Krimpregio’s en Degrowth Waar gaan we naar toe en welke stappen kunnen we zetten?
Die Wiederaufbereitung der konsumorientierten Zwischenstadt durch Wissenszellen door Marina Mather.
Naam student S.J.M.P. Noij E-mail
[email protected] Opleiding Amsterdam School of Real Estate Masterscriptie Master of Science in Real Estate Begeleider dr. Guido Wallagh Datum 30 maart 2015
1
Voorwoord Een college aan de ASRE op een maandagmiddag wekte mijn interesse. Het onderwerp dat werd behandeld, was krimp gerelateerd aan bevolkingsafname. Ik ben opgegroeid in een klein dorp in het oosten van Noord-Brabant vlakbij de grens met Duitsland. Na het afronden van de middelbare school in Nijmegen ben ik verhuisd naar de Randstad om daar te gaan studeren en ben daar vervolgens nooit meer weggegaan. Het dorp waar ik vandaag kom, is nog steeds een gewilde plek om te leven en te wonen. Toch, mede door het feit dat ik er zelf ben weggetrokken, vraag ik me wel eens af of het in de toekomst ook een ‘krimpdorp’ wordt met bijbehorende problematiek inzake de leefbaarheid. Het college op de maandagmiddag vormde de aanleiding voor onderhavige scriptie waarin ik wil onderzoeken of er een theoretische onderbouwing is voor krimp en of deze wordt ondersteund door de praktijk. Ik wil mijn begeleider Guido Wallagh bedanken voor het op constructieve wijze meedenken, zijn inspirerende ideeën, het bijsturen waar nodig en het vrij maken van zijn tijd. Hartelijk dank hiervoor. Ook gaat mijn dank uit naar de tweede lezer Arjan Bregman, alsmede mijn werkgever voor het financieel en operationeel mogelijk maken van het volgen van de studie. Tevens wil ik de respondenten bedanken voor het vrijmaken van tijd en de waardevolle input die ze hebben gegeven. Natuurlijk wil ik mijn gezin bedanken voor het begrip gedurende de lange periode die het schrijven van de masterthesis vergde. Mijn vriend voor alle steun en toeverlaat en het kritisch tegenlezen van de scriptie en mijn dochtertje voor haar geduld. Zonder jullie support was dit niet gelukt! Tenslotte wil ik mijn ouders bedanken, voor het opvangen van mijn dochter als ik me weer terugtrok voor de scriptie. Speciale dank aan mijn moeder voor het tegenlezen van de scriptie op het gebied van de Nederlandse taal.
Utrecht, 30 maart 2015 Simone Noij
2
Samenvatting We komen aan het einde van een tijdperk van groei. In de periferie van ons land hebben we al enige tijd te maken met bevolkingskrimp en de bijbehorende problematiek zoals leegstand van vastgoed en het verloederen van de omgeving. Prognoses wijzen uit dat dit zich in het komend decennia zal verspreiden over Nederland. Onze huidige economische en politieke modellen zijn echter gebaseerd op groei van de bevolking en de economie en lijken zich niet te verenigen met krimp. Krimp kan echter ook als kans gezien worden, door het verlichten van de druk op schaarse goederen, het creëren van een voedingsbodem voor nieuwe manieren van denken en het creëren van andere verdienlijnen. Regio’s onderhevig aan demografische krimp zijn gebieden in transitie, waarin vastgoed gerelateerde, economische en maatschappelijke vraagstukken om een nieuwe aanpak vragen. Het doel van dit onderzoek is het beantwoorden van de vraag in hoeverre binnen een krimpregio op het gebied van ruimtelijke ordening een transitie haalbaar is van de huidige op groei georiënteerde economische modellen naar de Degrowth-theorie om daarmee een nieuw theoretisch aangrijpingspunt voor ruimtelijke ontwikkeling in krimpregio’s te creëren. Onderhavig onderzoek heeft middels een literatuurstudie en interviews de bestaande situatie en kansen in kaart gebracht en getoetst aan de praktijk. Vanwege de langdurige krimpgeschiedenis en de diversiteit aan problematiek welke voortkomt uit de demografische, sociale en economische factoren is gekozen voor respondenten die verantwoordelijk zijn voor ruimtelijke ordening in Parkstad Limburg. Een beweging die uitgaat van een wereld zonder groei is de Degrowth-beweging. Degrowth streeft naar het terugbrengen van productie en consumptie, dusdanig dat het welzijn van de mens en de ecologische omstandigheden verbeteren. De primaire bijdrage van de Degrowth-beweging is de nadrukkelijke onderkenning dat er een bewuste krimp van de bestaande economieën moet plaatsvinden. Degrowth gaat uit van een vrijwillige bottom-up transitie naar een leven met minder productie en consumptie, waarin de politiek naar de achtergrond gaat en de burger verantwoordelijkheden krijgt. Ruimtelijke ordening heeft een grote invloed op de plaats waar mensen leven en de manier waarop er geleefd wordt en is daarom van belang bij het bewerkstelligen van een transitie naar een duurzame manier van leven met minder of zelfs zonder groei. Er zijn drie gebieden waarbinnen ruimtelijke ordening een krachtige potentie heeft ter stimulering van de doelen voortkomend uit de Degrowth-theorie: 1) het creëren van een duurzame woonstructuur waarin gemeenschapsactiviteiten kunnen floreren, 2) het duurzame gebruik van hernieuwbare energiebronnen en grondstoffen en 3) het vergroten van het sociaal kapitaal in een regio. De financieringsmogelijkheid is van wezenlijk belang voor de kans van slagen van het implementeren van Degrowth-principes in krimpregio’s. In combinatie met subsidies, reguliere financieringsopties en verder onderzoek naar financieringsopties sluiten eenvoudige, transparante structuren zonder groot winstoogmerk – zoals een lokale munteenheid, een kredietunie en crowdfunding – het beste aan bij Degrowth en bieden een reële kans voor het aantrekken van vermogen in een krimpregio.
3
Uit onderhavig onderzoek blijkt dat herstructurering waarbij wonen en werken meer met elkaar verweven zijn en woonfuncties gehergroepeerd worden een reële handelingsmogelijkheid is in een krimpregio. Door nog meer aan te sluiten op de ziel van het gebied kan de kwaliteit en leefbaarheid van het gebied vergroot worden. Hiervoor is verdere herstructurering van het landschap en de bebouwde omgeving nodig, zodat een park-stad-achtige structuur ontstaat, waarbij het groene landschap de stad inkomt. Een instrument dat voor invulling kan zorgen van de secundaire braakliggende of leegstaande ruimte is een Internationale Bau Ausstellung, een langjarige manifestatie van een gebied waarbinnen onder andere vernieuwende bouwprojecten en herontwikkelingen geïnitieerd worden. Een hulpmiddel hierbij is het aanpassen van de regels en procedures zonder deze compleet los te laten, zodat de transformatie eenvoudiger van de grond komt. Ondanks dat stadslandbouw een fenomeen is dat de laatste jaren een groeiend aanzien geniet, ook in het buitenland – denk hierbij aan moestuinen op daken van gebouwen in New York – wordt urban farming op vrijgekomen plekken binnen de bebouwing evenals het op grotere schaal produceren van organisch voedsel niet als een kans gezien in een krimpregio Verduurzaming biedt kansen in een krimpregio voor zowel het kwalitatief optimaliseren van de bebouwde omgeving, alsook de verbetering van de leefbaarheid van het gebied. Reeds benutte handelingsmogelijkheden ten aanzien van verduurzaming zijn het stimuleren van de verwerking van energiegenerende materialen in de bebouwde omgeving en het in kaart brengen van de beschikbare energiebronnen. De productie van duurzame grondstoffen op braakliggende terreinen komt uit het literatuuronderzoek naar voren als een kansrijk gebied binnen Parkstad Limburg, maar wordt niet gedragen door de praktijk. Op gebied van het vergroten van het sociaal kapitaal wordt een faciliterende overheid als belangrijk, doch moeilijk uitvoerbaar ervaren door de beperkte zelfredzaamheid van de mensen in de regio en de bestaande cultuur binnen de overheid. Bottom-up initiatieven zijn een instrument die de openbare ruimte en de omgevingskwaliteit kunnen verbeteren. Maatschappelijke ondernemingen kunnen ingezet worden om bottom-up initiatieven te realiseren, maar zijn lastig hanteerbare instrumenten die niet door iedereen gebruikt kunnen worden. Concluderend kan gesteld worden dat de Degrowth-theorie ten aanzien van ruimtelijke ordening een aantal handelingsmogelijkheden aanreikt die inzetbaar zijn in een krimpgebied, maar dat de Degrowth-theorie niet één-op-één toepasbaar is in een krimpregio. Een volledige transitie van de huidige op groei georiënteerde modellen naar Degrowth is derhalve niet haalbaar. Elementen uit de theorie die bruikbaar zijn in een krimpregio zijn het investeren in een lokale duurzame bebouwde omgeving, lokale energieopwekking en bottom-up initiatieven. Hiermee oefent men invloed uit op de kwaliteit van de bebouwde omgeving.
4
Inhoud Voorwoord .............................................................................................................................................. 2 Samenvatting .......................................................................................................................................... 3 1.
2
3
4
5
Inleiding........................................................................................................................................... 8 1.1
Aanleiding ............................................................................................................................... 8
1.2
Centrale onderzoeksvraag en eindproduct ............................................................................ 9
1.3
Onderzoeksvragen .................................................................................................................. 9
1.4
Onderzoeksmethode en strategie .......................................................................................... 9
1.5
Afbakening ............................................................................................................................ 10
1.6
Leeswijzer.............................................................................................................................. 11
Het einde van economische groei................................................................................................. 12 2.1
Tijdslijn groei-critici ............................................................................................................... 12
2.2
Biofysische grenzen............................................................................................................... 13
2.3
Grenzen aan energiebronnen ............................................................................................... 15
2.4
Duurzame groei..................................................................................................................... 15
2.5
Conclusie ............................................................................................................................... 15
Het probleem krimp ...................................................................................................................... 16 3.1
Fysieke problemen ................................................................................................................ 17
3.2
Sociale problemen ................................................................................................................ 17
3.3
Imagoproblemen................................................................................................................... 18
3.4
Werkgelegenheid .................................................................................................................. 18
Degrowth-beweging...................................................................................................................... 19 4.1
Theoretisch kader van Degrowth.......................................................................................... 19
4.2
Handelingsmogelijkheden voortkomend uit Degrowth ....................................................... 20
Aangrijpingspunten met ruimtelijke ordening.............................................................................. 22 5.1
Creëren van een duurzame woonstructuur .......................................................................... 22
5.1.1
Woonomgeving ............................................................................................................. 22
5.1.2
Verbouwen van eigen voedsel ...................................................................................... 23
5.2
Duurzaam gebruik van hernieuwbare energiebronnen en grondstoffen ............................ 24
5.2.1
Productie van duurzame grondstoffen ......................................................................... 24
5.2.2
Duurzame energie ......................................................................................................... 26
5.3
Vergroten van het sociaal kapitaal ....................................................................................... 27
5.4
Samenvatting ........................................................................................................................ 30 5
6
7
Financiering van Degrowth ........................................................................................................... 31 6.1
Overheid................................................................................................................................ 31
6.2
Coöperaties en kredietunies ................................................................................................. 31
6.3
Private equity ........................................................................................................................ 32
6.4
Crowdfunding........................................................................................................................ 32
6.5
Alternatief geld ..................................................................................................................... 33
6.6
Woningmarktestafette.......................................................................................................... 33
6.7
Haalbaarheid ......................................................................................................................... 33
Krimpregio Parkstad Limburg ....................................................................................................... 35 7.1
7.1.1
Lokale demografie......................................................................................................... 35
7.1.2
Oorzaken ....................................................................................................................... 36
7.1.3
Problematiek voortkomend uit krimp .......................................................................... 37
7.2
Woonomgeving ............................................................................................................. 38
7.2.2
Duurzame energie ......................................................................................................... 40
7.2.3
Vergroten van het sociaal kapitaal ............................................................................... 41
Kansen in Parkstad Limburg .................................................................................................. 41
7.3.1
Park-stad ....................................................................................................................... 41
7.3.2
Verruiming wet- en regelgeving.................................................................................... 43
7.3.3
Verduurzaming .............................................................................................................. 43
7.3.4
Vergroten van het sociaal kapitaal ............................................................................... 44
7.4
9
Reeds gehanteerde handelingsmogelijkheden in Parkstad Limburg .................................... 38
7.2.1
7.3
8
Bevolkingskrimp in Parkstad Limburg ................................................................................... 35
Samenvatting ........................................................................................................................ 45
Methodologie................................................................................................................................ 46 8.1
Verantwoording onderzoeksmethode .................................................................................. 46
8.2
Dataverzamelingsmethoden ................................................................................................. 46
8.3
De respondenten .................................................................................................................. 47
Resultaten praktijkonderzoek ....................................................................................................... 48 9.1
Creëren van een duurzame woonstructuur .......................................................................... 48
9.1.1
Duurzame woonstructuur ............................................................................................. 48
9.1.2
Loslaten van gedetailleerd beleid en strak gedefinieerde regels ................................. 49
9.2
Duurzaam gebruik van energiebronnen en grondstoffen .................................................... 50
9.2.1
Productie van duurzame grondstoffen ......................................................................... 50
9.2.2
Excelleren in de race om verduurzaming ...................................................................... 50 6
9.3
Vergroten van het sociaal kapitaal ....................................................................................... 51
9.3.1
Overheid in de rol van intermediair .............................................................................. 51
9.3.2
Stimuleren van bottom-up initiatieven......................................................................... 51
9.3.3
Instrumenten voor de faciliterende overheid............................................................... 52
9.4 10
Samenvatting ........................................................................................................................ 53 Synthese theorie en praktijk ..................................................................................................... 55
10.1
Algemeen .............................................................................................................................. 55
10.2
Haalbaarheid van Degrowth in een krimpregio .................................................................... 55
10.3
Creëren van een duurzame woonstructuur .......................................................................... 56
10.4
Duurzaam gebruik van energiebronnen en grondstoffen .................................................... 56
10.5
Vergroten van het sociaal kapitaal ....................................................................................... 57
11
Conclusie en aanbevelingen ..................................................................................................... 58
11.1
Conclusies ............................................................................................................................. 58
11.1.1
Creëren van een duurzame woonstructuur .................................................................. 58
11.1.2
Duurzaam gebruik van hernieuwbare energiebronnen en grondstoffen..................... 58
11.1.3
Vergroten van het sociaal kapitaal ............................................................................... 59
11.1.4
Algehele conclusie......................................................................................................... 59
11.2
Reflectie ................................................................................................................................ 59
11.3
Aanbevelingen ...................................................................................................................... 60
Literatuurlijst......................................................................................................................................... 61 Bijlage I: Uitnodiging interview ............................................................................................................. 68 Bijlage II: Interview dhr. Theunissen ..................................................................................................... 70 Bijlage III: Interview mevr. Dreissen ..................................................................................................... 84 Bijlage IV: Interview dhr. van Niet ...................................................................................................... 100 Bijlage V: Interview dhr. Claessens ..................................................................................................... 118
7
1. Inleiding 1.1 Aanleiding We zijn aan het einde gekomen van een tijdperk van demografische en economische groei. In de periferie van ons land hebben we al enige tijd te maken met bevolkingskrimp en de bijbehorende problematiek op het gebied van ruimtelijke ordening. Gebouwen en woningen staan leeg, de omgeving begint te verloederen en het ontbreekt aan investeerders die deze negatieve spiraal kunnen doorbreken. Op nationaal niveau groeit de bevolking de komende drie decennia nog door, echter wanneer er wordt ingezoomd op regionaal niveau dan zien we de bevolking sterk krimpen aan de randen van ons land. De regio’s Oost-Groningen, Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Limburg hebben al enige tijd te maken met afnemende bevolkingsaantallen, maar ook in de regio’s Zuidoost-Drenthe en de Achterhoek krimpt de bevolking inmiddels (Huisman e.a., 2013, p.1). Daarnaast zijn er ongeveer twintig anticipeergebieden waar men in de toekomst een bevolkingsdaling verwacht (Ministerie van BZK, 2012). Gezien de demografische ontwikkelingen zal het aantal regio’s dat geconfronteerd wordt met een krimpende bevolking de komende decennia toenemen. Demografische krimp beperkt zich niet tot de daling van het bevolkingsaantal, maar zorgt ook voor een daling van het aantal huishoudens. Aan de randen van ons land zien we de groei van het aantal huishoudens stagneren of zelfs krimpen (Huisman e.a., 2013, p.9), wat naar verwachting verder toe zal nemen in de toekomst. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt er een daling van 10% verwacht in de topkrimpgebieden tussen 2023 en 2040 en in de anticipeergebieden een lichte daling vanaf 2034 (Groenemeijer, 2013). De afname van het bevolkingsaantal al dan niet in combinatie met een afname van het aantal huishoudens, veroorzaakt door sterfte, vergrijzing, ontgroening en migratie heeft een impact op de economische vitaliteit en leefbaarheid van een regio (Ministerie van BZK, VNG & IPO, 2009, p.8). Door krimp droogt de bron van inkomsten op die gepaard gaat met economische groei (Dijkstal & Mans, 2009, p.29). Onze huidige economische en politieke modellen zijn gebaseerd op groei, zowel op economisch vlak als door een toename van de bevolking. Het groei georiënteerde denken kan de problematiek in een krimpregio echter niet oplossen en werkt derhalve averechts in een krimpgebied (Alexander, 2014). Krimp lijkt niet te verenigen met het dogma ‘groei’ dat onze beleidsmakers en het zakenleven al eeuwen beheerst. Derhalve zijn de denkers van de huidige tijd naarstig opzoek naar alternatieve (economische) modellen. Men pleit voor uitbreiding van het bestaande economische instrumentarium en wetenschap naar niet-groei modellen. Paradigmaveranderingen doen zich voor wanneer het bestaande paradigma niet meer in staat is om de problemen die zich voordoen op te lossen. Dit lijkt ook te gelden voor het paradigma groei dat de wereld steeds meer problemen oplevert, zoals natuurrampen, milieuproblematiek en olietekort (Alexander, 2014, p.1). Het ontkennen en bestrijden van krimp werkt niet. Er moet een verandering plaatsvinden en een nieuwe waarde-optiek worden ontwikkeld. Inzichtelijk moet worden gemaakt welke maatregelen hiervoor nodig zijn, welke investeringen het vraagt en hoe we vorm geven aan sociale duurzaamheid.
8
Krimp dient als een kans gezien te worden, een katalysator die tot vernieuwing leidt. Het kan bijvoorbeeld de druk op schaarse goederen verlichten, een voedingsbodem zijn voor nieuwe manieren van denken, zoals de duurzaamheidsgedachte, en andere verdienlijnen creëren. Krimpende regio’s zijn gebieden in transitie, waarin vraagstukken op het gebied van ruimtelijke ordening en de maatschappij een nieuwe bestuurlijke aanpak vragen. Totdat het evenwicht bereikt is, kan er onvrede bestaan over diverse zaken, maar door creativiteit en innovatie kunnen er nieuwe kansen ontstaan. Er zijn meerdere ideeën, stromingen en theorieën bekend die een andere manier van denken omvatten. Denk hierbij aan de circulaire economie, permaculture, the simple life, biobased economy, blauwe economie en de Degrowth-beweging. Een beweging die uitgaat van een wereld zonder groei is Degrowth. De Degrowth-beweging stelt dat vooruitgang van de mensheid mogelijk is zonder economische groei. Door een fase van geplande krimp van de bestaande economieën kan een duurzame samenleving ontstaan (Alexander, 2014, p.8). Zijn er elementen uit de Degrowthbeweging die ingezet kunnen worden om vraagstukken op het gebied van ruimtelijke ordening op te lossen?
1.2 Centrale onderzoeksvraag en eindproduct In hoeverre is binnen een krimpregio een transitie haalbaar op het gebied van ruimtelijke ordening van de huidige op groei georiënteerde economische modellen naar Degrowth? Het doel van deze studie is het vinden van een nieuw theoretisch aangrijpingspunt voor ruimtelijke ontwikkeling in krimpregio’s.
1.3 Onderzoeksvragen Om tot de beantwoording van de centrale vraag te komen zijn de onderstaande subvragen geformuleerd. 1 2 3 4 5 6
Is economische groei eindig? Wat zijn de gevolgen van demografische krimp? Wat houdt Degrowth in? Welke aspecten van Degrowth kunnen van toegevoegde waarde zijn voor ruimtelijke ontwikkeling in een krimpende regio? Welke ruimtelijke ontwikkelingen in krimpregio’s vragen om een alternatieve aanpak zoals Degrowth? Worden de handelingsmogelijkheden resulterend uit subvraag 5 ondersteund door de beleidsmakers in krimpregio’s?
1.4 Onderzoeksmethode en strategie Er is een literatuuronderzoek uitgevoerd om te onderzoeken of economische groei eindig is en wat de gevolgen zijn van demografische krimp. Daarnaast is de literatuur aangaande Degrowth bestudeerd om handelingsmogelijkheden uit de Degrowth-literatuur te destilleren die van toegevoegde waarde kunnen zijn in een krimpregio. Deze handelingsmogelijkheden zijn aan de praktijk getoetst door middel van interviews. De schematische weergave van de onderzoeksopzet is weergegeven in figuur 1. 9
Figuur 1: Schematische weergave onderzoeksopzet
1.5 Afbakening Demografische krimp Er zijn meerdere soorten krimp te onderscheiden. In deze thesis staat demografische krimp centraal. Kort gezegd is demografische krimp een daling van het aantal inwoners in een bepaalde regio. Hier dient aan toegevoegd te worden dat het niet gaat om tijdelijk fenomeen, maar om structurele demografische krimp die in elk geval doorzet tot in 2040 (Van der Velde, 2012, p8). Van Dam e.a. (2006, p.21) hanteren een ruimere definitie, welke naast een daling van het bevolkingsaantal (inwoners en huishoudens) ook rekening houdt met de bevolkingssamenstelling (bijvoorbeeld leeftijd en geslacht) en huishoudenssamenstelling (qua omvang, levensfase en inkomen). Dit onderzoek gaat uit van de definitie van Van Dam en mede auteurs, waar aan toegevoegd wordt dat het moet gaan om een structureel proces dat tenminste tot 2040 duurt. Alhoewel de exacte betekenis niet geheel gelijk is, zullen de termen krimp, demografische krimp, bevolkingskrimp en bevolkingsdaling in deze thesis door elkaar gebruikt worden en synoniem aan elkaar zijn. Ruimtelijke ordening Ruimtelijke ordening is het proces waarbij met een groot aantal spelregels de ruimte planmatig wordt benut en ingericht. Daarbij wordt rekening gehouden met individuele en gemeenschappelijke 10
belangen. Kortweg het zo goed mogelijk aan elkaar aanpassen van de samenleving en de ruimte. De wetenschapsgebieden die hierbij een rol spelen zijn planologie, landschapsarchitectuur en stedenbouw. Maar ook zaken als milieu en economie spelen een grote rol in de ruimtelijke ordening (Wikipedia, 2014a).
1.6 Leeswijzer Het literatuuronderzoek zal worden uitgewerkt in hoofdstukken 2 tot en met 6. In hoofdstuk 2 zal worden ingegaan op de vraag of economische groei daadwerkelijk eindig is. Hoofdstuk 3 zal een overzicht geven van de problematiek ten aanzien van krimp. De Degrowth-beweging zal nader worden toegelicht in hoofdstuk 4 evenals de handelingsmogelijkheden uit deze theorie die van belang kunnen zijn in een krimpregio. In hoofdstuk 5 wordt de koppeling tussen de handelingsmogelijkheden en ruimtelijke ordening gelegd en in hoofdstuk 6 worden de financieringsmogelijkheden toegelicht. Parkstad Limburg is als topkrimpregio gekozen tot het gebied waar het praktijkonderzoek zich op richt. De demografie van Parkstad Limburg, de reeds toegepaste handelingsmogelijkheden en de kansen in deze regio zullen in hoofdstuk 7 de revue passeren. De hoofdstukken die daarop volgen, hoofdstuk 8 tot en met 10, gaan over het praktijkonderzoek. Achtereenvolgens zullen in de verschillende hoofdstukken de methodologie, een uitwerking van de interviews en een koppeling van de antwoorden aan de theorie aan bod komen. Tenslotte wordt in het laatste hoofdstuk een overzicht gegeven van de belangrijkste conclusies en de centrale onderzoeksvraag zal worden beantwoord. Na een reflectie op het uitgevoerde onderzoek wordt geëindigd met een aantal aanbevelingen.
11
2 Het einde van economische groei De groei van de Nederlandse bevolking gaat terug tot 1800. Van 1850 tot 2000 is de Nederlandse bevolking enkel gegroeid (Reverda, 2011, 16-17). Na de Tweede Wereldoorlog kende ook de economie enkel groei en is groei een paradigma geworden. Ondanks of juist door de wereldwijde crisis van de laatste jaren zijn regeringen er nog meer op gebrand om weer economisch te groeien met als doel de nationale welvaart weer op peil te krijgen (Alexander, 2014, p.1). Hoe realistisch is groei echter gezien de aanslag die consumentisme legt op de beschikbaarheid van grondstoffen en materialen, de uitputting van fossiele brandstoffen en de negatieve invloed op het milieu? In dit hoofdstuk wordt de vraag of groei eindig is nader onderzocht.
2.1
Tijdslijn groei-critici
Het koor van wetenschappers, analytici, denkers en anderen die het niet eens zijn met ongelimiteerde groei wordt steeds groter. Daarbij groeit steeds meer het idee dat een goede kwaliteit van leven niet afhankelijk is van een overload aan materiële goederen. In feite is dit al een heel oud idee stammend uit de tijd van Plato. Plato maakte een verschil tussen een gezonde stad gedreven door bescheidenheid en een zieke stad welke wordt gedreven door het onverzadigbare verlangen naar luxe en extravagantie (Alexander, 2014, p.4). In de laatste eeuwen zijn er diverse denkers geweest die zich niet senang voelden bij ongelimiteerde groei. Hier volgt een overzicht van de belangrijkste bezwaren van diverse wijsgeren. De tijdslijn start iets voor de 19e eeuw, een turbulente eeuw waarin een einde komt aan het gildewezen en het maken van winst en massaproductie de nieuwe waardes zijn (Reverda, 2011, p25). Ondanks het feit dat hij er op dat moment naast zat, had Malthus in 1798 berekend dat de landbouw de groei van de bevolking niet bij zou kunnen houden en dat dit zou leiden tot hongersnood. Bij het uitdenken van zijn theorie vergat hij echter de technologische ontwikkeling mee te nemen, waardoor een enorme slag gemaakt kon worden in de effectiviteit van de landbouw en de catastrofe uitbleef (Alexander, 2014, p.4). De industriële revolutie ontlokte bij John Stuart Mill in 1848 de uitspraak: ‘Toward what ultimate end is society tending by its industrial progress?’. Op welk punt is de wereld klaar met groeien en is het genoeg? Hij hoopte dat de mensheid lang voordat de noodzaak ertoe zou dwingen, is overgegaan op een maatschappij zonder groei, zodat het plezier van het leven niet wordt overschaduwd door de drang naar ongelimiteerde groei van welvaart en bevolking (Alexander, 2014, p.5). Het duurde echter nog meer dan een eeuw voordat het debat echt werd aangezwengeld. In 1966 stelde Kennith Boulding dat economische groei afhankelijk is van natuurlijk grondstoffen en derhalve niet eeuwig kan groeien, omdat de beschikbaarheid van deze bronnen beperkt is tot de aanwezigheid hiervan op onze eindige planeet. Hij sprak de fameuze woorden dat degene die dacht dat het wel mogelijk was ofwel een gek was of een econoom (Alexander, 2014, p.5). Een jaar later spreekt Ezra Mishan (1967) over ‘growthmania’ in zijn boek The Costs of Economic Growth. Hij doelt hiermee niet op financiële kosten, maar op een ander soort kosten: psychologische problematiek, lange werkdagen, het uiteenvallen van de gemeenschap, lelijke stadsgezichten, verkeersverstoppingen, milieuproblematiek en ga zo maar door. Deze kosten lijken niet op te wegen tegen de voordelen van groei (Alexander, 2014, p.6).
12
Nicholas Georgescu-Roegen wees in 1971 op het feit dat de bestaande economische theorieën geen rekening houden met het verlies van energie binnen het systeem (tweede wet van de thermodynamica) en dat derhalve exponentiële groei op een begrensde planeet is uitgesloten (Lietaert, 2010, p.576). Hij introduceerde in 1977 de term ‘bio-economie’, een term die ons voortdurend moet wijzen op de biologische oorsprong van de economie en dat de mens slechts de beschikking heeft over een beperkt aantal grondstoffen, welke onevenredig over de wereld zijn verdeeld en disproportioneel door mensen zijn toegeëigend (Georgescu-Roegen, 1977, p.361). In 1972 publiceerde een groep van systeemanalisten genaamde de Club van Rome een document genaamd Limits to Growth waarin de auteurs aan de hand van computermodellen analyseerden wat de consequenties zijn van exponentiële groei van de populatie en de consumptie van goederen binnen een eindige bron van grondstoffen. Dit document werd in die tijd hevig bekritiseerd, omdat het geen rekening zou houden met pricing mechanismes, efficiëntieverbeteringen en technologische vooruitgang (Alexander, 2014, p.6). Schumacher (1973) steunde de ideeën van de Club van Rome en stelde voor om te streven naar het maximale niveau van welzijn met een minimum aan consumptie (Alexander, 2014, p.6). Een paar jaar later, in het spoor van de Club van Rome, formuleerde Ivan Illich de wet van twee drempels. Voorbij de eerste drempel is groei positief en zorgt groei voor een groter welzijn. Deze ontwikkeling slaat echter om bij de tweede drempel waarna groei anti -productief wordt (Wikipedia, 2015). In de daaropvolgende jaren zijn er steeds meer denkers die zich mengen in het debat aangaande groei. Wij maken een sprong naar 1996 waarin Daly een oproep doet voor een ‘steady-state economy’. Binnen deze economie gaat de ontwikkeling van nieuwe technologieën, marktmechanismes en culturele aspecten door, maar blijft deze binnen de grenzen van de duurzame biofysische limieten van de planeet (Alexander, 2014, p.7). Het bovenstaande overzicht wijst uit dat een toename van groei van de economie niet per se leidt tot een toename in het welbevinden van mensen in de Westerse wereld. Het tegenovergestelde wordt zelfs beweerd, dat groei de problemen veroorzaakt die het juist zou moeten oplossen. Dit wekt de suggestie dat Westerse landen zijn aanbeland in een periode van oneconomische groei (Daly, 1999). Er is veel kritiek op het Bruto Nationaal Product omdat dit de schijn wekt dat het welvaart meet, maar dit in feite in een beperkte hoek doet. Er zijn andere indexen ontwikkeld die ook rekening houden met ecologische en sociale factoren.
2.2
Biofysische grenzen
Aanhangers van een op groei gebaseerde economie zeggen dat er geen biofysische grenzen zijn aan groei. De argumentatie hiervoor is dat technologische vooruitgang en efficiëntieverbeteringen er voor zorgen dat deze grenzen nooit bereikt worden, ondanks het feit dat grondstoffen niet onbeperkt aanwezig zijn (Alexander, 2014, p.3). Daarnaast dragen voorstanders van groei aan dat het marktmechanisme c.q. de prijs van grondstoffen ervoor zorgt dat de grondstoffen op een optimale manier worden geconsumeerd en dat er gestreefd moet worden naar een ‘vrije markt’ waar het belang van iedereen maximaal behartigd wordt (Alexander, 2014, p.3). De ecologische voetafdruk van de wereld laat echter een ander beeld zien. De ecologische voetafdruk is een methode om te meten hoeveel ruimte er nodig is voor de productie van de goederen die er gebruikt worden en de opname van CO2 uitstoot (Wereld Natuur Fonds, 2015). De huidige ecologische voetafdruk van de wereldeconomie (zie figuur 2) overschrijdt de duurzame 13
capaciteit van de aarde met 50%. Dit veroorzaakt klimaatveranderingen, verlies van biodiversiteit, erosie van de toplaag van landbouwgrond, ontbossing, watertekorten en vervuiling (Global Footprint Network, 2015). Figuur 2: Ecologische voetafdruk van de wereld
bron: National Footprint Accounts, 2012
De voetafdruk van Nederland, zoals weergegeven in figuur 3, demonstreert des te meer dat Nederland meer verbruikt dan het land kan leveren en er hierdoor qua consumptie van goederen geleund wordt op de wereld. Figuur 3: Ecologische voetafdruk van Nederland
bron: Global Footprint Network, 2014
De volgende rekensom is verhelderend. De benchmark voor succes houdt een groei van 3% van het BNP in. Daarnaast wordt in 2080 een populatie van 10 miljard mensen geprognosticeerd met idealiter dezelfde manier van leven als de Westerse landen. Om dit te realiseren moet de economie 40-60 maal groter zijn dan vandaag de dag. Het is al moeilijk voor te stellen dat het ecosysteem van onze planeet een toename van 3 tot 4 maal ons huidig niveau kan verwerken, laat staan een toename van 40-60 keer het huidige niveau (Alexander, 2014, p.10). Het bovenstaande duidt erop dat er een grens is aan biofysische groei.
14
2.3
Grenzen aan energiebronnen
We hebben het nu over grondstoffen in zijn algemeenheid gehad. Er is echter één groep die zich onderscheid van de rest: de fossiele brandstoffen. Doordat de fossiele brandstoffen een gelimiteerde bron zijn zal de productie op enig moment pieken en daarna een tijd op dit niveau blijven. Als op dit moment de vraag nog steeds toeneemt, zal dit een stijgend effect hebben op de prijs. De plateaufase is volgens de International Energy Agency bereikt in 2005 en veroorzaakte een prijsstijging van $ 25 per vat naar $ 110 per vat sinds 2011 (International Energy Agency, 2013). Op dit moment is de olieprijs echter weer aan het dalen en heeft een vat olie de laagste prijs sinds 2011 bereikt ad $ 70. Oorzaak hiervan is het kwakkelende herstel van de wereldeconomie en de schalierevolutie in Amerika waardoor er meer olie op de markt komt dan er vraag naar is (Nu.nl, 2015a; Nu.nl, 2015b). De dure olie, welke nodig is voor transport, pesticiden, plastics, etc., is volgens sommige analisten de reden dat de wereldeconomie tekenen van stagnatie en instabiliteit vertoont (Alexander, 2014). De pessimisten geloven dat wereldwijde financiële crisis de eerste was in een serie van crisissen doordat het huidige groeimodel niet in staat is om de problematiek rondom gelimiteerde grondstoffen, energiebronnen en schuldenbergen te adresseren (Tverberg, 2012). De afgelopen eeuwen is het groeipercentage van het wereldwijde energieverbruik gestegen met circa 3% per jaar. Uitgaande van constante groeicijfers van de bevolking zou dat een toename van het energieverbruik van 15 - 20 keer per eeuw betekenen. Doordat het aannemelijk is dat de groei van de bevolking tot stilstand komt, zou logischerwijs de stijging van het energieverbruik afnemen. Het is echter zo dat het energieverbruik veel sterker is toegenomen dan de bevolking. Onze generatie verbruikt veel meer energie dan onze opa’s en oma’s (Murphy, 2014). In Nederland is het energieverbruik van 1950 tot 2013 met 4,5% gestegen, dit komt overeen met 16 keer meer energieverbruik dan in 1950. Oorzaak hiervan is het feit dat steeds meer toepassingen op grote schaal geautomatiseerd zijn (Nu.nl, 2015c) Conform de wetten van de thermodynamica en uitgaande van een groei van de energieconsumptie van 2,3% per jaar, bereikt de aarde over 400 jaar het kookpunt, ongeacht welke vorm van energie er gebruikt wordt (Murphy, 2014). Aangezien de wereld nu al boven dit niveau verbruikt, kan er niet op de ingeslagen weg doorgegaan worden en dient het verbruik verminderd te worden.
2.4
Duurzame groei
Duurzame groei en groene groei zijn alternatieven waarbij de output nog steeds meer is dan de besparing (Alexander, 2012, p.3), die dus mooier klinken dan ze in werkelijkheid zijn. De toename in het gebruik van grondstoffen en energie wordt veroorzaakt door zogenaamde rebound effecten van technische vooruitgang en efficiëntieverbeteringen. De verbeteringen leiden er toe dat de winst wordt gebruikt om meer te produceren of te consumeren van dezelfde of een andere grondstof (Alexander, 2014, p.9) in plaats van een lagere productie en consumptie. De klimaatwetenschapper Kevin Anderson is één van de enige die erkent dat het inperken van de CO2 uitstoot in de Westerse landen om een afname van de consumptie vraagt en geen technische vooruitgang (Anderson, 2013).
2.5
Conclusie
Op basis van de ecologische en natuurkundige beperkingen van onze eindige wereld in combinatie met de huidige technologie is economische groei eindig. 15
3 Het probleem krimp De Nederlandse gemeenten zijn gewend geraakt aan groei, zowel economisch gezien (JanssenJansen e.a., 2013, p.28) als wat betreft de groei van de bevolking. Toch is het niet zo dat de geschiedenis enkel groei kent, in tegendeel zelfs. De meeste steden in de wereld zijn in het verleden onderhevig geweest aan krimp. Door krimp komen nieuwe en mogelijk bedreigende ontwikkelingen op gang waarbij men opzoek moet naar een nieuwe balans. Totdat het evenwicht bereikt is, kan er onvrede bestaan over diverse zaken, maar door creativiteit en innovatie kan hier tegenwicht aan geboden worden. Een extreem voorbeeld wordt gegeven door Joop Hartog (2011, p.29). In de middeleeuwen verdween door o.a. de pest tweederde van de bevolking. Door de schaarste aan arbeidskrachten werd de beloning hoger voor arbeid en leidde tot hogere arbeidsbesparende innovaties. Er volgde een periode van ongekende bloei welke een aantal indrukwekkende nieuwe technologische uitvindingen met zich meebracht. Ook in Nederland hebben we in het verleden te maken gehad met bevolkingskrimp. Enkhuizen verloor tussen 1650 en 1850 75% van haar inwoners. Veel huizen werden afgebroken waardoor het grootste deel van de stad in moestuin of weiland veranderde. Andere steden die met een teruglopend inwonersaantal te maken hebben gehad zijn Amsterdam en Rotterdam. Door suburbanisatie en kleinere huishoudens krompen de steden in de jaren 60 (Ruimtelijke Inrichting en Bereikbaarheid [RIB], 2011, p.22). Ook rond 1800 zagen we een tegengesteld krimppatroon ten opzichte van vandaag de dag. In die tijd kromp de Randstad en groeide de periferie (Reverda, 2011, p.16). Niet alleen steden, maar ook het platteland was in het verleden aan krimp onderhevig. NoordGroningen bijvoorbeeld kampte in de jaren 50 van de vorige eeuw met een krimpende bevolking. Melis (2013) onderzocht voor haar promotieonderzoek Naar een leefbare regio hoe er toentertijd werd omgegaan met krimpvraagstukken. Een opvallende conclusie is het verschil in de perceptie van de leefbaarheid tussen de bewoners en de bestuurders. Waar de bestuurders hoofdzakelijk dachten aan het voorzieningenniveau, draaiden het voor de bevolking om het sociale klimaat. De bevolking ervoer de leefbaarheid niet als slecht in tegenstelling tot de bestuurders die krimp als een doemscenario zagen (Melis, 2013, p.280-281). Oorzaken van demografische krimp zijn sociaal-culturele ontwikkelingen (zoals individualisering en emancipatie), regionaal-economische ontwikkelingen (zoals ontwikkelingen in de bedrijvigheid en werkgelegenheid) en planologische beslissingen. Het natuurlijke bevolkingsverloop wordt vooral beïnvloed door sociaal-culturele ontwikkelingen en de migratie en verhuisbeweging door regionaaleconomische ontwikkelingen en planologische beslissingen (Van Dam e.a., 2006, p.23). Door een sterfteoverschot en een netto negatieve migratie, oftewel een vertrekoverschot, is sprake van een ontgroening en vergrijzing in de krimpregio’s (Reverda, 2011, p.9). Dit heeft gezorgd voor een bevolkingsdaling en een andere samenstelling van de bevolking. De sociaal minder bedeelde bevolking blijft achter met de sociale-, economische en ruimtelijke problemen die hier bij horen (Snoeker, 2014, p.3). In dit hoofdstuk wordt in kaart gebracht wat de gevolgen zijn van demografische krimp. De aandacht van onderhavig onderzoek gaat voornamelijk uit naar de fysieke problemen, echter deze kunnen niet los gezien worden van de ‘zachte’ problematiek rondom krimp. Derhalve wordt ook kort ingegaan op sociale- en imagoproblemen en de gevolgen voor de werkgelegenheid (Pronk, 2011, p.24). 16
3.1
Fysieke problemen
Fysieke problemen zijn grotendeels vastgoed gerelateerd. Demografische krimp heeft zijn weerslag op vastgoed. De huizenmarkt heeft te lijden onder het overschot dat ontstaat door het krimpende aantal huishoudens. Daarnaast ontstaat er door het afnemende aantal huishoudens en de vergrijzing een mismatch tussen het aanbod en de vraag. Als gevolg hiervan ontstaat een woningoverschot, wat op haar beurt weer een prijsdaling en leegstand veroorzaakt. Het laatste aspect is van invloed op de leefbaarheid van het gebied. Leegstaande huizen kunnen de oorzaak zijn van verloedering en daaruit voortvloeiende veiligheidsproblemen. Krimp wordt het meest met deze problematiek geassocieerd, omdat de zichtbaarheid hiervan groot is. Beeldende rapportages van Zembla en Tegenlicht brengen de beelden van leegstaande woningen, dichtgespijkerde winkels en kapotte straten uitgebreid in beeld. Leegstaand vastgoed is niet enkel een probleem van particuliere huizenbezitters, maar ook van beleggers, gemeenten, woningcorporaties en andere investeerders, welke hun verdiensten zien teruglopen. Zowel het direct, als het indirect rendement staat onder druk, als ook de realisatie van voorzieningen. Dit leidt tot verminderde investeringsbereidheid van met name de professionele partijen. De geschetste problematiek vraagt om herstructurering, welke niet meer betaald kan worden op de oude manier. In het verleden financierde de rendabele delen van gebiedsontwikkeling de onrendabele delen, zoals bovenwijkse voorzieningen. Krimp in combinatie met de crisis was de genadeklap voor het systeem dat al eerder zwakke plekken begon te vertonen door o.a. oplopende leegstand in kantoren en zorgde ervoor dat de verwachte groei in vraag afnam en daarmee de vraag naar grond, wat het einde van het systeem betekende (Verbaan, 2012, p.18). Er moet gezocht worden naar andere waarde-dragers die de transformatie lonend maken (Blauwhof & Verbaan, 2009, p.33).
3.2
Sociale problemen
Sociale problemen omvatten de leefbaarheid van het gebied. Bij een dalende bevolking wordt het steeds lastiger om scholen, winkels, zwembaden, gezondheidszorg etc. rendabel te houden. Voorzieningen verdwijnen uit krimpgebieden en sociale evenementen zoals het verenigingsleven, sportverenigingen, gemeenschapshuizen etc. houden op te bestaan. Ook hier ontstaat leegstand doordat winkels en bedrijven failliet gaan, ze wegtrekken naar een andere regio, scholen sluiten, bibliotheken sluiten etc. Bijvoorbeeld in Zuid-Limburg staat 11,4% van de winkels leeg ten opzichte van 6,9% landelijk (Locatus, 2014). Ook is het onvermijdelijk dat in de komende jaren honderden scholen in dorpen moeten sluiten (Hospers e.a., 2013, p.12). De bovengenoemde problematiek lijdt tot ‘sociale erosie’, een term die geïntroduceerd is door een samenwerkingsverband van de tien grootste plattelandsgemeenten in Nederland (P10, 2010, p.84) en houdt onder andere het verdwijnen van voorzieningen, het onthechten van de gemeenschap en een onevenwichtig woningbestand in. De bevolking is gebaat bij de voorzieningen. Op het moment dat deze verdwijnen, zal een deel van de bevolking ook verdwijnen en op zoek gaan naar een leefomgeving met voorzieningen. Het is een zelfversterkend mechanisme, omdat het wegtrekken van de bevolking weer zijn weerslag heeft op de voorzieningen (Leidelmeijer & Marlet, 2011, p.1213).
17
3.3
Imagoproblemen
Imagoproblemen ontstaan doordat de betreffende regio bekend staat als een krimpgebied waar faciliteiten verdwijnen en verloedering op de loer ligt. Dit beperkt de nieuwe aanwas en heeft een negatieve invloed op de bereidbaarheid van inwoners om te blijven. Op het moment dat scholen sluiten en kinderopvang nihil is, dan is dit en reden voor jongeren om na hun studie niet terug te keren naar hun geboortedorp. Een voorbeeld van een gebied dat met imagoproblemen worstelt, is de wijk Heilust in Kerkrade. In deze wijk zijn de afgelopen jaren diverse woningen en flats gesloopt. Dit leidde tot veel commotie in de wijk. De regionale omroep Limburg 1 heeft hierover en documentaire gemaakt, welke de problematiek bloot legt (Mijn Heilust, 2015).
3.4
Werkgelegenheid
Naast de hierboven benoemde problemen is werkgelegenheid een hot topic binnen het krimpdebat. Jongeren trekken weg uit krimpgebieden en de resterende bevolking vergrijst. Doordat de beroepsbevolking krimpt, is het voor bedrijven moeilijker om (goed opgeleide) werknemers te vinden en ze worden geconfronteerd met een afnemende vraag naar hun product. Hierdoor ontstaat er in krimpende regio’s een minder aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven en neemt de werkgelegenheid af (RIB, 2011, p.48). Ook dit is een zelfversterkend mechanisme (Leidelmeijer & Marlet, 2011, p.11-12). De dalende arbeidsproductiviteit heeft weer zijn weerslag op het welvaartsniveau (Blauwhof & Verbaan, 2009, p.140) en zal er toe leiden dat mensen vertrekken.
18
4 Degrowth-beweging 4.1
Theoretisch kader van Degrowth
Degrowth is ontstaan uit diverse stromingen en disciplines. De ontstaansgeschiedenis van Degrowth is al behandeld in Het einde van economische groei (hoofdstuk 2). Daar wordt een overzicht in de tijd gegeven van diverse denkers die ageren tegen de continue groei van de economie en het daaraan verbonden consumentisme. Een veel gebruikte definitie van Degrowth is deze van Schneider en collega’s uit 2010: In algemene zin kan Degrowth gedefinieerd worden als het terugbrengen van productie en consumptie op een billijke manier zodat het welzijn van de mens en de ecologische omstandigheden verbeteren. (Schneider e.a., 2010, p.512) De naam Degrowth wekt soms de suggestie dat het gaat om een agressieve stroming waarbij geen enkele groei meer mogelijk is. Het is echter geen synoniem voor een recessie of voor een (opgelegde) bevolkingsafname. De beweging staat ook niet voor het in de ban doen van groei en het terugdraaien van de klok tot voor het industriële tijdperk. Degrowth creëert de mogelijkheid om voorbij de groei georiënteerde economische theorieën te kijken (Lietaert, 2010, p.576). Vooruitgang van de mensheid is mogelijk zonder economische groei. Tim Jackson, professor in Sustainable Development aan de universiteit van Surrey en voormalig economisch commissaris van de commissie voor duurzame ontwikkeling van de Engelse regering, snijdt in zijn boek Prosperity without Growth (2009) een boeiende vraag aan. Kunnen we een economie opbouwen zonder groei? Volgens hem heeft de in 2008 gestarte crisis een duidelijke boodschap afgegeven: het huidige economische model is fundamenteel onhoudbaar. Hij stelt dat voorspoed zonder groei een ecologische must is en geen utopie (Jackson, 2009, p.12). Conversely, the possibility that humans can flourish and at the same time consume less is an intriguing one. It would be foolish to think that it is easy to achieve. But it should not be given up lightly. It offers the best prospect we have for a lasting prosperity. (Jackson, 2009, p.7) Evenals krimp is Degrowth een transitiebeweging – geen eindpunt – waarbij Degrowth op zoek is naar een duurzame toekomst. De elementaire bijdrage van de Degrowth-beweging is de nadrukkelijke onderkenning dat duurzaamheid niet betekent dat verdere groei geen bestaansrecht meer heeft, maar dat er een bewust gestuurde inkrimping van de bestaande economieën moet plaatsvinden (Alexander, 2014, p.8). Het is geen compleet uitgewerkte theorie of een stappenplan. Degrowth is een paraplubegrip, een raamwerk met veel dimensies dat initiatieven van mensen en verschillende beleidsvormen verbindt en een doel geeft, maar ook een concept dat bouwt op een lange filosofische, culturele en antropologische kritiek op groei (Kallis, 2011, p.874). Soms wordt het ten onrechte vergeleken met een nieuw soort religie. Het is echter geen godsdienst, maar eerder een soort levensovertuiging met een holistische aanpak welke als doel heeft het bevorderen van: 1. De kwaliteit van leven; 2. Ecologische duurzaamheid; 3. Sociale gelijkheid. In tegenstelling tot het huidige top-down stelsel, is het is een bottom-up beweging. Verandering moet vanuit de mensen zelf komen. Het is een vrijwillige transitie naar een leven met minder 19
productie en consumptie. Degrowth is dan ook een voorstander van het decentraliseren van democratische instellingen en het depolitiseren van de wereld. De door Degrowth voorgestelde transitie bewerkstelligt een afname in de grootschalige productie van goederen en voedsel en de daarop volgende intensieve consumptie van deze producten. De voorgestelde vermindering heeft invloed op het Bruto Nationaal Product, welk naar verwachting af zal nemen. Dit wordt nog steeds door velen als een doemscenario gezien met een remmende uitwerking op de welvaart. Uit onderzoek blijkt echter dat welvaart niet één op één gekoppeld is aan welbevinden. De Easterlin Paradox toont aan dat geluk niet correleert met het nationaal inkomen per persoon en dat het derhalve mogelijk moet zijn om gelukkig te zijn zonder een groeiend BNP (Lietaert, 2010, p.577). Praktische stromingen die Degrowth (op microniveau) in de praktijk proberen te brengen zijn cohousing, ecovillages en transition towns. Het zijn alle drie alternatieve woonvormen waarbij sociale cohesie centraal staat. Het gedachtengoed van transition towns gaat verder dan het bevorderen van sociale cohesie. Drijfveren van transition towns zijn de economische crisis, klimaatveranderingen en het opraken van de olie. Om het uitputten van hulpbronnen tegen te gaan is één van de belangrijkste doelen van deze gemeenschappen om zelfvoorzienend te zijn op het gebied van energie, voedsel, gezondheidszorg en onderwijs. In het volgende hoofdstuk worden de praktische oplossingen aangaande Degrowth verder uitgewerkt. Daarbij moet opgemerkt worden dat deze oplossingen nog in de kinderschoenen staan.
