MAURITS DEKKER
HET ANDERE
MAURITS DEKKER
I^^T :ANDERE ROMAN
A.W.BRUNA & ZOON UTRECHT
TYPOGRAFIE EN DRUK: BOSCH • UTRECHT
TI
ZOALS GEWOONLIJK, WAS HET FRANS HERDER DIE DE
spreker van de avond uitgeleide deed. Bij de auto gekomen, bleven zij nog even staan, alsof zij een laatste woord van elkander verwachtten. Toen de vertrekkende achter het stuur was gaan zitten, gaven zij elkander een hand. — Laten wij hopen, dat het een volgende keer beter is, zei Herder. De starter gromde en de motor sloeg aan met een gierend geluid, dat de stille straat vulde. Nog even zag hij het silhouet van de bestuurder tegen het schijnsel van een straatlantaarn, toen de wagen, bijna geluidloos als een bootje dat van de oever afdrijft, van de trottoirrand weggleed. De robijnrode achterlichten zak weg in de duisternis, zwaaiden de hoek om en verdwenen. -ten Herder draaide zich om en keek naar de verlichte vensterramen van het zaaltje, waarin de bestuursleden van het Wijkcentrum nog bijeen zaten. Hij zag er tegenop om weer naar binnen te gaan, omdat hij verwachtte dat de critiek los zou komen, nu de spreker vertrokken was. Overbodig gepraat, zoals altijd, als het over vervelende kwesties ging, waaraan toch niets veranderd kon worden. Gezoek naar oorzaken, dat niets opleverde, zodat men de man die alles georganiseerd had dan maar als zondebok aanwees. Maar hij had zichzelf niets te verwijten, de door hem aanbevolen spreker had de verwachtingen niet teleurgesteld en aan zijn voorbereiding had het zeker niet gelegen dat er zo wei mensen gekomen waren. Hij was het echter geweest die de-nig S
lezing had doorgezet, ondanks de tegenwerpingen van sommige bestuursleden. Die hadden nu gelijk gekregen en zouden hun spijt, omdat zij waren gezwicht wel in verwijten omzetten. Zij hadden niet veel weten in te brengen tegen zijn argument, dat de vereniging voor Volksontwikkeling niet alleen bestond om kinderen van de straat te houden en volwassenen wat verstrooiing te bezorgen. Het opvoedende, instructieve werk mocht niet verwaarloosd worden. En hoe zou men dit beter kunnen behartigen dan door het organiseren van lezingen, waar sprekers van naam onderwerpen, die de moeite waard waren, behandelden? Waar moest het heen, als men het zelfs niet meer aandurfde om een veelgelezen auteur te laten optreden, die met een belachelijk klein honorarium genoegen genomen had? Tenslotte was het hem gelukt een meerderheid voor zijn voorstel te winnen. De avond was doorgegaan, doch de spreker had zijn interessante voordracht over de bedreigde vrijheid voor een beschamend klein auditorium moeten houden. Wij krijgen het zaaltje wel vol, had hij beloofd, tachtig toehoorders is niets bij een ledental van over de vijf honderd. Het was bij drie en twintig gebleven, de bestuursleden inbegrepen. Taverne, de scepticus, had gelijk gekregen. Zijn tegenzin overwinnend, liep hij langzaam naar binnen. - Een volledige mislukking, zei hij, om de anderen voor te zijn. - Niet volledig, antwoordde Taverne. Hij keek de journalist vragend aan. - Ik meen het. Die lezing was puik en die man had het voor een stampvolle zaal niet beter kunnen doen. Maar de bedreigde vrijheid, die hij zo sympathiek heeft verdedigd, zal er niet veel zij bij spinnen. - Dat gezeur ook over problemen in een plezierige tijd. De mensen verlangen ontspanning, vermaak, zij willen lachen. De radio, nietwaar Holmers?, vroeg dokter Drewes. 6
De tegenover hem zittende jongere man trok zijn wenkbrauwen op en knikte bedachtzaam. - Vanavond was de wekelijkse uitzending van Knufje, de vrolijke postbode. Dan krijg je de mensen met geen stok bij hun radiotoestellen weg. - Het ziet er niet best met de wereld uit als zelfs de brievenbestell ers de vrijheid belagen, zei Taverne. - Hebt u er wel eens naar geluisterd? vroeg Holmers, de boek -handelr. Luns, het schoolhoofd, had het eenmaal geprobeerd en was er bij in slaap gevallen. - Op dit punt wint de radio het, zei Taverne. Bij een lezing slaapje nooit echt lekker, omdat je bang bent datje gaat snurken. In de deuropening aan de smalle kant van de zaal verscheen een vrouw, die op de drempel bleef staan. - Is het klaar, Sophie? vroeg Herder. De dames en heren willen nog wel een kop koffie. - Mits het niet te lang duurt, want ik moet nog naar een patient, antwoordde de dokter. En met die lezingen moeten wij toch maar proberen door te gaan. Het hoofdbestuur moet dan maar financieel bijspringen. - Populaire onderwerpen, de aankondigingen zo aantrekkelijk en eenvoudig mogelijk opstellen, de mensen vooral niet afschrikken, vond Luns. Onwetenden zijn gauw kopschuw, als de dood voor iets waarover ze zouden moeten nadenken. Wie wil opvoeden, moet met de groots-te voorzichtigheid te werk gaan. - Opvoeden? Holmers grinnikte zacht. Dankbaar werk. -Jij gelooft het langzamerhand wel, nietwaar Joop?, vroeg de journalist. Door schade, maar nog juist zonder schande, ben jij wel zo wijs geworden, datje de opvoeding der volwassenen liever aan de Knufjes overlaat. De boekhandelaar zweeg, een weinig onaangenaam getroffen.
Taverne was geen kwade vent, maar gaf te veel toe aan zijn neiging om zich ten koste van anderen te vermaken. Waarvoor was het nu weer nodig om te zinspelen op de teleurstellende ervaringen, die hij had opgedaan bij zijn pogingen om de bewoners van het nieuwe stadsdeel goede boeken te leren lezen? Waarom moest hij hem weer aan zijn mislukking herinneren? Zijn naaste buren, de slager en de kruidenier, ging het goed, maar aan zijn altijd keurige etalage met goede boeken, die in een langzaam verkleuringsproces verdorden, liep men voorbij. Een enkele maal raakte hij eens een kinderboek kwijt, maar voor het overige bestond zijn omzet uit wat schrijfbehoeften en papierwaren. Zonder de uitleenbibliotheek en het dagbladagentuur had hij zijn zaakje wel kunnen sluiten. Het was Taverne geweest, die hem het agentschap bezorgd had. De journalist had hem ook op andere manieren geholpen en hoewel Holmers dit wel wilde erkennen, stootte hij zich toch aan Taverne's spot, die hem van het begin af gewaarschuwd had. Zijn voornemen om goede lectuur te brengen, zou moeten stranden op de onverschilligheidvan een publiek dat voor boeken, goede of slechte, minder belangstelling had dan voor de kraters op de maan. De voorspelling was uitgekomen en hij had zich al gauw gedwongen gezien concessies te doen om zijn zaakje in stand te houden. Aan deze vernederende buiging voor de Knufjesgeest, was de hulpvaardige journalist medeplichtig geweest. De ziel van een boekhandel, vind je in zijn kasten, had Walter gezegd. Hoe beter de boeken, hoe mooier de ziel. Maar het hart van een boekhandel, zoals van elke winkel, is zijn kasregister. Nu kun je zonder ziel heel aardig leven, maar zonder hart red je het niet lang.Winkeliers die het belletje van hun kassa te weinig horen worden gedwongen naar de deurwaarder te luisteren. Nadat Holmers, die het niet met hem eens was, her haaldelijk gezegd had, dat hij zijn zaakje beter sluiten kon als Ta-
8
verne gelijk had, had deze tenslotte geantwoord dat hij dit dan maar doen moest. Het schijngevecht, waaraan hij in het begin maar had meegedaan, was hem gaan vervelen, toen Holmers het nog volhield nadat hij al lang water in zijn wijn gedaan had en een cultuurpionier geworden was, die dekking zocht achter een wal van beeldromans en smoezelige bibliotheekboeken. Niet dat hij daar iets tegen had, maar dan moest je niet met een verongelijkt gezicht over je borstwering heen kijken. Bij gebrek aan beter, kon ook het kassabelletje als ideaal dienst doen. Als hij geroepen meende te zijn om het heil dezer wereld te bevorderen, dan moest hij zijn bazar maar sluiten, bij de zending of in de politiek gaan of het desnoods als onderwijzer of journalist proberen. Hij was achter zijn toonbank gebleven en had zich laten troosten door het belletje van de kassa. Maar het bleef hem hinderen als zijn kennissen meenden dat het hem nu goed genoeg ging, om een grapje over zijn vroeger tekort aan werkelijkheidszin te kun -ne maken. —Je krijgt de mensen hier in de buurt niet gemakkelijk voor iets beters, zei mevrouw Greunt. — Schei maar uit, zuchtte Luns. Ik heb hun kinderen op school. Holmers glimlachte begrijpend. Ook hij wist ervan mee te praten. Als een rechercheur moest hij jacht maken op zijn bibliotheekboeken, die men niet terug bracht. En dan, wat werd er gelezen en hoe! Die middag had hij een plak bloedworst als bladwijzer in een dure historische roman gevonden. — Een smeerkees, die lezer, maar toch wel iemand met cultuurbegrip, lachte Walter. Want wat anders is geschiedschrijving dan bloedworst verpakt in een vliesje beschaving? -- Hier ontbreekt zelfs dat vliesje beschaving, zei mevrouw Greunt. Zij had zich het leven in dit nieuwe stadsdeel anders voorgesteld. 9
Herder meende iets ter verdediging van zijn buurtgenoten te moeten inbrengen. Als de enige maatschappelijke werker in dit gezelschap, had hij waarschijnlijk een wat betere kijk op de achtergronden. Alles was nog te nieuw, er was hier nog geen gemeenschap, de mensen moesten nog tot rust komen en wennen. De belangstelling zou dan wel komen. In de oude stad had de vereniging in het begin met nog veel grotere moeilijkheden te kampen gehad. - Toen hadden ze nog tijd om te luisteren, omdat de radio niet de hele dag aanstond, viel Taverne hem in de rede. De gewone man had toen minder te eten, maar vulde zijn menu met idealen aan. Tegenwoordig is hij verzorgd, maar gestroomlijnd, in de vorm geperst en in cellofaan en plastic verpakt. — Toen ik een meisje was gingen wij 's avonds, zonder te hebben gegeten, wel rechtstreeks van het atelier naar een concert of een lezing, zei mevrouw Greunt. Kom daar tegenwoordig eens om. De mensen willen nergens moeite meer voor doen, niet meer vechten. — Je vecht nietgemakkelijk alsje stij f in de plastic zit, zei Taverne. — Vervlakking, maar misschien ook onverschilligheid uit onmacht, meende dokter Drewes. Wie beseft dat hij machteloos is„ komt er moeilijk toe zich te verweren. Twee wereldoorlogen een stuk of wat mensenslachtingen op grote schaal, bedreiging met de atoombom, politieke verwarring en een wanbeleid, dat het individu in de watten legt, maar met de mens geen raad weet. De tegenwoordige generatie heeft geen problemen meer, omdat zij heeft moeten erkennen dat haar problemen onoplosbaar zijn. - Ik geloof eerder dat de massa geleerd heeft het met wat simpeler dingen dan idealen en problemen te doen, hernam Taverne. Televisie, rock and roll, sport en film; deze generatie komt heel aardig uit met haar Knufjes. es.
- Zij komt veel te kort, al voelen de meesten dit niet. Maar de roes is onvoldoende, er blijft een onbevredigd verlangen naar iets anders, iets dat men geen naam kan geven. — Ruikt dat niet een tikje naar de wierook van het mysticisme? vroeg de journalist. Wat, in 's hemelsnaam, zou de massa verlangen? — Van een algemeen bewust verlangen kan niet gesproken worden, antwoordde de dokter, maar naar mijn mening heeft deze wereld een nieuwe filosofie of misschien een nieuwe godsdienst no g. - Ik denk niet dat de mensen daarop zitten te wachten. - Dat beweerde ik ook niet. Toch is het niet alleen uit verveling dat zij afleiding zoeken. Ik zie er ook een poging in om te ontvluchten aan een werkelijkheid, waarin zij zich niet gelukkig voelen. Ik geloof, dat j Uist de vertechnisering van de samenleving de behoefte aan irrationele waarden heeft doen toenemen. - Dus mooie dromen inplaats van een lelijke werkelijkheid? - Het behoeven niet beslist mooie dromen te zijn. Als het maar iets is waarin ze kunnen geloven, iets dat hoop geeft. - Een wonder bijvoorbeeld? - Als het maar geen technisch wonder is, waarmee alleen maar gespeeld wordt, maar dat onbevredigd laat. Als het anders was, zou er niet zoveel bijgeloof bestaan. - Dat is waar, gaf Taverne toe, onze tijd is bijgeloviger dan de middeleeuwen. - Overdreven, zei Herder, die zwijgend had toegeluisterd. Wij zijn toch waarachtig geen geestenbezweerders meer. De godsgerichten en heksenprocessen, de bezweringsdansen en de brandstapels behoren tot het verleden. - Ons bijgeloof heeft ten dele andere vormen aangenomen, antwoordde Walter, wij hebben nu dieptepsychologie, reclame, II
sport en moderne kunst. Onze dansende Derwishen kun je vinden bij de jazzconcerten, waar bezetenen inhysterisch geschreeuw losbarsten en stoelzittingen kapot snijden, de godsgerichten van deze tijd worden gehouden op de voetbalvelden der stadions en inplaats van toverdranken slikken wij slaapmiddelen. - En zijn wij er desondanks toch niet een tikje op vooruit ge vroeg Herder lachend. -gan? - Voor zover je civilisatie en comfort vooruitgang kunt noemen. Maar de innerlijke onrust, het tekort aan geestelijke waarden en aan zekerheid is groter dan vroeger. Eris meer verwarring, meer vrees waarmee de mensen geen weg weten en waaraan zig trachten te ontkomen door hun heil bij de Knufjes te zoeken. - Die ze met lege handen en verkleumde zielen in de kou laten staan, zei Holmers. - Wij brengen het er niet zo heel veel beter af. Maar goed, onder Taverne zichzelf, ons wijkcentrum is geen psychiatrische-brak ' 'ek of een kerk en een beetje kennis is geen beletsel om het geluk deelachtig te worden. Nietwaar dokter? - Behoeft het althans niet te zijn, antwoordde Drewes ernstig maar met een knipoogje dat bewees, dat Taverne's spottende toon hem niet ontgaan was. Hij maakte aanstalten om te vertrekken en de anderen volgden zijn voorbeeld. Het was Herder meegevallen, dat hij zo weinig over de mislukte avond te horen gekregen had. Onverdiende critiek, al werd zij dan ook met de beste bedoelingen geuit door mensen die je welgezind waren, bleef onaangenaam. Ditmaal had hij zijn beleid echter niet behoeven te verdedigen. Aan critiek waren zij nauwelijks toegekomen en het was bij algemeenheden gebleven, om-dat het hoofdzakelijk door Drewes en Taverne gevoerde gesprek de aandacht afgeleid had. I2
Hij was in het half verlichte zaaltje blijven zitten en keek door de openstaande deur in het keukentje, waar Sophie nog bezig was. Toen zij haar armen ophief om de bovenste plank van de kast te bereiken, ging haar korte rok mee omhoog, zodat hij haar benen tot aan de knieholten kon zien. Zij had goed gevormde kuiten, waarvan de lijnen verstrakt werden door het omspannende laagje der nylons. Ook nu weer viel het hem op dat zij er, voor een vrouw die uit werken ging, goed verzorgd uitzag. Zij maakte een jeugdige indruk, had een frisse huidskleur, een zinnelijke mond en een stevig lichaam, dat iets meisjesachtigs behouden had. Als corset en bustehouder waren uitgetrokken, zouden die vormen wel wat verslappen, maar tot een ontredderende verzakking zou het zeker niet komen. Daarvoor was haar lichaam nog te veerkrachtig. Zij kwam binnen, ging op de hoek van een tafeltje zitten en vroeg of zij, voordat zij wegging, nog iets voor hem kon doen. De punt van het tafelblad drukte in de bil van het been, dat zij zacht heen en weer liet slingeren. Waarschijnlijk gebeurde dit niet onopzettelijk, daarvoor werd te veel te zien gegeven. Heel mooi, dat been en bedankt voor de aantrekkelijke offerte, maar hij zou er niet op ingaan. Meneer was te oud om zich met dergelijke doorzichtige trucjes te laten vangen. Was hij? Hij stond op en wendde zijn blik af. Afstand bewaren, geen stommiteiten, die de goede verstandhouding konden bederven. Zij was de werkster en hij meneer de chef. Een goede werkster, die meer deed dan werd verlangd en een geschikte chef, die dit op prijs wist te stellen. Hij was haar erkentelijk voor de kleine diensten die zij hem, buiten haar taak om, bewees, voor het begrip en medeleven dat zij toonde, door hem te ontlasten van beslommeringen, die het bestaan van een alleenstaande man meebrengt. Hierin schuilde echter het gevaar voor een te enge toenadering, die haar aanleiding 13
zou kunnen geven om bizondere aanspraken te stellen. Hij moest de vriendschap dus rantsoeneren, de chef blijven en intimiteiten vermij den. Zij leek hem juist het type om van een avontuurtj e een drama te maken en zich het bedrogen slachtoffer te voelen, als het anders liep dan zij zich voorstelde. - Ga maar naar huis, zei hij. Het is al laat. En bedankt voor je moeite. Hij bracht haar naar de deur en keek haar na. Een afgrond van een straat met steile wanden en op de bodem een enkel figuurtje, dat kleiner geworden was en iets hulpbehoevends gekregen had. De mensen zijn eenzaam, dacht hij, zij ook. Maar hij was nu een
-maldechf. Zijn woonkamer, die hij binnendoor bereiken kon, lag boven de zaal. Hij draaide het licht aan, keek besluiteloos om zich heen en ging voor het raam zitten. Kil en onherbergzaam was het hier, oneigen als een hotelkamer. Maar zelden vond hij hier de gezelligheid, waaraan hij gewoonlijk behoefte had, als hij met zijn werk klaar was. Overdag, als hij beneden druk met de mensen bezig was, dacht hij niet aan zichzelf, maar zodra hij boven was, kreeg de eenzaamheid vat op hem en voelde hij zich verlaten en ontevreden. Toen Ella leefde was dit nooit voorgekomen. Maar toen had hij ook nog werk dat hem boeide en in beslag nam, een taak voor een man. Een verkeersongeval, dat hem gedeeltelijk invalide maakte, had hem gedwongen zijn baan als technisch opzichter op te geven en naar lichtere werkzaamheden uit te zien. Maatschappelijke belangstelling en de verwachting dat hij nuttig en interessant werk zou kunnen doen, hadden hem er toe gebracht te solliciteren, toen voor het nieuwe Wijkcentrum een leider werd gevraagd. Hij had zijn nieuwe taak met geestdrift aangepakt, maar al gauw was hem gebleken, dat van zijn mooie plannen niet veel te verwezenlijken viel. Weinig geld en te ge14
ringe belangstelling hadden hem gedwongen concessies te doen, zich hoofdzakelijk bezig te houden met beuzelarijen en onbenullige karweitjes op te knappen. Het was een geknutsel dat geen bevrediging schonk, een geleuter over spaarfondsjes, gezellige avonden en uitstapjes, dat hem dikwijls de keel uithing. Hij was de man niet om voor kinderjuffrouw te spelen over bengels die van de straat moesten worden gehouden of te fungeren als toeziend voogd over volwassenen, die met zichzelf en hun vrije tijd geen raad wisten. Als idealist had je gevochten voor kortere arbeidstijden en als tot bezinning gekomen man zat je opgescheept met je vroegere beschermelingen, die met hun ziel onder hun arm door de vrijheid dwaalden. Een vraagbaak voor geestelijk minvermogenden was hij geworden, het orakel van het Wijkcentrum, een fröbelse zieleherder. Bij wie kon hij aankloppen als zijn eenzaamheid en de pijn in zijn geknauwd lichaam ondragelijk werden, waar vond hij steun in zijn moeilijkheden? In de slaapkamer bleef hij staan voor Ella's portret. Over twee maanden zou het vier jaar geleden zijn dat zij gestorven was. Nog altijd ging er geen dag voorbij zonder dat hij aan haar dacht, haar niet miste en toch kon hij zich, wonderlijk genoeg, zelfs met behulp van haar portret, nog maar met moeite voor de geest halen hoe zij er uit gezien had. Twintig jaar waren zij getrouwd, goede kameraden geweest, een stuk leven dat nu ineengeschrompeld scheen te zijn tot één enkele gebeurtenis, één voorval tussen duizenden andere. Ella was voorbij, verdwenen en, ondanks alles, bijna vergeten. Zo verloor je het verband met het verleden en raakte je vervreemd van hen die gestorven waren. Het ging je overigens niet veel beter met de levenden, die uitje gezichtskring verdwenen waren. Wat had zijn enig kind nog voor hem te betekenen? Ruim twee jaar was Marianne nu in Amerika en hoewel haar maandelijkse brieven een gebeurtenis voor hem waren, IS
waarnaar hij steeds weer verlangde tegen de tijd dat hij post kon verwachten, speelde zij in zijn bestaan toch bijna geen rol meer. Een enkele maal vond hij wat troost bij de gedachte dat zij er, ver weg en onbereikbaar, althans nog was en dat zij elkaar eens nog terug zouden zien. Een onzekere en magere rekening op de toekomst, maar hij moest het er mee doen, omdat hem niets anders was overgebleven. Hij kleedde zich uit en stak het licht op het nachtkastje aan. Met een boek tussen de beschermende dekens, voelde hij zich minder kaal, minder alleen, kon hij de gedachten aan zichzelf loslaten, de tobber die hem dwars zat vergeten.
i6
OM VAN HET WIJKCENTRUM THUIS TE KOMEN, MOEST
Sophie Klint een brede winkelstraat volgen. Gewoonlijk deed zij hier haar boodschappen, omdat in de omgeving van haar woning niet veel te krijgen was. Anders dan in de oude stad, waar de winkels onregelmatig verspreid lagen, als wilde bloemen op een weide, waren ze hier op enkele punten groepsgewijs bijeengebracht, als in de perken van een park. Zoals alles, was ook het zakenleven in het nieuwe stadsdeel geregeld volgens nauwkeurig vastgestelde plannen en voorschriften. Voordat de eerste paal de grond in ging, de eerste bak cement gestort werd, had men precies geweten hoe de nieuwe stad met haar meer dan honderdduizend bewoners worden zou. Alles, zowel binnens- als buitenshuis, was tot op de centimeter berekend. De praktisch ingerichte woningen waren voorzi n van vernuftige nieuwigheden, die het werk der huisvrouwen konden verlichten. Er was doorzicht en lucht in deze huizen, die door de lichte verf, het glas en de tegels deden denken aan ziekenhuisjes, waaraan alleen de onveilige geuren van veilige desinfecteermiddelen ontbraken. Straat na straat verrees. De huizenblokken waren nog maar amper gereed of zij werden reeds betrokken, als onverdedigde vestingen bezet. Ontelbaren, die zich al jaren lang moesten behelpen in te kleine kamers, op zolders, in kelders en gammele woonschepen, hunkerden naar een woning. Hun zenuwen waren 17
geschokt door eindeloze strubbelingen met eveneens overspannen medebewoners en in een ongelijke strijd met lastige en vaak inhalige verhuurders. Kwam dan, voor sommigen op de drempel van de psychiatrische kliniek, eindelijk de vestigingsvergunning, dan wilden zij geen dag, geen uur meer wachten om hun te na gekomen evennaasten te ontvluchten. Zij waren niet veeleisend en alleen maar blij, dat zij alleen konden zijn met degenen, die voor hen de belangrijkste mensen op de wereld waren. Pas later, als de narigheid vergeten was en zij gewend raakten aan de nieuwe toestand, deden gebreken zich gelden en kwamen de klachten. De woningen waren te klein en schenen, anders dan de brede hoofdstraten, met de millimetermaat berekend. De aan lieve slaapkamertjes werden kooien, waarin men zich-vankelij opgesloten voelde, de woonvertrekken bleken te klein voor de omvangrijke oude meubelen. De dunne vloeren en wanden lieten te veel geluiden van de buren, de naden van deuren en ramen te veel tocht door. Er viel een te schel en te overvloedig licht door al dat glas, het verschil met buiten was niet groot genoeg om zich binnen geborgen te voelen. Sophie had een hekel aan het nieuwe stadsdeel. Zij was met haar zuster meegekomen, toen deze een der eerste woningen betrok en had de nieuwe wijk zien groeien. Aan een oordeel kwam zij niet toe, haar tegenzin had niets met mooi of lelijk te maken en zij voelde zich alleen maar een vreemde, die niet thuis geraken kon. Haar ontevredenheid was echter van een andere oorsprong en had ook voordat zij hierheen verhuisde al bestaan, maar dat herinnerde zij zich niet. Het was begonnen toen zij haar eigen woning had moeten verlaten, omdat zij de huur niet meer opbrengen kon, of misschien nog eerder, toen zij begrijpen moest dat haar huwelijk met Albert een mislukking was. Dat was gebeurd op de dag dat aan haar twijfel een einde kwam en zij de i8
zekerheid kreeg dat hij haar ontrouw was. Nog een jaar lang had zij getracht hem vast te houden en deze pogingen zou zij, ondanks ruzie en slapeloze nachten hebben volgehouden, als hij er niet een eind aan had gemaakt door haar te verlaten. Zonder iets te zeggen was hij van haar weg gegaan, zoals je wegblijft uit een kroeg, waar de kastelein je niet meer aanstaat of de borrel je niet meer bevalt. Met een gedekte tafel en eten dat op het gascomfoor stond aan te branden, had zij op hem zitten wachten. Omdat hij wel meer niet op tijd thuis kwam, was zij niet ongerust geweest en had zijn wegblijven haar alleen maar geërgerd. Toen het te lang duurde en Elsje, die honger had, zeurde, waren zij maar gaan eten. Zij waren nog niet klaar, toen een jongen van de garage de brief bracht. Drie regels, minder dan een doodsbericht, een paar woorden die aan alles een eind maakten. Wat er dadelijk na het lezen van dat briefje met haar gebeurd was, kon zij zich niet meer herinneren. Zij hoorde het van tante Aaltje, die bij haar zat toen zij, op de divan liggend, weer tot bewustzijn kwam. Het had langer dan een uur geduurd en de dokter, die de buren hadden gewaarschuwd, was alweer weg gegaan. Een toeval, had hij gezegd, niets ernstigs, alleen maar rust houden. Haar moeder had aan toevallen geleden en haar zuster had er nog altijd last van, maar na haar kinderjaren was zij er vrij van gebleven. Nog diezelfde avond was zij naar de garage gegaan, had zij in het kleine, naar olie stinkende kantoortje huilend zitten luisteren naar de baas, die getracht had haar gerust te stellen. Een gril, had hij gezegd, zoiets kwam meer voor bij mannen en Albert zou wel weer terug komen. Maar zij had hem met geloofd en naarmate hij meer gezegd had, was haar zekerheid toegenomen, dat alles uit was. Voor een rijk wijf, een opgedirkt aftands loeder, dat van adel, een jonkvrouw of barones of zoiets was, had hij haar in de steek gelaten. Al maanden geleden moest het zijn begonnen, toen zij
ig
hem in haar groene slee met buitenlandse nummerplaten van huis was komen halen. Hij moest dadelijk mee, om de motor na te kijken. Een prinses, die een monteur, een werkman kwam af Uilskuiken, dat zij het toen niet meteen begrepen had.-halen! Mevrouw was bizonder op Albert gesteld omdat hij zo'n prima vakman was en hij alleen mocht reparaties aan haar wagen doen, had de baas gezegd. Zij had het gesprek afgebroken en was weg gegaan, de gravin, de baas, Albert en alle garages vervloekend. Als zij in die dagen een grote groene auto zag, had zij een schok gekregen, in de mening dat het de Chrysler van dat loeder was. Zij had gewalgd van groene wagens en er was een tijd geweest, dat zij alle automobielen gehaat en getracht had haar woede te koelen, door venijnige krassen in de lak van geparkeerde wagens te maken. Gevaarlijk gekkenwerk, maar het krassen schonk haar een troostende bevrediging en zij had het pas gestaakt nadat zij betrapt en op het nippertje ontkomen was. Sophie was die middag vroeg en had voldoende tijd om nog even bij de drogist aan te gaan. Gewoonlijk was het hier tegen het etensuur niet druk, maar nu moest zij wachten op een besluitelozejuffrouw, die van alles hebben moest en bij de keus van elk artikel aarzelde en overwoog, alsof het om juwelen ging, die je maar één keer in je leven koopt. Ook een manier om de aandacht te trekken, als je zo lelijk bent dat de mannen niet naar je kijken, dacht zij. Zij was gaan zitten, keek om zich heen naar de volgepropte stellingen en snoof, genietend alsof zij iets lekkers proefde, de kruidige met de geuren van zeep en chemicaliën vermengde lucht op. Een gezellige winkel was het, een schemerig en knus priëel in de kale open straat, een stukje van de oude stad, dat was overgeplant naar de nieuwe buurt. David, de broer van de eigenaar, stond achter de toonbank. Hij droeg een lange wittejas en een donker omrande bril en deed 9.1
haar, door uiterlijk en optreden, aan een dokter denken. Er was hier, ondanks het rommelige en de voorraad stoffers, boenders en andere huishoudelijke dingen, toch iets datje aan apotheek en ziekenhuis herinnerde. Je kon hier ook terecht voor gevallen, die gewoonlijk door de apotheker werden behandeld en er werd verteld dat vrouwen hulp en raad konden krijgen voor moeilijk waarmee zij bij de dokter niet konden aankomen. Deze-hedn, geheimzinnigheid maakte voor Sophie de winkel alleen aantrekkelijker, de gebroeders Gorris interessanter, de inhoud van de glazen en stenen potjes met hun onbegrijpelijke opschriften gevaarlijker. Zij kon hier niet komen of zij moest zich afvragen wat die twee mannen met de vrouwen in dat kamertje achter de winkel bespraken, wat deze keurige doktershanden, die in de openbaarheid zakjes dicht vouwden en zeep afwogen, in het verborgene uitvoerden. Van de beide broers kende zij David het best. Hij was een heer, aardig en niet onknap, maar hij had ook iets griezeligs. Hij kon je door zijn dikke brilleglazen soms zo doordringend en vreemd aankijken, datje er koude rillingen van kreeg. Het zou haar niet hebben verwonderd, als zij zou hebben gehoord, dat hij een moord begaan of zich aan kleine meisjes vergrepen had. Maar dit deed aan haar sympathie geen afbreuk. David was, dat had hij vaak genoeg laten blijken, op haar ook wel gesteld. Als zij in de winkel kwam hield hij altijd eenpraatje, hij gaf haar snoepjes mee voor haar dochtertje, vroeg haar op dansles vaker dan de andere vrouwen en tracteerde haar wel eens na afloop. Er was van haar kant zeker niet veel voor nodig om hem over de drempel van zijn aarzelen heen te helpen, hem er toe te brengen dat hij haar ten huwelijk vroeg. Als zij zijn hand maar eens wat langer vasthield en hem een zoentje toestond, kon zij zeker mevrouw Gorris, de vrouw van een drogist met een 2I
eigen zaak worden. Stel je alleen voor, dat het dan later eens uitkwam, dat zij met een moordenaar of kinderverkrachter getrouwd was. En een eigen zaak? Die drogisterij was van zijn broer en David bezat waarschijnlijk geen cent. Als zij voor de tweede keer trouwde, zou zij er beter op moeten worden. Geen arme sloeber, zoals Albert, die je in de steek liet om er met een rijke opgedofte kaketoe vandoor te gaan. David mocht dan geen harde, gekerfde monteurshanden met zwarte nagelranden hebben en er een beetje als een dokter uitzien, een echte heer was hij toch ook niet. Hij stond, zoals zij, aan de verkeerde kant, voor de gesloten ingang naar het betere deel van de maatschappij, waar mensen zoals Herder en de andere heren van het wijkcentrum waren toegelaten. - Wij zien elkaar vanavond toch? vroeg hij, toen hij haar, nadat zij haar boodschappen gedaan had, naar de deur bracht. - Wat dacht je dan? Haar dansavondje wilde zij niet missen. De danslessen bij Brog en het wekelijkse bezoek aan de bioscoop, vormden haar enige ontspanning. Tussen een paar voor de deurruit hangende reclameplaten door, keek hij haar na. Een fors en knap wijf, zoals zij daar over het asfalt van de brede rijbaan naar de overkant stapte. Nadat zij om de hoek verdwenen was, bleef hij in gepeins verzonken staan. Zoals na elke ontmoeting, hield zij hem ook nu weer bezig. Hij wist niet wat hij aan haar had, kon er niet achter komen of hij haar bij beetjes geschonken vriendschap als een uitlokking of als een uiting van voorzichtigheid zien moest. Haar houding verwarde en belette hem om uit zijn onzekerheid te geraken. Hij zou zichzelf geen antwoord hebben kunnen geven op de vraag of hij verliefd op haar was of alleen maar een avontuurtje wenste. Hij stelde zichzelf ook niet voor deze keus. David was er de man niet naar om besluiten voor of over zichzelf te nemen, zich een 22
doel te stellen en daarop zijn leven te richten. Hij was geen plannenmaker, die zich bezig hield met de toekomst, die aan morgen en overmorgen dacht, maar een man van het ogenblik, wiens lot, als de richting van een obstakels ontmoetende knikker in een speelautomaat, door reacties op toeval en ingeving werd bepaald. Zijn onrust en nieuwsgierigheid hadden hem ongedurig gemaakt en hem in allerlei uiteenlopende beroepen en ambachten gedreven, waarvan hij er niet een meester geworden was. Hij was als scheepsbediende in verre havens en als zomergids in toeristenstreken geweest, waar hij veel gezien, maar weinig ervaren en niets geleerd had. Tenslotte was hij bij zijn broer in de drogisterij terecht gekomen, waar hij zijn honger naar afwisseling en avontuur trachtte te stillen door toenadering tot de vrouwen te zoeken en hen, als toegift op zoutzuur en dropjes, met vriendelijkheidjes te verrassen. Omdat zij last van hoofdpijn had en eerst nog even had gerust, kwam Sophie wat later op de dansles. Reeds bij de ingang legde David beslag op haar en zonder dat zij de anderen had begroet, begonnen zij te dansen op de muziek van een te luid afgestelde grammofoonversterker. In het fondant-rose licht der met plastic schermpjes overkapte lampjes, bewogen zich minder dansers dan gewoonlijk. Er was ruimte en men kon zich wat vrijer bewegen in het kleine en doorga s te volle zaaltje boven het café Het Kruispunt. Voor Leo Brog, de dansleraar, betekende een slecht bezochte avond van gevorderden, die niet per cursus maar per keer betaalden, een strop, een gevaarlijke stoot tegen zijn wankelend budget. Al zijn klanten behoorden tot de arbeiderskringen en de kleine middenstand en hij moest concurreren. Hij was geen erkend dansleraar, maar had in zijn jongelingsjaren een danscursus ge23
volgd en een paar prijzen verworven. Deze opleiding had hij voltooid met het kijken naar de dansende beren in de dierentuin, waar hij gedurende twee seizoenen hulpopzichter was geweest. Zoveel ervaring was hem voldoende basis voor zijn overtuiging, dat menige erkende dansleraar nog wel iets van hem opsteken kon. Op het tijdstip dat hij zich in het nieuwe stadsdeel vestigde en zijn financiële positie weer eens dringend behoefte aan verbetering had, gaf een gesprek met de eigenaar van Het Kruispunt hem een aanwijzing over de manier waarop dit zou kunnen gebeuren. Als die man voor het gebruik van het aardige zaaltje bovan zijn nieuwe zaak geen andere vergoeding dan de opbrengst der verplichte consumptie vroeg, waarom zou hij het dan niet eens met een dansschool proberen? Hij bezat nog een oude, maar toonbare smoking, voor het drukken van prospectussen wist hij wel een mannetje dat geen contante betaling verlangde en ook voor de muziek wist hij een oplossing, die geen cent hoefde te kosten. Hij had een juweel van een electrische grammofoon, een demonstratieapparaat van een op afbetaling leverende radiohandel waarvoorhij op provisiebasis als verkoper werkte. Zijn circulaires en de dure, maar nooit betaalde advertentie in het nieuwe buurtblad leverden niet veel op en gedurende het eerste seizoen had hij het moeten doen met een handjevol leerlingen. De vooruitzichten waren zo somber, dat hij het waarschijnlijk zou hebben opgege . ven, als Betlem die, te weinig bier en koffie tappend, achter zijn kostbaar chroomnikkelen tabernakel ook op betere tijden hoopte, hem niet herhaaldelijk moed had ingesproken. De gezelligheidsavonden voor gevorderden brachten uitkomst. Het bezoek viel al dadelijk mee, de dansers brachten nieuwe leerlingen aan en Leo Brog begon er aardigheid in te krijgen. Hij breidde zijn programma uit met klaverj asavondj es en organiseerde spiritistische scéances met kleine groepen uitverkorenen. Deze veelzijdige 24
ontplooiing zijner activiteit gaf hem een bekendheid, die hem zowel geestelijk als materieel ten goede kwam. Het maakte hem niet alleen snel populair en een stadsdeel dat nog geen traditie had en waarvan de bewoners, die elkander niet kenden, behoefte hadden aan iemand tot wie zij zich om raad en voorlichting konden wenden, maar het verschafte hem ook introductie bij echtparen, aan wier woninginrichting en huwelijksgeluk alleen nog maar een radio of grammofoon ontbrak. Ook Betlem deelde in dit succes. De kaartavondjes werden in zijn zaak gehouden en op bijeenkomsten voor gevorderden was het soms zo vol, dat hij handen te kort kwam en zich achter zijn sissende en briesende expressomachine een gelukkige tovenaar voelde, die wonderen wist te verrichten met een handvol koffie en veel cichorei. In de pauze gingen Sophie, David en een ander paar zitten aan de ronde tafel, die in een hoek, onder het schijnsel van een met linten en strikken versierde schemerlamp stond. De mannen bestelden bier, de vrouwen koffie. Sophie, die nog wat hoofdpijn had en een paar aspirientjes wilde innemen, vroeg er water bij. De grammofoon, wat zachter nu er niet gedanst werd, speelde een gesyncopeerde variatie op Gounod's Ave Maria. De tegelijk feestelijke en treurige muziek, bracht Sophie in een stemming van melancholische vreugde, alsof zij gast was op een bruiloft, waar de bruid begraven werd. -- Mooi, fluisterde zij, haar hand op Davids' arm leggend. Hij streelde haar en keek haar door zijn brilleglazen vertrouwelijk aan, alsof hij begreep, wat door deze muziek in haar omging. Als zij alleen waren geweest, zou zij misschien haar hoofd tegen zijn arm hebben gelegd om uit te huilen, maar nu hield zij zich goed en wist zich op een paar tranen na te bedwingen. Zou zij toch wel iets willen, vroeg hij zich af, haar blote arm teder omvattend. 25
Sophie huiverde. Zij dacht aan het enge kamertje achter de drogisterij, waar de bruidegom zijn bruid uit liefde had vermoord. - Wat heb je? vroeg hij. - Niks. Alleen no hoofdpijn. Zij liet een paar aspirientjes in het glas met water vallen. Brog kwam bij hen zitten, bekeek het kokertje en schudde afkeurend zijn hoofd, toen hij haar in het troebel geworden water zag roeren. - De mensen slikken veel te veel van die rommel. Salicylzuur is de pest, dat kan gaten in je maagwand branden. Op z'n minst brengt het je spijsvertering in de war en maakt het j e bloed zuur. Wacht nu eens even, riep hij, toen hij zag dat zij het glas wilde leegdrinken. Wat scheelt er aan? - Zij heefthoofdpijn, zei David. den aspirientje kan geen kwaad. - Meer dan je denkt. Alle chemicaliën zijn schadelijk, er gaat niets boven de natuur. Laat dat nu eens staan, dan zal ikje van je hoofdpijn afhelpen. Geen geknoei, maar de natuurlijke weg: magnetisme. - Kan dat? vroeg Sophie geïnteresseerd. Zij vond het fijn dat Brog zich met haar bemoeide, haar in bescherming nam tegen gewone, gevaarlijke dingen en zei dat haar iets bizonders toekwam. Zijn zorg was vererend, alsof een generaal of een prins die je tegenkwam, van zijn paard afstapte en je met een buiging vroeg of je de natuurlijke weg met hem wilde bewandelen. - Het kan zeker, verklaarde Brog, als je er in gelooft en mee -werkt. Zij knikte haastig en gretig, bang zijn belangstelling te verliezen. - Kom dan maar even mee, naar een rustig hoekje. Hij keek zoekend om zich heen, alsof hij het zaaltje voor de eerste keer zag. 26
Te veel rumoer, te veel mensen. Zij moesten maar naar de garderobe gaan en een paar stoelen meenemen. David keek hen na. Hij was jaloers, maar nog meer nieuwsgierig en zou graag zijn meegegaan. — Flauwekul, mompelde hij, in het doorvlokte aspirienewater roerend. Wij verkopen per week honderden kokertjes, vervolgde hij tot de man tegenover hem. Als het schadelijk was, zouden ze het wel verbieden. — Och, dat is niet gezegd, antwoordde de ander, die als worstmaker in een fabriek van fijne vleeswaren werkte. Sophie trilde en haar tanden klapperden, toen zij tegenover de dansleraar plaats nam. —Je hoeft niet bang te zijn, er gebeurt niets. Rustig zitten en vooral passief blijven. Zij wilde wel passief blijven, als hij maar zei wat hij daarmee bedoelde. — Kijk mij eens aan, zei hij, haar hoofd tussen zijn handen nemend en zijn vingertoppen op haar slapen leggend. Prettig koel was die aanraking, alsof er een natte doek op haar hoofd werd gelegd. De rillingen hielden op, maar toch bleef zij onrustig, was zij bang voor zijn strak op haar gerichte ogen, welker pupillen zich schenen te verwijden tot donkere gaten, grotten waarin iets op haar loerde. Haar schichtige blikken ontgingen hem niet en hij zei, dat zij haar ogen wel sluiten kon. — Als je nu rustig blijft, dan zul je zo meteen de krachtstroom wel voelen, die uit mijn vingertoppen komt. Dat is het magnetisme, de genezende natuur. Zonder haar aan te raken, begon hij strelende bewegingen langs haar voorhoofd te maken. Zijn vingers volgden strijkend de omtrek van haar schedel, alsof hij met lucht een laag er omheen boetseerde. Een paar maal onderbrak hij deze bewegingen, om 27
zijn handen omlaag te zwaaien, iets van zich af te schudden en daarbij een knallend geluid met zijn vingertoppen te maken. Toen hij dit voor de eerste keer deed, opende zij verschrikt haar ogen. — Dat is je zieke aura, die ik van je afhaal, legde hij uit. Als ik het niet van mij afsla, loop ik de kans dat ik het zelf krijg. Je treft het anders wel, want ik voel dat ik vanavond veel kracht heb. Merk je al iets? Van alles merkte zij, te veel om op te noemen. Zij koesterde zich in zijn lichamelijke nabijheid en voelde een aangename doezeligheid, alsof zij, op het punt van inslapen, in een bed lag van watten, die doortrokken waren van zijn lichaamsluchten de geur van sigarenrook. Bang was zij niet meer, maar zij begon zich af te vragen, of Brog met zijn magnetisme nog iets anders bedoelde dan hij gezegd had. Dat weke gestrijk was niet onprettig, maar als je er bij ging denken, dan hield je het niet uit. Wat haar b etrof mocht hij zijn gang gaan en het wat steviger aanpakken. — Nu trekt de pijn uitje hoofd weg, hoorde zij hem zeggen. Of het de pijn was wist zij niet, maar het trekken bemerkte zij duidelijk. Het trok ook niet bepaald, het was meer alsof er vliegen over haar voorhoofd liepen. — Het kriebelt een beetje. — Magnetische golven, verklaarde hij. De meeste pijn moet er nu al uit zijn. Voel je het? Zij probeerde het te voelen, maar kon niet nagaan of zij nog hoofdpijn had. Na de vliegen kwam de wind, een gewaarwording van kou, alsof zij in de tocht zat. Zij opende haar ogen, zag een gezicht dat rood van inspanning was, een voorhoofd waarop zweetdruppels stonden. — 't Is weg, zei ze, een paar keer haar voorhoofd fronsend. Waarachtig, ik voel het niet meer. 28
— Kan ook niet anders, het stroomde er gewoonweg uit, antwoordde hij, alsof hij het over een leeglopende gootsteen had. Hij had een prijscourant van radiotoestellen uit zijn zak gehaald en wuifde zich daarmee wat koelte toe. Ik voelde dadelijk dat het goed zat en dat er contact was. Dat is er niet altijd, zie je. Met sommige mensen is het niets gedaan, maar jij hebt het. — Denk je? — Reusachtig! Zij vond het heerlijk, dat Brog ervan overtuigd was dat zij het had en nog wel reusachtig. Dat zij niet helemaal begreep wat hij bedoelde, kwam er minder op aan. Zij was anders, niet zoals de meeste mensen, met wie het niets gedaan was. Hij had iets in haar ontdekt dat haar onderscheidde, iets bizonders, dat anderen niet hadden. Zij had altijd wel geweten, dat er maar één Sophie Klint op de wereld was, een vrouw met je weet niet wat, een buitenbeentje. Gelukkig had nu eindelijk iemand die het weten kon het ontdekt en gezegd. Het zou haar wat waard zijn geweest, als dat stuk ongeluk van een Albert, die zich aan dat snertwijfverslingerd had, dit had kunnen horen. — Als kind heb ik het al gehad, zei ze peinzend. Brog keek haar vragend aan. — Droom je veel? — Altijd. — Ik geloof datje een goed medium bent. Zonde datje er niets aan doet, want het straalt om zo te zeggen van je af. Je hebt zeker ook wel eens van vroegere levens gedroomd? Wat moest zij daar nu op antwoorden? Dat zij een goed medium zou zijn, wilde zij graag aannemen, maar van de verleden tijd wist zij niets. Zij was nooit-sterk in geschiedenis geweest. — Reïncarnatie, verduidelijkte hij. Een mens leeft meer dan één keer. Als je dood gaat, dan sterft je lichaam, maar je ziel heeft 29
daar niks mee te maken, want die blijft leven en komt later weer terug. Er zijn mensen die zich die vroegere levens in hun dromen herinneren. Je kunt ze daar ook een handje mee helpen door magnetisme of hypnose. Met hypnose gaat het meestal het best, daar schakel je de weerstanden uit en kun je er alles tot op de-dor grond uithalen. Ik zou je eens moeten hypnotiseren. Sophie zei niets en knikte alleen maar. Zij voelde zich bedolven onder een lawine van geheimzinnigheid. Over hypnose had zij allerlei naars gehoord, daarmee kon je een mens dwingen de gekste dingen te doen, zelfs moorden. Onder andere omstandig zou het haar hebben afgeschrikt, maar zoals Brog het op-hedn een gemoedelijke toon en in een gewoon kleedkamertje had gezegd, klonk het helemaal niet griezelig. - Als kind had je het al, herhaalde hij. Bij kinderen zijn de boven gevoelens sterker en zuiverder, bij de ouderen stom--naturlijke pen ze af. Heb je nooit dromen gehad die uitkwamen, wel eens voorspellingen gedaan? - Dat van Albert heb ik destijds voorspeld. - Dat zegt niets, want dat zag je aankomen. Ik bedoel iets bijzonders. Denk eens na. - Als kind heb ik wel eens toevallen gehad. - Daar hebben we het! riep hij, zijn handen op haar schouders leggend. Dacht ik het niet? Eén brok natuur. De deur ging open. David, die zijn nieuwsgierigheid niet langer had kunnen bedwingen, vroeg waar zij bleven. De mensen werden ongeduldig. - Wij spreken er nog wel eens over, besloot Brog. Hij herinnerde zich dat hij in dit leven ook nog zoiets als dansleraar was, ging het zaaltje in en klapte in zijn handen. - En je hoofdpijn? vroeg David. - Helemaal over. 30
Gek, zonder aspiriene, dacht hij. Maar als Sophie het zei, dan zou het wel waar zijn. Waarom ook zou menselijke kracht minder zijn dan zo'n onnozel aspirienetabletje?
