beslissing RECHTBANK OOST-BRABANT
Afdeling Strafrecht, Mulderzaken . „
.
,
,
locatie Kanton s-Hertogenbosch Zaakniimmer
: 3817326 MU VERZ 15-109
CJIB-ntimmer
: 181987834
VOOR AFSCHRIFT desriffier van de rechtbank Oost-Brabani
CVOM-nummer: DS6861
M. dfeXouwere
Beslissing d.d. 1 apHl 2015 inzake
A. Malek,
gevestigd te 3544 VR Utrecht, Tweede Westerparklaan 102, hiema te noemen: betrokkene.
gemachtigde Zaakrecht.
Be procedure Op de In het openbaar gehouden zitting van 18 maart 2015 is mr. T. van de Woestijne, kantonrechter, bijgestaan door mw. S.A. Nuyens als griffler, overgegaan tot de mondelinge behandeling van het beroep dat door betrokkene is ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie met bovengenoemd CJIB-nummer.
Het beroepschrift is gericht tegen de beslissing van de officier van justitie van 18 augustus 2014 ter zake van een initiele beschikking betreffende de gedraging overschrijding maximum sneiheid op (auto)wegen buiten bebouvvde kom, met 14 km/li, gepleegd op 26 mei 2014 om 12.47 uur te Haaren, N65, In de gemeente Haaren, met een personenauto voorzien van het kenteken 2SKH39.
Namens de officier van Justitie is de vertegenvvoordiger van het Openbaar Ministerie verschenen. Betrokkene is verschenen bij gemachtigde.
Betrokkene heeft bij gemachtigde beroep ingesteld en daartoe aangevoerd hetgeen is vermeld in het beroepschrift, dat zich bij de stukken van het geding bevindt. De vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie verzoekt de kantonrechter het beroep ongegrond te verklaren.
Betrokkene is tijdig in beroep gegaan. Voor de betaling van de sanctie en de administratiekosten is zekerheid gesteld. Betrokkene is derhalve ontvankelijk in zijn beroep.
De overweging
Door betrokkene is aangevoerd dat hij ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld het pro forma beroepschrift aan te vullen met gronden ondanks dat hij daarom had verzocht.
WP43
Zaaknummer: 3817326 MUVERZ 15-109
blad 2
Betrokkene heeft op 1 juli 2014 een administratief beroepschrift ingediend tegen de initiele sanctie. Vervolgens heeft de officier van justitie bij beslissing van 18 augustus 2014 het administratief beroep ongegrond verklaard.
Uit het dossier is niet gebieken dat de officier van justitie betrokkene de gelegenheid heeft geboden om alsnog beroepsgronden in te dienen. Op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) had die gelegenheid echter wel moeten worden geboden, nu in het administratief beroepschrift geen gronden staan vermeld. Naar het oordeel van de kantonrechter kunnen de in het administratief beroepschrift opgenomen algemene, niet geconcretiseerde of onderbouwde, betwisting van de gedraging en de algemene, niet geconcretiseerde of onderbouwde, betwisting van de gebruikte opsporingsmethode niet als gronden worden aangemerkt. Echter, ook als deze algemene betwistingen wel als een of meer beroepsgronden zouden moeten worden aangemerkt, zou betrokkene in de gelegenheid moeten zijn gesteld om nadere beroepsgronden in te dienen. De kantonrechter wijst er daarbij op dat het administratief beroepschrift als 'pro forma' is aangeduid en dat daarin door betrokkene is verzocht hem een nadere termijn te gunnen voor het indienen van gronden, terwijl voorts wordt gewezen naar het arrest van het Gerechtshof Amhem-Leeuwarden van 17 februari 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:1132.
Nu de officier van justitie gronden op had moeten vragen, is de kantonrechter van oordeel dat de beslissing van de officier van justitie van 18 augustus 2014 reeds hierom niet in stand kan blijven. De overige gronden gericht tegen deze beslissing, kortweg inhoudende dat betrokkene ten onrechte niet is gehoord en dat de beslissing ondeugdelijk is gemotiveerd, behoeven daarom geen bespreking meer. De kantonrechter zal de beslissing van de officier van justitie van 18 augustus 2014 vemietigen en komt toe aan beoordeling van de initiele beschikking.
