POSTADRES TEL
AAN
Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag
070 - 88 88 500
FAX
070 - 88 88 501
Koninklijke Horeca Nederland
BEZOEKADRES
E-MAIL
Juliana van Stolberglaan 4-10
[email protected]
INTERNET
DATUM ONS KENMERK
Postbus 566 3440 AN WOERDEN
1 juli 2010 z2009-00780
CONTACTPERSOON
UW BRIEF VAN UW KENMERK
ONDERWERP
www.cbpweb.nl
-
Bevindingen KHN Modelprotocol Collectieve Horecaontzegging
Geachte 1 Inleiding In juli 2009 legde de Koninklijke Horeca Nederland (KHN) een Modelprotocol Collectieve Horecaontzegging (hierna: het modelprotocol CHO) voor aan het College bescherming persoonsgegevens (CBP). Aanleiding hiervoor is de wens om te komen tot een uniform modelprotocol ten behoeve van een Collectieve Horecaontzegging (CHO) waarmee de leden – regionale afdelingen – van KHN worden ondersteund als zij met een CHO willen gaan werken. In onderhavig geval is de brancheorganisatie KHN niet aan te merken als ‘verantwoordelijke’ in de zin van artikel 1, onder d, van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp), omdat zij zelf geen persoonsgegevens zal gaan verwerken. Het modelprotocol CHO is aan het CBP voorgelegd ten behoeve van haar leden en andere horecaondernemers die aan een samenwerkingsverband als een Keurmerk Veilig Uitgaan (KVU) deelnemen. Doel van het modelprotocol CHO is te komen tot een juiste uitwerking van de waarborgen en verplichtingen uit de Wbp en aanverwante wet- en regelgeving die een behoorlijke en zorgvuldige verwerking van persoonsgegevens binnen de sector waarborgt. 2 Procedureverloop Naar aanleiding van het concept modelprotocol CHO zijn schriftelijke en mondelinge inlichtingen ingewonnen. Deze hebben geresulteerd in het modelprotocol CHO van 16 juni 2010 dat door het CBP als uitgangspunt is genomen. 3 Feitelijke weergave van het modelprotocol CHO In het modelprotocol CHO is door KHN het volgende naar voren gebracht. In de praktijk heeft de horeca last van drugscriminaliteit, geweldsdelicten en overlast. Het modelprotocol CHO bevat een lijst met de meest voorkomende strafbare feiten zoals vernieling, vandalisme, diefstal, bedreiging, mishandeling, de aanwezigheid en gebruik van drugs en wapens en huisvredebreuk. Daarnaast heeft de horeca ook te maken met ander onrechtmatig of hinderlijk gedrag in of in de directe omgeving van de horecagelegenheid, zoals openbare dronkenschap, discriminerend gedrag en het negeren of overtreden van huisregels. Het gaat daarbij om gedragingen van ‘substantiële aard’, dat wil zeggen gedragingen die maatschappelijk onbetamelijk zijn. Een BIJLAGEN BLAD
1
DATUM ONS KENMERK
1 juli 2010 z2009-00780
betrokkene die een opgelegd toegangsverbod negeert zal door het openbaar ministerie (OM) in beginsel worden vervolgd voor huisvredebreuk (artikel 138 Wetboek van Strafrecht). Volgens het modelprotocol CHO worden horecabezoekers (hierna: betrokkenen) bij binnenkomst middels een schildje of sticker gewezen op de deelname van een horecaondernemer aan de CHO en op een website waar nadere informatie over de CHO is te vinden. Via deze website is ook het onderhavige protocol te raadplegen. Indien een betrokkene zich desondanks misdraagt wordt hij door de horecaondernemer of diens werknemers daarop aangesproken en wordt het voorval gemeld bij de politie, bijvoorbeeld via de ‘UIT-telefoon’. Volgens het modelprotocol CHO dient bij strafbare feiten steeds aangifte te worden gedaan bij de politie en wordt een proces-verbaal opgesteld. Met de politie zijn afspraken gemaakt binnen het KVU om adequaat op meldingen van horecaondernemers te reageren. Bij aankomst van de politie wordt een schriftelijke waarschuwing, individuele horecaontzegging (IHO) of CHO aan de betrokkene uitgereikt. Daarbij worden in het bijzijn van de politie de persoonsgegevens van de betrokkene vastgesteld. De volgende persoonsgegevens worden vastgelegd: NAW-gegevens, geboortedatum, plaats en datum van gepleegde feit, gedraging en eindduur van registratie en – indien beschikbaar – een foto. Bij voorkeur wordt het formulier van een waarschuwing, IHO of CHO ter plekke aan de betrokkene uitgereikt; indien dat niet mogelijk is, wordt de aanzegging aangetekend per post nagestuurd. Indien voor het vaststellen van de identiteit van de betrokkene de politie persoonsgegevens in het bezit van de politie (‘politiegegevens’) verstrekt aan de horecaondernemer, dient daaraan volgens het modelprotocol CHO steeds een besluit van de korpsbeheerder aan ten grondslag te liggen in de zin van artikel 20 Wet politiegegevens (Wpg). Politiegegevens worden slechts verstrekt als dit met het oog op een zwaarwegend algemeen belang noodzakelijk wordt geacht door de korpsbeheerder. Indien is voorzien in een dergelijke grondslag kan de politie deze gegevens aan de database toevoegen. De politie heeft geen algemene toegang tot de database en zoekt niet in het publieke domein naar betrokkenen aan wie een CHO is opgelegd. Volgens het modelprotocol CHO kunnen het negeren van huisregels en het geven van overlast aanleiding geven tot een schriftelijke waarschuwing van maximaal drie maanden of een IHO van maximaal zes maanden. Een derde schriftelijke waarschuwing leidt tot een collectieve ontzegging van drie maanden, een tweede IHO leidt tot een collectieve ontzegging van zes maanden. De regionale KHN-afdeling is verantwoordelijke voor het verwerken van de persoonsgegevens en beheert de centrale (https) afgeschermde database met persoonsgegevens, zo blijkt uit het modelprotocol CHO. Deelnemende horecaondernemers en andere vertegenwoordigers van het samenwerkingsverband (lees: de politie op grond van artikel 20 Wpg) kunnen met een unieke inlogcode de afgeschermde database raadplegen en aanvullen, maar zien daarbij enkel de opgelegde CHO’s. De uitgereikte waarschuwingen en IHO’s worden weliswaar door de regionale KHN-afdeling in de database geregistreerd, maar zijn voor de deelnemers niet zichtbaar. Indien de regionale KHN-afdeling constateert dat het aantal waarschuwingen of IHO’s respectievelijk
BLAD
2
DATUM ONS KENMERK
1 juli 2010 z2009-00780
twee of drie bedraagt wordt de maatregel omgezet in een collectieve ontzegging. De duur van een CHO loopt uiteen van drie maanden (na drie waarschuwingen) tot een maximum van vijf jaar voor het gebruik van een vuurwapen in een horecagelegenheid. In voorkomende gevallen kan de duur van een CHO – en de daarmee samenhangende bewaartermijn – door het verloop van een strafrechtelijke procedure worden bijgesteld. Na het verstrijken van de duur van de opgelegde maatregel worden volgens het modelprotocol CHO de digitaal geregistreerde persoonsgegevens verwijderd en vernietigd, behoudens enkele geanonimiseerde gegevens die binnen 30 dagen voor beleidsdoeleinden en rapportage naar een niet openbaar archief worden verplaatst. De niet-digitale afschriften van ontzeggingen worden maximaal zes maanden bewaard om recidive van een betrokkene te kunnen vaststellen. Daarna worden ook deze gegevens vernietigd. In het modelprotocol CHO is een geheimhoudingplicht opgenomen voor de deelnemers, behoudens voor de gevallen waarin zij op grond van een wettelijke voorschrift tot mededeling verplicht zijn of vanuit hun taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit. Bovendien tekenen de aan de CHO deelnemende horecaondernemers een geheimhoudingsovereenkomst. Het modelprotocol bepaalt voorts dat een betrokkene recht heeft op inzage van zijn persoonsgegevens bij de verantwoordelijke regionale KHN-afdeling en dat een betrokkene op het ontzeggingsformulier over dit recht wordt geïnformeerd. Hetzelfde geldt voor een verzoek tot correctie of indien een betrokkene verzet wil aantekenen tegen opname wegens ‘bijzonder persoonlijke omstandigheden’; een betrokkene