31
QJ
OPGELUCHT ZAG FRANS HERDER DAT HET DAG BEGON TE
worden. Hij had een beroerde nacht, waaraan geen eind scheen te komen achter de rug en voelde zich ellendig. Vroeg in de avond was het begonnen, een knagende, niet hevige pijn in zijn maagstreek, waarop hij in het begin niet veel acht had geslagen. Hij had een glas warme melk genomen, was naar bed gegaan en had tevergeefs geprobeerd te lezen. Zijn toestand was slechter geworden en tegen middernacht voelde hij zich doodziek. De piijn, nu ook tussen zijn schouderbladen, was ondraaglijk geworden, hij was misselijk en had koorts. Hij was verontrust en zou, on danks het late uur, de dokter hebben opgebeld, als hij niet te ziek zou zijn geweest om zijn bed te verlaten en naar de telefoon te gaan. In de loop van de nacht was de pijn weer wat afgenomen, maar hij had een paar keer moeten braken en dit had hem uitgeput. Inplaats van een lichte, voorbijgaande ongesteldheid, zoals hij in het begin had gedacht, zou dit wel eens het begin van een ernstige en langdurige ziekte kunnen zijn. Ziek en geen mens in zijn nabijheid, zelfs geen mogelijkheid om zich met iemand in verbinding te stellen. Tenslotte, toen de nacht al ver gevorderd was, was het hem toch nog gelukt uit bed te kruipen en bij de telefoon te komen. De lijn bleek dood te zijn en verslagen had hij de hoorn weer neergelegd. Hij moest, toen hij naar boven ging, hebben vergeten de schakelaar om te zetten. De rest van de nacht had hij versuft en half wakend doorge32
bracht. Een paar keer was hij ingesluimerd en had vreemde, maar niet onaangename koortsdromen gehad. Het ergste was het telkens terugkerende, nachtmerrie-achtige ontwaken geweest, dat met aanvallen van benauwdheid en angst gepaard was gegaan. Was deze afschuwelijke beklemming het begin van een nog afschrikwekkender einde? Om niet weer opnieuw in die ellendige toestand te geraken, was hij zich gaan verzetten en had getracht wakker te blijven. Geslapen had hij daarna niet meer, maar gegen de ochtend waren zijn krachten verbruikt en voelde hij zich ge -broken. De eerste straatgeluiden, veroorzaakt door omwonenden die vroeg naar hun werk gingen, hadden op hem de uitwerking van een kalmeringsmiddel. Het was geruststellend dat het leven doorging, dat de gebeurtenissen hun gewone gang hervatten, dat zich mensen in zijn buurt bevonden, al waren zij dan ook onbereikbaar. Hij had het signaal van het einde gehoord en wist nu dat er over een paar uur hulp zou opdagen. Eerst Clara, het meisje dat hem bij de administratie hielp. Sophie zou wel wat later komen, omdat zij de vorige avond, na het einde der vergadering van de reisclub, pas naar huis gegaan was. Hij zou dus wel moeten wachten totdat Claartje hem miste, als hij niet op het gewone tijdstip beneden kwam. Waarschuwen kon hij niet, omdat er nog altijd geen huistelefoon was. Geen geld. Nergens was geld voor, niets kon er gedaan worden, omdat de contributies te kleinen de subsidies te laag waren. Een centjesnering was het, hij was baas van een snoepwinkel, filiaalchef van een knutselbedrijfje. Na het dichtslaan van de deur, ging er nog meer dan een uur voorbij, voordat hij iemand naar boven hoorde komen. Het lichte klopje op de deur zei hem dat het Clara was. Hij gaf haar aanwijzingen voor het werk en zei, dat zij de dokter opbellen moest. Veel belangstelling toonde zij niet en zij ging weer weg
33
zonder hem te hebben gevraagd of zij iets voor hem doen kon. Jonge mensen moesten niets van zieken hebben, waren te egocentrisch, hadden er geen benul van hoe beroerd een oude moedeloze kerel zich voelen kon. Sophie was anders. Die kwam da boven toen zij gehoord had wat er aan de hand was infor--delijk meerde belangstellend en vroeg waarmee zij hem helpen kon. Je hoefde waarachtig niet te vragen of meneer ziek was. Hij zag er slecht uit. Zij bracht hem een glas water, zette thee en begon op te ruimen. Haar aanwezigheid werkte ontspannend, er werd voor hem gezorgd, hij kon nu eindelijk zijn verzet opgeven. Het was minder kil om hem heen, nu hij wist dat zich in dat gat achter de deur iemand bevond, die antwoord zou geven als hij riep. Toen zij in de keuken klaar was, kwam zij weer binnen, hing zijn kleren in de kast en schudde zijn kussens op. Hij was dankbaar voor elke kleinigheid en haar zorgzaamheid deed hem goed, maar toch ontging het hem niet, dat zij anders dan gewoonlijk was. Er was iets in haar houding dat hem niet beviel. Haar hulpbetoon was demonstratief, alsof zij indruk op hem wilde maken en zij deed alles met een opgewektheid, alsof haar een buitenkansje ten deel gevallen was en zij er plezier in had om voor een zieke te zorgen. Zij deed hem denken aan die onuitstaanbare weldoeners die, als paddestoelen de drek, de ellende van anderen nodig hebben om te kunnen gedijen. Te erg, hij beoordeelde haar te hard, hij overdreef, omdat zijn toestand hem overgevoelig maakte. Pas laat in de middag kwam de dokter. Zijn pijn was toen ver maar hij voelde zich nog koortsig en misselijk. Nadat-dwen, hij zijn verhaal gedaan had, onderzocht Drewes hem, beluisterde hem met de stethoscoop en besteedde geruime tijd met het aftasten van zijn lichaam. -- Galstenen en een ontsteking van de galblaas, hoogstwaar-
34
schijnlijk tenminste, luidde zijn diagnose. Volstrekte zekerheid heb je nooit, maarin gevallen als deze, bedriegen mijn vingers mij zelden. Het was hem al opgevallen dat Drewes zeer beweeglijke en gevoelige handen had. Zijn vingers waren als zelfstandige, denkende wezens, die reeds schenen te voelen voordat zij iets aanraakten. - Al wonderlijk genoeg, datje alleen door voelen zoiets constateren kunt, zei hij. - Niet alleen voelen, maar toch helpt het je wel. De tastzin is bij de meeste mensen slecht ontwikkeld, nogal verwaarloosd. Alleen blinden weten er gebruik van te maken. Maar ook dit blijft een gebrekkig hulpmiddel, datje niet veel verder brengt dan de buitenkant. Hippocrates wist het al. Die schudde zijn patiënten heen en weer en drukte dan zijn oor tegen hun lichaam, om na te gaan of er van binnen iets rammelde of klotste. Een gesloten doos met een gecompliceerde inhoud, vervolgde hij, terwijl hij de dop van zijn vulpen schroefde. Het blijft moeilijk om er achter te komen wat daar binnen gebeurt, ook voor de arts van onze tijd, die over betere methoden en middelen voor inwendig onderzoek beschikt. Hij schreef een recept en legde het op het nachtkastje. - Een poosje rust en voorlopig alleen vruchtensap gebruiken. Als de ontsteking genezen is, zullen wij wel verder zien. Heb je eigenlijk iemand die je verzorgt? Herder antwoordde, dat Sophie hem wel wat hielp. Drewes keek de kamer rond. -Jij leeft hier maar alleen. Wel rustig, maar... - Wel eens moeilijk uit te houden, maakte Frans de afgebroken zin a . - Heb je geen fa ' ' e hier in de stad? - Niemand. Mijn dochter zit in Venezuela, waar haar man in35
genieur bij een oliemaatschappij is. En verder heb ik nog een zuster, die al jarenlang in Zwitserland woont. - Moeilijk, ja, gafDrewes toe, maar er zal voorlopig toch voor je gezorgd moeten worden. - Sophie, als het tenminste niet te lang duurt. Op de drempel draaide Drewes zich nog eens om en zei, dat hij zich niet bezorgd over zijn toestand hoefde te maken. De volgende dag zou hij terugkomen. - Voorlopig in bed blijven, zei hij, toen Sophie terugkwam. jij moet nu maar een poosje voor verpleegster spelen. Ik heb niemand anders. - Komt best in orde, beloofde zij. Ik zal het wel met mijn werk regelen. U zegt het maar. Neuriënd zocht zij een zakdoek tussen het linnengoed. Het hinderde hem, hoewel het niet vals klonk. Was zij toch blij met dit karwei, dat haar extra werk veroorzaakte? - Hopelijk valt het mee en ben ik in een paar dagen weer opgeknap t. - Als u maar niet denkt dat u niet gemist kunt worden. Doen, wat de dokter gezegd heeft. De heren kunnen Clara wel helpen en ik laat u niet in de steek. Met een zwak glimlachje bedankte hij haar. Zij meende het goed en hij was een kwaaddenkende haarklover, die eenvoudige harte wantrouwen beloonde. -lijkhedmt Hij voelde zich veel beter en had geen verhoging meer, toen de dokter hem voor de tweede keer bezocht. Na het onderzoek bleef Drewes nog wat praten en in een pauze van het gesprek liet hij zijn blik op Ella's portret rusten. - Mijn vrouw, zei Herder. Zij stierf vier jaar geleden, na een langdurig ziekbed. 36
— Walter heeft mij daarvan verteld. Zij moet al ziek zijn geweest toen dit portret werd gemaakt. — Dat heb ik later ook wel eens gedacht. Toch werd die foto een paar jaar voordat zij ziek werd genomen. — Toen je dus nog niets vermoedde. Voor mij is dit een ziek mens. —Je zult wel gelijk hebben, zei hij peinzend. Hij kon het niet meer nagaan, omdat de herinnering aan Ella op haar ziekbed, alle vroegere beelden had verdrongen. Vergeleken bij dat verstilde, door pijn getekende gelaat, scheen zij op dit portret gezond en levenslustig. Toch moesten zich destijds de eerste verschijnselen van haar ziekte al hebben voorgedaan en de dood zich hebben aangekondigd, zonder dat zij daar acht op hadden geslagen. — Het zal mij wel zijn ontgaan, zei hij. Een mens is zo vaak ziende blind, omdat hij bang is en zonder het te weten zijn ogen sluit voor een werkelijkheid, die hij niet aandurft. Maar het is merkwaardig, dat jij dat van Ella aan die foto kunt zien. — Ervaring, maar toch niet alleen. Waaraan je het zien kunt, weet je zelf niet eens altijd en dan noem je het maar intuïtie, bij gebrek aan een betere verklaring. Toen hij weer alleen was, bleef hij met gesloten ogen liggen. Zoals gewoonlijk, als hij aan Ella werd herinnerd, had ook dit gesprek hem weer neerslachtig gemaakt. Vroeger had hij tenminste Marianne nog, als hij behoefte had aan warmte en vertrouwelijkheid, maar die was onbereikbaar. Hij kroop diep onder de dekens en zuchtte. Drewes had gelijk: hij was iemand die niet aan zichzelf kon worden overgelaten. Hij zocht steun, waar hij wist dat deze niet te vinden was, verdiepte zich in een verleden dat voorbij was. Of had hij angst, was hij de speelbal van een vrees, die hij tevergeefs trachtte te ontwijken, zoals destijds met Ella? 37
4 TOEN HET VERDUNDE WESTMINSTER MELODIETJE KLONK,
keek Sophie op de pendule, morrelde met nerveuze vingers aan haar polshorloge om het gelijk te zetten en ging ongeduldig zitten. Zij was met alles klaar, had de borden gewassen, de kinderen naar bed gebracht en zich aangekleed. Als Mathilde nu terug was, kon zij weggaan en nog ruimschoots op tijd bij Brog komen. De spiritistische scéance, waarvoor hij haar had uitgenodigd, zou om half negen beginnen. Zij ging voor de spiegel staan en trok het strikje recht, waarmee haar nieuwe nylonblouse aan de hals gesloten was. Hoe vaker zij keek, hoe mooier zij de blouse vond. Blij dat zij dat dure, eigenlijk te dure ding, toch maar gekocht had. Fijner dan zijde was de stof, een kledingstuk voor een dame, dat haar tien jaar jonger maakte. Beneden sloeg de straatdeur dicht. De klap, weerkaatsend tussen de stenen wanden en betonnen vloeren van het trappenhuis, was tot op de bovenste verdieping hoorbaar. Op een lagere etage werd een deur geopend en gesloten en daarna was het weer stil. Dat was Mathilde dus niet. Verveeld bladerde zij in het geïllustreerde weekblad, waarop haar zwager geabonneerd was. Plaatjes van de ontploffing van een atoombom: enorme in de lucht hangende bloemkolen en paddestoelen. Is de radio-actieve regen gevaarlijk voor de gezondheid? De plaatjes vond zij niets aan, het artikel interesseerde 38
haar niet. Zo'n blad nam j e voor j e plezier en niet om j e met allerlei narigheid bezig te houden, waarvan je toch niets snapte. Je ging voor de gezelligheid ook geen stukken lezen over hartkwalen, kakkerlakken of andere griezelige dingen. Een huwelijk in vorstelijke kringen. Dat leek haar heel wat leuker. Aandachtig bekeek zij de over hele pagina's gedrukte foto's met dames en heren, die gekleed waren alsof zij in een film meespeelden; de bruidegom in een uniform met galonkrullen en medailles, het bruidj e in een wolk van zijde en tule. Heel mooi was het, proper en zuiver, alsof er een engeltje in al dat gaas verborgen was. Onbevlekte ontvangenis, dacht zij ontroerd, iets om van te huilen. Niet dat het bruidje zo'n schoonheid was. Dat mens was enorm opgedirkt, daar was hard aan gewerkt en dat moest een vermogen hebben gekost. Zij zag er in haar nieuwe blouse heel wat beter uit, al was zij dan niet zo engelachtig en op zijn minst een jaar of tien ouder. Dergelijke lui hadden maar te kikken, konden precies zeggen hoe zij het hebben wilden en hadden van alles te veel. Zij kon nooit haar zin krij gen, moest voor alles ploeteren en was in haar leven heel wat te kort gekomen. Op de laatste plaat knielde het bruidspaar voor een oude priester, die zegenend zijn handen uitstrekte. Kreeg zij toch nog tranen in haar ogen, dwaas die zij was. Bij haar huwelijk was het minder plechtig en kostbaar toegegaan, maar toch had die ambtenaar het mooi gezegd, was zijn aangrijpende toespraak even goed als een zegen geweest. En wat had het geholpen? Albert was er toch vandoor gegaan met -dat rijke mormel. De volgende bladzijden bevatten een verrassing: De wedergeboorte van Bridey Murphy. Het kon niet mooier. Dit was immers hetzelfde, wat Brog bedoelde, toen hij haar gevraagd had of zij wel eens van vroegere levens droomde. De plaatjes zeiden haar niet veel, maar het verhaal had speciaal voor haar geschreven 39
kunnen zijn. Nu zag zij het zwart op wit voor zich, kreeg zij het bewijs geleverd, dat dergelijke dingen voorkwamen. Gretig begon zij te lezen, wat die dromende Amerikaanse juffrouw verteld had van haar leven in een Ierse stad, meer dan honderd jaar geleden. Zij was zo in haar lectuur verdiept, dat zij schrok toen de deur van de kamer open ging. — Toe maar, je durft, zei Mathilde, de nieuwe blouse bekijkend. Ik kan wel zien waar het geld zit. — Mooi? De vijfjaar oudere zuster zei niets, maar knikte onwillig. Sophie kocht maar dure kleren en ging uit als zij er zin in had. Maar wat kon zij zich van haar krap inkomen en met haar op alles fittende man permitteren? — Geeft Brog soms een fuif? vroeg zij. Mathilde vroeg naar de bekende weg. Zij had haar alles verteld en dus wist zij, wat er bij Brog aan de hand was. Wantrouwen uit afgunst. Daarom ook had zij die boodschap verzonnen en was zij zo laat terug gekomen. Zij gunde haar niets, was als kind al jaloers op haar geweest. Alsof zij er iets aan had kunnen doen, dat zij knapper was en meer verstand in haar kop had. Zij stak boven de anderen uit en een heel eind ook. Zo opvallend was dit verschil, dat zij zich vroeger wel eens had afgevraagd, of zij niet een vreemde eend in de bijt was, een ondergeschoven kind of de dochter van een andere vader. Zij had nooit met iemand over dit vermoeden gesproken, behalve later met Albert, die toegegeven had dat het waar zou kunnen zijn. Met een gevoel van opluchting trok zij de deur achter zich dicht. Zij zou de hemel danken, als zij eindelijk weer eens een eigen woning had. Brog's kleine huiskamer was met mensen gevuld. De meesten 40
kende zij van de dansavondjes, maar er waren ook andere bekenden, zoals Holmers, de boekhandelaar en Emmy, de ongetrouwde dochter van de machinist, die tegenover haar woonde. Een paar vreemden werden door Brog aan haar voorgesteld: mijn een onderwijzer van Elsje's school en mijnheer-herWolds, Blieks, een donker en beweeglijk mannetje, dat door Brog Hips werd genoemd. Het verraste haar David hier te ontmoeten. Toen hij naast haar was gaan zitten vertelde hij, dat hij gevraagd had om de scéance te mogen bijwonen. Hij was nieuwsgierig geworden toen hij gehoord had wat er gebeuren zou. —. Ik wil dit ook wel eens meemaken enjou als medium zien. En je bent vanavond ook nog zo mooi, voegde hij er bewonderend aan toe. — Vleier! Een dankbaar glimlachje onderbrak haar bestraffende blik. Zij vond het wel prettig dat David er bij zou zijn. Zij had er geen idee van wat er gebeuren ging. Zij wist alleen maar dat zij Brog, die haar een prima medium vond en iets van haar verwachtte, niet teleurstellen zou. Het zou een goede en gezellige avond worden. Er moesten nogal wat meubelen versjouwd en verschoven worden, om ruimte te maken voor de ronde tafel, waaraan zes mensen moesten zitten. Het ouderwetse meubel van glanzend mahoniehout was te groot voor de kamer, maar bijzonder ge-schikt voor het experiment. Volgens Brog's aanwijzingen legden de aanzittenden hun handen op het tafelblad en vormden, met de pinken tegen elkaar, een gesloten keten. De toekijkers kregen een plaats op de terzijde geschoven divan. De lampen werden uitgeschakeld, met uitzondering van een met blauw papier omwikkeld schemerlampje op de schoorsteenmantel, dat een zwak, maanbleek schijnsel verspreidde. 41
- Nu rustig blijven en vooral jullie monden houden, vermaande Brog. Ga je gang. Deze laatste woorden waren bestemd voor mijnheer Blieks, die op de punt van de divan bij de radio-gram-. mofoon zat. Hips zette de opnemer op de plaat en zacht klonk het Ave Maria no moro, de langzame samba, die Sophie al op de dansavond gehoord had. In deze bleke en met plechtig afwachtende mensen bevolkte blauwe schemering, klonk het nog indrukwekkender dan de vorige keer. Muziek als nachtwind op een kerkhof, een spokendans, waarvan je kippevel kreeg. Zij trilde en kreeg schokken, die het haar moeilijk maakten om stil te blijven zitten en de toppen van haar pinken in aanraking met die van haar buren te houden. Orgelmuziek voor een droefgeestig feest met zielige, verdrietige bruidjes en mensen die huilend lachten. Een bruiloft gevierd in een kerk, waar de gasten op de maat van het Ave Maria om een lijkbaar dansten. De gezichten der bruiloftgangers verstarden tot de meloenachtige maskers van de tegenover haar zittenden, toen zij Brog op gedempte toon hoorde vragen, of er een intelligentie, de geest van een gestorvene aanwezig was. Toch een lef, zo'n vraag, griezelig maar reuze gezellig. Stel je voor dat er antwoord kwam. Er kwam echter geen antwoord en daarom probeerde de dansmeester het nog maar eens en vroeg, of er dan misschien een geest was, die zich door middel van een der aan.zittenden tot de levenden wilde richten. Wat moest zij doen, als de keus op haar viel? Het was zeker geen verbeelding dat zij het koud had en dat zij een kille luchtstroom over haar handen voelde strijken. Daar was het dus, die dooie was in haar buurt, dit moest, het kon niet anders, de adem des doods zijn. Zij was blij dat Holmers, die aan haar rechterzijde zat, haar toefluisterde dat er vanavond veel kracht was. - Stilte! gebood Brog en herhaalde zijn vraag met meer nadruk. 42
Er klonk een dof gegrom, als van een getergde hond, die op het punt staat te gaan blaffen. Het geluid duurde maar even, ging over in gerochel en daarna in een zagend gesnurk. Emmy Brand, die recht tegenover haar zat, was in slaap gevallen. Hoe kwam zo'n mens er bij om hier, op het meest spannende ogenblik in slaap te vallen en als een polderkerel te gaan ronken? Geen opvoeding gehad. Toen Brog achter Emmy was gaan staan en zijn handen langs haar hoofd en schouders bewoog, werd het snurken zwakker en hield al gauw op. Het ging even eenvoudig alsof hij de knop van een radio had omgedraaid. Dit slapen en snurken scheen er dus bij te horen. — Het medium is in trance, zei Brog. Is er een intelligentie die bezit van haar lichaam wil nemen? Nogal niks, dacht Sophie. Maar dat kon niet, hij zou wel iets anders bedoelen. Gespannen, benieuwd naar wat er nu komen zou, keek zij naar de slapende. Emmy's op de tafel liggende handen trilden en schokten en zij bewoog haar lippen, alsof zij sprak zonder geluid te geven. Brog was achter haar blijven staan en hield zijn handen op korte afstand aan weerszijden van haar hoofd. — Kunt u nu spreken? Het onverwachte en krachtig uitgesproken ja' 1 van het medium, klonk in Sophie's oren als een slag op een lege ketel. Ook de aanzittenden schenen er door te zijn getroffen en bogen zich naar Emmy toe. -- Kunt u ons zeggen wie u bent? vroeg Brog. -- Storm op zee en Fanny verkeert in nood, klonk het antwoord. — Bent u Fanny? — De golven slaan over het dek. Grote hemel, de kinderen! Het medium gilde en sloeg de handen voor haar gezicht. Zij verkeer43
de in een toestand van angst en opwinding en haar lichaam schokte krampachtig, alsof zij huilde. Brog liet de mensen die naast haar zaten opstaan, draaide haar stoel een kwartslag en begon haar weer te magnetiseren. Ofschoon hij hierbij alleen maar zijn handen bewoog, hijgde en transpireerde hij van inspanning. Het duurde nogal even voordat zijn pogingen succes hadden en het medium rustiger werd. Het schokken van haar lichaam hield op, haar handen vielen in haar schoot en haar hoofd knikte slap op haar schouder. Brog blies puffend zijn adem uit en knikte goedkeurend. - En nu nog eens, hernam hij . Kunt u mij verstaan, Fanny? -- Ik ben Manus van de zuurkar. Een mannelijke, ruwe stem had het gezegd. De spanning brak en er ging een gemompel van teleurstelling op. - Als u niet dadelijk weggaat, zal ik maatregelen nemen, dreigde
Brog. - Ik ben Manus, klonk dezelfde stem, maar minder luid en zeker. - Datis weer diezelfde kerel, die spotgeest, riep Hips van de divan. - Bemoei je er niet mee, zei Brog. -- Tóch een spotgeest, kon Blieks niet nalaten te herhalen. - Laat maar gerust aan mij over, antwoordde Brog en begon het medium weer te bestrijken. Emmy kreunde en bewoog haar lippen. Toen zij weer begon te spreken, bleek de spotgeest het te hebben opgegeven. - Is Fanny daar weer? vroeg Brog. -- Fanny heette het schip, waarmee ik in mijn vorig leven ben omgekomen. Ik ben Emmy, die vroeger Leentje was. -- Wie Emmy, welke Emmy? - Ikzelf, maar ik ben van vroeger, meer dan honderd jaar geleden.
De stem zakte weg in een diepe zucht. Brog deed een stap ach44
teruit, zette zijn handen in zijn zij en keek zijn medium met scheefgehouden hoofd onderzoekend aan. — Emmy zelf? Hij begreep het niet, haar antwoorden verwarden hem. Blieks meende wel te begrijpen wat zij bedoelde, maar was na de ontvangen terechtwijzing voorzichtiger geworden met het verstrekken van advies. Toen Brog er echter niet uit kon komen, waagde hij het er maar op, verliet de divan en fluisterde hem iets toe over reïncarnatie. Brog's gezicht verhelderde. Sufferd, die hij was, om niet op die gedachte te komen. — Dus u bent het zelf, juffrouw Brand en u gaat over uw vroegere leven spreken. Dat is heel interessant. Vertelt u maar. — Ik ben Manus, de welbekende Manus van de zuurkar. Brog hief wanhopig zijn handen op. — Zieje wel dat die kerel alles in de war stuurt? vroeg Hips. Het medium zuchtte, slikte een paar keer en sloeg haar oog -lednop. — Waar ben ik? fluisterde zij. Brog maakte een paar snelle streken langs haar hoofd en schouders. — Jammer dat u wakker bent geworden. Maar die spotgeest zat u natuurlijk dwars. — Welke spotgeest? — Het had interessant kunnen worden, zei hij spijtig, zonder acht op haar vraag te slaan. Het mooiste watje hebben kan, een medium dat tijdens een scéance uit zichzelf over zijn vroeger leven begint. Dat komt hoogstzelden voor. Het intermezzo had de zitting in de war gestuurd. De deelne mers hadden hun plaatsen verlaten en verdrongen zich om juffrouw Brand, die, nog doezelig en afwezig, het vragen en praten der anderen over zich heen liet gaan. -
45
Sophie hield zich afzijdig, maar verloor de groep geen seconde uit het oog. Misnoegd door het af breken van de spannende vertoning, deed het haar toch ook wel plezier, dat het mis gegaan was door Emmy's geknoei. Zij vertrouwde het zaakje ook maar half, wist niet wat zij van deze vrouw moest denken. Die schipbreuk met die verdronken kindertjes was prachtig, maar zij snapte niet wat die zuurkerel daarmee te maken had. Ook kon zij de gedachte niet van zich afzetten, dat Emmy zich aanstelde en dat zij er maar een lolletje van gemaakt had, toen zij zag dat zij er niet uitkomen kon. Hoe dan ook, het scheen haar geen zuivere koffie met dit bovennatuurlijke, die juffrouw Brand had iets dat haar niet beviel. Het was pauze. De grote lampen werden aangestoken, Blieks draaide een plaatje en de gastvrouw bracht thee. David vroeg, of zij het niet buitengewoon interessant vond. Hij zou zoiets nooit achter die Emmy hebben gezocht. -- Geloof jij dan alles? vroeg zij. Denk jij dat dat allemaal echt is? — Er bestaat zoveel waarvan een mens niets snapt. Al die voor uitkomen, wondergenezingen en het tweede ge--spelingd zicht. Geloofjij dan niet dat er iets is? Natuurlijk geloofde zij dat. Daarover hoefde hij haar niets te vertellen. Brog had trouwens niet zo maar gezegd, dat zij wel een goed medium zou zijn. Maar die Emmy? -- Neen, zei zij beslist. Met al haar drukte heeft zij er trouwens niets van terecht gebracht en is middenin blijven steken. — Dat was haar schuld niet. Tegen zo'n spotgeest schijn je niet veel te kunnen doen. — Och jij! Wrevelig schoof zij de hand weg, die hij op haar knie had gelegd. Met zijn dom gepraat belette hij haar te luisteren naar Brog, die uitlegde hoe het met die reïncarnatie zat. — Vaak dromen de mensen van hun vroegere levens, zei hij,
46
maar dat weten zij zelf niet en dan letten zij er verder niet op, om dat zij denken dat het toch maar een droom is. Meestal weet je ook niet precies meer wat je gedroomd hebt, als je weer wakker bent. Bij een scéance droom je, om zo te zeggen hardop, dan horen anderen het en dan kan alles meteen genoteerd worden. Wij hadden zoëven een mooi begin, jammer dat het in de war gelopen is. Blieks stelde voor om het nog eens te proberen, maar daar voelde Brog niet veel voor. Een tweede poging met hetzelfde medium liep meestal op niets uit. Emmy was te vermoeid en moest voor het verdere deel van de avond maar niet meer meedoen. Gorris vroeg, of hij op haar plaats mocht zitten. — Niet omdat ik denk dat ik er iets van terecht breng, verontschuldigde hij zich verlegen. — Dat weetje niet, zei Brog. Een mens weet niet wat hij in zich verbergt. Hij wachtte, keek Sophie nadenkend aan en zei toen, alsof hem iets te binnen schoot: Maar jij, waarom zou jij het niet proberen? Ik geloof vast en zeker dat jij er iets van terecht brengt. Zijn openlijk compliment maakte haar aan het blozen. — Hebt u iets gevoeld toen u aanzat, iets bijzonders? vroeg Blieks. -- Een beetje kou aan mijn vingers en wat duizelig, alsof de kamer om mij heen draaide. Blieks gaf Brog een blik van verstandhouding. — Er was inderdaad veel kracht, zei Holmers. Mijn linkerhand, die juffrouw Klirrt aanraakte, was ijskoud. Opnieuw werd een veelbetekenende blik tussen de magnetiseur en zijn helper gewisseld. — Ik zou zeggen, dat wij het maar eens moeten proberen, stelde Brog voor. — Toch niet bang? vroeg Blieks. 47
— Waarvoor zou ze bang zijn? De dansleraar klopte haar beschermend op haar schouder. Had hij haar onlangs ook niet goed van haar hoofdpijn afgeholpen? Zij moesten nu maar beginnen. Sophie mocht zeggen, welke plaat ter inleiding gespeeld zou worden. Zij koos Ave Maria, haar lievelingsstuk. De deelnemers namen plaats, het licht werd getemperd en Brog ging achter haar staan. Het duurde niet lang, of zij voelde de stroom, die uit zijn vingertoppen kwam. Recht tegenover haar, op de plaats van Emmy, zat David. Zijn ogen gingen schuil achter de glanzende brilleglazen en zijn gezicht was grijs, alsof het met een laagje poeder of cement bedekt was. Zo star en grauw waren ook de gezichten van de Heiligen, die in de nissen van de kerk tegenover de school stonden en roerloos luisterden naar het Ave Maria, dat binnen gezongen werd. Er was ook een schijnheilige, maar die hoorde niet bij de kerk. Hij was niet grijs maar gekleurd en hing boven de deur van de drogisterij in hun straat. Omdat hij zijn mond wijd opengesperd had, alsof hij bijten wilde, noemde men hem de Gaper. De schijnheilige Gaper keek weer naar haar, zoals vroeger, maar zij moest zich houden alsof zij het niet merkte en oppassen dat er niets geks met haar gebeurde. De Gaper was gevaarlijk. Overdag lokte hij je in een kamertje achter de drogisterij en 's nachts kroop hij door geopende ramen de huizen in. Hij deed dingen waarvan meisjes geen verstand hadden en als je hem vertrouwde, kon het j e leven kosten. Pas op voor de Gaper, zei haar moeder. Zij kreeg het er koud van en rilde. — Rustig maar. Door de muziek heen hoorde zij Brog, de bekende geruststellende stem uit het kleedkamertje naast de danszaal. Inplaats van de Heiligen en de Gaper, zag zij nu weer gewone mensen, die op haar zaten te wachten. 48
-- Kunt u spreken? Daar was het! Nu moest het gebeuren, was zij wel gedwongen om met de waarheid voor de dag te komen en te bewijzen dat zij een prima medium was. Zij moest biechten, terwijl David er bij was. Geen wonder dat hij bang was en haar waarschuwend zat aan te staren. Zijn stenen gezicht, waarvan geen spier vertrok, scheen te groeien en zich uit te breiden, zonder dat het bewoog, zoals een op water drijvende vlek. Zoals zij verwacht had, gebeurde het op die plaats en verscheen de gesluierde vrouw in die vlek, alsof zij uit een nevel op haar toekwam. — De bruid, fluisterde zij, dáár. Toen zij sprak, verdween de verschijning en zag zij weer de mensen, die tegenover haar zaten. Zij durfde niet, was bang voor David, voor Brog, voor iedereen en daarom knoeide zij, zoals Emmy. Een mooi medium, dat alles in de war stuurde. Gelukkig bleek het nog niet te laat te zijn, want toen zij op bevel van Brog haar ogen gesloten had, zag zij het bruidje opnieuw, maar inplaats van een bruidegom, stond daar de Gaper, die zijn hand naar haar uitstrekte. — Pas op! waarschuwde zij . Een uit de verte komende stem, niet meer van Brog maar van een priester, zei haar dat zij vertellen moest wat zij zag. De woorden waren nauwelijks verstaanbaar, maar zij klonken zo dringend, dat zij wel gehoorzamen moest. — Ik zie Maria. Grijs en in sluiers gehuld, zoals het beeld, was het toch niet de echte Maria, maar een gewone vrouw bij haar uit de buurt. Zij hield haar hoofd schuin en scheen te huilen, omdat het kindje, dat zij in haar armen hield, dood was. — Spreken, klonk het bevel, dat nagalmde in de holle kerk. Wat moest zij doen? Kon zij alles zo maar zeggen, waar al die 49
anderen bij waren? Zij had echter geen keus en moest wel doorgaan, als zij het niet voor eeuwig verknoeien wilde. Om tenminste de priester niet kwaad te maken en geen doodzonde te begaan, erkende zij dat het een andere Maria was, een gewone vrouw met een kindje. - Zij zijn allebei dood, zei ze. Het was een miskraam en het ging verkeerd. En nu zijn ze dood, allebei. De dode moeder glimlachte tevreden, alsof zij zich opgelucht voelde. Nu dit gezegd was, zou de rest van de waarheid ook wel aan het licht komen en daarom had zij rust. Zij trok zich weer terug in haar nevel, die zich verdichtte en weer de vorm van David's hoofd aannam. Het was ook welletjes, vond Sophie. Als dit voor een eerste keer niet meer dan voldoende was, dan wist zij het niet. Zij sloeg haar ogen op en keek in het gezicht van Brog, die vroeg hoe zij zich voelde. - Heel bij zonder, zei hij en herhaalde wat zij verteld had. Ook Blieks was geïmponeerd en zei, dat hij haar horoscoop wilde trekken. Dat was een heel werk, waarvoor hij zich in de regel liet betalen, maar dat hij voor haar gratis wilde doen. Ook de anderen waren geestdriftig en overstelpten haar met vragen. Het was om er duizelig van te worden. Brog maakte er gelukkig een eind aan, door te zeggen, dat zij met rust moest worden gelaten. Bij het heengaan nam hij haar nog even terzijde en zei, dat het experiment spoedig herhaald moest worden. Het zou de moeite lonen om het dan eens met hypnose te proberen. - Pas maar goed op haar, zei hij tot Gorris. Wij moeten zuinig op ons medium zijn. Zij liepen samen op. David raakte niet uitgepraat over de scéance. Het was enorm geweest. Zij had het veel beter gedaan dan juffrouw Emmy.
So
Zij vond zijn complimentjes wel aardig, doch zij liet hem maar praten en gaf weinig antwoord. Het zou haar liever zijn geweest, als hij iets had gezegd over die dode vrouw met haar kindje en haar daardoor ongezocht aanleiding zou hebben gegeven om te beginnen over de plotselinge dood van een meisje uit de buurt, dat aan de gevolgen van een abortus was gestorven. Zij had verwacht dat hij, in verband daarmee, wel meer van haar visioen te weten zou willen komen. Hij scheen het echter te vermijden om daarover iets te zeggen en leuterde maar wat over bovennatuur verschijnselen. Zelfs toen zij haar nieuwsgierigheid niet lan--lijke ger kon bedwingen en vroeg of hij het niet gek vond, dat zij juist dat ongelukkige meisje met haar dood kindje gezien had, toonde hij zich niet verbaasd en ging er niet verder op in. Hield hij zich van de domme of wist hij echt niets van dat zaakje? Bij het afscheid liet hij haar hand niet los. Hij wilde mee naar binnen, in het trapportaal, maar zij hield hem tegen en zei, dat zij moesten oppassen voor de buren. Even schrok zij, toen hij zijn arm om haar heen sloeg, maar zij verweerde zich niet. Tot een zoen kwam het echter niet, door de ontnuchterende, aan drogisterij en ziekenhuis herinnerende geur van chemicaliën, die uit zijn kleren kwam. Pas op de Gaper, dacht zij en duwde hem van zich af.
SI
HERDER GAF HAAR HET GLAS TERUG, WAARBIJ HIJ HAAR
even aanraakte. De droge warmte van zijn hand en de glans van zijn ogen zeiden haar dat hij koorts had. -- Wat mij betreft kun je nu gerust naar huis gaan, zei hij. Hij zou het wel goed bedoelen, maar het klonk weinig gemeend. Zolang hij ziek was, had hij niets in te brengen, antwoordde zij. De dokter had haar gevraagd of zij kwam en die zou het ook wel weer zeggen als haar hulp niet meer nodig was. Zij kon thuis trouwens best worden gemist. Elsje was bij een oude tante, waar zij gerust een paar dagen blijven kon en haar bleef het hetzelfde of zij op haar bed of binnen op de divan sliep. — En gaat u nu maar wat slapen, besloot zij. Herder keek haar na toen zij de kamer verliet. Hij voelde zich opgelucht, nu hij de zekerheid had dat zij bleef. Drewes had gelijk toen hij gezegd had, dat hij niet alleen hulp nodig had omdat hij in bed moest blijven, maar dat het hem ook meer rust zou geven, als hij wist dat er iemand in zijn nabijheid was. Toen Sophie hem, een paar uur geleden uit zijn eenzaamheid was komen verlossen, had hij haar van blijdschap wel om de hals kunnen vallen. De vorige avond was de koorts teruggekeerd en in de loop van de nacht was de pijn ook weer begonnen. Hij had Drewes niet willen storen omdat het zondag was, maar tenslotte had hij toch maar de telefoon genomen en verteld dat het weer erger geworden was. Toen er gebeld werd had hij zich te beroerd gevoeld 52
om de deur te openen en de huissleutel maar uit het venster gegooid. Of hulp, of het ziekenhuis, had Drewes gezegd, maar zo kon het niet. Hij moest hem maar het adres van de werkster geven, dan zou hij haar wel waarschuwen. Als er tegen de avond nog niemand was, dan moest hij hem maar weer opbellen. Gelukkig was dit niet nodig: Sophie was er en bleef. Ontspannen sloot hij zijn ogen en viel in slaap. Zij zat bij de tafel in de woonkamer en keek tevreden om zich heen. Alles scheen haar nieuw, alsof zij het voor de eerste keer zag: de mooie met kunstleder beklede stoelen, de grote met boeken gevulde kast, het rommelige overladen schrijfbureau, de divan met het warm getinte Perzische kleed. Al die dingen kende zij, alsof ze haar eigendom waren, elk voorwerp had zij bij het opruimen talloze keren in haar handen gehad en toch zag alles er vanavond anders uit. Het was alsof zij in een kamer zat, die pas opnieuw was ingericht met meubelen die zij zelf had gekocht. Herder had gezegd, dat zij het zich gemakkelijk maken en doen moest alsof zij thuis was. En zo voelde zij zich: de huisvrouw, de echtgenote van de man, die ziek geworden was toen zij hun nieuwe woning betrokken hadden en die zij nu verzorgen moest. Ik zou eigenlijk best met hem getrouwd kunnen zijn, dacht zij. Een goeie vent en hij mag mij wel. Je wist wat je aan hem had, beter dan aan David. Ook geen kwajejongen, maar een die je in de gaten moest houden. Hij had zich anders wel voor haar uitgesloofd. Wat een dag! Als zij er aan dacht, voelde zij zich weer rozig, bemerkte zij weer de uitwerking van zon en zeewind. David had ditmaal eens niet overdreven, toen hij gezegd had, dat zij een heerlijke dag zouden hebben, als het met het weer een beetje meeviel. Het plan voor het uitstapje was van hem uitgegaan, hij had alles geregeld en was nagekomen wat hij beloofd had. Met een
53
mooie gehuurde auto had hij haar om acht uur, precies op de afgesproken tijd, afgehaald. Volgens haar wens had hij niet aangebeld, maar haar met de claxon gewaarschuwd. Zij had zich een aap gelachen, toen bleek dat het kunstje opging en het lawaai de aandacht van de buren trok. Nieuwsgierig waren zij komen kijken wat er aan de hand was en Mathilde, die toch al scheel keek van afgunst, had gezegd dat het een schandaal was. Ook goed, dan maar een schandaal. Voordat zij instapte was zij toch nog wat blijven talmen, om de liefhebbers gelegenheid tot kijken te geven. Emmy had van verbazing niet eens terug gegroet, toen zij wegreden. Genoten had zij! Een goed begin van een prachtige dag. Na een heerlijke tocht, hadden zij koffie gedronken in de tuin van een café in de bossen. Daarna waren zij naar de kust gereden, hadden een bloemencorso gezien op een strandboulevard en tenslotte hadden zij in een piekfijn restaurant gedineerd met kip en wijn. Het moest David een flinke duit hebben gekost, maar juist de gedachte dat het duur was en dat hij zich voor haar uitsloofde, had de pret alleen maar verhoogd. Waar hij het geld vandaan haalde was zijn zaak en zelfs als hij het van zijn broer zou hebben gegapt, kon dit niet wegnemen dat hij zich als een echte heer gedragen had. Het was in elk opzicht een fijne dag en het feest zou volmaakt zijn geweest, als zij op de thuisreis Albert niet zou hebben gezien. Dat gebeurde bij een kruispunt, waar een politieagent het vastgelopen verkeer regelde. Zij hadden moeten wachten en toen zij terzijde keek, had zij hem opeens ontdekt aan het stuurwiel van een grote wagen, die vlak naast de hunne stond. Hij scheen even verrast te zijn geweest als zij en een hele tijd hadden zij elkander recht aangekeken. Het had haar zo van streek gebracht, dat zij alleen maar zijn gezicht gezien had en er niet toe gekomen was de dame die naast hem zat te bekijken. Het kon even goed een ander als die toddik van een gravin zijn -
54
geweest; zij herinnerde zich niets, zelfs niet hoe Albert er uit gezien had. Mijn man, had zij zich, voordat zij het wist laten ontvallen en toen David zijn hoofd had omgedraaid, had hij van de optrekkende auto alleen nog maar de achterkant kunnen zien. Zijn vraag, of zij het vervelend vond, had zij met verachtelijk omlaag getrokken mondhoeken beantwoord. Hij moest niet denken, dat het haar ook maar een sikkepit kon schelen. Voor haar was die ellendeling dood. Toch had zij tijdens het laatste deel van de reis niet veel meer gezegd en van zijn voorstel, om nog even met hem naar een café te gaan, had zij zich afgemaakt met de uitvlucht, dat zij te vermoeid was. Het briefje van dokter Drewes met de mededeling dat Herder haar hulp behoefde, had haar gelegenheid gegeven om aan het vervelende gezelschap van haar zuster en zwager te ontkomen. En nu zat zij hier, alleen met haar gedachten en de herinnering aan een verrukkelijke zonnige dag, die maar één donker plekje had. Haar blik dwaalde langs de planken van de boekenkast en bleef rusten op de rij dikke, met goudstempels versierde banden van de encyclopedie. Bij het afstoffen had zij wel eens gebladerd in die boeken, die inlichtingen gaven over van alles en nog wat. Er zou zeker ook wel iets over mediums in staan. Zij nam het boek met de letter M, zocht het woord op en las: 'Tussenpersoon bij spiritistische en hypnotische proefnemingen, die het contact met geesten tot stand zouden kunnen brengen.' Ook niet veel nieuws, eigenlijk niets meer dan zij al wist. Bij het opbergen van het boek viel haar oog op een kistje, dat op de onderste plank stond. Het had vroeger al eens haar aandacht getrokken, omdat het haar deed denken aan de kist van de zeerover uit De schatgraver van het schorpioeneneiland. Het was niet groter dan een broodtrommel, gemaakt van zwaar donker eikenhout en ver ruw gesneden pilasters en boogjes, die de vorm van-sierdmt
55
kerkramen hadden. Het deksel met een getal er op, dat wel het jaar zou zijn waarin het kistje gemaakt was, had een smeedijzeren beugel, die aan de voorkant met een klein hangslot gesloten was. Op het schrijfbureau lag een sleutelbos, waaraan ook een paar kleine sleuteltjes zaten. Er zou er wel een bij zijn die op dit slot paste. Welke geheimen hield Herder in dit altij d gesloten, ouderwetse kistje verborgen? Schorpioenen zouden er zeker niet in zitten, zoals in de kist van de zeerover, die zijn schatten door die vergiftige krengen liet bewaken. Zij trok het naar voren en toen zij het op de tafel zette, viel het haar weer op, dat het bizonder zwaar was. Eerst kijken of het geen kwaad kan, dacht zij, toen zij de sleutels wilde pakken. Herder bleek vast te slapen en werd zelfs niet wakker, toen zij de grote lamp aandraaide. De sleuteltjes rinkelden bij het passen, alsof het belletjes waren. Zij wachtte even met haar hand op het deksel en liet haar vingers over het relief der cijfers glijden. Er leefde in dat verre verleden een kwaadaardige man, die een afschuwelijk geheim bewaarde. Hij was getrouwd met een mooie j onge vrouw, die een honden bij hem had. Uit wanhoop en om zijn geld had zij hem-levn maar genomen, omdat zij het in haar ouderlijk huis niet langer uithouden kon, nadat haar vader ontdekt had, dat zij het kind van een ander was. Met behulp van een zakdoek, die het rammelen van de sleutel dempte, ging het beter, Het openen van de sluiting maakte-tjes zo weinig geluid, dat de kwaadaardige zieke man, zelfs als hij wakker geworden was, het onmogelijk zou hebben kunnen horen. Het deksel ging omhoog en het ogenblik der ontdekking van het geheim was aangebroken. Papieren, oude documenten, een pakje brieven, een paar vergeelde portretten en beduimelde tekeningen, een lint van een grafkrans en een in gevlekt perkament gebonden boekje. Een andere inhoud dan zij verwacht had, maar 56
die haar toch niet teleurstelde. Besluiteloos bekeek zij de papieren. Om achter het geheim te komen, zou zij heel wat moeten lezen. En waarmee moest zij beginnen? Het boek was versierd met een getekend wapen, waarvan de kleuren verschoten waren. Kroniek, stond in grote letters op de titelbladzijde. Op de pagina daartegenover, beschermd door een vliesdun blaadje vloei, stond een plaatje, een ovaal met het portret van een dame in oude klederdracht. Daarop volgde een blad, met maar één enkele zin, een in fijne lettertjes gedrukte opdracht: Aan mijn vrouw, in liefde en eerbied. Merkwaardig, dat zij dit het eerst moest lezen. Een geheime liefde, een vroegere vrouw, die dood was of hem in de steek gelaten had? Of bedoelde hij haar, wier leven hij tot een hel maakte en die hij toch beminde? En van wie was dat portret? Zij schrok, hief haar hoofd op en hield haar adem in, toen zij het ledikant in de andere kamer hoorde kraken. Toen het stil bleef zette zij het geopende kistje op een stoel naast de divan. Na een paar dekens te hebben gespreid, ging zij liggen, nam het boek en begon te lezen... De volgende dag was Herder's toestand zoveel slechter, dat dokter Drewes het raadzaam vond om er een specialist bij te halen. De internist bevestigde zijn diagnose en was van mening, dat er wel operatief ingegrepen zou moeten worden. Op Drewes voorstel werd besloten om het verloop nog een of twee dagen af te wachten. Hij was niet zo vlug met het mes en in dit geval waren er ook nog redenen van psychologische aard, waarom hij het beter vond om zo lang mogelijk te wachten. Niettemin meende hij zijn patiënt voorzichtig te moeten voorbereiden en daarom bleef hij, toen zijn collega vertrokken was, nog even met hem praten. Hij wond er geen doekjes om, bagatelliseerde de toestand niet, 57
maar trachtte hem zoveel mogelijk gerust te stellen. Die ingreep was niet onvermijdelijk, omdat afsluitingen van de galwegen vaak uit zichzelf herstellen. Maar, operatie of niet, het was in ieder geval nodig dat Herder eens wat beter voor zichzelf zorgde. Ook kleine kwaaltjes konden het leven moeilijk maken. Wat rust met de juiste behandeling en dan eens helemaal er uit, in een andere omgeving. Hij moest maar eens informeren, of hij niet een poosje bij zijn zuster in Zwitserland kon logeren. Toen Sophie hoorde dat er kans op een operatie bestond, kreeg zij spijt dat zij Herder's verzorging op zich genomen had. Zij had heus wel iets voor hem over en voor het verplegen van een zieke draaide zij haar hand niet om, maar het moest niet te ernstig worden. Stel je voor dat er middenin de nacht, als zij alleen met hem was, iets gebeurde! Als zij er alleen maar aan dacht kreeg zij er iets van. Zij zag hem al met gevouwen handen op zijn doodsbed liggen, tussen twee brandende kaarsen of, erger nog, smalletjes samengeperst tussen de planken van een nauwe kist, die in de zwart gemaakte kamer stond. En als hij dan ook nog begon te bewegen, naborrelde van de medicijnen of schijndood was... — U gaat niet dood, hoor, Dat doet u mij niet aan! zei zij, in een poging om te schertsen. Hij glimlachte flauw en keek haar verontrust aan met ogen waarvan het wit vergeeld was. Twee dagen later was het zover en vertelde de dokter haar, dat meneer naar het ziekenhuis zou worden gebracht. Die middag stond er voor het huis van de buren een jankende hond, wiens geweeklaag zij zelfs in de keuken horen kon. Dat mormel maakte haar helemaal van streek, maar het kon er tenslotte ook niets aan doen, dat het meer zag dan de mensen en wist dat de dood op komst was. Zij stond voor het raam toen de verplegers hem wegdroegen.
Met tranen in de ogen keek zij naar de ziekenauto, die een lijkwagen had kunnen zijn, waarin haar door eenjaloerse medeminnaar vermoorde geliefde werd weggebracht.