4.2
Handelingsmogelijkheden voortkomend uit Degrowth
In de vorige paragraaf is besproken wat Degrowth inhoudt en waar de beweging voor staat. In deze paragraaf zullen we onderzoeken wat de praktische implicaties zijn van deze theorie, zodat we hieruit handelingsmogelijkheden kunnen destilleren voor ruimtelijke ordening in krimpgebieden. Hierbij wordt nogmaals opgemerkt dat een afname van de bevolking geen doel op zichzelf is voor de Degrowth-beweging (Latouche, 2009, p.7). In 2009 presenteerde Serge Latouche, emeritus professor in de economie aan de universiteit van Parijs-Zuid, in het boek Farewell to Growth diverse van elkaar afhankelijke doelen die tot een proces van Degrowth moeten leiden. Deze doelen worden hieronder opgesomd, inclusief de handelingsmogelijkheden die hierbij horen (Latouche, 2009, p.33-42). ‘re-evaluate’ Hier bedoelt Latouche de herwaardering van oude waardes zoals altruïsme, samenwerking, vakmanschap, sociaal kapitaal, leven in harmonie met de natuur, lokaal in plaats van mondiaal, autonomie, democratie en mindfulness. ‘reconceptualize’ Waardes zoals arm en rijk en schaarsheid en overvloed behoeven een herdefiniëring. ‘restructure’ Het productieapparaat evenals sociale relaties dienen aangepast te worden aan nieuwe waardes die niet langer drijven op de productie- en consumptiemaatschappij. ‘redistribute’ Er dient een herverdeling plaats te vinden van de inkomsten en rijkdommen in de wereld. 20
‘relocalize’ Er dient gestuurd te worden op zelfredzaamheid van de lokale gemeenschappen, waarbij de productie, de financiering en het beleid op lokaal niveau plaatsvindt. Een onderdeel hiervan is het terugdringen van de vervoersbewegingen. ‘reduce’ Productie en consumptie dienen gereduceerd te worden. Daarvoor moeten de werkuren in de Westerse wereld teruggedrongen worden, zodat de werktijd gelijkmatig verdeeld wordt over de wereldbevolking. Daarnaast dient er zorggedragen te worden voor de preventie van ziektes, het beperken van vervuiling, het terugdringen van massatoerisme, het invoeren van een ecotaks en het beboeten van adverteren, zodat consumptie niet aangemoedigd wordt. ‘re-use’ en ‘recycle’ Materiaal dient hergebruikt te worden en moet 100% afbreekbaar zijn. Er moet een temporisatie komen van niet duurzame techno-wetenschappelijke uitvindingen. Ook Tim Jackson stelde in 2009 een stappenplan op dat zou moeten leiden tot Degrowth. Het stappenplan komt grotendeels overeen met de doelen die Latouche formuleerde. Jackson voegde hier nog het hervormen van het financiële en fiscale stelsel en het investeren in de ontwikkeling van duurzame energie en grondstoffen aan toe (Jackson, 2009, p.103-107). Sommige handelingsmogelijkheden zijn op dit moment te rigoureus om te kunnen worden geïmplementeerd in krimpregio’s en zullen derhalve niet verder worden uitgewerkt. Denk hierbij aan het inkorten van de werkweek, het herverdelen van inkomsten of het aan banden leggen van reclame. In de volgende twee hoofdstukken worden de handelingsmogelijkheden besproken welke aansluiten bij ruimtelijke ontwikkeling en de bijbehorende financieringsmogelijkheden.
21
5 Aangrijpingspunten met ruimtelijke ordening Ruimtelijke ordening kent volgens Wächter (2013, p.5) drie gebieden waarbinnen het een krachtige potentie heeft ter stimulering van de in paragraaf 4.2 geschetste doelen: 1. Ruimtelijke ordening heeft invloed op het creëren van een duurzame woonstructuur waarin gemeenschapsactiviteiten kunnen floreren; 2. Ruimtelijke ordening heeft invloed op het duurzame gebruik van hernieuwbare energiebronnen en grondstoffen; 3. Ruimtelijke ordening heeft invloed op het vergroten van het sociaal kapitaal in een regio. De bebouwde omgeving heeft, naast een economische waarde, ook een sociale en familiaire waarde (Reverda, 2011, p.34). Ruimtelijke ordening heeft een grote invloed op de plaats waar mensen leven en de manier waarop er geleefd wordt en is daarom van belang bij het bewerkstelligen van een transitie naar een duurzame manier van leven met minder of zelfs zonder groei. Hier wordt nogmaals gewezen op het feit dat Degrowth een transitiebeweging is, waar het doel belangrijker is dan de middelen. Er is geen vastomlijnd kader over hoe de nieuwe economie eruit moet zien. Er is echter wel het besef dat het een economie moet zijn waarin substantieel minder geconsumeerd en geproduceerd wordt. Bij het bestuderen van de literatuur is dan ook gebleken dat veel van de handelingsmogelijkheden overeenkomen met elementen uit andere stromingen en theorieën zoals de circulaire economie, de biobased economy, permaculture en het craddle to craddle principe. In de volgende paragrafen worden de doelen voortkomend uit Degrowth gerelateerd aan de drie hierboven genoemde gebieden van ruimtelijke ordening.
5.1
Creëren van een duurzame woonstructuur
5.1.1
Woonomgeving
Introductie: Ter introductie een citaat uit een publicatie van RiBuilt welke een luikje naar de toekomst opent en een beeld schetst van een woonomgeving Limburg in 2050. Stedelijke gebieden zijn van verslindende consumptiecentra getransformeerd in producerende omgevingen. Alles draait om hernieuwbare energie, Urban Farming is geïntegreerd, deels op daken in kassen die in voor- en najaar ook een aangename hof vormen. Mobiliteit wordt effectief gedeeld en neemt nog maar de helft van de ruimte in. Die ruimte is in gebruik genomen voor natuurlijke waterzuivering, recreatie en groen geïntegreerd als productie voor biogrondstoffen. (…) Op regionale schaal is voedsel, met name slow food, de grote drijfveer geworden. De mensen waarderen lokale producten en hebben nieuwe eetgewoonten en gerechten ontdekt. (RiBuilT, 2010, p.3) Mogelijkheden ruimtelijke ordening: Woonomgevingen moeten op een andere manier gaan functioneren en anders ingericht worden. Ter bevordering van levensomstandigheden welke minder grondstof intensief zijn en om het gebruik van infrastructuur tot een minimum beperken, dient er gestuurd te worden op multifunctionele dorpen 22
waarin de mensen dichter op elkaar wonen, zodat faciliteiten en werk op loopafstand liggen. Wonen en werk is veel meer met elkaar verweven en mensen verbouwen een groot deel van hun eigen voedsel. Gebieden en/of wijken moeten geherstructureerd worden, zodat woonfuncties gehergroepeerd worden en de vrijkomende ruimtes voor andere doeleinden gebruikt kunnen worden of omgezet kunnen worden tot landbouwgrond. Bestaande gedetailleerde wet- en regelgeving is regelmatig een struikelblok. Een voorbeeld hiervan is dat de wetgeving omtrent afvalstoffen. Je moet in het bezit zijn van een vergunning, terwijl afval vanuit de kringloopgedachten een grondstof is. Veel regels hebben nog het karakter van een ‘middelvoorschrift’ terwijl een ‘doelvoorschrift’ veel meer ruimte laat om het doel op eigen manier te realiseren. Dit stimuleert de creativiteit en innovatie (Planbureau voor de Leefomgeving [PBL], 2013a, p.52-53). Door het verruimen van de wet- en regelgeving kunnen initiatieven makkelijker van de grond komen waardoor de omgevingskwaliteit wordt vergroot en er minder behoefte is aan nieuwbouw. Een voorbeeld hiervan is het verruimen van het bestemmingsplan. Naast de fysieke bereikbaarheid van dorpen is de digitale ontsluiting van groot belang. Hospers (2012b, p.25-26) introduceerde de term global village waarmee hij aangeeft dat via het internet dorpelingen zijn verbonden met de wereld. In Frankrijk bijvoorbeeld is snelheid van het internet een vestigingsplaatsfactor geworden. Veel voorzieningen kunnen digitaal geregeld worden. Denk hierbij aan digitaal winkelen, ‘live’ maar wel digitaal een concert bijwonen, een digitaal consult met een arts en digitaal onderwijs (Reverda, 2011, p.59). Kansen in krimpregio’s: Krimp kan gezien worden als de aanjager van herstructurering. Het teruglopen van de bezettingsgraad van huizen levert flexibiliteit op, bijvoorbeeld via een woningruilsysteem, waardoor gebieden anders ingericht kunnen worden en grondstoffen en (vruchtbare) grond vrij kan komen. In de toekomst gaan woningen, kantoren en kleine bedrijven hun eigen energie opwekken. Ruimtelijke ordening dient ervoor te zorgen dat de bebouwde omgeving aansluit bij de mogelijkheden om lokaal energie op te wekken. Een middel om de herstructurering te vergemakkelijken is het verruimen van het bestemmingsplan. Het realiseren van een goede digitale ontsluiting van de regio, zoals glasvezel en 4G, zodat de leefbaarheid en de bedrijvigheid wordt gestimuleerd. 5.1.2
Verbouwen van eigen voedsel
Introductie: Alhoewel dit voorbeeld hopelijk nooit van toepassing wordt, doordat we ons al eerder bewust zijn geworden van (over)consumentisme en duurzame maatregelen hebben getroffen, is urban farming zoals dat op Cuba is ontwikkeld een illustratief voorbeeld van het verbouwen van eigen voedsel. Door de ineenstorting van de Sovjet Unie was Cuba plotseling afgesloten van olieaanvoer. Hierdoor werd het land gedwongen over te stappen van een energie intensieve geïndustrialiseerde voedselproductie naar een lokaal en organische productie. Dit werd gefaciliteerd door de regering, maar de drijvende kracht kwam vanuit de bevolking die een voedseltekort (in het vooruitzicht) had. Om zeker te zijn van een basisniveau aan voedsel van een goede kwaliteit nam Cuba maatregelen 23
gericht op organische landbouw, waarbij traditionele methodes en streekproducten en –recepten opnieuw de aandacht kregen (dit zien we tegenwoordig terug bij de slow food beweging) en principes van permaculture werden toegepast (Percy e.a., 2010, p2., 4-5). De voedselproductie kreeg een enorme opsteker toen de regering 60% van de staatsboerderijen veranderde in kleine collectieven die door de werknemers geëxploiteerd werden. Het land bleef in eigendom van de Staat en de Staat kreeg een deel van de oogst. Het surplus mocht zelf geconsumeerd worden en/of verkocht worden aan derden. Binnen een jaar ontstonden er meer dan 100 markten en werden er ca. 400.000 banen gecreëerd. Op het gebied van energie-efficiënte scoorde de kleine boerderijen ook beter dan de grote boerderijen welke werden gerund door de Staat (Percy e.a., 2010, p.4). Urban farming op Cuba lijkt er toe te hebben geleid dat, ondanks dat het land economisch gezien laag scoort (beneden het niveau van derdewereldlanden), het hoog scoort op schalen gerelateerd aan welbevinden, geluk en duurzaamheid (Percy e.a., 2010, p.2). Mogelijkheden ruimtelijke ordening: Conform Degrowth principes dient de voedselproductie zeer lokaal en organisch georganiseerd te zijn en gebaseerd op de principes van permaculture en bio-intensive farming (Alexander, 2012, p13). Ruimtelijke ordening kan er voor zorgen dat er ruimte gecreëerd wordt voor lokale organische landbouw binnen de bestaande bebouwde omgeving en/of in het buitengebied. Uit onderzoek is gebleken dat dit een positief effect heeft op het onderwijs, de sociaal-culturele infrastructuur, de fysieke en mentale gezondheid van de mensen, re-integratie trajecten, de CO2 uitstoot en vervuiling, de omgevingskwaliteit, de aantrekkelijkheid van de (woon)omgeving en de werkgelegenheid (Groene Ruimte, 2015). Kansen in krimpregio’s: Er ontstaat een steeds grotere groep mensen die veel belang hecht aan de kwaliteit van het eten dat ze consumeren. Dit in combinatie met een duurzame levensstijl waaraan Degrowth gerelateerde doelen ten grondslag liggen, leidt tot het ontstaan van transition towns en ecovillages. Krimpregio’s kunnen deze initiatieven de ruimte bieden om zich te ontwikkelen. Een kans is het feit dat in OECD landen 53% van de bevolking in steden woont en dat deze trend doorzet en naar verwachting het aantal mensen dat in steden leeft zal toenemen tot 80% (Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur, 2012, p.20). Deze urbanisatie leidt tot vraagstukken in de voedselvoorziening. Een krimpregio zou hierop in kunnen springen en leidend kunnen worden op het gebied van het produceren van gezond en gevarieerd voedsel en de distributie naar stedelijke gebieden.
5.2
Duurzaam gebruik van hernieuwbare energiebronnen en grondstoffen
5.2.1
Productie van duurzame grondstoffen
Introductie: We gaan naar een wereld toe waar alles steeds een nieuwe functie krijgt en hergebruikt wordt. Producten worden niet meteen weggegooid als ze kapot zijn, maar naar reparatieshops gebracht. Afval wordt hergebruikt als grondstof voor energie of andere producten. Afvalwater wordt eveneens benut, zodat het rioleringssysteem mogelijk in de toekomst overbodig wordt. Gebouwen worden op
24
een dusdanige manier gebouwd dat ze iedere 10 jaar een andere functie kunnen krijgen, zonder verlies aan bouwmateriaal. Daarnaast gaat de ontwikkeling van hernieuwbare materialen een vlucht nemen. Deze materialen zijn veelal van organische oorsprong. Principes uit de biobased economy, een beweging die een economie nastreeft waarbij de grondstoffen grotendeels uit de levende natuur gehaald worden, zijn hierop van toepassing (PBL, 2013a, p.36-37). Gewassen worden gebruikt voor andere doeleinden dan enkel om als voedsel te dienen. Het zetmeel uit aardappelen kan bijvoorbeeld gebruikt worden als grondstof voor plastic. Door plantveredeling en gecontroleerde teelt kan de landbouw ook grondstoffen leveren voor medicijnen. Mogelijkheden ruimtelijke ordening: Ruimtelijke ordening speelt een rol bij de herverdeling van het landschap. Er moet bijvoorbeeld bepaald worden waar natuurlijke waterzuivering, productieruimte voor grondstoffen zoals bamboe, vlas, hennep, hout, organische landbouw, energievoorziening zoals waterbekkens voor energieopslag, maar ook recreatie plaats kan vinden. Hiervoor moet in kaart worden gebracht waar de vruchtbare grond ligt, waar water aanwezig is in de bodem, waar welke energiebronnen gelokaliseerd zijn, waar opslag van energie mogelijk is en in welke regio’s bos moet worden aangelegd of in stand gehouden moet worden. Na het in kaart brengen moeten de resultaten verwerkt worden in het ruimtelijk beleid, waarbij tevens oog moet zijn voor de esthetische aspecten en de leefbaarheid van het gebied. Ook moet ruimtelijke ordening waken voor een duurzaam gebruik van de grond en water, zodat er geen excessief gebruik en erosie ontstaat. Kansen in krimpregio’s: Ruimtelijke ordening kan ervoor zorgen dat de regio dusdanig is ingericht dat de onderstaande kansen de ruimte krijgen. De markt van duurzame producten is een groeimarkt waarvan verwacht wordt dat deze de komende decennia sterk zal blijven groeien (PBL, 2013a, p.48). De Europese markt voor biobased producten heeft naar schatting een onbenut potentieel van EUR 80-120 mld. (PBL, 2013a, p.37). Dit biedt kansen voor een krimpregio waar ruimte is voor landbouw. De ontwikkeling en productie van bio-landbouw kan daarnaast een nieuwe motor zijn voor de werkgelegenheid. De biobased economy staat nog in de kinderschoenen. Het product biobased plastic wordt bijvoorbeeld al gebruikt, maar moet nog verder ontwikkeld worden. Dit vraagt om nieuwe processen en samenwerkingsverbanden tussen partijen (PBL, 2013a, p.38). Dit is een kans voor een krimpregio die met het midden- en kleinbedrijf hierop in kan springen. Door het produceren van de grondstoffen en de actieve samenwerking op te zoeken met kenniscentra zoals universiteiten en hogescholen kan dit de nieuwe ‘industrie’ worden. Een samenwerkingsverband zou gesloten kunnen worden met de universiteit van Wageningen, aangezien uit onderzoek blijkt dat Wageningen de tweede stad in de wereld is op het gebied van biotechnologie (PBL, 2013a, p.37). De genoemde kansen dragen bij aan een creatieve duurzame lokale economie die werkgelegenheid bevordert en mogelijk zelfs geld oplevert dat weer geïnvesteerd kan worden in een aangenaam leefklimaat.
25
5.2.2
Duurzame energie
Introductie: Voor de beeldvorming vertellen we het verhaal van het Oostenrijkse dorpje Güssing. Aan het einde van de 20ste eeuw had het Oostenrijkse dorpje Güssing te maken met diverse problemen, mede doordat het al 50 jaar gelegen was naast het IJzeren Gordijn van Hongarije. Het ontbrak het dorpje aan industrie, de landbouw was kleinschalig, de werkloosheid was hoog, 70% van de inwoners werkte buiten het dorp en de migratiegraad was eveneens hoog. Daarnaast betaalden inwoners EUR 6,2 mln. aan energiekosten per jaar, aangezien er geen energie in het dorp werd opgewekt. Men besloot dat er iets gedaan moest worden en liet een energiestudie uitvoeren gericht op een zelfvoorzienend energiesysteem. Güssing begon met het produceren van zijn eigen energie op basis van biomassa. Daarnaast werd de energieprestatie van de gebouwen verbeterd. Het resultaat was verbluffend. In plaats van een verlies van EUR 6,2 mln. per jaar werd er 15 jaar later EUR 13,1 mln. aan winst gemaakt. De ontwikkelingen zorgde ervoor dat Güssing een belangrijke plaats werd voor allerlei bedrijvigheid en voor onderzoek naar duurzame energie. Het aantal bedrijven nam met meer dan 50 toe, waardoor er 1.100 banen werden gecreëerd (RiBuilT, 2011, p.6). Het bovenstaande voorbeeld is illustratief voor de kansen die een dorp of regio kan benutten. Mogelijkheden ruimtelijke ordening: De productie van biomassa, wind- en zonne-energie neemt meer plaats in beslag dan de huidige energiebronnen. Er is dus een connectie tussen het gebruik van grond en energie. Naar schatting kan meer dan de helft van de energiebehoefte van Nederland efficiënter worden opgewekt als het grondgebruik beter zou zijn uitgewerkt (Wächter, 2013, p.1070-1071). Indien een dorp of een regio weinig mogelijkheden heeft tot het produceren van energie dan kunnen gemeentes overgaan tot samenwerking voor het produceren van energie en een regionaal energienetwerk creëren. Ruimtelijke ordening kan hier een rol spelen door het verstrekken van informatie over de beschikbare energiebronnen en de manier waarop ze gebruikt kunnen worden (Wächter, 2013, p.1071). Omdat beslissingen aangaande energieproductie de lokale bevolking aangaat, bijvoorbeeld omdat er een grote windmolen in de nabijheid van woningen wordt gebouwd, moet de bevolking inspraak krijgen in de besluitvorming. Een ander aangrijpingspunt is het stimuleren van het gebruik van materialen die zonne-energie kunnen opslaan bij de ontwikkeling en bouw van huizen en wijken, maar ook bij het aanleggen van infrastructuur. Het wegennet is één grote zonnecollector en bron van duurzame energie aldus TNO. Door wegdekpanelen te plaatsen die zonne-energie verzamelen kan elektriciteit worden gegenereerd welke gebruikt kan worden voor de straatverlichting, stoplichten en het verlichten van bewegwijzering. Momenteel loopt er een experiment in Noord Holland waarbij een stuk fietspad is aangelegd op basis van deze techniek. De verwachting is dat er meer energie gegenereerd wordt dan nodig is en dat het surplus gebruikt kan worden door bijvoorbeeld huishoudens in de regio (TNO, 2014). Kansen in krimpregio’s: Ruimtelijke ordening dient ervoor te zorgen dat de infrastructuur van de regio zo in elkaar steekt dat de onderstaande kansen mogelijkheid worden.
26
Krimpregio’s dienen de duurzame energiebronnen in kaart te brengen het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en duurzame materialen in de bebouwde omgeving te stimuleren, zodat de bebouwde omgeving inclusief de infrastructuur aan de toekomsteisen voldoet en de kwaliteit van de bebouwde omgeving toeneemt. Een kans is het excelleren in de ‘groene race’. Het is inmiddels evident dat er anders omgegaan moet worden met energie en grondstoffen. Indien een regio hier niet in meegaat, verliest zij aan concurrentiekracht. Vooroplopen in deze race biedt mogelijkheden. Op het moment dat de totale krimpregio energie neutraal is, kan er mogelijk energie geleverd worden aan andere delen van Nederland.
5.3
Vergroten van het sociaal kapitaal
Sociaal kapitaal kent meerdere definities. In deze thesis gaan we uit van de aspecten van een sociale organisatie, zoals netwerken, gedeelde normen en waarden, sociale participatie, die het productieve potentieel van de gemeenschap verhogen. Het sociale kapitaal fungeert als bruggenbouwend medium en is de specie van de krimpregio. Een groot pluspunt van sociaal kapitaal is dat het ongelimiteerd kan groeien en andere waarde-dragers hanteert dan economische groei (Wächter, 2013, p.1069). Introductie: Ter introductie beschrijven we een voorbeeld dat Eric van de Luijtgaarden, lector in de Euregio inzake recht in Europa, schetst in een essay. Hij vertelt over de coöperatie Westphalië, een samenvoeging van zowel Nederlands als Belgisch Limburg en een groot deel van NordrheinWestfalen. In Westphalië bestaat geen privé- eigendom meer. Al het onroerend goed dat in eigendom was van particulieren en de overheid is onteigend en ingebracht in de coöperatie waardoor iedere bewoner een percentage van het eigendom heeft. Alles is van iedereen en iedere bewoner is verantwoordelijk voor het geheel. Men zorgt niet voor eigen ‘huis en haard’, maar voor de gemeenschap, waarbij het initiatief bij de bevolking wordt gelegd en de rol van de overheid verandert van regulator en/of regisseur in mediator (RiBuilT, 2012, p.20-21). Mogelijkheden ruimtelijke ordening: Binnen de krimpproblematiek gaat de aandacht vaak naar de ‘harde’ fysieke kant van de afnemende bevolking. De softe of ‘zachte’ kant van krimp, zijnde de invloed die krimp heeft op het sociaal kapitaal en het functioneren van de lokale overheid is echter even belangrijk. Het effect dat de bevolkingsdaling heeft op deze softe kant, verklaart regelmatig het uitblijven van resultaat op het fysieke gebied (Hospers & Reverda, 2012, p.104). Met deze kennis in het achterhoofd dient ruimtelijke ordening te opereren. Ruimtelijke ordening kan uitkomst bieden bij het opzetten van meer ontmoetingsplaatsen, omdat relaties tussen mensen de basis vormen voor het vinden van gemeenschappelijke belangen en behoeften die op basis van wederzijdse diensten kunnen worden voldaan. Denk hierbij aan kinderopvang, de zorg voor ouderen, personentransport en het onderhouden van de gemeenschappelijke groenvoorzieningen (Wächter, 2013, p.1072). Doordat de omgeving waar mensen wonen, verandert in een woon-, werk- en leefomgeving zullen inwoners een directere invloed willen uitoefenen op de omgeving. Het hebben van invloed maakt dat mensen zich meer verbonden voelen met de omgeving en zich meer thuis zullen voelen. Ruimtelijke ordening dient de verantwoordelijkheid voor planning meer in de handen van de lokale gemeenschap te leggen en de toegankelijkheid van de planningsprocessen te verbeteren, waardoor 27
de gemeenschap meer inspraak heeft in de planning. Deze betrokkenheid versterkt de democratie. Ruimtelijke ordening kan de rol van mediator op zich nemen die meedenkt en bedrijven ondersteunt door ze met elkaar in contact te brengen en te helpen met het begrijpen en interpreteren van de wet- en regelgeving. Of door als bemiddelaar op te treden tussen alle betrokken stakeholders, zodat bedrijven en burgers innovatieve ideeën kunnen inbrengen in de gebiedsontwikkeling (PBL, 2013a). Dit zal ten goede komen van de gebiedskwaliteit. De betrokkenheid van burgers en bedrijven is deels een noodzaak, omdat de overheid in zijn budgeten moet snijden, maar deels ook omdat burger en bedrijven zelf hun ideeën willen realiseren. De hierboven genoemde aspecten zijn in overeenstemming met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, waarin wordt aangegeven dat ruimtelijke ordening zoveel mogelijk op een lager niveau georganiseerd dient te worden en gemeentes en provincies meer bevoegdheden krijgen. Hiermee komt een einde aan de top-down aanpak welke is geïnitieerd in de jaren na de Tweede Wereldoorlog. Onze verzorgingsstaat wordt langzaam omgebogen tot een participatiesamenleving waarin burgers eigen verantwoordelijkheden hebben. De weg hier naar toe is echter bezaaid met vraagstukken wat de rollen en verantwoordelijkheden zijn voor de publieke instellingen zoals de gemeentes en de burgers. Bottom-up initiatieven kunnen helpen bij het verzachten van de krimpproblematiek. Uit onderzoek van Snoeker (2014, p.6) komt naar voren dat er vier argumenten zijn waarom bottom-up initiatieven bij ruimtelijke ordening benut dienen te worden. 1 Ze verhogen de sociale cohesie en daarmee de leefbaarheid; 2 Het levert een goede bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit, omdat de burgers veel beter inzicht hebben in de knelpunten; 3 Het bespaart de gemeente geld, omdat de inwoners zelf kosteloos arbeid inbrengen; 4 Het heeft een politiek voordeel, doordat de afstand tussen overheid en inwoner wordt verkleind en het wederzijds vertrouwen hierdoor groeit. Zowel punt 1 als 2 vergroten de aantrekkelijkheid van de gemeente c.q. regio als vestigingsklimaat en dit heeft weer een positieve uitwerking op de werkgelegenheid. De gemeente moet openstaan voor een stapsgewijze ontwikkeling naar een bepaald idee waarvan het eindbeeld nog niet volledig vaststaat. Teveel regels en procedures belemmeren deze ideeën. Communicatie tussen inwoner en overheid, kennisoverdracht en het in contact brengen van inwoners, bedrijven en instellingen is hierbij van belang. Een valkuil is de bewust of onbewuste overname van de overheid van het burgerinitiatief waardoor oorspronkelijke burgerkracht achter het idee verloren gaat (Snoeker, 2014, p.8-9). Een hulpmiddel voor de overheid kan de ‘overheidsparticipatietrap’ zijn (zie figuur 4), welke is opgesteld door de Raad voor het openbaar bestuur. Figuur 4: De overheidsparticipatietrap
bron: Rob, 2012
28
De eerste twee stappen gaan uit van een sterke regierol van de gemeente. Vanaf de derde stap is er ruimte voor burgerparticipatie. Hoe lager men gaat, hoe meer het bottom-up initiatief de ruimte krijgt (Snoeker, 2014, p.9-10). Uit onderzoek van Snoeker naar de positie van gemeentes op de ladder in de krimpgebieden in Zeeuws-Vlaanderen, Noordoost-Groningen en Zuid-Limburg is gebleken dat de meeste gemeentes nog conform het oude patroon werken en reguleren en regisseren (Snoeker, 2014, p.15-16). Een instrument dat ingezet kan worden bij bottom-up initiatieven is een maatschappelijke onderneming. Ruimtelijke ordening kan faciliteren bij het opzetten van een dergelijke onderneming en op deze manier bijvoorbeeld de kwaliteit van de openbare ruimte verbeteren. Een maatschappelijke onderneming is een lokale onderneming met een maatschappelijk doel welke werkgelegenheid moet creëren in de regio. De onderneming mag tot op zekere hoogte in de markt participeren, maar mag geen pure winstdoelstelling hebben. Het surplus dient in de organisatie te worden geïnvesteerd of de maatschappij ten goede te komen en mag niet als dividend uitgekeerd worden aan de aandeelhouders. Zeggenschap is niet geregeld via aandelen, maar via een democratische structuur (Johanisova e.a., 2013, p.10). De maatschappelijke onderneming is efficiënt als deze lokale producten of grondstoffen gebruikt en positieve externaliteiten inclusief werkgelegenheid genereert. Hieruit voortvloeiend is een maatschappelijke onderneming financieel gezien minder efficiënt (Johanisova e.a., 2013, p.13). Een voorbeeld van een maatschappelijke onderneming is een coöperatie. Kansen in krimpregio’s: Een kans is het feit dat de burger veel meer ontwikkeld is qua opleidingsniveau en over grotere netwerken beschikt dan in het verleden. Leg het initiatief bij de burger en pas ‘uitnodigingsplanologie’ toe door de lokale belanghebbende zoals de burger, bedrijven en instellingen uit te nodigen om te participeren en mee te denken, door te faciliteren en te verbinden. Het top-down beleid moet veranderen in een uitnodigingsplanologie waar zelforganisatie van burgers wordt gestimuleerd en gefaciliteerd en de overheid optreedt als intermediair (Snoeker, 2014, p.5). In het verlengde hiervan ligt het stimuleren van bottom-up initiatieven. Deze hebben een positieve uitwerking op de leefbaarheid en de ruimtelijke kwaliteit en besparen de gemeente geld en arbeid. Maatschappelijke ondernemingen bieden de kans om een zelfvoorzienend economisch netwerk te creëren waardoor de gemeenschap minder afhankelijk is van de economische groei (Wächter, 2013, p.1074). Uit de literatuur blijkt dat ondernemers een rol voor de overheid weggelegd zien voor het borg staan voor jonge, groene-innovatieve bedrijven die een lening aangaan. Een middel hierbij is de green deal, bestaande uit afspraken tussen diverse betrokken partijen, vooral gericht op het wegnemen van niet-financiële belemmeringen zoals regelgeving en vergunningen, maar ook het toegankelijk maken van netwerken en het ondersteunen van toegang tot de kapitaalmarkt (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland [RVO], 2014).
29
5.4
Samenvatting
Handelingsmogelijkheden wat betreft ruimtelijke ordening
Handelingsmogelijkheden in een krimpregio
Creëren van een duurzame woonstructuur
Duurzaam gebruik van hernieuwbare energiebronnen en grondstoffen
Vergroten van het sociaal kapitaal
De herstructurering van gebieden en/of wijken, zodat woonfuncties gehergroepeerd worden en de vrijkomende ruimtes voor andere doeleinden gebruikt kunnen worden. Het verruimen van de regels en procedures, zoals het bestemmingsplan. Het realiseren van een goede digitale ontsluiting. Het creëren van landbouwgrond voor organische voedselvoorziening. Het leveren van duurzaam voedsel aan andere regio’s. Stimuleren van de verbouwing van duurzame grondstoffen en gewassen door het maken van een ontwerp voor het landschap waarin deze aspecten worden meegenomen. Stimuleren van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen. Stimuleren van het gebruik van duurzame materialen in de bebouwde omgeving en infrastructuur. Excelleren in de race om verduurzaming. Leveren van energie aan andere regio’s. Het inzetten op ruimtelijke ordening in de rol van mediator. Het implementeren van ‘uitnodigingsplanologie’. Het inzetten van de green deal. Het stimuleren van en het vergroten van de kennis inzake maatschappelijke ondernemingen zoals een coöperatie.
30
6 Financiering van Degrowth De vraag hoe Degrowth te financieren is en in het verlengde daarvan, door wie het te financieren is, is een vraag die op zichzelf een scriptie waardig is. Het is niet de insteek van dit hoofdstuk of deze thesis om dit uitgebreid en systematisch te onderzoeken. De financieringsmogelijkheid is echter wel van wezenlijk belang voor de kans van slagen van het implementeren van Degrowth-principes in krimpregio’s. Daarom zijn in dit hoofdstuk kort en bondig mogelijkheden weergegeven die in de literatuur te vinden zijn. Het is aan een vervolgonderzoek om deze onderwerpen verder uit te diepen en de haalbaarheid te toetsen aan de praktijk.
6.1
Overheid
Demografische krimp heeft een negatieve invloed op de beschikbaarheid van financieringsmogelijkheden. De lokale overheid wordt geconfronteerd met lagere inkomsten uit belastingen, doordat mensen minder uitgeven (Jackson, 2009, p.45), de bedrijvigheid afneemt en bedrijven minder investeren. Doordat niet heel Nederland krimpt en we langzaam uit de recessie lijken te kruipen, zullen er naast de reeds verstrekte subsidies ook in de toekomst subsidies door de overheid beschikbaar worden gesteld voor krimpregio’s. Dit is echter een onzekere inkomstenbron en afhankelijk van het beleid dat een zittend kabinet of college van burgemeester en wethouders voert. Financiering vanuit de overheid is derhalve geen stabiele basis om Degrowth te financieren. Een andere investeringsbron dient te worden aangeboord. Het is wenselijk om de publieke controle op financiële en fiscale producten te vergroten (Jackson, 2009, p.104). In plaats van het subsidiëren van krimp zou de lokale overheid een rol kunnen spelen bij het vergroten van de publieke kennis ten aanzien van financiële producten en investeringsmogelijkheden (RVO, 2014).
6.2
Coöperaties en kredietunies
De bancaire sector investeert door de gevolgen van de crisis en de daaruit voortvloeiende aanscherping van de regelgeving nog maar in beperkte mate in het midden- en kleinbedrijf en/of in innovatieve en duurzame ideeën. Banken voelen zich het meest comfortabel bij het investeren in bedrijven die zich bewezen hebben (Planbureau voor de Leefomgeving [PBL], 2013b, p.54). Vanuit sociale betrokkenheid en duurzaamheidsoverwegingen zullen er kredieten verstrekt worden, echter in beperkte mate. Een alternatief is derhalve gewenst. Middels het oprichten van een coöperatie kan funding worden gegenereerd voor het oplossen van krimp gerelateerde problematiek. Stakeholders zoals de gemeente, de provincie, ondernemers, ontwikkelaars, banken en burgers kunnen op deze manier gezamenlijk optrekken en een bijdrage leveren aan het optimaliseren van de bebouwde omgeving (Nieuwenhoven e.a., 2011, p.82). In België is succesvol de coöperatie New B gelanceerd. Dit is een goed doordacht initiatief om een bank op te richten die de burger centraal heeft staan en democratisch bestuurd wordt. Winst maken is geen doel. Er zijn regels opgesteld voor het uitkeren van dividend (maximaal 6%). Dit is dermate laag dat het slechts een bepaald soort investeerders aantrekt, zoals verenigingen, vakbonden etc. (NewB, 2014). Ook in Nederland wordt momenteel geprobeerd een dergelijke constructie op te richten. Door het ontbreken van een goede business case en een netwerk met ervaring in de bankensector waarop de initiatiefnemers kunnen leunen, lijkt het initiatief niet van de grond te komen. De strenge regels opgesteld door de Nederlandse Bank voor het oprichten van een bank, 31
zoals een aanvangskapitaal van EUR 5 mln., zijn tevens een beperkende factor voor het oprichten van een nieuwe bank (De Financiële Coöperatie, 2014). Een oud idee dat weer in de belangstelling is komen staan doordat banken minder krediet verstrekken, is de kredietunie. Een kredietunie is gebaseerd op een groep mensen die goederen, geld en/of kennis bij elkaar leggen en vervolgens kunnen putten uit deze bron. Het voordeel van dit systeem is dat de middelen lokaal weer geïnvesteerd worden en minder onderhevig zijn aan groeidoelstellingen (Johanisova e.a., 2013). In Noord Limburg is er bijvoorbeeld een kredietunie opgericht voor het midden- en kleinbedrijf. Deze kredietunie heeft geen winstoogmerk en is een democratische instelling. Ondernemers hebben een coöperatieve kredietvereniging gevormd en stellen via een gemeenschappelijke kas geld en coaching aan elkaar beschikbaar (MKB Kredietunie, 2015).
6.3
Private equity
Een financiering kan ook aangetrokken worden bij participatiemaatschappijen en private investeerders. Nederlandse participatiemaatschappijen hebben een totaal beheerd vermogen van EUR 20 mld. (Cobouw, 2014). Daarnaast zijn buitenlandse investeerders ook weer actief op de Nederlandse markt en investeerden in 2014 een recordbedrag van EUR 3,2 mld. in deze markt (Rijksoverheid.nl, 2015). Het is echter de vraag of de initiatieven in de krimpregio’s voldoende interessant zijn voor deze partijen. De rendementen voor dit soort initiatieven zijn al snel aan de lage kant, waardoor het voor participatiemaatschappijen te lang duurt voordat het geïnvesteerde vermogen is terugverdiend. Daarnaast wordt de investeerder vaak mede-eigenaar van het project en krijgt daarmee zeggenschap. Het is maar de vraag of dit gewenst is. De belangen kunnen ver uit elkaar liggen.
6.4
Crowdfunding
Er zijn financieringsmogelijkheden waarbij mensen en/of instellingen direct, zonder tussenkomst van software of exotische munteenheden, hun geld beschikbaar stellen. Particulieren zijn nog steeds kapitaalkrachtig – in 2013 beschikten de huishoudens in Nederland over EUR 325 mld. aan spaargeld (DNB, 2014) – en zijn, indien zij geënthousiasmeerd raken voor een project, regelmatig bereid om te investeren in een dergelijk project. Via crowdfunding wordt veel geld opgehaald voor initiatieven die door reguliere banken niet worden gefinancierd vanwege het risico dat wordt gelopen. Crowdfunding is een vorm van financieren waarbij particulieren, ondernemers en instellingen een beroep kunnen doen op ‘the crowd’ om ter verwezenlijking van ideeën hun financieringsbehoefte ingevuld te krijgen. In beginsel werd het vooral gebruikt in de creatieve sector, maar vandaag de dag wordt het veel breder gebruikt, zoals in de bouwsector en bij herontwikkeling. Er zijn meerdere types te onderscheiden: 1) pure gift of donatie, 2) geld in ruil voor een product ofwel sponsoring, en 3) een commercieel model waarbij de investeerder een financiële beloning krijgt, soms gecombineerd met een product of dienst (Crowdfunding.nl, 2014). Het door crowdfunding bijeengebracht kapitaal in 2014 bedroeg EUR 63 mln. en is een verdubbeling van 2013. Kanttekening hierbij is dat dit nog steeds een klein bedrag is in de financiële wereld (Crowdfunding.nl, 2015).
32
6.5
Alternatief geld
Lokale munteenheden of geldalternatieven zouden een uitkomst kunnen bieden doordat het geld in de regio gehouden wordt. Nu verdwijnt het geld via grote bedrijven – bijvoorbeeld grote winkelketens – naar financiële centra zoals de Randstad en hebben kleine regionale bedrijven het moeilijk. Door het geld in de regio te houden wordt de lokale productie en consumptie gestimuleerd. Andere kenmerken van lokale munteenheden zijn de creatie van rentevrij geld en de stimulering van sociale cohesie in het de regio waar de munteenheid geldig is (Ruzzene, 2008). Een voorbeeld van een lokale munteenheid in het buitenland is de Sardex op Sardinië. Ruim 1.300 ondernemers maken gebruik van deze lokale munteenheid en er gaat een bedrag in om van ca. EUR 75 mln. Ook in Nederland lopen verschillende initiatieven in met name grote steden. De Utrechtse stichting STROO heeft een software ontwikkeld die wereldwijd meer dan 1.000 lokale ruilhandel systemen faciliteert. Het systeem achter deze software is het aangaan van schulden door mensen c.q. bedrijven onderling waarbij de schulden verrekend worden en geen rente in rekening wordt gebracht (Lokale munteenheid, 2015). Rente is een aspect dat volgens Degrowth vermeden moet worden. Degrowth stelt dat het in rekening brengen van rente ingegeven wordt door groei en groei op een bepaalde manier in stand houdt en dus vermeden moet worden (Alexander, 2012, p.21; Trainer, 2011, p.77).
6.6
Woningmarktestafette
Een optie die momenteel verkend wordt en welke acteert vanuit het principe ‘samen uit, samen thuis’ en derhalve naast een praktische oplossing ook samenhorigheid en een verantwoordelijkheidsgevoel creëert, is de zogenaamde woningmarktestafette. Kopers van huizen worden direct aan elkaar gelinkt via een online platform. Bij koop van een nieuwe woning en verkoop van de oude woning wordt er een bepaald percentage in een potje gedaan. Ook de makelaar levert een bijdrage. Dit totale bedrag wordt verdubbeld middels een subsidie. Door de verkoop van een aantal woningen wordt er voldoende geld genereerd om één woning (de eerste woning in de estafette) uit de markt te halen of om een starter te helpen (STEC Groep, 2014, p.1112; Provincie Limburg, 2015).
6.7
Haalbaarheid
Zoals hierboven beschreven zijn er diverse alternatieve financieringsmogelijkheden aanwezig. Dat wil niet zeggen dat deze opties allen aansluiten bij Degrowth en haalbaar zijn binnen een krimpregio. Het opzetten van een alternatieve bank wordt genoemd, maar is een complexe aangelegenheid welke veel kennis vereist van de bancaire sector. Deze kennis is voornamelijk te vinden in de Randstad en zal actief naar een krimpregio gehaald moeten worden. Dit zal de nodige kosten met zich mee brengen. Private equity zal niet snel investeren in een krimpregio, omdat er weinig winst gemaakt kan worden. Dat wil niet zeggen dat er geen kanshebbende ideeën zijn, maar deze groep investeerders zal naar verwachting niet een grote bron van kapitaal vormen voor een krimpregio. Daarnaast sluit deze mogelijkheid niet aan bij de Degrowth-gedachte, omdat deze veelal gebaseerd is op hoge rendementen en het in rekening brengen van rente. Een lokale munteenheid, kredietunie, crowdfunding alsmede de woningmarktestafette worden als kans gezien, omdat deze alternatieven niet gestoeld zijn op rente en hoge rendementen en derhalve geen groei vereisen. Het zijn echter financieringsmogelijkheden die in opkomst zijn of weer opnieuw aanzien beginnen te genieten. Derhalve gaat er momenteel slechts een beperkt kapitaal in om. Er
33
ligt een kans van slagen als de naamsbekendheid en de werking ervan gepromoot worden, bijvoorbeeld door de lokale overheid. In combinatie met subsidies, reguliere financieringsopties – welke niet meteen compleet buitenspel staan – en verder onderzoek naar financieringsopties sluiten eenvoudige, transparante structuren zonder groot winstoogmerk het beste aan bij Degrowth en bieden ze een reële kans voor het aantrekken van vermogen in een krimpregio.
34
7 Krimpregio Parkstad Limburg 7.1
Bevolkingskrimp in Parkstad Limburg
Parkstad Limburg is één van de eerste drie krimpgebieden in Nederland (RIB, 2011, p.11) en behoort nog steeds tot de topkrimpgebieden van Nederland (Ministerie van BZK, 2014, p.53). Vanwege de langdurige krimpgeschiedenis en de diversiteit aan problematiek welke voortkomt uit de demografische, sociale, culturele, economische, politieke en geografische factoren in deze regio is Parkstad Limburg een interessante casus om te bestuderen (Nicis Institute, 2009, p.11). 7.1.1 Lokale demografie Parkstad Limburg (hierna: Parkstad) dankt zijn naam aan de grote verwevenheid tussen het platteland en de stad. In het stedelijke gebied liggen veel groenstroken die doorlopen naar het platteland, zodat de overgang van stedelijk naar landelijk gebied geleidelijk verloopt (Wikipedia, 2014b). De bevolking woont voor 66% in het stedelijk gebied (Parkstad Limburg, 2014). De regio bestaat uit acht gemeentes: Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Nuth, Voerendaal, Brunssum Onderbanken en Simpelveld en grenst aan Duitsland en België. Hierdoor is Parkstad gunstig gelegen ten opzichte van Europa. Parkstad beslaat een oppervlak van 211 km2 en heeft 248.329 inwoners. Dit komt overeen met 1,5% van de Nederlandse bevolking (Wikipedia, 2014b; Parkstad Limburg, 2014; Centraal Bureau voor de Statistiek, 2014). Hieronder wordt een overzicht gegeven van de prognoses ten aanzien van de bevolkingsontwikkeling in Parkstad. De exacte waardes zijn door de loop van de jaren aan schommelingen onderhevig. Het is niet de insteek van deze paragraaf om exacte waardes te geven. Het is de bedoeling om een trend zichtbaar te maken die een beeld geeft van de demografische ontwikkeling. Parkstad is als één van de oudste krimpregio’s van Nederland al bijna een decennium onderhevig aan krimp en heeft derhalve reeds veel kennis inzake dit onderwerp opgebouwd. Tussen 2000-2011 kromp de bevolking in Zuid-Limburg met 4,5% met uitschieters in Parkstad: Kerkrade (-7,9%), Landgraaf (-6,9%), Heerlen (-6,2%), Nuth (-5,8%) en Onderbanken (-5,5%) (Martinez-Fernandez e.a., 2013, p.104). Figuur 5 illustreert dat deze krimp zich de laatste jaren voortzette. Figuur 5: Bevolkingsafname Parkstad Limburg 253.000
Bevolkingsaantal
252.000 251.000 250.000 249.000 248.000 247.000 246.000 2010
2011
2012
2013
2014
bron: CBS, 2015
35
Sinds 1997 krimpt het bevolkingsaantal (Nicis Institute, 2009, p.18), waarbij de krimp zich niet alleen beperkt tot het platteland, maar zich ook manifesteert in het stedelijk gebied. Ondanks de krimp is de dichtheid van de bevolking in Zuid-Limburg nog steeds hoog (933 inwoners per km2) en bijna het dubbele van in de rest van Nederland (494 inwoners per km2) met name in Parkstad en Maastricht (Martinez-Fernandez e.a., 2013, p.105). Naast de krimp van de bevolking stagneert ook de groei van het aantal huishouden in Parkstad. Er is sprake van een krimp tussen 2007 en 2025 (Martinez-Fernandez e.a., 2013). Figuur 6 geeft het verloop van de daling in het aantal huishoudens weer tussen 2009 en 2020. Vanaf 2016 is er sprake van een huishoudensdaling. Figuur 6: Historische en toekomstige ontwikkeling particuliere huishoudens Parkstad Limburg 120.000 119.500 119.000 118.500 118.000 117.500
bron: Etil; Progneff, 2013
7.1.2 Oorzaken De demografische krimp in Parkstad is toe te wijzen aan het samenspel tussen de volgende variabelen: geboorte, sterfte en migratie (Hospers & Reverda, 2012, p.8). Het geboortecijfer in Parkstad ligt laag. In 2014 lag dit op een niveau van 7,3% ten opzichte van 10,2% in Nederland en beneden het vervangingsniveau. Het geboorteoverschot lag tussen 2009 en 2013 op gemiddeld -2,8% (Zorgatlas, 2014). Dit heeft verschillende oorzaken. Een oorzaak is het wegtrekken van jongeren, voornamelijk in verband met betere studie- en arbeidsperspectieven elders, die vaak ook elders kinderen krijgen. Een andere oorzaak is gelegen in het feit dat de gezinnen regelmatig klein zijn, omdat vrouwen minder kinderen krijgen (Centraal Bureau voor de Statistiek & Planbureau voor de Leefomgeving [CBS & PBL], 2013, p.4). Tabel 1: Prognose ontwikkeling van leeftijdsopbouw tot 2040 2012 2020 2030 2040 Nederland 0-20 (%) 23,3 22,0% 21,3% 21,5% 21-65 (%) 60,5 58,2% 54,9% 52,5% 65+ (%) 16,2 19,8% 23,8% 26,0% Parkstad Limburg 0-20 (%) 18,8% 17,6% 17,5% 17,7% 21-65 (%) 60,9% 57,4% 51,9% 50,5% 65+ (%) 20,4% 25,0% 30,6% 31,8% bron: CBS; Zorgatlas, 2015
36
Daarnaast bestaat de bevolking voor een groot deel uit ouderen (zie tabel 1). Het is dan ook de prognose dat het sterfteoverschot c.q. het negatieve geboorteoverschot zal toenemen de komende decennia (Zorgatlas, 2014). De laatste oorzaak is de migratie uit Parkstad. Het gaat voornamelijk om de migratie van de hoog opgeleide en kapitaalkrachtige populatie, zodat er een zogenaamde braindrain ontstaat (Nicis Institute, 2009, p.14). Het migratiesaldo in Parkstad tussen 2009 en 2013 was negatief: -1,7% (Zorgatlas, 2014). Opgemerkt moet worden dat de vestiging van buitenlandse migranten de laatste jaren een positief effect heeft op de krimpende bevolking. Door onder andere de goedkope woningen in Limburg vestigden er de afgelopen jaren Poolse, Duitse en Belgische arbeidsmigranten, terwijl dit voor vijf jaar terug andersom was. Toen vestigden de Limburgers zich in Duitsland of België omdat daar de huizen goedkoper waren en omdat de hypotheekrenteaftrek meegenomen mocht worden (Nicis Institute, 2009, p.12). De goedkope woningen hebben een ander voordeel. De laatste jaren weerhouden ze de Limburgse bevolking om de grens over te trekken (CBS & PBL, 2013, p.4). Het demografische proces staat echter niet op zichzelf. De problematiek wordt mede veroorzaakt doordat de economie lange tijd afhankelijk was van één bron van inkomsten: de mijnindustrie. Bij het opdrogen van deze bron van inkomsten veranderde de keuze van vestiging en trokken mensen langzaam weg (Reverda, 2011, p.39). 7.1.3 Problematiek voortkomend uit krimp De problematiek is velerlei. De bevolkingsafname in combinatie met de vergrijzing drukt een stempel op de verenigingsstructuren alsook de voorzieningen op het gebied van welzijn, zorg, cultuur en sport (RiBuilT, 2012, p.22). De huishoudensdaling heeft direct invloed op het aanbod in woningen. Het overschot aan woningen veroorzaakt leegstand en zorgt voor een sloopopgave in tegenstelling tot het overgrote deel van Nederland waar een tekort aan woningen is. Ook het commercieel vastgoed komt leeg te staan en zorgt voor lege aanloopstraten en kantoren- en bedrijventerreinen. Als de concentratie leegstand te groot wordt, veroorzaakt dit verpaupering van de omgeving en wordt de buurt onveilig. Dit heeft een neerwaartse druk op de prijzen van het (commercieel) vastgoed. Er is zeer beperkt animo om te investeren in deze gebieden en derhalve geldtekort voor de investeringsopgave. De welgestelde bewoners trekken weg naar betere wijken, terwijl de kwetsbare groepen achterblijven. Deze eenzijdige bevolking veroorzaakt wederom nieuwe problemen waardoor de leefbaarheid nog verder achteruit gaat. Zuid-Limburg heeft last van een relatief hoge mate van structurele werkeloosheid vergeleken met de rest van Nederland. Dit wordt veroorzaakt door een lagere vraag naar arbeidskrachten en een mismatch tussen de aanwezige en gevraagde vaardigheden van de werklozen (Martinez-Fernandez e.a., 2013, p.113). Het geringe aantal jongeren zorgt daarnaast voor een afnemende potentiële beroepsbevolking met 40% tussen 2008 en 2040 (Nederland: -11%) (Nicis Institute, 2009, p.86). De toenemende vergrijzing heeft zijn weerslag op de werkpopulatie en kan grote invloed hebben op de prestatie van bedrijven. Naast dat de werknemer welke richting het pensioen gaat, vaker minder vaardig is omdat de motivatie voor trainingen lager is dan bij de jongere populatie, kan er een tekort
37
ontstaan aan werknemers op het moment dat de babyboomgeneratie met pensioen gaat (MartinezFernandez e.a., 2013, p.109).
