Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie
VEILIGHEID & STRATEGIE SÉCURITÉ & STRATÉGIE
Nr 101 Juni 2009
De evolutie van het Libanese confessionalisme en een analyse van deconfessionalisering Pieter-Jan Parrein
ISSN : 0770-9005
De evolutie van het Libanese confessionalisme en een analyse van deconfessionalisering Pieter-Jan Parrein
Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie Studiecentrum voor Veiligheid en Defensie Renaissancelaan 30 1000 Brussel
Executive Summary Lebanon is a patchwork of communities that are mainly distinguished from each other in the field of religion. These different religious communities came together after the First World War into a new state under the French League of Nations Mandate. It was also the French who introduced confessionsalism, a political system that distributed the power according to religious affiliation. It is this system that is still valid in Lebanon and causes much of the instability. In the first part of this study, the historical evolution of confessionalism is discussed after a brief description of the characteristics of this political system. It makes clear how confessionalism has turned from a system dominated by the Christians towards the current dichotomy in Lebanese politics between a block led by Sunnis, and another by the Shiites. Chronological, there are five periods in the recent Lebanese history that are discussed: the French mandate of 1920 that gave the leadership of Lebanon in the hands of the (Maronite) Christians and the first years of the Lebanese independence (from 1943), the sixties and the first half of the seventies that were marked by the emancipation of the Shiites in Lebanon, the civil war from 1975 to 1990, the Syrian domination of Lebanon (1990-2005) and the period from the withdrawal of Syria until today characterized by a power struggle between a political bloc led by the Shiites and one led by the Sunnis. Since the establishment of confessionalism the Shiites in Lebanon have increasingly gained in influence, even though, proportionally speaking, they were discriminated against by the religious-political system. The departure of Syria from Lebanon in May 2005 made an open confrontation between the two political blocks possible, a confrontation that has been framed in a regional clash between Shiites and Sunnis. In addition, this section highlights also two other points: the Ta'if Agreement that ended the civil war but that in the same time confirmed confessionalism and proposed a process to deconfessionalize, and the Libanonisation of Hezbollah, the way the Shiite organization took its place within the Lebanese political system. This last point is important for confessionalism, to the extent that it led to a strengthening of the struggle between Sunnis and Shiites in Lebanese politics.
i
In a second part, an analysis is made of deconfessionalization. The first section focuses on the importance of deconfessionalization to get a stabilization of Lebanon to prevent a new national outburst in the future. A political system based on quotas always collides with reality. There are groups in the population that get an advantage while others are disadvantaged in comparison with proportional representation. Confessionalism is anything but a democratic political system and further more it works self-reinforcing. This analysis also makes the connection with the launch that was given to arrive at a deconfessionalization in the Ta'if agreement. This process has never known a startup because it was not in the interest of Damascus that held Lebanon in its grip from 1990 to 2005. Subsequently the study casts a look at the near future by questioning whether the parliamentary elections of 2009 can deliver change. In a second section there is a closer examination of the issue of Lebanese confessionalism by reflecting around the question: how can we obtain a deconfessionalization? This part examines the difficulties of the Lebanese confessionalism as seen by the outsider in a practical, balanced view and tries at least to point out that even situations that are perceived as a total deadlock, in fact, never are. The approach towards deconfessionalization is necessarily a comprehensive approach. The many power balances between the various communities compel to an approach which affects both the political and the security framework, and only a sustained effort can lead to social anchorage. There are plenty of opportunities for compromise within Lebanon but the political situation in the cedar state is further hampered by an unstable regional environment. The different factions within Lebanese national politics are closely linked with these regional players who in turn use Lebanon as a political arena.
This study was completed in October 2008.
ii
Inhoudstafel INLEIDING
4
1. HET ONSTAAN VAN HET LIBANESE CONFESSIONALISME
6
2. DE CONFESSIONALISTISCHE EMANCIPATIE VAN DE LIBANESE
11
SJIIETEN IN DE JAREN 60 EN 70 3. DE LIBANESE BURGEROORLOG: VERDEELDHEID BINNEN
16
DE SJIITISCHE GEMEENSCHAP
4. HET TA’IF-AKKOORD
20
a. De bevestiging van het confessionalisme
20
b. De inperking van de macht van de maronitische christenen
21
c. Legitimering van een Syrisch Libanon
24
5. DE LIBANONISERING VAN HEZBOLLAH
26
a. Politieke libanonisering
27
b. Militaire libanonisering
30
6. DE SOENNITISCH-SJIITISCHE POLARISERING ROND SYRIË
33
a. Het vertrek van Syrië
34
b. Het Hariri-tribunaal: de internationalisering van de Libanese
40
soennitisch-sjiitische polarisering rond Syrië
7. DE STRIJD TUSSEN SOENNIETEN EN SJIIETEN OM DE
45
MACHT IN LIBANON
a. De samenwerking tussen Hezbollah en de Aoun-beweging
45
b. De zomeroorlog van 2006 tussen Hezbollah en Israël:
50
de versterking van de positie van Hezbollah
1
c. Het einde van de eenheidsregering
52
d. De ‘coup’ van Hezbollah en het doorbreken van de politieke
55
patstelling door Qatar
8. DE DECONFESSIONALISERING VAN LIBANON: NOODZAKELIJK,
62
MAAR NIET VOOR MORGEN OF OVERMORGEN
a. Deconfessionalisering is democratisering
62
b. De mislukte deconfessionalisering na Ta’if
65
c. De parlementsverkiezingen van 2009, verandering?
66
9. HOE KAN MEN KOMEN TOT EEN DECONFESSIONALISERING?
71
a. Safety First
73
b. De grote sprong voorwaarts
76
i. Een nieuwe wetgevende poltieke structuur: het huwelijk tussen een
79
gedeconfessionaliseerd parlement en een gemeenschapssenaat 1. Deconfessionalisering van het parlement
79
2. De vorming van een gemeenschapsraad
82
ii. De versterking van het Libanese leger via integratie van de
84
Hezbollah-militie 1. De problematiek van een gewapend Hezbollah
85
2. Geen integratie, enkel coördinatie
88
3. De versterking van het Libanese leger
90
iii. Afschaffing van gemeenschapsgebonden functies op alle niveaus c. Maatschappelijke verankering
92 93
i. Een versterking van de nationale dienstverlening
94
ii. Een versterking van de civil society
95
d. De noodzaak om de invloed van de regionale politiek op Libanon
96
te beperken i. De band met de Amerikaans-Iraanse dichotomie in het
97
Midden-Oosten ii. Het al-Hariri-tribunaal
104
iii. Nood aan een neutrale mediator
105
iv. Versterking van de territoriale soevereiniteit
106
10. CONCLUSIE
2
109
BIJLAGEN
111
- Kaart 1: De religieuze kaart van Libanon
112
- Kaart 2: Libanon met UNIFIL en UNDOF
113
- Het Ta’if akkoord (september 1989, geratificeerd door het Libanese
114
parlement op 4 november 1989) - Het Memorandum van Wederzijds Begrip tussen Hezbollah en
124
de Vrije Patriotische Beweging - Het Doha-akkoord (25 mei 2008)
130
BIBLIOGRAFIE
133
Monografieën
134
Wetenschappelijke artikels
135
Kranten- en tijdschriftenartikels
139
Data
147
Kaarten
149
Conferenties
150
3
Inleiding Libanon dat in een niet zo ver verleden het Zwitserland van het MiddenOosten werd genoemd, staat vandaag op de 18e plaats in de Failed States Index 2008, tussen Noord-Korea en Jemen. Deze index heeft een indicatie van de (on)stabiliteit van een land. Libanon behoort tot het weinig benijdenswaardige clubje van staten die de aanduiding critical krijgen.1 De cederstaat is een patchwork van gemeenschappen die zich in hoofdzaak van elkaar onderscheiden op het gebied van religie. Deze verschillende religieuze gemeenschappen kwamen na de Eerste Wereldoorlog samen terecht in een nieuwe staat onder Frans Volkenbondmandaat. Het waren ook de Fransen die het confessionalisme invoerden, een politiek systeem dat de macht verdeelde volgens religieuze affiliatie. Het is dit systeem dat nog steeds in voege is in Libanon en zorgt voor een groot deel van de onstabiliteit waarvan sprake in de Failed States Index. Dit werk bestaat uit twee delen. Het start met een beschrijving van het Libanese confessionalisme. Hierin wordt verduidelijkt hoe dit politieke systeem is uitgegroeid van een systeem gedomineerd door de christenen tot de huidige dichotomie binnen de Libanese politiek tussen een blok dat geleid wordt door de soennieten en een ander door de sjiieten. Chronologisch worden er vijf periodes in de recente Libanese geschiedenis besproken die van belang waren voor de evolutie van het confessionalisme: het Franse mandaat van 1920 en de eerste jaren van de Libanese onafhankelijkheid (vanaf 1943), de jaren 60 en de eerste helft van de jaren zeventig die gekenmerkt werden door de emancipatie van de sjiieten in Libanon, de burgeroorlog van 1975 tot 1990, de Syrische overheersing van Libanon (1990-2005) en de periode vanaf de terugtrekking van Syrië tot vandaag die gekenmerkt wordt door een machtstrijd tussen een door de sjiieten en een door de soennieten geleid politiek blok. Daarnaast worden twee punten van naderbij bekeken: het Ta’if-akkoord dat een einde maakte aan de burgeroorlog maar dat tegelijk het confessionalisme bevestigde en een proces tot deconfessionalisering voorstelde, en de Libanonisering van Hezbollah, de manier waarop de sjiitische organisatie zijn plaats innam binnen het Libanese politieke bestel. Dit laatste punt is van belang voor het confessionalisme in die 1
“The Failed States Index 2008”, bezocht op 11 maart 2009. (Via http://www.foreignpolicy.com/story/cms.php?story_id=4350)
4
mate dat het zorgde voor een versterking van de tweestrijd tussen soennieten en sjiieten in de Libanese politiek. In een tweede deel wordt een analyse gemaakt van deconfessionalisering. In een eerste punt wordt ingegaan op het belang van deconfessionalisering om te komen tot een stabilisering van Libanon. Deze wordt ook teruggekoppeld naar de aanzet die in het Ta’if-akkoord werd gegeven om te komen tot deconfessionalisering. Vervolgens wordt er ook een blik geworpen op de nabije toekomst door de vraag te stellen of de parlementsverkiezingen van 2009 kunnen zorgen voor verandering. In een tweede punt wordt dieper ingegaan op de problematiek van het Libanese confessionalisme door de denkoefening te maken rond de vraag: hoe kunnen we een deconfessionalisering verkrijgen? Dit punt bekijkt de moeilijkheden van het Libanese confessionalisme vanuit de praktische, gebalanceerde visie van de buitenstaander en probeert ten minste te wijzen op het feit dat zelfs situaties die gepercipieerd worden als een totale deadlock, dit in feite nooit zijn.
De standpunten ingenomen in dit werk reflecteren niet noodzakelijk deze van Defensie.
5
1. Het ontstaan van het Libanese confessionalisme De Levant is steeds een smeltkroes van verschillende strekkingen van de drie monotheïstische godsdiensten geweest. De bergachtige gebieden van de streek waren een toevluchtsoord voor verschillende sekten. De Jabal Lubnan2 werd een hoofdzakelijk christelijk gebied met als belangrijkste sekten maronieten en Grieks-orthodoxen. Het kustgebied van Latakia werd alawitisch, de Jabal ‘Amil sjiitisch. De druzen vestigden zich eveneens in een deel van Jabal Lubnan, het anti-Libanongebergte, Galilea en de Jabal el-druz. Het gebied maakte deel uit van de dar al-islam sinds de eerste kaliefen het veroverden op Byzantium, maar de regio bleef verbonden met Europa via zijn grote christelijke gemeenschap. De kruistochten zorgden voor een tijdelijke christelijke overheersing gedurende de 12e en 13e eeuw. Begin 16e eeuw kwam het gebied onder Ottomaanse vlag en dat bleef zo tot het vredesverdrag van Sèvres, in de nasleep van de Eerste Wereldoorlog. In 1920 kreeg Frankrijk in de vredesconferentie van San Remo Syrië als mandaatgebied, in naam van de Volkerenbond.3 Maar in feite werd het mandaat, ondanks het idealisme van de Volkerenbond, niets anders dan een verkapte vorm van kolonialisme. In de beste koloniale traditie hield Frankrijk als mandataris vooral rekening met zijn eigen politieke belangen en nog in 1920 creëerde het in de religieuze smeltkroes van West-Syrië, een onafhankelijke staat: Libanon. Het was de bedoeling van de Fransen om een christelijke broederstaat te creëren met als kern de maronitisch christelijke regio van Jabal Lubnan uitgebreid met moslimgebieden met een christelijke minderheid. In de nieuwe staat werden de rollen omgedraaid tegenover het oorspronkelijke Franse mandaat Syrië dat een absolute soennitische meerderheid had. De maronitische christenen werden de belangrijkste religieuze groep4 in Libanon, de soennieten een kleine minderheid. Algemeen vormden de christenen de meerderheid tegenover de moslims.5 De Fransen, in navolging van hun eerdere geopolitiek geïnspireerde interventies in
2
letterlijk: berg Libanon Luc DE VOS, Internationale tegenstellingen na 1945, Brussel, KMS, 2002, p.222. 4 In de Engelstalige literatuur heeft men het over sects, maar dit begrip werd niet letterlijk vertaald in dit werk aangezien het woord ‘sekte’ een negatieve connotatie heeft in het Nederlands en wijst op een religieuze extremistische minderheid die niet behoort tot de religieuze mainstream. Het adjectief ‘sektarisch’ zal wel gebruikt worden om een verdeeldheid volgens religieuze gemeenschappen aan te duiden binnen iets, zoals bijvoorbeeld de maatschappij, het parlement, geweld... De term ‘suprasektarisch’ wordt gebruikt in de zin van: ‘staand boven de verschillende religieuze groepen’. 5 Moojan MOMEN, An Introduction to Shi’i Islam: The History and Doctrines of Twelver Shi’ism, Yale University Press, New Heaven & London, 1985, p.264. 3
6
de tweede helft van de 19e eeuw ten voordele van de Libanese christenen6, zorgden zo voor een tweedeling tussen een christelijk Libanon en een islamitisch Syrië. Maar als je dieper op de zaak ingaat, ging het in feite om een christelijk maronitische en soennitische tweedeling, zowel internationaal tussen het hoofdzakelijk soennitische Syrië en Libanon geleid door de maronitische christenen, als nationaal tussen de maronitische heersers over Libanon tegenover de soennitische minderheid binnen de nieuwe staat. Zoals zo vaak het geval was in de geschiedenis, hielden de koloniale grenzen vooral rekening met de politieke belangen van hun Westerse overheerser en werden ze een bron van bijkomende politieke spanningen eens het koloniale gezag verdween. Maar van nog groter belang is de invoering door de Fransen van het confessionalisme of ta’ifiyya als politiek systeem voor Libanon. Het confessionalisme werd officieel ingevoerd als een overgangsregel door de Fransen via artikel 95 van de grondwet van 1926 dat stelde dat voor een - niet verder bepaalde - overgangsperiode alle religieuze groepen proportioneel zouden vertegenwoordigd worden in de overheid en de administratieve posities.7 Zo werd de politieke macht verbonden met de religieuze gemeenschappen wat zorgde voor een legitimatie van de macht van de christelijke maronitische medestanders van de Fransen en zo een versterking van het christelijke karakter van Libanon, wat de uiteindelijke bedoeling van de Fransen was.8 De soennieten wilden niet meestappen in dit systeem dat ze zagen als een bevestiging van een onafhankelijk christelijk Libanon en een aanvaarding zou dan een opgave van een hereniging met het soennitische moederland zijn. De sjiieten steunden een onafhankelijk Libanon wel omdat ze zo hoopten erkenning te krijgen als een afzonderlijke religieuze groep, los van de soennieten die hen overheersten binnen de noemer ‘moslims’.9 In de aanloop naar Libanese onafhankelijkheid boycotten de soennieten eerst het constitutionele proces maar kozen toch eieren voor hun geld na een volkstelling in 1932. Uit deze bleek immers dat de maronieten duidelijk de grootste religieuze gemeenschap waren van Libanon met 30%10 van de 6
Paul VAN DE MEERSSCHE, Internationale politiek: 1815-2005: Deel I: 1815-1945, Leuven, Acco, 2006, p.75. 7 Luc DE VOS, Internationale tegenstellingen na 1945, Brussel, KMS, 2002, p.222. 8 De algemene academische term waartoe ook confessionalisme behoort, is consocialisme dat bestaat uit 4 elementen: proportionele toewijzing van politieke functies tussen gemeenschappen volgens hun bevolkingspercentage (Voor Libanon is dit percentage zelf een fictie want een politiek compromis tussen christenen en moslims en nog eens binnen deze categorieën.) ; een grote coalitie tussen gemeenschapsleiders ; communautaire autonomie (rond persoonlijke status in het geval van Libanon) en wederzijdse vetomacht (Zoals het geval is in de Libanese regering en werd geëist door Hezbollah vanaf het vertrek uit de eenheidsregering november 2006.). (Imad HARB, “Lebanon’s Confessionalism: Problems and Prospects”, USIPeace Briefing, maart 2006.) 9 Yitzhak NAKASH, Reaching for Power: The Shi’a in the Modern Arab World, Princeton University Press, Princeton & Oxford, 2006, p.100-101 ; Moojan MOMEN, An Introduction to Shi’i Islam: The History and Doctrines of Twelver Shi’ism, Yale University Press, New Heaven & London, 1985, p.265. 10 De verzamelde christenen hadden een bijzonder krappe meerderheid tegenover de moslims in de volkstelling van 1932. Na deze zou er geen enkele meer volgen aangezien het duidelijk werd dat
7
bevolking en dat ze voldoende hadden aan de steun van de 20% sjiieten zodanig dat hun eigen bevolkingsgroep, die goed was voor 22%, buiten spel zou komen te staan. Voor de maronieten was de steun van de soennieten bijna noodzakelijk. De soennieten hadden immers goede banden met de rest van de Arabische wereld wat Libanon als staat zou ten goede kunnen komen.11 Daarop gingen de maronieten met de soennieten in zee en lieten ze de Libanese sjiieten politiek gestrand achter. De maronitische en soennitische leiders, respectievelijk president Bishara al-Khuri en eerste minister Riad al-Sulh, sloten in 1943, aan het einde van het Franse mandaat, een confessionalistisch gentlemen’s agreement, het Nationale Pact.12 De maronieten zouden het Arabische karakter van Libanon, een soennitische visie, onderschrijven13 en als compensatie zouden de soennieten meegaan in de maronitische zienswijze van een onafhankelijk Libanon als brug tussen de Arabische wereld en het Westen, waarbij het land noch samengaan met Syrië, noch met de Arabische wereld, noch speciale banden met Frankrijk zou nastreven.14 In de lijn van het in 1926 ingestelde confessionalisme zouden de maronieten de president leveren en de soennieten de eerste minister. De vertegenwoordiging van christenen en moslims in het parlement gebeurde respectievelijk 6 tegen 5.15 Naast de hogere politieke posten werd ook een hondertal hoge functies in de administratie volgens religie verdeeld.16 De maronitische president kreeg de ultieme uitvoerende autoriteit want enkel het kabinet en niet hij moest verantwoording afleggen aan het parlement. Daarnaast werden belangrijke functies in sleutelministeries zoals de defensiechef, de president van het Hof van Cassatie, de directeuren-generaal van interne veiligheid en van inlichtingen, de gouverneur van de centrale bank, ... gekoppeld aan een maronitische religieuze affiliatie.17 Toen de politieke structuren van het nieuwe Libanon al vast lagen, kregen de sjiieten in 1947 eveneens een politieke topfunctie toen de voorzitterszetel van het parlement exclusief werd toegewezen aan een sjiiet. Maar in werkelijkheid bleef de sjiitische politieke macht bijzonder beperkt.
de christenen de de facto minderheid waren geworden. (Moojan MOMEN, An Introduction to Shi’i Islam: The History and Doctrines of Twelver Shi’ism, p.265.) 11 Yitzhak NAKASH, Reaching for Power: The Shi’a in the Modern Arab World, p.107. 12 Hassan KRAYEM, “The Lebanese civil war and the Taif agreement”, American University of Beirut, bezocht op 12 maart 2008. 13 zonder de emotionele band met christelijk Europa op te geven 14 Yitzhak NAKASH, Reaching for Power: The Shi’a in the Modern Arab World, p.107-108 ; Hassan KRAYEM, “The Lebanese civil war and the Taif agreement”. Dit proces wordt ook de Arabisering van de maronieten genoemd. 15 Luc DE VOS, Internationale tegenstellingen na 1945, p.222. 16 Philippe DROZ-VINCENT, “Quel processus de démocratisation au Liban ?”, MaghrebMachrek, Paris, Choiseul, numéro 192, zomer 2007,p.33. 17 Hassan KRAYEM, “The Lebanese civil war and the Taif agreement”, American University of Beirut, bezocht op 12 maart 2008.
8
Het Libanese confessionalisme is niet zomaar ingevoerd door de Franse mandataris, het had zeker een populaire basis in de zin dat de verschillende religieuze bevolkingsgroepen onafhankelijk van elkaar hun zaken wilden regelen. Historisch gezien hadden de bevolkingsgroepen steeds naast elkaar geleefd en was er tijdens het Ottomaanse Rijk een toestand van confessionalistische scheiding en autonomie. De invoering van het Libanese nationalisme door de Fransen creëerde voor de eerste maal een band tussen de bevolkingsgroepen en maakte het noodzakelijk dat het centrale gezag eveneens diende verdeeld te worden over de autonome religieuze bevolkingsgroepen, zoals voor zaken handelend over de persoonlijke status al altijd het geval was geweest. Onder het Franse mandaat over Syrië zorgde de creatie van Libanon er voor dat voor de eerste maal religieus verschillende bevolkingsgroepen dienden samen te leven in dit multiconfessionele gebied. Binnen de verschillende autonome religieuze gemeenschappen werd de macht meestal verdeeld tussen enkele machtige families. Bij het creëren van Libanon verdeelden diezelfde families terug op het nationale niveau de macht en zorgden er tegelijk voor dat de centrale staat voldoende zwak was, zodanig dat deze hun eigen gezag niet kon bedreigen. Het Libanese confessionalisme werd een officieus vehikel voor clanpolitiek waarin de macht van deze families onaangetast bleef. Families zoals de maronitische Gemayels, de druzische Jumblatts en de soennitische al-Hariri’s doen aan een soort van dynastieke politiek met de daarbij horende troonsopvolging en binding van hun onderdanen. Het Libanese confessionalisme wordt wettelijk gelegitimeerd met de wet over het Libanese staatsburgerschap18, de verkiezingswet en de administratieve verdeling van het land.19 Zoals hierna zal duidelijk worden zorgde het Ta’ifakkoord na de Libanese burgeroorlog voor het zwart-op-wit neerschrijven - zij het met een lichte aanpassing van quota - van het officieuze Nationale Pact in navolging van artikel 95 van de grondwet van 1926. Momenteel wordt de macht in Libanon verdeeld volgens een vaststaande sleutel tussen de belangrijkste religieuze minderheden van de in totaal 18 erkende religies.20 Het door de Fransen ingestelde confessionalisme evolueerde via Ta’if naar een deling van de macht tussen christenen en moslims in plaats van een absolute overheersing door de christenen maar daarvoor was eerst een vijftien jaar durende burgeroorlog nodig, van 1975 tot 1990. Toch blijven ook vandaag de dag de christenen relatief 18
Bij Libanezen staat hun religie op hun identiteitskaart vermeld. Philippe DROZ-VINCENT, “Quel processus de démocratisation au Liban ?”, p.33. 20 Esther PAN, ‘Lebanon: Election Results’, Council on Foreign relations, 20 juni 2005. Deze 18 erkende religieuze groepen bestaan uit - telkens volgens grootte - 4 islamstrekkingen: de sjiieten, soennieten, alawieten en een zeer kleine groep ismaïlieten, 12 christelijke strekkingen: de maronieten, vervolgens Grieks-orthodoxen, Grieks-katholieken, Armeense orthodoxen, Armeense katholieken, Syrische orthodoxen (Jacobieten), Syrische katholieken, Assyriërs (Nestorianen), chaldeïsche christenen (veel chaldeïsche vluchtelingen uit Irak), kopten, evangelische christenen, Latijnen (rooms-katholieken) en daarnaast zijn er nog de druzen en de joden. (State department: Bureau of Democracy, Human Rights, and Labor, ‘Lebanon’, International Religious Freedom Report 2007, 14 september 2007) 19
9
gezien meer macht in handen houden dan de moslims. De sjiieten, soennieten, maronieten, druzen, Grieks-orthodoxen, Armeense christenen en Griekskatholieke christenen zijn demografisch de belangrijkste religieuze groepen met ongeveer 1,36 miljoen, 800.000, 760.000, 320.000, 240.000, 240.000 en 200.000 aanhangers op een totale bevolking van ongeveer 4 miljoen Libanezen in Libanon.21 Maar de politieke machtsverhoudingen - die deels wanverhoudingen zijn door het confessionalisme - zijn het duidelijkst zichtbaar in het aantal parlementszetels die respectievelijk voor deze verschillende religieuze groepen vastgelegd zijn: 27 voor de sjiieten, 27 voor de soennieten, 34 voor de maronieten, 8 voor de druzen, 14 voor de Grieks-orthodoxen, 6 voor de Armeense christenen en 8 voor de Grieks-katholieken.22 Het confessionalisme maakt dat enkel erkende religieuze groeperingen politieke macht hebben en autoriteit mogen uitoefenen over zaken rond de persoonlijke status zoals het huwelijk, echtscheiding en erfrecht.23 Dit neemt niet weg dat er godsdienstvrijheid bestaat, maar niet erkende religieuze groeperingen zoals bijvoorbeeld baha’is worden in de praktijk politiek gediscrimineerd.24 De christelijke overheersing van Libanon die voortkwam uit het tekenen van de grenzen van de nieuwe staat en door het invoeren van het confessionalisme door de Fransen met de maronieten als leidende religieuze groepering, blijft tot op vandaag doorzinderen in de politiek en Libanese samenleving. De absolute maronitische overheersing van Libanon zou pas eindigen na de Libanese burgeroorlog, in 1990. Maar tot vandaag zijn de christenen en in het bijzonder de maronieten nog steeds oververtegenwoordigd in de politiek en in topfuncties bij de overheid. De feitelijke macht heeft zich echter wel verplaatst naar de soennieten en sjiieten.
21
Alfred B.PRADOS, “Lebanon”, CRS Report for Congress, 24 juli 2006, p.3. (totaal aantal Libanezen is ongeveer 4 miljoen en de Amerikaanse overheid schat de verdeling tussen moslims (waartoe ze eveneens de alawieten en de druzen rekenen) en christenen op respectievelijk 59,7% en 39% van de Libanese bevolking. (CIA factbook, “Lebanon”, bezocht op 13 maart 2008 (via https://www.cia.gov/library/publications/the-world-factbook/geos/le.html) ; Alfred B.PRADOS, “Lebanon”, p.2.) Zie ook Kaart 1: De religieuze kaart van Libanon 22 Daarnaast zijn er nog langs christelijke kant 1 zetel voorbehouden voor de protestanten en 1 voor andere christenen en langs moslimkant zijn er nog 2 zetels voor de alawieten.(Carnegie Endowment for International Peace, “Lebanon”, Arab Political Systems, bezocht op 30 maart 2008.) 23 De Twaalversjiieten, soennieten, christenen en druzen hebben door de staat aangeduide en gesubsidieerde religieuze rechtbanken die oordelen over de familiewet en de wet voor de persoonlijke status. (State department: Bureau of Democracy, Human Rights, and Labor, ‘Lebanon’.) 24 State department: Bureau of Democracy, Human Rights, and Labor, ‘Lebanon’. Niet-erkende godsdiensten zoals bijv. de baha’is laten zich dikwijls registreren onder een andere religieuze strekking om politiek te kunnen meespelen. (State department: Bureau of Democracy, Human Rights, and Labor, ‘Lebanon’.)
10
2. De confessionalistische emancipatie van de Libanese sjiieten in de jaren 60 en 70 De sjiieten waren al vertegenwoordigd in het gebied van het huidige Libanon sinds de scheiding tussen soennieten en sjiieten in de beginperiode van de islam. De twaalversjiitische bevolking van de Jabal ‘Amil kwam voor de eerste maal naar voor in de wereldgeschiedenis toen de Safawidische heersers beroep deden op hun oelema om in de 16e eeuw hun legitimiteit als heersers over Perzië te ondersteunen. Eind 18e, begin 19e eeuw kregen de sjiitische gebieden van Libanon hun vaste vorm, namelijk de Bekaa-vallei en de Jabal ‘Amil, in het huidige zuiden. Aan het begin van de 20e eeuw was de sociale situatie van de sjiieten één van enkele families van grootgrondbezitters terwijl de rest arme boeren waren.25 De sjiieten van de Jabal ‘Amil kwamen in 1920 in opstand tegen de nieuwe Franse kolonisator die hen militair verpletterde. Met de invoering van het confessionalisme door de mandataris en de entente tussen soennieten en maronieten ging een belangrijk aandeel in overheidsfuncties en overheidsdiensten aan de neus van de sjiitische gemeenschap voorbij met als gevolg een mindere politieke en economische ontwikkeling.26 Pas in 1947, 4 jaar na de onafhankelijkheid, toen de politieke structuren van het nieuwe Libanon al vast lagen, kregen de sjiieten eveneens een politieke topfunctie, het voorzitterschap van het parlement. Toch bleven ze een gemarginaliseerde religieuze gemeenschap zowel nationaal door de maronieten en soennieten als binnen de moslimgemeenschap waar de soennieten het voor het zeggen hadden. Ze bleven gebukt gaan onder een verwaarlozing en marginalisering door de overheid op alle gebieden: economisch, politiek, educationeel, gezondheidszorg en diensten, waardoor ze vervreemden van de staat.27 In de jaren vijftig migreerden verarmde sjiieten vanuit het door een burgeroorlog verscheurde Jabal ‘Amil in Zuid-Libanon28, maar ook vanuit de 25
Moojan MOMEN, An Introduction to Shi’i Islam: The History and Doctrines of Twelver Shi’ism, Yale University Press, New Heaven & London, 1985, p.128-129, 144, 264. 26 Juan COLE, Sacred Space and Holy War: The Politics, Culture and History of Shi’ite Islam, I.B.Tauris Publishers, London & New York, 2002, p.176-177. 27 Yitzhak NAKASH, Reaching for Power: The Shi’a in the Modern Arab World, Princeton University Press, Princeton & Oxford, 2006, p.104-105. 28 Vali NASR, The shia revival: how conflicts within Islam will shape the future, W.W. Norton & Company, London & New York, 2006, p.84.
11
sjiitische Bekaa-vallei in Noordoost- en Oostelijk Libanon, massaal naar ZuidBeiroet waar een sjiitische bidonville ontstond. Door hun slechte economische, sociale en politieke situatie stonden de Libanese sjiieten heel open voor de nieuwe egalitaire ideologieën vanaf de jaren vijftig zoals het Arabische nationalisme, socialisme en communisme. Ze hoopten om via deze toch nog hun zeg te kunnen krijgen binnen de Libanese politiek. Het socialisme en communisme zetten zich af tegen religie omdat deze niet in overeenstemming was met deze gelijkheidsideaal. Voor de sjiieten betekende dit dat er geen onderscheid zou bestaan tussen hen en de soennieten en christenen. Het rechtvaardige karakter van het bestuur dat vervat zat in de linkse ideologieën was bijzonder aantrekkelijk voor de sjiieten waar de strijd tegen het onrechtvaardige bestuur en voor sociale rechtvaardigheid een belangrijk Leidmotief was en trouwens nog steeds is. Zo komt het dat linkse bewegingen niet enkel in Libanon maar ook o.a. in Irak en de Golfstaten - na een tijdje vereenzelvigd werden met de sjiitische gemeenschap waardoor het gelijkheidsbeginsel die de linkse bewegingen predikten, werd ondergraven.29 Het Arabische nationalisme stelde een etnische - en de daaraan gekoppelde culturele en linguïstische - identiteit centraal. In theorie betekende dit gelijkheid tussen Arabische soennieten, sjiieten en christenen. De band met de linkse ideologie werd zelfs gemaakt via het Arabische nationalisme van Nasser en de Baathpartij en het ultieme doel was het creëren van één panArabische natiestaat. Maar ook deze ideologische beweging zou niet de door de sjiieten verhoopte overstijging van het islamsektarisme opleveren en verzanden in een door soennieten beheerste ideologie.30 De emancipatie van de sjiieten zou - perfect passend binnen het Libanese confessionalisme - hoofdzakelijk gebeuren door sjiitische religieuze leiders. In 1959 stuurde ayatollah Muhsin al-Hakim, de hoogste sjiitische geestelijke in Najaf, de jonge Iraanse clericus sayyid31 Musa al-Sadr naar
29
Moojan MOMEN, An Introduction to Shi’i Islam: The History and Doctrines of Twelver Shi’ism, p.262. 30 cf. de Libanese soennieten, maar sterker nog de Baathpartij in Irak. De Baathpartij in Syrië zou via autoritaire middelen wel de eenheid bewaren maar ook daar is er een religieuze oververtegenwoordiging, zij het van de alawieten tegenover de soennieten. 31 De titel van sayyid - voor vrouwen wordt de vrouwelijk vorm sayyida gebruikt - wordt gevoerd door moslims die afstammen - of stellen af te stammen - van Mohammed en wordt beschouwd als een kenmerk van voornaamheid. Aangezien de sjiitische imams eveneens afstammen van Mohammed via zijn neef Ali die gehuwd was met Fatima, zijn dochter, is het sayyid of sayyida zijn voor de sjiieten een teken van afstamming van de imams. Sjiitische clerici die sayyid zijn, dragen een zwarte tulband. Khomeini was een sayyid, evenals zijn opvolger Khamenei. Grootayatollah Ali Sistani, de al-Hakims en de al-Sadrs zijn eveneens sayyids. (Vali NASR, The shia revival: how conflicts within Islam will shape the future, W.W. Norton & Company, London & New York, 2006, p.43-44; Christoph MARCINKOWSKI, ‘Twelver Shi’ite Islam: Conceptual and Practical Aspects’, No.114 Institute of Defence and Strategic Studies, juli 2006, p.4 ; Johan TER HAAR, Volgelingen van de Imam: Een kennismaking met de sji’itische islam, Amsterdam, Uitgeverij Bulaaq, 1995, p.30.)
12
Libanon als zijn vertegenwoordiger. Libanon had net een burgeroorlog achter de rug en was het strijdtoneel voor verschillende Arabisch-nationalistische facties en de Libanese sjiieten hadden geen eigen politieke vertegenwoordiging.32 De soennieten en druzen hadden wel al een nationale overkoepelende instelling en in 1967 zorgde Sadr voor de oprichting van de Hoge Islamitische Sjiitische Raad, waarvan hij in 1969 het hoofd werd. Deze moest zorgen voor een betere band tussen de sjiitische gemeenschap en de Libanese overheid. Zo versterkten de sjiitische oelema hun positie als leiders van de sjiitische gemeenschap tegenover de feodale heersers.33 Sadr zorgde voor de verbinding van de sjiitische religieuze identiteit met de nationale Libanese en streefde naar een grotere erkenning van de sjiitische sociale, religieuze en economische noden door de Libanese overheid. Hij verweet dat deze onvoldoende deed voor de ontwikkeling van de sjiitische gebieden en de bevolking van Jabal ‘Amil niet beschermde tegen Israëlische invallen.34 Door Sadr verminderde de invloed van de seculiere linkse bewegingen enorm onder de sjiieten.35 Hij zette een sociaal stelsel op en zorgde voor toenadering tussen de sjiitische gemeenschap in het zuiden en die van de Bekaa-vallei. In 1970 richtte hij de Raad van het Zuiden op om de Jabal ‘Amil te ontwikkelen via overheidssteun, maar deze bleef uit. Daarop probeerde hij in 1974 via massabijeenkomsten36 van de sjiieten in Zuid-Libanon en de Bekaa-vallei de overheid onder druk te zetten. Hij bepleitte in deze een nieuwe suprasektarische aanpak waarbij hij zich richtte tot de christenen als gesprekspartner aangezien zij nog steeds de touwtjes in handen hadden in Libanon.37 De protesten van de sjiieten in de Bekaa en de Jabal ‘Amil mondden uit in een gezamenlijke politieke organisatie in 1974, de Harakat alMahrumien38 die de sjiieten een stem gaf in de Libanese politiek en verder de feodale opbouw van de sjiitische gemeenschap ondergraafde.39 In 1975, aan de vooravond van de Libanese burgeroorlog, organiseerde al-Sadr nog sjiitische massabetogingen en werd een politieke organisatie en militie opgericht door zijn volgelingen, Amal40.41 Amal steunde openlijk de Palestijnse milities die onder de 32
Vali NASR, The shia revival: how conflicts within Islam will shape the future, p.111-112. Yitzhak NAKASH, Reaching for Power: The Shi’a in the Modern Arab World, Princeton University Press, Princeton & Oxford, 2006, p.106-107 ; Yann RICHARD, Shi’ite Islam: Polity, Ideology, and Creed, trans. Antonia Nevill, Blackwell, Oxford & Cambridge, 1995, p.129. 34 Moojan MOMEN, An Introduction to Shi’i Islam: The History and Doctrines of Twelver Shi’ism, Yale University Press, New Heaven & London, 1985, p.266. 35 Yitzhak NAKASH, Reaching for Power: The Shi’a in the Modern Arab World, p.117. 36 Een nog steeds bijzonder actuele techniek die vaak toegepast wordt in de confessionalistische Libanese maatschappij die toelaat om gemakkelijk de religieuze achterban te mobiliseren. 37 Moojan MOMEN, An Introduction to Shi’i Islam: The History and Doctrines of Twelver Shi’ism, p.266. 38 letterlijk: beweging van de achtergestelden/onteigenden, in de lijn van het sjiitische gedachtegoed (Peter SPEETJENS, “Sjiieten vormen front in Libanon”, De Standaard Online, 26 juli 2006.) 39 Vali NASR, The shia revival: how conflicts within Islam will shape the future, W.W. Norton & Company, London & New York, 2006, p.85 ; Yann RICHARD, Shi’ite Islam: Polity, Ideology, and Creed, trans. Antonia Nevill, Blackwell, Oxford & Cambridge, 1995, p.129. 40 Letterwoord dat staat voor Afwaj al-muqawamat al-lubnaniyya: ‘bataljons van Libanees verzet’. Op zichzelf betekent het letterwoord ‘hoop’. (Yann RICHARD, Shi’ite Islam: Polity, Ideology, and Creed, p.130.) 33
13
PLO-koepel sinds 1970 vanuit het zuiden van Libanon opereerden in Israël. Dit met als bedoeling de positie van de feodale sjiitische leiders ook op militair vlak onderuit te halen en op militaire steun te kunnen rekenen van de Palestijnen. Het officiële doel van Amal was de ondersteuning van het Libanese leger tegen Israëlische invallen waarmee de organisatie probeerde een deel van de antizionistische wervende kracht te recupereren op de Palestijnen. Musa al-Sadr zou na het uitbreken van de Libanese burgeroorlog heel wat afwijzender worden tegenover de Palestijnse organisaties die zorgden voor veel leed bij de sjiitische bevolking in Zuid-Libanon. In augustus 1978 vertrok de intussen met de titel Imam bedachte sjiitische leider naar Libië en zoals het een echte sjiitische Imam past, verdween hij op mysterieuze wijze.42 Al-Sadr was misschien wel de belangrijkste vaandeldrager van de sjiitische emancipatie, hij was zeker niet de enige religieuze leider die zich inzette voor de sjiitische zaak in Libanon. In 1966 kwam een andere geestelijke uit Najaf naar Beiroet, Muhammad Hoessein Fadlallah. Hij sloot zich niet aan bij de sjiitische raad van Sadr maar richtte het Islamitisch Recht-instituut op dat opleiding gaf aan geestelijken in het licht van een toekomstige rol als gemeenschapsleider. Fadlallah startte in Libanon met de uitbouw van een sociaal netwerk van bibliotheken, culturele centra, ziekenhuizen,... 43 en zorgde zo voor de nodige concurrentie voor de Sadr-strekking. De strekking rond Fadlallah zou samen met radicalere elementen van Amal dat steeds seculierder werd onder de leiding van Nabih Berri, uitgroeien tot Hezbollah, na steun van de Iraanse theocratie in het licht van de Islamitische Revolutie. Fadlallah zou ondanks zijn afwijzen van Khamenei als marja’44 na de dood van Khomeini en de blijvende 41
Yitzhak NAKASH, Reaching for Power: The Shi’a in the Modern Arab World, Princeton University Press, Princeton & Oxford, 2006, p.117. 42 Moojan MOMEN, An Introduction to Shi’i Islam: The History and Doctrines of Twelver Shi’ism, Yale University Press, New Heaven & London, 1985, p.266 ; Daniel BYMAN, Deadly Connections: States that Sponsor Terrorism, Cambridge University Press, New York, 2005, p.82. Na de verdwijning van Musa al-Sadr werd zijn rechterhand, Muhammad Mahdi Shams alDin, zijn opvolger aan het hoofd van de Hoge Sjiitische Raad. In 1969 was Shams al-Din naar Libanon gekomen om Musa al-Sadr te helpen met het opzetten van deze raad. Shams al-Din zou naast Fadlallah de belangrijkste sjiitische oelema van Libanon worden. Hij stierf in 2001. (Rola EL-HUSSEINI, “Resistance, Jihad, and Martyrdom in Contemporary Lebanese Shi’a Discourse”, Middle East Journal, Volume 62, No.3, zomer 2008, p.1) 43 Yitzhak NAKASH, Reaching for Power: The Shi’a in the Modern Arab World, p.121 ; Biografie van sayyid Muhammad Hoessein Fadlallah, bezocht januari 2008. (via http://english.bayynat.org.lb/Biography/index.htm) 44 De Twaalversjiieten hebben geen strikte structuren zoals in de Rooms-katholieke kerk. Wel is het zo dat iedere sjiiet een marja’al-taqlid moet kiezen, een sjiitische geestelijke die een hoge graad van religieuze zeggingskracht bereikt heeft en die moet dienen als voorbeeld en referentiepunt. De volgelingen van de marja’ dienen deze te gehoorzamen en bijvoorbeeld zijn religieuze bepalingen, de fatwa’s te volgen. De marja’ is bijzonder machtig aangezien zijn volgelingen religieuze taksen betalen rechtstreeks aan hem, in tegenstelling tot de soennieten waar alles meestal in goede banen wordt geleid door de overheid. De marja’ staat aan het hoofd van een heel netwerk van vertegenwoordigers (wakils) in verschillende sjiitische gemeenschappen die sociale activiteiten organiseren met dit geld en de band vormen tussen marja’ en de gemeenschap ook op religieus doctrinair gebied. Momenteel zijn de belangrijkste marja’’s: de Iraanse groot-ayatollah al-Sistani die de leider is van de opperste raad van sjiitische hoge geestelijken, de Hawza van Najaf, andere belangrijke groot-ayatollahs in Najaf zijn: de
14
nauwe band tussen Hezbollah en de Iraanse faqih een belangrijke religieuze inspiratiebron voor Hezbollah blijven en de belangrijkste marja’ voor de Libanese sjiieten. Vanaf 1995 bedacht hij zichzelf met deze titel.45
Afghaan Muhammad Ishaq al-Fayyad, de Pakistaan Bashir al-Najafi al-Pakistani en de Irakese groot-ayatollah Muhammad Said al-Hakim. In Kerbala is er Muhammad Taqi Mudarressi en in Libanon Muhammad Hoessein Fadlallah. De belangrijkste ayatollahs van de hawza in Iran, meer bepaald in de belangrijke religieuze stad Qom zijn: groot-ayatollah Mirza Javad Tabrizi, Taqi Behjat en Hossein Ali Montazeri. Slechts voor een minderheid van ideologisch georiënteerde sjiieten, is de opperste leider van Iran, Ali Khamenei, een marja’, o.a. wordt deze laatste door Hezbollah aanzien als hun marja’. (Vali NASR, The shia revival: how conflicts within Islam will shape the future, W.W. Norton & Company, London & New York, 2006, p.71-72.) 45 Rola EL-HUSSEINI, “Resistance, Jihad, and Martyrdom in Contemporary Lebanese Shi’a Discourse”, Middle East Journal, Volume 62, No.3, zomer 2008, p.399.
