Kracht door verbinding Perspectief van Noord-Hollandse corporaties op brede regionale verantwoordelijkheid
Pieterjan van der Hulst Niels Kastelein Caspar van den Berg Rosanne Stotijn
Januari 2010
Colofon Dragende corporaties:
Wooncompagnie, Intermaris Hoeksteen, Woonstichting Den Helder, Parteon,Woonwaard Noord Kennemerland
Auteurs:
John Hendriks (Wooncompagnie), Martin Hoiting (IntermarisHoeksteen), Peter Kramer (Woningstichting Den Helder), Vincent van Luit (Parteon), Pierre Sponselee (Woonwaard Noord Kennemerland)
Onder redactie van Berenschot:
Pieterjan van der Hulst, Niels Kastelein, Caspar van der Berg, Rosanne Stotijn
Kracht door verbinding Perspectief van Noord-Hollandse corporaties op brede regionale verantwoordelijkheid Inhoud
Pagina
1. Proloog
1
2. Acteren in een dynamische omgeving
4
2.1 2.2 2.3 2.4
Demografische factoren Economie en inkomen Voorzieningen en randvoorwaarden Wat vinden overheden en ondernemers?
3. Het verschil maken in Noord-Holland 3.1 Noord-Holland als verbindend geheel 3.2 Op weg naar een actieprogramma voor Noord-Holland 3.3 Kanskaarten
6 9 11 13
16 16 18 20
4. Uitnodiging voor een Actieprogramma
24
Bijlage: landelijke demografische ontwikkelingen
25
1. Proloog
Met vijf woningcorporaties in Noord-Holland staan we middenin de samenleving. Net als onze bewoners ervaren we dagelijks de kwaliteiten én de uitdagingen waar onze regio voor staat. Provincie, gemeenten, maatschappelijke organisaties en bedrijven zijn vaak met grote inzet en dito ambities betrokken bij het versterken van de regio. Wij plaatsen ons graag te midden van die partijen. Dat past ook bij onze rol en verantwoordelijkheid: tezamen beheren wij 70.000 woningen in de regio. We zijn daarmee een speler van formaat in een regio die volop in beweging is: economisch, sociaal en demografisch. Ons succes - als verzorger van sociale woonvoorzieningen beweegt immers mee met het succes van de regio (zie voor een overzicht van ons werkgebied in Noord Holland kaart 1). Steeds vaker zien wij dat thema’s en ontwikkelingen de grenzen van steden en dorpen, en die van onze verzorgingsgebieden, overstijgen. Zo zijn zaken als krimp en bereikbaarheid geen lokale onderwerpen, maar kunnen ze alleen in breder verband begrepen en aangepakt worden. Soms door met veel partijen tegelijk een initiatief op te pakken, soms door simpelweg van elkaar te weten wat men doet en zaken daardoor af te stemmen. Een voorbeeld daarvan ligt in het creëren van voorzieningen op lokaal niveau. Voor iedere individuele buurt en woonkern ligt het voor de hand om zich er op te richten zoveel mogelijk voorzieningen binnen te halen. Voor het geheel van de regio kan het soms beter zijn als iedere buurt en woonkern in samenhang gericht investeert in een beperkt aantal voorzieningen. Datzelfde geldt voor inspanningen van ons als corporaties. Soms is het beter als niet iedereen tegelijk hetzelfde type investeringen doet. Wat doen de corporaties al? De woningcorporaties doen veel met name op het gebied van hun primaire kerntaak: zorgdragen voor huisvesting. Maar daarnaast ook op het gebied van klantgerichtheid (waarmee ze aansluit op de landelijke trends), leefbaarheid, doelgroepenbeleid en Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (duurzaamheid, innovativiteit en kwaliteit woningen). Natuurlijk zijn er verschillen tussen de corporaties. Sommige corporaties zijn meer actief in dorpen en plattelandsgemeenten, anderen in verstedelijkt gebied. Daarnaast zijn er verschillen in de beschikbare investeringsmiddelen waarover de corporaties beschikken. Tegelijkertijd verbindt een sterk gevoel voor maatschappelijke verantwoordelijkheid de vijf corporaties. Zo ligt de focus op thema’s als leefbaarheid, schoon en veilig, maar ook op het doen van een breed aanbod van zowel huur als koopwoningen. Duurzaamheid, cliëntgerichtheid en maatschappijgedreven werken spelen een belangrijke rol, waarbij enkele corporaties zeer bewust de grens willen bepalen van wat zij tot hun eigen verantwoordelijkheid rekenen en waar andere partijen primair voor aan de lat staan. Investeringen in achterstandswijken, maatschappelijk vastgoed en duurzaamheid gaan in Noord-Holland daarom gepaard met bewust omgaan met de schaarse beschikbare middelen.
1
Figuur 1: overzichtkaart van werkgebied in Noord Holland 2
Samen kijken, samen doen: uitnodiging voor gesprek In dit visie-document van ons als corporaties maken wij zichtbaar hoe wij naar Noord-Holland kijken. En daaraan verbinden we ook consequenties. Consequenties voor ons gezamenlijk handelen. Dit document biedt daarmee een uitnodiging voor gesprek. Een gesprek met alle andere partijen die willen werken aan een krachtig Noord-Holland. Door dat gesprek kunnen we deze visie verder versterken en komen tot gerichte acties. Het liefst gezamenlijk. Wij vinden het belangrijk om aan te geven vanuit welke filosofie wij hebben gedacht over deze visie. Om te beginnen voelen wij ons als corporaties mede-verantwoordelijk voor wat er in onze ‘verzorgingsgebieden’ gebeurt en willen daar een positieve rol in blijven spelen. Daarbij komt dat wij als corporaties, terecht, worden aangesproken op het vervullen van een maatschappelijke functie die soms breder is dan onze kerntaak. De uitdagingen en opgaven waar we voor staan zijn breder dan een enkele kern of gebied en zijn bovendien onderling verbonden. Daar komt bij dat voor diverse opgaven een samenspel van lokale, provinciale en landelijke actoren nodig is. Om in dat samenspel een volwaardig gesprekspartner te zijn, zorgen wij als corporaties voor een gebundeld geluid. Die bundeling bestaat uit een gedeelde visie, een gezamenlijk aanbod en een gemeenschappelijke vraag aan de andere partijen. Uiteindelijk gaat het ons als corporaties om het formuleren van regionale antwoorden op ontwikkelingen die lokale maatschappelijke impact hebben. Een ontwikkelend verhaal Deze visie is geen eindpunt van het denken, maar kan gezien worden als startpunt van hernieuwde positionering van corporaties in Noord-Holland. Wij blijven als zelfstandige actoren zichtbaar en actief, maar zijn vanaf nu ook gezamenlijk aanspreekbaar op de ontwikkelingen in de omgeving. Wij gaan dat gesprek aan vanuit een gedeeld besef van verantwoordelijkheid voor de regio. Gedurende de tijd zullen er nieuwe vraagstukken komen en zal het denken over de rol van corporaties zich ontwikkelen. Daarom ontwikkelt deze visie zich ook steeds. Bij voorkeur in samenspraak met partners. Wij nodigen daarom bestuurlijke partijen, maatschappelijke organisaties waaronder collegae en ondernemers uit om met ons dit gesprek aan te gaan. Dat zijn we ook aan onze regio verplicht.
Woningstichting Den Helder Intermaris Hoeksteen Parteon Wooncompagnie Woonwaard Noord Kennemerland Januari 2010
3
2. Acteren in een dynamische omgeving
In dit hoofdstuk schetsen wij onze visie op Noord-Holland. Een visie die zal dienen als onderlegger voor ons eigen handelen en onze verhouding met andere partijen. Wij zien Noord-Holland als een kansrijke regio, maar er zijn ook genoeg uitdagingen die moeten worden opgepakt. Wij bouwen deze visie in een aantal stappen. Om te beginnen beschrijven we onze eigen uitgangspositie vervat in een missie (zie hieronder). Daarna gaan we in op de trends en ontwikkelingen die wij in de regio zien. Daaraan koppelen wij ook de inzet die enkele andere stakeholders – de provincie en de ondernemers - verrichten. Aan het einde van het hoofdstuk maken wij onze synthese van al deze ontwikkelingen.