7.2
Reeds gehanteerde handelingsmogelijkheden in Parkstad Limburg
Doordat demografische krimp al langere tijd een gegeven is in Zuid-Limburg en Parkstad in het bijzonder, is er al veel onderzoek gedaan en zijn al veel handelingsmogelijkheden onderzocht. Hieronder volgt een overzicht van reeds gebezigde handelingsmogelijkheden. 7.2.1 Woonomgeving In Parkstad is herstructurering middels sloop en beperkte nieuwbouw al een feit. Om een herstructurering van de bestaande woningvoorraad te bereiken, wordt zorgvuldig onderzoek gedaan naar de leegstand in Parkstad, de specificaties van de bestaande woningvoorraad, de ontwikkeling hiervan als ook de plancapaciteit. Tevens is er een beleid opgesteld voor het intrekken van vergunningen aangaande woningbouw. Een bekend voorbeeld is de sloop van flatgebouwen in de wijk Heilust in Kerkrade. Het is niet zo dat alleen woningen worden gesloopt. In het centrum van Kerkrade worden bijvoorbeeld ook winkels gesloopt, waarvoor nieuwe winkels en woningen terugkomen die de kwaliteit van de openbare ruimte moeten vergroten (Kerkrade, 2015). Een ander middel binnen de herstructureringsopgave is het samenvoegen van woningen. De bestaande woningen worden hierdoor ruimer en nemen toe in kwaliteit, de parkeerdruk verminderd en de kwaliteit van de openbare ruimte verbeterd (Parkstad Limburg, 2010). De herstructurering die tot nu toe heeft plaatsgevonden betreft voornamelijk woningen die in het bezit zijn van woningcorporaties. Het onttrekken aan en herstructureren van woningen in particulier bezit is een lastiger onderwerp waar momenteel onderzoek naar wordt gedaan. Het is een lastige opgave omdat mensen de woning vaak beschouwen als een vermogensbestanddeel en hebben ingezet als investering voor de oudedagvoorziening. Er is niet genoeg geld bij de gemeentes aanwezig om op grote schaal woningen op te kopen en ook het Rijk wil hier niet aan bijdragen. Laatst genoemde ziet het als een verantwoordelijkheid van de eigenaren. Wet- en regelgevingen en investeringsopgaven moeten worden afgestemd om hier grip op te krijgen. Wat betreft de ontwikkeling van een kennisinfrastructuur voor nieuwe energie in de bebouwde omgeving heeft de provincie Limburg en Parkstad in totaal EUR 4 mln. beschikbaar gesteld (Parkstad Limburg, 2015b). De Nieuwe Wijk van Morgen is een innovatief programma waarin de overheid, het onderwijs, de wetenschap en ondernemers een wijk creëren met daarin duurzame vernieuwende gebouwen. De wijk is gelegen op het Business Park Avantis te Heerlen/Aken en wordt gesponsord door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Ministerie van Economische zaken (Wijk van Morgen, 2015a). In de Nieuwe Wijk van Morgen is bijvoorbeeld geëxperimenteerd met het samenbrengen van werk en wonen. Het huis ‘Knik naar de zon’ (figuur 7) bestaat uit een werk/kantoorgedeelte dat eventueel zelfstandig te exploiteren is met daarboven een woning (Wijk van Morgen, 2015b). Naast de Nieuwe Wijk van Morgen bestaat ook de Bestaande Wijk van Morgen in Kerkrade. In deze wijk zijn 153 woningen extreem energiezuinig gemaakt binnen 10 werkdagen. Figuur 8 laat de woningen voor (links) en na (rechts) renovatie zien. Het betreft een nieuw renovatieconcept dat is
38
gebaseerd op ketenintegratie en ‘lean’ bouwen met als doel energiebesparing, duurzaamheid en snelheid (Westwint, 2015a). Figuur 7: Knik naar de zon
bron: www.bouwenuitvoering.nl, 2015
Figuur 8: De bestaande wijk van morgen
bron: www.westwint.nl, 2015
De green deal ‘de Stroomversnelling’ is een andere manier om gezamenlijk tot een duurzame woonomgeving te komen. Om de koppositie te behouden heeft Parkstad de ambitie om tot 2020 achtduizend woningen te verduurzamen tot energie neutrale woningen. Men profiteert van een schaalvoordeel, van subsidies en garantstellingen van de overheid en de corporatiewoningen die als proeftuin gebruikt worden (STEC Groep, 2014, p.7-9). Opgemerkt moet worden dat de genoemde voorbeelden allemaal pilots zijn. Het uitrollen van de pilots door heel Parkstad is niet zo makkelijk als het klinkt. Er zijn zowel praktische als financiële bezwaren. De extreem energiezuinig gemaakte woningen waren geselecteerd op het vermogen om deze eenvoudig en snel te kunnen transformeren. Niet alle woningen kunnen op deze manier verduurzaamd worden, waardoor de kosten al snel te hoog worden en de ingreep niet meer rendabel is. De methode moet derhalve nog verbeterd worden. Op basis van de informatie op diverse internetsites beschikt heel Parkstad, met uitzondering van een paar minuscule stukjes in Voerendaal en Onderbanken, over 4G (4Gdekking.nl, 2015; 4G Masten.nl, 2015; Mobile Cowboys, 2015). Glasvezel is in delen van Parkstad beschikbaar. Het is de doelstelling 39
dat in 2018 heel Parkstad is voorzien van glasvezel (L1, 2015). Hiermee wordt de digitale ontsluiting voldoende geacht. 7.2.2 Duurzame energie Parkstad heeft al veel geïnvesteerd in duurzame energie. In deze paragraaf worden een aantal voorbeelden gegeven van initiatieven. Op 5 februari 2014 is het Parkstad Limburg Energietransitie (PALET) Ambitiedocument vastgesteld. Hierin is in beeld gebracht wat het huidige energieverbruik is en welke componenten daar in welke mate aan bijdragen. Daarnaast is in beeld gebracht welke potentie Parkstad heeft om duurzame energie op te wekken. Denk hierbij aan windenergie, zonne-energie, energie uit biomassa en mijnenergie. In het document zijn doelstellingen opgenomen welke men in 2040 gerealiseerd wil hebben. Het doel is om in 2040 hernieuwbaar energieneutraal te zijn. Er is geen vaste definitie van de manier waarop dit moet gebeuren, enkel ideeën, omdat dit kennisveld nog volop in beweging en ontwikkeling is (Delheij & Straten, 2014; Parkstad Limburg, 2015c). Een voorbeeld van een manier om te voldoen aan de gestelde doelen is geothermie. In het kader van duurzame energiewinning is in 2003 gestart met de inventarisatie of geothermie, en in het specifieke geval van Parkstad, of mijnwater een bron van duurzame energie zou kunnen zijn. In 2013 heeft de gemeente Heerlen Mijnwater B.V. opgericht met als doel om begin 2016 in totaal 800.000 m2 vloeroppervlak te kunnen verwarmen met mijnwater. Dit houdt tevens een CO2emmissiereductie in van 65% inzake verwarming en verkoeling. In 2014 zijn er 14 mijnwaterprojecten in bedrijf die gebruik maken van het grondwater dat in de mijngangen staat. Het water uit het dieper gelegen gangenstelsels levert warmte en het water uit de hoger gelegen gangen voorziet in koeling (Mijnwater, 2015). Op microniveau wordt onderzoek gedaan naar een lokaal en duurzaam energiebedrijf in KerkradeWest. In deze wijk wonen ca. 7.000 inwoners die jaarlijks voor ca. EUR 1.000 aan energielasten betalen. Er stroomt dus een bedrag ad EUR 7 mln. jaarlijks de wijk uit naar de grote energiebedrijven die voornamelijk werkgelegenheid in de Randstad opleveren. Daarom is er een onderzoek gestart naar de haalbaarheid van een lokaal energiebedrijf, welke een bijdrage levert aan duurzame energie en werkgelegenheid (Westwint, 2015b). Een ander voorbeeld op microniveau van een kleinschalig initiatief is de houtpelletketel in het gemeentehuis van Voerendaal. De ketel kan worden gestookt met in de regio geproduceerde grondstoffen en op deze manier extra werkgelegenheid en kostenbesparing creëren (Parkstad Limburg, 2015d). Een ander initiatief is het plaatsen van zonnepanelen op de daken van woningen in particulier bezit die de lantaarnpalen laat branden in Landgraaf (Parkstad Limburg, 2015d). Ook startende ondernemingen in het MKB worden gestimuleerd om een bijdrage te leveren aan verduurzaming en energietransitie door de oprichting in 2012 van IncubatorE. De incubator is gevestigd op een bedrijventerrein in Heerlen en levert werkplekken, advies en coaching. IncubatorE is een onderdeel van Building Integrated High Tech Systems (BIHTS), een kennisinfrastructuur inzake een duurzame gebouwde omgeving waarbij het versterken van het economisch perspectief van de regio een belangrijk aandachtspunt is. Het doel van dit programma is het omzetten van kennis en ideeën naar producten en diensten. Het voorziet in een centre of expertise, een Real Life Lab, de IncubatorE en een voucherregeling (Parkstad Limburg, 2015e). Parkstad en de provincie Limburg hebben EUR 2 mln. beschikbaar gesteld voor innovatieve ideeën voor producten, diensten of 40
processen op het gebied van energie. Via de voucherregeling worden 100 coupons van elk EUR 10.000, 8 coupons van EUR 50.000 en 3 coupons van EUR 200.000 beschikbaar gesteld (LIOF, 2015). 7.2.3 Vergroten van het sociaal kapitaal Er zijn initiatieven gevonden welke inzetten op het vergroten van het sociaal kapitaal. In het sociaal programma dat ultimo 2013 door Kerkrade-West is opgesteld, is een paragraaf gewijd aan het verhogen van de participatie in de wijk c.q. buurt. De doelstelling is het vergroten van het verantwoordelijkheidsbesef van de bewoners inzake hun eigen leefomgeving. Men verkent hier de eerste aangrijpingspunten zoals het betrekken van bewoners in de inrichting van een park en alsook het geven van de verantwoordelijkheid aan de bewoners inzake het fysieke onderhoud van de eigen wijk (Engelen e.a., 2013, p.16). Een voorbeeld van een bottom-up samenwerkingsverband is te vinden in Heerlen. Aan de rand van de binnenstad van Heerlen ligt de Willemstraat waar een vormgever en een architect een project startten om de leegstand en verpaupering terug te dringen. Inmiddels zijn 23 leegstaande panden structureel ingevuld doordat de twee heren een brug vormde tussen de pandeigenaren en ondernemers. Onder de vlag ‘Wij Willemstraat’ werken de ondernemers in de straat samen om de omgeving interessant voor het publiek te houden (Ruimtevolk, 2015). Bovengenoemde initiatieven zetten in op sociaal kapitaal, maar het aantal is beperkt. Dit deelgebied biedt derhalve nog een kans en wordt verder uitgewerkt in de volgende paragraaf.
7.3
Kansen in Parkstad Limburg
In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat, op het moment dat de Europese bevolking in de toekomst stopt met groeien (Hospers & Reverda, 2012, p.17), gekeken zal worden naar andere gebieden die al een dergelijke transitie hebben doorgemaakt. Parkstad kan fungeren als een voorbeeld van een samenleving in een situatie van krimp. 7.3.1 Park-stad In de vorige paragraaf zijn de reeds gehanteerde mogelijkheden – verduurzaming, herstructurering en digitale ontsluiting van de bebouwde omgeving – de revue gepasseerd. Er liggen nog kansen in de verdere herstructurering van de bebouwde omgeving en het verruimen van de procedures en regelgeving. Deze handelingsmogelijkheden worden hieronder verder uitgewerkt. Een Zwischenstadt of tussenstad is een concept dat op het lijf van Parkstad is geschreven. Parkstad is ontstaan uit een ruimtelijk ordeningsproces rondom de verschillende mijngroeves en kent hierdoor een niet traditionele stedenbouw. De regio kan omschreven worden als een aaneenschakeling van stedelijke en landelijke elementen, waar woongebieden en niet-woongebieden elkaar afwisselen (zie figuur 9); met andere woorden een park-stad (Parkstad Limburg, 2015f). In de paragraaf over de lokale demografie van Parkstad werd al toegelicht dat Parkstad opgebouwd is uit verschillende centra en derhalve beschouwd kan worden als een polycentrische stad. Tussen deze kernen bevindt zich een secundaire ruimte die op zeer veel verschillende manieren kan worden ingevuld. Denk hierbij aan landbouw, leisure, groenvoorzieningen etc. Om de park-stad als één geheel te laten functioneren is het essentieel dat de secundaire ruimte betekenisvol wordt ingevuld. Dit uit zich in waardevolle ontmoetingsplekken, functiemixen, creatieve industrie, cultuur en horeca (Parkstad Limburg, 2015f). 41
Figuur 9: Een toekomstig beeld van een park-stad
bron: www.inhabitat.com, 2015
Een middel om de park-stad gestalte te geven is een Internationale Bau Ausstellung. Recentelijk is dit veel belovend initiatief gelanceerd in Parkstad. Een Internationale Bau Ausstellung, of kortweg IBA, is een langjarige (8-10 jaar) manifestatie van een gebied of stad waarbinnen er vernieuwende bouwprojecten, bijzondere tentoonstellingen en symposia geïnitieerd worden. Het is een samenwerking tussen publieke en private partijen, waar de publieke instellingen het podium creëren en de private partijen de ideeën genereren (IBA Parkstad, 2015). In Duitsland zijn er diverse IBA’s succesvol geïnitieerd. Een voorbeeld is Sachsen-Anhalt waar met behulp van een IBA in tijden van bevolkingsdaling een succesvol pad in kon worden geslagen van transformatie. De IBA’s in Duitsland hebben gezorgd voor een fysieke verandering van het gebied, een economische impuls en een cultuuromslag in waardering voor het gebied. De toekomst zal leren hoe de IBA in Parkstad vorm zal krijgen. Men is momenteel in de fase van het verzamelen van initiatieven en ideeën en heeft hooggespannen verwachtingen (IBA Parkstad, 2015). De IBA met zijn bottom-up karakter is een grote kans om de regio zowel fysiek als economisch een enorme boost te geven. In tegenstelling tot de IBA kunnen ook kleinschalige activiteiten de park-stad upgraden. Hierbij moet gedacht worden aan gezamenlijke moestuinen, parken, pocket parks – mini parkjes in een stedelijk gebied (zie figuur 10) – en kleinschalige kunstuitingen die gericht zijn op het verbeteren van de omgeving. Figuur 10: Pocket park
bron: www.globalsiteplans.com, 2015
42
Het verbouwen van eigen voedsel lijkt een gebied waar kansen liggen. Zoveel als er geschreven is over de herontwikkeling van wijken en het duurzamer maken van de woningvoorraad, zo weinig is er te vinden over het invullen van braakliggende grondpercelen met moestuinen in Parkstad. In Kerkrade is op een stuk braakliggende grond een lokale moestuin ingericht. Het was echter een tijdelijk initiatief en is inmiddels beëindigd omdat er woningen worden gebouwd (Ruimtevolk, 2014). Zo zijn er nog een aantal voorbeelden gevonden, welke voornamelijk door de burgers zijn geïnitieerd. In Heerlen is een stuk grond door een groep enthousiaste mensen en een boer uit de omgeving in gebruik genomen als akker voor het verbouwen van groente. Een deel van deze groente wordt verkocht aan bijvoorbeeld restaurants uit de omgeving die streekgroentes willen promoten en een deel wordt aan de voedselbank geschonken. Het project is tevens een manier om de bewoners de principes van landbouw te leren (Heerlen, 2015). Meer ruimte voor burgers om hun eigen groente te verbouwen in de vorm van (stads)landbouw is een kans om bijvoorbeeld invulling te geven aan braakliggend terrein. Het verbouwen van eigen groente past binnen de filosofie van duurzaamheid en Degrowth. Het bevordert de kwaliteit van de omgeving door een invulling te geven aan de lege ruimtes of braakliggende terreinen en om de diversiteit van de omgeving te vergroten, het bevordert de CO2 opname, het reduceert de CO2 uitstoot – de afstand tussen consument en producent is klein en derhalve is er minder vervuiling door transport –, het bevordert de fysieke en mentale gezondheid – en verlaagt indirect de zorgkosten–, het creëert werkgelegenheid, het bevordert de sociale cohesie door betrokkenheid en samenwerking tussen bewoners en daarmee de identiteit van het gebied, vergroot de re-integratie op de arbeidsmarkt en biedt inwoners de kans om zich meer te ontwikkelen (Groene Ruimte, 2015). Daarnaast kan het een nieuwe vorm van bedrijvigheid stimuleren. Het geproduceerde voedsel kan, indien er een overschot ontstaat, gedistribueerd worden naar andere plekken in Nederland, bijvoorbeeld de Randstad, waar ruimte schaarser is en er weinig ruimte is voor de verbouwing van organisch voedsel. 7.3.2 Verruiming wet- en regelgeving Het vinden van een nieuwe bestemming voor vrijkomende (industriële) gebouwen, door het aanpassen van bestemmingsplannen biedt ruimte voor kwaliteit. Door het aanpassen van het bestemmingsplan kunnen leegstaande gebouwen voor andere doeleinden gebruikt worden. De herontwikkeling van leegstaande gebouwen is in de lijn met de Degrowth gedachten. Over het algemeen betreffen dit bottom-up initiatieven, waardoor er geen nieuwbouw hoeft plaats te vinden. Een middel om dit te bereiken is het verruimen van het bestemmingsplan. Regels en procedures, waaronder een gedetailleerd bestemmingsplan, zijn een belemmering voor het tot stand komen van (bottom-up) initiatieven (Snoeker, 2014, p.16). Een bijkomend effect is dat herontwikkeling het gebruik van grondstoffen beperkt, evenals het vervoer ervan en nog geen stap verder, het onderhoud van de infrastructuur. 7.3.3 Verduurzaming Reeds benutte handelingsmogelijkheden ten aanzien van verduurzaming zijn het in kaart brengen van de beschikbare energiebronnen in de regio en het stimuleren van energie generende materialen in de bouw en infrastructuur. Hier volgt een toelichting op de kansen. Nederland heeft de ambitie om een toonaangevend land te zijn op het gebied van duurzame economie (Ministerie van EZ, 2013, p.1). Andere landen lijken het echter beter te doen dan Nederland. In de analyse van het BIS staat Nederland op de 24ste plaats. Dit is een kans voor Parkstad. Regio’s als Eindhoven en de Randstad specialiseren zich al in schone en zuinige 43
technologieën. Parkstad kan inzetten op de landbouwsector (PBL, 2013b, p.17). De productie van duurzame materialen om te worden gebruikt als grondstof voor producten of als brandstof lijkt een kansrijk gebied binnen Parkstad. Braakliggende gronden kunnen worden gebruikt voor de productie van duurzame grondstoffen. Een meer ingrijpende manier is het opnieuw inrichten van het landschap en hier ruimte voor te creëren. De braakliggende grond is nu een onkostenpost voor de gemeente (circa EUR 1.000,- per hectare per jaar) inzake beheer. Door deze grond in te zetten voor de productie van duurzame grondstoffen wordt dit geld bespaard (Parkstad Limburg, 2015d). Door te investeren in de bovengenoemde opties kan men mogelijk gaan excelleren in verduurzaming en een voorbeeldfunctie krijgen. 7.3.4 Vergroten van het sociaal kapitaal Initiatieven die reeds in gang zijn gezet zijn het vergroten van het verantwoordelijkheidsbesef, weliswaar in een klein deel van Parkstad, en de zogenaamde woningmarktestafette. Beide doen een beroep op de inwoners van Parkstad. Kansen liggen op het vlak van de werkwijze van de lokale overheid, bottom-up initiatieven en instrumenten zoals de green deal, social media en maatschappelijke ondernemingen. Een kans voor de gemeente lijkt te zijn weggelegd in de rol van intermediair. Door deze rol te omarmen en minder vaak op de regievoerdersstoel te gaan zitten, komen bottom-up initiatieven eerder van de grond en stranden ze niet in het gemeentehuis. Onderzoek van Snoeker (2014, p.11) laat zien dat er in de Zuid-Limburgse gemeentes nog terrein gewonnen kan worden op dit gebied. Bottom-up initiatieven kunnen helpen bij het verzachten van de krimpproblematiek. Uit de literatuur blijkt dat ze een goede bijdrage leveren aan de kwaliteit van de openbare ruimte, de sociale cohesie en daarmee de leefbaarheid verhogen, de gemeente geld besparen en de afstand tussen de overheid en inwoners verkleinen. De aantrekkelijkheid van de gemeente c.q. regio als vestigingsklimaat en werkgelegenheid verbetert door bottom-up initiatieven (Snoeker, 2014, p.6). Een hulpmiddel voor de overheid kan de ‘overheidsparticipatietrap’ zijn welke in kaart brengt hoe de gemeente acteert. De traptrede waarop de gemeente staat, geeft een indicatie van de manier waarop de gemeente met bottom-up initiatieven omgaat (Snoeker, 2014, p.9). In het verlengde van het steunen en in het beleid verwerken van bottom-up initiatieven ligt het loslaten van gedetailleerde regels en beleid. Bijvoorbeeld het verruimen van het bestemmingplan, waardoor leegstaande ruimte gevarieerder ingevuld kan worden. Het top-down beleid moet veranderen in een uitnodigingsplanologie waar zelforganisatie van burgers wordt gestimuleerd en gefaciliteerd (Snoeker, 2014, p.5). Het maatschappelijke samenwerkingsverband, zoals de coöperatie, is een instrument om bottom-up initiatieven vorm te geven. De green deal kan eveneens handvatten geven in het samenspel tussen overheid, burger en verduurzaming. Het inzetten van social media is een mogelijkheid om een betere aansluiting te vinden bij de inwoners van een gebied en hun wensen ten aanzien van de bebouwde omgeving. Een voorbeeld hiervan in een ander domein wordt gegeven door een hoogleraar neurologie aan de Radboud Universiteit, welke met behulp van internet een mogelijkheid creëerde om kennis te verzamelen en te verspreiden buiten de geijkte wetenschappelijke paden om en hierdoor beter kon aansluiten bij de problematiek van zijn patiënten (Boer & Lans, 2013, p.33). Door aan te sluiten bij deze nieuwe vorm van communicatie en organisatie kan de overheid feeling krijgen voor de burger en zijn ideeën en wensen. 44
7.4
Samenvatting
Handelingsmogelijkheden wat betreft ruimtelijke ordening
Handelingsmogelijkheden in krimpregio
Handelingsmogelijkheden in Parkstad Limburg
Creëren van een duurzame woonstructuur
Duurzaam gebruik van hernieuwbare energiebronnen en grondstoffen
Vergroten van het sociaal kapitaal
De herstructurering van gebieden en/of wijken, zodat woonfuncties gehergroepeerd worden en de vrijkomende ruimtes voor andere doeleinden gebruikt kunnen worden. Het verruimen van de regels en procedures, zoals het bestemmingsplan. Het realiseren van een goede digitale ontsluiting. Het creëren van landbouwgrond voor organische voedselvoorziening. Het leveren van duurzaam voedsel aan andere regio’s. Stimuleren van de verbouwing van duurzame grondstoffen en gewassen door het maken van een ontwerp voor het landschap waarin deze aspecten worden meegenomen. Stimuleren van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen. Stimuleren van het gebruik van duurzame materialen in de bebouwde omgeving en infrastructuur. Excelleren in de race om verduurzaming. Leveren van energie aan andere regio’s. Het inzetten op ruimtelijke ordening in de rol van mediator. Het implementeren van ‘uitnodigingsplanologie’. Het inzetten van de green deal. Het stimuleren van en het vergroten van de kennis inzake maatschappelijke ondernemingen zoals een coöperatie.
Het creëren van landbouwgrond c.q. benutten van braakliggend terrein voor duurzame voedselvoorziening. Als spin-off kan dit en nieuwe vorm van bedrijvigheid stimuleren. Het maximaal benutten van de IBA. Het stimuleren van parken, moestuinen etc. op plekken waar een leegte is ontstaan. Het loslaten van een gedetailleerd beleid en strak gedefinieerde regels, zoals het verruimen van het bestemmingsplan. Het leveren van duurzaam voedsel aan andere plekken in Nederland. Braakliggende gronden kunnen worden gebruikt voor de productie van duurzame grondstoffen, zodat beheerkosten worden bespaard en inkomsten gegenereerd worden. Het excelleren in de race om verduurzaming, zodat concurrentiekracht en de kwaliteit van de bebouwde omgeving vergroot wordt.
Het inzetten op ruimtelijke ordening in de rol van intermediair. Bottom-up initiatieven promoten welke de kwaliteit van de openbare ruimte, het vestigingsklimaat en de werkgelegenheid verbeteren en de sociale cohesie verhogen. Het inzetten van social media om een betere aansluiting te vinden bij de inwoners van het gebied. Het stimuleren van coöperaties of soortgelijke maatschappelijke ondernemingen. Het inzetten van de green deal.
45
8 Methodologie 8.1
Verantwoording onderzoeksmethode
Het uitgevoerde onderzoek is explorerend van aard. De onderzoeker is niet op zoek naar bewijs, maar naar verandering en een andere vastgoedeconomie. Actieonderzoek is bij uitstek geschikt aldus Baarda e.a. (2013, p.58) wanneer je veranderingen wilt aanbrengen in een situatie. Het omvat onder andere het onderzoeken van de mogelijkheden en het toetsen aan de praktijk. Het is een probleemgerichte methode, die de huidige aanpak ter discussie stelt. Het betreft een kwalitatief onderzoek waarbij gebruik is gemaakt van verschillende dataverzamelingsmethoden. Deze methodetriangulatie wordt ingezet om verschillende soorten gegevens te verkrijgen en verhoogt tevens de validiteit van de onderzoeksgegevens. Ten eerste is er een literatuuronderzoek uitgevoerd om bestaande gegevens te inventariseren en een lijst op te stellen van kansen. Het mondeling semigestructureerd interview is in dit onderzoek de aangewezen onderzoeksmethode om empirische data te verzamelen. Hiermee kan de opinie en/of kennis van de populatie gemeten worden. Het doel van het interview is het onderzoeken of de handelingsmogelijkheden voortkomend uit het literatuuronderzoek van waarde zijn voor de praktijk. (Baarda e.a., 2013)
8.2
Dataverzamelingsmethoden
Allereerst is gekozen voor het literatuuronderzoek, omdat de literatuur een bron van informatie is, maar ook om empirische data te verzamelen via websites inzake handelingsmogelijkheden in en karakteristieken van Parkstad Limburg. De nadelen van het gebruik van bestaand materiaal zijn onder andere het feit dat het informatie uit tweede hand is, dat geïnterpreteerd wordt door de onderzoeker, dat de context vaak ontbreekt, dat er mogelijk gegevens ontbreken en ontoegankelijkheid door bijvoorbeeld een beperkte mate van verspreiding waardoor beschikbare informatie verouderd kan zijn. Om deze nadelen te mitigeren is tevens gebruik gemaakt van een andere dataverzamelingsmethode. Middels interviews is gekeken of het gevonden resultaat in het literatuuronderzoek ondersteund, tegengesproken of in een ander daglicht wordt geplaatst door de praktijk. Daarnaast legt het interview het beste bloot wat mensen denken, over welke kennis mensen beschikken en wat mensen willen. Het voordeel van interviews ten opzichte van enquêtes is dat de diepgang groter is (Baarda e.a., 2012, p.136-137). Het interview is uitgevoerd op individueel, direct en mondelingniveau middels een topiclijst. De onderwerpen staan vast, maar de volgorde niet. Op deze manier komen alle onderwerpen aan bod, maar is de vraagmethode open. Omdat onderzoekers ook maar mensen zijn, is kleuring van het onderzoek moeilijk te voorkomen. Om de betrouwbaarheid te vergroten wat betreft het interview is gebruik gemaakt van een voicerecorder, zodat de resultaten oneindig afgedraaid kunnen worden en indien gewenst door meerdere personen beoordeeld kunnen worden. Tevens is er een topiclijst gebruikt. Vooruitlopend op het gesprek heeft de geïnterviewde een A4 met de achtergrond van het onderzoek en een A4 met de handelingsmethoden gekregen (zie bijlagen). De interviews zijn uitgewerkt en toegevoegd aan de bijlagen.
46
8.3
De respondenten
Gekozen is voor respondenten die werkzaam zijn in de regio Parkstad Limburg omdat dit één van de eerste krimpregio’s van Nederland is en nog steeds tot de topkrimpregio’s behoort. De interviews zijn gehouden met ambtenaren die verantwoordelijk zijn voor ruimtelijke ordening of het maatschappelijk domein zoals de leefbaarheid van wijken in (i) gemeentes, (ii) op het niveau van Parkstad Limburg en (iii) op provinciaal niveau. Gekozen is voor een respondent in elke laag, waarbij in op het niveau van de gemeente onderscheid is gemaakt tussen een stedelijke gemeente (Kerkrade) en een landelijke gemeente (Landgraaf). 1. Dhr. drs. E.P.C. Theunissen is planoloog bij de gemeente Kerkrade en werkzaam op de afdeling stedelijke ontwikkeling en beheer. 2. Mevr. E.J.H. Dreissen is wethouder in de gemeente Landgraaf en heeft in haar portefeuille onder andere ruimtelijke ontwikkeling, openbare ruimte en burgerparticipatie. 3. Dhr. J. van Niet is werkzaam bij Parkstad Limburg als programmamanager herstructurering woonwijken en secretaris van de bestuurscommissie. 4. Dhr. drs. C.M.J.P. Claessens is werkzaam als kennisstrateeg bij de provincie Limburg. Zijn werkgebied betreft krimp. Dhr. Claessens is tevens bij de gemeente Heerlen betrokken als voorzitter van de commissie ruimtelijke ontwikkeling, commissielid economische stimulering en commissielid sociale infrastructuur. De interviews zijn zoveel mogelijk uitgevoerd op het kantoor of stadhuis van de respondent om de respondent op zijn gemak te stellen en een open sfeer te creëren. Uitzondering hierop is het interview met dhr. Claessens dat om logistieke redenen gehouden is in een openbare gelegenheid. Ondanks de drukke agenda’s waren de respondenten toch bereid om gesprekken te voeren van 51 minuten of langer. Een woordelijke uitwerking van de interviews is opgenomen in de bijlagen.
47
9 Resultaten praktijkonderzoek Onderhavig hoofdstuk richt zich op de beantwoording van de subvraag of de handelingsmogelijkheden gevonden in het literatuuronderzoek ondersteund worden door beleidsmakers in krimpregio’s. De antwoorden zijn geclusterd in drie groepen, waarbij een onderverdeling is gehanteerd welke aansluit op de resultaten uit het literatuuronderzoek.
9.1
Creëren van een duurzame woonstructuur
9.1.1 Duurzame woonstructuur De IBA wordt gezien als een kans, onder andere door naamsbekendheid wat spin-off creëert. Maar dat is niet voldoende, daar is de opgave te groot voor aldus een respondent. De IBA kan wel een vliegwiel zijn, maar niet op zichzelf staan. Een andere respondent vult aan dat de IBA bedoeld is om van onderop, dus bottom-up, bij burgers en bedrijven ideeën te laten ontstaan die de regio een positieve impuls moeten geven. De respondent verbonden aan de provincie hoopt dat de IBA het symbool wordt voor transitie in krimpgebieden. Door anders denken, anders naar de ruimte kijken, dingen ten aanzien van de onder andere de ruimtelijke ordening anders aanpakken, dient er beweging te komen in een stilstaand gebied. In Kerkrade signaleert men een diffuus leegstandspatroon met onbenutte of braakliggende gronden. Men wil meer de groene lobben van het buitengebied de stad in laten lopen. Door met de herstructureringsopgave aan te sluiten bij het buitengebied en vooral woningen uit de markt te halen op plekken waar de kwaliteit van het landschap goed beleefd kan worden, wordt er een positieve impuls gegeven aan de woonkwaliteit. Vanuit de provincie wordt aangegeven dat er diverse voorbeelden te noemen zijn van duurzame voedselvoorziening, zoals bij de wijk Meezenbroek, Schaesbergerveld en Palemig in Heerlen, waar zeven flats zijn gesloopt en het leeggekomen gebied is getransformeerd in een moestuin voor de wijk. De respondent in Landgraaf geeft aan dat er in een wijk een gezamenlijke tuin is ingericht, maar dat het animo hiervoor beperkt is. Mensen hebben hun eigen tuin, welke ruim genoeg is om voedsel in te verbouwen. Het nut van een algemene moestuin wordt niet ingezien. Ook niet voor de sociale contacten, die worden gezocht in de vele verenigingen die de gemeente telt. In Kerkrade onderzoekt men hoe men een gezondere levensstijl kan doorvoeren in de gemeente en zou het uit dat oogpunt een kans zijn. Uit onderzoek is gebleken dat daar veel mensen wonen die niet gezond leven of zich niet gezond voelen, aldus de respondent. Daarnaast hebben veel inwoners een zeer beperkt bestedingspatroon. Biologisch voedsel is vaak te duur. In de gemeente zijn een aantal volkstuinen gelegen welke voornamelijk door ouderen worden onderhouden. Jongeren gezinnen doen dit minder. Een andere belemmering bij het verbouwen van voedsel is de gesteldheid van de bodem. Omdat men te maken heeft met voormalig mijnbouwgebied, is de bodem op veel plekken vervuild en zonder sanering niet geschikt voor de productie van voedsel. Dat het verbouwen van duurzaam voedsel als spin-off een nieuwe vorm van bedrijvigheid kan 48
genereren of dat het een exportproduct voor bijvoorbeeld de Randstad kan zijn, is op dit moment een brug te ver. Bij de vraag of het exporteren van voedsel een kansrijke optie is, wordt door drie van de vier respondenten verwezen naar de landbouw in het voormalig CBS-kantoor. Dit project is nooit van de grond gekomen, terwijl het volgens respondenten wel een kans is, mits je de afzet op orde hebt. Ook vanuit Parkstad wordt gewezen op het mislukken van het ‘urban farming’ project in het oude CBS-kantoor. De kans wordt niet totaal afgewezen, maar er wordt wel gewezen op het feit dat er kartrekkers en, niet onbelangrijk, geld nodig is voor een dergelijk project. De creatieve mensen die hiervoor nodig zijn, zowel op het niveau van de overheid, de burger als het bedrijfsleven, zijn schaarser in Parkstad dan bijvoorbeeld in de Randstad. Een productiemiddel van duurzame voedselvoorziening maken dat is geen kans aldus de respondent uit de gemeente Kerkrade. Wel wordt gekeken naar de mogelijkheid om in het heuvelland meer kleinschalig duurzaam streekvoedsel te gaan verbouwen, dat aan restaurants uit de omgeving wordt geleverd. 9.1.2 Loslaten van gedetailleerd beleid en strak gedefinieerde regels Het loslaten van een strak gedefinieerd beleid en gedetailleerde regels wordt door drie respondenten als zowel een kans als een bedreiging gezien. Ook de vierde respondent geeft aan het aanpassen van de wet- en regelgeving gemotiveerd moet gebeuren. In Kerkrade is men opzoek naar een instrument om beter te kunnen reageren op goede initiatieven. Het is tijd voor een andere benadering welke mensen stimuleert om te investeren in het gebied. Stedelijke herverkaveling wordt genoemd als instrument om de woonfuncties te herstructureren, gemeentegronden om te zetten in landbouw- of bosgebied en het verruimen van het bestemmingsplan. Het is echter niet de bedoeling dat het huidige beleid totaal wordt losgelaten, er moet aan een aantal hoofdregels voldaan worden. De gemeente Landgraaf loopt bij het verruimen van het bestemmingsplan aan tegen het feit dat je de bestemming wel kan verruimen, maar dat dit averechts kan werken bij de afspraken die zijn gemaakt omtrent het onttrekken van woningen uit de markt. Wanneer bijvoorbeeld in een aanloopstraat veel winkels leegstaan, kunnen deze niet zomaar een woonbestemming krijgen. Daarnaast creëert de sloopopgave juist weer regelgeving, zoals de zogenaamde ‘statiegeldregeling’ in Sittard-Geleen, waar men mensen verplicht om EUR 40.000,- te storten in een potje alvorens je met een (her) ontwikkeling mag beginnen. Bij de transformatie van een klein kantoorpand in bijvoorbeeld vijf appartementen is dit een kostenpost van EUR 200.000,en een (te) hoge drempel. De respondent werkzaam bij Parkstad Limburg is ook niet voor het verruimen van het beleid. Hij constateert dat juist het omgekeerde zou moeten gebeuren. De teugels moeten aangetrokken worden. Omdat er in alle vastgoedmarkten een overschot bestaat, heeft het weinig zin om het bestemmingsplan vrij te geven. Dit creëert in een andere niche van de vastgoedmarkt weer problemen. Hij pleit voor het in kaart brengen van de bestaande voorraad. Daarbij moet de keuze gemaakt worden welk vastgoed behouden moet worden en aan welk vastgoed je geen energie meer wil besteden en leeg laat staan. Voor het vastgoed dat behouden wordt, kun je het bestemmingplan verruimen en als instrument gebruiken om creatieve oplossingen mogelijk te maken. Dit selectieve loslaten stuit op een ander probleem, aldus de respondent. Beleidsmakers denken nog teveel in hokjes en vinden het moeilijk om dit los te laten. Zo komen kansrijke oplossingen soms niet tot stand omdat ze niet in een hokje vallen. Hij pleit voor een structuur waarbij de overheid een 49
bepaalde verantwoordelijkheid heeft en op basis van deze verantwoordelijkheid de begrenzing aan moet geven waarbinnen de markt mag opereren. Binnen deze grens heeft de markt zijn eigen verantwoordelijkheid. Deze structuur moet er voor zorgen dat initiatieven niet de kop worden ingedrukt, omdat ze niet in een hokje passen. Vanuit de provincie wordt er aangegeven dat de huidige minister Blok openstaat voor het onder loep nemen van de wet- en regelgeving, mits goed onderbouwd met concrete voorbeelden.
9.2
Duurzaam gebruik van energiebronnen en grondstoffen
9.2.1 Productie van duurzame grondstoffen Op de vraag of de productie van duurzame grondstoffen en halffabricaten een kansrijke handelingsmogelijkheid is, wordt geen volmondig ‘ja’ of ‘nee’ gegeven. Men heeft hier weinig tot geen onderzoek naar gedaan en richt zich meer op economische pijlers als ‘zorg’ en ‘toerisme’. Landgraaf richt zich voornamelijk op ‘zorg’ en ‘toerisme’ en heeft geen visie op landbouw ten behoeve van grondstoffen. In Kerkrade zijn de voormalig mijnbouwgebieden in het verleden veelal omgezet in bedrijventerreinen. In de loop van de tijd is hier leegstand ontstaan en ligt een groot deel braak of wordt niet benut. Men onderzoekt de mogelijkheid van het verbouwen van duurzame grondstoffen en half fabricaten. Vanuit Parkstad wordt hetzelfde onderzoek aangehaald en aangegeven dat een interessante optie is, maar complexer dan het op het eerste gezicht lijkt. De respondent uit de provincie ziet het als een kans en geeft aan dat er al geëxperimenteerd wordt op dit gebied. 9.2.2 Excelleren in de race om verduurzaming Er wordt volmondig ‘ja’ gezegd door alle respondenten op de noodzaak om te verduurzamen en energieneutraal te worden binnen 25 jaar. Duurzaamheid is een speerpunt dat redelijk hoog op de politiek bestuurlijke agenda staat. Er is een document opgesteld genaamd PALET dat de potenties van een regio op het gebied van energie in kaart heeft gebracht en inzichtelijk maakt aan de bestuurders en beleidsmedewerkers aan welke knoppen gedraaid kan worden om de duurzaamheidsdoelstelling te realiseren. Men wil een belangrijke rol spelen in de ambitie om Parkstad tot een energie neutrale regio te maken in 2040. Het leveren van energie aan andere regio’s buiten Parkstad is een stap te ver, aldus de respondent verbonden aan Parkstad Limburg. Maar iedere zichzelf respecterende regio heeft tegenwoordig wel een duurzaamheidsambitie. In Kerkrade staat de verduurzaming van de bebouwde omgeving op het programma. Hier is met behulp van zonnepanelen, warmtekoudeopslag en windturbines grote winst te behalen. Hetzelfde geldt voor de gemeente Landgraaf, waar men ook in kaart heeft gebracht hoeveel energie er nodig is en hoeveel er wegvloeit en hoe woningen energieneutraal kunnen worden gemaakt. Windturbines zijn hier door de nabijheid van een militairvliegveld (AWACS) in het Duitse Geilenkirchen geen optie. Ondanks dat er al een slag gemaakt is met de verduurzaming van de woonvoorraad, is dit nog steeds een hot topic, aldus de respondent werkzaam bij Parkstad Limburg. Het op een industriële manier verduurzamen van woningen zoals dat is gedaan in de Bestaande Wijk van Morgen is een experiment dat uitwees dat een dergelijke operatie tot de mogelijkheden bestaat. Men kijkt nu naar
50
het vervolg en dan voornamelijk naar de kostenkant. Het experiment in de Bestaande Wijk van Morgen was flink gesubsidieerd, het volgende project moet het zonder deze subsidie doen. Ondanks de stappen die er gezet zijn, is men er niet van overtuigd dat men ook excelleert in de verduurzaming en verwijst naar andere provincies, steden en Duitsland die dit ook als speerpunt hebben.
9.3
Vergroten van het sociaal kapitaal
9.3.1 Overheid in de rol van intermediair Een faciliterende overheid in de rol van intermediair, wordt vanuit de provincie als een waardevolle optie gezien. Vanuit de gemeentes en Parkstad, waar men het directe contact met de burger en het bedrijfsleven heeft, wordt dit wel als belangrijk maar ook als lastig ervaren. Men verwijst allen naar de matige zelfredzaamheid van de inwoners van de regio en geeft aan dat vanuit het mijnverleden de inwoners zijn gewend aan het feit dat de overheid en de kerk alles regelde. Eén van de respondenten geeft aan dat de faciliterende rol van de gemeente in de praktijk tegenvalt en verwijst naar het onderzoek van Snoeker in 2014. De oorzaak wordt met name gezocht in de sociaal economische positie van de bevolking in Kerkrade, welke achtergesteld is ten opzichte van de gemiddelde Nederlander. Dit heeft weer zijn oorsprong in het mijnverleden. De bevolking laat zich volgens deze respondent pamperen en kijkt snel naar de gemeente. Ook in de gemeente Landgraaf is men opzoek naar de faciliterende werkwijze, maar moet er nog een omslag in het denken gemaakt worden. Men zoekt naar een manier om de bevolking verantwoordelijkheden te geven voor de openbare ruimte. Bijvoorbeeld in het onderhoud van een parkje bij een buurthuis. Het parkje is aangelegd door de gemeente en men wil ze indien mogelijk laten participeren in het onderhoud. Op andere gebieden geeft de respondent aan dat de gemeente de bevolking een stuk ontzorgt en de opties en voor- en nadelen voor ze uitzoekt. Dit wordt geschaard onder de zorgplicht als gemeente om faciliteiten te regelen voor de burgers. Burgers laten zich dit welgevallen en hebben de neiging om achterover te leunen. De respondent heeft het idee dat in het Noorden van het land meer doorgepakt wordt door de burgers zelf. Een cultuuromslag is nodig die zeker twee generaties gaat duren. Door een andere respondent wordt aangegeven dat de mijnen inmiddels circa 45 jaar zijn gesloten en dat daar niet meer altijd op teruggegrepen moet worden. Indien mensen niet willen bewegen dan dient hier geen energie ingestoken te worden. Men moet juist opzoek gaan naar de mensen die wel energie in dingen willen steken. De respondent van de provincie geeft aan dat de provincie zoveel mogelijk vanuit de faciliterende en verbindende rol acteert. Men probeert de juiste verbindingen te leggen en de juiste mensen met elkaar in contact te brengen. Een cruciale vraag is of overheden durven los te laten? Volgens de respondent moet er een andere mindset komen. Er moet minder vanuit de wet- en regelgeving gedacht worden en meer vanuit de mensen en hun initiatieven. 9.3.2 Stimuleren van bottom-up initiatieven Door allen wordt het stimuleren van bottom-up initiatieven als een kans gezien. Het aantal bottomup initiatieven dat uit de mensen zelf komt is echter beperkt. Ook hier wordt weer verwezen naar het mijnverleden en het opleidingsniveau van de bevolking. De hoop is gericht op de IBA die een impuls moet geven aan creatieve bottom-up ideeën. 51
Vanuit de helikopter view van de provincie is te zien dat er Parkstad breed wel een aantal initiatieven van de grond komen. Mensen zien steeds beter de noodzaak om de leefbaarheid op peil te houden. Bij een landelijke bijeenkomst is het één van de respondenten opgevallen dat er in Groningen veel meer bottom-up initiatieven van de grond komen dan in Parkstad. Waarom dit verschil bestaat, is de respondent niet geheel duidelijk. Als mogelijke oorzaak wordt een verschil in mentaliteit aangedragen. Ook geeft de respondent aan dat de kwaliteit van de aanvragen niet altijd even goed is en dat men bang is dat er geen opvolging komt als iemand om welke reden dan ook een bepaalde beheerstaak niet meer kan uitoefenen. 9.3.3 Instrumenten voor de faciliterende overheid Twee van de respondenten zien toekomst voor social media als communicatiemiddel. Eén van de respondenten denkt dat dit misschien een kans is en de vierde respondent geeft aan dat dit nauwelijks gebruikt wordt in betreffende gemeente. In deze gemeente wordt fysiek de dialoog met de bewoners gezocht, via (buurt)bijeenkomsten en middels fysieke documenten. Social media staat nog in de kinderschoenen. In Kerkrade ligt geen duidelijk beleid ten aanzien van de inzet van social media. Dit mag je als stadsdeel zelf beslissen. De respondent geeft aan dat dit medium gebruikt is in diverse wijken, maar dat het succes ervan verschilt. De reden hiervan is onduidelijk. Toch ziet hij het als een gebied waar nog een grote slag gemaakt kan worden. De provincie Limburg maakt redelijk veel gebruik van social media. Door middel hiervan worden beleidskeuzes en initiatieven gepromoot. De respondent is tevens in zijn vrije tijd werkzaam in de politiek en maakt daarvoor regelmatig gebruik van Twitter. Op deze manier kunnen praktijkvoorbeelden en reacties vanuit de burger ingebracht worden in gemeentevergaderingen. Het opzetten van maatschappelijke ondernemingen wordt door twee respondenten als kans gezien. Maar dan voornamelijk als een kans om vastgoed in onder te brengen dat onder water staat of dat dringend een renovatie nodig heeft. Als de massa van het ingebrachte vastgoed groot genoeg is, dan kan dit voordelen bieden op financieel vlak. Een andere optie is een coöperatie die als doel het onderhoud van vastgoed heeft en voornamelijk inkoopvoordelen biedt. Het wordt eerder als een instrument gezien dat door professionals kan worden ingezet, dan een instrument dat de bevolking kan gebruiken. Dit wordt ondersteund door een andere respondent welke aangeeft dat een maatschappelijke onderneming moeilijk te verwezenlijken is door de inwoners, doordat de materie moeilijk is. Op fiscaal en juridisch gebied moet veel uitgezocht worden voordat de vruchten geplukt kunnen worden. Dit is een hoge drempel. De laatste respondent heeft geen antwoord gegeven op deze vraag. Wel geeft hij aan dat er gekeken wordt naar de mogelijkheid om het verbouwen van duurzaam voedsel in te zetten als sociale werkvoorziening. Een instrument waarbij de overheid voornamelijk een faciliterende rol aanneemt, de green deal, is onbekend bij de respondenten uit de gemeentes. De respondenten verbonden aan Parkstad en de provincie zijn wel bekend met het instrument, maar zijn niet op de hoogte van de details of zijn niet onder de indruk van de green deal, omdat de kennis in Den Haag niet altijd aansluit bij de kennis benodigd in de krimpregio. 52
9.4
Samenvatting
In de onderstaande tabel is samengevat welke handelingsmogelijkheden ondersteund worden door de praktijk en welke niet haalbaar zijn in ogen van de respondenten. In het volgende hoofdstuk volgt een reflectie op deze uitkomsten. Handelingsmogelijkheden in Parkstad Limburg
Uitkomsten praktijk onderzoek
Creëren van een duurzame woonstructuur
De IBA wordt als en kans gezien en kan als vliegwiel fungeren voor innovatieve ideeën van burgers en bedrijven die de transformatie een positieve impuls moeten geven. In Kerkrade signaleert men een diffuus leegstandspatroon en wil men de groene lobben van het buitengebied de stad intrekken. Het creëren van landbouwgrond c.q. benutten van braakliggend terrein voor duurzame voedselvoorziening biedt slechts een beperkte handelingsmogelijkheid. Belemmerende factoren zijn de vervuilde grond en de grote tuinen bij de huizen die een gezamenlijke moestuin overbodig maken. Het gebruik van oude kantoorpanden voor voedselproductie is een interessant gegeven, maar blijkt in de praktijk moeilijk te realiseren. De productie van voedsel voor andere gebieden buiten Parkstad is een brug te ver. Het loslaten van een strak gedefinieerd beleid en gedetailleerde regels wordt door drie respondenten als zowel een kans als een bedreiging gezien. Ook de vierde respondent geeft aan het aanpassen van de wet- en regelgeving gemotiveerd dient te gebeuren. Op de vraag of de productie van duurzame grondstoffen en halffabricaten een kansrijke handelingsmogelijkheid is, wordt geen volmondig ‘ja’ of ‘nee’ gegeven. Men heeft hier weinig tot geen onderzoek naar gedaan en richt zich meer op economische pijlers als ‘zorg’ en ‘toerisme’. Er wordt volmondig ja gezegd op de noodzaak om te verduurzamen en energieneutraal te worden binnen 25 jaar. Men is er niet van overtuigd dat men ook excelleert in de verduurzaming en verwijst naar andere provincies, gemeentes en landen die dit ook als speerpunt hebben. Een faciliterende overheid in de rol van intermediair wordt vanuit de provincie als een waardevolle optie gezien. Vanuit de gemeentes en Parkstad, waar men direct contact met de burger en het bedrijfsleven heeft, wordt dit wel als belangrijk maar ook als erg lastig ervaren. Men verwijst naar de matige zelfredzaamheid in de regio en de cultuur binnen de overheid. Door allen wordt het stimuleren van bottom-up initiatieven als een kans gezien. Het aantal bottom-up initiatieven dat uit de mensen zelf komt is echter beperkt. Social media wordt als een kans gezien om beter te kunnen communiceren met de bevolking op het gebied van ruimtelijke ordening. De uitvoering verdient nog aandacht.