15
3. De Libanese burgeroorlog: verdeeldheid binnen de sjiitische gemeenschap
In 1970 kon het zwakke Libanese leger niet voorkomen dat het scenario van de PLO in Jordanië werd herhaald. Nadat tijdens Zwarte September het Jordaanse leger de PLO het land had uitgezet, kwam er een PLO-staat in ZuidLibanon. De sjiieten werden meegesleept in de strijd van de Palestijnen tegen Israël en hadden het meeste te lijden van hun acties en de Israëlische reacties. Er kwam een nieuwe sjiitische exodus vanuit Zuid-Libanon die maakte dat de sjiieten de tweede grootste religieuze gemeenschap werden van Beiroet tegen de start van de burgeroorlog in 1975. 46 De oorlog ontstond toen het Nationale Pact tussen christenen en moslims instortte vanwege ontevredenheid van de moslims rond de ongebalanceerde machtsverdeling en het koppig vasthouden van de christenen aan diezelfde machtsverdeling, waardoor de noodzakelijke concensus binnen het confessionalistische systeem verdween. De oorlog startte als een strijd tussen moslims en christenen waarbij Syrië steun leverde aan de moslimmilities in navolging van de pan-Arabische Baath-ideologie, waarop Israël de christelijke milities ondersteunde. In juni 1976 veranderde Syrië van kamp toen de christenen overwonnen leken te worden en in datzelfde jaar zorgde Syrië voor een herstel van de vrede via een mandaat van de Arabische Liga. Het bezette de Bekaa-vallei, Noord-Libanon en Oost-Beiroet.47 Aangezien het Libanese leger volgens de soennieten onvoldoende tussenkwam en een maronitische instelling was, scheidde een soennitisch deel van het Libanese leger zich af als het Arabische Leger van Libanon in 1976.48 Ondertussen hadden de Palestijnse strijders bolwerken uitgebouwd in het sjiitische zuiden van Libanon en in maart 1978 lanceerde Israël zijn eerste grote operatie tegen deze posities.49 Na de Israëlische inval nam de VN-Veiligheidsraad resolutie 425 aan die Israël opriep om zich uit Libanon terug te trekken en kwam de VN tussen in Zuid-Libanon 46
Luc DE VOS, Internationale tegenstellingen na 1945, Brussel, KMS, 2002, p.223 ; Yitzhak NAKASH, Reaching for Power: The Shi’a in the Modern Arab World, Princeton University Press, Princeton & Oxford, 2006, p.113. 47 Alfred B.PRADOS, “Lebanon”, CRS Report for Congress, 24 juli 2006, p.4 ; Hassan KRAYEM, “The Lebanese civil war and the Taif agreement”, American University of Beirut, bezocht op 12 maart 2008 ; Luc DE VOS, Internationale tegenstellingen na 1945, Brussel, KMS, 2002, p.223. 48 Pieter KOEKENBIER, “Multi-Ethnic Armies: Lebanese Lessons & Iraqi Implications”, Conflict Studies Research Centre, Middle East Series 05/31, juni 2005, 4-9. 49 Yitzhak NAKASH, Reaching for Power: The Shi’a in the Modern Arab World, p.118-119.
16
met de UN Interim Force in Lebanon (UNIFIL50) waarna de IDF51 zich terugtrok maar niet volledig zoals geëist in 425, het Israëlische leger behield met steun van een maronitische militie, het Zuid-Libanese leger, een veiligheidsbuffer op Libanees grondgebied grenzend aan de Israëlische Noordergrens.52 De Iraanse revolutie drukte ook zijn stempel op het Libanese conflict en in het bijzonder op de sjiieten. Khomeini gebruikte, na zijn aan de macht komen in Iran via de Iraanse Revolutie, sjiitische extremisten om zijn Islamitische Revolutie uit te dragen. Daardoor kwamen de Libanese sjiieten in Iraans vaarwater. De sjiitische militie in de Libanese burgeroorlog, Amal, kreeg vanaf de start van de Iraanse Revolutie militaire steun vanuit Teheran. Een deel van de Libanese sjiieten radicaliseerde na de Israëlische invasie van hun verscheurde land in juni 1982 en in het bijzonder nadat Nabih Berri, de leider van Amal, deelnam aan een door de Israëli’s ondersteunde regering. Berri had al de islamitische koers van zijn voorganger al-Sadr verlaten en toen hij vervolgens instemde met het Israëlische initiatief zonder de tegenstand vanuit Teheran in acht te nemen, leidde dit tot een breuk met Iran dat vanaf toen probeerde Amal te ondermijnen. Dankzij de Israëlische invasie die de PLO uit Libanon verdreef, kon de Amal-militie de Palestijnse stellingen in Zuid-Libanon overnemen.53 Met de steun van Iran werd vanuit versnipperde medestanders een organisatie gevormd, namelijk Hezbollah. De sjiitische theocratie schakelde hiervoor een vijfhonderdtal Pasdarans in54 binnen het kader van zijn buitenlandse poot van de Revolutionaire Wachters, de Quds-macht.55 De organisatie en militie ontstond in de Bekaa-vallei maar o.a. via sociaal werk verspreidde ze zich naar Beiroet waar de volgelingen van Fadlallah zich aansloten bij de organisatie. Vanuit Beiroet kon de organisatie eveneens vaste voet krijgen in Zuid-Libanon dat voordien een bolwerk van Amal was.56 50
Voor situering zie kaart 2: Libanon met UNIFIL en UNDOF Israeli Defense Forces 52 Hassan KRAYEM, “The Lebanese civil war and the Taif agreement. 53 Hassan KRAYEM, “The Lebanese civil war and the Taif agreement”, American University of Beirut, bezocht op 12 maart 2008. 54 Daniel BYMAN, Deadly Connections: States that Sponsor Terrorism, Cambridge University Press, New York, 2005, p.87. Iraanse Revolutionaire Wachten die oorspronkelijk op vraag van Syrië steun moesten leveren tegen de Israëlische invasiemacht kregen van Khomeini de taak om (pro-Iraanse) Libanese strijders (Hezbollah) te trainen waarvoor Teheran eveneens de uitrusting leverde. (Abbas William SAMII, “A Stable Structure on Shifting Sands: Assessing the Hizbullah-Iran-Syria”, The Middle East Journal, Vol.62, Iss.1, winter 2008 ; Daniel BYMAN, Deadly Connections: States that Sponsor Terrorism, p.82.) 55 Quds van al-Quds ofwel het Arabische woord voor Jeruzalem om het internationale en het antiimperialistische karakter van de Islamitische Revolutie te benadrukken. De huidige leider van de Quds-macht, generaal Suleimani, zorgde voor nauwe banden met Hezbollah en meer bepaald het militaire commando en in het bijzonder met Imad Mughniyeh, de veiligheidschef van de organisatie die op 12 februari 2008 in mysterieuze omstandigheden vermoord werd in Damascus.(“Iran’s ‘invisible man’”, Middle East, Iss. 392, augustus/september 2008.) 56 Daniel BYMAN, Deadly Connections: States that Sponsor Terrorism, p.83-84 ; Sune HAUGBOLLE, “The alliance between Iran, Syria and Hizbollah and its implications for the 51
17
Volgens Rola al-Husseini brachten de Pasdarans eveneens de militaire nieuwigheid van de altruïstische zelfmoord mee die werd toegepast in de oorlog met Irak door de Basiji’s, de martelaren voor de Revolutie en die door Hezbollah zou overgenomen worden in zelfmoordaanslagen tegen buitenlandse troepen. Eind 1982 zouden de eerste aanvallen volgen tegen Israëlische troepen en in 1983 kwam Hezbollah in het wereldnieuws met terroristische aanslagen tegen de Multinationale Macht die mee de vrede in Beiroet moest bewaren, waarbij op 23 oktober 241 Amerikaanse en 57 Franse doden vielen. De Multinationale Macht vertrok, waarna het Libanese nationale leger desintegreerde doordat in februari 1984 Nabih Berri alle sjiitische militairen opriep gewapend te deserteren en zich te voegen bij Amal.57 In de jaren tachtig zou Hezbollahs militie, het Islamitische Verzet58, 3000 à 5000 militairen tellen. Militaire en financiële steun kwam er van Iran terwijl Syrië op logistiek en politiek vlak de organisatie bijstond. Tegen mei 2000 zouden er nog 500 voltijdse en 1000 reservisten overblijven.59 Israël moest zich eind 1983 opnieuw terugplooien tot een beperkte veiligheidszone in Libanon langs zijn noordgrens, mee gecontroleerd door een maronitische Libanese militie. Dit door toedoen van de operaties van Hezbollah en het afspringen van een Libanees-Israëlisch politiek akkoord dat ondanks de steun van president Amin Gemayel niet door het Libanese parlement geraakte.60 Hezbollah kwam in februari 1985 voor het eerst naar buiten als organisatie via de publicatie van een open brief in een Libanese krant. In navolging van Khomeini had de organisatie als doel het bestrijden van de VS en Israël en van hun medestanders: Frankrijk, de falangisten61 en Arabische staten die samenwerkten met Israël. Hezbollah ging in tegen Amal vanwege de
political development in Lebanon and the Middle East”, Danish Institute for International Studies, november 2006, p.10. 57 Rola EL-HUSSEINI, “Resistance, Jihad, and Martyrdom in Contemporary Lebanese Shi’a Discourse”, Middle East Journal, Volume 62, No.3, zomer 2008, p.410 ; Sune HAUGBOLLE, “The alliance between Iran, Syria and Hizbollah and its implications for the political development in Lebanon and the Middle East”, p.8 ; Yann RICHARD, Shi’ite Islam: Polity, Ideology, and Creed, trans. Antonia Nevill, Blackwell, Oxford & Cambridge, 1995, p.133. 58 al-muqawama al-islamiyya 59 Daniel BYMAN, Deadly Connections: States that Sponsor Terrorism, p.83-84 ; Sune HAUGBOLLE, “The alliance between Iran, Syria and Hizbollah and its implications for the political development in Lebanon and the Middle East”, p.10. Tegelijk met de militaire steun zette Iran ook structuren op om zijn sociale invloed in Libanon te vergroten. Zo kwam er in 1982 een afdeling van het Imam Khomeini Steuncomité in Beiroet waarlangs een financiële instroom gebeurde van Iraans geld voor ziekenhuizen, scholen en sociale ondersteuning. Tussen 1988 en 2002 zou er 96 miljoen dollar via dit kanaal Libanon zijn binnengekomen.(Abbas William SAMII, “A Stable Structure on Shifting Sands: Assessing the Hizbullah-Iran-Syria”.) 60 Hassan KRAYEM, “The Lebanese civil war and the Taif agreement”, American University of Beirut, bezocht op 12 maart 2008. 61 Rechtse, maronitisch christelijke groepering opgericht door de maronitische Gemayel-familie en nog steeds door hen geleid. Waren een belangrijke speler in de Libanese burgeroorlog. Momenteel maken ze deel uit van het 14 Maartblok onder de naam el-Kataeb.
18
gematigdheid van de partij/militie en zijn wil tot samenwerking met de maronitische christenen.62 De beweging schreef zich in binnen het kader van de Iraanse Islamitische Revolutie, inbegrepen het nastreven van een gelijkaardige velayet-e faqih-staatsvorm voor Libanon.63 De band met Iran was sterk aangezien vertegenwoordigers van de Revolutionaire Wacht zetelden in het bestuur van Hezbollah en een groot deel van het budget van de organisatie uit de schatkist van de Iraanse ayatollahs kwam.64 De ideologie van Hezbollah leek uit de pen van Fadlallah te komen maar hoewel hij en de leiding van Hezbollah duidelijk op hetzelfde ideologische spoor zaten, zou hij zich nooit formeel bekennen tot Hezbollah65. De Libanese burgeroorlog werd een onontwarbaar kluwen van wisselende allianties tussen verschillende confessionele milities, extra gekruid met de ingrepen van buitenlandse machten zoals Syrië en Israël. In een laatste fase van de oorlog ontstond er een bloedige intersjiitische machtsstrijd tussen Amal, gesteund door Syrië en Hezbollah, gesteund door Iran. Deze woedde tussen 1987 en 1989 in Beiroet en Zuid-Libanon en werd op politiek vlak doorgezet in het proberen controle te verwerven over de sjiitische raad. In 1990 eindigde de strijd tussen Amal en Hezbollah nadat Syrië en Iran een bestand hadden onderhandeld.66 Deze intern sjiitische strijd zorgde voor nog eens extra 1000 doden bovenop de 100.000 die gevallen waren tijdens de burgeroorlog.67 Uiteindelijk eindigde de burgeroorlog met een door de VN en de Arabische Liga onderhandeld staakt-het-vuren en de belofte van Syrië om zich terug te trekken uit Beiroet.68 62
Yann RICHARD, Shi’ite Islam: Polity, Ideology, and Creed, trans. Antonia Nevill, Blackwell, Oxford & Cambridge, 1995, p. 134. In 2006 zou Hezbollah zich wel verbinden met de partij van de maronitische generaal Aoun of hoe ideologie flexibel kan zijn, in het bijzonder in een confessionalistisch land als Libanon. 63 In 2004 herhaalde Hezbollah dat zijn strategisch ideaal het vestigen van een Libanese islamitische republiek is. Bilal Y Saab stelt dat waar mogelijk, dus in de sjiitische gebieden onder de volstrekte controle van Hezbollah, de organisatie ook daadwerkelijk de islamitische overheid in praktijk tracht te brengen binnen de contouren van de staatsstructuren. Dit doen ze o.a. via jihad al-bina en liefdadigheidsinstellingen. In bepaalde gebieden zoals Baalbek-Hirmil, Zuid-Beiroet en enkele dorpen in het zuiden kon Hezbollah zelfs de islamitische wet invoeren. (Bilal Y SAAB, “Rethinking Hezbollah’s disarmament”, Middle East Policy, Vol. 15, Iss.3, herfst 2008.) 64 Tot op vandaag zijn de Iraanse Revolutionaire Wachten rechtstreeks vertegenwoordigd in het bestuur van Hezbollah. (Abbas William SAMII, “A Stable Structure on Shifting Sands: Assessing the Hizbullah-Iran-Syria”, The Middle East Journal, Vol.62, Iss.1, winter 2008.) Volgens Gary C. Gambill leverde de Bekaa-vallei tijdens de burgeroorlog en zelfs nog tot 1993 een grote bijkomende financieringsbasis via de doorgedreven teelt van marihuana. (Gary C. GAMBILL, “Syria after Lebanon: Hooked on Lebanon”, Middle East quarterly, herfst 2005.) 65 Abbas William SAMII, “A Stable Structure on Shifting Sands: Assessing the Hizbullah-IranSyria”. Maar ook ayatollah Shams al-Din, de opvolger van Imam Musa al-Sadr als leider van de sjiitische raad, heeft net als Fadlallah een invloed als mentor gehad op Hezbollah doordat de toekomstige leiders van Hezbollah in de ‘directie’raad van Amal zaten. (Rola EL-HUSSEINI, “Resistance, Jihad, and Martyrdom in Contemporary Lebanese Shi’a Discourse”, Middle East Journal, Volume 62, No.3, zomer 2008, p. 409.) 66 Het bestand werd broederlijk afgekondigd in de Syrische hoofdstad Damascus door de Iraanse minister van Buitenlandse Zaken. (Yann RICHARD, Shi’ite Islam: Polity, Ideology, and Creed, p. 138.) 67 Yitzhak NAKASH, Reaching for Power: The Shi’a in the Modern Arab World, Princeton University Press, Princeton & Oxford, 2006, p.121-122. 68 Luc DE VOS, Internationale tegenstellingen na 1945, Brussel, KMS, 2002, p.225.
19
4. Het Ta’if-akkoord
Al voor het einde van de Libanese burgeroorlog, werd in september 1989 in Saoedi-Arabië, te Ta’if, een nieuw Nationaal Pact afgesloten dat door de overblijvende leden van het vooroorlogse Libanese parlement op 4 november van datzelfde jaar werd goedgekeurd.69 De grote rol die Syrië hierin kreeg, stuitte op verzet van de maronitische generaal Aoun die op het einde van de burgeroorlog de leiding had over een maronitische militaire regering. Hij kantte zich tegen het Ta’if-akkoord en startte een door hemzelf verklaarde ‘bevrijdingsoorlog’ tegen de Syrische aanwezigheid in Libanon. Maar Syrië nam de handschoen op en versterkte zijn contigent in Libanon van 30.000 tot 40.000 man en verjaagde Aoun die in ballingschap ging in Frankrijk, waaruit hij pas in 2005 zou terugkeren. Het Ta’if-akkoord werd goedgekeurd door het Libanese parlement in augustus 1990.70 Na 15 jaar vechten waren de verschillende milities en daaraan gekoppeld: de verschillende religieuze groepen, oorlogsmoe genoeg om tot een nieuw Nationaal Pact te komen. Pas met deze akkoorden konden de sjiieten hun emancipatie van voor de burgeroorlog deels verzilveren. Ze kregen een groter aandeel van de politieke macht in handen maar proportioneel was dit nog steeds minder dan waar ze demografisch gezien recht op hadden. De maronitische christenen zagen zichzelf als de grote verliezers bij de goedkeuring van Ta’if aangezien het akkoord het Libanese presidentiële regime geleid door een maronitische president veranderde in een parlementair regime met een deling van de macht tussen de grote drie religieuze groeperingen. Vanaf Ta’if zouden de (maronitische) christenen zich politiek afzijdig houden. Syrië was de belangrijkste winnaar aangezien het zijn invloed in Libanon, niet in het minst door boots on the ground, kon legitimiseren.
a. De bevestiging van het confessionalisme Ta’if stelde het confessionalisme van het vorige Nationale Pact terug in, zij het met een lichte aanpassing van de quota voor het parlement voor de belangrijkste politieke functies en dit in het voordeel van de moslims, maar nog 69 70
Het Ta’if-akkoord, 4 november 1989.(via http://www.al-bab.com/arab/docs/lebanon/taif.htm) Hassan KRAYEM, “The Lebanese civil war and the Taif agreement”, American University of Beirut, bezocht op 12 maart 2008 ; Nadim HASBANI, “Liban: crise politique sur fond de nouveau partage du pouvoir”, Politique étrangère, 1:2007, p.49 ; “Who’s who in Lebanese politics”, Al-Jazeera.net, 12 juli 2007 ; International Crisis Group, “La nouvelle équation Libanaise: le rôle central des chrétiens”, Rapport Moyen-Orient N°78, 15 juli 2008, p.3.
20
steeds niet volgens de werkelijke demografische toestand. Het einde van de burgeroorlog en de oorlogsmoeheid van de verschillende gemeenschappen zorgde niet voor het opzijschuiven van het confessionalisme als politiek systeem voor Libanon. Meer nog, het confessionalisme dat voordien via het Nationale Pact een mondeling gentlemen’s agreement was maar nooit werd neergeschreven, werd nu geofficialiseerd en in een wettelijk document neergepend.71 In het Ta’if-akkoord werd enkel overeengekomen dat het confessionalisme in - de verder onbepaalde - toekomst zou worden afgeschaft via een stappenplan, te bepalen door een op te richten instantie waarin de politieke leiders van Libanon zouden zetelen.72 Ta’if bepaalde vervolgens dat na de verkiezing van het eerste nationale, niet-sektarische parlement, de invloed van de religieuze gemeenschappen gekanaliseerd zou worden binnen de formule van een senaat waar de verschillende religieuze families zouden vertegenwoordigd worden en waarvan de macht zou beperkt zijn tot fundamentele vragen.73 Met de in Ta’if overeengekomen deconfessionalisering van de Libanese politiek zou nooit gestart worden.
b. De inperking van de macht van de maronitische christenen
Naast de sjiieten die in Ta’if hun demografische positie niet vertaald zagen in politieke macht, hadden de maronieten het het moeilijkste met het akkoord. Het verving immers de dominante plaats van de christenen en bijgevolg de maronieten. Zo zouden de parlementszetels die voordien volgens een 6-5-verhouding verdeeld waren tussen respectievelijk christenen en moslims nu gelijk, fifty-fifty, gebeuren. Deze situatie zou, volgens Ta’if, zo blijven tot dat het parlement een nieuwe verkiezingswet goedkeurde die vrij was van sektarische beperkingen.74 Maar de verkiezingswetten na 1990 zouden geschreven worden door Damascus dat de facto de macht in handen kreeg in Libanon via Ta’if. Door gerrymandering75 en politieke intimidatie kon Damascus de hoofdzakelijk
71
Hassan KRAYEM, “The Lebanese civil war and the Taif agreement”, American University of Beirut, bezocht op 12 maart 2008. 72 Het Ta’if-akkoord, 4 november 1989, 1.II.G..(via http://www.albab.com/arab/docs/lebanon/taif.htm) 73 International Crisis Group, “La nouvelle équation Libanaise: le rôle central des chrétiens”, Rapport Moyen-Orient N°78, 15 juli 2008, p.27 ; Het Ta’if-akkoord, 4 november 1989, 1.II.A.7..(via http://www.al-bab.com/arab/docs/lebanon/taif.htm ) Deze fundamentele vragen zijn kwesties met een grote politiek-religieuze gevoeligheid o.a. het herbekijken van de administratieve verdeling van het land, de verkiezingswet en de wet rond de persoonlijke status. Zoals hierna zal duidelijk worden, werden veranderingen in deze zaken via Ta’if verbonden aan een consensuele meerderheid in de regering. 74 Het Ta’if-akkoord, 4 november 1989, 1.II.A.5..(via http://www.albab.com/arab/docs/lebanon/taif.htm) 75 Een mooie Angelsaksische term verbonden met een momenteel vooral Amerikaans systeem waarbij de verdeling volgens kiesdistricten gebeurt om voordelen te geven aan een bepaalde
21
christelijke anti-Syrische oppositie langs de kant zetten en zijn eigen mannetjes binnen Libanon bevoordelen.76 De nieuwe verkiezingswetten na de burgeroorlog maakten de christenen voor een groot deel afhankelijk van de andere religieuze groepen voor hun vertegenwoordiging in het parlement door de invoering van grotere kieskringen, op basis van de muhafazat77, te vergelijken met onze provincies. Voordien was de electorale wetgeving voordelig voor de maronitische christenen waarvan de gemeenschappen sterk verspreid zijn over Libanon en dikwijls binnen een moslimregio liggen. De verkiezingen voor de burgeroorlog gebeurden volgens de kieswet van 1960 die Libanon verdeelde in 26 kiesdistriten, overeenstemmend met de qada, te vergelijken met ons arrondisement.78 Het systeem zelf blijft tot op vandaag dat er per kiesdistrict een aantal zetels verdeeld worden volgens een vaste sleutel over verschillende religieuze gemeenschappen in het district.79 Kiezers kunnen los van hun eigen religie een keuze maken tussen de verschillende kandidaten voor de verschillende zetels die het district zijn toegewezen. Daarvoor dienen ze wel rekening te houden met de religie verbonden met de verschillende zetels. De kiezers mogen hun keuze maken à la carte tussen alle kandidaten zonder rekening te houden met allianties. Wat er gebeurt in realiteit is dat kandidaten lijsten vormen over de gemeenschapsgrenzen heen om zo ook stemmen te krijgen van de andere gemeenschap en dat de kiezers zich houden aan ‘hun’ lijst.80 Aangezien de christenen in een heleboel van de door Ta’if ingevoerde grote districten slechts een minderheid van de bevolking van de muhafazat vertegenwoordigden, konden hun politici enkel via steun van de moslims verkozen worden en in de praktijk betekende dit op dezelfde lijst staan als kanshebbers van de islamitische gemeenschap op een zitje in het parlement. Hoewel het geen verplichting was voor de kiezers om binnen één lijst te
politieke groepering of persoon, in het geval van Libanon in de jaren negentig en tot 2005, in dienst van pro-Syrische politici. 76 Jean-Pierre KATRIB, “Ending (or Deepening) the Crisis in Lebanon: The Role of Electoral Reform”, PolicyWatch, #1378, 6 juni 2008. 77 International Crisis Group, “La nouvelle équation Libanaise: le rôle central des chrétiens”, p.27 ; Het Ta’if-akkoord, 4 november 1989, II.A.4.; III.D..(via http://www.albab.com/arab/docs/lebanon/taif.htm) 78 Jean-Pierre KATRIB, “Ending (or Deepening) the Crisis in Lebanon: The Role of Electoral Reform”. 79 In het Libanese politieke systeem zorgt de kieswet voor het vastleggen van het aantal zetels in het parlement volgens religie. De kieswet van 2000 verdeelde Libanon in 14 kiesdistricten waarvan de christenen slechts de meerderheid hadden in 3 ervan, namelijk in Metn in het oosten, Jbeil Kesrouan in het noorden en één van de drie kiesdistricten van Beiroet. De christenen waren een minderheid in 9 kiesdistricten gelegen in Zuid-Libanon, in de Bekaa-vallei en in 2 van de 3 kiesdistricten van Beiroet. In de kiesdistricten van Noord-Libanon en Zahle in het oosten en Baabda-Aley in het zuidoosten waren de christenen en moslims ongeveer gelijk in aantal. 42% van de Libanezen zouden christenen zijn volgens het Libanese Ministerie van Binnenlandse Zaken (“ABC of Lebanon’s contentious electoral law”, Lebanonwire, 14 mei 2005.) maar CIA factbook schat ze maar op 39% van de in totaal ongeveer 4 miljoen Libanezen. (CIA factbook, “Lebanon: People”, bezocht op 27 augustus 2008 (via https://www.cia.gov/library/publications/the-world-factbook/geos/le.html#People)) 80 Jean-Pierre KATRIB, “Ending (or Deepening) the Crisis in Lebanon: The Role of Electoral Reform”.
22
stemmen gebeurde dit in de praktijk wel81, zodanig dat onafhankelijke christelijke kandidaten geen kans maakten. Zo kon Syrië er voor zorgen dat zijn christelijke medestanders verkozen werden door hen op de juiste lijsten te laten zetten. De maronitische kerk met als leider patriarch Nasrallah Sfeir was één van de grootste critici van deze manier van omgaan met de christelijke stem en pleitte voor de herinvoering van de kieswet van voor de burgeroorlog waardoor de christenen meer hun eigen lot in handen hadden.82 De sterke positie van de maronitische christenen werd door Ta’if verder rechtstreeks afgebouwd door macht van de maronitische president over te hevelen naar de soennitische premier en in mindere mate de sjiitische voorzitter van het parlement. Ta’if creëerde in de plaats van een overheersende maronitische president, een triumviraat waarbij de premier, president en parlementsvoorzitter - als vertegenwoordigers van hun religieuze groep overeenstemming moesten bereiken alvorens politiek iets kon doorgevoerd worden, waardoor ze een feitelijke vetomacht hadden over elkaar. Zoals Hassan Krayem schrijft, zorgde Ta’if voor een drie-mansshow, een troika van drie presidenten: van de republiek, van de ministerraad en deze van het parlement. Hierdoor kwamen de instituten die ze representeerden terug in de schaduw te staan van de leiders van de religieuze groeperingen die aan het hoofd er van stonden, terwijl Ta’if net de bedoeling had om de rol van deze instellingen te versterken door macht weg te nemen van de maronitische president.83 Dit triumviraat werd versterkt door het systeem van ‘collegiale regering84’ dat eveneens ingevoerd werd via Ta’if en dat hetzelfde systeem van consensus tussen de drie grote religieuze gemeenschappen doorvoerde op het niveau van de regering. Voortaan zou binnen de regering een twee- derdenmeerderheid nodig zijn rond fundamentele vragen zoals het herbekijken van de administratieve indeling van het land, de kieswet en de wet rond de persoonlijke status. In de praktijk waren de belangrijkste religieuze groepen steeds vertegenwoordigd in de Libanese kabinetten die eveneens een weerspiegeling zijn van de religieuze verhoudingen en diende naast de twee-derdenmeerderheid er eveneens overeenstemming te bestaan tussen deze groepen bij het nemen van 81
Tijdens de Libanese verkiezingen dienen kiezers een lijst af te geven waarop ze aanduiden welke kandidaten ze gekozen hebben voor alle afzonderlijke, confessioneel geïdentificeerde zetels van het gehele electorale district. De kandidaat voor een bepaalde zetel die een meerderheid achter zich krijgt, wint. In principe kunnen kandidaten afzonderlijk opkomen maar geraken zo zelden verkozen. In plaats daarvan worden er brede coalities gevormd die een lijst voorleggen voor een district met het gepaste aantal kandidaten van iedere confessionele groep. Deze lijsten worden geleverd door de groeperingen zelf die in de stembureaus informele druk uitoefenen om de lijst ongewijzigd in de stembus te steken.( International Crisis Group, ‘Lebanon: managing the gathering storm’, Middle East Report N°48, 5 december 2005, p.6-7.) 82 “ABC of Lebanon’s contentious electoral law”, Lebanonwire, 14 mei 2005. Volgens de maronitische patriarch zorgde de toepassing van de electorale wet van 2000 in de verkiezingen van 2005 voor het verkiezen van 15 christelijke parlementsleden in gebieden met een christelijke meerderheid tegenover de verkiezing van 49 in gebieden met een moslimmeerderheid. (International Crisis Group, ‘Lebanon: managing the gathering storm’, p.7.) 83 Hassan KRAYEM, “The Lebanese civil war and the Taif agreement”, American University of Beirut, bezocht op 12 maart 2008. 84 sirat al-hukm al-jama’iyya
23
kabinetsbeslissingen. Het Ta’if-akkoord zelf had dit nooit uitdrukkelijk zo gesteld. Ondanks de inperkingen van de maronitische macht via Ta’if, bleef de elite van deze gemeenschap toch een disproportioneel groot deel van de macht behouden in Libanon. De soennieten wonnen relatief het meeste, de sjiieten gingen maar beperkt vooruit.
c. Legitimering van een Syrisch Libanon
Het tweede hoofdstuk van het Ta’if-akkoord spreekt over de versterking van de Libanese staat door zijn soevereiniteit uit te breiden over het gehele grondgebied. Volgens Ta’if diende dit te gebeuren door het opheffen van alle milities en de inlevering van hun wapens binnen de 6 maanden na goedkeuring van het akkoord en door de versterking van de eigen veiligheidsdiensten o.a. door een algemene dienstplicht.85 De verschillende milities ontwapenden, met uitzondering van de Palestijnen in de vluchtelingenkampen en Hezbollah. Dit was in strijd met het Ta’if-akkoord maar tegelijk keurde het akkoord de blijvende aanwezigheid van de Syrische troepen wel goed. In feite mochten de Syriërs slechts twee jaar blijven nadat er een nationale verzoening tot stand was gekomen en er constitutionele hervormingen waren doorgevoerd. Daarna dienden de Syriërs zich terug te trekken in de Bekaa-vallei en zou er een Libanees-Syrisch akkoord komen over de duur en de aanwezigheid van deze troepen in de Bekaa. Maar Damascus bleef onverminderd in Libanon onder het mom dat de nodige hervormingen nog niet waren doorgevoerd door de Libanese regering. Damascus las het akkoord met een andere bril en stelde dat een terugtrekking tot de Bekaa pas diende te gebeuren na de afschaffing van het confessionalisme in Libanon.86 De greep van Syrië op Libanon werd nog versterkt met een broederschapsverdrag en een defensief pact in 1991. Er volgden nog meer bilaterale akkoorden tussen beide landen op economische en cultureel gebied. Deze werden onderhandeld door een presidentieel ‘hoog Syrisch-Libanees comité’ dat handelde over de hoofden heen van het Libanese parlement en uit de hand van Damascus at. Deze manier van werken werd internationaal getolereerd, in het bijzonder door Frankrijk - nochtans een maronitische steunpilaar - en de VS nadat Syrië zich aangesloten had bij de Coalitietroepen ter bevrijding van
85
International Crisis Group, “La nouvelle équation Libanaise: le rôle central des chrétiens”, Rapport Moyen-Orient N°78, 15 juli 2008, p.30. 86 Eyal ZISSER, “Bashar al-Assad’s Gamble”, Middle East Quarterly, herfst 2006 ; International Crisis Group, “La nouvelle équation Libanaise: le rôle central des chrétiens”, Rapport MoyenOrient N°78, 15 juli 2008, p.31.
24
Koeweit in de Tweede Golfoorlog.87 Vanaf 1990 bleven er 15.000 à 30.000 Syrische militairen in Libanon naast een uitgebreid en machtig inlichtingenapparaat.88 De Syrische president Hafiz al-Assad zag de relatie van Libanon tot Syrië officieel als één volk in twee landen maar in feite bleef Libanon voor hem een historisch schoonheidsfoutje dat indien de tijd rijp was, moest rechtgezet worden en terug deel uitmaken van Syrië. Zo erkende Syrië in 1992 wel de Libanese onafhankelijkheid maar zijn positie bleef dubbelzinnig doordat het geen officiële diplomatieke contacten wilde aangaan met de cederstaat en er bijgevolg geen Syrische ambassade geopend werd in Beiroet.89
87
Yitzhak NAKASH, Reaching for Power: The Shi’a in the Modern Arab World, Princeton University Press, Princeton & Oxford, 2006, p.123 ; Philippe DROZ-VINCENT, “Quel processus de démocratisation au Liban?”, Maghreb-Machrek, Paris, Choiseul, numéro 192, zomer 2007, p.24. 88 Mona YACOUBIAN, “Syria’s Role in Lebanon”, USIPeace Briefing, november 2006 ; International Crisis Group, “Syria after Lebanon, Lebanon after Syria”, Middle East Report N°39, 12 april 2005, p.8. 89 Luc DE VOS, Internationale tegenstellingen na 1945, Brussel, KMS, 2002, p.225.
25
5. De Libanonisering van Hezbollah In 1992 werden de eerste verkiezingen in 20 jaar georganiseerd. Tussen 1992 en 2004 zou de soenniet Rafiq al-Hariri dé sterke man van Libanon worden. In deze periode zou hij, voor het grootste deel in de hoedanigheid van premier, bijna persoonlijk de heropbouw van Libanon leiden, waarvoor hij o.a. zijn persoonlijk fortuin90 gebruikte. Toch oogstte hij ook veel kritiek, hoofdzakelijk uit sjiitische hoek, omdat hij het geld vooral in de heropbouw van het in puin geschoten financiële centrum van Beiroet stopte zonder zich al te veel te bekommeren over het arme sjiitische Zuid-Beiroet en het verwoeste Zuiden van Libanon. De sjiitische gebieden bleven de meeste achterstand behouden op economisch gebied en hetzelfde geldde op gebied van infrastructuur en voor diensten van de staat, waardoor de meerderheid van de sjiieten niet achter al-Hariri stonden. Tegelijk zadelde hij het land op met een torenhoge schuldberg. Hij was een consensusfiguur die tegelijk de steun had van Saoedi-Arabië en banden met Damascus en met de Syrische geheime dienst, die feitelijk de touwtjes in handen had in Libanon.91 Door deze inmenging ontstond er een ‘taakverdeling’ waarbij de regering al-Hariri zich vooral concentreerde op economische kwesties en de heropbouw terwijl Syrië de veiligheid in handen hield via de aanwezigheid van het Syrische leger, de Syrische geheime dienst en met de hulp van pro-Syrische figuren binnen de Libanese veiligheidsinstanties. Door deze positie die in feite deze was van een consensusfiguur, kon al-Hariri niets wezenlijks veranderen aan de Libanese confessionalistische politiek, moest hij dit al gewild hebben.92 Tijdens het al-Hariri-tijdperk zou Hezbollah zich omscholen tot een Libanese politieke beweging en zo de invloed van de sjiitische gemeenschap binnen Libanon vergroten, ondanks de gedeeltelijke neutralisering van de sjiitische invloed door het herinvoeren van het confessionalisme via Ta’if. Hezbollah zou zich inschrijven in het nieuwe nationale politieke kader na de burgeroorlog en zichzelf politiek Libanoniseren. Hezbollah paste zich feitelijk in, in het confessionalisme van Libanon hoewel de organsatie zichzelf voorstelde 90
Dat hij vergaard had in Saoedi-Arabië waarvan hij eveneens het staatsburgerschap had. Hij had een vriendschapsband met koning Fahd. De al-Hariri’s waren dus sterk verbonden met SaoediArabië. (Michael A. WEINSTEIN, “Lebanon Loses its Buffer”, Power and Interest News Report, 18 februari 2005.) 91 Pieter KOEKENBIER, “Balancing Lebanon”, Conflict Studies Research Centre, Middle East Series 07/03, januari 2007, p.2 ; Philippe DROZ-VINCENT, “Quel processus de démocratisation au Liban?”, Maghreb-Machrek, Paris, Choiseul, numéro 192, zomer 2007, p.25 ; “Syria’s role in Lebanon”, Al-Jazeera.net, 11 juli 2007. 92 Michael A. WEINSTEIN, “Lebanon Loses its Buffer”.
26
als suprasektarisch. De realpolitik haalde het op de ideologie. Tegelijk zou het zijn militie behouden als instrument tegen de Israëlische bezetter, maar nu uitdrukkelijk vanuit een nationaal Libanees perspectief. De militie van Hezbollah, het Islamitisch Verzet, zou zich in de eerste plaats opwerpen als een Libanese bevrijdingsbeweging en de historische last als revolutionaire islamitische militie van zich afwerpen zonder te moeten inleveren op zijn ideologische strijd tegen het zionisme als aftakking van het Westerse imperialisme. De Libanonisering van de Hezbollah-militie bracht deze niet onder het centrale gezag en bleef - ondanks de nationale retoriek - een bijkomende interne machtsfactor in dienst van de sjiitische gemeenschap. Wat de sjiieten politiek was ontzegd in Ta’if, zou Hezbollah via zijn wapens compenseren.
a. Politieke Libanonisering
Na de dood van ayatollah Khomeini, begin juni 1989, werd ayatollah Khamenei de nieuwe opperste leider in Iran. Hij had niet dezelfde religieuze en charismatische status als Khomeini waardoor een deel van de macht die Khomeini in zijn figuur concentreerde overging naar Akbar Hashemi Rafsanjani die in augustus van 1989 de nieuwe Iraanse president werd in opvolging van Ali Khamenei. Er kwam een politieke ontspanning op buitenlands vlak onder Rafsanjani, in het bijzonder ten opzichte van Saoedi-Arabië. Tegelijk verbeterden de relaties met het Westen en kwam er ook een grotere openheid. Deze ontspanning weerspiegelde zich ook op binnenlands vlak, de scherpe kantjes van de Iraanse Revolutie werden afgerond.93 De Islamitische Revolutie die de Iraanse Revolutie internationaal moest verspreiden werd op een laag pitje gezet en bovendien werd het herstel van de Iraanse economie en niet langer de ideologische strijd het belangrijkste doel van de nieuwe president. Hezbollah voelde hiervan ook de gevolgen hoewel Iran de financiële ondersteuning van zijn strategische partner in de Levant niet opgaf. Tijdens de jaren negentig zou Hezbollah blijvend een jaarlijkse Iraanse cheque krijgen van ongeveer 1 miljard dollar, met daar bovenop militaire steun. Bovendien had Hezbollah ondertussen bijkomende bronnen van inkomsten weten aan te boren o.a. via zijn greep op een groot deel van de economie in het zuiden van Libanon. Dankzij de Iraanse steun was Hezbollah kunnen uitgroeien tot een zelfstandige organisatie die financieel onafhankelijker van Teheran werd via een deels zelfbedruipend netwerk van politieke, militaire, sociale en religieuze aard. Hierbij is de sjiitische religieuze factor van groot belang omdat deze een bron van inkomsten betekende voor de leiders van de sjiitische gemeenschap, aangezien sjiieten hun religieuze tax rechtstreeks doorstorten aan hun religieuze leider.94 93
A. Nizar HAMZEH, “Lebanon’s Hizbullah: from Islamic revolution to parliamentary accommodation”, Third World Quarterly, Vol 14, No 2, 1993. 94 Sune HAUGBOLLE, “The alliance between Iran, Syria and Hizbollah and its implications for the political development in Lebanon and the Middle East”, Danish Institute for International Studies, november 2006, p.9-10.
