen. Item drie sargene van riemen , ende IIIJ tapiten metten luparde van den sargine die hiir bouen ghescreuen siin. Item V oercussene. Item IJ dobblette ende IJ couertoure met suarte lakene en X oircussene. Item van den linwate gins ter Auderstat V parr breder sclaplakene , ende XIIJ paer smalre, ende IIJ aminelakene te miin heren tafle, ende V voetdualen, ende XIIIJ
297 andere ammelakens, ende VIJ hantdualen. Item van neuwen amlakene en stucke van XXIIIJ ellen. Item en stucke van XXJ ellen. Item en stucke van XV ellen. Item en stucke van XIIJ ellen. Item en stucke van XI ellen. Op een ander rol perkament met dezelfde hand geschreven, komt het navolgende voor. liet schijnt, uit den inhoud, ee ri e verbeterde en vermeerderde opgave te zijn van de in de vorige lijst aangeduide voorwerpen. Dit es tscoenheide dat ........ Yersten enen pot van ere perlen geliic enen hane ver• gult. Item enen tergie nap met voete verguit. ende ene scale ende IJ lep .... Item en gordel van perlen van amanse gehostuct. Item IJ mantel scoenre van perlen; Item tghesteinte, dat miin heer heeft besett te sinen wille. Item IJ stucken sidenre cleder mantel ende .
onge-
voedert. Item J culet , IIIJ tapite ende VIIJ cussen van enen werke. Item IIIJ tapite roede ende ene sarge .... ... Item IJ cleinbont couertour met enen groenen laken. Item J grau bont couertour met enen ghelen lakene. Item J graubont couertour sonder lak .. Item haren waghen met IIIJ ..... gaff si Florken. Item baten testamente voertmen ter A... stat. Yersten en cleinbont couertour met roede ... kene ende .... Item VIJ sergen ter Andestat wert IIJ groete ende IIIJ cleine, Item IIIJ beddecleder met luperden. Item IJ roede streite ende J groen ende V cussene. Item J sedel tapiit, groen met stilden. Item J groen tapiit met rosen 1).
Item en
groen tapiit met liisten van mijns heren wapenen. Item IIIJ bant capite. Item IIJ douseinen sprancre (?) scotelen. Item IX paer breder sclaplakene. Item .... paer smaelre sclaplakene. Item IIJ ammelakene te miins heren taf..., IIIJ andere ammelakene. Item X voetdualen. Item hanti Deze woorden zijn in het handschrift doorgehaald. VI. J.
20
2,98 dualen. Item neuwe amlakene ende stucke van XXIIIJ ellen. Item en stucke van XXI ellen. Item en stucke van XV ellen. Item en stucke van XIIJ ellen. Item en stucke van XI ellen. Item IJ stucke elc van IX ellen. Item en stucke van XI ellen. Item en stucke van VIJ ellen. Item V cleine oercussene ende IJ groete. Item IIIJ oude rode voet cleder. Item dit scoenheid bleef te Braitfort, XXXIIIIJ bedden dare es IIIJ groet. Item IIJ polue, ende X cussene. Item en groene tapiit met rosen. Item IIJ sargen van riemen breet. Item IIIJ tapite met luperden. Item V cleine oercussene. Item IJ witte doublette van bokerane. Item IJ bonte couertoere met suarten lakene. Item IIJ paer breder sclaplakeiie. Item XIIIJ paer smaelre sclaplakene. Item IIJ amlakene te miins heren tafle. Item IX andere amlakene. Item IIJ voet dualen. Item VIJ hant dualen. Item IJ douseinen scotelen. Item IJ pladene coppe. Item IIIJ pladene nappe met voeten. Item IIJ pladene hantnappe. Item IX quailliere. Item IJ platte beckene ende IIJ ronde beckene , IJ hantvate ende en loghepot. Item XVIIJ tene derdele met scodelen. Item XVIIJ tene bierpotte. Item IJ groete tene potte ende en armosene pot. Item de capelle, primo en kolet ende datter toehoert. Item en mesboec. Item en outersteen. Item ene blawe casufle, en alue stoele ende hantvanen ende IJ ampullen. Item en belle. Item en beelde van onser vrouwen. Item IJ outerdualen. Item V stucken couellers groene. Item en coffert. Item de cokene, IJ groete ende V cleine coperen potte. Item IIIJ groete ende VJ cleine ketelen. Item X brantreden. Item IIIJ hale. Item .1 creeft. Item IJ roestre. Item IIJ morsele. Item ene groete panne met hanthauen. Item IIJ cleine pannen. Item J ganspanne. Item J spet ende wendeyser. Item en scumlepel, en hou mes ende en bid.
:199
Ontzegsbrief van Willem, hertog van Gelder , aan Maria van Brabant, met opgave zijner hulpers, 1697. De aanleiding en verdere bijzonderheden van dezen oorlog, welke tot 1399 voortduurde, vindt men medegedeeld in de Gedenkw. van Gelderland , 3e deel bl. LXXXIX en volg. De bisschoppen van Keulen , Utrecht , Munster , Ornabrug , de graven van Nassau en van Ravensberg en andere Duit• sche heeren , de Geldersche leenmannen in Holland en Kleefsland gezeten , daar onder de heeren van Kuilenburg, Buren, Vianen, Asperen en Heukelom, kwamen Willems legermagt versterken. Het blijkbaar concept van den ontzegsbrief van hertog Willem aan hertogin Maria , zich bevindende onder de papieren van Buren, luidt als volgt : Weet hertoginne etc., dat wij Willem , hertoge etc., omme des groiten gewalts , ongnaden ende o prechts willen , dat on_ onsen ondersaiten ende dienre van uwer stat van den Busch i) ende van uwen ondersaten geschiet is , flair wij gerne richtinge ende keeringe af genamen hedden, up dagen bij uwen vrienden ende bij den onsen , des ons nyet ges chiet en is , willen uwe vijant veesen ende alle uwe ondersaiten ende alle der gheenre , die wij up v ende up uwe ondersaten heden moigen , ende wij willen ons hir mede bewairt hebben. Gegeuen onder onsen segel , bynnen up desen apenen etc., juden jair ons Heren MCCC XCVIJ, des vrijdages die Bartholomej. Op het zelfde strook papier is het volgende geschreven. Dese steden hebben ontseget van mijns heren wegen yn eynen brief tsamen. Jrst Nymegen, Ruremunde, Zutphen, Arnhem, Erklentz, Nyerstat , Venle , Gelre , Goch , Maesboemel , Saltboemel, Tiel , Gronloe, Lochgeru , Doesburgh , Doetinchem , Wagenyngen , Harderwijck, Hattem , Elborgh. ij Eene aldaar ontstane twist tussehen de burgers , ter gelegenheid van de St. Jans mis , deed den oorlog ontvlammen,
20*
300 Het bij dit afschrift behoorend handschrift , waarvan het papier van hetzelfde klein langwerpig formaat met hetzelfde watermerk (een ossenkop) voorzien is , bevat de opgave der genen , die zich bij hertog Willem in dezen strijd voegden. Eerste bladzijde. Aan het hoofd : Gumprecht van Nu-
wenair, erfvaigt tot Colne etc. hoeftheer. Daarop volgen Willem , greue tot Lymborch etc. — Johan Roilman van Huysen. -- Willem van Franckenho• uen. -- Jan van Efferen. --- Herman van Eynenberch , genant Louenberch. — Peter van Vrijsheim, genant van B ullesheyrn. Hulper des van Nuweuair. Yrst , Henrich, greue zo Nassauwe. — Philips, jonggreue zo Nassauwe. — Hen Rijdesell , — Eckart van Elkenhusen. -- Derich ende Roelken van Boenenum gebrueder. -Hengen van Elkenhusen , den men nent Huge. -- Adam van Hoenensteyn. -- Gerart van Breittart. -- Emerich van Rijffenberge. -- Emerich van Nassauwe. — Lotz van Kle• berge. -- Eckart van Crentzhusen. -- Bernhart van .Modersbach. — Euerhart van Holdynchusen. Eerste bladzijde , keerzijde. Euerhart van Heyen van
Soectenbach.
Crafft Rump alit allen hoeren knechten.
--r Wygant van Steinenbach , ritter. Gijsbert van Seyl-
bach. -- Roerich Wynter van Heresbach. -- Wijgant van Steinenbach. — Jan van Meelen, — Jan van Modersbach• — Jan van Roideshem den junge. -- Detart van Hademar. -
Frederich van Seylbach met allen hoeren knechten. —
Rychart jnd Johan Hurte van Schoeneck , gebrueder. — Peter van Eyche, heer zu Oulbruck. -- Werner van Eyche. — Syffart van Meetorne (Meecorne). -- Jan Woulff van Rijndorp. — Thomais van Gensse. -- Geirlach van Heydersdorff. Arnolt Kulff van Waessenach. -- Jan van Dune , genant Kamppuchell.
Sijbricht van Hoeugen. -- Arnolt van
301 Dein g berge. -- Jan Leyenfurgen. — Wijnrich van Lucile. -- Jan van Deinsberge, bastart. -- Heyntz van Wijcliche: Joirghe Holtzheim. Tweede bladzijde. Willem van Goedesberge. — Henne Deigen van Wijntersberch. -- Reynart van Rijferscheit ia hulper des van Lymborch. Hulpere des van Nuwenair. Jan, heer zo Drachenweltz , — Teilgin van Blijckerston. -- Herman , gebroeder. -- Euerhart van Berckerade. Danyell van Melenhem. Gerart Voelre van Deirmentroede -- Frederich Hilgin van Luyrich mit allen hoeren knechh ten. — Jan Vrumszer. — Frederich Bry van Dernouwe. — Coen van Rijsenberch. --- Jan Schairpensteyn. -- Wynter van Eirlebach. -- Hen van Alsbach, genant van Ronckell. -- Eberhart Scoultz van Bickenhem. -- Geirhart Reffkin. -- Roerich Rijckensteyn, mit allen hoeren knechten. — Jan van Helffensteyn , den jonge. — Jan van Wunen. berge. -- Eyfferart van Aercken. — Jan vander Leyen den jonge. — Jan Schillinck van Laensteyn , den jonge. -- Engell van Leyen. Tweede bladzijde , keerzede. Jan van Eyffe. - Jan Wulffs. — Kenwe van Vaetzberch , Glen men vent Kalden borne. -- Heynrich van Brechen. — Jan van Ermelsteyn. -
Wijnant van Lechnich. -- Jan van Oerffer. — Willem
van Nesselraide Wilhem s. -- Willem van Nesselraide, heren Blecken s. -- Jan van Selbach Vrederichs. -- Vrederich van Selbach. — Conrait van Wedersteyn. -- Herman van IJsengarden. — Jan Gerenthart. Goedert vander Win. dersbach, den men hetet Quentin. — Gerart van Budellingen. — Wijnmaer van Aue. -- Heyman van Gymburn. --y Kyrsschen Walschyt. -- Herman vnd Kirsschen van dern Vogelsange, gebrueder. -- Walrauen van Roippe. — Jan van Selbach -- Engebrecht soin, — Jan Roippe. -- Hen-
302 rich van tlerbach. --- Heckart van Durrenbach. -- Danye11 vander Lippe. Derde bladzijde. .... van Alenbruck.
Wijnrich van
Nesselraide, genant .... -- Jan van Schelt. Gerart Hoin. .— Henrich ind Herman van Hungerekhusen , gebruder. -- Henrich Hunt. -- Peter Hoekoelenbuch. — Willem Steynken. — Peter van den Vure. -- Arnt van Viikelbach. -- Henrich van Steynbergen. Hilger van Esch. — Goedert van Gleisch. -- Dederich vander Ploe. — Wijnrich Buck van Embe. — Jan Buck van Embe, bastart. -- Jan van Laer. -- Peter van Moirick. -- Peter, geheiten Schijne. — Jan van Surendonck. — Goedart van Esch, geheiten Blaeuoit. — Jan van Hagewinckell, geheiten Klumpkijn. -Derich vanden Dijcke. — Johan Loeman. -- Derich Anghen ende Arnt vanden Dijeke. --- Henrich vander Voert. Derde bladzode, keerzijde. Hen ..... -- Arnt vander Ole.
..... -- Peter van Emmerick. -- Henrich Hacksteyn. — Jan van Plettenberge. -- Woulter Plettenberg. Heyngin Theewalt. --- Alouff van Voulkenberch. -- Alouff van Hul• denchuysen. -- Heynrich van Rympach mit hoeren knechten. -- Jan van llloirshouen, genant varne Rijne. -- Vayss van Vssbach -- Derich van Tetz. --- Peter van Haesteyn. -Krummerlant. -- Ayloflf van Basenheym , den jonge. — Tielgin van Castelberch. -- Van Heynsberch, bastert. -Leynart van Bruyntzheym mit allen hoeren knechten. — Daem van Gunderstorp. -- Coenrait Lauer van Breydbach. -- Coenrait .1 cede. -- Euert van Tzulpge. — Coenrait van dem Bar. derde bladzijde. .... hoult. ..ijnrich van Landzberch,
bastart. -- Reynart van dem Hugenpoit. Zander van Efferen. -- Derich Holzrappell , genant iNenghin. --- Gerart van Alpen , bastart. -- Johan Pane van Thurre. -- Johan --- Peter van Feye. -- Willem van Seerstorp. -Gee nt, van Ammersfoirt.
Arnolt van Efferen. --. Hein.
rich Kloit, — $ruyn van Dorsbach. — Bernt van Neyche n. -- Herman van Thurre, den jonge. --- Kristiayen value Appelbusche. -- Johan van Rummerskirchen. — Kristiaen van Gemunde. -- Henne vander Leijen. -- Thomais van Zulphge. -- Thijs vanne Holtze. -- Heinrich Geuestorp. -Reynken van Gronyngen. -- Henrich van Oissenbrugge. -- Johan van Gaerstorp. -- Euerhart, genant Trumpart. — Derich vanden Ploye. -- Henrich van Tartszwijlre. -Tyelgin , ... roide.
Pierde bladzijde, keerzijde. Der, .. ,, genant Grijbe...., allen hoeren knechten. — Arnolt die Gruter. -- Ludolff van Schonenuelt, geheiten van Graesedorp. --• Euerhart van Wyenhorst. -- Herman van Ebbinchouen. --- Eerart van Till. -- Johan van Maldingen, bastart. *— Heinrich vanden Eger. — Gerart Luwe. --- Sweder vander Steckbeeck. Goedert Hack. -- Johan Vleysch. — Symon die Wilde. -Johan van Glijnde, bastart. -- Johan van Meeorden geheiten Schutte. -- Dietmar vame Royde. -- Henrich Spede. -- Jan van Lair.
Geheime briefwisseling tusschen Schriverius, H. de Groat en Hoogerbeets, tijdens hunne gevangenschap te Loevestein. Medegedeeld door den heer van Kinschot te 's Rage. Op eene zeer verpligtende wijze zijn aan den heer van Kinschot, uit eerre rijke verzameling van belangrijke bescheiden, de geschiedenis des vaderlands betreffende, ten gebruike afgestaan de meeste blaadjes van het door Petrus Scriverius aan Hugo de Groot in zijne gevangenis toegezonden exemplaar van het Itinerarium in Gallium, en van de .Poëmata van Janus Secundus, waarin Scriverius eenige regelen had ingelascht , om aan de Groot en Hogerbeets van den stand hunner regtszaak kennis te geven en hen te berigten , hoe men door middel van boeken als op eene andere wijze heimelijk met hen briefwisseling zoude kunnen houden. Zie hierover Gerard Brandt in zijne His
304 tone der regtspleging enz., b1.41 en volgende, en dit meer om-
standig verhaald door Brandt en Cattenburgh , Leven van H. de Groot, b1.165 en volg., ook in het Leven van Oldenbarneveld, gedrukt bij J. Neranus , Rott. 1670, bl. 626 en 627.
De oorspronkelijke blaadjes , waarop deze kopij woordelijk vervaardigd is , zijn dezelfde , welke Brandt bezeten heeft en door Scriverius zelven zijn onderlijnd geworden. G. Brandt, Eist. der regtspl. , bl. 43. Hij heeft op die bladzijde den Latijnschen tekst opgeee• ven van een dier blaadjes : Mstoris examen etc. , maar dat blaadje is niet onder de bovenbedoelde gevonden. Hier achter volgen de afschriften der invullingsregelen op bl. 37, 88, 43, 44, 55 en 56 van Johannis Secundi Itinerarium in Gallium. Deze zijn te meer belangrijk , omdat
Brandt die invullingen niet in het oorspronkelijk Latijn , maar slechts gedeeltelijk daarvan den hoofdinhoud in het Nederduitsch opgeeft, bl. 42. Zoo insgelijks Brandt en Cattenburch : Leven van H. de Groot. De voor de gevangen heeren bestemde inlasschingen luiden als volgt 1) : Die voor de Groot. Bl. 37, jucundissime viximus. Deo Opt. Max. gratias agentes. Si quid velis ad uxorem aut liberos scribere nec ab omnibus legi: noli illa temere ad calcem aut in tergum
furtivis no• tis et artificioso quodam scribendi genere. Nam literarum etc.
literarum tuarum conjicere, quamquam exarata
terram relictam ... petis ex bibliotheca tua institutiones ligates in decimo sexto charta interposita crediderunt 1) Men heeft, ten einde in boven vermeld Itirzerariunz de plaats te kunnen vinden waar de navolgende inlasschingen zijn geschied, de laatste woorden vermeld van den zin waarop de inlassching volgt, benevens de eerste woorden van den zin, volgende op de woorden der inlassching. Deze eerste en laatste woorden zijn niet onderschrapt .
305 Bl. 33, redire possis aut alium quemcumque voles mod()
vacua ei charta sit inserta. Haec tarnen inter caetera sta eo institutionum sive alio libro quaedam-tuimsbc significare de rebus domesticis et aliis hoc age ac voce etc. Bl. 43 , suo jure Tu tuo jure colliges prima chartaruna folia ad titulum de legatis. Illaque exempta luculento Poco (clui major vis, quam lucernae) oppone , donee quae latent appareant. Postridie etc. Continuo itinere. Ubi haec perceperis mono publice in tuis literis ut tota familia tua sit bono animo ac consolationes ex Deo et sacris petat, hoc erit nobis signum. Carnbreseys oppidulum etc. habet perampl urn , libros quos petiisti et nunc mittimus
serva apud te donee illi cum institutionibus remittantur: altera pars etc. Bl. 44 , Mechliniensem pervenimus, qui liber tum maxime nobis usui erit et gratissimus, quando in eo consimili m.odo, quo nos praeiveramus, aliquid a te notatum fuerit circa tit*. lam de lege falcidia, quod aut dulcedinem mellis recipiat aut acredinem citriorum. Adhibitus est etc. possemus absurnere. Monebis quoque in literis tuis publice aut rogabis , ut sartus tectus ille liber ad te perferri possit ne rumpatur , aut tollantur inde juvenilia tua scripts. Ivimus , certavimus, victus sum a veterano. Tu ut invicto animo sis et bene valeas summum Deum veneramur atque itineris hujus molestissimi finem brevi speramus. Mirifica erga, etc. Voor Hoogerbeets. Bl. 55, prandebat, contendirnus : quo simulac venimus dicimus amico nostro .11achtildis matronae filio, qui Lutgardin sororem habet, ut quicunque mittuntur libri a filia Wen. semii, si habeant puram chartam ante vel post eximat ea f olia et super lento igne teneat donee rubescant. Subsequente die ad oppidum. Salon nou inamoenum propera•
806 vislus. Ubi jubemus schaftii mortui affinem (habuerat ejus germanam uzorem) diligenter contemplari, num in foliis
interioribus librorum a suis mittendorum aliqua littera vel asteriscus vel quadratum sit. Erit id illi indicio chartarn illam super igne extendendam et servandam donec modice rubescat, pretiumque nautae ect. BI. 56, ibi dormivimus. Quo facto Josinae gener vedebit emicantia, quae necessaria sunt scitu per viani etc. in voraginem incidi. Illie Jacobi Wensemii qui duxit so• rorem a nobis rescivit, si mentem nostram capit , ut petat sibi mitti testamentum Gallicum novum in parva forma. Quaesitus viis etc. Voor de lezers van de Kronijk die het Latijn niet verstaan , voegt de heer v. K. hiernevens eene vertaling door een zijner kennissen vervaardigd, en zoo getrouw mogelijk gevolgd. Bl. 87. Daarvoor den Hemel dankende. Indien gij iets aan uwe vrouw en kinderen wilt schrijven, dat gij niet wilt dat door iedereen gelezen worde, heb dan niet de onvoorzigtigheid dit aan den voet of op de buitenzijde uwer brieven te zetten; zelfs niet al was dat geschreven met heimelijke tekens of op de eene of andere kunstmatige wijze van schrijven. .... gij moet uit uwe bibliotheek verzoeken te ontvangen : de Instituten gebonden in half octavo met wit papier doorschoten. Bl. 38. Of welk ander boek gij wilt, mits er maar witte bladen in gebonden zijn. Wij hebben besloten u, door dat boek der Instituten of eenig ander, het een en ander te doen weten over uwe huiselijke en andere zaken. Geef nu acht op het volgende. Bl. 42. Gij moet nu, waartoe gij het rept hebt 1 ), de 4) lk geloof dat deze woorden too jure eigenlijk niets beduiden ,
807 eerste bladen wit papier, die zich bevinden bij den titel De legatis, verzamelen. Wanneer gij die er uit genomen
hebt, moet gij ze houden voor een helder brandend haard, vuur, dat meer kracht heeft dan eene brandende kaars , tot dat het verborgene voor den dag komt. Wanneer gij dat zult hebben gelezen en begrepen , vermaan dan ronduit en openlijk in uwe brieven uw huis. gezin , dat het goeden moed houde en troost zoeke bij God en de Heilige Schrift. Dat zal voor ons een teeken zijn dat gij ons berigt ontvangen hebt. Bewaar de boeken , die gij gevraagd hebt en die wij u thans zenden , tot dat zij met de Instituten teruggezonden kunnen worden. 131. 44. welk boek dan voor ons hoogst nuttig en aangenaam zal zijn , wanneer daarin, op dezelfde wijze als wij u hebben voorgegaan , iets door u wordt gemeld bij de Lex falcidia , hetgeen of naar de zoetheid van den honing
of naar het scherpe zuur der citroenen smaakt 1). Gij moet ook in uwe brieven openlijk vermanen of verzoeken, dat men zorg drage dat dat boek in goeden staat aan u worde overgebragt, opdat het niet beschadigd
wordt, of uwe jeugdige aanteekeningen daaruit verloren gaan. ..... Wij bidden den grooten God, dat gij onbezweken van ziel en gezond zijt, en hopen binnen kort een einde te zien aan dezen hoogst kommervollen levensweg. Voor Hoogerbeets. BI. 55. Zoodra wij daargekomen zijn 2) melden wij aan maar eene weerklank zijn uit aardigheid van het suo jure in den tent van het Itinerarium. 4) Waarschijnlijk eene zinspeling op het onzigtbaar schrift door middel van honing of citroenzuur. 2) Doelende deze plaats van den brief op die van het itinerarium
in Gallium.
308 onzen vriend , den zoon van vrouw Machteld, die Luitgarde tot zuster heeft, dat hij van alle de boeken die hem gezonden worden door de dochter van Wensenius, indien zij een wit blad voor of achter bevatten , dat blad er uit moet nemen, en boven een zacht vuur moet houden , tot dat het eenigzins bruin worde. Wij raden den aangehuwde van den overleden Schaft (hij heeft zijne schoonzuster tot vrouw gehad) goed op te letten of op de voorste of achterste bladzijden van de boeken, die hem door de zijnen zullen gezonden worden , ook eenige Ietter, sterretje of vierkant gesteld zij. Dat zal hem een teeken zijn , dat hij dat papier boven het vuur moet uitstrekken en houden tot het eenigzins bruin wordt. Bl. 56. dan zal de schoonzoon van Josina voor den dag zien komen , wat hem noodig is te weten, dan zal hij, die de zuster van Jacobus Wensenius gehuwd heeft, van ons te weten gekomen zijn , indien hij onze meep ing vat, dat hij moet vragen dat hem gezonden worde het Fransche Nieuwe Testament in klein formaat. De inlasschingen hierboven op bl. 55 en 56 van het
Itinerarium in Gallium, zijn klaarblijkelijk voor Hoger-. beets bestemd geweest. Ofschoon zijn naam daarin niet genoemd wordt, wordt hij er echter kennelijk in aangewezen door zijne familiebetrekkingen. Zijne moeder is geweest Machteld van Steynemolen, zijne huisvrouw was Ilillegond Wenssen , de moeder zijner huisvrouw is geweest Josina Wenssen , geboren van Egmond van de Nienburg. Hij was dus de schoonzoon van gemelde Josina. Hoogerbeets heeft voorts eene zuster gehad, genaamd Luitgaard, welke gehuwd is geweest met Gerbrand Jansz. Schaft. De vrouw van Hoogerbeets heeft ook een' broeder gehad met name Jacob Wenssen. (Zie Velius , Kro-
nijk van
Hoorn , bl. 49, Abbing,
Geschiedenis van Hoorn,
bl. 51, in nota , Scheltema , Staatk. Nederl. , in voce).
S09 Het laatste dezer blaadjes bevat eene inlassching van dichtregelen van Scriverius in de , voor de gevangen heeren ten geschenke bestemde, exemplaren zijner uitgave der Poëmata van Janus Secundus , te Leyden 1619, bij Govert Basson, onder den naam van Jacobus Marcus, gedrukt, en wel de door hem ingelaschte en door hem zelven onderstreepte 88 achtereenvolgende dichtregelen in Epistola XII ad Petrum Clericum, zijnde de 185° en 186°
bladzijde dier uitgave. Alle die dichtregelen zijn door Brandt in zijne Geschiedenis der regtspleging , bi, 44, door den druk bekend ge-
maakt , maar niet door de andere schrijvers boven vermeld, welke daarentegen nog andere alzoo ingelaschte dichtregelen mededeelen, waarvan de oorspronkelijke blaadjes bij de hier bedoelde niet gevonden zijn. Voor zoo verre de heer v. K. heeft kunnen nasporen, wordt de boven vermelde oorspronkelijke Latijnsche inhoud dier invoegingen in het Itinerarium in • Gallium bij geen onzer schrijvers aangetroffen, en heeft deze dan ook, zoo hij meent , alle aanspraak om belangrijk genoemd te mogen worden. Iets naders betreffende Anna Maria Schuurman. Mede-
gedeeld door den heer Rammelman Elsevier te Leiden. In de Kronijk 1850, bl. 214, wordt ten onregte vermeld, dat Anna Maria Schuurman te Utrecht zoude geboren zijn, daar zij volgens Paquot bist. litter. te Keulen op den 5e° Noveruber 1607 liet licht zag. Wat nu de familienaam betreft , zoo blijkt uit eene hierna volgende notariële acte voor den notaris van Waai en getuigen te Utrecht gepasseerd , dat deze naam gespeld werd , niet Schuurman , maar van of von Schurman. De acte luidt als volgt : Op huyden den 10 . Nov. 1648, compareerden etc. jofr. Agnes van Harft, wede. van wijlen den weled. jonckh.
310 Johan van Schurman enz,, die ed. jofr. Sibella van Harft hare zuster, voor haerl. selven, mitsgaders die ed. jonkh. Johan Godsehalck van Schurman, ende die ed. jofr. Anna Maria van Schurman zijne zuster , onder hen beyde met eene hand bij representatie, in plaatse van wijlen de ed. jofr. Eva van Harft haerl. moeder , die wedue was van wijlen die ed. jonck. Frederik van Schurman, in die qualiteit ook voor haerl. selve , en voirts zijl. comparanten gezamentlijek, als erfgenamen van wijlen jofr. Christina van Harft, wede. van Driest (?) , haerl. overleden zuster, ende moeije respectief enz. Uit deze acte blijkt, dat beiden, Jan en Frederik Schurman, getrouwd zijn geweest met eene dochter van Harft, zoodat Maria Schurman, tante van Anna Maria Schuurman, eene zuster moet geweest zijn van Jan en Frederik Schuurman. 17. VERGADERING. 12 OCTOBER 1850. Stukken betreffende de geschillen van de gebroeders Buschvelt, Scheifard en Walraven van Merode, Reinhard van Rijfferscheit , enz. met Willem , hertog van Gulik en Gelder , 9387. Bijdragen tot de geschiedenis van het geschutwezen, bepaaldelijk in de middeleeuwen.
['ordering van de gebroeders Johan en Willem van Buschvelt en Yde hunne moeder , tegen
Willem , hertog van Gulik
en Gelder 1887.
Onder de papieren van het voormalig graafschap Buren bevinden zich eene menigte stukken, zijnde aanspraken of vorderingen, antwoorden en wederantwoorden en uitspraken daarop gegeven , hetzij van den hertog zelven of van benoemde scheidslieden in de wederzijdsche geschillen , welke, 6f tusschen de edelen onderling, óf wel tusschen hen en den hertog zelven bestonden. Deze stukken zijn soms hoogst belangrijk , niet alleen om de ruw-
311 heid der zeden in de middeleeuwen te leeren kennen, maar ook omdat zij menig nog onbekend of duister historisch feit aan het licht brengen of op helderen , en bijdragen leveren , zoowel tot de kennis der geslachten als tot die van regtspleging, terwijl zij soms duidelijk de betrekkingen aantoonen, waarin de handelende personen stonden bf tot elkander af tot den hertog. Ook voor de muntkennis kan uit die stukken menig nut getrokken worden. De opvolgende mededeeling dus daarvan kan den geschiedvorscher niet dan welgevallig zijn, en het is om die reden dat de redactie heeft gemeend opvolgelijk deze merk waardige stukken in de Kronijk optenemen. Dit is die ansprage die wir, Johan ind Wilhem, gebruder, van Buschuelt vorderen an deme durluchtichen hogeboeren heren ind vursten, heren Wilhelm, deme herzoghen van Guylghe ind van Gelre, mit willin ind mit wiste onser vrauwe ind muder vrauwe Yden, vrauwe zo Buchuelt. Jn deme irsten dat onse vader sijn man was , des wir gude besegilde brieue han , ind eme dar aff galt alle jair zo manlitdn XX aide guldin schilde, ind die eme as lange schuldich bleyff ind vur enthalden hatte, as XXVIIJ jair ind langer, die summe louft vur ind eichtzich aide guldin schilde, ind heyschen die gekeirt. Item heyschen wir ind vordren an deme seluen herzogen , dat hey onser muder vader veinck zo Hoynburch bi Noruenich gelegen, vp sins selues slosse , bynnen des dat hey synre lijffs ind gutz vmbesorgt was, ind eme alle gereyde haue nam, ind dat sloss gebrochen wart, dat schade onser muder zo yrre deylingen, des wir eruen sijn , seyss dusent aide guldin schilde ind me, ind heischen dat gericht. Item heyschen wir ind vordren van henxstin ind van perdin ind van hanen, die onse vader verlois in deme
312 strijde zo Baistwijlre 1), dar yn der marschalk van Alffter gebeden hatte , IIIJ° zwair guldin ind
me ,
ind groissen
verderflichen schadin , dat ons dat as lange vur enthaldin is, ind heyschen dat gericht. Item heyschen wir oase muderlich erue zo Noruenich XXXI capune ind IIJ mr. coiltz pag. erflicher rentin , die des herzoghen vader onser muder zo wijste in rechter dey linghen, doy ere muder ind vader doit waren , des wir gude besegilde breiffe han , die onss in eicht jaren ney en woirdin , ind heyschen dat gericht. Item heyschen ich, Wilhem van Buschuelt, ind vorderen an deme herzoghen van Guylghe ind van Gelre vurs., dat hey Johan mijnen bruder vieinck, doy hey die vurs. erf guide vorderen soulde zo Noruenich, bynnen des dat hey sijure lijffs noch gutz besorgt en was, ind yn turnde blochde ind stocke , inde die cost eme ind den turnkuchtin , mijn muder ind ick doin musten IIJ jair lang vur ind na , ind durch des gevencnisse wille hirren vrunden ind maghen na rijden musten mit groisser coste geacht zo onsme grofisme schadin ,
ind dat allit zo vnrechte, den schaden ind die cost
geacht vur dusent aide guldin schilde, ind me hid 2) heischen dat gekeirt ind gericht. Dese vorderinge ind ansprage leueren wir over den durchl uchtichen hogeboeren hirren ind vursten , onsme
le-
uen genedichen hirren , hn Frederick ertzb. zo Colne, jnd onsme lieuen gened. hirren, hn W., herzogen van Gelre , bi den ons deser sachen wale genucht in rechte. Ja vrkunde onser segille gedruckt in desen breiff. Datum anno Domini MCCCLXXX septimo , ipso Diuisionis Apostolorum (1l (T ulip. Het aan de regter zijde op het papier gedrukt zegel is verloren gegaan. 1) Zie over dezen veldslag te Baesweiler tusschen de Brabandschen en Gel-. derschen, den 20 e° Aug. 1371, geleverd, Nijhoff, Gedenkes., II, bl. CXIII. 2) Hier schijnt een woord in het handschrift te zijn weggelaten.
313 Vordering van Walraven van Merode, voogd te Lusten; tegen den hertog.
Dit is anspraiche, die ich Walrauen van iVleroide, vaigt zu Gusten, hain zu dent hoegeboeren ind durchluchtigen vursten, dem hertzogen van Guylge ind van Gelre. Jn dem yrsten heysschen ich dem vors. durchluchtigen vursten dat sloss ind, hierlicheit van Vraentze mit alle sijnre zu behoeren , dar in de vurg. hoegeboiren vurste mirth gelat hadde , oeuermitz sijne manne, as recht was, ind dat besessen hain jair ind dach ind me , am eynche rechte anspraiche van yemanne, ind mir dat de vurs. hoegeboiren vurste ind sijne gewalt vnentzaicht ind vnbewart genoymen bait, ind mich da van verdreuen hait ind mich des vntwerdiget zu vnrechte, jnd des sloss Vraentze mit allen renten dar zu gehoerende XIJ jair lauck gedarft hain , dat mir schaidt me dan vyer duseiit aide gulden schilde, ind heysschen dat gericht. Item heysschen ich dem vurs. durchluchtigen vursten , dat ich in dem strijde zu Baesewijlre verloiss vunffstuclze henxste ind pert ind vort van gevangenen , die ich gevangen hatte in dem seluen strijde, ind vp mijne cost ind dye hieldt me dan seyss wechen, ind hey mir da van doin soulde na gueder Jude sagen , ind mir da van nyet worden en is , dat mir schaidt me dan vunff hondert gulden, ind heysschen dat gericht. Item in dem kryeghe van Gelre , da ich eyn ritmeister was des vurs. hoegeboirenen vursten , heisschen ich eyn pert, dat ich verloiss in dem kryege, ind LXIJ dubbel mottime, dye he mir schuldich bleyss do ich zu Duiken lach, ind heysschen dat gericht. Item heysschen ich C swair gulden van dem vurs. hoegeboiren vursten gericht, die hey mir zu Gusten nam vmb VI. J.
21
314 dat Eyffeler ind Schijve sijn vijant wurden , ind mir des tzege gaff, des ich vnschuldich was , ind heysschen die C gulden gericht. Item heisschen ich , dat ich heren Rutger van Reyda gegekummert hadde zu Virsen ind den kumber vysservolgt hadde, jnd mir scheffen ordell van mijns heren weigen verboyden wart , as wail! kundich is den scheffen, die zu der zijt saissen, off sij leyuendich synt, ind ouch me luydtz, dat mir schaidt me dan dusent gulden, ind heysschen dat gericht. Item heyschen ich, dat die gemeynde des dorps zu Gusten, da ich vaigt oever byn , rich mit dem vurg. durchluchtigen vursten soynden . seyss jair lanck zu gheyuen yem yetlichs jairs XXX gulden, sij zu beschirmen gelijche anderen sijnen vndersaessen, ind sij da en bynnen berouft syndt ind dat yre genoymen is , ind heysschen dat gericht 1). Het zegel , in bruin was op papier gedrukt, bijna vergaan. Het antwoord des hertogs op deze vordering ontbreekt. Antwoord van Walraven van Merode, voogd te Gusten, op de vordering van den hertog , 1887.
Dit is die antwerde, die ich, Walrauen van Meroid, vaigt zu Gusten, antwerden vp anspraiche ind vorderunge des durchluchtigen ind hogeboren vursten, des hertogen van Guylge ind van Gelre. Jn dem yrsten vp dat yrste punct alsus angeyt: )Jn dein yrsten beclagen wir vns van yem, dat h. Rijkalt van Meroid vnse man, rait, ritter ind vndersaisse etc.", antwerden ich, na dem dat h. Rijkalt eyn ritter ind banritz is, hid zu 4) Hoewel dit stuk , met dezelfde hand als het eerstvolgende geschreven, geen dagteekening draagt , behoort het klaarblijkelijk tot hetzelfde jaar.
3!a wapen geboiren is as sijne alderen geweyst synt , vmb wilche Bache, die ich mit heren Rijkalde gainde hauen gehat off hauen , as in des durluchtigen vursten des hertzogen van Guylge ind van Gelre anspraichen vur geschreuen steyt, hoffen ich, dat ich dcm egen. hoegeboiren vursten vp geyne puncte der vurs. vorderungen , heren Rijkalde antreffende , nyet schuldich en sij zu antwerden, jnd en byn darumb alre richtungen ind kerungen, as mich der hogeboiren vurste zyet ind an mir vordert, van der sachen nyet schuldich. Ouch sij zu wissen, also as mich der vur. gen. hogeboiren vurste zyet, dat ich mit heren Rijkalde vur dem rijche gedadingt haue , as in deesme seluen yrsten puncte geschreuen steyt, antwerden ich hid hoffen, so we des heylgen rijchs sijns gerichtz gesyndt, dat hey dat mit rechte ind mit bescheide wail! doin mach as ich gedain hauen , jnd en byn dar aff dein vurg. durchluchtigen vursten nyet schuldich zu doin. Item vp dat ander punct ind dat leste, dat alsus angeyt: »Vort beclagen wir vns dat die vaigt van Gusten vns sijn leen vpgesaicht hait etc.", antwerden ich, al sulchens roufs ind brandtz as mich der durchluchtige ind hogeboiren vurste, der hertzoigh van Guylge ind van
Gelre, zyet im deesme puncte, hoffen ich dat vyssgescheiden sij, na jnhalt der soenen, die mijne vrunt ind ich nu samen hauen mit dem vurg. durchluchtigen vursten. Vort me alsulcher losleydiger manschaff, as mich der hogeboiren vurste zyet in deesme seluen puncte vurg., des byn ich vnschuldich. Geschreuen ind oenergegeyuen vp Sent Margerritendach , der heiliger joncfrauwen (20 Julij), jn den jairen vnss Heren dusent driihondert seuen ind eychtzich , vnder mijnre jngesegele wider an dit geschrichte gedruckt. liet zegel, in bruin was op papier gedrukt, bijna geheel vergaan. 2l*
j18 Vordering vair Johan, heer van Reide, tegen den hertog,
1387. Dit is de ansprache ind vorderinghe, de ich Johan, heer zu Reyde, han ind vorderen bin zu diem hogeborn minre genedighen heren, diem herzoghen van Guilghe jnd van Gellre. Zu diem eirsten heischen ind vorderen alsulch geit mir zu betzalen, as de min vederlich erue zu Dalen vur vercoefft is , zo dat de brieue clerlich ynne halden , de ich dar vp besigelt han, jnd heischen de summe, in halt der brieue, mit all yr vpcorningen sint der zijt datum der brieue vurs. verricht ind betzalinge. Item heischen ind vorderen ich an minre genedighen heren vurs. alsulche zinse, peechte, rente ind guide, as min vader seliger an Dalen vurs. vssgehalden hait, na ynhalt der brieue vurs. Item vorderen ich minen genedighen heren vurs , dat mir van den sinen mine bruggen vp der Nersen in minre heerlicheit aff geworpen sint , jnd sine amptlude, de mit gewest sint , jnd vp mich warden, mich zu vangen vnuerwart ind vnentzaicht, ind heischen de gewalt ind dat
vnrecht gericht ind gekeert. Item ich vorderen an minre genedighen heren, dat sine amptlude zu Kladbach binnen der stat minen innigen knecht ind amptman geuangen , gestaeckt ind geblaecht hait, indiem geloeuen, do ich noch min knecht ijjffs noch guitz besorgt en weren , jnd heischen dat geuenknisse ind dat vnrecht minre knechte ind mir gericht ind gekeert. Item vorderen-ich an minre genedighe heren vurs., dat ich van sinen wegen beschuldiget ind betuichtigeit bin , dat ich vp sinen amptman gehalden sole han , des ich vnschuldich bin , jnd gesinnen de vnscholt van mir zu neemen der ich oerbodich bin, ind heischen dat vnrecht mir zu keren.