ontvangt binnen vier weken een schriftelijke reactie op zijn verzoek tot inzage, correctie of het aangetekende verzet. Daarnaast wordt betrokkene gewezen op de mogelijkheid bij het CBP een verzoek om bemiddeling in te dienen of de zaak voor te leggen aan de rechter. Volgens het modelprotocol CHO wordt de samenwerking van partijen jaarlijks geëvalueerd. Het instrument van de CHO wordt na een jaar geëvalueerd waarbij onder meer aandacht wordt besteed aan de beveiliging van het systeem en aan toezicht en controle op de correcte naleving van de waarborgen van het protocol. Daarnaast voorziet het modelprotocol CHO ook in een klachtenregeling voor betrokkenen bij een onafhankelijke klachtencommissie die bindende besluiten kan nemen. Voordat deelnemende horecaondernemingen tot de CHO worden toegelaten dienen zij zich volgens het modelprotocol CHO te conformeren aan de werkwijze en uitgangspunten van het modelprotocol CHO. Indien zij zich daar in voorkomende gevallen niet aan houden, worden zij – na een schriftelijke waarschuwing – van verdere deelname uitgesloten. Aanleiding, doel en belang collectieve horecaontzegging Horecaondernemers willen hun gasten een gezellige en veilige uitgaansgelegenheid bieden en criminaliteit, overlast en schade tegengaan door het gebruik van een CHO, als aanvulling op bestaande maatregelen en middelen om de veiligheid van de horecaondernemer, zijn personeel
BLAD
3
DATUM ONS KENMERK
1 juli 2010 z2009-00780
en de gasten te waarborgen. Daarbij kan gedacht worden aan de inzet van extra politiediensten, trainingen inzake alcohol- en drugspreventie, anti-agressie en geweldsanalyses. Met de bestaande middelen kan deze doelstelling in veel gevallen niet gerealiseerd worden. Het opleggen van een CHO wordt gezien als een noodzakelijke aanvulling op bestaande maatregelen en middelen om de veiligheid van het uitgaansleven te waarborgen en te verbeteren. In het modelprotocol CHO wordt onder meer aangegeven dat een CHO een effectief middel is om dit te bereiken en schade te beperken. Bovendien is een CHO een relatief goedkope oplossing. In veel gevallen wordt een CHO opgenomen binnen een KVU; een samenwerkingsverband tussen gemeente, politie (en OM) en de regionale KHN-afdeling. Naast een meer effectieve aanpak van criminaliteit en overlast gaat er volgens het modelprotocol CHO ook een preventie werking uit van een CHO met betrekking tot toekomstige misdragingen in het uitgaansleven. 4 Bevindingen inzake het modelprotocol CHO De bevindingen inzake het modelprotocol CHO zijn gebaseerd op de gevoerde correspondentie en overige informatie die door KHN is verstrekt aan het CBP zoals het KHN modelprotocol CHO; de versie van 16 juni 2010 is hierbij als uitgangspunt genomen. Het modelprotocol CHO van de brancheorganisatie is zoals gezegd opgesteld ten behoeve van haar leden en andere horecaondernemers die deelnemen aan een KVU; de brancheorganisatie KHN past het modelprotocol CHO in de praktijk niet ook zelf als ‘verantwoordelijke’ toe. De bevindingen hebben enkel betrekking op de beschrijving van de verwerking zoals die aan het CBP ter kennis is gebracht. Het CBP heeft geen onderzoek gedaan naar de feitelijke uitvoering en toepassing van het modelprotocol CHO in de praktijk. Een CHO betreft een verwerking van persoonsgegevens die kan leiden tot de uitsluiting van (een) criminele of overlastgevende betrokkene(n), of tot het stellen van nadere voorwaarden aan de toelating van (een) betrokkene(n) tot die horecagelegenheden. De verwerking is daarmee aan te merken als een zogenaamde ‘zwarte lijst’. Een CHO opleggen aan (een) betrokkene(n) vindt in de regel plaats naar aanleiding van het plegen van een strafbare feit of ander onrechtmatig of hinderlijk gedrag dat algemeen aanvaarde normen van maatschappelijke betamelijkheid overschrijdt. Inherent aan een CHO is dat strafrechtelijke