27
Naast de dood van de charismatische Khomeini kwam er bovendien, zoals hiervoor besproken, in september 1989 uitzicht op een einde aan de bloedige Libanese burgeroorlog via het Ta’if-akkoord. In oktober 1989 ging Hezbollah dan ook op retraite naar Teheran om zich te bezinnen over zijn rol in Libanon. De partij was verdeeld tussen radicalen die een eeuwigdurende jihad wilden tegen opponenten van een islamitisch Libanon en een gematigde strekking die stond voor integratie van de beweging in het multiconfessionele politieke systeem dat in Ta’if opnieuw werd bevestigd. De eerste groep wilde strikt de weg volgen van de in juni overleden Khomeini terwijl de tweede groep de nieuwe leiders van Iran met Rafsanjani aan kop wilden volgden die een meer pragmatische buitenlandse politiek vooropstelden.95 De dood van Khomeini had ook gezorgd voor een verzwakking van de ideologische band tussen de Libanese sjiieten en Iran. Ayatollah Fadlallah zou zich niet langer keren tot Teheran - en bijgevolg Khomeini’s opvolger Khamenei - voor religieuze leiding. Vanaf dan zou Fadlallah zich richten tot Najaf en groot-ayatollah al-Sistani en in 1995 ‘kroonde’ hij zichzelf als marja’. Hezbollah bleef, als organisatie, wel nog officieel achter Khamenei staan voor religieuze leiding maar het merendeel van de Libanese sjiieten, waaronder de leden van Amal, volgden ayatollah Fadlallah, wat zorgde voor negatieve reacties vanuit Teheran.96 Ayatollah Fadlallah steunde de pragmatische strekking binnen Hezbollah en deze haalden hun slag thuis. Hezbollah zou zich Libanoniseren en omscholen tot een legale politieke partij die “het verzet zou steunen in het Zuiden en zou streven naar het afschaffen van de koppeling van politiek aan religieuze gemeenschap in Libanon” in navolging van Ta’if.97 Theoretisch bleef Hezbollah wel nog achter de islamitische staat Khomeini-style staan, een standpunt waarop het tot nu toe nog niet is teruggekomen. Wel werd het Iraanse revolutionaire model opgegeven en in de plaats kwam een participatorische positie in Libanons confessionalistisch systeem.98 In 1992 kreeg Hezbollah de toestemming van Khamenei om deel te nemen aan de eerste naoorlogse Libanese verkiezingen.99 De competitie tussen 95
A. Nizar HAMZEH, “Lebanon’s Hizbullah: from Islamic revolution to parliamentary accommodation”. 96 Vali NASR, The shia revival: how conflicts within Islam will shape the future, W.W. Norton & Company, London & New York, 2006, p.231 ; Daniel BYMAN, Deadly Connections: States that Sponsor Terrorism, Cambridge University Press, New York, 2005, p.102 ; Bilal Y SAAB, “Rethinking Hezbollah’s disarmament”, Middle East Policy, Vol. 15, Iss.3, herfst 2008 ; Peter SPEETJENS, “Sjiieten vormen front in Libanon”, De Standaard Online, 26 juli 2006. 97 Abbas William SAMII, “A Stable Structure on Shifting Sands: Assessing the Hizbullah-IranSyria”, The Middle East Journal, Vol.62, Iss.1, winter 2008. Hezbollah stelde openlijk dat één van zijn doelen de verwijdering van het politieke confessionalisme was, dit zou immers een moslimpresident mogelijk maken. (A. Nizar HAMZEH, “Lebanon’s Hizbullah: from Islamic revolution to parliamentary accommodation”, Third World Quarterly, Vol 14, No 2, 1993.) 98 A. Nizar HAMZEH, “Lebanon’s Hizbullah: from Islamic revolution to parliamentary accommodation”. 99 Daniel BYMAN, Deadly Connections: States that Sponsor Terrorism, Cambridge University Press, New York, 2005, p.89 ; Bilal Y SAAB, “Rethinking Hezbollah’s disarmament”, Middle
28
beide vertegenwoordigers van de sjiitische gemeenschap, Amal en Hezbollah, werd door de deelname van die laatste als politieke partij inter pares weer opgerakeld. Maar Syrië stond niet toe dat er opnieuw een strijd zou uitbarsten tussen de twee sjiitische partijen omdat dit zijn greep op Libanon in gevaar kon brengen. Damascus oefende druk uit zodanig dat beiden opkwamen in gezamenlijke lijsten. Telkens verdeelden ze de winst waardoor ze ongeveer evenveel zetels in het parlement hadden. In 1992 haalde Hezbollah 12 parlementszetels binnen en werd daarmee het grootste blok in het versnipperde Libanese parlement. In 1996 bleven er 9 van over, in 2000 werden het er terug 12100. Het door de nieuwe secretaris-generaal Hassan Nasrallah101 bijgeschaafde Hezbollah, haalde een hoge score en wist ook stemmen binnen te halen in gemengde gebieden door zijn uitstekende staat van dienst als verzetsbeweging tegen Israël en door zijn sociale werk. Hezbollah veranderde in een decennium van een revolutionaire beweging in een politieke partij die niet enkel stemmen van sjiieten kreeg maar ook van soennieten en christenen.102 Hezbollah zou via zijn Libanonisering een trendsetter worden voor andere sjiitische bewegingen in de regio, o.a. in de Golfstaten. Deze keerden zich eveneens af van een destructieve revolutionair-islamitische koers om zich te richten tot de verbetering van de politieke en sociale situatie van hun gemeenschap op nationaal vlak. Door het op ideologisch vlak aangrijpen van het nationalisme overschreed Hezbollah de religieuze scheidingslijnen en zette het zich boven het confessionalisme. In feite schreef het zich in in een lange, voordien christelijke, traditie van Libanees nationalisme. Wel dient hierbij de kanttekening gemaakt te worden dat het nationalistische discours eveneens gezien kan worden als een vorm van retoriek om de gewapende status te kunnen behouden, zoals we hierna zullen bespreken. Hezbollah zou pas volledig deelnemen aan de Libanese politiek na de verkiezingen van mei en juni 2005 toen het voor de eerste maal toetrad tot de regering.103 De politieke koerswijziging van Hezbollah moet volgens Vali Nasr East Policy, Vol. 15, Iss.3, herfst 2008. Daarmee werd nog maar eens de invloed van Iran binnen Hezbollah duidelijk. Volgens Bilal Y Saab heeft Iran momenteel nog steeds veel in de pap te brokken bij Hezbollah vanwege het feit dat de controle over de militaire vleugel gebeurt door het geestelijke leiderschap van de partij dat in direct overleg staat met de leiders van de Iraanse theocratie. (Bilal Y SAAB, “Rethinking Hezbollah’s disarmament”) 100 Yitzhak NAKASH, Reaching for Power: The Shi’a in the Modern Arab World, Princeton University Press, Princeton & Oxford, 2006, p.126-127. 101 Nasrallah was aan de macht gekomen in februari 1992 nadat zijn voorganger was vermoord door Israël. Nasrallah was in de leer geweest bij Khomeini maar had zich bekeerd tot het pragmatische kamp na het conclaaf van 1989.( Abbas William SAMII, “A Stable Structure on Shifting Sands: Assessing the Hizbullah-Iran-Syria”.) 102 Yitzhak NAKASH, Reaching for Power: The Shi’a in the Modern Arab World, p.125. 103 Op 10 juni 2005 zei de secretaris-generaal van Hezbollah klaar te zijn om volledige verantwoordelijkheid op te nemen op alle niveaus van de staat. (International Crisis Group, ‘Lebanon: managing the gathering storm’, Middle East Report N°48, 5 december 2005, p.25.)
29
ook gezien worden binnen het internationale kader en meer bepaald de invloed van het verkiezingsproces in Irak. Politiek stond Hezbollah niet achter Sistani’s oproep dat geestelijken zich moesten onthouden van politieke inmenging, maar zijn ‘één man, één stem”-credo in de aanloop naar de eerste Irakese verkiezingen in januari 2005 moet hen zeker als muziek in de oren geklonken hebben.104
b. Militaire Libanonisering
Tijdens de burgeroorlog bekampte Hezbollah de Israëlische bezettingstroepen en hun geallieerden vanuit de visie van de Islamitische Revolutie. Israël was een zionistische entiteit en een voorpost van het Westerse imperialisme en moest daarom van de kaart geveegd worden. Na het einde van de Libanese burgeroorlog dienden alle milities binnen de zes maanden na de goedkeuring van Ta’if ontbonden worden. Maar ondertussen had Hezbollah zich politiek geconformeerd met het Libanese confessionalisme en was de organisatie op de eerste plaats Libanees geworden en was de ideologie van een verenigde islamwereld onder leiding van de Opperste Leider van Iran op de achtergrond geraakt. Het Islamitische Verzet, de militie van Hezbollah, wist als enige Libanese militie zijn wapens te behouden na de burgeroorlog door zich in te schakelen in een Libanees veiligheidskader. Daarvoor kreeg het steun van Syrië dat een blijvende druk op Israël wou om de joodse staat aan te zetten tot onderhandelingen over een teruggave van de Golanhoogte. Hezbollah zou Israël niet meer aanvallen vanuit een ideologisch kader maar omdat het Libanon bezette. Dit in navolging van het Ta’ifakkoord waarin stond dat alle nodige stappen moesten ondernomen worden om het Libanese grondgebied te bevrijden van de Israëlische bezetting, en dus de uitvoering van VN-resolutie 425 te bekomen. Officieel zou Hezbollah als gewapende macht het Libanese leger bijstaan in zijn strijd tegen de Israëlische bezetter in Zuid-Libanon105 door het verzet tegen de Israëlische bezetting te leiden.106 In de praktijk veranderde er niets, Hezbollah bleef een guerilla voeren tegen de Israëlische bezettingstroepen. Maar toch was dit meer dan semantiek. Door zijn militie in een Libanees kader in te schakelen moest Hezbollah in feite terugkomen op het gebruik van zijn militie om de vernietiging van Israël te bewerkstelligen. Een doel dat
104
Vali NASR, The shia revival: how conflicts within Islam will shape the future, W.W. Norton & Company, London & New York, 2006, p.231. 105 Volgens Daniel Byman waren de militaire activiteiten van Hezbollah aan de voorwaarde gekoppeld dat deze zich zouden beperken tot Zuid-Libanon en de Bekaa-vallei. (Daniel BYMAN, Deadly Connections: States that Sponsor Terrorism, Cambridge University Press, New York, 2005, p.103.) 106 Philippe DROZ-VINCENT, “Quel processus de démocratisation au Liban ?”, MaghrebMachrek, Paris, Choiseul, numéro 192, zomer 2007, p.29.
30
ingeschreven is in zijn charter dat in 1985 gepubliceerd werd.107 Door de Libanonisatie van het Islamitisch Verzet zou Hezbollah deze doelstelling in de feiten moeten opgeven. Het behoud van zijn militie is via Ta’if immers gekoppeld aan de bevrijdingsstrijd van door Israël bezet Libanees grondgebied. Het Islamitische Verzet ruilde zijn offensieve ideologische karakter voor een defensief, in navolging van de politieke Libanonisering van Hezbollah. De guerillastrijd van Hezbollah tegen de IDF in Zuid-Libanon werd een militair succes voor de organisatie met dank aan de steun van Iran en Syrië maar ook door de perfectionering van de eigen tactieken tegenover de Israëli’s. Tussen 1982 en 2000 sneuvelden 1200 Israëlische soldaten in de veiligheidszone in het zuiden van Libanon en op het einde van dit low intensity conflict zou Hezbollah er in slagen om de dodenbalans in evenwicht te brengen tussen zijn martelaren en de technisch veel gesofisticeerdere IDF.108 Dit was in belangrijke mate een verwezenlijking van Hasan Nasrallah die zorgde voor een sterke verbetering van de planning van de operaties waardoor deze naast in efficiëntie ook sterk toenamen in aantal.109 Ehud Barak dacht met een unilaterale terugtrekking van Israël uit Zuid-Libanon deze situatie te veranderen en tegelijk de alliantie tussen Hezbollah en Syrië te breken via een vredesakkoord met Syrië.110 De terugtrekking van de IDF uit het zuiden van Libanon in mei 2000 was een triomf voor Hezbollah dat de terugtrekking verkocht als een overwinning op Israël en zelf de plaats van de IDF innam in de voordien door de Israëli’s gecontroleerde bufferzone. Het Libanese leger werd daarop gedurig aangemaand door VN-Veiligheidsraadresoluties, startend met resolutie 1310, om zijn actiegebied uit te breiden over het gehele Libanese grondgebied met als onderliggende gedachte de plaats van Hezbollah in te nemen in het zuiden van het land. Maar het Libanese leger wou niet ingaan tegen Hezbollah.111 Met de Israëlische terugtrekking kwam ook meteen de status van Hezbollah als gewapende groepering in gedrang aangezien het Libanese grondgebied niet langer door Israël bezet werd. Israël trok zich terug uit Libanon maar bleef de Syrische Golanhoogte bezetten. Bijgevolg trokken de Israëli’s zich niet terug uit een door Syrië en Libanon betwist deel van de Golan, dat bekend is onder de naam Shebaa Farms. Hezbollah bleef de bezetting van de Shebaa Farms zien als de bezetting van Libanees grondgebied hoewel volgens de VN dit gebied tot Syrië behoorde. Syrië zelf stelde dat het grondgebied Libanees 107
“The Hizballah Program”, The Jerusalem Quarterly, N°48, herfst 1988. Joris LUYENDIJK, “De nieuwe missie voor Hezbollah in Libanon”, De Standaard Online, 22 juli 2000. 109 Rola EL-HUSSEINI, “Resistance, Jihad, and Martyrdom in Contemporary Lebanese Shi’a Discourse”, Middle East Journal, Volume 62, No.3, zomer 2008, p.409 ; Bilal Y SAAB, “Rethinking Hezbollah’s disarmament”, Middle East Policy, Vol. 15, Iss.3, herfst 2008. 110 Sune HAUGBOLLE, “The alliance between Iran, Syria and Hizbollah and its implications for the political development in Lebanon and the Middle East”, Danish Institute for International Studies, november 2006, p.11. 111 VN-Veiligheidsraad-resolutie 1310 (via http://www.un.org/Docs/scres/2000/sc2000.htm) ; Nadim HASBANI, “Liban: crise politique sur fond de nouveau partage du pouvoir”, Politique étrangère, 1:2007, p.46. 108
31
was112 en dit waarschijnlijk om Hezbollahs positie als verzetsgroep niet te ondergraven. Dit nam niet weg dat het behouden van een gewapende vleugel via een legitimatie gebaseerd op de Israëlische bezetting van de Shebaa Farms, toch een verzwakking is voor de argumentatie van Hezbollah om zelf troepen te houden naast de reguliere Libanese strijdkrachten. De verhoogde politieke deelname van Hezbollah kan gezien worden als een reactie om de organisatie te behoeden voor het zwarte gat dat ligt te wachten op iedere organisatie die zijn bestaansdoel verwezenlijkt ziet en om op politiek niveau inspraak te krijgen om zijn gewapende status beter te kunnen beschermen. Hezbollah legde in zijn discours na de Israëlische terugtrekking uit Zuid-Libanon dan ook vooral de nadruk op zijn rol als beschermer van Libanon in plaats van bevrijder. Deze rol van verdediger van Libanon bracht met zich mee dat Hezbollah zich niet rechtstreeks mengde in de strijd tussen Israël en de Palestijnen tijdens de Tweede Intifada die uitbrak in september 2000. De sjiitische organisatie ondersteunde de Palestijnse strijders wel via wapens en training.113 Na de Israëlische terugtrekking stabiliseerde de veiligheidssituatie zich rond de Blue Line114 en beperkte de Partij van God zijn acties vooral tot de Shebaa Farms in overeenstemming met zijn militaire Libanonisering.115 De beperkingen van het ideologisch legitieme actieterrein van Hezbollah en het feit dat de schendingen van het Libanese territorium door Israël hoofdzakelijk schendingen van het Libanese luchtruim waren, maakte dat de bestaansreden van het Islamitisch Verzet terug onder druk kwam te staan. De invasie van het Israëlische leger in de zomeroorlog van 2006 om komaf te maken met Hezbollah in het zuiden van Libanon maar die volgens Israël gericht was tegen Libanon116, zorgde voor een versterking van de legitimiteit van de organisatie als beschermer van Libanon en bijgevolg het behoud van zijn gewapende capaciteit. Deze was immers terug in vraag gesteld na de terugtrekking van Syrië in april 2005 in een nieuwe ronde van nationale dialoog die doorging in de eerste helft van 2006.
112
Sven JOOSTEN, “De grens tussen Libanon en Israël”, Paper seminarie Midden-Oosten, Universiteit Antwerpen Departement Politieke en Sociale Wetenschappen, academiejaar 20072008, p.15-16 ; William HARRIS, “Bashar al-Assad’s Lebanon Gamble”, Middle East Quarterly, zomer 2005 ; Alfred B.PRADOS, “Lebanon”, CRS Report for Congress, 24 juli 2006, p.15. 113 Yitzhak NAKASH, Reaching for Power: The Shi’a in the Modern Arab World, Princeton University Press, Princeton & Oxford, 2006, p.139-140. 114 De demarcatielijn bepaalt door de VN om na te gaan of de terugtrekking van Israël uit ZuidLibanon in 2000 volledig was. 115 Bilal Y SAAB, “Rethinking Hezbollah’s disarmament”, Middle East Policy, Vol. 15, Iss.3, herfst 2008. 116 De Israëlische regering maakte de redenering dat Hezbollah deel uitmaakte van de Libanese regering en dat daarom Libanon als staat verantwoordelijk was voor de acties van het Islamitische Verzet en dus niet enkel Hezbollah.
32
6. De soennitisch-sjiitische polarisering rond Syrië
Door de veelheid aan gemeenschappen in Libanon die elk banden onderhouden met verschillende regionale politieke spelers, is er een enorme invloed van internationale actoren op het land. Bijkomend worden, zoals Philippe Droz-Vincent vaststelt, regionale machtsverschuivingen en de daaruit volgende tegenstellingen en conflicten, zoals deze tussen soennieten en sjiieten in Irak deels geëxtrapoleerd naar Libanon doordat religieuze gemeenschappen de basis vormen van de Libanese politiek.117 Aan dat internationale kader wil ik voor de duidelijkheid nog naast de invloed van de sektarische denkpatronen van Irak, de grotendeels op Amerikaanse leest geschoeide dichotomie in de MiddenOosten- en Golfpolitiek toevoegen waarbij een Amerikaans-soennitisch blok tegenover een Iraans-Syrisch blok staat. Syrië lag in minder dan een decennium na zijn steun aan de geallieerden tijdens de bevrijding van Koeweit, terug in de onderste schuif bij de Amerikanen. Na inmenging in de opvolging van de pro-Syrische president Lahoud in 2004, moest Syrië onder zware internationale druk zijn greep op Libanon lossen. De internationale dichotomie tussen het Amerikaanse en Iraanse blok, vertaalde zich voor Libanon in een politieke strijd hoofdzakelijk tussen de soennieten en sjiieten, die verschillende visies hadden over het gedwongen vertrek van Syrië. De in Ta’if hernieuwde nationale concensus zou zo doorbroken worden door de soennitisch-sjiitische polarisering rond Syrië. Een door het 14 Maartblok overheerste eenheidsregering waarin de soennieten sterk stonden, zou slechts tijdelijk het deksel op de Libanese doos van Pandora kunnen houden. Het doorvoeren van het Hariri-tribunaal door de VN nadat de procedure door de tegenstanders van Syrië binnen Libanon was opgestart en het ogenschijnlijk gebruik van dit rechtsinstrument door een deel van de Libanese en internationale gemeenschap om Syrië aan te pakken, zou één van de oorzaken worden voor de complete politieke verlamming in Libanon die duurde van november 2006 tot mei 2008.
117
Philippe DROZ-VINCENT, “Quel processus de démocratisation au Liban?”, MaghrebMachrek, Paris, Choiseul, numéro 192, zomer 2007, p.37.
33
a. Het vertrek van Syrië Syrië was bij de start van de burgeroorlog tussengekomen in Libanon en sindsdien had het land er troepen. Damascus wist zijn militaire aanwezigheid zelfs na het einde van de Libanese burgeroorlog te behouden door een aparte lezing van het Ta’if-akkoord. Syrië kreeg bovendien een Amerikaans vrijgeleide in Libanon vanwege zijn deelname aan de Tweede Golfoorlog aan de kant van de Coalitie. Syrië was na de mislukte top van Genève eind maart 2000 tussen Hafez al-Assad en Bill Clinton over de door Israël bezette Golanhoogte, definitief uit de gratie gevallen bij de VS. Hafez stierf enkele maanden later, in juni 2000.118 Zijn troonopvolger, Bashar al-Assad, leek meer genegenheid te tonen voor politieke hervormingen dan zijn vader. Er kwam een sfeer van openheid in Libanon die leidde tot het loskomen van anti-Syrische oprispingen vanuit maronitische hoek met patriarch Nasrallah Sfeir. Maar ook de druzische leider Walid Jumblatt werd openlijk kritisch over Syrische bemoeienissen in Libanese interne zaken. Er leek een anti-Syrische alliantie te groeien tussen de maronieten en de druzen met de steun van de VS. De ‘oude garde’ bij de veiligheidsdiensten die op post was gebleven na de dood van Hafez al-Assad fluisterde zijn zoon in dat het de verkeerde kant opging en dat er actie ondernomen moest worden.119 In augustus 2001 greep de Libanese pro-Syrische president Lahoud in door honderden anti-Syrische activisten te arresteren met de goedkeuring van Damascus. De repressie vanuit pro-Syrische hoek zou blijven onder Lahoud. Syrië behield stevig zijn greep op Libanon via het Syrische militaire inlichtingennetwerk dat opereerde vanuit de Libanese Bekaa-vallei, via de veiligheidsdiensten die Lahoud had opgebouwd waarin de top pro-Syrisch was en via een nauwe band met Hezbollah en Amal.120 Daarop kwam er vooral uit Amerikaanse hoek druk om Syrië zijn greep op Libanon te laten lossen. De diplomatieke breuk ontaardde in regelrechte vijandschap na de Derde Golfoorlog die van start ging in maart 2003. De VS beschuldigden Syrië in het kader van de War on terror van steun aan de Iraakse soennitische opstandelingen en terroristische organisaties121 en vaardigde in oktober 2003 de Syria Accountability and Lebanese Sovereignty Act122 uit 118
Philippe DROZ-VINCENT, “Quel processus de démocratisation au Liban?”, MaghrebMachrek, Paris, Choiseul, numéro 192, zomer 2007, p.23 ; Eyal ZISSER, “Bashar al-Assad’s Gamble”, Middle East Quarterly, herfst 2006. 119 “Debat over rol Syrië verdeelt Libanon”, De Standaard Online, 11 april 2001 ; “Syria’s role in Lebanon”, Al-Jazeera.net, 11 juli 2007. 120 William HARRIS, “Bashar al-Assad’s Lebanon Gamble”, Middle East Quarterly, zomer 2005. 121 International Crisis Group, “Syria after Lebanon, Lebanon after Syria”, Middle East Report N°39, 12 april 2005, p.2. Met terroristische organisaties werd gedoeld op Hezbollah, Hamas en de Islamitische Jihad. 122 Generaal Aoun die door Syrië Libanon was uitgezet op het einde van de Libanese burgeroorlog en na het vertrek van Syrië terugkeerde naar Libanon, was samen met andere christelijke lobbyisten de grondlegger voor de Syria Accountability Act. (International Crisis Group, ‘Lebanon: managing the gathering storm’, Middle East Report N°48, 5 december 2005, p. 19 ;
34
waarin Syrië openlijk verweten werd Libanon te bezetten en een resem aan sancties tegenover het Assadregime werden vastgelegd. De VS lieten Damascus - niet bijzonder bedekt - verstaan dat ze de volgende in het lijstje waren van staten die door de VS zouden ‘gedemocratiseerd’ worden in navolging van Irak.123 Syrië wou zijn sterke man Lahoud aan het hoofd van Libanon houden maar zijn termijn als president verstreek in november 2004. Lahoud had altijd in het gareel van Syrië gelopen maar hetzelfde kon gezegd worden van de verschillende regeringen onder leiding van Rafiq al-Hariri. Lahoud had bovendien nog steeds een sterke band met het Libanese leger dat hij had opgericht uit de puinhoop van gewapende groeperingen na de Libanese burgeroorlog. Syrië drong aan op een verlenging van het mandaat van Lahoud maar premier al-Hariri en druzenleider Walid Jumblatt waren tegen. Syrië liet weten dat het toch zou aansturen op een verlenging. Assad dacht dat de VS het te druk hadden in Irak en dat de verdeeldheid tussen Frankrijk en de VS rond Irak, zou zorgen voor een neutralisering van de twee belangrijkste Westerse spelers in Libanon. Frankrijk bleef ook tot op het laatste moment signalen van steun aan al-Assad uitzenden in zijn eigen diplomatieke twist met de VS en dacht toch nog zijn invloed in Syrië te kunnen behouden.124 Bashar al-Assad misrekende zich en de druk op Syrië werd vergroot op het multilaterale toneel, via de VN. De door de VS en Frankrijk ondersteunde VNVeiligheidsraadresolutie 1559 eiste op 2 september 2004, naar aanleiding van de op til staande verlenging van het mandaat van Lahoud, dat alle buitenlandse troepen zich zouden terugtrekken uit Libanon. Tegelijk riep de resolutie op tot de ontbinding en ontwapening van alle Libanese en niet-Libanese milities, een duidelijke verwijzing naar Hezbollah.125 Een dag na het goedkeuren van resolutie 1559 werd de verlenging van de termijn van Lahoud toch aangenomen in het met Syrische medestanders bevolkte Libanese parlement.126 Syrië drukte zijn wens door en al-Hariri moest buigen onder de druk van al-Assad.
Sune HAUGBOLLE, “The alliance between Iran, Syria and Hizbollah and its implications for the political development in Lebanon and the Middle East”, Danish Institute for International Studies, november 2006, p.15.) 123 International Crisis Group, “Syria after Lebanon, Lebanon after Syria”, p.1 ; Philippe DROZVINCENT, “Quel processus de démocratisation au Liban ?”, Maghreb-Machrek, Paris, Choiseul, numéro 192, zomer 2007, p.23. Langs Syrische kant was te horen dat ze al het mogelijke deden om terrorisme in Irak te voorkomen met als meest in het oog springende voorbeeld de versterking van hun grens met Irak met een zandwal en het verhogen van de beveiliging van de woestijngrens. (International Crisis Group, “Syria after Lebanon, Lebanon after Syria”, p.2.) 124 International Crisis Group, “Syria after Lebanon, Lebanon after Syria”, Middle East Report N°39, 12 april 2005, p.6. 125 VN-Veiligheidsraad-resolutie 1559 (via http://www.un.org/Docs/sc/unsc_resolutions04.html) ; William HARRIS, “Bashar al-Assad’s Lebanon Gamble”, Middle East Quarterly, zomer 2005 ; Sune HAUGBOLLE, “The alliance between Iran, Syria and Hizbollah and its implications for the political development in Lebanon and the Middle East”, Danish Institute for International Studies, november 2006, p.15. 126 Nicholas BLANFORD, “Syria’s grip on Lebanon tested”, The Christian Science Monitor, 25 oktober 2004.
35
Gesteund door de internationale gemeenschap kwam er nu openlijk protest binnen Libanon tegenover Syrië. Rafiq al-Hariri keerde Damascus openlijk de rug toe door af te treden als premier in oktober 2004 en te verklaren dat hij zou deelnemen aan de parlementsverkiezingen van 2005 met de bedoeling in te gaan tegen de door Syrië ondersteunde partijen.127 Al-Hariri trachtte een coalitie op de been te brengen samen met de belangrijkste maronitische leiders: Sfeir en Aoun, maar Aoun zou een onafhankelijke koers varen.128 Al-Assad had begrepen dat hij zijn hand had overspeeld en probeerde door terug te grijpen naar Ta’if zijn positie in Libanon veilig te stellen. In vervulling van het akkoord trok hij zijn leger terug in de Bekaa. De pro-Syrische Libanese regering ‘vroeg’ dit in begin februari 2005 vanwege de publieke druk. Daarop eiste al-Hariri een volledige terugtrekking Enkele dagen later, op 14 februari 2005, werd hij vermoord. De veroordeling van Syrië binnen Libanon bereikte een hoogtepunt maar ook internationaal was de moord een brug te ver. Er kwamen scherpe verwijten tegen Syrië vanuit Frankrijk, waar president Chirac een vriend des huizes was van de al-Hariri’s. Vanuit de VS klonk eveneens een openlijke afkeer, het Amerikaanse beeld van Syrië werd bevestigd. De VN-Veiligheidsraad protesteerde ook heftig.129 Er volgden massademonstraties van hoofdzakelijk soennieten, christenen130 en de meerderheid van de druzen131 tegen Syrië, als belangrijkste verdachte achter de aanslag. Maar al gauw werd de Syrische dominering van Libanon het hoofdthema van de betogingen. Er kwamen pro-Syrische tegenbetogingen van dezelfde grootte voornamelijk gesteund door Amal en Hezbollah en dus met hoofdzakelijk sjiitische deelnemers die achter het behoud van de Syrische invloed binnen Libanon stonden. Op 5 maart 2005 kondigde Assad een herontplooiing en eventuele terugtrekking van het Syrische leger aan maar het was too little, too late...132 Op 8 maart 2005 wist Nasrallah een grotendeels
127
“Syria’s role in Lebanon”, Al-Jazeera.net, 11 juli 2007 ; William HARRIS, “Bashar al-Assad’s Lebanon Gamble”, Middle East Quarterly, zomer 2005 ; Alfred B.PRADOS, “Lebanon”, CRS Report for Congress, 24 juli 2006, p.5. 128 Sune HAUGBOLLE, “The alliance between Iran, Syria and Hizbollah and its implications for the political development in Lebanon and the Middle East”, p.15 ; William HARRIS, “Bashar al-Assad’s Lebanon Gamble”. 129 Esther PAN, “Lebanon: Election Results”, Council on Foreign relations, 20 juni 2005 ; William Harris, “Bashar al-Assad’s Lebanon Gamble”. 130 De belangrijkste vertegenwoordiger van de christenen is de losse coalitie Qornet Shehwan Groepering die geleid wordt door de vroegere falangisten met Amin Gemayel aan het hoofd. Verder zijn er nog de Libanese Krachten (al-quwat al-lubnaniyya) van Samir Geagea. 131 De druzen zijn in mindere mate verdeeld over pro- en anti-Syrisch. De grootste groep volgt Walid Jumblatt, die de leider is van de Progressieve Socialistische Partij (al-taqaddumi alishtiraki), in zijn deelname aan de 14 Maart-alliantie tegenover een druzische pro-Syrische minderheid rond Talal Arslan. De partij van Jumblatt is ondanks zijn naam niets meer en minder dan de belangrijkste druzische partij. (Béatrice PATRIE & Emmanuel ESPAÑOL, “Le Liban en péril?”, Maghreb-Machrek, Paris, Choiseul, numéro 192, zomer 2007, p.22) 132 International Crisis Group, “Syria after Lebanon, Lebanon after Syria”, Middle East Report N°39, 12 april 2005, p.16 ; “Assad wacht met tijdsschema terugtrekking uit Libanon”, De
36
sjiitische betoging op de been te brengen in hartje Beiroet van 500.000 medestanders ter ondersteuning van Syrië en deze werd gevolgd door een nog grotere op 14 maart van één miljoen mensen, hoofdzakelijk christenen, soennieten en druzen geleid door Saad al-Hariri, de zoon van de vermoorde expremier.133 Zo ontstonden vanuit de cederrevolutie de twee politieke blokken die nog steeds de Libanese politiek beheersen, namelijk de 8 Maart- en de 14 Maartbeweging. 8 Maart was de pro-Syrische beweging geleid door Hezbollah, de 14 Maartbeweging keerde zich tegen Syrië onder leiding van Saad al-Hariri. De VS en de EU, met Frankrijk in een hoofdrol, schaarden zich achter het 14 Maartblok, evenals Saoedi-Arabië dat zich vooral toelegde op de steun van de soennitische Toekomstbeweging van Saad al-Hariri binnen dit blok. Iran en Syrië waren de duidelijkste steunpilaren van de 8 Maartbeweging met Iran als beschermheer van Hezbollah en Syrië in dezelfde functie tegenover Amal. Op 2 april 2005 kraakte al-Assad onder de druk van de VN, met hoofdzakelijk de VS en Frankrijk als voortrekkers, en hij ging akkoord met een volledige terugtrekking. De laatste Syrische troepen vertrokken uit Libanon op 26 april 2005. Ondertussen had het kabinet van de pro-Syrische premier Omar Karami ontslag genomen.134 Het gedwongen vertrek was een nieuw politiek dieptepunt voor Syrië op internationaal vlak. Het vertrek zorgde ook voor een politieke aanpassing van de posities binnen Libanon. De pro-Syrische krachten in Libanon waaronder de sjiieten, strekkingen van de maronieten en in mindere mate druzen, verloren een belangrijke medestander. Het vertrek van Syrië betekende in de eerste plaats een verzwakking van Amal, de sjiitische partij die het meeste voordeel haalde uit de invloed van Damascus en op de tweede plaats een verzwakking van de positie van Hezbollah, de belangrijkste vertegenwoordiger van de Libanese sjiieten. Toch bleven veel burgers Syrië zien als de partij die Libanon stabiliseerde na de burgeroorlog en het vertrek luidde het begin van een onzekere toekomst in nu een verenigende kracht verdween en de 18 erkende religieuze gemeenschappen - en niet te vergeten de honderdduizenden Palestijnse vluchtelingen - onder elkaar weer konden bakkeleien op welke manier het machtsvacuüm zou worden ingevuld.
Standaard Online, 14 maart 2005. Het Syrische leger had nog 14.000 troepen in Libanon. (Gary C. GAMBILL, “Syria after Lebanon: Hooked on Lebanon”, Middle East quarterly, herfst 2005.) 133 William Harris, “Bashar al-Assad’s Lebanon Gamble”, Middle East Quarterly, zomer 2005 ; International Crisis Group, “Syria after Lebanon, Lebanon after Syria”, Middle East Report N°39, 12 april 2005, p.15. 134 Peter SPEETJENS, “Libanon is weer de oude: Eerste vrije verkiezingen na vertrek Syriërs nog altijd voorspelbaar”, de Standaard Online, 28 Mei 2005 ; Yitzhak NAKASH, Reaching for Power: The Shi’a in the Modern Arab World, Princeton University Press, Princeton & Oxford, 2006, p.123 ; William HARRIS, “Bashar al-Assad’s Lebanon Gamble” ; Alfred B.PRADOS, “Lebanon”, CRS Report for Congress, 24 juli 2006, p.12 ; Esther PAN, “Lebanon: Election Results”, Council on Foreign relations, 20 juni 2005.
37
De verkiezingsstrijd in het verlengde van de massaprotesten had eveneens de rol van Syrië in Libanon als belangrijkste thema. Drie belangrijke politieke groeperingen zouden deelnemen aan de parlementsverkiezingen van mei en juni 2005. Naast de twee bewegingen met als voornaamste politiek thema de rol van Syrië in Libanon zou ook de alliantie rond de maronitische generaal Aoun zijn plaats innemen aan het Libanese politieke firmament. Ondanks het wegvallen van Damascus van het Libanese politieke toneel zouden Amal en Hezbollah terug samenwerken als belangrijkste vertegenwoordigers van de 8 Maartbeweging binnen het Ontwikkelings- en Verzetsblok135 waaraan de alawieten en kleinere maronitische, druzische, Armeense en soennitische partijen eveneens hun steun gaven. De door Saad alHariri geleidde 14 Maartbeweging nam deel als de Rafiq al-Hariri Martelaarslijst met als belangrijkste partijen de Toekomstbeweging136 van Saad al-Hariri, de Progressieve Socialistische Partij van Walid Jumblatt, de Libanese Krachten van Samir Geagea en de Qornet Shehwan-groepering die de falangisten omvatte en gesteund werd door de maronitische patriarch, Nasrallah Sfeir.137 De maronitische generaal Aoun aan het hoofd van zijn Vrije Patriotisch Beweging138 allieerde zich met Suleiman Franjieh, een pro-Syrische maronitische leider. Deze alliantie getuigde van een enorme dosis politiek opportunisme aangezien Aoun bijzonder kwalijke herinneringen had aan de Syriërs die hem op het einde van de Libanese burgeroorlog verjaagd hadden. Le général was pas op 7 mei 2005, na de Syrische aftocht, teruggekeerd uit zijn Franse ballingsoord. Hij stelde zich, ondanks zijn alliantie met Franjieh, boven het gekibbel rond Syrië en zette zijn Libanees patriotisme en maronitische identiteit centraal in zijn programma. Hij beloofde - nogal tegenstrijdig met zijn juist afgesloten opportunistische maronitische alliantie - een “politieke tsunami in Libanon door een einde te maken aan het confessionalistische feodale politieke systeem en het land schoon te vegen van corruptie en cliëntelisme”.139 In werkelijkheid speelde hij de toenadering van de andere christelijke leiders tot de 14 Maartcoalitie uit door zichzelf te profileren als beschermer van de maronieten tegenover de druzen en soennieten. Bovendien hadden de christenen al in een eerste ronde massaal de verkiezingen voor de parlementsleden in Beiroet geboycot als antwoord op de 14 Maartbeweging van al-Hariri die werd gezien als enkel de soennieten te vertegenwoordigen.140
135
Naar het ‘Ontwikkelings- en Verzetsblok’ wordt in de pers dikwijls verwezen als ‘Loyaliteit aan het Verzet-blok.’ 136 Tayyar al-Mustaqbal 137 Carnegie Endowment for International Peace, “Lebanon”, Arab Political Systems, bezocht op 30 maart 2008, p.15-17. 138 al-Tayyar al-Watani al-Hur 139 Peter SPEETJENS, “Libanon is weer de oude: Eerste vrije verkiezingen na vertrek Syriërs nog altijd voorspelbaar.”, de Standaard Online, 28 Mei 2005. 140 International Crisis Group, ‘Lebanon: managing the gathering storm’, Middle East Report N°48, 5 december 2005, p. 9 ; "Zoon Hariri wint Libanese parlementsverkiezingen.”, De Standaard Online, 30 mei 2005.
38
De Rafiq al-Hariri Martelaarslijst wist 72 zetels te behalen in het 128koppige Libanese parlement. De Amal/Hezbollah-coalitie haalde 35 zetels, de coalitie rond generaal Aoun 21. Vooral de score van generaal Aoun was opmerkelijk want hij kreeg een groot deel van de christelijke stemmen achter zich ten nadele van de christelijke leiders die zich aangesloten hadden bij alHariri die door het merendeel van de christenen als te soennitisch bevonden werd.141 In juli 2005 startte de nationale eenheidsregering onder leiding van premier Siniora, een voormalig medestander van Rafiq al-Hariri en minister van financiën in diens regering. De 14 Maartbeweging van Saad al-Hariri, kreeg 15 ministerportefeuilles, de sjiieten van Amal en Hezbollah 5 en de aanhangers van Emile Lahoud 4.142 Hezbollah zorgde voor een politieke aardverschuiving door zich samen met Amal in te schrijven in een nationale eenheidsregering. Via hun deelname waren alle belangrijke religieus-politieke groepen van Libanon vertegenwoordigd in de regering en leek de consensus teruggekeerd in de Libanese politiek. De deelname van Hezbollah aan de in hoofdzaak antiSyrische regering werd oorspronkelijk door analisten geïnterpreteerd als de benadrukking van de Libanees-nationalistische koers van de partij.143 Maar Hezbollah besefte vooral dat als het zijn macht wou behouden, meer bepaald zijn gewapende status, het zijn politieke invloed moest vergroten en dit kon enkel door volledig deel uit te maken van het Libanese politieke bestel. Met de huidige situatie in het achterhoofd kan deze zet door de Hezbollah-Amal-alliantie
141
Esther PAN, “Lebanon: Election Results”, Council on Foreign relations, 20 juni 2005 ; “AntiSyrische coalitie wint”, De Standaard Online, 21 juni 2005. Om tot dit resultaat te komen, had Hezbollah zich nog meer dan in vorige verkiezingen het confessionalistische systeem van Libanon eigen gemaakt door zijn stemmen te maximaliseren via wisselende allianties per kiesdistrict. Zo stond Hezbollah op dezelfde lijst als Hariri in Beiroet waar de soennieten sterk stonden, op dezelfde lijst met Jumblatt in het Aley-Baabda kiesdistrict waar de druzen sterk vertegenwoordigd zijn en samen met Aoun in maronitische gebieden. Hezbollah zou in de sjiitische gebieden: Zuid-Libanon en de Bekaavallei, respectievelijk 80 en bijna 50% van de stemmen krijgen. (Abbas William SAMII, “A Stable Structure on Shifting Sands: Assessing the Hizbullah-Iran-Syria”, The Middle East Journal, Vol.62, Iss.1, winter 2008 ; Vali NASR, The shia revival: how conflicts within Islam will shape the future, W.W. Norton & Company, London & New York, 2006, p.181.) 142 Alfred B.PRADOS, “Lebanon”, CRS Report for Congress, 24 juli 2006, p.10. Eén lid van Hezbollah werd minister, een geallieerde van Hezbollah werd minister en de minister van buitenlandse zaken, Fawzi Salloukh, werd ondersteund door Hezbollah. Tijdens de eindfase van de burgeroorlog was de sjiitische Salloukh een raadgever van ayatollah Muhammad Mahdi Shams ed-Din, president van de Hoge Islamitische Sjiitische Raad. Van 1994 tot 1995 was hij ambassadeur voor Libanon in België en sinds 1998 staat hij aan het hoofd van de islamitische universiteit van Beiroet (CV Fawzi Salloukh, bezocht op 23 september 2008 (via http://www.lebanonwire.com/prominent/current_ministers/salloukh_fawzi.asp) ; Yitzhak NAKASH, Reaching for Power: The Shi’a in the Modern Arab World, Princeton University Press, Princeton & Oxford, 2006, p.126 ; International Crisis Group, ‘Lebanon: managing the gathering storm’, Middle East Report N°48, 5 december 2005, p.25) 143 Vali NASR, The shia revival: how conflicts within Islam will shape the future, W.W. Norton & Company, London & New York, 2006, p.234.