Onze missie “De gezamenlijke corporaties in Noord-Holland streven naar het bestaan van vitale kernen, wijken en regio’s in een krachtig Noord-Holland.” “De corporaties zorgen daarbij primair voor investeringen in woningen en maatschappelijk vastgoed, dat wil zeggen betaalbare huurwoningen, koopwoningen en aanvullende gebouwen.” “Daartoe zijn zij professionele instellingen waar de menselijke maat leidend is. Zij vervullen hun taken in samenwerking en samenspraak met alle maatschappelijke partijen.”
De corporaties hanteren daarbij de volgende kernwaarden: z
Goed wonen. De corporaties staan in Noord-Holland voor de zorg voor woningen en woonvoorzieningen voor hun doelgroep. Daarbij staan betaalbaarheid en kwaliteit van de woningen voorop.
z
Nabij de bewoners. De bewoners staan voor de corporaties centraal. Daarom kennen we onze bewoners, zijn we klantgericht en verantwoorden we onze prestaties aan onze bewoners.
z
Toegankelijk als partner voor maatschappelijke partijen. De kwaliteit en beleving van de woonomgeving en de voorzieningen zijn belangrijk voor onze bewoners. Om die kwaliteit tot stand te brengen werken we graag samen met de maatschappelijke partijen.
4
z
Duidelijk over onze kerntaken. Om die samenwerking vorm te kunnen geven willen we duidelijk zijn over onze kerntaken. De corporaties richten zich op ‘wat moet1’ (het bouwen, beheren, verhuren en verkopen van huizen voor mensen met lager inkomen). Aanvullend daarop in sommige regio’s ook op het creëren van duurdere koopwoningen. Vervolgens richten de corporaties zich op ‘wat kan’ (investeren in woon- leefomgeving en maatschappelijk vastgoed, zoals scholen/welzijn. Een derde categorie behelst ‘wat te overwegen is’ (via investeringen in vastgoed bijdragen aan sociaal-economische ontwikkeling van wijk en buurt). Voor ‘wat kan’ en ‘wat te overwegen is’ zullen de corporaties niet de eerstverantwoordelijke zijn. Wel leveren we graag kennis en vaardigheden om dergelijke zaken te realiseren. Het is niet vanzelfsprekend dat corporaties hierin mee investeren.
Trends In de navolgende paragrafen zullen de trends voor de regio Noord-Holland worden geschetst. Allereerst schetsen we de regionale trends aan de hand van cijfers en kaartjes. Vervolgens geven we de visie van enkele stakeholders weer (provincies, KvK). Voor het bepalen van de aandachtsgebieden gelden bestaande opvattingen en overwegingen als achtergrond. In onder meer de beleidsplannen van de corporaties en de visiedocumenten van andere stakeholders wordt aangegeven dat de kwaliteit van het wonen steeds belangrijker wordt, mede omdat er een afnemende druk op de woningmarkt waarneembaar is en er sprake is van vergrijzing. Deze kwaliteit definieert zich in het antwoord bieden op een verandering in de woonvraag. Een andere bekende opvatting is dat er een behoorlijk onderscheid bestaat tussen het ‘noorden’ en het ‘zuiden’ van de regio, waarbij de lijn Alkmaar-Hoorn als een soort grens fungeert. Daarbij hoort dat wordt voorspeld, dat de verschillen tussen noord en zuid zullen toenemen. In het zuiden van de regio zal de relatie met de Randstad sterker worden. Zaanstad als noordelijke uitloper van de randstad zal zich verder verstevigen. Een blijvende vraag naar ruim en betaalbaar wonen is hier aan de orde. Enerzijds bieden de woonkernen onder de lijn een prima aansluiting met de Randstad, wat ze tot een aantrekkelijke woonlocatie maakt voor forenzen. Echter aan de voorwaarde van goede bereikbaarheid over de weg wordt niet voldaan. Anderzijds beschikken de kernen over voldoende eigen potentie om ook ‘naast’ de Randstad te opereren. Dit hybride profiel maakt deze regio krachtig als woonlocatie. Het aanbod echter op het gebied van onderwijs en cultuur heeft een sterk perifeer karakter. De steden Hoorn, Alkmaar en Den Helder doen hun best maar hebben nog onvoldoende aantrekkingskracht op de creatieve en hoger opgeleide klasse in voldoende mate voor het gebied te behouden. Het ligt daarbij voor de hand de kracht van de stad te benutten en de centrumfunctie van Alkmaar te benadrukken. Daarentegen spelen verstedelijking en de invloed van de randstad in het noorden van de regio, zoals in Den Helder, nauwelijks een rol. Sterker, in noordelijke gebieden van de regio is krimp een feit. De sterke focus op de ‘eigen mensen’ zorgt wel voor een relatief zelfstandige koers. Deze zelfstandige koers wordt bevestigd door de buitengebieden, waarin veel bedrijven actief zijn in de sterke en tevens relatief stabiele agrarische sector.
1
Zie het advies van de commissie Meijerink, 2008
5
Deze en andere ontwikkelingen, voor Noord-Holland (Noord) zullen in dit hoofdstuk worden geschetst, inclusief opvattingen van Provincie en de KvK. Hierbij zullen de volgende hoofdthema’s worden behandeld: demografie, economie, mobiliteit en bereikbaarheid en ten slotte de ruimtelijke ontwikkeling. 2.1 Demografische factoren Hierna laten we zien welke ontwikkelingen Noord-Holland in demografisch opzicht te wachten staan. Ingegaan wordt op de bevolkingsgroei- en krimp, de bevolkingssamenstelling en de vergrijzing. De aanname die veel gehanteerd wordt is dat in Noord-Holland krimp een belangrijke factor zal zijn. Hieronder zullen we zien dat krimp zeker speelt, maar dat er behoorlijke verschillen bestaan. 2.1.1 Bevolkingsgroei- en krimp In Noord-Holland is in 2020 in sommige gebieden sprake van (een lichte) bevolkingsdaling (zie figuur hiernaast). Met name in de kop van Noord-Holland (Den Helder en Anna-Paulowna), de kust (Bergen en Castricum) en West Friesland (Wervershoof en Stede Broec) kunnen vanaf 2020 krimp verwachten. In andere delen van Noord-Holland is nog wel sprake van groei, maar wel minder dan het landelijk gemiddelde. Over het algemeen valt de verwachte krimp in de regio Noord-Holland dus mee.
Figuur 2: procentuele groei en krimp van de bevolking 2008-2020.
6
Hieronder is nog eens in grafiekvorm de bevolkingsontwikkeling weergegeven. Daarin zien we duidelijk dat de start van de gehele krimp tussen 2025 en 2030 te verwachten is. Dat wordt vooral veroorzaakt door de ontwikkeling in de Kop van Noord-Holland, terwijl zuidelijk daarvan de groei stabiliseert. De onderliggende cijfers –niet in grafiekvorm zichtbaar- geven aan dat de krimp met name wordt veroorzaakt door afnemende natuurlijke aanwas (geboorte vs sterfte), terwijl het migratiesaldo vanuit zowel buiten- als binnenland positief blijft. Dit rijmt met de bevindingen in de volgende paragraaf (verandering bevolkingssamenstelling), dat het aantal gezinnen afneemt, door krimp in de aanwas (geboortes). We zien overigens ook dat het aantal huishoudens minder snel krimpt dan de bevolking als geheel. Dat houdt in dat de huishoudens kleiner worden.