persoonsgegevens of gegevens over onrechtmatig of hinderlijk gedrag worden verwerkt ten behoeve van derden; dat wil zeggen met het doel om deze gegevens te kunnen delen met andere horecaondernemers. Daarbij is het volgende van belang. Strafrechtelijke persoonsgegevens zijn door de wetgever aangemerkt als ‘bijzondere persoonsgegevens’; het begrip ‘strafrechtelijke persoonsgegevens’ heeft betrekking op zowel veroordeling als op min of meer gegronde verdenkingen van strafrechtelijk gedrag. Het verwerken van dergelijke persoonsgegevens is verboden op grond van artikel 16 Wbp, tenzij de verantwoordelijke voor die verwerking een beroep toekomt op een van de uitzonderingen op dat verwerkingsverbod, ingevolge artikel 22 of 23 Wbp.
BLAD
4
DATUM ONS KENMERK
1 juli 2010 z2009-00780
Artikel 22, vierde lid, onder c, Wbp bepaalt dat strafrechtelijke persoonsgegevens met derden kunnen worden uitgewisseld, indien daarvoor passende en specifieke waarborgen zijn getroffen én de procedure van een voorafgaand onderzoek (artikel 31 Wbp) is doorlopen. De wetgever heeft geoordeeld dat het verwerken van strafrechtelijke persoonsgegevens ‘bijzondere risico’s’ oplevert voor de persoonlijke levenssfeer van een betrokkene en de verwerking daarom voorafgaand door de toezichthouder dient te worden onderzocht op aanwezigheid van de noodzakelijke waarborgen. De getroffen waarborgen worden hierna besproken en beoordeeld. Artikel 7 Wbp vereist dat persoonsgegevens slechts verzameld worden ‘voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardige doeleinden’. De doelstelling van het verwerken van persoonsgegevens in het modelprotocol CHO beoogt een veilig uitgaansklimaat te bevorderen, criminaliteit en overlast tegen te gaan en een preventieve werking te hebben om nieuwe criminaliteit en overlast tegen te gaan. De beschreven doeleinden van het modelprotocol CHO zijn gerechtvaardigd en voldoende duidelijk omschreven en voldoen daarmee aan de door de Wbp gestelde eisen. Een verwerking van persoonsgegevens dient te berusten op een grondslag als bedoeld in artikel 8 Wbp. Voor een verwerking als een CHO kan een dergelijke grondslag slechts worden gevonden in artikel 8, onder f, Wbp. Dit artikel vereist dat een verwerking ‘noodzakelijk is voor de verwezenlijking van een gerechtvaardigd belang’ van de verantwoordelijke dat prevaleert boven het recht van een betrokkene op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer. Daarbij dient een verantwoordelijke rekening te houden met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Tevens dient steeds in ieder individueel geval een proportionaliteitsafweging te worden gemaakt. In het modelprotocol CHO wordt beschreven dat horecaondernemers regelmatig worden geconfronteerd met criminaliteit en overlast door bezoekers waaruit schade voortvloeit. Deze gedragingen vormen een bedreiging voor de veiligheid van de horecaondernemers, hun personeel en de andere gasten en ondermijnen de veiligheid in het uitgaansleven. Ondanks de bestaande middelen en maatregelen om de veiligheid in het uitgaansleven te waarborgen vinden nog steeds veel incidenten plaats en is besloten de maatregel van een CHO aan de verschillende maatregelen binnen het KVU toe te voegen. Indien het modelprotocol CHO door een regionale KHN-afdeling wordt gebruikt, zal deze afdeling nog een nadere toelichting geven over de aard en omvang van de lokale problematiek die het gebruik van de CHO kan rechtvaardigen en noodzakelijk maken en waardoor het belang van de regionale KHN-afdeling en de deelnemers aan de CHO prevaleert boven het belang van een betrokkene. Bij die afweging wordt blijkens het modelprotocol rekening gehouden met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit en is voldoende duidelijk voorgeschreven dat ook in elk individueel geval een proportionaliteitsafweging zal worden gemaakt. Zo is de duur van de maatregelen (waarschuwing, IHO en CHO) gekoppeld aan de aard en ernst van de gedraging en behoudt een horecaondernemer een zekere vrijheid om binnen de vastgestelde duur van een maatregel rekening te houden met individuele omstandigheden. Daarmee voorziet het protocol in een wettelijke grondslag voor de verwerking.