39
eveneens gezien worden als een strategische politieke zet om indien nodig een handrem te hebben op de Libanese regering.
b. Het Hariri-tribunaal: de internationalisering van de Libanese soennitischsjiitische polarisering rond Syrië
De nationale politiek die zich opgedeeld had in voor- en tegenstanders van Syrië maakte de connectie met de internationale politieke strijd rond Syrië in het kader van de War on Terror door het laten overnemen door de VN van het juridische proces rond de moordaanslag op Rafiq al-Hariri en de uitbreiding tot alle moordaanslagen die een band vertoonden met deze. In VNVR-resolutie 1595 van 7 april 2005 veroordeelde de Veiligheidsraad nogmaals de bomaanslag op Rafiq al-Hariri en besliste om een onafhankelijke internationale onderzoekscommissie op te richten in Libanon ter ondersteuning van het onderzoek van de Libanese autoriteiten. Dit gebeurde nadat een VN-fact finding mission had vastgesteld dat de Libanese autoriteiten onmogelijk zelf de juridische klus konden klaren.144 De VN gingen volgens Samar al-Masri eveneens in op deze vraag in het kader van de strijd tegen het terrorisme want de aanslag op al-Hariri werd door de VN gecatalogeerd als een terroristische aanslag die steun van de Verenigde Naties legitimeerde.145 Het engagement van de VN zette het vuur terug aan de lont en er volgde een nieuwe reeks van aanslagen tegen anti-Syrische personen in Libanon.146 De strijd rond de positie van Syrië binnen Libanon tussen het 8 Maarten 14 Maartblok breidde zich uit tot de vraag of een lokale rechtbank - het standpunt van 8 Maart -, dan wel een VN-tribunaal diende de moord op Rafiq alHariri te behandelen. Voor de sjiitische oppositie kwam de Libanese soevereiniteit in het gedrang en werd zo de deur opengezet voor Westerse inmenging in Libanon.147 144
VN-Veiligheidsraad-resolutie 1595 (via http://www.un.org/Docs/sc/unsc_resolutions05.html) ; Alfred B.PRADOS, “Lebanon”, CRS Report for Congress, 24 juli 2006, p.5. In het internationale recht bestaat de mogelijkheid om een zaak van internationaal belang zoals misdaden tegen de menselijkheid te laten vervolgen op internationaal niveau indien het land waar de misdaden gebeurden of waarvan de daders afkomstig waren niet willen of kunnen vervolgen, de instelling van het Internationaal Strafgerechtshof is hiervan een instrumentalisering. 145 Samar EL-MASRI, “The Hariri tribunal: politics and international law”, Middle East Policy, Vol.15, Iss.3, herfst 2008. Voor meer info over de strijd van de VN tegen het terrorisme: http://www.un.org/sc/ctc/action.html (Security Council Counter-Terrorism Committee). 146 Zoals journalist Samir Kassir (2 juni 2005) en politici: George Hawi (21 juni 2005), Gibran Tueni (12 december 2005, Pierre Gemayel (21 november 2006), Walid Eido (13 juni 2007).(“Bekend Libanees journalist vermoord in Libanon”, De Standaard Online, 2 juni 2005), “Beirut bomb kills anti-Syrian MP”, Al-Jazeera.net, 13 juni 2007 ; “Anti-Syrische politicus vermoord in Libanon”, De Standaard Online, 21 juni 2005.) 147 Samar EL-MASRI, “The Hariri tribunal: politics and international law”.
40
De druk op Syrië en op de pro-Syrische strekking binnen Libanon werd opgevoerd door de onafhankelijke internationale onderzoekscommissie onder leiding van Detlev Mehlis. In augustus 2005 bracht de commissie in de media naar buiten dat 3 vroegere chefs van de Libanese veiligheidsdiensten en 1 oudparlementslid, Syrische proxies met nauwe banden met Lahoud, verdachten zijn in de moordzaak op al-Hariri.148 Dit had als onmiddellijk gevolg dat de druk werd opgevoerd op de pro-Syrische Lahoud om af te treden als president.149 In een nieuw rapport van oktober 2005 werd Syrië onvoldoende medewerking verweten en werden nu ook rechtstreeks hooggeplaatste Syriërs in verband gebracht met de moordaanslag, waaronder het hoofd van de Syrische inlichtingendienst, Asef Shawkat, de schoonbroer van Bashar al-Asad, en Bashars jongere broer Maher al-Asad.150 Daarop nam de Veiligheidsraad resolutie 1636 aan die Syrië opriep om volledig mee te werken aan het onderzoek. Een nieuw rapport in december 2005 sprak van 19 verdachten en de betrokkenheid van de top van de Libanese veiligheidsdiensten. De slechte medewerking van Damascus, ondanks resolutie 1636, werd opnieuw bevestigd.151 Na dit laatste rapport vroeg premier Siniora de VN om een internationaal tribunaal te installeren ter berechting van de verantwoordelijken van de moordaanslag op al-Hariri en om het mandaat van de commissie uit te breiden tot alle terroristische aanslagen die sinds 1 oktober 2004 in Libanon waren gepleegd. De internationalisering van de berechting van de daders van de moordaanslagen werd door de regering Siniora afgeschilderd als een noodzaak. Dit vanwege de politieke gevoeligheid die er bestaat in Libanon in deze zaak wegens de band tussen de daders en Syrië en de polarisering rond Syrië binnen Libanon. De regering Siniora vreesde dat een Libanees assisenproces de aanleiding zou kunnen zijn voor een interne politieke escalatie en een vergroting van de spanningen tussen de religieuze groepen.152 Bovendien dacht de Libanese regering problemen te krijgen met het verzekeren van de veiligheid van getuigen, rechters en advocaten. De VN-Veiligheidsraad willigde het verzoek van de Libanese regering, waar nog steeds Hezbollah en Amal deel van uitmaakten, in en bekrachtigde zijn besluit via resolutie 1664 van 29 maart 2006, zonder zich evenwel te binden aan een tijdslimiet.153 De VN ging met resolutie 1664 wel akkoord met het geven van een Libanees karakter aan dit internationaal tribunaal aangezien intern in Libanon een puur internationaal tribunaal onaanvaardbaar was. Dit zou gebeuren via een tribunaal met 148
Sinds het begin van de VN-commissie zitten deze vier in een Libanese cel in voorhechtenis. (“More time sought in Hariri inquiry”, Al-Jazeera.net, 9 april 2008.) 149 Alfred B.PRADOS, “Lebanon”, CRS Report for Congress, 24 juli 2006, p.6. 150 David W. LESCH, “Countries at the Crossroads 2007, Country Report: Syria”, Freedomhouse.org, 2007, p.1-2. 151 Philippe DROZ-VINCENT, “Quel processus de démocratisation au Liban ?”, MaghrebMachrek, Paris, Choiseul, numéro 192, zomer 2007,p.28 ; Alfred Alfred B.PRADOS, “Lebanon”, CRS Report for Congress, 24 juli 2006, p.7. 152 Pieter KOEKENBIER, “Balancing Lebanon”, Conflict Studies Research Centre, Middle East Series 07/03, januari 2007, p.3. 153 VN-Veiligheidsraad-resolutie 1664 (via http://www.un.org/Docs/sc/unsc_resolutions06.html)
41
internationaal karakter waarin Libanese magistraten naast internationale zouden zetelen en waar rekening zou worden gehouden met het Libanese constitutionele recht.154 Het zou de eerste maal zijn dat er een VN-tribunaal ter berechting van terrorisme zou komen. Voordien werden VN-tribunalen geassocieerd met oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid, met etnische zuiveringen en genocide zoals dit het geval was in de bloedige conflicten in Rwanda, Bosnië, Sierra Leone. De instelling van een VN-tribunaal voor enkele moorden had zeker niet de perceptie mee dat de VN hier handelde als een neutrale organisatie. De VN was sinds het uit de gratie vallen van Syrië bij het Westen een instrument geweest om druk uit te oefenen, in het bijzonder door Frankrijk en de VS.155 Maar langs de andere kant heeft terrorisme te zien met het creëren van vrees bij de bevolking of een deel ervan156, waardoor het een heleboel mensen raakt en de impact niet beperkt blijft tot de slachtoffers van de daden. Dat was zeker beoogd met de moord op Rafiq al-Hariri die openlijk oppositie voerde tegen Syrië en wat bevestigd werd door de daarop volgende politieke moorden tegen antiSyrische personaliteiten. De verhoudingen tussen de internationale onafhankelijke onderzoekscommissie en Syrië verbeterden toen Detlev Mehlis vervangen werd door Serge Brammertz in januari 2006. Brammertz rapporten waren diplomatischer geformuleerd tegenover Syrië, wat zorgde voor een verbetering van de samenwerking tussen Damascus en de onderzoekscommissie.157 Enkele dagen voor de Libanese regering een draft van een VNdocument zou bespreken over het opzetten van het tribunaal voor de moord op Rafiq al-Hariri stapten in november 2006 de vijf sjiitische en pro-Syrische ministers op uit de regering Siniora. Maar in feite was de instelling van het VNtribunaal slechts de druppel die de emmer deed overlopen, het was immers al langer duidelijk dat het tribunaal er sowieso zou komen. Het opstappen van de sjiieten uit de regering werd vooral ingegeven door een verziekte sfeer na de zomeroorlog tussen Hezbollah en Israël. Na deze ‘overwinning’ wou Hezbollah zijn toegenomen prestige verzilverd zien in een vetorecht voor de oppositie binnen de regering.158 Het vertrek van de sjiieten uit de regering Siniora verhinderde niet dat er een akkoord kwam over het opzetten van een Speciaal Tribunaal voor Libanon eind januari, begin februari 2007 tussen de Libanese regering en de VN. De politieke blokkering zorgde er evenwel voor dat de sjiitische parlementsvoorzitter, Nabih Berri, het parlement niet liet samenkomen om het 154
Samar EL-MASRI, “The Hariri tribunal: politics and international law”, Middle East Policy, Vol.15, Iss.3, herfst 2008. 155 Pieter Koekenbier stelt zelfs dat voor de oppositie, onder leiding van Hezbollah, en voor Syrië het tribunaal op zichzelf geen probleem was, enkel het politieke gebruik ervan stootte hen tegen de borst. (Pieter KOEKENBIER, “Balancing Lebanon”, p.3.) 156 Samar EL-MASRI, “The Hariri tribunal: politics and international law”. 157 Alfred B.PRADOS, “Lebanon”, p.9. 158 “Hezbollah ministers quit cabinet”, BBC N ews, 12 november 2006.
42
akkoord te ratificeren. Ondanks de politieke verlamming van Libanon zette de VN de procedure tot het opzetten van een tribunaal verder zonder officiële Libanese inspraak. Dit was mogelijk aangezien onder hoofdstuk VII van het Handvest van de VN deze autonoom kan optreden zonder de toestemming van de lidstaat, als het om een bedreiging van de internationale vrede en veiligheid gaat. Op 30 mei 2007 werd resolutie 1757 aangenomen door de VNVeiligheidsraad die besliste om een Speciaal Tribunaal voor Libanon op te richten onder hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties, zonder een startdatum voorop te stellen. De inbreng van Libanon voor het Tribunaal werd teruggeschroefd, structureel, maar ook doordat de zetel van het Tribunaal zou gevestigd worden buiten Libanon. Syrië liet bij monde van Minister van Buitenlandse Zaken Walid Muallem, onmiddellijk weten dat het niet zou samenwerken met het tribunaal. Hezbollah veroordeelde onmiddellijk de oprichting van het Tribunaal door de VN als een aantasting van de Libanese soevereiniteit.159 Het feit dat de VN het Tribunaal duidelijk tegen de zin van de sjiitische politieke leiders oprichtte, zorgde opnieuw voor een delegitimatie van de organisatie voor een deel van de Libanese bevolking. In deze actie werd de bevestiging gezien van de VN als een instrument van het Westen en meer bepaald voor de VS en de EU. Op 26 juli 2007 werd een fonds gecreëerd om het Tribunaal te financieren via donaties van de lidstaten. In augustus 2007 werd overeengekomen dat Nederland het gastland zou zijn voor het tribunaal dat oorspronkelijk gepland was om in juni 2008 van start te gaan in Den Haag. In december 2007 startte de selectie van de rechters en de aanklager, vier van de elf rechters zouden Libanezen zijn. In maart 2008 was de selectieprocedure voor de aanklager en rechters beëindigd. In februari 2008 kondigde de secretaris-generaal van de VN, Ban Kimoon, aan dat ook de financiële kant van het tribunaal rond was. Deze belangrijke stap in het opzetten van het tribunaal kwam er mede door de gulle bijdragen van de VS. De oorspronkelijk inbreng van $7 miljoen van de VS werd in februari 2008 meer dan verdubbeld tot 16$ miljoen dollar. De milde gift van de VS wierp natuurlijk opnieuw een schaduw over het speciale VN-tribunaal voor Libanon. Het werd de tegenstanders wel heel gemakkelijk gemaakt om het tribunaal af te doen als een pion in de politieke strijd tussen de VS en Syrië en in uitbreiding tegen Hezbollah en Iran.160 159
VN-Veiligheidsraad-resolutie 1757 (via http://www.un.org/Docs/sc/unsc_resolutions07.html) ; “Al-Hariri UN court comes into force”, Al-Jazeera.net, 10 juni 2007 ; Samar EL-MASRI, “The Hariri tribunal: politics and international law”, Middle East Policy, Vol.15, Iss.3, herfst 2008 ; Gianluca SERRA, “Special Tribunal for Lebanon, a Commentary on its Major Legal Aspects”, International Criminal Justice Review, Volume 18, Number 3, september 2008, p.345. 160 “Hariri-tribunaal komt naar Nederland”, De Standaard Online, 17 augustus 2007 ; “Daily press briefing by the offices of the spokesperson for the secretary-general and the spokesperson for the general assembly president”, UN Departement of Public Information, 14 februari 2008 ; Samar EL-MASRI, “The Hariri tribunal: politics and international law” ; Laurence DE GRAEVE, “Hariri”, Newsletter International Society for Military Law and the Law of War, januari/februari/maart 2008 ; Michael BLUHM, “Analysts: Arab summit won’t affect
43
In januari 2008 nam Daniel Bellamare de leiding van de onderzoekscommissie over van Brammertz. Nadat de onderzoekscommissie zijn werk voltooid heeft, zal het tribunaal ook van start gaan met Bellamare als aanklager.161 In de huidige Libanese situatie waar er opnieuw pogingen tot nationale dialoog worden ondernomen tussen de verschillende partijen, stelt het al-Haririproces het probleem dat het terug de polarisering tussen beide grote kampen zou kunnen aanwakkeren.
Lebanon”, The Daily Star, 27 februari 2008 ; Gianluca SERRA, “Special Tribunal for Lebanon, a Commentary on its Major Legal Aspects”. 161 “More time sought in Hariri inquiry”, Al-Jazeera.net, 9 april 2008.
44
7. De strijd tussen soennieten en sjiieten om de macht in Libanon De oorspronkelijk op de status van Syrië toegespitste tegenstelling tussen soennieten en sjiieten zou evolueren in een tweestrijd om de macht in Libanon. Tegelijk verschenen de christenen terug op het Libanese politieke toneel. In het huidige post-Syrische confessionalistische politieke systeem kregen zij de sleutel van de Libanese politiek in handen als swing voters tussen sjiieten en soennieten, maar momenteel zijn ze verdeeld over de soennitische en sjiitische strekking. De christenen zien zichzelf als degenen die de onderlinge strijd tussen de verschillende strekkingen binnen de moslims overstijgen vanuit hun Libanees-nationalistische ideologie waarvan ze sinds het ontstaan van de staat Libanon de vaandeldragers zijn. Generaal Aoun, de belangrijkste leider van de maronieten, zegt hierover het volgende: “The Christians are the only ones who can live together with Sunni, Shiite and Druze. There are no mixed villages with Sunnis and Shiites. Only the Christians live with all. Therefore, if you really want a solution for Lebanon, you have to discuss with the Christians to gain the confidence of all parties. That’s the lesson of centuries of experience in Lebanon and Arab history. Sunni and Shiite cannot live together. Christians are needed.”162
a. De samenwerking tussen Hezbollah en de Aoun-beweging
De Syrische de facto overheersing van Libanon van 1990 tot 2005 had gezorgd voor de politieke marginalisering van de maronieten. De leiders van de drie belangrijkste maronitische partijen na de burgeroorlog, waren in verschillende mate gekant tegen de Syrische aanwezigheid in Libanon maar werden langs de kant gezet door Damascus. Michel Aoun van de Vrije Patriotische Beweging ging in ballingschap in Frankrijk vanaf 1991. De leider van de falangisten die zich herdoopt hadden in Kataeb, oud-president Amine Gemayel, was ook eerst in ballingschap in Frankrijk en vervolgens in de VS. Samir Geagea, de leider van de Libanese Krachten, was veroordeeld tot levenslange opsluiting en zat sinds 1994 zijn straf uit in de kelders van het Ministerie van Defensie. Gemayel kwam terug naar Libanon in 2000. Aoun kwam terug op het Libanese politieke toneel na het vertrek van Syrië in april 2005 en Geagea na een amnestiewet na de verkiezingen van 2005.163 162
International Crisis Group, ‘Lebanon: managing the gathering storm’, Middle East Report N°48, 5 december 2005, p. 19. 163 Nadim HASBANI, “Liban: crise politique sur fond de nouveau partage du pouvoir”, Politique étrangère, 1:2007, p.49 ; “Who’s who in Lebanese politics”, Al-Jazeera.net, 12 juli 2007 ;
45
In de aanloop naar de verkiezingen van 2005 legde Aoun de oude christelijke eis op tafel voor een verkleining van de kieskringen maar daar wilden de soennieten, sjiieten en druzen niets van weten. Daarop sprong de grote alliantie die in de maak was tussen Aoun en de 14 Maartbeweging af en ging hij op eigen kracht naar de verkiezingen, contradictorisch gesteund door enkele proSyrische politici vanuit politiek opportunistische redenen.164 De overwinning van de 14 Maartcoalitie was ondanks de algemene verontwaardiging rond de moordaanslag op Rafiq al-Hariri toch minder groot dan verwacht en dit kwam grotendeels door de sterke score van het Aoun-blok. Aoun behaalde 21 verkozenen165 op de 64 die voor christenen waren opengesteld en dit ongeveer op eigen kracht, wat uitzonderlijk was in het Libanese systeem van kiesverbindingen tussen de belangrijkste leiders van de religieuze groepen. In Beiroet hadden de christenen massaal de eerste verkiezingsronde geboycot omdat de sterke positie van de soennieten en de kiesverbinding met de ‘oude’ christelijke politieke leiders alle christelijke verkozenen al op voorhand zeker waren van hun mandaat. Mede vanwege deze soennitische dominantie en de verbinding van de ‘oude’ christelijke leiders met hen, kon Aoun op extra steun rekenen in kiesdistricten waar de strijd opener was. Maar ondanks zijn sterke score viel Aoun terug uit de boot toen hij te veel portefeuilles opeiste in het nieuwe Libanese eenheidskabinet.166 Aoun zag zichzelf na zijn verkiezingsoverwinning als de belangrijkste vertegenwoordiger van de maronitische christenen. Daarom ambieerde hij ook openlijk het presidentschap dat weggelegd was voor een maroniet. Maar hij kon zijn sterke score niet verzilveren aangezien zijn belangrijkste tegenstanders van tijdens de burgeroorlog, Walid Jumblatt167 en de maronitische Samir Geagea, samen in het 14 Maartkamp zaten en zijn kandidatuur niet wilden steunen.168 Daarop keerde hij zich dan maar naar het andere kamp, in de goede Libanese traditie van politieke allianties à la carte. Er zou een toenadering volgen tussen de Vrije Patriotische Beweging van Aoun en Hezbollah. Het controversiële karakter van deze toenadering mag wel duidelijk zijn aangezien generaal Aoun als maroniet de natuurlijke vijand was van de sjiieten van Hezbollah en Amal tijdens de Libanese burgeroorlog. Bijkomend werd Aoun tijdens de burgeroorlog gesteund door Irak dat de felste opponent van Syrië en Iran was en bijgevolg een natuurlijke vijand van het door Syrië bijgestane Amal en het door Iran International Crisis Group, “La nouvelle équation Libanaise: le rôle central des chrétiens”, Rapport Moyen-Orient N°78, 15 juli 2008, p.3. 164 Ibid., p.6-7. 165 Nadim HASBANI, “Liban: crise politique sur fond de nouveau partage du pouvoir”, p.49. 166 International Crisis Group, “La nouvelle équation Libanaise: le rôle central des chrétiens”, Rapport Moyen-Orient N°78, 15 juli 2008, p.7. 167 Die voor de Syrische terugtrekking de Syrische aanwezigheid steunde. (“Who’s who in Lebanese politics”, Al-Jazeera.net, 12 juli 2007.) 168 Nadim HASBANI, “Liban: crise politique sur fond de nouveau partage du pouvoir”, Politique étrangère, 1:2007, p.50.
46
ondersteunde Hezbollah. De toenadering tussen Aoun en Nasrallah was ook bijzonder aangezien Aoun mee de pen had vastgehouden voor eerst de Amerikaanse Syria Accountability and Lebanese Sovereignty Act van oktober 2003 en vervolgens van de door de VS gesponsorde resolutie 1559 rond de ontwapening van milities die in feite opriep tot de ontwapening van Hezbollah.169 Maar Aoun, die oorspronkelijk de steun van de VS kreeg, had zich na zijn terugkeer in de Libanese politiek al wat gedistantiëerd van de Bushadministratie. Hij ging niet akkoord met het Amerikaanse beleid dat de soennieten bevoordeelde in Libanon terwijl de Amerikanen volgens hem hun natuurlijke vrienden, de christenen, dienden te steunen.170 De leider van Hezbollah, Hassan Nasrallah, zag in de populariteit van Aoun bij de maronieten de mogelijkheid om het nationalistische karakter van zijn eigen beweging te versterken.171 Bovendien zou de christelijke achterban van Aoun mee kunnen zorgen voor het doorbreken van de meerderheid van de 14 Maartbeweging en een versterking vormen voor het kamp dat het behoud van de gewapende vleugel van Hezbollah nastreefde. Op 6 februari 2006 werd een samenwerkingsakkoord afgesloten tussen de Vrije Patriotische Beweging van generaal Aoun en Hezbollah, het Memorandum172 van Wederzijds Begrip. Analisten stellen dat de overeenkomst met Hezbollah wel zorgde voor een beperkt verlies aan populariteit onder zijn christelijke kiezers maar dit verlies was zeker niet groot vanwege het gebrek aan valabele alternatieven voor zijn achterban. De rede haalde het op de ideologie aangezien deze politieke zet zorgde voor een versterking van zowel le général als Hezbollah.173 Het Memorandum stelde dat er een nieuwe nationale dialoog moest komen tussen de verschillende partijen in Libanon rond alle zaken met een nationaal karakter die consensus vereisten. Hiermee werd de Libanese consensuspolitiek die verdwenen was na de polarisering tussen soennieten en sjiieten rond Syrië, herbevestigd of misschien zelfs heringevoerd. Verder werd opgeroepen tot het opstellen van een moderne kieswet die de rol van de politieke partijen zou moeten activeren en de invloed van geld en extremisme tussen de religieuze gemeenschappen, verminderen. Wel werd het systeem van 169
Yann RICHARD, Shi’ite Islam: Polity, Ideology, and Creed, trans. Antonia Nevill, Blackwell, Oxford & Cambridge, 1995, p. 138 ; International Crisis Group, “La nouvelle équation Libanaise: le rôle central des chrétiens”, Rapport Moyen-Orient N°78, 15 juli 2008, p.8. 170 International Crisis Group, “La nouvelle équation Libanaise: le rôle central des chrétiens”, Rapport Moyen-Orient N°78, 15 juli 2008, p.9. 171 “Iran’s tool fights America’s stooge - Lebanon; Lebanon”, The Economist, Vol. 387, Iss. 8580, 17 mei 2008, p.36. 172 Een memorandum omdat de titel ‘akkoord’ als te bindend werd gezien door beide partijen. (Alfred B.PRADOS, “Lebanon”, CRS Report for Congress, 24 juli 2006, p.11.) Aoun zelf spreekt liever niet over een politiek akkoord maar over een entente tussen zijn Vrij Patriotisch Front en Hezbollah. (Frédéric DOMONT, Général Aoun : Une certaine vision du Liban, Fayard, 2006, p.110) 173 “Iran’s tool fights America’s stooge - Lebanon; Lebanon”, The Economist, Vol. 387, Iss. 8580, 17 mei 2008, p.36.
47
representatie volgens quota niet automatisch over boord gegooid. Dit om de deur open te laten voor het behoud van een zekere macht voor de maronieten aangezien een puur proportioneel representatief kiessysteem hoofdzakelijk in het voordeel van de sjiieten zou zijn. De maronieten zijn immers nog steeds oververtegenwoordigd als gemeenschap op politiek vlak door het confessionalistische systeem in Libanon. Het Memorandum veroordeelde de politieke moordaanslagen sterk maar stelde dat het onderzoek diende te gebeuren in overeenstemming met officieel goedgekeurde mechanismes.174 Hiermee doelden Aoun en Nasrallah op het komen tot een consensus binnen de Libanese politiek over hoe het onderzoek dient te gebeuren, een consensus die er momenteel niet is rond de instelling van het VN-tribunaal. Een punt dat heel expliciet benaderd wordt in het memorandum is de gewapende status van het Islamitische Verzet, de militie van Hezbollah. Het document legt de legitimatie van het behoud van de wapens van Hezbollah in de bezetting van de Shebaa Farms door Israël, het bevrijden van Libanese gevangenen in Israëlische gevangenissen en het afwezig zijn van een nationale dialoog om een nationale defensiestrategie te formuleren om Libanon te beschermen tegen Israël.175 Via het Memorandum krijgt Hezbollah dus een bijkomende legitimering van zijn wapens en dit vanuit maronitisch christelijke hoek. Het ondersteunen van een gewapend Hezbollah naast het Libanese nationale leger lijkt tegengesteld aan het streven naar een sterke nationale staat dat altijd een kerneis was van de christelijke politieke strekkingen. In ‘Général Aoun, Une certaine vision du Liban’ legt le général uit dat het bepalen van de omstandigheden van het behoud van Hezbollahs wapens tegelijk de ontwapening van de sjiitische organisatie bevestigd als een finaliteit. Het was zijn bedoeling om de gewapende status bespreekbaar te maken binnen het politieke kader van een Nationale Dialoog. Tijdens deze Dialoog zou dan een nationale defensiestrategie opgesteld worden. Aoun zag in deze nationale defensiestrategie een manier om het gezag over de wapens van het Islamitische Verzet op nationaal niveau te brengen en een opening te laten voor een vorm van volksverzet.176 In het Memorandum kreeg de Aoun-beweging voor zijn steun aan een gewapend Hezbollah eveneens de toezegging177 dat de LibaneesSyrische relaties dienden genormaliseerd te worden en verbeterd op basis van gelijkheid en wederzijds respect voor elkaars soevereiniteit. “De Libanese soevereiniteit moet versterkt worden door het vastleggen van de grenzen tussen Libanon en Syrië en dit via de institutionalisering van de relaties tussen de 174
Memorandum of Joint Understanding between Hezbollah and the Free Patriotic Movement, 6 februari 2006. (via http://www.mideastmonitor.org/issues/0602/0602_3.htm) 175 Memorandum of Joint Understanding between Hezbollah and the Free Patriotic Movement. Daarnaast zou Hezbollah zijn wapens niet willen afgeven vanwege de Israëlische weigering kaarten met achtergelaten mijnen te geven en vanwege de Israëlische schendingen van Libanees grondgebied. (Jawad BOULOUS, “National Dialogue in Lebanon”, Middle East Institute, 26 september 2006. (via http://www.mideasti.org/summary/national-dialogue-lebanon)) 176 Frédéric DOMONT, Général Aoun : Une certaine vision du Liban, Fayard, 2006, p.110-111. 177 De relaties tussen Aoun en de heersende al-Assads in Syrië zijn nog steeds onderkoeld vanwege de Syrische verjaging van Aoun uit Libanon op het einde van de burgeroorlog.
48
officiële overheden van Libanon en Syrië in plaats van tussen groepen en individuen.”178 Hezbollah gaat hiermee in tegen het Syrische beleid dat Libanon altijd beschouwde als onderhorig gebied. Een beleid waarvoor Hezbollah steeds steun leverde onder andere in de pro-Syrische 8 Maartbeweging. Met deze politieke U-turn onderschrijft de beweging van Nasrallah nu mee het christelijke Libanese nationalisme. Na het Memorandum werden de presidentsambities van Aoun nu mee ondersteund door regeringspartij Hezbollah. Dit zorgde in de lente van 2006 voor een grote druk op president Emile Lahoud om af te treden. Voordien had de 14 Maartbeweging al aangedrongen op zijn opstappen vanwege beschuldigingen aan zijn adres in het kader van het juridisch onderzoek binnen de al-Haririmoordzaak, bovendien boycotte de internationale Westerse gemeenschap hem ook al. Toch kwam er geen eensgezindheid binnen de eenheidsregering over een opvolging van Lahoud, aangezien de 14 Maartmeerderheid een president wou uit eigen rang. Lahoud trad niet af en als tegenreactie doorbrak hij het consensuele aspect van zijn functie door in te gaan tegen de regering, hun hervormingen niet te ratificeren en o.a. de betrekking van de Libanese overheid en gerecht bij de vestiging van het Hariri-tribunaal tegen te houden.179 Mede onder invloed van het Memorandum van Wederzijds Begrip tussen de Aoun-beweging en Hezbollah ging er een nationale dialoog van start in Libanon op 2 maart 2006 tussen de 8 Maart- en 14 Maartcoalities. In deze dialoog werden de punten uit het Aoun-Hezbollah-Memorandum op de agenda gezet en bediscussieerd. De belangrijkste Libanese politici probeerden samen om uit de politieke impasse rond de opvolging van Lahoud te komen en het op til staande VN-tribunaal. Er werd ook gesproken over de wapens van Hezbollah, de demarcatie van de grens met Syrië en de Shebaa Farms. Maar er werd enkel overeenkomst bereikt rond minder essentiële punten zoals de ontwapening van Palestijnen buiten hun kampen en diplomatieke relaties met Syrië. De bijeenkomsten van deze Libanese ‘Raad van Wijzen’ werden afgebroken door de zomeroorlog tussen Israël en Hezbollah.180
178
Memorandum of Joint Understanding between Hezbollah and the Free Patriotic Movement. Béatrice PATRIE & Emmanuel ESPAÑOL, “Le Liban en péril?”, Maghreb-Machrek, Paris, Choiseul, numéro 192, zomer 2007, p.8-9. 180 Alfred B.PRADOS, “Lebanon”, CRS Report for Congress, 24 juli 2006, p.11 ; Joseph ALAGHA, “The Israeli-Hizbullah 34-day war: causes and consequences”, Arab Studies Quarterly, Vol.30, Iss.2, lente 2008 ; Philippe DROZ-VINCENT, “Quel processus de démocratisation au Liban ?”, Maghreb-Machrek, Paris, Choiseul, numéro 192, zomer 2007,p.32. 179
49
b. De zomeroorlog van 2006 tussen Hezbollah en Israël: de versterking van de positie van Hezbollah Met de zomeroorlog van juli-augustus 2006181 probeerde Israël Hezbollah militair uit te schakelen met als consequentie dat Hezbollah politiek zwakker zou komen te staan in Libanon en dat de Libanese overheid effectief zou kunnen zorgen voor de veiligheid in het zuiden van het land. Dit met als bedoeling dat het Islamitische Verzet geen onmiddellijke bedreiging meer zou vormen voor het noorden van Israël. Officieus kwam de Israëlische militaire actie er om twee door het Islamitische Verzet gevangen genomen Israëlische militairen vrij te krijgen182, maar de disproportionaliteit van de actie liet uitschijnen dat deze bedoeld was om het Islamitisch Verzet een definitieve slag toe te brengen. De oorlog startte op 12 juli 2006 en eindigde officieel op 14 augustus 2006 nadat op 11 augustus de VN-Veiligheidsraad had opgeroepen tot het stoppen van de vijandelijkheden in resolutie 1701.183 De oorlog maakte in Libanon 1200 burgerslachtoffers, 4000 gewonden, 1 miljoen vluchtelingen en honderdduizenden Libanese burgers werden dakloos. 44 Israëlische burgers kwamen om, er vielen 5000 Israëlische gewonden en 2 miljoen Israëli’s moesten hun huizen verlaten voor de rakettenregen van het Islamitische Verzet. De totale schade van de oorlog wordt op 1,5 miljard dollar geraamd voor Libanon en 6 miljard dollar voor Israël.184 Maar doordat Hezbollah de Israëlische actie 181
De Israëlische overheid noemde de oorlog de Tweede Libanese Oorlog. Met deze naam wilden ze benadrukken dat Hezbollah gezien wordt als deel van de Libanese regering. In de Israëlische redenering treedt de Libanese overheid niet op tegen Hezbollah en is ze medeplichtige van de sjiitische organisatie door deze op te nemen in een regering wat maakt dat ook zij een legitiem doelwit worden. (http://www.mfa.gov.il/MFA/History/Modern+History/Israel+wars/Hizbullah+attack+in+northe rn+Israel+and+Israels+response+12-Jul-2006.htm#policy (“The Second Lebanon War”, bezocht op 29 augustus 2008)) Dit werd in de praktijk omgezet door Israëlische aanvallen tegen de LAF en door de Libanese staat te treffen via de vernietiging van infrastructuur zoals bruggen, de internationale luchthaven van Beiroet en andere strategische doelwitten zoals electriciteitscentrales en olievoorraden. 182 De ontvoeringsactie van Hezbollah binnen Israëlisch gebied die zorgde voor het ontvlammen van de situatie was enkel uitgevoerd met als bedoeling een gevangenenruil te verkrijgen, zoals eerder al het geval was geweest. (Amal SAAD-GHORAYEB, “Hizbollah’s Outlook in the Current Conflict”, Policy Outlook, Carnegie Endowment for International Peace, augustus 2006, p.1-2.) Achteraf sloeg Hassan Nasrallah een mea culpa want hij zou de gevangenneming van 2 Israëlische soldaten niet bevolen hebben indien hij wist dat Israël zo zou reageren. (http://www.mideasti.org/summary/national-dialogue-lebanon (Jawad BOULOUS, ‘National Dialogue in Lebanon’, 26 september 2006); Bilal Y SAAB, “Rethinking Hezbollah’s disarmament”, Middle East Policy, Vol. 15, Iss.3, herfst 2008 ; Joseph ALAGHA, “The IsraeliHizbullah 34-day war: causes and consequences”, Arab Studies Quarterly, Vol.30, Iss.2, lente 2008.) 183 VN-Veiligheidsraad-resolutie 1701 (via http://www.un.org/Docs/sc/unsc_resolutions06.html) 184 “Twelve months of turmoil”, Al-Jazeera.net, 11 juli 2007 ; “Iran’s tool fights America’s stooge - Lebanon; Lebanon”, The Economist, Vol. 387, Iss. 8580, 17 mei 2008, p.36 ; “Lebanon: One year on”, Al-Jazeera.net, 11 juli 2007 ; Joseph ALAGHA, “The Israeli-Hizbullah 34-day war: causes and consequences” ; “Israel-Hizbullah conflict: Victims of rocket attacks and IDF casualties”, bezocht op 29 augustus 2008. (via http://www.mfa.gov.il/MFA/Terrorism-
50
ondanks relatief zware verliezen op het vlak van materieel en personeel185 kon afslaan en doordat de Israëlische actie niet enkel Hezbollahdoelen viseerde maar ook de Libanese overheid, kwam Hezbollah politiek versterkt uit de strijd en bleef hun achterban in het zuiden, die het zwaarste getroffen was, achter de beweging staan. Dit had ook veel te maken met de snelle compensaties die verdeeld werden door de beweging van Nasrallah.186 Met de strijd tegen de IDF, dat zelf verklaarde een oorlog te voeren tegen Libanon en niet enkel tegen Hezbollah, legitimeerde het Islamitisch Verzet zijn rol als verdediger van Libanon juist op een moment dat er via de Nationale Dialoog een groeiende kritiek kwam op het behoud van zijn wapens. De Aounbeweging kwam in het defensief als medestanders van Hezbollah omdat de meeste christenen Hezbollah zagen als de aanstoker van de oorlog. Maar deze negatieve reacties konden gekanaliseerd worden doordat de Aoun-beweging mee de steun organiseerde voor de getroffenen in het sjiitische zuiden, wat dan weer de nationalistische suprasektarische idee die de christenen nauw aan het hart ligt, onderschreef.187 De regering Siniora kwam extra verzwakt uit de strijd want hun Westerse medestanders, in het bijzonder de VS, Frankrijk en Groot-Brittannië, hadden Israël 4 weken met rust gelaten alvorens een oproep tot een staakt-hetvuren te lanceren omdat ze dachten dat Israël eens en voor altijd het probleem van een gewapend Hezbollah zou oplossen.188 Saoedi-Arabië, naast Egypte en Jordanië, had als bondgenoot van de soennieten binnen de regeringsmeerderheid, de actie van Hezbollah tegenover Israël eerst afgekeurd. Officieel gebeurde dit vanwege de gevolgen voor de Libanese bevolking en het terugdraaien van de politieke klok in de regio maar officieus vanuit het gevoel dat de invloed van Iran te groot werd. De Saoedische overheid moest daarop een bocht van 180° nemen toen de publieke opinie zich massaal achter Hezbollah schaarde.189
+Obstacle+to+Peace/Terrorism+from+Lebanon-+Hizbullah/Israel-Hizbullah+conflict+Victims+of+rocket+attacks+and+IDF+casualties+July-Aug+2006.htm) ; Béatrice PATRIE & Emmanuel ESPAÑOL, “Le Liban en péril?”, Maghreb-Machrek, Paris, Choiseul, numéro 192, zomer 2007, p.11-12. 185 Schattingen van een vijfhonderdtal gesneuvelde Libanese strijders tegenover 119 KIA’s bij de IDF (“Israel-Hizbullah conflict: Victims of rocket attacks and IDF casualties”) 186 Béatrice PATRIE & Emmanuel ESPAÑOL, “Le Liban en péril?”, Maghreb-Machrek, Paris, Choiseul, numéro 192, zomer 2007, p.11-12. 187 “Iran’s tool fights America’s stooge - Lebanon; Lebanon”, The Economist, Vol. 387, Iss. 8580, 17 mei 2008, p.36. 188 Nadim HASBANI, “Liban: crise politique sur fond de nouveau partage du pouvoir”, Politique étrangère, 1:2007, p.41 ; Joseph ALAGHA, “The Israeli-Hizbullah 34-day war: causes and consequences”, Arab Studies Quarterly, Vol.30, Iss.2, lente 2008. 189 Gawdat BAHGAT, “Saudi Arabia and the Arab-Israeli Peace Process”, Middle East Policy, Vol.14, Iss.3, herfst 2007 ; Joseph ALAGHA, “The Israeli-Hizbullah 34-day war: causes and consequences”.
51
De winst in de zomeroorlog had Hezbollah mee te danken aan de steun van Iran bij het bewapenen en trainen van zijn militieleden. Daarbij duikt in het bijzonder de naam op van Suleimani, het hoofd van de buitenlandse tak van de Iraanse Revolutionaire Wachters, de Quds-divisie. Hij zou zelfs tijdens de oorlog de operaties van Hezbollah mee geleid hebben vanuit de commandocentra van het Islamitische Verzet in de Bekaa-vallei. Maar ook onmiddellijk na de oorlog was hij blijkbaar een sleutelpersoon bij het opnieuw op krachten laten komen van de sjiitische militie door o.a. vanuit Iran terug het rakettenarsenaal aan te vullen en uit te breiden.190 De Israëlische premier Olmert slaagde niet in de vernietiging van Hezbollah. Integendeel, de populariteit van de Partij van God steeg aanzienlijk na hun ‘overwinning’ op Israël. Het Islamitische Verzet moest evenwel zijn zwaar materieel terugtrekken uit Zuid-Libanon waar het Libanese leger en het versterkte UNIFIL zich installeerden en via hun aanwezigheid officieus zorgden voor de bewaking van de Israëlische noordgrens tegen de katjoeshka’s van Hezbollah. c. Het einde van de eenheidsregering
De ‘overwinning’ op Israël zorgde voor een verhoging van het politieke zelfvertrouwen van Hezbollah en van zijn militie en deze vergrootte op zijn beurt de tegenstellingen binnen de Libanese eenheidsregering. Na de zomeroorlog kwam de Nationale Dialoog niet meer van de grond. De verstandhouding binnen het eenheidskabinet raakte zoek vanwege de constante animositeit tussen meerderheid en oppositie. De meerderheid bleef de gewapende status van Hezbollah in vraag stellen. Langs de andere kant van de regeringstafel wou Hezbollah, met in gedachten de intragouvernementele spanningen en als verzilvering van zijn overwinning tegen Israël, een vetominderheid binnen het kabinet, via het opnemen van de partij van zijn medestander Aoun in de nationale eenheidsregering. Ta’if had immers ingevoerd dat er binnen de regering een consensuele twee derde-meerderheid nodig was rond fundamentele kwesties zoals de verhoudingen tussen de verschillende religieuze gemeenschappen in Libanon. Zowel de gewapende status van Hezbollah als het Hariri-tribunaal die Libanon verdeelden in een pro-en antiSyrië-kamp behoorden tot deze categorie. De oppositie beschikt dus over een blokkeringsminderheid indien ze één derde van de regeringsleden heeft. De toenmalige regering Siniora startte met 24 ministerposten. De Hezbollah-Amalalliantie had met zijn 5 ministers, 3 stemmen te weinig om de regering te blokkeren.191 Indien een deel van de christelijke posten binnen het kabinet uit de
190 191
“Iran’s ‘invisible man’”, Middle East, Iss. 392, augustus/september 2008. Libanees kabinet, situatie 2008, bezocht op 30 september 2008. (via http://www.lebanonembassyus.org/country_lebanon/cabinet.html) ; Joseph ALAGHA, “The Israeli-Hizbullah 34-day war: causes and consequences”, Arab Studies Quarterly, Vol.30, Iss.2, lente 2008.