Betrokkene heeft met betrekking tot de initiele beschikking aangevoerd dat sprake is van schending van de in artikel 6, tweede lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) neergelegde onschuldspresumptie, nu in deze beschikking staat vermeld dat de desbetreffende gedraging is begaan, zonder dat (op dat moment) een rechterlijke instantie reeds heeft vastgesteld dat deze gedraging is begaan. De enkele vermelding in de initiele beschikking waaraan betrokkene refereert, levert naar het oordeel van de kantonrechter echter geen schending op van de onschuldpresumptie zoals door betrokkene betoogd. Daarbij is van belang dat betrokkene de initiele beschikking kan aanvechten bij een rechterlijke instantie die bevoegd is om deze beschikking volledig te toetsen. De kantonrechter verwijst in zoverre ook naar het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 19 oktober 2004, zaaknummer 66273/01. De beroepsgrond faalt. De tegen de initiele beschikking geformuleerde overige gronden heeft betrokkene echter ter zitting ingetrokken, terwijl de kantonrechter indien en voor zover de initiele beschikking aan het ambtshalve oordeel van de kantonrechter is onderworpen geen grond ziet waarom de initiele beschikking in rechte geen stand kan houden. Voorts heeft betrokkene in beroep genoegzaam de gelegenheid gehad om (alsnog) gronden in te dienen tegen de initiele beschikking en om over deze beschikking te worden gehoord, van welke gelegenheden betrokkene ook telkens gebruik heeft gemaakt. De kantonrechter ziet daarom grond om op de voet van het bepaalde in artikel 8:72, derde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien, door
WP43
Zaaknummer: 3817326 MU VERZ 15-109
blad 3
te bepalen dat het administratief beroep tegen de initiele beschikking ongegrond wordt verklaard en dat deze uitspraak in de plaats treedt van het te vemietigen besiuit van de officier van justitie op het administratief beroep van 18 augustus 2014. De kantonrechter zal, nu het beroep gegrond zal worden verklaard, bepalen dat aan de betrokkene een proceskostenvergoeding wordt toegekend van € 735, Dit bedrag betreft de kosten van door de gemachtigde in de fase van het administratief beroep bij de officier van justitie en beroep bij de kantonrechter beroepsmatig verleende rechtsbijstand, een en ander overeenkomstig hetgeen in het Besiuit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage is bepaald. De gemachtigde heeft de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een administratief beroepschrift bij de officier van justitie, het indienen van een beroepschrift bij de kantonrechter en het verschijnen ter zitting van de kantonrechter. Aan het indienen van deze beroepschriften moet per handeling een punt worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 490. Gelet op de aard van de zaak wordt wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak is licht) toegepast.
WP43
Zaaknummer: 3817326 MU VERZ 15-109
blad 4
De beslissing De kantonrechter:
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie van 18 augustus 2014 gegrond en vemietigt deze beslissing; verklaart het administratief beroep gericht tegen de initiele beschikking ongegrond; bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vemietigde beslissing van 18 augustus 2014; veroordeelt de officier van justitie in de kosten van de procedure, aan de zijde van betrokkene vastgesteld op € 735.
Deze beslissing is gegeven door mr. T. van de Woestijne, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare zitting van 1 april 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.
VERZONDEN D.D.:
Bent u het met de beslissing op u\v beroep niet eens, dan kunt u binnen 6 weken vanaf bovengenoemde datum van toezending hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amhem-Leeuwarden, doch alleen indien: a) de bij deze beslissing opgelegde sanctie meer dan € 70,00 bedraagt (artikel 14, eerste lid Wahv), of b) het beroep niet ontvankelijk is verklaard omdat de zekerheid niet (tijdig) is gesteld of omdat de kantonrechter ten onrechte niet heeft geoordeeld dat de indiener vvat dat betreft redelijkerwijs niet geacht kan worden in verzuim te zijn geweest (artikel 14, tweede lid Wahv). Het beroepschrift moet tijdig worden ingediend bij de rechtbank Oost-Brabant, team strafrecht, afdeling kanton (Postbus 70584, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) en bevat tenminste uw naam en adres, een dagtekening, een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht en de gronden van het beroep. Het beroepschrift dient voorts door u of door uw gemachtigde (indien van toepassing) te zijn ondertekend. De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij in het beroepschrift om een zitting wordt gevraagd om uw standpunt mondeling toe te lichten.