BLAD
5
DATUM ONS KENMERK
1 juli 2010 z2009-00780
Het verwerken van strafrechtelijke persoonsgegevens zoals voorzien in het modelprotocol CHO, is slechts toegestaan op grond van artikel 22, vierde lid, onder c, Wbp indien sprake is van feiten en omstandigheden die een zwaardere verdenking opleveren van een strafbaar feit dan een redelijk vermoeden van schuld.1 Het dient daarbij te gaan om concrete feiten en omstandigheden, die in voldoende mate vast staan en een bewezenverklaring in de zin van artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering kunnen dragen. Het modelprotocol CHO voorziet hierin door te bepalen dat van strafbare feiten altijd aangifte wordt gedaan. Verder bepaalt het modelprotocol ten aanzien van gegevens over maatschappelijk onbetamelijk gedrag dat deze pas bij een derde schriftelijke waarschuwing en bij een tweede IHO leiden tot een – relatief korte – CHO. In geval van overlast wordt dit schriftelijk vastgelegd in een ontzeggingsformulier waarmee onder meer de aard van de gedraging, de locatie en duur van de ontzegging en eventuele verklaringen worden gedocumenteerd. Bij zowel de strafbare feiten als bij de gegevens over onbetamelijk gedrag is voorts van belang dat de betrokkene mondeling en schriftelijk wordt geïnformeerd over de opname van de gegevens in het register en dat hij hierbij wordt geïnformeerd over zijn rechten op grond van de Wbp, en de klachtprocedure bij een CHO. Het modelprotocol biedt hiermee een waarborg tegen een te ruime gegevensverwerking . Op grond van artikel 9 Wbp mogen persoonsgegevens ‘niet verder worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor de gegevens zijn verkregen.’ Het modelprotocol CHO geeft aan dat de registratie van persoonsgegevens geschiedt in een afgeschermde en beveiligde database onder beheer van de betreffende regionale KHN-afdeling waartoe alleen vooraf geselecteerde deelnemers toegang hebben die de waarborgen van het modelprotocol CHO hebben onderschreven en hebben aangegeven deze te zullen naleven. Andere partijen, waaronder de politie hebben in beginsel geen toegang tot de database. De politie heeft enkel toegang tot de database in de situatie waarin zij op grond van een besluit van de korpsbeheerder ingevolge artikel 20 Wpg bevoegd is politiegegevens te verstrekken om deze – vanwege het vertrouwelijke karakter van de gegevens – zelf toe te voegen aan de database. Nu het modelprotocol CHO verwijst naar artikel 20 Wpg als wettelijke grondslag voor het verstrekken van politiegegevens indien dat met het oog op een zwaarwegend algemeen belang noodzakelijk wordt geacht, voldoet het modelprotocol CHO op dit punt aan de Wpg en Wbp. Op grond van artikel 10 Wbp mogen persoonsgegevens niet langer worden bewaard dan noodzakelijk is voor het bereiken van de doelstelling van de verwerking. In het modelprotocol CHO is beschreven dat de duur van een CHO kan variëren van drie maanden tot een periode van maximaal vijf jaar voor zeer ernstige strafbare feiten. Na het verstrijken van die periode worden de verzamelde digitale persoonsgegevens binnen 30 dagen vernietigd, behoudens een geanonimiseerd aantal gegevens die voor beleidsdoeleinden en rapportage naar een niet openbaar archief worden verplaatst. De niet-digitale CHO afschriften worden na het verstrijken van de looptijd nog zes maanden bewaard om recidiverend gedrag te kunnen vaststellen. Daarna ======================================================== 1
Vgl. Hoge Raad 29 mei 2009, rov. 4.4, LJN: BH4720; < www.rechtspraak.nl >.