817 Item vorderen ich an minre genedighen heren vurs., do' min vader selige duit blieff in diem strijde zu Baisewijlre, dat ich des an henxten , an perden , an harnasche ind an cleynode schaden han ind den geacht vp IJ dusent gulden , ind heischen den schaden gericht ind gekeert. Dese ansprache leueren ich minre lieuen genedighen heren van Guilghe, herzoghe zu Gellre, greue zu Zutphen, bij diem mir deser sachen wail genoecht jn rechten. Gegeuen , onder ....len Reynhardtz, heren zu Rijfferscheit ,ind zu Beedbur , tuinen vemen, des ich in deser sachem gebruechen, secunda Zeria post Margr. virg. (22 Julij). Anno millesimo trecentesimo LXXX septimo. Het zegel bijna geheel vergaan. Antwoord van den hertog op deze vordering, 1887. Dit is antwerde vnss hertzogen van Guylge ind van Gelre , up anspraiche ind vorderinge , as' Johan, heren zu Reyde zu vnss wert beschreuénl ..... hait. .... Johan van Reyde van vns heisscht ind vordert, yme zu bezailen sulch geit, dar vur sijn vederlych ..... zu Dailen verkoicht sij , as dat die brieue ynne halden, die he darup besegelt haue etc.; dar up antworden wir, dat vnse lieue heren ind vaider, selige , Dalen an vns bracht hait, jnd wir dat ouch nae yme besessen hain, gerast ind geroyt seyssindzwentzich jaer ind lancger, also dat wir des nye rechte anspraiche noch vorderinge en gehoirten van Johanne van Reyde noch van sijnen vaider, jnd hollen dat wir yme dairomb nyct vurder (schuldich) en sijn zu antwerden. Item up dat punt , as Johan van Reyde heisscht ind vordert alsulche zynse , pechte , rente ind guide as sijn vaider .. yss behalden haue nae ynnehalt der brieue vurs., antwerden wir, dat vns niet kondich en is van eynchen zynsen, pechten, renten off gulden, die Johans vader van
818 Reyde an Dalen haue, dan die onse lieue heren ind vaider zelige an vns bracht ind geerfft bait. Item up dat punt dae Johan van Reyde vns zu spricht, dat yiue van den vnsen sijne brucgen ys der Nyeissen affgeworpen sijn in sijnre heirlieheit, dae onse amptlude mit geweest sijn, up Johan van Reyde zu warden jnd yn zu vancgen, vnuerwart iiid vnvntzacht; darup antwerden wir, dat vns dar aff niet kondich en is, mer duchte Johan van Reyde, dat yore dar an yet zu kurt geschiet were van vnsen luden off van vnsen amptluden , den moechte he dar omb zu sprechen , jnd dat woqlden wir yme gerne zu rechte stellen. Item up dat punt also as Johan van Reyde vordert, dat vnse amptlude zu Glaidbach sijnrn ynnigen kneicht vancgen hauen ind den gestockt ind geblocht . etc.; dar up antwerden wir , dat vnse amptman zu Glaidbach des heren Johans knecht van Reyde gevancgen hatte vmb bruchen wille, daromb dat yn die schellen in vnse h... gewijst hadden, also wi dat waile bij brengen soilen. Vort up dat punt as Johan van Reyde vordert, dat he van onsen wegen beschuldiget ind beruchtiget sij , dat he up vnsen amptman gehalden suche banen , antwerden wir, dat vnse amptman dat also veestanden ind vns bracht hadde , mer is Johan van Reyde des vnschuldich, as he meyndt, des genuecht vns waile, ind hoffen dat wir yme dar en boyuen geyne rychtincge schuldich en sijn zu doen. Item up dat leste punt, dae Johan van Reyde vordert ind vns zu spricht, doe sijn vaider doyt bleue an ... Baysewijlre, dat he des an henxsten , an perden, an harnassche, an cleynoide ind an ander hauen schaide haue, den he achte up zwcydasent gulden , antwerden wir dat vns van dein schaidee nyet kondich en is , noch ... nye anspraiche me en gehoirten dan up these zijt. Alle dieser ours. sachen blijuen wir, hertzoge van Guylge
319 ind van Gelre , bij uch vnsen lieuen heren ind neuen den ertzenbusschoffe van Coelne jnd vnsen gemynden son, demi hertzogen van Gelre ind greue van Zutphen , jnd genoecht vns wale mit rechte. Vrconde vnss segels hie ynne gedruckt. Gegeuen jn den jaeren vnss Heren dusent dryhondert §enen jnd echtzich, des sondachs nae Margarete virg. (21 Julij). Gelijktijdig afschrift.
Wederantwoord van Johan, heer van Reide, hierop, 1387. Dit is antworde, dye ich Johan, heer tzo Reide, antworden deme durluchtigen vursten, mijnre lieuen genedige heren Wilhelm van GuiIche, herzoghe van Gellren , greuen zu Zutphen. Tzo dein eirsten vp dat jrste punct dat alsus angheit : Also as sin vader, her Johan van Reide , dat hus zu Reide mit dem vurbrugge ontfangen hatte van vnsen Iieuen heren ind vader seligen etc. Antworden ich dat ich dar aff nyet en weys ind des vnschuldich bin. Item vp dat ander punt dat alsus angheit: Vort beslagen wyr vns van Johanne van Reide, dat sin vader eyn ampt• man was zo Broeche etc. Dar vp antworden ich gelich as vp dat irste. Item vp dat dirde punt , dat alsus angeit : Vort beslagen wyr vns van Johanne van Reide, also as dat huis zo Reide mit deme vurbrugge etc. Antworden ich dat ich mijn huis entfangen hairs van deme hertzoge mijnre genedigen heren vurs,, mit vurwarden ind anderz nyet , dat lie mir gelijch doen soelde van mijnen brieuen, die mijn vader selich mir gelaissen hag, jnd anderz dat ich mit yule zo schaffen hain, as dat wael kundich is, jnd off mir des nyet en geschege, dat ich mij. nen eyt vpsagen moechte , as ich gedaen haen; eves he mich voerder tzeyt , des bin ich vnschuldich.
320 Item vp dat vierden punt dat alsus 'angheit: Vort beclagen wyr vns van Johanne van Reide, dat he na vruntschaff ind in geloeuen den pastor van Reide etc. Antworden ich y dat jell na Wenemer nyet gesant en hatte, dan dat Wenemer zo mir quam , jnd ich woirt mit yme batte, der mir noit was vmb mijns kneichtz wille , as ich mijns heren genaden dye irtzoent hanen vur ind na in mijnen brieuen, ind hoffen dat ich van den woerden neymanne rechtunge schuldich en bin. Item dat vunfte punt dat alsus angheit: Vort beclagen wyr vns dat sin vader in der zijt do he eyn amptman was zo Broeche etc. Antworden ich as vp dat eirste punt. Item vp dat seeste punt: Vont inder zijt etc. Antworden ich gelid' as vp dat irste punt. Item vp dat seuende punt dat alsus angheit: Vort halt Johan van Reide in vruntschaff ind binnen des dat he vnser enthalden kneicht is etc. Antworden ich dat ich van vnderseessen mit reichte ge• kummert haen ind gein vnreicht n ..., gelaicht en .... Vort vp ..... punt dat alsus angheit: Vort beclagen wyr vns van Johanne van Reide , binnen des dat he vnse enthalden kneicht ind man is geweist etc. Antworden ich, dat vmb sulche geweltlich vnreicht, as mir vys des hertzogen lande ind wider dem van sinen vnderseessen ind loden zo perde ind zo voesse, vnentzaicht ind vnbewairt, mit name, roeue ind mit brande binnen naichtz gescheit is, dat geweltliche vnreicht ind groisse verderfliche schade dar aff tomende, ich ertzoent haen mijnen allir hemelichsten magen und vrunden , do mir des groissen verderflichen schaden gein wandel noch reichtunge ge• schein en kunde, ind der schaden sich alle dage meerde, do gaff ich, na rade mijnre mage ind vrunde vurs., vmb sulche soit mijne manschaff ind eyde vp, ind wart dar na
32I des hertzogen viant, as sich dat heischt , jnd gesan an mijnen magen ind vrunden vurg. raitz, troistz ind helpen, as mir noit was; jnd wes he inich voerder in diesem punte tzeyt, des bin ich viischuldich. Diese antworde leueren ich mijnre lieuen genedigen hereu Wilhelm van Guilche, hertzogen zo Gelre , greue zo Zutphen , bi define myr dieser sachen wad genoicht in reichte. Gegeuen vnder segel heren Reynartz , heer zo Riferscheit hid zo Bedbur , mijns oemen , des ich in dieren sachen gebruchen, des mandages na Siste Margar. dage (22 Julij), in den jaren vns Heren dusent dry hundert reuen ind eichtzich. lIet zegel , in bruin was, zeer geschonden. Het volgend stak , waarvan het bovenste gedeelte is afgescheurd , schijnt te zijn hete laatste gedeelte der aanspraak of vordering van Reinhard van Rijfferscheit tegen den hertog. Item so quam Thye Jeger vyt Castor mit loden des herzoghen van Guilghe ind van Goitre vurs., ind ..... gewalt worp hie mir mine brugge aff, binnen des dat ich des herzoghe vurs. ind sinre lude vnbesorgt was, ind heische p dat gericht ind gekert ind bliuen des bij rechte. Item heischen ich doe des vurs. herzoghen ouer Rijn reidt, ind neder lachte de Veesphelincke , doe bleuen mir vunff henxte ind Johan minre nieuen vier, des hait he eme einen betzalt , jnd heischen de gericht ind gekert ind bli• oen des bij rechte. Ouch vorderen ich an minre heren vurs., dat hie mir min vederlich erne, dat van Beedbur an de brugge zu Casstor ind an dat vsserste molen nae zu Caster vurs. geit, da ynne hie mir beneempt mit grauen ind mit sinre gewalt, jnd vort mir beedrycht vss der stat zu Caster, ind ouch van anderen enden bouen recht ind bescheit neempt, ind heischen dat gericht ind gekert ind bliuen des bij rechte. Dose vurs. ansprache leueren ich diem hogeborn dur. luchtigen uursten, minre lieuen heren, heren Wilhelm
82? van Guilghe , herzoghen zu Gelren ind genen zu Zuitphen, Lij diem mit deser sachen wail genoecht in rechte. Jn vrkund mies sigels binnen desen offenen brieff gedrukt. Datum anno Domini millesimo trecentesimo octuagesimo septimo, secunda feria post Marg. virg. (21 Julij). Het zegel, in bruin was op papier gedrukt, zeer geschonden. Wederantwoord van Reinhard, heer van Rifferscheit en
Bedbur , op de vordering des hertogs 1887. Dit is dye antwerde , dye ich Reynhardt, here zo Rijff(erscheit) ind zo Bedbur , antwerden deyme durchluchtichen hoegeboeren vursten , herzoghe zo Gulghe ind zo Gelre. In deyme eirsten vp dat punt dat alsus aengeit: Dat dye vurburgen van der burch zo Bedbur vnse rechte leen sint ind sin alderen vnd vurvaren, heren zo Rijff(erscheit) ind zu Bedbur, de seluen vurburgen van onsen alderen, seliger gedechtnisse, alweige zo rechten leen gehalden entfangen haent etc. Antwerden ich, dat ich dar aff nyet me in weis dan mijn vader, selighe, dat vurburghe, we mich der herzoghe des zyet, zo leen hatte van mijnen genedichen heren , dyem ertzbusscoff zo Colne, jnd nae doede mijntz vaders ich dat vurburgh also vunden haen , vnd dat ontfangen haen van mijnre genedichen heren van Colne vurs., vnd der herzoghe vurs., dat vurburgh selue synt in zijne bant gehatt haet, ind mir dat weder oeuer geleeuert haet ind des egein rede van eme gehoed in haen , as hye mich zyet; jnd boffen dat ich eme dar vmb egeyne rychtunghe schuldich in sij ind blijuen des bij rechte. Item vp dat ander punt : Vortme beslagen wir yes van Reynh., heren zo Rijff(erscheit), in der zijt doe man vur Rijff(erscheit) lach, ind doe van den Pesche lijn leen vp gaff ind vnse helper wart etc.
823 Antwerden ich, dat ich des orbodich bin, dat Daniel bij mich koeroe ind syntz Ieentz gesynne altz Item vp dat dirde punt dat alsus aengeit: Vortme beslagen wir vns van Reynhart, heren zo Rijff(erscheit), in den dirge .... mag, rait geselle ind burchman was, hey des gescaedt ind gehengt haet , dat Johan van Rijff(erscheit) sijn neue ind ..... eynen vnsen atnptman ind ouch vnse luden geslagen ind gewunt haet. Antwerden ich , dat ich Johans tnijntz neyuen dayt, as in der hertzoghe zyet, in diesser zo reichten noch dar vp zo antwerden neit schuldich en byn ; jnd dat dit gescheit soele sin vss diem vurburchge zo Bedbur, dat eme verbunden sij, as dit punt ynnehelt, vp dat verbuntnisse, antwerden ich, so ich vp dat verbuntnisse des vurburehs aen den eirsten punt geantwert haen, jnd boeuen al dit so hoffen ich, so wat van diensen sachen dys puntz ynne halden koemen is, dat wir des allis geslicht ind gescheiden sijn, nae ynne halt der soepen van Rijff(erscheit). Item vp dat veirde punt dat alsus aengeit ; Vortme bekroenen wir vns van Reynh., heren zo Rijff(erscheit), binnen des dat hey vns mag, raet geselle vnd burchman was, as ours. steit, dat hey dat boeuen sich weder vnl verbunden haet mit Scheynard van Meroede ind sijnre partien etc. Antwerden ich, dat ich vmb alsulche noit as mine mage, vrunt ind mich selue aen traeffen, so haen ich mich geeindrechticht mit mijnen vrunden ind magen as ich mochte, jnd hoffen dat ich dat wael doen mochte, want ich dat neit verloefft en hatte ind noede verloeuen woelde. Item vp dat vunffte dat aengeit: Johan ind Wilhelm van Buschvelt gebroeder vnse vijant sijnt worden , ind vns intzaecht haent vmb Reynh. wille van Rijff(erscheit), ind vns geschedgeit haent vnss Busvelt ind ouch vys Beedbur ind weder dar yn, ind dye vnse doit geschossen, ee Reynh. van Rijff(erscheit) vnse vijant vurde etc.
324 Antwerden ich, dat Johan ind Willi. van Buschvelt gebroeder vyss Bedbur deyme hertzogen vurs., ee ich vijandt vurde, geynen schade gedaen in haent , ind bin des vnschuldich. Item op dat seste punt dat aengeit: Vort bekroenen wir vns, dat Reinh. van Rijff(erscheit) gehenckt jnd gescaedt haet, dat Lodwich van Rijff(erscheit) 1) sijn broeder ind des helper gereden sint vss Rijff(erscheit) jnd vnss. ind vnse geschediget haen etc. Antwerden ich, dat Rijff(erscheit) in mijne gewalt doe neit in was, ind ich verstanden haen van den gheneii, de yt ynne batten, dat dae gein
, in gescheit en were,
ouch eit gescheit dan vyss ind in, des ich neit in hoffen dae ... ich raetz in d
dich aen.
Dese antwerden ... ich deyme hoegeboeren durluchti. then vursten, mijnre leyucn heren Wilhelm van Gulge, hertogen zo Gelre ind greue zo Zutphen , bij deyme mir dieser sachen waele genuecht in rechte. In vrkunde mijntz segeltz veder bynnen diesser offenen breiff gedruckt. Datum anno Domini McCCC C octuuagesimo septimo secunda feria post ]YIargarete virginis. (`?2 Julij). Het zegel, in bruin was op papier gedrukt, bijna geheel vergaan. Punten van bemiddeling tusschen den hertog aan de eene zode, en Reinhard van Rijiferscheit, Conraad van ...burg, Scheinard van lllerode, heer van Ilemerbach, Johan, heer van Reide, Walraven van 1llerode en Johan en Willem van Busvelt aan de andere zijde.
Dit sint die punten , de gcraimpt sint tuschen diem hogeborn fursten ind heren, heren Wilhelm, herzoghe van .... ind van Gellre an de eyne, jnd 4) Lodewijk van Rijfferscheit verzegelde mede het verdrag tusschen Adolf van Kleef en Frederik , aartsbisschop van Keulen , 4392. Zie Nijhoff, Gedenkiv,, III, 480, oorkonde 174.
325 heren Reinhardt , herera zu Rijfferscheit, heren 1Conrait, heren zu ...burgh , heren Scheynardt van Merode, heren zu Hemerbach 1 ), Johan, heren zu Reyde, heren Walrauen van Merode, vaicht zu Gusten, and Johan and Wilhelm van Buschvelt gebroeder vp de ander sijde. Item van diem leen van Seendorp as van heren Scheynardtz wegen, de sal yeme min here van Guilghe guede brieue affgeuen, ouermitz sine burchmanne, de dar zu behoerlich sint mit zu besigelen, dat he and sine eruen des teens vmenterfft solen bliuen , jnd h. Scheynardt vurs. sal den greuen van Salmen ansprechich machen and manen yn vmb eynen geschagen leenheren na all sinre macht sonder argelist , jnd he sal ouch minre heren van Guilghe brieue geuen, dat hie eme sal doen as ein burchman sinen heren schuldich is zo doen. Item van alsulche scholt, as h. Scheynardt minre heren van Guilghe van sins vaders wegen van sinen wegen and van heren Heinrichs wegen van Oeuerbach vmb angesprochen hait, des sal h. Scheynardt vurs. minre heren van Guilghe and sinen eruen ein quitancie geuen vur yn and sine eruen , jnd hedte he eniche brieue dar af, de sal hie minre heren van Guilghe oeuergeuen. Item vp dat punt van 1Vlilendunck 2) is man ouerdragen also, dat min heren and vrauwe van Guilghe ... gebrech der jaarzalen da an behalden soelen , na ynhalden der brieue, de min heer and vrauwe vurs. haent van diem heren van Milendunck , behalden Johanne, des heren soene van Milendunek , and heren Scheynardtz doechter, sijnre wijue, zwej hondert gulden hilichs geltz , die yn min heer and vrauwe 4) Scheynart van Merode komt voor in de oorkonde N°. 433 van de Gedenkvv. van Gelderland, III , 143. 2) Deze heerlijkheid lag aan de Niers tusschen liet Guliksche gebied en liet aartsticht Keulen ingesloten. Zie Nijhoff, III, 123.
326
ours. jarliche geuen solen vss diem lande vurs., as lange sij dat slons ind lant in yrre ha p t }saint ... , hondert gulden vp sent Mertins Bach, jnd hondert gulden dar na in diem Meye; jnd wert sache dat h. Jacob, heer zu Milen, dunck vurs., binnen deser jaren sturue , so en soelen sij dat slons ind landt vurs., anders niemen leueren noch ingheuen dan Johan van Milendunck vurs. off sinen eruen , jnd behalden minen heren ind vrauwe van Guilghe vurs. ind ouch minre heren van Gellre yrs rechten da an , also dat ours..... ssen huiss bliuen sal ind sich dar vys ind dar in behelpen , als ducke as yn des noit geboren mach, jnd dat yn noch yren landen gheyn schade dar aff geschien en sal, jnd des sal yn der heren van Milendunck guile brieuen geuen, also dat sij des sicker sin; jnd wert sache dat dat vurs. huiss in heren Scheynardtz off sins eydinn haat queme , so soelen sij des gelijchs doen as vurs. steit, des sal h. Scheynardt ind sin eydinn var sich ind sine eroen minre heren ind vrauwe van Guilghe zerstunt brieue geuen; jnd wert sache dat Job. van Milendunck vurs. sturue binnen deser vurs. jaren ain geburt van heren Scheynardtz doechteren sine wijue , so sal dat vors. sloss ind lant vallen dar dat zu rechte geburt, behalden doch Johans wijue vurs. yrs hiliche wedinne as vurs. steit; wert ouch sache dat her Jacob here zu Milendunck jnd Johan sin sun ind her Scheynardt van Merode, heren zu Hemersbach, binnen deser vurs. jaren, so wilche zijt dat were, eyndrechtligen des sloss ind lands gesunnen , so sal min heer ind vrauwe vurs. heren Jacob vurs. sloss ind landt weder leueren, behel ... heren ind vrauwen vurs. yrs rechten da an, as vurs. steit. Vort as van den hondert gulden , die min heer ind vrauwe van Guilghe an diem slosse zu Milendunek alle jaer vertimmeren soilen , dat sal stain ..... van Colne Item sal min heer van Guilghe heren Scheynardtz soene
327 dat
sins soens was. Jnd want min heer
van Guilghe mey
Scheynardts siin
anbrengen as teens NB. Hier is een gedeelte van het stuk , hetwelk overigens zeer beschadigd is, afgescheurd. Op de keerzijde komt het volgende voor. Item solen vase heren van Coelne ind van Gellren vurs. brieue geuen , dat sij dese vurs. sachen in vruntschaff off mit rechte na ansprachen ind antwerden deser partien vurs. vysseren ind cleren solen tuschen dit ind sint Remeis dagh neest komende , id en wer dan sache, dat in die noitsachen benemen dat sij des hie en binnen neit gedoen en kunden, so mogen sij dat vort verlengen dry woche off vier zu melengsten na sent Remeis dagli vurs. Ouch is verdragen , dat de van Rijfferscheit mit sinre partien yr ansprachen vp sent Johans lach neest komende mit eynre gueden manne senden solen zu Caster , minre heren van Guilche de oeuerzugeuen , jnd min here van Guilghe sal de ansprache van yme neer pen jnd sine ansprache diem seluen manne zer stunt weder oeuergeuen, vp dat sij an beiden sijden da mit bewart sin, jnd van sent Johans daghe vort ouer drij weggen set yetliche partie vurs. yne antwerde vp des anderen ansprache weder oeuer lenden, as min here van Guilghe sin antwerde zu Beedbur jnd de anderen partien yre antwerden zu Caster, jnd binnen vier daghen dar na sal yetliche partie syne ansprachen jnd antwerden dubbel machen, ind de oeuersenden den heren vurg., as minre heren van Coelne zu Fuytzstroem, ind minre heren van Gellre zu Nymagen. Vort solen all geuangen ind all vnbetzalt geit van bey-; den sijden quyt sin, jnd doden solen sin eneghaen doden, brant eneghaen brant , rouff eghaen rouff, jnd mallich sal weder an sin leen komen as hie vur was. Vort sal h. Reinhardt, 1'ere zu Rijfferscheit, Daniel van diem Pesche weder in
8?8 lijn leen seizen ind in sin guet as hie vur was. Ouch sal Godert van Dinchenveltz, litter, Johan here zu Reyde, Thyss Jeger in deser soe pen begriffen sin , sij sin hoiftman off helper ... Jnd her vp sal min here van Guilghe ind de partien ours. vader ein anderen mit yren helperen ind mit yrre hulper helperen gentzlichen gesoent ind gescheiden sin, ind yetliche partie sal der ander vp dese soene brieue geuen , wie vnse heren van Coelne ind van Gelren die be• seigent dat des noit sij 1). Bijdragen tot de geschiedenis van het geschutwezen, be-
paaldelijk in de middeleeuwen. Medegedeeld door den heer van Asch van Wijek. Geen oorkonden werpen meer licht over de in- en uitwendige geschiedenis onzer gewesten , dan de jaarlijksche rekeningen, vooral die der steden. Hoe nicer men tot dien bron zijne toevlugt neemt , en dien met aandacht onderzoekt, te meer wordt men getroffen van het belangrijke, dat in die rekeningen , bijna voor elk onderwerp van historisch onderzoek , gevonden wordt. De uittreksels, die ik hier omtrent het middeleeuwsch geschutwezen mededeel , draagen daarvan bereids het bewijs. Veel valt hierin nog te onderzoeken Indien de deskundigen hierin het een of ander merkwaardigs aantreffen , zal de moeite , van alle stads rekeningen van Utrecht met dat bepaald doel nateslaan, voldoende beloond zijn. Kameraarsrekening van Willem Over de Vecht en en Steven van Groenenwoude , 1380. Item op sente Clements dach waren onse ouerste out ende nywe te zamen, doe men verdingde de borbaerdze stenen tieghens Jan den Gruter, coste tien wine ende
spice V ct;. 4) Hoewel dit stuk geene dagteekening draagt . blijkt echter genoeg-
zaam uit den inhoud, dat iet met de vorige stukken in verband staat.
829 Karneraarsrekening van Gerijt Knijff en Vrederick van Drakenburch den jongen, 1427. Item des manendages nae Onser Vrouwen dach Nat. geg. Herman Zalme, van dryen bussen met onser stadt wapenen ende in onser stat reysen gebesicht , beloept tsamen XI s. V d. Item geg. van twee t6nnen donrecrijts te waltenen, die Gerijt de Keyser inde Eem sende. Item geg. Gerijt van Boemel van XX haeck , die hij haestelijck maecte , doe men eerst voir Amsterdamme reysde IIJ R XVIIJ s. IIJ d. Schutmeesters 1) rekening van Henryc Hasert en Johan van Lichtenberch , den jongen, 1428. Item geg. Herman Berenz. van dat hij, des sonnendages nae Ons Heren Hemelvaerts dach , vander Eem int nywe blochuys 2) voerde bussen , steen ende proppen, coste XII wit. Item gevuert inde weke nae Beloken Piinsteren vanden Baernschen diick ant blochuys steen, crwt ende ander resoap, cost XVIIJ wit. Item gecoft tegens Jacob Way IIIJ donre steen , elc stuc IJ wit. Item had Arnt de Rouer, de busschieter, van dat hij die leger, doemen tblochuis maecte opt zee, mit bussen schoot voir siin toen ende arbeit , geg. biden oaersten IIJ B. gul. Item haelde Dirc Snoeck, des diinxdages nae Sinte Tho4) Deze stedelijke beambten van Utrecht waren bepaaldelijk belast met de zorg voor al wat de krijgsbehoeften en verdediging der stad betrof; vandaar dat in de kameraars-rekeneningen zeer weinig daarvan wordt aangetroffen. 2) Zie over dit blokhuis door de Utrechtschen tegen den vijandelijken aanval de Bourgondischen opgeworpen, en over de verdere krijgsy en igtingen in dat jaar , Gedenkboek der Utrechtsche schutterij , door L. E. Bosch, Utr. 4835. Bladz. 25 en volgende, alsmede Burman, Utr. Jaarb., I, bl. 364, welke laatste schrijver echter deze in alle opzigten zeer belangrijke rekening niet schijnt te hebben gekend. 22 VI. J.
330 mas dach van Aquinen , een slot vander camerbus, weggit VLIJ pont, elc pont IIIJ 2 wit. Item haelde Willam Grawert, op sinte Jorijs auont, een bant vander busse van Aller, ende spiker dairtoe, wegen
tsamen XXXVIIJ pont, elc pont IIIJ 2 wit. Item Euert Elyas zoon gewrocht aen een camerbusse , die mit houte beslagen wart, enen dach mit enen knecht XXXVJ wit. Item geg. Wouter Jans zoon , van dat hij mit eenre schute voir tot Vredelaiit, ende een camerbus mit een deel steen gevuert inde Eem op dat vterste blochuys, XXX wit.
Item Lodewiic Jordens zoon van Amersford heeft gevuert aent oude blochuys een schute leerns, dair de crwtcamer mede geleernt wort vanden bussen, ende de eamer
dair de castelleyn in slaept, ende de schoersteen , ende voert dat huys al omme daer des behoefde. Item een schute zants, dair de busse gaet ende den heert mede ge• hoecht wart, toste te zamen IJ B. gul. LXIX wit. Item sdiinsdages na des llelichs Crws dach gezent inde Eem mit bussen, geheten Aller, ende mit een ander camerbus, steen ende rescap.
Inde weke voir Pynsteren gezent inde Bern mit twee bussen steen ende proppen. Wtgegeuen biden sehutmeysters voirsc. van salpeter, erwt ende zwevel, als hier nae volght:
Item gecoft tegens Conran Peter IJ tonnen salpeters , woech de een tonne IIJ C XIIIJ ' ende de ander WAN- g, ofgeslagen van ele, tonne XXXVJ pont, so bliift tesamen XVLVIJ pont , elc IIIJ pont ende een oort voir enen B. gulden , maect tesamen CXXXI Beyer. gul. XXI wit VJ doytk. Item noch van C. P. een tonne zweuels, woech IIJcXXXV pont, ofgeslagen voir de tonne XXXVJ pont, zo bliift IJS XCIX 4-e, gilt pont V wit, maect te samen XIX Beyer gul. XI1J wit.
831 Item geg. van wegen ende van vracht, den scutmeysters dit erwt thuys te brengen , coste XVIJ wit. Item gecoft tegen Gerlof Witzant een vat zweuels, woecht IJcXCVIJ C, elc pont enen ouden twn, ofgesl. die tonne XXXVJ 4, zo bliift IJcLVIIJ (, maect XIIJ b. g. XVIIJ wit. Item geg. van wiincoep, doemen de zweuel coft XLIIIJ wit. Item gecoft bijden schutmeysters tegens enen man van. der Goude LXXIIIJ pont crwts , elc VIJ pont om enen Beyer. gul., maect X B. g., XLIIIJ wit, IJ d. Item noch gecoft tegen Dirc van Tessel IJCXLV pont cruyts, elc VIJ pont om enen B. gul. inaect XXXV B. g. Onder de opgave der gekwetsten in dien veldtogt komen in deze rekening de navolgenden voor, als gewond door het grof geschut. Item een man, die ziin been mitten bussen voirde Horst ontwe geschoten was. Jan van Tuernont mit eenre busse gequetst an zijn rug. Aernt de Brwn gescoten mit eenre bussen an zijn hant ende zeer gequetst. Euert Elyas geschoten mit een busse an ziin been. Wtgegeuen jnden jair voirscreuen Peter Huberts zoon , van bussteen, gemaect ende geleuert den schutmeysters, die in allen onser stat reysen gebesicht zijn, ende in onse stat kelres tiegenwordich zijn, ende mede in alle ons Gestichts sloten gezent ende dair gebleuen , mit zulken dach hueren ende loon , als hier nae volget: Item des woensdages nae Sinte IIathijs dach leuerde Peter Hubert zoon voirscr., oasen schutmeysters tsteen gehouwen totten groten Vogelair , ende worden gezent voir Culenborch opten blochuys , ende worden gehouwen vander stat steen, coste J B. gul., LXXIJ wit. Inder reysen tot Barnevelt ontfaen biden schutmeysters van Peter voirs., totten bussen , die opt steil staen , LXXV 22*
332 stem , ende voirders vander stat steen gehouwen , cost LXXV wit. Optie zelue reyse gernaict totter busse, die optie kaep• stand staet, LXXV steen, coste J B. g., LVIJ wit. Item geleuert op ons Heren Hemelvairts dach totten bussen geheten Pochont L steen , totter bussen geheten Aller L steen , ende gezent ter Eem opt nywe blochuys, costen IIJ B. g. LXVJ wit. Item opten zeluen lach totten groten Vogelaar, die van Vredelant opt nywe blochuys gevuert wert, geleuert vijftich steen, ende tot een kamerbus geheten Liinbeec , XXV steen, coste IIIJ B. g. XXV wit, IJ d. Item geleuert totten tween bussen, die heren Dire vander Merwede onser stat geleent heeft, ende liggen opt nye blochuys LXXV steen , tosten IIJ B. g., LXVJ wit. Item geleuert voir Culenborch , sdiinsdages nae Piinsteren, LXX dein steen, costen tesamen van loon J b. g. XLIJ wit. Op onser Vrouwen avont Visitatio gezent ter Eem op Emenborch LXXV dein steen, costen J b. g., XXXIIJ wit, IJ d. Opten seluen auont opt blochuys inde Eem C steen , costen te samen III b. g., LXVJ wit. Item gezent optie Nyvaert, des sonnendages voor sinte Louwerens, tot IIJ bussen I2 c steen , IIIJ b. g., XXV wit, IJ d. Item sinte Bertelmeus auont gezent voir Culenborch opten blochuys vijftich cleyn steen, J b. g. XXXIIIJ wit, IJ d. Deze steen naeberscr. liggen opter stadt huys ende inden toorn ende kelders. Item des vrijdages na sinte Johans dach Decollatio IIJ. bussteen totten cleinen bussen, ele hondert VJ2 lichten gulden , maect VIJ b. g., XJ wit. Item opten zeluen dach totter busse geheten Limbeec, vijftich steen, IJ b. g., LXIX wit, ende XXV steen totter
333 bussen, geheten Aller , vander stat steen gehouwen, elc stuc IIJ wit , noch vijftich steen totter matalen busse van Florys van Kiiffhoec, costen IIJ b. g. XLVJ wit. Item geleuert den schutmeysters hondert bussteen, IIJ b. g., LXVJ wit. Totter nywer Busse mitten lange loop-, die op Emenborch leyt, hondert steen , VIIJ b. g., LI wit. Item des manendages voir Ons Vrouwen dash Natiuitas geleent CXXV steen vander stat werek gehouwen ende hoeren totter meester busse voir Culenborch IIIJ b. g. Item heeft Peter vors. noch geleuert opten Jaersauont totter matalen busse van Florys van Kyfhoec hondert steen VIJ b. g., LIIIJ wit. Noch IJ2 c cleyn steenkiins totten bussen, elc hondert IX b. g., XLVIIJ wit; LXXV steen tot enen groten Vogelair ende tot een ander busse IIIJ b. g., XLVIIJ wit. Noch vijftich steen van IIIJ duinen, die Ernt van Herdenbroec, casteleyn opte Vaert , geleuert worden op sinte Symon jnden auont, J b. g., LXXVJ wit. Op sinte Mertyns auont inden wynter, vijftich steen van vijffduimen, hondert steen van IIIJ duimen tot IIJ bussen , ende werden gezent inde Eem opt naeste blochuys VJ b. g., LXXIJ wit. Geg. II man die een deel wt sochten, dienren voir die kat 1) versehoet. Inde weke nae Paesschen wrochten II man elc VJ dagen , doe si die steen maecten tot Snelleken, totter metalen busse ende ander cleyn steen, elc had elx dages XVIIJ wit. Noch II man gewrocht inde Eem VIJ dagen , in dat blochuys opt zee VIJ dagen --• In de Eem VIJ dagen --- opt blochuys VIJ dagen -- ter Eem VIJ dagen en ter Eem VI dage, ende houwen steen totten bussen. Item IJ man gewrocht IJ dage omme te halen wt Eemskeres kelre die bussteen , die gecoft waren biden rade vander stat tegens Florens van Kiif hoes, ende brochten se in• der stat kelre. ij Zie over dit vijandelijk oorlogschip Burman I. 1. In de saintme. rek. wordt dit schip Scharidagge genaamd.
334 Gewrocht doemen de matalen busse van Florens van Kijf hoec sende tot Renen. Item een camerbusse mit IIJ cameren geleuert Euert Elyas zoon op sinte Marcus auont, haelden die van Scalewiick , VIJ b. g., LIIIJ wit. Item hider reysen vander Goude opten I1IJ' dach in Meye was Dire van Tessel mit sinen knecht IIJ dage wt ter Goude, ende bracht dair donrecrwt weder dat niet goet en was, ende die vander Goude mijner vrouwen vrende inden leger ter Eem ghesent hadden, cost an teringe ende hore beyder loon IIJ b. g., XL wit. Inde weke, dair Iliilichs Sacrament dach in coompt, was Dire van Tessel mit vijff marine tot Geryt Bernts zoens inde olymolen , ende maelde ende stampte salpeter ende colen, dairmen erwt affmaken zoude, cost an teringe ende loon J b. g. Item doe de salpeter gemalen was, ghinck Dirc voirs. mit enen knecht op Sinte Katrijnen poirt, ende nam ander rescap mede, dat dair toe diende, ende maecte donrecrwt, cost aen loon ende arbeit twe dage Ianck voir dat crwt te mengen ende te maken , elx dages J b. g., X wit. Inde weke, dair Sinte Jans dach te niiddezomer in coimpt , was Dire van Tessel noch mit vijff manne inde olymolen ende maelde salpeter, dairmen crwt aff maecte, cost an teringe ende loon enen dach J b. g. Item des anderen dages dair nae ginch Dirch mit enen knecht op Sinte Katrinen poirt, ende nam rescap mede dair dat toe diende, ende maecte meer crwts, coste an loep ende arbeit, twe dage voir dat crwt te mengen ende te maken, elx dages J b. g., X wit. Item geg. Geryt Berntszoon van dat Dirck van Tessel dat crwt voirs. in ziin olymolen stampte tot tween reysen , coste ele reyze enen b. g. Item des woensdages ende Puinster helich dage gegeuen
835 bii beueel der ouersten , onsen vrenden van Querijzel een luttel donrecrwts, dat sij mede ouervuerden, gegeuen om een pott dairmen dat crwt in dede IIIJ wit. Item gegeuen IJ man vandat sij twe metalen bussen van Zudenberch int raethuys brochten, die tegens Florys van Kijf hoes gecoft waren. Het navolgend oorspronkelijk stuk, (onder mijne berusting) welks medededeeling hier ter plaatse mij niet ongepast is voorgekomen, heeft waarschijnlijk betrekking op de krijgstoerustingen van hertog Arnold van Gelder in zijn strijd tegen Gerard , hertog van Gulik en Berg, in 1444, zie Nijhoff, Gedenkw., 86 deel , LXVII. Deze gereitscap hier na bescreuen sal Johan van Holt, rentmeister tot Graue , weruen tot mijns genedigen heren donrebussen ende anders, ende hij ende Sweder soelen voirt bestellen, dat die gereit sij ende dat men die bynnen dit ende nu en neisten sonnendage auer XIIIJ dage gereit yinden ende schiepen moege, ende die voirt opwert tot Venlo laten varen, dair Sweder mede trecken sal , ende Herten van Ruremunde dat aldair becedelt auerleueren, die te verwaeren tot mijns heren behoiff, gelijck hem dat beualen is. Inden yrsten soelen opwart gain vier die meiste bussen , ende omme die een busse vanden twe mijnsten sal Johan van Holt eynen metalen bant doen gyeten. Item noch die metalen snelleken mit eenre ijseren bussen , der ommetrint gelijck van gr(oote) salinen in nye lagen doin leggen ende mit opwart laten gain. Item tot elker bussen voirs: soelen mede opwart gain hondert steyne , soc verre men die heeft ende wat der hier niet en weren , die sal Sweder suecken tot Buren viter mijns heren steynen ende die hier laten brengen. Item die two bussen, die tot Buren inder kircken liggen , sal Sweder mede hier bestellen ende tot elker houdert steyne, off die daer weren.