Bevolkingsontw ikkeling
groei bevolking
Kop van NH
groei huishoudens groei woningvoorraad
1.500
1.000
500
0
-500
-1.000 1995
2000
2005
2010
2015
2020
2025
2030
2035
2040
Figuren 3 en 4: ontwikkeling bevolkingssamenstelling Noord-Holland Noord versus Kop van Noord-Holland (bron: Verkenning B evolkingsontw ikkeling
groei bevolking
N H -N oord
groei huishoudens groei woningvoorraad
6.000 5.000 4.000 3.000 2.000 1.000 0 -1.000 -2.000 1995
2000
2005
2010
2015
2020
2025
2030
2035
2040
Rijksagenda Krimp en Ruimte, ministerie van VROM, juni 2009)
7
2.1.2 Verandering samenstelling huishoudens Hierboven concludeerden we al dat het aantal gezinnen zal dalen. Deze beweging is de afgelopen 12 jaar al ingezet, zoals we in de figuur hiernaast kunnen zien. In alle gemeenten is het percentage gezinnen al gedaald. Deze ontwikkeling in combinatie met de ontwikkeling van de vergrijzing (zie ook volgende paragraaf) zal ervoor zorgen dat er minder behoefte is aan woningen gericht op gezinnen. Met name aan de kustlijn (Zijpe, Bergen, en Harenkarspel) en West-Friesland (Andijk, Medemblik, Koggenland, Opmeer en Drechterland) zullen hier last van krijgen (prognose: > -16% daling van het aantal gezinnen). Voor de BES-regio (BergenEgmond-Schoorl) is dit opmerkelijk daar er momenteel veel behoefte is aan (betaalbare) woningen. Aan de zuidelijke kant van het gebied zetten gemeenten in om een rol te vervullen als onderdeel van de metropoolregio Amsterdam. Goede bereikbaarheid van de randstad blijft dan cruciaal. 2.1.3 Vergrijzing en toenemende zorgvraag De cijfers in de volgende figuur laten een behoorlijke stijging van het aantal 65+ers zien. Als we kijken naar deelgebieden, dan zien we met name in de kop van Noord-Holland een fors oplopende grijze druk. Dit kan concreet betekenen dat er behoefte is aan meer zorgvoorzieningen. Enerzijds in de vorm van instellingen (meer aanbod), maar mogelijk ook door andere typen woningen neer te zetten, meer gericht op zorgvoorzieningen in huis. Tegelijkertijd moeten we ons realiseren dat de problematiek van krimp, vergrijzing en verdunning een eindig verschijnsel is: na een periode van vergrijzing zal de demografische opbouw zich weer stabiliseren en, relatief gezien, zich verjongen. Hoewel exacte prognoses niet te geven zijn, betekent dat wel dat er bij het bouwen in de regio rekening gehouden moet worden met een veranderende vraag uit wisselende doelgroepen. Een manier om dit te ondervangen is om doelgroeponafhankelijk te bouwen, zodat bebouwd gebied in opeenvolgende periodes door verschillende doelgroepen voor verschillende doeleinden gebruikt kan worden.
8
Grijze druk: aantal 65 plussers per potentieel werkende (20-64 jarigen) in 2025
2.2 Economie en inkomen De Kamer van Koophandel heeft een beeld gegeven van het economische profiel van de regio. Volgens de Kamer is dit vrij divers. Daarbij is de economische structuur in de Kop van NoordHolland eenzijdig, vooral in Den Helder, waar de focus lang op de marine lag. Tevens is de woonwerkbalans scheef: de werkgelegenheid blijft in grote mate achter bij de hoeveelheid mensen die in de regio wonen. Dit levert de grote pendel aan forenzen met randstad op. Met name de hoger opgeleiden blijven in grote mate afhankelijk van het arbeidsaanbod in de randstad. ETIN (2007) heeft2 een aantal sterke en zwakke economische sectoren beschreven. Sterke sectoren
Zwakkere sectoren
Agribusiness/landbouw en visserij
Onderwijs
Bouwnijverheid
Overige niet-commerciële diensten
Consumentendiensten: detailhandel, toerisme en recreatie en persoonlijke diensten;
Industrie
Overheid en quartaire diensten: gezondheids – en welzijnszorg
Groothandel, transport en logistiek
Sectoranalyse in Noord-Holland (Noord)
De regio beschikt vooral in de agribusiness en landbouw over een relatief stabiele economie en een hoogtechnologische industrie. Als leverancier van 85% van het veredelde zaad op de wereldmarkt is dit een grote speler te noemen. Het kassengebied zal zich naar verwachting sterk ontwikkelen binnen 4 jaar met kassen tot 50 ha.
2
In opdracht van de KvK Noordwest-Holland in samenwerking met haar partners en NW8: TU Delft, Ondernemers federatie
Kop van Noord-Holland, Westfriese Bedrijvengroep, VNONCW West, MKB, FNV, CNV, LTO, Federatie bedrijvereniging HAL en MHP heeft ETIN een ontwikkelingsperspectief gemaakt “Regio op eigen kracht”.
9
Vanwege nieuwe technologie en omvangrijke produktie, biedt dit aanzienlijke werkgelegenheid, deels ook voor hoger opgeleiden, die vervolgens weer (een andere) woonvraag met zich meebrengen. De mogelijke komst van een dependance van de WUR door middel van lectoraten rond de zaadveredeling biedt ook baanperspectief aan hoogopgeleiden. Het probleem is dat bestuurscentra van instellingen zoals InHolland zich in Den Haag bevinden en zich eerder terugtrekken uit Noord Holland dan vestigen. De aanwezigheid van onderwijsinstellingen is belangrijk voor het creëren van een kenniseconomie. Op dit moment is de kenniseconomie in de regio nog sterk onderontwikkeld. Echter er liggen kansen voor de het ontwikkelen van een kenniseconomie rond duurzaamheid, klimaatneutrale productie van energie en Cradle-to-Cradle. Een in Noord-Holland nog weinig ontwikkelde sector betreft de vrije tijdssector. Volgens velen ligt hier een belangrijke kans. De lange kustlijn en het vele groen kunnen veel beter worden benut voor hoogwaardige recreatieve voorzieningen. Ook de bedrijvencluster Food is in de Zaanstreek van oudsher sterk vertegenwoordigd. Gedreven ondernemers, robuuste bedrijven Het aanwezige ondernemersklimaat kenmerkt zich door de gedrevenheid van de ondernemers. Door de kleinschalige samenstelling en het type bedrijven is de regio niet zo hard getroffen door de kredietcrisis. Bedrijven worden veelal gerund door behoudende families, waar ook vaak behoudend wordt gefinancierd. In economisch hoogtij zou dit een mogelijke beperking zijn voor groei, maar in de huidige economische tendens zorgt dit voor robuuste bedrijven. Qua ruimte en bereikbaarheid is het ondernemersklimaat wat beperkter. Volgens de KvK is een betere matching tussen bedrijventerreinen noodzakelijk: met name het schaalniveau en de samenwerking tussen gemeenten is essentieel. 2.2.1 Werkgelegenheid in het centrum van de regio In de figuur hieronder wordt de werkgelegenheid geïllustreerd aan de hand van de getallen van de werkloosheidsuitkeringen. Met name aan de flanken van Noord-Holland is sprake van een hogere werkloosheid dan in het midden van Noord-Holland. Toch is het gemiddeld aantal werklozen in Noord-Holland niet veel hoger dan het landelijke gemiddelde. Het huidige provinciaal economisch beleid is erop gericht om werkgelegenheid te creëren. Er is momenteel in Noord-Holland sprake van een onevenwichtige woonwerkbalans. Het beeld is dat het lastig is om hoogwaardige werkgelegenheid te creëren, omdat het lastig is hoogwaardig personeel aan te trekken.
Bron: CBS cijfers (Statline)
10
Echter het kip-ei patroon lijkt hier ook van toepassing: is het lage aanbod wat er voor zorgt er weinig hoger opgeleiden in Noord-Holland wonen of komt het juist hierdoor dat er weinig aanbod van hoogwaardig werk is. Er moet volgens de provincie Noord-Holland niet alleen geïnvesteerd worden op een aantrekkelijk woonmilieu, maar ook op werk en opleiding. In figuur x is ook de langere termijn prognose van de beroepsbevolking te zien. Ook hier is in de flanken (Oost en West) een daling waar te nemen (Bergen en Den Helder zijn hierin uitschieters).