59
HET GING WALTER TAVERNE MET ZIJN JOURNALISTIEK
werk als met het vertellen van moppen: hij deed het graag en niet zonder talent, maar hij had er geen hoge dunk van. Tegenover buitenstaanders ontbrak het hem nooit aan argumenten ter verdediging van zijn opvatting dat de journalistiek een sociaal belang van de eerste orde was, een onmisbaar en heilzaam ferment in de giftige drab van de moderne maatschappij. Deze stelling kon, zij het met een tikje idealistisch zelfbedrog, wel staande worden gehouden, maar daarmee hield het dan ook op. Veel groter en belangrijker dan haar deugden, waren de kwade eigenschappen dezer Koningin der aarde, die zich vaak als een deerne gedroeg. Zoals film, radio, televisie en andere jongere zusters in de ontucht, verloochende zij zichzelf en haar taak, door de domme menigte te aaien, inplaats van haar over de knie te leggen. In het publiciteitsbordeel was de pers de grootste zondares, niet alleen omdat zij de oudste was en dus de verstandigste had moeten zijn, maar ook omdat zij, geraffineerder dan de anderen, braafheid wist te huichelen als dit in haar kraam te pas kwam. Haar voornaamste begunstigers waren de groote adverteerders, die schijnbehoeften kweekten en de massa onder schoonklinkende leuzen stenen voor brood wisten aan te smeren. Haar dienstbaarheid aan deze smaakbedervers, vervlakkers, giftmengers en misleiders, maakte haar tot hun werktuig en medeplichtige. Walter kende het karakter en de streken van zijn meesteres, maar dit be6o
lette hem niet om haar gehoorzaam en zelfs met genoegen te dien en. Hij had eerste minister of kamerheer aan haar hof kunnen zijn, maar zich tevreden gesteld met een baantje als hofnar. Na de oorlog, toen het perswezen gereorganiseerd werd, had hij geen moeite gedaan om redacteur aan een krant te worden, maar er de voorkeur aan gegeven om als onafhankelijk journalist zijn brood te verdienen. Hij was medewerker aan verschillende bladen en schreef over van alles en nog wat, over aangelegenheden die, zoals hij zei, hem zelden interesseerden of waarvan hij geen verstand had. Toen hij een woning in het in aanbouw zijnde stadsdeel kreeg toegewezen, had hij zich belast met de verzorging van het redactionele gedeelte van een voor de nieuwe wijk bestemd buurtblad. In het begin had hij nogal wat kopij moeten leveren, omdat nog maar weinig plaats door advertenties der nog schaarse winkeliers in beslag werd genomen. Waar de handel te kort schoot, was hij bij gesprongen met cultuur en had de gaten gevuld met wijs-, wetenswaardig- en andere onbenulligheden. Toen de straten talrijker en langer werden en de bevolking toenam, had haij het gemakkelijker gekregen, niet alleen door de grotere toevloed van advertenties, maar ook omdat er ruimte moest worden afgezonderd voor het nieuws van de vele verenigingen en clubs die werden opgericht. Hij had zich niet bedreigd gevoeld door de concurrentie en met genoegen het veld geruimd voor de klaverjassers en toneelspelers, de sportvrienden en vrijetijd-verzorgers. Al gauw was het zo geworden, dat hij wekelijks nog maar een paar uur nodig had om de saus te bereiden, die bij de advertentiepudding moest worden opgediend. Voor zijn wekelijks hoofdartikel had hij nooit gebrek aan stof. Er ontbrak nog veel aan deze stad in wording, de nieuwe bewoners kwamen van allerlei tekort en het was voor een journalist een even gemakkelijk als dankbaar werk om zich, door critiek 6z
op overheid en openbare diensten, tot de tolk van hun wensen en ontevredenheid te maken. Hij had geijverd voor betere tram- en busverbindingen, de aanleg van meer speelplaatsen voor de j eugd bepleit en herhaaldelijk op het gebrek aan wijkgebouwen en vergaderzalen gewezen. Ook in de dagbladen had hij over deze aangelegenheden geschreven en dat deze publicaties niet onopgemerkt waren gebleven, was een paar keer bij zittingen van de gemeenteraad gebleken. Het mocht dan ook voor een deel op zijn credit worden geboekt, dat het grote gebouw met toneel-, feesten vergaderzalen er eindelijk gekomen was. Men had de zaak royaal aangepakt en er was iets tot stand gekomen, waar iedereen die met het verenigingsleven te maken had of zich voor de nieuwe stad interesseerde, ingenomen mee was. De schouwburgzaal, die duizend toeschouwers kon bevatten, had een ruim toneel en was toegerust met de nieuwste technische installaties. Er waren grote lichte foyers en aan de decoratie van gevels en binnenmuren hadden kunstenaars van naam hun zorgen besteed. De inwijding van het complex zou worden bijgewoond door vertegenwoordigers van de regering en het gemeentebestuur en na hun toespraken zou een lang feestprogramma worden afgewerkt, dat de voornaamste verenigingen in samenwerking hadden verzorgd. Het wordt een cultuurgebeurtenis van de eerste rang, waaraan wij een hele voorpagina moeten wijden, had de drukker-uitgever van het buurtblad tot zijn redacteur gezegd. Dat kan wat mij betreft gebeuren, als het stuk maar met een paar flinke foto's wordt versierd, had Taverne geantwoord. Maar wat begint u met die wasmachinefabrikant, die voor zijn prijsvraag recht op de eerste pagina heeft? Hij had het feestprogramma gezien en zijn verwachtingen waren minder hooggespannen dan die van zijn werk-. gever. Je hoefde geen kenner van muziek en toneel te zijn, om te 6z
voorspellen dat met dit ratjetoe van eenacters, jazz- en accordeon muziek, humoristen en radioconferenciers, de avond op een artistieke mislukking moest uitdraaien. Het bestuur van de vereniging voor Volksontwikkeling was van plan geweest er iets goeds van te maken en had voorgesteld om een beroepstoneelgezelschap of een symfonieorkest te engageren. Dit voorstel had niet de minste weerklank bij de besturen der andere verenigingen gevonden. Kom alsjeblieft niet met klassiek aanzetten, dat is niks, had men gezegd. Mensen die uitgaan willen zich amuseren. Het gebouw is er trouwens voor ons en wij moeten het zoveel mogelijk zelf doen. Een paar bekende artiesten als trekpleisters er tussendoor, maar voor de rest spelen wij het zelf wel klaar. Terwijl hij, voor de aanvang van het feest, de zaal bekeek, had hij, in confrontatie met het resultaat, getracht te blijven geloven in het lovende oordeel, dat hij destijds na inzage van de plannen gepubliceerd had. Het was hem niet gemakkelijk gevallen deze keiharde en volgens psychologisch verantwoorde esthetische opvattingen kakelbont gekleurde fabriekshal, te blijven zien als het ideaal van de moderne schouwburgzaal, die hij eens had beschreven. Hij wilde nog altijd wel volhouden, dat de toeschouwers volmaakt zouden zitten in de door een knappe binnenhuisarchitect ontworpen en anatomisch aangepaste stoelen, al maakten zijn billen het hem na enige tijd dan ook moeilijk dit te blijven geloven. Een paar uur lang had hij een stroom van courante gebruikskunst, pseudocultuur en amusementskolder over zich heen laten gaan. Hij had ongeveer geweten wat komen zou en was dus op verveling voorbereid geweest, maar men had het zo bont gemaakt, dat hij zich tot zijn verwondering ook nog had geërgerd. Van het jazzconcert, dat de avond besloot, had hij het einde maar niet afgewacht. Tegen de klankuitbarstingen van deze grofsme-
63
derij waren zijn trommelvliezen niet bestand, daarvoor moestje, zoals die meegillende jongeren, een gietijzeren kop hebben. - Wat is er met die mensen, wat wil die jeugd? vroeg hij. Dokter Drewes, die de zaal tegelijk met hem verlaten had, bleef in de hal staan. - Wat wil jij van de jeugd? Ze laat horen dat ze er is, een beetje hard. Moet zij ook nog iets willen? - Wij maakten minder lawaai toen wij jong waren, maar hadden er meer dan genoeg aan, omdat wij ook nog iets anders wilden, bereid waren ons voor iets in te zetten. - Dat hebben onze vaders en moeder van zichzelf ook gezegd. Gezichtsbedrog van omkijkende ouders, retrospectrisch idealisme. Een handjevol wil iets, gaat zijn eigen weg of verzet zich tegen een ontwikkeling, waarin de grote rest zich onverschillig laat meenemen. Vroeger viel dat minder op, omdat die ontwikkeling zich minder spectaculair voltrok en er niet zoveel over gesproken en geschreven werd. In mijn jongensjaren was de stoomdraaimolen, die een keer perjaar kwam, een gebeurtenis. Nu hebben we drie honderd vijf en zestig dagen van het jaar kermis, waaraan de ouders, op hun wijze, even hard meedoen als hun kinderen. - Maar de tent waar de cultuurclowns optreden, lopen ze voorbij. En wij maar halsstarrig volhouden met onze volksontwikke-
ling. - Voor de paar die binnen willen komen en ook voor ons zelf, al was het alleen maar om te blijven geloven, dat wij het lang geleden bij het rechte eind hadden, toen wij iets wilden. Taverne keek Drewes aan. Wat hem betrof had hij gelijk met zijn opmerking, die hij niet ernstig bedoeld scheen te hebben. Hij deed nog mee, maar zonder geestdrift en nauwelijks met belangstelling, hield maar vol omdat hij, eens in beweging geraakt, niet 64
tot stilstand komen kon. De anderen konden nog geloven, omdat zij minder hadden meegemaakt, gemakkelijker hadden geleefd dan hij. Wat nu voor zijn medebestuurders, die uit goede burger. families afkomstig waren, liefhebberij, een hobby was, was eens voor hem, de arbeidersjongen, een levensdoel geweest. De strijd om het bestaan, een paardemiddel, had hem grondig genezen van de waanvoorstelling, dat de mensen met goed bedoeld knutselwerk gelukkig konden worden gemaakt. Van dat pacifisme, socialisme, drankbestrijding, rein leven en andere heilige idealen uit zijn jeugd was niets overgebleven. Er viel niets te veranderen en te verbeteren. Even onverstoorbaar als deze aarde om haar as wentelde, draaide het individu om zichzelf en vergaapte zich liever in de aanblik van zijn achterhoofd, dan om zich heen te kijken. De erkenning dat je je vergist had, betekende echter niet dat je moedeloos behoefde te worden. Je kon gerust mee blijven doen, als je j ezelf maar niet wij smaakte dat het nut of zin had. In een zinledige wereld kon je je elke dwaasheid veroorloven, mits j e j ezelf maar in de gaten hield. Wie eens een rode tulp of gebroken geweertje in zijn knoopsgat gedragen had, kon op latere leeftijd het gat gerust met een lintje vullen, als hij, in de spiegel kijkend, dan maar niet de vergissing beging om de hoed voor zichzelf af te nemen. Drewes vroeg, of hij hem even thuis zou brengen. Hij had het portier van zijn nieuwe wagen geopend, een paar lichtjes gloeiden aan en beschenen een interieur als een gecapitonneerdejuwelendoos, dat nog geurde van plastic en verse celluloselak. - Niet mooi, maar ingenieus en praktisch, zei Taverne. De lopende band dicteert en wij gehoorzamen zonder mopperen. Het zou ook niet veel helpen. De mechanisatie en automatisering van alles, ook van de mens, valt toch niet tegen te houden. - Maar tot beloning worden wij verwend met gemak, snelheid 6S
en vrije tijd. Wij weten alleen geen raad met deze geschenken der techniek. Ik heb nog nooit zoveel zenuwpatiënten gehad als hier in deze nieuwe stad, waar van alles is gedaan om de mensen het leven zo gemakkelijk en aangenaam mogelijk te maken. Je hebt er geen voorstelling van hoeveel vrouwen, vooral in de buurt van de Vijver, waar de duurdere huizen staan, het met zichzelf te kwaad hebben. Zij hebben te weinig te doen, gaan piekeren en vervelen zich en wachten de hele dag op hun mannen, die in de lunchtijd niet thuis kunnen komen, omdat zij te ver van de city af wonen. Elke dag zie ik ze op mijn spreekuur en geef ze maar wat slaaptabletten of een kalmeringsmiddeltje. Vergif, dat op den duur evenmin helpt als radio en televisie of het amusementsbrouwsel, dat ze vanavond hebben geslikt. Maar wat doe je er aan? Wat doe je er aan? herhaalde Walter, toen hij later voor zijn schrijfmachine zat. Je vergrootte alleen maar het lawaai, door je stem te verheffen op een kermis, waar iedereen schreeuwde om de stilte niet te horen. Wat viel er te beginnen in een wereld, waarin het de mens, zelfs in vredestijd, onmogelijk was voor zijn leven en de toekomst zijner kinderen op te komen en machteloos moest toelaten, dat de lucht die hij inademde met radioactieve stoffen werd vergiftigd? Welke Don Quichotte was dwaas genoeg om vruchten te verwachten van geestelijk zaad, dat werd uitgestrooid in door gammastralen verziekte grond? Hij begon aan zijn artikel voor het weekblad, stak een nieuw vel papier in de machine en tikte de kop: FEESTELIJKE OPENING VAN ONZE SCHOUWBURG
Een mijlpaal op de weg der cultuur.
66
J
HET HAD BROG NIET VEEL MOEITE GEKOST OM SOPHIES
medewerking voor zijn hypnotisch experiment te krijgen. Na overleg met Blieks had hij besloten om de proef niet op een gewone spiritistische bijeenkomst te nemen. Geen toekijkers, had hij gezegd, zij moet de volle kans hebben en zich ongehinderd kunnen uiten. Hij moest zich al heel erg vergissen wanneer er, als alles goed ging, niet iets bijzonders voor de dag kwam. Een vrouw met zoveel mediamieke aanleg! Vertel mij wat, had Hips geantwoord, haar horoscoop zit barstend vol met bijzondere aspecten. Zij zouden er van opkijken als hij klaar was. Ik heb geen horoscoop nodig om te weten wat voor vlees ik in de kuip heb, had Brog, die niets van astrologie wist, gezegd. Het liefst zou hij het ook zonder Blieks hebben gedaan, maar hij had hem nodig, niet voor het maken van aantekeningen, zoals hij dit gewoonlijk op spiritistische avonden deed, maar om hem te helpen bij het maken van een woordelijk en natuurgetrouw verslag. Dit zou moeten gebeuren door middel van een band-opname-apparaat, een demonstratietoestel, dat hij in bruikleen had van de radiofirma, waarvoor hij werkte. Het was een kostbare machine, die men zeker niet in zijn bezit zou hebben gelaten, als hij niet het buitenkansje zou hebben gehad er in korte tijd twee van te verkopen. Een had hij geleverd aan Betlem, die zich na lang gepraat en ettelijke rondjes had laten overhalen het afbetalingscontract te ondertekenen. Wat de doorslag gegeven had was niet in de eer67
ste plaats de mogelijkheid om hele radioprogramma's op te nemen, die dan telkens weer opnieuw en zonder datje er een hand voor uitstak konden worden afgedraaid, maar de ontdekking dat hij met behulp van dat ding zijn klanten van een stuk verveling kon afhelpen, waardoor zij langer bleven plakken en meer verteerden. Je stelde de microfoon maar verdekt op en schakelde de motor in en dan kwam alles vanzelf in de bus. De jongens stonden paf als zij even later hun gesprek opnieuw te horen kregen, luisterden lachend en met rode koppen en verkneuterden zich als iemand zich versprak, een stommiteit zei of zijn eigen stem niet herkende. Sommigen waren er niet over te spreken, voelden zich zonder het onder woorden te kunnen brengen, in hun intimiteit bedreigd, maar werden uitgelachen door de meerderheid, die zich amuseerde. Je moest je toch niet zo druk maken om een onschuldig lolletje! Ook Brog had plezier in het dure, glanzende stuk speelgoed. Hij had allerlei geluiden opgenomen, voor de microfoon gesproken en gezongen en zo lang met knoppen en schakelaars gemanipuleerd, dat hij alle kneepjes en foefjes kende. Reusachtig voor de scéances, heel wat beter dan schrijven. Dat ding maakte alles nog interessanter en echter, alsof er, behalve door het medium, door deze geluidloos draaiende spoelen en zwak gloeiende lampjes, nog een extra verbinding met die onbekende wereld bestond. Toen Sophie binnen kwam, was alles klaar, zodat zij meteen konden beginnen. Het viel haar tegen dat Hips er ook was. Eerst had zij het vervelend gevonden, dat er niemand bij zou zijn, maar nadat Brog het haar had uitgelegd, had zij er in toegestemd. Bij nader inzien had zij het wel prettig gevonden, dat zij met hem alleen zou zijn. En nu bleek die onvermijdelijke Blieks er toch weer aan te pas zullen komen. Brog zei, dat er een derde man nodig was om elk door haar gesproken woord vast te leggen. 68
- Als alles goed gaat, draaien wij de band straks nog eens af. Dan ben jij misschien het eerste medium, dat zichzelf kan horen. Zij moest nu in een gemakkelijke houding op de divan gaan liggen, alleen maar doen wat hij verlangde en zich er vooral niet tegen verzetten, als zij voelde dat zij in slaap zou vallen. En nu eerst maar een beetje muziek, je lievelingsplaat, besloot hij. Blieks had de grammofoon al ingeschakeld en de klanken van Ave Maria no moro overspoelden haar. Het was alsof de muziek naar buiten stroomde door de plotseling geopende ingang van een kerk, die zij op een stille avond passeerde. - Rustig en kalm, hoorde zij een stem, die uit de verte, van het met kaarsen verlichte altaar scheen te komen. Er werd een dodenmis in de kerk gehouden en Brog, die met zegenende handen voor haar stond, was de priester. Voor het altaar, op de top van een berg van bloemen, stond de kist, waarin Sophie, de gestorven gravin, lag. - Nu gaje slapen, zei de priester, en de dode in de kist knikte. Van de slaperigheid, die volgens Brog zou komen, bespeurde zij nog niets, maar er gebeurde iets anders met haar, dat een gevolg van de hypnose moest zijn. Zij zag zich verdubbeld, gesplitst in een tegenwoordige en een vroegere Sophie, twee beelden, soms afzonderlijk en soms gelijktijdig, als door een draaiend prisma. Zij wist dat zij nog wakker was en op de divan lag en dat zij haar ogen maar had open te doen, om het blauwe lampje te zien, waaronder Blieks, de misdienaar, tussen twee dozen met knopjes en draden zat. Maar zij lag hier ook als gravin Sophie in haar doodkist. Nu zong het koor en de mensen snikten, omdat die goede gravin gestorven was. Toch benieuwd of Maria met haar dood kindje nog verschijnen zou. - Nu slaap je, zei de priester en het koor herhaalde het zingend: nu slaapt zij. 69
- Ik slaap, fluisterde zij, maar zij wist dat er iets anders met haar gebeurde, dat zij een wakende dode was, die haar eigen begrafenis bijwoonde. Zij probeerde te spreken, te zeggen wat er met haar aan de hand was, maar zij kon geen woord meer uitbrengen. Haar stembanden schenen verlamd als in een droom, waarin je schreeuwt, zonder dat een klank over je lippen komt. Het altaar verdween in een nevel, die zich verdichtte tot precies zo'n wolk als waaruit Maria te voorschijn gekomen was. Maar inplaats van Maria verscheen zij zelf. Zij droeg haar nieuwe nylon blouse, die ruimer geworden en veranderd was in een statige japon met diepe plooien. Daar stond zij met opgeheven wenkende hand en daar lag zij in de kist en keek zichzelf aan. Lang, heel lang is het geleden, dacht zij en onmiddellijk daarop, alsof die andere Sophie haar gedachten geraden had, hoorde zij zichzelf zeggen: - In het jaar zestien honderd achtenveertig. Brog richtte zich op uit zijn gebogen houding en strekte zijn hand uit naar Blieks. - Vlug, inschakelen, opnemen! Zij begint! Hij schoof een stoel naar de divan toe, ging naast haar zitten en hield haar de microfoon voor. - Kunt u spreken? vroeg hij. -Ja, klonk het zwak. - Kunt u ons zeggen wie u bent? - Sophia, de gravin. - Welke gravin? - Van Rimhagen en Blauwvelden. Brog legde de microfoon neer. Met zijn handen op zijn knieën steunend, boog hij zich opnieuw tot haar over, keek haar opmerkzaam aan en draaide toen zijn hoofd langzaam om naar Blieks. Er was afgesproken dat zij niet zouden praten zolang de band-recorder aanstond en daarom moesten zij volstaan met blikken en gebaren om aan hun blijdschap en verrassing uiting te ge70
ven. Hij had wel kunnen zingen van vreugde, maar omdat dit niet ging, zwaaide hij maar met zijn vuisten, alsof hij de maat sloeg voor een onzichtbaar en onhoorbaar orkest. Een zeer bijzondere geest, stokoud en voornaam. En die duidelijke en zonder aarzeling gegeven antwoorden. Zoiets had hij nog nooit meegemaakt. Wat een geluk dat hij haar ontdekt had. Sophia, herhaalde hij nadenkend, dat was ook haar naam, die van het medium, dat verschilde maar één letter. - Uw naam is toch Sophia en niet Sophie? vroeg hij. - Nu heet ik Sophie, maar in mijn vroeger leven was mijn naam
Sophia. - Verkeert u nu dan weer onder de levenden? - Ik ben nu Sophie Klint. - Het medium zelf? -Ja. - Dat is sterk, heel merkwaardig, zei hij met een hoofdknikje naar Hips. Maar Sophie, vervolgde hij op een meer vertrouwelijke toon, dan kennen wij elkaar toch goed en dan kunnen wij gewoon en ronduit met elkaar praten. Je bent toch wel diep in slaap? Hij drukte een van haar oogleden omhoog en constateerde gerustgesteld, dat de pupil verdraaid en alleen het oogwit zichtbaar
was. - Zou je ons iets uitje vroegere leven willen vertellen, bijvoor wanneer je geboren bent? -beld - Op de twaalfde maart zestien honderd acht en veertig luidde, het prompt en duidelijk gegeven antwoord. - En wanneer ben je overgegaan? - Op school? Na deze, aarzelend uitgesproken woorden, bleven haar lippen bewegen. Zij scheen hem niet begrepen te hebben. 71
- Ik bedoel wanneer je gestorven bent, verduidelijkte hij. - In zestien honderd drie en tachtig. - Toen was je dus nog geen veertig jaar? —Ja. - En waaraan ben je gestorven? - Miskraam. - Zielig en zo jong, mompelde hij. Hij gaf Blieks het teken om uit te schakelen, zuchtte diep en veegde het zweet van zijn voorhoofd. - Het is geweldig. Heb jij ooit zoiets meegemaakt? Neen, dat had Hips niet. Het was reusachtig en zo spannend, dat hij het ervan in zijn buik gekregen had. Gelukkig was er nu even pauze, zodat hij de kamer verlaten kon. Brog maakte van zijn afwezigheid gebruik om na te denken en zich af te vragen wat er verder gebeuren moest. Hij had wel het een en ander meegemaakt, maar wat hij hier te horen kreeg, was weinig minder dan een openbaring. Hij keek vertederd naar het medium, dat volkomen rustig was en blijkbaar diep in trance verkeerde. Als er geen spotgeeest tussen zat en alles klopte, dan stond het als een paal boven water, dat dit een geval van reïncarnatie was en dat hij een goudader in de woestijn van het bovennatuurlijke ontdekt had. Nogal niks: een doodgewone werkster, die een paar honderd jaar geleden als gravin geleefd had. Ongelooflijk, maar juist daarom zo mooi en overtuigend als het waar bleek te zijn. Voornaamheid en nederigheid, rijkdom en armoe wisselden elkaar af, zoals eb en vloed, zoals licht en duisternis. Zo ging het in de natuur, zo ging het in het leven en zo ging het ook in de dood. Hij nam zich voor om zijn volgende vragen zo te kiezen, dat de daarop gegeven antwoorden nagegaan konden worden. Met een gewoon mens zou dit haast niet mogelijk zijn geweest, maar een gravin verdween niet zo maar uit de geschie72
denis, zonder sporen achter te laten. Wat een bof, dat hij op de inval gekomen was om alles op de band vast te leggen! Toen Blieks terug kwam, had hij zijn lijstje met vragen klaar. De namen van de man en de ouders van de gravin, de plaats waar zij gewoond had en gestorven was, bijzonderheden betreffende haar levensomstandigheden. Als zij doorging zoals zij begonnen was, dan zouden zij op deze manier een aantal antwoorden krijgen, dat waarschijnlijk wel gecontroleerd kon worden. Het experiment werd hervat en op zijn eerste vraag kwam al dadelijk een antwoord, dat goede aanknopingspunten voor verdere informaties bood. Sophie vertelde niet alleen dat zij op het kasteel Groot Klingerden gewoond had, maar zei ook waar dit gelegen had en gaf bijzonderheden over de bouw en inrichting. Alles was van een nauwkeurigheid en duidelijkheid, alsof zij de vorige nacht nog in haar met bazuinengeltjes en druiventrossen versierd bed geslapen had. Er zou zeker nog wel meer voor de dag zijn gekomen, als zij de ondervraging niet hadden moeten staken, omdat het uur verstreken en de band van de recorder afgelopen was. Maar het was voor een eerste keer voldoende en men kon tevreden zijn, vond Brog. Blieks moest de spoel maar terugdraaien, dan zou hij onderwijl het medium wakker maken. Zij moest diep hebben geslapen, want het kostte hem nogal wat moeite om haar weer tot bewustzijn te brengen. Zijn eerste pogingen bleven zonder het minste effect en hij begon zich al af te vragen of er iets niet in orde was, toen lichte trekkingen van haar aangezichtsspieren het naderend ontwaken aankondigden. Zelfs toen zij haar ogen geopend had en afwezig voor zich heen staarde, ging er nog enige tijd voorbij voordat het tot haar doorgedrongen was wat er met haar was gebeurd en zij in staat was een gesprek te voeren. Sophia, een gravin uit de zeventiende eeuw? Zij wist zich niets te herinneren, glimlachte geamuseerd en 73
zei dat zij het niet geloofde. Dan zou men haar wel even wegwijs maken, met bewijzen komen en de geluidsband afdraaien. Zij luisterde verbaasd, kwam meer en meer onder de indruk en toen het verslag ten einde was, bleef zij met haar handen in haar schoot zwijgend zitten. - En, vroeg Brog, wat zegt mevrouw de gravin er van? - Hoe bestaat het! mompelde zij. Dat zij een gravin geweest was, verbaasde Blieks niet, omdat hij in haar horoscoop al aanwijzingen voor haar adellijke afkomst had aangetroffen. Zij had trouwens toch zoiets over zich. - Dat zeggen ze meer, antwoordde zij peinzend. Als kind was ik al anders en vaak heb ik gedacht, dat er iets bijzonders met mij aan de hand moest zijn. Maar dit. Wat zullen de mensen wel zeggen! - Geen mensen, mond houden, haastte Brog zich te zeggen. Geen woord met anderen er over, voordat men haar mededelingen onderzocht had en bewijzen kon dat zij op waarheid berustten. Voor hem was het een uitgemaakte zaak, hij twijfelde geen ogenblik, maar de spotters moesten overtuigd, met de bewijzen om de oren geslagen worden. - Waarom zou ik mijn mond moeten houden? vroeg zij. Wat kan het ons schelen? jij weet het en als jij zegt dat het in orde is, dan laten de mensen mij koud. - Maar het is nog niet in orde en daarom moet j e nog even je mond houden, waarschuwde hij. Ik koop er nog een paar spoelen bij en dan gaan wij opnieuw aan de gang. Onderwij 1 kunnen wij dan ook informaties inwinnen. Zij liet zich tenslotte overtuigen en beloofde te zullen wachten, als hij niet bij de politie om inlichtingen aankloppen zou. - Politie? vroeg hij lachend. Wat heeft die er nu mee te maken? - Ik weet 't niet, maar ik heb nu eenmaal het land aan die kerels. 74
Het zwijgen viel haar niet gemakkelijk, maar het gelukte haar toch om zich aan de afspraak te houden. Door haar vertrouwe hjke mededeling aan David Gorris, dat zij eigenlijk Sophia heette en van adellijke afkomst was, schond zij haar belofte niet, omdat zij zei dat zij het gedroomd had.
75
FRANS HERDER WIST DAT HIJ EEN SLECHTE PATIENT WAS,
die zijn eigen genezing in de weg stond. Het ontbrak hem aan het optimisme en vertrouwen, dat zieken even hard nodig hebben als goede medische hulp. Voor hem was het ziekenhuis het voorportaal van het crematorium en inplaats van er gerust door te worden gesteld, wantrouwde hij de chlichématige blijmoedigheid van artsen en verpleegsters, die zich door de dood, tenminste van anderen, niet uit hun goed humeur lieten brengen. Toen het oordeel was gevallen, had hij getracht zich te verzoenen met het onvermijdelijke, maar zijn pogingen om te berusten hadden zijn vrees niet weggenomen. Toch was hij er, toen hij eenmaal overgebracht was en in bed lag, beter aan toe dan hij had durven verwachten. De nachtmerrieachtige beklemming was van hem afgevallen en het was minder met vrees dan met nieuwsgierigheid, dat hij de komende gebeurtenissen tegemoet zag. Het levensgevaar waarin hij verkeerde, had een verschuiving veroorzaakt, hem tot het inzicht gebracht, dat hij meer bang voor het sterven dan voor de dood was. Het niet-zijn had niets afschrikwekkends, waar het op aan kwam was het laatste moment, het einde van het leven, de val in het onbekende. En zelfs daaraan zou hij kunnen ontkomen, als het, wat toch wel eens voorkwam, tijdens de narcose gebeurde. In dat geval moest het prikje van de injectiespuit met de bedwelmende vloeistof de laatste en weinig schokkende gewaarwording zijn. Ook als je wist dat de dood er 76
op zou volgen? Werd dan de dokter, die de inspuiting toediende, niet tot beul en het spuitje niet tot bijl of galgetouw? Maar ook door deze gedachte was zijn vroegere vrees niet terug gekeerd en de voorbereidselen tot de operatie had hij rustig en belangstellend aangekeken. Hij had een injectie gekregen en was daarna, zoals de dokter gezegd had, hardop gaan tellen. Zich afvragend hoe lang hij het volhouden zou, had hij naar zijn eigen stem geluisterd. Hij was tot tien gekomen, toen hij het luiden hoorde van een klok. Hij herkende het geluid van de kerkklok, uit het dorp waar hij als jongen gewoond had. Het klonk zo duidelijk en reëel, dat hij verrast zijn ogen geopend had. De operatie was toen al achter de rug, er waren een paar uur verstreken en hij lag op het bed in zijn kamertje. Maar de kerkklok luidde nog steeds. Hij verkeerde nog in een schemertoestand, waarin het hem moeite kostte zijn geheugenvlagen te ordenen en te begrijpen wat er met hem gebeurd was. Toen het hem duidelijk begon te worden dat de operatie al voorbij moest zijn, had hij eerst zijn verbonden buik nog moeten betasten om zich zekerheid te ver schaffen en verblijd te kunnen constateren dat het waar was. Uren later, toen de nevels der bedwelming al opgetrokken waren, verkeerde hij nog in een lichte roes, alsof hij champagne gedronken had, een toestand tussen waken en slapen, waarin hij tot zijn verrassing bleek te kunnen dromen van de dingen waaraan hij dacht. Hij hoefde maar aan zijn geboortedorp te denken, of de bekende vertrouwde bel begon weer te luiden en hij liep als j ongen over de zonbeschenen brink of door de laan met hoge rechte beuken, die naar de burcht leidde. Alle goede en vriendelijke mensen die hij in zijn leven had ontmoet, gingen voorbij, een parade van familieleden en vrienden. Zij waren allen weer jong, van dezelfde leeftijd als hij, kinderen die spraken als volwassenen, maar met de onbedreigde blijmoedigheid van de jeugd. Ook 77
Ella en Marianne waren bij hem, een paar frisse meisjes van dezelfde leeftijd, die als zusters op elkander geleken. Ook als hij ophield met dromen, zijn ogen opende en weer het ziekenvertrek zag, behield hij het gevoel van welbehagen. Toen de hoofdverpleegster kwam vragen of hij onaangename gevolgen van de narcose ondervond, antwoordde hij overmoedig dat hij zich kiplekker voelde en met plezier alles nog eens wilde overdoen. Tegen de avond was de roes voorbij en voelde hij zich weer een patiënt in een ziekenbed, een uitgeputte man met een pijnlijk lichaam, dat beslag legde op zijn aandacht. Hij was alleen maar buik en borst, een met pijn gevuldezak. De delen van zijn lichaam die geen pijn deden, schenen niet meer bij hem te horen, lagen buiten het bed, in alle hoeken verspreid. Pas laat sluimerde hij in, maar werd weer na korte tijd, naar hij meende door de pijn, gewekt. Dat kan niet, het moet iets anders zijn, dacht hij, omdat hij nog maar weinig pijn voelde. Een beangstigende droom, een gewaarwording van bedreiging, die ook nu nog aanhield, moest hem hebben gewekt. Of was hij niet wakker en droomde hij dat hij ontwaakt was? Zijn adem stokte, toen hij de vrouw ontdekte, die aan het voeteneind van zijn bed stond. Het gezicht herkende hij ogenblikkelijk, maar toch duurde het no even voordat hij begreep dat zijn kind daar stond. Een hallucinatie, want dit was onmogelijk. Was het door de nawerking van de narcose, dat hij wakend droomde en daar zijn kind zag staan, dat zich aan de andere kant van de wereld bevond? De verschijning was van een verbijsterende duidelijkheid, alsof Marianne lichamelijk aanwezig was. Hij drukte op de schakelaar, die onder het bereik van zijn hand aan het ledikant hing, maar ook toen de grote lamp alles helder verlichtte, bleef zij zichtbaar. Pas toen zij hem glimlachend had toegeknikt, verdween zij, plotseling en volledig, als het beeld van een film, die is afgebro78
ken. De nachtzuster kwam binnen en vroeg wat er aan de hand was. In zijn angst en verwarring moest hij, zonder het te weten, op de schelknop hebben gedrukt. Van slapen was geen sprake meer. Hij was opgewonden en verontrust, moest voortdurend aan Marianne denken en vroeg zich af waarom er nog geen antwoord gekomen was op de brief, waarin hij haar van de operatie op de hoogte had gesteld. Drewes, op zijn verzoek gewaarschuwd, kwam dadelijk na zijn spreekuur bij hem. Het was een opluchting dat hij het voorval vertellen en zijn bezorgdheid uiten kon, maar de geruststellende woorden van de dokter namen zijn vrees niet weg. Drewes kon hem niet overtuigen, omdat hij, bij gebrek aan een redelijke verklaring, hem geen zekerheid geven kon. Hij kon ook niet ontkennen, dat het wel voorkwam, dat tussen mensen die innerlijk met elkander verbonden waren, gedachten op een onverklaarbare manier werden uitgewisseld. Verschijningen, zoals die van Marianne, vielen samen met critieke momenten, het waren waarschuwingen op het uiterste, een laatste levensteken. Als kind had hij een paar keer voorspellende dromen gehad. De dood van zijn grootvader was hem aangekondigd in zo'n droom, op een moment dat niemand enig onheil vermoedde. Men had hem niet geloofd en getracht hem gerust te stellen. Zijn oudste zuster was nog bezig de spot met hem te drijven om zijn bijgelovige vrees, toen het telegram met de doodstijding kwam. Drewes had zijn pogingen om hem tot andere gedachten te brengen tenslotte maar opgegeven. Hij zat met het geval wat verlegen en het had hem aan overtuigingskracht ontbroken, omdat hij het niet uitgesloten achtte, dat Herder gelijk kon hebben. Dergelijke dingen kwamen voor en bovendien gaf het te denken dat er nog geen antwoord uit Venezuela gekomen was. Hij besloot om met Taverne te overleggen wat er gedaan kon 79
worden. Walter behartigde Herder's persoonlijke aangelegenheden, hij kende de buitenlandse adressen en wist waarschijnlijk van de verhoudingen in zijn familie. Hij was nog maar nauwe zijn woning terug gekeerd, toen de telefoon ging. Het was-lijksn Taverne, die vroeg of hij hem onmiddellijk spreken kon. Het ging over Herder. Een slecht bericht? vroeg hij en zonder het antwoord af te wachten, voegde hij er aan toe, dat het zeker over Herder's dochter ging. Een telegram van de schoonzoon, hoorde hij, zij was plotseling overleden. Hij schrok, meer uit medelijden met Herder, dan door de aard van het bericht. Hij was voorbereid geweest, had het verwacht. Een vernietigende slag voor die arme kerel, daar in het zieken Hij bekeek het telegram en liet zijn vingertoppen glijden-huis. over de strookjes papier met de noodlottige woorden. Hij zag zich gesteld voor een probleem, dat hij niet wist aan te pakken. Machteloos wasje, als het er werkelijk op aan kwam. De mens in diepste ellende bleef onbereikbaar voor de tot hulp toegestoken hand. - Ik weet er waarachtig geen raad mee, zei hij. Wat moeten, wat kunnen wij doen? Als dat met die droom of dat visioen niet zou zijn gepasseerd, zouden zij voorlopig het bericht hebben kunnen verzwijgen. Maar nu was het de vraag, of dat wachten in onzekerheid en dat tobben niet erger voor hem zou zijn dan de waarheid. Hij stond voor een moeilijke beslissing. - Als er tenminste nog maar iemand was, die iets van hem over kon nemen, een beetje steun, iemand om hem te troosten. Maar hij is zo alleen, zo eenzaam. Hoe staat hij met die zuster in Zwitserland? Ken jij haar? Taverne had haar maar een keer ontmoet, jaren geleden. Herder had hem haar adres gegeven, voor het geval er iets met hem zou gebeuren. 8o
— Wij moeten telegraferen, haar vragen om onmiddellijk hier te komen, besloot Drewes. Hij heeft dan tenminste zijn zuster bij zich, als hij het te horen krijgt. Het was geen oplossing, maar een verantwoord uitstel en hij voelde zich een weinig opgelucht toen hij, na het telegram te hebben opgegeven, de telefoon neerlegde. — Anders een merkwaardige coincidentie, dat Drewes haar juist vannacht aan zijn bed gezien heeft, zei Walter. Een wonderlijke toevalligheid. — Zo kun je het noemen, ja. — Is het voor jou dan iets anders? — Dat heb ik mij ook afgevraagd, toen ik nog niets van dat telegram wist. Nu meen ik, dat ik het een andere naam geven moet. — Maar toch een met een vraagteken? —Ja, maar behalve achter het woord toeval. Daar hoefje geen mystiek of occultisme achter te zoeken, hetgeen niet betekent, dat ons verstand ons van het vraagteken zou kunnen afhelpen, zei de dokter, als antwoord op Taverne's sceptisch glimlachje. Telepathie is geen verklaring, maar misschien toch een aanwijzing. Het is niet uitgesloten, dat onze hersenen onder bepaalde omstandigheden golven zouden uitzenden, die gedachten overdragen. Een oplossing in deze richting behoort tot de mogelijkheden, sedert wij weten, dat de hersenen elektrische stromen voortbrengen, die met de encefalograaf gemeten kunnen worden. Maar zelfs als het overbrengen van gedachten op deze wijze zou zijn bewezen, dan is er nog niets verklaard. Het zou ons hiermee gaan als met alle vermeerdering van kennis die tot de kern, dat is de oplossing van het levensraadsel, niet doordringt en alleen maar onze onzekerheid vergroot. — En toch is vermeerdering van kennis de enige weg om achter dat geheim te komen. óI
— Een heel lange en interessante weg. Maar zou het niet kunnen zijn, dat wij in een cirkel rondlopen, om tenslotte op ons punt van uitgang terug te keren? Taverne zei niets, hoewel hij er van overtuigd was, dat die vraag ontkennend moest worden beantwoord. Hij verwachtte zeker dat het de wetenschap zou gelukken om het levensraadsel op te lossen, maar zo lang de feiten hem niet in het gelijk hadden gesteld, was zijn opvatting van even veel of weinig waarde als die van Drewes. Niettemin hield hij het maar op de encefalograaf en niet op de wichelroede, zoals Peter, wiens blijkbare voorkeur beter paste bij de waarzegster dan bij de arts.
82
HET DUURDE EVEN VOORDAT ER ANTWOORD OP BROG'S
verzoek om inlichtingen kwam. Hij had zijn brief gezonden aan de burgemeester van R., het dorp waar het kasteel Groot Klingerden, volgens de mededelingen van zijn medium, lag of moest hebben gelegen. Het dorp bleek al jaren geleden door het nabij gelegen W. te zijn geannexeerd en zijn brief was met enige vertraging op het gemeentehuis van dit stadje aangekomen. Het antwoord viel beter uit dan hij had durven verwachten en bevestigde, op enkele onbetekenende kleinigheden na, alle door Sophie gegeven feiten en datums. Bijzonder waardevol vond Brog de mededeling van de gemeentesecretaris, dat van het jaren geleden afgebrande slot, alleen nog maar de ruïne bestond. Omdat de datum van de brand voor Sophie's geboorte viel, was de kans uitgesloten, dat zij Groot Klingerden in dit leven zou hebben gezien. De brief besloot met de mededeling, dat verdere informaties alleen tegen betaling zouden kunnen worden verstrekt, omdat daarvoor een tijdrovend onderzoek in de archieven nodig zou zijn. Voorlopig konden zij met dit antwoord meer dan tevreden zijn. Het bewijs dat Sophie de waarheid gesproken had, was geleverd en dus konden zij de verdere mededelingen van hun gravin met vertrouwen tegemoet zien. Sophie, die zich niet in het minst verwonderd toonde dat alles bleek te kloppen, stelde zich graag voor verdere experimenten
83
beschikbaar. Nu zij van haar zorgen voor Herder ontslagen was, had zij haar avonden weer vrij voor verdere ontdekkingstochten in haar vroeger leven. -- En moeten wij, nu alles bewezen is, gravin tegen je zeggen? had Brog op een toon, die schertsend bedoeld was, gevraagd. -- Doe niet zo gek, had zij geantwoord. Hij moest er toch wel iets van menen, al had hij het dan ook voor de grap gezegd. Een beetje eer kwam haar ook wel toe en het deed haar goed dat dit betoond werd door Brog, die beter dan wie ook wist wat zij waard was. Sedert hij haar van haar hoofdpijn afgeholpen en binnengeleid had in de wereld der wonderen, waren zij vertrouwelijker met elkaar geworden. Na de ontdekking van haar mediamieke begaafdheid was deze vertrouwelijkheid in vriendschap overgegaan. Zonder het te hebben uitgesproken, voelden zij zich verbonden in een gemeenschappelijke taak, deelgenoten van een geheim verbond, waarvan Brog de leiding had. Zij was zijn rechterhand, zijn voornaamste helpster en alle anderen, Blieks niet uitgezonderd , kwamen pas na haar. Hun bondgenootschap was nu bekrachtigd geworden door een officiële met een wapen versierde brief, waarin de juistheid en de waarde van haar uitspraken werd erkend. Met die vervelende afspraak om te zwijgen was het nu afgelopen en Brog had haar zelfs een van de fotocopieën beloofd, die hij van de brief zou laten maken. Een prachtig stuk om af ongelovigen onder de neus te duwen. Zij trok zich-gunstie niets van hun mening aan, maar het kon geen kwaad om de kwaadsprekers op hun nummer te zetten en de ongelovigen te overtuigen. Zij kon vooraf al lachen om het gezicht dat Mathilde trekken zou, als zij haar zwart op wit zou laten zien, dat zij vroeger gelijk had gehad toen zij gezegd had, dat zij uit ander hout dan de rest van de familie gesneden was. En dan dat prutsertje van een 84
Emmy, die zich heel wat verbeeldde, omdat zij op de spiritistische avonden zat door te zagen over haar scheepsramp waar zij niet uitkomen kon en het dan maar op een akkoordje gooide met spotgeesten, die haar dwars zaten. Meer dan alles echter, verheugde zij zich op haar volgende ontmoeting met David Gorris. Die jongen snapte er niets van en werd opgevreten door nieuwsgierigheid. Om zich er uit te redden, zei hij maar dat het allemaal flauwekul was, maar het liet hem niet met rust en hij begon er telkens opnieuw weer over. Begrijpelijk, dat hij zich na haar eerste toespelingen niet lekker voelde en haar voorzichtig probeerde uit te horen over Maria met haar dood kindje. Alsof dat mens en de hele geschiedenis van die miskraam haar nog interesseerde sedert de onthulling van haar adellijk verleden! Zij hadden afgesproken, dat Brog op de volgende zitting zijn vragen zo zou kiezen, dat haar antwoorden materiaal voor een verder onderzoek konden opleveren. Men moest meer te weten trachten te komen over het leven van gravin Sophia, haar ver inrichting en bouw van het kasteel en zoveel moge--wante,d lijk gegevens verzamelen, die gecontroleerd konden worden.Allereerst moest onomstotelijk worden aangetoond, dat zij de echte, de reincarnatie van gravin Sophia was. Daarna kon men dan aan de interessantste maar het moeilijkst te controleren periode van haar verleden, het verblijf in het hiernamaals beginnen. Sophie vond het best. Brog had er verstand van en hij moest dus maar zeggen hoe hij het hebben wilde. Wat haar aanging, zou zij liever eerst aan het hiernamaals zijn begonnen. Nu het vast was komen te staan, dat zij een paar honderd jaar geleden al eens geleefd had, was het nieuwe en geheimzinnige er voor haar grotendeels af. Gravin Sophia was een soort fa ' 'elid van haar geworden, een overleden tante of grootmoeder en het maakte niet veel verschil of zij over haar of over haar moeder of Mathil8
de sprak. Van de geschiedenis was voldoende bekend, daarover bestonden volop boeken en schilderijen, maar van de dood, van die geheimzinnige, ontoegankelijke wereld aan de andere zijde van het graf, wist men niets. Het leek haar veel leuker om daarover onthullingen te doen. Wie weet, wat zij daar allemaal te zien en te beleven zou krijgen. Natuurlijk was het ook griezelig, maar dat trok haar juist aan, zoals je het, al was het dan met de angst in j e lijf, niet nalaten kon om spooktenten op kermissen te betreden. Maar goed, als Brog meende dat het leven van de gravin eerst moest worden afgewerkt, dan kon hij zijn zin krijgen. En op de eerstvolgende séance kreeg Brog zijn zin en zelfs meer dan hij gehoopt had. Twee geluidsbanden waren er voor nodig om alles wat zij vertelde, de niet te stuiten stroom van inlichtingen en bijzonderheden die over haar lippen vloeide, op te nemen. Het verleden gaf zijn geheimen prijs, de deuren van het arsenaal der geschiedenis werden wijd open geworpen, de schatten die daar eeuwen lang verborgen waren geweest, naar buiten, in het licht gedragen. Onbekende gebeurtenissen, lang vergeten namen, portretten van voorouders, zilveren kandelaars, kostbare gewaden en tapijten, wapenen, harnassen, keukengerei, kristal, goud en juwelen, edelstenen, bazuingeschal en krijgsrumoer, feestvreugde en verslagenheid, een verzonken wereld steeg omhoog uit de diepe bron van haar keel, kwam tot leven tussen haar lippen en trok af door de verchroomde trechter van de microfoon, die Brog haar voorhield. Twee uur nam de optocht in beslag en hij zou zeker nog langer hebben geduurd, als men over meer geluidsbanden zou hebben beschikt. Fantastisch, dit is nog nooit vertoond, vond Brog. Er komt meer, nog veel meer, voorspelde Hips, die het weten kon, nu hij met haar horoscoop gereed was. De banden werden ten gehore gebracht op de spiritistische bijeenkomst. De bezoekers waren er 86
vol van en aan de séance kwam men niet toe. Emmy Brand, die zelf toch ook wel het een en ander presteerde, was er sprakeloos van. Dat je in trance zo veel en zo lang spreken kon. Pas later waagde zij het te vragen, of er geen vergissing in het spel kon zijn. Alsof er geen officiële brief bestond, waarin alles werd be-. vestigd. Alsof mijnheer Woelders, die als onderwijzer zijn geschiedenis toch heus wel kende, niet gezegd had, dat Sophie's beschrijvingen met de zeventiende eeuwse toestanden klopten. Hoe kon iemand uit deze tijd van electronen en kernenergie alles weten uit dat door kaarsen beschenen verleden, hoe kon een doodgewone vrouw, een werkster uit de twintigste eeuw, zo ver zijn met het leven van een gravin uit de zeventiende-trouwd eeuw, als zij het niet zelf had meegemaakt? Het nieuws van de merkwaardige wedergeboorte verspreidde zich snel, maar kwam aanvankelijk toch niet veel verder dan de kringen der spiritisten, de deelnemers aan de dansavondjes en de bezoekers van Het Kruispunt. Slechts weinigen kwamen ervan onder de indruk of stonden er langer bij stil dan bij soortgelijke, gewoonlijk in besluiteloos aarzelen tussen geloof en bespotting aangehoorde occulte verhalen. Een terugkeer uit het rijk van de dood was geen gebeurtenis om sterk de aandacht te trekken van mensen, die wonderen tot dagelijks speelgoed waren geworden. Behalve degenen die de brief van de gemeentesecretaris van W. hadden gezien of die het bestaan daarvan aannamen, waren er maar weinigen die het vreemde verhaal geloofden. De anderen liet het onverschillig of zij dreven er de spot mee. Toen Mathilde van de groentehandelaar hoorde dat haar zuster een tot het leven teruggekeerde gravin zou zijn, dacht zij aan een grap en vroeg waar hij de nonsens vandaan haalde. Hij was het ermee eens dat het een krankzinnig verhaal was, maar de gekken waren de wereld niet uit en er waren mensen die het rots87
vast geloofden. Zij moest het haar zuster maar eens vragen of aan Holmers, de boekhandelaar, van wie hij het gehoord had en die het fijne van de zaak wist. Het liep nu toch wel de spuigaten uit met die ingebeelde idioot, zei Mathilde tot haar man. Ben j e er niet trots op, datje de zwager bent van een dooie gravin? Dat mens brengt ons in opspraak. Toen zij Sophie verzocht om tenminste de goede naam van haar familie te ontzien en zei dat zij niet begreep dat zij zich niet dood toonde deze zich niet in het minst geraakt en ant--schamde, woordde rustig, dat zij zich er niets van hoefde aan te trekken, omdat zeker geen sterveling het in zijn hoofd zou halen om Mathilde voor de zuster van een gravin te houden. In Gorris' drogisterij werd veel over het geval gepraat. Het verveelde David niet om zijn relaas af te draaien en naar zichzelf te luisteren, als naar een bekende grammofoonplaat. Een deel van de verbazing, die de mensen toonden, incasseerde hij als zijn rechtmatig deel. Als Sophie's vriend, straalde ook op hem iets af van haar roem, die hij zo ijverig verbreidde. Behalve een aangename, hadden deze gesprekken ook nog een nuttige kant, omdat hij door de reacties der toehoorders leerde wat buitenstaanders van het geval dachten. Veel verder brachten deze lessen hem echter niet, omdat de meningen zo verdeeld waren. Ondanks alle bewij zen kwam hij niet over zijn twijfel heen en bleef hij besluiteloos snuffelen, als een speurhond die het spoor bijster is. Hij wist niet of hij zich voegen moest bij de bewonderaars of bij de spotters, niet alleen omdat het een kwestie van geloven of verwerpen was, maar ook omdat zijn vriendschap met Sophie op het spel stond. Als zij werkelijk een op een zonderlinge manier verdwaalde gravin was, dan zou het er best van kunnen komen, dat zij het beneden haar stand vond om nog langer met hem om te gaan. 88
Zij was nu al anders dan vroeger, nog wel vriendelijk, maar wat hooghartiger. Misschien vergiste hij zich, maar desondanks had hij momenten dat hij de gravin graag weer voor de werkster zou hebben geruild en er over dacht om de kant van de spotters te kiezen. Zijn gesprek met de vertegenwoordiger van een grossier in chemicaliën verliep anders, dan met de vrouwen die voor zijn toonbank kwamen. Het was uitvoeriger en het ging wat dieper, er werden vragen gesteld en David kreeg allerlei over occulte verschijnselen te horen. De reiziger bleek lid te zijn van een vereniging, die zich met het bovennatuurlijke bezig hield. Hij vond het een bij zonder geval, vroeg het naadje van de kous en maakte aantekeningen. David antwoordde geduldig en nauwkeurig, maar ging niet zo ver om de adressen van Sophie en van Brog te verstrekken. Hij vond het best als de heren van die vereniging meereden in zijn wagentj e, maar voelde er niets voor om het stuur uit handen te geven en er dan, als men hem niet meer nodig had, te worden uitgegooid. De vertegenwoordiger zond het verslag van het gesprek aan het bestuur van zijn vereniging en door dit kanaal kwam het nieuws terecht in het stuwmeer, waarin alle occulte stromen en beekjes uit geheel het land samenvloeiden: het Instituut voor Parapsychologisch Onderzoek. De directeur van deze instelling, professor Henri Reydon, vond de aangelegenheid belangrijk genoeg om zich er zelf mee te bemoeien. Het gebeurde niet vaak dat hem een geval werd gerapporteerd, dat van voldoende betekenis was en aannemelijk genoeg scheen om er werk van te maken. De gesignaleerde parapsychologische verschijnselen waren maar zelden zo evident, dat er bewijsmateriaal in zat, terwijl veel gevallen vaak op bedrog of zelfbedrog bleken te be--belovnd rusten. Ook deze reïncarnatie-historie scheen hem niet veel zaaks 89
en hij zou er persoonlijk zeker geen werk van hebben gemaakt, als er in het rapport geen sprake zou zijn geweest van een officiële brief, waarin de mededelingen van het medium werden bevestigd. Als hij hier nu toch eens met een uitzondering te doen had, een miniscuul diamantje in de berg waardeloze glasscherven, een feit waarmee je, als beoefenaar van een te weinig ernstig genomen wetenschap, voor de dag kon komen? Hij moest niets hebben van de reïncarnatie, deed niet mee aan het spelletje der zielsverhuizing, het ganzebord niet de put van de dood, waaruit je vroeger of later kon worden verlost. Er was dus een andere interpretatie nodig, maar dit hoefde niet te betekenen, dat het geval daardoor waardeloos zou worden. Er kon hier sprake zijn van clairvoyance, telepathie, precognatie of andere parapsychologische verschijnselen. En zelfs als dit niet het geval was en blijken zou dat alles op bedrog berustte, dat loonde het bij een zo geraffineerde opzet nog de moeite om dit aan het licht te brengen. David Gorris was er zeker van onder de indruk, maar dit belette hem niet om de man met het grauwe sikje, verwarde hoofdhaar en verfomfaaid overhemd die voor zijn toonbank stond, critisch op te nemen. Door het visitekaartje met de vreemde woorden begreep hij, dat de bezoeker geen schoolmeester of kantoorfrik, maar een professor was. Een echte geleerde, vertelde hij later aan Sophie, een kop, die alles van spiritisme en hypnose wist en die Brog nog wel een lesje kon geven. Hij had lang met hem gesproken, hem van alles en nog wat gevraagd en gezegd, dat het van groot belang voor de wetenschap zou zijn, als alles grondig werd onderzocht. Hij meende dat zij samen wel eens naar die professor toe konden gaan. Zij moest maar zeggen hoe zij daarover dacht. Haar adres had hij niet gegeven, maar hij had afgesproken dat hij zou opbellen om een afspraak te maken. Wat zij van zo'n stommiteit dacht? had zij gevraagd. Of hij go