Duurzaam gebruik van hernieuwbare energiebronnen en grondstoffen
Vergroten van het sociaal kapitaal
Score +
+
-
+/-
-
+
-
+
+
53
Maatschappelijke ondernemingen zijn moeilijk te hanteren instrumenten voor de bevolking, welke echter wel voordelen kunnen bieden in een krimpregio en derhalve een mogelijke handelingsmogelijkheid zijn. De green deal is onbekend of onbemind.
+/-
-
54
10 Synthese theorie en praktijk In dit hoofdstuk zullen de resultaten uit de interviews worden afgezet tegen de uitkomsten uit het literatuuronderzoek.
10.1 Algemeen Het onderzoek heeft geen directe relatie kunnen leggen tussen de verschillende lagen van het overheidsapparaat waaruit de respondenten komen en de gegeven antwoorden. Het onderzoeksrapport van Snoeker geeft eveneens aan dat er geen opvallende verschillen zijn tussen grote en kleine gemeentes (Snoeker, 2014, p.17). Hierbij wordt opgemerkt dat het in kaart brengen van de verschillen ook geen doel was van de studie en dat de keuze ingegeven werd door de wens om een bredere populatie in kaart te brengen dan enkel de gemeentes.
10.2 Haalbaarheid van Degrowth in een krimpregio Vanuit de wens om demografische krimp in een theoretisch kader te plaatsen is een literatuuronderzoek gedaan naar de perspectieven die de Degrowth-theorie biedt voor een krimpregio. Door praktische handelingsmogelijkheden te formuleren, is er gekeken in hoeverre de Degrowth-theorie toe te passen is in de praktijk. Van de elf geformuleerde handelingsmogelijkheden zijn er volgens de praktijk vijf toe te passen in een krimpregio: IBA; herstructurering van de omgeving; verduurzaming; bottom-up initiatieven; het inzetten van social media. Twee mogelijkheden zijn twijfelachtig: loslaten van strak gedefinieerd beleid; maatschappelijke ondernemingen. En vier opties zijn niet van toepassing: creëren van landbouwgrond; productie van duurzame goederen; een faciliterende overheid; green deal. De vijf handelingsmogelijkheden die toepasbaar zijn, worden allemaal al in meer of mindere mate ingezet in Parkstad. Met het loslaten van strak gedefinieerd beleid en het opzetten van maatschappelijke ondernemingen wordt geëxperimenteerd en stuit men op praktische bezwaren. Het bestemmingplan kan bijvoorbeeld verruimd worden, maar er is overcapaciteit in elk type onroerend goed, derhalve wordt hiermee het probleem enkel verschoven. Een maatschappelijke onderneming biedt mogelijkheden, maar dan voornamelijk voor het bijeenbrengen van overheden, vastgoedprofessionals en banken om problematiek op te lossen en funding te creëren. Maatschappelijke ondernemingen die worden opgericht en gedreven door de bevolking van de regio worden door de respondenten als niet haalbaar gezien. Kanttekening hierbij is dat de respondenten
55
allen een functie binnen de overheid hebben en dat er geen onderzoek is gedaan onder de bevolking en het bedrijfsleven. Hieronder wordt dieper ingegaan op de vier handelingsmogelijkheden welke niet gedragen worden door de respondenten.
10.3 Creëren van een duurzame woonstructuur Stadslandbouw is een fenomeen dat de laatste jaren een groeiend aanzien geniet. In steden als Toronto, New York en Detroit (deze laatste is bij uitstek een krimpende stad, met alle negatieve fysieke aspecten die hierbij horen) is het een ‘hip & happening’ fenomeen. In zowel de Verenigde Staten als Canada gaat het verder dan lokale initiatieven, het staat op de agenda van de politiek, landschapsarchitecten en universiteiten. Maar ook dichter bij huis, in Nederland, zijn er de laatste jaren veel initiatieven en ideeën gelanceerd en wordt er door de universiteit Wageningen onderzoek naar gedaan. Lokale moestuinen op vrijgekomen plekken binnen de bebouwing worden echter niet als een kans gezien door de respondenten. Anne-Jo Visser, een programmamanager bij Platform 31, geeft in een blog aan dat ook Platform 31 na diverse experimenten tot de conclusie kwam dat moestuinen geen zinvolle invulling zijn van braakliggende terreinen in krimpregio’s. De reden hiervoor sluit aan bij de resultaten uit de interviews: waarom een gezamenlijke moestuin beginnen als je zelf een grote tuin hebt? Zij wijst vervolgens op het Belgische stadje Genk, waar ondanks de grote tuinen, moestuinen wel een succes zijn, waarbij niet alleen het verbouwen van duurzame groente van belang is, maar ook het ontmoeten van andere mensen (Visser, 2015). Genk is heel lang een klein dorpje geweest, totdat er aan het begin van de 20ste eeuw drie mijnen werden geopend. In korte tijd stroomde Genk vol met arbeiders en groeide Genk uit tot een multiculturele stad. De eerste mijn in Genk sloot rond 1970, de laatste in 1985 (Habex & Reulens, z.j.). Deze geschiedenis kent parallellen met de geschiedenis van Parkstad. Wie volgens Visser nu door de stad Genk loopt, ziet een groene stad, vol met moestuinen, welke één geheel vormt (Visser, 2015). Een vergelijking van beide steden met als doel het beantwoorden van de vragen waarom Genk zich anders heeft ontwikkeld door de tijd en of de ontwikkeling van Genk aanknopingspunten biedt voor Parkstad, kan inzicht in het verschil tussen beide steden verschaffen. Ook het op grotere schaal produceren van ‘eerlijk’ organisch voedsel is op dit moment niet haalbaar volgens de respondenten. Zo is de stadslandbouw in het voormalig kantoorgebouw van het CBS niet van de grond gekomen. Na jaren zoeken naar afzetmogelijkheden om dit project in de markt te zetten, heeft de initiatiefnemer de stekker uit het project getrokken en is het project gestaakt. Door de initiatiefnemer werd de politieke onrust als oorzaak aangedragen en de negatieve invloed hiervan op zakenpartners die de afzet moesten garanderen (FarmCity, 2013).
10.4 Duurzaam gebruik van energiebronnen en grondstoffen Naar de productie van grondstoffen en halffabricaten is geen tot weinig onderzoek gedaan door Parkstad Limburg. De focus voor bedrijvigheid ligt op andere terreinen. Onderzoek in andere regio’s zou een antwoord op de vraag kunnen bieden, maar dat valt buiten de scoop van onderhavig onderzoek. Het verduurzamen en energieneutraal worden van de bestaande vastgoedvoorraad is wel een speerpunt. Ondanks de aanzienlijke infrastructuur die er is neergelegd ten aanzien van duurzame energie, zowel technologisch (Wijk van Morgen / Business Integrated Systems) als bedrijfsmatig 56
(MKB / Zuyd Hogeschool), is men er niet van overtuigd dat men ook excelleert in de verduurzaming en verwijst men naar andere provincies, gemeentes en landen die dit ook als speerpunt hebben. Excelleren is misschien ook niet de juiste woordkeuze. Het gaat om het creëren van een andere waarde-drager dan groei en in dat opzicht is verduurzaming een belangrijke parameter welke in beeld is bij de respondenten.
10.5 Vergroten van het sociaal kapitaal De respondenten vinden een faciliterende overheid op zichzelf wel een kans, maar zien ook de nodige beren op de weg, zowel op het vlak van de burger als van de overheid zelf. Het is één van de respondenten opgevallen dat in andere (top)krimpgebieden veel meer bottom-up initiatieven van de grond komen dan in Parkstad. Als reden hiervoor wordt een verschil in mentaliteit aangedragen. Het is de vraag of dit op het niveau van de lokale overheid, burger of allebei ligt. Uit onderzoek is gebleken dat in Zuid-Limburg minder vrijwilligers actief zijn dan in de rest van Nederland en dat de opkomst bij verkiezingen ook lager ligt dan in de rest van Nederland (Reverda, 2011, p.47). Dit zegt iets over de betrokkenheid van de inwoners. Echter, Snoeker constateerde in 2014 in zijn onderzoek binnen negen gemeenten in topkrimpgebieden dat gemeenten in Noordoost Groningen initiatiefnemers meer handelingsruimte bieden dan andere krimpregio’s. Er bestaat volgens Snoeker een verband tussen het aantal initiatieven en de omgang met de initiatieven. Daarnaast concludeert Snoeker dat procedures en regels bottom-up initiatieven afremmen (Snoeker, 2014, p.16). De participatiemaatschappij is derhalve een wisselwerking tussen enerzijds beleidsmedewerkers en bijbehorende regels en procedures en anderzijds de inwoners van de regio. Als argument waarom dit nog niet bereikt is, wordt door een respondent aangedragen dat een dergelijke cultuuromslag twee generaties duurt. Een andere respondent geeft aan dat wanneer je het tijdsbestek van deze omslag afzet tegen het feit dat de mijnen in 1970 sloten, de gewenste omslag al lang en breed gemaakt zou moeten zijn. Een participatiesamenleving vergt van zowel burger als overheid een andere rol en is voor beiden onwennig. De bijbehorende cultuuromslag is een ingrijpende verandering die tijd, energie en geld kost. Daar staat tegenover dat efficiëntie niet alleen gemeten moet worden in termen van financieel gewin, maar ook in het genereren van externaliteiten, zoals lokale werkgelegenheid en sociaal kapitaal (Johanisova e.a., 2013, p.13,15). De participatiemaatschappij heeft echter alleen kans als het door alle partijen gedragen wordt en dat is op dit moment niet het geval in Parkstad. Een opvallende uitkomst was dat de green deal slechts een beperkte bekendheid geniet onder de respondenten. Vanuit Parkstad Limburg kwam er een gemotiveerd antwoord waarom de green deal minder inzetbaar is in Parkstad. De respondent gaf aan dat de groeiregio Den Haag de problematiek in een krimpregio minder goed begrijpt dan de krimpregio zelf. Dit klinkt als een plausibele verklaring. Het mag echter niet zo zijn dat een dergelijk instrument überhaupt niet bekend is (algeheel of qua inhoud) onder de beleidsmedewerkers. Kanttekening hierbij is de beperkte omvang van de steekproef in onderhavig onderzoek. Dit kan een beperkende factor kan zijn wat betreft de bekendheid van het instrument.
57
11 Conclusie en aanbevelingen In de voorgaande hoofdstukken zijn de subvragen van onderhavig onderzoek beantwoord. In dit hoofdstuk wordt teruggeblikt op de belangrijkste conclusies hieruit en antwoord geven op de centrale onderzoeksvraag. Daarna zal er een reflectie volgen op het uitgevoerde onderzoek en er zal worden geëindigd met aanbevelingen voor toekomstig onderzoek.
11.1 Conclusies Demografische en economische krimp is een ongeplande gast in een wereld die zijn fundamenten heeft gebouwd op groei van de bevolking en de economie. De transitie naar een duurzame samenleving in een krimpregio gaat met horten en stoten en roept vragen op ten aanzien van de woonomgeving, de werkgelegenheid en het menselijk kapitaal. Literatuuronderzoek wijst uit dat groei niet altijd uitgedrukt hoeft te worden in termen van economische voorspoed, er kan ook groei plaatsvinden in kwaliteit van leven. In essentie gaat het niet om de groei, maar om de bloei van een regio. Het vinden van andere waarde-dragers is derhalve essentieel. Onderhavig onderzoek heeft een link proberen te leggen tussen de ruimtelijke ordening en de Degrowth-theorie en gezocht naar aanknopingsgebieden in krimpregio’s. Hieronder volgen de belangrijkste conclusies ten aanzien van de drie eerder gespecificeerde gebieden. 11.1.1 Creëren van een duurzame woonstructuur De belangrijkste conclusies ten aanzien van het creëren van een duurzame woonstructuur waarin gemeenschapsactiviteiten kunnen floreren zijn: Herstructurering waarbij wonen en werken meer met elkaar verweven zijn en woonfuncties gehergroepeerd worden, is een reële handelingsmogelijkheid in een krimpregio. Door nog meer aan te sluiten bij de ziel van het gebied kan de kwaliteit en leefbaarheid van het gebied vergroot worden. Hiervoor is verdere herstructurering van het landschap en de bebouwde omgeving nodig, zodat een park-stad-achtige structuur ontstaat, waarbij het groene landschap de stad inkomt. Een instrument dat voor invulling kan zorgen van de secundaire braakliggende of leegstaande ruimte is een Internationale Bau Ausstellung, een langjarige manifestatie van een gebied waarbinnen onder andere vernieuwende bouwprojecten en herontwikkelingen geïnitieerd worden. Om een transitie of bottom-up initiatieven aangaande herontwikkeling te faciliteren verdient het de voorkeur om op het gebied van regels en procedures een kader vast te stellen waarbinnen geopereerd mag worden. Het rucksichtslos loslaten van wet- en regelgeving wordt als een bedreiging gezien, omdat er een overschot aan vastgoed in de regio aanwezig is. De praktijk ziet geen directe meerwaarde in urban farming op braakliggende terreinen en de distributie van duurzaam voedsel naar andere regio’s. 11.1.2 Duurzaam gebruik van hernieuwbare energiebronnen en grondstoffen Ten aanzien van het duurzaam gebruik van energiebronnen en grondstoffen kunnen de volgende conclusies getrokken worden: Verduurzaming biedt kansen in een krimpregio voor zowel het kwalitatief optimaliseren van de bebouwde omgeving, de beleving van de openbare ruimte alsook de leefbaarheid van het gebied.
58
Het maken van een ontwerp is een reële en reeds gehanteerde optie (PALET). Ruimtelijke ordening kan op basis hiervan het landschap zodanig inrichten dat de regio optimaal benut wordt. De mogelijkheid om duurzame grondstoffen te leveren ten behoeve van de productie wordt door gebrek aan onderzoek ten aanzien van dit onderwerp in de Parkstad Limburg niet als bron van inkomsten gezien die de werkgelegenheid in het gebied kan bevorderen of als een manier om braakliggend terrein of leegstaande gebouwen te benutten.
11.1.3 Vergroten van het sociaal kapitaal De voornaamste conclusies voor het vergroten van het sociaal kapitaal zijn: Een faciliterende overheid wordt als belangrijk, doch moeilijk uitvoerbaar ervaren door de beperkte zelfredzaamheid van de mensen in de regio en de bestaande cultuur binnen de overheid. Bottom-up initiatieven zijn een instrument die de openbare ruimte en de omgevingskwaliteit kunnen verbeteren. Maatschappelijke ondernemingen kunnen ingezet worden om bottom-up initiatieven te realiseren, maar zijn lastig hanteerbare instrumenten die niet door iedereen gebruikt kunnen worden. 11.1.4 Algehele conclusie Het doel van het onderzoek is het beantwoorden van onderstaande centrale vraag om daarmee een nieuw theoretisch aangrijpingspunt voor ruimtelijke ontwikkeling in krimpregio’s te creëren. In hoeverre is binnen een krimpregio een transitie haalbaar op het gebied van ruimtelijke ordening van de huidige op groei georiënteerde economische modellen naar Degrowth? De bovenstaande conclusies laten zien dat Degrowth ten aanzien van ruimtelijke ordening een aantal handelingsmogelijkheden aanreikt die inzetbaar zijn in een krimpgebied, maar dat de Degrowth-theorie niet één op één toepasbaar is in een krimpregio. Een volledige transitie van de huidige op groei georiënteerde modellen naar Degrowth is derhalve niet haalbaar. Wel zijn er elementen uit de theorie bruikbaar in een krimpregio. Door te investeren in een lokale duurzame bebouwde omgeving, lokale energieopwekking en bottom-up initiatieven oefent men invloed uit op de kwaliteit van de bebouwde omgeving.
11.2 Reflectie De insteek van het onderzoek is explorerend van aard, waarbij op een breed vlak binnen de ruimtelijke ordening is gekeken of er aangrijpingspunten zijn met de Degrowth-beweging in een krimpregio. Om een verdieping te krijgen op microniveau dient er verder ingezoomd te worden op de separate handelingsmogelijkheden om te kijken hoe deze het best ingezet kunnen worden in een krimpregio. Idealiter wordt, voor een onderzoek dat gebruik maakt van interviews met open vragen waarvan de resultaten vervolgens geanalyseerd worden door de onderzoeker zelf, gebruik gemaakt van 15-25 respondenten (Bauer & Gaskell, 2000). Omdat de insteek van het onderzoek explorerend van aard is en niet opzoek is naar significante onderbouwing van de gevonden resultaten, is gekozen om een respondent te interviewen in de diverse lagen van de lokale overheid. Hierdoor kunnen de 59
uitkomsten niet gegeneraliseerd worden. Wel wordt een beeld verkregen dat als input kan dienen voor toekomstig onderzoek.
11.3 Aanbevelingen
Vervolgonderzoek dient uit te wijzen welke aanvullende mogelijkheden er zijn op het gebied van het herstructureren van de bebouwde omgeving. Kan vervolgonderzoek onderbouwen dat door het Zuid-Limburgse landschap de bebouwde omgeving in te trekken, door gezamenlijke (moes)tuinen en parken te creëren, maar ook kunstzinnige uitingen te stimuleren en in te zetten op leisure die aansluit bij het mijnverleden, dat Parkstad zich ontwikkeld als een Park-stad welke één geheel vormt en niet een omgeving doorspekt met lege en verloederde plekken? De resultaten uit het praktijkonderzoek verwerpen de optie van stadslandbouw. Andere regio’s in Nederland, de VS en Canada laten echter een ander beeld zien. Een vervolgonderzoek gericht op de stadslandbouw in een krimpregio dient uit te wijzen of deze handelingsmogelijkheid een aanknopingspunt biedt. Onderhavig onderzoek heeft zich toegespitst op gezamenlijke moestuinen omdat volgens de literatuur door stadslandbouw onder andere een positief effect op de aantrekkelijkheid van de (woon)omgeving gerealiseerd kan worden en de sociale cohesie bevorderd wordt. Het praktijkonderzoek ondersteunt het literatuuronderzoek echter niet. Geldt dit ook voor openbare groenvoorziening in het algemeen? Een onderzoek uitgevoerd in de Verenigde Staten toont aan dat gemeenschappelijke groenvoorzieningen binnen een straal van 300 meter van de woning een significant positief effect hebben op de waarde van de woning. Geldt dit ook in Nederland en in een krimpregio in het bijzonder? Het aanpassen van de wet- en regelgeving is in onderhavig onderzoek genoemd als een handelingsmogelijkheid. Dit onderwerp dient echter verder uitgediept te worden en andere opties dan het verruimen van het bestemmingsplan dienen bestudeerd te worden. De mogelijkheid om duurzame grondstoffen te leveren ten behoeve van de productie wordt niet verworpen, maar ook niet gedragen door de praktijk. Vervolgonderzoek kan meer duidelijkheid bieden. Het praktijkonderzoek bevestigt niet dat een faciliterende overheid een mogelijkheid biedt in een krimpende regio ter vergroting van de leefbaarheid. Vervolgonderzoek moet uitwijzen of een faciliterende overheid daadwerkelijk geen kans biedt. In hoofdstuk 6 zijn financieringsmogelijkheden van Degrowth besproken onder de opmerking dat het kaart brengen een scriptie op zichzelf is. Aanbevolen wordt een diepgaand onderzoek te verrichten naar alternatieve financieringsmogelijkheden waarbij de uitkomsten worden getoetst aan de praktijk. Voor een vervolgonderzoek wordt aanbevolen om het aantal respondenten uit te breiden, zodat de plausibiliteit van de onderzoeksresultaten vergroot kan worden en de resultaten gegeneraliseerd kunnen worden. Tevens wordt aanbevolen om de populatie uit te breiden en ook burgers, bedrijven en kennisinstellingen te interviewen. Om het resultaat verder te kunnen generaliseren, wordt aanbevolen om het onderzoek uit te breiden naar andere (top)krimpregio’s. Aanbevolen wordt om vervolgonderzoek te verrichten naar andere theorieën en deze te relateren aan krimp en ruimtelijke ordening, zodat de krimpproblematiek verder doorgrond wordt en er nieuwe aanknopingspunten worden gegenereerd ten aanzien van ruimtelijke ordening. 60
Literatuurlijst 4Gdekking.nl (2015). 4G. (http://www.4gdekking.nl/?gclid=CjwKEAiArqKmBRCOj_ qfmuqinnYSJAAkAYwGgkTtIF6Bxvo3MFgf7zF_FW7C7vdyv0hEvq-uqELASBoCytbw_wcB), 28 januari. 4G Masten.nl (2015). 4G. (https://www.4gmasten.nl/), 28 januari. Alexander, S. (2012). The sufficiency economy: Envisioning a prosperous way down. Simplicity Institute Report 12s. Geraadpleegd op 8 februari 2015, via http://dx.doi.org/10.2139/ssrn. 2210170 Alexander, S. (2014). Post-growth economics: A paradigm shift in progress. Post-Carbon Pathways Working Paper Series 2/14. Geraadpleegd op 8 februari 2015, via http://www.sustainable. unimelb.edu.au/files/mssi/Post-Growth%20Economics.pdf. Anderson, K. & Bows-Larkin, A. (2013). Avoiding dangerous climate change demands de-growth strategies from wealthier nations. Geraadpleegd op 3 januari 2015, via http://kevinanderson.info/blog/avoiding-dangerous-climate-change-demands-de-growthstrategies-from-wealthier-nations/ Baarda e.a. (2012). Basisboek methoden en technieken. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. Baarda e.a. (2013). Basisboek kwalitatief onderzoek. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. Blauwhof, G. & Verbaan, W. (2009). Wolk 777: Over crisis, krimp en duurzaamheid. Wageningen: Uitgeverij Blauwdruk. Boer, N. de & Lans, J. van der (2013). Burgerkracht in de wijk. Uitgave van Platform 31 en mogelijk gemaakt door Ministerie van VWS en Ministerie van BZK. Den Haag: Platform31. Bauer, M. W., & Gaskell, G. (2000). Qualitative Researching with text, image and sound. A practical handbook. Londen : Sage publications. Centraal Bureau voor de Statistiek (2014). Bevolkingsteller. (http://www.cbs.nl/nl-NL/ menu/ themas/bevolking/cijfers/extra/bevolkingsteller.htm), 12 november. Centraal Bureau voor de Statistiek & Planbureau voor de Leefomgeving (2013). Regionale prognose 2013–2040: Vier grote gemeenten blijven sterke bevolkingstrekkers. Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek & Planbureau voor de Leefomgeving. Cobouw (2014). Alternatieven voor een banklening. (http://www.cobouw.nl/nieuws/financiering/ 2014/10/10/alternatieven-voor-een-banklening), 31 oktober. Crowdfunding.nl (2014). Crowdfunding. (http://www.crowdfunding.nl/), 2 november. Crowdfunding.nl (2015). ABN Amro stopt met crowdfundingplatform Seeds. (http://www. crowdfunding.nl/ abn-amro-stopt-met-crowdfundingplatform-seeds/), 22 maart. Daly, H., (1999). Uneconomic growth in theory and fact. Geraadpleegd op 18 januari 2015, via http://www.feasta.org/documents/feastareview/daly.htm 61
Dam, F. van, Groot, C. de & Verwest, F. (2006). Krimp en ruimte: Bevolkingsafname, ruimtelijke gevolgen en beleid. Den Haag/Rotterdam: NAi Uitgevers. De Financiële Coöperatie (2014). De Financiële Coöperatie. (https://www.dfc.coop/), 2 november. Delheij, V. & Straten, R. van der (2014). Parkstad Limburg energietransitie (PALET): Ambitiedocument. Heerlen: Stadsregio Parkstad Limburg. Dijkstal, H.F., & Mans, J.H. (2009). Krimp als structureel probleem: Rapportage topteam krimp voor Parkstad Limburg. Den Haag: Sdu Uitgevers. DNB (2014). Netto spaargeld. (http://www.dnb.nl/nieuws/nieuwsoverzicht-en-archief/statistisch nieuws-2014/index.jsp), 27 augustus. Engelen, J., Bracun, H., Schuitmaker, F. & Bovendorp, J.P. (2013). Uitvoeringsprogramma sociaal domein Heilust: West wint aan ruimte. Geraadpleegd op 18 januari 2015, via http://www.westwint.nl/deelprojecten/sociaal_programma/sociaal_programma_17_december_ 2013_docx_voor_website_west_wint FarmCity (2013, 16 maart). FarmCity definitief niet naar Heerlen. Limburgs Dagblad. Geraadpleegd op 30 januari 2015, via http://www.limburger.nl/article/20130316/REGIONIEUWS05/130319036 Georgescu-Roegen, N. (1977). Inequality, limits and growth from a bioeconomic viewpoint. Review of Social Economy, 35 (3), p. 361-375. Global Footprint Network (2015). Annual Report 2013. (http://www.footprintnetwork.org/en /index.php/GFN/page/annual_report/), 29 oktober. Groenemeijer, L. (2013). Actuele demografische ontwikkelingen en verwachtingen. Geraadpleegd op 8 februari 2015, via http://www.abfresearch.nl/publicaties/rapporten/actuele-demografischeontwikkelingen-en-verwachtingen.aspx Groene Ruimte (2015). Dossier stadslandbouw. (http://www.groeneruimte.nl/dossiers /stadslandbouw/), 30 januari. Habex, J. & Reulens, K. (z.j.). Genk - Gisteren en vandaag: Geschiedenis in een notendop. Genk: Druk Genk. Hartog, J. (2011). Is de maat nou echt vol? Amsterdam: Universiteit van Amsterdam. Heerlen (2015). Stadslandbouw. (http://www.heerlen.nl/Pub/Home/HomeNieuwsberichten/Communicatie/Nieuwsberichten-comm-2014/Stadslandbouw-van-start-inMSP.html), 4 januari. Hospers, G-J. (2012a). Een dalende bevolking biedt volop kansen: In de regio’s waar het inwonertal terugloopt, barst het van de inspirerende initiatieven. Amsterdam: Metro Custom Publishing i.s.m. Ministerie van BZK. Metro Holland BV. Hospers, G-J. (2012b). Krimpdorpen in een global village, Geografie, 21, p.24-27. Hospers, G-J., Kruidhof, W. & Lochum, M. van (2013). Dorpen, voorzieningen en ondernemerschap, Openbaar Bestuur, 3, p.12-15. 62
Hospers, G-J. & Reverda, N. (2012). Krimp het nieuwe denken: Bevolkingsdaling in theorie en praktijk [Adobe Digital Editions version]. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers. Huisman, C., Jong, A. de, Duin, C. van, & Stoeldraijer, L. (2013). Regionale prognose 2013-2040: Vier grote gemeenten blijven sterke bevolkingstrekkers, Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving en Centraal Bureau voor de Statistiek. IBA Parkstad (2015). IBA. (http://www.iba-parkstad.nl/nl/over-iba/wat-iba-parkstad), 28 januari. International Energy Agency (2013). World Energy Outlook 2013. (http://www.iea.org), 25 november 2014. Jackson, T. (2009). Prosperity without growth: Economics for a finite planet. Londen: Earthscan. Johanisova, N., Crantree, T. & Frankova, E. (2013). Social enterprises and non-market capitals: A path to degrowth? Journal of Cleaner Production, 38, p.7-16. Janssen-Jansen, L., Lloyd, G., Peel, D. & Krabben, E. van der (2013). Planning in an environment without growth. Den Haag: Raad voor infrastructuur en de Leefomgeving. Kallis, G., (2011). In defence of degrowth. Ecological Economics, 70, 873-880. Kerkrade (2015). Centrumplan. (http://www.kerkrade.nl/nieuws_en_publicaties/persberichten/ 11.02.14__feestelijke_mijlpaal_voor_centrumplan_kerkrade__start_sloop_winkelpanden/), 28 januari. L1 (2015). Glasvezel. (http://www.l1.nl/nieuws/meer-limburgers-op-glasvezelnetwerk), 31 januari. Latouche, S. (2009). Farewell to growth. Cambridge: Polity Press. Leidelmeijer, K. & Marlet, G. (2011). Leefbaarheid in krimpgebieden: Een verkenning van de relatie tussen bevolkingskrimp en leefbaarheid. Amsterdam: RIGO/Atlas voor gemeenten. Lietaert, M. (2010). Cohousing’s relevance to degrowth theories. Journal of Cleaner Production, 18, p.576-580. LIOF (2015). Voucherregeling. (http://www.liof.nl/nl/liof-investeert/nieuwe-voucherregeling.aspx), 28 januari. Lokale munteenheid (2015, 25 februari). Lokale munteenheid is bezig met opmars. Trouw. Geraadpleegd op 21 maart 2015, via http://www.trouw.nl/tr/nl/4492/Nederland/article/ detail/3873023/2015/02/25/Lokale-munteenheid-is-bezig-met-opmars.dhtml Locatus (2014). Winkelleegstand stijgt voor zevende jaar op een rij. (http://www.locatus. com/ nederland/nieuws-en-informatie/nieuws-en-pers/persbericht---winkelleegstand---jan-2014), 24 januari 2015. Martinez-Fernandez, C., e.a. (2013). Demographic change in the Netherlands: Strategies for labour markets in transition. Parijs: OECD.
63
Melis, K.G. (2013). Naar een leefbare regio: Regionale leefbaarheid en identiteiten in NoordGroningen tijdens de tweede helft van de twintigste eeuw. Groningen: Stichting Groninger historische publicaties. Mijn Heilust (2015). Sloop Heilust. (http://mijnheilust.nl/2011/01/10/bekijk-de-eerste-tvdocumentaire/), 24 januari. Mijnwater (2015). Mijnwater. (http://www.mijnwater.com/), 28 januari. Ministerie van BZK (2012). Factsheet krimpgebieden en antipeergebieden. (http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/brochures/2012/05/29/factsheetkrimpgebieden-en-anticipeergebieden.html), 26 februari 2014. Ministerie van BZK (2013). Ontwikkelingen in de topkrimpgebieden en anticipeergebieden: een beschrijvende analyse van de Demowijzer. Groningen: Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling Groningen. Ministerie van BZK (2014). Grenzen aan de krimp: Toespitsing interbestuurlijk actieplan bevolkingsdaling noodzakelijk. Den Haag: BZK. Ministerie van BZK, VNG & IPO (2009). Interbestuurlijk actieplan bevolkingsdaling ‘Krimpen met kwaliteit’. Den Haag: BZK. Ministerie van EZ (2013). Groene Groei: Voor een sterke, duurzame economie. Kamerbrief, DGBIPDBBE / 13054928. Den Haag: Ministerie van Economische Zaken. MKB Kredietunie (2015). Kredietunie. (http://www.mkbkredietunie.nl/), 22 maart. Mobile Cowboys (2015). 4G. (http://www.mobilecowboys.nl/mobielinternet/18796), 28 januari. Murphy, T. (2014). Exponential economist meets finite physicist. Geraadpleegd op 4 januari 2015, via http://physics.ucsd.edu/do-the-math/2012/04/economist-meets-physicist/ NewB (2014). NewB. (https://newb.coop/nl/over-newb), 1 november. Nicis Institute (2009). De nieuwe groei heet krimp: Een perspectief voor Parkstad Limburg. Den Haag: Nicis Institute. Nieuwenhoven, K.L.C. van, Tangelder, R.B.L. & Verbruggen, T.H.J.M. (2011). Landscape planning and design for a shrinking region: A reflective case study approach in the Dutch border region South Limburg. Universiteit Wageningen: Masterthesis van de studie Landscape architecture and planning. Nu.nl (2015a). Olieprijzen weer omlaag. (http://www.nu.nl/beurs/3921079/olieprijzen-weeromlaag.html), 18 januari. Nu.nl (2015b). Iran waarschuwt voor scheuring OPEC. (http://www.nu.nl/economie/3949454/iranwaarschuwt-scheuring-in-opec.html), 18 januari.
64
Nu.nl (2015c). Nederlanders verbruiken zestien keer zo veel elektriciteit als in 1950. (http://www.nu.nl/economie/3988930/nederlanders-verbruiken-zestien-keer-zo-veelelektriciteit-als-in-1950.html), 14 februari. P10 (2010). Zomer in Nederland: Open oog voor toekomstbestendig platteland. Amersfoort: BMC. Parkstad Limburg (2010). Pilot Parkstad: Onorthodoxxxxx & de Parkstad 5. Heerlen: Parkstad Limburg. Parkstad Limburg (2014). Buurtmonitor. (http://www.parkstad-limburg.buurtmonitor.nl/), 12 november. Parkstad Limburg (2015a). Herstructurering. (http://www.parkstad-limburg.nl/index.cfm/parkstadlimburg/wonen/herstructurering-woonwijken), 28 januari. Parkstad Limburg (2015b). Nieuwe energie. (http://www.parkstad-limburg.nl/index.cfm/parkstadlimburg/actueel/nieuwsberichten/nieuwsartikel/kenniscentrum-nieuwe-energie-op-avantis), 28 januari. Parkstad Limburg (2015c). PALET. (http://www.parkstad-limburg.nl/index.cfm/parkstadlimburg/actueel/nieuwsberichten/nieuwsartikel/energietransitie-in-de-sociale-woningvoorraad), 28 januari. Parkstad Limburg (2015d). Energietransitie - Regionale best practices. (https://www.youtube. com/ user/parkstadlimburg/videos), 4 januari. Parkstad Limburg (2015e). IncubatorE. (http://www.parkstad-limburg.nl/index.cfm/parkstadlimburg/actueel/nieuwsberichten/nieuwsartikel/incubatore-voor-startende-ondernemers-1), 28 januari. Parkstad Limburg (2015f). Zwischenstadt. (http://www.parkstad-limburg.nl/index.cfm/parkstadlimburg/actueel/nieuwsbrieven/title/succesvolle-neimed-krimplezing?mailingid=55FC1016-93D128DC-6C9A2B662CFEAE40), 28 januari. Planbureau voor de Leefomgeving (2013a). Vergrijzing en ruimte: Gevolgen voor de woningmarkt, vrijetijdsbesteding, mobiliteit en regionale economie. Den Haag: uitgeverij Planbureau voor de Leefomgeving. Planbureau voor de Leefomgeving (2013b). Vergroenen en verdienen: Op zoek naar kansen voor de Nederlandse economie. Alblasserdam: Haveka. Percy, E., Granger, M. & Goodier, C. (2010). Planning for peak oil: Learning from Cuba’s “special period”. Geraadpleegd op 6 februari 2015, via http://www.academia.edu/343690/Planning_ for_peak_Oil_learning_from_Cubas_Special_Period Pronk, A.K. (2011). Demografische krimp en Groenlinks: Een duurzame combinatie? Radboud Universiteit Nijmegen: Masterthesis van de studie Milieu-maatschappijwetenschappen.
65
Provincie Limburg (2015). Woningmarktestafette. (http://www.limburg.nl/Beleid/Ruimtelijke_ Ontwikkeling_en_Volkshuisvesting/Wonen_en_leefomgeving/Transitiefonds_Limburgse_Woning markt/Financiële_arrangementen/Overzicht_en_rekenvoorbeelden_Financiële_Arrangementen/ 02_Doorstroomstrategieen_en_woningestafette?highlight=woningmarkt+estafette), 8 februari. Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (2012). Essays toekomst van de stad. Den Haag: Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur. Reverda, N. (2011). Over krimp: Een sociologisch perspectief op bevolkingsdaling. Maastricht: NEIMED Publication. RiBuilT (2010). Limburg in 2050. Heerlen: RiBuilT Hogeschool Zuyd. RiBuilT (2011). Transitie naar een duurzaam Limburg in 2050. Heerlen: RiBuilT Hogeschool Zuyd. RiBuilT (2012). Limburg in 2050 - 10 essays over duurzame ontwikkelingen in Limburg. Heerlen: RiBuilT Hogeschool Zuyd. Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (2014). Green deal. (http://www.rvo.nl/onderwerpen/ duurzaam-ondernemen/groene-economie/green-deal?gclid=Cj0KEQjw5syiBRCwxPbE6o_ MsK4BEiQAUowjpunhpjI39P-kPz0TFKsExaCM2hJPefJ8MCDDtrAoeswaAg6S8P8HAQ), 31 oktober. Rijksoverheid.nl (2015). Recordbedrag aan buitenlandse investeringen. (http://www.rijksoverheid.nl /nieuws/2015/03/09/recordbedrag-aan-buitenlandse-investeringen.html), 29 maart. Ruimtelijke Inrichting en Bereikbaarheid (2011). Bevolkingskrimp benoemen en benutten. Den Haag: Sociaal-Economische Raad. Ruimtevolk (2014). Zelfpluktuin. (http://bottomup.ruimtevolk.nl/initiatief/zelfpluktuin/), 16 november. Ruimtevolk (2015). Nieuw leven voor Heerlense winkelpanden. (http://bottomup.ruimtevolk.nl/ initiatief/urban-ads-in-heerlen/), 18 januari. Ruzzene, M. (2008). Environmental politics and actual Degrowth. The issue of a sustainable financing of care activities, public goods and commons. Paper gepresenteerd op het First international conference on economic De-growth for ecological sustainability and social equity, Parijs. Schneider, F., Kallis, G. & Martinez-Alier, J. (2010). Crisis or opportunity? Economic degrowth for social equity and ecological sustainability. Introduction to this special issue, Journal of Cleaner Production, 18, 511-518. Snoeker, B.J.R. (2014). Initiatieven uit een krimpende samenleving: Een analyse van de omgang van krimpgemeenten met bottom-up initiatieven. Universiteit Utrecht: Masterthesis van de opleiding Honeurs College Geowetenschappen. STEC Groep (2014). Financiële arrangementen transitie woningmarkt Zuid Limburg. Heerlen: Provincie Limburg / Parkstad Limburg / Ministerie van BZK. TNO (2014). Solaroad. (https://www.tno.nl/nl/aandachtsgebieden/energie/sustainableenergy/smart-energy-system-solutions/solaroad-combineert-weg-met-zonnepaneel/), 4 januari. 66
Trainer, T. (2011). The radical implications of zero growth economy. Real-World Economics Review,57, p. 71-82. Tverberg, G. (2012). Oil supply limits and the continuing financial crisis. Geraadpleegd op 18 januari 2015, via http://ourfiniteworld.com/oil-supply-limits-and-the-continuing-financial-crisis/ United Nations (2015). 2012 – International year of cooperatives. (http://www.un.org/en/events/ coopsyear/), 24 januari. Velde, H. van der (2012). Demografische krimp: Een kwantitatief onderzoek naar de invloed van regionaal economische omstandigheden op bevolkingsdaling. Wageningen Universiteit: Leerstoel agrarische economie en plattelandsbeleid. Verbaan, W. (2012). Het fenomeen stad. Lectorale rede. Amsterdam: HvA Publicaties. Visser, A.J. (2015, 29 januari). De Tussenstad als oplossing voor het krimpvraagstuk?! [Web log post] Geraadpleegd via http://www.vanmeernaarbeter.nl/blog/de-tussenstad-als-oplossing-voor-hetkrimpvraagstuk. Wächter, P. (2013). The impacts of spatial planning on degowth. Sustainability, 5, 1067-1079. Westwint (2015a). Bestaande wijk van morgen. (http://www.westwint.nl/kerkradewest/nieuws/bestaande_wijk_van_morgen_wint_architectuurprijs?se=bestaande%7Cwijk%7Cva n%7Cmorgen), 10 februari. Westwint (2015b). Lokaal duurzaam energiebedrijf. (http://www.westwint.nl/deelprojecten/ lokaal_duurzaam_energiebedrijf), 28 januari. Wijk van Morgen (2015a). De Wijk van Morgen. (http://www.dewijkvanmorgen.nl/), 28 januari. Wijk van Morgen (2015b). Knik naar de zon. (http://www.dewijkvanmorgen.nl/index.jsp?id=15), 28 januari. Wikipedia (2014a). Ruimtelijke ordening. (http://nl.wikipedia.org/wiki/Ruimtelijke_ordening), 1 november. Wikipedia (2014b). Parkstad Limburg. (http://nl.wikipedia.org/wiki/Parkstad_Limburg), 9 september. Wikipedia (2015). Degrowth. (http://nl.wikipedia.org/wiki/Degrowth), 8 februari. Wereld Natuur Fonds (2015). Ecologische voetafdruk. (http://www.wnf.nl/nl/wat_wnf_doet/thema _s/voetafdruk/wat_is_ecologische_voetafdruk__/), 18 januari. Zorgatlas (2014). Bevolkingsgroei per gemeente. (http://www.zorgatlas.nl/beinvloedendefactoren/demografie/groei-en-spreiding/bevolkingsgroei-per-gemeente#breadcrumb), 12 november.
67
Bijlage I: Uitnodiging interview Achtergrond We komen aan het einde van een tijdperk van groei. In de periferie van ons land hebben we al enige tijd te maken met bevolkingskrimp en de bijbehorende problematiek. Prognoses wijzen uit dat dit zich in het komend decennia zal verspreiden over Nederland. Onze huidige economische en politieke modellen zijn gebaseerd op groei. Krimp lijkt niet te verenigen met het dogma ‘groei’ dat onze beleidsmakers en het zakenleven beheerst. Derhalve zijn de denkers van de huidige tijd naarstig opzoek naar alternatieve (economische) modellen. Het ontkennen en bestrijden van krimp werkt niet. Krimp kan ook als een kans gezien worden die tot vernieuwing leidt. Het kan de druk op schaarse goederen verlichten, een voedingsbodem zijn voor nieuwe manieren van denken en andere verdienlijnen creëren. Krimpende regio’s zijn gebieden in transitie, waarin maatschappelijke, economische en bestuurlijke vraagstukken om een nieuwe aanpak vragen. Totdat het evenwicht bereikt is, kan er onvrede bestaan over diverse zaken, maar door creativiteit en innovatie kunnen er nieuwe kansen ontstaan. Een beweging die uitgaat van een wereld zonder groei is de Degrowth beweging. Degrowth streeft naar het terugbrengen van productie en consumptie op een billijke manier, zodat het welzijn van de mens en de ecologische omstandigheden verbeteren. De primaire bijdrage van de Degrowth beweging is de expliciete onderkenning dat duurzaamheid niet betekent dat verdere groei opgegeven moet worden, maar dat er een fase van geplande krimp van de omvang van de bestaande economieën moet plaatsvinden en dat vooruitgang van de mensheid mogelijk is zonder economische groei. Degrowth is een transitiebeweging en geen eindpunt. Het gaat uit van een vrijwillige bottom-up transitie naar een leven met minder productie en consumptie, waarin democratische instellingen gedecentraliseerd worden en de politiek naar de achtergrond gaat en de burger verantwoordelijkheden krijgt. Mijn onderzoek houdt zich bezig met de vraag of op het gebied van ruimtelijke ordening handelingsmogelijkheden uit de Degrowth beweging ingezet kunnen worden om een transitie te bewerkstelligen naar goede kwaliteit van leven in een krimpregio. Op de volgende pagina staat de handelingsmogelijkheden gerelateerd aan ruimtelijke ordening welke toepasbaar zijn in krimpregio’s in het algemeen en Parkstad Limburg in het bijzonder.
68
Handelingsmogelijkheden wat betreft RO
Handelingsmogelijkheden in krimpregio
Handelingsmogelijkheden in Parkstad Limburg
Creëren van een duurzame woonstructuur waarin gemeenschapsactiviteiten kunnen floreren
Duurzaam gebruik van hernieuwbare energiebronnen en grondstoffen
Vergroten van het sociaal kapitaal
Gebieden en/of wijken moeten worden geherstructureerd, zodat woonfuncties gehergroepeerd worden en de vrijkomende ruimtes voor andere doeleinden gebruikt kunnen worden. Het verruimen van het bestemminsplan. Het realiseren van een goede digitale ontsluiting. Het creëren van landbouwgrond voor organische voedselvoorziening. Het leveren van duurzaam voedsel aan bijv. de Randstad. Stimuleren van de verbouwing van duurzame grondstoffen en gewassen door het maken van een ontwerp voor het landschap waarin deze aspecten worden meegenomen. Stimuleren van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen. Stimuleren van duurzame materialen in de bouw en ontwikkeling. Het gebruiken van duurzame materialen bij het ontwikkelen van de infrastructuur. Leveren van energie aan de bijv. de Randstad. Het inzetten op RO in de rol van mediator. Het implementeren van ‘uitnodigingsplanologie’. Het inzetten van de green deal. Het stimuleren van en het vergroten van de kennis inzake maatschappelijke ondernemingen zoals: coöperaties, community land trusts, development trusts, credit unions. Het inzetten van het ‘grijs kapitaal’, bestaand uit kennis, vaardigheden (mantel)zorg, netwerken en tijd.
Het creëren van landbouwgrond c.q. benutten van braakliggend terrein voor duurzame voedselvoorziening. Als spin-off kan dit en nieuwe vorm van bedrijvigheid stimuleren. Het leveren van duurzaam voedsel aan andere plekken in Nederland. Het loslaten van een gedetailleerd beleid en strak gedefinieerde regels, zoals het verruimen van het bestemminsplan.
Braakliggende gronden kunnen worden gebruikt voor de productie van duurzame grondstoffen, zodat beheerkosten worden bespaard en inkomsten gegenereerd worden. Het excelleren in de race om verduurzaming, zodat concurrentiekracht vergoot wordt.
Het inzetten op RO in de rol van intermediair zodat bottom-up initiatieven gestimuleerd worden. Bottom-up initiatieven promoten welke de kwaliteit van de openbare ruimte, het vestigingsklimaat en de werkgelegenheid verbeteren en de sociale cohesie verhogen. Een hulpmiddel hierbij is de overheidsparticipatietrap. Het inzetten van sociale media om een betere aansluiting te vinden bij de inwoners van het gebied. Het stimuleren van coöperaties of soortgelijke maatschappelijke ondernemingen. Het inzetten van de green deal. Het inzetten van het ‘grijs kapitaal’.