Figuur 5: procentuele groei en krimp van de beroepsbevolking (2008-2025) (bron: Verkenning Rijksagenda Krimp en Ruimte, ministerie van VROM, juni 2009)
2.3 Voorzieningen en randvoorwaarden In deze paragraaf besteden we aandacht aan de aanwezigheid van voorzieningen in NoordHolland. We gaan in op het onderwijs, de lokale voorzieningen, de ruimtelijk ordening en bereikbaarheid en een aantal onderwerpen die impact hebben op Noord-Holland als vestigingsplaats. Dalende leerlingaantallen en beperkt hoger onderwijs In vrijwel alle bedrijfstakken neemt de vraag naar hoger opgeleide werknemers toe. Het regionale onderwijs sluit echter weinig aan bij de vraag; er is meer aandacht nodig voor scholing en de koppeling tussen opleiding en beroepspraktijk. Daarbij komt dat de leerlingenaantallen in het gebied gestaag dalen (in Den Helder zelfs met 20%). De uitdaging voor Noord-Holland is om de scholen desalniettemin in stand te houden. Er is een tendens zichtbaar dat grotere instellingen, zoals hogescholen, universiteiten en instanties als de GGD en de arrondissementsrechtbank naar het zuiden verhuizen of in ieder geval de sprong naar het noorden niet maken. Het beperkte aanbod aan hoger onderwijs in de regio is volgens velen een belangrijke negatieve factor, omdat het voor gezinnen niet aantrekkelijk is zich te vestigen in een gebied waar de kinderen later geen carrière in het onderwijs kunnen maken. Daarnaast is het zo, dat jongeren die omwille van het volgen van een opleiding uit de regio vertrekken, en in veel gevallen na het afronden van die opleiding in de regio blijven van hun studie. Een beter aanbod aan hoger onderwijs kan dus zowel meer gezinnen met kinderen aantrekken, als jongeren die in de regio opgegroeid zijn, verleiden om zich ook als volwassenen in de regio te blijven vestigen.
11
Lokale economie en voorzieningen Op het gebied van lokale bedrijvigheid wordt aangegeven dat er voldoende lokale detailhandel is en dat de aanwezigheid van een groot ziekenhuis positief is. Tegelijkertijd is er meer behoefte aan culturele voorzieningen en uitgaansgelegenheden. Daarbij zien veel betrokkenen tussen de verschillende gemeenten eerder een competitie dan een samenwerking. Om het aanbod van voorzieningen verder te ondersteunen zou volgens onder meer de Kamer van Koophandel vooral geïnvesteerd moeten worden in de stedelijke kernen. Investeringen in woningen, economie en voorzieningen kunnen daarmee hand in hand gaan. Ook zou het stedelijk karakter moeten worden benadrukt, omdat dit aantrekkelijk is voor jonge mensen. Hiermee wordt ontgroening tegengegaan als antwoord op de vergrijzingstrend. De voorzieningen in de kleine kernen lopen terug. Dit hoeft niet gezien te worden als een groot probleem. Het is deels inherent aan het wonen op het platteland. Een beperkt aanbod kenmerkt nu eenmaal de sfeer van een dorp en is mogelijk de reden om zich er te vestigen. Het is inderdaad zo dat steeds meer banken, postkantoren en gemakswinkels de deuren ook in de wat kleinere kernen sluiten, maar slechts een deel van de inwoners die daar ook daadwerkelijk last van hebben. Er is een duidelijk verschil tussen het wensen van deze voorzieningen en ze ook daadwerkelijk gebruiken. Dat wordt evenwel anders wanneer het een supermarkt of buurtcafé in een kleine kern betreft. Ook op gemeentelijk niveau is het zo dat aanvragen voor het subsidiëren van sportcentra, buurthuizen en gemakswinkels wel vaak worden gehonoreerd. Probleemwijken – sociale cohesie De sociale cohesie en wijkproblemen verschillen per gemeente maar kunnen worden gezien als een algemeen probleem van de Randstad. In Noord-Holland zijn de verschillen groot. In Alkmaar wonen relatief weinig allochtonen, terwijl dit in Den Helder wel het geval is. In Alkmaar is de wijk Overdie een van de aangewezen Vogelaarwijken, maar dat uit zich volgens sommige betrokkenen meer statistisch dan in merkbare problemen. Geen van de wijken in Den Helder is opgenomen op het lijstje van 40 Vogelaarwijken, hoewel daar volgens velen wel aanleiding toe was. Ook Zaanstad heeft een Vogelaarwijk te weten Poelenburg in Zaandam. Als het criterium “hoogste percentage laagopgeleiden” gehanteerd wordt, dan zouden Helderse wijken voorkomen in de top-20 van aandachtswijken in Nederland. Naast de huidige probleemwijken verdienen andere wijken ook aandacht. Bijvoorbeeld de bloemkoolwijken in de voormalige overloopgemeenten, waar nu nog relatief weinig problemen zijn maar die zonder interventies de kans lopen om de vogelaarwijken van de toekomst te worden. Mobiliteit Het mobiliteitsvraagstuk van Noord-Holland is groot. De dagelijkse lange files op de A7 en A9 beperken de bereikbaarheid van de Randstad zeer. Daardoor wordt de afstand tussen NoordHolland als woongebied en de economische motor in de Randstad te groot. Een ander mobiliteitsprobleem bestaat in de regio zelf, tussen oost en west. Ook de bereikbaarheid van Den Helder vanuit het zuiden is problematisch. Niet alleen de bereikbaarheid via de weg is een probleem.
12
Ook het krimpende openbaar vervoer vormt een probleem. Door bezuinigingen is veel openbaar vervoer verdwenen, wat inwoners, en dan met name niet ouderen, soms dwingt uit afgelegen kernen te vertrekken. Een mogelijke oplossing voor de mobiliteit wordt gezien in een grotere focus op thuiswerken. Dit is echter wel afhankelijk van het opleidingsniveau en het type werk – immers, veel lager geschoold werk kan niet op afstand gedaan worden. Verrommeling De provincie Noord-Holland stuurt in haar structuurvisie op het voorkomen van verrommeling. Zij wenst het bouwen van woningen in kwetsbare te reguleren. In de structuurvisie wordt daarom het principe ‘Nee, tenzij’ gehanteerd. Ook de rol van de woningcorporaties en gemeenten is hierin belangrijk. Het doel is om regionale woonvisies op te stellen waar de betrokken gemeentes beheerder van zijn, die worden verankerd in een convenant met prestatieafspraken. Dit komt de corporaties ten goede, omdat dit hun rol vergemakkelijkt. Mogelijke beperking is de capaciteit en de aanwezige kennis, maar dit kan juist in samenwerking met de corporaties opgelost worden. Kansen in klimaatverandering en duurzaamheid Klimaatverandering heeft de aandacht van verschillende partijen in Noord-Holland. Zodra de zeespiegel stijgt heeft de regio daar als eerste mee te maken, maar als gebied met een eeuwenoude waterschapsgeschiedenis is er voldoende kennis en ervaring voor veiligheid in relatie tot klimaatbestendigheid. Daarnaast zijn er kwesties als verdroging, bodemdaling en de kwaliteit van het water in deze regio. Kustverdediging, zoetwatervoorziening voor de agrarische sector en reservering van ruimte voor waterberging zijn van groot belang en hier ligt een uitdaging op het terrein van toerisme en recreatie en de ontwikkeling van innovatieve concepten om deze schijnbare tegenstelling mooi samen te laten gaan. In de structuurvisie van de provincie staan de klimaatbelangen centraal: complementeren en compartimentering zijn daarbij kernbegrippen. Wat betreft duurzaamheid kan de regio zich ook duidelijk onderscheiden, ook vanuit een historische context. Men loopt voorop in zonne-energie, windmolens, en er is onderzoek vanuit TNO. Op het gebied van de kennisinfrastructuur is er dus als een het nodige aanwezig. Duurzaamheid is daarmee een van de onderwerpen waar de regio zich op kan profileren. Dit komt ook praktisch tot uiting in projecten zoals het ontsluiten van OV-routes, duurzaam bouwen, en het bouwen bij verkeersknooppunten. Waar een kans is om op een duurzame manier te optimaliseren wordt dat gedaan. In duurzaamheid loopt de regio dus voorop. 2.4 Wat vinden overheden en ondernemers? De provincie Noord-Holland geeft samen met de gemeenten de overheidsinspanningen vorm om Noord-Holland te ontwikkelen. Een belangrijk uitgangspunt daarbij is, dat het woningaanbod binnen regiogemeenten en tussen regio’s onderling kwalitatief en kwantitatief op elkaar worden afgestemd. Doel van de nieuwe provinciale woonvisie is vervolgens om ook tot kwalitatieve afstemming van het woningaanbod op regionaal niveau te komen.