WP43
i
1
proces-verbaal
_ '":JUfnerd^olland
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Privaatrecht Sectie Kanton - locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 3426806 \WMVERZ 14-4719 CJIB-nummer: 178528455
Proces-verbaal van de op 21 januari 2015 in het openbaar gehouden terechtzitting voor de behandeling van beroepzaken in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) in de zaak van: naam
S. Flim
adres
Glintweg5
woonplaats
8148RMLemele
hiema te noemen: betrokkene.
naam
R. de Nekker, Boetejuristen.nl
adres
Postbus21
woonplaats
8440 AA Heerenveen
als gemachtigde.
Aanwezig: kantonrechter mr. S.N. Schipper en de griffier.
Ter zitting is verschenen: de vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie. Aan de zijde van betrokkene is niemand verschenen.
De gedraging waarvoor de sanctie is opgelegd luidt —kort omschreven —als volgt: als bestuurdertijdens het rijden een mobiele telefoon vasthouden. Betrokkene is het nieteens metde beslissing van de officier vanJustitie en heeft in het
beroepschrift - dat ztch bij de stukken bevindt - de gronden daarvoor aangevoerd. De vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie heeft het standpunt van de officier van Justitie verwoord.
De kantonrechter beeindigt de behandeling van de zaak en geeft aan direct uitspraak te doen. De kantonrechter deelt de beslissing en de motivering daarvan mee.
Daarbij overweegt de kantonrechter dat verbalisant verzuimd heeft om bij de slaandehouding het merk en type telefoon te noteren. Omdat dit wel in het feitenboekje van het Openbaar Ministerie ten behoeve van de handhaving is opgenomen, is niet vast komen te staan dat de gedraging is begaan en is de sanctie ten onrechte opgelegd. Het beroep is
daarom gegrond en de beslissing van officier van justitie zal worden vemietigd. Gelet op de gegrondverklaring van het beroep zal de officier worden veroordeeld in de proceskosten van betrokkene.
zaak/rolnr.: 3426806 \WMVERZ 14-4719 CJIB-nummer: 178528455
Artikel 20d, vierde lid,juncto artikel 13a,eerste lid, laatstevolzin, WAHV verklaarthet Besluit proceskosten bestuursrecht (Besluit) van overeenkomstige toepassing. Derhalve zal de kantonrechter het kostenverzoek beoordelen aan de hand van de genoemde regeling.
Ingevolge artikel 1 van het van toepassing zijnde Besluit proceskosten bestuursrecht kan een veroordeling in de kosten uitsluitend betrekking hebben op: a. kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, b. kosten van een getuige of deskundige die door een partij is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeit uitgebracht, c. reis- en verblijfkosten van een partij, d. verletkosten van een partij, e. kosten van uittreksels uit de openbare registers, telegrammen, intemationale telexen, intemationale telefaxen en intemationale telefoongesprekken, en f kosten van het als gemachtigdeoptreden van een arts in zaken waarin enig wettelijk voorschrift verplicht tot tussenkomst van een gemachtigde die arts is.
De vergoeding van kosten is in het Besluitproceskosten bestuursrecht forfaitair per proceshandeling vastgesteld. De gemachtigde van betrokkene heeft de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een beroepschrift bij de officiervanjustitie en het indienen van een beroepschrift bij de kantonrechter.
Aan die handelingworden 2 punten toegekend. De waardering per punt is € 490,-. Aangezien de aard van de procedure licht van aard is zal echtereen wegingsfactor van een half worden vastgesteld. De kantonrechter komt derhalve tot de slotsom dat de proceskostenvergoeding moet worden vastgesteld op een bedrag van € 490,-. Beslissing: De kantonrechter:
-
-
verklaart het beroep gegrond;
vemietigt de beslissing van de ofFicier vanjustitie en de beschikking waarbij de administratieve sanctie is opgelegd;
-
bepaalt dathet bedrag dat door betrokkene tot zekerheid is gesteld door de officier vanjustitie aan betrokkene wordt terugbetaald. veroordeelt de officier vanjustitifi^t hetvergqeden van proceskosten vande betrokkene tot een bedrag vai/c
Waarvan proces-verbaal.