386 Item off totten two meisten bussen neist des groetster vors. egeen steyne alhier off tot Buren en weren, soe sal Johan voirs. terstont opwart schicken steyne; dair toe te doin maken tot twe hondert toe. Item die twe kamerbussen tot Graue mitten raderen soelen oich opwart gain, ende dair toe sal Johan oich doin maken ende bestellen tot elker IJS steyne, soe verre men tot Graue off Y.... ierdaegs ...... Item off des Munstersche busse koempt, die salmen oich opwart mit hondert steynen laten gaen. Item die meiste bussen tot Lobede sal die tolner witten steynen, die dair toe sijn, alhier schicken omme oich mit opwart te gain, ende off men nyet steyne genoich dairtoe en helde, die salmen oich laten maken. Item salmen noch IJ c steynen van Bueren mede brengen totter flyer bussen , die nu aldair ontwey geschoeten wart ende weder gemaickt warrit. Item tot eiker vauden voirs. bussen salmen ten mynsten mede bestellen tot hondert proppen toe, ende elker tsort besunder in tonnen slain. Item sal Johan voirs. doin maken tot Ludiek opten mynsten penninck drye loetkussen vander seluer groeten dat (dan) dat is dat hier ligt. Item sal Johan oich doin maken alle gereetscap dair men dese bussen voirs. mede vullen mach. Item sal Sweder tot Buren doin bouwen twe vinden meisten poppelboemen tot steeninge, ende laten die mitten steynen opwart gain. Item soelen Johan ende Sweder doin verwircken ende tot kruyde maken vijff tonnen salpeters ende dat oich mit opwart schicken. Item salmen mede opwart schicken vier tonnen pijle dat guet nye scott sij. Item sal mijn h2re sijnen tymmerman ende den tym-
337 merman van Gelre ter stont hier schicken , omme die schirm totten bussen op te richten , te bereiden ende te teickenen, omme die dan voirt mit opwart te laten gain. Item die twe wagen, die hier sijn ende die mijn heer noch hier schicken, soelen oich mit opwart gain. Item die eyn tynt die hier is, ende die nije nu tot Lobede gekoft ende hier komen sal, sal Johan doin gereken ende mede opwart schicken. Item sal Johan noch doin gereken ende gereit maken VJ vuyr pannen , ende dairtoe dusent worste, ende die oich mit opvtiart laten gain , ende all bynnen deser voirs. tijt, mar steyne ende loetkussen die noch van banen komen soelen, salmen bynnen dit ende acht dagen na Sente Lamhertz dage neist komende tot Ruremunde off tot Venlo
hebben tot mijns heren kuer. Geteikent alhier tot Graue op Onser Lieuer Vrouwen auent Assumptionis, anno XLIIIJ°. Schutmeesters eerste rekening van Zweder van Denemarken , 1461.
Item Victor gevrocht mit hem anderen VJ dage in Sunte Gelis weet, ende maecte een ton gruff crwts, elc man sdages I 4, maect VJ gul. Item Victor gewrocht mit hem derden IIIJ dage, doemen die wilgen tacken hen ende cloefde om colen te bernen, ende die colen beernde, maect IJ g. Item Victor gegeuen om IIIJ pont Toets om cloten aff te gieten tot knipbussen IIJ cromst. item Victor gegeuen van IJ gb knypkrwts, dat hij mede nam optie Voscuyll, elc pont IX cr., maect J gul. IIJ er. Rekening van denzelven, 1462. Dit nabescr. ist wtgegeuen van die reyse jnde Birck. Item geg. om IIJ ijzeren hameren, daermen donre cloten mede houden mach , J gul. 1- er. Item geg. arbeits lude van erwt ende pip opt raethuys te dragen VJ er.
3°8
Item noch Jan geg. van XVIIJ kannen wijn eex, dat Victor gebesicht heeft jnt knyperwt, IJ gul., IIIJ er. Item Victor gemaect VJ ijsseren mit dillen , ende XIJ mijselen andie grote vuerpilen, costen XIIIJ er. Item geg. Jan de cuper van tonnen , schut ende krwt inne te doen, die men in die Birck besichde. Item geg. Victor mit siin knechten van buserwt , knyp• erwt, colon te leueren ende siin Toen ende van reescap, die hij daer toe besichde, ende van sijn dachueren mit lijnen knechten , doe wij j n die Birch lagen , te samen so hij mij dat jn een cedel ouerleverde, XCIJ gul., VIJ cr., IIIJ wit. Wordt vervolgd.
18. VERGADERING. 19 OCTOBER 1850. Heidenen in Holland. lets over de resolutiën der staten van Holland en West-Friesland. lets over de oude lijfrenten, 4481. Gedeputeerden te velde , 4481 en 1489. Iets over de inhuldiging van Maximiliaan van Oostenrijk te Leiden , 4508. Verdediging der stad ilardenberg door H. Beeckman, 4672.
Heidenen itt Holland. Medegedeeld door den heer Racnmelman Elsevier te Leiden. In het belangrijke werk van mr. J. Dirks , Geschiedkun-
dige onderzoekingen aangaande het verbluf der .Heidens of ,Egyptiers in de Noordelijke Nederlanden, Utrecht 1850, zijn de berigten omtrent het vroeger verblijf der Heidenen in de provincie Noord- en Zuid-Holland minder rijk. De geachte schrijver meent het eerste spoor van hun verblijf in Holland in 1491 te vinden, (zie bl. 118), hoewel daarvan reeds in 1420 sprake zij bij Dirk Burger Schovel in zijne Cronijk van 1{ledernblik, Hoorn 1767, bl. 93, die eeltter geen bronnen ter staving van zijne stelling mededeelt. Het vermoeden van den heer nar, J. Dirks, dat de hei.
339 denen reeds vóór 1491 in Holland zijn geweest, bevestigt zich door de rekeningen van Leiden, alwaar tusschen 1391 en 1464 een paar malen den naam van hertog van Klein Egypte voorkomt, en aan wien wijn ten geschenke werd gegeven. In die thesauriers-rekeningen wordt nog het volgende vermeld. »Opten VIn dach van Maert (1464) quam een deel Heyde. nen , die seiden dat zij waeren int getal van LXIJ personen, om binnen Leyden IIJ dagen te wesen , ente hoir logyst te hebben, mit bidillen ende anders. hemt. gegeuen dat zij buyten bleven ende wech reysen souden, 2 post. gl., facit XXXVI sc. Opten Xn dach (146e) quamen tot Leyden een deel Hey. denen ende, omdat zij doir Leyden souden sunder thoeuen, wort hemluyden gegeuen VI plack , fac. XIIIJ sc., VIIJ d. Quamen tot Leyden (1467) een deel Heydenen, alse Graef Martyn rnit zijn geselstap, wesende int getal van vijftich personen, heml. gegheuen dat zij buyten bleuen ende wech reysden souden , IJ 4.1. Quam te Leyden opten VIJ dach in Junio (1475) joncker Pieter van Clieue mit een deel Heydenen mit brieven van mijn genadige heer ende oic vten hone van Hollant, dat men si sonde laten passeren ende hulpelikerhant om Goedswille reyken, ende omdat zij, zonder marren of lette, terstonds souden doergaen, wort hemluyden tsamen gegeuen IJ post. gul., tstick XIIIJ plack, fac. XXXVIJ se., IIIJ d. Men ziet hieruit, dat de Heidenen in Leiden , van 1464 tot 1475, niet zeer welkom geweest zijn. Er zullen dus vóór 1464 bepaalde redenen hebben bestaan, om hen niet in cie stad toe te laten , al waren zij ook voorzien met aanbevelingsbrieven van onze voormalige graven en van het hof van Holland.
340 Dat er langs de huizen niet mogt worden gebedeld of geld verzameld, blijkt uit het navolgende. Opten XXX' Bach in Meye (1375) quamen tot Leyden twie edelmannen mit een priester van Constantinobele mit brieven van mijn gehad. here van Bourgie ende van mijn heer van Utrecht, om hemluyden die hulpelicker hant te doen ende peticie bij den huyse ende in die kereken bij goede mannen te doen hebben , ende soe dat was contrarie die rechte ende gewoente vander stede, soe wort mit hemluyden beyde gesproken, dattet gien gewoente en was bijden huyse te doen biddlen, ende hem wort vander stedewegen om Goedswillen gegeven dat zij passeren souden, IJ post. gul., facit XXXVIJ sc., IIIJ d. Iets over de resolutiën der staten van Holland en WestFriesland. Medegedeeld door den voornoemden heer.
Het is den heer R. E. onbekend, of er nog geschreven resolutiën der staten van Holland en West-Friesland bestaan, vroeger dan de gedrukte van 1525. Het komt hem voor, dat er geene geregelde notulen gehouden zijn vroeger dan het jaar 1477, blijkens de navolgende vroedschapsresolutie der stad Leiden van 14 Oct. 1477. »Om een register te maken bij enen notabelen man, dairin dat men sonde bevinden tgene dat bij den edelen, ridderscip ende steden ouerdragen wort in den Hage, dat men dairof bescheyt vinden mochte, ende dat die saken alsoe voirt meer niet en worden laten leggen of vergeten, alst tot hiertoe geschiet is etc. »Hierop is ouerdragen bij de gerechte ende vroescip, indien d'at die andre steden dairin consenteren, als dat men twie mannen , een geestelic ende een wairlic , dairtoe nemen sel, ende dat die stadelic in den Hage sullen WOnende bliuen om dat register te bewaren, als geordineert ende geschiet sel worden bij den edelen ende steden van
241 desen landen." Zie bl. 99 verso dier reso1utiën. Belang rijk kan het zijn dit punt nader te onderzoeken. Iets over de oude lofrenten, 1481. Medegedeeld door den voornoemden heer. Het is bekend hoe in vorige tijden de steden genoodzaakt waren, om tegen zware interesten, geld op te nemen. Hetgeen o. a. Wagenaar (9e deel bl. 430) daarvan mededeelt 1) kan ook door de vroedschapsresol utiën der stad Leiden worden gestaafd. De lijfrenten door deze stad uitgegeven , dagteekenen reeds van 1425, en werden op de meeste plaatsen in ons land, zelfs in Braband en Keulen verkocht. Later spreken de vroedschapsresolutiën van eene bepaling , om de lijfrenten niet in Braband te verkoopen , denkelijk om het daaruit voortvloeijend ongerief. Merkwaardig is deswege het op den 27 e° Mei 1481 genomen besluit : »Oni die lasten vander stede dair zij in is, bi der condempnatie van de gelde doir mijn genad. heer ten laste van der stede, ende om te betalen sulke sculden als dair die stede in is vande verschene lijfrenten ende van geliende gelden, die men den poortren aflient die betaald moeten veesen , is ouerdragen bij den gerechte erfde vroescip, alsdat men lijfrenten vercopen sel binnen Leyden ende in Hollant, soe hoich ende soe dier als men mach, tsij den pennync tot IJ live den pennync om XI, ende tot een live om IX, ende is dat men niet soe viel mach gecriegen, sal men dat laten ende dair of nemen soe viel als men mach , ende soe wes men binnenslands niet en mach vercopen, dat sel men dan soecken buytenslands, ende soe dier ende om den meesten pennync soe als men dat dierste sel mogen geuen." In al de thesauriersrekeningen treft men de opgave der lijfrenten aan , hetgeen ook belangrijk voor de genealogische 1) Wagenaar, Ille d., bl. 430.
342 kermis is, omdat men daaruit den tijd van overlijden der personen, die zulke lijfrenten hadden , kan afleiden. Eene belooning werd toegereikt aan dengene, die tijding van het overlijden van zoodanige personen bragt. Naderhand werd aan de stad vergund, om door middel eenvr loterij een groot deel harer schulden af te lossen. Op het nog aanwezig register dier loterij vindt men de namen der personen die prijzen hebben getrokken , alsmede de divi. sen dier prijzen , die soms zeer aardig zijn. Gedeputeerden te velde , 1481 en 1489. Voort deelt de voornoemde heer mede, dat hem geen vroeger spoor van de aanstelling van commissarissen van oorlog is voorgekomen dan in 1481, in eene vroedschapsresolutie der stad Leiden van den 26 October, aldus luidende: »Alsoe mijn heer die stedehouder begheert te hebben wt elke stede twie mannen of ten minste ene man, die desen fijt van de oirloge durende, bij hem hebben sal , om die oncosten te sien ende te horen , ende raets mit hem te nemen in allen saken den oirloge angaende etc. Hierop is ouerdragen dat mijn heer die stedehouder selve wt elke stede nemen skI enen man, die hem dunct in der saken best dienende en bequaem wesende." Hoewel men uit de navolgende resolutie van 2 Nov. 1489 meer bepaaldelijk van gedeputeerden te velde gewag gemaakt vindt. »Alsoe den hertoge van Sassen in den reysen , die hij doet in de jegenwoirdigen oirloge, niet reysen en wil, sonder bij hem te hebben wt elke stede enen burgermeester ende ene van der vroescap , die hebben sullen volcomen macht ende last te doen mitte andren steden , sonder enich vorder beraet dalrop te halen, want sulcke saken dickwij• lei haeste hebbe, daeromme men geen beraet hebben noch halen ende mach etc.
343 Hierop is bij den gerechte einde vroescap overdragen ende gestemmet, dat dieghene, die dair van der stedewegen toegevoicht ende geschiet worden, also Jacob Heerman, Willem Heerman Buekelsz., doen sallen in alle saken bij den meeredeel van den andre grooten steden , die dair wesen sullen." Omtrent de reiskosten van deze gedeputeerden komt in dezelfde vroed schapsresolutiën het volgende voor. »Van de costen, die heer Florys van Alcmade , ridder , als bannierdrager, Jacob Heerman burgermeester, Adriaen van der Boichorst mit zijn zoen, Dire Dircxz., Claes Huge; elcx eysschen voir horen costen gedaen in der reyse mitte basnier tot Schiedam etc. Soe is bij den gerechte ende vroescap daerop ouerdragen ende gestemmet , als hierna volget, te weten : Heer Florys van Alcmade sdages IJ R. gi., heer Jacob Heerman sdages V sc. gt., Adriaen van Boichorst mit zijn zoon, sdages V sc., Dire Dircx sdagas IJ sc. VJ d., Claes Huge, z. sdages IJ sc. VJ d. Iets over de inhuldiging van 1Jlaximiliaan van Oostenrijk te Leiden,
1508. Medegedeeld door den voornoem-
den heer. In de thesauriersrekening van Leiden vindt men eenige bijzonderheden omtrent de inhuldiging van Maximiliaan, als voogd en momber van hertog Karel (Karel V), welke de heer R. E. belangrijk ter mededeeliug oordeelt. »Opten lesten dach van Julio (1508), reysden Heynrick Florysz. burgermeester, ende meester Willem Symonszoen, der stede pensionarys, door scriven van mijn heere van den Hap, bij den gedeputeerden van den andren steden; omme te spreken op het stuk van den belegge voer Wesop, ende aldaer zijnde, was den voers. gedeputeerde geseyt, alsdat de k. m. gecomen was binnen der stede van Dordrecht , ende dairomme mijn heer den stadthouder
344 ende raede bevalen ende lasten den voers. gedeputierden van stonden aen te reysen tot Dortrecht , omme de voirs. keyserlicke nl. te willecomen , ende de voirs. burgerroeister ende de pensionarys reysden eerst tot Leyden , omme die penningen op te brengen die men totten belegge van Wesop behoefde. Ende in den avont opten selve dach reysden zij vuyt Leyden nae Dordrecht , aftervolgende den voers. beveel, waeromme zij hier rekenen elck eenen dach, beloipt IJ £ VIIJ sc. Opten voirs, lesten dach van Julio reysden die voirs. burgermeister ende pensionaris van der stede wegen nae Dordrecht, ende voerts na Breda, aldaer zij gevonden hebben de k. in. ende die te willecoinen ende de lasten vanden lande te verthoenen , ende quamen weder thuys den IIJ" Augusti, daer voer hier IIIJ dagen, beloipt XIJ XVJ sc. Opten VIIJ°,
IX. en X. dach in Augusti is Ghijsbrecht
van Scherpenzeel , vander stede wegen gesonden te paerde in den Hage, tot Teylingen, tot Noortich ende daerorntrent, omme te vernemen den tijt van den coemste van de keyserlicke m., op welcke reyse hij gevaceert heeft de voirs. lij dagen tot X stuiv. dages , beloipt, IJ E. Schencken ende ander vuytgeuen gedaen, als onse alder genadichste heer die iloemsche keyser tot Leyden gecomen was, omme aldaer te. worden als voicht ende momber ende ruwaert van den lande. Op Sinte Louwerys dach anno XV e ende achte, als onse aldergenadichste heer die keyser tot Leyden gecomen was, soe worde zijne k. m. geschoncken drie aem Rijnswijn , gecoft van Jan Houthorst , beloipt XLVIIJ E. Item noch zoe worde zijne keyserlicke maiesteyt gescouc. ken eenen schoenen henxt , gecoft van Pieter Jacobsz. tot Oestgeest om XIIIJ £ gt, fac. CXIJ E.
Item betaelt van een elle roetlakens XV stuuers , ende een elle wit lakens VIJ stuuer tot een slanckert ofte couverture daer tvoirs. paert mede becleet was, alst die keyserlicke m. geschoncken worde, fac. XXIX sc. IIIJ d. Item betaelt Jan van Grieken van eenen thoern voer tvoirs. paert XV stuuer, fac. XX sc. Item worde noch geschoncken den grooten Meeren edelen ende huysgesinnen van de k. m., ambassadeurs, gedeputeerde ende andre den wijn, als hiernae+volcht: Den hertoge van Nekelenburch; den grave van Nas• souwe; die rnarckgrave van Brandenburg; die grave van lfansvelt; die grave van Zoeren ; die ambassadeur van den coninck van Engelant; die bistop van Castainge; die grave van Egmont; die grave van Bueren ; den lnaer• scalck Roldack (?); een stalmeester; Telling, tresorier generael van den keyser ; doctor de Nota; meester Hans Reynier (Reyrner) , secretaris van den keyser; die heer van lJselsteyn; die heer van Brederode ; die jonker van Geel (?); die heer van Liesvelt, tresorier generael; monss. de la Roche; hertoge Socreaen (?) ; dambassadeur van den conick van Aragon; den raedt van den hertoge van Cleve; den bailu van Amondt; den heer van Etntnerye 1 ); den maerscalck van den keyser; den tresorier generael van den oirloge; den ontfanger generael; dept eersten cappellaen van den keyser; den smeller van . dun keyser; den eersten camerlynck van den keyser;, den beere van IJselmonde, raedt van Hollant ; meester Anthonis Waudripont, secretaris; meester Willem Heeda, secretaris; Pieter Plimmoen, ontfanger van de wapening voer Wesop ende Nuy den; meester Anthonis Salien (?); monsr: de Pdesu (de Piessis ?); monsr. de Viry (Vergif ?), monsr. de la Salle 4)
Denkelijk dezelfde persoon, bij Wag., Vader . Hist., 4e deel M. Emri of Emeri, die over eene bende
358 vermeld onder den naam
Walen voor het beleg van Weesp liet bevel voerde.
VI. J.
23
346 Nenfur (Nevers ?); den twie fouriers van den keyser; de gedeputierden van de steden Dordrecht, Ilaerlem, Delft, Amsterdam , Gouda, den casteleyn van der Goude, de gedeputierden van Gorichem; meester Franchoys Cobel, advocaet van den lande; de gedeputeerden van 's Hertogenbosch. Ten eynde men die keyserlicke maiesteyt eerlicken ende rijckelicken te gemoet gaen in te halen ende te willeco• men, soe hebben die burgermeisters doen maken CXXV toirtsen, daermede zijne genade ingehaelt worde, ende worden gedragen bij der stede scutten ende coste elcke toirtse VIJ stuuer, beloipt LUIIJ £ VI sc. Item opten XI' dach in Augusto, als onse aldergenadige heer den keyser binnen Leyden gehaelt worde, als voicht 'ende inombre van den herloge Kaerle, onse erfachtige heer ende prince, ende als ruwaert van den lande, soe worde der stedehuys voer behangen mit half roet ende half witte laken , van elcke VIIJ ellen een vierdeel, dat roet laken tot XV stuuer, ende dat wit tot XIIIJ stuuer d elle. Ende die ea rn er vander stedehuys worde van binnen behangen 'nit roet laken, te weten, VIIIJ een vierdeel tot XIIIJ stuuers, ende IIIJ2 elle tot XV stuuers d elle, ende die tafel worde gedect mit VIIIJ1 el groen laken, d elle tot X stuuers, weleke voirs. laken die tappysiers van den keyser, als die huldiginge gesciet ende gedaen was, all angevaert ende wech gedragen hebben, ende seyden hoer recht te wesen. Beloipt tsamen XXVJ Ryns gi., fac. XXXV £, VIIJ sc., VIIJ d. Item betaelt Bertelmeus, die snijder, ende Vrydach Geryts, vant voirs. laken te samen te nayen ende te behangen, XVIJ sc. IIIJ d. Item gegeuen den twie heraulten van den keyser drie gouden rijns guld. ende een messagier I goud. r. g., fac. VIJ 2, VIIIJ sc., VIIJ d.
47 Item betaelt des costers van Sinte Pieterskerck van beifieren ende van luyen opt incoemste vanden keyser X sc. Behalve de personen' , die tot het gevolg des keizers behoorden , en die geschenken in wijn ontvangen hadden, komen nog andere personen in de maanden Junij en Julij voor, als: Mr. Geryt van der Nye en Jan Boudewijns, raedsluyden van Hollant, mr. Jacob Goudt, rentm r. generael van Noort Hollant, mr. Jeronimus van Dorpe en Jan Auxtiuyes , raedtsluyden in de groote redt en commissarien van mijne genadige vrouwe, mr. Abel van Coulster , raidt in het hof van Hollant, mr. Nyclaes, secretaris van den grave van Overeerode, omme van des graven wege te spreken mitter stede aengaende de geringe ende cornanscip `lande lakenen, mijn joncker Houhanner, opperste capiteyn vande prince van Anholt. Het is waarschijnlijk dat die heeren insgelijks de inhuldiging hebben bijgewoond. Verdediging der skid Aardenburg door E. Beeckman,
1672. Medegedeeld door den heer Rethaan Macaré, namens den heer van Ií'tischot te 's Hage. Extract uyt een' missive, geschreven door seecker persoon binnen Sluys in Vlaenderen aen sijn vriendt in den Hage, den 21°° Junij 1672. Met het schrijven van desen brief vernamen wij de Francoisen voor Aerdenburgh , daer door hebbe verhindert geweest soo kort af te breecken , als genegen zijnde yets daervan tot verseeckeri°age aen u e. en alle, die u e. 'tselve gelieft deelachtigh te i wecken, naer waenceydt te beschrijven , te weten, dat de 9Fransche door twee voorgaende getrouwe rapporteurs hare desseynen, op saturdag den vijf en twintichsten 's avondts , eenichsints aen die van Aerdenburgh aen-gebracht `zijnde, dat sij dien selven avondt Baer ontrent haer voordeel souden soecken, gelijck ge23*
848 beurt is. Dat sij des nachts ontrent elf uyren aldacr voor de poorte zijn vernomen, eerst den trompetter versoeckende de selve stadt Aerdenburgh uyt den nacine van den koningh , roepende sulcks over de veste; daerop die van Aerdenburgh onverdacht, ende voorsier alleene mit vijf en tseventich soldaten ende hondert vijf en tsestich borgers in alles met de jongers, stracks haerr, couragie hebben gethoont , ende lustich ghespeelt met bet kanon, dat in alles maer negen stucken zijn, ende mit usquet-geklanck soo• danich, dat sij den vijandt naer eed , hevich gevecht, van snachts ten twaelf uyren tot bijnae den gantschen volgenden dagh , soodanich hebben bejegent, dat sij geretireert zijn achterwaerts en haer in ' t Belommer, dat nu groot is verberghen, met verlies van weynige van de hare 1). Den trompetter heeft verscheyde maelen voor de poorte geweest en Wilhelmus etc. gespeelt en gheroepen , naer wierdt eyndelijck soo bejegent, dat sijn paerdt van onder hem is geschooten, ende hij alhier ghevangben; daer op wij mede (die maer een uyre van daer zijn) ,den gantschen nacht ende dach hebben gewaekt en sorge gedragen op de wallen in volle postuyr van defensie. Indient, die van Aerdenburgh haer met defticheden handen ter meere ghesteldt, benevens de vrouwen die grooten dienst hebben gedaen, en menonisten die kruyt hebben aengehrncht en wel te schaf-
fen aen alle die op de walle waren, soo souden sij die plaetse en oock de Helder schairae hebben moeten quiteren , apparent in den storm , alsoo, sj uytnemende vochten. Den anderen volgenden nacht , hebben de vijanden in onsen aensien ten elf uyren wederomme -noch furieus aenghevallen, en soo van beide zijden geschoten, dat den vijandt des nachts ten half drieen is binnen de buytenpoorte geraeckt en barieren, die sij tot twee toe hebben openghekapt, ende sulcks tot voor de binnen-pootte; naer alsoo die van II
Er schijnt hier iets uitgelaten te zijn.
349 Aerdenburgh eenich secours hadden bekomen , te weten, veertich man van 't trenchement in Cadsant met een waghen ammunitie van alhier , te weten', thien tonnen kruyt en soo veel musquet-kogels en loeten, ontrent vijftich man van Hulst of die quartieren , en noch hondert en dertich man van Zeelandt, daer onder waren een goedt deel bootsgesellen met goede scheeps houwers , die des avondts ten thien uyren onder het beleydt van den collonel Spindler van alhier zijn uyt-getrocken , ende ten elf uyren binnen Aerdenburgh geraeckt. Soo haest sij in de stadt en op de wallen gekomen waren , soo sat den vijandt met een groote menichte wel van twee duysent in de vesten , ont daer door de wallen te beklimmen , doch wierden soo sterck bevochten , dat sij daer uyt moesten retireren , laetende daer seer veel dooden. Sij hebben andermael met grooten haest aengevaren op de landt-poorte, hebbende met me• nighte van volck overmeestert twee valbruggens , ende de barieren al afgekapt , tot dat sij in de buiten punt voor de poorte waren , roepende seer vervaerdelijck tue ! tue !, daer jegens die van Aerdenburgh met uytnemende couragie alsoo seer tegens hebben geroepen , ende vreeselijck geschooten, bij na alle schote een, soo dat sij die selve punt genootsaekt waren te laten sacken , roepende om quartier, daer op het schieten op haer van binnen heeft opgehouden ; maer dwongen alle die binnen de buytenste poorte ende daer ontrent waren, dat sij eerst souden bin. nen de punt komen , met accoort , dat sij eerst de twee bruggens wederom souden ophalen , en de barieren wel vast sluyten; dat sij haer geweer souden afleggen en met sesthien man te gelijek binnen komen , daer in den vijant bewillighde. Sij braken veele hare degens , roers en piecken; sij hadden menighte sausyssen van groene tacken daer binnen , en zijn alsoo met goede ordre binnengelaeten, De gevangens daer van waren ontrent de vijf hondert
354 ende vijftigh of meer, die alle in, de kercke wierden ghe.. sloten , ende met goede wacht van buyten wel bewaert. Baer onder zijn bevonden de grootste van 't leger, te weten , den generael vande cavallerye, een graef, noch een of twee collonels , alle capiteynen en van meerder conditie. De meeste part van de officiers zijn gevangen en doot; die van buyten hebben na dien weynigh meer gedaen , maer zijn gaen retireeren naer haer tenten; de gevangens, die in de kercke zijn bevonden, zijn vijfhondert, ende eenige die voor- en nae de middagh alhier binnen Sluys zijn gebracht. Ick Nebbe met noch een deel borgerye, een deel gecommandeerde soldaten ende bootsgesellen de eerste parthye gevanghens, ter nombre van hondert drie, hel• pen binnen haelcn; wij gingen ses in een gelit, en lieten tusschen yeder gelit vier gevangens; wij hadden dek een goet roer op schouder , een bloten degen in de vuyst, en achter ons quam een partije ruyterij, die wij uyt Cadsant hadden bekomen. Daer naer is noch een goede parthye binnen gekomen , en tegen den avondt de derde ende laetste , die groot was 227, de weicke in gelederen alle achter den anderen volghden, ter zijden gingen verscheyde van onse borgers met den degen of kapper in de handt, Benige heeren van de stadt en van 't Vrye te paerdt en de selve ruyterije achter aen; voor en uyt quamen gereeden eenige wagens doer inne waren de officieren en oock den generael , die boven voor sijn borst een ronde goude of vergulde plaet hadde, en een weinigh gequetst. Daer was alhier binnen groote vreuglhde, de gevangens wierden een groot deel gezet op het kasteel in goede seeckere kelders, daer wij deselve redelijek tracteren met broot, l;aes encle bier, veele ja de meeste willen geern de staten en prins dienen , sij sweeren de koningh van Vranckrijek noyt meer te sullen dienen , omdat sij soo grouwelijck in 't stormen wierden voortgedreven met ruyterij, die haer
door de vesten joegen , soo als haer was gedaen. De dooden die den vijant hadde gelaten , waren boven de vijf hon• dert. Wij krijgen tijdinghe van de papen van Maldegem. dat ghemist wierden seventhien hondert Franschen; soo de generael heeft geseyt , hebben menighte van wagens met dooden selfs wech ghevoert, en wij hebben de reste begraven ; de dooden binnen de punt hebbe ick met eygen pogen ghesien en doorgegaen , waren ontrent hondert, lagen soo dick dat het een schrick was om te sien;. daer waren noch menichte die niet geheel doodt waren, die de onse hebben binnenghebracht om te cureren , is 't mogelijck. Daer was soo veel beuyt te bekomen, en insonderheydt van geweer , dat het ons naeuwlijcx de pijneg weert was opteraepen , heele armen vol musquetten ende degens hebben eenige , veel kleederen en goudt en siluergeldt. Die van Aerdenburgh zijn soo couragieus dat het uytneemt; sij seggen, dat sij sullen betoonen al te brave helden , om hare plaetse ende wallen te slechten; de belofte die sij hebben ghedaen aen den staet, in 't solliciteeren tot intrecken van de resolutie, sullen sij metter daet betoonen. Ontrent de middach des maendaghs hebben de Fransche hare kasteelen in den brandt ghesteecken , als. mede de kercke van d'Ecde , het huys van den predikant, ende een deel boere schuyren, ende daer mede hebben sij 't vertreck gekosen , dat gebleecken is , alsoo sij den volgenden nacht niet en sijn vernomen, naer Maldighem op vertrocken zijn. Binnen Aerdenburgh en is niet een mensche doodt geschoten ofte van den vijandt beschadicht dan eene wat gequetst aen 't hooft van een kogel. Ick vertrouwe dat diergelijcke exempel van genade , dat Godt de Heere aen sijn volck heeft bewesen, in lange tijt niet en is gesien , en bij veele niet voor waerachtigh soude konnen werden aen genomen , daer ,van ick u verseeckere alles soo ende daer in waerheydt te zijn. In de eerste aen-
332 tastinghe of storm ; en waren binnen de stadt geen officie• ren dan alleene mijn heer N. Beeckman vendrig van de commandeur Cau, zijnde een jongman, en is van sodanigen kloeckinoedigheydt ende conragie , dat de borgerije van Aerdenburgh eenpaerlycken , benevens de soldaten , bekennen ende verklaren , dat hij, heer Beeckman, alleene d'oorsaecke is van de behoudenisse van die plaetse, door hare couragie die hij haer continuelijck heeft gegeven, ende de goede ordre bij hem gehouden. *Hij reede als een blyck te peerde continuelijck door de stadt, belettende het vluchten ende uytvoeren van volck ende goederen , oock met expres verbodt , couragerende de vrouwen , dochters ende kinders alle soodanich , dat sij die brachten op de wallen , verseeckerende haer veel goedts, soo dat sij de benauwtheydt aen een zijde hebben gestelt, ende alle uytterste hulpe ende dienst hebben ghedaen ; de vrouwen haelden het kruyt ende kogels , brachten 'tselve neet draeg. boomer' op de wallen; sij volden de maten , de kinders brachtense aen , soo dat niet een vrouwspersoon binnen Aerdenburgh en was ofte kindt , of alles heeft gedaen het uytterste devoir. Den vijandt en die van binnen chargeerden continuelijck met rnusquetten soo vreeslijck tegen den anderen , dat alles scheen te branden , soo dat sij daer voor de eerste mael bij sulcken kleunen volck wierden afgeslagen. De boeren brachten ruyters ende peerden binnen, een voeger twee , oock een mennoniet heeft een ruyter afghelicht 't paerdt , en veel buyt binnen ghebracht. Van Sluys gingh een kleyne partijti uyt , maer waren een contraricn wech gegaen , soo dat sij weynich uytrechten , brachten alleenelijck een ruyten paerdt binnen met volle mouture, daer van sij den ruyter mede hadden gelicht. Die van Vlissingen geven ons alhier de meeste couragie van de werelt , wij hebben veele van hare borgers gekregen ende veele brootsgesellen, ende verwachten noit meer ,
853 alsineede geschut ende alle vordere behoeften , soo dat wij, door Godes zeegen, alhier soo wel ghegemoet zijn als eenich volck in de wereldt soude konnen doen. Wij hebben alhier ondervonden , dat soo wanneer den vijandt met eouragie een keer of twee kloeckmoedigh werdt tegen ge• gaen , sij in de meeste verslagentheydt ende confusie van de wereldt geraecken , ende haer aen kinders souden gevangen geven. Geduyrende de eerste assaut , soo hebben vijf soldaten ofte boeren vijfthien Franschen te ghelijek gevangen ende opgebracht. Ick bilde u e. dat mij believe te excuseren , dat soo wat los hier over hebbe geloopen , want het is met slapende ooghen , alsoo wij tusschen twee a dry dagen ende nachten niet en hebbe gerust , maer continuelijek op de wallen in postuyr zijn geweest , soo dat de faute belieft toe te geven, ende die met u e. dis. cretie te suppleren. In haeste binnenSlays, den 28" Junij 1672. U e. dienst-plichtigen confrater ende dienaer, Get. J. C. Ili ter Vere desen 29" Junij 1672 , 's morgens ten ses uyren. Waerachtigh relaes van een voornaam persoon uyt Zeelant. Den gouverneur van Aeth heeft op voorleder saturdagh 1s nachts een assaut laten doen op de stalt van Aerdenburgh , die van borgers ende soldaten (hoewel maer twee hondert 't samen sterel; zijnde) mannelijck is af geslagen. Hier van kennisse gegeven zijnde aen de heeren van den raedt, soo ist , dat de selve den commandeur Jan ]lIatthijsz. , met een goet aental matrosen ende soldaten (ni fallor tusschen de twee a drie hondert) hebben tot secours derwaerts gesonden , ende het geluck wilde dat dese 's nachts aenquamen, soo als den vijandt besich was met wederom te stormen. Denselven, nu hoo-
364 rende door het slaen van de trommels dat men hem van achteren soude invallen , heeft een schrick ghekregen,. ende is confuselijck geretireert; vijf hondert van de sijne, die alberijdts een bolwerck in hadden, wierpen haer geweer wech en riepen om quartier, hetwelek hun is verleent. Ick heb vier hondert van dese gasten, waeronder vier-en-veertigh officieren , gisteren avondt tot lfliddelburgh met mijn eygen oogen sien nae de gevanckenisse brengen, zijnde altemael schoon volck ; tot Vlissingen zijnder noch hondert ghekomen. Daer zijn op de plaets gesneuvelt tusschen de vijf elfde ses-hondert , ende dan zijnder noch twintigh wagens met gequetsten , die der vijandt heeft mede genomen. Men seght denselven is sterck gheweest acht duysent man , dese vigoureuse ende roemwaerdighe resistentie is alleen ghedaen door twee hondert man, dan de vrouwen ende kinderen participeren oock niet weynigh in dese glorie , hebbende met 't aenbrengen van kruyt ende scherp, midtsgaders andere nootwendigheden de bataillanten haer moet ende couragie wonderlijck doen aenwassen. Missive van Elbertus Spinier , collonel, jegenwoordigh commanderende binnen Aerdenburgh , geschreven den acht en twintichsten Junij 1672. Meyn beer! lek en kan niet laten van u e. te doen weten, hoe ick tot Aerdenburgh gegaen ben met twee hondert en twintich mannen, om cie stadt te secoureren, alwaer ses duysent Franschen in de contrescherpe laghen , maer ick hebbe se soo geattacqueert, dat sij de stadt hebben moeten verlaten , ende hebbe gevangens gekregen , als hier volcht: Ick ben commandeur van dese stalt. Ick hoope dat ick het sal blijven, &c. Ick blijve mijn heer, u e. dienaer, Albertus Spinier,
855 Relatie van de gevangenen, die tot Aerdenburgh binnen gebracht lijn door monsieur Spindler, commandeur. Lieutenant collonel du regiment de Souche; monsieur Chatelou, anseigne de Souche. Du regiment de Chateauneuf. Monsieur de Solaert, blessé; monsieur de Marce, extremement blessé a la teste; Brachelonne, un bras cassé; St. Jeus; Milly; Maranvilie; la Ralliere; St. Germain; Moriviere. Du regiment de Carivan. Monsieur du Moncry, capitaine; monsieur de l'Arnage, capitaine; monsieur Eynod, lieutenant; monsieur d'Artis, lieutenant; monsieur de Serre, lieutenant; monsieur du Puy, lieutenant; monsieur de Nante, lieutenant reformé; monsieur de Lauside, lieutenant reformé; monsieur Bouw, lieutenant reformé. Du regiment ...... Monsieur de Mauche , capitaine ; monsieur de St. Sivé, lieutenant; monsieur de la Monlagre, lieutenant; monsieur de Tabarier, lieutenant; monsieur de Rinclive, lieutenant reformé; monsieur de Novy, lieutenant reformé. Noch vijf hondert ende dertich soldaten , waerin datter noch veel personen van conditie moeten wesen, naer het seggen van deze voornoemde officieren. Noch twee hondert en twintich dooden, waer van noch veel persoonen van conditie moeten wesen , naer advenant 't rapport van de voorseyde gevangenen, waer van tot noch al eene bekent is. Le Marquis de Souche, collonel, met noch ses capitainen ende acht lieutenanten. Lade hebben noch meer als hondert en tachtich gequets• ten met haer gevoert. Extract uyt een missive door seecker persoon uyt de stalt Sluys in Vlaenderen , gheschreven aen
356 een goet vrundt in 's Gravenhage , in date der acht en twintichsten Junij sesthien-hondert tweeen-tseventich. Voorleden saturdach nacht zijn de Fransche volckeren uyt het quartier van Cortrijck , tot ontrent het getal van drie a vier duysent , soo als men kan vernemen , over den Spaenschen bodem doorgebroocken , soo dragonders als voet-volck, ende gekomen tot onder de fortificatien der stadt Aerdenburgh , aen de zuydt-oostzijde, over Smetjes brugge, voorbij de Koeckuyt, daer de hofstede van den heere Maisonneuve in staet , daer sij hun in 't begin , ende in de wercken van de oude stadt onthielden , ende de' halve mane buyten de handt poorte, de stadt trachten te bespringen ; waer op die van binnen , te weeten, de militie ontrent hondert mannen , ende de borgerije ontrent twee hondert, hun teghenweer hebben ghedaen met canoniseren ende niusquetteren , ende hebben in den brandt ghekregen de schuyre ende hofstede staende in de voorsz. Koeckuyt, daer een oude redoute is ; ende hebben voorts met een onghemeene mannelijke couragie, den vijandt soo veel te doen gegeven , dat sij met het aenbreecken van den dach, zijnde sondagh , vroegh zijn afgeweecken over de voorschrevene Smetjes brugge , de welcke (die van Aerdenburgh uytvallende) geerne souden hebben afgebroocken onder 't faveur van 't kanon van de stadt, maer de Fransehe cavalerije heeft hen sulcks telckens belet. Men heeft nae de retraitte vele dooden van de Franschen bevonden , ende verscheyde gequetsten , die ons verseeckerden dat de Franschen de volghende nacht met veel meerder macht die stadt souden bestormen. Aen couragie en heeft het den vendrigh Beeckman , onder de compagnie van den commandeur Cauw, ende die alleen midts het vertreck van denselven heer Cauw voorleden saturdach nae Zeelandt, over de militie ende guarnisoen co,ninandeerde , niet ont-
35/ broocken , ghelijck oick hun seer heerlijck, (beneffens de militie) getoont hebben , de burgemeesters ende gantsche borgerije van de stack Aerdenburgh. Den volghenden nacht tusschen sondach ende maendach de Franschen , gheranforceert met noch vier a vijf duysent man , hebben ontrent ten half twaelven (als wanneer even binnen de stalt ontrent twee hondert soldaten , met den capiteyn Oldenborgli ende collonel Spindler van Sluys, daer binnen waren ghekomen , ende te voorera eenighe waghens met ammunitie van oorloge) een furieusen storm op de voorschreven zijde van de stadt Acrdenburh gedaen , ende met eenen ingenomen de =voorschreven halve mane , voorts met facijnen ende andere'instrumenten in de binnen veste loopende , ende sommige de wallen al hebbende beklommen, de poorte geopent; ende ghenoeghsaem schijnende meester te sijn , was bij die van binnen begonnen om quartier te roepen , dat hun gheweygert viert; daer op sij dan wederom nieuwen moet grijpende , ende 't kanon ladende met schroot, hebben -met musquetten ende andersints den vijant soodanigh gerepousseert, dat sij alle wederom in de halve maene hebben moeten retireeren, biddende om quartier, dat hun in 't aenbreecken van den dash is vergunt; ende hebben ontrent tusschen de vier a vijf hondert Fransche gevangen bekomen, die heden naer Zeelandt werden ghevoert , onder de welke zijn veele officieren , capi• teynen ende andere; oock isser een grave ende colonellen, wiens namen men noch niet wel en weet. Soo heeft dien grooten Godt die van Aerdenburgh wonderbaerlijck verlost. Men bevint dat ontrent duysent dooden souden gebleven sijn, maer niet een eenigh mensch doodt binnen, als sommige gequetst niet van beduyden, zijnde de luyden vol courage, ghelijek oock binnen deze stadt; ende vertrouwen door Godes genadigen zegen ons wel te sullen defenderen. Men heeft het zeewater genootsaeckt geweest,
358 soo door de sluysen als met insteeckinge in de polders, be. westen ende beoosten Eede in te latei vloeijen. De heeren van Zeelant hebben ons ende die *an Aerdenburgh soo veel assistentie toeghesonden als rboghelijck was; daer zijn gisteren twee compagnien soldaten , ende tsestigh matrosen met den commandeur Jan-N' Matthijsz. hier gearriveert, alsmede den commandeur Lenck , ende een compagnie brave burgers , ende verschede vrijwillige jonge. luyden van Vlissingen , welcke Jen Matthysz. met de matrosen, ende de compagnie van capiteyn Vassi, gisteren te Aerdenburgh zijn ghesonden , ende waeren sondagh hier gearriveert d'heeren Beeck ende' Munnicx, gecommit• teerde raeden van Zeelandt , die, neffens den heer collonel Schotte, over al de moghelijcke sc*ghe zijn dragende; zijnde den vijandt gisteren nae der middagh vertrocken van de plaetse daer sij eerst gekomen waren , te weten , van de Eede, een half mijle buyten • ende aen de zuydt• zijde van Aerdenburgh, hunnen wee& nemende over Maldeghem, Clijte, Knesselaer, ende sob voorts nae de vaert van Brugge op Gent, na Cortrijck,' mnet ontrent vier en twintich wagens gequetsten , ende vier veldt•stucken; de twee compagnieen ruyters, die in Cadsant laghen , zijn oock alhier, ende 't Aerdenburgh gelkomeu , die oock al. tijdt in actie zijn. Soo heeft Godt Heere ons beschermt ende bewaert voor die aenvallen van 'den vijandt. 't Ware te wenschen geweest, dat een yegelyck zijn best zoo ghedaen hadde; ende indien sulcks ware gepractiseert bij die van Rijnberck , Wesel ende andere43teden , die het voor Godt, noch voor de wereldt niet en ^ konnen verantwoorden , het en sonde soo verre niet geldmen hebben. Godt de Heere wil ons verder bijweesen want sonder Hem , waren wij oock al vernielt. Ick ende andere luyden hebben onse kinderen , insonderheydt dochteren , naer Zee• landt ghesonden , ende blijve met mijl soonen ten dienste
359 van 't vaderlandt , beneffens andere eerlijcke luyden hier. Belieft mij te excuseren, dat ick niet omstandiger en schrijve, ende oock soo ordentelijck in 't schrijven niet en ben, als ick wel anders sonde, indien mijn ghesontheydt sulcks toeliet; is evenwel in 't korte de waerheydt van het gepasseerde. Soo aenstondts komt tijdinge, dat eenige Spaensche trouppes, tot ontrent drie duysent man, de Franschen souden naergevolght zijn, ende dat van die zijde ons eenich secours van volck soude toegesonden werden. Eyndigende, biijve u e. genegen vriendt , &c. Sluys den 28's Junij 1672, 's namiddags te 2 uyren. P. S. Den gouverneur van Aeth , die de trouppen van
de Fransche leyde ende aenbrachte, is ghevangen; zijnde onder de gequetsten den gouverneur van Cortrijck zijn been af, ende den gouverneur van Doornick sijn arm af. Bij bovenstaande belangrijke stukken omtrent de verdediging der stad Aardenburg, waarin nog eenige bijzonderheden voorkomen, die iiiet vermeld zijn in het Historisch verhaal van den burgemeester Anthony Peursens , uitgege-
door mr. J. Scheltema, in het 54' deel van het Geschieden Letterkundig Mengelwerk, zijn door den heer Rethaan Macaré de volgende aantekeningen betrekkelijk den held.