52
rangen van de oppositie zou komen dan kon deze een blokkeringsminderheid verkrijgen. Een vetominderheid voor de 8 Maartoppositie zou het ideale middel zijn om het Islamitische Verzet uit het middelpunt van de politieke storm te houden. Deze zou eveneens interessant zijn om de op til staande juridische overeenkomst tussen de VN en Libanon rond de politieke moorden, bij te sturen. Uit het Memorandum dat Hezbollah had afgesloten met Aoun blijkt immers dat het de wens was van Hezbollah dat er politieke overeenstemming zou zijn binnen de Libanese politiek over de manier waarop de politiek gemotiveerde bomaanslagen zouden worden berecht. Aoun, als nieuwe partner van Hezbollah, wierp na de toename van het prestige van Hezbollah tijdens de oorlog, meteen de oude christelijke eis voor een aanpassing voor de anti-christelijke electorale wet van 2000, mee in de politieke arena.192 De spanningen binnen de Libanese overheid werden ook vergroot door een opbod tussen de Libanese overheid en Hezbollah rond de heropbouw na de zomeroorlog. Dit opbod werd ondersteund via de respectievelijke buitenlandse medestanders van de 14 Maartregering en het sjiitische Hezbollah. De Libanese overheid kreeg financiële steun van Saoedi-Arabië en het Westen o.a. via donorconferenties193. Hezbollah en zijn caritatieve organisaties werden ondersteund door in hoofdzaak Iran.194 De heropbouw van het verwoeste Zuiden van Libanon en van Zuid-Beiroet creëerde een nieuwe mogelijkheid voor Hezbollah om de sjiitische gemeenschap verder aan zich te binden. De jihad albina195-vleugel van Hezbollah zou een belangrijke troef worden in de strijd om de hearts and minds van de hoofdzakelijk sjiitische bevolking van ZuidLibanon, met de gulle steun van Iran. De Libanese overheid gaf deze opportuniteit aan Hezbollah door zelf niet snel genoeg op de bal te spelen. 192
“Iran’s tool fights America’s stooge - Lebanon; Lebanon”, The Economist, Vol. 387, Iss. 8580, 17 mei 2008, p.36. 193 Onmiddellijk na de oorlog vond er een donorconferentie plaats op neutraal terrein, in Zweden waar 900 miljoen dollar werd verzameld voor humanitaire steun. (Najad ABDULLAHI, “Politics stall Lebanon recovery”, Al-Jazeera.net, 11 juli 2007.) Op 25 januari 2007 kreeg de Libanese regering in een conferentie in Parijs voor 7,6 miljard dollar steun en leningen toegezegd om het land herop te bouwen. Deze steun was wel politiek getint aangezien het overgrote deel kwam van medestanders van de regering Siniora (zoals Saoedi-Arabië, de VS, Frankrijk,..) waaruit de minderheid al was uitgestapt.(“Chronology: Lebanon”, The Middle East Journal, Vol.61, Iss.3, zomer 2007.) 194 Philippe DROZ-VINCENT, “Quel processus de démocratisation au Liban?”, MaghrebMachrek, Paris, Choiseul, numéro 192, zomer 2007, p.36. 195 jihad van de heropbouw ; Dit onderdeel van Hezbollah werd in 1988 opgericht om door Israëlische aanvallen beschadigde of vernietigde huizen van burgers te herstellen of herop te bouwen. Dit gebeurde heel efficiënt en bovendien gratis en over de verschillende religies heen. Daardoor ondersteunde de bevolking Hezbollah met inlichtingen over de Israëlische troepen en kon de organisatie de burgers aan zich binden aangezien de centrale overheid onvoldoende en inefficiënte steun gaf. (Joris LUYENDIJK, “De nieuwe missie voor Hezbollah in Libanon”, De Standaard Online, 22 juli 2000 ; Abbas William SAMII, “A Stable Structure on Shifting Sands: Assessing the Hizbullah-Iran-Syria”, The Middle East Journal, Vol.62, Iss.1, winter 2008.)
53
Hezbollah stond één maand na de oorlog al klaar met miljoenen dollars aan steun voor mensen die hun huis verloren hadden en bouwde eigenhandig 15.000 verwoeste woningen opnieuw op.196 Hezbollah won het opbod rond de heropbouw en verzwakte zo nog verder de regering Siniora. De vertrouwensbreuk binnen de regering leidde in november 2006 tot het vertrek van de vijf ministers van de sjiitische oppositie uit het Siniorakabinet. Eén medestander van Lahoud stapte eveneens op terwijl de overige drie ministers van Lahoud zich aansloten bij de 14 Maartmeerderheid. Voor hun opstappen gaven ze als verklaring dat premier Siniora een regering van nationale eenheid, waarin de oppositie een minderheid met vetorecht zou krijgen, afwees.197 Maar het doordrukken van het Tribunaal door 14 Maart en het nastreven van een ontwapening van Hezbollah met bijna onverholen steun van de VS, was de druppel die de emmer deed overlopen. De legitimiteit van de Libanese regering werd door het opstappen van de oppositie ondergraven omdat de regering geen sjiitische vertegenwoordigers meer telde. Sinds Ta’if was er een consensuele vertegenwoordiging van de verschillende religieuze groeperingen in de regering en werd dit gezien als een noodzakelijkheid in de praktijk. Hoewel Ta’if religieus-politiek pluralisme niet nadrukkelijk oplegde, deed een regering zonder sjiieten afbreuk aan het principe van een consensuele regering, ingevoerd door Ta’if.198 De politieke crisis kreeg een extra dimensie door de moord op minister Pierre Gemayel op 21 november 2006199, waardoor de regering slechts 17 leden meer telde. Er tekenden zich twee blokken af die elkaar beschuldigden niet legitiem of grondwettelijk te zijn.200 Zo viel de noodzakelijke consensus binnen de Libanese confessionalistische democratie weg, wat leidde tot een totale politieke blokkering. Maar ook de sjiitische pro-Syrische parlementsvoorzitter en de maronitische pro-Syrische president zorgden mee voor deze blokkering. President Lahoud weigerde beslissingen van de regering nog langer goed te keuren vanwege de druk die hij ondervond vanuit de regering om af te treden. 196
Najad ABDULLAHI, “Politics stall Lebanon recovery”, Al-Jazeera.net, 11 juli 2007 ; Joseph ALAGHA, “The Israeli-Hizbullah 34-day war: causes and consequences”, Arab Studies Quarterly, Vol.30, Iss.2, lente 2008. 197 Pieter KOEKENBIER, “Balancing Lebanon”, Conflict Studies Research Centre, Middle East Series 07/03, januari 2007, p.2 ; Abbas William SAMII, “A Stable Structure on Shifting Sands: Assessing the Hizbullah-Iran-Syria” ; Libanees kabinet, situatie 2008, bezocht op 30 september 2008. (via http://www.lebanonembassyus.org/country_lebanon/cabinet.html) 198 Béatrice PATRIE & Emmanuel ESPAÑOL, “Le Liban en péril?”, Maghreb-Machrek, Paris, Choiseul, numéro 192, zomer 2007, p.8 ; ‘Iran’s tool fights America’s stooge - Lebanon; Lebanon’, The Economist, Vol.387, Iss. 8580, Londen, p.36 ; Nadim HASBANI, “Liban: crise politique sur fond de nouveau partage du pouvoir”, Politique étrangère, 1:2007, p.40 ; “Libanon akkoord met VN-tribunaal voor moord op Hariri”, De Standaard Online, 13 november 2006. 199 Joseph ALAGHA, “The Israeli-Hizbullah 34-day war: causes and consequences”. 200 De regering Siniora stelde van zijn kant dat de door Syrië geïnstigeerde verlenging van de termijn van president Lahoud met 3 jaar eveneens ongrondwettelijk was. (Nadim HASBANI, “Liban: crise politique sur fond de nouveau partage du pouvoir”, Politique étrangère, 1:2007, p.40.)
54
Nabih Berri, de voorzitter van Amal en tegelijk de voorzitter van het Libanese parlement201 besliste om het parlement niet meer samen te roepen om een nieuwe president te verkiezen na het beëindigen van de termijn van Lahoud.202 De politieke crisis werd, net zoals begin 2005, verdergezet op straat door Hezbollah. Vanaf december 2006 mobiliseerden de sjiieten en de Aounbeweging hun aanhangers en er kwamen terug massaprotesten met als slogan: “Veeg de overheid schoon!” waarin ze het ontslag eisten van de ‘onwettige’ regering Siniora.203 De oppositie startte met een sit-in in het centrum van Beiroet die eind januari 2007 gewelddadig werd. Het tentenkamp dat de manifestanten in de stad hadden opgeslagen werd pas anderhalf jaar later opgebroken toen het Dohaakkoord werd goedgekeurd, mei 2008.204 d. De ‘coup’ van Hezbollah en het doorbreken van de politieke patstelling door Qatar
Eind november 2007 liep de termijn van de pro-Syrische president Emile Lahoud definitief af. Er leek binnen de Libanese politiek toch een consensus te groeien over zijn opvolging.205 Generaal Michel Suleiman, de chef van de Libanese strijdkrachten, werd begin december 2007 naar voren geschoven als consensuskandidaat206, nadat Aoun aan de kant was geschoven als 201
De binnen het parlement allerminst populaire Nabih Berri werd in juni 2005 herverkozen als voorzitter van het parlement met dank aan de confessionalistische verdeling van de drie politieke topfuncties van het land zoals vastgelegd in het Nationaal Akkoord.( Philippe DROZVINCENT, “Quel processus de démocratisation au Liban ?”, Maghreb-Machrek, Paris, Choiseul, numéro 192, zomer 2007, p.31.) 202 Béatrice PATRIE & Emmanuel ESPAÑOL, “Le Liban en péril?”, Maghreb-Machrek, Paris, Choiseul, numéro 192, zomer 2007, p.16-17 ; “Iran’s tool fights America’s stooge - Lebanon; Lebanon”, The Economist, Vol. 387, Iss. 8580, 17 mei 2008, p.36. De politieke strijd speelde zich o.a. af rond de ratificatie van het VN-tribunaal. 203 “Huge Beirut rally demands change”, BBC News, 1 december 2006 ; Delinda C. Hanley, “Israeli Bombardment Caused Environmental Disaster in Lebanon”, The Washington Report on Middle East Affairs, december 2007, p.58. 204 Joseph ALAGHA, “The Israeli-Hizbullah 34-day war: causes and consequences”, Arab Studies Quarterly, Vol.30, Iss.2, lente 2008 ; Samar EL-MASRI, “The Hariri tribunal: politics and international law”, Middle East Policy, Vol.15, Iss.3, herfst 2008. 205 Het belang van de verschillende religies in de Libanese politiek blijkt maar al te duidelijk uit het feit dat de maronitische patriarch werd betrokken in het proces om een nieuwe (maronitische) president te kiezen. (Jeffrey FELTMAN, Tony BADRAN & David SCHENKER, “Elections in Lebanon: Implications for Washington, Beirut, and Damascus”, PolicyWatch, #1314, 6 december 2007. 206 Suleiman ook wel geschreven als ‘Sleiman’ of ‘Sulayman’ was de opvolger van Emile Lahoud als legerchef in 1998. Suleiman werd gezien als pro-Syrisch maar speelde een sleutelrol als facilitator in het vertrek van het Syrische leger uit Libanon. Tegelijk weigerde hij zich te mengen in de Libanese politiek, hij stond niet achter de onderdrukking van de anti-Syrische demonstraties in Beiroet manu militari. Hij verhoogde zijn status na het schoonvegen van Nahr al-Barid na een beleg van 15 weken met meer dan 300 doden en door het ontplooien van het leger in Hezbollah-gebied. Maar hij probeerde ook om niet op zere tenen te trappen door geen zware acties te nemen tegen de wapensmokkel vanuit Syrië ten voordele van Hezbollah. (‘World leaders hail Lebanon vote’, Al-Jazeera, 25 mei 2008 ; ‘Profile: Michel Sleiman’, AlJazeera, 26 mei 2008 ; International Crisis Group, “La nouvelle équation Libanaise: le rôle
55
onaanvaardbaar voor de meerderheid. Aoun zelf kon niet anders dan zich achter de kandidatuur van Suleiman te scharen aangezien Suleiman net als hijzelf uit het suprasektarische leger kwam. Bovendien had Suleiman het aangedurfd de opstand van islamisten in het Palestijnse vluchtelingenkamp Nahr al-Barid aan te pakken, een actie waarvoor hij veel steun kreeg onder de maronitische, over het algemeen anti-Palestijnse bevolking. Het feit dat hij hiermee inging tegen Hezbollah dat gekant was tegen acties tegen de Palestijnse kampen, benadrukte zijn neutrale Libanees nationalistische karakter. Bovendien stonden veel officieren van de militaire achterban van Aoun eveneens achter Suleiman.207 Het politieke conflict werd niet ontmijnd, ondanks principiële overeenstemming tussen de partijen over Suleiman als de volgende president. De oppositie bleef zijn eis voor een blokkeringsminderheid herhalen. Vanuit het Westen en de Arabische wereld kwamen er initiatieven om de Libanese politiek terug op de sporen te krijgen. Langs Westerse kant was het vooral de Franse diplomatie die de leiding nam.208 Aan Arabische zijde probeerde de secretarisgeneraal van de Arabische Liga, Amr Moussa - eveneens vruchteloos - de verschillende sektarische Libanese partijen tot een compromis te laten komen. Het Arabische voorstel om uit de impasse te raken, voorzag naast de verkiezing van generaal Suleiman tot president, ook de vorming van een nationale eenheidsregering en het schrijven van een nieuwe verkiezingswet voor de parlementsverkiezingen van 2009. Amr Moussa wees op het belang van het komen tot een oplossing voor de geschillen in het Midden-Oosten om de Libanese gordiaanse knoop te ontwarren, maar slaagde zelf niet in dit opzet. Hezbollah bleef bij zijn eis voor een minderheid met vetorecht in de nieuw te vormen eenheidsregering.209 De bemiddeling van de Arabische Liga werd ondergraven door interne verdeeldheid waarbij Egypte en Saoedi-Arabië als naaste medestanders van de VS en de 14 Maartbeweging het voortouw namen. Ze beschuldigden Syrië van het verhinderen van de benoeming van Suleiman en de Libanese politieke deadlock. De breuk binnen de Arabische wereld rond Syrië werd bijzonder duidelijk tijdens de Arabische Top in Damascus, eind maart 2008. Deze werd op voorhand gehypothiceerd doordat de staatsleiders van de belangrijkste Arabische landen, met name Saoedi-Arabië en Egypte, niet deelnamen en slechts 11 van de 22 deelnemers present waren met een volwaardige delegatie.210 central des chrétiens”, Rapport Moyen-Orient N°78, 15 juli 2008, p.21 ; “International: In search of a government; Lebanon”, The Economist, Vol.385, Iss. 8557, 1 december 2007, p.66 ; Jeffrey FELTMAN, Tony BADRAN & David SCHENKER, “Elections in Lebanon: Implications for Washington, Beirut, and Damascus”, PolicyWatch, #1314, 6 december 2007. 207 “Lebanon general formally nominated”, Al-Jazeera.net, 3 december 2007 ; International Crisis Group, “La nouvelle équation Libanaise: le rôle central des chrétiens”, p.11. 208 Midden juli 2007 waren er gesprekken tussen de verschillende facties in de buurt van Parijs. (“Lebanon rivals hold talks in France”, Al-Jazeera.net, 16 juli 2007.) 209 Hussein ABDALLAH, “Beirut bottleneck needs regional fix - Moussa”, The Daily Star, 7 februari 2008 ; Mona YACOUBIAN, “Facing the Abyss: Lebanon’s Deadly Political Stalemate”, USIPeace Briefing, februari 2008 ; “Iran’s tool fights America’s stooge - Lebanon; Lebanon”, The Economist, Vol. 387, Iss. 8580, 17 mei 2008, p.36. 210 “No Lebanon breakthrough for Arabs”, BBC News, 30 maart 2008 ; “Moussa fails to end Lebanon impasse”, Al-Jazeera.net, 25 februari 2008.
56
Alles kwam in een stroomversnelling toen de regering Siniora, gesteund vanuit Amerikaanse en Saoedische hoek, dacht Hezbollah een slag te kunnen toedienen om dan vervolgens een wig te drijven tussen de sjiitische partij en de maronieten onder leiding van generaal Aoun. De regering Siniora ontsloeg het pro-Hezbollah hoofd van de luchthaven en verklaarde het communicatienetwerk van Hezbollah illegaal. Maar deze actie werd door Hezbollah gezien als een rechtstreekse aanval op zijn gewapende status aangezien het aparte communicatienetwerk cruciaal is voor de ondersteuning van zijn militie, zoals duidelijk werd tijdens de zomeroorlog van 2006 met Israël. Bovendien is de controle van de luchthaven van Beiroet voor Hezbollah belangrijk als directe militair-logistieke verbinding met Iran en om steun ten voordele van de regering - voornamelijk Amerikaanse militaire steun - te monitoren.211 Op 8 mei 2008 nam Nasrallah de term verraad in de mond om de acties van de overheid te benoemen en stelde hij dat het tijd was om de wapens van het verzet te verdedigen. Na de oproep veroverde een strijdmacht van Hezbollah, Amal en geallieerde strijders het soennitische West-Beiroet en omcirkelden de residenties van 14 Maartleiders al-Hariri en Jumblatt na gevechten met hoofdzakelijk soennitische strijders, verbonden met Saad al-Hariri. De gevechten en overname van West-Beiroet hadden een hoofdzakelijk soennitischsjiitisch karakter. De snelheid van de overname - slechts 12 uur - gaf ook stof tot nadenken, want dit kon enkel als de actie goed voorbereid was wat terug vragen deed rijzen over de politieke agenda van Hezbollah en in welke mate de organisatie zich nu feitelijk ge-Libanoniseerd had of enkel zijn eigen sjiitische achterban vertegenwoordigde. Tegen 10 mei hadden de gevechten zich verspreid tot buiten Beiroet. Het bolwerk van Jumblatt en zijn druzische gemeenschap in de Chouf-bergen kwam onder vuur en in het soennitische noorden werden wraakacties uitgevoerd door medestanders van al-Hariri tegen oppositiestrijders die probeerden de hoofdweg naar Damascus te heropenen die de soennieten hadden afgesloten. In de ergste onlusten sinds het einde van de burgeroorlog zouden er een honderdtal doden vallen naast 250 gewonden.212 De door Hezbollah geleide oppositie zette de regering niet af. Na vijf dagen van gevechten en na het intrekken door de regering Siniora van de genomen beslissingen tegen Hezbollah, droeg de sjiitische groepering op 14 mei de controle van de gebieden in zijn handen over aan het Libanese leger. Via het tonen van zijn sterkte maar eveneens door op tijd te stoppen om niet de gehele Libanese politieke opinie te aliëneren, versterkte Hezbollah zijn positie en, zoals later zou duidelijk worden, zijn onderhandelingspositie. Dit was een mooi voorbeeld van diplomatie met het geweer. Maar tegelijk gaf de militaire actie 211
International Crisis Group, “Lebanon: Hizbollah’s Weapons Turn Inward”, Middle East Briefing N°23, 15 mei 2008, p.3-4 ; Bilal Y SAAB, “Rethinking Hezbollah’s disarmament”, Middle East Policy, Vol. 15, Iss.3, herfst 2008. 212 Bilal Y SAAB, “Rethinking Hezbollah’s disarmament”. ; International Crisis Group, “Lebanon: Hizbollah’s Weapons Turn Inward”, p.3-4.
57
van Hezbollah toch een ferme knauw aan het statuut van verzetsorganisatie en verdediger van Libanon aangezien ze hun wapens gebruikt hadden tegen Libanezen. Hezbollah maakte vooral buiten de eigen sjiitische gemeenschap een slechte beurt vanwege het moslim-sektarische aspect van de gevechten waardoor de Aoun-beweging als medestander van Hezbollah ook onder vuur kwam. Aoun had zijn - nogal onwaarschijnlijke - (machts)alliantie met Hezbollah namelijk goedgepraat door zijn achterban voor te houden dat Hezbollah meer was dan een sjiitische militie en een echte nationale partij kon worden. Gelukkig voor Aoun zag het merendeel van zijn maronitische aanhang een overstap naar de ‘oude’ maronitische leiders niet als een optie, dit vanwege hun rol in de burgeroorlog. Bijgevolg zou de electorale schade al bij al wel kunnen meevallen.213 Hoe diep de actie van Hezbollah de soennitische moslimbroeders had beroerd, blijkt uit het afschilderen van Hezbollah als een bezettingsmacht door de belangrijkste soennitische clericus, de moefti van Beiroet.214 Na het open conflict besloot Qatar zich op te werpen als bemiddelaar om de Libanese situatie op te lossen, weliswaar in naam van de Arabische Liga om secretaris-generaal Amr Moussa niet voor het hoofd te stoten. Qatar stond op goede voet met zowel de Libanese meerderheid als de oppositie en had zich ‘ingekocht’ in de Libanese politiek na de zomeroorlog van 2006 door miljarden te investeren in de heropbouw van Libanon. Door zijn hulp te concentreren op de zwaar getroffen sjiitische gebieden die tegelijkertijd de kerngebieden van Hezbollah zijn, had de Golfstaat ook rechtstreekse contacten met de sjiitische beweging, in tegenstelling tot andere soennitische spelers die hun steun uitsluitend reserveerden voor de pro-soennitische regering Siniora.215 De emir van Qatar, sjeikh Hamad bin Khalifa Al-Thani liet alle Libanese leiders overvliegen naar Doha en op 21 mei kwam er een akkoord uit de bus. Generaal Suleiman diende onmiddellijk te worden verkozen tot president - wat al de 25e mei gebeurde.216 Er zou een 30-koppige eenheidsregering worden gevormd met 16 zetels voor het 14 Maartblok, 11 voor de oppositie en de 3 resterende zetels kon de president naar eigen goeddunken toewijzen. Verder kwam er ook een overeenkomst over een nieuw aan te nemen kieswet voor de parlementsverkiezingen van 2009 met kleine kieskringen gebaseerd op deze van 1960. Ook zou er een nieuwe nationale dialoog opgestart worden onder de auspiciën van de president waarin o.a. het versterken van de macht van de 213
International Crisis Group, “Lebanon: Hizbollah’s Weapons Turn Inward”, Middle East Briefing N°23, 15 mei 2008, p.5-6 ; ‘Iran’s tool fights America’s stooge - Lebanon; Lebanon’, The Economist, Vol.387, Iss. 8580, Londen, p.36 ; David SCHENKER, “Lebanese Crisis Ends: Hizballah Victory or Temporary Truce?”, PolicyWatch, #1375, 21 mei 2008. 214 International Crisis Group, “Lebanon: Hizbollah’s Weapons Turn Inward”, p.1-2. 215 George ABRAHAM, “Qatar is a diplomatic heavy-hitter”, Al-Jazeera.net, 21 juli 2008. 216 Dit alle gebeurde in een zelden geziene sfeer van internationale politieke eenheid, in de aanwezigheid van de emir van Qatar, de ministers van Buitenlandse Zaken van Iran en Syrië en de leiders van Frankrijk en de EU. (‘World leaders hail Lebanon vote’, Al-Jazeera, 25 mei 2008 ; ‘New Lebanon president in unity call’, Al-Jazeera, 26 mei 2008.) De opvolger van Suleiman als defensiechef werd pas definitief aangeduid op 30 augustus 2008, brigade-generaal Jean Kahwaji, een maroniet, kreeg de job. (“Lebanon appoints new army chief”, Al-Jazeera.net, 30 augustus 2008.)
58
Libanese staat over zijn ganse territorium en bijgevolg de kwestie van een al dan niet gewapend Hezbollah, aan bod zou komen.217 De uitkomst van de onderhandelingen betekende voor de door Hezbollah geleide oppositie een duidelijke politieke overwinning. Niet alleen hadden ze hun letterlijk fel bevochten vetominderheid binnen het kabinet binnengehaald, ook de voortdurende - woordelijke - aanvallen vanuit het 14 Maartblok op hun gewapende status werden de mond gesnoerd, want overgeheveld naar het politieke actieterrein van president Suleiman. Van hem diende geen harde aanpak te worden verwacht vanwege het consensuele en suprasektarische aspect van het presidentschap. Als vroeger hoofd van het Libanese nationale leger wist hij bovendien dat het Libanese leger niet de middelen noch de wil had om de directe confrontatie aan te gaan met Hezbollah, zoals we hierna zullen zien. Belangrijk voor Aoun was dat de in Doha aangenomen verkiezingswet grotendeels zorgde voor een herinvoering van de verkiezingswet van 1960 met kleine kieskringen en voor een terugschroeven van de verkiezingshervormingen van Rafiq al-Hariri die door de Libanese christenen werden beschouwd als hervormingen tegen hen. Al-Hariri had vanaf de jaren negentig de kieswet aangepast, hoofdzakelijk om via gerrymandering de pro-Syrische kandidaten en partijen te bevoordeligen.218 Op 11 juli 2008 werd een nieuwe regering gevormd en zoals afgesproken in Doha kreeg de oppositie 11 zetels. Via 5 ministerposten kreeg Michel Aoun de sleutel van het vetorecht van de oppositie in handen.219 De eerste maal na zijn terugkeer dat hij ten volle mocht meespelen met de Libanese politieke toppers. Op 16 september 2008 ging de nationale dialoog van start, de gezamenlijke gesprekken van de vertegenwoordigers van de verschillende politico-religieuze groeperingen220 over de toekomst van Libanon. Na drie uur 217
David SCHENKER, “Lebanese Crisis Ends: Hizballah Victory or Temporary Truce?”, PolicyWatch, #1375, 21 mei 2008 ; Nicholas BLANFORD, “Qatari Deal Defuses Lebanese Crisis”, The Christian Science Monitor, 22 mei 2008 ; International Crisis Group, “La nouvelle équation Libanaise: le rôle central des chrétiens”, Rapport Moyen-Orient N°78, 15 juli 2008, p.1, 26. 218 “Lebanon announces unity cabinet”, Al-Jazeera.net, 11 juli 2008 ; International Crisis Group, “La nouvelle équation Libanaise: le rôle central des chrétiens”, Rapport Moyen-Orient N°78, 15 juli 2008, p.2-3. 219 International Crisis Group, “La nouvelle équation Libanaise: le rôle central des chrétiens”, p.14, 24. Voor een overzicht van de ministers en hun politieke en religieuze affiliatie zie : http://www.tayyar.org/Tayyar/UnityGovernmentEN.htm. 220 De Libanese partijen werden vertegenwoordigd door 14 gesprekspartners: parlementsvoorzitter Nabih Berri, eerste minister Fouad Siniora, leider van de Vrije Patriotische Beweging Michel Aoun, leider van de Progressieve Socialistische Partij Walid Jumblatt, parlementslid voor Loyaliteit aan het Verzet (de 8 Maartfactie) Mohammad Raad (als vertegenwoordiger van Nasrallah), Saad al-Hariri, leider van de Libanese Krachten Samir Geagea, voormalig president en falangist Amin Gemayel, ministers Mohammad Safadi en Elias Skaff, en parlementsleden
59
werden de boeken terug gesloten om de volgende sessie te laten doorgaan op 5 november 2008. In bijzonder diplomatische taal werd verteld dat in tussentijd de president de verzoening zou consolideren via bemiddeling in bilaterale gesprekken. Meteen was de toon gezet voor een bijzonder traag proces van nationale dialoog, 2 maanden nodig om een regering te vormen, nog twee maanden om een dialoog op te starten, nog twee maanden voor bilaterale voorbereidingen op een tweede gezamenlijk gesprek, ... President Suleiman kondigde aan dat het eerste grote thema dat getackeld zou worden de ‘nationale defensie strategie’ was, een eufemistische Libanese uitdrukking voor de besprekingen over hoe de militie van Hezbollah onder overheidscontrole kan gebracht worden. Suleiman wist dit bijzonder diplomatisch te kaderen door te stellen dat Israël nog steeds de belangrijkste buitenlandse dreiging vormde voor Libanon en dat in de nieuwe defensiestrategie voordeel gehaald moest worden uit de capaciteiten van het verzet”.221 Waarmee hij doelde op de mogelijke oplossing tot integratie van het Islamitisch Verzet in het Libanese nationale leger waarvoor een meerderheid van het politieke kruim gewonnen lijkt. Over de prijs hiervan zal nog lang gebakkeleid worden, waardoor het er niet naar uitziet dat voor de verkiezingen van juni 2009 een oplossing wordt gevonden.222 Aan het huidige tempo zal de nationale dialoog sowieso moeten worden voorgezet na de verkiezingen en daarom lijkt een verderzetting van een nationale eenheidsregering de enige optie voor stabiliteit en dialoog na de stembusgang. Met enkele dagen vertraging ten opzichte van de oorspronkelijke deadline, werd op 30 september 2008 de nieuwe verkiezingswet goedgekeurd. De in Doha overeengekomen nieuwe gerrymandering, die deels terugging naar de maronitisch-vriendelijk situatie van 1960, werd aangenomen. Maar tegelijk werden enkele concessies gedaan aan de 14 Maartmeerderheid. Zo zouden de verkiezingen voortaan op één dag doorgaan, komt er een limitering van de verkiezingsuitgaven, een gelijke aanwezigheid in de media en krijgen de Libanezen in het buitenland vanaf 2013 stemrecht. De door de meerderheid gevraagde verlaging van de leeftijdsgrens, vaste quota voor vrouwen en het onmiddellijke stemrecht voor Libanezen in het buitenland, kwamen er niet.223 De belangrijkste aanbeveling van de Boutros-commissie224, namelijk de invoering Michel Murr, Butros Harb, Ghassan Tueni, en Hagop Pakradounian. (“Sleiman bans failure at opening of dialogue”, Daily Star, 17 september 2008.) 221 “Sleiman bans failure at opening of dialogue”. 222 Michel BLUHM, “’Reconciliation’ becomes buzzword as elections near”, The Daily Star, 24 september 2008. 223 Hanin GHADDAR, “Elections debate activated”, NOW for Lebanon, 27 augustus 2008 ; NOW staff, “Fadlallah says 2009 elections will proceed according to Doha Agreement”, NOW for Lebanon, 29 augustus 2008 ; “Lebanon approves new election law”, BBC News, 30 september 2008. 224 Commissie geleid door Fouad Boutros, een vroegere minister van Buitenlandse Zaken, die na de verkiezingen van 2005 de opdracht kreeg om voorstellen te doen om de kieswet te hervormen tegen de verkiezingen van 2009. De Boutros-commissie maakte in mei 2006 zijn aanbevelingen bekend, maar deze kregen weinig navolging. (Hani M. BATHISH, “Analysts Weigh in on Draft Law to Change Lebanon’s Election System”, Daily Star, 17 januari 2008.)
60
van proportionele representatie, werd niet gevolgd. Zoals hiervoor al aangehaald en later in dit werk dieper wordt besproken, kan deze een oplossing bieden voor een politieke stabilisering van Libanon op langere termijn. De nieuwe kieswet verandert bijgevolg niets ten gronde aan de Libanese politieke structuur, het confessionalisme blijft in voege.
61
8. De deconfessionalisering van Libanon: noodzakelijk, maar niet voor morgen, of overmorgen, ... Zoals hierboven aangeduid loopt de huidige belangrijkste politieke breuklijn in Libanon tussen een door de soennieten en een door de sjiieten geleid blok. De enige lange termijn-oplossing om de verdeeldheid van de Libanese politiek en maatschappij te verminderen en in het bijzonder de soennieten en sjiieten dichter bij elkaar te brengen, is een deconfessionalisering van Libanon. Ta’if noemde “abolishing political secterianism a fundamental national objective”.225 Bovendien was het nooit de bedoeling geweest om de ta’ifiyya permanent te maken. Het confessionalisme dat officieel startte met het Nationale Pact vanaf 1943 maar voordien al was doorgevoerd onder het Franse mandaat, werd aangeduid als een voorlopige regeling die zo snel mogelijk moest worden geschrapt.226 Maar dit is duidelijk nooit gebeurd mede door de zelfversterkende werking van een confessionalisering eens deze ingevoerd wordt, naast internationale politieke factoren. In dit hoofdstuk bespreken we eerst waarom confessionalisme geen goede zaak is. Om vervolgens de mislukte poging van Ta’if om te komen tot een deconfessionalisering van naderbij te kijken. Daarna wordt nagegaan of de komende parlementsverkiezingen een oppurtuniteit kunnen zijn voor een doorbraak op dit gebied. a. Deconfessionalisering is democratisering
Tot op vandaag blijft de macht van de confessionalistische leiders en hun clan onaangetast en is de nationale Libanese politiek hun voorbehouden speelterrein. Marc J. Sirois reduceert zelfs de Libanese politiek tot dit niveau door te stellen dat de enige check op de machtige politieke families de aanwezigheid van andere families is die met de eerste in competitie gaan voor dezelfde privileges.227 Met de Libanese burgeroorlog en de vele historische 225
Het Ta’if-akkoord, 4 november 1989, 1.II.G..(via http://www.albab.com/arab/docs/lebanon/taif.htm) 226 Hassan KRAYEM, “The Lebanese civil war and the Taif agreement”, American University of Beirut, bezocht op 12 maart 2008. 227 Marc J. SIROIS, “Lebanese democracy is thin stuff indeed”, The Daily Star, 26 februari 2008.
62
politieke patstellingen in gedachten is het ironisch dat het Libanese confessionalisme wordt verkocht door diezelfde leiders en hun medestanders als een politieke structuur die zorgt voor stabiliteit en er is in het belang van alle Libanezen. In Libanon verloopt het politieke bedrijf nog steeds volgens een quotasysteem van 1932 waarbij het Ta’if-akkoord van 1989 zorgde voor een bijzonder arbitraire aanpassing zonder ook maar enige verwijzing naar de Libanese demografische realiteit. Maar quota zijn rigide, wat problemen kan geven over de tijd aangezien er veranderingen kunnen optreden in de bevolkingsverdeling.228 Een confessionalistisch politiek systeem kan enkel overeind blijven indien de grondslag ervan door alle partijen aanvaard wordt. Bij het doorbreken van de consensus komt men tot een politieke blokkering die kan uitmonden in het gebruik van militair geweld om te komen tot een herschikking van de politieke kaarten, zoals het geval was tijdens de Libanese burgeroorlog die woedde van 1975 tot 1990. Een verandering in de bevolkingsstructuur waarbij de moslims de christelijke meerderheid in Libanon doorbraken en waarbij de sjiieten een belangrijke religieuze groep werden, zorgde mee voor het uitbreken van de burgeroorlog doordat het de consensus tussen de leiders van de gemeenschappen die noodzakelijk is bij ta’ifiyya, ondermijnde. Naast de opmerking rond rigiditeit bij het baseren van politiek op quota moet eveneens de opmerking gemaakt worden dat het benadrukken en blijven vasthouden aan een quota-systeem op zichzelf de etnische en religieus-politieke verdeeldheid behoudt of zelfs versterkt. Een quota-systeem is een bijzonder ondemocratische basis en bijgevolg een slecht fundament om een democratie op uit te bouwen. Het confessionalisme is een vorm van politiek die zichzelf versterkt en daardoor de leiders van de verschillende gemeenschappen in de kaart speelt. De legitimering van de confessionalistische vorm van staatsorganisatie zorgt voor het vergroten van de kloof tussen de verschillende gemeenschappen wat terug leidt tot een versterking van diezelfde confessionalisering. Confessionalisme zorgt voor cliëntelisme, de binding van de gemeenschap aan zijn leiders, want wie geen kleur bekent, kan geen beroep doen op deze leiders die de macht onder elkaar verdelen. Philippe Droz-Vincent beschrijft het zichzelf versterkende karakter van het confessionalisme als volgt: “celui qui refuse de jouer les jeux confessionnels laisse à “l’autre” un avantage si ce dernier rassemble “sa confession”229 Confessionalisme zorgt voor een zwak centraal bestuur, aangezien het zwaartepunt van de politiek zich afspeelt binnen de gemeenschap. De leiders van deze politiek-religieuze gemeenschappen willen de macht monopoliseren en zien geen incentives om macht af te staan aan een krachtige centrale overheid wat 228
Pieter KOEKENBIER, “Multi-Ethnic Armies: Lebanese Lessons & Iraqi Implications”, Conflict Studies Research Centre, Middle East Series 05/31, juni 2005, 3. 229 Philippe DROZ-VINCENT, “Quel processus de démocratisation au Liban ?”, MaghrebMachrek, Paris, Choiseul, numéro 192, zomer 2007,p.33.
63
enkel voor meer politieke concurrentie zou zorgen. Een gevolg daarvan is dat de zwak gehouden Libanese staat onvoldoende kan instaan voor een serieuze sociale ondersteuning van de armere delen van de bevolking en er is onvoldoende wil en middelen om economisch achtergestelde gebieden vooruit te helpen. Zo gaapt er een kloof tussen de rijke delen van Beiroet en de armste sjiitische gebieden in het noorden van de Bekaa en in Hermel.230 De armoede van de bevolking daar maakt dat ze zich om te overleven wel moeten bekennen tot een bepaalde (hoofdzakelijk door religie geïdentificeerde) strekking. Een cynicus zou kunnen opmerken dat een partij als Hezbollah die de arme sjiieten vertegenwoordigd en sociale ondersteuning geeft, er bij gebaat is dat deze behoeftig blijven. Een ander negatief effect van confessionalisme is dat deze zorgt voor politiek opportunisme en korte-termijn-denken, aangezien het belang van de eigen gemeenschap of het eigenbelang van de leiders van deze gemeenschappen, centraal staat. Door de jaren heen is dit duidelijk gebleken door het grote opportunisme waarmee de verschillende gemeenschappen verbanden aangingen met elkaar en zonder veel schroom van kamp wisselden naargelang de situatie, wat trouwens eveneens één van de kenmerken van de Libanese oorlog was. De Libanese politiek is bijgevolg een sterk opportunistische politiek met wisselende coalities naargelang noodzakelijk om de macht te behouden. Echte afstraffingen door de bevolking van hun politieke leiders komen er niet omdat de leider verbonden is met de kiezer via zijn religie en clan en bijgevolg kan rekenen op een trouw kiezerspubliek. Libanon wordt gezien als een lichtpunt van democratie binnen de autoritaire Arabische wereld. Maar het confessionalisme zorgt voor een zodanige politieke aderverkalking dat van democratie nog amper sprake kan zijn. Juridisch kunnen we dit vergelijken met een misdaad onder dwang die door de dwang ook niet langer wordt gezien als een misdaad. Confessionalisme is ondemocratisch in de zin van dat je politieke keuze bijzonder beperkt is. In plaats van een persoonlijke politiek-ideologische keuze bepaalt de groep tot welke politieke achterban je behoort. Als je geluk hebt, kun je kiezen tussen verschillende partijen binnen je eigen religieuze gemeenschap. Momenteel is er geen enkele ideologische partij in Libanon die er toe doet en leeft er binnen de Libanese maatschappij slechts een beperkte supraconfessionele onderstroom vanwege de verbinding tussen identiteit en religieuze gemeenschap. Democratie betekent meer dan de daad als burger van vrij te kunnen kiezen, het betekent ook dat de kiezers ongebonden kunnen kiezen, om het even hun religie.
230
Béatrice PATRIE & Emmanuel ESPAÑOL, “Le Liban en péril?”, Maghreb-Machrek, Paris, Choiseul, numéro 192, zomer 2007, p.11.
64
b. De mislukte deconfessionalisering na Ta’if
De voorstellen voor deconfessionalisering die Ta’if naar voren bracht, werden nooit uitgevoerd. Hoewel in Ta’if werd opgeroepen tot een ontwapening van de verschillende milities bleven Hezbollah en de Palestijnse vluchtelingen in de vluchtelingenkampen231 hun wapens houden. Bovendien behielden de milities die wel gehoor gaven aan Ta’if de mogelijkheid om snel terug te bewapenen via oude regionale connecties, geheime kanalen of de zwarte markt.232 Enkel het Libanese leger werd gedeconfessionaliseerd maar kwam in de praktijk binnen de macht van Syrië. Onder generaal Emile Lahoud werd na de burgeroorlog de universele dienstplicht ingevoerd die een oude eis was van de moslims om de echte communautaire verhoudingen in het leger beter door te voeren.233 Bovendien richtte de generaal sektarisch gemengde brigades op. Hij schafte ook het quota-systeem voor promoties af, waardoor enkel verdienste nog van belang was. Drie functies bleven confessionalistisch bepaald: de defensiechef bleef een maroniet, zijn adjunct een sjiiet en de stafchef een druus.234 Het is geen wonder dat een deconfessionalisering van het leger snel en relatief goed slaagde maar in de politiek geen voet aan de grond kreeg. Het militaire milieu leent zich uitstekend om sociologisch geïnspireerde beslissingen door te drukken, niet enkel vanwege zijn autoritaire karakter maar eveneens vanuit zijn bedrijfscultuur gebaseerd op egalitarisme. Het leger is dikwijls van belang als een natievormende factor.235 231
De Palestijnse kampen zouden een ideaal kweekbed en toevluchtsoord vormen voor militante islamitische groeperingen van de nieuwe stijl die zich associeerden met al-Qaeda. (Bilal Y SAAB, “Factional friction: The future of Lebanon”, Jane’s Intelligence Review, november 2007, p.34-35.) 232 Bilal Y SAAB, “Factional friction: The future of Lebanon”, p.34-35. 233 Er was een quota-systeem ingesteld na de onafhankelijkheid gebaseerd op de volkstelling van 1932. Maar aangezien de soennieten schroom hadden over een deelname aan dit leger en de sjiieten te weinig onderwezen waren, zorgde dit voor een maronitische overheersing van het leger via vooral het officiersniveau. Bovendien was vastgelegd dat de defensiechef steeds een maroniet diende te zijn. Het leger werd beschouwd als een maronitische instituut en dit was op zijn beurt geen echte lokmiddel voor soennitische rekruten. Toch was het leger in feite religieus neutraal vanwege de vrees als maronitisch gezien te worden. Deze terughoudendheid om tussen te komen in religieus-politieke kwesties leidde ultiem tot het uiteenspatten van het leger aan het begin van de Libanese burgeroorlog. Aangezien de LAF volgens de soennieten onvoldoende tussenkwamen en een maronitische instelling zijn, scheidde een soennitisch deel van het Libanese leger zich af als het Arabische Leger van Libanon in 1976. Zelfs na deze afscheiding bleven de LAF een neutrale koers behouden wat hun neutraliteit nog maar eens benadrukte. ( Pieter KOEKENBIER, “Multi-Ethnic Armies: Lebanese Lessons & Iraqi Implications”, Conflict Studies Research Centre, Middle East Series 05/31, juni 2005, 4-9.) In 1984 kwam de doodsteek voor het suprasektarische karakter van het Libanese leger toen de sjiieten het Libanese leger verlieten na een oproep van Nabih Berri. (Yann RICHARD, Shi’ite Islam: Polity, Ideology, and Creed, trans. Antonia Nevill, Blackwell, Oxford & Cambridge, 1995, p.133.) 234 Pieter KOEKENBIER, “Multi-Ethnic Armies: Lebanese Lessons & Iraqi Implications”, 4-9. 235 Cf. voor België: Luc De Vos, “De smeltkroes: De Belgische krijgsmacht als natievormende factor, 1830-1885”, Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, Nr.3-4 ; of het Amerikaanse leger als één van de belangrijkste manieren om carrière te maken als immigrant.