gek was! Zij snapte trouwens niet waarmee hij zich bemoeide. Hij begreep haar boosheid niet, zag niet in dat hij iets verkeerds zou hebben gedaan. Er was immers niets gebeurd en als zij niet wilde, hoefde zij er niet op in te gaan. Stel je voor, had zij verachtelijk glimlachend geantwoord. Zij kon het wel af zonder professoren en doktoren. Begrijpelijk dat die lui vriendelijk waren en hun best deden; zo'n interessant geval kwamen zij niet elke dag tegen. Maar wat schootje er mee op? Je werd door die pottekijkers gebruikt en als zeje voldoende hadden uitgemolken, zetten ze je voor schandaal. Aan haar lijf geen polonaise, zij geen proefkonijn ! Zoals zij verwacht had bleek Leo het met haar eens te zijn. Natuurlijk moest zij uit handen blijven van die kerels, die er niets mee te maken hadden. Voor het overige vond hij Davids afspraak om op te bellen niet zo erg. Fen goede verstandhouding met de officiële wetenschap kon geen kwaad, mits het op een verstandige manier aangepakt en Sophie er buiten gelaten werd. Gorris moest hem het telefoonnummer maar geven, dan zou hij wel nagaan wat er verder gedaan moest worden. Brog had minder bezwaren tegen de professor, dan hij Sophie had doen blijken. Hij was haar bijgevallen om haar gerust te stellen en te voorkomen dat haar vertrouwen in hem zou worden aangetast. Voor haar moest hij de eerste en zo mogelijk de enige blijven, de man die het wist en zonder wiens hulp zij tot niets in staat was, omdat hij de sleutel op de poort der wonderen bezat. Als hij maar de baas bleef en voorkwam dat anderen met haar ex perimenteerden, kon het contact met de mannen der wetenschap alleen maar voordeel opleveren. Geen onaardig succes voor een doodgewone jongen, als een professor met de hoed in zijn hand bij hem kwam aankloppen om zijn licht op te steken. De prof kon zijn zin krijgen, de firma verleende service, als me91
neer maar vertelde wat het hem waard was. Geld was niet nodig, een paar woorden op officieel papier was voldoende. Wetenschappelijke erkenning van de hypnotiseur Leo Brog. Daar zat iets in, al wist hij nog niet wat er uit te halen viel. Professor Reydon verscheen in gezelschap van een juffrouw, die hij als zijn secretaresse voorstelde. Het was een regel aan zijn instituut, om van alle gesprekken die betrekking hadden op een onderzoek, een stenografisch verslag te maken. Brog vond dit een bedenkelijke en weinig sympathieke gewoonte, maar hij was gewaarschuwd en zou wel op zijn woorden passen. En als er dan toch een nauwkeurig verslag moest worden gemaakt, waarom gebeurde dit dan op zo'n ouderwetse en omslachtige manier, dacht hij, terwijl hij naar de secretaresse keek, die haar notitieblok en potloden klaar legde. Het zag er naar uit, dat hier zaken vielen te doen, want als iemand een bandrecorder broodnodig had, dan was het deze professor. Een aardig meevallertje, waaraan waarschijnlijk ook nog wel een extra provisie vastzat, omdat zo'n instituut best contant kon betalen. Het vooruitzicht op dit buitenkansj e nam hem meer in beslag dan de gedachte aan officiële erkenning, de koopman won het van de metafysikus, toen hij besloot om het apparaat, dat hij toch nodig had, meteen maar voor de dag te halen. — Wij maken zo'n verslag anders, met minder moeite en nauw zei hij, het deksel open klappend. Met alle respect voor-keurig, het werk van de juffrouw, maar een bandrecorder doet het beter. Dit is een apparaat, datje nooit in de steek laat, Amerikaans fabrikaat, natuurgetrouwe weergave, onverwoestbaar en gemakkehjk te bedienen. En de prijs behoeft geen bezwaar te zijn. Als meneer een ogenblikje geduld wilde hebben, dan zou hij even een prospectus uit zijn tas halen. In een bescheiden poging om Brog's woordenvloed te stuiten, 92
waagde de professor het op te merken, dat hij eigenlijk toch voor een andere aangelegenheid hier gekomen was. -- Vanzelfsprekend en dat komt ook, klonk Brog's bemoedigende belofte. Wij hebben dat ding er toch bij nodig. Alles wat het medium gezegd heeft, staat op de band. Het boekje werd er bij gehaald en het occultisme kreeg geen kans, voordat de professor zich de bijzondere voordelen van het apparaat had laten uitleggen. Volgens de gewone gang van zaken wilde Reydon nu met zijn systematische ondervraging beginnen, maar Brog wist het door te zetten, dat ter inleiding de opname van zijn eerste gesprek met het medium ten gehore zou worden gebracht. Door deze inzet kon hij zijn bezoekers aan het verstand brengen dat zij niet te doen hadden met een beunhaas, maar met iemand die wist wat hypnose was, terwijl zij zich gelijktijdig van de kwaliteit en het nut van zijn bandrecorder konden overtuigen. Een demonstratie, die, als zij slaagde, dubbel voordeel kon opleveren: de provisie op het apparaat en een officiële erkenning. Het afdraaien van de eerste opname duurde bijna een uur en werd door de toehoorders geen enkele keer onderbroken. - Dat is het dan, zei hij op een toon van zelfvertrouwen, alsof hij een goed pleidooi in een strafzaak gehouden had. - Zeer bijzonder-, vond de professor. Hij stelde enige vragen, die vlot en zonder terughoudendheid werden beantwoord en kreeg, op zijn verzoek, een kopie van de brief. Zijn onderzoek verliep bevredigend en gaf hem de indruk, dat het geval wel waard was om er verder op in te gaan. Deze voortgang bleek echter op moeilijkheden te stuiten, toen Brog zijn wens om met het medium in contact te komen, van de hand wees. Hij hoopte, dat de professor hem goed begreep en geen onwil of wantrouwen in zijn weigering zag. Hij wilde alle medewerking verlenen en de
93
wetenschap graag van dienst zijn, maar hij moest dit zo doen, dat hij geen gevaar liep de zaak te verknoeien. Hij kende zijn medium door en door en als hij zei, dat het een overgevoelige vrouw was, die gemakkelijk van de wijs kon worden gebracht, dan kon de professor er van op aan, dat hij zich niet vergiste. Voorlopig dus geen ondervragingen en geen experimenten met vreemden. Later, als hij haar voorbereid en zij ingezien had, dat de heren van het instituut haar goed gezind waren, kon men wel verder zien. Op zijn hulp kon men rekenen. De professor bleek begrip voor deze bezwaren te hebben. Een andere kwestie echter, waar het medium buiten gelaten kon worden: als meneer hem die geluidsbanden eens een poosje te leen gaf. Hij kon ze dan aan collega's laten horen en zelf ook alles nog eens rustig doornemen. Het speet Brog opnieuw, maar die opnamen kon hij niet uit handen geven, zelfs niet tijdelijk. -- Maar ik geloof, dat ik u toch wel helpen kan, vervolgde hij. Er kunnen kopieën van die banden worden gemaakt, dat kost geen kapitaal. Maar wat hebt u aan banden zonder een apparaat? vroeg
hi'J• — Daaraan heb ik al gedacht, antwoordde Reydon. Een kennis van mij heeft zo'n machine. Brog tikte met zijn wijsvinger bezwerend op het prospectus. Hier was de oplossing: betaling desverlangd in twaalf maandelij kse termijnen. — Later misschien. Het budget van ons instituut is niet zo ruim. Laten wij in ieder geval afspreken, dat die kopieën voor mijn rekening worden gemaakt. Het begin is er, dacht Leo, toen hij zijn bezoekers uitgeleide deed. Hij kon tevreden zijn. 94
10
FRANS HERDER WAS VERTROKKEN NAAR ZWITSERLAND
voor herstel van zijn gezondheid. Drewes en Taverne hadden hem naar de luchthaven gebracht. Op de terugweg stapte de journalist uit voor de woning van Luns, die hij spreken moest over de gang van zaken in het Wijkcentrum. Samen met het schoolhoofd en een door het hoofdbestuur gezonden waarneemster, had hij het op zich genomen om Frans gedurende diens afwezigheid te vervangen. Inplaats van in het verenigingslokaal, zoals was afgesproken, zou de bespreking ten huize van Luns worden gehouden. Hij kon niet van huis, omdat zijn dochter afwezig was en hij zijn vrouw, die reeds maanden bedlegerig was, niet alleen wilde laten. Toen Walter naar haar toestand informeerde, antwoordde Drewes, die Bertha behandelde, dat daar niet veel verandering in kwam. Het zag er weinig hoopvol uit; een van die ziektegevallen , die een medicus bescheidenheid konden bijbrengen. Omdat de bespreking vlugger was afgelopen dan hij had verwacht, bleef Taverne nog voldoende tijd om een glaasje bier in Het Kruispunt te drinken en hier was het dat hij kennis kreeg van een ogenschijnlijk onbeduidend voorvalletje, dat zou uitgroeien tot een der meest sensationele gebeurtenissen, waarmee hij in zijn journalistieke loopbaan in aanraking gekomen was. Als hij er later nog eens aan terugdacht, begreep hij dat er, ook als toen dat glaasje bier achterwege zou zijn gebleven, toch niet
95
aan te ontkomen zou zijn geweest, maar dat hij dan waarschijnlijk niet vooraan op het toneel der gebeurtenissen terecht zou zijn gekomen, maar zich als ingewijd toeschouwer met een plaatsje tussen de coulissen zou hebben kunnen vergenoegen. Kroegpraat, de gewone kletskoek, had hij gedacht, toen hij brokstukken had opgevangen van een gesprek, dat aan een ander tafeltje werd gevoerd. Zonder opzettelijk naar de oninteressante conversatie van zijn buren te luisteren, had hij echter al gauw voldoende te horen gekregen om zich af te vragen, of er uit dit zouteloze geklets, voor de journalistieke kok toch niet een hartig hapje sensatie te bereiden viel. Hij had de woordvoerder eens opgenomen : een beweeglijke man, die zijn op een nogal leerstellige toon gedane beweringen van heftige gebaren met zijn vlezige handen vergezeld deed gaan. Een standwerker in betere uitvoering, die zichzelf een verduiveld geschikte jongen vindt, had hij getaxeerd. Toen Betlem zijn opnieuw gevuld glas terugbracht, had hij gevraagd wie dat druk doende mannetje was. De naam Blieks zei hem niets, ook niet toen hij vernomen had dat hij bevriend was en samenwerkte met Brog, die danslessen op de bovenzaal gaf. Zij verzorgden ook spiritistische avonden, waar men tafels liet dansen, de vrouwen geesten zagen en het op hun heupen kregen. Er was nu een juffrouw die enorm moest zijn. Dat was het medium, waarover hij zo stond op te scheppen. De hele geschiedenis kon dat mens terug kijken, alsof zij er zelf bij was geweest en zij deed allerlei onthullingen. Een gravin of iets dergelijks zou zij vroeger zijn geweest. Tegenwoordig werkte zij als schoonmaakster in het Wijkcentrum en meneer zou haar wel kennen. - Wij hebben daar maar één werkster en voor zover ik weet, is die niet van adel, had hij geantwoord. Betlem vond het ook een rare historie, waarvan hij niet veel 96
wist, maar het scheen toch wel in orde te zijn, want zij hadden officiële stukken en verklaringen van professoren, die zeiden dat alles klopte en dat het geen bedrog was. Wellicht toch iets voor het zaterdagavond -bijvoegsel, had hij gedacht, toen Betlem hem voorstelde om Blieks te vragen of hij die stukken wilde laten zien. De uitnodiging werd gedaan en geaccepteerd. Blieks was bij hem komen zitten en had hem een amusant kwartiertje bezorgd, toen hij hem een met de dampen van oude klare geparfumeerd verslag gafvan de verrichtingen, mededelingen en onthullingen van Sophie Klint. Mogelijk dat de invloed van de alcohol er niet vreemd aan was, maar deze man scheen een overtuigde, die geen spot of zelfs maar twijfel gedoogde en daarom had hij met een effen gezicht en zonder opof aanmerkingen naar zijn krankzinnig verhaal geluisterd. Als hij klaar was en er niets meer uit hem te halen viel, was het nog vroeg genoeg om deze idylle van bijgeloof en gewichtigdoenerij te verstoren. Taverne kwam echter aan critiek niet toe, want toen hij de brief van de gemeentesecretaris van W. gelezen had, begreep hij dat er, hoe dan ook, in deze zaak stof voor interessante copie moest zitten. Hij moest er meer van te weten trachten te komen en daarom was het beter om de mensen die er bij betrokken waren, niet te alarmeren. Het begin van zijn onderzoek leverde geen moeilijkheden op. Hij begon met de hoofdpersoon, die hij de volgende ochtend aantrof in de zaal van het Wijkcentrum, waar zij de vloer aan het dweilen was. Omdat het wel meer voorkwam, schonk zij er geen aandacht aan dat hij, na haar te hebben begroet, bij een tafeltje plaatsnam en aantekeningen ging maken. Terwijl hij haar bekeek, vroeg hij zich af hoe hij van wal zou steken. Voorzichtig te werk gaan, geen slapende honden wakker maken door met de deur in huis te vallen en dadelijk over de metafysiek te beginnen. 97
Het goede moment was gekomen, toen zij bij hem in de hoek moest zijn om op te ruimen. Na een paar opmerkingen over Herder's ziekte en diens Zwitserse reis, onderbrak hij de conversatie en keek haar met meer opmerkzaamheid aan. — Dat is waar ook, Sophie. Wat heeft men mij van jou verteld? Nooit geweten dat jij zo'n goed medium bent. — Ik zelf ook niet. Zij had een kleur gekregen en keek verlegen naar de bezemsteel, waarlangs haar vingers omhoog en omlaag gleden. — En hoe ben je daar achter gekomen? Ga eens even zitten en vertel mij daar eens wat meer van. Ik stel veel belang in die dingen, heb vroeger ook wel wat aan spiritisme gedaan. Wat zou zij moeten vertellen? Zij snapte er zelfniets van. Door Brog was het begonnen, toen die haar door magnetisme van haar hoofdpijn had afgeholpen. — Nou, en zo is van het een het andere gekomen, nietwaar? Zij zei het met haar blik op de rechtop gehouden bezemsteel gericht, alsof zij daarvan antwoord verwachtte. Het zag er niet naar uit, dat hij haar gemakkelijk over dat andere aan het spreken zou krijgen. Durfde zij niet, was zij confuus, of speelde zij uit voorzichtigheid de verlegene? Overigens wel begrijpelijk dat zij terughoudend was en er tegenop zag om hier, bij stoffer en blik, als de gravin op te treden. — Ga nu toch eens even zitten, herhaalde hij, de bezem uit haar hand nemend. Om haar duidelijk te maken dat hij geen vreemde in de wereld der wonderen was, verzon hij een verhaaltje van een verre nicht, die met de helm geboren was. Dat meisje had ook frappante staaltjes van helderziendheid geleverd, voorspellingen gedaan die uitgekomen waren. Hij diende een inspirerend en sterk verhaal op, waarnaar zij opmerkzaam en zonder een spoor van twijfel luisterde. 98
— En nu jij, zei hij. Men vertelde mij iets van een gravin uit oude tij den. Hoe zit dat eigenlijk? — Ik weet het zelf echt niet. Je spreekt als medium in je slaap en als je weer wakker bent, dan weetje nergens meer van. Later heb ik alles gehoord, omdat ze het op de band hadden opgenomen. — Toen hoorde je dus datje een gravin zoudt zijn? En wat dacht je toen wel, wat kreeg je voor een gevoel? — Helemaal geen gevoel. Ik vond het alleen nogal gek. Maar alles is nagegaan en ze zeggen dat het waar is. — Merkwaardig, zei hij en keek haar peinzend aan. Zij scheen nauwelijks geïnteresseerd in haar eigen prestaties als medium, gedroeg zich als iemand die er buiten stond en ondanks zichzelf bij het gebeurde betrokken was. Hij wist niet of deze houding echt of gespeeld was en kon alleen maar vaststellen, dat zij zich geen moment had bloot gegeven. Omdat hij op deze manier niet verder kwam, probeerde hij het maar met wat zwaarder geschut en zei, dat hij in haar plaats trots op zo'n verleden zou zijn. — Een mooie gravin! antwoordde zijj met een breed gebaar in de richting van de emmers, die middenop de vloer stonden. Hij lachte maar met haar mee. Tegenover zoveel flegma legde zijn cavalcade van gehelmde nichten en andere verzinsels het af. Ook dit schot had zijn doel gemist, zijn appel aan haar ijdelheid scheen te hebben gefaald. Het kwam hem onaannemelijk voor, dat deze nuchtere vrouw dat fantastische en romantische verhaal zou hebben verzonnen. Niettemin stond het vast dat zij het verteld had en zij deed ook geen poging om het te ontkennen. Zij vond het alleen maar een beetje gek, alsof zij een vreemde droom had gehad, waarvan zij in wakende toestand niet veel meer bei grijpen kon. Zij had hardop in haar slaap gepraat en anderen hadden dit relaas van haar belevenissen in het rijk van het onbewuste met een machine vastgelegd. Aannemend dat het zo moest 99
zijn gegaan, werd haar houding wel begrijpelijk, maar voor het overige werd er niets door verklaard. Waar het in de eerste plaats om ging, was de klaarblijkelijke juistheid van haar mededelingen, het merkwaardige feit dat zij over gebeurtenissen en toestanden gesproken had die zij niet kende, dat zij kennis droeg van hetgeen zij redelijkerwijs onmogelijk kon weten. Zij kon de oplossing niet geven, omdat haar rol passief was geweest, omdat zij in slaap, in gehypnotiseerde toestand gesproken had. De enige, die hier misschien opheldering kon geven, was de man die de actieve rol had gespeeld, die alles bewust had meegemaakt: de hypnotiseur. Het woord Pers werkte op de dansleraar als een katalysator, zodat het gesprek gemakkelijk op gang kwam. Taverne kreeg alle opnamen te horen en daarbij viel het hem op, dat het medium duidelijk sprak, te bewust en te zeer op een conversatietoon voor iemand die in slaap zou zijn. Hij maakte aantekeningen en had, toen de auditie geëindigd was, twee kantjes vol gegevens, die voor verificatie in aanmerking kwamen. De informaties die Sophie had verstrekt over Groot Klingerden en zijn bewoners, waren uitvoerig en precies, alsof zij haar dagen bordurend en feestvierend op het kasteel doorbracht, inplaats van als schoonmaakster in het Wijkcentrum. Hij had er zijn notitieblok wel mee kunnen vullen, maar volstond met een selectie van het belangriijkste en best controleerbare. — Geen kleinigheid, zei hij, zijn boekje dichtklappend. Zelfs als niet meer dan de helft van haar mededelingen raak is, dan moet ik zeggen dat wij hier voor een wonder staan. En wat zegt u er zelf van? — Het is een wonder, antwoordde Brog met nadruk. — Tot nu toe heb ik alleen nog maar in weinig geloofwaardige boeken van wonderen gelezen, maar meegemaakt... 100
-- Daar ligt het bewijs, zei de dansleraar, op de brief van de gemeentesecretaris wij zend. - Voor mij nog niet, hernam Taverne. Die brief krijgt pas bewij skracht, als ik, na zelf een onderzoek te hebben ingesteld, tot dezelfde conclusie kom. Ik wil niet insinueren en u hoeft u er dus niets van aan te trekken als ik zeg, dat het maar een klein kunstje is om zo'n brief te vervalsen. - Alsof zoiets niet gauw genoeg aan het licht zou komen! - Misschien niet gauw genoeg. Elk bedrog is speculatief. Voor de bedrieger gaat het er in de eerste plaats om, dat zijn bedrog niet wordt ontdekt, voordat hij zijn doel heeft bereikt. Met verdere gevolgen wordt doorgaans geen rekening gehouden. Brog onderbrak hem door naar de telefoon te wijzen. - U kunt het gemeentehuis van W. opbellen. - Ik heb u al gezegd, dat u in mijn opmerking geen verdacht moet zien. Maar laten wij eens aannemen dat ik opbel.-making Zou daar aan de andere kant van de lijn dan geen medeplichtige kunnen zitten of iemand die te goeder trouw is maar zich ver-
gist? - U bent niet gemakkelijk tevreden te stellen. Maar is dat nu niet een beetje gezocht? - Als ik zeg dat daar onder uw stoel een spook zit, zou u dit dan niet bewezen moeten zien, voordat u ervan overtuigd bent? - Dat is iets heel anders. Trouwens... - Het komt precies op hetzelfde neer, viel Taverne hem in de rede. In beide gevallen dient het onbestaanbare, het ongelooflijke het absurde waar te worden gemaakt. Het gaat hier ook om een spook, om de terugkeer van iemand die een paar honderd jaar geleden heeft geleefd, om niets minder dan een gravin, die eeuwen na haar dood gedoemd is om uit werken te gaan. Ik zeg het een beetje ridicuul, maar komt het daar dan niet op neer? IOI
- Hebt u dan nooit eens van reincarnatie gehoord? - Jawel, ook van weerwolven, alruinmannetjes en moerasgeesten. Gelooft u daaraan? - Het is bewezen. - Waar, wanneer, door wie? - Een van de sterkste bewijzen ligt hier voor u, antwoordde Brog, op de geluidsbanden wij zend. Walter keek hem onderzoekend aan, zich afvragend of de man zelf geloofde wat hij zei. Helemaal zuiver scheen hij hem niet, er moest wel een stuk dessetrekker in deze dansmeester-hypnotiseur steken, maar voor een doorgewinterde oplichter was hij toch te kinderlijk, te weinig geraffineerd. Maar wat maakte het voor verschil of deze man het al dan niet ernstig meende, wat had het voor zin om naar zijn wazig geleuter te luisteren. Alles draaide alleen om de mededelingen van Sophie Klint. Als het daarmee in orde bleek te zijn, dan was voor hem de zaak rond, dan had hij stof voor een bijzonder artikel, waarover anderen zich het hoofd konden breken. - Wij zullen er niet over kibbelen, zei hij. Dit zijn geen vraagen die je eens even in een gezellig praatje oplost. Die brief, kan ik daar een copie van krijgen? Brog stond hem bereidwillig een exemplaar af. En als meneer nog meer inlichtingen wilde hebben, dan kon hij gerust nog eens aankomen. - U hoort nog wel van mij, zei Walter. Een afscheid, dat zowel een belofte als een waarschuwing inhield. Na enig gepraat verklaarde de redacteur van het dagblad zich bereid om de extra onkosten, die aan de reportage verbonden waren, voor zijn rekening te nemen. De brief van de gemeentesecretaris gaf de doorslag bij zijn beslissing. Als die er niet was geweest, zou hij niet op het voorstel zijn ingegaan.
s
IO2
Taverne kon zijn onderzoek voortzetten en ging eerst naar W. Toen hij daar aankwam, was het te laat om nog naar de gemeentesecretarie te gaan. De namiddag was al ver gevorderd, maar het was een mooie zonnige dag geweest, en voor dat het donker werd had hij nog voldoende tijd om naar de ruïne van Groot Klingerden te gaan. Een autobus bracht hem er binnen een kwartier. Even buiten het dorp, verscholen achter oude hoog opgaande beuken, vond hij de overblijfselen van het slot. Er stond niet veel meer van het bouwwerk overeind en er was nogal wat fantasie voor nodig om in deze door struikgewas en onkruid overwoekerde verzameling stukken muur en brokken metselwerk het door Sophie Klint beschreven kasteel te zien. Hij ging op een heuveltje zitten en liet het gekwetter der vogels, die in de boomkruinen zaten, over zich heen gaan. De tocht naar deze verlaten plek had hij zich kunnen besparen. Hij had niet verwacht dat dit bezoek veel zou opleveren, maar nu hij hier in de stilte bij een paar hopen puin zat, begon hij er aan te twijfelen of deze reis enig nut had. Een zaakje dat hem heel wat tijd ging kosten en dat waarschijnlijk niet veel opbrengen zou. Vier en twintig uur later stond de barometer van zijn ver een aanmerkelijk stuk hoger en kon hij tevreden-wachtinge vaststellen dat hij, hoe het onderzoek ook zou verlopen, in ieder geval voldoende stof voor een bizonder en sensationeel stuk had. Uit zijn bezoek op de secretarie en een nog maar oppervlakkig onderzoek van de archieven was hem gebleken, dat het met die brief in orde was en dat men op het gemeentehuis geen vergissingen had gemaakt. Ook de nieuwe, door hem genoteerde punten bleken, voor zover dit nog viel na te gaan, grotendeels met de ge overeen te stemmen. Op zijn verzoek had de gemeente-gevns nagegaan, of de familienaam Klirrt omstreeks het tijd--secrtai stip van Sophies geboorte in de registers voorkwam. Een voor103
lopig onderzoek had uitgewezen, dat deze naam zowel in W. als in R. onbekend was. Er scheen dus niets anders over te blijven dan aan te nemen dat deze vrouw de waarheid had verteld en dat zij, hoe onbegrijpelijk het ook was, over kennis beschikte die zij niet alleen zelf niet kon hebben verworven, maar die haar ook niet door anderen was bijgebracht. Hij stond voor een raadsel, zag zich gesteld voor de opgaaf om een probleem op te lossen, dat inplaats van door onderzoek tot klaarheid te komen, in een allengs dichter wordende mist van vastgestelde feiten verdween. Had het zin om verder te gaan en blindelings die mist in te lopen? Zijn werk als journalist was gedaan. De gegevens waren nagegaan en in orde bevonden en hij had nu alleen nog maar zijn stuk te schrijven. Ingeval van bedrog had hij dit moeten signaleren, maar nu dit niet zo bleek te zijn, kon hij volstaan met de feiten en de onmogelijke taak om dit raadsel op te lossen overlaten aan degenen die zich daartoe geroepen voelden. Het vervelende was alleen, dat deze oplossing hem niet bevredigde, omdat die kwestie hem niet losliet. Ondanks alles kon hij niet tot de erkenning komen, dat hij hier voor een mysterie zou staan, niet alleen omdat hij niet in het verrichten van wonderen door samenwerkende schoonmaaksters en dansleraren geloofde, maar meer nog omdat hij zich niet kon losmaken van de gedachte, dat er toch een addertje onder het gras verborgen moest zijn. Voordat hij zich aan het schrijven zette, besprak hij alles nog eens met dokter Drewes. Het werd een lang gesprek, waarvan hij ook nog wel iets opstak, maar dat tot de oplossing van het raadsel niets bijdroeg en zijn onzekerheid alleen maar groter maakte. Voorzichtig blijven, waarschuwde de dokter, je niet laten imponeren door ogenschijnlijk onaanvechtbare bewijzen. Beter het onverklaarbare te laten voor hetgeen het is of schijnt, dan een bewijs construeren uit onvolledig materiaal. Die j uffrouw 104
Klint was geen patiënt van hem, maar hij had de indruk dat zij een tikje hysteroïde was. Met dergelijke naturen kon je de merkwaardigste verrassingen beleven. Maar waarom zou iemand die hysterisch was beslist moeten liegen en niet eens de waarheid kunnen zeggen, vroeg hij, waarbij hij constateerde, dat hij al zo ver was dat hij haar verdedigde. — Ik zeg niet dat die mensen alleen maar liegen, antwoordde Drewes. Zij weten alleen doorgaans niet wanneer zij liegen. Ik begrijp dat de uitslag van je onderzoek het verleidelijk voor je maakt om juffrouw Klint te geloven, maar aan bewijs breng je niet veel meer op dan iemand die een bal zou laten zien om te bewijzen dat de aarde rond is. Igoe komt zij aan haar kennis? Daarom gaat het. Als dit bekend is, zal die zeventiende -eeuwse gravin met of zonder reïncarnatie wel afgeschreven kunnen worden. Het raadsel dat dan nog overblijft, zal waarschijnlijk alleen van psychologische aard zijn. — Naar jouw mening kan dus alleen Sophie mij helpen om achter de waarheid te komen. — Of zij je zou kunnen en willen helpen weet ik niet, maar ik ben ervan overtuigd, dat de oplossing bij haar moet worden gezocht. Het lijkt mij niet gemakkelijk en ik geloof niet dat jij dit zult klaarspelen. Misschien een psychiater, maar ook dat blijft de vraag en ik acht het best mogelijk, dat een ervaren rechercheur er meer van terecht brengt. De psyche is een verward kluwen, waaruit je niet veel lospeutert als je er de schaar niet bij durft te gebruiken. Als ik zeg dat Sophie hysteroïde is — en dat meen ik — dan gebruik ik een woord dat beslist niets verklaart, waarmee ik haar, op z'n best, indeel bij een groep van mensen, die ons voor raadsels stelt. Je drukt er dan maar een stempel op, een beetje geergerd, omdat dergelijke mensen je confronteren met je onmacht en onkunde. Hoe dan ook, Walter, de journalist in je kan IOS
tevreden zijn met dit geval, waaraan hij zijn hart kan ophalen, al zal hij er dan waarschijnlijk ook niet uit kunnen komen. - Wij zullen zien, zei Taverne. Voorlopig stelde hij het schrijven van zijn stuk maar uit en besloot hij om eerst Sophie nog eens onder handen te nemen.
io6
II
DE ONVERSCHILLIGHEID DIE ZIJ TEGENOVER DE BUITEN -
wereld aan de dag legde, belette Sophie niet om voor zichzelf te geloven, dat het met haar afkomst wel in orde was. Hoe langer zij er over had nagedacht, hoe meer zij ervan overtuigd geworden was, dat zij een herboren gravin was. De telkens terugkerende twijfel, waardoor dit geloof in het begin was aangetast, had zij getracht met bewijzen te bestrijden. Zij was gaan zoeken naar uiterlijke tekenen, die haar innerlijk geloof konden schragen en allengs was het haar gelukt deze te ontdekken. Het was haar met dit speuren naar bewijzen gegaan als met het oplossen van een kruiswoordraadsel, dat gemakkelijker gaat naarmate men vordert en het patroon der woorden completer wordt. Veel van hetgeen zij waarnam was niet nieuw, omdat zij het verwacht had, maar het verraste haar dat zij nu duidelijk te zien kreeg, wat zij vroeger alleen maar vaag had vermoed. Daar was in de eerste plaats het grote verschil met Mathilde. Vroeger had zij zich daarover alleen verwonderd, nu zag zij elke dag weer opnieuw, dat het eenvoudig bespottelijk was om te veronderstellen, dat die grove ongemanierde boerse vrouw haar zuster zou zijn. Zelfs lichamelijk bestond er een hemelsbreed verschil, al hadden zij dan ook dezelfde moeder gehad. En je hoefde niet veel mensenkennis te bezitten, om Elsje als zij met haar nichtjes en vriendinnetjes speelde er uit te pikken, te zien dat dit kind met haar smal gezichtje en fijne handjes van adellijke afkomst was. Brog was dit I07
met haar eens en meende dat haar kind iets van haar gereincarneerde eigenschappen moest hebben geërfd. De kennis van haar vroeger leven gaf haar een gevoel van trots, een besef van meerderheid, maar zij was voorzichtig ge om dit zo min mogelijk te laten blijken. De proleten, waar--noeg tussen zij gedwongen was te leven, zouden haar alleen maar hebben uitgelachen en bespot, als zij zich op haar afkomst zou heb laten voorstaan. Er waren maar enkele mensen met begrip en-ben op wier verdraagzaamheid zij rekenen kon. Voor Brog hoefde zij zich niet in het minst in acht te nemen, met hem kon zij openhartig en zelfs op een voet van gelijkheid omgaan. Er mocht dan niets bekend zijn van zijn vroegere levens en al was hij dan waar nooit iets voornamers dan een dansleraar geweest, hij-schijnlk kon alles begrijpen omdat hij een ingewijde was en haar de weg naar haar verleden gewezen had. Met David was de omgang wat minder eenvoudig. Zijn vriendschap voor haar was groot ge noeg om welwillend begrip van hem te mogen verwachten, maar hij scheen het niet te kunnen verdragen om rechtstreeks in aanraking te worden gebracht met de gravin, inplaats van met de Sophie die hij op de dansles had leren kennen. Om hem niet af te schrikken zorgde zij er voor, dat de oude Sophie als bemiddelaarster aanwezig bleef en nam zij hem alleen langs omwegen van voorbehoud in vertrouwen. Inplaats van op haar afkomst te pochen, klaagde zij hem haar nood over de moeilijkheden die zij daardoor van anderen ondervond. Alsof zij er iets aan doen kon, dat zij eens een gravin was geweest. Zijn vraag, of zij dit zelf geloofde, had hij niet meer durven herhalen, nadat hij te horen gekregen had, datje wel een grote idioot moest zijn om de waarheid niet te willen zien als de bewijzen onder je neus werden gedrukt. Omdat David geen grote idioot was en het in haar ogen ook niet wilde schijnen, had hij zich laten overtuigen en haar io8
partij gekozen. De gravin ontweek hij zoveel mogelijk, maar met haar klachten over de domheid en het wanbegrip van de mensen kon zij altijd bij hem terecht. Trek j e er niets van aan, troostte hij haar, die lui zijn alleen maar jaloers. Op de spiritistische bij eenkomsten kwam zij niet meer. Dat was niets voor haar, had Brog gezegd en zij was het met hem eens geweest. Vergeleken bij hetgeen zij presteerde, was alles wat die anderen deden maar gepruts en hun aanwezigheid zou haar alleen maar hebben gestoord. Haar mediamieke gevoeligheid, die bij de dag toenam, verdroeg zoveel opdringerige belangstelling niet en soms hinderde het haar zelfs al, als Blieks zich tijdens de zittingen met haar bemoeide. Zij was nu al zo ver, dat zij het zelfs zonder Brog's hypnotische hulp zou hebben kunnen stellen en zich in wakende toestand bijzonderheden uit haar vroeger leven wist te herinneren. Het kostte haar niet de minste moeite om zich dit verre verleden te binnen te roepen en menigmaal overkwam het haar dat dit bezit van haar nam, terwijl zij aan haar dagelijks werk bezig was. Dan vergat zij haar omgeving, veranderde de stofdoek in haar hand in een naald waarmee zij een wandtapijt met een jachttafereel borduurde en werden de bezoekers van het wijkcentrum verdrongen door hofdames en pages, die haar op haar wenken bedienden. Brog had niet veel op met deze uitstapjes in het verleden, die hij onbetrouwbare dagdromen noemde en daarom sprak zij er maar niet meer met hem over. Zij had ook geen behoefte aan zijn steun, omdat de aard van haar visioenen haar voldoende waarborg bood, dat zij zich niet vergiste. Daarin keerden immers telkens weer dezelfde figuren terug, zag zij gezichten en hoorde zij stemmen die haar even bekend waren als die van de mensen met wie zij dagelijks omging. De betrouwbaarheid harer herinneringen werd nog vergroot door de merkwaardige gelijkenis, die sommige van deze figuren ver109
toonden met levende bekenden. Zo had meneer Luns, die bestuurslid van het Wijkcentrum was, een tweelingbroer kunnen zijn van Jacobus, Heer van Rimhagen en Blauwvelden en zij zou er, ook zonder verder bewijs, een eed op hebben durven doen, dat haar tegenwoordige zuster Mathilde eens Annemie, de keukenmeid van Groot Klingerden geweest was. Al deze herinneringen en belevenissen maakten het haar wel eens moeilijk om zich te schikken in het nederige bestaan, dat zij thans gedwongen was te leiden. Het mocht dan waar zijn, dat een mens in zijn opeenvolgende levens door narigheid en beproevingen tot volmaaktheid moest komen, een lolletje was het niet om van edel werkvrouw te veranderen en voor iedereen klaar te-vrouwin staan, als je het vroeger voor het zeggen had gehad. Gelukkig bleef haar de troost van een verbetering in de nabije toekomst, de verwachting dat de openbaringen die zij de wereld deed en die nog maar pas begonnen waren, nog in dit leven tot goede gevolgen moesten leiden. Hoe dit in zijn werk zou gaan wist zij niet, maar zij was er zeker van, dat het spoedig zou gebeuren. Dit vooruitzicht maakte haar tolerant tegenover de stakkers zonder verleden, die een loopje met haar namen en stemde haar zelfs mild genoeg om Mathilde's venijnigheden met een medelijdend glimlachje te kunnen beantwoorden. Hoogmoed, meende haar zuster. Dat mens werd bij de dag gekker en hoe eerder zij haar biezen pakte, hoe liever het haar was. Mathilde nam geen blad voor haar mond als het om haar goede naam ging en zij de mensen aan het verstand wilde brengen, dat zij met dat gedoe van haar zuster niets te maken had. Iemand van de krant, dat ontbrak er nog juist aan, had zij gezegd, toen Taverne om inlichtingen bij haar kwam. Haar afwijzende agressieve houding was een verrassing voor hem geweest. Her scheen hij in ieder geval niet met een te rooskleurige schildeIIO
ring van zaken rekening behoeven te houden. Niet helemaal vrij van affect, dacht hij, terwijl hij haar stroom van woorden over zich heen liet gaan. Pas toen de stortvloed wat afgenomen was, kon het tot een gesprek komen en gelukte het hem een paar zakelijke antwoorden van haar los te krijgen. Zij was, evenals Sophie, in de noord-westelijke uithoek van het land geboren, op honderden kilometers afstand van het kasteel Groot Klingerden. Het zuiden van het land hadden zij nooit bezocht. Haar vader was beambte en haar moeder een boerendochter geweest en gravinnen en graven kenden zij alleen maar uit sprookjes. Zij had trouwens nooit van dat klingelen gehoord en dat zou dus wel weer een verzinsel zijn van dat malle mens, dat de klok had horen luiden maar niet wist waar de klepel hing. Zijn mededeling dat het kasteel bestaan had en dat de door Sophie daarvan gegeven beschrijving in orde bleek te zijn, veranderde niets aan haar mening, dat haar zuster kon liegen alsof het gedrukt stond. Zij had met haar verzinsels altijd de boel op stelten gezet en de jongeren 's avonds de stuipen op het lijf gejaagd met haar spoken en gedrochten, die onder de bedden zaten en een kans afwachtten om slapenden te bijten en hun bloed te drinken. Zelfs nu nog werd zij aan Sophie's griezelverhalen herinnerd, als zij langs een drogisterij ging, waar een Gaper uithing. Bij hen in de straat had ook zo'n ding gehangen. Sophie had verteld, dat die Gapers 's nachts gingen leven en de huizen binnendrongen om meisjes, die van niets wisten, zwanger te maken. Wat dat mormel niet had weten te verzinnen! Eens had zij de hele buurt in opschudding gebracht, door te vertellen dat zij een buurjongetje in het kanaal had zien vallen. Zij had zijn naam genoemd, verteld hoe hij gekleed was en precies beschreven waar en hoe hij in het water terecht gekomen was. De politie was er aan te pas gekomen, men was gaan dreggen en onderwijl hadden zowel Sophie als het verdronken III
jongetje aan de kant tussen de toeschouwers gestaan. Je had er geen idee van hoe dat mens kon liegen. De grootste nonsens hield zij stokstijf vol, omdat zij er zelf in geloofde en het was dus geen wonder dat de mensen er in trapten. Zij herinnerde zich nog hoe zij als klein meisje huilend en overstuur thuis was gekomen, omdat men haar had uitgesloten van een feestje bij een vriend tje. Snikkend had zij zich beklaagd, omdat men haar, die van alles voor dejarige had gekocht, voorbij gegaan was. Iedereen had haar geloofd en medelijden met haar gehad: de onderwijzeres en de kinderen van haar klas. Alleen haar moeder had begrepen dat het een verzinsel was en dat zij zich aanstelde. Sophie beschikte niet over geld en had dus niets voor dat vriendinnetje kunnen kopen. Taverne had bij dit relaas moeten denken aan hetgeen Drewns gezegd had over de onbetrouwbaarheid van hysterica's. De mededelingen van haar zuster pasten wel in dit patroon der hysterie, maar maakten het niet compleet. Er waren aanwijzingen maar zeker geen bewijzen, dat zij ook deze keer gelogen zou hebben. Tracht na te gaan hoe zij aan die kennis komt, welke haar bronnen zijn, had Drewes gezegd. Daartoe schenen geen mogelijkheden te bestaan en juist dit ontbreken van elke aanwijzing scheen, merkwaardig genoeg, in haar voordeel te spreken. Het zag er naar uit dat hij vastgelopen was met zijn onderzoek waarvan, zoals Peter had gezegd, door een ervaren rechercheur mis schien meer terecht zou zijn gebracht. Hij beschikte echter niet over de middelen waarmee de politie verdachten aan het praten wist te krijgen en moest het doen met het weinige dat Sophiewilde loslaten. Om nog eens de mening van een deskundige te horen, was hij met professor Reydon gaan praten, maar ook dit gesprek had hem niet veel wijzer gemaakt. Wat hij hier te horen gekregen II2
mom.
Voorzichtig had, bleek vrijwel te stroken met Drewes' blijven en afwachten. Deze weelde kon hij zich nu juist niet permitteren. Goed of slecht, maar hij moest tot een conclusie komen en zijn stuk schrijven. Nieuwe gesprekken, zowel met Sophie als met Brog, werden een herhaling en de enige schrale winst die hij boekte waren een paar portretten. Hij moest er maar een streep onder trekken en van de feiten een sappig verhaal maken, zonder er een eigen mening aan te verbinden. Ook in deze vorm bleef het geval als leesvoer smakelijk genoeg voor het grote publiek. Op de dag dat hij dit besluit nam kreeg hij een brief, die hem aanleiding gaf om het schrijven nog even uit te stellen. Degemeentesecretaris van W. schreef hem, dat het provinciaal museum te B. enige portretten bezat van leden van het geslacht van Rimhagen en Blauwvelden, waarbij zich ook een schilderij van gravin Sophia bevond. Hij vond deze mededeling interessant genoeg om daar eerst nog even te gaan kijken en een foto van het portret te laten nemen. Nieuwe gezichtspunten leverde dit museumbezoek niet op, maar toen de foto op zijn schrijftafel lag, kwam hij tot de verrassende ontdekking, dat Sophie op de gravin leek. Hij vergeleek de portretten en vond dat zij een jongere zuster of dochter van de gravin had kunnen zijn. Suggestie? Nonsens, daarvoor was hij te wantrouwig en was zijn verlangen om achter de waarheid te komen te groot. Een toevallige gelijkenis? Dat kon, maar dan was het toch wel buitengewoon toevallig, dat beide vrouwen brede jukbeenderen bij een overigens lange en smalle gelaatsvorm hadden, een combinatie die zelden voorkwam. In ieder geval een pikante bijzonderheid, een aardig stuntje om de twee portretten naast elkaar te publiceren en de lezers aan het puzzelen te zetten. Wat zijn deel betrof was het geval thans rond. Hij belde met H3
de krant, vertelde hoe hij het geval wilde aanpakken en vroeg hoeveel ruimte hij kreeg. De voorpagina van het zaterdagavond bijvoegsel met twee binnenpagina's, beloofde de redacteur, mits het stuk werd wat hij zich ervan voorstelde.
114
OP ZATERDAGMIDDAG, ALS ZIJN KLANTEN ZICH KWAMEN voorzien van bibliotheekboeken, weekbladen en raadselkrantj es, deed de bedrijvigheid in Joop Holmers' boekhandel niet onder voor die bij slager en banketbakker. Om een uur of vier, als de bezorgers hun stapeltjes dagbladen hadden gehaald, trad meestal een korte pauze in, waarin de juffrouw de ingeleverde bibliotheekboeken wegruimde en Holmers gelegenheid kreeg om even de krant in te kijken. Die middag greep hij het eerst naar het bijvoegsel, dat hij gewoonlijk niet inkeek. Walter had hem verteld dat zijn artikel er in zou staan en het benieuwde hem om te zien wat hij ervan gemaakt had. Veel fraais verwachtte hij niet. Bedwing je nieuwsgierigheid maar totdat je de krant hebt, had de journalist geantwoord, toen hij hem gevraagd had wat hij over het geval Klint dacht te publiceren. Ondanks zijn geringe verwachtingen, was zijn eerste indruk teleurstellend. Een vet gedrukte sensationele kop 'Uit de dood terug gekeerd ??' en daaronder de foto's van de beide vrouwen, die de lezer ter vergelijking werden voorgelegd. Het onderschrift leek naar niets en hij begreep niet hoe iemand op de gedachte kon komen om te schrijven, dat die twee vrouwen op elkaar zouden gelijken. Een vreemde vergissing van die pientere Walter. De tekst viel hem mee en was objectiever dan hij had verwacht. Behalve een paar snieren op het bijgeloof in het algemeen, waren spotternijen en grapjes achterwege gebleIts
ven en toen hïj het hele stuk gelezen had, kon hij tot zijn verrassing vaststellen, dat Walter de uitspraken van het medium ernstig genomen had, al liet hij de geloofwaardigheid daarvan dan ook in het midden. Het bewijsmateriaal moest toch wel heel wat houvast bieden, om een man als Taverne een dergelijk gunstig oordeel in de pen te geven. Voortreffelijk, was zijn conclusie toen hij het blad opvouwde, heel wat beter dan b j zelfs van iemand met minder solide vooroordelen had mogen verwachten. Nooit gedacht dat een man als Walter, die zoveel critischer en nuchterder dan hij was, hem nog eens een handje zou helpen om over zijn twijfel heen te komen. Verklaard was er echter niets en zo lang dit niet gebeurd was, bleef het geval hem een raadsel, een fantastische geschiedenis, die spotte met alle redelijkheid en waarin je alleen maar kon geloven. Maar het onaannemelijke was weer ietwat waarschijnlijker geworden en hij had weer wat meer steun voor zijn verwachting dat alles waar zou zijn. Een kinderachtig verlangen, misschien, maar het was het bestaan zelf waardoor dit verlangen werd ingegeven en waaraan het, evenzeer als de door de rede verworven zekerheden, zijn recht op erkenning ontleende. Hoe dan ook, J oop Holmers was blij met dit stuk, hij voelde zich gesterkt en had weer hoop. Waarop eigenlijk, vroeg hij zich af, toen hij door het venstertje in de deur een blik wierp in de met mensen gevulde winkel. Hij moest gaan helpen, het meisje kon het alleen niet af, want daar stonden er te veel die hongerden naar woorden en die opgekikkerd wilden worden met leutig valse romantiek. Joop Holmers' boekhandel: een kroeg-heidn waar alleen versneden bocht werd verkocht. Een nare, armzalige, existentie. En met dergelijk gedoe werd het bestaan verloederd waaraan hij zozeer gehecht was, dat hij op een voortzetting of herhaling daarvan hoopte. Maar wat er ook gebeuren mocht, ii6
in een volgend leven voor hem geen boekwinkeltje meer! David Gorris las het stuk wel drie keer. Toen hij klaar was had hij een gevoel van leegte en staarde misnoegd naar de krant, alsof deze hem verongelijkt of iets ontnomen had. Vanavond nog zou haar naam bekend zijn tot in de verste hoeken van het land, zouden honderdduizenden haar portret zien en zich verbazen over haar prestaties. In één slag was zij beroemd. Hij had het gewenst en er aan meegeholpen, maar nu het zo ver was en anderen het, buiten hem om, voor haar hadden klaargespeeld, voelde hij zich terzijde geschoven. Hij zat er naast, Sophie had hem niet meer nodig. Wat had hij zich ook voorgesteld? Wie was hij, vergeleken bij een vrouw die dit presteerde, die de wereld versteld deed staan en met haar dubbel portret uit twee levens zelfs de beroemdste filmster of voetballer in de schaduw stelde? Tegenover al die grootheid had hij niets anders aan te bieden dan de vriendschap van een onbekende winkelbediende met een platte portemonnaie. Hij kon niets bijzonders, bezat geen talenten en was zelfs niet in staat gebleken om te tonen, dat hij recht had op zijn plaats in de kring der ingewij den, waarvan zij de hoge priesteres was. Hij had er genoeg zijn best voor gedaan om, zoals de anderen, in slaap te vallen en mededelingen uit het rijk der geesten te doen. Geen spat had hij er van terecht gebracht, herhaaldelijk was hij aan tafel gaan zitten zonder dat er iets met hem was gebeurd. Veel had hij niet verlangd en hij geloofde niet, dat hij ooit iets beters zou zijn geweest dan de David Gorris die hij thans was. Als hij maar had kunnen bewijzen, dat ook hij vroeger al eens geleefd had, al was het dan maar als lijfeigene of als bedelaar. Zelfs dit was hem onthouden gebleven. Hij had niets en hij was niets; zijn leven scheen met zijn geboorte te zijn begonnen. Nu zij beroemd was, scheen het geen zin meer te hebben om te blijven wroeten, kon hij zijn pogingen om te bewijzen, dat hij haar I17
vriendschap waard was wel opgeven. Jammer, maar hij was altijd een pechvogel geweest. Objectief, maar toch nog net iets te weinig voor iemand die zich tot de feiten beperken en afstand bewaren wil, constateerde dokter Drewes glimlachend. Zijn vrouw had hem opmerkzaam gemaakt op het artikel, dat hij met belangstelling en geamuseerd gelezen had. Het stuk was onthullend voor zijn schrijver, die zich inschikkelijker tegenover het onverklaarde toonde dan Drewes had verwacht. Misschien had Taverne het gedaan om aan de nieuwsgierigheid van zijn lezers tegemoet te komen, maar door het geval interessanter te maken dan nodig was, had hij zijn onpartijdigheid prijs gegeven. Dat was nu dezelfde man die hem een bijgelovige, een mysticus genoemd had, toen hij het occultisme verdedigde. - De journalist heeft hem parten gespeeld, zei hij tot zijn vrouw, hij heeft zich laten verleiden door het sensationele karakter van de stof. Dat zaakje was nog niet rijp, te troebel voor publicatie en hij had er in dit stadium niet over moeten schrijven. Dit muis kan wel eens de staart van een kangoeroe blijken te hebben. -je Mathilde was niet op de krant geabonneerd en kreeg het nieuws van haar buren te horen. Dat gebeurde, toen zij na de avondmaaltijd nog even een boodschap ging doen. In het trapportaal trof zij een vergadering van buurvrouwen, die ophielden met praten toen zij beneden kwam. Zij had al begrepen dat men het over haar had, toen zij de roodharige vrouw van de buschauffeur, de kwaadaardigste roddelaarster uit de hele buurt, hoorde zeggen, dat het huis gewoonweg krioelde van de adel. De anderen hadden gelachen en toen had zij gevraagd, wat er aan de hand was. Met hen gelukkig niets, zij waren nog altijd gezond, had dat rode loeder geantwoord. Het had zo vijandig geklonken, dat zij zich had afgevraagd wat deze mensen, met wie zij nooit I18
ruzie had, opeens tegen haar hadden. Nog gelukkig dat zij de hatelijkheid, die zij op haar lippen had, had weten in te slikken. Zonder dat zij iets gevraagd had liet de juffrouw uithetbenedenhuis haar de krant met Sophie's portret zien en toen had zij opeens alles begrepen. Of het maar niks was, zoiets in je eigen familie ! Of zij er dan echt nog niets van gehoord had. Wat wist zij van haar zuster? Die dacht alleen maar aan haar familieleden, als zij ze nodig had. Maar voor de rest? Ho maar! Geen sterveling die daar achter kwam, die gek genoeg was om te begrijpen wat dat mens uitspookte. Griezelig, zoiets had je toch maar in je huis, vonden de vrouwen. Zij mochten wel op hun kinderen passen, meende de chauffeursvrouw. Je kon immers nooit weten. Zij had zich niet eens de tijd gegund om haar boodschap te doen en was met de krant in haar hand naar boven gegaan. Jacob had haar het stuk moeten voorlezen. - Zo, en nu jij ! had zij op uitdagende toon gezegd, toen hij klaar was. Nu zag hij er eens de gevolgen van, dat hij zijn schoonzuster altijd de hand boven het hoofd hield. Sophie wist dat zij geen kwaad bij hem kon doen, trok zich van niemand iets aan en ging haar gang. Maar zij zat met de misère. De hele buurt sprak er over. En nu jij, herhaalde zij. Wat doe je, wat ben je van plan? - Wat kan ik er aan doen? vroeg hij. Ik begrijp er niets van. - Als jij het weer niet weet, dan zal ik het j e wel zeggen. Jij weet nooit iets als het om Sophie gaat. Maar dat neem ik niet langer, begrijp je? Zij moet er uit, weg. - Gemakkelijk gezegd, maar er is nog zoiets als woningnood. Als zij niet wil, krijg je haar er niet uit. Hij trok er een gezicht bij, alsof het hem plezier deed. - Wij hoeven die gek niet in huis te houden. Er zijn hier kleine kinderen.... Maar als jij, als vader te lamlendig bent, dan zal ik er wel werk van maken. Desnoods haal ik de politie er bij. I19
Hij probeerde haar te kalmeren, zei dat zij verstandig zijn en zich niet belachelijk maken moest. De politie trok zich er niets van aan, al zou je van jezelf ook beweren, datje Satan of de geest van Alva was. En wie weet, misschien was er wel iets bijzonders met Sophie. Er bestonden van die mensen, die in verleden en toekomst konden kijken, die voorspellingen deden of die bloed huilden en op hun handen en voeten de wonden van de gekruisigde Christus kregen. Zeker, het was niet leuk als dergelijke dingen in je huis gebeurden, maar het waren geen misdaden en de politie deed er niets tegen. Mathilde had met toenemende boosheid naar hem geluisterd. Zij had niet veel hulp van hem verwacht, wist dat zij niet op hem kon rekenen als het er op aan kwam, maar dat hij Sophie zelfs nu nog in bescherming nam, was meer dan zij kon verdragen. Maar had hij haar niet altijd in de steek gelaten, als het om Sophie ging? Zoiets was de vader van je kinderen, dat noemde zich je man. -Je doet wèl je best voor je schoonzuster. Mij een beetje te veel ! Haar ogen schoten vol tranen en haar handen moest zij samen om ze stil te houden en hem niet te laten merken hoe zij-knijpe trilden. Grote goedheid, zij moest er met aan denken, zoiets! Idioot die zij geweest was om haar destijds uit medelijden in huis te nemen, om niet te begrijpen dat Albert heus wel zijn redenen moest hebben gehad om bij haar weg te lopen. En op deze manier werd zij beloond. Een slang had zij aan haar borst gekoesterd, een gravin die haar als een voetveeg behandelde, haar in opspraak bracht en haar huwelijk verpestte. Dit nam zij niet langer. Niet langer in staat zich te beheersen, liet zij haar hoofd op haar arm vallen en barstte in krampachtig snikken uit. Jacob, die gezwegen had toen de eerste zenuwtrekkingen om haar mond verschenen, had haar toenemende opwinding bezorgd gadegeslagen. Dat zag er verdacht uit, deed hem denken aan vroegere 120
scènes, waaruit toevallen waren voortgekomen. —Maak je nu maar niet bezorgd, zei hij vriendelijk. Als jij het niet langer met haar kunt uithouden, dan moet zij weg, woningnood of niet. Wij zullen wel zien. Zij hief haar hoofd op en keek hem met betraande ogen aan. — Beloofje mij dat? — Natuurlijk. Het gaat toch in de eerste plaats om jou. Ben jij dan niet mijn vrouw? De warmte van zijn stem deed haar goed en werkte kalmerend. — Het zal heus wel in orde komen. Hij streelde haar arm en wierp een steelse blik op zijn polshorloge. Als hij nog even zo met haar doorging, was het gevaar voor een toeval wel voorbij en zou hij nog op tijd op de klaverjasclub kunnen zijn.