haftigen luitenant Beeckman en de moedige Marguerite Sandra gevoegd. Elias Beeckman wierdt waarschijnlijk te Tholen geboren, uit aanzienlijke ouders gesproten uit een oud Vlaamsch geslacht dat reeds ten jare 1352 te Gent in aanzien stond, als wanneer Johan Beeckman schepen was van de tweede bank, later en wel denkelijk bij de reformatie, heeft een tak daarvan zich in Zeeland gevestigd, in welke provincie onderscheidene leden tot voorname ambten wierden geroepen, onder welke ook de heer Samuél Beeckman, kiesheer en bewindhebber der 0.-I. Comp. te Middelburg, in 1689 aldaar overleden. Deze was een neef van Elias , die vroeg-
;60 tijdig in den krijgsdienst getreden in 1672 vendrig was, bij de compagnie van den commandeur Can en, bij diens afwezen, bevelvoerend officier te Aardenburg, tijdens den aanval van het Fransche leger in den avond van den 25. Junij 1672. Van alle te zijnen dienste staande middelen gebruik makende, en geholpen door de inwoners, waarbij vrouwen en kinderen, onder aanmoediging van de moedige Marguerite Sandra niet achterbleven , wist hij de verdediging der stad tegen de overmagt der vijanden met een handvol krijgsvolk vol te houden , totdat eenige meerdere troupen van Sluis en elders ter hulp aansnelden om een wapenfeit te voleinden waarvan weinige voorbeelden in de geschiedenis voorkomen. De staten van Zeeland beloonden zijne dapperheid door vereering van een kapiteinsplaats , blijkens derzelver notulen van den 29" Julij 16 72. Met het regiment van den kolonel Gaspand de Mauregnault, te Dixmuiden in garnizoen liggende , moest hij op eene ongelukkige wijze het leven verliezen, daar hij den gen Julij 1677 met een zijner krijgsmakkers in twist geraakt zijnde, door dezen op eene verraderlijke wijze van achteren wierdt doorstoken. Denkelijk wierdt hij te Dixmuiden begraven, doch te Tholcn, waar meerdere leden van zijn geslacht gevestigd zijn geweest wierdt ter zijner nagedachtenis in de groote kerk zijn wapen met degen en schede op wapenkas opgehangen , waaronder men las: 1Ylanibus generosae in dolls ac virtutis viri
D. ELIAE B.EECMANNI. Beecmanni sobolem, fato violata, piavet Mors, Ardenburgi vim columenq. decus Nos monurnenta damus: Dicas Dixmuda fuisse 111e per annales historiamq. viget.
361 (Een te vroegtijdige dood velde als een offer het kroost van Beeckman, de kracht, de steun en het sieraad van Aardenburg. Wij rigten hier slechts een (ledig) gedenkte-
ken op. Gij Dixwuide ! getuig dat hij niet meer is ! maar leeft door de jaarboeken der geschiedenis). liet vandalismus van 1 798, dat zoo menig gedenkteeken van der vajeren roem vernietigde, spaarde ook dat van Beeckman iiiet j bij de wegruiming der geslachtwapenen uit de kerken, moest ook dit verdwijnen, Gelukkig dat een waardige hand dit monument door eene tijdige opneming en beschrijving aan de vergetelheid ontrukte 1)! liet blijkt niet dat Elias Beeckman is gehuwd geweest en kinderen heeft nagelaten, doch door de bestaan hebbende familiebetrekkingen is de degen van Beeckman in het bezit geko-
men van mr. Daniël Radermacher, heer van Nieuwerkerk, schepen en raad der stad Middelburg en bewindhebber der 0.-I. Compagnie ter kamer Zeeland, die wel geen afstammeling van onzen Elias was, zoo als ten onregte door den heer Scheltema is opgegeven, doch wiens grootmoeder van vaders zijde, Beeckman was genaamd. Deze degen is door voornoemden heer Daniël Kaderma• cher aan de stad Aardenburg vereerd , met toezending van den navolgenden brief: Aan de heeren burgemcesteren en schepenen van de stad en schependomme van Aardenburg. Agtbare heeren! Onder de gedenkschriften mijner voorouderen , onder 1) Voor het ten uitvoer leggen van de aanschrijving van het uitvoerend bewind tot wegruiming der wapens , wierd door den heer P. J. Rethaan Macaré , oud schepen en raad der stad Middelburg , eene naauwkeurige opneming gedaan en eigenhandig afteekening gemaakt van de wapens, hangende in alle de kerken van Zeeland. Dit belangrijk werk verrijkt met genealogische ophelderingen , is onder zijne nagelatene geschriften aanwezig.
VI. J.
24
362 mij berustende, vinde ik onder anderen verscheide stuk• ken van wijlen mijnen neeve, den heere Elias Beeckman, commanderende ten jare 1672 het guarnisoen van uwe stad Aardenburg , bij de attacque van een corps Franse troupen. Ik neme de vrijheid eenige uyttreksels daar bij te voegen , ten einde ued. agtbaare zulks mede ter kennisse te brengen, alsmede ter gedagtenisse voor de nakomelingschap aan" ued. agtbaare te presenteeren den degen, altoos gedragen door den voorschr. heere Elias Beeckman. Ik vleije mij dat het een en ander bij ued. agtbaare gunstig zal werden aangenomen en altoos mag blijven berusten op den stadhuyze van ued. stad Aardenburg, waarmede de waardige en heldhaftige nagedagtenis van voors. commandant Elias Beeckman veel eer zal geschieden en mij ondergeschreve zeer verpligten, terwijl ik na aanbieding van mijnen nederigen dienst en toewensching van alle heil en voorspoed, ik de eer hebbe mij respectueus te noemen. Middelburg den 21 e ' Junij 1781. Agtbaare heeren! Ued. agtb. zeer gehoorzame dienaar, Get. Radermacher, heer van Nieuwerkerk.
Door het stedelijk bestuur is deze degen in een daartoe vervaardigd kastje in de raadzaal op het stadhuis van Aardenburg geplaatst, met een vierregelig onderschrift van Bellamij, ook voorkomende in de beschrijving van de provincie Zeeland door de Kanter en Dresselhuis. Dit 's Beekmans degen, in wiens onverwinbre vuist, Hij 't veege Nederland, door Fransch geweld verguisd, Op d'Aardenburgschen wal, manhaftig deed herleven, Door Radermachers gunst —den roest destijds ontheven. In de zelfde zaal vindt men ook nog ee ri e schilderij , deze heldhaftige verdediging voorstellende. De lof van Marguerite of Margaretha Sandra is waardig
363 gezongen geworden door hare land- en stadgenoote de verdienstelijke Petronella Moens, hare afkomst en betrekkingen schijnen minder bekend. Zij was de dochter van Jean Sandra en Cornelia van Akkerdijke en wierd geboren te Middelburg den Ten Januari] 1629, in eerste huwelijk was zij gehuwd met Joan Fraudenius, in tweede huwelijk met Jan Pieter Pays en in derde huwelijk , den 17'n Junij 1668, met Pieter Rooman, in 1672 eerste schepen en later burgemeester der stad Aardenburg. Zonder kinderen uit een dezer huwelijken verkregen te hebben, stierf zij te Aardenburg den 21 en Junij 1674. Hare grootouders Jean Sandra en Marguerite du Foret, afkomstig van Tourquoin nabij Rijssel , waren tijdens de Spaansche troubles zich te Middelburg komen nederzetten; uit hun oudsten zoon Jasper Sandra, gehuwd met Louise Segar, is eene uitgebreide nakomelingschap, onder vele aanzienlijke geslachten in ons vaderland verspreidt , nog aanwezig, ofschoon het geslacht is uitgestorven , zijnde de weduwe van den laatsten van dien naam, den heer Joachim Sandra, (later hertrouwd met den heer G. J. Jacobson) onlangs te Zuilen overleden. 19. VERGADERING. 2 NOVEMBER 1850. Acte van scheiding van Gerrit van Oldenbarneveld, 4589. Verschlllende handteekeningen van Willem III. Kapitulatie der stad Bouchain, 1760. Album van H. v, Dijn. Brief van Hendrik van Nassau aan Floris van Egmond, 4537. Brief van Michiel.'driaansz. de Ruiter , en een van v. Wassenaar Obdam aan de gecommitteerden ter admiraliteit te Amsterdam, 4639. Antwoord van .Aart van Buren op de vordering van Wouter Overrijn, 1392. •Tordering van Hendrik van Wickrolde tegen ,mond Cudelstorp en zijne dochter Isabella, 4394.
Joe
van scheiding der nalatenschap van Gerrit van 01•
denbarneveld en Delia van Weede, 10 blei
1589. 24*
364 De heer Beeldsnijder van Voshol deelt dit oorspronkelijk stuk , hetwelk aan den voet de onderteekeningen draagt van hunne kinderen Johan , Reinier en Oeda van Oldenbarneveld, aan de leden mede, als welligt belangrijke bijdragen kunnende behelzen voor de nadere Ievensbijzonderheden van Johan van Oldenbarneveld.
Verschillende handteekeningen van Willem III. Genoemde heer legt mede ter tafel drie brieven van dezen vermaarden vorst , zijnde deze stukken, ged. 11 Febr. 1682, 23 Oct. 1692 en 1 Aug. 1791, slechts belangrijk voor de autographic. De eerste is geteekend: Guillaume, prince d'Orange, de tweede: Willem Rex, de derde: Gulielmus rex. Het is deze laatste handteekening die, volgens den heer B. v. V., zeer zeldzaam voorkomt.
Kapitulatie der stad Bouchain, 1492. Ook wordt aan de leden door genoemden heer vertoond een oorspronkelijk stuk uit zijne verzameling, behelzende, Articles proposés pour rennettre la ville de Bouchain aux alliés, et acceptés, aan den voet waarvan het navolgende: Fait et arresté au camp devant Brouchain ce treisiérne Septembre mille sept cent et once, en met de onderteeke-
ning van Le pr. et duc de Marlbourch, .1. Capellen, W. Hooft,
II. J. v. Goslingen, P. v.
Vegelin van Claerbergen,
aan de zijde hunne respectieve zegels in rood was. Mede biedt de genoemde heer ter bezigtiging aan, het door hem op de laatste openbare verkooping van de boeken en handschriften , nagelaten door mr. H.111. van Hengst aangekochte.
Album van H. van W jn , waarin deze verdienstelijke geschiedkundige op de eerste bladzijde de navolgende dichtregelen heeft geschreven. Die vriendschap die men eer in Davids oog zag zweeven, En Jonathan aen zijne ziel verbond ;
865 Die zelve vriendschap is noch als voor heen in 't leeven, En doet zich zien ter rechter tijt en stond. Ja haer is voor gewis d'onsterflijkheid beschooren, Zij lacht om 's waerelds ommekeer; En vraegt gij mij waerom? Z'is een godin gebooren, En goden stierven nimmer meer. Laet ons dan liaer ter eer, steeds spreken, doen en denken, Gestaege vriendschap zij, hoe 't gaen of keer, ons lot! Die zuster van de min kan niets dan zegen schenken, Daer haet woont , woont verderf, daer vriendschap woont, woont God. 15 Sept. 1760. Brief van Hendrik van Nassau aan Floris van Egmond f
1537. Medegedeeld door den voorn. heer. In dezen belangrijken brief deelt Hendrik van Nassau zijn gevoelen mede over het verleenen van bijstand aan Nijmegen en andere Geldersche steden, die zich tegen hertog Karel van Gelder hadden verklaard. Hoewel de regentes het uitbarsten van nieuwe vijandelijkheden wenscht te voorkomen, is hij echter van oordeel, dat men, in het belang des keizers, niet moet dralen om deze steden met de wapenen te ondersteunen, alvorens de Franschen, welke reeds den doortogt door het land van Luik hebben verzocht , den hertog kunnen te hulp komen. Zie verder den uitslag der in dat jaar, over den afstand van Gelderland aan het huis van Oostenrijk te Nijmegen aangevangen , onderhandelingen de Alg. Geschiedenis des Vaderl. door Arend, II' deel, S' stuk , bl. 660. »Monsieur. Jay receu vostre lettre du premier de ce mois auec la copie dicelles , que la royne vous a escriptes, et vous mercye bien fort laduisement de voz nouuelles, tres. ayse de la deffaicte des pietons, qui estoient entre les denx reuieres , non seullement pour le respect diceulx, mais de
366 plus que cela baillera occasion au duc de Gheldres de doubler sa malvueillance contre ceulx de Nyiumeghen, et a eulx contre luy, et de non confyer en promesse quil leur puist faire, volre pour estre plus facilles a sercher autre seigneur et lassistance de pardeca, laquelle, comme vous dictes (et est vray semblable), ne se peult faire sans argent, aquoy je vois petit appareil en court. Toutesfois it y a ja (déjà) long temps que cestui affaire est en trayn, et si de nostre couste ne sen fait autre diligence, je doubte (comme je vous ay tousiours escript) que ne perdons vng si bon moyen (peult estre non recouurable) de jntruire lempereur pour seigneur dudit pays de Gheldres si aysemeat. Je coagnois assez que vous estes perplex sur ladite lettre de la royne, assauoir, que lon face de nianiere que les pays ne tumbent en guerre et j uconvenient, mais pres elle dit., quelle se confye en vostre aduis et conseil que en baillerez au seigneur de Remart pour l'execution de sa charge. I1 est tout certain que Ion ne peult assister ceulx de Nymineghen, ny autres Gheldrois san guerroyer. Et en ce cas suis bien de vostre oppynion que miculx vauldroit faire guerre hors ces pays avec lassistance et resistance des villes , qui se seroient residues a lemperear, que de non leur bailler succours et ayde, et estre asseure de tousiours auoir la guerre de pardeca, comment auous cy deuant eu et en temps que sa mate estoit plus empeschee ailleurs. Et si ja ne lauez fait sauoir a Ia royne, me semble trop plus que besoing de le faire et jncontinent; et de neon couste je luy en escriptz fort expres
sa reponce, me semble que lon ne doit-semnt.Ada perdre temps denuoier vers lesdites de Nymeghen et assentir de leurs jntentions, pour taut plus estre asseuré quon aura de faire, et du moyen quilt en bailleront, pour y parvenir, et assembler a eest effect voz gensdarmes, car ceste matiere, comme assez lentendez, ne se doit refroidir,
367 mais solliciter si prestement que ion ne bailie loisir aux Francois de parvenir a leur intencion. Sur ce propoz je ne stay bonnement entendre la susdite lettre de la royne a vous, que les Franchois entendent demander passaige par le pays de Lyege, comme si cestoit chose facille a consentir et de petite consequence , seullement comme est dit pour assister ledit due contre ceulx des villes, car ion stet 'intention de par apres les mettre en lobeissance desdits Francois et hors celle de lempereur, et nous esperons du contraire. A mon semblant, vous en pourrez escripre tresexpressement a la royne, et supplier quelle vueille bien considerer de combien la chose peult seruir a lempereur et a ces pays, et que ores la comodité , ne seroit pour iceulx , si ion doit (pour la consequence) consenty(ir) audit passage pour auoir cy apres de ce cousté les Francois pour nouueaul voysin , et en temps de trouble auoir leur passage ouuert, et nous oppresser en diuers coustez si nous faillons a nostre jntencion que dessus. Sur ce , monsieur, je vous prie de tousiours me faire part de ce quen adviendra, et a Dieu, quit vous doint ce que plus desirez, en me recommandant a vous de bien bon cueur. A Breda, ce second jour de Decembre XVcXXXXVIJ. Get. Se tout vostre cousin et bon amy, II. de Nassau. Brief van Michiel .ldriaansz. de Ruiter, geschreven aan boord van het schip Thuys te Zwieten, voor anker liggende te Elseneur, 9 Sept. 1659, aan de gecommitt. raden ter admiraliteit te Amsterdam 1).
Edel mog. heeren! Tsedert mijnen laetsten vanden Zee deser, soo s;jn wij van Feneren vertroecken, op den 5 e° voormiddachs ontrent 4) Zie tot
goed verstand
1849 , bl. 80-84.
van
dezen
en den volgenden brief Kronijk
868 de stadt Coppenhave gecornen. Cregen aldaer cito last van hare exell., de heeren gedeputeerde van hare hoo. moo., om reet slants vloodte cito door de droogen te sey len , en dat jck nevens den vice admiraal Jan Evertsen cito aen lont sonde comen , twelck soo is geschiet, en hadde soo eenige discoursen met haer Caell., wegen de besettinge vande Sondt en Lantscroon. Op dato is de Engelse vloodt vertroecken uyt de Sent naer Engelant daer twee van haer fregats blijven leggen, die de heeren ambassadeurs overergebracht hebben. De reeden hiervan is, soe de Engelse seggen, datse voor geen drie weecken vietaly meer en hadden. Wat de rechte oorsaeck is geweest, weet ick niet. De heeren gedeputeerden versachten die nacht ons aen lant te houden tot den 6° 4 dito. Srnorgens hebben wij weder wel drie uren bij haer exell. geweest, met deselve spreeckende vant employeeren vant slants vloodt, nu tegewoordich onder mijn commando. Naer midlach sijn haer ed. mo. nevens de heere gedeputeerde vande Engelse natie en twe Deense rijckraden naer buyten tussen de stadt en tSweetse leger gereden, om noehmael te besonghjeeren over de vrede tussen beyde de Noorder croonen , doch sijn savonts seer ongesint weer jnde stadt gecomen, soo dat mijn nu dunckt, weynich apperentie toe een goede vrede te sijn, temeer alsoe het vrij laet ja den tijt wort en nu het calf dat verdronken is, houden garen de put vullen , hebbende sulcken schonen tijt laten passtieren ende vruchteloos gelegen. Soo terstont ontfange jek een brief van den heer admirael Opdam, tis deser onder Feneren, dien mijn schrijft, dat hij is geauthoriseert van hare hoe. mo. om de lantsvloodt noch te fictualyeeren tot het laetste van November, daer wij onse best om sullen doen, maer sien heer geen cans om fictualy te crigen, soo die uyt Hollant ons niet toegesonden wort, alsmede een goede perty biers, dat haer edell mo. self wel sullen
369 cunnen oordelen , dat de veelheyt der scheepen en volck, oock den langhdeurigen tijt alles versleet, tot brandthout in cluys; en soo hier jn bij haer eed. mo. niet wert versien , van ons met alles te besorgen voor een seeckeren tijt bij haer te ordonneeren , soo staet ons een ellendichghe winter voir handen en een ruwijnen van slants vloodt en tschone volck , want wij hier niet cunnen crigen dan vande gemeente vileynige scheltwoorden ; jnt sijn groote costen voor de stadt en gans geenen danck. Den T ell smorgens sijn wij met de vloodt onder seyl gegaen met den oosten wint naer de Sondt, en jot seylen sagen wij vier Sweetse scheepen ontrent Lantscroon, die jch oordeelde buyten het gadt te leggen, daer wij cito naer toe laveerden, en quamen ten 10 uren daer ontrent, maer wij bevonden haer te leggen bij de scheepen, verleden jaer aldaer gesouden. Het was een harde cou en recht jade wint, het w(aaide) soo hart dat wij pas marseyls conden voeren. Cap. Schey seylde op de banck aen de grunt en wij en conden geen van alle naerder comen, want de droochten ons dat beletten , oock en hebben wij jn onse vloodt niet een man die daer bedreven is, Den vice admirael Jan ...... lecht nu met sijn exquader van Lantscroon tot langes de schoonste cust tot het noorteynde van Weem, en wij leggen met ons exquader van daer tot voor Cronenburgh en Eisenburgh. Pas buiten schoot daer leyt een Sweets oorlochschip, zijnde een groote . fluyt, nevens tschip ofte prijs, die de Sweden van capiteyn Jan Duym van Zeelant heb. ben genomen. Wij s ullen onse best doen om te sien , oft wijse daer van cunnen branden ofte van daen halen, soo het moochelijck is. Ick sal jn corten nader schrijven. Hiermede afcortende, beveelende haer edelle mogende naer een voirspoedige regeerende jnt schut des Alderhoochsten. Actum jnt slant schip Thuys te Zwieten , voir ancker leggende ontrent Elseneur , den
gen
September
3 70 1659. Blijven ondertusschen haere edele mo. dienstvaar• diche dienaer. Get. Michiel Ad. Ruyter. Opschrift. Edele moogende heeren, d'heeren gecommit-
teerde raden ter admiraeliteyt, resideerende tot Amsterdam. Per couverte. Gecacheteerd met zijn zegel, zijnde een klimmend paard
waarin de initialen 111. R. Brief van den admiraal van Wassenaar Ohdam, ged. op het schip de Eendracht , 12 Sept. 1659, aan de zelfde ge•
c ommitteerden. Edele mogende heeren ! Ved. mog. schrijven vanden 29" Augustus is mij op den 6e° deser door den viscael Vianen , die met de schepen van Lubeck quant, na behandicht, ende sien daer uyt, dat u eed. mog. de autorisatie voir desen op mijn gepasseert om tot 250 m guldens tot het revictualieeren van haer ho. mog. vloot te mogen negotieren, gelieven in te treeken. Ick sal mijn daer na volcomentlijck reguleren, en ben blijde van dien last ontslagen te wesen. , doch dewijl haer ho. mog. bij derselver resolutie vanden 21" Augusty mijn hier te laeten, voer soe langh het saisoen ons toe sal laten in dese quartieren te blijven, te revictualieeren, sue sien ick daer grote swaricheyt in; want schoon de respeptive collegien volgens de voors. haer ho. mog. resol utie , yder voor de haren al ordre stellen, soo vrees ick dat daer onder sijn die tot Lubeck oft in dese quartieren daer wij het van daen moeten halen, geen credyt sullen vinden , doch dat raeckt mijn niet verder als voor soo veel als ick het ongemack van diegeen , daer mede ick moet ageren, moet helpen dragen ent geklagh daer over aen mijn ouen hebben..... Hier volgt de mededeeling van weinig belangrijke zaken als: over de betaling der vivres , over de zaak van kapitein
371 Waerdenborgh, die op het schip West-Friesland in arrest werd gehouden (de reden waarom wordt niet vermeld); voorts over het nemen van twee Zweedsche oorlogschepen, convoyerende 2 met rog geladen schuiten, nabij Rijshoot door den vice-admiraal Meppel, en over de reclames daarop gedaan. ...Hoe de saecken tot Coppenhaege aengaende den vrede staen, schrijven de heeren haer ho. mog. extra gedep. mijn gantsch niet aff, oordeelende , soo ick vertrou , dat mijn daer niet aen gelegen en is; maer wt een brief doer den secr. Eruck Craet aen den adnlirael Bielke vau daer, soo ick meen op den Oen Mess n. styl geschreven, hebbe ick gesien dat de Sweedt gepresenteert hadde met den coninck van Denemarcken alleen te handelen, sonder onse ofte den Engelsche mediatie daer over te willen admitteren. Lek meen dat hij daer mede tijt sal soeekeu te gewinnen tot dat het saisoen, dat men noch sou kunnen ageren voorbij is, en dan afwachten wat verandering tot sijn advantagie geduyrende den winter souden mogen voorvallen; in alien gevalle sick versoeckende, dat hoe de saecke gaen of wtvallen , men inde voortijt, als wanneer men weer sal kun. ageren , noch al blijd sal sijn wanneer hij ons toestaet tgeeii men hen nu verght. Ondertussen sullen wij groote moeiten hebben om Coppenhaege sou te versien dat het soo lang sonder perijcul sal kunnen subsisteren, alsoo hier vaertuyh en geit, twelck de principaelste ingredienten daer toe nodich sijn , deficeert. Godt wil ons eenen goeden bestendigen vrede geven, en u ee. mog. persoonen en loffelijcke regering met allen hey! en voorspoet vanden Hogen Hemel te willen zegenen, en ick ben en sal altijt blijven, edele mogende heeren, u. edele mogende ootmoedige dienaer.
Get. J. van Wassenaer.
Actum inde Eendracht ontrent Siro, desen 12°° Sep• tembris 1659.
372 Antwoord van .Mart, heer van Buren en Boesichern op de aanspraak van Wouter Overrijn, 1392.
Wij Alart, heer van Bueren ende van Boesinchen, schrij. ven voer onse antworde tiegen ansprake Wouters van Ouerrijn, daer mede hi ons anspreket , die hi onsen lieuen genedigen heren van Gelren ouer ghegeuen, bescrcuen ende besegelt heeft. Inden gersten vp dat ierste pont, alse van Mart van Malsen ende van sijnen broeder ende horen vrenden , antworden wij Alart, heer van Bueren voirs. aldus : Dat Alart van Malsers ende sijne broeder mit horen knechten ghenen schade wt onsen lande of daer weder yn gedaen hebben Wouter van Overrijn of sijnen vrienden, den wij Wouter voirs. of sijnen vrienden mit rechte schuldich sijn te richten , ende sijn des onschuldich ende willen des onschuldich weerden, hoe onse lieue genedige heer van Gelren ons wijst, dat wijs mit rechte onschuldich weerden sullen ende blijuen des rechte bij onsen lieuen genedigen heren van Gelren. Item vp dat ander pont, alse van horen knechten , antworden wij heer van Bueren voirs. aldus : Dat Alart van Malsen ende sijne broeder mit horen knechten ghenen schade wt onsen lande of daer weder yn gedaen hebben, Wouter van Ouerrijn of sijnen vrienden , den wij Wouter voirs. of sijnen vrienden mit rechte schuldich sijn te richten , ende sijn des onschuldich enz. zie boven. Item up dat derde pont, also van den van Malsen voirs.
en van horen knechten, antworden wij heer van Bueren voirs. aldus: Dat Alart van Aalsen ende sijne brueder mit horen knechten ghenen schade wt onsen lande of daer weder yn gedaen hebben Wouter van Ouerrijn of sijnen vrienden, den wij Wouter voirs. of sijnen vrienden mit rechte schuldich sijn te rechten , ende sijn. des onschuldich enz.
3%g
Item up dat vierde pont , alse Wouters pacht van Ouerrijn antworden wij heer van Bueren voers. aldus : Dat ons dat guet ende pacht veruallen is mit rechte na den lantrechte doer dat pet gelegen is, ende en teen des niet vorder dan an dat lantrecht daer dat guet gelegen is, ende seggen dat wij, Wolter voirs. niet meer schuldich en sijn daer af te doen dan tiantrecht, ende blijuen des bij onsen lieuen genedigen heer van Gelre. Item up dat vijfte pont, alse van den derdehalf hondert ouder scilde , antworden wij heer van Bueren voirs. aldus : dat wij Wouter van Ouerrijn gheen derdehalf hondert oude scilde noch gheen geit daer af , doe Tyel ge. woruen waert, schuldich en sijn ende sijn des onschuldich, ende willen des onschuldich weerden, hoe onse lieue genedige heer nan Gelre ons wijst dat wijs met rechte onschuldich weerden sullen , ten weer dat ons Wouter voirs. bewijsen konde mit besegelden brieuen , daer wij mit rechte niet wederseggen en mochten, ende blijuen des rechte bij onsen genedigen heren van Gclren. Item up dat seste pont , alse van den vijftich auden schilden, antworden wij heer van Bueren voirs. aldus : dat wij Wouter van Overrijn gheen vijftich aude scilde noch gheen geit van heren Daneel vander Tommie schul. dich en sijn ende sijn des onschuldich enz. zie punt 5. Item up dat seuende pont, alse van onsen richter mit onsen huysgesinde ende ondersaten , antworden wij heer van Bueren voirs. aldus : Dat onse richter mit onsen huysgesinne ende ondersaten dat buten onsen wille ende geheite gedaen hebben ende seggen wij Wouter van Ouerrijn noch Olyfier sijnen zwaiger niet schuldich en sijn daer af te richten, went buten onsen wille ende geheite geschiet is , ende blijuen des rechten bij onsen lieuen genedigen
heren van Gelre. Item up dat achte pont, alse dat wij luden geit ende
37,4 guet souden doen bieden, omme dat sij Wouter van Ouerrijn doit slaen souden , antworden wij Alart, heer van Bueren voirs aldus : Dat wij des onschuldicii sijn , ende Wouter voirs. ons onrecht daer an doet. Des begeren wij beteringe ende bote van hein , hi en konde ons dat bewij• sen daer wij mit rechte niet wederseggen en mochten, ende bidden onsen lieuen genedigen heren van Gelre, dat hi ons daer af beteringe en bote doe geschien alse recht is, of dat ons Wouter voirs. also bewijze alse voirs. is, daer wij mit rechte niet wederleggen en moigen , ende blijuen des rechte bij onsen lieuen genedigen heren van Gelre. Alle dese voirs antworde up ansprake Wouters van Ouerrijn voirs., blijuen wij Alart, heer van Bueren ende van Boesinchenl voirs. rechts bij onsen lieuen genedigen heren van Gelre geliic dat gededingt is. In oersonde des , soe hebben wij heer van Bueren voirs. onsen heymeliken segel hier beneden up dese antworde gedruct. Gegeuen jnt jaer ons Heren dusent driehondert twe ende tnegentich, des donredages na sinte llargareten dach. Het op papier gedrukt zegel in bruin was, zeer beschadigd. Vordering van Hendrik van JVickroide legen Emond Cudelstorp en zijne dochter Isabella ,
1394.
Dit is anspraicken ende gebrek , die ie Heynrich , heer tot Wickroide 1) ansprekende ...... CudeIs• torp ende vrauwe Isenbelen sijnre dochter , mijnre swegerssen . o .. . Item so sprecke ic vrauwe Isenbelen to mijnre swegersaen, dat sij mij vntfoirt mijnen broider, dem Got gnade, 1) Hendrik Wickraide komt voor in de oorkonden 43, 53 , 407 en 284 der Gedenkes. v. Gelderl. III, en zijne gemalin , Christina van Monement, aldaar in de oorkonde 283.
375 dat mijn is na den lant reichte in den lande van Gelre, ende heischt dat van oer gericht. Hervp antwerden ich Ysenbele vurs. in dat irste: Also as mir h. Heinrich vurs. inijn swager zu spricht as van dem hergewede na dein lantrechte van Gelre, dat ich yem vntfoirt soele haue, des bin ich vnschuldich. Item so sprecke ic vrauwe Isenbelen vurs. to, dat sij mij van den huus zu Wickroide vntfoirt heeft huysrait ind kleynoit, dat erne is na dein lantreichte in dem lande van Gelre, jnd heisschen dat van oer gericht. Darvp antwerden ich Ysenbele vurs. vp dat ander punte, as mir h. Heinrich vurs. zu spricht, dat ich gein huysrait ind ander dynck soele vntfoirt ham van Wickroide dat sijn erue sij na dein lant reichte van Gelre, des vntfoerens byn ich vnschuldich. Item so spreecke ie vrauwe Ysenbelen voirs. to, dat sij mit oer.... heeft dar man mijnen broiler mede begienck , dat sij mit reichte nyet gedain en soulde hanen, jnd soelde tot Wickroide in der kirken bleuen sijn vur sijne sele, dat wart tot ..... dingt oeuermitz oeren vrunden ind den mijnen vp dem begencki ^ sse. Ind op dat dirde punt mir h. Heinrich vurs...... begencknisse, da man mijnen lieuen heren ind man mit begienck , die Got genade , dat ich dat soulde laissen in der kerken zu Wickroide. So wat zu dem begeneknisse gienck dat hain ich gege ..... ind hain dat vur sijne sele gekiert ind wilt (hier volgen
7 regels welke geheel onleesbaar zijn).
Item so sprecke ic vrauwe Ysenbelen vurs. to, dat sij sich vur ..... mr. geltz die man vur die huysinge gilt tot Dalen, wilck erne alle weigge van altz tot Wickroide in mijn leen gehoirt heeft, dat ic balden van mijnen lieuen goedigen heren van Gelre. Item vp dat seessde punt des mir h. Heynrich vurs. zu-
376 spricht, darvp antwerden ich Isenbelen vurs.: as van den dryen marchen geltz van der huyssynge zu Dalen, kan hee dat gewijsen as reicht is , so wil ich mijne hant af doin. Item so spreecke ic vrauwe Ysenbelen vars. to , dat sij mij hynderlicke is an mijne lenen die mijnen broeder vellich worden sijn , jnd ouck verkregen heeft, die der herlicheit van Wickroide to hueren, dat sij mit reichte nyet doin en soulde, ouch so heeft mij h. Emont vur hoem ind sijne doichter gesekert ind geloift in besegelden brieuen sich der herlicheit van Wickroide nyet to vnderwynden noch ,mij noch mijne eruen dar an te hynd eren . Item vp dat seuende punte des mir h. Henrich vurs zuspricht , as van den lenen da hie sait dat ich yens hynder. Lich an sij, darvp antwerden ich Ysenbele vurs. dat ich des vnschuldich byn , jnd ich mijne hant an geyn gut en slayn, id en sij mijn gut. Item sprecke ic vrauwe Ysenbelen vurs. to , dat na doide mijnre moeder mijn b
mijnen broder to bedeilt
wart an brieuen tot acht dusent alden
., man oer
brachte tot plichs renthen, oic so sijn der vurg. dusent ind her vmb meynen ich want sij gheyn erkregen gut en sijn ... (Hier volgen 7 onleesbare regels). Item op dat nuynde punte des mir der vurs. h. Heynrich zu spricht, as hee schrijft dat ich yem brieuen vntfoirt hain van Wickroide , darvp antwerden ich Isenbele vurs. dat ich des vnschuldich byn, jnd en hain gheyne brieuen dar yne geboirt die sijn sijnt. Item so spreecke ic vrauwe Ysenbelen vurs. to, dat mij Gerart van der Dicke, de oer man is , hoift van Schaichtel. husen af gevangen heeft ind geschat jnd eyne vruede enne ind sijnen twen soe pen afgedrungen heeft, ende oic dat doerp zu Schaichtelhusen dat mij to huert vtgeslagen ind genot'• men dat dar was, ind oic Lainben van Kurle dat sijn ge-
377 noymen, oick heeft hee mijne vrunden tonreicht in leis, Longe gedrungen, oick heeft hee mijne vijanden gehuyst ind gesloet, die mij dat mijn namen ind branden ind vp sijn sloet voerden, jnd drungen mij in grote kost, ind dit is mij alt tonreichte geschiet ind buten velen ind vmb vrauwe Isenbelen wille, darvmb heischen ickt van oer gericht. Item op dat ziende punte des mir h. Heynrich vurs. zuspricht, darvp antwerden ich Isenbele vurs. Redde Gerart van der Dicke heren Heynriche yrgen vnreicht gedain as in delen vurs. punten, dat mir dat feit is, jnd buyssen allen mijnen rait ind dait ind willen geschiet is, jnd darvmb bijn ich des vnsehuldich, want ich Gerartz mumber nye en wart. Item so spreecken ic heren Emonde ind vrauwe Isenbelen vurs. ..;... van eyne koepo der herlicheit van Harle dat to Wickroide in mijn leen hoert, dat ic haldende byn van mijnen gnedigen heren van Gelre, dat h. Emont dar oeuer ind an
den koep mede gedadingt ind gese-
geit heeft, dair die herlicheit van Wickroide mede verkurt is. Oeck heeft vrauwe Ysenbele inden seluen koep oer tocht .... doin ...., (dar) vmb hoep ic dat oer mit reichte geyne ander tocht schuldich en byn to maeken , .... Hier volgen tien onleesbare regels.