69
Bijlage II: Interview dhr. Theunissen Interviewer Respondent Datum Tijdstip Totaal aantal minuten
mevr. S. Noij Dhr. E. Theunissen 12 januari 2015 13:00 51:48 minuten
X is de interviewer Y is de respondent [Inleiding op het interview] Y: Toen ik het vrijdagmiddag inderdaad even snel las had ik zoiets van nou met sommige dingen zijn we al bezig. Dat is wel interessant. Dus ja. Ik zal misschien mezelf ook even heel kort voorstellen. Ik ben Eric Theunissen, planoloog bij de gemeente Kerkrade. Ik werk bij de afdeling stedelijke ontwikkeling en beheer. Met name ook bij de cluster stedelijke ontwikkeling en ik houd me bezig met allerlei ruimtelijke en demografische vraagstukken in onze gemeente. De gemeente Kerkrade. Ik ben 4,5 jaar geleden hier begonnen. En één van mijn eerste opdrachten was om de structuurvisie voor Kerkrade af te maken en daarna ben ik projectleider geweest van verschillende stadsdeelvisies; eigenlijk uitwerkingen van de structuurvisie. En hier staat eigenlijk vooral inderdaad de transformatieopgave, we hebben veel te veel woningen en bedrijventerreinen. Hoe proberen we dat langzaam om te buigen? En hoe houden we het eigenlijk ook vooral leefbaar? X: Ja. Y: Dus de gevolgen van krimp, hoe kunnen we dat tussen aanhalingstekens als gemeente zo goed mogelijk begeleiden? Onze rol is ook maar heel marginaal. Dus ja, iedereen denkt er wat anders over, maar we proberen in ieder geval toch telkens goede stapjes in de goede richting te zetten en dat –We zijn heel erg afhankelijk ook van andere partijen. En wat we merken is en zeker bij het, wat je wel al terecht aangaf. Ja met de krimp, nou, zeg maar meer de demografische ontwikkeling, want het is niet alleen maar een krimp. Het is een heel langlopend proces. In dit geval hier in Kerkrade speelt dat eigenlijk al vanaf begin jaren 90. Heel geleidelijk. Je ziet het eigenlijk ook niet, niet altijd even goed. En het wordt nu wel steeds beter zichtbaar. Helaas moet ik erbij vertellen en je merkt ook dat elke partij, of dat nu gewoon particuliere woningbezitters zijn, ik ben er zelf ook eentje. Ik woon toevallig dan in Heerlen. Iedereen heeft daar een bepaalde rol in dus je kunt dat niet alleen maar bij één organisatie neerleggen, dus daarom ook, zeg ik dat ook. Dus je bent heel erg afhankelijk als partijen gezamenlijk willen. Maar goed, daar komt misschien dadelijk ook nog wel wat – X: Ja, want dat was inderdaad ook één van de topics van, of één van mijn punten zeg maar. Moet je niet meer als intermediair gaan optreden en inderdaad, nou ja, ik heb hier burger staan, maar dat geldt natuurlijk ook voor het bedrijfsleven, die meenemen? Ik weet niet in hoeverre dat hier al gebeurt? Y: Dat gebeurt hier wel, maar wat ik net al zei van elke partij staat er weer anders in. En wat je net, hè, als ik ook naar jouw scriptie kijk, dat groei-denken, dat zit bij elke partij er nog helaas in. Of het nu gewoon die particuliere woningeigenaar is die toch denkt van 20 jaar geleden heb ik toen die woning voor zoveel geld gekocht en ze willen nog steeds de hoofdprijs ervoor, terwijl gewoon die 70
marktwaarde gigantisch gedaald is. En zo geldt dat ook voor bedrijven hè. Dus van de ene kant zijn er ook wel bedrijven die daar ook wel heel handig op inspelen. Dus dat is niet alleen maar denken in beperkingen. Soms kan het ook weer kansen bieden inderdaad op plekken of op onderwerpen of vraagstukken waar je in eerste instantie niet meteen aan zou denken. Duurzaamheid is er eentje van. Want ik ga nu dadelijk naar een overleg toe wat met name met duurzaamheid heeft te maken in de bebouwde omgeving. Ja, daar zie ik wel enorme kansen. Ja en ook omdat er ook heel veel voorzieningen toch op termijn-, we hebben al enorme slagen gemaakt met basisscholen. Heel veel zijn er al gesloten, zijn nieuwe voor teruggekomen. Maar dan zie je toch van een wat andere voorzieningenniveau en dat, ja, dat heeft toch wel veel gevolgen ook voor de leefbaarheid en de mensen zelf die hier wonen. Van dat je toch wat verder moet rennen naar voorzieningen toe, terwijl ja vroeger was in elke parochie of in elke buurt had je eigenlijk een heel goed voorzieningenniveau en je ziet dat dat nu langzaam, ja het is hier toch een verstedelijkt gebied. Maar het is niet te vergelijken op het platteland waar krimp met name speelt. Maar je ziet wel toch wel wat veranderingen. En de meeste mensen gaan er ook heel makkelijk mee om. X: Die gaan weer in die stroom mee. En krijg je dan ook bottom-up initiatieven dat die van de grond komen of zie je –? Y: Dat valt hier eigenlijk, want we hebben laatst ook, vorig jaar een onderzoek gehad van Bas Snoeker, volgens mij ging dat ook – Dat ging met name over van hoe sta je daar als gemeente ook voor open, welke instrumenten heb je, faciliteer je dat, zijn er ook inderdaad aanvaringen mee en dat valt eigenlijk in de praktijk best wel tegen. Het, ja, waar dat aan ligt weten we ook niet. Of dat nu te maken heeft met de sociaal economische positie hier hè, die is toch redelijk achtergesteld ten opzichte, als je het gemiddeld bekijkt ten opzichten van Nederland. Daar moet je natuurlijk mee uitkijken want je hebt ook enorme verschillen per buurt hier. En ook vanuit het mijnverleden, ja, komt toch weer het mijnverleden om de hoek kijken, er werd eigenlijk alles geregeld. Dus de mentaliteit is hier van de gemeente die regelt dat wel. Dus er worden eigenlijk, heel veel mensen worden eigenlijk tussen aanhalingstekens, gepamperd. En dus als er wat is dan, ja dan wordt er heel snel naar de gemeente gekeken. En er komen eigenlijk redelijk weinig initiatieven van onderop. We hadden laatst nog een bijeenkomst, landelijk, had volgens mij het openbaar ministerie georganiseerd. Over de agenda bevolkingskrimp. Dus wat je ook leert van andere goede voorbeelden. Met name in Zeeland en in Groningen. Dan zie je bijvoorbeeld in Groningen, daar zijn veel meer bottom-up initiatieven. Dus misschien is mentaliteit ook weer wat anders. Ik weet het niet, ik vind het heel typisch. X: Dat kan natuurlijk wel, je hebt een bepaald verleden en daarmee ga je door. Y: We hebben er wel wat, maar het is wel relatief weinig. X: En proberen jullie dat ook te promoten of op een of andere manier daarop in te spelen? Y: Nou we werken met drie wijken, drie stadsdelen, en we werken met wijkplatforms en met buurtplatforms, hebben we elk jaar een bepaald budget. Dat zijn geen grote budgetten hè. Ongeveer tussen de 15.000 – 20.000 euro per stadsdeel. En als er daar goede initiatieven, tussen aanhalingstekens, goede initiatieven komen, dan wordt daar zeker naar gekeken en dan worden ze vaak ook gewoon gehonoreerd, dus ik had net voor de kerst, hadden we nog een initiatief in Kerkrade-Noord. Een van de laatste gebieden waar we een stadsdeelvisie voor hebben opgesteld. 71
Op een wat andere manier van denken, dus niet meer dat grootschalige meer, dat kleinschalige. Meer dat geleidelijke ook vanwege de betaalbaarheid, en daar zijn nu vanuit het wijkplan, of vanuit het bewonersplatform is er initiatief gekomen om daar, er zijn heel veel groene voorzieningen, die zijn eigenlijk allemaal verwaarloosd of worden niet gebruikt. Nu is er een concreet initiatief gekomen om nu dit jaar diverse paden weer toegankelijk te maken. Ook met inzet van mensen zelf. Met beheer en onderhoud. Dus dan zie je dat er een initiatief komt en dat wordt meteen opgepakt. Dus het kan heel, heel eenvoudig zijn. Dus er zijn wel initiatieven. Maar die lopen dus vaak via dat wijkgerichte werken. X: En maken jullie dan gebruik van social media? Is dat al – Y: Dat hebben we hier wel, maar ik moet er eerlijk bij bekennen dat, ja, het verschilt weer per stadsdeel. We hebben een stadsdeel in Kerkrade-West, Heilust, is een heel bekend voorbeeld ervan. X: Ken ik. Y: O dat ken je dus. Daar zijn we dus inderdaad volop aan de slag gegaan. Ja, ik denk 2010/2009. Het was ook een flinke pot met geld. Met subsidies. Ook vanuit het Rijk, maar ook vanuit de provincie. En ook hier vanuit het regiopark Zuid-Limburg. Waar we als gemeente natuurlijk ook zelf aan hebben mee betaald. En daar zie je gewoon daar is van alles in ontwikkeling. En daar is ook wat meer geld besteed ook aan sociale media. Volgens mij heb je daar ook de slogan west wint ruimte, en cocreatie. Dus daar zijn wel wat, dat is daar wel actief opgepakt. Maar bij de andere stadsdelen is dat allemaal wat, dat is er wel. En daar – X: Het is niet dat het daar zo positief was dat je denkt van dat moeten we – Y: Nee, dus niet heel actief. Er ligt nog een enorme slag, kunnen we daar maken. Met de planontwikkeling, met die stadsdelen hadden we ook zoiets van we willen vooral ook de jongeren bereiken. En niet zozeer alleen maar de ouderen, want dat is vaak, als je een informatieavond of als je de mensen erbij wilt betrekken bij een planontwikkeling zijn het toch vaak dezelfde mensen. Maar net met name de jongeren die mis je. Hebben wij ook bij de stadsdeelvisie Kerkrade-Oost, die is van 2012. Zijn we in 2011 mee begonnen. Daar hadden we eigenlijk heel bewust ook een Facebook pagina opgestart, noem maar op. Nou dat heeft toch niet geleid wat we daarvan hadden verwacht. Misschien ligt het ook aan onszelf, dus ja af en toe proberen we wel wat dingen, maar het loopt toch-, het kan nog altijd veel beter. X: En die ouderen, het zogenaamde ‘grijze kapitaal’ zoals dat ook wel wordt genoemd, is dat iets wat je-? Want daar geef je al aan van daar wordt al veel opgericht zeg maar. Is dat iets wat nog extra, want die mensen die met pensioen gaan die hebben natuurlijk al een hele kennis en ook netwerk en tijd? Y: Dat zien we, we zien dat ook heel veel terug ook bij dat wijkgericht werken via die bewonersplatforms. Dat zijn eigenlijk allemaal een vaste club mensen eigenlijk uit de buurten die ze met allerlei vraagstukken of de zaken die spelen bij de gemeente. Die kunnen ze dan bespreken of behandelen en dan zie je dat, ja, het is allemaal heel vergrijsd. Relatief weinig, je er zitten wel natuurlijk wel wat jongeren erbij, maar, ja, dat is geen goede afspiegeling eigenlijk van de buurten zelf. Dus dat, daar valt nog wel een wereld te winnen.
72
X: Ja, jij zou daar graag die jongeren willen hebben? Y: Nog meer actief erbij betrekken. X: En heb je wel eens ooit gehoord van de Green deal? In het kader ook van de duurzaamheid? Y: Ja. X: Wordt dat gebruikt hier of wordt dat ook gepromoot? Y: Daarover vraag je mij nu, omdat, ik ben geen beleidsmedewerker duurzaamheid. Ik weet wel dat het speelt, of gaat spelen. En we hebben nu ook een nieuw, ja, sinds vorig jaar hebben we natuurlijk ook een nieuw College. En de collegenota november, is eindelijk, moet uitkijken wat ik zeg, is eindelijk vastgesteld. Een van de speerpunten die daarin staan is onder andere duurzaamheid. En dat kun je nog niet los zien, ook van de herstructurering van de leefbaarheid. Dat heeft natuurlijk allemaal met elkaar te maken. Ik weet niet of daar expliciet de Green deal in is genoemd. Maar, duurzaamheid staat wel redelijk hoog op de politiek bestuurlijke agenda. X: Want ikzelf zag dat wel als kans inderdaad voor, ja, nou in ieder geval voor Limburg, zeg maar Parkstad Limburg om te, het zogenoemde excelleren in die groene race, dat dan inderdaad als speerpunt. Y: Ja, heeft er ook te maken dat vorig jaar, ik denk februari 2014, het was nog net voor de gemeenteraadsverkiezingen, is er ook een ambitiedocument PALET, ik weet niet of je dat kent. Die is toen eigenlijk vastgesteld door het toenmalige Parkstad bestuur. En daarin geven wij eigenlijk aan in 2014 of 2040 willen we als regio willen we eigenlijk energie neutraal zijn. Dus een stevige ambitie en, ja, als gemeente Kerkrade willen we daar natuurlijk ook een belangrijke rol in spelen. Dus dat is ons, ja, daar willen we toch wel op inzetten. En daarom staat ook waarschijnlijk zo’n collegenota, is het ook zo genoemd van dat duurzaamheid ook één van de speerpunten is ook hier binnen deze gemeente. X: Mooi. En dan nog een stapje een andere richting op. De productie van duurzame grondstoffen. Is dat nog iets? Ja, kun je ook aan duurzaamheid relateren, maar is dat nog een kans die ontwikkeld zou kunnen worden of? Y: Nou we hebben hier – X: Het is natuurlijk meer stedelijk gebied hè. Y: Dit is meer stedelijk gebied waarbij vrij weinig landelijk gebied, het landelijk gebied dat we hebben, het buitengebied is, heeft een hele hoge waarde, toch een vrij heuvelachtig gebied. Zeg maar beekdalen, heel veel groen. Ook een heel belangrijk uitloopgebied, recreatiegebied. Ook voor de mensen die er in Kerkrade wonen zelf ook. Willen we natuurlijk, komt het dat we ook veel meer op recreatie en toerisme gaan inzetten. Nou wij hebben hier een redelijk grote dierentuin, GaiaZOO. Ook nog een museum Continium, Creative City. Dus toerisme en recreatie wordt toch wel één van de speerpunten en het wordt natuurlijk een heel aantrekkelijke omgeving, hoort daar ook bij. Wat ook belangrijk is natuurlijk voor je woonomgeving, het is vrij verstedelijkt. Ook met de transformatieopgave alleen al tot 2020 hebben we een transformatieopgave, het wordt vaak ook een sloopopgave genoemd. Maar het is niet alleen maar slopen, je kunt natuurlijk ook woningen 73
samenvoegen. Maar het bestaat inderdaad hoofdzakelijk toch uit sloop, bijna tot 2020. Nu op dit moment, het wordt binnenkort herijkt, moeten we 1.490, een kleine 1.500, uit de markt halen. Dus dat betekent nogal wat. Wat we dan eigenlijk proberen te doen is dat we het vooral op die plekken doen waar je ook weer landschap goed gaat beleven. Dus doe het ook vooral heel strategisch, ruimtelijk gezien. Maar je kijkt natuurlijk ook naar de sociale componenten hè. Ook als er allerlei leefbaarheidsvraagstukken zijn. Probeer dat natuurlijk ook mee te nemen, maar doe het wel op de plekken waar je als het ware de groene lobben, dus de, het gebied de omgeving eigenlijk nog beter kunt beleven. En dat is ook wel positief voor je woonkwaliteit. Voor je leefomgeving. X: Dat je eigenlijk het groen wat meer de stad inhaalt. Y: Ja. Zo zijn we er nu ook mee bezig. De Heilust is daar typisch een voorbeeld van, er is al heel veel gebeurd, maar het is eigenlijk gewoon midden in de stad dus dan kun je eigenlijk niet aanhaken op je directe groene omgeving. Die gebieden waar we nu eigenlijk actief zijn, dat is ook Bleijerheide, dat is meer in het oosten, zuidoosten van Kerkrade. Daar krijg je dus wel zo’n groen lob met het buitengebied wat ook heel erg aan de rand is. Rolduckerveld, vlakbij Rolduc. Ook een groen gebied. Nou dat is eigenlijk al in het verleden al heel veel gesloopt en je hebt daar als het ware al een groene lob liggen. Dus dat is wel extra versterkend. X: Oké, mooi. Ja. En loop je daar dan nog aan tegen, beleid zeg maar? Moet daar nog beleid voor veranderd worden? Is het, want we zijn natuurlijk, we komen uit een wereld, of Nederland is heel strak met beleid. Strak geregeld. Y: Ik had er net nog een overleg over. Kijk we hebben een nieuwe beleidsnota Leefomgeving die we gaan opstellen in gemeentelijke beleidsnota. We hebben dus een structuurvisie, die is van 2011. We hebben voor elk gebied een stadsdeelvisie. Hoe leuk en aardig en dan hebben we nog het bestemmingsplan waar eigenlijk alles rechtsgeldig is vastgelegd. Is eigenlijk vooral een momentopname. Zitten niet zo zeer hele grote ontwikkelingen in. Maar we missen gewoon nog een instrument en dat is met name die, kijk als er gewoon een initiatief komt, ja dat je eigenlijk meteen zoiets hebt dat je heel veel beter kun reageren, wat minder ad hoc dat je zegt van dat is een prima initiatief, dat willen we ondersteunen. En dat willen we dan gewoon kijken waar kan dat dan eventueel het beste in de gemeente landen. Daarom zijn we in de beleidsnota ook op aan het stellen. Maar ook bijvoorbeeld sommige dingen willen we absoluut niet. Dus van de ene kant denken op sommige punten willen we juist veel strenger worden. Zijn we heel duidelijk richting bedrijven, maar ook richting bewoners van dat willen we absoluut niet. Het is niet zo schokkend hoor. Het is bijvoorbeeld prostitutie, meer drugs gerelateerde activiteiten. Ook wat hier nu ook helaas speelt, activiteiten gerelateerd aan de Hells Angels. Dat soort zaken willen we eigenlijk zoveel mogelijk toch aanpakken. Maar van de andere kant, ook andere zaken juist stimuleren hè. Dus dat je blij moet zijn als gemeente als mensen willen investeren in hun woning of een bedrijf willen opstarten. Dat je dat, hè, je moet je natuurlijk wel aan een aantal hoofdregels voldoen en je moet geen overlast veroorzaken. Maar dat je dat eigenlijk juist net wel wil stimuleren. Want ja, het is alleen maar, je moet blij zijn als mensen willen investeren hier in dit gebied. Dus tijd voor een hele andere benadering, en dat willen we in die beleidsnota in grove lijnen eigenlijk al aan gaan geven. En al beetje anticiperen ook op de nieuwe Omgevingswet. Daar toch al wat ruimte voor gaan maken. X: Ja, precies. En dan krijg je het bestemmingsplan, dat is dan inderdaad één van die instrumenten. Is het nog zinvol omdat te verruimen of krijg je dan –? 74
Y: Nou we hebben pas, we hebben heel veel bestemmingsplannen pas nog maar geactualiseerd. Ja, dat moest ook wettelijk hè. Dus wat dat betreft, er zijn er nog een paar die nog geactualiseerd moeten worden maar dat zijn er niet meer zoveel. Waar we nu ook mee bezig zijn, zijn ook, om alle plancapaciteit, om alle bouwtitels uit het verleden om die allemaal te schrappen. Dat heeft ook weer te maken met die transformatieopgave van de woningvoorraad. Als je van de ene kant, ja, weet je dat je heel veel woningen moet slopen. Ja dan moet je ook zorgen dat je ook X: Niet van de andere kant weer bij – Y: Ja. Dus daar zijn we ook mee bezig, dus dat gebeurt al eigenlijk. X: En als dat nog, loop je daar nog tegen verzet aan? Y: Ja. X: Ik kan me voorstellen dat als jij als ontwikkelaar daar had gepland – Y: Met name de grote jongens, de ontwikkelaars. Dus dat wordt nog een flinke klus. X: Ja. Er wordt dan toch gespeculeerd. Y: Ja, dat hangt er vooral, planologisch hebben we het in ieder geval zodanig geregeld, dat hier in Parkstad, dat we ook voorzienbaarheid hebben gecreëerd. Dus we zijn daar al mee aan de slag. We hebben al bepaalde plancapaciteit al geschrapt. Al weggehaald. Alleen, waar privaatrechtelijke overeenkomsten nog onderliggen, ja, dat zijn de hele moeilijke. Dat zijn de lastige. En die kun je natuurlijk niet zomaar wegpoetsen. Maar goed, ik ben benieuwd. Ik denk dat we over een jaar wel jurisprudentie zullen hebben. Dus we beginnen gewoon. X: En het eigen, de eigen voedselvoorziening zeg maar, want je zit hier in wat stedelijker gebied dus je hebt hier minder dat je allemaal je eigen groentetuin hebt zeg maar of hebben ze dat toch wel? Y: Ja, daar moet je mee uit kijken. Wat ik nou al zei van Kerkrade is eigenlijk van origine toch vrij oud. Er zit ook vrij veel vooroorlogse bebouwing. Vroeger het mijnverleden, ontzettend belangrijk. Vooral 100 jaar geleden was het hier eigenlijk al een grote stad. Wat je ziet is dat, met name vanuit die oude linten is eigenlijk Kerkrade ontstaan. En die oude linten hebben juist van de hele diepe tuinen. Dus dat verschilt heel erg per buurt ook qua type woning. Dus de, heel veel kavels, ja sommigen zijn dan natuurlijk heel klein. Vooral net na de wederopbouw, maar er zijn ook hele grote kavels bij. Dus ja er zijn genoeg mensen die een grote tuin hebben van bij 100 meter bij 100 meter diep. X: Dat is wat anders dan in Utrecht. Y: Dus wel verstedelijkt, maar je ziet het eigenlijk omdat alle straatwanden eigenlijk allemaal of linten, allemaal zo dicht zijn bebouwd. Heb je inderdaad het idee van het is allemaal vrij stedelijk, maar achter die woning liggen vaak toch hele diepe kavels. Dus dat – X: En is men ook, want dat is denk ik ook iets wat in de Randstad vooral erg leeft, duurzaam voedsel eten en dat komt steeds meer op, alles moet gezonder, leeft dat hier? Y: Ja en nee zeg ik dan. Van de ene kant zijn we daar als gemeente natuurlijk ook heel nadrukkelijk mee bezig, ook qua leefbaarheid. Vooral een gezonde levensstijl en ook uit allerlei onderzoeken 75
blijkt dat hier relatief veel, dat heeft natuurlijk ook misschien met de leeftijdsopbouw te maken, toch relatief veel mensen wonen die niet gezond leven of zich niet gezond voelen. Je ziet hier ook met, je hebt hier ook te maken met vrij veel mensen met een kleine portemonnee, dus ze hebben gewoon weinig geld te besteden en vaak is het zo, als je naar de Albert Heijn toegaat, zo moet ik het eigenlijk zeggen en je gaat iets van biologisch voedsel kopen dan is dat vaak een stuk duurder. Dus daar wordt toch wel, ja, daar leeft het denk ik wel minder dan in de Randstad schat ik. Ja. X: Ja, vandaar zeg maar ook, want dan als je het zelf kan verbouwen is het natuurlijk goedkoper en gezonder vaak. Dan hoeft het niet uit weet ik veel waar ingevlogen te worden. Y: Ja, wat we daar ook bij zien van, hier liggen ook verschillende volkstuincomplexen. Ook van oudsher. En ja met luchtfoto’s kun je dat natuurlijk ook goed zien. Hoe ontwikkelen we, welke volkstuinverenigingen zijn eigenlijk heel actief en welke niet? En je ziet gewoon dat heeft ook weer met een stukje, ja, met de leeftijd ook van de mensen te maken. Ja, dat, ja sommige volkstuinen die zijn, ja die doen dat heel goed. Maar sommigen ook weer juist niet. En je merkt ook gewoon dat vooral met name de jongere gezinnen, ja die, het zijn vooral oudere mensen die eigenlijk vooral moestuinen en in die volkstuinen eigenlijk opereren. Dus, ja, ik denk een heel andere stijl dan in de Randstad. X: Nou ik kom zelf uit een dorp, ik herken dat ook wel. Mijn oma had inderdaad ook een moestuin en daar moest dan eens in de zoveel tijd, moest dan iedereen op komen opdraven als de spinazie klaar was of weet ik veel wat en dan zag je al, want mijn vader had daar nooit zoveel mee. Die kwam liever een dag later, maar dat kon dan niet want dan was hij doorgeschoten en dan – Y: Ja. X: Oké. Nou volgens mij zijn we al een heel eind. Maar, zeg maar een duurzame voedselvoorziening zeg maar gaan creëren en bijvoorbeeld nog het leveren aan andere plekken in Nederland? Y: Nou ik denk dat, goed, dat denk ik dan van niet. Ja, goed waar we het wel over hebben gehad is dat we hier relatief veel braakliggende gronden hebben. We hebben, we gaan nu een, we willen eigenlijk dit jaar een kaart gaan maken van hoe gaat de leegstand zich verder ontwikkelen? Want bij de laatste stadsdeelvisie in Kerkrade-Noord en Oost zagen, was dat, we hadden de verwachting dat de leegstand zich zou concentreren in bepaalde gebieden dus vooral waar – Toch min of meer de woningmarkt, maar dat was niet zo. We zagen dus dat het een heel diffuus patroon was. Dus helemaal verspreid over het hele gebied. En toen zagen we ook van dat er heel veel ook braakliggende gronden ook waren. Of gronden die niet benut worden. Zo kun je dat eigenlijk ook zien. Gewoon omdat woningbouwplannen nog heel lang blijven liggen. Omdat, een ontwikkelaar het groen niet ontwikkeld krijgt. Nou dat hebben we hier helaas in de randen van het centrum, hebben we dat al heel direct. Maar het gaat toch om vrij grote percelen. Maar ook bijvoorbeeld bij bedrijventerreinen zien we dat ook. We hebben vrij veel bedrijventerreinen hier in de gemeente. Door de voormalige mijnbouwgebieden. En een heel groot deel ligt gewoon braak of wordt gewoon niet benut. Maar waar we wel over aan het denken zijn is om die braakliggende gronden toch te gaan benutten. Toch met die eigenaren om tafel te gaan zitten en toch te gaan kijken van wat zijn de mogelijkheden en je kunt het natuurlijk op verschillende manieren doen, je kunt het gebruiken he bijvoorbeeld voor duurzame energieopwekking. Bijvoorbeeld het aanleggen van zonnepaneelvelden dat zou kunnen. Je kunt ook kijken naar het verbouwen inderdaad van grondstoffen. En dat zou ook 76
kunnen zijn, want wij hebben een keer met de Hogeschool Zuyd met Aken hebben wij daar eens een keer over gepraat van, je kunt het natuurlijk voor voedsel gebruiken. Maar daar dan ben je toch heel erg afhankelijk van ja hoe schoon is die grond en niet elke gewas kun je daarop zetten, dus dat is toch vrij lastig. Maar je zou ook kunnen kijken van nou om daar andere gewassen op te telen en die zou je kunnen gebruiken voor bouwmaterialen, of bijvoorbeeld voor bouwgrondstoffen of voor – X: Bioplastic en dat soort dingen. Y: Half fabricaten dus wat dat betreft zijn we er wel naar aan het kijken. X: Volgens mij is dat de toekomst en toch wel interessant. Y: Ja, dus we hebben denk ik genoeg plek. En ja, wat we wel hebben is dat een deel van het, het hele vreemde hier aan de gemeente Kerkrade, we hebben als gemeente relatief veel gronden in eigendom. Met name in het buitengebied. Dus dat verpachten we dan aan verschillende agrariërs. Die we hebben, daar doen we dat dan mee. En we hebben ook een gebied, de Amstelvallei. Ligt ook een groot stuwmeer, ook net ten noorden van GaiaZOO, dat willen we wel meer recreatief invullen. Dus dat wordt nu eigenlijk toch vrij intensief benut door de landbouw. En we willen het juist eigenlijk meer dat kleinschalige, zoals dat vroeger was met dat heuvelland, willen we eigenlijk weer terugkrijgen dat we daar ook zelf producten hier uit de streek weer gaan verbouwen. En dat we dat meer gaan inzetten ook voor, ja- Duurzaam voedsel en dat we dat ook hier bijvoorbeeld in restaurants, dan ook weer laten terugkomen. Dus daar zijn we wel mee bezig. X: Dat, ook bij toeristen slaat dat altijd wel aan natuurlijk. Streekproducten. Y: Ja, dus de visie Amstelvallei is voor ons een gebied waar dat eventueel zou kunnen gebeuren. Dus. En dan maak je ook combinaties met andere landschappen, herstellen. Een stukje recreatie en toerisme inderdaad. Ook het inzetten van mensen die eigenlijk vroeger uit, wat is het, die vroeger een bepaalde beperking hebben hè qua handicap en dat ze dan toch – X: Mee kunnen. Y: Aan het werk worden gezet. Dus, sociale, wat is het, werkvoorzieningsschap, had je vroeger. [Korte onderbreking] Y: Nou ik had hier ook gekeken wat je op pagina twee had aangegeven. Dat viel me eigenlijk wel op. Die handelingsmogelijkheden vanuit ruimtelijke ordening en ook de handelingsmogelijkheden in de regio zelf. In een krimpregio. En handelingsmogelijkheden hier binnen het park Zuid-Limburg. En daar heb ik inderdaad even naar gekeken naar welke dingen lopen er al of gaan lopen. Nou als ik hier bij de eerste kijk. Bijvoorbeeld de herstructurering met woonfuncties en met name ook misschien opnieuw hergroeperen. Stedelijke herverkaveling. Dat zien we toch wel als een heel belangrijk instrument. Dat je gaat puzzelen op de lange termijn om toch terreinen vrij te krijgen. Die kun je dan inzetten voor groen, maar bijvoorbeeld ook voor, hè, wat je net al zei, voor een stukje landbouwgrond. X: Ja, precies. Zeker als het zo diffuus natuurlijk –
77
Y: Daarom. Dus daar willen we daar naar kijken inderdaad, ook het verruimen van het bestemmingsplan. Daar zijn we inderdaad ook naar aan het kijken, daarom wordt ook die nieuwe beleidsnota leefomgeving daarover opgesteld. Die braakliggende terreinen om die inderdaad in te zetten voor gewassen, in dit geval voor duurzame voedselvoorziening. Nou dat zou kunnen, maar dat is geheel afhankelijk van wat voor soort gewas, wat voor stukje braakliggende grond heb je daar. Het moet natuurlijk geen vervuilende terrein zijn en daar heb je vaak wel mee te maken omdat het toch wel een voormalig mijnbouwgebied is, dus op veel plekken is het helaas, zit er toch wel helaas toch wel vervuiling in de grond. Dus daar moet je wel mee uitkijken. Eens even kijken. [Er wordt off-topic gepraat] X: Daar had ik helemaal niet over nagedacht natuurlijk dat je ook nog de grond, moet schoon zijn. Y: Ja. Wat we ook zien is van, dat is ook wel interessant, wat ik net zei van we hebben eigenlijk zoveel groen en we merken gewoon dat het budget wordt steeds minder, ja we staan nu ook aan de vooravond voor heel belangrijke keuzes. Er zal fors bezuinigd gaan worden. Dat vraagt ook om een hele creatieve en andere aanpak. Sommige dingen kunnen we niet meer doen. Dus al het groen wat we nu zo netjes beheren, dat zal steeds minder worden. En met name ook in die laatste stadsdeelvisie geven we dat ook aan van ja overal aan die randen, waar we aan de randen zitten van het buitengebied. Of waar we parken hebben, dat we die echt gewoon omzetten in bosgebied. Omdat we het anders gewoon niet kunnen betalen. Het is toch eigendom van ons, we kunnen het eventueel overhevelen naar een natuurmonument of Staatsbosbeheer, dat zij het beheer en onderhoud gaan doen en het blijft gewoon publiek toegankelijk voor de inwoners. Dus op zich verandert er niet zoveel en dat soort dingen hebben wij naar gekeken van kunnen we daar flinke bezuinigingen mee maken en dat is dus zo. Vanuit beheer, dus vanuit beheer kijken we er ook naar van dat we sommige gronden, gemeentegronden ook gaan afstoten. Dus dat het puur natuur wordt of misschien wel helemaal landbouwgrond. Maar dan moet je er waarschijnlijk toch wel gaan herverkavelen en ja dat hangt heel erg af van de locatie zelf, van de ondergrond. Maar dat, dat zijn wel toekomstbeelden waar we ons mee bezighouden. X: Oké. Y: Ja, die energiebronnen dat gaf je net ook al aan. Een hele belangrijke is PALET. We zijn nu net voor de kerst is Parkstad Limburg gestart met een stukje uitwerking per gemeente. En uiteindelijk komt er een concreet uitvoeringsprogramma met, maar ja, dat kost natuurlijk ook weer geld en in het kader van de bezuinigingen wordt dat ook lastig. Wat er net voor de kerst, hadden we een bijeenkomst van wat betekent dat nu voor Kerkrade. En wat we hier zien, van we hebben heel veel, vrij veel gebouwen. Bijvoorbeeld 23.000 woningen staan, ontzettend veel gedateerde bedrijventerreinen ook. Dus je kijkt ook gewoon van waar kun je eigenlijk vooral op besparen. Dus nu dadelijk ga ik ook naar de Duurzaamheidswinkel in Heerlen toe. En dat gaat vooral ook over besparen. En blijkt gewoon dat, vooral die gebouwde omgeving daar kun je eigenlijk je grote winst behalen. En ook met het opwekken. Dus als je overal bijvoorbeeld zonnepanelen zou aanleggen of warmtekoudeopslag zou gaan toepassen, een paar, we hebben hier ook twee windturbines staan richting Duitse grens. Als we er nog een paar zouden plaatsen dan zouden we eigenlijk al een heel eind kunnen komen. Dus daar zijn we nu ook volop mee bezig.
78
X: Ja, want ik zie heel veel, wat ik gelezen heb is dat er heel veel op zonne-energie inderdaad wordt gericht. Maar windenergie is ook wel in het vizier? Y: Jazeker. We hebben er twee grote windmolens staan en ja wil je de ambitie halen van 2040 dan zul je, want we hebben hier ook best wel veel bedrijvigheid, ook een stukje maakindustrie. Met name met verpakkingen die heel veel energie verbruiken. Ja, dan zul je toch forse nieuwe energiebronnen moeten hebben en met zonnepanelen zul je het waarschijnlijk niet redden. Het moet een heel pakket van maatregelen zijn. En in ieder geval onze insteek is van nou omdat mooie buitengebied, omdat vooral te handhaven, dat je daar geen grote zonnepanelenvelden gaat aanleggen want als je dat vooral in de gebouwde omgeving doet – X: Of het wegennet – Y: Of het wegennet, inderdaad. Of doe het inderdaad vooral op die braakliggende terreinen of op terreinen die eigenlijk niet gebruikt worden, maar doe het niet in het fraaie buitengebied. Dus dat in het kort. Je hebt hier ook nog het vergroten van het sociale kapitaal. Hebben we het net eigenlijk ook over gehad over de sociale media. X: Bottom-up. Y: Bottom-up initiatieven. X: Green deal had ik daar ook bij staan. Ja, het ‘grijze kapitaal’, je geeft eigenlijk aan dat je liever de jongeren hier erbij betrekt. Y: Nou ‘grijs kapitaal’ is altijd goed. Bedoel met het verenigingsleven of vrijwilligerswerk is het ook ontzettend belangrijk met de mensen die je hebt om het ook natuurlijk mee te kunnen doen. Het zal in de toekomst alleen maar belangrijker worden sinds de grote wetswijziging nu vanaf 1 januari en dat heeft natuurlijk enorme gevolgen. Nou wat wij zien is dat heel veel jongeren met name, dat wil ik net eigenlijk ook zeggen over krimp. Het is niet zozeer krimp wat echt een rol speelt, maar vooral eigenlijk de verandering van de bevolkingssamenstelling. En wat je ziet aan begin 1990 hadden we bijna 53.000 inwoners. Volgens mij hebben we er zelfs 54.000 gehad. En uiteindelijk hebben we nu op dit moment net 36.700/36.800 inwoners. Dus dat gaat toch wel redelijk fors omlaag en wat we vooral zien is dat er steeds meer ouderen, ja de ouderen die hier wonen, ja die blijven hier ook wonen. Je zit ook voor een dubbele vergrijzing, die namelijk ook zorg nodig hebben. En met name de jongeren, vooral de kansrijke jongeren die gaan studeren en die komen ook niet meer terug. En dat is eigenlijk het eerste wat er is. Je krijgt een stukje selectieve migratiekrimp en dat zien we heel erg terugkomen. En daar, daar willen we eigenlijk toch wel vanaf. Dus dat we ook de relatie naar Aken toe, dat is toch wel belangrijk. Dat is een hele goede universiteit. Dat we toch proberen dat de kinderen die hier eigenlijk opgroeien, ja ik heb ook twee dochtertjes. Als die, als ze later gaan studeren dat ze dan niet automatisch naar de Randstad toegaan maar misschien ook naar Aken ergens. En dat die grens wat beter wordt benut. X: Ja. Dat zou – Y: We zouden de jongeren toch vooral willen vasthouden.
79
X: Ja. Ja en toch die creatieve industrie denk ik, want daar komt het, daar bedoel ik mee dat je dan weer bedrijvigheid stimuleert en dat dat ook weer aantrekkelijk is voor jongeren om hier – Y: Ik denk ook dat, nou we hebben hier dan Creative City, die gaan dan uitbreiden. Daar komt een soort, vroeger was dat Red Dot, dat was de bedoeling. Een soort designmuseum. Dat wordt het dan niet helemaal, maar heel erg inderdaad gericht op techniek maar ook vooral op design. Creativiteit. En misschien kan dat ook net wel aanspreken hier ook in de regio. Dus dat je daar inderdaad meer erop gaat toeleggen dat je, hè, starters, startende ondernemers. Want we hebben genoeg geschikte panden waar je kunt wonen, maar waar je ook heel veel ruimte hebt om daar bedrijvigheid toe te passen dat je daar veel meer op gaat insteken. Maar goed dat – X: Ja en dat creatieve hè, dat wordt natuurlijk binnenkort, want dan gaat de IBA van start. Verwacht je daar nog grootse dingen van? Grootse dingen is misschien verkeerd gezegd, maar wat zijn jullie verwachtingen daarvan? Y: Nou ik denk het wel, die zijn wel hoog gespannen. Van de ene kant ben ik een van de mensen die daar of één van de collega’s binnen de gemeente die daar redelijk sceptisch in is. Het gaat natuurlijk ook om, IBA wil vooral in 2020 concrete en aansprekende en inspirerende projecten of onderzoeken of dingen laten zien. Ik denk dat het gewoon heel erg goed is. Een stukje naamsbekendheid ook in de regio, dat heeft altijd spin-off. Maar daar red je het niet alleen mee. Bedoel, de opgaves hier zijn zo groot. Dat is nog meer dan, kijk IBA kan wel een vliegwiel zijn, maar er zal wel meer nodig zijn. Dus daar moet je toch aan blijven werken. Dus dat moet niet alleen met IBA zijn, dat moet ook, je moet toch op beide sporen blijven doorgaan. Ik denk wel met IBA, we hebben nu ook twee concrete IBAaanvragen ingediend. Eentje daarvan daar ben ik zelf ook bij betrokken geweest. Een stukje experimenteren, hier in Kerkrade van hoe gaan we om met de leefbaarheid en wat gaan we doen met leegstaande panden, braakliggende terreinen, welke mogelijkheden ga je bieden en we noemen dat dan ook op expeditie in Kerkrade. En, ja, misschien dat dat wel, ja nieuwe initiatieven uitlokt. En dat willen we eigenlijk juist. Dus dat we toch met een heel frisse andere blik er naar wordt gekeken van nou hoe kunnen we toch een leegstaand pand of hè, we hebben ook heel veel maatschappelijk vastgoed wat binnenkort allemaal wordt afgestoten. Hoe gaan we daarmee om? Welke rol kun je daar als gemeente in spelen? En dat we dan in het gebied, met name Kerkrade-Noord, omdat er ook bijna geen geld is, dat we er dan naar gaan kijken van hoe gaan we dat dan op een andere manier, hoe gaan we dan met dat vraagstuk om? Dus daarom hebben we ook die IBA-aanvraag ingediend. Het is een heel pakket van mogelijkheden. Dus een ideaal experimenteergebied. X: Ja, nou precies ja. Dat denk ik dan als het echt zo gaat lopen als dat het in Duitsland doet, dat moet ook jongeren dan toch weer enthousiast maken? Y: Ik hoop het van wel. X: Genoeg frisse ideeën. Y: Ik denk dat we genoeg mogelijkheden hebben. Dus wat dat betreft, ja het zal ook wel moeten. We kunnen het ook, daarom zeg ik het net, we kunnen het ook niet alleen. We hebben heel hard de ondersteuning nodig van externen en niet de partners die nu ook alleen hier in het gebied actief zijn. Ik denk juist van mensen van buitenaf die er inderdaad met een frisse blik naartoe kijken, die
80
misschien net die kansen veel beter kunnen benutten of juist de kansen veel beter zien. En misschien leidt dat wel tot een hele nieuwe reuring, dat is ook belangrijk. X: Nou en dat de bestaande bevolking ook geënthousiasmeerd wordt en – Y: Maar dat is een lastige denk ik. Maar goed, misschien zie ik het iets te somber in. Dat, maar – X: Ik denk ook niet dat dat een heel makkelijke opgave is hoor, maar – Y: En ik denk wel dat het per buurt verschilt. Ik denk dat sommige buurten, zal dat heus wel kunnen slagen maar ik denk ook in heel veel dingen in Kerkrade niet. Omdat heel veel mensen, wat ik net al zei, die hebben gewoon een kleine portemonnee, die zijn aan het overleven en, ja, dit soort dingen zijn eigenlijk gewoon luxe dingen. Die zijn er nog niet volop mee bezig. Misschien wel als het gaat lopen, dat weet ik niet, maar ik hoop het van wel. Maar het kan natuurlijk ook heel positief uitpakken hè. Het hoeft natuurlijk niet alleen maar, dus ook bijvoorbeeld met moestuinen en de MSP bijvoorbeeld in Heerlen, dat pakte wel, ik woon toevallig net aan die rand van die buurt, dus daar zie je, ja. Dus ook met hele kleine dingen kun je heel veel bereiken dus. X: Ja. Mooi. Ben wel benieuwd hoor, stel over 10 jaar of zo. Y: Nou weet je wat ik denk? Wat ik net al zei hè vanaf 1990 tot nu hè, loopt die hele demografische ontwikkeling. Dus vooral een stukje afname van de bevolking en toch behoorlijk wat veranderingen. Wat minder jongeren, steeds meer ouderen. Maar je ziet nu de gevolgen, die worden steeds beter zichtbaar. [Korte onderbreking] Y: Over 10 jaar, ja ik denk dat nu de gevolgen van krimp die worden nu steeds beter zichtbaar. Dus heel lange tijd viel het wel mee, ook omdat we zo’n grote, relatief selecte gemeente zijn met veel voorzieningen. Dat lost zich allemaal wel op, wordt het wat minder zichtbaar. X: En tot nu toe was er natuurlijk ook nog best wel een aardig budget beschikbaar. Y: Ja. X: En dat zal nu anders geregeld worden. Y: Ja, dat is nu bijna. Ja, we zijn nu bezig met een centrumplan wat heel veel geld kost. Met Roda JC, allerlei dingen, Rolduc, een heel groot abdijcomplex waar van alles speelt. Ja, dat zijn moeilijke dossiers en die kosten natuurlijk ook heel veel geld. Ja. X: Ja, want dat is wel, of dat denk ik, dat budget moet uiteindelijk ook een stuk uit de bevolking zelf komen. Dat hoeft niet per se de inleg van geld te zijn zeg maar, of niet bevolking maar ook van de, van bedrijvigheid, dat kan niet alleen van de gemeente komen. Dat bedoel ik meer te zeggen. En dat hoeft niet per se geld te zijn, dat kan ook gewoon in het onderhouden van groenvoorzieningen en dat soort dingen zijn. Y: Ja, daar hebben we, daar hadden we laatst toch wel wat voorbeelden van hè. Er wordt inderdaad gezegd van steeds meer aan bewoners overlaten en, ja, heel veel dingen weten we ook niet. Die nu toch al gebeuren. Die door bewoners al worden opgepakt. Wat ik net al zei, we werken ook met drie 81
wijken, met drie stadsdelen. En elke wijkmanager of wijkbeheerder die gaat ook weer iets anders ermee om. Zo werkt dat natuurlijk ook en er zijn voorbeelden met name in Kerkrade-Noord waar inderdaad wat oudere mensen zaten die toch nog best wel actief waren. Die hadden zoiets van wij willen best wel het stuk gras rondom het flatgebouw onderhouden. En volgens mij heeft die wijkbeheerder gewoon gezegd van jullie hebben hier de grasmaaier, regel het maar. En zo gebeurt dat dan ook. Dus het kan heel, op een heel eenvoudige manier. Maar het is natuurlijk wel van vrijwilligers, het zijn natuurlijk toch vaak een paar mensen en stel iemand die krijgt wat en die komt in het ziekenhuis of hij sterft. Dat kan natuurlijk ook, wordt dat stokje dan overgedragen door iemand anders? Dat is natuurlijk altijd afwachten, maar daar moet je gewoon open voor staan. Dat soort initiatieven zijn er genoeg. X: Daar zou je dan een soort van op moeten coachen, dat je toch contacten hebt daar. Y: Wat we wel zien en dat is misschien ook wel interessant van, hè, dat sociale kapitaal. We zien ook van oudsher heb je hier verschillende parochies. We zijn meer een dorpenstructuur. Samen vormen zij eigenlijk de gemeente Kerkrade of de stad Kerkrade. Je ziet ook dat sommige buurten/dorpen die zijn heel anders dan andere dorpen en buurten. Dus ook die sociale cohesie is dan ook vaak heel anders. Dus als je bijvoorbeeld weer Kerkrade-Noord pakt, wat voor de gemeentelijke herindeling en ja, wat is dat? Jaren 80? Was dat nog een aparte gemeente, Helshoven. Ook een apart dorp. En dan zie je dat daar het verenigingsleven heel hecht is en heel erg bloeit. En dat daar dingen ook veel makkelijker van de grond komen dan bijvoorbeeld in andere buurten en andere wijken in Kerkrade. Dus het hangt heel erg er vanaf ook in welke buurt ben je, maar goed dat zullen wel overal in elke gemeente zal dat zo wel zijn. Maar je ziet wel enorme verschillen. Dus het vergroten van het sociale kapitaal is heel belangrijk, maar ja het is denk ik ook heel gedifferentieerd denk ik. X: Ja, dat denk ik ook. Het is natuurlijk ook lastig. De ene groep mensen staat daar wat makkelijker voor open en doet dat meer vanuit zichzelf dan de andere groep, omdat er inderdaad bij die andere groep ook, moet gaan leven. En dat is de uitdaging omdat te zoeken hoe dat kan. Y: Ja. X: Ja. Maar ik denk dat we wel gewoon steeds meer naar, dat wordt natuurlijk al door WillemAlexander in zijn speech, de participatiemaatschappij. Dat wordt toch steeds meer daarop gestuurd. En dat is natuurlijk een trend nu, een beweging. Het is de vraag in hoeverre dat doorzet, maar het lijkt wel steeds meer die kant op te gaan ja. Y: We zullen wel zien ja. Ja, voor de verdere rest, wat hier ook belangrijk is is natuurlijk de ligging met Duitsland. We grenzen hier voor een heel groot deel aan Duitsland. Aan de stad ’s Hertogenrade en de stad Aken. X: Ben ik net nog geweest. Y: In ’s Hertogenrade of Aken? X: Nee, ’s Hertogenrade. Y: Wat je daar je daar ziet op het gebied van duurzaamheid is dat de Duitsers gewoon heel veel verder zijn. Dat, ja, je ziet het al aan de skyline hier als je in dit gebouw zit en je gaat wat meer 82
omhoog. Dan zie je nog de oude steenbergen, ook in Duitsland. Ook heel veel windturbines. Dus je ziet ook precies waar de grens loopt. Dat is natuurlijk in heel Nederland en Duitsland. Je ziet meteen van waar Duitsland ligt. X: Ja, maar daar, ik heb me daar verder in deze scriptie niet helemaal opgericht, maar ik heb inderdaad wel het een en ander over gelezen dat men daar heel actief mee bezig is in Parkstad. Omdat te bevorderen. En ik kan het me heel goed voorstellen, want je ligt op zich ten opzichte van de andere krimpgebieden in Nederland – Y: Liggen we niet geïsoleerd. Maar je hebt hier wel natuurlijk wel een forse grensbarrière. Je ziet hier dat het dialect wat hier wordt gesproken, ook in Kerkrade, dat lijkt heel veel op het oude dialect in ’s Hertogenrade. Toen er, rond de oorlog. Dat heeft ook natuurlijk met het mijnverleden te maken. Het maakte niet uit of je in Duitsland woonde of in dingen, je kon elkaar toch goed verstaan. En je merkt nu gewoon dat hier ook steeds minder dialect wordt gesproken. En dat geldt ook in Duitsland. Puur alleen maar Duits. En ook het Duits in het vakkenpakket wordt hier eigenlijk – Dus wat dat betreft, je hebt hier toch wel een aardige taalbarrière, terwijl het bijvoorbeeld 10/20 jaar geleden veel minder was of bijna niet was. X: Ik merkt het zelf al, want ik ben in ’s Hertogenrade naar de Media Markt geweest. Ik dacht ze spreken vast wel Nederlands, maar dat was niet zo. Y: Nee, gewoon Duits. Hier wordt zelfs, hier in de winkels wordt nog redelijk veel Duits gesproken dus ja. Maar goed. Dus dat, en wat dan nog heel typisch is met name, bijvoorbeeld die zonnepanelen. Ik noem maar wat, zo’n zonnepanelenveld. We hebben een heel goed voorbeeld hier net over de grens waar nog een oude groeve ligt. Helemaal vol aangelegd, een paar jaar geleden, met zonnepanelen. Dus misschien met Google Maps kun je dat wel zien. En dat soort dingen willen we eigenlijk hier ook in Kerkrade doen. Van ja, waarom kan dat alleen maar in Duitsland? Waarom zou dat hier in Nederland niet kunnen? Naar Nederlandse kant? Als je toch gebieden hebt die niet worden gebruikt, ja dat je die daar toch voor gaat inzetten voor duurzame energie opwekken. Dus daar liggen echt kansen denk ik. Maar goed. X: Ja, dan zit je natuurlijk met een stukje wet- en regelgeving ook in Duitsland. Maar het zou mooi zijn als er zeker in die grensgebieden als dat toch vanuit alle twee die kanten ook vanuit Duitsland daar de waarde van wordt gezien, omdat hè, die grens minder duidelijk te laten lopen zeg maar. [Einde interview]
83
Bijlage III: Interview mevr. Dreissen Interviewer Respondent Datum Tijdstip Totaal aantal minuten
mevr. S. Noij mevr. M. Dreissen 17 december 2014 14:00 58:44 minuten
X is de interviewer Y is de respondent [Inleiding op het interview] Y: Nou in Parkstad kennen we acht gemeenten, en die samen hebben het pact van Parkstad in 2010, nee nog eerder gesloten en daarmee hebben ze een stukje verantwoording weggelegd bij Parkstad. En dat is an sich wel uniek, want bestuurders willen alles graag in eigen hand houden. Hè, zoveel mogelijk binnen de grenzen houden, dat is daar dan toch gelukt om wat afstand daarvan te nemen. Dat is denk ik ook wel de kracht van Parkstad, dat we, ja samen die kar trekken met acht gemeenten. Samen zijn we dan toch ongeveer 240.000 inwoners hier. Die hebben een heel stedelijk karakter, die hebben een heel groen karakter, dorpskarakter. Dus het loopt wel een beetje door elkaar. Iedereen heeft daar zo zijn eigen belangen, maar de kunst is daar natuurlijk om, ja om ieder iets ook te gunnen. En ik denk dat we daarmee op de goede weg zijn. X: Want hoe is het eigenlijk tot die Parkstad gekomen, was dat een logische keuze, van die acht gemeenten eigenlijk? Want er zijn natuurlijk nog meer gemeenten in Zuid-Limburg die ookY: Die acht hadden die grenzen allemaal, het is een compact gebied. Heerlen is de centrumgemeente. En dan heb je straks daar ook Valkenburg, en dan Maastricht en alles wat daaromheen. Dus het is wel, jaX: Ja, want Valkenburg hoort er niet bij hè, bij Maastricht? Y: Nee, dan zit je echt op Zuid-Limburgse schaal, dus Parkstad is het eigenlijk. Ja, een hele logische grote gemeente. X: Ja, mooi om te zien, dat dat zo tot stand is gekomen eigenlijk. Ja. Y: Ja, dus ja goed, hier lagen nog wel wat problemen. Je ziet dat hier krimp, terugloop van een aantal mensen. Ook met name jonge mensen die vertrekken. Ja, en hoe ga je daar dan mee om. Ik denk dat we daar op de goede weg zitten. Ook in samenwerking met de provincie, niet te vergeten, dat die dat toch ook zien, dat juist door die samenwerking wij krachten kunnen ontwikkelen, die het mogelijk maken om te investeren, ook binnen het gebied. Want dat is natuurlijk heel erg lastig. X: Dat is een lastige ja. Dat is bijna de hamvraag. Y: Investeren in eerste instantie, want ja je zult eerst moeten accepteren dat er minder mensen komen en daar moet je dan wel op gaan anticiperen. Ja, dan zal je, en alles draait toch om geld uiteindelijk en wil je iets kunnen, in de regio, ja, dan zal je moeten slopen, zal je moeten investeren in groen. Ja, en slopen kost een heleboel geld. Je ziet dat woningcorporaties hier in de regio, ja dat we hebben ingezien, dat er minder woningen op die markt moeten komen. Hier in Landgraaf heeft de corporatie heel hard aan die kar getrokken. Nu gaat het probleem zich langzaamaan verschuiven, 84
niet in de huursector maar in de koopsector. En dan kom je op een heel, heel lastig terrein. Particulieren die geïnvesteerd hebben in hun huis, in hun woning en een oudedagsvoorziening daarin zien. En als die zien van ja, je krijgt maar heel min voor je woning terug, dan verkoop je die niet. Dat is nu die grote opgave hier in ieder geval ook, hoe kunnen we daar een modus in vinden om ook die mensen tussen de oren te krijgen van, ja als we niks doen op die markt, ja dan gaat het heel snel achteruit en dan worden die woningen vanzelf minder waard. X: Ja, minder waard. Dat is de vicieuze cirkel waar je dan inkomt. Y: Daar lopen wij nu tegenaan, en daar hebben we nog niet de oplossing voor gevonden, dat zal een heel moeilijke worden. X: Ja, ik las geloof ik een tijdje terug, maar dat gaat denk ik ook, dat was ook op de corporatiestoel inderdaad. Hè, met die heffingen die zij moeten voldoen aan het rijk, dat ze proberen te schikken en dat ze het voor krimp mogen inzetten. Y: Maar ook daar zie je van ja, de overheid die is toch nog heel vaak heel erg gericht op groei. En die paar gebieden hier in Nederland die met krimp te maken hebben, en die worden allemaal afgerekend op de groei scenario’s. Groei je niet krijg je minder uit het gemeentefonds en noem maar op, loop je daar wel tegenaan. X: Dat vond ik ook wel het frappante toen ik-. Ik begon eigenlijk heel breed mijn onderzoek. Maar dat inderdaad alles zo georiënteerd is op groei, en dat dat echt in onze heel Westerse wereld eigenlijk een heel groot ding is, groei, en zo gauw daar een krimpscenario ontstaatY: Schieten we allemaal in de kramp. X: Ja, maar alsof ze bij de krimp niet een goed leven, een goede levenstandaard zou kunnen zijn. Volgens mij is dat absoluut wel het geval. Maar het is wel een ander soort denken ja, en dat denk ik ook ja. Y: Wij kennen hier in Landgraaf in principe drie wijken: Schaesberg, Nieuwenhagen en Ubach over Worms. En daar hebben we drie wijkontwikkelingsplannen gemaakt. Dus we hebben ook van onderop, van de mensen die er wonen in die wijken, gevraagd ‘Hoe zien jullie de wijk?’, ‘Wat willen jullie daar veranderd zien?’, ‘Hoe zie je het over twintig jaar?’. Dus dat is allemaal meegenomen en daar hebben we ook het plan op aangepast. Hier in Nieuwenhagen zijn we ook heel erg hard aan die kar aan het trekken, zijn we ook echt die plannen aan het uitwerken. En je ziet nu wel heel duidelijk resultaat, want de corporatie heeft toch wel woningen gesloopt. Daar komen groene parken voor terug. Maar op het moment dat het gesloopt wordt, waar er niks gebeurd is in de, ja de woningen zijn weg, maar er is nog niks, geen park, daar beginnen we nu aan. Maar je ziet al dat mensen zich al happyer voelen, ze beoordelen de wijk ook al veel beter, dat is, of ja goed dan zie je eigenlijk wel, ja dat de woonomgeving al beter wat meer een sociale veiligheid wordt. Ja, ze wonen prettiger in hun eigen omgeving. X: En dat is eigenlijk al voordat de sloop, of voor het moment dat de sloop plaatsvindt eigenlijk? Y: Ja, dan zie je al een stijgende lijn, dus mensen zien dat toch als, ja de eerste stap naarX: Er gaat iets gebeuren. Y: Ja. Bij dit soort mensen is wel vaak het gevoel zo van: ‘Yes, daar gaan we voor’. 85
X: Nou is het ook wel echt, leegstaande huizen zijn toch gewoon heel deprimerend. Y: Maar die stonden niet leeg hè. Er was geen leegstand, maar de woningcorporatie heeft die op een gegeven moment wel leeggehaald, en dan ontstaat er wel tijdelijk een leegstand, maar het was niet zo dat het al langjarig leeg stond. Of dat het verloedert of dat soort zaken. Maar daar hebben we dus vroegtijdig op geanticipeerd. X: Op vooruit, ja. Y: En je ziet dat dan een provincie ook erin meedenkt. Daar hadden we toen transformatiefonds voor, is hier al in Limburg, was dat al opgericht. Die hebben daar ook hun steentje in bijgedragen. Nu zie je dat in Limburg de overheid zich wat meer terugtrekt. Dat transformatiefonds dat bestaat niet meer, dat is leeg. En dus moet je nu weer andere ja, stromen van geld zien te vinden. Geld, daar draait het uiteindelijk allemaal om. Ja, in deze tijd met die decentralisaties waar een heleboel geld in omgaat, wat allemaal terugkomt naar de gemeente. Ja, dan zie je dat met name die harde sector, ja dan wordt daar het eerste weer op bezuinigd. En dat sociale ding, ja dan moet dan eerst goed op de rit komen. En dan ben ik wel een beetje bang dat net die goede weg, die we hebben ingezet, dat daar een terugslag inkomt. En dan moet je ze straks weer opnieuw gaan motiveren en bij de les krijgen. Dat is altijd natuurlijk, maar je ziet dan wel dat dat jammer is, dat je in die flow één keer zit en dan zou je mensen wat makkelijker mee kunnen krijgen, en dan word je toch een aantal jaren teruggegooid in de tijd. X: Ja, en hoe leeft het bij de mensen zelf in Landgraaf? Ervaren die ook echt het wonen in een krimpregio of is dat ja? Y: Ja, ervaren dat echt. Ja ik denk dat ze het wel ervaren hè. We zien nu bijvoorbeeld, ja er komt gewoon meer groen terug. De woningmarkt is wel wat makkelijker voor een huurwoning te krijgen en zo. Van de andere kant merken ze ook dat koopwoningen moeilijk te verkopen zijn. Ja daar merken ze wel dat je in een krimpgebied zit. En dat moet wel heel duidelijk worden, dat we daar in ieder geval iets aan moeten doen. X: En qua, want dan krijg je inderdaad een aspect als veiligheid en prettig wonen en zo, zie je daar nog hè, scoort daar Landgraaf bijvoorbeeld nog anders op ten aanzien van andere gemeenten? Y: Wij scoren daar best redelijk op. Wat dat betreft, ja ik omdat juist de mensen met die wijkontwikkelingsplannen de mensen meenemen en hun mening vragen en dat ze ook zien dat we daar wat meedoen. Ja, dat wordt dan misschien prettiger. X: Ja. En hoe pakken jullie dat aan zeg maar, dat meenemen van de mensen, wordt dat ook wel met social media gedaan of is dat nog echt van?Y: Nou, social media, dat zit nog helaas in de kinderschoenen. Daar is wel hier intern nu aandacht nu voor, maar dat is nog niet, hier nog niet echt het geval. Het gaat toch meer via de krantjes, folders. X: Enquêtes. Y: Enquêtes ja. We kennen hier ook allemaal buurtverenigingen, met wie we ook drie maandelijks om de tafel zitten, dus we weten wel heel goed hoe het in de buurt leeft. In een gemeente dat 37.000 inwoners groot is valt dat ook wel te overzien.