BLAD
6
DATUM ONS KENMERK
1 juli 2010 z2009-00780
worden ook deze persoonsgegevens vernietigd. Indien het verloop van een strafrechtelijke procedure daar aanleiding toe geeft, kan de duur van een CHO worden bijgesteld. Gelet op de doeleinden waarvoor de gegevens worden verzameld, zijn de bewaartermijnen neergelegd in het protocol in overeenstemming met de Wbp.2 Het verwerken van persoonsgegevens is slechts toegestaan voor zover die gegevens ‘toereikend, ter zake dienend en niet bovenmatig zijn’ en bovendien wordt gelet op een ‘juiste en nauwkeurige’ verwerking (artikel 11 Wbp). Het modelprotocol CHO voorziet in een afgebakend aantal noodzakelijk geachte persoonsgegevens voor de registratie van een betrokkene. De betrokkene wordt in beginsel zelf om deze gegevens gevraagd. De juistheid van de persoonsgegevens wordt volgens het modelprotocol CHO gecontroleerd in aanwezigheid – of op basis van informatie van – de politie. Daarmee voldoet deze beschrijving aan de eisen van de Wbp. Voor de verantwoordelijke, diens medewerkers en andere daartoe gerechtigde personen, geldt een geheimhoudingsplicht op grond van artikel 12 Wbp. In het modelprotocol CHO is daarin voorzien voor de deelnemers, behoudens de gevallen waarin zij op grond van een wettelijke verplichting tot mededeling verplicht zijn. Deelnemende horecaondernemers aan de CHO tekenen een geheimhoudingsovereenkomst. De uitwerking van de geheimhoudingsplicht in het modelprotocol CHO voldoet daarmee aan de eisen die de Wbp daaraan stelt. Verzamelde persoonsgegevens dienen ingevolge artikel 13 Wbp op passende technische en organisatorische wijze te worden beveiligd tegen verlies, diefstal of ander oneigenlijk gebruik. Het modelprotocol CHO voorziet daarin, door de toegang tot de persoonsgegevens op een (https) afgeschermde database te beperken tot de daartoe uitdrukkelijk geautoriseerde deelnemers en andere vertegenwoordigers (lees: het toevoegen van en pasfoto door de politie in geval van een artikel 20 Wpg besluit) en door het gebruik van unieke inlogcodes. Het protocol geeft hiermee op een juiste wijze invulling aan de beveiligingseisen uit de Wbp. Een verantwoordelijke dient zorg te dragen voor de naleving van de materiële vereisten – zoals de artikelen 6-12 Wbp (zie hiervoor) – die de Wbp aan een verwerking stelt (artikel 15 Wbp). Het modelprotocol CHO sluit bij deze wettelijke verplichting aan door de uitvoering en toepassing binnen een jaar te evalueren, waarbij onder meer wordt gekeken naar de beveiligingseisen en de efficiëntie en effectiviteit van het CHO-systeem. Daarnaast ziet de verantwoordelijke toe op een juiste naleving door de deelnemers. Indien een deelnemer zich niet houdt aan de waarborgen zoals omschreven in het modelprotocol CHO wordt een deelnemer – na daartoe te zijn gewaarschuwd – uitgesloten van deelname aan de CHO. Het modelprotocol CHO biedt betrokkenen verder de mogelijkheid om klachten over de uitvoering of toepassing van het modelprotocol CHO voor de leggen aan een onafhankelijke klachtencommissie die daarover bindende besluiten kan nemen. Het protocol voorziet hiermee in de zorg voor de naleving van de materiële vereisten van de Wbp. ======================================================== Vgl. de bewaartermijn in de CBP-besluiten inzake de Lijst Landelijk Voetbalverbod van de KNVB (z2008-01389, 25 augustus 2009) en het ELENA Waarschuwingssysteem van BOVAG (z2009-00294, 2 september 2009). 2