65
Een groot probleem van het Ta’if-akkoord was het ‘deus ex machinakarakter’ van een eerste politieke deconfessionalisering waarbij een nietconfessioneel parlement zou verkozen worden. Ta’if legde enkel vast dat het proces om tot zo een parlement te komen in de handen van de ‘oude’ politieke leiders - die hun positie en macht voor een groot deel te danken hadden aan het confessionalisme - werd gelegd via de constructie van een nationale raad.236 Na de verkiezing van dit parlement zou de invloed van de religieuze gemeenschappen gekanaliseerd worden binnen de formule van een senaat waar de verschillende religieuze families zouden vertegenwoordigd worden. De macht van deze senaat zou beperkt zijn tot fundamentele, sektarisch gevoelige, vraagstukken. Ta’if zelf stelde als eerste stappen in een interimperiode - de periode tot de deconfessionalisering - enkel het schrappen van de vernoeming van de religie op de identiteitskaarten voor en het afschaffen van de representatie volgens religie, met uitzondering voor de belangrijkste politieke functies die gelijk verdeeld zouden worden tussen christenen en moslims.237 Voor de noodzaak tot deconfessionalisering van de Libanese politiek, de essentie van Ta’if, werd geen begin van oplossing voorgesteld. Aangezien Syrië het feitelijk voor het zeggen had in Libanon na Ta’if, kan hieruit opgemaakt worden dat ook Syrië geen voorstander was van een deconfessionalisering van Libanon. Een deconfessionalisering zorgt namelijk voor een vermindering van de controle van de leiders op hun gemeenschap en bijgevolg van een vermindering van de controle door Syrië. Tijdens de periode van Syrische overheersing over Libanon werd het confessionalisme deels overschaduwd. Op nationaal politiek niveau was het belangrijker of je wel of niet aan de kant van Damascus stond, in plaats van je religieuze identiteit. Het wegvallen van de Syrische overheersing zette niet aan tot een herbekijken van de afschaffing van het confessionalisme maar in tegendeel verdeelde het Libanese politieke landschap in twee kampen waarvan de onderdelen stevig verankerd bleven in hun gemeenschap.
c. De parlementsverkiezingen van 2009, verandering?
Het Doha-akkoord van mei 2008 werd onthaald als een grote overwinning van de internationale en Qatarese diplomatie. Hoewel het verdienstelijk was in de mate dat het een akkoord was dat de verschillende partijen van Libanon eensgezind goedgekeurd hebben, moet het belang ervan enigszins gerelativeerd worden. Het akkoord zelf moet in een groot lettertype afgeprint worden om een A4 te vullen en de inhoud is hoofdzakelijk een aanzet tot een nieuwe dialoog tussen de partijen, zonder de wapens nog langer te laten spreken, en een nieuwe gerrymandering van de kiesdistricten voor de 236
Het Ta’if-akkoord, 4 november 1989, II.A.7..(via http://www.albab.com/arab/docs/lebanon/taif.htm) 237 Het Ta’if-akkoord, 4 november 1989, 1.II.G..
66
verkiezingen van 2009.238 Over de verkiezing van generaal Suleiman tot president was er al feitelijke overeenstemming en nadat Hezbollah zijn militaire kracht had gedemonstreerd, was het ook al duidelijk dat de eis van de oppositie voor een vetominderheid binnen een nationale eenheidsregering aan de orde was. Bijgevolg kan Doha vooral gezien worden als een overgangstekst tot aan de verkiezingen van 2009 waarna een nieuw kabinet gevormd zal worden dat verder zal moeten werken om een stabilisering van Libanon na te streven. In de aanloop naar de verkiezingen van 2009 staan de Libanese media bol van berichtgevingen rond suprasektarische toenaderingen die echter met de nodige korrels zout dienen genomen te worden. Zo maakte de soenniet Saad alHariri, in juli 2008, een opgemerkt bezoek aan groot-ayatollah al-Sistani, de belangrijkste sjiitische marja’.239 De sektarische verzoeningsgolf startte met deze tussen de twee belangrijkste druzenleiders: Jumblatt en Arslan, waarna er gesprekken kwamen tussen Jumblatt en Hezbollah.240 De politiek rond de explosieve situatie in Tripoli kan door dezelfde bril bekeken worden. Sinds juni 2008 zijn er rellen in de stad tussen soennieten en alawieten die respectievelijk de meerderheid en oppositie in Beiroet weerspiegelen. Na 23 doden en meer dan 100 gewonden kwam het Libanese leger tussen op 26 juli 2008 door posities in te nemen tussen de strijdende groeperingen, maar de situatie bleef gespannen, met zelfs bomaanslagen tegen het neutrale nationale leger.241 Zowel Nasrallah als al-Hariri kwamen ‘suprasektarisch’ tussen om de gemoederen te bedaren. Hezbollah ondertekende een pact met de leider van een salafistische organisatie die de soennieten van Tripoli vertegenwoordigde, om niet langer moslimbloed te vergieten.242 En vervolgens kwam grote verzoener Saad al-Hariri neergedaald vanuit Beiroet om de twee strijdende religieuze groepen een 6 puntenverzoeningsakkoord te laten ondertekenen. Dat akkoord werd achteraf eveneens gesteund door Hezbollah.243 Als klap op de vuurpijl is er het rechtstreekse 238
David SCHENKER, “Lebanese Crisis Ends: Hizballah Victory or Temporary Truce?”, PolicyWatch, #1375, 21 mei 2008 ; De aanpassing van de kieswet van 2000 die met een Syrische qalam(pen) was geschreven, is één van de zaken die werden overeengekomen tijdens de Nationale Dialoog die startte in maart 2006 maar die stilviel vanwege de oorlog tussen Israël en Hezbollah en de terugtrekking van Hezbollah uit het Libanese kabinet. 239 Daarbij maakte journalist en specialist in islamitische bewegingen en islamitisch fundamentalisme, Mshari al-Zaydi, wel de kanttekening dat de boodschap van deze suprasektarische toenadering vooral was dat Hezbollah niet het sjiitische discours kan monopoliseren aangezien de Libanese sjiieten zich keren naar Najaf en niet zoals Hezbollah naar Teheran. (Mshari AL-ZAYDI, “The Sectarian Arms Race”, Ash-Sharq al-Awsat, 26 juli 2008.) 240 Hussein ABDALLAH, “Nasrallah and Hariri to meet ‘soon’ as rapprochment gathers steam”, The Daily Star, 25 september 2008. 241 “Army deployed to calm Tripoli”, Al-Jazeera.net, 26 juli 2008. 242 Een opmerkelijke stap die het religieuze karakter van de strijd in het licht zet maar tegelijk bijzonder is aangezien salafisten sjiieten zien als ketters. Er kwam dan ook onmiddellijk reactie vanuit salafistische hoek tegenover dit akkoord. (“Salafist group signs Hezbollah pact”, AlJazeera.net, 18 augustus 2008.) 243 Hussein ABDALLAH, “Sunni, Alawite leaders sign truce deal in Tripoli”, Daily Star, 9 september 2008 ; Hussein ABDALLAH, “Rival politicians hail efforts at reconciliation”, Daily Star, 8 september 2008.
67
gesprek tussen Nasrallah en al-Hariri dat als een fata morgana over het stof van het Libanese politieke landschap hangt. Op 24 september 2008 kwam er een rechtstreekse ontmoeting tussen Saad al-Hariri en 5 leiders van Hezbollah die Nasrallah vertegenwoordigden. Het was de eerste ontmoeting op dit niveau in 2 jaar tijd en een voorbereiding voor een ontmoeting tussen al-Hariri en Hassan Nasrallah zelf.244 Diplomatiek kan dit vertaald worden als een voorbereidende bilaterale ontmoeting voor een bilaterale ontmoeting in de voorbereidende fase voor het multilaterale overleg met als bedoeling om vertrouwen op te bouwen. Ook binnen de door de burgeroorlog verscheurde (maronitisch) christelijke gemeenschap wordt een verzoening nagestreefd. Momenteel is ieder politiek feit in de aanloop van de Libanese verkiezingen een kans om zich verzoenend en bijgevolg suprasektarisch op te stellen voor de 8 Maart- en 14 Maartblokken. De graad van cynisme van deze ingesteldheid zal moeten blijken uit de wil tot nationale reconciliatie ná de verkiezingen. Ondanks alle verzoeningen en verzoeningspogingen ziet het er naar uit dat de huidige dichotomie in de Libanese politiek de verkiezingen van volgend jaar zal overleven. Met de vorming van het nieuwe kabinet zal duidelijk worden in welke mate de Libanese regering echt tot een politiek stabiel Libanon wil komen. Een verderzetting van de nationale dialoog is immers enkel mogelijk via het verderzetten van een nationale eenheidsregering245 waarbij de oppositie kan beschikken over een vetominderheid als geruststellende politieke noodrem.246 De verkiezingen van 2009 zouden dus enkel uitmaken wie de lead op zich neemt in de nationale dialoog na de stembusgang, 8 Maart of 14 Maart. Alles wijst er op dat de verkiezingen een nek-aan-nek-race zullen worden tussen beide blokken, waarbij de christelijke kiezers de doorslag zullen geven. De overeenstemming in Doha over de verdeling van de kiesdistricten is vooral een tegemoetkoming aan hun eis om onafhankelijker van de moslimkiezers naar de stembus te kunnen trekken. Zoals hiervoor al beschreven, vormen de christenen - met als grootste groep de maronieten - de meerderheid in het noorden van de Jabal Lubnan maar zijn ze elders verspreid in kleinere gebieden waar ze een minderheid zijn - tot zelfs op het niveau van de dorpen 244
“Lebanese rivals hold direct talks”, Al-Jazeera.net, 24 september 2008. In Libanon zijn de portefeuilles in de regering sowieso al officieus verdeeld volgens dezelfde (officiële) verdeelsleutel van het parlement. In dit kader heeft Hassan Nasrallah trouwens al gesteld dat indien hij de verkiezingen wint, hij niet zal raken aan dit principe, wat meteen ook een bedekte ‘dwingende’ oproep is aan de soennieten om van deze politieke verworvenheid niet af te wijken. (“Lebanon’s election law: The more things change, the more they stay the same”, The Daily Star, 30 september 2008.) 246 Sommige analisten zien de vetominderheid in dienst van de sjiieten als een nieuwe verworvenheid ter compensatie voor het onevenwicht tussen hun demografie en het aantal zetels dat ze volgens de officieuze sektarische verdeling van de regeringszetels krijgen. Daarbij wordt de opmerking gemaakt dat deze officieuze aanpassing er komt om ook niet te hoeven te raken aan Ta’if aangezien niet geraakt wil worden aan het akkoord dat een einde maakte aan de burgeroorlog, uit vrees voor een verder instorten van de consensus die voortkwam uit Ta’if en een herescalering van de spanningen tussen religieuze groeperingen. 245
68
binnen overwegend moslimgebied. In het systeem van grote kieskringen van de kieswet van 2000 kwamen in de kleinere christelijke gebieden enkel kandidaten die zich allieerden met de belangrijkste moslimlijsten in aanmerking voor een zitje in het parlement. Door de nieuw aan te nemen wet zullen de meeste kiesdistricten kleiner worden. Daardoor zullen er meer zijn met een christelijke meerderheid waar kandidaat-parlementsleden met een eigen programma naar voor kunnen komen. Volgens International Crisis Group betekent Doha voor de christelijke partijen dat van de 60247 te verkiezen christelijke parlementsleden er 40 zouden vrij verkozen kunnen worden, terwijl dat er voordien maar een twintigtal waren.248 Maar je zou kunnen stellen dat daardoor de sektarische politiek juist ook versterkt wordt, aangezien christenen niet langer hoeven samen te werken met andere religies. De praktijk toonde echter aan dat dit systeem er in vorige verkiezingen voor zorgde dat christenen het niet meer de moeite vonden om te stemmen aangezien de kandidaten op de moslimlijst het toch haalden. De kleinere kieskringen zullen er toch voor zorgen dat de christenen het weer de moeite vinden om volop te participeren en zo in de dialoog voor een stabieler Libanon kunnen meestappen. Deze hernieuwde wil tot politieke participatie is duidelijk te merken aan de inspanningen van de verschillende christelijke partijen om zich beter te organiseren en hun achterban te vergroten. De falangisten van de Gemayel-clan rekruteren volop maar de herstructurering van hun partij verloopt niet zonder problemen. Ook de Libanese Krachten van Geagea zijn volop bezig zich te organiseren zowel in de christelijke gebieden binnen Libanon als in de Libanese diaspora, waar ze sterk staan.249 De Vrije Patriotische Beweging van Aoun blijft ondanks de inspanningen van zijn rivalen de grootste christelijke partij.250 Daarnaast zou er een derde christelijke stroming naar de verkiezingen kunnen trekken met kandidaten geaffilieerd aan president Suleiman die in het Doha-akkoord het recht kreeg om zelf 3 ministers binnen het eenheidskabinet aan te stellen.251 Het zicht op de huidige verhoudingen tussen de christelijke stromingen is vertroebeld door de speculaties over de sterkte van de 247
In feite zijn er 64 christelijke zetels. International Crisis Group, “La nouvelle équation Libanaise: le rôle central des chrétiens”, Rapport Moyen-Orient N°78, 15 juli 2008, p.1. 249 Nadim HASBANI, “Liban: crise politique sur fond de nouveau partage du pouvoir”, Politique étrangère, 1:2007, p.50 ; International Crisis Group, “La nouvelle équation Libanaise: le rôle central des chrétiens”, Rapport Moyen-Orient N°78, 15 juli 2008, p.4-5. De Libanese Krachten zijn politiek terug boven water gekomen nadat hun leider, Samir Geagea na de verkiezingen van 2005 vrijkwam en via een financiële injectie hebben ze hun politieke structuren kunnen herschikken. (Nadim HASBANI, “Liban: crise politique sur fond de nouveau partage du pouvoir”, p.50.) Dit gebeurde in het verlengde van de commissie Boutros die o.a. voorstelde om ook Libanezen in het buitenland de mogelijkheid te geven om te stemmen. Deze aanbeveling zou evenwel niet aangenomen worden voor de verkiezingen van 2009. (“Lebanon’s election law: The more things change, the more they stay the same”, The Daily Star, 30 september 2008.) 250 International Crisis Group, “La nouvelle équation Libanaise: le rôle central des chrétiens”, Rapport Moyen-Orient N°78, 15 juli 2008, p.4-5. 251 Jean-Pierre KATRIB, “Ending (or Deepening) the Crisis in Lebanon: The Role of Electoral Reform”, PolicyWatch, #1378, 6 juni 2008. 248
69
aantrekkingskracht van de Aoun-strekking. De Vrije Patriotische Beweging zou aan populariteit ingeboet hebben nadat zijn sjiitische partner meermaals tegen de haren van de christelijke gemeenschap instreek, eerst in de zomeroorlog in Libanon en daarna bij de verovering van West-Beiroet.252 Bovendien heeft de beweging nog het bijkomende probleem, in het bijzonder in explosief Libanon, dat de partij generaal Aoun is en generaal Aoun de partij. De leiding van de partij is volledig in handen van zijn naaste familieleden en medewerkers. Als Aoun wegvalt, is de toekomst van de partij allerminst verzekerd.253 Maar zoals we al aangehaald hebben, zullen de verkiezingen van 2009 waarschijnlijk geen politieke aardverschuivingen teweeg brengen vanwege de binding tussen kiezer en verkozene in het Libanese confessionalisme. En zelfs indien dit toch het geval zou zijn, is het noodzakelijk dat alle partijen aan tafel zitten opdat er werkelijk verandering zou komen in Libanon in dienst van een politiek stabiele staat. Zoals we hierna zullen zien, kan deze stabilisering er enkel komen op het einde van een proces van deconfessionalisering, zoals al in het Ta’if-akkoord van 1989 werd aangegeven. Veel andere opties dan samen aan tafel zitten, zijn er trouwens niet, aangezien Hezbollah niet van zinnens is om zijn verworven vetorecht over de Libanese politiek los te laten, zelfs niet na nieuwe verkiezingen.
252
David SCHENKER, “Lebanese Crisis Ends: Hizballah Victory or Temporary Truce?”, PolicyWatch, #1375, 21 mei 2008. 253 International Crisis Group, “La nouvelle équation Libanaise: le rôle central des chrétiens”, p.45.
70
9. Hoe kan men komen tot een deconfessionalisering? Uit de historische en conceptuele beschrijvingen hierboven is al voldoende duidelijk geworden dat het confessionalisme een bron van onstabiliteit is in Libanon aangezien het quota-systeem dat toegepast wordt, altijd winnaars en verliezers meebrengt. De deconfessionalisering van Libanon is de enige optie op langdurige politieke stabiliteit. Het simpelweg aanpassen van quota of het telkens - bijna à la carte - herschrijven van het systeem van machtsverdeling, biedt slechts een tijdelijke oplossing en blijft in een kader van wederzijds wantrouwen waardoor telkens bepaalde groepen bevoordeeld en andere benadeeld worden of zich benadeeld voelen. Dit draagt zeker niet bij tot een stabiel politiek en veiligheidsklimaat in Libanon. De huidige politieke elite in Libanon zijn de leiders van de verschillende religieuze groeperingen die allen handelen - de ene al openlijker dan de andere in het belang van hun eigen achterban en bijgevolg in feite van hun eigen belang aangezien hun achterban hen hun politieke macht geeft. Deze wederkerige afhankelijkheid wordt gevoed door een vrees of het creëren van een vrees voor de Andere aangezien samenwerking tussen de verschillende religieuze groeperingen in het huidige politieke systeem in Libanon enkel wordt bevorderd voor het samenstellen van machtsopportunistische kieslijsten. Door de grote scheiding van de verschillende bevolkingsgroepen is het heel moeilijk om vanuit de basis, de civil society, verandering te brengen in het Libanese confessionalisme. Verandering zal moeten komen vanuit de politieke top zelf maar deze wil zijn macht behouden... Nieuwe spelers zoals eerst Hezbollah en sinds 2005 de Aoun-beweging, kunnen wel de knuppel in het hoenderhok gooien maar passen zich voor de rest gewoon in, in de confessionalistische politiek. Er zijn geen magische recepten maar enkele regels zijn essentieel als er werk zou worden gemaakt van een deconfessionalisering. Besprekingen dienen ten eerste te gebeuren in een nationale dialoog binnen een veilige omgeving. Dit wil zeggen dat alle politieke hoofdrolspelers, in het bijzonder deze van de grote drie: maronieten, sjiieten en soennieten, dienen samen aan tafel te zitten zonder onder druk te staan op veiligheidsgebied. Sinds augustus 2006 neemt UNIFIL via zijn aanwezigheid druk op de ketel weg op het vlak van veiligheid, maar zorgt allerminst voor een verbetering van de veiligheidssituatie op langere termijn. Dit is het gevolg van de beperkingen die zijn opgelegd in zijn mandaat en door de beperkingen die de legermacht zichzelf oplegt in het kader van de neutraliteit. Echte veiligheid kan er enkel zijn als de Libanese overheid als enige kan instaan voor het gebruik van geweld. Bijgevolg
71
dient er een oplossing gevonden te worden voor de status van het Islamitische Verzet. Ten tweede moet de uitkomst van deze dialoog aanvaardbaar zijn voor alle partijen, hierbij weer de nadruk op de grote drie. Alle partijen moeten voldoende winnen om hun toegevingen verkocht te krijgen en moeten kunnen wijzen op het positieve effect voor de eigen gemeenschap in de toekomst. En nogal evident, aangezien de premisse van deze redenering, dient de uitkomst deconfessionalisering te zijn aangezien zoals hierboven aangehaald deze de enige manier is om langdurige en blijvende stabiliteit te krijgen in Libanon en o.a. spanningen rond de huidige dichotomie tussen het soennitische en het sjiitische blok te doorbreken en een alternatief te bieden voor de botte machtspolitiek met zijn onstabiele en gemakkelijk wijzigende coalities georkestreerd door de politiek-religieuze chefs. Hierna zal een mogelijkheid besproken worden tot deconfessionalisering die voor de verschillende religieuspolitieke groeperingen aanvaardbaar zou kunnen zijn aangezien er gestreefd wordt naar evenwichten door het combineren van zowel een aangepaste politieke en militaire structuur. Op het vlak van het politiek constitutionele en op dat van veiligheid zijn relatief snelle ingrepen mogelijk indien ze voldoende ondersteuning krijgen op het hoogste politieke niveau.254 Maar om tot een maatschappelijke verankering te komen, zullen bijkomende en aangehouden inspanningen nodig zijn. De verankering van een deconfessionalisering kan enkel gebeuren in de geesten van de Libanese bevolking met een maatschappij die niet langer als centraal punt religieuze identiteit heeft en vrees voor de Andere. Dit is een derde punt. Als vierde en laatste punt zullen we een deconfessionalisering behandelen vanuit het gezichtspunt van de invloed van de internationale politiek op Libanon. Deze is groot aangezien deze verloopt langs religieuze breuklijnen en mee zorgt voor de versterking van de kloof tussen de verschillende Libanese gemeenschappen. Daarom dient deze invloed zoveel mogelijk afgeschermd of positief gekanaliseerd te worden om het lange termijn objectief van een Libanese deconfessionalisering, een kans op slagen te geven. Dit kan o.a. gebeuren via een afkoeling van de internationale dichotomie in het Midden-Oosten tussen het Iraanse en Amerikaanse blok en door de internationale soevereine status van Libanon te versterken. Maar deze twee opties zijn voorbeelden van een onrechtstreekse aanpak. Buitenlandse tussenkomst vanuit neutrale hoek, zoals de bemiddeling van Qatar, lijkt momenteel een van de weinige mogelijkheden om de Libanese politiek actief een andere wending te geven.
254
Veiligheid is een gebied waar er zelfs nog sneller verandering kan komen vanwege het autoritaire karakter er van maar deze heeft een minder grote invloed op de maatschappij dan de politiek.
72
a. Safety First
Veiligheid en politiek gaan hand in hand. Er is enkel politieke dialoog mogelijk binnen een veilige omgeving en een stabilisering van de veiligheid op lange termijn is enkel mogelijk binnen een politiek proces. In Libanon is deze veilige omgeving er niet aangezien het monopolie van geweld niet in handen is van een neutrale overheid. Het Islamitische Verzet, de gewapende militie van Hezbollah, verzekert een belangrijk deel van de nationale defensie maar ontvangt enkel bevelen vanuit de Hezbollah-top. Het Libanese leger kan hier niet tegen ingaan vanwege de militaire sterkte van de sjiitische organisatie en bijgevolg vanwege de militaire zwakte van het Libanese leger zelf, dat wel eens omschreven wordt als een vredesmacht.255 Naast de rauwe balans van capacities is er eveneens het religieus-politieke aspect waarbij een rechtstreeks ingrijpen door het Libanese leger tegen het sjiitische Islamitische Verzet zou leiden tot een breuk binnen het Libanese leger. Dit aangezien de Lebanese Armed Forces (LAF) zelf voor 35% uit sjiieten bestaan die voor een groot deel achter Hezbollah staan. Dit scenario heeft bovendien een historisch precedent met het uiteenvallen van het Libanese leger tijdens de burgeroorlog en zou terug kunnen escaleren op dezelfde manier. Op het terrein, in Zuid-Libanon, is er bovendien steeds een goede coördinatie geweest tussen de LAF en Hezbollah toen de Israëli’s er vertrokken in 2000 en deze coördinatie blijft tot nu voortduren.256 De invloed van de ta’ifiyya maakt dat het Libanese leger zich strikt neutraal opstelt indien uit een situatie een grotere verdeeldheid tussen de verschillende religieuze groepen zou kunnen voortkomen. Hiervan getuige is de actie of liever de nonactie van de LAF tijdens de overname van West-Beiroet door Hezbollah en tijdens de confrontaties tussen soennieten en alawieten in Tripoli. Bijgevolg is een inzet van het Libanese leger tegen het Islamitische Verzet en daaruit volgend een militaire ontwapening van Hezbollah, op Libanees niveau, onmogelijk. UNIFIL zal ook niet zorgen voor een militaire ontwapening van Hezbollah. UNIFIL blijft, ook na de zomeroorlog van 2006 onder zijn geeuropeaniseerde vorm, vasthouden aan een neutraal statuut, deels vanwege zijn mandaat en deels uit eigen beweging. Het mandaat van UNIFIL beperkt de zone waar de vredestroepen actief mogen zijn. Ze mogen enkel het Libanese leger assisteren in het nemen van stappen om te zorgen voor “the establishment between the Blue Line and the Litani river of an area free of any armed personnel, assets and weapons other than those of the Government of Lebanon
255 256
“Lebanon appoints new army chief”, Al-Jazeera.net, 30 augustus 2008. Bilal Y SAAB, “Rethinking Hezbollah’s disarmament”, Middle East Policy, Vol. 15, Iss.3, herfst 2008 ; Ed BLANCHE, “Lebanon at the crossroads”, Middle East, Iss. 391, juli 2008 ; Amal SAAD-GHORAYEB, “Hizbollah’s Outlook in the Current Conflict II”, Policy Outlook, Carnegie Endowment for International Peace, augustus 2006, p.3.
73
and of UNIFIL”.257 De terugtrekking van het zware materieel van Hezbollah uit deze zone heeft het behoud van neutraliteit voor UNIFIL vergemakkelijkt. Op het terrein zelf is er geen initiatief om op te treden tegen de militie die nog steeds aanwezig is in deze zone aangezien de Europese troepen er enkel zijn ter ondersteuning van het Libanese leger dat zelf Hezbollah niet wil lastig vallen. Verder heeft UNIFIL enkel een mandaat om de Libanese overheid te assisteren, indien gevraagd, voor het bewaken van de grenzen om wapensmokkel tegen te gaan.258 Maar door de assisterende rol komt UNIFIL in de praktijk niet tussen bij grenscontroles. Eind augustus 2008 legde de VN nogmaals de vinger op de wonde in een rapport van het Lebanon Independent Border Assessment Team (LIBAT II) dat toeziet op de beveiliging van de grenzen van Libanon. LIBAT II stelde dat de doelstelling om “de beveiliging van de grenzen te verscherpen onvoldoende was bereikt in het voorbije jaar”.259 Het is bijzonder pijnlijk om vast te stellen dat de maritieme component van UNIFIL zichzelf als opdracht het voorkomen van wapensmokkel heeft gegeven, terwijl de wapens voor Hezbollah over land via de ‘onbewaakte’ Syrisch-Libanese grens of via de door Hezbollah gecontroleerde luchthaven van Beiroet binnen kunnen komen. Bovendien is er eveneens sprake van leveringen van Russische wapens voor Hezbollah via Syrische havens.260 Je kunt de inschakeling van de maritieme component van UNIFIL het beste vergelijken met het controleren van de achterdeur terwijl de voordeur wagenwijd - of misschien in dit geval wapenwijd - openstaat. De opgedrongen neutraliteit van zowel het Libanese leger als UNIFIL zorgt er voor dat er situaties ontstaan waarbij bijvoorbeeld Hezbollah zonder probleem West-Beiroet kan innemen, het moet hiervoor niet op de tenen van UNIFIL trappen en het Libanese leger wil zich niet laten meeslepen in een strijd tussen religieuze gemeenschappen. Het Doha-akkoord probeerde hiervoor een oplossing te vinden door het gebruik van geweld uit te sluiten om politieke winst te maken. Maar een papieren vuist is niet geloofwaardig. Door de verbetering van de capaciteiten van de raketten van Hezbollah waar de organisatie prat op gaat en tot nu toe hebben ze steeds hun woorden met kracht onderbouwd - kan Hezbollah vanuit zijn nieuwe versterkte posities ten noorden van de Litani en bijgevolg ten noorden van het actieterrein van UNIFIL, de centra van de dichtbevolkte Israëlische kustvlakte bereiken.261 UNIFIL staat 257
VN-Veiligheidsraad-resolutie 1701 (via http://www.un.org/Docs/sc/unsc_resolutions06.html) “Lebanon - UNIFIL - Mandate”, United Nations Interim Force in Lebanon, bezocht op 3 september 2008. (via http://www.un.org/depts/dpko/missions/unifil/mandate.html) 259 “UNIFIL mandate extended as arms smuggling across Lebanon-Syria border continues”, NOW for Lebanon, 28 augustus 2008. 260 “Paris sources suspect Russia arming Hizbullah-report”, The Daily Star, 15 oktober 2008. 261 Joseph ALAGHA, “The Israeli-Hizbullah 34-day war: causes and consequences”, Arab Studies Quarterly, Vol.30, Iss.2, lente 2008 ; Hugh MACLEOD, “Lebanon’s militant Hezbollah forging new ties”, San Francisco Chronicle, 1 november 2007 ; Rula AMIN, “Hezbollah: Stronger than ever?”, Al-Jazeera.net, 11 juli 2007 ; Een jaar na de oorlog met Israël stelde Hassan Nasrallah dat de militie nu over meer dan 20.000 missiles beschikt. Het Islamitisch Verzet rekruteert volop om in zijn achterland, in de Bekaa-vallei de nieuwe militieleden te trainen. Hezbollah heeft met betrekking tot de versterkingen en de opleiding hele gebieden tot no-gozones verklaart voor het Libanese leger. Deze zones zouden een groot deel van de centrale en zuidelijke Bekaa258
74
er in zo een scenario voor spek en bonen bij aangezien het zowel vanuit een Israëlische als vanuit een Hezbollah-optiek, enkel in de weg loopt van een eventueel nieuw Israëlisch grondoffensief. De territoriale restricties voor UNIFIL maken dat de Hezbollah-militie zonder problemen een tweede versterkte linie kan uitbouwen boven de Litani. Bovendien blijft het Islamitische Verzet eveneens aanwezig met wapens en personeel in de Area of Responsibility (AOR) van UNIFIL. De militie houdt zich er wel low profile. UNIFIL wil dit liefst zo houden en raakt daarom niet op een actieve manier aan de eerste versterkingslinie van het Islamitische Verzet.262 In de huidige situatie kan enkel de aanwezigheid van een buitenlandse neutrale, gespierde vredesmacht met een sterk mandaat over het ganse Libanese grondgebied zorgen voor de noodzakelijke veiligheid om een nationale dialoog te verkrijgen zonder dat de Hezbollah-militie of andere milities als een militair zwaard van Damocles boven de gesprekken hangen. Een ontwapening van Hezbollah voor de start van nationale gesprekken is niet realistisch aangezien de militie onlosmakelijk verbonden is met het hervormen van de Libanese politiek. In een eerste fase zal Hezbollah zijn gewapende status niet willen opgeven, dit zal enkel gebeuren in het kader van een globaal politiek akkoord. Een sterkere vredesmacht zou dus moeten zorgen voor het bieden van veiligheid tijdens de nationale dialoog zodanig dat chantage via geweld onmogelijk wordt en er gekomen kan worden tot een echt compromis. Want zoals al aangeduid, was Doha slechts een tijdelijk compromis dat bovendien deels afgedwongen werd via de wapens van Hezbollah. Het mandaat van een vredesmacht in dit kader zal moeten uitgebreid worden over gans Libanon maar wel vanuit een defensief standpunt. Geen rechtstreekse acties maar tussenkomsten om geweld tussen religieuze groeperingen te voorkomen of om wapensmokkel tegen te gaan. Bovendien zal zo een vredesmacht langdurig aanwezig moeten blijven op een hoog operationeel niveau. De vredesmacht zal namelijk moeten meehelpen om het suprasektarische karakter van de veiligheidsdiensten te versterken en dit proces is enkel finaal bij het al in Ta’if goedgekeurde afschaffen van alle milities en versterken van het Libanese leger. Enkel na de creatie van een neutrale nationale veiligheid die zelf onderhoudend is, zouden de internationale veiligheidsactoren kunnen vertrekken. Een bijkomend probleem is dat acties tegen bijvoorbeeld wapensmokkel dienen verkocht te worden als niet enkel gericht tegen Hezbollah maar dat deze zeker zo zullen gepercipieerd worden indien er onvoldoende politieke dialoog is.
vallei, de strook ten noorden van de Litani en sjiitisch Zuid-Beiroet omvatten. (Joseph ALAGHA, “The Israeli-Hizbullah 34-day war: causes and consequences” ; Hugh MACLEOD, “Lebanon’s militant Hezbollah forging new ties” ; Rula AMIN, “Hezbollah: Stronger than ever?” ; “Hezbullah tells army some areas ‘off limits’ - report”, The Daily Star, 30 september 2008.) 262 Nicholas BLANFORD, “Call to arms - Hizbullah’s efforts to renew weapons supplies”, Jane’s Intelligence Review, 1 mei 2007 ; “Hizbullah plans for war”, Jane’s Terrorism and security monitor, Issue 008/005, 16 mei 2008.
75
Deze vredesmacht zou als embrio het huidige UNIFIL kunnen hebben maar zal uitgebreid moeten worden en daar wringt het schoentje. Het was al bijzonder lastig om Westerse legers warm te maken voor een deelname aan het nieuwe UNIFIL en het vooropgestelde effectief van 15.000 man te halen. Bovendien zegden landen als Groot-Brittannië en Duitsland, die niet op de tenen van bondgenoot Israël wilden trappen, hun steun enkel toe tot de maritieme macht van UNIFIL die vooral ten dienste staat van de Westerse multilaterale PR. Momenteel kalft ook de Westerse inspanning af en zijn er slechts 12.334 VNmilitairen in Libanon.263 Bovendien zou voor zo een ingreep de steun van de bevolking nodig zijn en dus in feite van de politieke leiders van de verschillende religieuze gemeenschappen, terwijl Hasan Nasrallahs inschikkelijkheid tegenover de huidige UNIFIL-strijdkracht al tot het uiterste gerokken is. Een uitgebreide neutrale troepenmacht die zal zorgen voor een nationale veiligheid via een compensatie van de gewapende militie van Hezbollah zal er dus waarschijnlijk niet komen. Het behoud van de gewapende status van Hezbollah en zijn overname van West-Beiroet waarbij soennitische strijders geen vuist konden maken, hebben aan de andere politiek-religieuze spelers het belang duidelijk gemaakt van een eigen sterke militie. Vooral de onmacht van het Libanese leger heeft twijfels over het nut van een eigen ‘bescherming’ weggenomen met een verdere verzwakking van de nationale veiligheid als gevolg en de mogelijkheid tot escalaties indien de vlam overslaat vanuit het politieke toneel. De milities van de verschillende Libanese gemeenschappen zijn bezig met zich te herbewapenen volgens Patrie en Español. De Libanese Krachten zijn al sinds 2005 bezig met zich te herbewapenen, de druzenmilities trainen zich nog steeds en er is de disproportionele toename van soennitische veiligheidsfirma’s.264 Een veilige nationale omgeving om te komen tot een nationale dialoog lijkt allerminst gewaarborgd en werpt al een eerste schaduw op een eventueel deconfessionaliseringsproces om te komen tot een stabiel Libanon. b. De grote sprong voorwaarts
Een geleidelijke deconfessionalisering op politiek en veiligheidsvlak is geen goede zaak aangezien er onvoldoende checks and balances zitten in de verschillende kleine passen van vooruitgang, wat problematisch is in een omgeving waar er weinig vertrouwen is tussen de partners. Enkel een door alle fracties ondersteund algemeen politiek akkoord kan zorgen voor een definitieve doorbraak voor een deconfessionalisering op politiek en veiligheidsvlak. Op maatschappelijk vlak zullen deconfessionaliseringsmaatregelen wel steeds een 263
“Lebanon - UNIFIL - Facts and Figures”, United Nations Interim Force in Lebanon, bezocht op 3 september 2008. (via http://www.un.org/depts/dpko/missions/unifil/facts.html) 264 Béatrice PATRIE & Emmanuel ESPAÑOL, “Le Liban en péril?”, Maghreb-Machrek, Paris, Choiseul, numéro 192, zomer 2007, p.14.
76
beperkte invloed hebben en zullen bijgevolg slechts beperktere stappen voorwaarts kunnen gezet worden. Ta’if is de illustratie van een politiek akkoord waarin een stapsgewijze deconfessionalisering naar voren wordt geschoven. En zoals blijkt uit het totaal niet doorvoeren van deze deconfessionalisering, is het een problematisch akkoord. Ta’if stelt dat de Kamer van Volksvertegenwoordigers een nationale raad moet vormen onder leiding van de president die dan voorstellen moet doen om te komen tot een non-sektarisch Libanon.265 En na de verkiezing van het eerste niet-sektarische parlement zou een senaat gevormd worden en zorgen voor de vertegenwoordiging van de verschillende gemeenschappen gebaseerd op religieuze identiteit op het hoogste politieke niveau, naast een gedeconfessionaliseerd parlement. Maar zoals al aangegeven waren degene die de weg voor deconfessionalisering moesten vrijmaken voor Ta’if, dezelfde personen die het confessionalisme best wel comfortabel vonden. Het nietsektarische parlement dat binnen het akkoord een bijzonder groot deus ex machina-karakter had, kwam er dus niet. Ta’if mislukte in zijn belangrijkste objectief: een politieke stabilisering van Libanon via een deconfessionalisering. Zelfs de weinige concrete stappen die werden voorgesteld in Ta’if, zoals de gedeeltelijke afschaffing van de band tussen religie en posities in de overheid en het schrappen van de religieuze affilatie op identiteitskaarten266, werden niet doorgevoerd met uitzondering voor de posities binnen Defensie. Sommige analisten volgen de redenering die eveneens ondersteund wordt door Ta’if dat het confessionalisme in Libanon te sterk ingebakken is in de samenleving en dat er daarom slechts beperkte hervormingsmogelijkheden zijn. Zo stelt Julia Choucair dat het momenteel onmogelijk is om van Libanon een seculiere staat te maken en het daarom beter is te focussen op het rechtvaardiger maken van de sektarische vertegenwoordiging via verder onbepaalde veiligheids-, electorale en economische hervormingen.267 Een maatschappelijke deconfessionalisering tot een seculier Libanon zal inderdaad niet voor morgen zijn. Maar dit neemt niet weg dat top-down de nationale politieke en veiligheidsstructuur kan aangepast worden indien de politieke hoofdrolspelers komen tot een evenwichtig akkoord. Zo een akkoord kan er enkel komen als verschillende heikele politieke en veiligheidskwesties met elkaar verbonden worden tot voldoening van de verschillende politieke actoren. Voor zo een package deal dienen op politiek en veiligheidsvlak grote toegevingen aan grote winsten gekoppeld te worden en daarbij is politieke overeenstemming tussen de grote drie: maronieten, sjiieten en soennieten, essentieel.
265
Het Ta’if-akkoord, 4 november 1989, 1.II.G..(via http://www.albab.com/arab/docs/lebanon/taif.htm) 266 Ibid. 267 Julia CHOUCAIR, “Lebanon: Finding a Path from Deadlock to Democracy”, Carnegie Paper 64, januari 2006, p.8-9.
77
Zo is het invoeren van een gedeconfessionaliseerd parlement dat verkozen wordt via een nationale kiesomschrijving en waarbij de zetels verdeeld worden via proportionaliteit, een tegemoetkoming aan de politieke valorisering van in de eerste plaats de sjiitische bevolking en in mindere mate de soennieten.268 De doorvoering van een dergelijk parlement betekent de afschaffing van de christelijke politieke overrepresentatie die een drijvende kracht achter het behoud van het confessionalisme is. Bovendien zet een gedeconfessionaliseerd parlement aan tot de versterking en vorming van nationale ideologische partijen en bijgevolg het inkapselen van een deconfessionalisering op maatschappelijk vlak. De christenen zullen enkel instemmen met een parlementaire deconfessionalisering indien ze een alarmbel krijgen voor het geval hun rechten als politieke groep in het gedrang komen. Een senaat, zoals aangegeven door Ta’if, zou hiervoor dienst kunnen doen als een raad van wijzen rond politieke kwesties die direct de verhoudingen tussen de religieuze gemeenschappen aangaan. Binnen deze senaat zou er een evenwicht tussen christenen en moslims moeten zijn, een kopie van de huidige verdeling volgens religieuze identiteit van het parlement. Maar het mandaat van deze senaat dient wel heel restrictief te zijn anders komt het gedeconfessionaliseerde karakter van de politieke instellingen in gedrang. Maar binnen zijn mandaat moet de senaat sterk zijn, aangezien de christenen niet zullen instemmen met een lege doos. Het opgeven door Hezbollah van zijn militie moet dan gekaderd worden in een grotere toename van politieke macht door het deconfessionaliseren van het parlement. Bovendien zal Hezbollah dit enkel aanvaarden als een vorm van integratie in het Libanese leger ter versterking van dit laatste en indien het Libanese leger de opdracht op zich neemt en kan op zich nemen als ontradingsmacht tegenover Israël. Een integratie van het Islamitische Verzet binnen de LAF is tegelijk ook een versterking voor het nationale karakter van zijn strijd. Met het opgeven van de eigen militie wordt door Hezbollah voldaan aan een vraag van het 14 Maartblok maar zal tegelijk het nationale karakter van Hezbollah versterken als politieke partij. Als sluitstuk van deze politieke en militaire deconfessionalisering dienen ook de gemeenschapsgebonden functies afgeschaft te worden op alle niveaus, verdienste moet het enige relevante criterium worden. En hierin moet verder gegaan worden dan het voorstel van Ta’if. Iedere religieuze gemeenschap zou moeten om het even welke politieke leider van het land kunnen leveren, een oude vraag van de sjiieten en soennieten tegenover de maronieten. Ta’if is als akkoord tekort geschoten om Libanon te stabiliseren. Dat is niet enkel te wijten aan het niet volledig uitvoeren van het akkoord maar zoals hierboven werd aangegeven eveneens vanwege de structuur van Ta’if zelf dat 268
Naar het regionale ‘één man-één stem’ mantra van al-Sistani dat naast in Irak, doorklinkt in Bahrein maar ook in Libanon.