86
X: Het zijn nog aardig wat mensen. Y: Maar, ja goed, we willen wel heel erg graag in contact komen met die burger. En wij zijn nu ook op zoek om te kijken van hoe we in een openbare ruimte, hoe kun je mensen daar een stukje verantwoording geven. Daarin wordt, moet je ook denken dat bij een gemeente ook hier intern een heleboel moet veranderen. En dat is niet altijd even makkelijk voor iedereen. En daar waar wij al heel ver zijn met bewoners groepen en zo, zijn mensen die toch intern gericht zijn meer, ja die moeten die omslag ook nog maken. Die zeggen van: ‘Ja, ik moet daar wat doen, en moet daar nog allemaal wat doen, en zus voor doen’. Laat ze die haag gewoon knippen, wat maakt dat nou uit? Dat zijn dingen waar je dan tegenaan loopt, en ja, en binnen de gemeente zelf. Ja daar moet een hele omslag gaan gebeuren. X: Ja, dat kwam ik in de literatuur ook tegen. De overheidsparticipatietrap heeft mooie, en daar zie je inderdaad die stappen in. Volgens mij, ja Snoeker heeft daar een onderzoek naar gedaan een tijdje terug. In 2014 nog trouwens en die gaf ook aan dat dat in krimpregios’s heel veel, dat dat voor heel veel gemeentes nog moeilijk is om echt naar een andere rol toe te gaan. Op zich is dat, ja als je altijd in een bepaald stramien zit, dan is dat natuurlijk ook een omdraai en een proces. Y: Ja. X: Want zie je veel bottom-up initiatieven hier vanuit de burger zelf? Y: Je ziet ze wel, maar nog niet voldoende denk ik. We lichten ze er wel altijd uit. Ik kan er zo wel een paar noemen. Dan is een buurthuis toch in een wijk gekomen, omdat buurtbewoners dat heel graag zelf willen, terwijl wij gemeentelijk meer zeggen van we gaan clusteren en dingen bij elkaar brengen. Op iedere hoek van de straat kunnen we een buurthuis laten ontstaan. Terwijl die buurt zegt: ‘Wij willen en we zullen ons eigen buurthuis hebben’. Viel dat wel natuurlijk allemaal heel mooi samen met die krimp en daar is ook kans ontstaan. Eén woning bleef dan staan van de woningcorporatie, dus medewerking van de woningcorporatie, medewerking van de provincie, die daar ook in gefinancierd heeft. En zo kunnen zij op dit moment heel trots zijn op hun eigen buurthuis. En dat zijn ze ook, want ze kunnen daar van alles organiseren en er komt nu een parkje omheen. Dat is dan aan ons. De insteek is van wellicht kunnen we ze ook laten participeren in het onderhoud van dat park. X: Ja, precies. Y: Als we ze zover zouden krijgen, zou dat een heel mooi voorbeeld zijn. X: Ja, want dat zijn inderdaad de mooie voorbeelden, want zij weten beter wat er speelt, zien als er afval ligt, of als er een keer onkruid gemaaid moet worden. Y: Ja, en als ze het zelf moeten onderhouden dan is ook de neiging om daar vuil te storten of wat dan ook-. X: Die gaan daar anders mee om dan over het algemeen. Y: Zo werkt dat. X: Ja, en je ervaart het meer dus je bent ook blijer met het resultaat. Je bent uiteindelijk ook denk ik dan blijer met de buurt waarin je woont.
87
Y: Daar heeft krimp ook echt een kans voor die buurt, want het was een achterstandsbuurt toch wel. Dat mag je zo van de mensen zelf niet zeggen- Maar ze hadden het in die buurt best heel erg moeilijk. De woningcorporatie heeft daar heel veel woningen gesloopt. Die voldeed daar ook aan een aantal afspraken met gemeente en Parkstad en dat soort zaken. Ja, daar zijn gewoon heel veel stukjes bij elkaar gepakt en andere wijken zeggen nu ook van: ‘Ja, maar wij willen ook zo’n buurt zoals Achter de Haesen. Ja, maar dan moet je zien uit te leggen hoe dat daar is gekomen en ik kan niet zo zeggen dat we dat in iedere buurt doen, maar dit is echt van onderop, echt van de mensen zelf, omdat ze zo mee aan de kar zijn blijven trekken en er gewoon in geloofde dat dat lukken zou. Het heeft wel een aantal jaren geduurd, maar ze zijn er wel gekomen. Dus ja, vasthoudendheid is daar ook heel belangrijk natuurlijk. X: Ja, mooi voorbeeld inderdaad. Y: Ja. X: En de Green deal kwam ik tegen. Hebt u daar ooit eens van gehoord? Dat is vanuit de overheid, zijn daar middelen voor beschikbaar. Dat heeft vooral met verduurzaming te maken, dus verduurzamingstrajecten, maar dat kan heel erg divers zijn. En daar is dan geld voor beschikbaar om dat de faciliteren zeg maar, dus niet zozeer van: ‘Hier heb je een zak geld en dat krijg je van ons’, maar meer vanuit gemeentes om mensen aan de hand te nemen en te zeggen van: ‘Nou, waar loop je tegenaan en wat zijn de belemmeringen, misschien kunnen wij iets doen met de regelgeving’. Y: Dat zegt mij in principe niks. Ja, we vergroenen wel, ik was aan het denken aan vergroenen of zo. Het inrichten van de buurt. Hier op de Lichtenberg hebben ze ook een gezamenlijke tuin ingericht, maar ik moet zeggen, dat loopt toch hier niet echt. Ik denk dat dat in steden wat meer zou passen. We zijn laatst in Rotterdam gaan kijken. Daar zie je dan ook daktuinen, dat er groen op hè, groentetuinen ontstaan in dat soort gebieden. Hier moet je denk ik ook rekening houden dat er vaak grote tuinen bij woningen liggen. En als je dan een gezamenlijke tuin ergens maakt. X: Je hebt je eigen moestuin. Y: Je hebt je eigen moestuin nog, daarom, wat moet ik dan met die algemene moestuin? Dat ligt een beetje anders dan in de grote stad denk ik. X: Ja, dat zou wel kunnen ja. Ik heb daar wel naar gezocht ook, of ik wat initiatieven kon vinden, maar ik kon niet heel veel vinden. En als ik ze dan vond was het meer toch in Kerkrade, weer wat groter, en Heerlen inderdaad. Y: Ja, maar hier komt het niet, terwijl het toch wel vergelijkbare steden zijn hè. Maar hier in Kerkrade kom je het ook niet echt van de grond. X: Nee, ik heb volgens mij twee initiateven gevonden dus dat is, op de hoeveelheid mensen is datY: Nee, dat is hoe het bij de woningcorporatie werkt, daar krijg je dat soort initiatieven heel heel moeilijk van de grond. X: Is dat ook iets, organisch voedsel, leeft dat ook meer in de steden dan hier? Y: Ja, ik denk het wel. Wat ik net zeg, mensen wonen hier toch al wel, hebben wat meer ruimte om zich heen, grotere tuin en zien dan niet het nut van een algemene moestuin. Ja, ik denk dat in de
88
stad, dan tref je elkaar daar, dan heb je een praatje met elkaar. Hier is dat toch anders. Je hebt denk ik ook veel meer in het zuiden verenigingen, cultuur, dat soort zaken. X: Dat heb je echt veel meer inderdaad in het zuiden. Y: Ja, maar ze moeten een keuze maken denk ik dan. Ja, en daar hebben we dan geen tijd voor. X: Nee, het moet ook een toegevoegde waarde hebben natuurlijk, niet dat het per se moet. Even kijken, is dat nog hè, wat je merkt dat ze daar in grote steden wel veel meer behoefte aan hebben, in die grote steden, zoals in Amsterdam blijft het maar groeien. Ze moeten de daken op en dan inderdaad voor hun groenvoedsel. Is dat dan ook nog een kans zeg maar om hier duurzaam voedsel te verbouwen en dat naar grote steden-? Y: In Heerlen was zo’n initiatief, bij het CBS geloof ik hè, wilden ze dat, maar het is niet van de grond gekomen. Terwijl dat wel een kans, ik denk wel dat het een kans zou zijn. We hebben daar nog veel leegstaande kantoorgebouwen, grote kantoorgebouwen. CBS was een heel groot kantoorgebouw, dat zou daar een goede invulling kunnen zijn. Het moet natuurlijk wel allemaal betaalbaar blijven. X: Ja. Y: Je moet het daar wel kunnen afzetten. X: De afzet moet je hebben inderdaad. Y: Kleine initiatieven heb je in Heerlen wel, één kleintje, maar verder niet echt. Hier richten ze zich toch meer op de gezondheidszorg en toerisme. Dat is voor ons in deze regio het hoogst. Waar we ook denk ik in de toekomst nog iets kunnen uitbreiden. X: Ja. En hier heb je, maar dat zit volgens mij in Venlo, een Greenport, zich richtend op technologie, maar dat is meer weer een ander deel. Y: Dat deel, dat is echt Midden-Limburg. Daar speelt dat eigenlijk. Ja, noord, midden, zuid, het zuiden is toch meer denk inderdaad, het administratieve daar willen ze op in gaan zetten, administratieve ondersteuning, toerisme en zorg. Dat zijn toch drie zaken die er bovenuit springen. X: En ik ben hier door de-, ik weet niet waarom ik eigenlijk hier zo naartoe reed, ik ben een heel stuk nog de A2 af, maar hij ging op een gegeven moment wel voor Brunssum eraf, en ik ben helemaal door, in Duitsland ben ik nog geweest. Ik weet niet, soms volg ik die TomTom ook blind. Maar er is natuurlijk wel heel veel landoppervlak. Y: Het bouwen an sich is niet logisch hè. Hier in Parkstad is het wel een minpunt hier in deze regio. Daarom hadden we ook ingezet op die binnenring en op die buitenring. Velen van ons hopen dat die er komen gaat en een aantal niet. Er is een klein groepje watX: Is dat wat milieutechnisch dan meer-? Y: Ja, maar dat vind ik persoonlijk lastig. De meerderheid kiest dan daarvoor, maar een kleine minderheid kan dan toch altijd bepalen nog, ja of bepalen, maar ze willen het vaak zo lang tegenhouden, dat je achter de feiten aanloopt.
89
X: En dat is het vervelende, als het nou helemaal niet door zou gaan dan zou het, mensen rekken het alleen maar ja, en dan duurt het soms wel tien jaar inderdaad voordat er iets komt, en dan is het inderdaad als mosterd na de maaltijd. Y: En dan kost het veel meer, en dan gebruiken ze dat ook nog wel als argument. We kennen hier de Korenwolf, een industrieterrein aan de Duits-Nederlandse grens, dat was uniek eigenlijk in de regio. Doordat er sprake was van de korenwolf is dat hele plan, uiteindelijk wel doorgegaan, maar op zo’n achterstand gekomen. En dat zou wel een heel goede ontwikkelingen zijn voor deze regio. We liggen hier centraal, België, Duitsland, ja dat zou je eigenlijk veel meer moeten gebruiken. X: Ja, ik zag ook onderweg hier ergens inderdaad een enorme, een enorm logistiekscentrum, European .., ik weet niet meer hoe het heette. Dat was bij de, hoe heet dat nou, bij Nedcar daarachter. Toen dacht ik inderdaad ja. Y: We liggen hier an sich heel gunstig en ik denk dat dat de kracht op het moment nu met de spotjes, in het begin had ik zoiets van ‘je moet er maar wonen’? Het klonk in eerste instantie wat negatief, maar ik ben er nou wat meer aan gewend aan die reclame en er komen ook weer andere spotjes bij en zo. En dan denk ik van, ja goed, er is toch de ruimte, onderwijs is redelijk geworden, kans op goedkoop wonen. X: Absoluut. Y: Dus dat zijn ook weer de kansen hier in deze regio. X: Want ja, misschien is er eigenlijk een hoop nieuw, maar ik zit even te denken. Is er een reden waarom al die jonge mensen wegtrekken, dat is toch de stad, die trekt aan. Y: Ik denk het wel ja. Ja dan studeer je ergens anders en blijf je hangen denk ik. X: Ja, ik heb het zelf ook in Utrecht, terwijl ik in een klein dorpje in Brabant opgegroeid ben. Y: Mijn dochter woont hier, die wordt nog vijftien, ‘Hier is niks te doen, wat moeten we hier’. Ja, zo van. X: Het is natuurlijk niet helemaal waar. Y: Het is niet waar, maar. Ja goed in de Randstad ligt alles dichter bij elkaar hè, er is altijd wel wat te doen. Hier moet je naar Maastricht of naar Aken. X: Ja, maar als je het over reistijden hebt, ja ik wil nooit meer Utrecht uit. We werken alle twee in Utrecht en het is helemaal niet praktisch, want je hebt met files te maken. Al woon je harstikke dichtbij, je staat zo een uur in de file. Y: Ja, dat is ook zo. Dat ziet men dan niet hè. Daar is de grote show, dat soort dingen. Ja dat horen ze, dat zien ze op de televisie. Terwijl we hier ook een heleboel te bieden hebben. Ook over de grens, Aken, Luik. Je zit overal toch vrij dichtbij. X: En de Hogeschool Zuyd. Y: Hogeschool ja. Maastricht Universiteit.
90
X: Er zijn ook veel leuke projecten daar ook. Daar is gekeken ook wat ze hebben met de krimp, daar haken ze ook heel erg op aan, omdat er welY: Waar Maastricht? X: Nee, in Zuyd, in Heerlen. Die woonwijk die zeY: Die worden daar ook bij betrokken. X: De productie van duurzame grondstoffen, is dat een kans voor hier? Y: We zetten wel op duurzaamheid hier, ook met het mijnenwater dat we hebben, met name in Heerlen speelt dat een grote rol. Ja met zonne-energie, windenergie. We willen toch in 2040 energie neutraal hier zijn. X: Parkstad? Y: Ik ben daar niet helemaal in thuis, maar lopen we wel in voorop in die zin, dat we weten wat er hier eigenlijk wegvloeit aan energie. Gewoon mensen die stoken moeten en dat soort zaken, en als je dat gaat omzetten en woningen beter gaat isoleren, dat soort zaken. Of als je met zonne-energie en windenergie, dat is allemaal precies uitgerekend, voor wat we zouden moeten aanleggen hier in Parkstad. Ja, dat we dan in 2040 inderdaad energieneutraal zouden kunnen zijn. En als we hier in Landgraaf zeggen van nou: ‘Windenergie is voor ons niet aan de orde’, is ook niet aan de orde in verband met Awacs en dat soort zaken. Ja dan zal je aan een ander knopje moeten draaien, dan moet je inzetten op wat meer zonne-energie. Die projecten lopen nu ook, daar zijn we hier in Landgraaf ook hard aan het timmeren aan die weg, zonne-energie, zonnecollectoren op daken leggen en daarmee de CO2, ja dan kun je CO2 niet meer reduceren, maar doordat je mensen bewustmaakt van nou ga met die zonne-energie aan de slag op je eigen dak. Desnoods leggen we ze op grote hallen en dat soort. SnowWorld zijn we ook van plan, om daar wat mee te doen. Dat dat gevolgen heeft voor de CO2 uitstoot. We gaan mensen een stukje ontzorgen, wij zeggen gewoon: ‘Hier, dit bieden we aan, dat gaat jullie minder in kosten zijn’. Het zijn heel duidelijke projecten, die zullen nu ook in Parkstad uitgerold gaan worden. Ja, het is wel een heel leuk project. Vorige week zijn de eerst zonnepanelen op de daken gelegd. X: Dat is mooi. Y: Daar is ook veel interesse door de mensen moet ik zeggen. X: Ja, toevallig twee weken geleden bij mijn eigen ouders, lagen er ook in één keer zonnepanelen op het dak. Je ziet het wel, veel mensen doen het. Volgens mij wordt ook geïnvesteerd door universiteiten, omdat het dan nog mooi te maken en te verwerken in materialen, maar dat is natuurlijk allemaal weer een stap verder. Dus ja, op die manier wel verduurzaming. Y: Ja, er is wel aandacht voor. Woningen energie neutraal maken, woningcorporaties zijn daar ook heel hard mee bezig, willen het ook in de particuliere markt inbrengen. Zo woningen ook wat makkelijker straks weer verkocht hebben. X: Dus dat is nog wel een kans voor Parkstad, iemand noemde het de groene race zeg maar, maar die verduurzaming? Niet een race, maar het feit dat we steeds maar gaan verduurzamen. Als je daar natuurlijk in vooroploopt, heb je ook kennis die je weer kan delen met andere delen van het land. Of Duitsland, België. 91
Y: In Duitsland loopt men daar wel heel erg mee voorop hè, met zonnepanelen. Maar daar wordt het ook flink gesubsidieerd, dus dat is een andere vorm. X: Dat is anders inderdaad. Y: Regelgeving maakt het ook weer moeilijk om coöperaties op te richten en dat soort zaken, want dan moet je belasting, btw en noem maar op, het wordt vaak een heel ingewikkeld verhaal. Dus dan moet je allerlei dingen, ja regelen voordat je er zelf voordelen van hebt. Dat maakt het eigenlijk voor ieder mens van: ‘Daar begin ik niet eens aan’. X: Ja, want dat was ook één van de dingen die ik opgeschreven heb van regelgeving, is dat te verruimen? Eigenlijk zeg je nu dat is inderdaad een kans, want dan zouden dingen makkelijk van de grond kunnen komen? Y: Zelf als gemeente kun je daar inderdaad in bijdragen, bij bestemmingsplannen of zo. Vooraf daar rekening houden welke ontwikkelingen willen we daar, en willen we niet? Daar kun je wel een beetje in sturen. Als je dan toch weet dat er veel leegstaat in winkels en dat soort zaakjes, en er komt een nieuw bestemmingsplan, dan kun je daar wel die bestemming uit proberen weg te poetsen, zeggen wij. In die aanloopstraten naar winkelgebieden, dat je daar gewoon geen winkels meer wilt hebben. Dat je die dan meer in het centrum zet, en daar op die manier een beetje probeert te sturen. Van de andere kant zitten we hier wel ook met afspraken, zoals met het woninggebeuren. Als je één woning wilt bouwen, moet je ook één woning slopen. Je moet wel iets hebben wil je die afspraak hier in de regio maken, en daar houden we ons wel heel goed aan. X: Oké. Y: En dat maakt het voor mensen wel een paar keer lastig. Dan denken ze nog een bouwkavel te hebben en dan willen ze wat bouwen, en dan mogen ze niet bouwen. Daar willen ze dan een bouwbestemming op hebben. De afgelopen week zijn twee mensen hier geweest. Ja wij willen daar graag een bouwkavel van maken en daar kan dan de vergunning aangepast worden, en dat moet je mensen gaan uitleggen ja, dat die tijd voorbij is. En dat is wel vaak voor mensen, eigenlijk een stukje eigenbelang, lastig te begrijpen. Ja goed, we zitten aardig in de race. Zo heb je dat ook met winkelpanden, als je daar de bestemming winkel afhaalt en je zegt wel wonen, dan voeg je eigenlijk weer een woning toe hè. En dat is dan weer tegenstrijdig aan de afspraak die je hebt gemaakt van één woning toevoegen betekend ook één woning afbreken. Dat is wel lastig dan omdat daar twee heel andere facetten eigenlijk om de hoek komen kijken. Je wilt je leegloop en je verloederingen in die aanloopstraten tegengaan. Maar je wilt ook niet teveel woningen toevoegen aan de mark en vaak zijn dat zo’n grote panden, dat je niet helemaal van boven naar onderen wilt wonen. Dus dat je benedenX: Dat het meer appartementen worden. Y: In Sittard-Geleen is de regeling, hoe heet de regeling nou? Nou, in ieder geval moet je 40.000 euro dacht ik betalen, wil je er een woning van maken. Dus dan moet je eerst in een potje, Statiegeld Regeling heet dat. Daar dachten ze de kip met de gouden eieren te hebben gevonden, maar nu blijkt toch wel dat dat ook meer een slot op die ontwikkelingen komt. X: Ja, want dat is natuurlijk toch wel een investering. 92
Y: Dan heb je een kantoorpand leeg liggen en daar wil je vijf appartementen van maken, dan moet je vijf keer 40.000 euro eerst in een potje doen en dan pas mag je aan die ontwikkeling beginnen. Geen ontwikkelaar die daaraan begint. Hier is men dat ook van plan, ja niet in die grote mate, maar wel zo van ja, 10.000 euro als iemand wilt gaan bouwen, die moet daar eerst 10.000 euro in een potje doen en dan zou dieX: En je zou dan nog kunnen-, inderdaad mensen die gaan bouwen op een vrije kavel, dat is natuurlijk gewoon echt iets bewust neerzetten. Bij herontwikkeling.. Y: Bij een herontwikkeling moet jeX: Dat zou ik inderdaad eerder stimuleren. Y: Nu gaan ze kijken of ze die statiegeldregeling ook hier in Parkstad kunnen invoeren. Ik vind het een beetje tricky. X: Ik snap de gedachtegang erachter, maar van de andere kant zou dat ookY: Met name omdat die koopmarkt hè, daar zit gewoon een knelpunt, daar komen we niet doorheen, en we hebben geen geld om de hele straat op te kopen van particulieren. Dus de filosofie zat er dan achter van dan kunnen we met het geld van particulieren in het potje, dan kunnen we één woning, twee woningen hè, maar zo makkelijk gaat dat niet. X: Nee, en dat is natuurlijk met al het geld ophalen. Ik denk dat er gewoon heel veel dingen van onderaf moeten gebeuren en dat mensen inderdaad zelf de kar meer moeten gaan trekken als er geen geld vanuit de overheid is. En dat is ook een bewustzijn slag die je moet maken natuurlijk. Y: Bij woningen ligt dat gewoon heel erg- Heel gevoelig. Dan heb je je spaarcenten en alles ingestopt en vervolgens krijg je er dadelijk niks meer voor. Dat is wel een heel slechte investering toch? X: Absoluut. Dan moet je het meer gaan zien als object waar je gewoond hebt, en niet als investering inderdaad. Ja, als gebruikersgoed dan alsY: Als je het ziet als huren, zo zitten mensen daar niet in de wedstrijd. X: Nee, klopt ja. Uitdaging. Y: We hebben wel de IBA hè, de Internationale Bauausstellung. Die is van Duitsland over komen waaien. En daar willen we wel van die bottom-up projecten van de grond zien te krijgen, dat mensen ook weer gaan investeren in hun eigen regio, met nieuwe dingen komen, en dan ook weer trots worden op hun regio. En dat het van daaruit zich dan blijft door ontwikkelen, dat is eigenlijk de insteek van IBA. X: Ja, ik ben erg benieuwd hoe dat gaat lopen. Interessant project. Y: Wij ook. Het is wel bedoeld dat onderop vanuit bedrijf en burgers initiatieven ontstaan die de regio op de kaart zetten. X: Ja, in Duitsland is het erg succesvol dus.
93
Y: Wij hebben hier twee projecten ingebracht, dus die Schaesberg, die gaan we, je kent het? X: Ja, ik ken het wel. Y: Misschien wel straks, maar het is de bedoeling, want het is helemaal vervallen en het is weer de bedoeling om dat in oude glorie te herstellen met oude materialen op de ouderwetse manier met takelmachines. Maar je goed, dat is een initiatief, dan hebben we de Wilhelminaberg, daar zit SnowWorld daar willen we dan zonnepanelen opleggen. Daar willen we de berg zelf weer wat cachet geven en ja dat mensen daar ook op kunnen vertoeven en verblijven. En Play4Power, dat is wel een heel leuke. Dat zijn vier jongens van de middelbare school en die hadden bedacht dat met speeltoestellen, speeltuinachtig, energie konden op ontwikkelingen en daarmee ook de trap konden verlichten. Dat soort initiatieven en dat is wel een leuk initiatief. Moet je maar eens opzoeken, Play4Power is dat. En die ontwikkelen dat nu door. Dat zijn vier heel jonge gasten en die zijn heel, heel enthousiast. Dat is heel aanstekelijk. Als je ziet hoe die daarmee omgaan. X: Heel creatief zo te horen. Y: Ja. Heel leuk om te zien. X: Ja, dat zal ik eens opzoeken ja. Y: En dat is echt heel bottom-up, van de jeugd, dat vind ik wel leuk. X: Ja, dat ga ik eens bekijken ook. Ik heb nog een laatste puntje, volgens mij is dat het inzetten van het grijze kapitaal. Y: Onze ouderen. X: Ja, onze ouderen. Y: Ja, goed daar wordt al een heel groot beroep op gedaan en hier in het verenigingsleven zie je dat, in de mantelzorg, bij de kleinkinderen en dat soort zaken. Je ziet dat daar gewoon heel veel gebeurt. Het vervelende vind ik dat je vaak ziet dat er geen, hoe zeg je dat op z’n Nederlands, geen opvolgers zijn hè. Die zitten in verenigingen, zijn daar secretaris, voorzitter of whatever. Maar je ziet dat dat langzaam begint in te kakken. Dat er geen opvolgers zijn. Ik vind toch wel dat dat met name in die vrijwilligerswereld, dat je toch wel ziet dat daar, ondanks dat wij veel ouderen hier hebben, dat dat langzaam aan steeds moeilijker begint te worden. X: Ondanks, ja er is toch eigenlijk een hele golf grijze mensen zeg maar bijgekomen. Y: Ja, vanaf wanneer ben je grijs? X: Ja, na de pensioenleeftijd. Y: Vaak zie je dan nog heel actieve mensen. X: Precies, daarom.
94
Y: Maar die willen dan ook nog eens een beetje gaan genieten, uiteindelijk dan. Dat is toch een generatie die nu komt. Ze zijn toch nog wel wat op zichzelf gericht hè. Dat ze leuke dingen willen doen, wereld ontdekken. X: Oppassen. Y: Oppassen, ja. X: Maar dat is dan wel weer een mooi stukje mantelzorg natuurlijk. Y: Maar die trend zie ik wel. Maar op de één of andere manier zal je daar ook wel meer een beroep op moeten gaan doen. Maar of die zich daar toe geroepen voelen, het is toch een groep die altijd goed voor zichzelf heeft kunnen zorgen hè. Ik weet niet of die ook zo makkelijk klaarstaan voor die anderen. Maar dat is persoonlijk. X: Ja, ik had er zo eigenlijk nog niet over nagedacht, maar het is wel waar inderdaad. Het is een groep die veel gaat reizen, die denken nu is het mijn tijd. Y: Ja. Die ook zo opgevoed zijn hè. Zo van: ‘Jij bent belangrijk, ik ben belangrijk’ en die zijn in een heel andere tijd groot geworden. Waar heel andere zaken ook belangrijk waren. Verdienen, carrière, dat soort dingen denk ik dan. Dus er blijft maar een klein groepje over. X: Ja, toch wel een interessante doelgroep die je dan toch nog op één of andere manier moetY: Moet triggeren om ook een steentje bij te dragen. X: Want het is inderdaad zonde voor het verenigingsleven en al dat soort zaken. Y: Maar je ziet ook hier hè, dat het verenigingsleven, dat die leden ook minder worden hè, en dan ook aansturen van, ja dat gaan dan samen. Dan heb je allerlei bestuurtjes en allerlei koninkrijkjes. Ja, en dat zag je hier ook bij woningcorporaties, want iedereen had zo zijn eigen ding. En moesten die samen, dat was toch wel lastig. Nee, het is niet zo gemakkelijk, en dat is wel jammer, want ja menigeen die nu groter wordt, die zou het niet zo interesseren of ze bij de harmonie van de huppelepup of bij de harmonie van die hè. Als ze maar muziek kunnen maken, denk ik. Ik denk dat wij zo in de wedstrijd zitten. X: Ja, muziek en leuke mensen. Y: Ja, maar die generatie die daar nog de scepter zwaait, die zit anders in de wedstrijd en dat is hun cluppie en dat moet draaien. Als je dan ziet dat ze samen ergens in een clubgebouw zouden moeten en multifunctionele zalen hebben en dat er afstemming moet zijn wie er op vrijdag hè, want vrijdag is natuurlijk de leukste dag om samen-. Dan zie je tegen wat voor problemen je aan gaat lopen en waarom de samenwerking met twee fanfares of twee harmonieën lastig is. Tegen dat soort dingen lopen we wel aan. We kunnen niet meer voor iedere fanfare een zaal geschikt maken en daar wordt nu ook wel een beetje voor komend jaar een discussie over het accommodatiebeleid. Willen we daar een zwembad, ja dan kunnen we geen harmoniezaal. X: Keuzes maken. Y: Keuzes maken, ja. Dat is wel lastig. Voor de politiek is dat lastig. 95
X: Dan denk ik ja, een zwembad is moeilijker vanuit mensen zelf te realiseren. Een plek om met zijn allen muziek te maken, dat is ook nog wel iets wat hè, vanuit de mensen zelf zou kunnen. Y: Ja, maar goed, je hebt de zorgplicht als gemeente, die hebben wij om muziekgezelschappen ergens te kunnen laten spelen. Ja, met dat gegeven zit je gewoon en dat probeer je natuurlijk naar ons toe uit te spelen. Ja je wilt niet weten wat ze allemaal willen. X: Ze houden hier wel van die gemeente die reguleert, in dat geval. Y: Ja, je zult wel moeten, want zorgplicht, je kunt dat spelen, maar moeten er allerlei toeters en bellen aanhangen of niet. Als er geen geld is worden die toeters en bellen steeds minder natuurlijk. En dan wordt een beroep eigenlijk gedaan op het eigen initiatief, doe dan zelf ook iets. En ik denk wel dat dat hier in deze regio anders is dan in het noorden. Hier heeft men toch meer te neiging om achterover te leunen, van: ‘Voor ons wordt gezorgd’. En ik denk in het noorden van het land is het toch meer we pakken zelf wel het initiatief en we laten ons niet zeggen hoe het moet, maar wij bepalen. Hier is toch denk ik, vanaf de mijnen eigenlijk wel hè, daar werd gezorgd, in de kerk gezorgd. Voordat je een cultuuromslag hebt, ben je twee generaties verder. Dat gaat niet zo snel. X: Dat gaat niet zo snel, nee. Y: Komt er wel, ben ik ook van overtuigd, maar we hebben wel nog een lange weg te gaan. X: Ja want volgens mij biedt deze regio gewoon inderdaad met de ligging ten opzichte van Europa, biedt dat best wel veel kans. Y: We moeten veel trotser zijn, zeg ik wel eens. Niet klagen, niet doen. X: Zo’n mooie regio. Y: Ja, vind ik ook. Dan hebben we nog wat werk hè hier. X: Dat houd je altijd. Y: Maar met de IBA denk ik dat we ook wel op de goede weg zijn. Hopen dat daar een paar leuke projecten uit komen. Dat mensen ook zien dat ze zelf iets van de grond kunnen krijgen en dat triggert misschien wel anderen. X: Dat zou aanstekelijk moeten worden. Ja, een leuk project. Ik ben erg benieuwd hoe dat zich gaat ontwikkelen. Volgens mij heb ik mijn lijstje, ik heb ze niet afgevinkt, maar wel doorlopen. [Er wordt een presentatie van een wijkontwikkelingsplan doorgebladerd] Y: Wat je zag op de Lichtenberg. Je hebt twee jaar geleden, op de Lichtenberg, daar waren nog in de provincies geld en zo toen beschikbaar. Dan krijg je nog wat van de grond, ook woningcorporaties. Nu met die ontwikkeling dat de overheid zegt, woningcorporaties terug in je hok, ga vooral voor huren en bemoei je je nergens mee hè. Die discussie. Dan zie je nu dat in andere wijken die woningcorporatie inderdaad terug gaat zitten en zeggen van: ‘Ja is niet onze taak, wij worden ook gekort gemeente, jullie gaan maar de regie voeren en we kijken wel of we ergens aanhaken’. Dat is een heel ander uitgangspunt, dat je samen-
96
X: Ja, volgens mij worden ze gekort omdat ze, niet allemaal natuurlijk maar dat natuurlijk echt in het verleden heel veel, ja eigenlijk ondernemer zijn geweest. En toen zouden ze juist wel voor die wijken en daarvoor moeten zijn zeg maar. Maar ook daarin zat een omslag weer in het denken natuurlijk, want ze hebben een tijd gewoon een ander beleid gehad. En dat het nu weer op een andere manier vormgegeven worden, dus dat is ook voor woningcorporaties denk ik zoeken. Y: Ze zijn er ook mee gebaat als een wijk, als de mensen daar prettig wonen, weinig in- en uitstroom is. Dan heb je nog weinig kosten. X: Ja, absoluut. Ze zelf is een keer wat doen aan een woning zeg maar. Ja, dat scheelt allemaal geld. Y: Ik weet niet of je er wat aan hebt. X: Ja, ik ga dat gewoon eens even rustig doorkijken. Y: Ja, dat was ooit. Dan halen we uit, in de wijk op hè van mensen van ja wat willen jullie, wat zien jullie als verbeterpunten, wat zijn de sterke punten? Dit ligt nu helemaal op de schop hier dit gebied. En dan zie je wat getallen wat er gesloopt moet worden en dat soort dingen. Dat wordt dan heel duidelijk in kaart gebracht. Wij moeten 723 woningenX: Dat is best veel. Y: Ja, en er zijn er al een heleboel gesloopt. X: Want hoeveel zijn er tot nu toe gesloopt ongeveer? Niet op de woning nauwkeurig maar ongeveer? Y: Nou, ik denk toch wel dat er een 600/700 gesloopt zijn. Nee nog meerdere, 800 woningen zijn zeker wel gesloopt. X: Dat tikt nog wel aan, veel ja. Y: Wij hebben daar ook voorop in gelopen. Met name ook die woningcorporatie wat ik al zei en dat is dan jammer als je dat niet kan blijven doorzetten, dat je daarin geremd gaat worden. Ja, door allerlei ontwikkelingen is het ook wel weer te begrijpen, maar van de andere kant, wat je aan het begin zei, je zit dan in die spiraal en ja eerst ging je naar boven en nu ga je weer naar beneden. Dat is wel jammer. X: Want kan het niet als kans gezien worden- de decentralisatie? Dat je dan juist weer, dat je meer zelf in de melk te brokkelen hebt? Dan heeft dat vooral ook financieel-? Y: Financieel heeft dat flinke impact en ik denk over een jaar of drie/vier, dan is het allemaal wel duidelijk welke kant we op gaan en wat het kost en wat erbij moet of niet bij moet. Maar nu is het gewoon even ook voorzichtig zijn, want we hebben grote tekorten en die moet je op een andere manier zien te dekken. Dan zijn wij geen armlastige gemeente hier in Landgraaf hoor, absoluut niet, we zijn een heel gezonde gemeente, en dat wil je ook zo houden. X: Ja, uiteraard.
97
Y: Dus we zijn voorzichtig, maar ja, dat soort plannen op dit moment. Eerst zeggen we de decentralisatie willen we goed op de kaart hebben staan. Het sociale welzijn van de mensen daar gaan we wel in investeren. Maar ja, het is maar hoe je het bekijkt van welke kant, wat belangrijk is. X: Dit is eigenlijk toch alle twee belangrijk, dat maakt het lastig. Y: Ja. [Onderbreking] Y: Ja je ziet ook dat grote bedrijven, bijvoorbeeld de Lidl of zo hè, die willen bijvoorbeeld buiten het dorp of de stad of zo, het liefst aan een snelweg, een industrieterrein of zo zitten, zodat ze de trees allemaal in de auto kunnen doen. Die willen niet meer in het dorp zelf hè. Ja belangrijk is dan dat gemeenten denk ik wel samen dat kringetje sluiten en niet dat ze in Heerlen zeggen van ja daar heb je toch even over de grens. Dus samenwerken en afspraken maken en je er ook aan houden hè, dat is wel heel erg belangrijk. X: Ja, maar daarom is Parkstad, ja volgens mij een mooi initiatief, omdat je dan daar afspraken over kan maken en dat het niet inderdaad, dat jullie als gemeente Landgraaf de mensen pikken van de gemeentes ernaast of inderdaad zorgen dat die Lidl bij jullie komt of net niet. Y: De andere daarmee een probleem opzadelen. X: Ja, want daar is het gewoon teveel verweven met elkaar voor. Y: Ja, en daar zijn wij inmiddels al lang en breed achter en dat is dan ook wel de kracht, dat moeten we gewoon vasthouden- Het is ook niet belangrijk dat een bedrijf, of dat nou hier in Heerlen of in Kerkrade terechtkomt, als het maar in de regio terechtkomt. X: Dat geeft spin-off en dat geeft weer werkgelegenheid. Y: Ja, zo moet je denk ik in de wedstrijd zitten en je moet elkaar wat gunnen en dan kom je er wel denk ik. X: Nou ja, wat ik zie zeg maar bij het bestuderen van alle mogelijke bronnen en zo, dan denk ik wel dat er gewoon goede stappen gemaakt zijn inderdaad. Y: Ja, laatst hadden we één of andere bijeenkomst en er kwam een voorbeeld van hoe je met elkaar afspraken moet maken en met die wijkontwikkelingsplannen en zo. En we zaten hier in Zuid-Limburg en ze komen met een voorbeeld van Zeeland. Ja, dan denk ik van waarom pakken ze dan Parkstad niet. Dat is toch een mooi voorbeeld, waarom zoek je het dan-, dat begrijp ik dan niet. Dat dat toch buiten de regio nog niet voldoende bij andere op het netvlies zit en of we daar beter in moeten gaan vormen en zo, beter wegzetten ook naar buiten toe. X: Ja, of is het juist te dichtbij. Y: Ja, dat zou ook kunnen. Maar je hebt het dan over heel Zuid-Limburg en de provincie die organiseert dat en dan pakken ze een voorbeeld uit Zeeland. In je eigen provincie een heel mooi voorbeeld hoe het moet en hoe het kan, en dat vind ik dan wel jammer.