Leo Brog's voldoening zou volmaakt zijn geweest, als ook zijn portret bij het stuk zou hebben gestaan. Hij had er eigenlijk op gerekend, nadat die journalist zijn foto gevraagd had en het was een teleurstelling voor hem, toen hij alleen maar die twee plaatjes van Sophie kon ontdekken. Het stuk zelf, waarin hij als de hypnotiseur beschreven en zijn naam drie keer genoemd werd, had echter veel goed gemaakt. Iets moois om achter glas in te lijsten en aan de wand te hangen. Hij zag het al in zijn wachtkamer, die straks vol mensen zou zitten. Met of zonder portret, maar dit artikel was een prachtig stuk reclame en hij zou zich wel heel erg moeten vergissen, als er nu geen betere tij den voor hem aanbrak . De dansleraar en de radioverkoper konden binnenkort op sterk water worden gezet en met zijn oude smoking, die door een witte doktersjas zou worden vervangen, zou hij het Leger des Heils gelukkig maken. Hier was dan eindelijk de grote kans, waarnaar hij zo lang uitgekeken had. Deze Sophie was een geI2I
schenk uit de hemel en dit wonder had hij, Leo Brog, toch maar ontdekt. De weg naar roem en welstand lag voor hem open, een brede zonnige boulevard, waarover hij in een slee van een wagen zou voortglij den. Hoe hij die weg bereiken, zijn kans benutten moest, was hem nog niet duidelijk. Het enige wat hij met zekerheid wist was, dat hij voorzichtig te werk gaan en er voor zorgen moest, dat anderen geen roet in zijn eten gooiden. Met het succes nam ook het gevaar toe, de speurhonden en struikrovers waren gewaarschuwd en wachtten hun kans af om hem te bespringen. Wat zijn portie betrof zou het wel loslopen - Leo Brog was van zijn geboorte af op de wereld en wel gewend aan moeilijkheden - maar van Sophie was hij minder zeker. Hypnotiseurs waren als wanzen in een oud huis: je zag ze niet, maar zij kwamen bij regimenten tegelijk voor de dag als zij bloed roken. Maar waar vond je zo'n tweede bijzonder en begaafd medium? Om haar ging het in de eerste plaats, zij stond in het middelpunt van de belangstelling. Van de draaimolen der wonderen, welks spil zij was, was hij niet meer dan de spullebaas. Hij had de bescheiden maar belangrijke taak om te zorgen dat de centen binnen kwamen. Voor dit baantje zouden liefhebbers genoeg komen opdagen, die alles zouden doen om hem zijn medium af te troggelen. Een ander gevaar was, dat Sophie haar mond voorbij praten en verkeerde dingen zeggen zou. Van het begin af had hij haar er voor gewaarschuwd zich bloot te geven. Waardoor zij hem en zichzelf zou kunnen schaden, wist hij niet, maar hij was er nooit zeker van dat zij zich, in het nauw gedreven, niet verspreken zou. Alleen onder zijn leiding en in zijn handen was zij veilig, samen en verenigd moesten zij optrekken langs de weg naar succes, die nu voor hen open lag. - Wat is er met jou aan de hand? Je staat in de krant, zei Clara, toen zij het kantoortje binnen kwam. 122
Sophie ging met haar mee naar de leeszaal, waar de krant met haar portret opengeslagen op de tafel lag. Terwijl zij las, nam Clara haar onafgebroken op met de nieuwsgierigheid en de wantrouwige aandacht van een kind, dat voor het eerst met vuurwerk speelt en op de ontploffing wacht. — Is dat allemaal echt waar? vroeg zij, toen Sophie met lezen klaar was. — Wat anders? Daar staat geen gelogen woord in. — Maar dan moet jij ... Zij hield op en ging een stap achteruit. Dan ben jij dus een gravin, die dood geweest is? — Nooit gehoord van reincarnatie? Sophie legde haar uit wat dit betekende, vertelde haar van haar gesprekken met professoren en van het onderzoek dat geleerden hadden gedaan. Zelf wist zij er niet veel van en ook de geleerden stonden voor een raadsel en hadden zoiets nog nooit meegemaakt. Maar het onderzoek had bewezen dat het waar was. Dacht zij soms dat het anders in de krant zou zijn gekomen? Die journalisten waren heus geen kinderen. — Gek, vond Clara. Zoiets kan toch niet? — Alles kan. Alle mensen hebben eerder geleefd en zijn vroeger al eens iets geweest. jij ook. Of denk je soms dat je uit de holle boom komt of dat de ooievaar je heeft gebracht? — Een gravin! Zij lachte ongelovig en trok haar schouders op. — Misschien ben jij wel een aap geweest of een muis of ik weet niet wat. Droomje nooit eens vreemd, dingen die je niet begrijpt of waarvan je bang wordt? Dat zijn herinneringen uit een vroeger leven, die je weer vergeet als je wakker bent. Maar mijn dromen hebben ze nagegaan en ze hebben gezien dat het uitkomt en dat er geen speld tussen te krijgen is. Ik weet er zelf niets van. Maar is dat zo gek? Haar uiteenzetting gaf Clara wel een andere kijk op de zaak, 123
maar begrijpen deed zij het niet en het duizelde haar bij de gedachte aan de vreemde dingen die met een mens konden gebeuren. — En wat ga j e nu doen? vroeg zij . Op deze vraag, die zij zichzelf ook al had voorgelegd, moest Sophie het antwoord schuldig blijven. Wat kon zij doen? De kwestie was niet dringend geweest, zolang alleen haar bekenden waren ingewijd, maar nu de hele wereld het te weten gekomen was, was de toestand opeens veranderd. Nu zij overal bekend stond als gravin, was het te gek om de werkster te blijven spelen. Zij was met trots en sloeg zich niet op haar borst, maar zij had geen zin om zich bespottelijk te maken en zich door de eerste de beste te laten uitlachen. Dat zij nu ook juist op zo'n ellendige manier, als een armoedzaaister was teruggekomen! Dit moest veranderen en heel gauw ook, als wist zij dan ook nog niet hoe dit zou moeten gebeuren. Om te beginnen zou zij van houding veranderen, zich wat meer laten gelden en van zich afbijten, als de mensen een loopje met haar wilden nemen. Zij had zich nog nooit op haar afkomst beroemd en alle hatelijkheden en grievende opmerkingen langs haar heen laten gaan, maar daaraan moest nu maar eens een eind komen. Van nu af zou zij zich niet meer in een hoek laten drukken en tonen wie en wat zij was. De eerste gelegenheid daartoe kreeg zij toen zij thuis kwam en Jacob een opmerking over het stuk in de krant maakte. Onmiddellijk was zij op haar hoede en ging, zonder verdere praatjes af te wachten, tot de aanval over. Met vooruit gestoken kin en een minachtende blik op het tweetal werpend, vroeg zij, of zij er soms iets op aan te merken hadden. — Wij mogen toch zeker wel wat vragen, zei Jacob, wat geïnti-
mideerd. — Hoe haal je het hart in j e lijf, smaalde Mathilde. De hele buurt spreekt er over, maar mevrouw neemt geen aanmerkingen. I24
Geen ruzie, zij is het niet waard, dacht zij en hield haar antwoord in. Die krentenogen met hun stekende blik, waaraan zij zich anders ergerde, deden haar niets meer en zij voelde alleen maar weerzin en medelijden. Inplaats van haar harde vijandige ogen, zag zij de hele Mathilde, een slordig geklede vrouw met een ordinair gezicht en een verwaarloosd lichaam. Een paar afgunstige stakkers, maar een ordinair stelletje, dat niet aan haar kon tippen. Hoe had zij ooit zo stom kunnen zijn om zich kwaad te maken op dergelijke stumpers. Van nu af zou zij rustig blijven, de zelfbeheersing bewaren, die haar machtig maakte tegenover deze stumpers. — Laten wij er geen woorden meer aan vuil maken, zei zij. Als het j ullie niet aanstaat, dan moeten jullie het maar zeggen. Jacob, opgelucht nu zij het hem zo gemakkelijk bleek te maken, zei dat hij het met haar eens was. Ruzie was niet nodig, maar voor allen zou beter zijn als zij maar een andere woning zocht. -- Blij dat j e er mee voor de dag komt, antwoordde zij . Ik had jullie al lang willen zeggen dat ik hier vandaan wil. Geen buurt hè, geen omgeving, ook voor Elsje, dat begrijpen jullie zeker wel. Beroerd, want ik weet hoe jullie moeten scharrelen om rond te komen en dat jullie het geld goed kunnen gebruiken, maar ik moet hier nu zo gauw mogelijk weg. Fijn, dat het zo is opgelost. Voordat Mathilde voldoende van haar verbazing bekomen was om te antwoorden, had zij zich omgedraaid en was de kamer uitgelopen, opgeheven en statig als een koningin, die, na mededeling van haar onherroepelijk geworden besluit, haar raadslieden verslagen achterlaat.
I25
GEEN GEDACHTE ZO ONGERIJMD OF ZIJ VERWERFT AAN -
hang, geen dwaasheid zo groot of zij vindt geloof. Dit is een van de niet onbelangrijkste oorzaken van de vele belachelijke misverstanden en bloedige vergissingen die de geschiedenis heeft opgeleverd. Sophie Klint's onwaarschijnlijk verhaal vond bij velen geloof, omdat het de vervulling van bewuste en onbewuste wensen beloofde, omdat het de gaten vulde die het verstand leeg moest laten en omdat het vrees wegnam en verveling verjoeg. De eerste die iets van de reacties van het grote publiek op Taverne's artikel gewaar werd, was Leo Brog. Het begon al diezelfde avond en hij kon wel aan zijn telefoon blijven zitten om de mensen te woord te staan, die nadere bijzonderheden vroegen, die nieuwsgierig waren naar hun verleden en zich wilden laten hypnotiseren of het medium wensten te ontmoeten. De grote belangstelling overrompelde hem en voorlopig wist hij niets beters te doen dan de aanvragers van wie hij iets verwachtte, te beloven dat hij hun zo gauw mogelijk zou schrijven. De volgende dag was het minder druk omdat het zondag was, maar 's maandagsochtends werd hij al vroeg uit zijn bed gehaald door de post, die een pak brieven bracht. In de loop van dezelfde dag ontving hij een uitnodiging van de televisiedienst om voor de camera op te treden. Een goed begin, een stroom van kansen en mogelijkheden, die opgevangen en gekanaliseerd moest worden. I26
Blieks was enthousiast, vond dat de zaak meteen flink aangepakt moest worden en ontwikkelde even grootse als gewaagde plannen. Brog hoorde hem aan, liet hem praten, maar dacht er het zijne van. Hij liep minder hard van stapel dan zijn vriend, die niet scheen in te zien, datje aan datzelfde vuurtje, dat nu zo lekker opvlamde, lelijk je vingers kon branden als je niet oppaste. Dat artikel was prachtig, want zonder publiciteit deed je niets, maarje moest weten hoe ver je kon gaan en er vooral voor zorgen je niet kwetsbaar te maken, door te hoog van de toren te blazen en te veel te zeggen. De vijand lag op de loer en wachtte op zijn kans. Er was maar één mens op de hele wereld die Leo Brog volkomen kon vertrouwen en dat was Leo Brog. Voor alle anderen moest j e j e in acht nemen en niet het minst voor degenen, die het goed met jee schenen te menen. Hij had genoeg meegemaakt en voldoende leergeld betaald om te weten, dat de vriend van vandaag de vijand van morgen kon zijn. Hips zou wel de beste bedoelingen hebben, maar zijn voorstellen deugden daarom al niet, omdat hij zichzelf een te grote rol toebedacht. Als het goed ging, mocht hij best zijn graantje meepikken, maar hij moest de baas van de bak met voer blijven. Dat Blieks ook hypnotiseren kon en een deel van het werk van hem wilde overnemen als het te druk werd, maakte hem alleen maar gevaarlijker. Het zou trouwens belachelijk zijn om een soort van hypnotische vennootschap te stichten, een firma van samenwerkende advocaten in het occulte. Wat er ook gebeurde, hij moest de leiding houden, de man blijven die het deed. Met Sophie was het minder moeilijk. Die had hem nodig en het kwam er alleen maar op aan er voor te zorgen, dat zij daaraan niet ging twijfelen. Het artikel in de krant had het gevaar hiervoor doen toenemen, omdat het de aandacht op haar gevestigd had van mensen, die zijn invloed konden ondermijnen. Hij kreeg I27
echter onverwacht een kans om maatregelen hier tegen te nemen toen zij hem vertelde, dat zij niet langer bij haar zuster in huis wilde blijven. Dat was geen omgeving meer voor haar, de kinderen in dat buurtje waren geen omgang meer voor haar Els. Hij stemde met haar in, maar hield zijn bijval getemperd, omdat hij haar wilde voorstellen om bij hem haar intrek te nemen. De straat waarin hij woonde was echter niet voornamer dan de hare en voor zijn deur was ook geen gedrang van edelvrouwen en schildknapen. Hun gesprek ging wat stroever dan gewoonlijk. Zij was minder toeschietelijk en hij begreep haar houding niet, omdat hij op onbekende weerstanden stuitte. Pas toen zij zei, dat zij haar ontslag wilde nemen, omdat zij meer dan genoeg van dat vernederende werk had, begreep hij wat er ver an derd was. De roem had haar van streek gebracht. Een nieuwe moeilijkheid, waarop hij allerminst gerekend had. Met Sophie, de eenvoudige joviale meid viel best om te gaan, maar wat moest hij beginnen met iemand die zich te goed voor zichzelf achtte en van ijdelheid naast haar schoenen stond? Hopelijk was het maar een bevlieging waaraan wel een eind zou komen als zij begreep, dat de werkster de gravin moest blijven onderhouden, zolang zij nog geen andere inkomsten had. Op het ogenblik scheen zij niet in de stemming om dit te kunnen begrijpen, maar toch moest hij het proberen om haar van haar voornemen af te brengen. -- Wacht nu eens even, laat mij ook eens iets zeggen. Hij schoof zijn stoel achteruit en legde zijn voeten op de kant van de tafel. Zo had hij wat meer afstand en kon hij haar beter bekijken. Zij maakte niet de indruk overspannen te zijn, maar haar blik had iets fanatieks en de samengeknepen mond een uitdrukking van beslotenheid, die hem niet beviel. Brog was geen psycholoog, maar hij bezat voldoende mensenkennis om te begrijpen, dat hij op zijn woorden moest passen en haar vooral niet -
128
rechtstreeks zou mogen tegenspreken, als hij iets wilde bereiken. — Laat ik het je dan toch maar zeggen, hernam hij op een toon, alsof hij na lang aarzelen een besluit genomen had. Ik was nog niet van plan om er met je over te praten, omdat alles nog in de lucht hangt en ikje niet blij wil maken met een dode mus. Maar nu je er zelf over begonnen bent en gezegd hebt datje bij je zuster vandaan wilt, zal ik er maar mee voor de dag komen. Dat bespaart je misschien een hoop .nodeloze moeite. Alleen -- en dat zeg ik nog eens — geen verwijten en scheve gezichten als het mij niet zou gelukken. Het schijnt aan te slaan, zij luistert tenminste, dacht hij. Nu kwam het er op aan haar langs zijpaadjes te brengen waar hij haar hebben wilde. Om tijd tot nadenken te winnen, ging hij verzitten en draaide zijn stoel om, zodat hij recht tegenover haar kwam te zitten. — Schiet nu maar op, zei ze. Je hebt mij nieuwsgierig gemaakt. Hij knikte begrijpend. — Ik weet datje het op het ogenblik niet gemakkelijk hebt. Maar dat zal gauw genoeg veranderen, als je je maar niet overhaast en vooral geen domheden doet. Je moet daar weg, dat ben ik met j e eens. Wat dat betreft zitten wij in hetzelfde schuitje. Ik ben ook niet van plan om hier in de buurt te blijven wonen, maar ook ik moet geduld hebben. Ik heb al iets anders op het oog, een mooi groot huis op goeie stand. Dat moet onder ons blijven, wantik heb het er zelfs met mijn eigen vrouw nog niet over gehad. Afge-
sproken? — Ja. Maar schiet op. — Er komt natuurlijk heel wat voor kijken, dat snap je wel. Je krijgt niet zo gemakkelijk een verhuisvergunning. En nu had ik jou, als het zo ver was, willen voorstellen om bij ons in te komen wonen. Er is ruimte in overvloed. Akkoord? 129
- Graag en liefst zo gauw mogelijk. -Ja wacht even, zo ver zijn wij nog lang niet. Maar je kunt al die tijd niet bij je zuster blijven zitten en daarom stel ik je voor om hier zo lang te komen. De kamer, die mijn zwager gehad heeft, is nog vrij en Coba zal het ook wel goed vinden. Als wij het nu zo voorlopig eens oplossen? Toen haar antwoord uit bleef, stak hij maar een sigaret aan om de pauze te vullen. Accepteerde zij zijn fictieve rekening op de toekomst? Sophie overwoog. Zijn tweede voorstel was minder aanlokkelijk dan het eerste, maar in ieder geval was het toch beter om met iemand zoals Brog, dan met Mathilde samen te wonen. De straat was ook een gribus en wat dat betrof zou zij er niet veel op vooruit gaan. Zij had echter geen keus, omdat zij een woning die naar haar zin was toch niet kon betalen. Het was ook maar voor een poosje, totdat hij dat mooie grote huis had. Elsje kon zij zolang wel bij tante Aaltje doen. - Ik moest het maar doen, besloot zij. Dat was dan afgesproken. Hij zou het met Coba regelen en daarmee was deze kwestie afgedaan. Tevreden? Maar dan nog iets anders. Had hij goed begrepen, dat zij van plan was om haar baantje als werkster op stel en sprong op te geven? Wat anders? Of dacht hij soms, dat zij dat rotwerk nog langer wilde doen? Zij had het nu waarachtig toch lang genoeg uitge-
houden Zij zei het verwijtend, alsof zij voor hem uit werken moest gaan. Erg veel opgeschoten was hij nog niet; die gravin zat haar wel dwars. En toch moest hij haar zo ver zien te brengen, dat zij tenminste voorlopig nog aan de gang bleef. Als zij bij hem in huis kwam en geen cent meer verdiende, dan kon hij voor alles opdraaien. 130
—Je hebt gelijk en het is bij de beesten af, dat iemand zoals jij dat voor die paar centen moet doen. Als ik het geld had, dan zou ik zeggen: kind, geen dag, geen minuut meer. Alleen heb ik het geld niet, nóg niet. Maar dat komt. Nog even geduld en dan is het leed geleden. — Daar schiet ik nu niets mee op. — Binnenkort gaan wij geld verdienen, jij en ik, en dan kun je leven als een prinses. -- Ik moet er uit, herhaalde zij, wat minder fel. Niet alleen dat werk, maar de mensen lachen me uit en het ergste is, dat zij ook nog gelijk hebben. Stel je voor, dat jij in een vroeger leven een graaf of baron zou zijn geweest, dat iedereen dit wist en datje nu kolensjouwer of vuilnisman zou moeten zijn. Zou je dat leuk vinden, zou jib dat nemen? Dat zou hij zeker niet. Zij hoefde niets meer te zeggen, want als iemand haar moe' j kheden begreep, dan was hij het. Maar het einde was in 't zicht, mits zij het niet voor zichzelf verknoeide. —Je tanden op elkaar, meid, ouwe reus. Ik weet datje het kunt. Laat ze maar lachen. Straks zijn wij aan de beurt, en hoe! Afgesproken? Zij gaf maar toe en knikte, aarzelend en met tegenzin. Een afgedwongen belofte. Een bof als zij er zich aan houdt, dacht hij, toen hij weer alleen was. Hij had zich wat aangehaald door haar in huis te nemen, maar toch was het het beste wat hij had kunnen doen. Zonder inzet kon je nu eenmaal niet gokken.
131
14 BAREND LUNS ZAT, OP ZIJN ELLEBOGEN STEUNEND, AAN
het kleine tafeltje en liet zijn blik door de klas gaan. De leerlingen waren bezig. Hij had ze maar een stelletje sommen opgegeven, zodat hij even rust had. Niet veel zin vandaag, hij voelde zich loom en lusteloos. Hij was laat naar bed gegaan en Bertha had een slechte nacht gehad, waardoor hij slaap tekort gekomen was. De laatste tijd was hij vaak vermoeid en deed hij zijn werk met tegenzin. Alles viel hem zwaar, het werk was te veel en als hij het vol wilde houden, zou hij het kalmer aan moeten doen. De beslommeringen als hoofd van een school met een goede vier honderd leerlingen, zelf voor de klas staan en thuis een zieke vrouw met onvoldoende hulp; het was meer dan hij aan. kon. Als hij voorkomen wilde dat het spaak liep, zou hij zich toch eindelijk eens tot het strikt noodzakelijke moeten beperken. Om te beginnen moest hij maar bedanken als bestuurslid van het Wijkcentrum. Die functie eiste te veel, vooral nu Herder ziek was en het bestuur een deel van zijn werk had moeten overnemen. Een beetje vroeg, maar de tijd om het wat kalmer aan te doen scheen te zijn gekomen, de jaren begonnen mee te tellen. Hij geeuwde, verschoof zijn loodzware voeten en streek het verkreukelde papiertje glad, dat voor hem lag. Een merkwaardig epistel! Bijna dagelijks ontving hij briefjes van ouders van leerlingen en herhaaldelijk gaven deze hem aanleiding om zich af te vragen, of het de moeite loonde om de mensen wat elementaire 132
kennis bij te brengen. Uit de meeste van die briefjes viel niet veel meer te bespeuren van het onderwijs dat de schrijvers daarvan eens hadden genoten. Behoorlijk gestelde briefjes, zonder al te grove taalfouten, behoorden tot de uitzonderingen. Met de grote meerderheid zag het er bedroevend uit. Sukkels, die niet in staat waren hun gedachten te formuleren, de taal tot in het onverstaanbare verminkten en kinderlijk aandoende hanepoten schreven , waarin de oorspronkelijke vorm der letters soms niet meer viel te herkennen. Het briefje dat voor hem lag vertoonde deze gebreken niet, het was behoorlijk gesteld en duidelijk en vrijwel zonder taalfouten geschreven. Des te erger; weer een bewijs te meer, dat verstand niet tegen waanzin beschermde. De schrijfster beklaagde zich over de ordinaire taal die haar kind op school te horen kreeg. Dat zij overdreef en zich wat hoogdravend uitdruk te, kon er nog mee door. Maar die lange, zonderlinge ondertekening ! Sophie Klint, gravin van Rimshagen en Blauwvelden, herlas hij voor de zoveelste keer. Het stond er waarachtig, voluit en duidelijk, daar viel niets anders van te maken. Hij hief zijn hoofd op en een trekje van medelijden kwam om zijn mond, toen zijn blik bleef rusten op de adellijke telg, een bleek meisje met een paar spichtige haarvlechtjes, dat achterin de klas zat. Geen wonder, dat zo'n klein gravinnetje niet paste in dit gezelschap van jonge feeksen en struikrovers en een taaltje te horen kreeg, dat kwetsend moest zijn voor haar adellijke ziel. Stakker briefje maar bewaren voor de schoolarts; het leek hem-tje!H een geval voor de psychiater. Hij liep de klas in, bleef achter Elsje staan en keek naar het kleine, wat moeizaam schrijvende handje. Gewillig kind en zeker geen slechte leerling. Wat moest er van zo'n stakker terecht komen? Nog maar eens aankijken, zo lang het in de klas goed ging, kon hij anderen er beter buiten laten. Het ging toch in de eerste plaats om dat kind.
133
Beklagenswaardig waren de mensen. Dat was vannacht, toen hij aan Bertha's bed stond, -ook door zijn hoofd gegaan. Beklagenswaardig, een sentimentele uitdrukking om je onmacht te bemantelen. Hoe weinig richtte je met medelijden uit, als het er om ging iemand te helpen. Toekijken konje, hoogstens troosten met goedbedoelde leugens. Zelfs de bewogenheid waaruit je sprak was niet zuiver, omdat je er wezenlijk buiten stond, alleen maar begaan was met het lot van de ander, maar niet in zijn huid kon kruipen. Hoe langer Bertha ziek was, hoe minder hij van haar begreep. Als je dan, zoals vannacht weer gebeurd was, plotseling zag hoe groot de afstand geworden was, dan schrok je, zonder er iets aan te kunnen veranderen. Zijn wijze, verstandige Bertha, dacht hij, mismoedig zijn hoofd schuddend. De aanleiding van hun gesprek was dat artikel in de krant over Sophie Klirrt, die hem dat dwaze briefje geschreven en zich tot de risée van ontelbaren gemaakt had. Zo ver was het al met haar gekomen, dat zij haar hoop vestigde op een wonder en hulp wilde zoeken bij een kwakzalver, een magnetiseur. Toen zij het zei, had het hem verbaasd, maar hij had haar niet willen tegenspreken, haar zijn kritiek bespaard. Nu hij er nog eens over nadacht, meende hij het beter te begrijpen en vond hij haar wens minder belachelijk. Hij had niet het minste vertrouwen in die knoeiers, geloofde geen woord van die stompzinnige verhalen over wonderbaarlijke genezingen. Arme Bertha, die wegen wilde inslaan waarvan haar verstand haar moest zeggen dat zij doodliepen. Zelf bedrog van een wanhopige. Maar bleek de weg van het zelfbedrog soms toch niet een uitkomst te zijn, kwam het niet voor dat successen werden bereikt door auto- suggestie, waar alle andere pogingen hadden gefaald? Als zij er iets in zag en wilde geloven, mocht hij haar er dan van weerhouden het te proberen? Tijdens het speelkwartier zag hij Holmers. Het schoot hem te 134
binnen, dat de boekhandelaar zich met spiritisme bezighield. Ofschoon van een spiritist over een dergelijke aangelegenheid natuurlijk geen verstandig woord viel te verwachten, kon hij het toch niet nalaten om zijn licht eens bij hem op te steken. Hij zei niets over zijn gesprek met Bertha, maar gebruikte het krantenverhaal om wat meer over die magnetiseur te weten tekomen. Veel wijzer werd hij niet, omdat Holmers telkens afdwaalde en hem er van wilde overtuigen, dat zielsverhuizing een bewezen feit was. Toen hij weer naar binnen ging, was hij nog sceptischer gestemd dan bij het begin van het gesprek. Met Drewes kon hij verstandiger en openhartiger praten. Hij had Bertha van het begin af behandeld, wist hoe het er met haar voor stond en hij was er de man niet naar om zich door haar wens in zijn beroepstrots te voelen aangetast. Hij toonde niet alleen begrip voor haar verlangen, maar bleek minder bezwaren tegen magnetiseurs te hebben, dan Luns had verwacht. Zelfs de moge dat in de zeldzame gevallen waarin door magnetiseurs-lijkhed iets werd bereikt, ook andere krachten dan auto-suggestie van invloed konden zijn geweest, bleek hij niet buiten te sluiten. — Bedoel je daarmee, dat er mensen zouden bestaan van wie een genezende kracht zou uitgaan? vroeg hij. — Als ik nu eens ja zeg? vroeg Drewes, hem over zijn bril heen glimlachend aankijkend. Dan zou je dat antwoord uit de mond van een medicus waarschijnlijk nogal bedenkelijk vinden. Toch is dit, op psychisch gebied, onomstotelijk bewezen. Geestelijke invloed, overwicht, kan veel doen. Maar daar gaat het nu niet om, onderbrak de arts zichzelf. Uit de lade van zijn schrijfbureau nam hij een cahier, dat hij, na er even in te hebben gebladerd, opengeslagen voor zich legde. — Ik heb hier wat aantekeningen over een ziektegeval, datje wel zal interesseren, vervolgde hij. Tijdens de oorlog woonde ik in 135
een industriestad in het oosten van het land. Zoals je je wel zult herinneren, werden wij daar nogal eens door vliegtuigen gebombardeerd. Ik was bij de luchtbescherming en had in mijn eerstehulpploeg een juffrouw, die secretaresse van een fabrieksdirectie was. Het was een kordaat meisje, intelligent en rustig, een hulp waarop ik ook in de moeilijkste omstandigheden rekenen kon. Het werk dat zij te doen had vergde het uiterste van haar krach viel dan ook niet te verwonderen dat zij er op zekere-tenh dag, toen na een hevig bombardement de gewonden geholpen en de doden geborgen moesten worden, letterlijk bij neer viel. Zij kon niet meer opstaan, klaagde over hevige pijnen in rug en benen en moest op een brancard naar haar huis worden gebracht. Daar lag zij weken, maanden, zonder dat er verandering in haar toestand kwam. Ik kon er niet achter komen wat haar mankeerde. Organische afwijkingen vielen niet te constateren en voor zover ik dat kon nagaan, was het ook psychisch wel met haar in orde. Ik haalde er een paar specialisten bij, die met het geval even weinig wisten te beginnen als ik. Er viel hier niets meer voor mij te doen en ik moest haar opgeven, maar om haar dit niet te laten bemerken, zocht ik haar van tijd tot tijd nog maar eens op. Je zult mijn verbazing kunnen begrijpen, toen ik haar op zekere ochtend mijn spreekkamer binnen zag komen. Zij bewoog zich nog wel wat wankel en moeilijk, maar zij liep. Zij bleek op de been te zijn geholpen door een magnetiseuze, een onontwikkelde volksvrouw, wier man op een fabriek werkte. In een paar behandelingen had deze vrouw, alleen door haar te bestrijken, haar zo ver gebracht, dat zij haar bed kon verlaten. Een maand later was zij volkomen genezen en voor zover mij bekend is heeft zich geen herhaling meer voorgedaan. Volledigheidshalve moet ik er nog bij vertellen, dat het een evenwichtig en verstandig meisje was en zeker niet van het type waarbij met suggestie veel valt te 136
bereiken. De verklaring dat zij spontaan genezen zou zijn, lijkt mij minder aannemelijk dan dat die vrouw het bewerkstelligde. — Deze conclusie kun je dan beschouwen als mijn antwoord op je vraag, of ik geloof dat er zoiets als persoonlijk magnetisme zou bestaan. Hij had het schrift gesloten en streek er langzaam overheen. — Weinig overtuigend, hè? vroeg hij, toen een antwoord uitblee f. — Ik dacht aan Bertha, vraag mij af of wij het toch maar niet zouden proberen. Het feit dat zij er zelf om gevraagd heeft, betekent misschien een kansje. Zoals het nu gaat, schieten wij ook niets op. — Niets, gaf Drewes toe. De symptomen wijzen op polineuritis of multiple sclerose, maar wij hebben niet eens een diagnose kunnen stellen. De enige hoop die ik geven kan is, dat ook voor haar, zoals voor elke zieke, een kansje op gedeeltelijke of misschien zelfs algehele genezing blijft bestaan. — En die vrouw, die die patiënte vanjou behandelde? vroeg Luns. — Die magnetiseuze? Is dood, omgekomen in een bombardement.
— En die Brog? Peter trok zijn schouders op. —Je moet goed weten waaraan je begint. Er wordt heel wat gegrasduind rondom de geneeskunde en in de regel wordt er meer kwaad dan goed gedaan. Daarmee wil niets tegen het magnetisme zijn gezegd, maar tegen het verwekken van ijdele illusies. Als Bertha iets verwacht — en dat zij dit doet bewijst haar verzoek — dan betekent een poging die op niets uitloopt een extra knauw voor haar. Die Brog ken ik niet, maar de geschiedenis met die gravin is niet erg vertrouwenwekkend. — Dat heb ik Bertha ook gezegd, maar niettemin... — Door de manier waarop Taverne het geval heeft voorgesteld. 137
Het is mij een raadsel hoe een verstandige jongen als Walter zo op een dwaalspoor kon geraken. Die zogenaamde bewijzen moeten het hebben gedaan. Het gaat om die Sophie Klint, om de vraag hoe die vrouw aan haar feitenkennis gekomen is. Als dit raadsel is opgelost, zal er nog wel een moeilijk of niet te verklaren restant van het probleem overblijven, maar daarvoor interesseert het naar wonderen verlangende publiek zich niet. Die rest bevat waarschijnlijk ook geen stof voor een krantenartikel. Best moge dat Taverne dit heeft begrepen en dat hij zich daarom zo-lijk heeft gehaast. — Daartoe zag hij blijkbaar geen kans. Het gaat ook te ver om van een ontmaskering te spreken, als blijken zou dat er geen opzettelijk bedrog in het spel is. Ik denk eerder aan zelfmisleiding en zelfs dat nog met enig voorbehoud. Dat verhaal van die reïncarnatie is fantasterij, maar die het verzonnen waren waarschijnlijk te goeder trouw en konden niet anders. Waarom? Omdat zij gepredisponeerd waren en omdat de feiten hun van het begin af in het gelijk schijnen te hebben gesteld. Er zijn intelligentere en meer ontwikkelde mensen dan Sophie en die meneer Brog in het moeras van mystiek en occultisme terecht gekomen, omdat zij meenden dat zij het rijk van het onbegrepene hadden ontdekt. Je verdwaalt gemakkelijk in de mist van het occulte, vooral als je bang bent en naar een veilig onderdak verlangt. Drewes keek naar zijn handen die hij, met de binnenkant naar boven gekeerd, op zijn knieën had gelegd. Zijn stem daalde, alsof hij tot zichzelf sprak. — Het vormloze leven, dat nergens houvast biedt, schijntje recht te geven op dwalingen. Meestal keer je tij dig om, blij datje niet te ver bent gegaan en niet meer terug kunt. Maar soms, als bij ingeving, vermoed je datje op de goede weg bent. Dat zijn de gevaarlijkste ogenblikken. Het overkomt mij wel eens, dat ik kan 138
voelen zonder aan te raken, zoals je warmtestraling waarneemt. Dan vertrouw je je vingers niet, omdat je verstand en je verantwoordelijkheidsgevoel als medicus het je verbieden, maar in n.erlij k weetje datje waarneming juist is en datje domweg de goede diagnose hebt gesteld. Verklaren kun je het niet en het is ook beter om er maar verder niet over na te denken, omdat je daardoor gevaar zoudt kunnen lopen er te grote waarde aan te gaan hechten en in het moeras terecht te komen. Het is je verstand dat je, op het moment dat het je in de steek laat, er voor waarschuwt van dat andere af te blijven. — Neem nu eens iemand zoals die magnetiseur, vervolgde hij luider. Ik ken hem niet, maar heb het een en ander over hem gehoord. Hij is leider van een groepje mensen dat aan spiritisme doet, hij magnetiseert en schijnt daarmee wel eens succes te hebben. Die man en zijn aanhang kun je zien als een magische gemeenschap, waarvan hij de tovenaar is. Een stelletje bijgelovige dwazen? Best, maar in aanleg is elk mens bijgelovig of bereid te geloven. Daarbij komt voor deze mensen nog, dat zij getuige zijn geweest van onverklaarbare verschijnselen. Zij hebben gezien hoe hun tovenaar pijn wegnam en hoe hij mensen in slaap maakte, die wonderlijke verhalen deden, die bovendien nog juist bleken te zijn. Onder dergelijke omstandigheden acht ik het heel goed mogelijk, dat zij niet aan zichzelf twijfelen en aan wonderen gaan geloven, die dan ook wel eens gebeuren. Ons voorbehoud kennen zij niet, hun diagnose is juist, zonder meer. — En meen je, dat een dergelijk geloof Bertha zou kunnen helpen? — Wie zal het zeggen? Ik weet ook niet of geloof alléén haar zou helpen. Ook op die man, die Brog komt het aan. Mogelijkerwijs is hij een van die weinigen, zoals die vrouw, die toen die patiënte van mij hielp. Ik zou je alleen niet willen aanraden om hem, zon139
der meer, zijn krachten op je vrouw te laten beproeven. Informeer eens bij professor Reydon, die weet er meer van en zou je misschien aan een betrouwbare magnetiseur kunnen helpen. De vraag is alleen of hij daarvoor te vinden is, omdat er een wet bestaat, die straf stelt op het onbevoegd uitoefenen van de geneeskunde. — Toch niet als het zou gebeuren onder toezicht van een medicus. — Heb je mij op het oog? vroeg Peter lachend. Ik wil het jou en je vrouw niet weigeren, maar dan zou ik toch eerst eens met die man moeten praten. Tien tegen een dat ik het experiment zal moeten ontraden en dat Bertha zich dan niets van mijn advies zal aantrekken. In dat geval trek ik mij natuurlijk terug. — Ik zal met Brog gaan praten en het hem voorstellen. Als hij bona fide is, zal hij er niets op tegen hebben dat jij* een oogje in het zeil houdt. — Wij zullen zien, maar verwacht er niet te veel van, besloot Drewes. Het onaangename met wonderen is, dat zij zich zo zelden voordoen als wij ze het meest nodig hebben.
140
HET DUURDE EVEN VOORDAT HIJ ZOVER OVER ZIJN VERBA -
zing heen was, dat hij spreken kon. Hij had haar geruime tijd niet gezien en nu stond zij onverwacht voor hem: een andere Sophie, een sjieke dame, die hij eerst niet eens herkend had. Zij droeg een nieuw mantelkostuum, dat haar slanker en had een ander kapsel, dat haar jonger maakte. Het was even vreemd als geruststellend, dat haar stem nog de oude klank had. -- Jij ! liet hij zich ontvallen, terwijl hij automatisch de borax op een hoopje veegde, die hij in zijn verwarring over het zinken toonbankblad had uitgestort. — Dat had je niet gedacht, hè? Kan ik even met je praten? vroeg zij, een hoofdbeweging in de richting van het achterhuis makend. David ging haar voor naar het met goederen volgepropte vertrekje, gaf haar de enige stoel en ging zelf op een kist zitten. Zij keek eens rond en voelde zich nogal teleurgesteld. Dit donkere hok, niet meer dan een rommelige voortzetting van de winkel , had niets interessants of geheimzinnigs. Je kon er zeker geen echte operatiekamer op na houden, als je elk ogenblik een inval van de politie verwachten kon, maar dit! Wat een bende! Zij snapte niet hoe zij het hier klaarspeelden. — Wat klaarspelen? vroeg hij. — Wel ja, hou jij je maar weer van de domme, zei zij, toen hij haar vragend aankeek. —Je gelooft mij dus nog altijd niet. Hij had haar al eerder gezegd 141
dat zij zich vergiste en dat zijn broer zich daaraan niet waagde. Alleen kruiden, als de menstruatie wegbleef en zelfs dat was al gevaarlijk genoeg. Hij keek er onschuldig genoeg bij, hield maar vol dat er niets aan de hand was en ondertussen zat hij misschien op de kist waarin de spullen verborgen waren. Spijtig dat hij haar niet vertrouw. de, maar dat moest hij zelf weten. Daarvoor was zij trouwens niet hier gekomen. - Wat zeg je van mijn mantelpak? Splinternieuw. jij bent de eerste die het te zien krijgt. - Een echte dame. Ik herkende je met eens. Hij nam haar nog eens op en verzekerde dat zij er prachtig uitzag. Zij leek niet alleen op een dame, zoals de vrouwen uit de buurt als zij hun zondagse kleren aan hadden, zij was het. Viel er nog aan te twijfelen dat zij een bij zondere vrouw was? - Alleen mijn schoenen, zei ze, die horen er niet bij. Maar ik had geen geld meer. Zij trok haar rok op tot bij de knie en hield hem haar voet voor. Na haar onverwachte komst, bracht dit vertoon van vertrouwdheid hem nog meer in de war. Hij had gedacht dat alles uit was en nu had zij hem toch weer opgezocht. Mocht hij daaruit opmaken dat hij toch wel iets voor haar betekende of had zij andere bedoelingen? De onzekerheid omtrent haar komst weerhield hem er toch niet van om het toegestoken been te omvatten. Een stevig goed gevormd been was het, met een glad gespannen huid, waarvan hij de warmte door de dunne kous heen voelde. Wat viel er nog over bedoelingen te leuteren, als je aangeboden kreeg watje hebben wilde en alleen maar toe te grijpen had? -- Pas op mijn nieuwe rok, waarschuwde zij, zijn hand weg duwend. Zij stond op en bleef lachend voor hem staan. jij bent me er ook eentje! 142
Als een standbeeld rees ze voor hem op, een vorstelijke gestalte in haar nauwsluitend mantelpak, een echte gravin. — Hoor eens, Daaf, hernam zij, haar vingers door zijn haren strijkend. Zou jij mij kunnen helpen? Ik kan er zo niet bij blijven lopen, dat is geen gezicht. Wil jij mij het geld lenen voor een paar schoenen? Lenen? Aan een goeie vriendin leenje niet, zei hij, zijn arm om haar middel leggend. Die schoenen kreeg zij van hem cadeau en nog een paar kousen er bij. De volgende dag hij had zijn vrij e middag en dan gingen zij ze samen kopen. Zij glimlachte dankbaar en liet het toe dat hij haar kuste. Het werden kostbare schoenen in een fijne grijze kleur, die bij haar kostuum paste. David moest meer geld uitgeven dan hij gedacht had, maar hij had het graag voor haar over. Voor elke gulden die b j neerlegde, kocht hij een stukje vertrouwen, een beetje meer recht op haar vriendschap. Die schoenen waren nog maar het begin, beloofde hij, toen zij in het warenhuis andere mooie dingen zagen, die een dame toekwamen. Fijn ondergoed, parfum, juwelen; geduld maar, dat kwam ook aan de beurt. Waar hij het geld vandaan moest halen wist hij niet, maar hij was er zeker van dat hij het wel zou klaarspelen. Hij bedacht nog meer mogelijkheden om haar een plezier te doen, genoot er van om haar prettige vooruitzichten te openen en haar door beloften te tonen hoeveel zij hem waard was. Het werd een gezellige midda.g, met koffie en taartjes in een lunchroom, waar hij vlak naast haar zat en haar hand onder het tafeltje mocht vasthouden. Belachelijk dat het haar alleen om geld voor die schoenen te doen zou zijn geweest. Hij begreep wel dat zij het druk had gehad, maar in het vervolg moesten zij elkaar toch maar weer wat vaker ontmoeten. Zijn optimistische plannen dreigden nog even in het gedrang te zullen komen, toen zij het over haar omgang met
143
Brog kreeg. Die man legde te veel beslag op haar. Kon dat nu niet wat minder? Zij legde hem uit waarom het niet anders kon en het nodig was dat zij voorlopig bij Brog ging inwonen. Hij zag toch wel in dat zij niet zonder een magnetiseur kon en dat er iemand moest zijn die alles voor haar regelde? Er moest geld worden verdiend. Als zij de naam had een gravin te zijn en voor alle narigheid daarvan moest opdraaien, dan wilde zij er ook wel een beetje plezier van hebben. Waar of niet? Daar was het weer: de gravin, het gevaar dat zij te hoog stijgen en buiten zijn bereik geraken zou. Hij geloofde wel dat het met die gravin in orde was, moest het wel aannemen en dat maakte haar voor hem alleen maar begerenswaardiger. Als gravin was zij een rijker, een voornamer en meer bijzonder bezit dan als de Sophie van vroeger. Het nare was echter, dat hij maar een gewone kerel bleef, die zo'n dame gemakkelijk kon verliezen aan anderen, die meer te bieden hadden. Hij zei er maar niets meer van, omdat hij het niet durfde en vroeg alleen schertsend of hij wel goed genoeg voor haar was. — Malle jongen, zei ze lachend en kneep hem in zijn wang. Wij weten het toch samen wel? Zijn wij vrienden of niet? — Misschien komt het nog wel eens uit, dat ik in een vroeger leven ook iets ben geweest. -- Wie weet, een prins of een koning. David zuchtte glimlachend, maar toch deed het hem goed dat zij het gezegd had. Hij was zeker niet onvoorbereid geweest, maar niettemin hadden de gebeurtenissen hem overrompeld. Brieven, telefoontjes en bezoekers; het was als een Sinterklaasfeest waaraan geen eind scheen te komen. De hele wereld scheen zich voor zijn gravin van Rimshagen en Blauwvelden te interesseren. Voorlopig was 14.4.
het alleen nog maar een feest van beloften en mogelijkheden, waarvan Brog nog geen cent beter was geworden. Daarom moest hij zich alleen, zonder de hulp van een secretaresse of typiste, door de berg correspondentie heenwerken. Hij was er maar mee begonnen om een adressenlijst aan te leggen, de post te sorteren en de brieven die hem het belangrijkst leken apart te leggen. Een veelbelovend voorraadje voor de vette jaren, die spoedig zouden aanbreken. Een der eerste brieven die hij verzond, was zijn antwoord aan de televisiemaatschappij, dat hij inging op haar aanbod om met zijn medium voor de camera op te treden. Zo'n uitzending was een prachtig stuk reclame, een passende voortzetting van het stuk in de krant. Reeds na twee dagen was er antwoord gekomen, dat iemand van de programma-afdeling hem zou bezoeken om de zaak te bespreken. En nu was meneer Flutters, initiator, organisator en regisseur van de 'Geloof het of niet'-uitzendingen, voor de tweede maal bij hem op visite. De eerste keer waren de geluidsbanden ten gehore gebracht en hadden zij overlegd hoe de uitzending geregeld zou worden. Mijnheer Flutters, die zelf als ondervrager en conferancier zou meedoen, zou voor een scenario zorgen, waarin precies omschreven was wat zij moesten doen. Er bleek echter iets tussen gekomen te zijn, een tegenslag, die het nodig maakte dat de zaak opnieuw bekeken en anders aangepakt moest worden. De controlecommissie had het plan haar goedkeuring onthouden, omdat het in het openbaar vertonen van hypnotische experimenten door de justitie verboden was. Het eerste levensteken van de vijand, die al in beweging kwam voordat hij goed en wel begonnen was. Brog was gewaarschuwd. Altijd gedonder met die pottekijkers, had Adriaan Flutters met een zucht gezegd. Je prakkizeert je suf om iets leuks te maken, 145
iets dat het publiek boeit en als je dan eindelijk weer iets dat de moeite waard is gevonden meent te hebben, sturen ze je de boel in de war. Zedemeesters, cultuurkwijlers en pedagogen, die geen snars van amusement snapten en je de pap bedierven. Zijn beste stunts hadden zij verknoeid. Onlangs nog met die fakir, een prachtnummer van een prachtvent, die een floret dwars door zijn body liet steken. Kon het beter voor de televisie, een grootopname van zo'n gelardeerde ribbenkast? Maar het mocht niet: te ruw, te wreed. Alsof die toneelstukken met lijken onder de vloer en doodsgegil op de achtergrond een haar beter waren! En de kijkers waren er gek op, wilden zich niet vervelen bij hun dure toestellen, verlangden iets aparts, spanning. Dat had hij getracht te geven in zijn bijzonder programma, waarop stapels brieven van tevreden kijkers binnenkwamen. Slangenbezweerders had hij gebracht, een vlooientheater, een man zonder armen die stillevens met zijn voeten schilderde, een zingende muis en een glasvreter. Alles heel aardig, maar er moest van tijd tot tijd eens echte sensatie tussendoor, anders hield 'Geloof het of niet' de aan publiek niet. De mensen waren verwend, vraten-dachtvne zich al gauw een indigestie aan het vermaak, dat zij op een presenteerblaadje thuis bezorgd kregen. Dit zagen de directeuren ook wel in, die gezegd hadden, dat hij er maar iets op vinden moest om deze uitzending, al was het dan zonder hypnose, toch te laten doorgaan. - Maar hoe is dat voor elkaar te brengen, vroeg Brog. Het mooie plan stond op instorten en hij was bereid om mede te werken aan elke oplossing, als de uitzending maar doorging. - Er valt natuurlijk wel iets voor elkaar te prutsen, zei Flutters, maar het is je ware niet, meer radio dan televisie. Ik kan er een vraaggesprek van maken, jou gelegenheid geven om te vertellen hoe alles gegaan is. Daarna doen wij dan hetzelfde met je gravin. 146
Maar dat blijft te kaal, te veel gepraat, geen kijkspel, de mensen moeten iets te zien krijgen. Hij liep de kamer door, bleef voor het raam staan en sloeg een roffel op het vensterglas. -- Carramba camera! riep hij, ik geloof dat ik het heb. Hij krabbelde een paar woorden op een enveloppe. - Dat is het: wij moeten gebruik maken van de tegenstelling werkvrouw-gravin. Dat is eten en drinken voor de kijkers, waarvan negentig procent boven zijn stand leeft en op afbetaling koopt. Je gravin zal het zeker wel goed vinden als wij eenfilmpje van haar maken, terwijl ze daarin dat clubgebouw aan het schrobben en plassen is. jij' vertelt hoe het gegaan is, hoe je haar daar laag bij de grond, tussen emmers en boenders ontdekt hebt. Dat laten wij er tussendoor even zien, desnoods met een paar mond dialoog. Dan vertel je verder van de eerste seances. Dat-jesvol mag, want dat kan zonder hokus-pokus. Opname van de draaiende bandrecorder en daar doorheen dan weer een paar brokken film van haar kasteel. - Dat bestaat niet meer, er zijn alleen nog maar ruïnes. - Kastelen zat. - Zoiets kun je toch niet? -- Wat kan niet? Flutters schoot in een lach. Als jij* een gravin na drie honderd jaar uit haar graf weet te halen en in een levende werkster stopt, zouden wij het dan niet met een kasteeltje klaar spelen? Wij zullen de fantasie van de kijkers wel een beetje tegemoet komen met een paar opnamen van weelderige zeventiendeeeuwse interieurs. Voor de muggenzifters laten wij in de tekst dan wel uitkomen, dat dit alleen maar voor de sfeer van de tij d gedaan is. De meesten horen daar wel overheen en als wij dan later de ruïnes van het kasteel nog eens laten zien, zijn wij volkomen verantwoord. Komt prachtig in orde, let maar op. Tegen 147
het eind geven wij de dialoog een draai en komen op de werkster terug. Even de stoffer en blik-film, die wij overblenden in een zeventiende-eeuwse edelvrouw in kostuum. Life, natuurlijk! Onze werkvrouw herboren als gravin - hoe heet ze ook weer? als de gravin van Rimram en Blauwvelden. Dat is het. Als zij er een beetje kaas van heeft gegeten en meewerkt, kan dit het even goed doen als hypnose. Ik zal wel een dingetje schrijven en dan gaan wij repeteren, jij en ik en je gravin. - Als zij wil. - Waarom zou ze niet? - Sophie is niet gemakkelijk. Het is de vraag of zij er zin in heeft om zo te kijk te worden gezet. - Alle toneelspelers zetten zichzelf te kijk. - Goed, maar dat is spel, comedie. - Dit dan niet? - Zeker niet, maar op deze manier zou het er op gaan lijken. - Omgekeerd, mijn waarde heer. Het is comedie, die wij het publiek als echt voorzetten. Wees maar niet bang, zij zullen er niet minder van smullen dan van jouw koek. Brog was het niet met hem eens, maar om de uitzending niet opnieuw in gevaar te brengen, bleef hij het antwoord maar schuldig. - Zo doen wij het, besloot Flutters. Verder er niets meer over zeggen, zwijgen om het mooi te houden en er in te kunnen blijven geloven. Krijg ik morgen een telefoontje om te horen hoe onze gravin er over denkt? Als het in orde is, kunnen wij meteen een afspraak maken voor een repetitie.
Sophie bleek minder bezwaren tegen Flutters nieuwe voorstellen te hebben dan hij had verwacht. Zij scheen er nauwelijks aandacht aan te schenken, had het te druk met haar verhuizing en de 148
verzorging van Elsje, die voorlopig bij een oude tante van haar zou worden ondergebracht. Brog moest zijn gang maar gaan. Als hij er maar voor zorgde dat zij niet zonder geld kwam te zitten, dan kon hij verder alles regelen zoals hij het verkoos. Ofschoon haar financiële aanspraken niet groot waren, viel het Brog vooralsnog moeilijk genoeg om daaraan te voldoen. Er diende verandering te komen, hij kon niet aan de gang blijven met het belenen van radiotoestellen die zijn eigendom niet waren en het moest spaak lopen, als het hem niet spoedig gelukte zijn succes in klinkende munt om te zetten. Sophie wist hier niets van, zij maakte zich nergens zorgen over en nam, in het vooruitzicht van de stromen gelds die gauw zouden loskomen, een afwachtende houding aan. Roem, een groot huis, mooie kleren en misschien zelfs een auto, dit alles lag in het verschiet. Hoe het moest worden bereikt was niet haar zaak, maar het werk van Brog, aan wie zij graag alles overliet. Op één punt echter had zij een stipte wens, een eis waarvan zij niet afweek: een prachtig kostuum voor haar rol als gravin bij de televisie- uitzending. De eerste repetitie werd gehouden in het gebouw van de televisie-dienst, niet in een studio, maar in een gewone kamer, waar zij met z'n drieën aan een tafel zaten. Flutter las het stuk voor en verdeelde de rollen. Het deed haar denken aan de repetities van de toneelvereniging, waarvan zij als meisje lid was geweest, alleen zou ziij nu niet een ander, maar zichzelf spelen. Flutters had er geen moeite mee om haar zijn bedoelingen duidelijk te maken, toonde zich tevreden en beloofde dat hij voor een mooi kostuum zou zorgen. Het zou best in orde komen, haar optreden overtuigde, zij was het allebei, de werkvrouw en de gravin. Na de eerste repetities kreeg Brog tot zijn teleurstelling te horen, dat de uitzending een maand later dan vastgesteld was zou plaatsvinden. Dit betekende niet alleen een streep door zijn pro-
149
pagandistische opzet, maar ook dat het zoveel langer zou duren voordat hij wat geld in handen kreeg. Een maand scheen een eeuwigheid, een uitstel dat hij zich niet meer permitteren kon.