BLAD
7
DATUM ONS KENMERK
1 juli 2010 z2009-00780
Om betrokkenen in staat te stellen hun rechten op grond van de Wbp te kunnen uitoefenen, voorzien de artikelen 33-34 Wbp in een informatieplicht. Op grond van deze informatieplicht dient een verantwoordelijke een betrokkene te informeren over de verwerking van diens persoonsgegevens. Dit kan voorafgaand aan de verwerking plaatsvinden of op het moment van vastlegging, tenzij de betrokkene reeds van de verwerking op de hoogte is. In het modelprotocol CHO is in de informatieplicht voorzien doordat horecabezoekers bij binnenkomst onder meer worden geattendeerd op deelname aan de CHO. Verder wordt een criminele of overlastgevende bezoeker schriftelijk geïnformeerd over de betreffende maatregel – waarschuwing, IHO of CHO – door een daartoe opgesteld formulier bij aanhouding te overhandigen of indien dat niet mogelijk is, dit formulier aangetekend na te zenden. De beschreven werkwijze is in overeenstemming met de Wbp. In de artikelen 35, 36 en 40 Wbp zijn voor betrokkenen ten aanzien van een verwerking de rechten neergelegd op inzage, correctie – verbeteren, aanvullen, verwijderen en afschermen – en verzet in verband met bijzondere persoonlijke omstandigheden. In het modelprotocol CHO is voorzien in deze rechten. Daarbij is bepaald dat een deelnemer binnen de wettelijke termijn van vier weken schriftelijk op een verzoek om inzage, correctie en verzet dient te reageren. Het protocol voorziet daarmee in een adequate uitwerking van de rechten van betrokkenen op grond van de Wbp. De artikelen 46 en 47 Wbp geven een betrokkene – bij verschil van mening over zijn rechten met een verantwoordelijke – de mogelijkheid zijn zaak voor te leggen aan de rechter of bij het CBP een verzoek om bemiddeling in te dienen. In het protocol wordt hierin voorzien, waardoor de beschreven verwerking ook op dit punt in overeenstemming is met de Wbp. 5 Conclusie Op grond van het voorgaande concludeert het CBP dat de door KHN beschreven waarborgen in het modelprotocol CHO een juiste uitwerking vormen van de Wbp en aanverwante wet- en regelgeving die in beginsel een behoorlijke en zorgvuldige verwerking van persoonsgegevens – zoals bedoeld in artikel 6 Wbp – mogelijk maken. Volgens het modelprotocol CHO van brancheorganisatie KHN hebben horecaondernemers in diverse regio’s regelmatig te maken met criminaliteit en overlast die de veiligheid van het uitgaansleven ondermijnen en schade veroorzaken. Omdat bestaande middelen ontoereikend zijn om een veilig uitgaansklimaat te bevorderen, is aanvullend een modelprotocol ontwikkeld dat regionale KHN-afdelingen kunnen gebruiken om criminaliteit en overlast aan te pakken en dat de veiligheid van het uitgaansleven kan bevorderen. De CHO heeft daarmee tevens een preventieve functie om criminaliteit en overlast door kwaadwillende bezoekers te ontmoedigen. KHN heeft in algemene zin genoegzaam onderbouwd dat de gegevensverwerking in het kader van de CHO in beginsel noodzakelijk is ter behartiging van het gerechtvaardigd belang van de horecaondernemers; bij het gebruik van het modelprotocol zal de regionale KHN-afdeling dat concreet moeten toelichten door opname van een regionale beschrijving van de aard en omvang
BLAD
8
DATUM ONS KENMERK