13
De provincie wil daarbij samenwerken met de markt en gemeenten, maar zeker ook met corporaties. De provincie betrekt daartoe zoveel mogelijk partijen bij het vaststellen van een woonvisie, om zo meer draagvlak en kennis te genereren. De provincie ziet hierbij duurzaamheid (duurzaam gebruik van materialen en omgang met energie en klimaat) én transformatie (meer gedifferentieerd woningaanbod) als belangrijke kernpunten voor de woonvisie. Daarnaast wordt er gebouwd naar de behoefte van de samenleving (dit geldt zowel voor de kwaliteit als de kwantiteit). De provincie zal hierbij de kwalitatieve eisen en de financiële haalbaarheid aangeven (woningtypologie, doelgroepen, woonmilieus). De Kamer van Koophandel is daarnaast een belangrijke factor als het gaat om kennis van de economische ontwikkeling van Noord-Holland. Volgens de Kamer is de regio ruimtelijk-economisch op te delen in drie zones. In het noorden ligt de nadruk op grootschalige landbouwproductie, het zuiden bestaat uit een kleinschalig landschap met een sterk onderscheidend profiel als het om cultuurhistorie gaat. In het midden overheerst een mix van kleine en grootschalige landschappen. Deze driedeling coorespondeert met de verschillen tussen de gebieden wat betreft economische structuur. Het noorden kent – afgezien van de kernen – met name agrarische activiteit, en hoe meer naar het zuiden, hoe meer daar industrie en diensten voor in de plaats komen. Daarnaast heeft Noord-Holland nog 2 kustzones: de Noordzee en het IJsselmeer met veel potentie voor leisure en toerisme. De toeristische sector echter is veelal onsamenhangend en een (stedelijk) cultureel klimaat ontbreekt. Om de toeristische sector een impuls te kunnen geven is het o.a. noodzakelijk dat de gemeenten, bedrijven en instellingen handelen op basis van een gedeelde visie en dat verschillende inspanningen en investeringen elkaar versterken en niet elkaar beconcurreren of anderszins tegenwerken. Zoals eerder benoemd is ook de bereikbaarheid hier een onderwerp van aandacht. De oost-west verbindingen in Noord-Holland laten te wensen over. Niet alleen staat de A7 (noord-zuid) staat in de congestie top-5 maar ook de A9 slipt meer en meer dicht. De aantrekkelijkheid van het woonklimaat in Noord-Holland staat hierdoor onder druk. De natuurgebieden en de typerende landschapsstructuur zijn enerzijds elementen die het gebied aantrekkelijk maken, anderzijds werken deze aspecten ook belemmerend voor de mobiltiteit in de regio omdat de wens om natuur en cultuurlandschap te behouden de mogelijkheden om nieuwe en snelle verbindingen door het gebied te leggen, beperkt. De Kamer onderscheidt in haar ontwikkelingsperspectief “regio op eigen kracht” drie drivers die de positie en potentie van Noord-Holland kunnen versterken. Deze hebben zij geselecteerd op basis van hun economische bijdrage, toekomstige potentie die ze hebben voor groei van de werkgelegenheid, maar ook die aansluiten op, en bijdragen aan, het karakter en de ligging en de kwaliteit van het landschap van Noord-Holland. Elke driver heeft een hoofddoel en kent een aantal opgaven. Deze zijn in het kort: 1. Energie en Water. Het doel hiervan is om een internationaal onderscheiden cluster met maritiem en offshore, verschillende vormen van duurzame energie en duurzame maakindustrie te ontwikkelen. Daarbij hoort dat Noord-Holland een proeftuin (productie en kennisontwikkeling) zou moeten worden voor duurzame energie. Daartoe zou dit een emissieneutrale regio moeten worden waarin technisch hoogwaardig vakmanschap aanwezig is. Om dit te faciliteren dient een adequate kennis- en onderwijsinfrastructuur te worden opgebouwd.
14
2. Agribusiness. De provincie Noord-Holland heeft een buitengewoon krachtige positie in de landbouw. Die dient verder ontwikkelt te worden door – ondersteunend aan de positie van Greenport Nederland/Aalsmeer - met name de volgende gebieden te ontwikkelen: Glasdriehoek Argiport A7 – Grootslag – Alton, Seed Valley en het Bollencluster Noordelijk Zandgebied 3. Vrijetijdsindustrie. De Kamer ziet in de vrijetijdsindustrie een belangrijke kans voor de regio. Door het ontwikkelen van nieuwe toeristische product-marktcombinaties, een effectieve marketing van de regio en meer gastvrijheid kan, deze ontwikkeld worden. De corporaties zien een duidelijke regionale specialisatie op verschillende vlakken: woningbouw, economie, onderwijs en bijvoorbeeld culturele voorzieningen. De Zaanstreek moet bijvoorbeeld strategisch inzetten op het exploiteren van de foodsector en alles wat daar omheen hangt, Alkmaar moet zich duidelijker profileren als een regionale hub voor handel en nijverheid, en Den Helder moet zijn kwaliteit als centrum voor off-shore en maritieme aangelegenheden benadrukken.
15
3. Het verschil maken in Noord-Holland
3.1 Noord-Holland als verbindend geheel Uit de cijfers blijkt dat Noord-Holland er niet slecht op staat, anders dan vele geluiden om ons heen doen geloven. Een van de verwachtingen van de toekomst van Noord-Holland is, dat er in meer of mindere mate last van krimp zal zijn. Het begrip krimp richt zich vooral op de omvang van de bevolking (of demografische krimp). Zeker in vergelijking met andere gebieden in Nederland valt deze bevolkingskrimp echter mee (zie bijlage 1 voor cijfers over Nederland als geheel). Sterker nog, in sommige gebieden van de regio Noord-Holland is ook op lange termijn nog groei te verwachten. Wel zal het aantal gezinnen afnemen en de vergrijzing toenemen. Mede daardoor worden de huishoudens gemiddeld kleiner. De verwachting is dat deze vergrijzing ook weer (langzaam) zal afnemen rond 2040. Verder zal de werkzame beroepsbevolking afnemen, wat uiteraard te maken heeft met de vergrijzing en de afname van het aantal gezinnen. Bevolkingskrimp is echter niet de enige vorm van krimp. Zoals hieronder zichtbaar is, zijn er andere vormen van krimp, te herkennen, zoals een krimp van de arbeidsmarkt, in voorzieningen, in leefbaarheid en ook in de woningmarkt.
Op deze vlakken zien wij in Noord-Holland meer zorgelijke tekenen. Het aantal jongeren en (jonge) gezinnen daalt, de leerlingenaantallen dalen en er zijn weinig hogere opleidingen. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat het voorzieningenniveau verder daalt en dat de woningmarkt krimpt. De problematische bereikbaarheid van de Randstad is een onderdeel van de ruimtelijke krimp en een aanvullende barrière voor mensen om te willen vestigen in Noord-Holland. Al deze factoren hebben dus een versterkende werking op elkaar. Voor beleidsmakers en investeerders in de regio is interessant dat de soorten ‘krimp’ bovenin het schema (zoals demografische, jongeren- en gezinskrimp en arbeidsmarkt) lastig te beïnvloeden zijn, terwijl de factoren onderin (voorzieningen, woningen, leefbaarheid) makkelijker te beïnvloeden zijn.