Dan maar aanpakken, besloot hij, beginnen zonder de televisie. Zijn onzekerheid was voorbij en hij ging meteen aan het werk.
'So
OM TE BEGINNEN HAD HIJ DE LIJST MET ADRESSEN VAN
personen, die hem om inlichtingen hadden gevraagd. Voor deze mensen liet hij kaarten drukken, waarop zij werden uitgenodigd tot het bijwonen van een informatieve avond met experimenten, waaraan het beroemde medium Sophie K. zou medewerken. De bijeenkomst zou worden gehouden in de bovenzaal van café Het Kruispunt. Toegang zou alleen worden verleend aan uitgen odigden, die zich vooraf en tegen betaling van f2,50 als lid hadden aangemeld bij de Vereniging voor het onderzoek van Bovennatuurlijke Verschijnselen. Blieks ondertekende als secretaris, hijzelf als voorzitter en penningmeester. Door het zo in te kleden hoopte hij niet alleen te voorkomen dat hij last met de politie zou krijgen wegens het vertonen van hypnose in het openbaar, maar kreeg hij ook wat contanten in handen. Na enige dagen hadden zich al zo veel belangstellenden aangemeld, dat hij een tweede avond moest beleggen. Uit de deelnemers aan de spiritistische bij eenkomsten had hij een bestuur van de nieuwe vereniging samengesteld. Een opzetje, alleen maar voor de vorm, geen echt bestuur, had hij onomwonden gezegd. Het is de enige manier om te kunnen werken en geen moeilijkheden te krijgen, maar ik ben de baas en aan niemand verantwoording schuldig. Zij hadden het begrepen en goedgekeurd. Alleen Holmers had bezwaren gemaakt, gezegd dat hij geen verantwoordelijkheid op zich nemen kon, als hij niets in te ISI
brengen had. Hij begreep de moe' ij kheden en wilde Brog ook wel helpen, maar dan diende deze hem schriftelijk te verklaren, dat zijn functie slechts een formele was. Brog had aan dit verlangen prompt voldaan. - Het blijft de vraag of zo'n verklaring enig nut heeft, als zich moeilijkheden mochten voordoen, had hij gezegd, maar ik wil het er op wagen. Toen deze kwestie afgehandeld was, had hij gevraagd of Brog al met Luns over diens zieke vrouw gesproken had. Het was alweer een poosje geleden, dat hij het schoolhoofd aangeraden had om het eens met magnetisme te proberen. Brog herinnerde zich het geval, waarop hij echter niet was ingegaan, toen hij gehoord had, dat hij onder controle van een dokter zou moeten werken. - Dergelijke eigenwijze pottekijkers kunnen zo lastig zijn, had hij gezegd. Deze niet, had Holmers geantwoord. Drewes was een geschikte kerel en zeker geen betweter. -Je kunt het toch proberen? had hij gevraagd. Het zou prachtig zijn als je een dokter op je hand zou kunnen krijgen en nog wel in een geval waarmee de officiële medische wetenschap niets meer weet te beginnen. Iemand uit de buurt, de vrouw van een bekend schoolhoofd, die ook nog in het bestuur van het Wijkcentrum zit. - Zal ik Luns maar zeggen, dat je nog wel eens met hem wilt praten? Voor Drewes hoefje niet bang te zijn. Die zal je zeker niets verwij ten, als je er niets van terecht zoudt brengen. Het had aanlokkelijk genoeg geklonken, maar Brog was blijven twijfelen. - Als een gewone dokter tekort schiet, kraait er geen haan naar, maar voor een magnetiseur wordt de politie er bij gehaald. Een I52
moeilijk geval met die vrouw. Tien tegen een dat ik hier niets klaarspeel. —Je hebt bewezen dat je iets presteert. — Daar trekken de rechters zich niets van aan. — Als Drewes je dekt, hebben de rechters het nakijken. Wat een kans! — Laat mij er nog eens over nadenken. De ontmoeting, door Holmers gearrangeerd, vond enkele dagen later en in tegenwoordigheid van dokter Drewes, ten huize van Luns plaats. Brog, gewoonlijk niet om woorden verlegen, zei om te beginnen niet veel. Bij de mensen uit zijn kring genoot hij gezag, maar hier, tegenover vreemden, die zich als vijanden ontpoppen konden, moest hij op zijn tellen passen. De bescheidenheid waarmee hij over zijn prestaties sprak, maakte een goede indruk en dit bleef zo, toen het gesprek op magnetisme en hypnose in het algemeen kwam, omdat hij voorzichtig genoeg was om het gebruik van wetenschappelijke termen, waarmee hij gewend was indruk te maken, te vermijden. Hij zorgde er voor geen fouten te maken, door alleen maar elementaire uiteenzettingen te geven, niet te veel te beloven en zich uitsluitend uit te spreken op punten waarover nauwelijks verschil van mening kon bestaan. De heren hoefden hem niets te vertellen over goedgelovigheid, kwakzalverij, de zwendel die met zieken bedreven werd en het geknoei met magnetisme. Zelfs de mensen die het goed bedoelden werden gemakkelijk de dupe van hun lichtgelovigheid en zelfmisleiding. Het kostte hem geen zelfoverwinning om zo te spreken, omdat hij grotendeels meende wat hij zei en zijn houding aansloot bij een innerlijke onzekerheid, die hem, ondanks zijn succes en het vertoon dat hij daarmee doorgaans maakte, aan zichzelf deed twwijfelen. Het was dan ook oprecht gemeend toen hij, op Drewes' vraag of hij meende dat hij over ge153
nezende kracht beschikte, antwoordde dat hij het niet wist. Maar, zo voegde hij er aan toe, het is toch wel curieus als het je gelukt om mensen van hun pijn af te helpen door ze te bestrijken, als je anderen, alleen door ze even aan te kijken, in slaap kunt brengen en als je, zonder dat een zieke een woord gezegd heeft, precies de plaatsen weet aan te wijzen waar hij pijn heeft. — En is dat altijd raak, mist dat nooit eens? vroeg Drewes. — 4 ja, vaak genoeg, gaf hij toe. Maar soms gaat het goed en dan voel je het zelf. Op andere momenten breng ik er niets van terecht. — Vreemd, vond Luns. De dokter zei niets. Wat Brog gezegd had, klonk hem niet onbekend. Vaak genoeg had hij verrast geconstateerd, dat het door onverklaarbare redenen goed ging, dat het hem met feilloze zekerheid gelukte een moeilijke diagnose te stellen, terwijl hij er in andere gevallen, ondanks kennis en ervaring, niets van terecht bracht. Wat die man zei, klonk niet zo gek en hij had niet de indruk, dat hij met een oplichter te doen had, al was hij dan nog niet aan een oordeel toe. Toen Luns hem vragend aankeek, antwoordde hij alleen door zijn wenkbrauwen op te trekken. — Maar nu iets heel anders, zei hij. Wat is er toch eigenlijk aan de hand met die juffrouw Klint? — Heel wat, antwoordde Brog. Moeilijk en ik heb er heel wat over nagedacht. Ik kan alleen maar zeggen, dat alles wat zij gezegd heeft van a tot z uitkomt. En verder..., hij wachtte even en maakte een gebaar van onmacht, dergelijke dingen schijnen voor te komen. — Dat iemand een paar honderd jaar na zijn dood tot de levenden terugkeert? — Er gebeuren meer vreemde dingen. Kunt u er een verklaring van geven? Ik niet. Maar ik heb dat stuk in de krant niet geschre154
ven en daarvoor ben ik tenslotte ook niet hier gekomen. Brog had het niet onvriendelijk gezegd, maar toch duidelijk genoeg te verstaan gegeven, dat het hem onaangenaam was om rekenschap te geven van iets dat hem, strikt genomen, niet aanging. — U hebt gelijk, hernam Drewes, laten wij ons tot de zaak bepalen. Als u nu bij de patiënt gebracht werd, zoudt u ons dan iets over haar ziekte kunnen vertellen? -- Haar ziekte? Neen. Ik ben geen dokter en dat heb ik ook niet beweerd. -- Dat verlang ik ook niet. Alleen de plaatsen aanwijzen, waar de patiënt pijn heeft. — Het valt te proberen. Luns ging zijn vrouw op de hoogte stellen en even later stond Brog aan haar bed. Hij sloot zijn ogen en hield zijn uitgestrekte handen boven de borst van de zieke. Een bezweringsceremonieel, dacht het schoolhoofd. Een nare, weerzinwekkende vertoning. Waartoe je al niet kwam in je onmacht! Zijn ergernis verminderde, toen hij naar Bertha keek en haar uitdrukking van hoop en twijfel zag en inplaats van schaamte voelde hij alleen nog maar medelijden. Alleen? Misschien ook bij hem verwachting, hoop op uitkomst. Hulpeloos, een stakker, zoals zij, zoals alle mensen. — Veel pijn, hoorde hij de magiër zeggen, overal voel ik het. Maar hier toch het meest. Hij legde zijn handen in zijn lendenen. En dan hier, in de knieën en verder is het alsof het uitstraalt uit uw vingers. Hij boog zich wat meer over de patiënt heen en hield zijn hand boven haar hoofd. Voelt u iets? vroeg hij. Een koude luchtstroom, zoals tocht? Bertha knikte. — Dat dacht ik wel. Brog richtte zich tot dokter Drewes. Ik zou het kunnen proberen. ISS
Zij gingen weer terug naar de huiskamer. - Nu moet jij maar beslissen, zei Drewes tot Luns, na een blik met hem te hebben gewisseld. - En uw honorarium? Brog dacht even na. - Ik maak er geen broodwinning van, zei hij langzaam. Laten wij het geld dus maar laten rusten. Alleen zou ik met u willen afspreken, dat ik een door u beiden ondertekende verklaring krijg, als het mij gelukt, om iets voor mevrouw te doen. - Met genoegen, antwoordde Drewes. - Wat denk je ervan? vroeg Luns, toen hij, na Brog te hebben uitgelaten, in de kamer terugkeerde. - Er valt nog niet veel van te zeggen. Ik ben met Bertha aan het eind van mijn Latijn. Waag het er op, zou ik zeggen. Er valt hier niet veel te verknoeien. Menselijkerwijs kun je trouwens niet meer terug. Dat kun je Bertha niet aandoen. Zij heeft nieuwe hoop gekregen, verwacht iets van die man. Heb je gezien hoe zij hem aankeek? Misschien is dat haar redding; het geloof kan wonderen doen. - En die man? - is mij meegevallen. Niet onverstandig, voorzichtig, niet hele oprecht, een tikje aanstellerig, maar geen bedrieger. Zijn-mal geloof, dat hij er iets van terecht kan brengen, leek mij niet onecht. En wie weet. Ik heb eens een patiënt gehad met galstenen, een geval zoals dat met onze vriend Herder. Werk voor de chirurg, maar deze man wilde het eerst nog eens met kruiden van een kwakzalver proberen. Kruiden die galstenen zouden verpulveren. Nu moetje weten, dat men alle mogelijke oplosmiddelen geprobeerd heeft, maar dat men die stenen zelfs in vitro niet kapot kan krijgen. Ik liet die man zijn gang maar gaan, maar omdat ik er naar benieuwd was, vroeg ik of hij mij een zakje van die i6
kruiden wilde geven. Ik stuurde ze voor onderzoek naar het laboratorium van de Rijksuniversiteit. Het wondermiddel bleek uit een twaalftal bekende kruiden te bestaan, waarvan vast stond, dat geen enkele ook maar de geringste uitwerking op galstenen had. Niettemin heeft mijn patiënt er zoveel baat bij gevonden, dat hij de chirurg is ontlopen en geen aanvallen meer heeft gehad. Dat is een jaar of acht geleden en zijn galstenen is hij niet kwijt, maar hij ondervindt er geen hinder meer van. Een verklaring? Die heb ik niet. Je kunt natuurlijk zeggen, dat de doeltreffendheid van dat middel niet gebleken is, omdat ook zonder die kruiden het proces zo had kunnen verlopen. Maar dat is een veronderstelling zonder bewijs en zwakker dan de bewering van de kwakzalver, die zegt dat zijn kruiden het gedaan hebben. — Maar die patiënt van jou geloofde dat de kruiden hem zouden helpen? — Weet ik het? Kun jij uitmaken of Bertha gelooft of dat zij, ten einde raad, toch maar de strohalm grijpt? -- Waarschijnlijk doet zij zowel het een als het ander. Laten wij haar maar gaan vertellen dat jij er geen bezwaar tegen hebt. Bertha lag met een kleur van opwinding op hun terugkeer te wachten. — En? vroeg zij. — Wij zullen het er maar op wagen. — Een overgaaf, maar geen onvoorwaardelijke, schertste Drewes. Hij moet zijn krachten maar eens op je beproeven, maar ik zal een oogje in het zeil blijven houden. Dat mag toch wel, niet-
waar? — Maak er maar een grapje mee, dat kun je doen als je gezond bent, antwoordde zij. — Verontschuldig je maar niet. Verwacht er alleen niet te veel van. '57
- Ik zou al tevreden zijn, als ik weer eens in de kamer op een stoel zou kunnen zitten. Je kunt niet weten. Het is toch wel merkwaardig dat die man precies wist aan te wijzen waar ik pijn heb. - En die stroom, toen hij zijn hand boven in hoofd hield, voelde je die echt? vroeg Luns. Kan het geen verbeelding zijn geweest? - Zou het? Misschien ga ik denken dat het verbeelding is geweest, als je zo doorgaat. Het is toch nietje bedoeling om mij aan het twijfelen te brengen? Zij keek Drewes aan, alsof zij van hem een verklaring verwachtte. Maar de dokter zei niets en klopte haar alleen maar bemoedigend op de schouder. De onwetende weet veel, als hij weet te zwijgen.
i8
117
IN GEEN JAREN EN MISSCHIEN NOOIT HAD SOPHIE ZOIETS
gezelligs meegemaakt. Het was zelfs leuker dan haar bruiloft. Brog had nu wel gezegd dat er geld moest komen en dat er daarom zakelijk aangepakt moest worden, maar nu had zij tot haar vreugde ontdekt, dat dit even goed op een feestelijke manier kon gebeuren. Opeens had zij begrepen, dat alles eigenlijk toch alleen maar om haar ging. Brog mocht dan beslissingen nemen en alles beredderen, zonder dat zij aanmerkingen maakte of zich er zelfs ook maar mee bemoeide, hij was tenslotte toch alleen maar de ceremoniemeester van haar feest, de regisseur van het stuk, waarin de gravin van Rimshagen en Blauwvelden de voornaamste rol speelde. Zij zat bij Betlem in het café, waar zij zou blijven wachten totdat het bovenzaaltje geheel met mensen gevuld was. Dit was zo afgesproken, omdat Brog meende dat het meer indruk zou maken, als zij plotseling in de volle zaal verscheen. Nog mooier zou zij het gevonden hebben, als zij op een toneel zou hebben kunnen opkomen, maar bij gebrek daaraan was het beter om het zo te doen, dan haar tussen het publiek te laten wachten totdat er begonnen werd. David's aanbod om haar zo lang gezelschap te houden, had zij van de hand gewezen. Zij wilde niet te veel aanpappen met die jongen, die tóch al zo aan haar kleefde en als zij alleen was kon zij er ook rustig nog eens over nadenken wat zij te doen had. Zoals voor de televisie-uitzending, was ook voor dit
159
optreden alles gerepeteerd, al was er dan ook geen tekst bij te pas gekomen, die zij van buiten leren moest. Brog had er haar na lang praten weten af te brengen, dat zij ook voor dit feest een historisch kostuum zou aantrekken. Te opzichtig en te duur, had hij gezegd. Het zou anders wel fijn zijn geweest, als zij in die volle zaal met zoveel bekenden, in een prachtige ouderwetse met kant versierde japon zou zijn verschenen. Een uitgezochte gele genheid om de afgunstigen te pesten en bij de anderen zou het zeker in de smaak zijn gevallen. Waarom zou zij bij een gelegenheid als deze, nu zij vertellen moest wie zij eens geweest was, het de mensen ook niet laten zien? Niet doen, had Brog gewaarschuwd, je moet maat weten te houden en het niet te bont maken, anders geloven ze j e niet. Waarom kan het dan wel voor de televisie? Dat is een vertoning, had hij geantwoord, comedie die wel een beetje overdrijving verdragen kan. Wij moeten zakelijk blijven en geen poespas maken. Vertrouw nu maar op mij, dan zul je zien dat alles best in orde komt. Zij had zich laten overre zich er maar bij neergelegd, ofschoon zij het jammer was-den blijven vinden. Betlem was bij haar komen staan, zei dat de zaal al zowat vol was en vroeg of zij niet zenuwachtig was. - Waarom? Als iemand zeker van zijn zaak was, dan was zij het. Zij had zich in de laatste tijd zo vaak met haar vorig leven bezig gehouden, dat zij zich daarin thuis voelde als in een lang gedragen kledingstuk en er met evenveel, zelfs met groter gemak over praten kon, dan over gebeurtenissen, die zij pas had meegemaakt. Blieks kwam haar halen het was zover. Onderaan de trap bleef hij staan en liet haar een enveloppe zien, waarop hij een berekening had gemaakt. - Als de kosten er af zijn, houdt Brog nog een dikke honderd 16o
gulden aan dit avondje over, legde hij haar uit. En dit is nog maar het begin. Wij doen het werk en hij strijkt het geld op. Wat schiet er voor jou over? Sophie zei, dat zij dit niet wist, dat hierover geen afspraken waren gemaakt. — Luister dan naar mij en doe het nu, voordat er begonnen wordt. Hij zit met een zaal vol mensen en kan zonder jou niets beginnen. Zij zijn voor jou gekomen en niet voor hem. Dat hoefde hij haar waarachtig niet te vertellen: natuurlijk kwamen de mensen alleen voor haar. Maar dat was toch geen reden om hem de pen op de neus te zetten? Hij had voor alles gezorgd en zonder hem zou er niets van deze avond zijn gekomen. — Zo'n avond kan iedereen verzorgen, dat kan ik ook. Maar wat begin je zonder medium en nog wel iemand zoals jij? Je hebt minstens recht op de helft. — Het kan mij niets schelen, antwoordde zij geërgerd en liep de trap op. Die Blieks met zijn gezeur verveelde haar. Het kon best waar zijn wat hij over het geld gezegd had, maar dat waren zaken die hem niet aangingen. Zij begreep niet wat Brog zag in die man, die niemand nodig had en die er bij hing als het vijfde rad aan de wagen. Op het portaal wachtte zij even om op adem te komen. Aan het gegons van de stemmen achter de gesloten deuren kon zij horen, dat het binnen stampvol moest zijn. Aanstonds, als zij binnenkwam, zou het opeens stil worden en dan zou iedereen naar haar kijken. Dat is zij, daar heb je haar, zouden de mensen tegen elkander zeggen, alsof de koningin voorbij ging. Wie dacht nu bij zoiets nog aan geld, zoals die idioot van een Blieks? Het ging zoals zij had verwacht en onder doodse stilte schreed zij over de rode loper van het middenpad naar haar plaats. Zij herkende verschillende van de gezichten, die naar haar waren 161
toegewend, maar zij keek niemand aan en ging voorbij zonder te groeten. Mooier en statiger kon het niet. Op de eerste rij, vlak voor het podium, was een stoel voor haar vrij gehouden. Zij had vooruit geweten waar zij zou zitten, maar nu zij tussen de bezoekers moest plaatsnemen, vond zij dat het beter zou zijn geweest als zij een afzonderlijke plaats zou hebben gekregen. Het effect van haar indrukwekkende opkomst werd op deze manier weer teniet gedaan. Alles het werk van Brog, die met zijn overdreven voorzichtigheid van haar feestavond een gewone vergadering dreigde te maken. Zoals hij daar in zijn colbertje op het podium stond, deed hij haar denken aan een spreker, die in het Wijkcentrum een lezing hield. Hij vertelde hoe hij haar ontdekt had en sprak met een nuchtere saaiheid over hun bijzondere experimenten, alsof hij het over het onderhoud van aquariums of het kweken van bloemetjes had. Voor zoiets droogs en kinderachtigs waren de mensen toch waarachtig niet hier gekomen! Het begon pas wat interessanter te worden, toen Blieks op zijn wenk een van de bandopnamen ten gehore bracht. Zodra haar stem uit de luidspreker klonk, werden de mensen aandachtiger, scheen er iets te veranderen, verdween de dorre vergaderingssfeer en kwam er spanning. De gravin van Rimshagen en Blauwvelden sprak voor een zaal vol mensen met Sophie Klint's stem en zij zat er zelf bij en hoorde het aan. Het was alsof zij verdubbeld, in drievoud aanwezig was. Het feest begon op dreef te komen ! Het afdraaien van de spoel duurde lang, maar toch kwam het einde onverwacht, omdat zij op het laatst niet meer had geluisterd en met haar gedachten op Groot Klingerden vertoefde. Het grote ogenblik was aangebroken, toen Brog haar verzocht om op het podium te komen. Anders dan vroeger, toen zij optrad in toneelstukken, ging het nu alleen om haar en toch was zij minder -
162
zenuwachtig. Waardig en rustig en met een gemak alsof zij thuis aan tafel ging zitten, nam zij tegenover Brog plaats en liet even haar blik over al die hoofden gaan, ongeïnteresseerd en zonder een gezicht te zien, alsof zij naar een bak vol aardappelen keek. Ook zonder Brog's grimassen om haar in slaap te krijgen, zou zij over haar roemrijk verleden hebben kunnen spreken, maar omdat hij vond dat het er bij hoorde en zij geen spelbreekster wilde zijn, liet zij hem zijn gang maar gaan. Het duurde maar kort voordat zij ingeslapen was en hij haar zijn eerste vragen kon
stellen. — Kunt u mij horen? klonk het als gewoonlijk. Zij antwoordde met een duidelijk uitgesproken: Ja. — En kunt u mijn vragen over uw vroeger leven beantwoorden? Wat een vraag! Het oude, afgezaagde liedje. Alsof de mensen die hele geschiedenis zoëven niet uit de bandrecorder hadden gehoord. Toen haar antwoord uitbleef en hij de vraag herhaalde, knikte zij maar even, om van hem af te zijn en de zaak niet op te houden. — Kunt u in gedachten naar dat verleden terugkeren? Schiet nu maar op, dacht zij en knikte opnieuw. — Vertoeft u op het ogenblik op uw kasteel? Zij zuchtte. Eindelijk dan was het zo ver, kwam de beurt aan haar en mocht zij, zonder dat er een machine tussen zat en zonder verdere bemiddeling van Brog tot de menigte over haar verleden spreken. Waar anders zou zij kunnen zijn dan in haar kasteel, in die grote met gobelins behangen en door kaarsen verlichte zalen, waar zij eens een gelukkiger en voornamer leven geleid had? Het was nu anders dan de vorige keren, toen zij over haar verleden gesproken had. Zij zat boven Betlem's café en hoorde zelfs de radio, die beneden aan stond, maar zo lang zij haar ogen dicht hield, kon zij zich voorstellen dat al die bezoekers, die iets van 163
haar verwachtten, in een klein zaaltje zaten, dat aan de ridderzaal grensde. Zij was de gastvrouw van al die bekenden en onbekenden, die door gangen en zalen wandelden en die alles nieuwsgierig bekeken en betastten, om na te gaan of het echt was. Wantrouwen uit afgunst. Alsof het hun ooit zou gelukken om er achter te komen wie gravin Sophia was! Zij zou die dames en heren eens even iets laten horen, hun een lesje geven dat hun zou heugen. - De vijand is in aantocht! riep zij. Er dreigt gevaar, moord en doodslag. Het kasteel is goed verdedigd en de bruggen zijn opgehaald, maar bij de vijand zijn dc trompetten geblazen en de aanval zal dadelijk beginnen. Te wapen! Daar schrokken al die bezoekers toch wel even van, dit was iets waarop zij niet hadden gerekend. - Welke vijand? vroeg Brog. Gewoon laten kletsen, niet op letten. Zijn stem was trouwens maar nauwelijks hoorbaar in het wapengekletter en het angstgeschreeuw van vrouwen en kinderen. Het was nu geen tij d om op kletspraatjes in te gaan, er moest gevochten worden voor het behoud van Groot Klingerden, voor de bevestiging van haar roem. En er werd gevochten! Zelf stond zij op de transen en vuurde de mannen aan. De bezwerende gebaren van Brog beletten haar niet om op te staan en een zwaard te grijpen. Haar stem sloeg over en zij trilde over haar gehele lichaam, toen zij, nadat haar goede Albert gewond was, de soldaten toeschreeuwde dat zij moesten volhouden. Zij nam het bevel over en liet haar mannen een onverwachte uitval doen. De vijand, volkomen verrast, sloeg op de vlucht, maar de dappere belegerden vervolgden hen en hakten er op in. Het werd een bloedbad, een bacchanaal, een hel van verpletterde schedels, afgeslagen ledematen en vertrapte ingewanden. Maar Groot Klingerden bleef behouden en de verdedigers riepen Hoera en hieven hun aanvoerster op de schouders. 164
Met een diepe zucht opende zij haar ogen en staarde naar Brog, die zij eerst niet herkende. Zij hijgde alsof zij heel lang hard gelopen had en haar handen, die de leuningen van de stoel omklemd hielden, waren nat van zweet. Zij schrok en kreeg een schok, toen de toeschouwers applaudisseerden. — Was het goed? vroeg zij fluisterend. Na Brog's geruststellend knipoogje stond zij op om, als een actrice aan het eind van het stuk, voor het publiek te buigen. — Enorm, beter dan ooit, prees Brog, toen zij in de garderobe koffie zaten te drinken. Ik begreep eerst niet wat het worden moest, maar het was prachtig, groots. David kwam binnen, zonder zich iets aan te trekken vanBrog, die zei, dat Sophie rust nodig had en alleen blijven moest. Reusachtig was het geweest, zei hij, de mensen waren er vol van. Zij wist dat zijn lof gemeend en dat de bewondering der toeschouwers niet overdreven en verdiend was, maar toch vond zij het prettig het hem te horen zeggen. Hij moest maar even gezellig bij haar blijven zitten en niet op Brog letten, die haar het liefst ergens zou hebben opgesloten, waar niemand bij haar komen kon. De dansleraar verzette zich niet langer en stond het toe dat David bleef, mits hij er voor zorgde dat er geen anderen binnen kwamen. Hij wist niet of er mensen van de pers of andere pottekijkers in de zaal waren, die pogingen konden doen om haar aan het praten te krijgen. Blieks, die nergens te bekennen viel, had zich niet gehouden aan hun afspraak om hem op dit punt in te lichten. — Ik zal zelf even gaan kijken, zei hij, maar denk er om: geen woord! — Wat zeg je er van? vroeg Taverne. 165
- Aardig voor een geïmproviseerde monoloog en niet eens zo gek gespeeld. Dokter Drewes beademde zijn brilleglazen en wreef ze zorg schoon. Op verzoek van Walter, die ook voor de kaarten-vuldig had gezorgd, was hij meegegaan naar deze vertoning. Maar jij? hernam hij na een korte pauze. Sta je nog stevig of begin je in de gaten te krijgen, dat je drijfzand onderje voeten hebt? - En als dat zo zou zijn, ben j** dan de man met de reddende plank? - Was het maar waar, dan kon ik misschien tegelijk die Brog een handje helpen, die er nog een stuk dieper danjij in zit. - En Sophie? - Die loopt er omheen en zorgt er wel voor dat zij zelfs geen natte voeten krijgt. Om dat nummertje, dat zij zo mooi heeft weggegeven te brengen, lijkt het mij niet beslist noodzakelijk, datje eerst een paar honderd jaar dood geweest moet zijn. Wanneer zou die gravin ook weer zijn geboren? - In zestien achtenveertig, het jaar van de vrede van Münster. - Dan mogen wij dus wel aannemen, dat de gebeurtenissen, die zij zo kleurig heeft beschreven, niet eerder dan omstreeks, laten wij zeggen, zestien honderd tachtig hebben plaats gevonden. Onze gravin moet toch wel een jaar of dertig geweest zijn, toen zij haar Jeanne d'Arc rol speelde. Nu weet ik niet of het jou is opgevallen, maar miij deed haar verhaal van dat beleg meer denken aan de middeleeuwen, dan aan de laatste decenniums van de zeventiende eeuw. - Daar zit iets in, gaf Taverne toe. -Jammer dat dit relaas niet op een band is opgenomen. Achteraf valt het nu zoveel moeilijker te controleren. Maar nogmaals: hou deze dame in de gaten. Brog lijkt mij niet belangrijk, die is r-
166
waarschijnlijk ook meer dupe. Ik heb er nu genoeg van. gezien. Blijf jij nog? Taverne wilde nog wel zien wat er na de pauze voor de dag kwam. Toen hij in het zaaltje terugkeerde, had Brog het podium alweer betreden en kondigde aan, dat de experimenten zouden worden voortgezet. Hij hield een korte en weinig verhelderende inleiding over hypnose en reincarnatie en eindigde met de mede . deling, dat toehoorders die daarvoor iets voelden, zich door hem konden laten hypnotiseren. Dat zijn pogingen slagen zouden kon hij niet beloven, maar hij wilde het proberen. Na zijn mededeling trad een gespannen stilte in. De bezoekers keken om zich heen, op zoek naar iemand die moedig genoeg was om het schavot te betreden. Toen niemand zich bleek te melden, brak de spanning en ging de stilte over in een door gefluister en zenuwachtig gegichel veroorzaakt rumoer, dat de stemming dreigde te bederven. Brog herhaalde zijn uitnodiging, verzekerde dat het niet gevaarlijk was en dat men het gerust kon wagen. Als het op deze manier doorging, het hem niet gelukte het dode punt te overwinnen en de mensen over hun aarzeling heen te helpen, dan had hij alle moeite voor niets gedaan. Als er nu tenminste maar één het aandurfde, het eerste schaap over de dam kwam, dan was de situatie gered. Juist op dit laatste deel van de avond, dat nu dreigde te mislukken, had hij zijn hoop gevestigd. Te laat begreep hij, dat het een fout van hem geweest was om geen afspraak met iemand van de spiritistische kring te maken, te zorgen voor een gangmaker, die het goede voorbeeld gaf. Terwijl hij voor de derde keer zijn uitnodiging tot de zaal richtte, viel zijn oog op David Gorris, die hem vragend aankeek en bewegingen maakte alsof hij wilde opstaan. Zou hij, die jongen? schoot het door zijn hoofd. Tijdens de séances had hij nooit iets gepresteerd en hij was zeker niet de man om hem in een zaal vol mensen 167
als proefpersoon te gebruiken. Maar als zich nu niemand anders aanbood?
David wilde wel. Zoëven, toen het zo stil in de zaal was, had hij de indruk gekregen dat er iets bijzonders met hem aan de hand was en dat het Brog vanavond wel eens zou kunnen gelukken om hem in slaap te maken. Als Brog het nu met hem aandurfde en hem een kans gaf, dan zou wel eens aan het licht kunnen komen, dat hij nog iets anders was dan de gewone winkelbediende, waarvoor Sophie hem hield. Had hij het goed gezien dat Brog hem wenkte, dat dat hoofd voor hem bestemd was? Ik, mompelde hij, zijn hand op-knije zijn borst leggend. U j a ! Mijnheer Gorris, nietwaar? Wilt u het proberen? Komt u dan maar hier. Het kan niet beroerder, maar in 's hemelsnaam, dacht Brog, toen David naar hem toe kwam. Hij wees hem een stoel aan en ging vlak voor hem staan, met zijn rug naar het publiek. - Zet mij niet in mijn hemd voor al die mensen, beet hij hem fluisterend toe. Slapen en doen wat ik zeg. Een overbodige waarschuwing. Hij was immers gekomen om te slapen en te doen wat hem gezegd werd? Alles ging weer zoals bij de séances, alleen met dit verschil, dat hij nu dadelijk een gevoel van loomheid kreeg en zijn armen en benen zwaar werden, zodra hem gezegd was dat hij zijn ogen moest sluiten. - Rustig en kalm blijven. Brog steunde van inspanning, stortte met heftige en krampachtige stootbewegingen alle kracht die hij kon opbrengen over zijn proefpersoon uit. Of het iets uitwerkte kon hij niet nagaan, maar dat kwam er minder op aan, als de kerel tenminste maar begrepen had wat hij te doen had en zich slapende hield. 168
- Slaap! zei hij streng en bezwerend. Vaak, maar heel lang geleden, had David ditzelfde en op dezelfde dwingende toon uitgesproken woord gehoord. Zo had de stem van zijn vader geklonken, als de kinderen 's avonds lawaai in bed maakten en een laatste waarschuwing kregen. En zoals toen, wilde hij ook nu wel gehoorzamen. - Nu slaapt u. Brog zei het minder overtuigd dan gewoonlijk. Gorris' gezicht was wel ontspannen en hij hield zijn ogen dicht, maar hij was er niet zeker van dat hij sliep. De zware onderkaak hing omlaag en in de geopende mond zag hij de brede vochtige snij tanden waarop het licht van een schijnwerper weerkaatste. De bek van een dier, dacht Brog, een paardekop. - Kunt u spreken? Een zacht gegrom was het antwoord. - Zou u iets van uw vroegere levens kunnen vertellen? Wederom klonk het gegrom. - Zeg tenminste iets, fluisterde hij tussen zijn tanden. - Wat? vroeg David zacht en zonder zijn ogen te openen. Brog veegde het zweet van zijn voorhoofd en slikte krampachtig. Wat moest hij met die kerel beginnen? De zaal begon weer rumoerig te worden; het duurde te lang. Hij herhaalde zijn vragen, maar werd opnieuw met gerochel beantwoord. Je kon ook niet verlangen dat dit dier zou spreken. En waarom niet? Een gereïncarneerd paard, dat kan heel goed met zo'n smoel, flitste het door zijn hoofd. Hij moest voortmaken, iets doen. Er werd alweer gegicheld en de mensen begonnen te kuchen en met hun voeten te schuifelen. - Als u niet kunt spreken, knik dan alleen maar ja of neen met uw hoofd. Kunt u knikken? David deed het en Brog slaakte een zucht als een snik. 169
- Bent u in uw vroeger leven misschien een dier geweest? Hij knikte opnieuw.
- Een paard soms? David bevestigde het. Hij beaamde de vraag niet alleen om Brog te helpen en een eind aan de moeilijkheden te maken, maar ook omdat het waar was. Die vraag zou niet eens nodig zijn geweest om hem de zekerheid te geven, dat hij vroeger een paard geweest was, een bruin werkpaard met een witte vlek op zijn voorhoofd. Nog voordat Brog het woord had uitgesproken, had hij zichzelf al zien staan, ingespannen voor een kar, die op een grasveldje voor een boerderij stond. - Boerenpaard, fluisterde hij. - Stil! beet Brog hem toe. Hij richtte zich tot het publiek en vervolgde met luider stem: Dames en heren, ik verzoek u vooral rustig te willen blijven, dan kan ik u misschien een heel bijzonder experiment laten zien. Heel veel, ja misschien alle mensen zijn dieren in vroegere levens geweest. Zo is nu eenmaal de evolutie. Soms kost zo'n ontwikkeling van dier tot mens duizenden jaren, bij elke geboorte een trede hoger. Maar een enkele maal komt het wel voor dat het met een sprong gaat, dat een paar treden worden overgeslagen en als ik mij niet vergis, is dat hier het geval. Wij zullen zien, maar ik verzoek u vooral om kalm te willen blijven. Hij draaide zich om en legde zijn hand op Gorris' schouder. - U bent teruggekeerd tot uw vroeger leven en u bent nu dus weer een paard, een dier op vier poten. Kunt u opstaan? David voelde de druk van Brog's hand en begreep wat er van hem verlangd werd. Langzaam kwam hij overeind, liet zich door zijn knieën zakken en boog zich, zodat zijn handen de vloer aanraakten. Loop! klonk het bevel. Het paard liep, bewoog zich op vier poten over het podium. 170
Er werd gelachen en sommige toeschouwers applaudisseerden. Hierbij moest het maar blijven, vond Brog. De avond was gered, de mensen hadden iets te zien gekregen, maar nu moest hij er voor oppassen dat het niet te lollig werd. - Dames en heren, dit is alles, zei hid. Meer kan ik u op het ogen niet laten zien, maar het lijkt mij voldoende. Een paard kan-blik niet spreken en het medium is trouwens ook te vermoeid. Wij zullen hem nu maar weer wakker gaan maken. Toen dit gebeurd was, had David een applausje in ontvangst te nemen. Er klonk ook enig protest van mensen die het een malle vertoning vonden. Maar de meerderheid was wel tevreden en dacht er anders over of dacht niet en vond het alleen maar onbegrijpelijk. Hoe is het mogelijk, dat een mens een paard geweest zou zijn. Brog, verontschuldigend glimlachend, beantwoordde bij de rondvraag de nieuwsgierigen zo goed mogelijk. Men moest echter niet van hem verwachten, dat hij de raadselen van deze wereld zou oplossen. Hij was ook maar een mens. Maar had de wetenschap, zonder dat de reïncarnatie daaraan te pas gekomen was, dan niet vastgesteld, dat de mensen van de apen afstamden en dat zelfs vissen bij ons ontstaan betrokken waren? Waarom dan wel apen en vissen en geen paarden? Er waren heel wat bezoekers, die er meer van wensten te weten en die ook wel eens wilden nagaan hoe het met hun eigen verleden was gesteld. Aan dit verlangen kon worden voldaan, daarvoor hoefde men zich alleen maar te laten inschrijven. Een privé consult met hypnotische behandeling kostte vijf en twintig gulden. Garanderen kon hij niets, dat begreep men natuurlijk wel, maar iedereen kreeg een volledige kans. - Hoeveel inschrijvers hebben wij? vroeg hij, toen de laatste bezoekers vertrokken waren. 171
- Dertig, telde Blieks. Een aardig sommetje, vervolgde hij met een blik van verstandhouding naar Sophie. En hoeveel krijgen wij daar nu van? - Geduld, antwoordde Brog, eerst hebben. Jullie zullen heus niet te kort komen. - Ik hoop het, zei Blieks, het briefje opvouwend, waarop hij de namen en adressen van de inschrijvers had overgenomen.
172
i
DAVID HAD ER MAAR OM GELACHEN, TOEN ZIJN BUURMAN,
wijzend op een paard aan de overkant van de straat, gezegd had, dat er een familielid op hem stond te wachten. Na zijn optreden had hij heel wat van dergelijke grapjes te horen gekregen. Hij trok er zich niet veel van aan en kon het wel verdragen, dat de mensen een beetje de spot met hem dreven. Achteraf vond hij het zelf ook een gekke geschiedenis en viel het hem moeilijk om in zijn paard te blijven geloven. Volkomen overtuigd was hij nooit geweest en zelfs toen hij op handen en voeten over het podium kroop, had hij zichzelf meer een bedacht dan een echt paard gevonden. Hij had het eenvoudig niet kunnen nalaten en er had niets anders voor hem opgezeten, dan zich in die zaal vol mensen als een paard te gedragen. Als ze mij toen gras of hooi hadden voorgezet, zou ik het hebben opgegeten, al zou ik er ook kots geworden zijn, had hij tot Holmers gezegd. De-miseljkvan boekhandelaar had dit wel begrepen en in de haak gevonden. Dergelijke dingen zijn vaak vreemd als je er later over nadenkt, had hij gezegd, maar door die twijfel wordt ook niets verklaard. Hij achtte het dan ook best mogelijk, dat David in een vroeger leven een paard was geweest. Sophie, naar wier mening hij het meest benieuwd was geweest, had hem teleurgesteld. Na de bijeenkomst had hij geen kans meer gekregen om haar te spreken en het had nogal even geduurd, voordat zij weer in de winkel gekomen was. Sedert zij
173
bij Brog inwoonde, zagen zij elkaar niet vaak meer. Wat is een paard? had zij gevraagd, toen hij er over begonnen was. Zoiets stoms kan iedereen bedenken. Van zijn aanbod om weer eens een avondje met hem uit te gaan, had zij zich afgemaakt met de uit dat zij het voorlopig veel te druk had. Misschien later,-vlucht, als de televisie-uitzending achter de rug was. Zij nam het hem kwalijk dat hij zich belachelijk had gedragen, dat hij, als haar vriend, haar in opspraak had gebracht, door zich zo aan te stellen. Brog zou het heus wel zonder zijn hulp hebben klaargespeeld. Als hij iets van zijn vroeger leven te weten had willen komen, had hij het beter aan haar kunnen vragen, inplaats van zich zo bespottelijk te gedragen. Iedereen was nu eenmaal geen medium, maar dergelijke mensen konden geholpen worden. Dit had zij ook al een paar keer met succes bij Brog gedaan. Als iemand niet kon inslapen of in trance niet in staat was te spreken , hoefde zij alleen maar zijn hand vast te houden, om de ge zijn vroeger leven te ontsluieren. Het bleek haar niet-heimnva de minste moeite te kosten om haar bovenzinnelijke gevoelens in dienst van anderen te stellen. Zij was vlot en openhartig in haar mededelingen en vertelde alles wat zij in haar slaap zag, onverschillig of het voor de betrokkene verheugend of teleurstellend, aangenaam of onaangenaam was. Aan het verleden kon zij niets veranderen, zij was, zoals Brog zei, alleen maar bemiddelaarster, werktuig. Zij hoefde zich er dus niets van aan te trekken, als de groenteboer niet wilde geloven, dat hij vroeger een generaal zou zijn geweest of als zo'n ingebeelde kwast van een procuratiehouder zich boos maakte, omdat hij het grootste deel van zijn vorig leven in de gevangenis zou hebben doorgebracht. Niettemin zou het al heel gek zijn geweest als zij David niet aan iets beters dan een paard zou hebben kunnen helpen. Haar aanbod, om hem als tussenpersoon te helpen, had Leo 174
Brog van heel wat beslommeringen ontlast. Aanvankelijk had hij er niet veel van verwacht en was hij er eerder bang voor geweest, dat zij hem ongewenste verrassingen zou bezorgen. Voor zover het haarzelf betrof, had Sophie bewezen een ideaal medium te zijn, een soort van menselijke geluidsband, die, als er maar op de juiste knop werd gedrukt, zonder haperen telkens weer te horen bracht wat er in opgeborgen was. Hij had echter getwijfeld of zij de gravin, waarvan zij zozeer vervuld was, voldoende zou kunnen vergeten om zich met anderen bezig te houden. Toch had hij het er maar op gewaagd haar te hulp te roepen, toen hij zat te tobben met een eigenzinnig oud dametje, dat op de slaapverwekkende golven van zijn hypnotische kracht met toenemende levendigheid en spraakzaamheid reageerde. Omdat hier toch niet veel te verknoeien viel en hij tenminste nog wilde proberen om zijn honorarium te redden, had hij tenslotte Sophie er maar bij gehaald. Haar optreden had de situatie, die hij niet meer meester was, grondig en verrassend snel veranderd. Stil zijn, je mond houden, had het medium, dat nog amper kon zijn ingeslapen de bezoekster toegesnauwd. Zonder dat hij haar daartoe had behoeven aan te zetten, was Sophie aan het vertellen geslagen en wat zij gezegd had, had de praatlustige juffrouw gauw tot zwijgen gebracht. Ook Brog, die toch wel iets van haar gewend was, had geboeid geluisterd naar haar verhaal over heksen en rechters, gevangenissen en beulen. Zij had een zo levendige en afgrijselijk duidelijke schildering van een terechtstelling gegeven, dat hij de indruk gekregen had de ongelukkige heks te horen en de stank van haar schroeiend vlees te ruiken. De hemel sta mij bij, ze verbranden mij levend!, had het medium geroepen. Haar door doodsangst en pijn verwrongen gelaat ontspande zich pas, toen de heks, diep zuchtend de laatste adem had uitgeblazen. Daarna, met een rustiger stem en terwijl zij haar wijsvinger op 175
de bezoekster hield gericht, had zij gezegd: 'Dat was jij Annetje Klein, levend verbrand als heks in het jaar zestien honderd achten veertig. Door je eigen schuld ben je op de brandstapel gekomen, omdat j e j e mond niet hebt kunnen houden en altijd te veel hebt gepraat.' Na dit te hebben gezegd, was zij wakker geworden zonder dat hij haar had gewekt. Of zij het goed gedaan had, had zij gevraagd. De bezoekster, bleek en nog onder de indruk, had fluisterend haar waardering geuit. Of zij nog meer te horen kon krij gen van haar vorig leven, dat zo treurig was geëindigd. Later, een volgende keer, had Brog beloofd. De voormalige Annetje Klein had zonder bedenken haar vijf en twintig guldenbetaald en zij was niet weggegaan voordat men een afspraak voor een volgende séance gemaakt had. Deze eerste afspraak voor een voortgezet consult, opende voor Brog onverwacht ruimere perspectieven, zowel van metafysische als van materiële aard. Je kon een heel mensenleven, al was het dan ook voor goed voorbij, niet in een half uurtje afdoen. Daar was rust, bezinning en tijd voor nodig en daarom was het goed, dat degenen die meer van hun begraven verleden weten wilden, vaker terugkwamen. Wie zich in hypnotische slaap niet voldoende wist te herinneren, kon nu geholpen worden door het medium, dat alles scheen te zien en dat onuitputtelijk was. Sophie kreeg een deel van de ontvangsten en was daarmee wel tevreden. Met Blieks kwam hij niet zo gemakkelijk tot overeen eiste te veel, omdat hij zich inbeeldde dat hij-steming.Da onmisbaar was. Brog was wel bereid te betalen, maar hij dacht er niet aan zich de wet te laten voorschrijven en zeker niet door iemand die tenslotte niet meer dan handlangersdiensten verrichtte. Dat Blieks hem te verstaan had gegeven, dat hij het, zo nodig, op zijn eigen houtje kon klaarspelen en wel eens een concurrent zou kunnen worden, bezorgde hem geen hoofdpijn. Het was de 176
vraag of die man met zijn gebrekkige ontwikkeling en geringe mensenkennis er iets van terecht bracht, maar zelfs als dit het geval was, hoefde hij voor wat concurrentie niet bang te zijn. Zijn naam was nu bekend, hij had Sophie, er werd reclame voor hem gemaakt en aan klanten ontbrak het hem niet. Ook zonder Blieks zouden er wel kapers op de kust verschijnen. Wie succes had, kreeg navolgers. Vooruit dan maar, hij kon nu best een duwtje verdragen en kwam toch al tijd te kort. Herhaaldelijk werd nu ook zijn hulp als genezend magnetiseur ingeroepen, maar al deze aanvragen had hij afgewezen. Het kostte te veel tijd, het bracht weinig op en het was bovendien nog extra gevaarlijk, omdat de politie scherp op genezers lette. De enige uitzondering die hij maakte, was voor mevrouw Luns. Dit was een prestigekwestie geworden, een erezaak, die ook niet veel risico meebracht, omdat hij gedekt werd door een arts. In de slappe tijd, toen zijn vooruitzichten nog onzeker waren, was hij er aan begonnen en nu het hem, vlugger dan hij verwacht had, voor de wind ging, wilde hij het niet opgeven. Het bleef, ook nu nog, belangrijk als het hem gelukken zou om iets voor de vrouw van een bekende persoonlijkheid te doen en hij beschouwde het als een plicht tegenover zichzelf om dokter Drewes en Luns ervan te overtuigen, dat hij geen knoeiertje was. Resultaat had zijn behandeling tot nu toe nog niet opgeleverd, maar het was nog te vroeg om in zo'n ernstig en oud geval nu reeds verbetering te verwachten. De patiënte toonde zich geduldig en scheen wel vertrouwen in hem te hebben. Haar houding gaf hem tenminste niet het gevoel dat hij een stuk hout onder handen had of dat hij zijn genezende kracht in een bodemloze put uitstortte en dit hield de moed er bij
hem in... Het had heel wat van de heer Flutters' niet geringe overredings177
kracht geëist om Sophie zo ver te krijgen, dat zij er in toestemde om als werkvrouw voor de filmcamera te verschijnen. Dat, zoals hij herhaaldelijk getracht had haar duidelijk te maken, juist de tegenstelling tussen haar vroegere en tegenwoordige staat haar geval voor de kijkers interessant maakte, liet haar koud. Zij was geen werkster meer — strikt genomen was zij het nooit geweest — en hoe langer zij er over had nagedacht, hoe meer tegenzin zij gekregen had in de voorstelling van zaken die in het scenario werd gegeven. Zij vond deze niet alleen misleidend voor het publiek, maar ook beledigend voor haarzelf. Pas toen haar beloofd was, dat in de toelichtende tekst duidelijk tot uitdrukking zou worden gebracht, dat haar verschijning als werkvrouw als een historische bijkomstigheid, een herinnering aan een hard verleden dat voorgoed voorbij was, moest worden gezien, had zij zich wat toeschietelijker getoond. Was het, zo had Flutters gevraagd, niet juist de moed waarmee zij die ellendige tijd doorworsteld had, die haar tot heldin en martelares maakte? Dat woord martelares had haar wel iets gedaan, maar toch zou hij, waarschijnlijk zonder er in te slagen haar te overreden, nog veel meer fraais hebben kunnen vertellen, als hij niet op de inval zou zijn gekomen om zijn kijkspelletje achterste voren te repeteren. Inplaats van de filmfragmenten op te nemen, was hij begonnen met de laatste scene, waarin zij als gravin optrad. Hij had er een complete generale repetitie van gemaakt, waaraan, met uitzondering van het technische personeel, iedereen en van alles te pas was gekomen. Men had haar gekleed, gekapt en geschminkt en toen zij klaar was had zij zichzelf in de spiegel mogen bewonderen. Wat zij toen te aanschouwen gekregen had, had haar voorstellingen en verwachtingen ver overtroffen. Daar stond zij in levenden lijve, een verschijning uit een sprookje, een fee, gehuld in een kostbaar, weelderig met crème kant gegarneerd gewaad van olijfgroene 178
zijde en fluweel. Eindelijk was zij dan, kleurig, stralend en in volle glorie uit de, ondanks haar levendige herinnering, toch nog wazige diepte van het verleden te voorschijn getreden, Sophia, gravin van Rimshagen en Blauwvelden, neen, een koningin. `Zo, in dit kostuum kom je voor de televisie,' had Flutters gezegd, 'zo sta je in werkelijkheid voor de kijkers en zo blijfje in hun herinnering. Die stukjes film zijn dan al lang voorbij en vergeten.' Zij was gezwicht en had er niet eens meer aan gedacht, dat zij bezwaren tegen de vertoning had gemaakt. Zij dacht aan niets, bedwelmd als zij was door de onderdompeling in dit koesterende bad van pracht en voornaamheid. In de minuten die zij voor de spiegel doorbracht, groeide zij samen met de kleren die zij droeg, werden zij een deel van haarzelf, waarvan zij zich niet meer zou kunnen ontdoen. Dit kostuum moest en zou haar eigendom worden. Op Flutters' aandringen gaf de directie van de televisiedienst toestemming om het kostuum te verkopen. De prijs viel niet mee. Brog, die er voor moest opdraaien, had getracht haar tot andere gedachten te brengen en gevraagd' wat zij met die peperdure j urk, die zij waarschijnlijk nooit meer zou dragen, wilde beginnen. Betaal en wacht verder maar af, had zij geantwoord. De uitzending verliep vlot en naar Flutters' mening zou een beroepsactrice het er zeker niet beter hebben afgebracht. Zij nam het compliment met een minzaam glimlachje in ontvangst. Zij had deze spullebaas niet nodig om haar te vertellen dat zij toneel kon spelen. Zij had niet veel op met zijn praatjes en dat hele gedoe in die warme, rommelige studio beviel haar maar matig. Aanstellerij, vond zij, een boel kouwe kak, waardoor zij zich niet van streek liet brengen. Tijdens de uitzending kon zij zichzelf voortdurend in het oog houden in de monitors, die buiten het bereik van de camera's waren opgesteld en dit spel der zelfbe-
179
wondering boeide haar zozeer, dat zij alles vergat en er zelfs niet bij stilstond, dat ontelbaren haar op hetzelfde ogenblik te zien kregen.