98
X: Ja, dat is inderdaad een aparte keuze. Y: Maar goed. X: Ja, dat is wel een begrip zeg maar en ook wel iets waar je toch wel-. Y: Ja, hoor je dat wel Parkstad, of? X: Ja, precies, misschien is het dat zeg maar-, gewoon bij mij leeft dat wel. Maar ook als je gaat kijken tijdens mij literatuurstudie zeg maar, dan kom je daar toch wel bij uit dus. Het zou wel een logisch voorbeeld moeten zijn. [Hier eindigt het interview]
99
Bijlage IV: Interview dhr. van Niet Interviewer Respondent Datum Tijdstip Totaal aantal minuten
mevr. S. Noij dhr. J. van Niet 12 januari 2015 14:30 01:05:55 minuten
X is de interviewer Y is de respondent [Inleiding op het interview] Y: Ik ben programmamanager herstructurering wonen. Ja herstructurering heet het officieel. En tegenwoordig ook nog secretaris van de bestuurscommissie, dat heeft meer te maken met de gemeenschappelijke regeling. Wij zijn een gemeenschappelijke regeling van de acht gemeentes en men heeft er voor gekozen laat maar zeggen om de bevoegdheden op het gebied van wonen voor een groot gedeelte op te dragen aan de regio. En ja goed, ik ben als programmamanager verantwoordelijk om alles wat daaronder valt te regelen, daar komt het eigenlijk op neer. En we hebben ook een programmamanager ruimte, en ik zie het altijd een beetje zo ik doe met name de opstal en hij houdt zich meer bezig met ruimte. En dan hebben we ook nog de economische poot laat maar zeggen, en dat zit meer op het snijpunt, dat raakt ook wel vastgoed, maar er zitten ook bedrijventerreinen in. Maar ook leisure en toerisme en dat soort dingen. Dus en goed, mijn achtergrond. Ik ben zelf jarenlang projectontwikkelaar geweest en vandaar dat al die studies mij wel wat zeggen. X: Hier? Y: Nee, door heel Nederland. Want ik woon pas sinds 2006 in Limburg, maar daarvoor heb ik onder andere voor de bank gewerkt, die bestaat niet meer inmiddels. Zoveel ontwikkelaars. En in Limburg heb ik bij 3W gewerkt, ING, of ja een deel van de portefeuille is ING. En ik heb nog drie jaar als gebiedsontwikkelaar in Kerkrade gewerkt, en dat was eigenlijk ook waarom ik hier terecht ben gekomen, als programmanager dan. Dus ik was tot 2008 projectontwikkelaar maar ik zag al een beetje dat het niet helemaal zo zou gaan in de toekomst, dus ik dacht van nou? En toen dacht ik van nou krimpen is eigenlijk wel een heel interessant thema, dat zal wel de nieuwe toekomst zijn. Dat had ik blijkbaar wel redelijk goed voorzien, dus toen had ik de functie gebiedsontwikkelaar aanvaard bij een woningcorporatie. Dat heb ik drie jaar gedaan, dat was super interessant. En toen ben ik eigenlijk hier terecht gekomen toen destijds de programmamanager wegging. Ze zochten vooral iemand laat maar zeggen die ook de verbinding kon leggen tussen, ja hoe laat maar zeggen in de uitvoering ook dingen uiteindelijk echt gaan. In van plaats van vanuit beleid, er worden altijd van die dikke beleidsstukken geschreven, maar dat is nog lastig zat hoor merk ik wel. Maar, dus dat is interessant en het was voor mij ook een hele nieuwe wereld. X: Ja, het loopt anders allemaal. Oké, leuk. Ik denk dat ik dingen heb die je waarschijnlijk misschien beter aan één van de collega’s kan vragen, maar ook dingen die wel aansluiten. Dus we kunnen kijken hoe en wat zeg maar. Want vanuit, nu ben ik daar wel benieuwd naar, vanuit het opstal zeg maar, welke projecten ben je nu echt daadwerkelijk mee bezig? 100
Y: Nou formeel doen we eigenlijk geen projecten meer, maar laat maar zeggen we hebben nu met de nieuwe gemeenschappelijke regeling-. We zijn eigenlijk formeel alleen maar een beleidsorganisatie nog, dat was vroeger niet. We hebben net een reorganisatie achter de rug met een hele hoop mensen die weg zijn gegaan. Het idee was altijd dat er ook een hele uitvoeringsorganisatie zou komen maar dat heeft men los gelaten. Ik denk ook wel dat het op zich terecht is. Maar wat doe ik op dit moment en waar houd ik me mee bezig? Dat is enigszins de plancapaciteit, daar zijn we nog steeds mee bezig om die in de teugels te krijgen laat maar zeggen. Ik was toevallig net een presentatie aan het maken voor, ik moet in Maastricht Heuvelland, een andere regio veertien januari presenteren voor de Raden van hoe dat hier helemaal gegaan is van 2005 tot anno nu. Er waren ook 12.000 plannen, 12.000 woningen aan plannen. Het zijn er nu nog 1.860 en die hebben we ook nog opgedeeld. Dus dat is een belangrijke taak. Daarnaast is natuurlijk het ja, het afstemmen tussen gemeentes. Als er nieuwbouwplannen komen en dat soort zaken, dan- We beoordelen ook allerlei toevoegingen die hier komen, of dat nou wel verstandig is of dat nou niet verstandig is. Ja, ik ben nu bezig met name om een programma voor particulier bezit te maken, want we zien eigenlijk wel een hele duidelijke verschuiving van het huursegment in de leegstand naar particulier segment. Dat is veel ingewikkelder om het aan te pakken. Vooral financieel, dus ik ben al aan het praten met NHG en allerlei partijen om te kijken, kunnen we daar dat programma van ons wat vaart erin zetten? Woon en zorg is een heel belangrijk thema, laat maar zeggen het langer zelfstandig thuis wonen, dat gaat invloed hebben op van alles, de decentralisatie denk ik. Nou ja goed, ik zit in het directeurenoverleg van de corporaties, dus monitoring doen we, hoe hangt het erbij? En ja goed, dat is natuurlijk ook nog de platformfunctie zoals wij dat zo mooi noemen. Ik moet ook faciliteren, ik ben de secretaris van die bestuurs gemeente dat die acht wethouders met elkaar blijven praten laat maar zeggen en dat er een agenda is en dat er dingen besloten worden en naar de raad gebracht worden. En daarnaast doe ik ook nog tripple overleg, wonen voor heel ZuidLimburg, daar ben ik verantwoordelijk voor. En ook de visie wonen Zuid Limburg doe ik ook. Dus en dat is wel interessant want er zijn eigenlijk drie verschillende regio’s, ja Zuid Limburg is dan ook nog een regio, maar meer de sub regio’s, maar dat probeert de provincie al wat op te schalen. Maar goed, wij zien binnen Parkstad nog vooral de woonbeweging, dus je ziet niet zoveel uitwisseling tussen Maastricht en Parkstad. Dus daar hebben ze een eigen woonregio nog, die loopt het verste achter eigenlijk qua beleid en de Westelijke Mijnstreken, die zijn redelijk vergelijkbaar met ons. Dus ja goed, dat is een beetje zo het scala. En ik ben specifiek nog met een aantal echte projecten nog wel bezig, dat komt nog een beetje door de vorige periode maar die wil ik wel afmaken. Dat wordt ook oogluikend gewoon toegestaan. En dat is met name ik ben aan het kijken of we bepaald vastgoed kunnen omzetten wat eigenlijk van de markt af moet, dat het niet lukt dat we het kunnen omzetten naar sociale huurwoningen die we kunnen afschrijven. Eigenlijk ouderwets afschrijven en uiteindelijk kunnen slopen. Dus oudbouw pilot, dat doen we samen met Platform 31. X: Dat is inderdaad wel interessant. Y: Ja. En we zijn ook bezig met de coöperatieve aanpak, dat is nog veel ingewikkelder, dat doen we in Vrieheide in Heerlen. Kijk, kun je laat maar zeggen een coöperatieve verenging herfinancieren? Het is heel complex maar het zou misschien ook een oplossing kunnen zijn. En ja, dan ben ik nog bezig met de woningcorporatie om te kijken kunnen ze ook bestaande voorraad gewoon omzetten naar huur, gewoon goede courante woningen. Want die denken, de woningcorporaties denken altijd in nieuwbouw eigenlijk. En ik zeg altijd het is een beetje raar als je 250.000, of 110.000 woningen hebt staan en het moeten er 100.000 worden, waarom kijk je dan niet binnen die bestaande voorraad 101
eerst of er interessante dingen bijzitten? Dus dat is een beetje zo wat ik aan het, probeer hier van de grond te krijgen. X: Dat is best veel, moet ik zeggen. Y: Ja, het is verschrikkelijk veel. En vooral die visies en zo en overleggen. Maar goed, het is wel heel interessant, je bent wel nu met de frontlinie bezig laat maar zeggen. X: Ja. En ik heb net al, één van de dingen waar ik tegenaan liep maar dat is op zich ook wel iets wat langer bekend is, het verruimen van het bestemmingsplan, is dat een middel wat ingezet kan worden ook? Want je ziet nu natuurlijk nog dat heel veel dingen nog ingekaderd zijn, daar moet dit daar moet dat. Als dat ruimer is? Y: Nou ja en nee. Ik zeg altijd, kijk weet je, in de jaren ’90, toen was het eigenlijk vrij makkelijk, nou ja er waren natuurlijk ook wel moeilijke bestemmingsplannen te realiseren. Maar toen liet men het eigenlijk een beetje los, toen gingen aanjaagteams door Nederland om allerlei kantoren en woningen- En er ging ook alles in de uitleg en zo, daar heb ik zelf ook nog aan meegedaan. Ik heb Vathorst bijvoorbeeld gedaan, een deel daarvan. Daar word je nu eigenlijk niet zo vrolijk van, maar goed dat is allemaal gerealiseerd toen. En ja nu zijn we eigenlijk, wat wij doen is echt de teugels heel erg aantrekken. Want je kan wel een bestemmingsplan eruit gooien, maar nu hebben we eigenlijk geconstateerd dat we te veel aan vastgoed hebben. We hebben te veel kantoren, we hebben te veel woningen en we hebben vooral ook te veel winkels. Twintig procent of zo moet er af misschien wel. Daar zijn we nog het minst ver mee trouwens. En de kantoren vind ik altijd zeg ik altijd, dat is het minst erg. Want ja, die strip die er beneden of erboven zit, dat interesseert eigenlijk helemaal niets, dat is niet zo erg. Maar woningleegstand is wel erg en retail leegstand is ook wel vervelend, want dat ziet iedereen. En dan is het dus heel lastig om te zeggen van nou wordt het bestemmingsplan vrij. En ja, dan zeg je eigenlijk van alles wat erin kan, kan er dan maar inkomen. Dus dat is nog wel een beetje, ik denk dat je daar pas aan toe komt laat maar zeggen, op bepaalde objecten moet je het misschien wel doen, vooral die je wilt behouden. Dus je moet ook vooral, dat is ook wat mijn collega moet doen of doet, is aangeven op welke plek wil je nou dingen behouden. Bijvoorbeeld monumentaal vastgoed zijn ze nu mee bezig. Wat wil je behouden en wat niet? Het is heel belangrijk om dat aan te geven. Maastricht heeft dat ook gedaan, die heeft gezegd welke leegstand vinden we nou erg en welke vinden we niet erg? Niet erg hoeven we geen energie in te steken, dat laten we gewoon vrij leeg. Maar de leegstand die wel erg is, daar gaan we wel energie op zetten. En zo moet iedereen zo zijn keuzes gaan maken, en voor die onderdelen laat maar zeggen waar je die keuzes maakt over wat je wel erg vindt, daar zou je misschien kunnen kijken van nou ja, dan moet ik daar wat ruimhartiger makkelijk omgaan met initiatieven die komen. Maar weet je, dat is om nog een voorbeeld te geven. Kijk we zijn met retail bezig, en je wilt eigenlijk heel veel winkelstraten en veel aanloopstraten, die wil je omturnen naar een andere bestemming. Nou wonen zou heel interessant kunnen zijn, want vaak zit daar wonen boven. Maar we hebben al veel te veel wonen. En daar moet je dan keuzes in gaan maken. Dus op voorhand zeggen van het bestemmingsplan verruimen of vrij gooien of zo weet ik niet, maar het is wel een instrument wat je kan gebruiken om bepaalde dingen laat maar zeggen, ja wat makkelijker te maken. Vooral creatieve oplossingen. X: Ja, want volgens mij ga je daar steeds meer heen ook, die creatieve oplossingen. Want hè, er was eerst best nog veel geld beschikbaar vanuit Parkstad ook met alle, waar de overheid ook geld in
102
heeft gepompt, maar dat begint nu, volgens mij is die pot een aardig eind leeg, dus daar moeten ook andere manieren gevonden worden. Y: Ja, nou ja wat we nog hadden dat zit nu in de IBA, en die moeten creatieve, die moet dat wel van de grond zien te krijgen. Maar gewoon in het algemeen zie je dat beleidsmakers altijd een beetje achter de realiteit aanhuppelen. Kijk als je naar retail kijkt, een winkel is niet meer een winkel die die in 2004 was of 2003. Ik bedoel, bij twintig procent van de winkels kun je tegenwoordig ook een broodje eten of café achtige functies, ik noem maar één voorbeeld. Dus dat zijn allemaal dingen waardoor dat allemaal wat makkelijk maakt. Beleidsmakers zijn toch wel vaak, dat moet je niet te hard opschrijven, maar die zijn vaak toch wel in hokjes bezig en vinden dat dan wel moeilijk om het hokje, uit het hokje te komen. X: Ja, want zou daar ook wat jou betreft een grotere rol weggelegd zijn voor burgers en de bedrijven zeg maar? Y: Nou ja goed, ik vind dat iedereen vanuit zijn eigenlijk verantwoordelijkheid moet opereren. En dat is heel belangrijk en ook het benoemen van die verantwoordelijkheden is heel belangrijk. Want uiteindelijk kun je niet, want dat is wel wat de projectontwikkelaars vaak roepen omdat ze dan een beetje boos zijn als we ze aanpakken, ja dat moet je aan de markt overlaten. Ja dat is leuk, maar in ieder geval ik ben wel, want je hebt daar een beetje twee groepen in hè, ook binnen de NEPROM is bijvoorbeeld ook heel erg… Ik heb een keer met de voorzitter van NEPROM gesproken, die zegt ja de markt lost het allemaal wel op. Maar ik ben niet zo van die lijn, ik ben toch wat meer in de lijn van nou ja, waar in de jaren ’90 overheid meer faciliterend was, misschien moet je nu wel de dingen… Ik geloof niet dat je, maar ik denk wel dat je als je binnen die grenzen laat maar zeggen die je dan aangeeft als overheid, daar moet je de markt wel weer zijn rol, die grenzen zijn er om de markt te begrenzen eigenlijk. Dat is een beetje waar Esther Geuting van STEC ook op gepromoveerd is, daar werken wij ook veel mee samen, die zegt dat ook in haar, van ja die grens die de overheid stelt, dat zijn eigenlijk de begrenzingen van de markt en daarbinnen opereert die markt. Dus daar heeft de overheid ergens een verantwoordelijkheid en binnen die grens heeft de markt gewoon zijn eigen verantwoordelijkheid. We moeten vooral zorgen dat we geen allerlei initiatieven de kop indrukken zonder dat we daarbij nadenken. Ik was van de week nog bij een wethouder en die zegt ik had iemand geadviseerd en die wilde een bouwplan omturnen in tijdelijk parkeren voor tien jaar. Ik zeg nou dan moeten ze vast mee akkoord gaan die gemeente. En dan zit er een ambtenaar en die precies loopt tegen punten bestemmingsplan-technisch kan het niet dit en dat. En dan zit ik bij die wethouder en die snapt het ook niet en ik snap het ook niet. En ja, dat is soms heel moeilijk. Het is meer attitude die je moet veranderen dan laat maar zeggen. X: Ja, want ik denk ja, het wisselt een beetje met wie ik hier spreek zeg maar, maar op zich iedereen staat wel open voor bottom-up initiatieven of dat soort dingen, maar men zegt ook wel heel snel van dat het er niet zoveel is en dat de bevolking het ook, dan komen we weer terug op we komen hier uit de mijnstreek en men is heel erg gewend dat alles voor ze gedaan wordt. Y: Ja klopt, deels wel, maar ook niet iedereen overal. Kijk ik heb zelf in Heilust gewerkt in Kerkrade, dat is drie jaar, en het klopt, er zit een groter percentage dan gemiddeld in Nederland met inactieve mensen en die komen niet naar bijeenkomsten en die komen niet naar, pas als je aan de deur belt dat je stoeptegels gaat verplaatsen, flippen ze. Maar goed ja, dat is misschien wat meer hier in deze regio omdat het inderdaad zo was in de tijd van de mijnen, maar het is wel 1970 dat die dingen dicht 103
gingen. We zijn inmiddels 50 jaar verder na de mijnsluiting, dus ja of dat nog helemaal opgaat? Ik vind het altijd een beetje lastig. X: En hoe zou je die mensen kunnen bereiken dan volgens jou? Y: Ja nou ja, dat weet ik niet of je daar heel veel energie in moet steken. Ik vind dat je beter energie kunt steken in positieve dingen. En volgens mij lopen er genoeg mensen rond ook hier in de regio die wel positieve dingen bewerkstelligen, dat werkt altijd het beste volgens mij trouwens. X: Ja, dat benadrukken en stimuleren. Y: Ja, precies. Vooral bezig zijn met positiviteit. X: Ja, en ja, social media in die zin, biedt dat nog een uitkomst om daar mensen mee te bereiken? Y: Ja, ligt eraan waarvoor. X: Om partijen betrokken te krijgen. Y: Nou ja de vraag is, als je een beweging op gang krijgt en dat zou de IBA kunnen zijn als dat een beetje goed gaat lopen waar mensen gewoon, waar mensen die positieve dingen willen doen de kans krijgen om ze ook daadwerkelijk te doen, dat werkt volgens mij het beste. En dan komen er mensen die denken van oh shit, hier gebeurt wat, dan wil ik het misschien ook wel of dan ga ik meedoen. Je zal altijd mensen hebben die het willen doen of zich optrekken aan de maatschappij. En uiteindelijk die derde generatie werklozen zoals dat dan heet, daar wordt nu weer een onderzoek door de provincie naar gedaan, die sterft gewoon uit. Op een gegeven moment is dat gewoon klaar, denk ik. X: Zou daar een jongere generatie moeten staan? Y: Ja goed, dat is de generatie die straks weg is. X: Even kijken hoor. En als je het dan hebt zeg maar om meer de economie te stimuleren hier in de buurt, zijn dan dingen als, we hebben het net over wonen gehad maar er is best wel wat ruimte nog, er is toch wel voldoende groen, er zijn wat braakliggende terreinen. Zou je dat kunnen inzetten voor grondstofproductie? Y: Ja, daar hebben we wel eens naar gekeken maar daar is nog nooit echt een serieus project- Kijk energie en duurzaamheid zijn we nu wel heel erg mee bezig natuurlijk, een programma zijn we daarvoor aan het optuigen. Dat heet PALET. En we hebben ook heel erg gekeken naar de potenties van Parkstad. X: Ja, dat is wel heel uitgebreid in kaart gebracht. Y: Ja, een potentiekaart waar wat kan. En daar moet nu de volgende slag in gemaakt worden, dat je laat maar zeggen ook die velden of die daken of weet ik veel wat vol gaat leggen met zonne-energie of windmolens gaat plaatsen waar het ook nog wel kan. Dat is een beetje een beladen discussie in Zuid-Limburg. X: Vanwege? 104
Y: Ja God, in het Heuvelland willen ze dat dan niet, terwijl in Duitsland zetten ze tegen de grens aan, dus je uitzicht is toch al verpest. Maar goed, dat zijn dat soort discussies. En we zijn met mijnwater natuurlijk bezig, dat is ook in potentie van de ondergrond gebruiken. En voedsel verbouwen en grondstoffen dat is nog niet, nou ik weet het dat is nog niet echt heel erg. Ik heb wel ooit met Hogeschool Zuyd met Ronald Rovers heb ik daar een heel onderzoek naar gedaan van KerkradeWest om helemaal zelfstandig te laten zijn, maar dat was toch nog wel vrij ingewikkeld volgens mij. Ja, dat zijn wel dingen, het klinkt een beetje soft allemaal, maar dat zijn wel dingen die allemaal interessant zijn. En zeker als je kijkt naar zo’n beweging, of tenminste ik neem aan want je noemt Degrowth, dat je meer die kant op gaat bewegen. X: Ja, ja ziet dat in de Randstad wordt dat steeds hotter zeg maar. Nou hebben de meesten niet de ruimte om hun eigen groenten te verbouwen, maar vinden ze het wel heel interessant om het bij een boer of dat het op een dak verbouwd wordt in de buurt zeg maar. Ja en ik vroeg me af of dat hier ook leeft of dat hier een kans is? Y: Nou ja, in een CBS gebouw hier aan de overkant zijn ze nou ook bezig met, of tenminste ze roepen al heel lang dat ze dat gaan maken, het staat er nog steeds niet, om dan groenten te gaan verbouwen in de kantoorruimtes. Dus ik ben benieuwd. X: Ja, ik ook. Het is wel grappig dat je dat zegt want volgens mij is die belevenis daar anders over. Want sommige mensen denken dat het er al is, want die hebben dat inderdaad ooit gehoord. Y: Nee, er staat niets, nog. X: Nee, dat klopt. Dus in die zin zou het wel een kans zijn maar die is nog wel ver weg als ik je zo hoor. Y: Nou ja ver weg, ja kijk weet je met al die dingen je hebt mensen nodig die dat daadwerkelijk willen gaan doen. En dan is er vaak nog wel wat geld nodig om het daadwerkelijk te gaan doen. En dat kost tijd en energie. Dat zie ik ook aan al mijn eigen projectjes of projecten die ik heb. Ik ben met die hoogbouwflats ook al twee jaar aan het leuren. Nou ik ben nu bijna zo ver, ik heb nu een gat van twee miljoen wat volgens mij opgelost kan worden en dan gaat de corporatie dat doen. Dan hebben ze dat helemaal doorgerekend, gauw belegd en gauw beraamd, dus ik moet dat nog, daar heb ik straks nog weer een vergadering over. Ik probeer het een beetje terug te krijgen naar normale proporties. Maar dan moet er iemand een keer ja zeggen om zo’n project te draaien. En volgens mij als dan het hek van de dam is, dan gaan er wel meer dingen volgen. Maar dat is gewoon lastig, vooral om dat het, het is natuurlijk de interactie tussen bestuurders, raadsleden, mensen die die projecten willen doen, bedrijven, bewoners in een aantal gevallen. Ja, daar moet allemaal net hetzelfde kwartje op vallen, en dat is best ingewikkeld, het zijn geen makkelijke projecten laat maar zeggen. X: Ja, er zijn heel veel mensen bij betrokken. Y: Ja, en laten we ook eerlijk wezen, kijk in de Randstad lopen veel meer creatievelingen en mensen met ideeën rond die zomaar iets willen gaan doen dan dat dat hier is. En dat bedoel ik niet negatief maar dat is gewoon een feit. Anders was het hier ook wel anders geweest, laat maar zeggen.
105
X: Ja, stel dat het initiatief waar jij nu mee bezig bent dat het gaat lopen, dan zou het mooi zijn inderdaad als het ook weer mensen aantrekt die hier ook kansen zien, want ik denk dat er wel kansen liggen, dat denk jij ook volgens mij. Y: Ja, de kans ligt ook met name aan de andere kant van de grens. Kijk er ligt een RWTA campus of universiteit en die is mega gewoon. Ik ben er laatst weer eens een keer geweest dan vallen je schoenen bijna uit. Dan zitten wij hier een beetje te klooien met wat woningen slopen en die hebben daar echt, ja daar staat gewoon hightech. En niet een paar gebouwen, maar twintig achter elkaar of zo met de grootste bedrijven. In Nederland is inmiddels zo’n rare, tenminste ja ik vind het zo raar dat Zuid Limburg eigenlijk een stukje van Nederland geworden, het wordt gedicteerd vanuit de Randstad, vanuit Den Haag. Maar ja, daar dus in die grens is heel hard geworden eigenlijk, en het is heel moeilijk om dat redelijk te- We zijn nu al een jaar bezig met een lobby om EU-studenten dat die in Kerkrade in een flat kunnen wonen. Dus daar zijn we al heel lang mee bezig en Blok heeft gezegd dat gaan we regelen, één januari is het geregeld. En het is nu tien of wat is het? X: Twaalf alweer. Y: Twaalf, en het is nog niet geregeld. En dat zijn van die kleine dingen, het is zo’n simpel dingetje en daar zijn ze nu al maanden met allerlei ambtenaren in Den Haag- Eerst zeggen ze van het kan niet, dan weer wel, dan weer niet. Ook in Duitsland precies hetzelfde hoor, ze hebben altijd wel weer iets van oh nee, dan kan het niet. Of het is een politieke reden, oh shit straks haalt die niet de EUgrenzen, dat moeten we ook niet hebben. Dus het is wel ingewikkeld. X: Ja, want Limburg als je kijkt naar de andere krimpgebieden, Groningen of Zeeland, dan ligt Limburg eigenlijk best wel gunstig. Y: Ja, dat ben ik wel met je eens hoor. Als je kijkt naar de potentie van, ik ben laatst nog weer eens in Zeeland toevallig op vakantie geweest en Groningen ken ik ook vrij goed. Maar Groningen stad is wel gewoon interessant, maar daarbuiten is er gewoon helemaal niets. En Zeeland is eigenlijk precies hetzelfde, nou daar heb je nog niet eens een fatsoenlijke stad. Het is allemaal mooi die kleine stadjes, maar voor de rest heb je er weinig. En hier lig je toch, ja laten we eerlijk wezen Luik ligt er met één miljoen inwoners, Aachen met 500.000. Wij liggen er nog tussen plus Maastricht en dan heb je Keulen nog op een afstand van binnen, een half uur is dat denk ik rijden, nou een uurtje misschien. Laatst ben ik naar Bonn geweest, dat is drie uur rijden hier vandaan, of tweeënhalf. Dat is helemaal niets, maar we doen er zo weinig mee. X: Ja, nu wordt dat natuurlijk zoals jij al zei heel erg belemmerd door wet- en regelgeving die er is. Y: Ja, en laten we zeggen in Duitsland is, weet je het is wel grappig, iemand zei laatst door die aanslagen in Parijs kun je wel weer zien dat iedereen Europees is, weet je wel, met al onze waarde en denknormen. Maar als je dan één slag dieper gaat, als je gewoon kijkt hoe Duitsland georganiseerd is, niet cultureel maar dat hoort natuurlijk bij elkaar hoe het georganiseerd is, dan is het toch weer heel anders dan hier. Bijvoorbeeld ik was laatst in Aken bij de regiodagen. Die directeur zegt ook van ja hij deed heel veel projecten met uitwisseling van scholieren. Maar hij zei het taalonderwijs is echt achteruit gegaan in Nederland, met name Duits. En dat hebben we echt aan onszelf te wijten. Nederland is zo gericht op Engelstalig en met name de Randstad en de grote
106
bedrijven waardoor je hier in die rand, daar heb je gewoon last van. En laten we het maar niet hebben over Frans. X: Ja, eens. Y: Ja, nou ik ga nu een spoedcursus Duits doen omdat ik vind dat ik het moet doen, niet omdat ik het heel erg leuk vind maar ik vind dat ik dat moet doen. Als ik gewoon met die mensen communiceer want ik kan het ook niet, ik voel me er ook niet veilig bij, terwijl ik het ook wel ooit gehad heb. Maar dat is gewoon echt een probleem, dus eigenlijk zou je hier gewoon op alle scholen tweetalig onderwijs- Want waarom gaan die mensen, en dat zeg ik altijd, waarom gaan die leerlingen allemaal in Delft studeren of in Eindhoven, terwijl de universiteit die hier is gewoon beter is dan? Ja, en zo bedoel ik, ja je zit in die zak hier zo eigenlijk van Nederland, alleen ja, je hebt regels of je hebt zeg maar ook de regeltjes maar ook van alles wat eigenlijk in de Randstad wordtX: Gedicteerd. Y: Nou gedicteerd, of de normale gang van zaken is. Dat is wel een beetje lastig. X: Ja, dat kan ik me goed voorstellen inderdaad. Y: Ja, dus daar moeten we echt wat aan doen. X: Ja, dat biedt kansen. Y: Ja. X: Even terug naar dit lijstje. Over die voedselvoorzieningen hebben we het al gehad, beleid ook. Ja ik, ja het excelleren eigenlijk in de race om verduurzaming, dat zag ik ook wel als een kans en volgens mij gebeurt daar ook wel het één en ander inderdaad met het PALET en dat het helemaal in kaart is gebracht, waar is wat, wat kunnen we benutten? En ook natuurlijk de doelstelling dat je in 2040 energieneutraal bent als Limburg. Y: Ja, nou ja wij hebben laat maar zeggen de doelstelling andersom gezet en toevallig komt die op 2040 uit. Wat wij eigenlijk hebben gedaan is wat verbruiken we in de regio op dit moment? En waar zit de potentie? En als je dat koppelt laat maar zeggen aan een normale tijdslijn, waar kom je dan uit als je dat allemaal plots zou doen? En daar zijn op 2040, en dan hebben we het over opwekking en over laat maar zeggen vermindering van gebruik. Die twee lijnen hebben we bij elkaar laten komen en die komen toevallig ergens in 2040 uit. Maar daar ging het ons niet om, het ging ons er veel meer om met name aan welke knoppen kun je draaien? Zodat je bestuurders en andere mensen die daarover moeten besluiten ook zelf kan laten kiezen van oké, u wilt geen windenergie? Dat is goed, dat betekent dat je meer zonne-energie en dit zijn de beperkingen die we hebben. Dus hier denken we dat het zou kunnen, vanuit de techniek dan. Met Wageningen is dat ontwikkeld, dat model en dat maakt het wel heel tastbaar laat maar zeggen. En toevallig komen we net uit op 2040. Maar goed, dat is nog een hele opgave dan. X: Ja, want een stap verder op een gegeven moment dat je koploper bent van Nederland op dat gebied en dat je aan de Randstad kan gaan leveren?
107
Y: Ja iedereen zichzelf, ja dan ga je dus opwekken, dan ga je nog verder. Ja, zover gaat dat niet natuurlijk. Maar ieder zichzelf respecterende regio heeft tegenwoordig wel een ambitie van, ik bedoel Achterhoek heeft dat ook, die heeft ook een energiemaatschappij opgericht. Dus iedereen heeft wel zo’n soort idee daarover. Maar ja, de kunst is om het naar de praktijk te brengen. Ik ben ook met zo’n duurzame energiemaatschappij in Kerkrade ook heel lang bezig geweest, maar… X: Ja, want daar heb ik over gelezen ja, dat ze daar ook proberen een wijk op eigen energie, ik weet niet hoe dat helemaal zat maar dat ze daar ook willen kijken of je dat? Y: Ja, nou ja ik ben daar heel lang mee bezig geweest toen ik daar gebiedsontwikkelaar was, vanuit de gedachten van we hebben toen uitgerekend er gaat twaalf miljoen uit qua kosten, kun je dat in de wijk houden? Maar goed, het is, je moet daar vrij rigoureuze maatregelen nemen en dat moet je dan bestuurlijk weer mee hebben en die hadden toevallig, Kerkrade heeft toevallig twee windmolens neergezet en daar hebben ze verschrikkelijk veel gedonder mee gehad. En dat werkt dan eigenlijk een beetje tegen weet je wel, dan willen ze, een bestuurder wil dan in deze periode even niet aan? X: En gedonder in welke opzichten? Y: Ja, ik weet het niet, die berekeningen kwamen niet uit zoals het was, of dan was het weer allerleiDie dingen stonden meer stil dan dat ze draaiden in ieder geval. X: Oké, dus ze leverden niets op in ieder geval? Y: Ja, en dat is dan jammer eigenlijk hè. En ja goed, waar we ook naar kijken is de Wijk van Morgen en met BIS heet dat dan, Business Integrated Systems eens te kijken of je gewoon duurzaamheidtoepassingen van de technologische kant gewoon naar de markt kan brengen en dat je daarmee MKB kan ontwikkelen. Dus mensen die van de Hogeschool Zuyd komen, gewoon ieder bedrijf kan laten runnen, bedrijven kan opstarten. Maar daar hebben we behoorlijk wat geld in zitten om dat van de grond te krijgen, ook dat loopt nog maar mondjesmaat. Maar goed, uiteindelijk laat maar zeggen als je kijkt welke infrastructuur we hebben neergelegd voor nieuwe energie, dan is die behoorlijk. X: Ja, want dat klinkt op zich wel, ik heb inderdaad wel van Zuyd de nodige documenten gelezen ook wel over die Wijk van Morgen, maar dat klinkt wel aansprekend. Y: Ja, en die zijn ook wel echt dingen aan het realiseren. We hebben dan ook nog het bestaande Werk voor Morgen gedaan. Nu stond er wel in het NRC een heel leuk groot artikel over dingen in Groningen, maar die van ons was er toch iets eerder. En dus dat is ook eenzelfde soort renovatie, dat is ook in Kerkrade-West. Gewoon 157 woningen gestript, helemaal gestript. En in tien dagen, die mensen konden gewoon blijven wonen, nieuwe gevels en een nieuw dak, alles erop en energieneutraal. Dus dat, eigenlijk is dat de voorloper van de energiesprong zoals we hem nu aan het uitvoeren zijn geweest. Toen kwamen ze erachter van oké, dit kan dus wel op zo’n industriële manier dit aanpakken. En die kosten moeten alleen verder omlaag, want er zat nog te veel subsidie in. Want ze krijgen dat niet rond gerekend, dus dat zijn ze nu eigenlijk aan het doen. X: Ja, dat blijft een lastige hè, geld.
108
Y: Ja, we hebben ook een project nog lopen met vijf woningcorporaties, waar we eigenlijk hebben gezegd van nou, want die Stroomversnelling dat gaat over bepaalde woningtypes, en dat komt dus laat maar zeggen in de wederopbouw gebouwd en die hebben nog een interessante structuur om die heel snel te kunnen vervangen. Maar op zich we hebben natuurlijk veel meer woningen staan dus ik wil ook graag weten van die andere wat dan de optimale verduurzaming is laat maar zeggen. Tijd versus investeringen, of geld versus investering en terugverdientijd. En dan kun je het zo financieren vanuit de eigen energielasten, dus dat zijn we ook aan het doen. X: Ja, ja, dat is inderdaad ook interessant. Y: Ja. X: En zie je dan nog mogelijkheden, want dit is van, we zijn bezig met verduurzaming, maar ook dat je daar nog een leidende rol kan krijgen ten opzichte van Nederland? Dat mensen hè, want nu zeg je ja het is in Groningen geweest maar wij hadden het ook al gedaan, dat het ook zichtbaar wordt dat jullieY: Ja, goed, dat is een lastige kwestie. We hebben het heel vaak over communicatie en daar doen we eigenlijk te weinig mee vinden we zelf. En we profileren ons te weinig her en der, terwijl een heleboel dingen die wij hier hebben, kijk zo’n programmering die wij hier hebben en afspraken met gemeentes, ja dat hebben ze bijna niet in Nederland. Wij zijn ook al plannen aan het ontstemmen, alleen het lastige is van een regio, kijk wij zijn een samenwerkingsverband van acht gemeentes. Als het om communiceren gaat, dan wil de wethouder eigenlijk altijd vooraan staan, maar dit zijn niet de onderwerpen waar hij bij zijn bewoners of inwoners mee kan scoren, want die weten mijn God niet wat een programmering of wat dan ook is, dat interesseert ze helemaal niet. En naar Den Haag toe, dat is altijd weer, of naar de buitenwereld toe, voor de vakidioten is het wel interessant. Het is best wel lastig zeg maar omdat zo uit te rollen, of je moet er zelf heel veel tijd in gaan steken en overal heen gaan en congressen af gaan lopen. Maar ja, we hebben wel een paar strategen bij de provincie die dat mogen doen, congresjes aflopen en broodjes eten. Maar ik heb altijd zoiets ik ben liever bezig hier, met projecten van de grond krijgen en dingen regelen, dan dat ik de hele dag, want dat kost giga veel tijd. Ik heb bijvoorbeeld volgende week maandag een afspraak met de directeur van een vastgoedbedrijf staan in Den Haag, en dat kost me een hele dag om daarheen te reizen. Ik kan ook wel een beetje in de trein gaan werken, maar eigenlijk is het super inefficiënt allemaal. En dat is gewoon wel een nadeel op één of andere manier dat we, ja het klinkt heel stom maar- En het is ook gewoon een beetje Limburgs eigen om niet van de daken te schreeuwen van hoe goed weDat zit niet zo in de aard hier zo. Dus ja, dat is best wel lastig. X: Ja, dat klopt wel hoor, maar als je dan naar Groningen kijkt, die hebben dat al helemaal niet volgens mij. Y: Ja, maar Groningen heeft één ander voordeel, die hebben een gasbubbel eronder zitten die aan het instorten is en die hebben dat voor het particuliere bezit heel snel geregeld. Maar gas zit daarin, verenging Eigen Huis, en die hebben dat heel goed geregeld. Alleen ja, wij hebben wel mijnschade dan, maar niet genoeg om zoiets van de grond te krijgen. En Blok ziet het eigenlijk, die wilt het vooral een beetje hier houden. Hij ziet het wel, en hij heeft ook wel een behoorlijke lobby gevoerd over allerlei zaken. Dus op een gegeven moment heeft men wel gezegd dat woningcorporaties in
109
krimpgebieden meer mogen, nu met de nieuwe dinges. Nou daar hebben we behoorlijk op zitten lobbyen, via de PVDA en de VVD. Dus dat is gelukkig wel gelukt. X: Dat is dat slooppakket toch, wat je? Y: Ja, dat slooppakket daarvoor en nu voor de novelle, wij waren heel erg bang dat de woningcorporaties helemaal niets in mocht- We hebben een aantal pilots lopen die op het hellende vlak zitten van particulier bezit aankopen zoals die hoogbouwflats en nog een paar van die dingen. Als de woningcorporatie dat niet meer zou mogen doen, ja dan konden we gewoon helemaal ophouden met dingen. Dus die lobby hebben we ook wel gevoerd en het grootste probleem is eigenlijk nog de verhuurderheffing nu. Behalve die korting zit ik ook met het omturnen van vastgoed, zit je ook met de verhuurderheffing als het naar de woningcorporatie gaat. Eigenlijk constateren we dat je twee miljoen subsidie van de provincie in een project stopt en anderhalf miljoen gaat eruit via de verhuurderheffing weer naar Den Haag. Maar Blok wilt er niet van weten, en dat is wel wrang om te zien dat kantoren in de Randstad wel omgezet kunnen worden naar woningen zonder verhuurderheffing. Dan denk ik van ja, waarom kan particulier bezit hier dan niet omgezet worden naar-? We hebben er echt wel heel veel energie in gestopt, we hebben een conferentie georganiseerd en bla bla bla, maar goed. X: Ja, ik zou op zich nog wel, ja. Ik vind dat je er wel iets voor kan zeggen, dat je kijkt per gebied dat je kijkt wat is er nodig en hoe kan ik dat structureren natuurlijk? Y: Ook de ambtenaren van BZK die zeggen gewoon van jullie hebben een punt, maar wij gaan daar niet voor rennen, omdat we weten dat het niet haalbaar is. X: Ja, dat blijk. Y: Dus we hopen dat we daar bij de evaluatie nog eens over kunnen praten. Dan moeten we alleen wachten tot 2016, eind 2016. X: Ja, die doorlooptijd inderdaad. Ja, zonde. Y: Ja goed, dat zijn dingen waar je mee te maken hebt. Ik bedoel in Den Haag wordt gewoon gedacht aan we moeten problemen oplossen, bezuinigen en dat jassen ze gewoon over heel Nederland heen. Het was nog rampzaliger geweest als ze de WOZ gekoppeld hadden aan de huur. Want huren liggen hier gemiddeld hoger dan de WOZ waardes, als je die verhouding bekijkt. Dus de WOZ waarde is hier gemiddeld veel lager, maar de huren en dat komt door het systeem dat in Nederland wordt gebruikt, die liggen behoorlijk hoog in verhouding. Als ze die twee gekoppeld hadden wat het idee eerst was, dan hadden hier veel corporaties gelijk kunnen sluiten, dan was het gewoon klaar geweest. Want dan hadden alle huren omlaag gemoeten, nou dan weet je zelf wat er gebeurd. X: Ja, want nu liggen ze, liggen de huren, ja ze zullen wel iets onder het niveau liggen? Y: Ja, ze liggen iets lager. Je moet je voorstellen dat bijna gewoon überhaupt van alle huurwoningen ongeveer 90 procent ook van de geliberaliseerde verhuurders, ligt gewoon in het sociale verhuurdertermijn, dus onder de 711 is het op dit moment of zoiets. Dus dat zegt ook wel wat over de mensen die huren en de gemiddelde inkomens liggen hier lager, de gemiddelde woningprijzen zijn hier veel lager, die zijn echt behoorlijk veel lager. 110
X: Ja, die woningprijs verschilt echt veel ja. Y: Ja, en als ze dat hadden gekoppeld dan hadden we problemen gehad. Maar wat ook heel grappig is, dat snap ik ook nooit zo goed. Ja, ik snap het wel maar wij zijn dan code rood voor beleggers terwijl als je een belegger hebt die niet voor uitpond scenario gaat maar gewoon voor direct rendement zijn wij een hele interessante belegging. Want ik ben nu met die flats ook, weet je als je zo’n flat voor 40.000 euro koopt en je kan daar 550 euro huur voor vangen, dan heb je een mega rendement. Alleen niemand doet het omdat ze zeggen ja nee, omdat die laat maar zeggen de restwaarde is gewoon niet stabiel. X: Nee, maar als je dat afschrijft, dan kom je eruit. Y: Precies, als je gewoon niet, als je een belegger hebt die voor langere jaren wilt beleggen en niet vanuit de restwaarde redeneert of van de uitpondwaarde, want daar zit vaak ook nog een stukje winst in, dan kun je super interessant beleggen hier zo. X: Ja, uitponden is natuurlijk best wel lang niet meer in trek, ook in de Randstad niet. Y: Nee, dus je moet anders ernaar kijken, dan is het best wel interessant om hier te investeren. Alleen op één of andere manier zijn wij code rood, want de investeerder wil al zijn spulletjes kwijt hier zo. Ik weet dat er net een aantal vastgoedportefeuilles zijn opengegaan en één daarvan heeft een aantal dingen gekocht. Maar goed, volgens mij hebben die die ook alleen maar gekocht omdat het toevallig ergens in de grote landelijke portefeuille zat, dus of ze deze shit ook meenemen alsjeblieft. Dus dat is best wel ingewikkeld, maar ook daar zijn we trouwens mee bezig om beleggers te interesseren voor de regio. We willen zo’n bidbook gaan maken. X: Uitdagingen genoeg. Even kijken wat er nog in mijn lijstje staat. Ja je had het straks al over een coöperatie opzetten, maar ik vroeg me af, ik had het idee, ik weet even niet meer in welke context dat was. Daar hadden we het helemaal aan het begin van het gesprek over, dat het op een wat hoger niveau was dan bijvoorbeeld een buurtvereniging. Y: Nou kijk, in Vrieheide zijn ze aan het experimenteren met de coöperatieve vereniging. En een coöperatieve vereniging kan heel interessant zijn voor vastgoed problemen. Zeker hè, als je naar Vrieheide bijvoorbeeld kijkt, maar je hebt een aantal andere wijken in Parkstad ook, dan constateer je eigenlijk dat er heel veel woningen zijn uitgepond ooit door de woningcorporatie of waren weet ik wat, in ieder geval er wonen mensen die eigenlijk te weinig verdienen om die woning goed zelf, eigenlijk zelf in bezit te hebben. Nou dan kun je zeggen één, de corporatie koopt gewoon alles. Maar dat kunnen ze niet altijd, dat willen ze niet altijd, niet altijd mogelijk. We kunnen ook zeggen van nou, ik maak een coöperatieve vereniging van mensen die daar wat mee willen gaan doen. Dan heb je één juridisch aanspreekpunt. En bijvoorbeeld zijn de nu aan het kijken bij Vrieheide, kunnen ze verduurzaming coöperatief doen? Je zou ook kunnen kijken, kun je onderhoud coöperatief doen? En het idee wat daar dan bovenop ligt, dat is nou ook uitgezocht, daar hebben we ook deels aan dat onderzoek bijgedragen, is kun je een coöperatieve vereniging oprichten die die mensen herfinanciert? Maar het grote probleem met alle dingen die we in het particulier bezit willen aanpakken, dat zijn, want die woningen zijn altijd het slechtste, is dat die mensen allemaal een hypotheek hebben die slecht zijn. Of ze staan onderwater, of het zijn rare hypotheken. Alleen niemand, dus je komt eigenlijk, ik zeg altijd als je flankerend beleid om die mensen daar ook te 111
helpen niet op orde hebt, dan komen wij helemaal niet aan particulier bezit toe, want wie gaat er bewegen als ik bij jou kom en je hebt een ding onder water staan, maar je kan wel net je salaris nog binnen, dan ga je niet bewegen want dan heb je een financieel drama ineens. Dus we zijn op allerlei manieren aan het kijken van hoe kunnen we daar beweging in krijgen? Daarover zijn we met het NHG aan het praten, die komen binnenkort, na veel lobby werk om ook er toch over na te denken. Want we hadden laten zien in 2013 hebben ze 18 miljoen hier uitgekeerd aan hypotheekschade, dat is giga. Ik zeg als jullie die achttien miljoen gewoon geven aan ons, dan kunnen we een heel groot probleem oplossen. Dus dat soort schade beperken de maatregelen, daar hebben wij hun voor nodig en de bank ook, alleen banken zijn heel ingewikkeld georganiseerd, of beter gezegd die zijn niet georganiseerd. De Rabobank wil dan nog wel praten want die zit dan hier met een lokaal ding en daar zit een goede directeur en die wilt wel wat. Maar de rest die zitten allemaal ook ergens in hoofdkantoren op de Zuidas en die zien ergens waar risicoportefeuille in Parkstad maar ja goed, de rest gaat allemaal nog wel goed dus we zien het verder wel. Dus dat is wel ingewikkeld, maar zoiets hebben we wel moeten doen. En die coöperatieve vereniging die heeft als idee, die bestaat nog niet, maar je zou dus kunnen zeggen oké, als je mensen hebt, ook op Parkstad niveau zou dat bijna moeten, die een verhuiswens hebben, die kunnen lid worden van die coöperatieve vereniging, die krijgen dan ook een hypotheek via de coöperatieve vereniging. Die kunnen hun oude hypotheek kwijt, die coöperatieve vereniging vergoedt dat verschil en die moet dat dan dekken doordat ze collectief goedkoper kunnen lenen. Nou ja, één unit is nou al ingewikkeld. Er zit een heel systeem achter waardoor je misschien laat maar zeggen dat hele boeltje zou kunnen herfinancieren. Het probleem is alleen het moet grootschalig, anders krijg je, jij werkt bij de FGH bank, dan weet je dat, dan krijg je nooit een goedkope lening. Dan heb je zeker 60 tot 100 miljoen wat je moet financieren dan, laag rentend. Dan heb je het over rente van drie procent of zo, anders kun je dat verschil niet als winst gebruiken. Maar nog lager misschien, want de rente staat al laag, dus dan zou je hem nog lager moeten doen zelfs. En je zou iemand garant moeten stellen. En daar willen ze dan de overheid deels voor inzetten en daar heb ik mijn twijfels bij. X: Maar heb je echt dat hele grote volume nodig? Y: Nou ja, ik zeg dus, daar gaan we vrijdag over praten, kunnen we niet gewoon klein gaan kijken of we zoietsX: Want dan zijn banken ook sneller geïnteresseerd denk ik, want juist die grote portefeuilles financieren en grote stakes nemen, daar zijn ze juistY: Nou je financiert niet de portefeuille, maar je financiert de coöperatieve vereniging die laat maar zeggen, en dat doe je deels met overheidsgeld of met geld van de Europese Investeringsbank bijvoorbeeld, en deels met geld van banken of bijvoorbeeld een pensioenfonds. En dan heb je goedkoop geld bij elkaar en dan kun je laat maar zeggen als iemand twintig jaar wilt lenen en die betaalt normaal vierenhalf procent bij de Bouwfonds of weet ik veel waar, of bij Florius en ze halen hier het geld voor twee procent, dan heb je dus tweeënhalf procent hefboom ertussen zitten, dat is in ieder geval een deeltje waarmee je die schuld kan saneren, dat is het idee. Maar nogmaals, voordat daar een raad mee ingestemd heeft, voordat een bank daarin mee wilt, wordt het een hoe heet het? X: Pensioenfonds.
112
Y: Pensioenfonds dat gaat doen. En een gevaar is ook als de rente omhoog gaat, dan is je hele systeem volgens mij naar de klote. X: Ja, die blijft natuurlijk nooit zo laag zoals die nu is, het is niet dat dieY: Nou ja, dan moet je dat garant krijgen van een pensioenfonds dat ze altijd lager financieren? Dan moet je altijd een verschil afspreken tussen marktrente en financieren, zoiets. Ik weet niet, in ieder geval het model is super interessant, alleen er zitten wat haken en ogen nog aan wil je dat geëffectueerd krijgen. Dat betekent namelijk ook dat degenen die in een coöperatie zitten van elkaar een huis moeten kopen, anders werkt het systeem niet. Want op het moment dat één naar buiten gaat, dan is het systeem afgelopen. En het betekent ook dat als diegene voordat zijn looptijd van zijn hypotheek af is en eruit wil een boete moet betalen. Anders heeft die namelijk ook niet dat hele ding doorlopen. X: Ja, je moet mensen daarvan dus doordringen hoe belangrijk het is. Y: Ja, ik sprak met de Rabobank en die zei van dat gaan mensen niet doen. Want dat betekent eigenlijk dat jij eisen stelt als coöperatie die op Parkstad niveau wordt georganiseerd en je wilt naar Maastricht verhuizen, ja ga jij dan aan de bank vragen of zij die boete willen gaan financieren? Bij wijze van spreken. X: Ja, dat zou je dan moeten doen, maar? Y: Ja, dat is ingewikkeld. Dus er zitten nog wel wat haken en ogen aan, maar het is een interessante gedachte om een probleem op te lossen. Ik geloof wel in de coöperatieve vereniging dat dat interessant kan zijn. En ook voor verduurzaming bijvoorbeeld. X: Ja, dit is dan een heel groot project, maar het zou ook op kleinere schaal kunnen. Y: Ja, en ik denk wel dat je op kleinere schaal kunt herfinancieren en daar wil ik ook nog naar gaan kijken. Bijvoorbeeld met, SVM is nou aan het onderzoeken, hoe heet het die leningen, allerlei leningen verstrekken vanuit de overheid of ze bijvoorbeeld de restschuld kunnen financieren. Maar daar zit de crux natuurlijk op, op het moment dat ik iemand bijvoorbeeld naar een huurwoning- Stel dat iemand een koopwoning heeft en ik zeg je mag fijn blijven wonen, u betaalt nu de hypotheek maar het ding staat hartstikke onder water. We willen hem over twintig jaar slopen maar je mag er nu nog twintig jaar blijven wonen. Huurt die hem terug voor 500 euro maar er is een restschuld. Als dan de SVM bijvoorbeeld die restschuld financiert en hij betaalt in zijn huren eigenlijk een stukje aflossing mee van die restschuld, dan heb je het probleem bijvoorbeeld opgelost. X: Maar dan loop je het risico dat de lasten voor de huurder-? Y: Ja, daar zit hem de crux, de lasten moeten niet hoger zijn dan de hypotheek is, dat klopt. Nou ja, dat zijn allemaal dingen die we aan het uitzoeken zijn. X: Interessant. Y: Ja.