16
Natuurlijk worden uit al deze trends en gegevens behoorlijke verschillen binnen de regio NoordHolland zichtbaar. Boeiend is wel dat deze verschillen zich niet gedragen naar de scheidslijn die velen verwachten, namelijk die tussen noord en zuid. Kijken we naar bevolkingskrimp, dan zien we dat delen van het noorden juist tot de groeigebieden behoren. Hetzelfde geldt voor de woningbouw. Ook economisch gesproken zijn het niet per definitie de dichtst bij de Randstad gelegen gebieden die kansrijk zijn. Omdat er in de noordelijke delen relatief meer ruimte is dan in het zuiden, zal het noorden voor sommige economische activiteiten een gunstigere vestigingsplaats zijn dan het zuiden. Krachtige regio Als corporaties concluderen wij dat Noord-Holland beschikt over de mogelijkheden om een sterke en kansrijke regio te zijn. Het leefklimaat is gunstig (veel groen, veel open ruimte) en de regio ligt strategisch ten opzichte van de Randstad. Om deze kracht te benutten is goede bereikbaarheid wel voorwaarde. Bovendien is de regio op zichzelf aantrekkelijk vanwege de diversiteit aan steden, dorpen en woonkernen die je er aantreft. De verschillende kernen hebben veelal een eigen karakter en eigenheid. Als geheel versterken en complementeren de verschillende kernen elkaar dan ook op een unieke manier. Noord-Holland ontleent zijn kracht aan het feit dat de verschillende kernen onderling hun eigen karakter en pluspunten hebben, en dat die kernen in hun samenhang een aantrekkelijk geheel vormen waar collectief het totale palet aan functies op een aantrekkelijke manier voorhanden is. De krachtige mentaliteit, die we ook zien bij het MKB in de regio, is een sterkte die benut moet worden. Er is veel onaangeroerd cultuurhistorisch erfgoed te vinden dat, samen met de ligging (zee en kust) NoordHolland meer mogelijkheden biedt voor toerisme en recreatie. Ook het creëren van een sterk hoger onderwijs, liefst in relatie tot nieuwe thema’s zoals energie, duurzaamheid en water kan krachtige nieuwe kansen opleveren.
Sterk
Zwak
Gunstig leefklimaat, eigenheid kernen, zelfredzaamheid
Hoger onderwijs en industrie beperkt
Agrarische sector
Bereikbaarheid en mobiliteit Beperkte mogelijkheden sommige kernen
Dichtbij de Randstad Kans
Bedreiging
Leisure & benutten cultuurhistorisch erfgoed
Bevolkingskrimp delen NOORD HOLLAND
Verbeteren bereikbaarheid
Vertrek grote instellingen (zoals bedrijven, rechtbank Alkmaar)
Energie en water in relatie tot hoger onderwijs
Vergrijzing & ontgroening
17
Regionale kansen, regionale opgaven De regio Noord-Holland staat er, zeker in vergelijking met veel andere gebieden buiten de Randstad, goed voor. Er zijn bovendien grote kansen om in de toekomst nog sterker te worden. Daarbij is van belang dat een balans wordt gevonden tussen ontwikkelingen die van belang zijn voor de regio als geheel en de eigenheid van de kernen en deelregio’s in het gebied. Die eigenheid vormt immers een belangrijk sterk punt van de regio, in combinatie met de mentaliteit van de bevolking. De karakteristieken van een bepaald dorp en het behoudt van het landschap zijn belangrijke voorwaarden voor identiteit. Haal bijvoorbeeld de kracht van het hart van een dorp naar boven, versterk de voor Noord-Holland typerende lintbebouwingen, maak nieuwe ‘knooppunten’ in plaats van de focus te blijven leggen op enkel en alleen nieuwbouw aan de randen. Noord-Holland als aantrekkelijke regio Als de regio er in slaagt om haar sterke punten en kansen verder te ontwikkelen en te benutten, en de zwakke kanten en bedreigingen af te wenden, kan zij zich sterk ontwikkelen. Daarmee wordt zij als vestigingsfactor aantrekkelijk. In dat licht staan wij voor de volgende opgave, die in drie stappen opgedeeld kan worden. Ten eerste: Hoe creëren we vitale woningen in vitale kernen? Vervolgens is de vraag: hoe komen we tot een situatie waarin die vitale kernen gezamenlijk optimaal vitale regio’s vormen? Tenslotte, hoe maximaliseren we de vitaliteit van de provincie als geheel, gegeven het feit dat deze opgebouwd is uit verschillende vitale regio’s? De volgende figuur geeft deze opgave visueel weer.
De driestapsopgave voor vitaliteit 1
3.2 Op weg naar een actieprogramma voor Noord-Holland Naar onze overtuiging is het alleen met een integrale benadering mogelijk de regionale opgaven aan te gaan. Alleen werken aan de woningvoorraad, of alleen aan de voorzieningen, helpt niet genoeg. Daarvoor is nodig dat het klassieke denken per kern wordt losgelaten. Voor ons als corporaties geldt, dat we niet zullen proberen koste wat kost mensen te lokken naar de afzonderlijke kernen, waardoor het aanbod van woningen zou stijgen. In plaats daarvan zetten wij in op een actieprogramma dat meer oplevert dan de som der delen.
18
Wij nodigen onze stakeholders – overheden, collegae, ondernemers, instellingen en bewoners - dan ook uit om samen met ons een actieprogramma op te stellen. We willen hierbij focussen op de identiteit van de regio en haar delen, zodat we de kracht en kansen van ieder deel kunnen benutten. Dat vergt ook coalitievorming, want ieder zijn eigen theater bouwen werkt niet en samen lobbyen in Den Haag voor verbetering van de bereikbaarheid is effectiever. Om die coalitievorming te starten moeten een gemeenschappelijke visie op de toekomst van de regio het vertrekpunt zijn. Daaraan committeren partijen zich. Concreet betekent dit bijvoorbeeld dat betrokken partijen zich moeten kunnen vinden in toekomstplannen, zich daaraan willen committeren en zowel op bestuurlijk als operationeel niveau over bestaande gemeentegrenzen willen heenstappen. Voor ieder thema dat daarin valt dient wel een ‘trekker’ op te staan, zodat duidelijk is wie aanspreekbaar is op de resultaten. Wij doen graag een voorstel voor een zestal thema’s. Er zijn drie thema’s waar wij als corporaties direct mee te maken hebben:
1. Beter wonen, waarbij wij ons zullen richten op verhoging van de kwaliteit van de woningvoorraad en een woningvoorraad die goed is afgestemd op verschillende doelgroepen. 2. Leefbaarheid en voorzieningen, waarbij wij onze actieve bijdrage leveren aan de leefbaarheid van wijken en kernen, onder meer door mee te investeren in de ‘hardware’ van lokale voorzieningen en de leefbaarheid van de wijk of kern. 3. Duurzaamheid en energie, waarbij wij ons zullen richten op het bereiken van een energieneutrale regio in 2020, in ieder geval voor onze eigen nieuwe woningen. Daarnaast zijn er drie thema’s waar de anderen partijen het voortouw in moeten nemen, maar de corporaties wel degelijk aan bij kunnen dragen: 4. Bereikbaarheid, zowel in de richting van de Randstad als binnen de provincie (oost-west) 5. Leisure, waarbij we ons richten op het ontwikkelen van een onderbenutte kans voor de regio. Uiteraard kunnen we dit niet zelf 6. Kenniseconomie
19
3.3 Kanskaarten Hieronder presenteren we de benoemde kanskaarten in meer detail. Kanskaart 1: Beter wonen De ambitie voor Noord-Holland is een kwalitatief hoogstaande vestigingsplaats voor verschillende typen mensen te zijn. Om dit te bereiken moet de kwaliteit van de woningvoorraad in brede zin omhoog. Daarnaast moet aandacht uitgaan naar de prijs-kwaliteitverhouding van de woningen: om een aantrekkelijke vestigingsregio te zijn, moet deze verhouding in ieder geval op peil blijven in waar mogelijk verbeterd worden. Maar dat is nog niet genoeg. Om mensen aan te trekken en vooral om ze vast te houden, is het van groot belang dat er binnen het gebied een hoogstaand en divers woningaanbod bestaat. Woonwensen verschillen van huishouden tot huishouden en kunnen ook per huishouden door de jaren heen verschillen, gegeven veranderingen in de economische situatie of de levensfase. Om hieraan tegemoet te komen moet het aanbod dus gedifferentieerd zijn, maar een valkuil daarbij is dat ieders wijk of kern probeert om elke doelgroep het naar de zin te maken. Dat leidt tot misplaatste onderlinge concurrentie en uiteindelijk tot een inefficiënte allocatie van middelen. Beter is het om op een bovenregionaal niveau met elkaar af te stemmen op welke plek voor welke doelgroep geïnvesteerd zal worden, zodanig dat er binnen de regio als geheel “voor ieder wat wils” ontstaat. De sleutel is dus afstemming, een voldoende mate van diversiteit van het woningaanbod, en degelijke huizen tegen een redelijke prijs. Daarnaast moeten bij het ontwerpen en uitvoeren van nieuwe woningbouwprojecten, de identiteit van de woonkern, dorp of stad centraal staan. Inzet op lef en kwaliteit van het ontwerp en anticiperend op de eerder genoemde trends zal wenkend zijn voor huidige en toekomstige bewoners. Stedebouwkundige kwaliteit is van groot belang voor de waarde en identificatie van bewoners met hun leefomgeving. Overigens