David volgde de uitzending in een café in de binnenstad. Hij moest toegeven dat zij prachtig was, misschien mooier dan hij zich haar als gravin had voorgesteld, maar van een ontmoedigende vreemdheid. Terwijl hij naar het trillende beeld staarde, kreeg hij de indruk dat zij in een andere wereld was binnengegaan, die voor hem wel altijd gesloten zou blijven. Haar verschijning was indrukwekkend en overtuigend en bewees dat alles wat zij over haar afkomst gezegd had, waar was. Zij liet zien wie en wat zij geweest was en dit kon zij alleen doen, omdat zij haar verleden door en door kende. Maar wat had je aan het verleden van een dier, wat kon hij, pechvogel, met dat beroerde paard van hem beginnen? Hoe had hij zo idioot kunnen zijn om het zo grondig voor zichzelf te verknoeien! Hij had echter niets in te brengen gehad en het was alles buiten hem om gegaan, toen hij daar op het podium zat en een zaal vol mensen iets van hem verwachtte. Dat paard was toen door zijn verleden heen zijn leven binnen gestapt. Het was alles erg vreemd en onzeker en die hele reïncarnatie was, voor zover het hemzelf betrof, een troebele, twijfelachtige zaak. Anderen waren op dit punt gelukkiger, niet alleen Sophie, maar ook iemand als Holmers, die zich had laten hypnotiseren en die nu de prettige zekerheid had, dat hij eeuwen geleden een geheimschrijver aan het hof van een Egyptische farao was geweest. Zo waren er meer, die er beter voor stonden, zelfs iemand als de bakker, die het niet verder dan tot beul in de middeleeuwen had gebracht. Wat er met hem aan de hand geweest was, zou hij waarschijnlijk nooit te weten komen, dacht hij, terwijl hij de rest van zijn verschaald biertje opdronk. Misschien later, als hij weer dood was. i8
ZOALS HET DAGBLADARTIKEL, VEROORZAAKTE OOK DE
televisieuitzending vele en velerlei reacties. Nog voordat Sophie thuis was, werd zij opgebeld door een kijker in de provincie, die haar dringend moest spreken. Hoe de man zo vlug aan het telefoonnummer gekomen was, begreep niemand, maar nog dezelfde nacht belde de voortvarende onbekende haar opnieuw op en vroeg haar meteen maar ten huwelijk. Hij vertelde dat hij een gereïncarneerde landedelman was en in zijn tegenwoordig leven de staat van hereboer voerde, dat hij tachtig stuks hoornvee en een auto bezat, dat hij kerngezond, zestig jaar, maar nog vitaal als een jonge kerel, een meter tachtig en recht van lijf en leden was. En denkt u nu niet dat ik een grap maak, zei hij, toen hij haar hoorde lachen. Ik vertel u al die jijzonderheden alleen maar om te voorkomen dat u zou denken dat ik een avonturier ben. Geloof mij, ik bedoel het ernstig. Ik geloof, neen, ik weet, dat wij elkaar gelukkig kunnen maken. Sophie wilde wel aannemen, dat haar aanbidder het bij het rechte eind had en dat het geluk in de warme stal bij die tachtig koeien op haar wachtte. Zij zou al genoegen hebben genomen met de helft van die kudde, als die man ook maar de helft jonger zou zijn geweest. Zestig jaar kwam haar wat veel voor, maar omdat er ook nog een auto was, sloeg zij het aanbod niet onvoorwaardelijk af en antwoordde dat zij er nog eens over wilde nadenken. Of hij niet even mocht aankomen om persoonlijk kenI81
nis te maken en haar meer bijzonderheden te vertellen. Nog niet; zij zou wel schrijven. Liever telefoneren, stelde hij voor. Zij gaf maar toe en noteerde zijn nummer. Mijn gedachten zijn voortdurend bij u en ik wens dat u mijn vrouw zult worden. Toen hij dit gezegd had, klonk een diepe zucht, die door het tikje waarmee het contact verbroken werd, afknapte als een snik. Er volgden meer aanzoeken, zowel telefonisch als schriftelijk. Het was zo veel, dat het verwarrend werkte, zodat zij niet wist wat zij met al die aanbiedingen moest beginnen. Zij was als een kind, dat op de ochtend van zijn verjaardag voor een tafel vol geschenken staat en geen keus kan maken. Voorlopig las en herlas zij haar post maar en legde de meestbelovende brieven apart. Het liefst zou zij de afzenders van al die brieven hebben uitgenodigd om bij haar te komen, maar daarvoor was zij te slecht behuisd. Zij kon die mensen niet ontvangen in een kamertje dat zo eng was, dat er tussen het ledikant en de muur nauwelijks nog plaats was voor een tafel en een paar stoelen. De salon van mevrouw de gravin! Alles de schuld van Brog, die te laks was en niet opschoot met het huren van dat grote huis. Als zij hem aan zijn belofte herinnerde, wist hij alleen maar te antwoorden, dat je de dingen niet dwingen kon en dat zij zakelijk blijven moest. Dat beantwoorden van die brieven had geen haast en hij meende, dat zij dat ook beter aan hem overlaten kon. Hij was de man die alles wist en de lakens uitdeelde. Zij wilde wel toegeven dat zij veel aan hem te danken had, maar dit nam niet weg, dat zijn bedillerig optreden haar begon te hinderen en dat zij zich soms afvroeg of Blieks, die gezegd had dat Brog jaloers op haar was, het toch niet bij het rechte eind had. Vaker dan vroeger hield zij geen rekening met zijn wensen en volgde zij haar eigen zin en daarbij bleek haar, dat het toch goed ging. Hoeveel beter dan hij -zij het vaak wist, was in die kwestie met het gravinnekostuum geI82
bleken. Eerst had hij er niets van willen weten dat zij het kocht en daarna had hij te keer gegaan en het bespottelijk genoemd, dat zij het kostuum wilde dragen, als zij hem als medium hielp. Van die verkleedpartij kwam niets, hij wenste er geen poppenkast van gemaakt te hebben. Zij had hierop niets geantwoord, maar de eerste de beste keer dat hij haar weer nodig had, had zij het er toch maar op gewaagd en was in het kostuum verschenen. Brog was eerst bleek van schrik en daarna rood van woede geworden, maar had in tegenwoordigheid van de bezoekster geen aanmerkingen durven maken. Deze, een oude en rijke dame, die er twee teckels en een eigen chauffeur op na hield, had gezegd dat Sophie er prachtig uitzag en haar aan een jeugdportret van haar grootmoeder herinnerde. Zij had haar uitgenodigd om eens bij haar te komen en het schilderij te bekijken. Het was een be minnelijke oude dame, die zoals Sophie later had onthuld, in haar vroeger leven met een burgemeester getrouwd was geweest en veel goede werken voor de armen en ongelukkigen van haar stad had gedaan. Als oude vriendinnen hadden de vrouwen afscheid van elkaar genomen. Na dit overtuigend succesvolle begin, had Brog er maar niets meer van gezegd, dat zij in vol ornaat op het spreekuur verscheen. Hij vermeed liever conflicten en had ook wel iets anders te doen, dan met zijn lastige assistente over haar ijdelheid te kibbelen. Van vroeg tot laat was hij bezig met zijn eenmanszaakje, waarin vrijwel alles door hem persoonlijk moest worden gedaan. Aan Blieks, die afgunstig en niet meer te vertrouwen was, had hij niet veel. Sophie's hulp betekende geen vermindering van werk, omdat hij bij elke zitting tegenwoordig moest zijn om de mensen te hypnotiseren of het tenminste te proberen. Hij moest iedereen zelf te woord staan, telefoon aannemen en brieven beantwoorden en hij moest voor technicus spelen en kopieën van de geluidsbanden maken. Het 183
ergste was, dat hij willens en wetens te veel hooi op zijn vork nemen moest, dat hij gehaast was en zoveel mogelijk teg elijk trachtte te doen, omdat hij er bang voor was, dat aan zijn voorspoed onverwacht een eind zou komen. Omdat hij toch reeds tijd te kort kwam hadhij, jammer genoeg, ook de aanbiedingen van uitgevers, die hem flinke bedragen voor een boek over de ervaringen met zijn beroemd medium hadden aangeboden, van de hand moeten wij zen. Hoezeer hij er ook van profiteerde, moest hij in de grote belangstelling voor het occultisme, die mede door zijn toedoen was opgelaaid, een gevaar blijven zien. Onverwacht kon er van allerlei onaangenaams gebeuren, kon de bedreiging, waarvan hij zich nu alleen nog maar vage voorstellingen maken kon, concreet worden. Bij de dag werd deze mogelijkheid groter, sedert anderen, die waarschijnlijk alleen maar op geld beluste charlatans waren, zijn voorbeeld hadden nagevolgd en belangstellenden tegen concurrerende prijzen aan een vroeger leven hielpen. Dat dit verkeerd moest gaan, bewezen de tot nu toe gelukkig schaars nog gebleven ingezonden stukken in de bladen, waarin artsen gewaarschuwd hadden voor het gevaar dat hypnotiseren door onbevoegden meebracht. Brog was het hiermee eens, maar hij had te weinig vertrouwen in het onderscheidingsvermogen van de justitie om te verwachten dat hij met rust zou worden gelaten, als die knoeiers zouden worden aangepakt. Als de politie zich ermee ging bemoeien, werd goed en slecht over één kam geschoren en dan kreeg je niet eens de kans om te bewijzen, dat je geen prutser was. Wat hem betrof, mochten zij gerust de proef nemen door hem personen die zij aanwezen te laten hypnotiseren. Zij konden bij hem terecht, al was het ook de commissaris van politie of de minister van justitie. Maar zoiets durfden zij niet aan. Daarom moest je zelf voorje bewijzen zorgen, een reputatie opbouwen, proberen je te laten dekken door de wetenschap. Daar184
om kon dokter Drewes, als er iets mis ging, goud voor hem waard zijn. Veel had hij bij zijn patiënte tot nu toe nog niet bereikt, maar het onontbeerlijke contact was er en daarom bleef hij vertrouwen en hield hij vol. Deze keer bleek er een sterker contact dan gewoonlijk te zijn. Dit constateerde Brog dadelijk toen hij zijn handen in de richting van mevrouw Luns bewoog. Zij voelde zich ook wat beter en hij vond haar opgewekter dan bij zijn vorige bezoeken. Het verschil was te klein om er een verbetering van haar toestand in te mogen zien, maar toch... Met hernieuwde kracht hervatte hij de behandeling, trachtte hij zijn energie over te gieten in dit verslapte, machteloze lichaam. Na een minuut of tien liet hij haar proberen of zij haar verstarde benen wat kon optrekken. Zij kon er nauwelijks enige beweging in krijgen en haar vruchteloze pogingen schenen haar nog even veel pijn als vroeger te veroorzaken. Of er toch niet iets meer beweging dan de laatste keer in zat, vroeg zij weifelend. Het was zeker niet meer, maar hij vond dat het geen kwaad kon om het toe te geven. Als zij het niet alleen zelf verlangde, maar ook geloofde, dan zou het krankzinnig zijn om haar tegen te spreken. Waar zo hevig iets gewild werd, diende je een handje te helpen. — Ja, inderdaad, een snippertje, er zit een tikje meer beweging in, zei hij. Ik geloof dat wij op de goede weg zijn. Dit laatste meende hij, omdat hij, al wist hij dan ook niet of het de goede weg was, toch een nieuwe weg ontdekt meende te hebben. Als u er geen bezwaar in hebt, zou ik het eens met hypnose willen proberen. Hij legde haar het verschil tussen hypnose en magnetisme uit. De nieuwe behandeling zou niet veel van de oude verschillen, maar hij verwachtte er wel iets van. Zij vond het goed en ook Luns had geen bezwaren, als de dokter er mee akkoord ging. Ió5
Bij zijn volgend bezoek was dokter Drewes tegenwoordig en mocht hij de hypnotische behandeling toepassen. Zoals Brog verwacht had, kostte het hem maar weinig moeite om de patiënte in slaap te maken. Vooraf had hij haar gezegd dat het haar, als zij onder hypnose verkeerde, gelukken zou haar benen omhoog te trekken. Hij zei het met tegenzin en zonder er zelf iets van te geloven, maar nu hij begonnen was moest hij doorgaan en bleef er niets anders voor hem over dan de gok te wagen. Toen zij sliep was het ogenblik aangebroken om de proef op de som te nemen, maar hij bleef besluiteloos en kon er niet toe komen de beslissende woorden uit te spreken. Als hij nu, nadat hij nieuwe verwachtingen gewekt had, niets klaarspeelde, kon hij alles wel opgeven. Hij had het warm en voelde zich gehinderd door de aanwezigheid van mijnheer Luns en de dokter, die aandachtig toekeken en niet minder in spanning schenen te verkeren dan hij. Een stommiteit om toe te geven aan zijn ongeduld, het op deze manier te proberen en alles op één kaart te zetten. De kans dat het mislukken en dat hij daardoor dat beetje moeilijk gewonnen vertrouwen weer verspelen zou, was groot. Om tijd te winnen ging hij maar even zitten en veegde het zweet van zijn gezicht. Dokter Drewes kuchte, alsof hij hem te kennen wilde geven dat er nu maar eens iets gebeuren moest. — Moeilijkheden? De vraag klonk vriendelijk genoeg, meer deelnemend dan wantrouwend. Hij keek de dokter aan en maakte een gebaar in de richting van de patiënt. -- Voor mij niet, maar voor mevrouw, al heeft zij er dan ook geen weet van. Ik moet het voorzichtig aanpakken. Bij iemand onder hypnose kun je gauw te ver gaan, iets forceren. Drewes glimlachte. Brog's opmerking getuigde van een inzicht, dat menige medicus ontbrak. Hij stelde hem gerust. Er be-
186
stond niet veel kans dat de patiënte zich zou schaden door bewegingen, die zij zelf in staat was uit te voeren. - Ik vergelijk een mens maar met een machine, zei Brog. Als die lang stil gestaan heeft, kun je hein ook vernielen door hem met geweld aan de gang te maken. Enfin, laten wij het dan maar proberen, besloot hij. Hij boog zich over de patiënte, schoof zijn ene hand onder haar knieholte en legde zijn andere hand tegen haar voetzool. - Nu kunt u het been dat ik aanraak weer bewegen, zei hij met luider stem. Trek het maar omhoog en buig de knie. Toe maar, volhouden, doorzetten, buigen! En het ging! Zonder dat hij noemenswaardige druk behoefde uit te oefenen, kwam er beweging in het verlamde been en ging de knie omhoog. Ofschoon hij wist dat zijn hulp niet veel te betekenen had en dat zij het dus zelf moest doen, kon hij zijn ogen niet geloven. Wat hier door zijn toedoen gebeurde, had hij nog nooit meegemaakt, dit wonder, dat zich voor zijn ogen voltrok, was groter dan alle manifestaties en materialisaties uit het verleden. Hij dacht niet meer aan succes en reputatie, lette niet meer op de toeschouwers, was alles om hem heen vergeten en zag alleen nog maar de beweging van dat been, dat zo lang verstard geweest was. Dat zo iets toch maar echt kon gebeuren en dat hij
het deed! - Nu omlaag! Met ingehouden adem bleef hij wachten of het bevel zou worden opgevolgd. Hij had zijn handen teruggetrokken en terwijl hij het zweet van zijn lippen likte, zag hij hoe het been zonder enige hulp weer gestrekt werd. - Buigen! commandeerde hij. Opnieuw en vlugger dan de eerste keer werd de beweging volbracht. De patiënt lag er rustig bij en haar ontspannen gelaat I87
scheen er op te wijzen , dat zij geen pijn had of althans geen pijn voelde. Met het rechter been ging het precies zo. - Voor vandaag is het genoeg, zei hij eindelijk. Hij voelde zich als geradbraakt en had moeite om zijn trillende arm stil te houden , toen Luns zijn hand drukte. - Ongelooflijk ! Wat zegt u er zelf van? - Meer dan ik durfde verwachten, bekende hij. Drewes knikte goedkeurend. Dit antwoord was gemeend en geen voorgewende bescheidenheid. - Ik zou toch nog wel iets willen proberen, zei Brog, die weer aan zichzelf en zijn succes begon te denken. Denkt u dat mevrouw napijn zal hebben van die bewegingen? Dat was mogelijk, meende Drewes. Spieren die zo lang buiten gebruik waren geweest. En dan de kans op zenuwpijnen, die tot nu toe op elke poging om te bewegen waren gevolgd. - Laten wij het dan proberen te voorkomen, besloot Brog. Kwaad kan het in ieder geval niet. Hij richtte zich weer tot de zieke en zei haar met nadruk dat zij straks, als zij ontwaakt was, geen pijn zou voelen. Nadat hij dit nog eens herhaald had, maakte hij haar wakker. Bertha, die zich niets herinnerde, was diep onder de indruk, toen zij hoorde wat er met haar was gebeurd. Zij had gehoopt, geweten dat dit komen zou, maar zij had het nooit durven geloven. Haar toestand was, zoals nu gebleken was, dus niet hopeloos. Neen, geen pijn ook, constateerde zij verheugd, toen het haar gevraagd werd. In een opwelling van overmoedigheid, deed zij eigener beweging een poging om haar been te buigen. Het gelukte haar niet. - Met zoiets moet je ook nog niet beginnen, waarschuwde Drewes. Nog even geduld. - Wat denk je er van? vroeg Luns, toen hij, na Brog's vertrek, met Drewes in de woonkamer stond. Ióó
Wat moest hij er van zeggen? Medische ervaring maakte hem wel zo voorzichtig, dat hij nog niet van een gunstige kentering in Bertha's toestand wilde spreken. Er viel dus nog niet veel te voorspellen. Dat echter de pijn, die redelijkerwijs had moeten volgen, weggebleven was, was wel zo merkwaardig, dat je op meer verrassingen mocht rekenen. Een wonder, ja. En zich een zin herinnerend, die hij eens ergens gelezen had, zei hij: Het merkwaardigste van wonderen is, dat zij gebeuren.
189
/^ 0
HET PRONKSTUK VAN SOPHIE'S NIEUWE VERZAMELING,
was een met grote letters op zwaar geschept papier geschreven brief. Het epistel was afkomstig van een jonkheer, wiens naam, Radboud de Backer van Gamerode, in fijne druklettertjes bovenaan het papier stond. De jonker schreef, dat haar verschijning en optreden voor de televisie een diepe indruk op hem hadden gemaakt en hij verzocht haar om hem in de gelegenheid te willen stellen persoonlijk met haar kennis te maken. Het was zowel een zeer bijzondere als een veelbelovende brief, die zich door zijn welverzorgdheid en de voorname afkomst van zijn afzender, van de andere correspondentie als een orchidee van paardebloemen onderscheidde. Als zij 's avonds in bed lag, zag zij het ronde regelmatige handschrift en sprak zij zijn naam uit, die als een toverspreuk klonk. Jonkheer, dat deed haar aan kastelen en paleizen, aan jeugd en schoonheid denken. Zij trachtte zich voor te stellen, hoe de schrijver van de brief er uitzag. Gemakkelijk viel haar dit niet. Het beeld bleef vaag, omdat zij haar onbekende bewonderaar wel een gestalte maar geen gezicht kon geven. Met de kleding had zij geen moeite; die bestond onveranderlijk uit een kuitbroek, een jas met kanten lubben en een sierdegen. Dit was wel geen kostuum voor de twintigste eeuw, maar zij vond dat het bij haar adellijke vriend en zijn brief paste. Een gezicht kon zij er echter niet bij bedenken. Meestal draaide het uit op een filmkop, iets ouds met een bepoederde pruik. Als zij er iets jeugIgo
digers van trachtte te maken, werd het Albert, zoals hij tijdens hun verkering was geweest of, nog gekker, zag zij David, die een witte pruik boven zijn dikke brilleglazen droeg. Het leek naar niets en zij wist dat het nooit iets worden kon, zolang zij Radboud, die jong en mooi en rijk moest zijn, niet gezien had. En niet dit inzicht was zij dan weer op het dode punt aangeland. Omdat zij bij die eerste ontmoeting haar gravinnekostuum wilde dragen, zou het thuis moeten gebeuren. Maar wat viel er te beginnen in dat ellendige kleine kamertje? Als zij alleen was moest zij er al voor oppassen om niet met haar kleren aan de meubelen of het oliekacheltje te blijven haken. Het enige vertrek dat zich althans een beetje voor de ontmoeting leende, was de kamer waarin Brog zijn klanten ontving. Na enig praten was het in orde gekomen en had ook Coba het goed gevonden, dat zij de kamer voor één keer zou gebruiken. Bij Holmers had zij het mooiste briefpapier gekocht dat hij in voorraad had en zo was dan eindelijk haar antwoord in zee gegaan. En nu was het wachten alleen nog maar op het rinkelen van de bel, dat als het klaroengeschal van herauten, de komst van j onkheer de Backer van Gamerode zou aankondigen. Sophie zat naast de schoorsteen waar zij, zonder zelf te worden gezien, de straat in het oog kon houden. Zij hoefde zelf de deur voor haar bezoeker niet te openen, omdat zij met Coba had afgesproken, dat deze dit tegen beloning van een doos chocolade zou doen. De visite zou in geen geval langer dan een uur mogen duren, omdat Leo daarna de kamer weer nodig had. Als haar jonker nu maar op tijd kwam! Het rinkelen van de telefoonbel gaf haar een schok. Zij herademde toen zij hoorde dat het iemand was die Brog wilde spreken. Maar er kon nog een ander telefoontje komen, er bleef haar nog een kwartier waarin hij kon afbellen. 191
Zij liep naar de deur, stelde zich voor dat zij haar bezoeker ontving, maakte een lichte sierlijke buiging en bood hem een stoel aan achter de tafel. Als hij half afgewend van de schoorsteenmantel met familieportretten zat, zou hij die smoelen alleen maar zien als hij zich omdraaide. Geen vertoning, al die proleten! Een mooi huis om een edelman in te ontvangen. En alsof het nog niet erg genoeg was, verpestte Coba ook nog de lucht door, juist nu, spek uit te braden. Het was hoog tijd dat zij hier vandaan ging, hetzij met of zonder Leo's hulp. Een zwarte, onfeestelijke auto reed langzaam voor en stopte geluidloos, als een volgkoets van een begrafenisstoet. De enige passagier, een goed geklede meneer, bleek bijzonder klein te zijn, toen hij naast de wagen stond. Een treurige verschijning voor een edelman, een teleurstelling, ondanks de bloemen die hij had meegebracht. Dat zoiets bestond! Zelfs de gedachte, dat de kamer groot en goed genoeg voor een dergelijk mannetje was, had niet veel vertroostends. Toen hij tegenover haar stond, kwam hij haar, ondanks zijn niet meer zojeugdig uiterlijk, nogjongensachtiger voor. Naar zijn formaat had hij haar zoon, naar zijn uiterlijk had hij haar vader kunnen zijn. Zij moest toegeven dat hij keurig sprak, maar dit maakte hem toch niet tot de man, die zij met een buiging had willen ontvangen. Hij maakte zo weinig indruk op haar, dat zij hem meteen maar tutoyeerde en hem onachtzaam een stoel toeschoof. Best mogelijk dat hij een oplichter was, iemand die in een gehuurde wagen reed en die dat mooie briefpapier had laten bedrukken met een titel die hem niet toekwam. Zijn gemoedelij k optreden en de grote briljant aan zijn ringvinger, die te kleurig fonkelde om namaak te zijn, deden haar echter deze verdenking vergeten. Toen zij, door te gaan zitten, min of meer op gelijk niveau waren gekomen, ontstond een voorlopig evenwicht tus192
sen Sophie's wensen en de werkelijkheid en behandelde zij haar bezoeker wat vriendelijker. Hij sprak levendig en met een speelse openhartigheid, die gedurfd maar nog juist niet onbeschaamd was, over de gevoelens en gedachten die bij hem opgekomen waren, toen hij haar in de televisie gezien had. Na de uitzending was hij gedwongen geweest zich voortdurend met haar bezig te houden. Ofschoon hij steeds meer naar haar was gaan verlangen, was daarbij de vraag bij hem opgekomen of de werkelijkheid geen teleurstelling zou opleveren en of het daarom niet beter zou zijn om geen aanraking met haar te zoeken en een mooie herinnering ongeschonden te bewaren. Er was zo weinig in deze wereld van schijn, reclame en bedrog, dat het bij een nadere critische beschouwing uithield. Wat bleef er van de meeste toneel- en filmschoonheden over, als an deze overweginde schmink en de poeder er af waren? Ondanks gen had hij haar niet kunnen vergeten, niet willen loslaten, omdat van haar verschijning iets uitging, dat geen make-up nodig had om indruk te maken, iets eigens, iets persoonlijks, dat alle schoonheidsmiddelen van de wereld niet konden geven: ras. Wat dit betrof vergiste hij zich zelden, hij had er een neus voor en rook het, zoals een jachthond het wild. Maar, neus of niet, hij had het eenvoudig niet kunnen nalaten haar te schrijven. En nu zat hij voor haar als een boetvaardige bewonderaar, die hoopte dat hem zijn tekort aan vertrouwen zou worden vergeven en die bereid was om zich in de hoek te gaan staan schamen over zij n twijfel. - Ik meen er veel meer van dan u schijnt te denken, zei hij, toen zij lachte. In alle ernst: ik wens en geloof ook dat wij goede vrienden zullen worden. Sophie was al voldoende over haar teleurstelling heen om dit geloof te delen. Hij had haar al zozeer voor zich ingenomen dat 193
zij, toen hij opstond, opeens wel weer zag hoe klein hij was, maar zich er niets meer van aantrok. Het was niet beslist noodzakelijk om rechtop te staan, als je het samen gezellig wilde hebben. Binnenshuis, waar anderen je niet zagen, kwam lengte er niet op aan en als je uit ging zat je naast elkaar in de auto. Voor de rest bleek hij een echte edelman te zijn, een heer, die haar keurig behandelde. Het gesprek werd nog interessanter, toen hij het over haar afstamming kreeg. De Rimhagens behoorden tot een zeer oud geslacht dat, naar hij zeker meende te weten, nog met het zijne geparenteerd was. Als zij er belang in stelde, kon hij het wel laten uitzoeken. Curieus anders, die kwestie van die reïncarnatie. Daar moest zij hem bij gelegenheid toch eens wat meer van vertellen. Om te beginnen moesten zij het nu eerst eens over de toekomst hebben, de naaste toekomst, bijvoorbeeld de volgende avond. Schikte haar dat? Zijn haast en voortvarendheid overrompelden en imponeerden. Hij liet er geen gras over groeien, er zat pit in dat kleine kereltje! Een gezellig avondje, in intieme sfeer, om de kennismaking te verstevigen. Hij zou haar wel komen afhalen. Was dat afgesproken? Dan nog één vraag, niet uit nieuwsgierigheid of bemoeizucht, maar alleen uit belangstelling. Wat zij dacht aan te trekken, als zij uit gingen. Hij vond haar kleed prachtig, zou zich niet iets meer passends voor haar kunnen denken, vond het in één woord, ideaal. Maar de wereld van vandaag had geen oog voor die dingen en smaak viel bij de moderne mens ver te zoeken. Als het aan hem lag, kleedde hij zich ook liever in een fluwelen kostuum met kuitbroek. Nogal een figuur, dacht zij, hem vluchtig opnemend. Hij had haar blik gezien en begrepen. 't Zou nog wel eens kunnen meevallen, zei hij lachend. Niet groot, maar goed geproportionneerd. De de Backers zijn geen
194
van allen reuzen geweest, maar zij stonden hun mannetje. Beter klein en strijdbaar, dan lang en slungelachtig. — Daar heb je gelijk aan. Het zit 'm niet in de lengte, beaamde zij, aan Albert denkend. Bij het afscheid drukte hij een kus op haar hand en dit deed hij zo sierlijk en hoofs, dat zij hem, als zij aan haar neiging zou hebben toegegeven, over het kale topje van zijn schedel zou hebben geaaid. Klein en nogal kaal, maar lief en door en door een heer, dacht zij, toen zij de auto zag wegrijden. Het was een verrassing, toen hij haar de volgende avond voorstelde om naar zijn huis te gaan. Als zij iets anders wilde, mocht zij het gerust zeggen, al had hij er dan ook min of meer op gerekend, dat zij naar zijn woning zouden gaan. Zij was nieuwsgierig naar zijn omgeving en zag er een blijk van vertrouwen in, dat hij haar meteen in zijn huis wilde ontvangen. Kastelen waren uit de tijd en Radboud had ook niet veel van een burchtheer, maar toch meende zij, dat hem wel iets beters toekwam dan het, in een niet eens zo deftige buurt gelegen bene dat hij bleek te bewonen. Ook binnen viel alles nogal-denhuis, tegen. Geen portretten van voorouders, geen gobelins en kostbare tapijten, maar gewoon burgerlijk meubilair, dat bovendien zijn beste tijd had gehad. Een nogal slonzige oude vrouw, die haar mantel in ontvangst nam en die hij voorgesteld had als juffrouw Stans, was waarschijnlijk zijn huishoudster. Omdat het kil in de kamer was, ging zij maar zo dicht mogelijk bij de haard zitten, een ouderwets gevaarte met veel krullen en koperwerk, waarin een kwijnend vuurtje flakkerde. Een sjofele boel en bij Brog zag het er beter uit, al was het hier dan wat ruimer. Radboud had een lekker drankje voor haar klaargemaakt en kwam naast haar op de kleine sofa zitten.
195
- Op onze vriendschap, zei hij. Glimlachend dronk zij hem toe, maar haar gedachten waren weinig vriendschappelijk. Zij wantrouwde hem weer, vond hem maar een kaal heerschap en betwijfelde of de briljant aan zijn vinger echt was. Zij zat niet verlegen om een vriendschap, die zo weinig scheen te beloven. -- Mooie ring, zei zij . - Een erfstuk, het enige dat ik heb overgehouden. Het is mij in de laatste jaren een beetje tegen gelopen, ongelukkig gespeculeerd. Maar dat zal wel weer in orde komen. De magere en de vette j aren ; het zijn de tegenstellingen die het leven boeiend maken. Drink nog eens. Het drankje was lekker, het bekwam haar best en dus dronk zij de rest maar in één teug op. Ook het tweede glas ledigde zij zonder veel omslag. -- Jij weet er weg mee, zei hij prijzend. Hij bewonderde haar nylonblouse en kon het daarbij niet laten haar aan te raken. Net David; zij zijn allemaal hetzelfde, dacht zij en haar aarzeling overwinnend vroeg zij, of hij een echte jonkheer was. Hij keek haar verwonderd aan en barstte toen in een lach uit. Wat een vraag! Twijfelde zij aan zijn afkomst, dacht zij soms dat hij haar iets voorgelogen had? - Dat niet, antwoordde zij, enigszins uit het veld geslagen. Maar je zou het in een vroeger leven geweest kunnen zijn, zoals ik eens een gravin was. - Reïncarnatie? Neen, dat is mij te ingewikkeld, dat gaat mij te ver. - Geloof j e het van mij dan ook niet? - Ik geloof elk woord dat uit jouw mond komt. Het kan mij ook heus niet zoveel schelen. De hoofdzaak is, dat de mensen het schijnen te geloven. Voor mij ben je in de eerste plaats een bijzon196
dere vrouw, iemand die er uit valt, die niet thuis hoort in het milieu waarin je leeft. Jij bent van top tot teen — hoe is het ook weer? — een Rimshagen van Blauwvelden. En voor het overige begrijp ik er geen atoom van. Je zoudt best een vertraagde nageboorte, een buitenechtelijk kind kunnen zijn; de adel heeft zich eeuwen lang door zijn bastaarden in stand kunnen houden. Maar wat maakt het allemaal uit. Wat zou je er van zeggen, als wij eerst eens een stukje gingen eten? Hij stond op en trok de schuifdeuren open. Zij zag een kleinere, even schamel gemeubelde kamer, waaraan echter een voor twee personen gedekte tafel iets feestelijks gaf. De versleten met pluche overtrokken stoel, welke hij haar aanbood, had een verzakte zitting met gebroken veren, maar het damasten tafellaken glansde, alsof het juist uit de winkel kwam. Het servies was een allegaartje, maar de geschonden schalen waren gevuld met dure, uitgezochte delicatessen. Armoede en rijkdom, schaarste en overvloed vond zij hier bijeen;; alles was van een tweeslachtigheid, die haar twijfel gaande hield en haar in het onzekere liet, zoals de gastheer, die een raadsel voor haar bleef. — Wij zouden het samen gezellig kunnen hebben, er iets van kunnen maken. Hij legde zijn hand op de hare, speelde even met haar vingers, maar hield hiermee op, toen hij de onaangename ruwheid van de huid voelde. Noblesse oblige, vervolgde hij, maar dat verlangen van jou zou wel eens op een teleurstelling kuen nn uitlopen. De adel is niet meer wat hij vroeger was. Verarmd en geen invloed meer. Ik ben geen uitzondering. Tegenwoordig hebben de grote industriëlen en de voormannen uit de vakbeweging het voor het zeggen. De massa vreet uit de ruif en de overigen moeten er maar tussendoor trachten te scharrelen, hun graantje meepikken als zij de kans krijgen. jij hebt nu een uitgezochte gelegenheid, maar je moet er gebruik van maken. 197
Hij was tegenover haar gaan zitten en schoof haar een schaaltje met kreeftensalade toe. Na te hebben ingeschonken, hield hij zijn glas in de hoogte. - Op het gezonde verstand en op onze toekomst. Hij nam een teugje en zette zijn glas neer. - Een verdienstelijk wijntje, als ik mij als gastheer tenminste veroorloven mag dit te zeggen. Maar voordat wij er zoveel van ge hebben, dat wij edelman en bedelman niet meer van el--dronke kaar kunnen onderscheiden - wat menigmaal toch al zo verduiveld moeilijk is - moeten wij eerst eens ernstig met elkaar praten. Akkoord? Mooi! Maar eet onderwijl gerust wat van dat nobele slaatje. Dat heeft geen nadelige invloed op het praktische denken, integendeel. Ik zal openhartig met je zijn, Sophie en rechtuit zeggen waarop het staat. Dat ik verliefd ben op je, zit mij daarbij niet in de weg, want ik ben oud en rijp genoeg om Amor onder de duim te kunnen houden. Als wij het samen zouden kunnen vinden, geloof ik dat wij een mooie grondslag hebben om een bondgenootschap aan te gaan. Liefde is mooi en geld is mooi, maar die twee verenigd vormen bijna een hemel op aarde. Dit ideaal lijkt mij voor ons wel bereikbaar, want wij zouden samen veel geld kunnen verdienen. Je zult het wel met mij eens zijn, dat geld alléén niet ongelukkig maakt. Een beetje weelde, mooie kleren, een goed huis, een wagentje... Hij hield op en keek haar vragend aan. - Dat kan allemaal, meid, hernam hij. Je wil het ook wel, maar je doet het verkeerd en bent op het ogenblik hard bezig het voor jezelf te verknoeien. Met die Brog wordt het niets, die man profiteert alleen maar van je en pakt de zaak te prutserig aan. Hoe kun je zo met je laten sollen? Vergeet niet dat jij iets bijzonders bent, dat er op de hele wereld maar één teruggekeerde gravin van Rimshagen en Blauwvelden is. Nogmaals, ik weet niet en 198
het kan mij ook niet schelen wat er met je aan de hand is en ik geloof, dat jij verstandig genoeg bent om je daarvan geen fluit aan te trekken. Waar het op aan komt is, dat hele volksstammen in j e geloven, dat jouw rimram van Rimshagen een openbaring is voor ontelbaren, voor wie jij* een soort Messias bent, die ze het eeuwige leven komt brengen. De oogst is rijp, de vruchten moeten worden geplukt, voordat ze gaan rotten. Als jij de mensen niet van hun angst en hun geld aflielpt, zullen anderen de graantjes pikken, die voor jou bestemd zijn. Kijk maar eens in de krant, dan zul je merken dat het spel al begonnen is. Advertenties van dames en heren waarzeggers en genezers, die hebben overgeschakeld op hypnose, om de liefhebbers aan een verleden te helpen. Hypnotiseren kan ik ook, daarvoor draai ik mijn hand niet om bij gewillige sukkelaars. De zaak flink aanpakken, een keurig huis op goede stand en, meid, in een paar jaar zijn wij binnen of ik heet geen Radboud. Zullen wij? Sophie twijfelde, verkeerde in tweestrijd. Wat hij van Brog beweerde, was niet helemaal onjuist. Maar Leo had bewezen wat hij waard was, zij wist wat zij aan hem had en het bleef de vraag, of een ander het beter zou doen. Radboud had zijn afkomst voor, hij woonde op een wat betere stand in een huis dat meer ruimte had en waarvan wel iets te maken viel. Sjofel, maar met een deftige inslag, meubelen die versleten waren, maar waaraan je toch nog kon zien, dat ze heel wat meer hadden gekost dan die nieuwe fabrieksrommel. De borden waren beschadigd, maar zij kreeg er de fijnste hapjes op opgediend, die bij Brog nooit op tafel kwamen en die hij misschien niet eens kende. Het zou zo gek niet zijn als hij, goed gemanierd en welbespraakt, zijn beweringen waar maakte en slagen zou, waar Brog, die toch maar een scharrelaar was, moest mislukken. Maar dat hypnotiseren? vroeg zij. Dat is heus niet zo gemakkelijk als je denkt. 199
Radboud trok zijn schouders op. Hij had het meer bij de hand gehad en wist waarover hij sprak. Op het gebied van suggestie hoefde men hem niets te leren, hij had er een groot deel van zijn leven van bestaan. - Maar dat met ons dan? vroeg zij . Ik ben niet alleen, ik heb nog een dochtertje van elfjaar. - Geen bezwaar, vond hij. Als eerst dat zaakje maar op poten staat, dan regelt de rest zich vanzelf. Hij somde alle voordelen van een samenwerking nog eens op, tikte bij elk punt met zijn vinger op de tafel, als een veilingmeester die een bod vastlegt. De nadrukkelijkheid waarmee hij sprak, had een omgekeerde uitwerking, omdat haarjuist door deze toon weer opviel hoe klein hij was. - Ik moet er toch eerst nog eens over nadenken, besloot zij. -- Maar vooral niet te lang, waarschuwde hij. Voortmaken, je kans niet voorbij laten gaan. Het was een teleurstelling voor hem toen zij, betrekkelijk vroeg, te kennen gaf, dat zij naar huis wilde. Hij was niet veel opgeschoten met zijn zakelijke voorstellen en aan de liefde was hij niet eens toegekomen. - Waarom ook zo vroeg? vroeg hij . - Een volgende keer langer, beloofde zij. Ik heb beloofd dat ik niet te laat thuis zou zijn. Het was een ongeloofwaardige uitvlucht, maar hij mocht er van denken wat hij wilde. Geen wijn meer en geen vriendelijkheden; voor vanavond was het genoeg. Hij drong niet verder aan en bracht haar met de wagen naar huis. Hem mee naar binnen nemen kon zij niet, met het oog op haar huisgenoten. Daar kon hij inkomen, maar zo'n steriel afscheid, zonder een enkel kusje was toch waarachtig ook niet nodig. De straat was verlaten; geen sterveling zou het zien.
Zij moest haar hoofd buigen om het binnen het bereik van zijn lippen te brengen. Toch gaf zijn krachtige omhelzing en het prik zijn baardstoppels haar wel het gevoel, dat zij geen-kelnva kind maar een man zoende.
20I
2il
HET LEVEN VAN JONKHEER RADBOUD DE BACKER VAN
Gamerode zou waarschijnlijk zijn geëindigd op het ogenblik dat hij zich omdraaide om weer naar zijn auto te gaan, als de man, die twee huizen verder in een portiek stond, in het bezit van een pistool zou zijn geweest. Nu moest David Gorris zich maar tevreden stellen met het verwensen van de onbekende medeminnaar, die Sophie zoende. Het was dus helemaal mis. Hij had het vermoed, maar het niet kunnen geloven, zelfs niet na Coba's mededeling, dat zij vroeg in de avond met iemand in een auto uitgegaan was. In weken had hij haar niet gezien. Zij scheen hem te ontlopen, kwam niet meer in de drogisterij en had zijn telefonische boodschappen onbeantwoord gelaten. Hij had geprobeerd er vrede mee tehebben, zichzelf voorhoudend, dat het tussen hen toch nooit iets worden zou, maar inplaats dat het hem gelukt was haar te vergeten, was hij juist meer naar haar gaan verlangen. Hij moest haar terug zien, al was het alleen maar om zekerheid te krijgen, te weten waar hij aan toe was. Zo lang het niet tot een duidelijke uitspraak tussen hen gekomen was, hoefde hij alle hoop niet op te geven. Hij had er met Joop Holmers over gesproken, die hem de raad gegeven had om een eind aan zijn omgang met Sophie te maken. Het was een felicitatie waard dat het zo liep, had de boekhandelaar gezegd. Sophie deugde niet voor het huwelijk, omdat zij alleen maar van zichzelf hield. Een egoïstische, van zichzelf vervulde 202
vrouw, die zelfs gravin nog te min vond en een koningin wilde zijn. Hij was het hiermee eens geweest, maar zodra hij weer alleen was, had hij spijt gehad van dit gesprek en zich schuldig gevoeld, omdat hij haar tegenover Holmers, die haar onrecht deed, niet in bescherming genomen had. Wat een toenadering, een betere verstandhouding in de weg stond, was niet Sophie's hoogmoed, maar zijn eigen onbelangrijkheid, zijn gemis aan een verleden. Dat beroerde paard, waarmee Brog hem had opgescheept, stond tussen hen. Met de reïncarnatie was het begonnen, de dood die geen dood bleek te zijn, was de oorzaak van alles geweest en had zijn leven verpest. Die hele rommel kon hem gestolen worden, hij had nooit behoefte gehad aan een vroeger leven en voor de dood was hij niet bang. Hoeveel eenvoudiger en gemakkelijker zou alles zijn gegaan, als die dooie gravin in haar graf en Sophie een gewone vrouw gebleven zou zijn. Alsof er, opnieuw geboren of niet, ooit iemand uit zijn graf was opgestaan! Het fijne van de zaak wisten zelfs mensen als Brog en Holmers niet. Je had geen houvast, alles was geheimzinnig en zelfs overtuigden met het mooiste verleden schenen geen zekerheid te hebben en bleven vaag, als je er meer van wilde weten. Zekerheid kon j e alleen krijgen door dood te gaan en dan goed op te letten wat er dan met je gebeurde. En misschien kwam je ook daardoor geen stap verder, want behalve de wedergeborenen, die niet wisten wat zij aan zichzelf hadden, was er nog nooit een dode teruggekeerd om de oplossing van het raadsel te geven. David was die avond niet van huis gegaan met de bedoeling om Sophie op te zoeken. Hij had in de woonkamer gezeten met een boek dat hem niet boeide en zonder er aan deel te nemen naar het gesprek van zijn huisgenoten geluisterd. Zoals het doorgaans ging, was hij ook nu weer aan Sophie gaan denken en had zich afgevraagd wat zij uitvoerde. Een opwelling om haar op te bellen 203
had hij onderdrukt. Hij zou toch wel weer te horen krijgen dat zij er niet was of niet aan het toestel komen kon en hij voelde er niets voor om in de kamer te telefoneren en waar anderen bij waren een blauwtje te lopen. Tenslotte was hij de straat maar opgegaan. Na een wandeling langs de rand van de nieuwe buurt, waar de stad ophield en het schijnsel der laatste lantaarns weg vochtige gras der weilanden, was hij toch voor-vloeidrht haar woning beland. Er brandde licht achter het smalle raampje van de deur en er zou dus wel iemand thuis zijn. Besluiteloos was hij heen en weer blijven lopen en had, een sigaret rokend, er over nagedacht wat hij haar zeggen zou. Geen ruzie, daar schiet je niets mee op, had hij herhaaldelijk gemompeld. Daarbij was het gebleven en zonder te hebben aangebeld, was hij weer verder gegaan. In Het Kruispunt had hij Blieks aangetroffen. Een meevaller, waardoor de avond nog goed beloofde te worden, omdat hij met hem over Sophie praten en iets te weten komen kon. Hij begon met een borrel aan te bieden, maar Blieks was al losgekomen, voordat hij het glas had aangeraakt. Hij kwamjuist bij Brog vandaan, die herrie met hem had gemaakt, omdat hij hem klantjes zou hebben afgepikt. Wat anders! Alsof hij zich niet lang genoeg had laten gebruiken door deze dansmeester, die meende dat hij de wijsheid in pacht had en de enige occultist op de wereld was. Maar die kunst verstond hij ook! Je moest een zien hoe fijn hij de men sen in slaap maakte, eens horen wat hij er uit wist te halen. Hij was waarachtig niet iemand die alleen maar geschikt zou zijn om voor duvelstoejager te spelen en zich met een fooi te laten afschepen. Dat een vrouw als Sophie zich door die man nog langer op sleeptouw liet nemen, begreep hij niet. Zo'n geweldig medium en iemand die zo'n naam had, zo beroemd was. De echte fijne lui, de dure klanten, die iets van mystiek wisten, kwamen toch zeker alleen voor haar? Maar dacht j e dat die meid dat snap204
te? Zij geloofde het wel, liet alles over haar kant gaan en was al tevreden als zij met de hoogstand meedoen en in een mooie jurk rondlopen mocht. Hij had haar herhaaldelijk gezegd, dat zij zich niet door Brog moest laten exploiteren, maar het had niets geholpen. Eigenzinnig, zo waren de vrouwen, zelfs als zij eerste klas mediums en van adellijke afkomst waren. David had met belangstelling en instemming geluisterd naar Blieks, die Sophie's goede eigenschappen en fouten kende. Hij toonde zijn dankbaarheid met nog meer borrels. Toen Blieks hem vroeg of hij er niet voor kon zorgen dat Sophie Brog losliet, werd zijn stemming nog beter. Niets liever dan dat, had hij geantwoord, maar hoe? Zij trok zich niets van hem aan, had geen hoge dunk van hem, omdat hij op occult gebied nog nooit iets had gepresteerd. Hij zat nu eenmaal met dat paard, waar hij nooit meer van af kwam. Alles de schuld van Brog, had Blieks geantwoord. Die man gooide er met de pet naar, maakte zich overal veel te gemakkelijk van af. Maar zo eenvoudig zat het met het bovennatuurlijke niet. Niet dat iemand in een vroeger leven geen paard geweest kon zijn. De weg van nevelvlek tot mens was lang, dat ging voetje voor voetje, van nevel naar kwal, van kwal naar insect of een haring, van vis naar een hoger zoogdier, totdat je eindelijk een beetje mens werd. Een paard was dus zo gek nog niet. Zoiets kon. Daarmee hield een goede hypnotiseur rekening, door zijn vragen zo te stellen, dat de mensen het zelf konden uitzoeken. Maar Brog had half werk geleverd en hem middenin in de steek gelaten. David moest maar eens een keer bij hem komen, dan zouden zij samen proberen het anders en beter te doen. Bij het weggaan had Blieks hem vertrouwelijk onder zijn arm genomen en gezegd, dat hij vooral niet moest vergeten wat hij over Sophie had gezegd. Bij Brog zat zij verkeerd, daar werd al het mogelijke gedaan om haar van haar oude vrienden te ver205
vreemden. Wat David wilde doen moest hij zelf weten, maar hij was nu gewaarschuwd. Dat Blieks het bij het rechte eind had, was hem een kwartier later gebleken toen hij, ondanks het late uur, toch maar bij Brog had aangebeld. Coba had hem te woord gestaan en gezegd dat Sophie niet thuis was. Waar zij was wist zij niet, maar zij was al vroeg in de avond door een heer met een auto afgehaald. Hij was op het trottoir blijven staan, niet wetend of hij naar huis gaan of wachten zou. Toen een auto de hoek omgekomen was, had hij zich verscholen in een portiek en van daar uit had hij alles gezien. Zeker niet alles, dacht hij, maar voldoende om te weten waar hij aan toe was. Hij was een gek geweest, die te lang getalmd en te laat gekomen was. Een rijke patser met een auto was hem voor geweest. Zij had haar zin en hij had het nakijken. Hij kon verrekken. De klok van de nieuwe kerk aan het Plantsoen sloeg twaalf, toen hij naar huis slenterde. Een doodsklok, die verrekken sloeg. Mevrouw was in een auto thuisgebracht en het paard kon terug sukkelen naar zijn stal. Het paard kon verrekken. Zij had zich laten zoenen door een onderdeurtje, een dreumes die op zijn tenen moest staan om bij haar te komen en de lange slampamper, die verrekken kon, had er vanuit een portiek naar mogen kijken. Zij kan naar de hel lopen, vrouwen genoeg, dacht hij, toen hij de sleutel in het slot van de winkeldeur stak. Vrouwen zat, zij kwamen in optocht voor zijn toonbank en hij had maar uit te zoeken. Keus genoeg, maar er was er niet één bij zoals Sophie. Een lellebel, maar een bijzonder lellebel, een hoer, maar een gravin van een hoer, een kreng, maar een geheimzinnig, een merkwaardig en zeer bijzonder kreng. Zo'n tweede vrouw vond je
niet. Hij draaide een lampje in het midden van de winkel aan en ..^
bleef staan voor het kleine kastje met medische specialité's. Sommige van deze keurig verpakte tabletjes en pilletjes waren meer waard dan Brog en Blieks met hun hypnose, een paar van die kokertjes en buisjes bevatten de oplossing van het grote geheim. Je had ze maar in te nemen, voldoende van die tabletjes te slikken om het op een pijnloze manier te weten te komen. Of niet? Hij kon het proberen, had niets te verliezen. 'Agonal' stond op het kleine in cellofaan verpakte kokertje. De naam van een schip, dat naar onbekende gebieden voer, van een film over het hiernamaals of hiervoormaals. Het was een krachtig slaapmiddel, dat niet in het kastje van een drogist thuis hoorde, omdat het alleen op doktersrecept mocht worden verkocht. Drie kokertjes, de hele voorraad, stak hij in zijn zak. Dat zou zeker voldoende zijn.