1 juli 2010 z2009-00780
van de overlast. Het modelprotocol van KHN geeft verder voldoende blijk van een zorgvuldige belangenafweging tussen het gerechtvaardigde belang van de regionale KHN-afdeling en de belangen van betrokkenen bij de bescherming van hun rechten en vrijheden, in het bijzonder de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Die belangenbehartiging leidt tot de conclusie dat de belangen van de horecaondernemers daarbij in beginsel prevaleren. Het modelprotocol CHO voorziet daarnaast in organisatorische waarborgen die een juiste en zorgvuldige gegevensverwerking mogelijk maken. Het modelprotocol CHO kent ook een uitwerking van de rechten van betrokkenen die voor de noodzakelijke balans en correctiemogelijkheden zorgen. In aanvulling daarop zijn tevens voldoende aanvullende passende en specifieke waarborgen getroffen voor de bijzondere risicovolle aspecten van de verwerking. Tot slot bevat het modelprotocol CHO ook een vorm van interne controle en toezicht door de verantwoordelijke regionale KHN-afdeling op de uitvoering en toepassing van het modelprotocol CHO en bevat het een klachtenprocedure. Melding van de regionale KHN-afdelingen en hun leden Regionale KHN-afdelingen die voornemens zijn een CHO in te stellen zijn op grond van artikel 27 Wbp verplicht een dergelijke voorgenomen verwerking – voorafgaand aan de start van die verwerking – bij het CBP te melden. Gelet op het karakter van een CHO zal het CBP daarop een voorafgaand onderzoek instellen, ingevolge artikel 31 Wbp. Gedurende het voorafgaand onderzoek dient de start van de verwerking te worden opgeschort totdat het voorafgaand onderzoek is afgerond of het CBP binnen uiterlijk vier weken aan de verantwoordelijke KHNafdeling heeft laten weten geen nader onderzoek te zullen instellen (artikel 32, tweede en derde lid, Wbp). Indien uit de melding en het voorbereidende gedeelte van het voorafgaand onderzoek blijkt dat een regionale KHN-afdeling de voorgenomen CHO inricht conform het modelprotocol CHO van brancheorganisatie KHN, zal het CBP – gelet op deze bevindingen – in beginsel geen nader onderzoek meer instellen. Individuele horecaondernemers die willen deelnemen aan een CHO van een regionale KHN-afdeling dienen dit individueel – net als de verantwoordelijke regionale KHN-afdeling – te melden bij het CBP. Zij dienen daarbij aan te geven het protocol van de regionale KHN-afdeling onvoorwaardelijk te onderschrijven en te zullen naleven; het CBP zal daarop in beginsel eveneens besluiten geen nader onderzoek in te stellen naar de voorgenomen verwerking. Na ontvangst van een besluit van het CBP dat geen nader onderzoek zal worden ingesteld, kan de regionale KHN-afdeling of deelnemer – met inachtneming van de Wbp – starten met de verwerking. Een dergelijk besluit laat onverlet dat klachten of andere informatie over de verwerking er alsnog toe kunnen leiden dat het CBP nadere inlichtingen inwint of een onderzoek start.
BLAD
9
DATUM ONS KENMERK
1 juli 2010 z2009-00780
Het CBP gaat in beginsel van bovenstaande bevindingen uit voor een periode van zes jaar. Na ommekomst van die periode dient opnieuw te worden bekeken of de dan geldende omstandigheden tot een zelfde weging leiden. Hoogachtend, Het College bescherming persoonsgegevens, Voor het College,
Mw. mr. M.W. McLaggan-van Roon Lid van het College
BLAD
10