zijn er meer mogelijkheden om de woonomgeving aantrekkelijker en karaktervoller te maken dan alleen nieuwbouw. Het opknappen of faceliften van bestaande woningvoorraad heeft ook een groot positief effect op de ervaren kwaliteit van de leefomgeving. Dat geldt zowel voor woningen onder beheer van corporaties als voor woningen in particulier eigendom. Deze ambities wijzen in de richting van het bouwen van kwalitatief hoogstaande woningen die de duurzaamheid van de kernen versterken. Het is dus minder zaak te sturen op het aantal op te leveren woningen per jaar, maar meer op het type, de kwaliteit en het karakter van de woningen. De stellige verwachting is dat de vraag hierdoor vanzelf positief beïnvloed zal worden. Concreet gesteld moeten daarom de volgende maatregelen getroffen worden. Ten eerste moet er, gegeven de demografische ontwikkelingen, ingespeeld worden op de daadwerkelijke behoefte van één- en tweepersoonshuishoudens. Ten tweede moeten woningen gebouwd worden voor jonge mensen die als “trendsetters” aangeduid kunnen worden. Hierbij kunnen we denken aan jonge hoogopgeleiden, die ook een impuls kunnen geven aan de kenniseconomie van Noord-Holland: bijvoorbeeld de hoogwaardige agrisector. Ten derde moeten er woningen gebouwd worden en buurten gecreëerd worden die aantrekkelijk zijn voor (jonge) gezinnen met kinderen, zodat de jonge hoogopgeleiden in het gebied blijven als zij een gezin gaan stichten. Ten vierde moeten er centra komen waar woonen zorgfuncties gecombineerd worden, om tegemoet te komen aan de wensen en behoeften van senioren. Tenslotte hoort bij een kwalitatief hoogwaardig woonklimaat dat er ruimte is voor mensen in kwetsbare posities, zoals mensen met een geestelijke en/of lichamelijk beperking en vluchtelingen.
20
Met deze ambities leggen we de lat hoog. Toch liggen deze doelen binnen ons bereik als we een coalitie vormen met andere partijen met vergelijkbare verantwoordelijkheden en intenties in het gebied. Partners in zo’n coalitie zijn gemeenten, de provincie, en partijen in de zorg- en welzijnsector. De corporaties investeren daarbij optimaal in hun eigen nieuwe en bestaande woningen. Dit doen zij in principe zelfstandig, maar waar mogelijk en wenselijk in onderlinge afstemming. De corporaties wisselen ervaringen en lessen uit, en zijn alert op mogelijkheden voor kostenbesparingen als er samen opgetrokken kan worden. De gemeenten maken prestatieafspraken met de corporaties, waarbij het versterken van het onderscheidende karakter van iedere kern (“branding”) centraal staat. De corporaties ondersteunen de gemeenten bij inspanningen om de kwaliteit van de woningen te verhogen, ook waar het gaat om woning die niet in eigendom van de corporaties zijn. Daarnaast draagt ook de provincie bij door middel van subsidies voor woningbouw van hoge kwaliteit (zie provinciale woonvisie). In samenwerking met de zorg- en welzijnsector en de gemeente zullen de woon-zorgcentra gerealiseerd worden. Kanskaart 2: Leefbaarheid en voorzieningen De ambitie is om de leefbaarheid in de stadswijken significant te verbeteren. Dit wil zeggen dat er meer aandacht geschonken zal moeten worden aan overloop, intensivering en verval. In het gebied ligt een aantal wijken die nu nog in relatief goede staat zijn, maar waar inspanning nodig is om ervoor te zorgen dat ze niet achteruitgaan, maar vooruit. Naast de stadswijken richt de leefbaarheidsambitie zich ook op de kleinere kernen. Daar moeten de voorzieningen van een acceptabel niveau blijven, en waar dat op dit moment niet meer het geval is, moet het voorzieningenniveau omhoog gebracht worden. Op dit moment zetten de corporaties zich al voor het realiseren en onderhouden van brede scholen, dorpshuizen en wijkcentra. De corporaties zijn hierin wel selectief, en stellen de behoefte van de wijk of kern centraal bij het maken van hun investeringskeuzen. De bredere coalitie die deze inspanningen zal moeten ondersteunen bestaat uit de gemeenten, de provincies en de bewoners(verenigingen). De corporaties nemen het voortouw bij het versterken van de leefbaarheid in de wijken waar zijn een belangrijke eigendomspositie hebben. In andere wijken zijn en blijven de gemeenten primair verantwoordelijk, maar kunnen de corporaties een ondersteunende rol spelen. Daarnaast kunnen we denken aan het inzetten van wijkregisseurs, en kunnen er projecten gerealiseerd worden die het image van een bepaalde wijk verbeteren. Wat betreft het voorzieningenniveau in de kleinere kernen, moet ook nauw samengewerkt worden met de plaatselijke bewoners. Gemeenten, corporaties en bewoners moeten samen overeenstemming bereiken over welk voorzieningenniveau minimaal gewenst is, waar nodig, welke strategie gevolgd moet worden om het voorzieningenniveau te verbeteren. De investeringen daarvoor zullen gedaan worden door zowel de corporaties als de gemeenten. De provincie kan een stimulerende en coördinerende rol vervullen middels aanvullende subsidiering in de zin dat de investeringen die gedaan worden ook goed terecht komen. Het is bijvoorbeeld belangrijk dat er een dekkend patroon van voorzieningen in de regio gecreëerd of gehandhaafd wordt, waarbij een minimum aan gaten en een minimum aan overlap ontstaat.
21
Kanskaart 3: Duurzaamheid en energie De ambitie op het gebied van duurzaamheid en energie komen overeen met de ambities zoals vastgelegd in het provinciaal beleid: het emissie- en energie-neutraal maken van de regio. In de meest concrete zin betekent dit voor de wooncorporaties dat alle woningen die gebouwd worden in de categorie energielabel A of B vallen. De collectieve afspraak van AEDES rondom duurzaamheid zijn hier ook van toepassing. Voor bestaande woningvoorraad is de ambitie om minimaal naar label D en waar mogelijk meer efficiëntie toe te werken. Ook op het gebied van de waterhuishouding is er winst te boeken, waarbij drinkwater en nietdrinkwater afzonderlijk aangeleverd kunnen worden, zodat er minder onnodig water gezuiverd en behandeld hoeft te worden. Bovendien delen we de ambitie van de provincie om van Noord-Holland een kraamkamer te maken voor het bedrijfsleven op het gebied van duurzame energie (zie ook kanskaart Kenniseconomie). De coalitie met betrekking tot duurzaamheid en energie zal bestaan uit de corporaties, de provincie, gemeenten, het bedrijfsleven, en aanbieders van openbaar vervoer. De corporaties maken serieus werk van duurzaam bouwen en verbouwen. Ook gaan de corporaties samen met de provincie werken aan een optimale uitwisseling van kennis, en ondersteuning van het bedrijfsleven om tot een meer duurzaam functioneren te komen. Daarbij horen ook subsidies voor nieuwe bedrijven die zich willen vestigen en die een aantoonbare bijdrage zullen leveren aan het duurzame karakter van de regio. Publiek-private samenwerking zal dus het uitgangspunt bij het verwezenlijken van deze ambities zijn. Te denken valt bijvoorbeeld aan het starten van proeftuinen in samenwerking met ECN in Petten voor energieproducerende woningen. Ten slotte is het ook van belang om na te denken over duurzaamheid in het kader van mobiliteit. Hiervoor zal o.a. samengewerkt moeten worden met de aanbieders van openbaar vervoer in Noord-Holland. Kanskaart 4: Bereikbaarheid De ambitie met betrekking tot bereikbaarheid richt zich zowel op het wegennet als op de openbaar vervoersvoorziening. De stellige verwachting is dat dit tot een aanzienlijke verbetering zal leiden van het vestigingsklimaat van de gehele regio, voor met name van het oostelijke deel van NoordHolland. Hiertoe zal de A9, de A7-verbinding en de openbaar vervoersverbinding met de Randstad verbeterd moeten worden, en zullen binnen het gebied de oost-westverbindingen versterkt moeten worden. Daarnaast is het de ambitie om de openbaar vervoer mogelijkheden van en naar Den Helder te versterken en in de kleinere kernen op een geheel eigen wijze op peil te houden. De uitdaging is om openbaar vervoersvoorzieningen te treffen die zowel kleinschalig, flexibel en efficiënt zijn. De coalitie die nodig is voor de realisatie van de bereikbaarheidsambities bestaat uit de rijksoverheid, de provincie, gemeenten, het bedrijfsleven en de corporaties. Voor de aanleg van en het onderhoud aan het wegennet zijn de rijksoverheid en de provincie verantwoordelijk. Voor het openbaar vervoer is in de eerste plaats de provincie verantwoordelijk, maar ook de private partijen, waaronder particulier initaitief al dan niet met steun van vrijwilligers, die hierbij betrokken zijn. Deelname van het bedrijfsleven aan nieuwe vormen van openbaar vervoer is essentieel, en dat betekent ook dat deze vormen van openbaar vervoer, na aftrek van subsidies, ten minste kostendekkend zouden moeten zijn.