113
X: En wat, even kijken hoor, die Green deal, ik kwam hem zelf tegen in de literatuur, maar als ik het aan mensen vraag.., ken jij die? Y: De Green deal, ja daar heb ik wel eens wat over gehoord ja. X: Ja, nou ja het is vanuit de overheid, het is niet zozeer geld maar eigenlijk voor duurzame ideeën trouwens moet ik erbij zeggen, vandaar Green, dat ze een soort van intermediair optreden. Ze helpenY: Ja, ik heb dat met een vastgoedbedrijf wel eens besproken ja, maar ik heb daar nooit meer iets echt meegedaan. Nou ja, het valt soms ook wel tegen hoor als je met Den Haag of dinges dan afspraken maakt over bepaalde pilot projecten. Wij noemen dat altijd gekscherend kennis, koffie en kunde. Vroeger kregen we gewoon geld, we hebben 14 miljoen gehad voor het slopen van allerlei woningen. We krijgen geen geld meer maar wel kennis, koffie en kunde. En koffie zeggen wij dan altijd, want uiteindelijk als ik dan met die mensen ga praten zeggen ze dat is interessant. X: Ja, dan heb je eigenlijk alleen kennis. Y: Ja, nou ja ik wil niet behoeden dat ik overal meer kennis heb, want we hebben ze wel hard nodig om in Den Haag wat voor elkaar te krijgen. Maar het hangt een beetje af van de persoon, maar we zijn niet altijd even blij laat maar zeggen als er weer zo’n grote overheidsinstantie langskomt die mee wil gaan denk of zo. En als puntje bij paaltje komt, we zijn nu bijvoorbeeld in Brunssum bezig met een hele grote gebiedsontwikkeling. Daar willen we laat maar zeggen Nature Wonder World realiseren, dus leisure. Deze regio is sowieso één van de grootst groeiende leisure regio’s van Nederland nog met een hele mooie dierentuin en SnowWorld is interessant en nog een aantal, en daar komt misschien dus nog een heel groot park bij, maar er ligt grond van het Rijksvastgoedbedrijf, van Defensie eigenlijk oorspronkelijk en die praten dan mee en die sturen ook. Maar dan ga je op een gegeven moment onderhandelen over de grond en dan denk je van nou oké, misschien gaan ze wel voor één euro inbrengen, want ja geld krijgen ze niet meer maar die grond kunnen ze dan- Maar dan willen ze gewoon dezelfde grondprijs hebben als een ieder ander. Ja, en dan wordt het toch wel lastig natuurlijk, want wat is dan nog de inbreng laat maar zeggen van het Rijk in het krimpdossier. En heb je een super mooi project liggen. Dat zijn wel lastige dingen soms. X: Ja. En het laatste puntje is ja, het grijze kapitaal zeg maar. Je hebt natuurlijk een hele groep mensen die met pensioen gaat momenteel of in de toekomst gaat en dat is natuurlijk een groep die nog best wel relatief jong is zeg maar en een grote kennis heeft over het algemeen en een netwerk, kun je die nog inzetten voor projecten of is dat inderdaad grijs kapitaal, of is dat? Y: Ik weet het niet, daar moet ik heel eerlijk in zijn. X: Ik vond het wel logisch klinken in die zin daar zit natuurlijk gewoon kennis en die hebben netwerken en tijd, alleen die komen- De andere kant is natuurlijk weer die zijn ook blij dat ze niet meer hoeven te werken. Y: Ja, maar goed. Je ziet natuurlijk wel mensen die allerlei dingen gaan doen. Of de politiek in gaan. Dus ja, nee ja goed, en die zullen er steeds meer komen in deze regio. Maar goed nogmaals, als je kijkt naar laten we zeggen met name de groep ouderen die nu gaan komen, daar zitten natuurlijk ook heel veel mensen bij die qua sociale status wat lager zitten dan, het zijn niet allemaal high 114
potentials geweest laat maar zeggen. En dat wordt ook wel een groot probleem voor heel veel dorpen dat laat maar zeggen de ontgroening dat vereniging draaien je op oudere mensen, die het niet altijd meer op kunnen brengen. X: Ja, daar moet natuurlijk nieuwe van onder af komen, anders droogt het op. Y: Nee ja, en ik heb daar nog nooit zo, tenminste niet dat we daar nou mee bezig zijn geweest hier, dus nee. X: Nog wel een kans? Y: Ja misschien, ik weet het niet, ik weet het niet. Ik ken alleen wat oudere collega’s die vroeg met pensioen zijn, die zijn 61 of zo, die doen ook nog wel wat. Maar die zijn dan met vroegpensioen, dat zullen wij nooit meer meemaken hoogstwaarschijnlijk. X: Nee, misschien dat het afgeschaft is tegen die tijd. Y: Nee, ik zou er voor tekenen als ik er met 60 uit mag. X: Ja, maar als dat mijn perspectief zou zijn inderdaad, dan zou ik wel tegen die tijd weer iets gaan doen ja. Y: Ja, dan wil je iets gaan doen ja, precies. Nee dat klopt. Ja, ik weet niet. Misschien is dat nog een kans inderdaad, maar ik zit niet zo in die hoek hoor. Ik ben natuurlijk ook heel veel met fysieke zaken bezig eigenlijk. Maar wat je wel ziet is dat er veel in allerlei platformen zitten. Er zijn wel mensen die met pensioen zijn die dat gewoon doen. X: Oké, wat mij betreft waren dit de vragen. Ik weet niet of je nog iets interessant toe te voegen hebt. [Er wordt off-topic gepraat] Y: Nou ja, misschien ook goed om toe te voegen, ik denk op zich dat krimpen helemaal niet zo’n groot probleem is. Misschien is het wel een zegen. Het één is dat je netjes moet begeleiden, dat is het punt. Maar uiteindelijk in 2040, ik weet niet hoelang het precies gaat duren om tot een nieuw evenwicht te komen, dan moet je alleen zorgen dat het geen één grote pleuriszooi, tenminste zo kijken we er in Nederland naar. In Luik laten ze de hele zooi gewoon verloederen, maar die Walen kijken er toch iets- Die hebben trouwens ook veel minder te besteden dan hier. Uiteindelijk is hoe wij ermee omgaan, is wel gewoon een luxe variant van de krimp begeleiden. Als je even kijkt naar wat we in Nederland zijn gewend, om alles in te richten en leegstand kan niet, dat moet allemaal netjes blijven. X: Ja, nou ja je wilt heel graag die leegstand kwijt. Wij vinden inderdaad dat leegstand onze leefbaarheid beïnvloedt. Y: Nou ja, het heeft in ieder geval effect op je indirecte rendement, dat is wel gewoon zo. Kijk op het moment dat jij een woning gaat bekijken en er staan drie woningen leeg in die straat, en niemand doet de voortuin meer, dan denk je ook misschien wil ik de woning wel hebben, maar zeker niet
115
voor de prijs die u er voor vraagt. En dat effect is gewoon aan de hand. Hetzelfde geldt voor verouderde kantoren. Nou ja goed, maar met name met woningen geldt dat natuurlijk. X: Ja ik denk met name bij woningen, want bij kantoren, de vraag is gewoon minder bij kantoren. Maar een kantoor kun je nog best wel upgraden en wat maakt het uit, daar maakt de omgeving ook minder uit. Y: Ja maar goed, de kantoren wordt ook nog wel een probleem. Maar vastgoedbedrijven gaan natuurlijk die hele norm bijstellen. Dus hier staat een nieuw CBS gebouw en een oud CBS gebouw, en het nieuwe CBS gebouw heeft nu al leegstand en die gaan nog meer leegstand krijgen. Maar goed, het systeem bij kantoren werkt gewoon anders en dat probeer ik ook wel vaak tegen de provincie uit te leggen, maar die beleidsmedewerkers snappen het allemaal niet. Het probleem is dat die kantoren niet door de huurders worden gebouwd, maar die worden door beleggers gebouwd. En die trekken gewoon ergens een huurder vandaan, uit Maastricht. Want dat is wat er nu gebeurt langs het vliegveld, het is natuurlijk een drama. Ze zijn weet ik veel hoe veel kantoorgebouwen aan het neerzetten, die trekken al de mensen uit Maastricht, met het verhaal u heeft tien jaar last van die tunnel. Maar die tunnel is al klaar en niemand heeft er ooit last van gehad. Je kunt er goed doorheen reizen en het gaat eigenlijk beter dan toen ze nog niet aan het bouwen waren. Straks zijn al die lelijke kantoorgebouwen die ze hier neerzetten, die zijn leeg, want het zijn allemaal kortlopende huurcontracten waarschijnlijk, ik denk vijf jaar schat ik zo. En dan zit iedereen weer fijn in Maastricht en dan hebben we daar allemaal die shit staan. En op zich is het niet slecht, maar voor het imago voor Nederland als beleggingsland is het natuurlijk wel heel slecht. En die zijn waarschijnlijk allemaal aan Duitse beleggers verkocht of zo. X: Ja, die kans is groot dat dat buitenlandse beleggers zijn, die weten die beweging niet. Y: Ja, die zien alleen een huurcontract, oké, jas het er maar in. En dan hebben ze straks wat leegstand in hun portefeuille ga ik vanuit. En ik snap gewoon niet waarom de provincie gewoon niet, dat is natuurlijk ook achter de feiten aanlopen maar ook niet dat proces wat beter beheersen laat maar zeggen, dat ze daar toch eens goed naar gaan kijken. Want in Maastricht is echt best wel veel leegstand. Er zijn kantoorgebouwen die zijn één keer- Bijvoorbeeld het Hewlett Packerd gebouw die staat nu al zo zeker, zo lang ik in Maastricht woon, zeker zo’n zes zeven jaar leeg. X: Weet je, kantoren hoeven er niet meer bijgebouwd te worden, er is genoeg bestaand, dat moet gewoon en als je het dan al doet, misschien dat het af en toe niet meer aan de huidige eisen voldoet, maar probeer dan veel eerder de transformatie te zoeken. Dat is duurder vaak, of die belegger kan niet meer of die ontwikkelaar kan niet meer die enorme winsten maken, dus dat maakt het minder aantrekkelijk. Maar zo lang het gefaciliteerd wordt dat ze ergens anders kunnen bouwen… Y: Ja precies, en dat is het probleem. En kijk die dingen die bij het vliegveld gebouwd worden, het zijn allemaal van die gebouwen die zijn ook niet even om te turnen of zo, daar heb je helemaal niks meer aan straks, het is echt immense kapitaalvernietiging. Maar het zijn hele rare mechanismes, want tegelijkertijd wordt de Kolonel zo ongeveer in Maastricht opgegeven, maar daar zijn de huren gewoon te hoog. Die zijn nog uit een tijd ontwikkeld, dat duurt dan zo lang. Die zijn met uitgangspunten zijn die doorlooptijden te lang geweest en de huren zijn te hoog, daarom kan het rare fenomeen zich voordoen dat er eigenlijk hele productieve goede vierkante meters kantoren feitelijk opgeleverd staan die nooit verhuurd zijn en dat men nog aan het bouwen is, nog geen vijf 116
kilometer verder. Ja, dat zijn rare mechanismes, maar dan vind ik dat een overheid daar eigenlijk op in zou moeten grijpen. Niet zozeer, kijk een overheid kost het verder geen cent geld, maar het gaat wel over is dit nou verstandig om te doen? X: Ja, ja. Y: Maar het is nog moeilijker denk ik om daar op in te grijpen kantoren dan op woningen, ik moet trouwens zo weg. X: Prima, ja dat is ook lastig. Oké, nou dank dan, dan zet ik hem uit. [Einde interview]
117
Bijlage V: Interview dhr. Claessens Interviewer Respondent Datum Tijdstip Totaal aantal minuten
mevr. S. Noij dhr. C. Claessens 18 december 2014 13:30 51:47 minuten
X is de interviewer Y is de respondent [Inleiding op het interview] X: Onze maatschappij is eigenlijk gericht op groei, alles is gericht op groei. Maar ja dat houdt op een gegeven moment op qua bevolking. Omdat alle modellen op groei gericht zijn, kwam het bij mij gevoelsmatig niet goed over dat je dan niet- hè in een krimpregio dat je dan niet ook een goed leven zou kunnen leiden. Dus daar ben ik een beetje opzoek gegaan, of er modellen waren die dat onderschrijven. Er was niet heel veel over te vinden en Degrowth kwam wel in de richting. Het is niet een 100 procent match wat mij betreft, maar heeft wel aspecten dieY: Ja nou we zijn in Limburg nou heel bewust na gaan denken van, hoe moeten we verder? Hebben we bijvoorbeeld dat hele krimpvraagstuk, de afgelopen vier/vijf jaar, qua bewustwording heel goed op de agenda gezet? Dus beleidsmakers, in ieder geval bij de provincie, maar ook bij de grote gemeente waar het aan de orde is, die zijn zich er allemaal van bewust dat ze rekening moeten houden met alle beleid dat te maken heeft- dat we gewoon met een huishoudensdaling en bevolkingskrimp te maken hebben en dat issue is eigenlijk voorbij. We zitten nu meer op het punt van, we moeten gaan doen, we moeten gewoon die traditie waar jij het over had, moeten we gewoon vorm gaan geven, want we kunnen wel blijven onderzoeken. We kunnen allerlei theorieën op gaan schrijven. We moeten gewoon gaan doen en we zullen moeten ervaren hoe alles uiteindelijk gaat werken en wat dat betreft is het voor jou misschien ook wel interessant- Op dit moment, deze week, komt het- de convenanten, Groningen, Zeeland, Limburg, die gemaakt zijn, die worden op dit moment geëvalueerd. Daar zit ik morgen weer voor in Utrecht, als het goed is aan het einde van het jaar, dus maak er maar het beginX: Dus daar is ook echt die samenwerking gezocht metY: Ja. Begin januari kun je aangeven, zal het rapport uitkomen en daarin wordt in ieder geval duidelijk- Ik denk dat je daar gewoon gebruik van kunt maken en zelfs moet maken als je- Ik denk je dat gewoon moet doen. Daar geven zowel Groningen, Zeeland, als Limburg en het Rijk aan wat er terecht gekomen is van de afspraken die in 2011/12 gemaakt zijn, welke stappen gezet zijn. En daar wordt ook een doorkijk in gegeven van hoe zouden we verder moeten gaan. Voor Limburg geldt daar in ieder geval dat we heel erg aan het denken zijn van, wat moet onze focus worden? Doorgaan met wat we gedaan hebben of moeten we nog meer focus op een paar onderwerpen leggen. Dus bestuurlijk wil het huidige College van de Gedeputeerde Staten die wil meer de grensoverschrijdende kansen gaan benutten, dus die zitten heel erg van, hoe kunnen we de grenzen slechten? Hè we moeten grenzen wegpoetsen, want dan opent zich eenX: Ja want dat is voor Limburg een kans. Y: Een heel grote wereld, ja we hebben zowel Duitsland als België waar het qua werkgelegenheid, qua wonen- Ja gewoon kansen voor mensen van lage inkomsten en hoge inkomsten. Er komt 118
gewoon veel meer arbeidspotentieel vrij en dat wordt nu nog niet erkend en dat is wel- daar liggen de grootste kansen voor onze regio. Daar zijn wij in Limburg van overtuigd, het is nu alleen de vraag hoe kunnen we die slag maken en op welke wijze kunnen we het ministerie van Binnenlandse Zaken in die denkrichting meekrijgen. De huidige minister Blok die staat daar wel open voor, in die zin, die geeft aan van, komen jullie nou maar met concrete voorbeelden en dan ben ik bereid om met mijn collega’s eens te kijken hoe we de wet- en regelgeving, het zij op kunnen rekken of eens een keer een- Ja iets proeftuin-achtig te doen, maar vooral door de initiatieven te gaan ondernemen, proberen om traditie meer vorm te geven. En daarom hebben we een paar maanden geleden IBA ik weet niet of jeX: Ja, ken ik. Y: Nou daar willen ze mee aan de slag, daar zijn nou de eerste inschrijvingen voor binnen. X: O, leuk ja. Dat is een interessant project. Y: Ja en ik weet niet of je wel al eens gegoogeld hebt enX: Ja Y: En ja in Duitsland kun je een heleboel mooie voorbeelden zien waar- ja gebieden die echt teloor liggen te gaan, ja liggen toch weer op een gegeven moment met inspanning voor onderop tot bloei. Ja niet groei maar bloei vooral en dat is ook wel- Ik ben nou een maand of vijf zes ben ik met het onderwerp op de provincie bezig, omdat mijn voorganger vorige week met pensioen is gegaan. Dat was een beetje krimpgoeroe van, ik mag wel zelfs zeggen, voor Nederland. Die heeft ambtelijk heel erg veel voor het krimpdossier betekend. Ik ben nou een maand of vijf/zes daarmee mee bezig, maar er komt ontzettend veel samen. En het is voor jou, nogmaals interessant, die evaluatie van het convenanten rapport ‘Mid Term Review’, heb jij dat ook gezien, het TMR rapport? X: Nee. Y: Dat is van Pauline de Krikke, oud burgemeester van Arnhem, die heeft dat met, met een drie/vier mensen, hebben die in augustus/september een rondgang door de krimpregio’s gemaakt om met partijen gewoon te praten van, wat is er van de afspraken terecht gekomen. Eigenlijk naast de analyse van de convenanten die we nou aan het doen zijn met de provincies in het Rijk, hebben die een opdracht in het ministerie, een onafhankelijk onderzoek gedaan in al die regio’s. En die hebben ook een advies voor het ministerie opgeschreven. Zij heeft adviezen gemaakt voor het ministerie. Het ministerie is vervolgens met die adviezen aan de slag gegaan, die komen morgen- tenzij het kabinet vandaag valt danX: Ik denk het niet. Y: Ik denk het ook niet, maar die komen morgen in ieder geval met een brief aan de ministerraad. Waarin de ministerraad reageert op dat rapport, reageert op de motie Barth ik weet niet of je die kent. Die motie is ook interessant om even na te kijken. Dat is een motie in de Eerste Kamer van de fractievoorzitter van de Partij van de Arbeid die nou ook in opspraak is maar- De initiatiefnota de Vries die zou je daar ook nog eens even erbij door kunnen lezen. X: Die ken ik wel. Y: Ja dat is Partij van de Arbeid, die gaan- Al die zaken samen gaan er eigenlijk over van, wat is er de 119
afgelopen jaren met krimp gebeurd en hoe moeten we verder? Initiatiefnota de Vries geeft daar wat lijnen voor, Krikke geeft daar lijnen voor, de motie Barth kun je daar ook zo onderschuiven, dus dat zijn allemaal gelijksoortige vragen eigenlijk ook die- Ja nauw aansluiten op jouw vraag zelfs. En het gaat morgen allemaal beantwoord worden door de minister. X: Mooi. Y: En die brief die in de ministerraad komt die wordt of morgen en anders in de loop van de volgende week ook wel verspreid. Die kan ik je ook doorsturen als die openbaar is, dan kun je daar ook gewoon gebruik van maken en daar worden in ieder geval allemaal richtingen aangegeven van hoe het zou kunnen. En dan heb je een beeld vanuit het ministerie, vanuit de evaluatie van de convenanten heb je in ieder geval de wensen van de drie topregio’s. Ja en na morgen weten we ook wat de huidige minister met de anticipeerregio’s wil. Ja voor Limburg zijn we nou aan het kijken van, het ministerie zal er op aan koersen dat ze dadelijk aangeven van, geef maar de focus aan die je per provincie wil, en dan komt bij ons het grensoverschrijdende verhaal aan de orde. Zowel in Groningen als in Limburg zal de particuliere woningvoorraad aan de orde komen. Ja is, met jouw achtergrond denk ik ook wel heel interessant en daarvan constateren we met elkaar dat dat ja één van de grootste problemen gaat worden de komende jaren, zeker in de krimpregio’s. Ja er staan woningen dadelijk leeg en er zijn meer woningen dadelijk als dat er nog huishoudens zijn. X: Ik heb gisteren gesproken met een collega in Landgraaf, Marlies Dreissen. Y: Ja. X: Ja en die gaf ook al aan dat ze daar ook echt al behoorlijk wat gesloopt hebben eigenlijk. Y: Ja, ja er is een woningtransitieplan in Parkstad, maar dit is al een paar jaar geleden gebeurd. Wat dat betreft, liep Parkstad staat vrij ver voor, alleen dan moeten we constateren, de woningen die uit de markt gehaald zijn dat zijn corporatiewoningen bijna allemaal. En het probleem wat ontstaat dat is de particuliere voorraden en dat zullen alle overheden langzaamaan gewoon moeten gaan erkennen. En je merkt dat het ook- Het begint nu heel langzaam op te borrelen. Afgelopen maandag is er een, ook hier in Utrecht, een bijeenkomst geweest van BZK waar ze, ja heel druk bezig geweest, ik ben er zelf niet bezig geweest, maar financiële arrangementen om dit soort problemen ja op te kunnen lossen. Dus er wordt zowel op rijksniveau, als op provincieniveau, als op kredietenniveau, heel stevig nagedacht van hoe dat probleem moet opgepakt worden en het is in ieder geval voor alle topprovincies noodzaak om focus eraan te geven aan waar wij het meeste aan willen doen. En Limburg heeft heel veel op economiegebied gedaan. Ik bedoel de arbeidsmarkt ligt nog wat achter op onderwijs en met name het primaire onderwijsdeel moet Limburg nog een slag maken. Dat doet Zeeland heel erg goed. Die hebben een onderwijsautoriteit aangesteld om- dat vonden zij de problematiek die daar heel erg speelde en- We zijn allemaal op zoek van hoe we verder moeten. X: Ja want Limburg heeft wel- Ik heb best wel wat van Hogeschool Zuyd ook gelezen, waar- Ja die waren ook allemaal met praktische dingen bezig. Je hebt Brainpark Venlo en Maastricht heeft natuurlijk al een goede universiteit. Want daar had ik het gisteren ook over met Marlies, waarom trekken al die jongeren eigenlijk weg? Er is wel het één en ander in Limburg eigenlijk. Y: Ja de vraag is, ja ik vraag me wel eens af, trekken ze allemaal wel weg? Ik bedoel is dat cijfermatig onderbouwd dat ze allemaal wegtrekken? Het wordt volgens mij ook heel makkelijk geroepen. X: Dat zou kunnen.
120
Y: Ik ben zelf ook- ik heb in Nijmegen gestudeerd en ik ben daarna teruggekomen en ik ken genoeg voorbeelden van studenten die teruggaan. Aan de andere kant, op het moment dat je een redelijke opleiding gehad hebt, dan is de spoeling wat dunner in Zuid-Limburg, dat is gewoon zo. Maar dat wordt nou met die campusontwikkeling, wordt daar heel hard aan gewerkt om ook dat soort banen te hebben. En ik zie de problematiek in Limburg eerder aan de onderkant van de arbeidsmarkt, dus met name, ja de lager opgeleiden, daar hebben we een veel groter probleem, denk ik. Ja en daarbij ook weer de slag met de grens. In Aken zit eigenlijk toponderwijs, dus dat- Maar dat begint wel, daar zit beweging in. De afgelopen anderhalf/twee jaar zijn er steeds meer studenten toch naar Aken aan het gaan, dus dat is een goede ontwikkeling, alleen absoluut gezien zijn het er nog altijd heel erg weinig. Maar procentueel, dus relatief is er een heel grote stijging geweest de afgelopen maanden. X: Ja en ook huisvesting van studenten. Y: Ja. X: Ik weet even niet meer welke stad het was, Heerlen. Y: Ja nee Kerkrade- Heerlen is daar ook mee bezig, dat klopt, maar Kerkrade heeft een hele wijk waar flats dus een paar leegstaan en die kunnen omgebouwd worden voor, ja eigenlijk heel basic. En in Aken zijn ze een studentenhuisvestiging, ja die zijn aan het zoeken waar kunnen we de studentenDe niet-EU-studenten die mogen wel in Aken studeren, niet in Nederland wonen. Ja terwijl je hebt het eigenlijk overX: Hemelsbreed is het niks. Y: Het is een grens die er niet meer is, alleen dat mag conform de regelgeving niet. En daar is het ministerie nou zover dat ze, ze gaan nou met de Duitsers in overleg om daar omslag te maken, dus daar is ook een toezegging door het ministerie nou gedaan dat ze dat voor de start van het komend schooljaar, willen ze geregeld hebben dat ze proef gaan draaien, dat die studenten wel in Kerkrade kunnen wonen. En als dat werkt, ja dan kun je ook laten zien dat die regio’s samensmelten en als we dat voor elkaar krijgen, ja dan kun je transitie tot stand brengen. Dus dat soort voorbeelden. X: En dan wordt er ook gesproken met de Duitse collega’s en de Belgische collega’s? Dat is meer op hoger niveau. Y: Dat is op het niveau van BZK. Ja ik weet dat er ook af en toe wel eens contacten zijn tussen de Limburgse gouverneur en ja wat bestuurders in België en Duitsland. Dus die contacten zijn er allemaal, maar uiteindelijk die regelgeving die in de weg staat. Ja dit is toch weer, dit is voor Nederland het landsniveau, dat moet je politiek aanlopen, dat- En dat kun je alleen maar proberen via de lobby, dus- Ja. X: Ja. Nou interessante ontwikkelingen allemaal ja. Ik had een aantal topics opgeschreven. Ik denk dat we die gewoon maar eens even doorlopen. Nou weet ik niet helemaal, want jij zit wat meer op beleidsniveau, op provincieniveau bedoel ik. Y: Ja laat ik het zo zeggen, ik ben een redelijk- Ja ik zit daar gewoon met de paraplu overheen, dus ik zal niet één op één de inhoud van ze allemaal kunnen benoemen denk ik, van we kunnen wellicht wel weer wat richtingen meegeven waar je nog naar zou kunnen kijken. X: Ja prima. Dat is eigenlijk, vanuit de Degrowth komt heel erg het duurzame naar voren en van daaruit kwam ik weer bij duurzame voedselvoorziening uit. Het inzetten van bijvoorbeeld stukjes die 121
je sloopt zeg maar. Je kunt er parken van maken, maar je zou ook kunnen kijken van kan ik dat niet voor duurzame, kunnen we dat niet gaan inzetten voor duurzame voedselvoorziening? Y: Ja dat zijn voorbeelden die- Zeker in Parkstad bijvoorbeeld aan de orde zijn en in Heerlen heb je in het oude CBS gebouw stadslandbouw. In MSP, Meezenbroek, Schaesbergerveld en Palemig, een wijk in Heerlen daar is op een aantal voetbalvelden een moestuin voor de wijk gemaakt. Ja van dat soort dingen dat zijn initiatieven die gebeuren. Wat in dit kader ook interessant is, ik zie duurzame woonstructuur. Ken je de casus Vrieheide? X: Ja. Y: Nou die zijn daar heel, op dit moment, die hebben dus en de moestuin. Ze hebben nu een IBA project ingediend om de woningen te verduurzamen, maar ook om de particuliere leegstand aan te pakken, dus de verdunning in de woningmarkt. Dat hebben ze nou in een compleet concept neergelegd. Een vrouw van BMC is daar onder andere mee aan de slag, een macro-econoom die cursussen voor de Open Universiteit schrijft. Die hebben met elkaar nou een soort van hypotheek ontwikkeld, die tegengesteld aan alle bestaande hypotheken, geven zij aan dat ze met dit product een oplossing kunnen hebben voor, voor de wijk. Dat is ook een heel interessant, daar kan ik je ook wat zaken van doorsturen en die gaan heel erg op die duurzame woonstructuur in. Ja je ziet dat op steeds meer plekken voorbij komen natuurlijk. X: Ja het is ook, ik zie dat in de steden is het, maar dat is denk ik ook logisch, is dat meer een item zeg maar dan op het platteland, want mensen hebben daar natuurlijk al veel meer ruimte om hun huis heen. Ja en waarom zou je dan nog een moestuin hebben. Y: Ja maar het zijn wel ontwikkelingen die ontzettend aan de gang zijn en Platform31 doet daar ook heel veel onderzoek naar, die zijn daar heel druk mee bezig, dus- Ja is één van de topics voor de komende jaren. X: En zou het op een gegeven moment ook mogelijk zijn dat je, net zoals een soort van productiemiddel gaat- of hoe zeg je dat, dat we het gaan exporteren. De grote steden groeien alleen maar en die slibben dicht. Y: Ja ik kan me er wel wat bij voorstellen, ik denk dat het heel erg ligt aan, ja ook aan de initiatieven van de burgers hè en wat willen lokale overheden? Willen ze daarin mee of willen ze er niet in mee? Sluiten ze de ogen nog ervoor of zien ze dat dit toch een beweging is die, ja die gewoon de toekomst gaat bepalen. Ik denk dat laatste. X: Ja, ja ik denk ook. De ‘groene race’ is een concept dat ik tegenkwam. Y: Ik vind wat dat betreft Tegenlicht heel erg, de uitzending van Tegenlicht van de afgelopen jarenDie hebben een hele riedel van dit soort voorbeelden gehad en- De correspondent ken je ook? X: Nee. Y: De correspondent. Dat is een digitaal nieuwsplatform. Het komt volgens mij oorspronkelijk van iemand die eerst bij de Groene Amsterdammer werkte en die hebben heel veel verdiepende onderwerpen. Het lijkt heel erg op thema’s die ook bij Tegenlicht voorbij komen en die diepen dat uit met heel veel studies en- Ja daar vind je ook heel veel interessante artikelen en filmpjes en voorbeelden van dit soort zaken terug.
122
X: Oké dat is mooi. Ja ik heb wel andere- Ik heb deze volgens mij nog niet gezien. Ja hier heb ik nog het loslaten van gedetailleerd beleid en daar hadden we het net eigenlijk al over. Y: Ja dat is het organische, tegenwoordig wat het wordt, is het organische beleid maken. Ja dat is iets wat gewoon aan het gebeuren is. Bij de provincie zie je ook dat die beweging erin begint te komen. Het wordt veel meer proberen om zaken integraal op te pakken ja en uit de kokers vormen en- ja bij dit thema dat raakt wonen, economie, leefbaarheid, dat raakt eigenlijk alles, dus het raakt gewoon de zenuw van de samenleving en de vraag is van hoe wordt het opgepakt en dat zal per regio verschillen. X: Ja want heb je daar vanuit die helikopterview zicht op? Komen er veel burgerinitiatieven al los, hebben burgers überhaupt door dat dit speelt? Y: Ja vanuit de Vereniging Kleine Kernen daar, ja daar kun je een hele riedel aan voorbeelden over de website terugvinden. En ja in Limburg is met name in Parkstad, ja je hebt met Marlies gisteren gesproken, daar is gewoon al zo veel aan de gang. En ja in heel Zuid-Limburg, in de dorpjes, in het heuvelland. Ja mensen zien zich ook gewoon genoodzaakt om dingen te gaan doen, want het houdt gewoon op met de leefbaarheid. De voorzieningen, dat loopt achteruit. Ja de transitieatlassen ken je ook van Public Result onder andere, het ministerie van BZK die maken inzichtelijk van welke voorzieningen heb je nog waar en wat dreigt er met de bevolkingsontwikkeling de komende jaren te gebeuren. En welke keuzes moet je dan als beleidsmakers, zou je moeten maken om toekomstbestendig te kunnen blijven? Ja er is zo-, ik merk de afgelopen maanden, het wordt alleen maar steeds meer. Dus aan de ene kant het goede teken dat het steeds meer op de agenda komt, maar het is ook zoeken van hoe ga je het nou-? Je moet dat ook wel terugbrengen dat het werkbaar wordt en welke keuze maak je dan als overheid. Ja daar zijn we nou, bij de provincie druk over aan het schrijven, dus- En ik ben vooral me op deze zaken aan het focussen om dat tussen eind januari en begin februari om dit bij elkaar te brengen en dan in ieder geval met een advies te komen hoe de provincie met deze thematiek verder moet. X: Ja want dat zie je in Limburg ook dat de provincie erbij zitY: Nou we zitten daar als provincie vooral ook vanuit de faciliterende en de verbindende rol. Weten wat er in Den Haag speelt, maar ook vooral weten wat er op het lokale niveau, dat wat gebeurt, hoe je daarop moet reageren. Maar ook kijken, hoe kun je het lokale niveau dusdanig faciliteren dat je ook de ontwikkelingen in het landelijke, ja dat je dat goed op elkaar aan laat sluiten, dat- Daar houd ik me vooral mee bezig en dat is vooral ieder jaar de juiste verbindingen leggen en de juiste mensen met elkaar in contact brengen en dat- En als je dan van onderop hoort van we lopen hier tegenaan, we lopen daar tegenaan. Het overleg waar ik net geweest ben, daar zit je rechtstreeks met het ministerie onder andere aan tafel, plus alle andere kennispartners op dit gebied. Dan kun je een ballonnetje oplaten en zeggen van goh, daar speelt dit. Kunnen we daar wat mee? Hebben we een haakje waar we aan het landelijk beleid- ja waar we het landelijk beleid een zetje in de rug kunnen geven, dat het ook die richting op gaat? En dat probeer je met elkaar en in dat soort overleggen probeer je dat bij elkaar te brengen. X: Ja want dat zal best wel lastig zijn voor krimpende gemeenten. Je hebt natuurlijk een overall beleid, op landelijk niveau, dat op groei gericht is en ja dat werkt tegengesteld. Y: Ja en die gedachten moeten weg. Je moet de bestuurders ook meekrijgen, dat die- een bestuurder, zeker een gedeputeerde of een wethouder van economische zaken. Die zou altijd willen zeggen van mijn gemeente groeit en wordt groter. Aan de andere kant zou het ook mooi zijn, als je bestuurders mee kan krijgen die ook de durf hebben om uit te spreken van het hoeft voor ons niet. 123
Groei hoeft niet alleen financieel te zijn, maar dat kan ook in kwaliteit zijn. X: Ja precies ja. Y: Hè meer is niet altijd beter en we zouden juist de focus meer- Meer kijken waar ben je als regio nog goed in en hoe kunnen we dat nog sterker maken, dat kan ook een impuls voor je regio zijn en dat- Dus ja daar moet wel om gedacht worden en dat houdt in, zeker in de top krimpregio’s voor wat het betreft de woonstructuur, ja moet je je gewoon realiseren dat we daar met woningoverschotten zitten en daar wil je op de één of andere een keer je verlies moeten nemen. En of de overheid dat moet doen of de particuliere sector zelf of dat je iets vindt dat je samen wat kunt doenX: Dat zou het mooiste zijn denk ik, maar ja. Y: Ja daar wordt nou gewoon over gedacht, ja en ik denk zelf dat je daar op een gegeven moment gewoon als gemeenschap je verlies moet nemen en hoe dat dan- dan zijn we alweer in de financiële zin aan het denken. X: Ja maar daar komt het wel heel vaak op neer. Ja, ja. Y: Ja dat is- ja en daar moet nou gewoon ook heel hard nagedacht worden, hoe kun je dat nou vormgeven dat je over een aantal jaren kunt zeggen van, ja we hebben wat gevonden wat werkt. X: Ja, ja, want ik reed gisteren ook weer door dat landschap heen en dan dacht ik er is heel veel ruimte om dingen te doen. Maar ook bijvoorbeeld, wat nu helemaal hot is, biobased productie. Je hebt hele landen daar, akkers, waar je natuurlijk ook allemaal van dat soort materialen kan gaan verbouwen enY: Ja en er zijn ook allerlei boeren al bezig met een heleboel initiatieven en er wordt van alles geprobeerd al en ik denk dat dat ook goed is. Ik hoop wat dat betreft dat IBA een katalysator wordt. Ik heb zelf wel eens op de provincie uitgesproken dat, de afgelopen maanden dat dat mijn stille hoop is. Dat IBA een instrument wordt dat, ja dat dadelijk gewoon symbool gaat staan voor een transitie in de krimpgebieden en dat dat gewoon een symbool voor het hele land kan worden. Dat je gewoon ziet dat door anders denken, door anders naar je ruimte te gaan kijken en de durf ook hebben om dingen dan anders te gaan doen, ja dat je daar beweging in krijgt. X: Ja ik vind het erg interessant, ik ben erg benieuwd. Y: Dat is iets wat de komende maanden duidelijk zal worden. X: Ja, ja dat is leuk om te horen dat er wel initiatieven binnenstromen, dat is vanaf het internet moeilijk te zien. Y: Nou ik heb begrepen dat er veel binnenkomt. De enige zorg die ik heb- ik hoop dat niet alle initiatieven die daar liepenX: Nu daaronder vallen. Y: Nu zich daar voor aanmelden en automatisch gehonoreerd worden. Ik hoop dat het ook echt, vernieuwende innovatieve projecten worden. X: Ja van de ene kant snap ik dat, van de andere kant krijg je wel meer zichtbaarheid zeg maar. Het 124
kan wel weer andere mensen stimuleren. Waar ze er nu wel al zijn… Y: Ja, nee ik bedoel het meer om het aan te geven. Ik hoop niet dat het dan gezien wordt als een soort van subsidiemachine waar je- Initiatieven die goed zijn en die op de een of andere manier in moeten rollen en al bestaan, die moet je vooral erin opnemen, maar het moet niet zo zijn van goh, hier krijgen we geen subsidie meer, daar ligt een nieuweX: En daar staat het volgende potje zeg maar… Y: Ik hoop dat dat niet het geval is. X: Ja interessant. Daar hebben we het eigenlijk al over gehad, het excelleren in die race om verduurzaming. Daar volgens mij loopt Limburg daar ook wel voorop. Y: Ja voorop, ze zijn er in ieder geval druk mee bezig en het is- ja het is ook de vraag van hoe wordt het vorm gegeven, welke kansen krijg je en- Er zijn ook de nodige gemeente- Nijmegen is ook met zoiets, loopt ook voorop. Dat is ook wel een beetje afhankelijk van de gemeente en de regio waar je zit, maar er gebeurt heel veel, ja. En dan heb je het vergroten van het sociaal kapitaal… X: Ja meer ruimtelijke ordening in de rol van intermediair, dus wat je net aangaf op provinciaal niveau dat je probeert te verbinden zeg maar. Y: Ja. X: En dat ook op nog een lager niveau. Dat ze de mensen wat meer stimuleren en faciliteren dan reguleren? Y: Ja dan kom je heel erg op die burgerinitiatievensfeer neer. Dat is- krimp en burgerparticipatie hebben in-, in de provincie ook altijd-, ja in één portefeuille met elkaar gezeten. En dat is, die meneer die vorige week met pensioen gegaan is, die deed beide. We hebben ze nu weer gescheiden. Ik doe krimp en een andere collega doet één op één nou die burgerparticipatie en ja er gebeurt zo gigantisch veel. Ja dan moet je dus als overheid ook kijken van, in hoeverre ondersteun je initiatieven en welke niet. Dat zijn vooral rollen die in eerste instantie bij de gemeente liggen, waarbij je als provincie daar waar het, ja wat breder wordt dan alleen de gemeentegrens, daar ook gewoon mee moet denken en moet kijken van hoe kun je meedoen. X: Ja. Y: En daar staan, ja daar staan we wel gewoon heel erg open voor om al dat soort dingen te onderzoeken en dan met name ook weer in die faciliterende rol dus dat isX: Ja, ja want ik denk ook dat die bottom-up initiatieven, dat dat ook- Ja dan op die sociale cohesie versterkt zeg maar. Als jij je hard maakt voor je buurt en bijvoorbeeld om een park te onderhouden en dat vergroot je leefbaarheid weer datY: Ja dat is de participatiesamenleving die eigenlijk al- Ik bedoel de afgelopen troonrede werd het, of is het al weer twee troonredes geleden? X: Nee afgelopen troonrede. Y: Afgelopen was het hè. Ja dat gebeurt al allemaal. Dat is, dat is gewoon midden in de samenleving 125
aan de hand. Het is meteen ook de vraag van, durven overheden los te laten? X: Ja. Y: En daar merk je dus ook dat er onder beleidsmakers een knop om moet. Je noemde het net al, over dat loslaten. Ik denk dat dat de realiteit van vandaag is alleen de, ja de overheid, de ambtenaren zullen daar ook in mee moeten. X: Ja het is een andere manier vanY: Het is een andere mindset, het is- En het heeft volgens mij steeds meer te maken met dat je als ambtenaar heel omgevingsbewust moet zijn. X: Ja je hebt eigenlijk een ander soort type mens bijna nodig? Y: Ja, ik sluit niet uit dat het beide kan, maar daar waar de, ja de ambtenaren van 20/30 jaar geleden, ja meer, strakker op die regels zaten. In een hoekje op bladzijde zoveel staat dat dat mag en dat niet, daar moet je vanaf. Die boekjes kun je eigenlijk, zeg ik, de prullenbak ingooien en ik zeg gewoon ga maar met mensen aan tafel zitten en kijk of het kan. Het moet niet tegen de regels zijn, maar als de regels in de weg zit moet je volgens mij als ambtenaar ook kunnen zeggen van, is het nou het initiatief dat niet helemaal goed zit of is de regel aan een aanpassing toe? Nou de regeling moet helpen dat je als burger kunt participeren. X: Ja, dat motiverende weer meer. Y: En dat is iets wat- ik durf dat wat makkelijker te zeggen. Ik ben nog niet zo heel lang ambtenaar, dat ben ik al sinds 2009 dus ik flap dat er op het werk ook wel eens uit en de ene vindt dat leuk en de andere vindt dat niet leuk, maar ik denk wel dat het zo moet. We zitten niet meer in de samenleving van tien jaar geleden, datX: Nee en de gemiddelde burger wordt ook natuurlijk steeds slimmer enY: Ja dus dat is-, dat is wel leuk. X: Ja en social media, zie je dat? Y: Ja de provincie die maakt sinds een paar maanden of sinds een jaar denk ik nou, redelijk veel gebruik van het social media, maar dat is ook vooral, ja om beleidskeuzes die gemaakt zijn of initiatieven die ondertekent zijn, om dat te promoten. Maar ja ik zeg maak er zoveel mogelijk gebruik van, dat doe ik privé ook en dat isX: Ja want dan kom je natuurlijk makkelijker bij de bevolking in de buurtY: Je krijgt hele discussies. Ik maak er zelf redelijk veel gebruik van en vandaar dat ik redelijk in het werk. X: Ja dat weet ik, jij hebt een Twitteraccount. Y: Ik heb een Twitteraccount ja. Die heb ik niet beroepsmatig, niet vanuit de provincie, maar vanuit mijn hobby doe ik een beetje politiek en- Vandaar dat ik die Marlies ook wel ken, die zit in dezelfde club en ja ik vind het een heel makkelijk medium om mensen te bereiken. Ik heb bijvoorbeeld in het 126
kader van de WMO en zo nou, heb ik met drie/vier mensen via Twitter, dan krijg ik gewoon praktijkvoorbeelden als ik naar een vergadering toe moet. En dan krijg ik van let eens daarop of op die en die bladzijde staat iets, ja dat heeft de gemeente in theorie opgeschreven, maar in de praktijk lopen we hier tegenaan. Ik gebruik dat één op één in de vergadering en dan steek ik mijn vinger op, voorzitter mag ik even, ik krijg net een berichtje binnen. De wethouder heeft dit gezegd, ik krijg dat als antwoord. Ik zeg en nou is dat maar één persoon die zo reageert, maar het is er al één. Zijn er meerdere? Hebben we dat beeld? En dan krijg je een heel andere discussie hè, dan krijg je eigenlijk van onderop krijg je je informatie. X: Ja precies ja. Mooi voorbeeld inderdaad. Y: Ja, dus. X: En het stimuleren van coöperaties of dat soort constructies- je ziet ze natuurlijk wel en in Engeland had je de trustY: Ja dat gebeurt volgens mij. Ik heb daar niet één op één zicht op, maar ik heb net het voorbeeld van Vrieheide gegeven, dat is een coöperatie. Ja die zitten nou op het punt om te kijken of ze steun kunnen krijgen. Die hebben ooit wel eens een keer wat aanjaagsubsidies hiervoor gehad, dus dat gebeurt wel. Alleen die zitten nou nog een stap verder, daar ben ik nou dus heel erg benieuwd naar of die club dadelijk voldoende uit kan venten wat ze bedacht hebben en of ze een instrument bedacht hebben dat voor het hele land kan werken. Dus ik hoop zelfs dat de provincie daar, mits het allemaal binnen de subsidieregels en zo past, dan hoop ik dat ze daar ook toe bereid zijn om dat als een soort van proeftuin te gaan gebruiken. Alleen dan moet je bestuurders daarvoor warm maken en dan moet ook vooral zo’n coöperatie zichzelf kunnen verkopen. Ik bedoel die moeten dat ook vooral gewoon zelf goed pitchen. X: Ja dat moet uiteindelijk ook van onderuit komen natuurlijk, ja. Y: En het enige wat ik dan ook ambtelijk kan doen is, ja bij al dat soort initiatieven, ja je kan af en toe eens een beetje het oliemannetje spelen en eens proberen of je zaken in beweging kunt zeggen. Ja en de ene keer voelt een gedeputeerde voelt daar heel erg voor en de andere keer zeggen ze van, ja dit gaat mij net iets te ver of het is me nog te vaag en ja dat is wel heel interessant. X: Ja want daar zie ik ook wel een rol of een mogelijkheid. Gewoon het meer faciliteren en het met elkaar in verbinding brengen. Y: Dat isX: Ja hè de juiste mensen met elkaar verbinden inderdaad en mensen wijzen waar ze iets kunnen vinden en dat soort zaken eigenlijk, ja. Y: Ja dat ze dus- Ja dat is een breed onderwerp waar je mee bezig bent. X: Ja het is breed, ja. Ja klopt. Ja. En ik kwam in dat kader ook nog de Green deal tegen. Y: Ja die is me bekend en ja daar gebeurt- Ja daar heeft Limburg ook met een aantal dingen aan meegedaan. Het staat te ver van me af om daar- ik weet dat het er is maar. X: Ja eigenlijk is het waar we het net over hadden, maar dan nog met een andere component- Het hoeft niet per se subsidie te zijn, maar in ieder geval dat er gefaciliteerd wordt, dat er- hè je dient 127
een plan in en dan wordt er met je meegekeken van hoe kun je dit nou aanvliegen, met de juiste mensen in contact brengen. Y: Ik weet dat er een aantal voorbeelden geweest zijn, maar ik weet niet welke. Ik weet alleen dat het gebeurd is. X: Ja en het zogenaamde ‘grijze kapitaal’? Zie je- Natuurlijk een hele hoop mensen die met pensioen gaan en eigenlijk heel veel kennis hebben. Zoals uw collega. Y: Ja, ja nou bijvoorbeeld dat is iemand die ontzettend veel weet, die vervolgens ook vorige week heeft aangegeven dat die in zijn Vereniging Kleine Kernen, daar is die voorzitter van, dat die ook stevig door blijft gaan. Dus die zit waarschijnlijk weer in januari, met dat petje in het provinciehuis om te pleiten voor de één of de andere kleine kern en dat is goed en dat- Ja dat zie je ook op gemeentelijk niveau. Ja in de provincie hoor je dat ook, er wordt steeds meer gesproken van hoe kunnen we die kennis blijven binden en volgens mij heeft, is in de Tweede Kamer afgelopen week daar ook nog wat over geroepen. Buma die heeft het daar onder andere over gehad, dat er van de gepensioneerde ouderen die het ook willen, dat die vooral ook mee moeten doen om hun kennis en hun kunde ook in te zetten voor de samenleving. X: Ja, dat willen is natuurlijk een belangrijke, maar ik denk ja, een stukje enthousiasmeren denk ik dat dat toch- Dat dat zouY: Ja en dat gebeurt natuurlijk- Ik weet op gemeentelijk niveau wordt dat op allerlei manieren gefaciliteerd. Ja op de provincie wordt het geconstateerd dat het er is en- maar er wordt vooral ook gekeken van ja dat is vooral op lokaal niveau dat dat moet spelen, maar het is wel een- Het is een gegeven, het is een waarheid als een koe hè dat je er gebruik van moet maken. X: Ja maar ik begreep van Marlies dat het wel lastig is om die groep te bereiken. Y: Ja dat heeft te maken met het feit dat ze ook allemaal- Er zijn er nog heel veel vrij vitaal en die gaan ook een heleboel andere dingen doen. En er zijn er heel veel die tegenwoordig die kinderopvang verzorgen, die de kleinkinderen bij wijze van opvoeden en ik denk dat het al heel erg veel gebruikt wordt. Het is alleen de vraag van hoe kun je en dan denk ik met name in het kader van die Vereniging Kleine Kernen en zo, kun je kennis en kunde van- En in die coöperaties ook hè, ik bedoel dan kun je kennis en kunde van mensen die op een bepaalde leeftijd zijn, inzetten om je wijk meer op de kaart te houden. Want vanuit de coöperaties gebeurt dat ook heel sterk, ik bedoel daar worden heel veel mensen bij elkaar gebracht die verstand van het één of het ander heb ben. Ja juist het grijze kapitaal heeft van heel veel dingen, alleen al vanuit levenservaring, heel erg veel verstand. Dus dat het gebeurt denk ik. X: Ja, mooi. Ja volgens mij was dat zo de topic list wel. Ja leuk om te horen dat er ook echt heel veel nieuwe dingen… Y: Ja ik denk dat jij hiermee, om ook heel actueel te zijn, dat je daar, kun je dadelijk heel erg veel mee. Ja nogmaals dat is, dat zal zich allemaal in de maand januari, dan ontploft dat in één keer en dan- Ja dan is het even de vraag hoe het opgepakt wordt en ook even de vraag van, als die brief van die minister morgen komt zal er in het eerste kwartaal ook een algemeen overleg in de Kamer zijn. Het ligt er ook aan hoe de Tweede Kamer erop reageert. Dan zal je ook de beweging zien dat mochten er in de brief van de minister zaken staan die op de één of andere manier, ja de top krimpregio’s niet bevallen of de anticipeerregio’s niet bevallen, dan zal je in één keer ook zien dat er een beweging ontstaat van de lobby. 128
X: Ja. Y: Er kan zomaar in één keer heel veel informatie uitkomen. X: Ja. Y: Dus wat dat betreft zijn het spannende maanden. X: Ja, ja dat is toch wel iets wat al heel lang speelt ook, maar het wordt toch nog steeds- het wordt steeds completer eigenlijk. Y: Ja. Ja, er wordt ergens naartoe gewerkt en het mooie aan het afgelopen- aan de convenanten is dat nu iedereen moet nadenken van was dit het of gaan we nog eens een keer verder in het? Daar denkt iedereen weer wat genuanceerder over en dat is de vraag wat daaruit komt dus ik- Maar dan zit ik morgen weer in Utrecht. X: Ja je bent vaker in Utrecht dan ik in het zuiden. [Hier eindigt het interview]
129