207
►2 z
DE KWAK, DACHT BAREND LUNS, TOEN HIJ, NA EEN KORT
belletje, Brog's stem op de gang hoorde. Van het begin af had hij hem een kwakzalver genoemd en dit was later zo gebleven, ook toen Bertha vooruit bleek te gaan en hij had moeten toegeven dat de man, aan wie dit waarschijnlijk te danken was, een wat minder geringschattende en veroordelende benaming toekwam. Uit voorzichtigheid en misschien ook uit zelfrespect, had hij het toch maar bij dit woord gelaten. Er viel ook nog niets met zekerheid te zeggen, al waren er dan tekenen van herstel. Voorlopig echter werd hij nog niet gedwongen zijn gezond verstand te beledigen, door te erkennen dat het onmogelijke moge gebleken zou zijn. Zijn levensbeschouwing, waarin voor-lijk mystiek en geloof aan wonderen niet veel plaats was, had hij toch reeds geweld moeten aandoen, sedert hij, op Bertha's aandringen, de hulp van die kwakzalver ingeroepen had. De gesprekken met Drewes, die er voor een man van wetenschap soms toch wel bedenkelijke opvattingen op na hield, maar vooral Bertha's gedrag van de laatste maanden, hadden het er niet beter op gemaakt. Hij had concessies gedaan, maar met haar meegepraat en was daarbij wel eens met schrik tot de ontdekking gekomen, dat hij het met zijn redelijk besef op een akkoordje gooide en zijn kritiek het zwijgen oplegde. Zijn oog viel op een boek dat op zijn schrijftafel lag. Op aan hij geprobeerd het te lezen, maar erger--dringevaBth 208
nis en verveling hadden hem gedwongen zijn pogingen halverwege op te geven. Het was afkomstig van een Engelse predikant, een rapport over het leven in het hiernamaals, waarover de auteur langs mediamieke weg door een overleden collega zou zijn ingelicht. Brog, die er vol van was, had haar het boek gegeven. Luns vond het een prul, een met religieuze franje versierd produkt van benepenheid, bij geloof en wansmaak, een naar bedenksel van een huisbakken geest, die een schildering gaf van een hemels maar saai en suikerzoet hiernamaals, datje deed verlangen naar een hel. En dit boek, dat zij vroeger het aankijken niet waard zou hebben geacht en hoogstens met een ironische opmerking zou hebben afgedaan, bleek Bertha te waarderen. Zij had er wel kritiek op, maar het feit dat zij het hem te lezen gegeven had en er zijn mening over wilde horen, bewees dat zij er meer waarde aan hechtte dan zij wilde toegeven. Wonderlijk en beangstigend, hoe mensen konden veranderen! In de laatste tijd had hij herhaaldelijk moeten vaststellen, dat hij Bertha niet begreep, dat zijn verstandige en nuchtere vrouw, wier kordate levenshouding en humor hij altijd had gewaardeerd, een wezensverandering had ondergaan, die zelfs door haar langdurige ziekte niet voldoende kon worden verklaard. Drewes zei, dat hij er niet te veel betekenis aan moest geven, datje de geestestoestand van een zieke niet moest beoordelen naar maatstaven die voor gezonden golden. Bij zieken slaat gevoeligheid gemakkelijk door naar overgevoeligheid en sentimentaliteit. Zij geraken, vooral als het lang duurt, zoals bij Bertha, los van de werkelijkheid en scheppen zich een eigen wereld, waarin de vervulling van hun wensen geen moeilijkheden ondervindt. Hoop gaat het redelijk denken overheersen en hopen is een vorm van geloven. Maar geen geloof zonder God. Een oude aalmoezenier heeft mij eens gezegd, datje op het slagveld geen atheïsten aantreft. Bij Bertha is, toen een lichte ver-
betering in haar toestand kwam, waarschijnlijk ook nog een gevoel van schuld ontstaan, omdat de God, die zij haar leven lang verloochend heeft, haar niet in de steek bleek te hebben gelaten. Zij heeft tot haar geluk ervaren, dat zij zich altijd vergist heeft en dat zich wel degelijk wonderen kunnen voordoen. Nu komt het berouw over haar ongeloof. Maar, verklaard of niet, zo had Drewes gezegd, ik zou er verder maar niet over piekeren en er voorlopig tevreden mee trachten te zijn, dat je vrouw, die wij niet helpen konden, althans weer in staat is haar benen te bewegen. Barend was niet ontevreden en niet minder met de gunstige wending verheugd dan zijn vrouw, maar zag desondanks zijn levensbeschouwing op losse schroeven gezet. Het drong pas tot hem door dat het om hem te doen was, nadat hij zijn dochter al een paar keer had horen roepen. Hij ging naar de gang en zag Henriëtte aan het eind daarvan, tegen het licht van de deuropening. — Maar vader, kom dan toch! riep zij opgewonden. Iets met Bertha, dacht hij. Hij schrok, hoorde niet meer wat Henriëtte zei en liep door naar de ziekenkamer. En daar stond Bertha, ondersteund door Brog, in het midden van hetvertrek en keek hem glimlachend aan. Alsof hij bewijzen zocht voor dit onbegrijpelijke, ongeloofwaardige schouwspel, ging zijn blik naar het bed, dat leeg was. jij je staat? — Moeder heeft zelfs gelopen, zei Henriëtte. Hij moest er bij gaan zitten, toen Brog zijn toelichting gaf. Lopen was wat veel gezegd, maar toch, door hen beiden ondersteund was het mevrouw gelukt om van het bed naar de tafel te komen. Het was langzaam en met veel inspanning gegaan, maar het was dan toch gelukt en er was een begin. — Het ergste is nu achter de rug en de rest zal ook wel in orde komen, zei hij. ,
2I0
Barend luisterde nauwelijks en keek alleen maar naar Bertha, die het onmogelijke had volbracht. Hij begreep er niets van, maar hij moest het wel geloven toen hij haar, tussen de anderen in en met de grootste moeite naar haar bed had zien strompelen. Lang nadat Brog vertrokken was, zat hij nog bij haar, met haar hand in de zijne. - Onbegrijpelijk, zei hij voor de zoveelste keer, maar ik geloof dat je het gewonnen hebt. - En ik heb zelf gelopen, zei zij met nadruk. Zij hebben mij gesteund maar niet opgetild, ik voelde dat ik stond en heb zelf mijn benen bewogen. Grote God, Barend, dat dit waar is! Zij begon opnieuw te huilen en hij zat er zwijgend bij, stom van verbazing en van geluk. Commissaris Sibbelee, chef van de sectie waartoe het nieuwe stadsdeel behoorde, was een on-romantische zakelijke politieman, voor wie alleen maar feiten telden en die zich nooit in abstracties verloor. Hij hield van duidelijkheid en had een afkeer van onnauwkeurige woorden, die misverstand konden veroorzaken. Kort en helder zijn, het kind bij de naam noemen, verlangde hij van de mensen die onder hem moesten werken. Toen iemand op zijn bureau het woord wonderdoeners had gebruikt, in verband met de vreemde gebeurtenissen die in zijn sectie had den plaatsgevonden, had hij zijn wenkbrauwen opgetrokken, als een waakhond die bij onraad zijn oren spitst en bestraffend gezegd, dat dit een uitdrukking voor een kermisklant maar niet voor een politieman was. Dat het niet pluis op zijn erf was, had hij al lang geweten, maar hij had niet veel aandacht geschonken aan de berichten over de toenemende activiteit van genezers, helderzienden en andere schimmige scharrelaars, die daar rondwaarden. De kleine mis2II
daad, waartegen met de middelen der wet doorgaans niet veel viel te doen, behoorde tot de onvermijdelijke euvelen van de grote stad, zoals verkeersongevallen, brand en prostitutie: Waakzaam blijven, zorgen dat het binnen de perken bleef, voor zover het tekort aan personeel rut tenminste toeliet. Tot nu toe had hij dat kleine ongedierte ongemoeid gelaten, met uitzondering van die ene keer, toen hij de uitoefening van de hypnose in het openbaar verboden had. Wat hij echter van het begin af bedenkelijk gevonden had, was de grote ruchtbaarheid die de publiciteitsorganen aan het optreden van deze kleine knoeiers gegeven hadden. Vooral de pers was een wekker, die slapende misdadigers wakker maakte. Psychopaten waren er altijd geweest, maar niet elke psychopaat hoefde virulent te worden. Jaren1ang konden zij ongevaarlijk blijven, rondlopen zonder te weten wie zij waren, totdat zij door de pers hun visitekaartje kregen aangeboden en zwart op wit te lezen kregen tot wat zij in staat waren. Op de grote misdaad, die door jongens van het vak, geschoolde specialisten werd bedreven, had de publiciteit niet veel invloed, maar er hoefde slechts een berichtje in de krant te verschijnen over een inktwerper, haarafsnijder of ruitenkrasser, of de amateurs kwamen aan alle kanten in actie. Zo was het ook deze keer weer gegaan. Dat artikel van die Taveme had de poppen aan het dansen gebracht en de malle vertoning met die hysterische juffrouw voor de te1evisie had er een complete rock and roll van gemaakt. Hypnose was in korte tijd een populair slaapmiddel geworden voor verdwaasden en verveelden, die de droom zochten en niet aan andere bedwelmende middelen konden komen. Steeds meer handige jongens, wier verleden meestal niet brandschoon was, boden zich aan om goedgelovigen, die niets waren en er geen verleden op na hielden, tegen vergoeding van een paar guldens een schaduw met voorgeschiedenis 212
te verkopen. Zo lang er verder niets gebeurde, kon je tegen deze zwendel niets uitrichten, omdat de handel in dromen en het verkopen van sprookjes aan volwassenen, niet strafbaar was. Dank zij Taverne en de televisie, genoot zijn sectie de twijfelachtige eer om te worden beschouwd als het punt van oorsprong van de stroom van verdwazing, die in de laatste tijd door het land ging. Hij had de aangelegenheid al eens met de hoofdcommissaris besproken en beiden waren zij van mening geweest, dat er niets anders te doen viel dan paraat te blijven en onmiddellijk toe te slaan, als er iets over de schreef mocht gaan. Gewoonlijk duurden dergelijke rages niet lang en verdwenen zij vanzelf weer. Zo was het gebleven, totdat zich een paar gebeurtenissen hadden voorgedaan, die Sibbelee deden besluiten om wat actiever op te treden. Het was begonnen met een kapster, die zich door een klant in een scheerstoel in slaap had laten brengen. De man, die pas als hypnotiseur was opgedoken, had hetpersoneel van de kapperszaak eens willen tonen wat hij presteerde. Hij deed het v o or de reclame en men hoefde er hem geen cent voor te betalen. Binnen een paar minuten was het hem gelukt om de juffrouw die de meeste praatjes had, te doen inslapen. Een verleden had hij er niet uit kunnen krijgen, maar hij had de toeschouwers voldoende schadeloos gesteld, door de gehypnotiseerde te laten optreden als een wielrenner, die een wedstrijd winnen moest. Met opgetrokken rokken en voorover gebogen lichaam, had het meisje als een razende op haar denkbeeldig rijwiel zitten trappen, totdat zij er, zwetend en naar adem snakkend, bij neer gevallen was. Daarmee zou de geslaagde vertoning geëindigd zijn geweest, als het de hypnotiseur gelukt zou zijn om het meisje weder tot bewustzijn te brengen. Dit echter had hij, ondanks al zijn inspanning, met kunnen klaarspelen, zodat men er ten einde raad tenslotte maar een dokter bij gehaald had. Ook deze had niets kunnen uitrich213
ten, waarop men de slapende tenslotte maar naar een ziekenhuis had laten overbrengen. Een zenuwarts was het gelukt haar wakker te maken, maar toen bleek zij dermate van streek, dat zij niet naar haar woning had kunnen terugkeren. Zij verkeerde in een ernstige zenuwcrisis en de medici waren van mening, dat het nog geruime tijd zou duren, voordat zij de gevolgen van haar fietstochtje in de kapsalon weer te boven zou zijn. Sibbelee had proces-verbaal laten opmaken en de hypnotiseur, om de schrik er in te brengen, laten vasthouden. De rechter moest maar uitmaken of mijnheer Blieks kon worden vervolgd. Het andere geval betrof de poging tot zelfmoord van de drogist David Gorris, die bewusteloos op zijn kamer gevonden en in ernstige toestand naar het ziekenhuis getransporteerd was. Ook een, zij het niet rechtstreeks slachtoffer van die hypnose-waanzin. Uit brieven die Gorris geschreven had was gebleken, dat het met zijn geduld gedaan was en hij nu eindelijk eens achter het geheim van de reïncarnatie wilde komen. Omdat het met hypnose bij hem niet ging, had hij maar besloten om het met zelfmoord te proberen. Of dit het voornaamste motief voor zijn daad geweest was, moest echter betwijfeld worden, daar uit een aan de beruchte pseudo- gravin gerichte afscheidsbrief aan het licht gekomen was, dat de nieuwsgierige jongeman ook in de liefde teleurgesteld was. Het zag er dus meer naar uit dat Gorris getracht had twee vliegen in één klap te slaan. Of deze poging tot zelfmoord aangrijpingspunten om tegen die hypnotiseurs op te treden bieden zou, scheen Sibbelee twijfelachtig. Er bleef echter een kans dat er meer voor de dag zou komen, als de artsen er in slaagden het leven van die man te redden en hij aan het praten gebracht kon worden. En tenslotte dat verhaal over de merkwaardige genezing van die vrouw, dat hem pas ter ore was gekomen. Ongeloofwaardig, 214
maar het was hem verteld door een van zijn bekwaamste rechercheurs, eenjongen die zich geen knollen voor citroenen liet verkopen. Hij kende dat schoolhoofd, wiens vrouw langer dan een jaar verlamd op bed gelegen had en die nu, na een hypnotische of magnetische behandeling, weer door de kamer strompelde. Dit knappe stukje werk zou zijn klaargespeeld door die zwendelaar van een dansleraar, die de gravin ontdekt en dat zaakje aan het rollen gebracht had. Goed nieuws voor de magiërs en hun slachtoffers, meer brandstof op het vuurtje dat hij, zonder blusmiddelen , moest doven. Want zelfs van dit geval, dat toch voor de strafrechter in aanmerking kwam, zou hij zijn handen wel moeten afhouden, omdat die geestenbezweerder dekking achter een medicus had gezocht. Sibbelee wilde wel opruiming houden, niet minder graag dan de nog altijd gemoedelijke hoofdcommissaris die, nadat hij een schriftelijk verzoek om inlichtingen van de minister van justitie ontvangen had, het toch niet had kunnen nalaten om hem er op te wijzen, dat zijn sectie een Dorado voor wonderdoeners was. Om althans iets te doen en misschien wat meer te weten te komen, had hij Taverne maar eens verzocht om met hem te komen praten. Veel verwacht ik er niet van, had hij door de telefoon gezegd, maar misschien dat er door middel van de pers iets gedaan kan worden. Als jullie het zeggen, blijken de mensen wel te willen luisteren, had hij ironisch besloten. Taverne, die de politie nogal eens nodig had, wilde graag deze kleine wederdienst bewijzen en had niet lang op zich laten wachten. -Je hebt ons wat aangehaald met je schrijverij, verzuchtte de commissaris, toen de j ournalist zijn verhaal gedaan had. Ik zal die dansmeester en zijn gravin maar eens hier laten komen. Dat moet een uitgekookt stelletje zijn, om een ouwe rot zoals jij er in te laten lopen. 215
— Dat ik er in getrapt heb is niet zo erg, maar voor iemand in jouw positie wordt het straks vervelender, alsje zult moeten toegeven, datjij dit zaakje evenmin kunt oplossen. — Afwachten. Een proces-verbaal is geen krantenartikel. Het lokaas van de sensatie doet ons niets, daarom happen wij niet zo gauw. Ik geloof dat die hele soufflé van zwendel ineen zal ploffen als die juffrouw aan het praten kan worden gebracht. — Probeer het, misschien heb je gelijk en breng jij er meer van terecht. jij hebt de ervaring en de middelen. Zo nodig sta ik tot je dienst, als ik maar de primeur van de ontdekking krijg. Een ontmaskering zou een nieuw stuk kunnen opleveren, niet minder sensationeel dan het eerste. -- Wij zullen er iemand aanzetten, die doorkneed is in occulte zaken, een rechercheur die jaren bij de zedenpolitie is geweest. En denk jij eens na over een artikel over de gevaren van de hypnose, al was het alleen maar als een inleiding voorje eervolle terugtocht.
216
Í3
LEO BROG HAD HET ZIEN AANKOMEN EN WAS DUS NIET
verwonderd, maar toch schrok hij toen hij vernam, dat de politie blijken van belangstelling begon te geven. Voor zover hij het kon nagaan, had hij niets strafbaars gedaan en daarom verwachtte hij niet dat hij dadelijk in moe' ^kheden zou geraken. Dat hem echter ongunstige veranderingen te wachten stonden was zo goed als zeker, nu Blieks als eerste gegrepen was. Juist iets voor die eigenwijze stommeling, om er meteen in te vliegen. Iets dergelijks kon Sophie ook overkomen en dat zou dan zijn positie nog moeilijker maken. Hij kon niet nagaan of zij iets in haar schild voerde, of zij, zoals Blieks, van plan was hem in de steek te laten, maar vertrouwen deed hij haar niet. Haar ijdelheid en verlangen om een rol te spelen, kon haar elk ogenblik tot gevaarlijke dwaasheden brengen. Voor alle zekerheid had hij haar nog maar eens onder handen genomen, haar ernstig op het hart gedrukt, dat zij zich verstandig gedragen en vooral geen afgunst verwekken moest door met dure kleren te pronken en zo vaak in auto's te rijden. Nu Blieks tegen de lamp gelopen was, kon zij misschien begrijpen, waarom hij haar zo vaak voor die man gewaarschuwd had. Zijn woorden hadden niet veel indruk op haar gemaakt. Zij had langzamerhand genoeg van dat gezanik gekregen en het verveelde haar om als een kind behandelden kort gehouden teworden. Wat schoot zij op deze manier op met haar succes en roem, wat 2I7
had zij aan verdiend geld als zij er af blijven moest en een leven leidde dat maar weinig beter dan vroeger was? Een gravin op een achterkamer met een ledikant, een oude penantkast en een stinkende oliekachel. Het grote huis, dat hij haar beloofd had, liet maar op zich wachten, dat wilde meneer misschien pas in een volgend leven aan de beurt laten komen. Als hij zo door ging, zag zij het er toch met Radboud van komen, al zou zij de liefde dan ook op de koop toe moeten nemen. Niet aanlokkelijk met dat kleine gedrocht. Zij werd kriebelig bij de gedachte dat zoiets naast haar in bed zou liggen. Als hij tenminste maar een beetje meer man zou zijn geweest, zoiets als Albert of desnoods zoals David, al was die haar dan ook tegengevallen. Wie was nu zo krankzinnig om zich van kant te willen maken. Dan maar liever geen verleden. Sophie legde het tijdschrift neer, waarin zij zonder te lezen gebladerd had. Zij moest er maar even uit gaan, de muren benauwden haar. Zij had er geen zin meer in om zich hier snoepend te zitten vervelen; de gravin kon wel kotsen van de bonbons en van haar kasteel. Bij het passeren van een telefooncel, waarin een lachende juffrouw stond te praten, besloot zij om Radboud maar eens op te bellen. Een beetje gezelligheid kon zij nu best hebben. Het was bijna een week geleden, dat zij hem voor het laatst gezien had en hij zou dus wel weer terug zijn van zijn reis, die maar een paar dagen duren zou. Een onbekende man antwoordde nogal bars, dat meneer Backer er niet meer woonde en legde toen de hoorn neer. Zij begreep er niets van, zocht het briefje met het nummer op en draaide nogmaals. Opnieuw dezelfde onvriendelijke stem, die vroeg of zij het niet begrepen had. Voordat zij kon antwoorden, werd de verbinding weer verbroken. Een vreemde, nogal verdachte geschiedenis, waarvan zij toch het hare wilde hebben. 2I8
Een kwartier later stond zij voor zijn woning en dadelijk viel het haar op, dat het bordje met de lange naam van de deur verdwenen was. Juffrouw Stans deed open en ontving haar in de keuken, waar een man bezig was een vogelkooi schoon te maken. Het was de broer vanjuffrouw Stans en toen hij sprak herkende zij de stem, die zij juist door de telefoon had gehoord. Nog voordat zij iets gevraagd had, kreeg zij te horen, dat er iets vervelends gebeurd was met meneer de Backer en dat hij voorlopig wel niet meer terug zou komen. — Zeg maar gerust de waarheid, viel de man zijn zuster in de rede. Het lange mes, waarmee hij de kooi had uitgekrabd hield hij rechtop, alsof hij een degen presenteerde. Uw vriend is weggehaald door de politie, zei hij, de jonkheer is een oplichter. — Nou nou, een oplichter, zei juffrouw Stans vergoelijkend. Een kat die in het nauw gedreven is. — Die kater werd door niemand gedreven.. Als ik er niet geweest was, zou hij ook jou van je laatste cent hebben afgeholpen. De man legde zijn mes neer en ging bij de tafel zitten. — Mijn zuster is te goed, die gelooft iedereen. Hoe vaak ik haar niet voor die flessetrekker gewaarschuwd heb! Al maanden geleden had hij gezegd dat het geen zuivere koffie was met al die dure spullen, die meneer kreeg thuisbezorgd en die dan na korte tijd weer verdwenen waren. Nu was uitgekomen, dat alles op afbetaling gekocht en weer verkwanseld was. Overal had hij geld weten los te maken, zelfs bij de deurwaarder van de belasting. Hij was directeur van een verzekeringsmaatschappij die niet bestond, had geld weten los te krijgen voor een anti- schijndood - onderneming en had de spaarcenten afgetroggeld van een oude vrijster, die met hem dacht te trouwen. Fijne edelman ! Had vroeger in een kasteel met tralies en gesloten deuren, op staatskosten gewoond. 219
Er bleef niet veel van Radboudje over en zelfs zijn naam werd door meneer Stans, die weer aan het werk gegaan was, met een nijdige klap van het mes op de aanrecht in tweeën gehakt. - Hij heet gewoon Bakker en verder niks. - En dat jonkheer dan? De man lachte luid. - Hij is net zoveel van adel als u ofik. Zijn vader had vroeger een kroeg in de havenbuurt. Teleurgesteld, maar toch niet al te diep onder de indruk van hetgeen zij gehoord had, keerde zij naar huis terug. Zij had hem van het begin af gewantrouwd en het had haar eigenlijk niet eens verrast, dat hij een oplichter bleek te zijn. Zelfs dat hij zich een adellijke titel en een valse naam had toegeëigend, had zij vermoed. Hij was immers veel te klein voor een echte edelman. In ieder geval hoefde zij er nu niet meer over te tobben of zij zijn voorstel aannemen zou. Radboud, de twijfelachtige, was van de baan. Toen zij thuis kwam werd zij opgewacht door Coba met een briefje, dat voor haar was gebracht. Het was een uitnodiging van de politie, waarin zij verzocht werd om de volgende dag op het sectiebureau te verschijnen, teneinde inlichtingen te verschaffen inzake hetgeen haar zou worden medegedeeld. Het was geen be vel, maar het klonk dreigend genoeg na het nieuws dat zij pas vernomen had. Kees Knars had gedurende zijn meer dan dertig jarige dienst bij de politie ontelbare verhoren afgenomen en daarbij zoveel ervaring opgedaan, dat hij doorgaans en nog voordat een verdachte een mond open gedaan had, wist te zeggen, of hij iets geloofwaardigs of alleen maar leugens te horen zou krijgen. Ook wist hij dat vrijwillige bekentenissen, al lagen de bewijzen ook voor 220
het opscheppen, zeldzamer waren dan witte raven en dat de waarheid er meestal zorgvuldig moest worden uitgepeuterd, als de zenuw uit een ontstoken kies. Het was een behandeling, die voor de patiënt nogal eens met wat pijn gepaard ging, maar die in de regel wel gelukte. De rechercheur was een man met een sterk ontwikkeld gevoel voor orde en systeem, hetgeen hem goed te pas kwam in zijn moeilijk beroep, waar het vóór alles aankwam op een juiste indeling en rangschikking van de feiten. Zijn klantjes verdeelde hij in drie groepen: keiharden, halfzachten en weken. De keiharden waren de botterikken, die te dom waren om hun leugens mooi te versieren en die daarom maar tegen de klippen op ontkenden. De weken waren de intellectuelen, die slim genoeg dachten te zijn om te kunnen bewijzen dat zwart wit was en die het met veel woorden zo glibberig voor zichzelf maakten, dat zij meestal vanzelf wel uitgleden en hun nek braken. Met de halfzachten, die één bewezen feit toegaven om zich crediet voor een dozijn leugens te verschaffen en die juist verstandig genoeg waren om niet intelligent te willen zijn, speeldeje het het moeilijkst klaar. Bij deze groep had Knars de pseudo-gravin ingedeeld, die hij aan de tand voelen moest. Hij was nog maar pas met zijn verhoor begonnen, toen twijfel aan de juistheid van zijn taxatie bij hem was opgekomen en hij zich gedwongen gezien had om zich af te vragen of deze zonderlinge juffrouw wel kon worden ondergebracht in zijn systeem. De ingewikkeldste constructies en geraffmeerdste bedenksels had hij weten te ontrafelen, er konden geen leugens meer worden verteld, die hem verbaasden, geen uitvluchten of ontkenningen meer worden verzonnen, waarmee hij geen raad zou hebben geweten. De wereld van de misdaad kon hem geen verrassingen meer opleveren. En nu bleek deze tante het toch waarachtig te hebben klaargespeeld om iets te bedenken, waarachter zij zich met een goede kans om niet gegre221
pen te worden, kon verschuilen, een verzinsel op te dissen, dat zelfs voor hem nieuw was. Mevrouw bleek dat hele verhaal van haar, waarmee zij de halve stad gek gemaakt had, te hebben gedroomd. Geen rechercheur, zelfs geen minister van justitie kan iemand beletten te dromen en hem op het matje te roepen als hij geld aan zijn dromen verdient. Geïmponeerd door haar verrassende verklaring, zweeg Knars even en keek Sophie geamuseerd aan. - Gedroomd, zei hij eindelijk. Wat een zet! Als het aan mij lag, werd er een levensgroot standbeeld voor je opgericht, vlak voor het hoofdbureau van politie. Maar, ging hij op ernstiger toon verder, je denkt toch zeker niet dat ik je geloof? Sophie trok zwijgend haar schouders op. Het kon haar weinig schelen of zij geloofd werd of niet. Het enige wat haar interesseerde, was de vraag of men haar hier zou houden of dat zij straks weer naar huis zou kunnen gaan. Brog had haar verzekerd dat zij niet bang behoefde te zijn, omdat zij niets op haar kerfstok had, dat haar niets gebeuren kon, als zij er maar voor oppaste niet te veel te praten. De politie kon niet veel meer doen dan te proberen de schrik erin te brengen, haar bang te maken met bedreigingen. Het had geruststellend genoeg geklonken, maar toch had zij zich helemaal niet op haar gemak gevoeld, toen zij het politiebureau betrad. Het was hier een ongezellige boel, waar het gevaar je van alle kanten toegrijnsde, een onveilig pesthol, al zaten beneden in het wachtlokaal de politieagenten dan ook koffie te drinken alsof het gewone mensen waren. Je zat hier in een val en er hoefde maar weinig te gebeuren, of de klep sloeg dicht en je kwam er niet meer uit. Eén onvoorzichtige uitlating kon genoeg zijn om dit ongeluk te veroorzaken en daarom kwam het er op aan, dat zij Leo's raad stipt opvolgde en zo weinig mogelijk zei. Als die vent haar niet wilde geloven, dan liet hij het maar 222
staan, maar er moest heel wat gebeuren, voordat zij zich door zijn smoesjes van haar stuk zou laten brengen. — Wij weten hier de mensen wel uit de droom te helpen, zei Knars. Als zij moeilijk wakker kunnen worden, zetten wij die dromers in kleine éénpersoonskamertjes om uit te slapen. Door zo'n slaapkuur krijgen zij meestal wel hun spraak terug. En dan gaan wij nu nog maar eens van voren af aan beginnen, het voor de laatste keer nog eens proberen. Hoe ben je aan de naam van die dooie gravin gekomen? — Gedroomd. Maar u gelooft mij niet. De rechercheur had zijn stoel achteruit geschoven en ging dicht bij haar op een punt van zijn schrijftafel zitten. — Dat droomspelletje kun je niet volhouden, mijn beste kind. Begrijp dat ik je door mijn vragen alleen maar een kans wil geven om met de waarheid voor de dag te komen. Maar als je het vertikt en koppig blijft, kan het ook op een andere manier. Zijn dreigement scheen niet de minste indruk op haar te maken. Zijn collega's in de middeleeuwen hadden het gemakkelijker , die legden zoiets op de pijnbank of zetten het op de weegschaal en maakten er een heks van. Maar wat kon hij doen als zij het vertikte? Er lag hier geen strafbaar feit voor en als deze dame er de voorkeur aan gaf om te blijven dromen, inplaats van te kotsen, dan zou er, vervelend genoeg, niets anders voor hem opzitten dan de opdracht aan de chef terug te geven met dank voor het geschonken vertrouwen. Jammer, want het was, zoals Sibbelee gezegd had, juist iets voor hem om dit zaakje nu eens netjes uit de doeken te doen. Een geval van niks, maar met zoveel spektakel er omheen, dat het de aandacht van de grote heren getrokken had. En dat zou Kees moeten opgeven, omdat die spijkerharde teef, die droomster hem dwars zat! Hij greep een dossier van het stapeltje en legde het voor haar. 223
- Misschien dat ditje uitje droom kan helpen. Alles staat er van a tot zin, wij weten precies hoe j e aan j e gravin en die hele santekraam gekomen bent. Ik kanje niet dwingen te spreken, maar als je tegenwerkt en te lang wacht dan zal het j e wel worden voorgelezen uit de akte van beschuldiging, als je voor de rechter staat. Nu meid, gebruikje verstand, voor het laatst: hoe kom j e aan dat verhaal? - Alles gedroomd onder hypnose, herhaalde zij met een zucht. - Dat van die zelfmoordpoging van Gorris, heb je dat soms ook gedroomd? Een raar zaakje, waarin jij ook een verdachte rol schijnt te hebben gespeeld. - Ik weet van niets. Ik hoorde het pas later, toen hij al in het zie -kenhuislag. -Je geeft dus wel toe dat je hem kent. En hoe lang al? Heb je hem soms ook al in je vorig leven ontmoet? Je hoeft niet zo verwonderd te kijken, onderbrak hij zichzelf. Jullie dromers weten zich zoveel meer te herinneren dan gewone mensen. Waarom zou die Gorris destijds niet bij jou op Groot Klingerden op stal hebben gestaan. Hij was toch een paard? Een paard, herhaalde hij en gaf met het dossier een klap op de tafel. Om je rot te lachen. Waar halen jullie de flauwekul vandaan? Je hebt je toch niet vergist, toch geen ezel voor een paard aangezien? - Ik heb niets gezien. Hij heeft het zelf gezegd. - Het maakt ook niet veel uit. Waar het op aan komt is, dat jij de schuldige op de achtergrond bent, datje die man gek gemaakt hebt, hem en zoveel anderen. Een gewaagd spelletje, mijn beste meid, gevaarlijker dan je denkt. Je kunt van mij op een briefje krijgen, datje er in tippelt, als je op deze manier doorgaat. Neem van mij een raad aan: schei er mee uit en toonje goede wil, door mij de waarheid te vertellen. Het ergste voor jou kan nog voorkomen worden, als je dat gedroom stop zet en meewerkt, want 224
van mijn rapport zal het afhangen of de commissaris jouw geval doorgeeft aan dejustitie voor een strafzaak. Ik zal je nog een paar dagen bedenktijd geven, maar dat is dan ook onherroepelijk je laatste kans. En hier, dit is voor jou. Hij gaf haar een brief, die hij uit 't dossier genomen had. —Van Gorris. Wij zijn zo vrij geweest hem open te maken. Ga nu maar naar huis en als je bent uitgedroomd, zullen wij nog eens praten. Buiten gekomen moest zij blijven staan om diep adem te halen en haar hart tot rust te laten komen. Pas nu zij aan de val was ontsnapt, durfde zij toe te geven aan haar aandrang om te huilen. Veel tijd gunde zij zich daarvoor echter niet, omdat zij te zeer gehaast was om bij het politiebureau vandaan te komen. Goed uit kon zij pas, toen zij een bank in een stil plantsoentje ge--huilen vonden had. Na de tranen kwam rust, de prettige gedachte dat de vuurproef achter de rug was en een gevoel van dankbaarheid tegenover zichzelf, omdat zij het er zo kranig had afgebracht. Zij had wel een beloning verdiend. Die schonk zij zichzelf in een lunchroom, waar zij zich een Wiener mélange en een schotel met taartjes liet brengen. Zij herinnerde zich David's brief, haalde het blaadje uit de enveloppe en nestelde zich behaaglijk in het hoekje van de bank om te lezen. Een verrassing op het goede ogenblik, alsof hij het geweten had. En wat voor een verrassing! Niet om die narigheid met dat paard had hij het gedaan, maar om haar. Omdat hij er genoeg van had, schreef hij, omdat hij toch niet verder wilde leven, nu zij hem voor een ander in de steek had gelaten. Het was dus ook, neen, het was alleen om haar dat hij zich van kant had willen maken. Die lieverd! Zij moest er, over haar taartjes heen, opnieuw van huilen. Brog vond het verdacht dat Sophie zo lang weg bleef. Hij had met haar afgesproken, dat zij na het verhoor rechtstreeks naar huis zou komen om hem te vertellen hoe het afgelopen was. Nu 225
nam de politie het niet zo nauw als het om de tijd van anderen ging, maar dit duurde toch wel wat erg lang. Alles liep op deze manier in de war. Mevrouw Luns, die hij behandelen moest, zat op hem te wachten en daarna had hij andere afspraken, maar hij kon er niet toe komen zijn huis te verlaten. Nog altijd vertrouwde hij, dat het geval met een sisser zou aflopen, maar je diende rekening te houden met onaangename verrassingen. Als die grote heren het in hun hoofd gehaald hadden om je dwars te zitten, dan kon je er niet veel tegen doen. Alles de schuld van die ezel van een Blieks. Er zou niets gebeurd zijn en men zou hem zeker met rust gelaten hebben, als de beunhazen de soep niet zouden hebben bedorven. De moeilijkheden waren ook wel op een allerongelukkigst ogenblik begonnen. Nog even tijd, een paar weken, hoogstens enkele maanden en hij had, als alles verder ging zoals hij verwachtte, met mevrouw Luns voor de dag kunnen komen. Geen mooiere reclame dan een strafproces met zo'n getuige, die komt verklaren dat zij door de beklaagde genezen is, nadat zij langer dan een jaar verlamd op bed gelegen heeft. Zelfs de huisdokter sprong voor de beklaagde in de bres. Welke andere hypnotiseur kon met dergelijke resultaten voor de dag komen? En dan had hij bovendien nog zijn medium, welker opzienbarende verklaringen nog op geen enkel punt waren weerlegd. Maar het kon ook anders, er bestond gevaar dat hij door ondergronds gewroet onmogelijk werd gemaakt en dat de politie maatregelen nam, waartegen hij zich niet kon verweren. Het leek hem geen heksentoer om iemand als Sophie zozeer in het nauw te brengen, dat zij bezwarende verklaringen aflegde. Als ze het bij de politie op de goede manier wisten aan te pakken, door haar de gravin te laten spelen, kon je de gekste verrassingen beleven. En daarom was hij niet gerust, zo lang hij niet uit haar eigen mond gehoord had, dat het goed afgelopen was. 226
Z 4'
HET GEVAAR DAT BROG BEDREIGDE EN DAT ZIJN PLANNEN
en toekomstdromen vernietigen zou, kwam van een andere kant dan hij vreesde. Het noodlot hing letterlijk boven zijn hoofd, toen hij zijn woning verliet en een vliegtuig dat landen ging, laag over de daken heenvloog. In dit toestel zat Frans Herder, die, na in Zwitserland herstel van gezondheid te hebben gevonden, naar huis terugkeerde. Dokter Drewes en Walter Taverne waren naar de luchthaven gekomen om hun vriend af te halen. Zij brachten hem naar huis in de wagen van de dokter, waar alles voor zijn komst in orde was gebracht. Er waren bloemen van het bestuur van het Wijk een taart van de leden der Esperanto-club en er was een-centrum, hem onbekende vrouw, die de woning opgeruimd en voor koffie gezorgd had. Herder informeerde naar Sophie en kreeg te horen dat zij, kort na zijn vertrek, haar ontslag genomen had. Een allermerkwaardigste geschiedenis, een heel verhaal, dat men hem echter beter vertellen kon, als de drukte van het bezoek wat geluwd was. Nog diezelfde avond kreeg hij het te horen van Taverne, die het plakboek met zijn artikel en andere knipsels van publikaties betreffende het geval, had meegebracht. -= Hoe is het in 's hemelsnaam mogelijk, vroeg hij, de lezing van het stuk onderbrekend. En daar ben jij, Walter, daar zijn jullie, rustige en verstandige mensen ingevlogen? 227
—Jij bent niet de enige die mij er om uitgelachen heeft, zei Ta geraakt, maar tot nu toe heeft niemand een verklaring-vern kunnen geven. — Maak je niet boos, zei Herder. Die onbedorvenheid siertje en, merkwaardig genoeg, schijn je er nog meer goede eigenschappen op na te houden. Z o blijk j e, ondanks j e nieuwsgierigheid die bij je beroep hoort, geen onbescheiden snuffelaar te zijn. Maar die Sophie, onderbrak hij zichzelf lachend. Wie had zoiets nu kunnen denken. Een gravin! — Leuk ja; maar snap jij er iets van? — Alles! — Kom er dan mee voor de dag, riep Walter ongeduldig. — Dadelijk. Binnen vijf minuten hoop ik jullie uit de droom te helpen. Nieuwsgierig door de anderen gadegeslagen, begon hij iets op zijn schrijfbureau te zoeken. — Hier hebben wij de sleutel van het mysterie, zei hij, zijn gasten een koperen sleuteltje tonend, dat met enige grotere sleutels aan een ring bevestigd was. — Het drama vangt aan in het jaar zestien acht en veertig. Het jaar waarin de vrede van Münster tot stand kwam, zegt ons Walter, die zijn jaartallen goed onthouden blijkt te hebben. Herder nam uit de boekenkast een met snijwerk versierd, antiek eikenhouten kistje en zette dit op de tafel. — Het geboortebewijs van de gravin, zei hij, wijzend op het getal 1648, dat in relief op het deksel stond. Dit kistje bevat nog heel wat meer gegevens over het leven van gravin Sophie en haar familieleden. — Als ze er tenminste nog in zitten, viel Taverne hem in de rede. — Er schijnt dus al iets tot je door te dringen? — Doordringen? Ik begrijp, ik zie opeens alles: een röntgenop228
name van mijn stommiteit. Dat bliksemse wijf ! Toen jij ziek was, was zij hier in huis, ging aan het snuffelen en ontdekte haar vorig leven tussen je paperassen. — Toch knap om dat allemaal uit haar hoofd te leren, zei Luns. Zij zal op school wel een goede leerling zijn geweest. Maar hoe kom jij aan die gegevens, wat heb jij met het geslacht van Rimshagen en Blauwvelden te maken? — Persoonlijk niets, antwoordde Frans, het kistje openend. Mijn grootvader en mijn vader onderhielden relaties met de familie. Zij waren beiden architect en mijn grootvader, die het kasteel van binnen verbouwd heeft, was bevriend met de oude graaf. Deze gaf hem ook een exemplaar van de familiekroniek, die hij zelf had samengesteld. Kijk dit, vervolgde hij, een dun in perkament gebonden bandje uit het kistje nemend. En daar hebben wij een tekening van het kasteel, zoals het voor de verbouwing was. Hier, nog een oud etsje van de slotpoort met brug. Als kind ben ik er een keer met mijn vader geweest, maar toen bestond die brug niet meer. Later is alles door brand vernield. Wel, voor zover ik het kan nagaan, is het zaakje compleet en ligt het hele verleden van de gravin voor ons op tafel. Meer dan in deze stukken te vinden is, kan zij in ieder geval niet hebben geopenbaard. — Zoveel geslepenheid, zuchtte Holmers. Ik zou het niet achter haar hebben gezocht. — En jij? vroeg Taverne aan dokter Drewes. Wat zeg jij' ervan? Als ik het mij goed herinner, verwierp jij haar verhaal toch ook niet als volkomen onaannemelijk. —Je geheugen blijkt minder scherp te zijn dan dat van juffrouw Sophie, antwoordde de dokter glimlachend. Toen wij het over occultisme hadden, heb ik eens gezegd, dat niet alle merkwaardige verschijnselen aan bedrog of zelfmisleiding toegeschreven mogen worden en dat soms het woord wonder voor het onver229
klaarbare wel op zijn plaats is. Dat verhaal van die reincarnatie heb ik nooit een wonder genoemd. Misschien weet je je nog wel te herinneren, dat ik je publikatie voorbarig en onverantwoord vond, omdat, ondanks die juist gebleken mededelingen, elk spoor van bewijs ontbrak. Dat neemt niet weg dat ik, juist nu wij de ware toedracht kennen, van mening ben, dat onze Sophie in een bepaald opzicht toch iets fenomenaals heeft gepresteerd. — Verbazingwekkend ja, zoals elke bedrieger die stokstijf weet vol te houden. — Misschien toch nog een beetje anders. — Maar Walter, wat ben jij nu van plan te doen? vroeg Luns. — Wat zou er voor mij anders overblijven dat alles zo gauw mogelijk recht te zetten, te erkennen dat ik te grazen genomen ben. Het boetekleed siert de zondaar en brutaliteit onder het. mom van oprechtheid, siert de journalist. Ik kan zeker wel een paar stukken uitje kistje lenen, om ze te laten fotograferen? Nog diezelfde avond begon Taverne aan zijn artikelen schreef: Een ontluisterend einde van een mysterie, dat tallozen gedurende de laatste maanden bezig heeft gehouden... Walter's onthulling veranderde het wonder in een farce, een vernederend schandaal, waardoor, meer dan Sophie, Brog zich getroffen voelde. De spanning tussen hen kwam tot ontlading en voor de eerste en laatste keer kregen zij echt ruzie. Hij verweet haar dat zij zijn goede naam, zijn toekomst en zijn gezin er aan gewaagd had, door hem mystisch te bedriegen en hem een verleden voor te spiegelen, dat van a tot z gelogen was. En zo'n bedriegster had hij vertrouwd, op zo'n misselijke leugenaarster had hij zijn plannen gebouwd, zo'n bedorven schepsel had hij op alle mogelijke manieren geholpen. Een misbaksel was zij, een gevaarlijke speling van de natuur. Sophie was minder driftig, minder 230
fel in haar verwijten. Met haar afkomst was het, ondanks alles, wel in orde. En wie was er met het spelletje dat hij nu bedrog noemde begonnen, wie had een medium van haar gemaakt? 0 zo! En van bedrog gesproken. Wie had het meeste geld opgestreken en wat was er terecht gekomen van haar auto en van het grote huis, dat hij haar had beloofd? Hij had haar gebruikt, haar aan de praat gehouden met beloften en probeerde nu ook nog de heilige onschuld te spelen. Toen zij, nadat hij weggegaan was, het artikel nog eens herlezen had, vroeg zij zich af wat haar nu te doen stond. Met Brog was alles afgelopen en in zijn huis blijven kon en wilde zij met langer. Maar waarheen? Terug naar Mathilde kon zij niet en Radboud zat in het Huis van bewaring. Geen geld, geen familie en geen vrienden. Zij stond alleen, iedereen had haar in de steek gelaten, Terneergeslagen staarde zij naar haar gravinnejurk, die op het bed lag en terwijl haar ogen zich met tranen vulden, streelde zij vertederd het zachte fluweel. Alleen haar jurk had zij nog, een trouwe maar dode hond. Het middagmaal bij Coba liet zij voorbij gaan. Bij die rotzakken stak zij haar voeten niet meer onder de tafel. Toen zij weg wilde gaan, vond zij in een zak van haar mantel David's verkreukeld briefje. Onder het licht van een lantaarn las zij het nog eens. Toch een lief briefje, dat haar meer deed dan toen zij het voor de eerste keer las. Die goeierd! Zij had hem nog met gezien, nadat hij uit het ziekenhuis ontslagen was, hem verwaarloosd omdat Leo beslag op al haar tijd gelegd had. Nooit was zij er toe gekomen om hem te zeggen, dat het een vergissing van hem geweest was om te denken, dat zij hem in de steek gelaten had voor de man, die voor haar deur afscheid met een zoen van haar genomen had. Domme jongen! Toen zij hem opbelde, kon zij aan zijn stem horen, dat hij blij 231
was. Zij moest maar gauw komen, hij zou beneden in de winkel op haar wachten. Of hij de krant al gelezen had, vroeg zij. Na wat dan nog? Laat ze maar kletsen, zei hij resoluut.-turlijken Zo was hij, die David. Een jongen met een hart van goud. Hij ontving haar in het volle magazijntje achter de winkel, waar de prikkelende geur van wasmiddelen en chemicaliën hing. Zij zaten tegenover elkander op kisten, verlegen en naar woorden zoekend, alsof zij elkaar voor de eerste keer ontmoetten. - Daar zitten wij nu, zei zij en omdat zij niet wist hoe zij verder moest gaan, nam zij maar zijn hand en begon die te strelen. Deze beweging, die scheen te bewijzen dat zij nog altijd voor hem voelde, was bijna zo goed als een antwoord op de vraag die hem bezig hield en nam iets van zijn onzekerheid weg. - Wie had dat kunnen denken, zei hij. - Wat? - Ik weet het niet. Zij gaf hem een liefkozend en bestraffend kneepje, zei dat hij een deugniet, een vreemde jongen was, die haar met zijn malligheid een hoop verdriet had bezorgd. Zij had hem niet eens meer durven opzoeken, omdat zij dacht dat hij haar niet meer wilde zien. - Hoe kwam je zo gek om te denken, dat ik iets zou hebben met een andere man? - Toen ik die avond op j e stond te wachten en zag dat j ullie elkaar voor de deur... Hij hield maar op, omdat zijn woorden hem te verwijtend klonken uit de mond van iemand die zelf had staan spioneren. Het kwam er ook niet meer op aan. Nu zij weer bij hem zat en zijn hand vasthield, was het hem alsof het niet eens gebeurd was. - Die avond met Radboud? vroeg zij lachend. Een verre neef van haar, die zij in jaren niet gezien had en die nu al weer naar Ameri232
ka was. Een avondje uit met een zoen voor afscheid, omdat hij zo aangehouden had. - Een verhouding met Radboudje, stel je voor! riep zij. Nogal wat moois. Heb je gezien wat een gedrocht het is? En als ik nu wèl eens iets met hem zou hebben gehad, vervolgde zij ernstig. Tussen ons bestond toch niets. Wij waren vrienden, meer niet. Om hem aan zijn verstand te brengen, dat deze onzekere en tot misverstanden aanleiding gevende vriendschap wat haar betrof gerust in een meer soliede verhouding kon worden omgezet, sloeg zij haar armen om zijn hals en drukte haar mond op de zijne. Na de koele behandeling die hij altijd van haar gewend was geweest, verraste en bedwelmde hem haar warmte, alsof hij, na lang in een sneeuwstorm te hebben gelopen, een oververhitte kamer betrad. Het duurde echter niet lang of hij had zich aan de nieuwe toestand aangepast en gaf blijk van zoveel ondernemingslust, dat zij het beter vond om zich uit de omarming los te maken. - Goed, laten wij dan maar trouwen, zei zij, alsof zij, om hem een plezier te doen, besloten had om eindelijk dan maar toe te geven. - Dank je, zei hij, opnieuw zijn arm om haar leggend. Ik heb het je vroeger nooit durven vragen. Jij was altijd zo uit de hoogte, op een afstand. Gelukkig ben je nu weer gewoon, geen gravin meer. - Geen gravin? Je gelooft toch zeker niet al die leugens van Her der, die ze in de krant hebben gezet? Ze kunnen beweren wat ze willen, maar ik blijf wie ik ben. Als kind wist ik het al, daarvoor had ik Brog heus niet nodig. Hij begreep er niets van, maar hij vond het beter om de goede stemming niet te bederven, door haar de indruk te geven, dat hij haar vijanden zou geloven. - Ook goed, mij best, zei hij toegevend. Als jij mij maar hebben 233
wilt, mij niet b eneden j e stand vindt. Een paard! Ik heb het eigen -lijk nooit begrepen. Jij wel? - Wat kan het ons schelen? Die hele bende kan voor mijn part naar de hel lopen. Als wij het samen maar kunnen vinden. Zij gaf hem nog een zoen en zei, dat zij nu maar gezellig een uurtje naar Betlem moesten gaan. Zij brachten de avond samen door, dronken Cola met rum in Het Kruispunt en spraken gezellig over hun plannen, zonder zich iets aan te trekken van de blikken en het gelach, waarmee een paar bekenden die bij de toog stonden, wilden laten blijken dat zij er alles van wisten. Afgunst, niet op ze letten, zei Sophie. Op David's voorstel gingen zij nog even naar de nieuwe uit om naar het in aanbouw zijnde winkelhuis te kijken,-breidng, dat zijn broer wilde huren. Hij had maar toe te slaan om filiaalhouder te worden. Er zat een goed stuk brood in en boven de winkel was een mooie woning. Alles hing van haar af en als zij er niet tegenop zag om hem in de drogisterij te helpen... - Doen, zo vlug mogelijk, vond zij. Helpen wilde zij ook wel, alleen geen stiekem gedoe met vrouwen. Dat geknoei in een kamertje achter de winkel was niets voor haar. - Abortus? vroeg hij. Wat haal je in j e hoofd? Veel te gevaarlijk. Hoogstens wat kruiden als het te lang wegblijft. Zijn antwoord viel haar tegen en zij geloofde hem niet. Maar dit kon zij later wel uitzoeken. Toen zij op weg naar huis het Wijkcentrum passeerden, kwam Herderjuist naar buiten met een onbekende, die hij naar een auto bracht. Zij kregen elkaar gelijktijdig in het oog, maar toen hij haar groette, draaide zij haar hoofd om. Zij had geen boodschap meer aan die praatjesmaker, die haar in de krant liet bekladden. Dat was zijn dank, omdat zij hem verpleegd en zich al die jaren voor hem uitgesloofd had. 234
- Wees maar goed voor de mensen, zuchtte zig. - Een mens kan ook tè goed zijn, antwoordde David. Zijn toon en de kracht waarmee hij haar tegen zich aan drukte, zeiden haar dat hij haar waardeerde en bewonderde. Dit deed haar goed en zij voelde zich gelukkig, omdat zij voor het eerst met zekerheid wist dat zij van hem hield, al was hij dan ook maar een doodgewone winkelbediende. Hun gewoonte getrouw, bleven de bestuursleden van het Wijkcentrum na het vertrek van de spreker nog wat bijeen. Er werd koffie geserveerd door de nieuwe werkster en toen vertelde Herder dat hij Sophie zoëven gezien had. Zij liep gearmd met een man en had hem niet gegroet, waarschijnlijk omdat zij zich schaamde. - Daarvoor heeft zij redenen genoeg, vond Luns. Zij staat er lelijk op in Walter's artikel. - Te erg, meende Drewes. Voor Walter bleef alleen de bedriegster over. - Die begrijpen de meeste lezers beter dan de hysterica. - Tot die meerderheid moet ik mezelf ook rekenen. Ook na de ontmaskering blijft voor mij nog wel het een en ander onopgelost. - Het fenomeen laat je dus nog altijd niet met rust? vroeg Tave rn e. - Geen demasqué, hoe grondig ook, dat alles bloot legt van het fenomeen dat leven heet. Het bedrog is ontdekt, de epidemie van kinderachtig bijgeloof is hiermee over zijn hoogtepunt heen, de mensen zullen even lachen en daarna vergeten. Maar wat hebben wij ervan begrepen, hoe was het mogelijk dat deze waanzin vat op zovelen kreeg? Maar zo ver hoeven wij niet eens te gaan. Beperken wij ons tot het geval Sophie. Als ik het bedrog er af235
trek, dan blijft voor mij nog het psychologische raadsel over, een vrouw die in staat was een gecompliceerd verhaal op te dissen, dat volkomen bleek te kloppen met een overstelpende hoeveelheid gegevens, waarvan zij slechts oppervlakkig kennis had kunnen nemen. Tijdens de ziekte van Frans heeft zij maar een paar dagen vrij spel gehad, nauwelijks voldoende tijd dus, om alle stukken die het kistje bevatte te lezen. Toch gelukte het haar niet alleen een aanvaardbare beschrijving te geven van een tijd en een milieu, die haar volkomen vreemd waren, maar zelfs om met zoveel kennis van zaken over mensen die al eeuwen geleden het tij delijke met het eeuwige verwisselden te spreken, dat het was alsof zij het over tijdgenoten had. Dat schijnt er op te wijzen, dat die vrouw over zoiets als een fotografisch geheugen moet be schikken. Zij vereenzelvigde zich zo innig met haar gravin, dat er van bedrog en zeker van bewust bedrog niet kan worden gesproken. Hysterisch dus? Best, doch ook dit is maar een woord, dat wel rangschikt, maar niets verklaart. En dan die Brog, haar medeplichtige. Een brok charlatan, maar toch niet helemaal. Wat hij door of ondanks al zijn listigheidjes en geknoei weet klaar te spelen, verbaast hem niet minder dan ons, die menen dat wij hem door hebben. Behalve de charlatan, het knoeiertje en scharrelaartj e, is hij nog iets anders, heeft hij iets in zich van het wonder, dat wij niet kunnen verklaren. Ik was, met al mijn kennis en ervaring, bij Bertha aan het eind van mijn Latijn. Brog gelukte het haar uit bed en aan het lopen te krijgen. Suggestie? Ook een woord dat veel schijnt te zeggen, maar niets verklaart. En welke redelijke verklaring kan gegeven worden van de verschijning van Herder's dochter aan zijn ziekbed, op het moment dat zij overleed? Zoiets noemen wij dan maar telepathie. Maar begrijpen en weten komt er niet aan te pas, hoogstens kunnen wij ons wagen aan de veronderstelling, dat de zoekende en door de 236
vraag naar het hoe en waarom van zijn bestaan gefrustreerde mens, eens misschien in staat zal zijn dit alles te begrijpen. Voor mij blijft dit twijfelachtig, omdat het dieper doordringen in de geheimen der natuur, ons geen stap nader tot het wonder van het leven heeft gebracht. Wat steeds, na elk demasqué, na elk wetenschappelijk onderzoek, na de spitsvondigste beschouwing en de scherpste ontleding overblijft, is een onaantastbare rest, een trilling, die buiten het meetbereik van ons denken valt: HET ANDERE
237
Van Maurits Dekker verscheen bij dezelfde uitgever:
INC PIUS BEVEELT
200926 01 dekk007andeO Het andere