78
stapsgewijs een nieuwe politieke en veiligheidsstructuur wil creëren. Toch duiden sommige analisten op de vrees binnen Libanon om af te stappen van het algemeen goedgekeurde Ta’if-akkoord dat bovendien zorgde voor het beëindigen van de burgeroorlog. In feite wordt Ta’if zo verbonden met vrede in Libanon en daaruit volgend een terugkeer naar een nieuwe burgeroorlog tussen de verschillende gemeenschappen indien gemorreld wordt aan Ta’if. Hierna zal ik wijzen op de voordelen om deze vrees voor het onbekende te laten varen en bovendien is de rechtvaardiging voor deze vrees twijfelachtig aangezien deze gebruikt kan worden in dienst van het status quo dat vooral de huidige politieke leiders van de religieuze gemeenschappen dient en vanwege de structurele problematieken vervat in een akkoord dat blijft vasthouden aan quota en ta’ifiyya. i. Een nieuwe wetgevende politieke structuur: het huwelijk tussen een gedeconfessionaliseerd parlement en een gemeenschapssenaat
Zoals hierboven beschreven zou een gedeconfessionaliseerd parlement binnen een maatschappij die nog steeds politiek blijft geordend op basis van religieuze gemeenschappen een voordeel moeten opleveren voor de sjiitische partijen vanwege de politieke onderrepresentatie van de sjiieten volgens de Libanese demografie. Op termijn zou dit voordeel moeten afnemen binnen een gedeconfessionaliseerde maatschappij waar partijen waarin de politieke ideologie centraal staat en niet langer de religieuze affiliatie, hun invloed zouden moeten zien toenemen. Een politieke deconfessionalisering zet trouwens aan tot de versterking en vorming van nationale ideologische partijen en bijgevolg het inkapselen van een deconfessionalisering op maatschappelijk vlak. Een nationale kieskring zou verder moeten voorkomen dat een essentieel aspect van de confessionalistische kieswet, de gerrymandering van de kiesdistricten, nog langer plaatsgrijpt.269 Het in tegenstelling tot Ta’if gelijktijdig invoeren van een confessionele senaat met een gedeconfessionaliseerd parlement, dient om de verzwakte politieke positie van de christenen te compenseren. Deze senaat moet gezien worden als het politieke orgaan op nationaal niveau ter representatie van een gemeenschapsfederalisme en net zoals in het voorstel van Ta’if, dienen de confessionele families dus vertegenwoordigd te worden hierin.
1. Deconfessionalisering van het parlement De samenstelling van een parlement hangt af van de manier waarop er gekozen wordt en dit staat beschreven in de kieswet. Zoals hiervoor beschreven, was de kieswet altijd onderhevig aan sektarisch getinte aanpassingen die 269
Ta’if stelde een gedeconfessionaliseerde parlementaire kamer volgens algemeen enkelvoudig stemrecht met als kiesdistrict de provincies voor. Het Ta’if-akkoord, 4 november 1989, 1.II.A.4..(via http://www.al-bab.com/arab/docs/lebanon/taif.htm)
79
draaiden rond de grootte en de afbakening van de kiesdistricten. De kieswet van 1960 zorgde voor een goede vertegenwoordiging van de christenen, de kieswetten na de burgeroorlog zouden zorgen voor een pro-Syrisch parlement. Indien je een gedeconfessionaliseerd parlement wil, zul je dus ook hier moeten ingrijpen. Ta’if behield het confessionalisme maar stelde als einddoel ‘een parlement verkozen op een nationale, niet-sektarische basis’.270 Inderdaad, als je een niet-sektarisch parlement wil dat een spiegel is van de Libanese bevolking, dan kan dit enkel indien de verkiezingen gebeuren met het gehele Libanese grondgebied als één kiesdistrict vanwege het feit dat het land een lappendeken is van grotere en kleinere gebieden waar de religieuze gemeenschappen in verschillende percentages van de bevolking voorkomen. Critici zouden kunnen stellen dat één nationale kieskring de samenwerking tussen de verschillende religieuze groepen overbodig maakt en bijgevolg het maatschappelijk confessionalisme in de hand werkt. De praktijk heeft echter geleerd dat van echte supra-confessionele samenwerking geen sprake was bij kleine kieskringen. Het ging enkel om zoveel mogelijk macht voor de politieke leiders van de religieuze gemeenschappen en niet over gemeenschappelijke ideeën. Natuurlijk is een verkiezing slechts een afspiegeling van de maatschappij als het principe van de proportionaliteit wordt toegepast waarbij de kiesverhouding wordt bewaard in het parlement. Een duidelijk democratisch probleem vandaag in Libanon, is dat via het confessionalistische kiessysteem er grote schommelingen zijn in het benodigde aantal stemmen om een zetel te halen in het parlement. Volgens de kieswet van 2000 schommelde het nodige aantal stemmen per parlementszetel tussen 4700 en 12000.271 Een proportioneel verkiezingssysteem zou ook corruptie tegengaan want met het systeem van de winner-takes-it-all kunnen enkele duizenden stemmen veel betekenen.272 In deze eerste fase zal de bevolking waarschijnlijk achter zijn oude politieke leiders blijven staan die verbonden zijn met de eigen religieuze gemeenschap. Maar een proportioneel systeem verzwakt de traditionele leiders omdat de buit niet meer op voorhand onder hen kan verdeeld worden.273 Pas in een tweede stadium van deconfessionalisering, de maatschappelijke deconfessionalisering, zal er mogelijks een versterking komen van een nationale politieke dynamiek om te komen tot meer ideologische nationale partijen die wederkerig de maatschappelijke deconfessionalisering zullen versterken 270
“Until the Chamber of Deputies passes an election law free of secterian restriction, the parliamentary seats shall be divided according to the following bases: a. Equally between Christians and Muslims. b. Proportionately between the denominations of each sect. c. Proportionately between the districts.” (Het Ta’if-akkoord, 4 november 1989, 1.II.A.5..(via http://www.al-bab.com/arab/docs/lebanon/taif.htm)) ‘Proportioneel volgens religieuze groep’ moet gelezen worden als proportioneel volgens de resultaten van de laatste volkstelling van 1932 die al enige tijd niet meer strookt met de werkelijke demografie van Libanon. 271 Carnegie Endowment for International Peace, “Lebanon”, Arab Political Systems, bezocht op 30 maart 2008, p.12. 272 Abdo SAAD, “The shortfalls of Lebanon’s electoral system”, Beirut Center, 18 januari 2007. 273 Ibid.
80
waardoor het parlement naast gedeconfessionaliseerd wordt.274
‘in
de
letter’,
ook
‘in
de
geest’
Afstappen van de vastgelegde helft van de parlementszitjes voor christelijke verkozenen en de invoering van een nationaal proportioneel parlement betekent een politieke verzwakking voor deze confessionele groep. Maar zoals de politieke kaarten nu op tafel liggen, blijven - in het bijzonder de maronieten - de kingmakers in een Libanon dat verdeeld is langs de breuklijn sjiieten-soennieten. Toen in 2005 de 14 Maartcoalitie aan de macht kwam, was één van de doelstellingen van de nieuwe regering, waarin naar Libanese traditie ook de (sjiitische) oppositie zetelde, de kieswet tegen de verkiezingen van 2009 te hervormen. Daarvoor werd de Boutros-commissie275 ingesteld en eind mei 2006 kwam deze naar buiten met een draft. De commissie leverde - naast andere voorstellen - een compromis af voor een parlement waarbij 51 zetels proportioneel zouden verkozen worden met de muhafazat (provincie) als kiesdistrict en 77 zetels via het bestaande meerderheidssysteem met de qada (arrondissement) als kieskring. Het voorstel van de commissie bleef dus voor het grootste deel binnen het confessionalistische systeem voor het grootste deel maar maakte een opening naar een proportioneel kiessysteem. De draft die overeengekomen was over de confessionele grenzen heen werd toch langs de kant geschoven. Er kwam namelijk oppositie vanuit christelijke hoek met het maronitische patriarchaat en de Aoun-partij als hoofdrolspelers, die stonden op de qada als kieskring en het behoud van het meerderheidssysteem.276 Doha zou voor het grootste deel hun visie op de kieswet overnemen voor de verkiezingen van 2009. De Boutros-commissie gaf een aanzet naar proportionele verkiezingen. Voor de rest was het voorstel een tweeslachtige oplossing die onvoldoende een basis kon leggen voor een deconfessionalisering omdat de focus bleef op de verbinding van religieuze gemeenschap en territorium. Je zou kunnen stellen dat het Boutros-voorstel een voorbeeld is van het trachten het confessionalisme af te 274
Julia Choucair wijst er op dat proportionele representatie kandidaten aanzet om campagne te voeren rond beleid, over religie heen, en dat dit systeem ook voor onafhankelijke kandidaten gunstiger zou zijn aangezien het de dominantie van brede coalities zou kunnen breken. (Julia CHOUCAIR, “Lebanon: Finding a Path from Deadlock to Democracy”, Carnegie Paper 64, januari 2006, p.14.) Een andere stem, de Libanese analist, Jean-Pierre Katrib wijst er op dat in de periode tussen de verkiezingen van 2009 en deze van 2013 er verdere hervormingen dienen te komen aan de in Doha overeengekomen kieshervormingen die momenteel nog steeds niet door de Libanese overheid zijn bekrachtigd aangezien er een gebrek aan politieke overeenstemming is. Hij stelt ook dat indien het confessionalisme doorbroken wil worden er een vorm van proportionele representatie nodig is binnen grotere kiesdistricten. (Jean-Pierre KATRIB, “Ending (or Deepening) the Crisis in Lebanon: The Role of Electoral Reform”, PolicyWatch, #1378, 6 juni 2008.) 275 Hani M. BATHISH, “Analysts Weigh in on Draft Law to Change Lebanon’s Election System”, Daily Star, 17 januari 2008. 276 Benjamin RYAN, “The “hidden” issue”, NOW, 18 januari 2008 ; Hani M. BATHISH, “Analysts Weigh in on Draft Law to Change Lebanon’s Election System”.
81
schaffen in stappen zoals Ta’if voorstelde. Maar de Boutros-commissie ging wel volledig voorbij aan de mogelijkheid om een sektarische senaat in te stellen zodanig dat een echte deconfessionalisering van het parlement mogelijk zou worden. Een proportioneel kiessysteem zal in een eerste fase van blijvend sektarisch kiesgedrag hoofdzakelijk in het voordeel van de sjiitische partijen zijn. Maar een doemscenario waarbij Hezbollah voldoende steun krijgt voor de verwezenlijking van zijn ideologisch programma, namelijk de installering van een islamitische staat in Libanon277 lijkt niet realistisch aangezien geen enkele andere partij hierin zal willen meestappen. Dit geldt zowel onder de grote 3 religieuze gemeenschappen die dienen rond belangrijke veranderingen consensus te bereiken binnen het Libanese systeem, als binnen de sjiitische gemeenschap zelf waar Amal een meer seculier standpunt heeft als Hezbollah. Bovendien wordt aangenomen dat de installering van een proportioneel kiessysteem leidt tot een versterking van supraconfessionele ideologische partijen waardoor in een tweede fase er mogelijks een versterking van het ideologisch onderbouwde kiesgedrag zal komen.278 Na de verkiezingen van 2009 is één van de punten die hoog zullen staan op de politieke agenda, de kieswet voor de volgende verkiezingen. De bespreking zal moeten gebeuren in een nieuwe nationale dialoog waarbij de hervorming van de kieswet dient geplaatst te worden in een breder kader van politieke veranderingen om de stabiliteit binnen Libanon te vergroten. Dit met als bedoeling dat er doortastender kan ingegrepen worden op gebied van de kieswet en in het verlengde het politieke systeem, door deze hervormingen uit te balanceren op andere punten.
2. De vorming van een gemeenschapssenaat De instelling van een gemeenschapssenaat zou kunnen zorgen voor het politiek uitbalanceren van een gedeconfessionaliseerd parlement dat vooral op christelijke tegenstand zal stuiten. Ta’if stelde al het overhevelen van sektarische politiek voor naar een raad of senaat, een tweede kamer naast het toekomstige proportionele nationale parlement. Een confessionele senaat kan zorgen voor een politieke vertaling van de verzuilde afzonderlijke Libanese confessionele gemeenschappen die een grote onafhankelijkheid hebben tegenover elkaar maar ook binnen de staat via 277
Zoals Bilal Y Saab opwerpt als argument tegen het invoeren van een representatief electoraal systeem. (Bilal Y SAAB, “Rethinking Hezbollah’s disarmament”, Middle East Policy, Vol. 15, Iss.3, herfst 2008.) 278 Zowel Shams al-Din als Fadlallah, legden zich midden jaren negentig neer bij een plaats voor de christenen in Libanon en bijgevolg bij het feit dat Libanon nooit een islamitische staat zou worden. (Yitzhak NAKASH, Reaching for Power: The Shi’a in the Modern Arab World, Princeton University Press, Princeton & Oxford, 2006, p.142-143.)
82
religieuze raden. De creatie van een politiek orgaan dat deze gemeenschappen op nationaal niveau samenbrengt, kan gezien worden als een institutionalisering van een gemeenschapsfederalisme279. Zoals al aangehaald zou deze structuur de enige overblijvende vertaling zijn op politiek vlak van een blijvend maatschappelijk confessionalisme in een toekomstig politiek systeem. Deze structuur is in tegenstelling met een volledige deconfessionalisering, maar is noodzakelijk om een deconfessionalisering ingang te laten vinden. De gemeenschapssenaat moet zorgen voor instemming door de christenen met een verlies aan macht en bijgevolg politieke bescherming door de invoering van een gedeconfessionaliseerd parlement. Daarom is het ook belangrijk dat deze instelling door christenen niet wordt aangevoeld als een lege doos maar tegelijk zelf niet aanzet tot een blokkering van een nationale deconfessionalisering. Om dit te bewerkstelligen zou het mandaat voor zo een senaat heel restrictief moeten zijn maar tegelijk aan de christenen de mogelijkheid moeten bieden om te dienen als politieke alarmbel indien het parlement met een moslimmeerderheid, besluiten neemt die ingaan tegen de belangen van de christenen als groep. Een alarmbelprocedure op het niveau van het gedeconfessionaliseerde parlement zou in tegenstrijd zijn met het nietconfessionele karakter van dit parlement. Eventueel zou deze senaat ook dienst kunnen doen als een raad van wijzen ter voorbereiding van dossiers die het parlement wil behandelen die rechtsreeks een invloed hebben op de verhoudingen tussen de verschillende religieuze gemeenschappen. Om zo tegelijk de rol van preventieve buffer als van politieke alarmbel, te kunnen uitoefenen. Aangezien de belangen van de religieuze families behartigd zouden moeten worden door een te vormen gemeenschapssenaat - zoals Ta’if voorstelde - dient er een evenwicht te zijn tussen christenen en moslims. De verhoudingen binnen het huidige Ta’if-parlement die een weerspiegeling zijn van de historische band tussen politiek en religie zouden kunnen worden overgeheveld naar zo een te vormen senaat. Er stelt zich het probleem over de manier waarop de senatoren een zitje moeten krijgen, aangezien de senaat een confessioneel karakter heeft in deze politieke denkoefening. Een verkiezing van de senatoren door de Libanese burgers is in tegenstrijd met de deconfessionalisering van de Libanese maatschappij. Bijgevolg is een rechtstreeks democratisch proces niet mogelijk. Een onrechtstreeks democratisch proces is evenmin mogelijk aangezien het aanduiden van de leden van de gemeenschapssenaat door de niet-confessioneel verkozen parlementsleden het niet-confessionele karakter van deze parlementsleden ondergraaft. Een oplossing kan bestaan uit het betrekken van de eerder vernoemde confessionele raden, in de hoedanigheid van een vorm van 279
Het huidige systeem in Libanon met raden per godsdienst is een vorm van federalisering op het niveau van de gemeenschappen, van de mensen, zonder een verbinding met grondgebied te maken. De verbinding met grondgebied gebeurt via de electorale gerrymandering.
83
gemeenschapsfederalisme, en deze vertegenwoordigers te laten voorstellen voor hun gemeenschap. Als politiek sluitstuk zou de president, als werkelijk neutraal staatshoofd, een rol van mediator tussen de verschillende religieuze gemeenschappen op zich kunnen nemen indien er problemen zijn bij het voorstellen van leden voor de gemeenschapssenaat of indien beslissingen geblokkeerd worden door een tegenstelling tussen religieuze groeperingen binnen dit politiek orgaan. ii. De versterking van het Libanese leger via integratie van de Hezbollahmilitie Hoe kun je een grote sprong voorwaarts maken om te komen tot een deconfessionalisering van Libanon als er sektarische groeperingen zijn met hun eigen legertje. Het Ta’if-akkoord zorgde voor de ontbinding van de sektarische milities die dood en vernieling zaaiden tijdens de Libanese burgeroorlog. Maar de militie van Hezbollah, het Islamitische Verzet, wist de dans te ontspringen, zoals hierboven al beschreven werd. Hieronder zal duidelijk worden dat Hezbollah niet bereid is om zijn militie zomaar op te geven. Het Islamitische Verzet is een realiteit die een sterke basis heeft binnen de Libanese bevolking, zij het natuurlijk in het bijzonder bij de sjiitische gemeenschap. Bovendien zorgt de militie in de praktijk voor de verzekering van een belangrijk deel van de Libanese defensie. Het Verzet neemt de bescherming van Libanon op zich in het geval van een grondaanval van Israël in Zuid-Libanon en wordt ook in deze taak erkend, niet alleen door de Libanese politici, maar ook door de LAF. Dit neemt niet weg dat er geen echte politieke deconfessionalisering kan komen zonder dat er een militaire deconfessionalisering is. De hierboven geschetste mogelijke politieke hervormingen bieden een kader voor ontwapening van Hezbollah door de partij onrechtstreeks meer politieke macht te geven door de stem van zijn sjiitische achterban op politiek vlak te vergroten via een nationaal proportioneel verkozen parlement. Een militaire oplossing van de gewapende status van Hezbollah door het Libanese leger staat gelijk met de desintegratie van dit leger en bovendien zou een militair ingrijpen door de Libanese overheid er eveneens voor zorgen dat de sjiieten zich afkeren van de nationale politiek. Het Islamitisch Verzet staat ook sterker qua zwaar materieel en op gebied van guerillatechnieken dan de LAF. Daarnaast dient het opgeven door Hezbollah van zijn militie gekaderd te worden binnen een integratie in en versterking van het Libanese nationale leger zowel materieel als op het gebied van mandaat. Bijkomend zal een ontwapening enkel mogelijk zijn als de regionale veiligheidssituatie, in het bijzonder de Iraans-Amerikaanse dichotomie, zelf ‘ontwapend’ wordt. Zodanig dat het Verzet niet langer meer als een noodzakelijke proxy wordt gepercipieerd voor de Iraanse buitenlandse politiek.
84
In dit punt worden de conceptuele bespiegelingen van meer politieke macht in ruil voor militaire macht teruggekoppeld aan de realiteit op het terrein. Daarbij wordt eerst de problematiek van de gewapende status van Hezbollah opgehangen aan de actie van de sjiitische militieleden in West-Beiroet in mei 2008. Daarna wordt duidelijk gemaakt dat een ontwapening er niet meteen inzit. Een oplossing kan enkel komen uit politieke hoek en momenteel is de politieke situatie te onstabiel. Zonder politieke drukkingsmiddelen of overeenkomsten zien de Hezbollah-leiders een grotere coördinatie met de Libanese strijdkrachten als het hoogst haalbare. Bijgevolg blijven zij en niet de nationale overheid beslissen over de acties van het Verzet. Daartegenover staat het 14 Maartblok dat wil aansturen op een integratie van het Verzet in de LAF. De oplossing bestaat erin om te komen tot een nationale defensiestrategie waarmee de twee blokken zich kunnen verzoenen. Een ander praktisch struikelpunt is dat er momenteel geen opties zijn voor het deel van de defensie dat het Verzet op zich neemt aangezien de LAF te zwak staan. Via een integratie van het Verzet in de LAF zou de Libanese overheid een geschikt instrument in handen kunnen krijgen om te zorgen voor afschrikking tegenover Israël zonder te moeten vrezen voor of rekenen op een militie die niet door henzelf wordt gecontroleerd. Er dringt zich wel een versterking van het Libanese nationale leger op alvorens er een integratie kan komen. Hezbollah wijst immers de zwakte van de LAF aan als reden waarom er geen integratie kan zijn, een integratie zou te sterk het Verzet verzwakken en bijgevolg zijn taak: de bevrijding van door Israël bezet Libanees grondgebied en de verdediging van Libanon tegen een Israëlische inval. Momenteel zijn de besprekingen over de gewapende status van Hezbollah via het Doha-akkoord doorgeschoven naar een nationale dialoog die door president Suleiman zal worden opgestart in november 2008. In deze dialoog zal een nationale defensiestrategie uitgewerkt worden met daarin het antwoord of al dan niet een gewapend Hezbollah deel blijft uitmaken van de Libanese veiligheidsstrategie.280 Toch ziet het er niet naar uit dat in de verkiezingsstrijd die zich op gang trekt, er snel een oplossing komt voor deze kwestie...
1. De problematiek van een gewapend Hezbollah Sinds de verovering van West-Beiroet, begin mei 2008, is het duidelijk voor iedereen dat Hezbollah zijn wapens ook gebruikt als politiek instrument. Deze dienen niet enkel om het Libanese grondgebied te verdedigen of om gevangen Libanezen in Israëlische gevangenissen vrij te krijgen of voor de bevrijding van het door Israël bezette Libanese grondgebied,... allemaal officiële vergoelijkingen van zijn gewapende status. Bovendien mag het duidelijk zijn dat Hezbollah zijn wapens niet zomaar zou inleveren indien de VN de Shebaa Farms erkende als Libanees grondgebied en de Israëli’s er zich uit zouden 280
“Syria and Lebanon agree on border”, Al-Jazeera.net, 14 augustus 2008.
85
terugtrekken, waardoor de legitimiteit van bevrijdingsmacht zou wegvallen. Dit werd duidelijk gesteld door de rechterhand van secretaris-generaal Hassan Nasrallah, Naim Qassem.281 Nasrallah stelde meermaals dat de beweging gewapend blijft “zolang Israël een bedreiging voor Libanon is”. Hij bedoelt hiermee dat Israël een permanente dreiging is die op ieder moment kan veranderen in agressie. En deze bedreiging houdt niet enkel de strikt Libanese aangelegenheden in maar eveneens een regionale oplossing voor de Palestijnse kwestie. Voor Hezbollah is zelfs de onmogelijkheid van terugkeer voor de 300 à 400.000 Palestijnse vluchtelingen een Israëlische agressie.282 De huidige lijn tegenover Israël is nog steeds deze van het in 1985 door Hezbollah uitgebrachte charter. In dit document staat de noodzaak van de destructie van Israël ingeschreven en dat de strijd van Hezbollah enkel zal eindigen wanneer deze entiteit (Israël) is vernietigd. “Wij erkennen geen verdrag met het (de zionistische entiteit), geen staakt-het-vuren en geen vredesakkoorden”, aldus het Charter. De huidige adjunct secretaris-generaal van Hezbollah, Sjeikh Naim Qassem verwoordt het zo: voor hem is het bestaan van Israël op zichzelf een gevaar omdat de wortels van Israël liggen in de bezetting van land en het schenden van andermans rechten.283 Hezbollah zal bijgevolg nooit omwille van de vervulling van ideologische redenen zijn wapens afgeven aangezien deze de vernietiging van de staat Israël omvat. Het behoud door Hezbollah van zijn gewapende arm kan op Libanees politiek niveau gezien worden als de ‘compenserende rode sportwagen’ voor Hezbollah op gebied van de politieke vertegenwoordiging van de sjiieten.284 Het Libanese confessionalisme maakt dat de sjiieten - gezien volgens grootte van de 281
“Israel swaps prisoners for bodies”, BBC News, 16 juli 2008. De gewapende status werd door Hezbollah ook verbonden met het vasthouden van Israël van strijders van de militie. Maar toen deze werden overgedragen aan Hezbollah via een gevangenenruil op 16 juli 2008, maakte de partij net duidelijk dat zijn gewapende status niet verbonden was met deze ruil, hiermee de lijn volgend van de positie tegenover de Shebaa Farms. (“Israel swaps prisoners for bodies”. ; Bilal Y SAAB, “Rethinking Hezbollah’s disarmament”, Middle East Policy, Vol. 15, Iss.3, herfst 2008.) 282 “Israel swaps prisoners for bodies”, BBC News ; Amal SAAD-GHORAYEB, “Hizbollah’s Outlook in the Current Conflict II”, Policy Outlook, Carnegie Endowment for International Peace, augustus 2006, p.4-5. De Palestijnse vluchtelingen hebben inderdaad van Israël nog steeds geen recht op terugkeer afgedwongen. Maar ze worden in de Arabische landen, waaronder Libanon, ook politiek gebruikt zonder dat er veel wordt omgekeken naar hun levensomstandigheden. In Libanon leven ze, net zoals in andere landen, in een heel precaire situatie. Ze zijn geen Libanese burgers en mogen een heel aantal jobs niet uitoefenen. Hun maatschappelijke integratie wordt nog meer beperkt door hen in semi-autonome vluchtelingenkampen te laten waar de PLO de plaatselijke autoriteit is. De Palestijnen krijgen geen rechten binnen de opvanglanden met als reden dat ze hun aspiraties op een terugkeer niet zouden verliezen. De Palestijnse vluchtelingen leven sinds de burgeroorlog op gespannen voet met de sjiitische bevolking ondanks dat Hezbollah de Palestijnse strijd ondersteunt en gekant is tegen overheidscontrole over de kampen. 283 Amal SAAD-GHORAYEB, “Hizbollah’s Outlook in the Current Conflict II”, Policy Outlook, Carnegie Endowment for International Peace, augustus 2006, p.4-5 ; “The Hizballah Program”, The Jerusalem Quarterly, N°48, herfst 1988. 284 Julia CHOUCAIR, “Lebanon: Finding a Path from Deadlock to Democracy”, Carnegie Paper 64, januari 2006, p.10-11.
86
bevolking - het meest ondergerepresenteerd zijn op politiek vlak. Hun militie is een vorm van compensatie hiervoor. Zolang het confessionalisme in Libanon behouden blijft, zullen er problemen opduiken rond de machtsverdelingen tussen de verschillende gemeenschappen die op verschillende manieren uitgebalanceerd worden, met oorlog als laatste middel in de rij. Maar tegelijk brengt het Islamitische Verzet ook schade toe aan Hezbollah. De beweging stelt zichzelf graag voor als nationale (verzets)beweging die achter een gedeconfessionaliseerd Libanon staat. In mindere mate de zomeroorlog van 2006 maar vooral de verovering van WestBeiroet in mei 2008, ondergraaft het suprasektarische karakter van de organisatie aangezien de strijd in Beiroet langs de religieuze scheidingslijn tussen soennieten en sjiieten liep. De actie in West-Beiroet toont de beperkingen van het behoud van een militie als politiek instrument. In politieke onderhandelingen is het een uitstekende stok-achter-de-deur maar indien je deze stok gebruikt sla je je eigen ruiten in. Hezbollah probeerde de politieke schade van zijn actie in West-Beiroet dan ook te beperken door snel de veroverde delen over te dragen aan het neutrale Libanese leger, en door de 14 Maartregering niet militair omver te werpen hoewel ze daartoe de mogelijkheid had. Het gebruik van het Islamitische Verzet voor de interne politiek zorgt eveneens voor een delegitimering van het gebruik ervan als verzets- en verdedigingsmiddel tegen Israël. Zolang Hezbollah gewapend blijft, legt dit een hypotheek op de deelname aan de macht als normale politieke groepering. De nationale identiteit van Hezbollah wordt nog op een ander punt ondergraven door het Islamitisch Verzet in het geval van de overname van West-Beiroet. Het Verzet is een bijna exclusief sjiitische militie die in de casus van West-Beiroet zorgde voor het in diskrediet brengen van het in theorie suprasektarisch en neutrale Libanese leger.285 Tegelijk is er de onrechtstreekse invloed op andere politieke confessionalistische groeperingen in Libanon die in onzekere politieke tijden met een bijzonder onstabiel centraal gezag, ook terug kunnen grijpen naar het opnieuw organiseren van hun milities in case of... en zo voor een extra militaire opbouw naast de opbouw van de politieke hoogspanning zorgen. Er was al een stille hermilitarisering bezig maar het machtsvertoon van Hezbollah maakte duidelijk dat o.a. de soennitische strijders geen partij waren voor de sjiitische militieleden. In West-Beiroet konden ze slechts 1500 man op de been brengen met een bijzonder lichte bewapening. Dit kan volgens International Crisis Group twee gevolgen hebben: een militaire versterking en herstructurering van de soennitische milities en tegelijk of apart een radicalisering van een deel van de soennieten. In Libanon komt de extremistische islam sterk opzetten binnen de soennitische gemeenschap, met Nahr al-Barid als duidelijkste voorbeeld. Deze 285
Het Libanese leger kwam niet tussen in de strijd in West-Beiroet vanwege de vrees uiteen te spatten en beperkte zich tot het bewaken van overheidsgebouwen. (International Crisis Group, “Lebanon: Hizbollah’s Weapons Turn Inward”, Middle East Briefing N°23, 15 mei 2008, p.34.) ; Ed BLANCHE, “Lebanon at the crossroads”, Middle East, Iss. 391, juli 2008 ; Amal SAAD-GHORAYEB, “Hizbollah’s Outlook in the Current Conflict II”, p.3.
87
jihadisten en salafisten zouden zich eveneens kunnen bewapenen om ten strijde te trekken tegen de sjiieten, vanuit hun religieuze anti-sjiitische ideologie. De andere leiders zoals Jumblatt, die aangevallen werd door Hezbollah in zijn eigen Choufgebergte, en Geagea, zullen ook wel nadenken over het opnieuw opzetten en versterken van hun milities.286 De demilitarisering van Hezbollah is noodzakelijk om een algemene militarisatie van de verschillende politieke bewegingen tegen te gaan, een militarisatie die er in 1975 tot leidde dat gewelddadige confrontaties tussen religieus-politieke Libanese en Palestijnse groeperingen konden uitgroeien tot een burgeroorlog. Maar het belangrijkste punt is dat het opgeven van zijn gewapende status door Hezbollah - de doelstelling van 14 Maart - enkel kan via politieke onderhandelingen, niet onder fysieke dwang. En daarbij moeten er politieke incentives zijn vooraleer de militie zichzelf ziet sublimeren in een nationale veiligheidsstrategie.287
2. Geen integratie, enkel coördinatie Vanwege het blijvende politieke nut zal Hezbollah niet zomaar overgaan tot ontwapening. Een tweede piste die bewandeld en ondersteund werd door de Westerse bondgenoten van de 14 Maartmeerderheid was de integratie van de Hezbollah-militie in het Libanese leger. In mei 2006, toen de nationale dialoog rond de gewapende status van Hezbollah nog gevoerd werd, stelde Hassan Nasrallah dat de militie noodzakelijk is om een machtsbalans te hebben met de IDF.288 Hij doet de integratie af als een manier om het verzet te elimineren of tenminste de bewegingsvrijheid van Hezbollah in te perken. Nasrallah maakte duidelijk dat Hezbollah enkel coördinatie wil zonder integratie.289 Zoals Bilal Y Saab aanduidt, wil Hezbollah integratie van zijn militie binnen een nationale defensiestrategie,290 zoals gesteld door Hezbollah en de Aoun-beweging in hun Memorandum, een strategische integratie maar geen militaire. Het verschil tussen beide is de blijvende rechtstreekse ondergeschiktheid van de militie aan de Hezbollahleiders.
286
Maher ZEINEDDINE & Nafez QAWAS, “Jumblatt says surrender of Hizbullah’s weapons to army is ‘inevitable’”, The Daily Star, 26 februari 2008 ; Béatrice PATRIE & Emmanuel ESPAÑOL, “Le Liban en péril?”, Maghreb-Machrek, Paris, Choiseul, numéro 192, zomer 2007, p.14 ; International Crisis Group, “Lebanon: Hizbollah’s Weapons Turn Inward”, p.6. 287 Julia CHOUCAIR, “Lebanon: Finding a Path from Deadlock to Democracy”, Carnegie Paper 64, januari 2006, p.10-11 ; Pieter KOEKENBIER, “Multi-Ethnic Armies: Lebanese Lessons & Iraqi Implications”, Conflict Studies Research Centre, Middle East Series 05/31, juni 2005, i. 288 Israel Defense Forces 289 Amal SAAD-GHORAYEB, “Hizbollah’s Outlook in the Current Conflict II”, Policy Outlook, Carnegie Endowment for International Peace, augustus 2006, p.4-5. 290 Bilal Y SAAB, “Rethinking Hezbollah’s disarmament”, Middle East Policy, Vol. 15, Iss.3, herfst 2008.
88
Er is al geruime tijd een vorm van coördinatie tussen het Islamitische Verzet en het Libanese leger. Sinds de Israëlische terugtrekking in 2000 uit het zuiden van het land, heeft Hezbollah een solide relatie opgebouwd met de ongeveer duizend militairen van het Libanese leger die gelegerd waren aan de grens met Israël. De leiders van het Libanese leger weigeren ook om troepen te zenden naar het zuiden zonder dat hun mandaat is goedgekeurd door Hezbollah. Het leger is gekend achter Hezbollah te staan en heeft volgens Amal SaadGhorayeb goede relaties met het militaire commando van Hezbollah.291 De versterking van UNIFIL na de zomeroorlog van 2006 die o.a. moest zorgen voor een grotere ontplooiing van het Libanese leger in het zuiden - voor de eerste maal sinds 1969 - verliep zonder tegenwerkingen van Hezbollah. Pieter Koekenbier ziet dit als een hoopvolle evolutie en bekijkt een versterkte coördinatie tussen Hezbollah en het Libanese leger als een beginpunt met als uiteindelijk doel de integratie van Hezbollah in het leger, binnen een politiek proces waarbij aan Hezbollah politieke incentives worden gegeven.292 Momenteel lijkt een demilitarisering van Hezbollah wishful thinking vanwege de politiek onstabiele situatie en het gebrek aan vertrouwen tussen de ‘gedwongen’ regeringspartners. Pas na de verkiezingen van 2009 zal de spanning tussen religieus-politieke groeperingen waarschijnlijk wat afnemen om via een nieuwe nationale dialoog verder in te gaan op een gecombineerd politieke en militaire oplossing voor de gewapende status van Hezbollah. Dit werd bevestigd op 1 augustus 2008 toen de nieuwe Libanese regering in een verklaring stelde dat ze overeenkomst had bereikt over “het recht van de Libanese bevolking, het leger en het verzet (d.i. Hezbollah) om het Libanese territorium te bevrijden”. Zoals eerder door president Suleiman aangekondigd zou de discussie over de gewapende status van Hezbollah verdergezet worden in de nationale dialoog die moet leiden tot een nationale defensie-strategie.293 Het met dwang integreren van Hezbollah binnen de LAF is onmogelijk. Hezbollah zal proberen zijn militie politiek af te schermen door een vetomacht binnen de regering te behouden. Als Hezbollah de verkiezingen van 2009 zou winnen, hebben ze in ieder geval hun vetomacht en indien 14 Maart een meerderheid haalt, zullen ze terug een vetominderheid op overheidsniveau opeisen. Het met dwang integreren van Hezbollah door een eventuele 14 Maartregering na de verkiezingen zal enkel leiden tot een desintegratie van het Libanese leger. De Libanese leiders die allen een geschiedenis hebben in de burgeroorlog zullen waarschijnlijk twee maal nadenken alvorens de situatie te laten escaleren.
291
Amal SAAD-GHORAYEB, “Hizbollah’s Outlook in the Current Conflict II”, p.3. De Hezbollah-militie heeft na het vertrek van de Israëli’s en al daarvoor een modus vivendi weten op te bouwen met de UNIFIL I-troepen.( Amal SAAD-GHORAYEB, “Hizbollah’s Outlook in the Current Conflict II”, p.3.) 292 Pieter KOEKENBIER, “Balancing Lebanon”, Conflict Studies Research Centre, Middle East Series 07/03, januari 2007, p.4-5. 293 “Lebanon backs Hezbollah’s arms”, Al-Jazeera.net, 2 augustus 2008.
89
3. De versterking van het Libanese leger De gewapende status van Hezbollah leidt ook tot een probleem puur op militair vlak. Hezbollah ziet een eventuele samensmelting met het Libanese nationale leger als een materiële verzwakking en een inperking van zijn bewegingsvrijheid. Daarom dient het Libanese nationale leger zichzelf te versterken maar in coördinatie met Hezbollah zodanig dat een versterking gebeurt in een nationale defensiepolitiek en niet kan gezien worden als gericht tegen Hezbollah.294 Het huidige Libanese leger krijgt de enigszins denigrerende stempel van vredesmacht. Daarmee wordt bedoeld dat de zware offensievere capaciteiten van het Libanese leger beperkt zijn terwijl juist deze nodig zijn om Hezbollah te overtuigen van de kracht van het Libanese leger tegenover een militaire machine als de IDF en hen te doen overwegen er mee samen te smelten. Nasrallah wierp in mei 2006 op dat hij de integratie van de Hezbollahmilitie in het Libanese leger niet zag zitten omdat het de Libanese positie zou verzwakken aangezien de VS en de Westerse machten geen kwalitatieve wapens zouden willen leveren aan Libanon.295 De feiten gaven hem gelijk. De Westerse militaire steun aan Libanon werd sterk opgetrokken maar er werden geen geavanceerde wapensystemen geleverd. Het Libanese leger kreeg enorme Amerikaanse steun voor zijn aanval van midden mei 2007 tot begin september 2007 op het Palestijnse vluchtelingenkamp van Nahr al-Barid dat in handen was gevallen van een salafistische militie.296 De steun kwam er pas na de start van het offensief omdat 294
Een versterking van het Libanese leger tegen Hezbollah, zoals voorgesteld in een rapport voor het Amerikaanse Congress waarbij een robuuster Libanees leger zou moeten instaan om de aanvoer van wapens langs de grens met Syrië te voorkomen, is onaanvaardbaar voor Hezbollah. (Jeremy M. SHARP, “U.S. Foreign Assistance to the Middle East: Historical Background, Recent Trends and the FY2008 Request”, CRS Report for Congress, 3 juli 2007.) 295 Amal SAAD-GHORAYEB, “Hizbollah’s Outlook in the Current Conflict II”, Policy Outlook, Carnegie Endowment for International Peace, augustus 2006, p.4-5. Hezbollah haalt zijn wapens hoofdzakelijk in Iran met Syrië als transitland. 296 Nahr al-Barid maakte het probleem van islamitisch extremisme in Libanon duidelijk. Libanon was onder Syrische overheersing een belangrijke schakel in de stroom van jihadi’s naar Irak, via Syrië. Het land werd zowel voor opleiding, rekrutering als transit gebruikt. De Palestijnse vluchtelingenkampen waren een broeinest voor salafistische strijders. Nu Syrië openlijk het geweer van schouder veranderd heeft door zijn grenzen te sluiten voor deze islamitische extremisten, voelen de jihadi’s en hun medestanders zich verraden door hun vroegere broodheer en keren ze zich tegen zowel de Syrische als de Libanese overheid via terreuracties. In het arme soennitische noorden en de Palestijnse vluchtelingenkampen bevindt zich de kern van het Libanese islamitisch extremisme. Sommige analisten stellen zelfs dat deze steun genieten van de soennitische Toekomstbeweging als tegengewicht voor het sjiitische Hezbollah. Op nationaal vlak zou Saad al-Hariri zich afzijding houden van de Libanese salafisten terwijl er lokaal in het soennitische Noorden banden worden aangegaan tussen hen en zijn partij, de Toekomstbeweging. (“Jihadist blowback?, Syria and Lebanon”, The Economist, Vol.389,
90
de VS geen belangrijke militaire ondersteuning wilde geven aan het Libanese leger vanwege de vrees dat de wapens bij een eventueel uiteenvallen van dit leger in verkeerde handen zouden terechtkomen.297 Dankzij Nahr al-Barid haalde de War on Terror het op de vrees van desintegratie. Hoewel het Amerikaanse Congres oorspronkelijk slechts 4,8 miljoen dollar militaire steun voorzien had voor Libanon in 2007 werd dat in totaal 270 miljoen dollar. Daarmee kwam Libanon op de derde plaats te staan in een regio die nochtans stevig bevoorraad wordt met Amerikaans oorlogsmaterieel. Sinds het vertrek van Syrië in 2005 zou Libanon in totaal voor 380 miljoen dollar militaire steun gekregen hebben van Washington.298 Een kanttekening is wel dat deze steun voor het suprasektarische leger binnen de hele problematiek van een ontwapening van Hezbollah gezien wordt als steun met een sterk politiek kantje, namelijk steun van het Westen voor de 14 Maartmeerderheid.299 Op vragen van de Libanese regering voor geavanceerde militaire technologie zoals luchtdoelraketten en materieel voor het verzamelen van inlichtingen gingen de VS niet in, enkel low tech-steun voor de grondtroepen past in het Amerikaanse plaatje. Zo had de Libanese regering in 2006 al voor 800 miljoen dollar aan geavanceerde wapens gevraagd aan de VS om zijn leger te versterken, maar niet verkregen. De Amerikanen vrezen immers een gebruik van gesofisticeerd militair materieel, waaronder luchtdoelmissiles, tegen hun Israëlische bondgenoot die dagelijks meerdere keren het Libanese luchtruim schendt.300 Zoals hierboven duidelijk werd heeft Hezbollah zich wel kunnen versterken na de zomeroorlog van 2006 en blijft het argument dat Hezbollah nodig is vanwege zijn werkelijke afschrikkingskracht ten opzichte van een Israëlische agressie, zonder de minste wankeling overeind staan. Toch is een integratie ook niet ondenkbaar want het Libanese leger wordt gezien als de meest coherente en neutrale overheidsinstelling die zich
Iss.8600, 4 oktober 2008 ; “Sleiman accepts Syria’s troop-move explanation”, The Daily Star, 13 oktober 2008 ; “Terror cell ‘sought revenge’ for Nahr al-Bared defeat”, The Daily Star, 14 oktober 2008 ; Omayma ABDEL-LATIF, “Lebanon’s Sunni Islamists - A Growing Force”, Carnegie Endowment for International Peace, number 6, januari 2008, p.15.) 297 Dit vanuit het historische feit dat de LAF desintegreerden in 1982-1983 en dat daarbij Amerikaanse militaire steun in de handen viel van de verschillende milities.(“US backing behind Lebanon’s army”, BBC News, 12 juli 2007.) 298 “US Commander in Lebanon for talks”, BBC News, 6 augustus 2008 ; Alfred B.PRADOS, “Lebanon”, CRS Report for Congress, 24 juli 2006, p.21 ; Bilal Y SAAB, “Rethinking Hezbollah’s disarmament”, Middle East Policy, Vol. 15, Iss.3, herfst 2008 ; Natalia ANTELAVA, ”US aid to Lebanon sends warning to Syria”, BBC News, 8 oktober 2008. 299 Andrew WANDER, “Firm training ISF has had trouble elsewhere”, The Daily Star, 20 september 2008. Naast de steun die de VS geeft voor het Libanese leger, wordt de Libanese politie die door sjiieten gezien wordt als soennitisch en een steunpilaar van al-Hariri, opgeleid door een Amerikaanse Private Military Contractor. (Andrew WANDER, “Firm training ISF has had trouble elsewhere”.) 300 Hussein ABDALLAH, ”Washington and Beirut set up joint military panel”, The Daily Star, 7 oktober 2008 ; “US backing behind Lebanon’s army”, Al-Jazeera.net, 12 juli 2007 ; Bilal Y SAAB, “Rethinking Hezbollah’s disarmament”, Middle East Policy, Vol. 15, Iss.3, herfst 2008.