Tegen deze beslissing staat ingevqlg^yrtllcel^ WAHV hoger beroep open binnen 6 weken naj
vermelde dag van toezending bij hS^eredWshof Amhem-Leeuwarden. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de Sectie Kanton van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem. De wet gaat uit van een
geheel schriftelijke procedure, tenzij door ubij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Datum toezending:
30 JAN. 2015
uitspraak buiten zittin RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht Bestmirsrecht zaaknummer: UTR 14/3000
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juH 2014 in de zaak tussen A. Khedoe, te Utrecht, verzoeker
(gemachligde; R. de Nekker), en
de heffingsambtenaar van de gemecnte Nieuwegein, verweerder.
Procesvcrloop
Verzoeker heefl beroep ingesteld tegen verweerders besluit van 12 mei 2014. Bij brief van 2 juni 2014 heefl \ er\\eerder meegedeeld dat hel besireden besluit niet wordt gehandhaafd. Naar aanieiding hiervan heeft verzoeker blJ brief van 4 juni 2014 het beroep ingetrokken met het verzoek verweerder te veroordelen in de proceskosten.
Do rechtbaiik heeft verweerder bij brief van 6 juni 2014 in de gelegenheid gesteld binnen twee weken te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Bij brief van 13juni 2014 heeft verweerder de rechtbank meegedeeld dat een
proceskostenveroordeling op zijn plaats is. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de zaak als ''zeerlicht" meet worden gewaardeerd met een wegingsfactor 0,25. Ovenvcgingeii
1. De veroordeling van een partij in de proceskosten in bestuursrechtelijke gedingen is geregeld in de artikelen 8;75 en 8:75a van de Algemene wet besluursrecht (Awb) en nader uitgewerkt in hot Besluit proceskosten besluursrecht (Bpb). 2. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop stelt de rechtbank vast dat verweerder tegemoet is gekomen aan verzoekers bezwaren tegen het bestreden besluit.
3. Naar vaste rechtspraak wordt bij een naarjuridische en/of feitelijke complexiteit van het geniiddelde afwijkende zaak een andere wegingsfactor dan de wegingsfactor 1 voor het indienen van een berocpschrifl gehanleerd Uit vaste rechtspraak volgl verder dat de behandeling van een zaak in de bezwaar en beroepsprocedure In beginsel behoort tot de categorie gemiddeld. tenzij er duidelijke redenen zijn hiervan af te wijken. In dat geval ligt het op de weg van degene die zich hier op beroepi om de afvvijking te onderbouwen.
zaaknummer: UTR 14/3000
blad 2
4. De rechtbank overweegt dat verweerder het bestreden besluit pas naar aanleidlng van het door eiser ingesteide beroep heeft ingetrokken, zodat sprake is van een herroeping van het primaire besluit, ingegeven door een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat in dit geval in de aard en omvang van de zaak duidelijke aanknopingspunten zijn gelegen die een uitzondering rechtvaardigen op hetgeen in het Bpb als de gebruikelijke wegingsfactor is aangegeven. De
stellingvan verweerder dat het een zaak van lichtgewicht is, omdat eiser het parkeerkaartje niet op de juiste wijze achter de voorruit heeft gelegd, is hiertoe onvoldoende. Het moet er derhalve voor vvorden gehouden dat het gewicht van de zaak vvaarop het door eiser ingesteide beroep betrekking heeft in de categorie gemiddelde zaken valt, waarvoor de wegingsfactor I geldt. 5.
Gelet op het voorgaande veroordeelt de rechtbank verweerder in de door verzoeker
gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbankop grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 730,- (1 piiiit voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 243,- en 1 punt voor het indienen van het beroepschriftmet een waarde per punt van € 487,- en een wegingsfactor 1). 6. Uit het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoeker betaalde grifTierecht te vergoeden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet. Verzoeker zal zich hien'oor dan ook tot verweerder moeten wenden.
Bcslissing
De rechtbank veroordeeltverweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 730,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.A. Braeken, rechter, in aanwezigheid van T.N. van Duffelen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1juli 2014.
De griffier Is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
^^-^f^hter
Voor copie confona De Griffier Afschrift verzonden aan partijen op:
11JULI 2flU
a •
Rechtsmiddel
Een belanghebbendeen het bestuursorgaan kunnen tegen deze uitspraak binnen zes wekenna de dag van bekendmaking hiervan verzet doen bij deze rechtbank.
^