22
De rol van de corporaties is het faciliteren en ondersteunen van de lobby die gemeenten, ondernemers en andere belanghebbenden hiertoe trekken. Daarnaast kunnen de corporaties zich richten op het ontwikkelen en verder aantrekkelijk maken van de locaties rondom de te verbeteren hoofdwegen het de openbaar vervoersvoorzieningen, om op deze manier niet alleen optimaal aan te sluiten bij de behoeften van de bewoners en andere gebruikers, maar ook om ertoe bij te dragen dat de kosten voor de aanleg en onderhoud voor een deel al terugverdiend kunnen worden door de waardegroei in een bepaalde zone. Kanskaart 5: Leisure De ambitie op het gebied van leisure en vrije tijd bestaat uit het willen benutten van de vele mogelijkheden die Noord Holland biedt om een prettige leefomgeving verder te ontwikkelen, en om de economische welvaart te vergroten. Om dit te bereiken zullen er nieuwe toeristische marktcombinaties ontwikkeld moeten worden, en zal de regio meer moeten investeren in het bieden van gastvrijheid. Hierdoor ontstaat regiobranding op het gebied van hospitality en recreatie, hetgeen lucratief is en tegelijkertijd een impuls geeft aan de kwaliteit van leefomgeving voor de huidige bewoners. De benodigde coalitie bestaat uit de corporaties, de provincie, de Kamer van Koophandel, de toeristische sector en de gemeenten. De corporaties kunnen kapitaal, lokaal netwerk en kennis ter beschikking stellen aan ondernemers en overheden die hiertoe het voortouw zullen nemen. Kanskaart 6: Kenniseconomie De ambitie is om (jonge) gezinnen en HBO-studenten en afgestudeerden in sterkere mate naar Noord-Holland te trekken. Dit kan bereikt worden door enerzijds het aanbod aan hoger onderwijs in de regio te verbeteren en anderzijds op een meer integrale manier aan te haken op de doelen die gesteld zijn om van Noord-Holland een duurzame regio te maken (zie kanskaart 3). Met het verbeteren van het aanbod van HBO-opleidingen bedoelen we niet het verder verbreden van het aanbod, maar juist het aanbieden van specifieke, “unieke” opleidingen die passen bij de verschillende deelgebieden van Noord-Holland. Daarbij moeten we zeker aansluiten bij de bestaande kennis: denk aan Imares, de agribusiness in West Friesland, sport en energie in Alkmaar en de foodsector in de Zaanstreek. De coalitie die daarvoor nodig is, bestaat uit instellingen voor hoger onderwijs (HBO-instellingen en eventueel een universiteit), gemeenten die belang hebben bij het huisvesten van een instellingen voor hoger onderwijs, en het bedrijfsleven (primair de hoogwaardige agribusiness). Daarbij gaat het in eerste instantie om het leveren van investeringskapitaal en het aantrekken van docerende en studerende mensen. Hiervoor is een duidelijke promotie strategie nodig. Bovendien kunnen de corporaties bijdragen door in hun ontwikkelingsprojecten aan te sluiten bij de locaties en woonbehoeften van deze studenten en kenniswerkers.
23
4. Uitnodiging voor een Actieprogramma
De corporaties staan voor een krachtig en toekomstgericht Noord-Holland. In dit stuk hebben we zes richtingen geschetst voor de toekomst. Door in te zetten op een zestal kanskaarten verwachten we de regio aan kracht te laten winnen. Dat vraagt een gezamenlijke inzet, juist om de lokale verschillen zo krachtig mogelijk te maken. Dat kunnen we als corporaties niet alleen. Dat laat onverlet dat wij onszelf als een vitale partner zien om Noord-Holland verder te versterken. Op basis van de kanskaarten die hiervoor zijn beschreven, zullen wij onze eigen inzet intensiveren op gebied van betere woningen, een betere aansluiting van de woningen op de woonwensen en de duurzaamheid van woningen. Dat doen we als corporaties individueel. Daar bovenop zijn we bereid samen te investeren in zaken waar de bewoners van kunnen profiteren, zoals participatie in het opzetten van maatschappelijke voorzieningen en het versterken van de leefbaarheid en duurzaamheid van wijken. Middels een financieel arrangement zullen we investeren in de hardware van voorzieningen. Deze investeringen kunnen alleen maar rendement opleveren als wij krachtige coalities kunnen vormen met zowel lokale als regionale en landelijke partners. Vooral voor de thema’s die niet direct op ons bord liggen zoals bereikbaarheid, het aantrekken en behouden van hoger onderwijs en het ontwikkelen van leisure (zowel voor bewoners als toeristen). Met onze visie willen wij graag een start markeren van een gezamenlijke zoektocht, met (lagere)overheden, collegae, bedrijfsleven en maatschappelijke instellingen, om vorm te geven aan de benodigde coalities. Wij zien de overheden (gemeenten en provincie) daarbij als natuurlijke partner. Ook het ministerie van VROM is wat ons betreft een logische partner om mee te starten. Wij als corporaties nemen graag het initiatief om de eerste zet te doen om gezamenlijk aan alle kanskaarten voor de regio te werken.
24
Bijlage: landelijke demografische ontwikkelingen
In deze bijlage laten we in drie kaartjes zien welke demografische ontwikkelingen in Nederland zijn voorzien. In hoofdstuk twee zijn deze gegevens gebruikt om de ontwikkelingen in Noord-Holland tegen af te zetten. Hieronder eerst de landelijke krimpcijfers.
25
Kijken we naar de bevolkingskrimp (hierboven) zien we dat de krimp met name buiten de Randstad plaats zal vinden. Zichtbaar is dat grote delen van de regio Noord-Holland nog groeien tot 2025. Dat is hieronder ook terug te zien in de cijfers aangaande de groei en krimp van de potentiële beroepsbevolking. Dat deze cijfers lager liggen dan de algemene krimp, wordt veroorzaakt door de vergrijzing (hierdoor krimpt de potentiële bevolkingsgroei sneller dan de bevolking als geheel).
26
De vergrijzing in Noord-Holland kunnen we eveneens in perspectief plaatsen. Op het niveau van de zogenaamde COROP-gebieden zien we dat de noordkop snel vergrijst. Alleen in Oost-Groningen, Oost-Drenthe en delen van Limburg en Zeeland gaat dit sneller. Verwacht wordt dat de vergrijzing in 2040 het hoogtepunt bereikt en dan rond de 50% van de beroepsbevolking vergrijst is.
27