Item op dat tzweilfde punte da ynne mir der vurs. h. Henrich vurs. zusprecht. As hee oeuer mich schrijft, dat hee vp dat buys zo Wickeroide nyet komen en kunde, ich en moiste irste zagen dat id mir leit weer; darvp antwerden ich Isenbele vers. vur mich, dat ich des buys nyet geweldich en was, jnd eynchs des gedrengs van den we• domps brieue ind anderre brieue, der mir h. Hinrich vurs. zuspricht, des byn ich vnsehuldich ind blijuen des bij reichte. Alle dele auspraichen heren Heynrichs van Wickeroide VI, 3.
26
378 vurs. jnd antwerden mijn Isenbelen van Cudclstorp vurs., der blijuen ich Ysenbele vurs. reichtz ind gevoigs bij dem hogeboren durluchtichem fursten mijne Rouen goedigen herein, dein liertzougen van Gelre ind van Gulick vnd greue van Zutphen. In vrkunde mijns jngesegels Ysenbelen vurs. gegheuen in den jaren vnss Heren du gout dreyhundert vier ind nuyntzich vp Alrelieuen Heilgen anent. (31 Oct.). Het op papier gedrukte zegel in bruin was bijna geheel vergaan. Op den rug stond Ansprache van Wicheroide ind antworden heren Emonds dochter. Het antwoord van den heer van Wickeroide op deze aanspraak luidt als volgt: Dit is antworde, die ich Heinrych, here tho Wickrade, antwerde vp ansprake vrouwen Ysenbelen, heren Emonds dochter van Cudelsdorp, mijnre swegerse. Item in den yersten vp die scheidinge en konde, die Ii. Gaert van Nyuenheym, her Johan van Kenswylre, h. Werneer Buffel, ryttere, ouer mij schrijuen ende besegelen, daer vp antwerden ic Heinr. vurs., dat vp die scheidinge ende konde meer lude geweest sijn van beider sijden dan die drye ryttere vars., want daer ouer ende inne geweest sijn h. Johan van Bruchusen , h. Diderich van Moenmenten , h. Johan van Kessel , h. Mathijs van Kessel , ryttere, ende daer tyen of twelue guder lude van wapen geboren bouen die drye yerste ryttere vurs., ende segge daer omme vur mijn recht ende vur mijn antworde , so wes mij die vryenden ouer sechten van dierre scheidinge, dat wil ich doen ende des bin ich oerbudich , mer ich wilt bewisen ende b ij brengen myt heren Johans van Bruchusen, h. Diderich van Moemnenten, h. Johan van Kessel, h. Mathijs van Kessel, ryttere, ende mit tienen of tweluen gueder lode van wapen geboren, dat tho dierre tijt do dat gededingt goude siiin, meer ende anders gededingt wart dan sij ouer
379 mij schriuen, mer vanden brieuen, die sij tc Bierre tijt van mij krcech, die warden mij afgedrungen, eer ie te Wickerade op dat huys komen korde, ende dat gestach mij al te onrechte, dat ic bewisen wit mijt heren Emonds besegelden brieuen , da heer Werner Buffel een deel mede besegelt heft ende oie myt niontcledingen, welke bewisinge thobrenginghe, brieue ende vordedinge in eenre anderre cedulen beschreuen suelen staen. Item in den gersten daer mij vrouwe Ysenbeel vur zo spraket, als vander geredes haue die sij vercocht solde hebben ende des sij brieue heeft, daer vp segge ie Iíeinr, vurs. een antworde, dat ich des geldes vanden brieue een deel betaclt heft, als vander varender hauen, na gelope dat sych die beesten ende koien droech, mer .... guet dat daer vur varender haue gerekent wart, dat droech sich in mijn hiergewerde ende in mijn erftayle, dat mijn was na den lantrechte des landes van Gelre, dienen brief drang se mij aff dat ic en oer geuen most, eer le te Wickrade op dat huys komen konde ende al te onrecht, dat ic bewisen wil myt besegelden brieuen heren Ernonds, die sij mede gebeden heft te besegelen, beheldelich doch wij in al sulker montdedingen als mijn vrienden tot mijnre behoef thogesegt is vanden saken, welke montdedinge in eenre anderre cedule beschreuen sal staen. Item voert spreket mij vrouwe Ysebeel vors. tho, als van oren guede kommerlos laten te varen ende onder mij niet laten te kommeren, dar vp antworde ic lleinr. vurs., dat, so wat guede dat sij te Wickrade opten buys hadde, dat heft sij kommerlos ende onbekroent ewech gevuert daers oer genugede, ende dat heb ich ewech helpen vueren myt mijnen laden ende mijns selfs getouwe, ener so wes sij mij vorder tho spreket, des ben ic onschuldich. Item spreket mij vrouwe Ysenbeel vurs. tho, als vanden guede daer Layme van Kurley op sittet, dier antworden ic
Iieinr. vurs. vp ende segge, dat men dat guet halflende is ende eyii leen is joneker .... ics van Goterswic, dat leen heefft hij mij beleent vur eyn .... leen ende vur eyn vellich leen, dat eme vellich worden was ende te houe komen, ende dat wijl ich bewisen mit lijnen besegelden brieff, ende en geer des ...., meer off oer enych gebreke is totten gueden, dat sij mij anspreken anderre stat , d... men des gueds myt recht dedinge sal , daer wil ich gheuen ende .... mij dat recht toe wisen sal, want ic dat tho brengen .. jonch. Henries vors, leen is, als dat behoerlich is. Tot dus verre is het stuk behouden, zijnde daarvan het laatste gedeelte afgescheurd.
'20. VERGADERING. 16 NOVEMBER 1850. Bibliotheek. i4anspraak en Vordering van .Reinald, hertog van Gelder , tegen Gijsbert Piek, 1418. Bijdrage tot de Gesch. van het Geschutwezen, vervolg van bl. 338. Brief van Cornelis Weese aan Hogerbeets, 1618. Brief van Willens Pieterz. Haeses aan denzelven, 1618.
Bibliotheek. Ten geschenke ontvangen van den heer
E. Busscher te Gent. Etude des ètudes de mr. le baron de Reijfenberg sur les loges de Raphaël, par Edmond de Busscher. Gand, 1846. Notice sur l'abbaye de Saint Pierre a Gand, par le même.
Gand, 1847. Nouvelle Place de Saint Pierre ic Gand, plans de mr. Leclerc Bestiaux (extract des annales de la société royale
des beaux-arts et de littérature de Gand). Gand, 1848. Description du cortège historique des comtes de Flandre,
par Egmond de Busscher. Gand, 1849. Description du cortège historique des condo de Flandre,
par le même, avec plances. Gand, 1849.
881 Beschrijving van
den
historischen stoet der graven van
Flaenderen, naer het Fransch door denzelven , met eene plaet. Gent, 1849, Confrérie de Saint Georges a Gand , société de l'arbalète..
Gand, 1850. Les ruines de l'abbaye de Saint Bavon à Gand, par le
inême. Gand, 1850. Aanspraak en vordering van Reinald, hertog van Gelder, tegen Gijsbert Piek, 1418.
Dit is alsulke ansprake ende vorderingen als wijReynalt vander genaiden Goids, hertoge van Gup lich ende van Gelre ende greue van Zutphen, doin ende leggen an Gijsbert Pyeck onsen rait, also als wij beyde parthyen des gebleuen sijn an onsen lieuen nagen, raiden ende vrienden, mit namen, heren Johan Schelart van Obbendorp, onsen hoiff^ueister ende droissaert tot Montfort, heren Goedert van Roir, heren Otten van Asperen van Bueren, onsen amptman tot Saltboemel, in Bomelre ende Tielrewerden , ridder Alart soen to Buren, Gijsbert van Bronshorst, heer tot Bai tenborch ende tot Anholt , lIenrich , heer tot Wisch, onsen droissaert onss lands van Zutphen, Wilhelm , heer tot Wachtendonek ende ter Kaypen , Gijsbert van Mekeren, onsen oeuersten rentmeister onser lande van Gelre, Derich van Vlodorp onsen huyssmarchalck , Arnt te Boecope ende Gerit Cl...)page, gelijkerwijse als .... compromiss dair op gemaict cleerliken vytwijst. In den yrsten spreken wij den voirs. Gijsbert Pyecken toe , so woe hi ons aff beleent heeft 1) onse ampt van Beesde 4) hertog Reinald had in 1414 aan Gijsbert Piek , voor dc hem voorgeschotene 4,000 r, g. verpand de bediening van amptman van Iicesd en Renooi, Zie Nijhoff, Gedenkww, III, oorkonde N. 351
882 urnme eyn summe gelts, die hie ons dair op gedaen heeft, flair hie alle jaire aff geboert heeft hantgelt van ons, bynnen sulken tijden dat hie ons genoich schuldich was, des jammer nyet hie gedaen en soulde hebben, ende gesynnen dairomme ons van hoen gekeert ende gericht sullick bant• geit als hier bynnen den tijden van ons geboert heeft, ende oich gebetert (les hie ons dair an gebroickt heeft, dat wij achten op Urn aide schilde. Item then anderen male spreken wij den seluen Gijsbert toe, woe hie sich onderwonden haefft onser wiltbanen, als met namen, dat hie die ghene die ons treflaken gebroickt hadden an ende op onsen wiltbanen, ende oich die ghene die onse straten beroefft ende daerop geschint heeft, met namen, Wolter die Haze, buten onsen weten ende willen van den broicken heeft laiten slichten ende scheyden, des hie doch nyet gedaen en soulde hebben, want die aen lijff ende aen goet treften ende nye onse voirrentmeister, die oich inden seluer formen amptbrieue gehadt hebben als Gijsbert vurs. gehadt heeft, sich sulker trefliker aff scheydingen als van wiltbanen ende stratenroeuers onderwonden en hebben buten onsen weten off wille. Ende want dan die vurs. Gijsbert dese selue twe articulen des anderen punten onser anspraken gedaen heeft buten onsen weten ende tegen onsen wille als vurs is, ende oich ons toe achterdeell ende toe smaheit, so gesynnen wij van hoen ende heisschen ons sulken smaheit ende achterdeell ende onrecht gekeert, die wij nyet lijden en woulden omme IIIJm aide schilde. Item ten derden male spreken wij den seluen Gijsbert toe, dat Me geweltliken in onsen lande ende op onser vrijer straten geuangen heeft enen, geheiten Macharys, ende den noch geuangen helt, buten onsen oirloff, des ommer nyet sijn en soulde, ende meynen dat hie ons inden reep• ten dairomme vellich sij worden mit lijue ende mit goede,
383 gesynnen ende heissehen dairomme ons dat van hoen gericht. Item ten vierden male spreken wij Gijsbert vors, toe, dat hie ons nyet gerekent en heeft sullick geit als van crffkoep komen is , ende dat hie opgeboert heeft bynnen twe off drye jairen omme den trijnt der summen van VIc rijiische gulden off meir, ende gesynnen dairomme ons sulken geit als hie des van onser wegen opgeboert heeft, weder te richten ende oich keringe te doin van dien, des hie ons dair aen gebroickt heeft, omme dat hie des nyet gerekent en heeft, dat wij achten op Busent aide schilde. Item ten vijfften male spreken wij den seluen Gijsbert toe, dat hie die drye voeder wijns, die hie des jairs van onser wegen hadde, doe hie onse rentmeister was, van onsen wijnen die wij seine hadden , nyet genomen en heeft, aengesien dat der genoich dair lagen , ende ons oich der vele oeuerliepen, nier hie heeft die selue ten duersten gekocht ende hoger gerekent in sijnre rekeninge dan ons onse wijne stonden, die hij seluer van onser wegen gekoicht hadde, ende wij meynen dat hie sich billiker mit onsen wijnen hedde laiten genuegen dan hie anderen ten duersten copen soulde , ende gesynnen dairomme ons van hoen wedergekeert, als hie dair van gerekent heeft hoger dan ons onse wijne stonden, ende oich gebetert dat hie ons dair aen risdaen heeft, dat wij niet lijden en woulden omme vijf hondert aide schilde. Item ten seesten male spreken wij den seluen Gijsbert toe, so woe hie inden tij den, doe hie onse rentmeister was, Clais van Dierem ende Wolier sijuen soen omme broicken wille aen sijne hant hadde doin tasten tot onsen behoiff ende tot sijnre maning° off onss rentineisters hider tijt, ende want sij Gijsbert van Mokeren, nu ter fijt onse rentmeister, heeft gemaent yn te komen nac ynnehalt hofre gcloifden, ende sij niet gehalden en hebben, so seggen wij
884 dat ons Gijsbert Pyeck vurs. mit derseluer geloiften nyet bewart en heeft, ende oeuermitz hem versuympt sijn, gesynnen ende heisschen dairomme van hem ons sulke versumenisse gericht ende gekeert, die wij nyet lijden en woulden omme dusent aide schilde. Item ten souenden male spreken wij den seluen Gijsbert toe, so wie hie ons engheyne Claire bewijsinge noch rekenschap gedaen en heeft als van onsen wijnen , die tArnhem ende then Rosendaill opgeslagen ende gekelret worden inden tijden doe hie onse rentm.eister was, ende oich van ossen , vercken, speck ende anderen prouande aldair, dat sich hoge bij sijnen sijden gedragen heeft, ende gesynnen dairomme vanden seluen Gijsbert clair rekenschap ons te doen vanden seluen wijnen ende anderen prouanden vurs., als ons des van rechtz wegen noit is , ende oich dat versumenisse ons Bekeert, dat wij achten op vier hondert aide schilde. Item ten achten male spreken wij den seluen Gijsbert toe , als van vier mergen lands tot Beesde gelegen, der hie gebruyckt ende ons in sijnre rekenschap nyet clair bewijsinge gedaen en heeft , hoe off in wat maiten hie dair aen gekomen is , ende oich hae lange hie dat gehadt heeft off hallen sail , ende seggen dat hie ons dairaen the cort gedaen heeft also goit als twee hondert aide schilde, die wij ons van hem gesynnen gericht ende gekeert. Item ten negenden male spreken wij den seluen Gijsbert toe , woe hie een deell der gemeynten tot Beesde aen sijn buys angegrauen heeft ende doin granen buten onsen ende der gemeyten aldair verloff ende willen , ende seggen dat hie ons dair aen gevalt gedaen heeft, ende dairomme mit lijue ende goede veruallen is , dat wij heisschen ende gesynnen ons van hem gericht ende gekeert als ons des inden rechte noit is. Item then thienden male spreken wij Gijsbert voirs. toe,
385 dat hie sich dat gemall tot Beesde onderwonden heeft buten consent en wille der gheenre den dat toehoert, ende seggen dat hie ons dairaen gewalt gedaen heeft ende dairomme mit lijue ende mit goede veruallen is, dat wij hein schen ende gesynnen ons van hein gericht ende gekeert, als ons des inden rechten noit is. Item then elfften male spreken wij Gijsbert voirs. toe, so wie hie gesatt heeft enen tijgellauen op lant dat ons thyende schuldich is, ende heeft onsen thienden dair mede gemynret, des hie emmer nyet gedain en soulde hebben buten onsen wille, ende gesynnen dairomme van hem ons den der schaden belacht, na den wij dat bijbrengen ende den tijgellauen affgedaen , ende ons oich die gewalt gebetort, die wij nyet geleden woulden hebben omme duseut aide schilde. Item then twelfften male spreken wij den seleen Gijsbert toe, so woe hie hoirre drye geuangen hadde, die enen oploep hadde tegen sijnen oem, ende heeft die selue drye eyn oirvede aff gedrongen ende dair toe gehalden dat sij sijnen oem beteringe gedaen hebben , ende die selue drye dan dair nae quyt geschoulden sonder ons ennige broecken dair van geuordert off gerekent , als sich dat emmer geboert hedden, ende gesynnen dairomme ons noch die broesken gebetert ende die hoemoet van Gijsbert vurs, gekert, die wij nyet lijden en woulden omme twe dusent alle schilde. Item ten derthienden male spreken wij den seleen Gijsbert toe, so woe hie buten onsen wist ende wille in enen erffpacht voir VI malden roegen des jairs , Steucns Deus vytgedaen heeft den hoff then Passe, gelegen tot Oesterbeeck , dat onse vollschuldige goit is, ende want wij onsen dienst ende onsen recht, die men ons vanden guede schuldich is, dairmede verloren hebben, ende Gijsbert vurs. des oich nyet en heeft moigen doin nae ynhalt sijnre ampt•
386 briene, so seggen wij dat hie ons dair aen te cort gedaen heeft, ende gesynnen dairomme, dat hie sulken erfpacht affdoe ende dat seule guit wederotnme brenge tot sulken rechten als dat voir was, ende ons oich dat richte dat hie ons dairaen verkort heeft, dat wij achten op vier hou* dert schilde. Item then veerthienden male spreken wij den seluen Gijsbert toe, wie hie den Regulieren van Vtricht met gedrange aff gegolden heeft negenthien nobell des jairs in onsen lande gelegen , ende want dat tegen hoeren wille geschiet is, so seggen wij dat hie ons dairaen gewalt godamn heeft, die wij nyet lijden en woulden omme dusent aide schilden, ende gesynnen ons die van hem gekeert. Item then vijffthienden male spreken wij Gijsbert vurs. toe, so wie hie hider tijt, doe hie onse rentmeister was, tot Tiell eendeell haueren gekoft heeft off doen copen op den duerten penninck, boeuen dien dat hie ons geit schul, dich was ende haueren genoich Bair liggen hadden van onsen renten ende pachten, ende seggen dat hie ons mogeliker onse hauer, die wij dair liggende hadden, gesant helde dan hie ons ander op den duersten penninck dede copen ende opdragen, gesynnen dairomme vanden seluen Gijsbert, dat hie ons richte so wat ons dat geschadet heeft, nae den wij dat bijbrengen ende oick beter, des hie ons dairaen verkort heeft, dat wij achten op liondert aide schilde. Item then seesstienden ende Iesten male spreken wij den seluen Gijsbert toe, woe hie ons gerekent heeft veergeit, costgelt ende teringe, als hie tot Beesde ende thugs gereden is, sijnss sells saicken ende orber geschaft ende gedaen heeft, ende oich als wij then Rosendalc geweest sijs, so heeft hie enen off two sijnre knechten aldair lai. ten leggen , wie wale hie t Arnhem was, ende heeft mit sijnen porden oase hauer gevoedert code ons sijne ende
887 sijnre knechte ende perde cost ende quitinge gerekent, des hie billich nyet gedaen en soulde hebben, ende ge. synnen dairomme , dat hie ons kere wes hie ons des ge• rekent heeft, ende oich richte dat hie ons dairaen verkort heeft, dat wij achten op vijffhondert aide schilde. Alle dese vurs. punten blijuen wij hertoge voirs. recht bij v den voirs. onsen maigen, raiden ende vrienden, ge• lijch ghi mit namen voirgenoempt stait, ons op die seine punten recht te spreken, also als wij ende Gijsbert voirs. des gebleven lijn, ende v gekoren hebben recht dairop to spreken nae onser anspraken ende sijnre antworden , gelijkerwijs als dat compromiss dairop gemaickt cleerlicken vytwijst. In oirkonde onss segels hir bynnen aen eynde de geschreichs gedruckt jnden jairen onss Heren dusent vierhondert ende achtien, des godesdaige op Sente Andreas dach apostoli 1). Het op papier gedrukt groot zegel in rood was, grootendeels vergaan.
Bijdrage tot de geschiedenis van het schutwezen. Vervolg van bl. 338. Schutmeesters rekening van Sweder de Voecht , 1480. Item opten eersten somerdach jnder Vasten worden geleent den here van Montfoird , bij beueel der ouersten out ende nye, VJ haecbussen mit hoeren XIJ lode ende die lootforme, L pont kniperuyts ende LXX1IJi pont haecbus1) Het antwoord van Gijsbert Pick op deze vordering , is niet onder de papieren van Buren gevonden. Het schijnt dat hij daarna in de gunst des hertogs werd hersteld , want hij verzegelde mede het vcrbond, tusschen hertog Jan van Beijeren en den hertog van Gelder, te Utrecht den 3 Junij 4 419 gesloten , terwijl de hertog den 29 Sept. 4420 de pandverschrijving op het ambt van Becsd en Renooi , ten zijnen behoeve , met 600 r. g. verhoogde , en hem op denzelfden dag met Benige goederen en tienden aldaar ten regten manleen begiftigde, iie Nijhoff, Gecicnkw. Ill , oorkonde N°. 385 en N. 397-399.
388 cruyt, ende omen doe gheen haecbuscruyt en had, so gaff ic Peter Victoirs, soe by der stat die LXXIIJ2 pont haecbuscruyt vercofte, voir ele pont V stuuer, maect dat gecofte cruyt XCI V; XVIJ sc., VJ d. Item gegeuen om IJ tonneken , dair men dat cruyt in dede, tsamen VIJ stuwers, naaect J V, XV st. Item gegeuen meister Jan van IIJ formen te maken tloot in te gieten totter slange, ende een forme tot haecbuscloten, van elke forme IIIJ stuuers, maect IIIJ V. Item gegeuen meister Cornelis van IIIJ formen te maken haecbussen in te gieten, van ele stuc IIIJ stuuers, maect IIIJ V, Item gegeuen bij Geryt, de bussenscieter, om IJ c ende XIJ pont loots cloten aff te gieten, tsamen om IIIJ2 rijnsg ul., maect XXIJ V , X sc. Item gegeuen Geryt, de bussenscieter, van cloten te gyeten groet ende cleyn , VJ V. Item gegeuen Geryt voirs. van dat hij die slange IIJ reysen gestoten heeft ende die bussen gestelt, ende van spijckeren dair toe gebesicht, te samen VI ti. Item noch Geryt gegeuen van manden biden bussen, proppen ende cloten in te leggen , ende vande bussen te hemelen IIJ V. Item gegeuen Geryt voirs. van dat hij mit IIJ knechten IIIJ dagen lang zweuell ende zalpeter gestoten heeft ende Geryt had sdages J V ende die knechts eies dages V er., maect XI , X sc. Item noch gegeuen bij Geryt voirs. van zalpeter, zweuell ende colen te breken , op een olymuelen cruyt aff te maken XIJ stuuers, maect IIJ . Item gegeuen Geryt voirs. van dat hij XV dagen lang cruyt gemaect heeft, elcs dages J V, maect XV 4 . Item ter seluen tijt hebben hem geholpen Joost die pijnre XIIJ dagen, meister Jan XJ dage ende Jan Hemariess. IX
:89 dage , ende hadden elcx sdages V er., maect XX , XIJ s. VJ d. Item gegeuen om bernden wijn tottet bussecruyt XIIIJ stuuers ende om solen IIJ stuuers, meet IIIJ , V s. Item gegeuen Andries Aerntss. van XLI Backen te maken , haecbuscruyt in te doen, van cle stuc IJ stuuers, maect XX 6, X sc. Item gegeuen Henric Aelberts bij Gerit , die bussenscieter, so hij wt beueell des overster had laten maken twee nye lichten , elcs mit een nye tussen van elc stuc XV stuuers, ende noch van twee voerkamers mitten stroppen in den ryngen, dat stuc VIIJ stuuers, maect te samen XJ 4 X s. Item gegeuen bij Geryt voirs. voer een groet block totten bussen IJ rijns gul. ende XV st., maect XIIJ ', XV s. Item gegeuen mijn vrou van Outwijc bij Willem Euertss. ende Geryt voirs. om een grote wilge, bloke aff te maken die bussen tegen de stuenen IJ rijns gul., maken X . Item gegeuen van XXIJ haecbussen root te weruen mitter stat wapen, van ele IJ stuuers, inaect XI . Item gegeuen vant grote scrift te scriuen bonen der gilden bussen opter oudermauhuys IJ st., maect X sc. Item gegeuen Geryt, de bussenscieter, van haecbuscruyt dat hij leuerde tot bussen mede te bescieten, V st., maict Jc,Vsc. Item Geryt voirs. IIJ dage haecbussen bescoten , IIJ . Item gegeuen Lambert van maten tot haecbussen, I gb. Item geleuert Willem Euerts V2 wagenschot, elcs mit eenre suede ande haecbustralyen op raethuys ende oudermanhuys, els stuc IIIJ st., maect V , X sc. Item geleuert inder Snijdertoirn, dairmen dat bussencruyt in maect enz. Item gegeuen bij Willam Euerts om een hout, een busse in te leggen, XXV stuuers, ende noch om een hout tot
SO o enen slotell after aen con busre VIJa st., ende noch om een plaet aen die selue busse VIJ st., maect IX V, XVIJ s., VJ d. Item noch gelcuert Willem Evers soen een eynde van cellen bale , om een busse in te Ioggen, XV st., maect IIJ V,XVs. Item noch meister Aelbert gelladt een truffel! luit enen knecht IIJ- dach jnden toirn bij sinte Katrinen poirt om dien te reforinieren, bussencruyt in te maken, maect V V,Vs. Schutmeesters rekening van Zwedcr de Voecht, 1481. Item gccoft, wt beveelt der ouersten, tegen Geryt Bontmaker jndie Baekerstege IJ m pijn, elc dusent om VIJ r. gul., maect LX gegeuen van IJ baneken bussen op te schieten, van die ene bane XXV stuwers, ende van die ander bane VIJ stoters, maect te samen X V, XIJ s., VJ d. Item gegeuen, bij beueel des oversten, op IJ slangen bij Gijsbert Ponskenss ende Jan die Witten, VJ r. gul., maken XXX.t . Item gegeuen Geryt, die bussenscieter, van dat hij IIIJ' Al
dach Ioden clote goot, eies dages J , maect IIIJ V, X a Item gegeuen nleyster Cornelis van VJ formen te maken bussen cloete in te gieten, van cic stuc J V, maect VJ V. Item XIJ pont Toets op Hasenberch gebesicht , haecken mede in te gieten, Bair af V* st., maect J V, VIJ s., VJ d. Item geg. enen knecht die tloct van den loten sneet, IJ philips, maect VIIJ s., IIIJ d. Item gegeuen Andries, die tasscheinaker, van XXIITJ buserwt zacken te maken, van elken zac IJ stuuers, ende van XXIITJ ryemerl totten seluen zacken te leveren, VIJ stuuers, maect te samen XIIJ 1, XV s. Item gegeuen Godert inden Ram van VIJ dagen busse-
39 1 erwt te maken, Iles dages enen ststcr, macct IIIJ g , VIJ 8., VJ d. Item gegeuen bij Pieter Victoirss van XVIJ z quaerte w ijnedycs tot busscncrwt, van elke quaert enen stuuer, macct IIIJ VIJ s , VJ d. Item noch gehadt acm en Ps taec wijnedics om IJ r. gul. ende XIV stuuers , maect VIIIJ V, XV s. Item gegeuen Loeff Humans ende Wiliam Wouterss. bij Geryt, die bussenscieter, van XXVJ coeyn cofferkeiis te maken bussencrwt in te doen, van ele stuc XV wit, maect VIII ^b, IJ s., VJ d. Item noch gehadt 4- vat wijnedicx tvat om IIIJ r. gull. Item gegeuein om colen dair men busscncrwt bij maecte, ene stuuer, maect V s. Item gegeuen van IJ scoen vederen an een slang te maken, I1J st., maect XV s. Item gegeuen van X scaepsvellen dair men bussecrwt in droech, doe men voer die Eem lach , XIJ st., maeet IIJ Item geg. Peter die stoeldreyer van proppen tot bus. sen te dreyen , IJ r. gul., maken X q& Item geg. lIenric Claess die Smit van bouten (llseren) tot bussen te vermaken IIJ shiners, maken XV s.
i.
Schutmeesters rek. Egbert Rutgersz., 1482. Item geg. Dire Janss., die dreyer, bij Sweder die Voecht van VJc proppen te maken, van ele hondert IIIJ st., maect VJ V. Item geg. Dirck voirs. van vijftich grote proppen te maken, X st., maken IJ g , X s. Zeven tonnen salpeter werden te Deventer van Claes die Quade gekocht, en door de schots van den hertog van Kleef tot Amersfoort toe geveiligd. Item geg. Ilenric was van dat hij dat wijnaes vernmeete
392 inder stat toerti daer men dat bussencrwt mede ruert, IJs st., maect XIJ s., VJ d. Item gegeuen van XXIIIJ lederen zacken mn bussencrwt mede int heer te dragen, te samen IIIJ r. g., XVJ st., maect XXIIIJ R. Item geg. Geryt Lam van dat hij yip' tonnen mit crest ende mit pijll mit sijnen wagen totten cameraer vuerde. Item gewrocht mit IJ knechten an die mathalen bussen enz. XV . Item geg. om TIJ stijlen dair men die busstellen mede vermaecte, XI st., m. IJ V, XV s. Item geg. om IJ lange veuren planeken tot IJ laden an een stelbus, VIJ st. in. J V, XVIJ s., VJ d. Item geg. om een eynde van een bloc van XXIJj voet lang ende wart doer gesneden totter stel an die slange J2 r. g., in. VIJV,Xs. Item gog. om een as tot een busstel VIIJ voet lang IIJ st., m. XV s. Item geg. om IJ rasters ende worden doergesneden busstellen mede te beschieten , VJ st., m. J 4, X s. Item geg. om een eynde van enen bale van X voeten dair men een corte bus in leyde, XXV st. maect VJ V, V s. Item geg. van een nedereynde van enen bale tot een steil ass , een courtou op te leggen VIIJ st., maect IJ V. Item geg. om IJ stuc houts, die men bonen op tie toerne leyde tot buss steuningen , VIJ} st., in. J V, XVIJ s., VJ d. Item om een hout, ende legt op enen toera after sinte Seruaes, om een busse op te stellen, X st., maect IJ V, X s. Item geg. om een eynde van enen bale XVIJ voet lang tot pael after die bussen, XVIJ st., m. IIIJ , V s. Item geg. oiu enen groten bale , daer af gesaget worden IIIJ pael tot stueningen after die grote busse , IJ r. gul. ende J oirt, in. XI V, V s. Item geg. om enen groten bale tottie stueninge vander
393 grote bussen ende daer se op gelegert was voir IJsselsteyn, die welke lang was XXVII4 voet , cost HUI r. g. Item geg. om V grote platen, daer die bussen op gelegert
waeren , elc IJ voet breet, voir elc stuc X st. , m. XIJ , X s. Item noch om IJ grote platen daer men die bussen op leyde, ende waeren elc XIIIJ voet lang, tsamen gecoft om XV st., in. IIJ V, XV s. Item geg. van een groet popeboem block , dair die busse tegen steunden, IJ r. g., in. X V. Item geg. om een barkeell, dair die kartouwen tegen stuenden , J k r. g., m. VJ V, X s. Item geg. om V eycken paell after an dat karbeell tottie stueninge, voir elc stuc IIIJ st., maect V. V. Item geg. om een ass onder een steil van die slange ende een stuk hout, daer een mathalen busse in gelegt was enz. It. van een slot mit IJ hansselen an een vat , dair men crwt in slwt, VIIJ st., maect IJ. Item van J m ijzeren terningen in haecbuseloten te gieten XV stuuers , maect IIJ , XV s., van hondert terningen, die men in serpentyenen Bloten goet, XXVIJ pont wegens, te samen omn XVIJ1 st., maect IIIJ ^b , VIJ s., VJ d. Item van een roll all om te beslaen , dair men bussencrwt mede maecte VJ st., maect J V, X s. Item van IJ bande an een slot mit een oueruall gemaect an een soutvat, dair men crwt in draecht, VJ st., m. J , X s. Item noch van hondert groter terningen te maken, in slangen loet te gieten X st., maect IJ s., X s., noch van een hondert terningen, die men in slangen loet goet, ende woegen XXVIJ 4, XVIJ st., m. IIIJ V, V s. Item geg. van IJ nye hangende slote an die Bartouwen, dair men die laetgate mede sloot X st., maect IJ V, X s. VI. J.
26
894 Item van een ijzer , dair men der stat bussencrwt mede roert inden toirne IIJ st., m. XV s. Item van
HU
bande te maken an die stampers van den
crude mit enen slotell te samen XV s. Item van een grvndelslot dat men een een kerre negelde dair die statbussen op leggen , V st., in. J
, X s.
Item noch IJ m terningen in haecbuss loden, van elc dusent XV s., m. VIJ 4, X s. Het wtgeven van pijll ende crwt bedroeg in dit jaar 4,648 , 8 s., 4
d., als:
20,000 Pijlsca fte, de 1,000 à 8 r. g., 10 st. 11,000 pil jsers, de 1,000 à 8 r. g., 15 à 16 st. 8,000 dop, de
1,000 á 4 r. g., 16$ st., 6 d. (1 st., 1 oort -- 81 wit). 400 werpijl, de 100 à 18 st, 400 vuerpipsca f te, de 200 18 st. en 181 st. Voorts 120 i knipkrwts voor 6 st.
A
het . 210 groff cruyts
a6
st. het . 226 groff °
k.rwts en 24 1nipkrwts à 4 st., 8 oirt het . Nog ge-
kocht bij Claes Ketelaer 1,122 ' salpeters, 100 g. Bij Claes de Quade van Deventer 2,072
á 14 r.
om 16 r. g.
tie 100 . Van den pater van Boemell nog 875
a 17
en 58 g. de 100 '. 42 l houtskolen á 2 st. het wijnedics tot buserwt , de kan 2 st., 1 oort. kannen
F.
Item geg. van IIiJ scinckele te vermaken in die grote busstellen , te samen .11- r. g. Item van LXVJ
ijserwerck an banden , bouten ende
spijckeren an die grote kartouwen, elc pont VIIJ wit. Item van IIJ der stat bussen te verbynden ende in an . -derlantg,soiewctnar, i'J r. g. Item van een ijzer, dair een onse stat bussen op steende, ende waech XV '4?), X s. Items van een slange te verbynden mit p ijen banden ende bouten , te samen VIJ r. g. Item van een rinck mit tween ogen , daer een der stat
295 bussen op steent, op een stel ende waech XXV , IIIJ st., IIJ s., IIIJ d. Item van een veter mit een pin om een busse. Item van een karton te verbynden, an banden, bouten ende spijckeren LXXXVIIJ i, wegens XIIIJ , XIIJ s., IIIJ cl. Item van een earner van een bus te vermaken VJ. st. Item geg. van een schiuckell opt stel, dair die grote slange op legt enz. Item van een kussen, dair die earner van die slange tegen stuent , ende wcech XI , J , IV s. VIIJ d. Item vander stat mathalen buss te verbynden, van banden, bouten ende spijckeren te samen VJ r. g. Item van een ijzeren busse te verbynden , die in twee gescoten was, XIJ st. Item van een mathalen bus te verbynden opten steil VIIJ s. Item van IIJ stampers te beslaen, dair men dat buserwt mede maeet, IIIJ st. Schutmeesters rekening van Egbert Rutgersz, 1484. Item geg. oma VIIJ C pijlscafte, IJ r. gul. en IIIJ stuuer, maect XI fib. Item gegeuen Claes Dag, die bussenscieter van Wijc, bij meister Jan op Sinte Mathijs auont, om XXXIIIJ pont kniperwts; ende om XLV haecbuscrwt, voer elc pont 11,14 s. ende J oirt, maect XLIJ , XVIJ., IIJ d. Item meyster Jan, der stat bussen scieter, van dat hij der stat gedient hadde inder Vasten, V dage, dair aff V . Item meyster Jan , den busseschieter , van dat hij der stat haecbussen proefde in die weke na Sinte Victor, IJ dage, maect 1J. Item geg. Ilenric van Boecholt, den bussenscieter , van
26*
896 een haecbusse te maken ende IIJ cameren totter stat stelbussen mit een kantijzer, te samen mitten wegegelt V, VLIJ S., J d. Item gegeuen Dire Zass, dat hij verleyt hadde van X lederen zacken , flair men erwt in moet dragen totten haec• bussen, te samen IJ 4, X s. Item geg, meyster Jan, der stat bussenscieter, bij beuell der ouersten, so hij dat verdient hadde voir lijn leen, enen aff LIJ c, X s. Item geg. Henric die snuit inde Noede, van IJ der stat cameren te vermaken , van den stelbussen IJ lvnsen mit IJ scheren, te samen IJ
, XVIJ s., VJ d.
Item geg. Margriet Beer, Ottens dochter, om XVJ pont ende J vierendeell kniperwts, voir els pont III,fl stuuer. Item geg. Rutger van Weelden, om LX pont Toets, bus. cloten totten serpenten aff te gieten Já r. g. Item geg. die stuit in die Potterstraet, om IJfc pijllijsers , XVIIJ st., maect IIIJ
, X s.
Item geg. om een nye heerpan XX stuuers, maect V R. Schutmeesters rekening van Egbert Rutgersz., 1485. Item gegeuen Aryaen Woutersz., van dat hij mit IIIJ geerden opter stat wagen die IJ grote bussen vuerde an die muer besijden Sinte Katrinen poirte, IIIJ V. Schutmeesters rekening van denzelven, 1486. Item gegeuen enen knecht van VIIJ c pip te halen enen er., maect IJ s., VJ d. Item om enen tack mit XJ pont kniperwts, van els pont IJI st. Item geg. van IIJ bussloten wt den borchwall te halen, IIJ st.
391 Schutmeesters rekening van denzelven, 1487. Item gegeuen Pell, Henric Prangen knecht, den bus= senscieter, van dat hij in de weec van Sunte Gall die VIIJ haecbussen bescoet ende ander reesscap toe maecte, te samen J R. Item gegeuen Dirc Huges van een ton pijllscaft te ijzeren onser stat toebehoerende, XZ st. Item Rutger v. Weelden XVJ pont loots enz, ende haecbusloden off te gieten. Item geg. om een ijseren scheer, dair men die haecbusse loden mede van een snijt, enen stuuer, maect V s. Item geg. Jan Rutgersz., van een C haecbusloden te gieten ende toe te maken ende te effenen , IIJ st., J oort, maect XVJ s., IlJ d. Item gegeuen een ruter om een sack cruyt ende woech XI R, van elc 1 IIIJz st., maect XIJ , VIJ s., VJ d. Item geg. van een tonne pijll int raethuys te brengen J s. Item geg. enen jongen van IJ haecbussen scragen optie Plaets te dragen J s. Item geg. Geryt Vander Hem den smit inde Potterstraet, van Z m pijlijsers te maken tegen Lichtmisse, XXXV st., maect VIIJ ib , XV s. Item Dire Willemsz. den toern scoen te maken, dair men der stat bussencruyt in maect, X s. Item geg. Gijsbert Wijnens te Amerfoirde, jade weke voir Lichtwisse, om 2m pijlijsers, XXXIJx st., maect VIIJ R, IJ s., VJ d. Item geg. Dirc Huges, die kistemaker, van een dusent pijlen te ijseren, X st., maect IJ , X s. Item Godert Gelisz., van VLIJ (ijzeren) stempelt inder stat haecbussen, ende die bussen scoen te maken, te samen XII s., maken IIJ R.
898 Item hem geg. van IJ ijseren bouten inden scragen gei steken, dair men die haecbussen op stiet,
enz., XV s.
Schutmeesters rekening van denzelven, 1488. Vant wtgeuen van cruyt ende pijl tot Wageningen , ge• seynt dat men den heer van IJselsteyn weder corten zei als voer int opboeren getuert is. Item geg. Steuen, onser stalt boey , dat by coft van Rijnsche Peter tot Amsterdam , ende ick voert tot Wageningen seynden, XLVJá pont knyperuyt, ellic pont omn ses stuuers , beloopt XIJ r. g., XV s., maict LXVIJ C, XV s. Item geg. den seluen Rijnsche Peter, tint beueel mijn ouerste, noch dat ick tot Wageningen seyndè om LXXX pont grof buscruyt, elc pont vijff stuuers min een oert , beloept XIX r. g., maect XCV . Item noch om een ton pijl , die ick tot Wageningen seynde tot beveel den ouersten , ses r. g., maect XXX q, Item geg. van dit voirs. cruyt en pijl , in tween tonnen tot Renen te voeren ende voert te bestellen tot Wageningen op een ker , XVIJ st., maect IIIJ , XV s. Item gegeuen van een ton tot den pijl XV s. Item geg. denseluen Rijnsche Peter, om XLIIJ pont salpeter dat gefineert was, behielt die stat aen hennseluen , elck pont vijf st. , beloept X r. g. , XV s., maect LIIJ, XV s. Item geg. Peter Victersz., om XXVIJ pont knyperuyt, soeuen r. g., maect XXXV s. Item geg. om LXXX pont Toets , haeckbussen loey aff te gieten , IJ r. g., XVJ s., maict XIIIJ s. Item geg, Rijnsche Peter tot Amsterdam, om LX pont salpeter, XV r. g., maect LXXV 4i. Item geg. Geryt de Roey , om drie scottelen ende drie vloegelen tot den buscruyt af te maken, H s., maect VIJ s., VJ d.
3JD Item geg. Peter Victersz., om vijf hondert pijl min eet vierendeel , IJ r, g., XV s., maect XIIIJ V., V s. Item geg. die cuyper, om een ton , daer men der stat pijl in sette, IJ; st., maect XIJ s., VJ d. Item geg. om een besein ende een vierendeel pont oly die men besichden inden teers, daer men dat buscruyt in maect, IJ s., VJ d. Item geg. om XIIIJ pont zweuels tot buscruyt af te maken, elck pont enen st. Item geg. Jan van Hees, die steenhouwer, am twee haeckbus vormen te maken , IJ V. Item geg. Jelis van Weert , van een scherm te maken vinder stadt hout , den haeckbussen in te leggen , IJ V, X s. Item Jan Rutgersz.. die tinnegieter , van 1J c haecbus. sen loey te gieten , te samen op te reijen , IJ
, X s.
Item geg. Peter Victersz. , van dat hij VIIJ dach der stat buscruyt heeft gemaect van onser stof , eiken dach een V, beloipt IIJ. Item geg. om een soef(sic) te vermaken tot den buscruyt mede te maken , IJ s., VJ d. Item geg. Jab Rutgers , die tinnegieter, van dat hij op Sunte Lucien auont gegoten heeft XXV serpentyn loey ende IJ. haecbusloey , tsamen J , V s. Item geg. den timmerlude ende die pijlmaker om byer, V s. Item geg. enen st., van twee ton pijl op dat raethuys te brengen, V s. Item geg. Barbaren die mandemaecster , om XIJ manden , pijl in te dragen , tstuck IX wit. Item geg. Dirck llugensz., VIIJ laeijen, buscruyt in te dragen , tstuck V s. Item geg. om IIJ - c worsten van gaern gewonden , elck hondert rJ pont. Item Dirck llugensz,, om een half honderd pijl scaft IIIJ s., maect J,
.400 Item geg. Adryaen van Willigensz., dat hij gedragen heeft die manden laeijen mit pil en crust XV wit, maect VJ s., Ill d. Item geg. Jacob, die maelre bij den Duytschenhuys, dat hij der stat een seyl geleent heeft daer men buscruyt op droeehden IIIJ st., maect J. Item geg. om twee tonnen pijl , XVJ r. g., maect LXXX 4. Item geg. Gelis van Weert , Vander stadts haeckbussen te bescieten, V s. Item Ewout Rutgersz., van een busstel te maken, IIJ daich , beloept IIJ V. Item geg. om een grote sper dair men inder scepen tamer die bogen aen hangen sel, Jz st., maect VIJ , X s. Item geg. om een eynd balck, dair men een bus in leggen sel, te maken van X st., maect IJ , X s. Item geg. Gijsbert, om een stijl tot een as in een busstel. Schutmeesters rekening van denzelven , 1489. Item gegeuen Cornelis Pouwelsz., die backer, om XXXIX1 pont knipbuscruyt, elck pont V stuwers.
. Item gescent den gesellen jnt gasthuys tSunte Katrijnen, doe men die bus wt want vander statwegen , V s. Item Dirck van Hasselt, die scipper, om twee haecbussen bij Hendrick, die meter, V rijns. g., maect XXV ub. Item Wijnant Geritsz., dat hij die groete bussen wtwant ende voert in Sinte Katrijnen gasthuys, die raet hem aenbestaet om twee r. g., maect X 4i?,. Item Wijnant voirs., alsoe hein sijn reepen ontwee gestoten worden, ende die hoefd dairmen doer want, ende die bussen mit sijn touwen ende reepen, dair af hem die raet toegescict heeft, Ill r. g., maect XV 41 . Item geg. Jacob Aelbertsz., die timmerman, van dat wt Sunte Katrijnen gasthuys ouerliep ende sloech die touwen
401 aen die groete bussen dair hij sijn lijf om auontuerde J4 r. g., maect VIJ , X s. Item geg. Matijs de Wit , om IJc pijl , XXXIJ stuwers. Item geg. Peter Victersz., van IIIJ daech cruyt te maken, IIIJ
.
F Item geg. Dirck Hugens ende Gerit Willemsz., die stuit
om een dusent pijl scaft ende om de ijzers, tsamen VLIJ r, g., maect XL . Item geg. Gijsbert Thomasz., die tinnegieter van IJ e haee. bus loey te gieten, IIJ s., maect XV s. Item geg. den snit, wt beveel der ouersten , doe hij die haecbussen leverde , den gesellen te verdrinckeu , V s. Item geg. Anthenis van Hoef, om XLV pont salpeter, ende vander vracht van Deuenter tot Utrecht te brengen, tsarnen XXXV r. g. en XIX s., maect LLIX V, XV s. Item geg. Claes Victersz., die busscieter, van XIIIJS dach dat hij der stat gedieiit heeft in die Vasten , aen den bussen scoen te maken ende cruyt gemaect, beloept IJ r. g, XVIIJ s., maect XIIIJ , X s. Item geg. Jan Rynckhouwer, borger tot Campers, opten saterdach na Sunte Pancraes ende Sunte Seruaesdach om, VIJ G ende LIIJ2 pont salpeter, ele hondert om XIIIJ gouden r. g., beloept tsamen IJ cXXXVIJ r. g. en VJ st. current, maect XJ CLXXXVJ C . X s. Item geg. van dat cruyt ende salpeter te wegen, dat mijn jonckcr van Culenborch der stadt geleent had, ende die tonnen weder te bynden , jn ende wtgeleuert, tsamen VIIJ s., maect IJ V. Item geg. Claes Victersz., dat hij der stat haeckbussen om der stadt bescoet op Sunte Michiels auont mit eieen knecht, vijf st., maect J 4i , V. s. Item geg. Claes Victersz., die busschieter, dat hij in die weeck na Sante Jacob IJs dach de stadt cruyt maecten, tsamen IJ W, X s.
402 Item geg. hem van enen dach dat hij drie tonnen salpeter ontfenck en op dat raethuys holp brenghen , I S. Item geg. hen dat hij ses daech lanck cruyt maicten ende twee daech dat cruyt op droechden , tsamen XXXIJ s. , maect VIIJ .
Item geg. hen. dat hij des stat haecbussen al bescoet, J . Item geg. Peter Victorsz., dat hij van Lichtmis voert tot in die Vasten der stadt buscruyt heeft helpen maken, XXIX dach, eiken dach een pont. Item geg. hein om L colen tot den buscryt af te maken , tsamen IIJ r. g., IJ l s. Item geg. Gerit Loefsz., om twee laeyen buscruyt in te dragen, V st., maect J , V s. Item geg. Rycout Lubbertsz., dat hij den odermans liet weten dat sij cruyt halen souden tot der gildenbussen, tsamen V s. Item gegeuen van XIS pijlijser, elc hondert VIIJ s., om XIc pijlscaft , elck hondert VIIJ s. Item van drie manden pijl in dat raethuys te dragen, V s. Item geg. van X pont buscruyts IJ r. g. Item van vijff laeyen buscruyt jn te draghen XIJz s. Item geg. Ot van Moers, borgher tot Colen, om IIIJ c en LXXVIIJ pont salpeters dat hij der stadt geleuert heeft in die waech , elck hondert gecoft om XVIJ gouden r. g. of XLV s. dairvoir, beloip tsamen C ende LXXXIJ r. g. current ende XVIJ s., J oirt, maect IXCXIIIJ , VJ s.,
IIJ d. Item geg. Anthonis van Hoeff, van wegen der stat van Deuenter van IJS ende XLIJ pont salpeters , elck hondert om XIJ g. r. g., tsamen LXXVIIJ r. g. current en XV s., inaect IIJ^XCIIJ, XV s. Item geg. van vier buscloeten die gevonden worden after die Louwers ende int raethuys te brengen , tsamen J .
403 Item geg. Hendrik Delflant, dat hij sdages na Sunte Herten der stat pijl ende cruyt droech inden wecken, V s. Item om VIIJ manden op Sinte Lysbettdach pijl in te dragen, vijf stuuer, maect J g , V s. Item geg. Geryt de Roey, om vijf houten scottelen salpeter ende cruyt op die poert mede te sceppen, V s. Item geg. op Sunte Ly sbettendach , om een dusent pijlijser, IIIJ r. g., V st., ende om een dusent pijlscaft, IIIJ r. g. Item geg. Claes, die husscieter tot Wijck, om vijftich pont sweuels gestoten tsamen tot buscruyt, IJ r. g,, X s., XIJ 5i, Xs. Item geg. Jan Brant, om IIJ m ende VJc pijl, elck Busent gecoft van hem om drie gouden r. g., af XLV st. voer den gulden — XXIIIJ r. g. , VJ s. -- CXXJ C , X s. Item geg, een half dusent pijlscaft, X . , en dito pijlijser, twee r. g., X R. Item geg. van makelady van drie ton pill, VJ s,, IIJ d. Item geg. Anthonus van Hoeff, alsoe hij der stalt salpeter gecoft had tot omtrent IIIJ pont, ende die gouden rijns gulden meer wtbrochten tot Deuenter naden paeyement dan binnen Vtrecht, daer af betaelt vijff r. g., XXV g. Item geg, Goeyert Willemsz,, om drie mouwen, buscruyt in te dragen , IIJ , X s. Item geg. Claes , die boutmaker , dat hij anderhaluen dash buscruyt hulp maken, VJ s. Item geg. die cuper bij Sunte Katrijnen poert, van die tonnen te verbodemen ende van een half pont olyen tot den wijndaes vanden buscruyt, tsamen J R. Item geg. Willem van Noert, die backer , om een hambus , IIJ r. g., XV R. Item geg. Geryt de Roey aen den Steenwech, om twee
404 houten scottelen ende drie vlogelen , tot den buscruyt mede in te doen, tsamen VJ s. Item geg. om vier stuck houts tot dat scherm van die groete bus ende tot pad, VIJ r. g. -- XXXV . Item vals vijff balcken tot dat scerm vander bussen XJ r. g. — LVIJ , X 5. Item geg. om twee balcken ende om een tort hout tot die stelling vander groter bussen, IIJ r. g., V s. -- XXJ ,, V s. Item geg. om een willigen stuenblock after die groete bussen te leggen , XX s. -- V V. Item om twee kercksperren, die men aen die groete bus, sen besiehde, doe men se int gasthuys want, IIIJ s. -- J 4. Item gegeuen Peter Janss., dat hij gemaect heeft die dillen ende die crammer' tot dat groete scerm tot die groete bussen , twee r. g., X V. Item om XVJ3 pont aen groete spijker ende vier pont aen ijsoren bouten tot die stermen vanden bussen, eielf pont enen st., V
IJ s., VJ d.
Schutmeesters rekening van denzelven , 1490. Item geg. Clais Victersz., die busscieter, dat hij op Sunte Gregorius dach der stadt haecbussen ende anders bescoet, J V. Item geg. Clais voirs., dat hij vijf daich lanck buscruyt maicten, eiken dach een pont. Item Dirck Willemsz. geg., dat hij Clais holp cruyt maken, IJZ dach, beloept IJ
, X s.
Item geg. Peter Victersz., C pont salpeters, buscruyt af te maken, XVJ r. g., V st., maect LXXXJ
a,
V s.
Item geg. Jan, die sloetmaker, van VIIJ siuetelen te maken tot die laeijen cruyt in te doen enz. Item geg. van VIJ laeijen buscruyt in te doen, hadden
405 die ouersten , tsamen om XJ s. en VIIJ wit -- IJ , X.VIIJ s , I HJ d. Item geg. Goeyert die smit, om een dusent pijlijser, IJ r. g., IJ Z st., maect X ' , XIJ s., VJ d. Item geg. Ot van Moers; om IIIJ c ende LXIIJ pont salpeters, Blek hondert gecoft om XIJ gouden r. g., Já s. Item geg. Claes Victersz., dat hij vijfftien daich cruyt maecte , XV V'. Item geg. Claes, dat hij der stat loet goet, IJ4 dach, maect IJ 4, X s. Item geg. Henrick die stuit, van een haecbus die onse stat liet maken, om die ander mede te proeven die onse raetsheeren voert hebben souden, V i. Item geg. Gerit, om een blaesbalck die men inden toren besicht daer men buscruyt maect, IJ2 s., umect XIJ s., VIJ d. Item geg. Dirck, die hantscoenmaker, om twee lederen sacken, buscruyt in te dragen , X s. Item geg. Roey Gerritgen om een sout vat, daer men buscruyt mede tot Renen voerde. Item om XLIJ kannen wijnedick , dairmen der stadt buscruyt mede maecte bij claes Victersz., beloept XXXV s., maect VIIJ , XV s. Item geg. Claes Victersz , der stat busscieter, van erftaluen dach, dat hij der stat buscruyt gemaect heeft en dat hij J2 dach vander stat wegen die bussen om die stadt besien heeft, beloept tsamen XIJ daech, maect XIJ . Item geg. den greefmeyster, dat hij twee daich mit den busscieter mitter stat cruyt in die wecken ginck, tsamen IJ 4.
Item geg. heer Jan van Haeften, tSunte Marien, om een pan dair men salpeter in giet, buscruyt af te maken ende woech XVJ , elck pont IIJ st., maect XIJ . Item geg. om XXX IJ pont ny loots op Hasenbereli ende
406 noch XXVIJ pont out Toets tot buscloten afteltieten tsamen XXVJ 2 S.,m. VJ 4 , XIJ s., VJ d. Item van XVIJ pont Toets, haecbusloey aftegieten, VUJ s,rn.JC,XVs. Item geg. Jan Roelofz., dat hij verleyt had vander stadt heerpannen inden wecken tot beveel des raets, XXVIIJf s., In. IX
, XIJ s.,VJd.
Brief van Cornelis Deese aan R. Hoogerbeets ,
1618.
Íifededeeling van het aanstaand vertrek van prins Maurits naar Deventer , van het bezetten van den Briel door eene compagnie van graaf Jan van Nassau , van de rmoe elijkhe. den ter bekoming van de noodige gelden tot betaling van het krijgsvolk.
Mijn heere! Den voergaende van den derden deeser verhoope ick u. e, wel te sullen sijn behandicht. Deesen sal dienen u. e. te advertieren, hoe dat ick op huyden, coomende ten huyse, van een treffelijck persoon, die onse gheineen saecke seer is toegedaen, mij onder anderen te kennen gaf ende oeck goet vont t'selfde u. e. te communiceren , dat sijn Excel. voir heeft binnen twee ofte drie daegen te vertrecken uyt den llaeghe naer Deventer, al waer den lantdach van die van Overijssel ghelecht is, doch soo en wist dese persoon niet hoe sijn Excel. sijn reys neemen sonde, ofte doir Leyden naer Utrecht, ofte door Oudewaeter ofte, t'gunt de torste wech waer, over Amsterdam ende t'vorder scheep te doen. Waer toe datse deese reyze sal dienen en schijnt niet seer duyster om bedencken doch de tijt sal tleeren. Daer sijn binnen den Briel gebracht 100 soldaten uyt de compagnie van graef Johan van Nassau, die binnen Dordrecht in garnisoen laeghden, ende dit is soo sinistelijck te weechgebracht , dat den borghemeester Beveren ende den ,connnys van den Honert beyde sijn gheabuseert gheweest. In dieser manieren, de I uytenant van de compagnie is
407 ghecoomen bij den borghemeester, ende hem vertoont een patent van sijn Excel. om 100 soldaten uyt de voerseyde compagnie te transporteereii naer Willemstadt , den borghemeister sont hem aen den commys voorn. om den lutenant te voorsien met bequaemheyt van scheepen, twelck gheschiet is ; mair op stroom ghecoomen sijnde, heeft den luytenant de schipper belast haer cours naer den Briel te setten, ende sijn alsoo daer binnen gebracht. Wat aengaet de vergaederyng ofte bijeencompst der steeden , schijnt of van deese weeck weynich sal vallen, want me confrater Ruyghaever seyde mij verstaen te hebben, dat die van Enchuysen van deese weeck noch niet en souden tomen, ghelijck hij meende, moede dat wel ander steeden niet tomen en souden; dan van deese saeck met den heer advocaet in propoosten gheraeckt sijnde, vont in alle manieren goet dat Leyden , Haerlem en andere goede steeden eevenwel quaemen. Wij krijghen van daech tot daech meer ende meer swaericheyt inde finantie , soo dat wij t'krijschvolck niet langer sonder furnissement van pennynghen sullen coonen buyten confusie houden. Wij hadden van daech slachten van een solliciteur, die met vier ordonnantien, ter somme van ontrent 13,000 gulden op den ontfanger Hoogeveen, gheen betaelyng tonde betomen , hoewel die al verseheenen waeren den 29" December voorleden , ende dair en booven al weer ordonnantien hadden voir de selfde compagnie, die den 12" February verscheenen waeren , die van minder apparentie waeren om betaelt te werden , sulks dat deesen solliciteur over de 30,000 gulden aen ordonnantien onbetaelt hadde op verscheyden cantooren , sonder dat hij betaelyng tonde becoomen. Van gelijeken dordonnantie van 8l,000 gulden in December verscheenen, tot betaelyng van de Francoisen, de welcker , ghelijck u. e. bekent is , op den thesorier van Amsterdam gheordonneert was , heeft Volberghen van
408 daech ons vertoint onvoldaen, dair over dat wij ons confrater Gerrit Jacob iVitsen naer Amsterdam ghesonden hebben om de betaelyng te procureeren, want waer die betaelt, d'ordonnantie voir de rnaent in February vervallen is al .....,, weesende van ghelijcke som.
Wat acngaet de pennynghen van Franckrijck, op saeterdach lestleeden isser een brief geweest van den beer van Langerack , dat die betaelyng van de toegeseyde 270,000 gulden tot in t'lest van Maert is uytgestelt. Dewijl ick deesen schreef quadn de boode met een brief van de secretaris Swanenburch, dair uyt ick verstaen hebbe wat tot Leyden al is ghepasseert, daer van ick niet met allen en hadde ghehóort, ende ick sal mij maer den inhout der selfdeii reguleeren. Hiermede God Almachtich bevoolen , die u. e. ghelieve te verleenen een langdurich ghelucksaelick leeven, onder hartlijeke groetenisse aen de heeren borghem rs. In den Haeghe den VJE° Maert 1618. U e. seer ghedienstighe vrunt, Cornelis Weese.
Opschrift. Erentfeste, wijse, voorsienighe, seer discreete heere Hoogerbeets, raet ende pensionaris der stadt Leyden.
Oorspronkelijk. Brief van Willem Pietersz. $aeses aan denselven, 1618. Handelende over het bezetten der stad Hoorn met krgsvolk door prins lllaurits, waartoe de schrijver beschuldigd wordt voornamelijk te hebben medegewerkt. Erentfeste, hooch geleerde, wise, voirsienige, seer discrete heeren. Also Cornelis Corneliss. Keyser, doir scrijven aen sijn huisvrouw wtten Haege gedaen, eenen groten roep alhier tot Hoorn , die ghansche stadt duer gebracht heeft, als dat ick die principiele oirsaeck ben dat die soldaten alhier bij sijn Exelentie gesonden sijn, ende dat ick daer in
409 geconsenteert soude hebben , ende dat inijn heer den aduocaet sijn Exelentie sulckx aengedient heeft, ick sulckx tegen hem soude geseyt hebben , het welcken vorde van mijn sonde sijn ick het soude gedaen hebben , want het recht contrarie mijn oppynie is , maer hebbe gesecht het met alle middelen te beletten, als burgerneesteren van Hoorn wel bekent is duer mijn partickelier schrijuen aen haerlieden gedaen, want ick groete swaericheyt maeckte om die selue in te nemen, vresende voir perijckel daer wt sonde moegen comen te ontstaen, ende dat het beter was het perijckel voor te comen dan auentuer daer van te verwachten. Ick ben bij den heer aduocaet geweest, ende hem te kennen gegeuen als dat den resedent van Venegien aen ons versoctet hadde , dat wij twee vaendelen van sijn aengenomen volck voir Benige tijt in onse stadt souden willen nemen , maer dat wij hem voir antwoert gauen, sulckx niet conden consenteeren sonder aduys te hebben van onse principalen; maer nam daer geen contentement in, ende ginck naer sijn Exelencie ende het hem aendienen , den welcken een van Millanders clercken naer sijn Excelentie aen ons sondt, seggende, dat den resedent bij hein was geweest ende dat sijn Excellentie op ons versochte, wij geen swaericheyt sonde willen maeken sijn versoeck te consenteeren. Wij gauen hem voor antwoert, dat hij sijn Excelentie sonde gelieuen te seggen, sulckx bij ons niet conde gedaen worden sonder consent van ons principaelen. Is daer mede wech gegaen ende omtrent twee uren daer naer wederom bij ons gecomen, ende seyde dat sijn Excelentie op ons begeerde wij aen onse principaelen metten eersten faferabelicken souden willen scrijuen, het welcken wij tiennamen te doen, ende gedaen hebben. Dit is al het consent bij ons gedraegen is, ende verclaere v. e. onse meeninge int minste niet en weer, om daer consent in te draegen, hoewel die roep VI. J.
27
410 de geheele stadt duer loopt, ick het geconsenteert heb ende datter veel goede patriotten sijn, die verwondert sijn ich sulckx gedaen soude hebben , datse mijn sulckx niet hadden toe vertrout, soe dat ick daer duer achter mijn ruggo seer gedefameert warde. Wilde derhaluen v e. wel vrientlijcken versoeken ende gebeden hebben, dat v e. mijn gelieue de vrientscap te willen doen ende spreken eens met mijn heer den aduocaet, wat antwoert hij aen sijn Ex. celentie ofte aen sijn dienaer gegeuen heeft, toesserende dese saeke, elfde mijn metten eersten met een cleyn letterken te willen aduyseeren, waer mede mijn eenen aengenamen rientscap sal geschieden; verhope het seine we• deroni aen v e. te verdienen , want het gans onwaerheyt is, mijn naer gesegt wardt, dan soeken mijn bij de goede patriotten suspect te maeken Wij sijn hier doende om onse waertgelders die roder 71 coppen sterek sijn geweest te maeken op 150 coppen , die soen van cappeteyn Wabben daer cappeteyn ouer te stellen, het weleken mede eenen grooten roep sal maeken ouer het lamt. Is bij het meerendeel vande vroetscap verstien dat men die waertgelders die helft sullen vermeeren. Hier mede, erentfeste, hoochgeleerde, wijse, voersienige, seer discrete heere, met v 1. ghanse familie de Almogende bevoelen, die v 1. altsainen wil spaeren tot een salich lanch leuen, ende hier naeniaels verleenen het eewich leuen. Metter haest wt Hoorn, desen 23 ea Meert anno 1618. V 1. ghunstige vriest ende dienaer, Willem Pieterss. Haeses. Port dato. Also ick verstont dat Cornelis Corneliss. Keyser van den Haech thuis gecomen was, heb hem voir borgemeesleren doen tomen ende hem aengeseyt, hoe dat hij aen sijn huisurou hadde gescreuen , als dat ick die principiele oorsaeck was . dat die soldaeten hier geconlen sijn, ende datse deselue brief veel persoenen hadde laeten
411 lesen , wacr op hij antwoerde aen sijn swaeger gescreuen hadde, maer dattet soe breet niet en was als ick hens aen seyde, soe dat ick versochte dat hij hem sonde doen haelen, ende dat burgent. die selue souden moegen leren, het weleken hij niet doen wilde, waer duer ick noch meer der presomtie creech, ende hein aenseggende daer in met oprechtelijeken gehandelt te hebben, waer op hij antworde, al oprechtelicken gedaen hadde, daer bij voegende, dat sijn Excellentie van mijn heer den aduocaet verstaen hadde, dat hij de gedeputeerde van de steden sonde ontbieden, ende haerlieden soude voorhouden om die soldaten in te nemen, oock dat sijn Excelentie geseyt sonde hebben , als dat hij een van sijn dienaers gesonden heeft aen den heer aduocaet , der hem tot een antwoert gaff, dat die burgemeester Haeses bij hem was geweest, waer wt hij sustiWeerde dat ick consent daer in gedraegen soude hebben. Ick gaff hem tot antwoert in presentie vande heeren burgenieesteren, dat het seine onwaerachtich was , ende dat hij daer in gehandelt hadde als een st.... boeff ende rabaut, met noch wel meer andere redenen ende harde woorden hier te lanch te verhaelen etc. V 1, ghunstige vrient ende dienaer, Willem Pieterss. Haeses. Opschrift Erentfeste , hooch geleerde , wijse , voorsienige,
seer discrete heere, mijn heer Ronubout Hoogerbeets, raets• heer in den hoogen raet ende pensenaris der stadt Leyden, wonende 's Grauenhaech. Den brenger sijn Toen. Oorspronkelijk.
27*
412 21. VERGADERING. 80 NOVEMBER 1850. .Nieuwe leden. Bibliotheek. Heidenen te Utrecht, 4439, te Leiden,
U30-1461. Voormalige bewaarplaats der privilegiën en handvesten van Leiden. Het been van Jan van Woerden, aldaar begraven, 4425. Bezorgdheid over het verminderen van turf, 4453. Liltschutten van prins Willem I, 4574, In beslag genomen boeken van Casper Coolhaas , 4583. Engelsche en Hollandsche spraakleer , te Leiden gedrukt , 4586. Gebreken der Gelderschen tegen de Brabantschen.
Nieuwe leden. Benoemd tot gewoon lid de heer mr. H.
J. Engelkens, te Winschoten, en tot werkend lid den heer dr. D. J. Veegens, te Amsterdam. Bibliotheek. In ruiling ontvangen van het koninklijk
Nederlandsch Instituut van Wetenschappen , Letterkunde en schoone kunsten, Jaarboek voor 1850, Amsterdam. Heidenen te Utrecht, 1489. De heer van Asch van Wijek
deelt daaromtrent mede de navolgende post uit de kameraarsrekening van Ariaen van Lantscroen over het jaar 1439. »Item gegeven bi beuele der ouersten, Hertoge Michiel wt Cleyn Egypten, XL :: , IIJ sc., IJ d." Het blijkt dus, dat een jaar vroeger dan de heer Dirks in Zijne Geschiedti. onderz. aangaande het verblijf f der Heidens of Egyptiers in de Noord-Nederlanden, en aldaar bl.
119 stelt, Utrecht weder door de Heidenen is bezocht geworden. Heidenen te Leiden, 1480-1461. Tot aanvulling van
hetgeen door den heer Rammelman Elsevier omtrent het verblijf der Heidenen in Leiden is medegedeeld geworden, (zie : Kronijk 1850, bl. 888), dient nog het volgende uit de rekeningen dier stad, alwaar men onder het hoofdstuk Allerlij uytgaeven, zonder vermelding van dagteekening,
omtrent dat onderwerp aantreft, als:
413 In de rekening van 1430. »Also die hertoge van Egipten van den Heydenen begheerde hulp van der stede ende een hueseheit , so wort opte huyse gehailt I meng. malveseye , coste VI gl,, ende tghelt dat hem gegeuen wort, rekenen die homans." In de rekening van 1434. »Aelbrecht, die Heyden gegeuen tot sine nieuwjaer, XX sc." In de rekening van 1!52. »Soe die Heydenen binnen Leyden gecomen waeren, soe worde hem te hueschede gegeuen, omdat zij van heen reysen souden IIIJ port. gl., dairna quamen een ander partie van Heydenen , omdat zij doir Lijden souden , wort hem gegeuen IJ post gl., facit tsamen V , XIJ sc" In de rekening ven 1461. »Opten XXIIJeu dach in Octobri quamen een groot deel Heydenen binnen Leyden , ende omdat sij niet langer leggen, mair doer Lijden souden , soe wort hem gegeuen om Goedswillen IIJ post gl., fac. LIIIJ sc." Voormalige bewaarplaats der privilegiën en handvesten der stad Leiden. Medegedeeld door den voornoemden heer. De privilegiën en handvesten der stad Leiden werden in vorige tijden in den toren van de St. Pieterkerk , alwaar zich ook het groote stadszegel bevond , in eene kist voorzien van zeven verschillende sleutels bewaard. Wanneer deze kist welker sleutels in handen der schepenen waren geopend moest worden, kon dit alleen krachtens eene vroedschapsresolutie geschieden en in tegenwoordigheid van eenige daartoe benoemde leden der regering, die daarvan als presentiegeld 2 plakken of 2 sc., 8 deniers ontvingen. Als eene bijzonderheid strekke, dat die kist in 1461 mede gedient heeft tot bewaring der aflaatsgelden , welke te Leiden eenigen tijd in beslag zijn genomen geworden.
414 Nadat de toren in 1512 ingestort was, geraakte de kist onder den puin bedolven, maar cie privilegiën, ofschoon beschadigd zijnde , zijn behouden en sedert dien tijd op het stadhuis bewaard gebleven , terwijl in 1527 daarvan de noodige afschriften werden gemaakt. De overige stedelijke handschriften , van minder belang in die tijden, bewaarde men in den toren van het stadhuis. De navolgende posten uit de voormelde rekeningen en vroedschapsresolutiën bevestigen nader deze bijzonderheden. 21 Junij 1477. Is overdragen dat men die sleutelen sel brengen van de hartvesten onder die acht gedeputeerde van der stede, die welcke die sluetelen voirts gheuen sullen onder den ghinen dair se onder leggen sullen, ende die niet vter stede en rensen. 10 Aug. 1477. Is overdragen dat men die sluetelen van den hantvesten ter stout genen sel, gelijc gedaen is, den achte scepenen, ende die cellen se voirts altijt overleveren op Sinte Jacobsdach (25 Julij) als zij hore eet gedaen hebben den nieuwe soepenen, in openbaer van der gemeente. Ende als men totte hantvesten gaen sel, sel men altfijt die vroescip dairtoe dagen dairbij te tornen; ende wairt dat yeinent van de soepenen van buys wair als men totte hartvesten gaat ende zijn sloetel niet gelaten en hadde, dat men tot ter hantvesten gaen mocht ende mits dien t slot afvilen 7noste, dair hij die sleutel of heeft, dat sel welen op zijne costen. 19 Sept, 1494. Dat men t privilegie van den heer van van wassenaar, liggende opten thoren bij den hantvesten, of halen sal, aengaende den exsysen bulten Leyden, om hem te togen zijne zegelen ende brieven , die hij dair van gegeven heeft. 4 Aug. 1496. Is gestemet ende ouerdragen dat men gaen sel opte thoren dair die privilegien leggen, om te besien of dair enige privilegien of hantvesten leggen den
415 lande toebehorende ende sonderlinge die handvesten, die gegeven soude wesen bij hertog Philips van Bourg. ende hertog Karele. Uit de thesoriersrekeningen blijkt nog het volgende: 1449. Opten XIIJ dach in Februario waeren t gerecht ende sommige vande vroescip opten toern bij den kantvesten, om een videmus te nemen van t ghene datter wair vande Duytce oerden , hoe zij an der kercken tSinte Pieter geconnen zijn ende ander. Hierop te presencie gegeuen den gerechte , den VIJ die de sloetelen hebben, sommige vande vroescip, den diener ende de deken tuitte IIJ heeres van de capittel tot XXXVIJ personen toe , elck gegeuen IJ plack, fac. IIIJ ii , XVIIJ sc., VIIJ d. 1449. Gegeuen opten IX daich in Julio, den gerechte den clerck , den boden , den knechten , den VIJ die de slotelen hebben , ende sommige van de vroescip, maken in alles XXXIIIJ personen, doe men totte hantvesten ghinge, oni te soeken die quitantie van de X jaerige ende V jaerige bede, ende anders; elck IJ pl., facit IIIJ ii X sc., VIIJ d. 1449. Opten VIIJ° dach in Augusto doe men tzegel van de toern haelde om die losrente mede te bezegelen te pancie, gegeuen den gerechte , den clerck, den boden, den knechten , den VIJ die de slotelen hebben , ende sommige van de vroescip, maken in alles XLVIIIJ personen, dek IJ plack , facit VJ ii , XJ sc., VIIJ d. 1449. Opten XVIJ dach in Septembri wort t zegel weder gebrocht opten toern tuitte hantvesten , die aldaer gebrocht worden, te presencie gegeuen den gerechte, den clerck, den boden, den knechten, die VIJ die de slotelen hebben ende sommige vande vroescip, maken in alles XLVIIS personen , elck IJ plack , facit VJ il , VIIJ sc. 1460. Des sonnendaches voor Sinte Michielsdach ende is opten 28tu dach in Septembri ghinghen tgerecht opten
416 thoren mitter vroescip om af te halen die hantvesten van grave Willem van Henegouwen , hertog Aelbrechts hantveste van die van de Dortrechtsche stapelinge mitter trans fixe van hertog Willem , ende de confirmatie van mijn genad. heer, soe men die togen ende videorus dair wt striven soude voor die coinmissarisen, die tot Leyden geordineert op die saken van Dordrecht , des wordde gegeven te pretentie die VIJ, die de slotelen hebben tgerecht, vroescip ende dieners , wesende in getale van XL1J personen, dick persoon IJ plack , facit V : , XIJ sc. 1460. Opten XIIJ en dach van Octobri wordde die voirs. hartvesten bij den gerechte en vroescip weder gebrocht opten thoren in de kiste bij den hantvesten , des worde* gegeuen te presencie tgercchte die VIJ, die de slotelen hebben , die vroescip ende dieners wesende in het getal van LVJ personen, dick persoon IJ plack , facit VIJ XIIIJ sc., V1IJ d. l Julij 1! 61. Alsoe die legaet ons heylichs vader den paeus van Rome tot Leyden gecomen was mit brieven van mijn gen. heer van Bourg. om te ontfangen die gelden, die in Sinte Pieterskerc toern stonden in sequester tusschen ons heyligen vader den paeus ende onse genad. heer voirs., die ingecomen waeren van den aflate dat in Hollant geleit was int jair van gracie , belopende CXXX , soe worde opte derden dach in Julio opten thoren bij den hantvesten gegaen dair die gelden stonden , welke gelden off gehaelt ende den legaet bij striven van ons genad. heer voirs. gelevert worden , des wort gegeuen te presencie LIIJ personen van den gerechte , vroescip ende dieners, elx IJ pl., gelijc manierlyc is. Ende want die presencie bij den legaet vter kiste van den aflaetsgelden betaelt worden, ende hier voir in den ontfange ghien mencie dair ofgemaict en is , zoe wort dit hier geset tot een memorie dat die aflaetsgelden wtgeleuert sijn na wtwijsing der quitan•
41 7 cie die van den legact dak of der stede geleuert is, ende dairom hier niet. 1462. Opten XXVIJeA dach in Meye was men op tkerck• toern bij den hartvesten om die losrenten brieven te bezegelen van LXXXIIJZ nobs. tj r. ende om den brief te. bezegelen van de clereambocht, ende Clais zoens brief van zijn lijfrente voir thuys van de wage , gegeuen die van de gerechte, die VIJ die de sluetelen hebben, die van de vroescip ende den dieners tsanien int getal wesende ZJ personen , eies IJ pl., facit VJ i: , XVJ sc. 1462. Opten XXX" dach in Decembri worden op ter kerctoern gebracht die IIJ hartvesten van de XL perso. uen, ende des worden ofgebrocht vter hartvesten kiste, twie kantvesten brieven, d een van de exyse buyten Leyden, ende die andre was van de confirmatie van hertog Jan van Brabant. Gegeuen te presencie den gerechte die seven, die de slotelen hebben, die van de vroescip ende den dieners, t samen wesende int getal van LVIJ personen , Blek gegeven IJ plack ende Dirk Clap, J plack, facit VIJ ;l, XIIJ sc., IIIJ d. Omtrent het gebeurde, na de instorting des torens melden de rekeningen nog het volgende: Opten XVIJ en dach van Novembri a° XV c en XIJ, zoe wrochten die volres op Sinte Pieterskerckhoffom die poeyn ende stien van den gevallen thoern wech te dragen , ende bevonden die privilegien van de stede, die in den thoern gestaen hadden, die gebracht worden ten huyse van Willem van Canister scout, aldair' die gerechte vergadert wae• ren, als bij den gerechte en andren die de privilegien brochten , verdroncken worden XXV cannen rijnswijn, den stoep van VIJ gult., facit IJ £, XVIIJ sc., IIIJ d. Opten selven dach worde van der stede weghen geschoncken den volres omdat zij die privilegien gevonden hadden , twie vaten biers van XV stuvers elck vat, ende
418 hebben die burgerm l. noch geschoncken Wouter Dircxz, van Leeuwen ende IJsbrant Zijvertsz. mit eenige andren, die principalicken toesich gedaen hebben om die in goede bewaernisse te houden IIJ £ hollants, beloipt tsamen V E. Opten X XIJ°° dach in Decelnbri XV° en XIIJ betaelt die vrouwe van Alkemade van een kiste, die de burgermr. tegens haer gecoft hebben, all ome beslagen mit ijser ome der stede privilegien dairinne te sluyten, die somme van XVJ E. Opten selven dach gegeven twie draghers die de voirs• kiste mitten privilegien gedragen hebben vuyten huyse van heer Willem van Alkenaade, scout tot Leyden , tot op ter stedeh uys , X;IJ sc. Opten XVJ en dach in Octobri a° XXXVIJ (1537) betaelt tot behouff van meest r. 3ymon van Assendelft, vuyt saicke dat hij tot profijte deser stede gescreven heeft een groot register dairinne dat begrepen zijn die privilegien, handvesten, octroyen ende anders , deser stede aengaende soe tselfde nootlicke was te doen, die somme van XXIX £, xvJ sc. Bet been van Jan van Voerden, te Leiden begraven,
1425. liet is bekend, dat Jan van Woerden, heer van Vliet, hertog Jan van Beijeren, door vergift om het leven heeft gebragt 1 ).
Hij werd te 's Gravenhage door de edelen en
steden ter dood veroordeeld en onthalst. Zijn hoofd werd op een der torens van de hofpoorten, en een stuk van het gevierendeeld ligchaain op een toren van elke der vier hoofdsteden van Holland ten toon gesteld. Ook te Leiden werd een gedeelte van het ligchaaln opgehangen. Als eene bijzonderheid strekke, dat het been toen, vermoedelijk door een windvlaag, is afgewaaid en op stads 1) Zie Bijvoegsels en Aanmerk., op het III° deel van Wagenaar, tal. 92.
419 kosten op het kerkhof, welligt van St. Pieter, begraven werd. In de thesoriersrekening van 1425--1426, vindt men daarvan het volgende opgeteekend. »De graefinaker, dat hi heren Jans bies van de Vliet, op t kerkhof groef ende droich, doe t ofgewayt was, gegheuen IJ sc." In die zelfde rekening wordt melding gemaakt van eerre nederlaag, voorgevallen op Mey avont 1425, en van het begraven van vele duoden. »wort een reyse gedaen opte Meyen avont, ende was die quade reyse die God beteren moet. Doe worde gheeoft XV vaten biers, raids IIIJ vaten die va ghesent worde, tfat XXX tuin. Dit bier bleef verloren J vogelair bleef verloren , XXIJ
, X se."
»Gegheuen den vrouwen, die wtgesent worde om dode lichamen in te halen einde opt kerchof te brengen, ende VIIJ dreghers, die dode lichamen holpen dregen van de Rijn opt kerchof, ende een wiif die hem hulp, onder here alien LVIJ gis. Die graefiiiaker niit sine geselle, die hi holpe graue ende tulen maken, dair die doden in begrauen worden , XL sc." Dit gevecht moet in het voormelde jaar tusschen Leiden en Alphen zijn voorgevallen, onder aanvoering van zekeren Karel, die aan den heer R. E. ook onder den naam van Karel Eenen of Eeven is voorgekomen. Bezorgdheid over het verminderen van turf, 1453. Medegedeeld door den voornoemden heer. Reeds vier eeuwen geleden koesterde men in Holland de vrees, dat de turf door binnen- en buitenlandsch verbruik te veel zoude verminderen, zoodat men het noodzakelijk oordeelde hiertegen eenige bepalingen te maken. De vroedschapsresolutiën van Leiden melden op den 18"7 Oct. 1453 het volgende: »Alsoe die veenee in Hollant zeer dien worden , soe dal
420 in corten jaeren gescepen is, die al te malen verdolven te wesen, twelke toe comt dat men nu ter tijt die so zeer uytstect ende die turven buyten slands voert, dat men hierop Bene ordinantie maken mochte, mitten staten van den lande, dat dat verhoet wort, dat men geen turf buyten slands en voere , opdat die van te langer duyren moehte. Hierop is overdragen dat men van der materie spreken sal ende dat opdoen , als die gemeen ridderschip ende steden in den Hage vergadert zijn , om dan een ordinancie dairop te ramen ende te maken." Gebrek aan verdere bescheiden belet den heer R. E. den verderen afloop dier zaak medetedeelen. Lijfschutten van prins Willem I, 1574. Medegedeeld
door den voornoemden heer. Uit de thesoriersrekening der stad Leiden van 1574, blijkt dat prins Willem I zijn verlangen te kennen gegeven had, om tien Leidsche burgers als lijfschutten bij zich te hebben, aan welk verlangen in April 1574 door de Leidsche regering voldaan werd. Nadat deze schutten gekozen waren, werden zij van stadswegen onthaald en per schuit naar Delft vervoerd. »Noch aen Cornelis Willems in den Hoorn, in voldoening van de costen bij de thien gheëligeerde personen burgers ende burgers kindren tot lijfstutten voor zijne ExC1e. opten XXIIJ ea Aprilis lestleden tzijnen huyse gedaen ende van dezelve tot een eerlic afscheyt gedefroyeert zijn, als blijct bij de ordonnancie van burgermeestr. hier met quitantie overgelevert , betaelt de somme van 12 I, 10 sc." »Noch aen Willem Wassenaer ende Jan Baerntsz., schuytvoerders, ter cause dat zij luyden met haer scuyten tot Delft gevoert hebben de thien lijfschutten, wesende burgers ende burgerskinderen, bij de burgermeest r. voor zijne Ex cie. volgens zijn f. g. begheerte verwillicht , als bl i ct
421 hij de ordonnantie van burgermeestr. van dato den lesten Aprilis 1574, hier mit quitantie overgelevert, betaelt 2 £, 12 sc." De prins heeft geen grooter blijk van vertrouwen aan de Leidsche burgerij kunnen geven dan just deze keuze. Later hoopt de heer R. E. in de gelegenheid te zijn, de namen dezer gekozene schutten te kunnen niededeelen. In beslag genomen boeken van Casper Coolhaas , 1518.
Als bijdrage tot de geschiedenis van dien predikant, deelt de voornoemde heer nog het volgende mede uit de thesoriersrekening van Leiden van 1588. »Noch aen Andries Verschoudt, boucdrucker, betaelt XXXIX £, X sc , VIIJ d., uyt zaicke van zeeckere boux• ken bij hem deur last van Caspar Coolhaas gedruckt van de Christelicke disciplyn ende excommunicatie ofte ban , bij de resolutie van die van de gerechte opte XIIIJ ne Dec. 1588 genomen , on-raedsaem gevonden uytgegeven te werden , ende de voorn. Andries Verschoudt over zulx belast was, alle d'exemplaren opt raedthuys deser stede te brengen geljck hij gedaen heeft, derhalve de yours. tosten tot de last der stede zijn aengenomen , als blijet bij de or• donantie van burgerror. van dato den VIIJ'° Feb. 1588, aen de welcke een van de exemplaren gehecht is, hier mit quitantie overgelevert, daerome alhier XXXIX £, X sc., VLIJ d." »Behalve deze aanhaling, heeft er nog eene latere plaats gehad in 1584, blijkens het volgende uit de stadsrekening van dit jaar. Betaelt aen de boden ende botercruyers deser stede tsamen IJ pond, te weten aen de cruyers XV sc. ende aen de boden XXV se., ter cause dat zij op den XXIIIJ e° Mey lestleden, ten bevele van de burgerrneestr. ten huyse van Caspar Coolhaas gehaelt , gecroed ende opte stedeh uys in schepencamer in bewaerder handt gebracht hebben zeec-
422 kere menigte van boucken eenen Erasmus Johanni toecomende , blijekende bij acte van XIIJ Oct. 1584." Engelsche en Bollandsche spraakleer, gedrukt tijdens het verbluf van Leycester te Leiden, 1586. Medegedeeld door
den voornoemden heer. In de thesoriersrkeningen van Leiden vindt men vele Bosten, betreffende het onthaal dat Leycester te Leiden in 1586 genoot. IIij schijnt aldaar veertien dagen met een groot gevolg vertoefd te hebben. Deze gelegenheid werd door zekeren Thomas Basson, boekdrukker te Leiden, waargenomen om een Engelsch. Ilollandsch werkje aan de regering van Leiden aan te bieden , waarvoor hij eene belooning ontving, blijkens de navolgende post uit de rekening van dit jaar. »Noch aen Thomas Basson, Engelsman, bouckvercooper, wonende binnen deser stede, betaelt negen gulden, hem bij de resolutie van de gerechte deser stede op huyden ghenomen toegevoucht tot Bene vereeringhe uyt zaicke van zeeckere boucxken bij hem in Engels ende Nederduytsch uytgegeven ende geintituliert die Conjugatien in Engels ende Nederduytsch, alzo dezelve deur Gabriel Meurier 1) in Nederduytsch en Franchois zijn gennaeckt ende geordineert, welck hij schout, burgerrisee st r,, schepen en rade deser stede heeft toegeschreven, blijekende bij de ordonantie van burgermeestr. van dato den VIIJen Mey voirs." .dlrehande gebreke, die den Gelreschen geschiet sin van den Brabanderen 2). 1) Zie over dezen Gabriel Meurier, Paquot, Hist. Littér., Tom. II, p. 8. 2) Het navolgend stuk uit de papieren van Buren draagt deze woorden tot opschrift. Daar het geene dagteekening heeft, is het moeijelijk te bepalen tot welk jaar het moet gebragt worden , te meer daar de Geldersche geschillen met Brabant, vooral onder de regeringen van hertogen Reinald IV en Arnold , veelvuldig van aard waren. Blijkbaar echter dagteekent dit in vele opzigten merkwaardig stuk van het begin der 15" eeuw.
423 Erclentz. Inden yrsten an onrechten tollen, die gesonnen ende gehauen werden tussehen Erclents ende Wegberck van den ghenen , den die toile vyt den lande van Wassenberch beuolen werden , den men nye gewoenlich en wairt te gheuen ende onlnae des onrechten tolles wille, als verstanden is die hogeboren doirluchtige forste Edwairt sell, ger sijne genaiden enen van Wasscnberch den die toll tertijt te heuen beuolen was, den hals aff te dede slaen ende die amptlude van Erclentz omme des onrechten tofs wille tot voele tijden te strafte plegen te hueden als h. Roelman van Arendale die houemeisteY etc. wale indenclich is. Item van define onrechten tolre inden kirspell van Beke int lint van Wassenberch gehoerende, doe ouch ongewoenlichen toll gesonnen ende vanden van Wassenberch gehauen werden, doe men van aids engheyen toll en plach te gesynnen noch te gheuen. Item inden dinginale van Breempt ende inden kirspell van Kruchten doe onse medeburgeren gevangen perde ende getauwen die h. Roelman voirs. Arendale ter tijt omine bede wille holte tot sijnen brande bynnen ... .... ...... 1). Item van schattinge den die vain Wassenberch gesonnen te heuen van lande ende erue gelegen ynne ende bynnen onss genedigen heren lande ende palen van Gelre, dat alle tijt schattinge ende bede to desen dage van bynnen Ercients gegoulden heeft, dairynne onss genedige heer palen verkort werden ende wij veronrecht. Item inden kirspel van Kruchten sijn arme hide geseten; den koyen ende haue genomen is van den van Wassenberch. Item een inden seluen kirspell van Kruchten die toll betailt had op eynre stat, dair als hie meynden enghee4) Men hoede hij het lezen van dit stuk in het oog, dat het onderste gedeelte daarvan geheel
is weggeknaaid.
424 ven toll en plach te gheuen , nochtant dat he sijnen toll betailt had, so wairt die selue man tot Wassenberch gevuert, soulde he van Wassenberch komen, he moeste gheuen IIIJ ar. gul. Gebreck der stat van Gelre aen toll tot Litt, gelijke die cedell h y rynne gesteken dat vytwijset. Deze cedel luidt aldus :
Gebreeck der stat van Gelre an den tholle toe Litt. Wij burgermeistere, schepene ende raet der stat ,van Gelre seggen gelijck onse altste schepenen end raft ende voirvaders an ons bracht hebben, dat der stat van Gelre alk recht ende gewoente is dat die burgeren ende burgerssen tot Gelre gheuen tholl gheuen en soelen noch schuldich en sijn opter Maesen an der Brabanscher sijden tot Litt, ende dat vurg. recht is onsen medeburgeren yn voirtijden gehalden geweest, thent toe der tijt dat Bijster, die aldair eyn tholnaer was, van den tholampt quaem, ende sent der tijt dat Bijster van den tholampt vurs. komen is, so is onsen medeburgeren dat vurg. recht an den tholle tot Litt gebraken, ende wer dat omme ennyger verpachtingen wille des vurg. thols tot Litt toe komen is of enne ennyger anderre saken wille, des en weten wij nyet, ende gesynnen ende bidden dat men onsen burgeren ende burgerssen dat vurg. recht an den tholle Litt voert halde gelijck dat onsen voirvaders ende burgeren yn voirtijden gehalden is. Kessel. Item Peter van Jnkenvoirt, ingeseten ter Horst, heeft gebreck gelijck dese brieue hyrynne gestoken vytwyset. Deze brief luidt als volgt:
Ich Peter van Jnkenvoert , ingeseten ter Horst, clage dat ic bin komen in Pedellant tot Asten, Baer ic doer wandelen solde, soe sein komen die amptlude van Asten ende hebben mi geuangen end gestookt sunder ansprake, want
42 5 mijn broder énde ander mijn nwage daer quamen ende wol, den mij te recht gestelt hebben , des en mocht mij niet geschient, also dat sij mij daer af braken ende schaden wiel vijftich cronen ende meer , niet angesien dat mijn genedige heer van Cleue ende oeck Vleck van Kaldenbroec ende Johan van Wilre mijn lantheer vur mij gescreuen hadden, dat men mij quyt scolde of recht liet wederuaren, des mij en gheen vederuaren en mocht. Gegeuen onder zegel Reyners mijns broden vurg. om gebreec wil des mijns op dese tijt. Het op papier gedrukt zegel bijna vergaan.
Nijmegen ende dat rijcke. Dit is sulke ansprake als Johan van Heze in Brabant heeft. Inden yrsten drye meren die sijnen bouwman tusschen Maze ende Wale genomen worden , der hie twe weder cofte vur XV ar. gul., ende die afterbleeff tosten XIJ ar. gul. ende VIJ ar. gul. dairomme vertert. Sm tsamen XXX ar. gul. Item Frederich die Joede Herbertzs., heeft gebrecken gelijch die copie hirynne gesteken vytwijset. NB. Dit afschrift ontbreekt. Item Johan van Apeltern, heer tot Persingen etc. Item so hebben Willem van Montennaek doe indertijt lantdross. in Brabant, Johan Dickbier, h.... Goerrix ende h. Evert Voet hem self vijften ge van Sympoll ende
des heren , henxste ge-
nomen Dit is sulke schade als vrouwe Mechtelden van Apelteren ende Gerit van Elswijek ende Joh. sijns soen hoeren buwluden te Nyftrick , vyt den lande van Brabant geschiet is jnt jaer onss Heren van Meye. VI. J.
MCCCC
ende XXV, bynnen der maent 28
426 Nijmegen. Inden yrsten so hebben hem Henrich van Cleue ende Joh. Pels mit hoeren gesellen genomen ene dryejarige merie ende ene driejarige voele, die tsanien weert waeren XXIJ ar. gul. Item op die selue reyse hebben die selue gesellen Gerit van Elswijek vurs. geuangen ende hein te Negen ingesekert. Item daif nae hebben Geritz vrienden van Elswijek hem weder te Negen bynnen der stat gecoft omme VIJ ar. gul. Item dair nae hebben Johan Pels ende Johan vander Heyden mit hoeren gesellen genomen IIJ perde, IIJ coye ende IJ reunder, die vrouwe Nechtelt ende hoer bouwelude weder gecoft hebben vur XXXJ ar. gul. Sin vanden schade vurs. LX ar. gul. Gebreck Symon Tengnagels in Brabant, gelijch die br. hirynne Besteken vytwijsen. NB. De brief ontbreekt. Item dit is sulke schade als mij Johan die Hout van Nyftrick vyt den lande van Brabant Duyffell. Dit is alsullich verlos ende schade als Ott van Bijlant gehadt heeft toe Bruessell. Inden yrsten IIIJ gesadelder perde ende IIIJ gewapent dair die perde af geacht sijn voir LXXX croenen ende die andere twe perde vur LX croenen. Item dat voll harnasch vanden voirg. gewapent voir LX croenen. Item so hebben die voirg. IJ gewapent vyt ende ynne gegacn ommetrijnt IJ jaer lanck eer sij quyt worden, verdaen so vur so nae LXX cronen. Sm IJ S ende LXX cronen.
427 Joh. van Benthem. Dit is ansprake ende toeseggen, die jch Johan van Bentem, heer tot Spaldorp , heb op der stat vander Bosche. Inden yrsten so was dat goit tot Hezewyck ende die heerlicheit hoge ende lege mit allen sijnen rechten ende toebehoeren Walrauens van Benthem mijnss vaders, den Got geaaide, ende dat goit tot Dynthren halff. Item dair nae so gaff mijne vrouwe van Brabant mijnen vader die ander helffte
want hie hoer
man besat die stat vanden Bosch mijnen vader omme des ont. seggens wille, ende mijne vader nyet vanden veden en wist , ende was oich poirter der stat vanden' Bosch. Hir bouen hielden sij mijnen vader geuangen also lange dat hie versetten ende vercoepen moest sijne goit, dat hie liggen had onder der vrouwen van Brabant ende onder der stat vanden Bosch , solde hie van danne komen, als noch waill kondich is voele goeder manne inden lande van Gelre ende oich in Brabant. Hiromme so bid ich mijnen lieuen genedigen heer, dat hie mij will helpen tot mijnen rechten, want dese groete ongenaide die stat vanden Bosch aen mijnen vader gedaen heeft omme des lands will van Gelre, want jck Johan voirs. altoes oirboedich ende bereit bin te blijuen bij mijnss heren genaiden ende bij sijnen rait, so wes mijnss heren genaiden ende sijne rait dunckt dat ich mit eren nemen ende gheuen ende nemen mach. Claes sianen heeft gebreck nae vytwijsinge de NB. Dit stuk ontbreekt. Item is der stat Steenbeck vanden graue genomen IJ perde ende sijn gesleten tot Oss , ende des Steenbeckers wijff heeft nagegangen tot Oss ende heeft die twe perde weder gecoft vur XIIJ ar. guide ende een ell lakens, ende dat heeft gedaen Joh. van der Heyen, Heyn Bruyn ende Johan Pels. Ende voirt so hebben die selue enen anderen 2B
428 manre genomen IJ perde , die is geheiten Gaert Segerss., die sijn verkocht ten Bossche vur XIJ gul. Item sijn twe mantle geuangen van Eestharen, die hebben sij yn-negesekert in ene herberge tot Oss, ende sij dair vyt genomen ende hebben hoen gedreget ende verweert, dat s hoen geloueu moesten die LIIJ ar. gul., ende die selue is geheiten Aelbert van Elten. Dair nae van g en anderen genomen XIIJ ar. gul., ende die is geheiten Heyn Michielss, dat heeft gedaen Johan van Beesdorp, Jannisken van Kraneuboren, ende plach te wonen bij Geerlach van Gemert, ende noch een man die sij nyet en kenden. Item noch heeft een m
verloren twe perde die
sijn gedreuen tot ., Loen. Inden yrsten so is Heyn Willemss. geschedicht aen sijnen huys dat hem geboert wart, ende aen anden guede ende cleynoit dat darynne branden, so dat sij naemen L ar. gul. Item Derich Gaert sijnen soen is geschedicht aen sijnen huys dat hem gebrant wart ende aen cleynoit dat dairynne brante L Hollansche sc. Item Willem Gaert oec Heynens. vurs. is geschedicht an sijnen huys dat hem gebrant wart, ende an anderen gueden die dair ynne barnden XL ar. gul. Item Heyne dochter is geschedicht an hoirre haue, die hoir genomen wart XL ar. gul. Item Johan Roeuerss. hoer neue is geschedicht an sijTien huys dat hem gebrant wart, ende aen anderen goeden dat dair ynne barnde, ende oich haue die sy namen L ar. gul. Item Alart Pyeck is geschedicht an ....., huyse dat sij branden ende aen anderen
st.
Item Willem die Buyser is geschedicht aen sijnre hauen die hew genomen is, XVIIJ ar. gul.
429 Item Arnt van Leuven is geschedicht aen sijnre hauei die hem genomen is, XIJ ar. gul. Item Derich van Angeren is geschedicht CC aide se; Item Stijn van Maren is geschedicht X ar. gl. Maze ende Wale, Dit is die schade dei Johan van Boitberch r heren Her• manss. ende sijne buwlude tot Ewijck gehadt hebben tot tween reisen van perden die op die Brabantsche erde tot Negen gesleten sijn. Ten yrsten IJ meryen , die weert waren XVJ ar. gul., ten anderen maell een henxt vaill, die weert was XIJ ar. gul., ende doe Johan vurs. dese perde genomen waeren, des wort nu in desen toekomende herfft een jaer. Item dit is dat scheell Apelteren toe s..,
van Tricht wonende tot
dat hoen Wolter Piek ende Arnt
Item once vijande hebben geuangen tusschen. Groit Lit, ende Cleyne Lit Derich vanden Damroe Gaerts tot Wamell, dit is geschiet bynnen acht dagen. Item noch hebben sij enen man geuangen van Venloe bijnnen dese bestande inder Maze bij Alphen. Item noch hebben sij genomen tot Wamell XIIIJ perde. Item hebben die van Meghen mit enen knecht, die Jobans Dickbiers knecht was, tot Apelteren Herman van Tricht sijne pert genomen. Item so hebben mijnss heren vijande vyt Brabant sijne ondersaten tot Haren gevangen, dair die een mijne knecht aff was, die tot Oss gekoft wort. Item so segge jck Jacob van Riemsdijok , arnptman tusschen Maze ende Wale, dat die van Meghen mit den Braband ........, sijn komen wail! X reysen ende doit toe gewont ende ... , ........ gebraken
420 Toeseggen Luyss van iYterwijck. Inden yrsten so hebben Willem van lllontennaeke, lantdross. jnder tijt in Brabant, Johan Dickbier, h. Claes van Sente Goerrik ende h. Euert Voet hem self sesten gewapent ende drye renner geuangen tot behoiff des heren van sijmpoll ende des gemeyneii laat van Brabrant, ende hebben hem thien goeder perde genomen ende hem self sesten eiken een voll harnasch, vytgenomen beynharnasch, ende hein oich self derden an hoeren hande geuangen gehalden bis in dat derde jaer, doe hoen Got holp dat hie ontquam, ende drye van sijnen knechten geuangen gehalden twe jaer lanck , vyt ende ynne te ghaen ende te komen ende bynnen deser voers. tijt heb ick die ghene die mit mij geuangen waeren, verleent VJ c franck. kroenen. Dit is al sullick schade als die van Drechden ge• hadt hebben vanden van leghen ende van Haeren ende die onder hens geschuylt hebben van brand, van geuengenisse ende van beesten, die hem genomen sijn, bouen dat sij mijnss genedigen heren van Gelre ende van Gulich sijnre genaiden vijande nyet en sijn geweest noch ons van Dreecden vurs. Item inden yrsten h. Roeloff, pastoir tot Dreechden, aen beesten genomen XV ar. gul, WilIem " Hessell ende Johan van Hessell sijn soen an ene huse dat hem afgebrant is ende aen beesten, tsamen LX ar. gul. Jan vanden Vale, die sijne buys afgebrant is X ar. g. Item Benye an beesten genomen ende gebrantschat XIJ ar. gul. Item Wouter die Zasse aen brantsehat J kroen. Item Heyne die Bruyne van brantschat J kroen. Item Jan Berwer an brantsehat VJ ar. gul. Item Willem Loet aen vercken ende aen brantsehat VJ ar. gul. Item Johan vanden Kerchoff aen brantschat J ar. gul.
431 Item Johan Scheere, burger tot Nijmegen, an beesten ende an schaden die hie an sijne hugs had , XX ar. gul. Tis te weten dat dese vors. Jude gelijck een ygelych vurs. steet • nae ynnehalt der partes behalden willen op hoeren eelt, dat hem eer meer geschaidt is dan mijn van die van Meghen en van Haeren, ende begeren hir richtinge aff bij mijns heren genaiden van Gelre ende van Gulich , dat ons dat verricht werde; ende off ons daer gheen rechtinge aff en schieden , so willen wij dair alle tijt nae staen dat ons dat gericht werde ten rechten wan rich dat geburt van den ghenen, dair ons schade aff ende vytgeschiet is. Veluwe. Item doe Johan Stamelers ene amptrnan tot Raucnsteync was, inden jair van XXIIIJ op Sente Jacobs nacht, heb. ben Johans voirs. knechte genomen inden kirspell van Angeren V perde, toebehorende Johan Kruyt, die doe weert wareis LX gul. Item js een tijt geleden ommetrijnt negen jaer dat Hen• rich van Gronsfelt buten vede genomen heeft op der vrijer straiten van Brabant ommetrijnt ene niijle bij Aken XLIIJ Vryesser ossen , toebehorende Sijbken van wonde• rinchein, wenernaer Bast Engbertss. ende Coppen, dair sij hoeftstals bij te schaden hadden ende leden IIIIJ oeuer• len. r. gul., behaluen den cost ende schaden wellich Henrich van Gronsfelt, geboeren ondersate is des lands van Brabant. Item die alinge suma Item so is dair aff betailt dat Johan van Leyenberch gaff LXIJ kroenen, valeelt elke IJ kroenen vur LIJ gul., gerekent CLXVIIJ ar. gul. Item die seine Joh. gaff XXIIIJ nobelen vur XLVIIJ cronen valent LXXIJ gul. ende dair wairt an verloren. Item so gaff dieselue Johan LI, °cuerl. gul, ende elke IIIJ vur vijff ar. gul., valent IIJ c ar. gul.
432 Item so gaff die selue Johan XVIJJ Beyersche gul. vur XVIJ ar. gul. Item so gaff die selue Johan an ar. gul. LVIJ ar. gul. Sm der betailinge V CXCVJ ar. gul. Item als ons die raide vanden Bossche toe wijsden vur oase cost was LXXXIIIJ ar. gul. ende also Buckens als Lubbert Coepss. wall weet. Item hebben sij mij genomen aen gelde VIIIIJ ar.' een wenich min. Boetnell ende Tielreweerde. Ich Johan vanden Sloet, bekenne mit dese openre cedulen, dat mij op Sente Peters ende Pauwels dach der apostelen laets genomen wart tot Rossem een ruyne vyt mijnre weyden, die smit van Oss koicht tegen die gesellen die aen mij genomen hadden, welke ruyne die smit van Oss noch heeft. In kennisse der wairheit, so heb ich Johan vander Sloet vurs. mijnen segel beneden op deler cedulen gedruckt des manendaeges nae Sente Jacobs daige. NB. In het stuk nog dit los stuk papier. Dyt is den scaed den ich Henrich van Ghiffen heb ghehaedt to Antwerpen , ten ersten dat sij mijn win Bekominert hebben, dat ich mijns guets nyt ghebruchen en mocht binnen ses daeghen of achten , ende most elke aem wins vier of vijf st. groet mijn genen dan dye wedergaed vanden winen gelden, hed ich mijns guetz moghen gebrucken, soe hed ich daer van moghen hebben als ander kop lued van oeren guld , dat mij wail scaed viertych riinssen gl. Vort heft mijn zoen daer gesekert gheleghen al van Sente Reinys mys tot desen dach toe ende noch gesekert en is, ende heft wael vijftych rins. gul. vertert ende oich heb ich Heinr. vurs. seluen daer oem vervolcht ende verreden vijftich rins. gul. Vort hebben sij mijn ghelt vanden wy• nen daer ghehalden tot desen dach toe ende noch haelden, dat mij wael scaede vert : ch rinsser gul., dye saem hondert ende tachtentych rins. gul. ende otk noch mijn ghelt van mijnen wijnen.
22. VERGADERING. 21 DECEMBER 1850. Bibliotheek. Sachsenspiegel. Inhuldiging van keizer Karel te Leiden, 1545. Zijne uitvaart aldaar gehouden, 1559. .flatwoord van Hendrik van Wickenroide op de aanspraak van Emond Cudelsdorp en zijne dochter Isabella, 4394. Bibliotheek. Ten geschenke ontvangen:
Van den heer mr. J. van Dam van Noordeloos te Rotterdam. Eene belangrijke verzameling handschriften , behelzende Brieven van gedep. staten van Utrecht ter verg. van H.H.J1! in 1646, als ook brieven van H.H.M. in 1648, 1654, mitsgaders andere brieven, veelal de staten van Utrecht en de provincie betreffende, afkomstig uit de verzameling van wijlen den heer P. van lllusschenbroek.
Van den heer jhr. E. W. J. Six tot Oterleek te Utrecht, Over de plaatselijke belasting, Utrecht 1850.
Van den heer jhr. mr. A. M. C. van Asch van Wijck te Utrecht. Brief van dr. G. D. J. Schotel aan mr. S. de Wal, over 'srijks archief te 's Hage , 's Graven page 1850. Sachsenspiegel. De heer Beeldsnijder van Voshol , ves-
tigt de aandacht der leden op een hein toebehoorend zeld• zaain exemplaar van dit werk, gedrukt te Leipzig bij Ni• colaum Walraf,, MDXLV. Inhuldiging van keizer Karel V te Leiden, 1515.
In de thesauriersrekening der stad Leiden, 1515, komen Benige bijzonderheden betreffende deze inhuldiging voor, die den heer Rammelman Elzevier belangrijk ter mededee• ling zijn voorgekomen. Vuytgeuen gedaen in der blijder incoemste van onse g. h. hertoge Kaerl, prince van Spaenge, graue van Hollaut etc., als zijne genade tot Leyden ge-
434 coemen zijn, om alhier ontfangen ende gehult te worden als onse geboeren lantsheere. Eerst om onse genad. heere voers. eerlicken te gemoete te gaen, te ontfangen ende in te haelen in zijne genad, stede, zoo is bij den gerechte geordonneert, dat die van de gerechte,- scout, burgerm g., scepenen ende die dienaers, elc in hoere stede cleedinge ende alle van de vroescip in eerlick ende statelicken habyte toewen, souden in de processie, ende heeft die stede doen maken hondert zes ende vijftich toertsen, die geordonneert zijn gedragen te worden bij der stede stutten, elck gaende in peleur of scutters cleedinge, tweick alsoe gedaen is, ende zijn alsoe gedaen ende die processie gevolcht tot buyten die vuyterste moe. len buyten die Hagepoert, ende aldaer onse aldergenad, heer verwacht ende ontfangen, zijne genade hertelick wellecoemende ende gepresenteert die sloetelen van de stede, twelek gedaen zijnde, zijn alsoe wederom gekeert, zijne genade geleyende tot zijnen logyse toe, welcke voers. toert. sen gecost hebben tstuck VIJ stuuers , fac. LXXVIIIJ .. ^.
Item ende om die straten te chieren ende eerlicke toe toe te maken tegens die incoemste van onse g. h., ende te thoenen tgoet herte ende gunste , die men tot zijnen genade dragende was, soe hebben die burgermeistren tuitten gerechte doen maken eene poerte beneden Thoenisbrugge, tusschen d eeste huysen , op welcke poerte gestelt is geweest een stomme personnaige, ende voert aen beyden zijden van die Breedestraet tot die Hoewoertsbrugge toe, doen maken stalzettingen of steygeringen van een sparre hoech , ende daeraen dat langes laken aen beyden zijden gehangen worden lakens breete ende wat meer dan een mans lengte hoech van der aerden , ende boenen die lakenen optie eynden van den sparren meijeboeinkens, ende voer den lakenen zijn gestelt langes aen beyden zijden toertsen, d een van de anderen verscheyden , omtrent een halve roede ,
435 welck voers. lakenen geleidt ende gehangen zijn , bij den vuytreederen, verwers , volres etc., ende die toertsen zijn becosticht bij den gilden, ambochten ende andren doende neringe binnen der stede, tot ordonancie ende taxacie van den gerechte. Ende van die Hoegewaertsbrugge tot Sinte Pieterskercke toe waeren alle die huysen aen beyden zijden behangen mit lakenen ende beset met meijeboemen ende toertsen, welcke toertsen oeck meest bekosticht waeren als boeuen. Ende onnme die voers. poerte ende steygeringhe te maecken ende noch twie terdenysen die tede heeft doen maecken, eene bij den Blaeuwen Steen ouer die ifaersmanstee-. ghe ende d ander betijde die Hoegewoertsbrugge, aldaer batementen in stomme personnaigien opgestelt zijn geweest, soe heeft men daertoe behoeft veel sparren, planeken ende ander hout, dat die stede geleent heeft van veel ende diversche persoenen , mit voerwaerden wat neen henil. van dien niet weeder geheel en leverde, dat men heml. dat betalen soude; ende noch heeft men daertoe behoeft veel nagelen ende spijkeren , die de stede heeft moeten betae• len, van al twelck te maecken die stede te cost gehat heeft van hout, gebroken sparren ende planeken, van nagelen, spijckeren, van schilderen omme die poerte in forme van metselarie of te setten , ende van arbeytsloen van die terdenysen te maecken, behalue die steygeringhen langs die Breedestraet aen beyden zijden, die de metselaers ende tymerluyden maecten buyten der stede costen, alleenlicken hebbende tbier dat heml. geschonken is, tsamen die somme van XXXIX rijn. gl., XV stuuer , fac. LIIJ ii , VIIJ sc. Item gegeuen die gesellen van de Vetorijk van dat zij die historie van Davidt ende Abigaël in stomme personnaige vuytgebracht hebben, opdat terdenijs ouer die voors, poerte bij Thoenis brugge, VJ rijn. gI., IIIJ stuuer, ende die ander twie batementen worden vuytgebracht buyten
436 coste van de stede, eerre bij den Blaeuwen Steen bij de schilders, ende dat ander bij de Hoegewoertsbrugge bij der shyers, daeroni hier die voers. VJ rijn. gl., IIIJ st., fac.
VIIJ , V s., HU. d. Item hadde die stede geordoneert een prijs van een vat biers , die te winnen was mit steecken te water, in de Stienschuyer, als mijnen g. h. Baer voerbij passeren soude, daertoe betaelt is mitte excijse XXIIJ stuuer, fac. XXX sc., HU d. Item betaelt Pieter Jansz., schilder, van vier borden mit ons gehad. heer wapenen , die hij vermaeckt ende gerepareert heeft, ende voer der stede poerten gehangen worden, ende van een wapen dat op ter stedehuys gehangen wordt tsamen VJ rijn. gl., fac. VIIJ
.
Zoe is mijn. g. h. geschonken een vat wijas, houdende drie aem een vierdeel , die acm gerekent tot XXXIIJ sc., IIIJ cl., beloipt XLJ VJ sc., VIIJ d. Noch zoe hebben die hof meestr. van oase g. h. doen halen voer onse g. h. twie tonnekens rijnswijn, elck houdende XXV stoop, tot V gt. den stoop gerekent , beloipt VIIJ
, VJ sc., VIIJ d.
Ander wijn geschonken zeker ambassadeurs ende groeten heeren , edelen ende officiers van onse g. h. ende vrouwe als : Die ambassadeur van Spaenge; die ambassadeur van Engelant ; die palsgraue ; die graue van Nassouwe; die heer van Rauesteyn; die heer van Chievyes ; die heer van Realx ; die heer van IJsselstein, stadhouder van Hollant; die heer van Montignij; die heer van Arenberg; die heer van Lalaing; die heer van Wassenaer; die prince van Symay; die heer van Brederoede; die heer van Sevenbergen; die heer van Gaesbeecke; die heer van Vaulx; don Petro de Poertecariere; die heer van Imugebal (?); die cancellier van Mijnen; de president van Hollant; die deeken van Besanchon, raet mijns g. h. ende eerste meester van de requesten; mr. Loeys Boussenaer,
487 raedt in de groote raedt van onse g. 11.; monsr. du Marques, raedt als boven; mr. Jan Auxtruijes, ook raedt; die audienciers; die procureur generael van mijn g. h.; mr. Charles de Verde Rue, secretaris; die tresoriers van ons. g. h.; die maerschalck van de logijsen; die president van Bourgondie; die capelle van mijn g. h., te weten, alle die ghiene die totte oratoer ende capelle dienende waeren, alsoe capellanen, priesters, singers ende andren; die somehier de corps Corteville, die sornelier de corps Amersdorf; die hofm r. Danelu; die hofm r. Monkevon (?); die hofmr. Bouton; die garde van de juwelieren; die twie medecijns ende die twie cururgijns van mijn g. h.; die archiers van mijn g. h. Hesdin; de hofm r. van mijn g. h. Alart.; die hofmr. Brezellis, die aelmoesenier; mr. Pieter Picot; mr. Loeys Barengier ende Johan de Marnix, secretaris van mijn g. h.; die eerwaerdige vader in Gode, heer Frederik van Baden, bisschop t Vtrecht; die eerwaerdige vader in Gode, den hisscop van Baderoesse; mijnheer die abt van Siste Martijns; mijnheer die proest van Siste Salvatoers tVtrecht; die suffragaen van Vtrecht; die gardiaen van d observanten oft minnebroeders tot Brugge; die minnebroederen buyten Leyden , die mede iade processie gecomen zijn. Opten XIIIJn dach van Junio anno XV' ende XV, zoe worde onse gehad. heer hertoge Kaerle, binnen Leyden gehult, als onse erfachtige heer ende prince, ende worde der stede huys voer behangen mit half wit ende root laken, te weten, V ellen wit ende V ellen root, daer voer dat betaelt is t samen XXXVIIJ ;s' , XJ 2 sc., ende van binnen worden die camer voer die veynster ende tot opten veynster daer mijn g. h. in lach , gedect mit groen laken, twelck genoernen wordt van de laken daer die stijve in de carver buytenomme mede behangen was, welck laken die tappisschiers van ons g. h., als die huldiging geschiet
438 was, al aengevaert ende wech gedragen hebben, seggende hoer recht te wesen , daerom hier XV ii , XJ sc , VIIJ d. Noch gegeuen aen wijn, die herault, die doerwaerder, VIIJ trompers, die laquaeyen van mijn gen. h., die laquae• yen van mijne g. vrouwe, die cappelaen , de bewaerder vande capelle, die tapisschiers , la cave et penterie, die kockendienaers, la saucerie, en la gonchiercerij. Behalve deze posten komen er nog twee posten voor, waarbij door de stad Leiden aan Karel V eenige landerijen ten geschenke gegeven worden, ter vermeerdering zijner domeinen. Uitvaart te Leiden gehouden , wegens het overlijden van keizer Karel Y, 1559.
In de thesoriers rekeningen van Leiden heeft de heer Rammelman Elzevier op gemeld jaar het volgende daar-
omtrent aangetroffen. Reeckeninghe van den h. vuytvaert van onse genadighe heere den keyser Karolus de vijfde van dier name, als grave van Hollant, gehouden den XVIIJ' dach in Mey a° XVcLIX. Reeckeninghe, Dirck van der Does, burgermeister der stede Leyden, Jan Huych Andriess. ende Jan van Adrichem, beyde scepenen der voir. stede, als daertoe gecommitteert zijnde van haer medebroeders van de gerechte, der voors. stede van alle haere handelinghen ende administratie, die zij beyden gehadt hebben , beroerende tuyvaerdt van onse genadigheu heer, den keyser Karolus de vijffste van dien name, als grave van Hollant hoger memorie, welcke voors. vuytvaert gehouden ende gedaen is in Sinte Pieterskerck den XVIIJ lach van Mey a° XV CLIX, gereeckent in ponden , stillingen ende penningen van XL groten tpondt. Eerst betaelt Damraas Claess., schilder, van dat hij thoutwerck heeft laten snijden van t cleyne blasoen, staende int voors. vuytvaert tusschen thoge altaer ende lijck en als
439 nu gehanghen es besijde theylige sacraments huys, al twelck Damraas voors. tot zijne laste anghenomen hadde te laeten snijden ende te leueren voor IIIJ ;i. -- Damas voors. voor dat paneel mitte lijst, daer tvoors. blasoen in staedt, al twelck hij tot zijne laste angenomen heeft te leueren voor IJ i. -- Dammas voors. vant voors. blasoen te schilderen ende stofferen al geheel van fijnen goede mitte scroft (?) in de lijst, ende dat ander stoffeerseel rontsomme oek van ijnen goude om dattet tzelve lanck schoon ende geduyerich soude zijn, tsamen XIJ i:. -- Darnmas voors. voor tgrootste blasoen op linnendouck van olyverwe gewrocht om die geduyericheyt ende oeck tbeste werck te zijn, ende is overgeleyt snit foilge, welcke blasoen in tuy vaert op thoechste van tlijck gelegen heeft, ende als nu gehanghen es int choor over thoghe altaer, tsamen IIIJi:. --Darnmas voors. van neeghen grote wapens , groot zijnde elex een lombaerts vel , daerinne geschildert waeren zeeckere (wapens) van verscheyden coninckrijcke ende lantscappen, welcke voors. wapens int vuytvaert voors. int kour rontsomme an de laeckens gehangen hebben ende als nu int hoechste van tkour ende elders gehangen zijn, ende heeft van elce wapen gehadt VIIJ se., fac. IIJ 6E , XIJ sc. -- Dammas voors, van XXXV cleyne wapens, groot zijnde elcx een vel papiers, daerinne gescildert waren zeeckere wapens van verscheyden coninckrijcken ende lantscappen, welcke voors. wapens int vuytvaert rontsom tkour an de laeckens ende oeck an sommighe kaerssen gestaen hebben ende alsnu int hoegste van tkour gehangen zijn, ende heeft van elcke wapen gehadt vier sc., fac. tsamen VIJ
iE
-- Dammas voors. van tswarten van tvierkante houtwerck dat buytten om tlijck stondt, lanck zijnde XIJ voeten ende die breede VIIJ voeten, mitsgaders XXIIIJ houtten schotelen daer die kaerssen in stonden, ende noch thoutwerck van XXXIIIJ toortsen te swartten. daer voor hii tsa-
440 neen gehadt heeft IJ P..— Noch betaelt Jan Pieterss. Pijn, lichter, van tbranden van tlicht al twelck hij tot zijne leste ende coste leueren soude, te weten, XXXIIIJ toertsen, stuck van X sc., waerof datter somnuighe om tlijck stonde, ende die rest rontsom binnen tkour ende voor thoghe altaer noch XXXIIIJ kaersen , stuck van een vierendeel ponts, diewelcke stonden bonen rontsom tkour. Noch XX kaerssen van een half pont, staende opt vierkande houtwerck van tlijck. Noch IX kaersen, stuck van een pont, waerof datter stonden vier ooit lijck , te weten, op elcke houck een , ende die ander voor thoghe altaer. Noch twie groote kaerssen , stuck van vier pondt, die welcke stonden besijden tcleyne blasoen , voor thoghe alteer van alle welcke voors. licht, Jan Pieterss. voors. gehadt heeft, behoudelicken dat hij touerblijfsel van twas tot zijne pro• fyte ontfangen heeft, tsamen in als XVJ -T- Noch betacit Anthonis, die stads timmerman, van tnnaecken van tbinnenste lijck, lanek zijnde VIIJ voeten ende breedt zijnde vier voeten, mit noch dat vierkantte houtwerck daer die kaerssen op stonden, lanck zijnde XIJ voeten ende breedt VIIJ voeten, al twelck hij in de kerck gesloopt heeft, ende oeck weder in die stadts loosse gebrocht heeft , tsamen IJ l: , XV sc. -- Anthonis voors. voor die sparren ende ander houtwerck daer alle tvoors. werck of geinaect is, samen IJ
.. ^:
.
Noch betaelt voor een fijn linnen laecken waer of gemaect is dat witte live cruys, dat gelegen heeft over tlijck, ende noch dat witte live cruys voor thoghe altaer gehanghen , tsamen IJ Van tvoors. linnen te wassen , te licken (?) bereyden, opnaeyen ende weder of nemen tsamen XV sc. Noch betaelt die bitsters voor haer leueringe van zeeckere laeckens daer die bancken ende stoelen int kour mede behangen waren , mitsgaders achter tcleyne blasoen
4-41
ende tvoetcleet voor thoge altaer ende voorts mede van haer ander moeyte, tsamen XXXIJ sc. Die snijder voor zijn moyte ende arbeyt van allen die laeckens an malkander te naeyen , hangende rontsom t kour ende oeck op die bancken ende elders, mits dat hij dieselfde oeck heeft helpen hangen, tsamen X sc. Noch betaelt an bier in de kerck gedroncken bij de timmerluyden , bitsters, kerckdienaers ende andere hulpers , die de laeckens brochten ende oeck helpen hangen hebben , als men tvuytvaert doen sonde , tsamen XVIJ sc. Willem Willems Bouwens, knecht, tot drinckgelt dat hij zijn meesters laeckens in die kerck brochte om tkour mede te behangen, IIJ sc. Die coster van Sinte Pieterskerck van tluyen, IJ ;: , V sc., die coster van Pancraskerck , XV sc., die coster van onser Vrouwenkerck, XXIIIJ sc. Die schouten dieners , van de kercke te bewaren om toesicht te hebben op die laeckens ende anders, XIJ sc. Die blaser van torgel Sinte Pieters van verscheyden diensten, die hij gedlaen heeft ende anders, IIJ sc. Die musiciens omme die misse als men tuytvaert dede , alsoe die commanduyr dat zelue geraden heeft, ouermits dat die deputaten tzelue te swaer ende te moyelicke vallen soude, gemerct die misse te lanck duyren sonde, XX se. Die Costers , van dat zij snachts die kerek waecten, als die laeckens in die kerck hinghen, ende meer andren diensten int vuytvaert gedaen , XIJ sc. Noch betaelt, als tvuytvaert gehouden was, Bruyn die scrienwercker om tgrootste blasoen te borden ende te lijsten, twelck alsnu ouer thoge altaer hanckt, mitsgaders noch IX grote wapens ende noch XXXV cleyne wapens, die oeck gebordt zijn ende nu in de kerck of opt stadtshuys hangen , zijn tsamen VJ sc. Noch betaelt Jacob Foeyen, die glaesmaecker, van zeeckeren glasen, die hij vuytgenomen ende weder iiigesedt heeft bonen in thoochste van tkour, omdat grootte blasoen VI. J.
29
442 ,daer op te mogen trecken ende voorts door die ander Oasen dier kerek te moegen vaegen ende schoenmaecken, XIJ sc. Die tinlrnerluyden knechts, van dat zij bouenste van tkour gevaecht ende schoengeruaect hebben, daer sij luyden veel nioyte en arbeyt in gedaen hebben, twelck hoerluyder werck niet en was, ende wel bij de kerckmeesters behoorde betaelt te zijn, mar hebben tzelve fiere. fuseert, seggende, »laettet die stadt betaelen", daeromme haerluyden gesconeken XIIIJ sc. Andere verseheydene personen, die die timmerknechts hebben moeten helpen die grote leeren te rechten, te versetten ende in anderen dingen behulpich geweest zijn, alzoe die timmerknechts tzelve niet al machtich en waeren om die blasoene ende wapens bouen te hangen int koor, tsamen XIJ sc. Anthonis, die timmerman, als meester van de voors. knechts voor zijn moyeten ter zelver tijt gedaen, XV sc. Die smit, naer tuytvaert, van seeckere ijserwerck en spijekeren, die hij gelevert heeft om die twie blasoenen en die ander wapens an te hangen, tsamen XX sc. Noch aen bier gesconeken in de kerck, als men die twie blasoenen mit alle die wapens opgehangen heeft, daer veel verscheyden personen mede besich waren ouermits die grote hoochte vande leeren te rechten, te setten ende anders, daer men veel hulps toe moste hebben, tsamen XXIIJ sc. Noch betaelt Cornelis van Aecken, goltsmit, omdat hij ons luyden in veel verscheyden saeeken behulpich geweest is in tuytvaert ende oeck na tuytvaert, daer wij hem niet in ontberen en mochten, daertoe hij veel daeghen in gevaceert heeft, ende noch van dese reeckenyng te munutieren, dobbeleren ende grosseren, alzoe hij oueral bij geweest is, tsamen IJ
, X sc.
Noch hebben die gecommitteerde vande voors. vuyt• vaert, als Dirck van der Does, burgem. hider tijt, Jan
443 Huych Andriess. ende Jan van Adrichem , scepenen der stede van Leyden, van koere medebroeders vande gerechte daertoe gerequeriert zijnde, dat zij luyden met malkanderen zouden concipieeren ende communiceren, hoe ende in walt maniere dat men tvoors. vuytvaert eerlicxste ende bequaemste voor die stadt van Leyden zoude moegen doen mit de minste toste ende die meeste eere, alsoe tzelue in allen antiren steden in Hollant gedaen was. Ende alsoe de voors. gecommitteerde daeromme tot diverschen tijden bij malkanderen geweest sijn omme die werckluyden, zoe scilder, lichter ende tiinmerluyden, om een ygelicken zijn werck te besteden, hebben die gecommitteerden in de voors. tijde als zij bij malkanderen geweest zijn , mits oeck die werckluyden bij haer hebbende, tsamen vertiert V w , VJ
sc.
Ende voor die vorder moyeten, arbeyt ende vacatien, die de gecommitteerden vuyi saecke vande voors. vuytvaert benaersticht ende gediligenteert hebben, is die voors. haere mede broederen ghesconeken ende die stadt van Leyden, ronder dat zij luyden van alle hoere vacatien ofte diligentie vet versoucken te hebben, dan alleene in dancke te willen ontfanghen tgundt bij haerluyden benaersticht ende gediligenteert is. Ergo hier niet. Som. somr. van alle dese voors. vuytgeefen beloept in als LXXXVJ iE van XL grote tpondt. Antwoord van Hendrik van Wickenroide op de aanspraak van Ernond Cudelsdorp en zijne dochter Isabella,
1894.
liet navolgend stuk is blijkbaar het laatste gedeelte van het op bl. l78 der Kronijk medegedeelde antwoord van Hendrik van Wickeuroide 1). Item so spreket mij vrouwe Ysenbele vurs. tho vander tyenden te Boschusen, daer vp antworde ic Heinr. vurs. 4) Bij ecne nadere rangschikking der papieren van Buren is dit gelukkiglijk teruggevonden.
29*
444 ende segge hoeren, dat die tyende, in mijn leen tàt Wickr. ende is een Ieeti te Wickr., dat leen hebben mij mijn manne myt recht ende ordel ende vondenysse tho gewijst ende wil dat bewesen myt tuinen mannen. Item voert spreket mij vrou van Ysenbele vurs. tho, als vanden goede opten Voerst bij Greueroyde, daer vp antworde ic Heinr. vurs. ende segge, dat ie mij des haluen horns nyet en onderweynde noch aen en trecke , ende segge voert, dat dat yerst iaer Gerart vander Dijckt dede nemen , do sij bij eme in sijn buis to Dijokt was , ende to Wachtendonck gevoert wart van borgeren van Wachtendonck, ende dat gestach al myt willen, want twye bekominert was , dat ic bewisen wil mit schepene te Greueroyde. Voert vanden anderen iaer dat wort verbrant van luden, die ter Dijokt lagen ende mijn viant waren, ende dat daer synt gewassen is , daer is den hoff mede getymmert van onser beyder gewasse dar noch an gebreket, oio so behoeft die hoff noch meer tymmerens, ende hier komen bij, ende hoer die rckenynge gebreket, leggit to, opet ouer, hefhvp, oio so en wolde dien hoff geen halfen tuelen en bouwen, men en moste tyrnmeren. Item spreket mij vrou Ysenbele tho, als van pacht Willems van Ortwijck , Korffs ende Tyelken Hoeffkemmers, vp die drye anspraken antworden ic Heinr. vurs. ende segge, dat die hoeren daer men dienen pacht vyt geit tot Wickr. leen sijnt ende in mijn leen ende heerlicheit tot Wickr. horen, ende dienen pacht is men schuldich tot Wickrade te leueren op dat huys, oic so en sal sij sich nyet onderweinden noch mij oic hinderen dat sich die heerlicheit te Wickr. draege, dat ic bewisen wil myt besegelden brieuen. Item so spreket mij vrou Ysenbele vurs. tho, als vander scholt Heinrich Nyckels ende van vyer koyen ende van gereder hauen te Boschusen, daer vp antworde ic Henn vurs. vp die drie anspraken ende segge, dat ic des guets
445 nyet gebuert en hebbe en noch oic onderwonden en hebbe doch nyemant van mijnre wegen, mer Henr. van Cryekenbeke heft dat guet bekommert ende gewonnen, als recht is, ende dat heft hij gebuert ende gesleten als recht is , als crue die scyepen te Wickrade myt recht toegewijst hebben. Item so spreke mij vrouwe Ysenbeke vur. tho, als vander gewasse achter des , kynds houe, daer vp antworde ic Heiar. vurs. ende segge , dat , ic daer nyet aff en weyt, noch nyemant van mijnre wegen, noch- oic ie des nyet gebuert en hebbe, noch nyemant van mijnre wegen. Item spreket mij vrou Ysenbele vurs. toe, dat oer te Venle Giel. oer rentineister richten solde, daer vp antworde ic Heinr. vurs. ende segge vp alle die arisprake, dat te ]lade dat dat iaerpacht is, ende te Lottern vpten houe ten eynde ende te Heyiubergen pacht is off ander pacht , waer he leget, ende voert vanden tijnsen , daer sij aff schriuet in den lande van Kessel, et sij pacht off tjjns, waer gelegen is, dat segge ic Heinr. vurs., dat die mijn is ende anders nyemants na onsen lantrecht, want he verschein na mijns brueder dode lange tijt ende nye te vueren verschenen en was, dat ic bij brengen elide bewisen wil. Voert schrijft sij aan meer houen te Lottem; daer vp segge ic Henr. vurs., dat daer geyn ander hone en sijiit dan der hoff te Tyegelen, daer en heb ich nyet aff gebuert, et sij van varender hauen off van koren , mer Seger van Bruechusen die hadt opten houen ende op oer bekommert, oich walde ic des guets vanden houe qwijt wesen , so dat sij te Venle gwam ende Seger myt oer dedingde ouermyds goede luden , dat Seger dat qwyck vanden houe dreyff ende Giel. oer rentineyster dat koren. vanden hone vuerde. Item voert spreket mij vrou Ysenbele tho, als van oren tuchtbrieue, daer vp antworde ic Henryc vurs. en segge, dat mij die brieff tourecht ende myt gewalt affgedrongen
446 is eer ic te Wickr. op dat huys komen konde, oic wil icht bewisen myt besegelden brieuen heren Emonds, dat sij eyns getuchticht is geweest an die heerlicheit van Heerle , die sij myt rade oers vaders ende maghe vertocht heft, oer wil icht bewisen myt besegelden brieuen, dat sij noch nyemant van oerre wegen den borch off heerlicheyt van Wickrade onderweynden en solde, dat wij te onstade komen mochte, vorder dan oer yerste tuchtbrieff begrijpt, die sich an die heerlicheit van Heerle dreget, ende daer vp spreket dat sij nyet gelaten en heft, sij en heft mij dienen vurs. brieffaffgedrongen myt gewalt, eer ie te Wickr. op dat huys komen kodde, ende heissche, dat sij mij dienen vurs. afgedrongenen brieff weder gheue, ende wolde her Ernont off sijn dochter hier yet tho seggen ende mich mijne brieuen breken off doden myt dien brieuen, die doe gemaket worden, do ic te wickr, op dat buys nyet komen en konde, dat wolde ic bij brengen myt gueden lullen ende gueder konden , dat mijn brieue in oerre macht bliuen solden ende die brieue, off so wat brieuen sij te dierre tijt kreech, off wat te dierrer tijt gededyngt wort tusselien oer ende mich, nyet doden noch stedicheit hebben en solde , et weren brieuen off dedynge. Ende dese vurg. antworde segge ic, beheltelich mij al sulker montdedingt, als mijnen vrienden tot mijnre behoeff tho gesacht is vanden voirs. saken, welke mondedinge in eenre anderre cedulen beschreuen sal staen. Dit is antworden, die jch Henryck, here tho Wickrade, antworde op heren Emonds aensprake van Cudelsdorpe. Item in den yersten ...... spreket van XIIIJ mal. rog van Tyelen Raserts gueden , daer vp antworden ich Heynr. vurs. ende segge, dat die XIIIJ mal. roggen mijn brueder beseten ende gebuert heft XIIIJ iaer ende langer ongekroedt, off bekroent heren Emonts off yemants in enyger tijt alst recht
447 were die XIIIJ mal. rogge , meynde ich dat mijn sijn ende anders nyemants, want ie mijn brueders erue bin. Item so spreket mijn heer Emont vurs. tho, als vanden Sleberger thijns , daer vp antworde ic Heinryc vurs. ende segge , dat die tijnss al wege van aides Wickrade in mijn leen geboert heft, dat ie haldende bin van mijn lieuen genedigen heren van Gelre, oic so hefft mijn alder vader, mijn vader ende mijn brueder den tijns beseten ende gehuert mennich enich iaer bes vp desen dach tho vngekroedt , off bekroent heren Emonds off yemants. Item zo spreke mijn heren vurs., also als vanden husinge, die genant is der Vorst, daer vp antworde ic Henryc vurs. ende segge, dat die husinge halff mijns is ende al wege van alder in mijn leen geboert heft, dat ic haldende bin van mijnen heren genedigen heren van Gelre, oich so heft mijn alder vader, mijn vader ende mijn brueder dyenen halven bosch gebruket , gesleten ende der gadinge daer mede gedaen mennych enich iaer heer bes vp desen dach tho ongekroedt, off gekroent heren Emonds off yemants. Item so spreket mijn heer Emonts vurs. tho, als van tijnse ende hoenre, die hij in der heerlicheit van Wickroide geldende solde hebben, daer vp antworde ic Heinrye vurs. ende segge , dat ich, noch yemant die mij thobehoert , den tijns off hoenre gehuert hefft , oic daer aff nyet en weyt, noch oic en heb ick noch yemant van mijner wege eme daer an gehyndert , ende hefft hij daer tyiiss off hoenre haldende, dat mach hi bueren. Jn desen vurs. saken, na ansprake heren Emonds ende vrouwen Ysenbelen vurs, ende mijnre antworden , byn ic alternael bleuen ende bliue rechts bij mijnen lieuen genedigen heren van Gelre ende van Gulic ende greue van Zutphenne, off mijnen bij mijnre wyst ende wyllen. Voert , lieue, genedige here, so schrijnen sij in oerre .ansprake van vuel schaden, dien ic oer gedaen solde hele
448 ben, alle de schaden bin ic onschuldich , et sij geit , koren, off so wat sij, want sij mij tonrechte inspreken , sij en ouerwesen mij dan enigen schaden mytten rechten , daer ic mitten rechte nyet teghen geseggen en konde. Voert , lieue, genedige here, so schriuen sij in vyel anspraken , dat sich in mijn leen ende heerlicheit te Wickrade dreget, dat ic van v haldende bin , dat sij doch billich nyet doen en solden na besegelden brieue , die ic van oen hebbe, ende oic meynde ich ende hedde ich geen brieue, sij en solden geyn leen vanden heerlicheit van Wickrade spliten noch rijten, et en weer myt willen uwes lieuen genedigen here myt uwer genaden, des ic hope dat nyet en sij. $et, op papier gedrukt zegel in bruin was , geschonden.
EL AD WIJZER.
Bladz.
A. Aa, Philips van der, 290. Aard en burg , verdediging van (1672). 847 sq. Adolf, hertog van Gulik. 75. Adrichem, Jan van , schepen. 488. Aelbrecht , hertog. 416. Aersens, Francois van, 41, 140, 176. Afbeelding der graven van Egmond en Hoorn. 97. Aflaatsgelden te Leiden in beslag genomen. 418, 416. Afteekening der wapens in de kerken van Zeeland. 861. Akkerdijke , Cornelia 868. van, Alart , heer van Buren en Boesichem. 472. -- hofmr. van Karel V. 487. Album van H. van Wijn. 872. Alcmade, Floris van, ridder. 27, 848. Alkemade, vrouwe van, 418. ------- Willem van, 418. schout.
Bladz.
Ambassadeur van den coninck van Arragon. 845, 486. ---- van den coninck van Engeland. 845, 436. Amersdorf , somelier de corps. 487. Amondt, baillu van , 345. Andriesz., Abraham , ingenieur. 6. Andriess,, Jan Huych, schepen. , 443. Apeltern , Johan van , 425. ---- vrouwe Machteld van , 425. Archief van Buren. 81, 40, 83, 124. van El burg. 75. van Enkhuizen.235. van Gorincheni. 60, 106. der stad Gouda. 106. van Hoorn. 157. van Matenesse. 122. van Medemblik. 79, 179. der stad Reenen. 125. --- der stad Schiedam. 198.
450 Bladz.
Bladz.
Archief van het geregt 141. te Utrecht. --- der gasthuizen te Utrecht. 107. Arenberg, heer van, 436. Arnold van Gelder, hertog.75,147,16e,192,194, 279, 335. Assendelft, Nicolaas van, 229. rnr. Symon 418. van, Ath, gouverneur van, 353, 359.
Bestand , twaalfjarig , 93. Bestuur. 78, 197. Beuningen, C. van, 83. Beveren , burgemeester. 406. Bibliotheek. 17, 37, 58, 79, 105, 121, 139, 156, 174, 197, 219, 222, 233, 295, 371, 380, 412, 433. Bielke, admiraal. 371. Bylant, Ot van, 426. Blankenheim, Frederik van, 171. Blockhuis in de Eem. 329. ------- te Ravestein.197. Boekdrukkunst. 21. Boeken van C. Coolhaes in beslag. 421. Boekholt, Henric van, busschieter. 395. Boekwerken , uitgegeven in 1849. 8, sqq. Boete, Johan, 229. Boerken, Claes, organist. 80. Bogaert, Franc. van den, 29. Borselen , Wolfart van, stadhouder. 229. Boschuysen , Willem van , Burgemeester. 284. Botbergen, Johan van, 429. Bouchain, kapitulatie van, 364. Bouchorst, Adriaen van der, 348. Bouchout, Zweder van, proost van Elst. 150. Boudewijns, Jan, raad. 347. Bourgondie, David van, bisschop. 226. Karel van, 284. Philipsvan,281. Bourmania, Reinold van, 173. Boussenaer, mr. Louis, raad. 436. Bouton, hofmr. van Karel V. 437.
B. 255. Backer, Willem, Baden , Frederik van , 437. bisschop. bisschop Baderoesse, van, 437. Baesweiler, slag te, 313, 317. Banckert, Adriaan, kapitein. 252, 255. ------ Jan, kapitein. 255. Barengier, mr. Louis, 437. secretaris. 80. Barentsz., Willem. Basson , Thomas, boek. 422. drukker. Batenburg, Hermen van, huisvrouw van Wil164. lem van Gulik. Beekman , E., vaandrig. 347 sqq. Beyeren, Jacoba van , 202. .------- Jan van , 169, 203. ------ Lodewijk van, keizer. 258. Benthem, Joh. van, heer 427. tot Spaldorp. Walraven van, 427. .--- Besancon, deken van, raad en requestmr. 486. Bescheiden der vaderl. geschiedenis te Parijs. 140.
451 Bladz.
Bladz.
Brabant, Jan van, hertog. 168. Brief der regering van Haarlem , (1681). 90. ------ Maria van, 299, 427. -- van Evert Jacopz., Brandenburg, inarkgra(1689). ' 248. ve van , 345. Brederode, Hendrik van, 96. -- van Willem de Base, (1645). 251. ---- heer van, 345, 846. ---- -van C. van BeuninBrezellis, hofrnr. van gen, (1652). 83. Karel V. 437. -- van M. A. deRuy Brief, (Ontzegsbrief) van ter, (1659). 867. Willem, hertog van Gelder, (1397). 299. -- van J. Wassenaar v. Obdam, (1659). 870. - van Jan van Bege-- van Pieter de ren en Reinald van Groot, (1669). 141. Gelder, (1421). 169. - over de verdedi-- (Ontzegsbrief) van ging van Aardenburg, Jacob van Hceckeren, (1672). 347, 354, 856, 361. 145. (1427). Briefwisseling, geheime, 308. --:- van Johan Sche• Briel (de) ingenomen. 30. lart van Obbendorp, 406. 192. --- (de) bezet. (1485). Brieven aan de stad El.-- van den hertog burg, (1418-1422). 277. Arnold van Gelder, (1450). 279. --- van Adolf en Karel van Gelder, h---- van Christiern, ko(1456-1477). 75. ning van Denemar158, 239. ---- van Jacob Cabel• ken, (1525). liau, Nicolaas Ruyc• -- van Hendrik van haver, Cornelis van Nassau, (1537). 865. Rijswijk en Frederik -- van Karel V, van den Zevender, 83, 210. (1537). (1572-1573). 287. - van Ferdinand Ï, 208. - van Maurits (1537). -- van Philips II, (1608 en 1620). 92. (1561), (1567). 215, 216. -van M. A. de -- van Claes Jacobsz., Ruiter, (1662, 1668). (1574). 245. 252, 254. --- van E. Leoninus, ----van Willem IV, 40. (1581). (1748-1747). 125. ---- van Willem van Oranje , (1582) 35. Bronckhorst , Joncker van, ---- van Maurits, (1600).142. 161. Bueren, graaf van, 345. -- van C. Weese, 406. Bulk, gulden, 106. (1618). Buschvelt, J. en W., 10, 823. - van W. P. Haeses, 408. Bussen. Zie Geschut. (1618).
452 Bladz.
Bladz.
Buzanval , correspon. 3, 37. dance de,
Cudelstorp, Emend, 3'74 sqq. ----- • -- Isabella, 374, sqq., 443. Culenborch, jonker van, 401.
C. Cabelliau, Jacob, 287. Camerbusse. Zie Geschut. Capel van Karel V. 437. Castainge, bisschop van, 345. Castellanuiu , Daniël , 100. Castro, Nicolaas de, bisschop. 215. Cau, commandeur. 352, 356, 2560. Chievres , heer van , 436. Chiuiay, prins van, 436. Christiern, koning van Denemarken. 158, 239. Claess. , Dalnmas, schilder. 438. Cleve, raedt van den hertog van, 345. Cobel , mr. Francois , advokaat. 346. Congres , Nederl. taalkundig, 197. Coolhaes , Caspar, 421. Coper, mr. Adriaen de, 64. Cornelis, nar., geschutgieter. 288, 890. Correspondentie. 3, 18, 58, 79,105,121, 139, 156, 212. Corte verthoninghe van Oldenb. op de remonstrantie van Fr. van Aersens. 41. Cortrijck , gouverneur 359. van, Coulster, mr. Abel, raad. 847. -- -- Willem van, schout. 417. Courteville, sonnelier de 437. corps, Craet , Eruck, secretaris. 371.
D.
Dag . Claes, busschieter. 395, 408. Danel u , hdfmr. van Karel V. 437. David van Bourgondië, bisschop. 226. Degen van E. Beekman. 361. Denemarken , Zweder van, 337. Diepholt, Rudolf van, 145. Dinchenveltz, Godert van, ridder. 328. Dircksz., Cornelis , Admirael. 247. Dissertatien, (Historisch Akademische), 108. Does, Dirk van der, burgemeester. 438. -- j hr. Pieter van der, 98. Doornik , gouverneur van, 359. G. Dorp , Arent van , Dorpe, mr. Jeronimus van, raad. 847. Drakenburch, Vred. van, 329. Drueten, Robert van , 195. Duytu , Jan , capiteyn. 369. 415. Duitsche orde. Durie, Robertus , Eng. 9a. predikant. E. Egmond , Floris van, 865. -------- geslacht van, 29., -------- grave van , 345. ------ Maximiliaan van , 171.
Bladz.
Bladj.
Egifoncl, dood van Philips van , 98. Elburg in de rijksban. 277. Emenborch. 332, 333. Einmerye, heer van, 345. Erasmius, Janus, rector. 18. Evertse, Cornelis , cornmandeur, 252, 25!4. _.._._.. Jan, vice admiraal. 368.
Gyssels , Arnout, admiraal. 249. Gonians, Franciscus. 100. Gouden en zilveren versierselen. 109, 164. Goudt , fir. Jacob, rentmr.-generaal. 347. Groenenwoude, Steven van , 328. Groot , H. de, 257, 303. ---- P. de, 141. Grubenhage, Ernst graaf van , 216. Guy van Vlaanderen. 163. Gulden bul. 258. Gulik , Willem van, geheeten van Wachtendunk. 164.
F. Ferdinand , keizer, 208. Finaert , eiland , 5. Florisz., Heynrick, burgemeester. 343. Pieter, vice ad79. miraal. 363. Foret, Marg. du, krijgstogt Friesland , 23. naar , (1399). Fronsberg, George van, 108. kolonel. 363. Froudeiiius , J. G. Gaesbeeck , heer van , 436. Gebreke der Gelder422. schen. --- van Holland, 202. (11418). Gedeputeerden te velde. 342. 345. Geel , jonker van , Gerard , hertog van Gulik en Berg. 335. Geryt, bussenscieter. 388 sqq. Geschiedenis der Latijn• sche school te Leiden. 62. Geschut. 329, sqq., 387, sqq. Gevangenen bij de belegering van Aarden355, sqq. burg. 98. Gibralter , slag van ,
H.
Haekbussen. 387. Haeses , W. P. 1408. Handvesten en privilegien van Delft. 123. -- --- - en privilegien van Leiden. 413. Hardenbroeck , Erent van, castelein. 333. Harlem , Thierri de , 237. Hart, huis ter, 247. Hasert, Henrys, 329. Hassell., stad , 1443. Hautepenne, heer van , 6. Heerkeren, Jacob van , 145. Heeda , mr. Willem, secretaris. 345. Heeinskerk , Gerrit van, 194, 207. Heemstede, heere van, raadpensionaris. 91. Heerman , J. en W. 343. Ilees , Jan van , steenhouwer. 399. Heidenen in Holl. 336, 412.
454 Bladz.
Bladz.
Heidenen te Utrecht. 412. Remart, seigneur de, 366. Hendrik, heer van Ber272. gen. 425. Ileze , Johan van , Hogerbeets , R. 31, 303, 406, 408. Hohenlo, Philips, graaf 35, 40. van, 419, Hollandsche veenen. Holt , Johan van , rent335. meester. Honert , van den , commies. 406. Hongarije , Maria van, 208. Hooft, llenrick Daniëlsz., burgerveest. van Amsterdam. 23. Hoogeveen, ontvanger. 407. 408. Hoorn bezet. Houhamer, jonker, op347. perste capiteyn. 98. Houtman, C. J. Jacoba van Beyeren. 202. Jacobsz., Claes, van le245. denblik. Jan van Beyeren. 169, 203, 418. -- van Brabant, her163, 417. tog. Jan , mr. kogelgieter. 388, 395. Jansz., Pieter, schilder 43g. Inckevoort , Peter van; 424. Inhuldiging van hertog 286. Karel vair Bourg. ----- van Maximiliaan van Oosten343, sqq. rijk. --r-------- van Karel V. 433. Inleidingsrede. 1. 98. Journael , (1595).
Isabella, koningin van Denemarken. 239. Juan van Oostenrijk, 109. Don, K. Karel , hertog van Gelder. 75, 365. -- -- V. 82, 210, 433, 438. -- - van Bourgondie. 284, 415. 408, 410. Keyser, C. C. --- Geryt de, 329. Ketelaer, Claes, 394. Kyfhoec, Floris van, 333, 334, 335. Kinschot, Jasper van, 4. Kleinodien van Sopia van Mechelen. 295. Mundell, de, geforti• fieeert. 6. Knijff, Geryt, 329. Knipbussen. 337. Knuyt, Johan de, ridder. 107, 122, 213. Kostbaarheden , (1435). 164. Krijgstogt vaar Fries23. land, (1399). ---- van Leiden naar Woudrichem, 101. (1407). 334. Kruitmolen. L. Lalaing, heer van, 436. Lancé , commandeur. 358. Landpoorters. 205. Langerack, heer van, 408. ambassadeur. Leden, gewone, (in 1850). Brengel, mr. 11. ba3, ron van , Engelkens, m . IL J.412.
455 Bladz.
Bladz.
Mahu, Jacques, rentmr. generael. 6. Maisonneuve, heer van, 356. Maldigem. 351. MaIsen , Alart van , 372. Mansvelt, grave van, 345. Maria van Brabant. 299. -- van Hongarije. 208. Marnix van St. Aide. gonde, Ph. van, 97. ---- , air. Johan de, secretaris. 437. Marques, plonsr. du, raad. 437. Matenesse, archief van, 222. ---- geslacht van, 157. ------ oud en nieuw, 201. Matthijsz., Jan, cowmandeur. 353, 338. Mauregnault, C. de, 300. Maximiliaan van Oostenrijk. 343. --------, vereering aan, 344. Mechelen, Sophia van, 295. Meckelenburg, hertog van, 345. Meer, Nicolaas van der, 90. Meye, mr. Gerrit van 347. der , raad. Meyen, Jaspar van der, raad. 5. Mekeren, Gijsbert van, 194. Meppel, vice admiraal. 371. Merode, baenderheer van, 4. --- Margaerete van, 4. ----- Pieter van, se163. cretaris. --,- Rijkalt van, 314. ---- Scheijart van , 323. --- Walraven van, 313, 314. Merwede , Dirck , heer M. 332. van, 430. Maarschalk van den keiz. 345. Merwijck, L. van,
Leden, honors., (in 1850). Burman Becker, dr. 3. .1. G. 79. Kien, mr. N. P. J. Macaula y , Th. Ba272. bington, 233. Reume, A. de, 139. Wauters, A. Leden, werke., (in 1850). Geer, jhr. mr. B. J. 121. L. de, 121. Heemskerk , J. 105. Nijhoff, Js. Az. Paspoort van Grijpskerke, jhr. mr. M. C. 212. Philips, rr. A. 233. Rappard, jhr F. A. L. 79. Ridder van , Trip van Zoudtlandt, 105. jr. W. F. Vee g ens , dr. J. T., te 412. Amsterdam. Verbrugge, mr. M. 212. Leiden, Engelsche ge98. meente te, 433. Karel V te, zeldzaam Leycester , werkje van, 39, 422. Leoninus, Elbertus van, 40. Lichteiiberch, Joh. van, 329. Lieffde, Jan de, capitein.23. Liesvelt, heer van , the345. sorier generaal. Lijfrenten. 341. Lijfschutten van Will. I.420. Lijst der brieven in het bezit der heeres van Wisch. 160. -- van stukken, (1430). 150. Lodewijk van Beyeren, keizer. 258. 342. Loterij.
456 Bladz.
Bladz.
422. Meurier, Gabriël. Mynen, cancelier van, 436. 42. 111y1e, van der, 409. Milander. Milendunck , heerlijkheid, 325. --------- Jacob van , 326. ----- Johan van, 325, 326. Ministers der stad Lei38, 61. den. ---- der Nederland. 4. Moens , Petronella , 363. Moers , joncheer van , 194. Monkevon, hofto r. van Karel V. 437. Montfoort, heer van , 387. Montigny, heer van , 436. 345. Mota, doctor de, 206. Muyden , huis te, Mulairt , Aernt, pensi284, 286 onaris.
Nuis , beleg van (1474). 27. 0.
N.
Obbendorp, Johan Schelart van , ridder. 192. Obdam , Admiraal. 368. Oeverbach, Hcnrich van, 325. Oldenbarneveld, Gerrit van, 363. ------------ Gozen van , 279. --------- --- Johan van, 41,140,176, 257, 364. --------------- Oeda van , 364. -------------- R. van, 364. Oldenborgh , eapitein. 357. Oostenrijk , Frederick 258. van , keizer. --- -- Margaretha van, 158. 372. Overrijn , Wouter.
Nachtglas, Evert, capitein. 252. Nassau , grave van, 345, 436. --- prins Willem 35. van Oranje. ------ Willem Lode63. wijk , graaf van, --- Maurits van, 36, 92 sq., 142, 406, 409. --- Hendrik van, 365. --- Jan van, 406. --- Willem III van, 364. --- Willem IV van, 125. Neg , Aert Jansz. van, schout bij nacht. 252. Nyclaes, mr., secretaris. 347. Nitsen, Gerrit Jacob , 408. Notulen der resoluties van de staten van • Utrecht, (1530-1610). 107, 122, 157.
Palinaele, Jr. Peter van, 4. Papiermerken. 20, 139, 155, 236. Persijn , Johan , ridder. 223. Philips van Bourgondie. 281, 415. Philips II. 215. Picot, mr. Pieter, secretaris. 437. Pieck, Gijsbert, 195, 381. Piemonte], Don Diego de, 98. 394. Pijlen. Pij i I, Nicolaas, rentmees5, 6. ter. Plimmoen, Pieter, ontfanger van wapening. 345. Poelgeest, Jr. Gerhardt, 64. heer van, Dirk van, ca-- 27. pi tein.
P.
457 Bladz.
Bladz.
Polanen, Beatrix van , 272. ------ Jan van , 272. Portecariére, Don Pedro, 436. Prangen , Henric, bus397. schieter. 363. Puys, J. P. Pullman , Christoffel , 214. grafnaald van,
Rouwbeklag aan Karel van Bourg. 284. Rover, Arnt de, busschieter. 329. Ruggenhill , eiland , 5 sqq. Ruyghaver , Nicolaas ,
R,
S.
Rademaker, rnr. D., heer van Nieuwerkerk. 361. Raephorst, Gijsbrecht v., 27. Ravesteyn , heer van , 436. 436. Reaulx , heer van , 314. Reyda, Rutger van , Reide, Johan, heer van, 316 sqq. 319. --- huis te, Reymer, mr. Hans , se-
433. Sachsenspiegel. Salien , nar. Anth., 345. Salle, mr. de la , 345. Salm , grave van , 31%. Sandra , Jasper , 362. ----- Jean, 363. --- Joachim , 363. --- Margareta, 359, 360. Sassen, hertog van, 342. Scepperus , Corn., 211: Schay, capitein. 369. Schellinger. 98. 40. Schenk , Marten. ---- van Tautenhurg, 171. George, Scherpenzeel, Gijsbrecht van , 344. Schilderij der verdediging van Aardenburg. 363. Schotten , colonel. 358. Schriverius. 303. Schuurman, Anna Ma-e 214, 309. ria, F. 310. Johan van, 310. J. G, "van ,310. Segar , Louise , 363. Sigismund, roomsch koh ing. 277. Syrnonsz , nar. Willem, pensionaris. 343. Sixtus , paus, 228. Slag tusschen Alphen en Leiden, (1425). 419. 80 .
cretaris.
345.
Reiriald, hertog van Gelder. 109, 155, 160, 163, 169, 381. Remonstrantie van J. van Oldenbarneveld. 257 sqq. Resolutien van Holland. 340. Riemsdijk , Jacob van, 429. amptman. i ck, Jacob Simonsz. 30. de, capitein. Rijfferscheit , Lodewijk van, 324. ---- -- Reinhard -----321, 322 sqq. van, 358. Rijnberek. Rijswijek, Corn. van , 287. Riviere , huis te , 201. Robert van Vlaanderen. 164. Roche, monsr . de la, 345. Roden , Hendrik van , 1 50. Rolduck , maarschalk. 345. Room en , P., b urgemr . 363. R
j
VL J.
30, 287, 407. Ruiter, M. A. de, 249, sqq, 370.
458 Bladz.
Bladz.
Sonoy , Diederik , gouverneur. 90. Sparendam. 245. Spindler, E. , kolonel. 349, 354, 357. Stameler , Johan , amptman. 431. Steenbergen ingenomen. 6. Steengracht, J. 255. Stirurn, Otto, graaf van, 125. Stralen, slag van, (1468). 31. Stuerbout, Thierry. Zie Thierri de Harlem. Suylen , Gijsbert van , 64. Swanenburch, secretar. 408. Sweerts, Isaak, capitein. 252.
Vergy, monsr. de, 345. Verhée. 98. Vesterman , G. J., Bibliotheek. 235. Vianen , Fiskaal. 370. Victorsz. , Claes , busschieter. 401, 404 sqq. Vugelsanck, mr. Johan Baptista. 6. Volberghen , ontfanger. 407. Voocht , Sweder de, 387. Vulcanius , B. 97.
T. Tabago , eiland. 20. Telling , thesorier generaal. 345. Tengnagel , Symon , 426. Tessel, Dire van, cruytmaker. 334. Tromp , M. H. 247. Troublen in Nederland, (zaken belangende de) 97. U. Uitvaart van Philips van Bourgondie. 281. van Karel V. 438. Utrecht, vredehandel te, (1713). 7. V. Valckenier , Gillis , 98. Vaulx, heer van , 436. Vassi , capitein. 358. Vecht , Willens over de, 328. Verderue , mr. Charles , secretaris. 437.
W. Wabben , capitein. 410. Wachtendonk , bnrg, 164. Waerdenborgh , capiteyn. 371. Waerdgelders te Hoorn. 410. Wassenaar , J. van , ac miraal. heer van 414 --------- Kerk te , Waudripont, mr. Anth. secretaris. 345. Weede , Delia van, 363. Weese , Cornelis , 406. Wesel. 358. Wickrode, Hendrik van, 374, 443. Wierts , Melchior, 98. Wijn, H, van, Album van, 364. Wijnbergen , capitein. 30. Wildt, G. de, commandeur. 255. Willem, hertog van Gelder. 399, 310, 316 sqq. Willem van lenegouwen, 416: Willemstad, geschiede. nis der, 4. Wisch , heeren van , 160.
439 Bladz.
Bladz.
Witt, J. de, raadpensio141. naris. Witte Wittesz., vice admirael. 249. Witthem, Jan van, mar6. quis. Woerden , Jan van, heer 418. van Vliet. Wolfart van Borselen, 229. stadhouder.
IJsselstein , heer van , stadhouder. 345, 436.
IJsselmonde, heer van, 345. IJsselstein , Floris van , 82.
Z. Zande , huis te , 194. Zegel van Leiden. 415. Zegels , nieuwe wijze van afgieten van , 37. Zellaer, Reynken van, 194. Zevenbergen, heer van, 436. Zevender, Frederik van, 287. Zoeren , grave van , 345. Zonnevelt, Jan van , burgemeester. 284.
VERBETERINGEN.
EI. 158 r.
8 v. k staat: Margaretha van Parma
» 299 r. 2 v. b. » » 888 r. 4 v. 0. » » 339 r. 14 v. b. » » 340 r. 3 v. b.
»
» 344 r. 9 V. 0. »
lees : Margaretha van Oostenrijk 1697 lees : 1397 Burger Schovel » Schovel » Xn dach in X' dach (1466)
Januario opten XXX dach » opten XXXdach Mey 1475 Mey 1373 om aldair geom aldair te wor- hult te worden den