91
zelfs boven het confessionalisme plaatst.301 Een integratie zou het nationale karakter van Hezbollah versterken en binnen een proportioneel politiek systeem bijzonder wervend kunnen zijn over de grenzen van de religieuze gemeenschappen heen. Bovendien is de positie van het Verzet in Zuid-Libanon, de eerste verdedigingslinie van Libanon tegenover Israël, verzwakt na de zomeroorlog van 2006 doordat de aanwezigheid van het Libanese nationale leger en UNIFIL werden uitgebreid.302 Een integratie zou betekenen dat de militaire aanwezigheid van Hezbollah in het zuiden terug versterkt wordt. Een concensus-oplossing zoals Bilal Y Saab voorstelt waarbij Hezbollah zich zou integreren als een commando- of speciale operaties-eenheid binnen de LAF maar waarbij de Hezbollah-top blijvend autonoom militaire beslissingen zou kunnen nemen303, is geen echte oplossing aangezien zo het politieke Hezbollah een gewapende stok achter de deur blijft houden. De belangrijkste hindernis voor een monopolie van geweld voor de Libanese overheid is het Islamitisch Verzet, de militie van Hezbollah. De enige oplossing om van Hezbollah een puur politieke actor te maken, is het inruilen van militaire macht door politieke waarvoor een representatief politiek systeem, zoals hierboven beschreven, een uitkomst biedt. Indien er één enkel militair veiligheidsorgaan zou komen in Libanon dat bovendien sterk is en daardoor prestigieus, zou dit mee kunnen zorgen voor een deconfessionalisering van de maatschappij. Een leger is in het ideale geval een integratieve kracht in multi-etnische maatschappijen.
iii. Afschaffing van gemeenschapsgebonden functies op alle niveaus Een belangrijke stap tot deconfessionalisering in een scenario van een grote sprong voorwaarts, is de afschaffing van overheidsfuncties verbonden met religie. Momenteel is enkel het Libanese leger gedeconfessionaliseerd met uitzondering van de hoogste posities. Ta’if zag het afschaffen van de band tussen overheidsfuncties en religieuze identiteit als een mogelijke eerste stap tot het afschaffen van het Libanese confessionalisme.304 Maar Ta’if durfde niet de lijn door te trekken voor de topposities binnen de overheid, met als belangrijkste de president, de premier, de kamervoorzitter en de Defensie-top. 301
Mona YACOUBIAN, “Facing the Abyss: Lebanon’s Deadly Political Stalemate”, USIPeace Briefing, februari 2008. 302 Iets wat sinds de terugtrekking van Israël uit het zuiden van Libanon constant werd gevraagd door de VN beginnende met VNVR-resolutie 1337. (VN-Veiligheidsraad-resolutie 1337 (via http://www.un.org/Docs/scres/2001/sc2001.htm)) 303 Bilal Y SAAB, “Rethinking Hezbollah’s disarmament”, Middle East Policy, Vol. 15, Iss.3, herfst 2008 304 Daarnaast werd nog het afschaffen van de religieuze affiliatie op de identiteitskaart vernoemd in Ta’if.
92
De moslims dringen al langer aan op het rechtsstreeks verkiezen en bijgevolg openstellen van het presidentschap, de belangrijkste politieke functie van Libanon, voor één van hen. In Libanon verkiest het parlement de president en de parlementsvoorzitter. Indien er een gedeconfessionaliseerd parlement komt en het religieuze etiket van beide functies verdwijnt, dan zijn deze automatisch ook gedeconfessionaliseerd. De president duidt in overleg met het parlement de eerste minister aan. In navolging van de redenering hierboven zou deze functie dan ook gedeconfessionaliseerd kunnen worden. Een politieke deconfessionalisering zal natuurlijk moeten gevolgd worden door deze van de Defensie-top. Deze denkoefening moet natuurlijk ook rekening houden met het geval dat bepaalde religieuze groepen zich benadeeld voelen. Daarvoor is een alarmbelprocedure van belang zoals deze van de gemeenschapssenaat die hierboven al besproken werd. c. Maatschappelijke verankering In theorie moet het relatief gemakkelijk zijn om een politieke verandering en een verandering op veiligheidsvlak door te voeren door het feit dat hiervoor slechts een beperkt aantal politieke en militaire actoren nodig zijn. Een maatschappelijke verandering, namelijk de verankering van een door deze actoren besliste deconfessionalisering, is lastiger aangezien in dit geval de ganse bevolking mee moet willen gaan in de nieuwe visie. In tegenstelling tot de hoofdzakelijke top-down benadering van de politieke en veiligheidsdeconfessionalisering is voor de maatschappelijke deconfessionalisering eveneens een bottom-up aanpak noodzakelijk.305 Deze zal slechts via een langzaam proces kunnen worden verwezenlijkt aangezien een heleboel mensen overtuigd moeten worden die dikwijls door persoonlijke ervaringen, zoals de burgeroorlog, al een stevig maatschappelijk referentiekader hebben opgebouwd dat je niet zomaar van tafel kan vegen. Top-down dient er een versterking van de band tussen de centrale staat en de bevolking te komen want in de praktijk zijn een heel deel van de maatschappelijk voorzieningen verbonden met de religieuze gemeenschap. Bottom-up dient er een echte Libanese civil society te komen in plaats van de huidige confessionalistische maatschappij. Een maatschappelijke verankering van een deconfessionalisering zal een werk zijn voor vele generaties en bijgevolg zal voor een lange periode de sociale stabiliteit pover blijven.306 Daarom dient er minstens op politiek en veiligheidsvlak een duidelijke wil en basis te bestaan voor het blijven doorzetten
305
International Crisis Group, “Lebanon: managing the gathering storm”, Middle East Report N°48, 5 december 2005, p.30. 306 Bilal Y SAAB, “Factional friction: The future of Lebanon”, Jane’s Intelligence Review, november 2007, p.34.
93
van een deconfessionalisering indien deze uiteindelijk maatschappelijk gebetonneerd wil raken.
i. Een versterking van de nationale dienstverlening Een belangrijk punt om een deconfessionalisering op maatschappelijk vlak te verankeren, is de dienstverlening aan de bevolking, zoals sociale zekerheid en gezondheidszorg, terug te laten verlopen via het nationale niveau. Dit wil niet zeggen dat de overheid een gedwongen ontzuiling van maatschappelijke dienstverlening moet doorvoeren want dwang is zelden de juiste weg om een blijvende evolutie te bewerkstelligen. De overheid kan zijn greep op de dienstverlening versterken door de verzuilde instanties aan zich te binden via controle, coördinatie en bijkomende financiering. Een belangrijk punt waarop de overheid dient toe te zien is dat de dienstverlening over de religieuze grenzen heen wordt uitgebreid. Hezbollah bindt zijn achterban aan zich door het organiseren van een sociaal netwerk via fondsen vanuit de sjiitische nationale en internationale gemeenschap. Deze fondsen worden ofwel door Hezbollah zelf ofwel via gerelateerde sociale organisaties verdeeld.307 Momenteel heeft de Libanese overheid enkel een beperkte controle over de Hezbollah-instellingen. Deze bestaat uit het geven van licenties en voorzien in een gedeeltelijke financiering.308 Het grootste probleem voor een versterking van de nationale dienstverlening is dat de Libanese schatkist er onvoldoende geld voor heeft. De financiële situatie van de Libanese staat is bijzonder precair en bijgevolg kan ze onvoldoende budgetten vrijmaken om te zorgen voor een nationale controle en coördinatie van de dienstverlening, laat staan zelf een eigen sterke onafhankelijke dienstverlening uit te bouwen. Libanon had in 2005 een schuld van 40 miljard dollar, 2 maal zijn BBP en door de onstabiele situatie trekt het land ook minder investeringen aan dan andere landen in het Midden-Oosten en blijft het overheidsdeficit aanzwellen.309 De Libanese staat dient eerst orde op zaken te stellen binnen de eigen financieën om via een nationale dienstverlening zijn greep op de maatschappij te kunnen vergroten.
307
Zo verdeelt de Sayyid Fadlullah Institution for charity and Social Welfare per jaar aan ongeveer 100.000 (sjiitische) Libanezen aalmoezen voor in totaal 6 miljoen Libanese pond (Biografie van sayyid Muhammad Hoessein Fadlallah, bezocht januari 2008. (via http://english.bayynat.org.lb/Biography/index.htm)) 308 Bilal Y SAAB, “Rethinking Hezbollah’s disarmament”, Middle East Policy, Vol. 15, Iss.3, herfst 2008. 309 International Crisis Group, “Lebanon: managing the gathering storm”, Middle East Report N°48, 5 december 2005, p.31.
94
ii. Een versterking van de civil society Een maatschappelijke verankering van een deconfessionalisering kan niet in een één-richtingsverkeer van de nationale overheid naar de bevolking gebeuren. De bevolking kan ook stappen zetten naar een echte civil society waarbij er een dialoog komt tussen de verschillende gemeenschappen. Het probleem is dat enkel de jongeren niet onmiddellijk geraakt zijn door de Libanese burgeroorlog die in 1990 eindigde. Dit neemt niet weg dat ook zij een deel van de psychologische last meeslepen van deze oorlog op het gebied van vertrouwen tegenover de andere gemeenschappen. Alle families hebben geliefden verloren in Libanons confessionele twisten. Bovendien is het moeilijk voor jongeren om op te boksen tegen de gevestigde politici. Confessionalisme wijst op een grote mate van wantrouwen tegenover de Andere, de andere gemeenschap en op een laag ideologisch-democratisch niveau van politieke bewustzijn bij de kiezers/burgers. Er zijn civil society-organisaties in Libanon die ingaan tegen het Libanese confessionalisme, maar hun impact blijft relatief beperkt wegens te weinig media-aandacht en het feit dat er in Libanon geen stille meerderheid is die steun kan leveren aan deze bewegingen aangezien de meerderheid van de Libanezen zich geallieerd hebben met de een of andere religieus-politieke groepering.310 Hoewel een heleboel partijen een nationale schijn ophouden, zijn er in Libanon niet echt belangrijke nationale partijen die kunnen gezien worden als suprasektarisch in de praktijk, in plaats van retorisch.311 De beperkingen van een Libanonisering van religieus-politieke bewegingen zoals Hezbollah werden zeer duidelijk tijdens de gevechten in mei 2008. De ‘democratische linkse partij’ is volgens Carnegie Endowment for International Peace de enige partij vertegenwoordigd in het Libanese parlement - zij het met één schamele zetel - die openlijk opkomt voor een seculiere nietconfessionele staat. Haar ideeëngoed is niet verbonden met een religieuze gemeenschap maar neigt naar de ideologie van een Europese linksdemocratische partij. Het feit dat ze tijdens de verkiezingen van 2005 toch deel uitmaakte van de Hariri-lijst duidt op de moeilijkheid om binnen het 310
De ‘Khalass (genoeg): Samen voor Libanon-campagne’ (www.khalass.net) is één van deze bewegingen die 30 civil society-organisaties samenbrengt met als doel om druk uit te oefenen op politieke leiders en om de wil tot samen te leven te tonen.(Omayma ABDEL-LATIF, “Lebanon: Civil Society says “No more Silence””, Arab Reform Bulletin, Carnegie Endowment for International Peace, Volume 5, Issue 10, december 2007.) ; Het Civil Center for National Initiative pleit voor een Libanese gedeconfessionaliseerde politiek. (“Husseini leads calls for creation of ‘civil state’ in Lebanon”, The Daily Star, 11 oktober 2008.) 311 Het Libanese nationalisme heeft zelf een religieus-politieke connotatie door de historische band met de maronieten. De maronieten stonden na de onafhankelijkheid voor een Libanon als een zelfstandige nationale staat terwijl de moslims, in het bijzonder de soennieten, Libanon wilden kaderen binnen een pan-Arabische identiteit.
95
confessionalistische Libanon als ideologische partij aan de bak te komen.312 Langs de andere kant kan het geen valabele politieke strategie zijn van een suprasektarische partij om zich te binden aan één zijde van het dichotome Libanese politieke spectrum. Er is dus nog een lange weg te gaan naar een echte pluralistisch ideologische politiek, een politiek die niet langer wordt beheersd door de politieke elite van de verschillende religieuze gemeenschappen maar door ideeën. De lijst met middelen om tot een maatschappelijke verankering van een deconfessionalisering te komen kan nog uitgebreid worden met zaken zoals religieuze oecumene en onderwijs. Een grondige bespreking van deze zou ons echter brengen tot een filosofisch debat die deze studie te zeer zou verzwaren.313 d. De noodzaak om de invloed van de regionale politiek op Libanon te beperken
Indien er een stabilisering moet komen van Libanon op veiligheids- en politiek vlak, via het doorvoeren van een doorgedreven deconfessionalisering, dan zal dit moeten gebeuren binnen een sereen politiek klimaat. Dit is problematisch vanwege de vele banden tussen de verschillende religieuspolitieke gemeenschappen in Libanon en de belangrijkste regionale politieke actoren in het Midden-Oosten die momenteel verdeeld zijn tussen een Amerikaans en een Iraans kamp. Hieronder zullen we deze banden bespreken en kijken naar mogelijke toekomstige verschuivingen. Een andere bron van interne destabilisering is de internationalisering van de Hariri-moordzaak, via het door de VN ingerichte Speciaal Tribunaal voor Libanon. De moord op ex-premier Rafiq al-Hariri ligt aan de basis van de huidige dichotomie in de Libanese politiek. Het proces voor het Tribunaal zal moeten rekening houden met de gevoeligheden binnen Libanon rond deze zaak, indien het niet meer kwaad dan goed wil aanrichten. Maar tegelijk biedt de regionale politiek soms ook mogelijkheden om te zorgen voor een stabilisering van Libanon. De Qatarese diplomatie wist alle Libanese partijen terug rond de tafel te krijgen na het open conflict van mei 2008. Qatar kon via zijn goede contacten met de verschillende politieke blokken
312
Carnegie Endowment for International Peace, “Lebanon”, Arab Political Systems, bezocht op 30 maart 2008, p.17. De partij werd gesticht in 2004 door linkse intellectuelen en leden van de Libanese Communistische Partij. (Carnegie Endowment for International Peace, “Lebanon”, Arab Political Systems, bezocht op 30 maart 2008, p.20.) 313 Oecumene wordt al zo lang als de scheiding tussen godsdiensten en religieuze strekkingen zelf bepleit en bestudeerd. Binnen het onderwijs is één punt dat van een nationale geschiedschrijving. Deze zou suprasektarisch moeten zijn en zorgen voor een nationaal historisch geheugen dat op zijn beurt zou kunnen helpen om de burgeroorlog beter te verteren door deze te de-emotionaliseren. Natuurlijk is het maar de vraag in hoeverre neutraliteit en geschiedenis samengaan. Illusies hierover dienen er niet gemaakt te worden aangezien zelfs in het ‘West-Europa van de waarden en moraal’ geen gezamenlijke neutrale visie bestaat op de Vaderlandsche geschiedenis.
96
een bemiddelende rol spelen. Spijtig genoeg is het één van de weinige landen die zich boven het interne Libanese gekrakeel houden. Vanuit Libanon zelf kan er ook gezorgd worden voor een beperking van de invloed van de regionale politiek via maatregelen om tot een versterking van de Libanese territoriale soevereiniteit te komen. Deze worden niet betwist door de verschillende Libanese actoren.
i. De band met de Amerikaans-Iraanse dichotomie in het Midden-Oosten Momenteel hebben vooral de spanningen tussen Iran en de VS in het Midden-Oosten een belangrijke invloed op de stabiliteit binnen Libanon, aangezien deze via religieus-politieke lijnen verbonden zijn met de interne politieke tegenstellingen in de cederstaat. De 14 Maartbeweging heeft banden met het Westen, in het bijzonder de VS en Frankrijk en met de soennitische bondgenoten van Amerika, Saoedi-Arabië op kop. Amal en Hezbollah behoren dan weer tot het Iraans-Syrische kamp. Hezbollah is de laatste jaren ge-Libanoniseerd maar blijft misschien geen rechtstreekse bevelen meer ontvangen uit Iran,314 maar dan toch wel heel nauw samenwerken met de sjiitische theocratie. Iran is de belangrijkste wapenleverancier voor Hezbollah en steunt de organisatie nog steeds stevig op financieel vlak. Bovendien heeft de Iraanse overheid een vertegenwoordiger in de militaire structuur van Hezbollah die nog steeds wordt ondersteund door de buitenlandse tak van de Iraanse Revolutionaire Wachters, de Quds-macht. Een band die zijn nut opnieuw bewees tijdens en na de zomeroorlog van 2006. Religie en ideologie zorgen mee voor het betonneren van de band tussen Hezbollah en Iran. Zo blijft ayatollah Khamenei een sterke aanhang hebben onder Hezbollahmilitanten als marja’at-taqlid ondanks dat de belangrijkste Libanese marja’at-taqlid, ayatollah Fadlallah zich distantieerde van de Iraanse velayet-e faqih.315 Hezbollahs ideologie is nog steeds deze van zijn handvest van 1985 en deze loopt gelijk met de anti-imperialistische, anti-zionistische en antiWesterse ideologie van Khomeini. Deze nauwe band maakt het heel waarschijnlijk dat Hezbollah de taak van Iraanse proxy op zich zal nemen indien Iran rechtstreeks militair wordt aangevallen. Een Israëlische of Amerikaanse aanval op Iran zal hoogst waarschijnlijk geriposteerd worden door een actie van Hezbollah vanuit Zuid-
314
Zo was het opstappen van de sjiitische ministers in 2006 en de daaruit volgende religieuspolitieke spanningen tussen soennieten en sjiieten niet naar de zin van Syrië en Iran. Iran werkte zelfs samen met Saoedi-Arabië om de politieke patstelling op te lossen. (Abbas William SAMII, “A Stable Structure on Shifting Sands: Assessing the Hizbullah-Iran-Syria”, The Middle East Journal, Vol.62, Iss.1, winter 2008.) 315 Sune HAUGBOLLE, “The alliance between Iran, Syria and Hizbollah and its implications for the political development in Lebanon and the Middle East”, Danish Institute for International Studies, november 2006, p.17.
97
Libanon gericht tegen Israël.316 Het is ondenkbaar dat Iran deze geopolitieke alliantie zomaar uit handen zal geven. Hezbollah zal sterk onder druk gezet worden door Iran om niet unilateraal te integreren in het Libanese leger. Iran zal hiervoor enkel het licht op groen zetten, als het voldoende garanties krijgt vanuit Amerikaanse hoek, zowel voor de veiligheid van de Iraanse staat zelf, als voor een oplossing voor de Palestijnse kwestie. Het belang van Hezbollah voor Iran ligt in de mogelijkheid om via de organisatie invloed uit te oefenen in de Palestijns-Israëlische kwestie. Om deze band tussen Iran en een gewapend Hezbollah te verzwakken zijn er momenteel verschillende benaderingen. Deze splitsen zich in twee hoofdstromen: je kunt proberen rechtstreeks in te werken op Hezbollah ofwel kun je je richten tot het beïnvloeden van Iran als belangrijkste steunpilaar van Hezbollah en dit zowel rechtstreeks als via zijn enige echte geallieerde, Syrië. Rechtstreeks inwerken op Hezbollah is mogelijk met een wortel- of een stokmethode. De stok zou dan een militair-financiële afsluiting van Iran en Syrië zijn die streng gehandhaafd wordt door een sterke controlerende partij. Financieel kortwieken van Hezbollah is bijna onmogelijk aangezien de partij voldoende diversificatie heeft in zijn financiële kanalen: via de sjiitische kanalen van religieuze taxen, de bedrijven verbonden aan Hezbollah, buitenlandse steun, de Libanese overheid o.a. voor de sociale werken en daarnaast ook Iran. Als Iran erin slaagt geld binnen te krijgen in de door de IDF ‘hermetisch’ afgesloten Gazastrook, dan kan hetzelfde verwacht worden bij een financieel embargo tegen Hezbollah. Zoals duidelijk gebleken is, voldoen het Libanese leger noch de internationale VN-troepenmacht UNIFIL om Hezbollah militair te isoleren van Iran. Het Libanese leger is zowel op gebied van suprasektarische samenhang als militair te zwak om Hezbollah aan te pakken, bovendien ontbreekt de politieke steun hiervoor. Bij heel wat politiek-religieuze groeperingen is er voldoende wil om dit door te voeren maar de realiteit en vooral de vrees voor een nieuwe escalatie in de grootte-orde van een nieuwe burgeroorlog, zorgt voor het verkiezen van een politieke oplossing. Het na de zomeroorlog tussen Israël en Hezbollah ge-europeaniseerde UNIFIL krijgt het niet voor elkaar om het Libanese leger te ondersteunen bij het voorkomen van wapensmokkel en om een effectief van 15.000 troepen te halen. De neutraliteit ‘ten allen prijze’ van UNIFIL maakt ook dat een militair ingrijpen direct gericht tegen Hezbollah onmogelijk is. Bovendien weten zowel UNIFIL als Hezbollah dat UNIFIL enkel de publieke opinie achter zich houdt door low profile te blijven, te veel bodybags, bijvoorbeeld door een zelfmoordaanslag, betekent een terugtrekking van de VN-troepen. Naast de stok-methode is er nog de wortel waarbij zou 316
Béatrice PATRIE & Emmanuel ESPAÑOL, “Le Liban en péril?”, Maghreb-Machrek, Paris, Choiseul, numéro 192, zomer 2007, p.14-15. Zoals ook bevestigd wordt door de commandant van de Revolutionaire Wachters, Mohammad Au Jafari. (Mel FRYKBERG, “Surrounded on all sides, Israel’s wars of attrition heat up”, Middle East, Iss.393, oktober 2008.) Dit in tegenstelling tot Patrie en Español die geloven dat UNIFIL een rol van bliksemafleider zal hebben. (Béatrice PATRIE & Emmanuel ESPAÑOL, “Le Liban en péril?”, p.14-15.)
98
kunnen getracht worden om Hezbollah direct te isoleren van Iran. Op het eerste zicht zouden politieke incentives binnen Libanon een mogelijke wortel kunnen zijn. Maar deze incentives moeten aanvaardbaar blijven voor de rest van het Libanese politieke spectrum en bijgevolg is dit een moeilijke evenwichtsoefening die hierboven al beschreven werd. Te grote incentives zouden anders terug op zichzelf een bron van onevenwicht kunnen zijn voor de toekomstige verhoudingen binnen de cederstaat en bovendien zouden deze onaanvaardbaar zijn voor de andere partijen. Zowel een positieve als een negatieve aanpak enkel gericht op Hezbollah zal bovendien Iran zeker niet aanzetten tot meer gematigdheid, een radicalisering ten opzichte van de internationale (Westerse) gemeenschap versterken en zeker geen verbetering van de veiligheidssituatie binnen de Golf en het Midden-Oosten creëren. Een rechtstreekse aanpak van Hezbollah zal bijgevolg in meer of mindere mate moeten gecombineerd worden met een strategie tegenover Iran. Zonder te willen ingaan op de nucleaire problematiek rond Iran heeft deze kwestie één ding duidelijk gemaakt: dat carrots of sticks weinig uithalen indien een staat koste wat het wil een voor zichzelf gesteld vitaal doel wil nastreven. De band tussen Hezbollah en Iran zal moeilijk verzwakt kunnen worden door Iran harder aan te pakken. Enerzijds door zijn pariastatus in het Westen die al zorgt voor een economisch en militair embargo langs deze zijde van de wereld, en langs de andere kant door zijn enorme energievoorraden die steeds economische vrijbuiters aanlokken. De militaire en financiële steun komt zonder probleem langs de Libanese grensbeveiliging, terecht in de handen van Hezbollah. De positieve benadering is deze waarbij er een oplossing komt voor de internationale dichotomie tussen de VS en Iran waarbij de directe veiligheidsdreiging vanuit de VS en Israël wordt weggenomen. Momenteel zijn de geesten niet rijp voor een positieve oplossing, daarvoor is de kloof tussen Iran en de VS te diep. Een samenwerking rond een politieke stabilisering en stabilisering op veiligheidsvlak van Irak zou kunnen een toekomstig domein voor een verbetering van de relaties worden. Toch is verbetering op het vlak van regionale veiligheid in de Golf de optie die het grootste vooruitzicht oplevert voor een stabiele toekomst zowel in de Golf zelf, als in Libanon. Zonder veiligheidsgaranties vanwege de VS zal Iran alles in het werk stellen om Hezbollah als proxy te houden. In dit geval blijft Hezbollah gewapend en is een oplossing voor een stabiel Libanon via een algemene deconfessionalisering wishful thinking. De weg die vandaag in de regionale politiek in het Midden-Oosten lijkt gevolgd te worden om de band tussen Hezbollah en Iran te verzwakken, plaatst Syrië, de strategische partner van Hezbollah en Iran, centraal. Het lijkt er op dat getracht wordt om Damascus terug in het Westerse en in mindere mate Arabische kamp te brengen. Daarbij staat de Franse diplomatie centraal die
99
binnen het kader van de ‘Barcelona-proces Mediterraanse Unie’ Syrië uit zijn diplomatiek isolement wil halen waarin het terechtkwam na het stuklopen van de vredesonderhandelingen met Israël in 2000, de te directe inmenging in de Libanese nationale politiek in 2004 en de bomaanslag op Rafiq al-Hariri in februari 2005. Een diplomatiek isolement dat gevuld werd door het verstevigen van de banden met mede-paria Iran, samen goed voor een belangrijk deel van the Axis of Evil. Natuurlijk valt af te wachten in welke mate de EU achter Sarkozy’s tweede-klasse unie blijft staan die zich vooral richt op veiligheids- en energieproblemen en weinig rekening houdt met de waarden en normen die in de EU zelf geacht worden centraal te staan.317 Deze derde weg probeert om de strategische band tussen Damascus en Teheran te ondergraven, een band hoofdzakelijk in steun van Hezbollah dat de druk hoog houdt op de Israëlische noordgrens in dienst van beide landen. Vanuit Syrisch perspectief is Hezbollah er om als politieke speelkaart te dienen voor de blijvende Israëlische bezetting van de Golan en voor Teheran als proxy tegenover Israël en de VS. Zowel Damascus en Teheran verkopen hun steun natuurlijk overgoten met een stevige Palestijnse saus. De steun voor Hezbollah en de band met de strijd tegen Israël in een Palestijns referentiekader zorgt mee voor legitimiteit van het ‘sjiitische’ al-Assad-bestuur bij de soennitische meerderheid van de Syrische bevolking en binnen de soennitische Arabische wereld. Analisten gaan er van uit dat een oplossing van de territoriale geschillen tussen Syrië en Israël en een uitzicht op een oplossing van de PalestijnsIsraëlische kwestie als gezichtsreddende factor binnen de Arabische soennitische wereld, voor Syrië een mogelijkheid bieden om eieren voor zijn geld te kiezen en de onnatuurlijke band met de sjiitische theocratie op te geven. Immers, de band tussen Syrië en Iran, respectievelijk tussen een seculier, in naam panArabisch regime en een sjiitische Perzische theocratie, heeft alles van een puur strategische alliantie. Momenteel is Iran wegens zijn regionale status en natuurlijke rijkdommen de grote broer binnen de relatie met Syrië maar Syrië is essentieel voor Iran als wapentransitland voor Hezbollah.318 Volgens Mona Yacoubian is de wederzijdse steun voor Hezollah het sleutelelement in de Syrisch-Iraanse relaties.319 Sinds de bezetting van de Golanhoogte door Israël in 1967 is het volledig en onvoorwaardelijk terugkrijgen van de Golanhoogte het belangrijkste punt van de Syrische buitenlandpolitiek. Tot de val van het communisme 317
Bassam BOUNENNI, “Mediterranean Summit: Between French Hopes and Arab Realities”, Arab Reform Bulletin, Volume 6, Issue 6, juli 2008 ; “The Union for the Mediterranean: a new chance for Middle East peace or the Emperor’s new clothes?”, georganiseerd door Heinrich Böll Stiftung, Brussel, 5 september 2008. 318 Dit wordt bevestigd in een VN-rapport van juni 2007 waarin experten van de VN stellen dat er onvoldoende Libanese grenscontroles zijn om smokkel van wapens te voorkomen. (“UN: Lebanon-Syria border ‘porous’”, Al-Jazeera.net, 27 juni 2007.) 319 Mona YACOUBIAN, “Syria’s Role in Lebanon”, USIPeace Briefing, november 2006.
100
schuilde Syrië onder de paraplu van Moskou en pas in de jaren negentig leek er een doorbraak te komen in de Golankwestie. In 2000 sprongen de vredesgesprekken met Israël echter af toen de teruggave niet volledig zou zijn, zoals geëist door Hafez al-Assad. Naast de teruggave van de Golan zal de Syrische dictatuur enkel ingaan op een regeling waarbij de al-Assad-clan zijn greep op Syrië kan behouden en het land zijn plaats binnen de Arabische wereld weer kan opnemen. Als extra wortel verbonden met een toenadering tot het Westen, ziet Syrië eveneens bijkomende economische steun. Een vredesregeling met Israël binnen het kader van de teruggave van de Golanhoogte moet eveneens een volledige normalisering met zich meebrengen van de relaties met de VS en de EU.320 De lucht vanuit Europa-Frankrijk begint op te klaren, getuige hiervan de Mediterraanse top op 13 juli 2008 waarin al-Assad een hoofdrol kreeg en het retourbezoek van de Franse president aan Syrië in september 2008. De ijskoude wind vanuit Washington na de moord op al-Hariri lijkt af te nemen tot een koele bries, getuige hiervan de gesprekken tussen Condoleezza Rice en haar Syrische collega Walid Moallem in de marge van de VN-top van september 2008, een verderzetting van de dialoog tussen Syrië en de VS, gestart na de deelname van Damascus aan de topconferentie van Anapolis eind november 2007 rond de Israëlisch-Palestijnse kwestie. Het feit dat Syrië ondertussen de grens met Irak niet langer openstelde voor jihadi’s voor Irak, heeft zeker ook bijgedragen tot het heropstarten van de dialoog. Maar de belangrijkste koerswijziging van de Syrische politiek is het terug heropstarten van de dialoog met Israël. Op 21 mei 2008 startten er onrechtstreekse gesprekken tussen Israël en Syrië via Turkije en begin september 2008 hadden er al 4 ‘gespreks’rondes plaats gevonden.321 Op termijn zouden deze de relatie tussen Damascus en Teheran onder druk kunnen zetten maar vooralsnog blijft president al-Assad koud en warm blazen. Assad stelde begin september 2008 dat hij de banden met Hezbollah niet wou verbreken. Maar hij plaatste er wel de ‘maar’ bij dat hij zijn steun koppelde aan het verzet tegen de Israëlische bezetting... 322 Ook stelde hij dat directe contacten met Israël mogelijk waren maar tegelijk werd de militaire samenwerking met Teheran nog versterkt.323 Maar ‘belanghebbende’ Israël is feitelijk niet gehaast om de Golanhoogte terug te geven aangezien de bezetting een lage kost heeft tegenover de bezetting van de Westbank en het containen van de Gazastrook. De Golan is 320
Rami G. KHOURI, “The meaning of the summit in Damascus”, Daily Star, 6 september 2008 ; Nick KEEHAN, “Israel’s Strike on Syria Reduces Chances for Peace Deal”, Power and Interest News Report, 11 oktober 2007. 321 Ethan BRONNER, “Israel Holds Peace Talks With Syria”, The New York Times, 22 mei 2008 ; “Assad peace pitch looks to shed Syria’s pariah image “, Daily Star, 5 september 2008. 322 “Assad peace pitch looks to shed Syria’s pariah image “. Momenteel zijn er onrechtstreeks gesprekken aan de gang tussen Syrië en Israël via Turkije. In 2008 waren er tot nu toe al 4 rondes. (“Assad peace pitch looks to shed Syria’s pariah image “.) 323 “Assad peace pitch looks to shed Syria’s pariah image “, Daily Star, 5 september 2008 ; Mel FRYKBERG, “Surrounded on all sides, Israel’s wars of attrition heat up”, Middle East, Iss.393, oktober 2008.
101
het rustigste ‘front’ sinds 1973, mede door de door de VN gecontroleerde bufferzone. Het gebied heeft ook objectief strategisch een grote waarde, niet enkel als strategische positie neerkijkend op Damascus maar het gebied is ook belangrijk voor de Israëlische watervoorziening zowel rechtstreeks als onrechtstreeks via de controle over het meer van Galilea. Bovendien weet Nick Keehan dat de Israëlische publieke opinie achter de bezetting staat vanwege het wantrouwen tegenover Syrië. Enkel een inpassing in een akkoord dat een grotere verbetering van de veiligheid van Israël biedt dan een loutere vredesovereenkomst met Syrië, zal de Israëli’s over de streep kunnen trekken om de Golan op te geven. Naast een verbetering van de regionale diplomatieke situatie van Israël zal zo een akkoord zeker een verandering van de positie van Syrië tegenover Iran, Hezbollah, Hamas en de Islamitische Jihad moeten omvatten. Israël wil niets minder dan dat Syrië zijn strijdmakkers laat vallen.324 Een vrede tussen Israël en Syrië zal grote internationale gevolgen hebben voor de positie van Iran. Momenteel is de toenadering tussen Syrië en Israël nog miniem: hoe kun je anders een situatie noemen waarbij de gesprekspartners er nog niet toe gekomen zijn om officieel met elkaar te praten. Zolang er gepraat wordt, is het ook bijzonder moeilijk om Syrië internationaal voor het blok te zetten om de strategische keuze van de eeuw te maken: het Westen of Iran. Een toenadering tussen de VS en Iran is momenteel nog zeer onwaarschijnlijk maar kan er vlugger komen dan gedacht, waardoor een strategische keuze misschien zelfs niet meer nodig wordt. Voor de stabilisering van Irak na het vertrek van de VS zullen zowel de steun van Syrië en Iran noodzakelijk zijn, bovendien heeft Iran een belangrijke vinger in de pap in het toekomstige belangrijkste militaire theater van de VS: Afghanistan. De enige mogelijkheid om iedereen ‘te vriend’ te houden voor Damascus is zo lang mogelijk praten en bijgevolg alle perspectieven open laten. Damascus wist zich zo een decennium te handhaven na de opstarting van het Madrid-proces in 1991. Bovendien lijken de andere ‘partners’, met uitzondering van de VS en de 14 Maart-beweging in Libanon, ook allerminst gehaast voor een Syrisch-Israëlische regeling. De positie van de sjiitische en soennitische strijdmakkers van Syrië is eveneens negatief ten opzichte van een IsraëlischSyrische overeenkomst, maar ook de Arabische staten zien een vrede tussen Syrië en Israël en bijgevolg tussen Syrië en de VS, als een bedreiging van hun eigen geprivilegieerde status, volgens Nick Keehan.325 Dus bijna iedereen heeft belang bij ‘een vooruitzicht op oplossing van de Israëlisch-Syrische kwestie op langere termijn’ waarbij de verschillende partijen weinig toegevingen dienen te doen maar de spanning tussen de verschillende partijen wordt verlaagd en
324
Nick KEEHAN, “Israel’s Strike on Syria Reduces Chances for Peace Deal”, Power and Interest News Report, 11 oktober 2007 ; “Assad peace pitch looks to shed Syria’s pariah image “, Daily Star, 5 september 2008. 325 Nick KEEHAN, “Israel’s Strike on Syria Reduces Chances for Peace Deal”, Power and Interest News Report, 11 oktober 2007.
102
iedereen on speaking terms kan komen en samen kunnen hopen op tijd die raad en verantwoordelijke leiders brengt... Andere analisten zien wel een snelle overeenkomst tussen Syrië en Israël326 in tegenstelling tot de historische antecedenten. Indien deze er zou komen dan is de relatie met Iran inderdaad onhoudbaar. Daarbij komt dat het stoppen van de relatie tussen Syrië en de proxy’s van Iran zoals Hamas, Hezbollah en de Islamitische Jihad, sowieso al een voorwaarde is om überhaupt tot een Syrisch-Israëlische overeenkomst te komen. Indien Iran zijn antiIsraëlische retoriek aanhoudt, kan de band tussen Syrië en Iran onmogelijk standhouden zonder deze met het Westen terug te verbreken. Volgens Rami G. Khouri zal Syrië proberen om Iran mee over de streep te trekken in paralel met zijn eigen toenadering en daarom opteren voor een langzaam proces van toenadering tot het Westen.327 Indien Iran niet meestapt in een verandering van politieke affiliatie in Syrië zal het mogelijks de handschoen opnemen en dit zal zeker niet zorgen voor een politieke stabilisering in de Golfregio en Zuid-Azië. Met Syrië zou Iran een belangrijke partner verliezen maar niet geïsoleerd achter blijven, daarvoor zijn de banden met Zuid-Irak en West-Afghanistan te nauw. Bovendien wil China - maar eveneens landen als Turkije, Oostenrijk en Zwitserland - hun strategische (olie- en gas)relatie uitbreiden met Teheran en kan de oude dichotomie tussen Washington en Moskou die terug de kop opsteekt, een nieuwe weg zijn om de confrontatie verder te zetten. Iran lobbyt voortdurend om opgenomen te worden in de Shanghai Cooperation Organisation waarin China, Rusland en 4 Centraal-Aziatische republieken sinds 2001 veiligheids- en energie-kwesties bespreken en die dient als tegengewicht voor de Amerikaanse invloed in Centraal-Azië. Tot nu toe blijft de status die Iran heeft als observator gehandhaafd.328 De band tussen Syrië en Libanon en meer bepaald de macht van Damascus in Beiroet via zijn sjiitische medestanders maakt dat vrede tussen Israël en Libanon enkel mogelijk is na vrede tussen Syrië en Israël.329 Syrië is de sleutel tot de beveiliging van de noordgrens van Israël die na de vrede met 326
Rami G. KHOURI, “The meaning of the summit in Damascus”, Daily Star, 6 september 2008. Als anticipatie zou Iran zijn greep op Hezbollah aan het versterken zijn door Iraniërs te laten opnemen in de leiding van de organisatie en door het kader van Hezbollah te vragen hun bezoeken van Damascus te stoppen. De recente reis van Aoun naar Teheran wordt in dit kader gezien als een versterking van de band tussen Teheran en de Libanese oppositie. (Hanin GHADDAR, “Demarcation of sovereignty”, NOW for Lebanon, 18 oktober 2008.) 327 Rami G. KHOURI, “The meaning of the summit in Damascus”. 328 Manochehr DORRAJ & Carrie L. CURRIER, “Lubricated with oil: Iran-China relations in a changing world”, Middle East Policy, Vol.15, Iss.2, zomer 2008 ; “Iran Moves to Join Shangai Cooperation Organization”, The Moskow News Weekly, 27 maart 2008 ; “Iran seeks to join Shanghai Cooperation Organization”, Tehran Times, 7 september 2008. De relaties tussen Damascus en Moskou zitten eveneens terug in de lift. De hernieuwde Russische militaire zelfzekerheid heeft immers nood aan steunpunten en de Syrische haven van Tartous wordt gebruikt door de Russische vloot als ondersteuning van zijn aanwezigheid in de Middellandse Zee. (Mel FRYKBERG, “Surrounded on all sides, Israel’s wars of attrition heat up”, Middle East, Iss.393, oktober 2008.) 329 Nicholas KIMBRELL, “Israeli officials think out loud on seeking truce with Lebanese”, The Daily Star, 21 oktober 2008.
103
Egypte en Jordanië de enige ‘rechtstreeks extern bedreigde’ grens is. Natuurlijk helpt de VN daar via UNIFIL en UNDOF, respectievelijk op Libanees en Syrisch grondgebied.330 De relatie tussen Iran en de VS blijft polair onderkoeld maar met een gematigde president in zowel de Verenigde Staten als Iran zouden er warme vooruitzichten kunnen komen op een dooi en een vermindering van de dichotome situatie in de Golf en het Midden-Oosten. De ijzeren ondersteuning vanuit Damascus van Iran voor Hezbollah lijkt ook al sporen van metaalmoeheid te vertonen, het terug verwerven van de Golanhoogte is te aanlokkelijk. Een combinatie en versterking van al deze factoren kan zorgen voor de verzwakking van de band tussen Hezbollah en het internationale milieu en tegelijk een versterking en een ‘echter’ worden van de Libanonisering. Libanon zal evenwel blijvend onderhevig zijn aan de internationale politiek in het Midden-Oosten, het is onrealistisch te veronderstellen dat het kleine multi-religieuze landje kan ontsnappen aan de invloeden van zijn omgeving. Toch zal een oplossing voor de interne problemen inzake politieke stabiliteit er enkel komen als de internationale spelers Libanon niet langer zien als een terrein waarop ze hun tegenstellingen kunnen uitvechten. In een ideaal scenario zouden de internationale spelers zelf verantwoordelijk kunnen meehelpen aan een stabilisering van Libanon op politiek en veiligheidsvlak. Maar het ziet er meer naar uit dat de hoofdkrachtinspanning toch zal moeten komen van de Libanezen zelf en hopelijks bieden de hernieuwde toenaderingen binnen de internationale omgeving de nodige bewegingsruimte door slechts een neutrale ruis te creëren op internationaal en regionaal vlak zonder zich al te zeer te willen bemoeien met de ‘lagere’ intra-Libanese nationale dialoog.
ii. Het al-Hariri-tribunaal Zoals hierboven geschreven zou het Hariri-tribunaal de polarisering tussen soennieten en sjiieten nog meer kunnen aanwakkeren binnen Libanon. Het heeft er dan ook alle schijn van dat de VN het tribunaal op de lange baan schuift. Langs de ene kant dienen ze het te houden voor hun eigen geloofwaardigheid maar langs de andere kant moet de vraag gesteld worden of het tribunaal meer vrede en stabiliteit zal creëren in Libanon, wat toch wel de kerndoelstelling van de VN dient te zijn. De huidige pre-electorale fase is allerminst een ideale periode om nog bijkomend te polariseren. Daarom is uitstel van het Speciale Tribunaal voor Libanon, tot de nationale dialoog terug opgestart is na de installatie van de nieuwe legislatuur, zeker geen slechte zaak. Voor de kalmte van de gemoederen is het huidige ver-van-mijn-bed-scenario in Nederland zeker niet slecht. Maar moest ze dat willen dan nog kan de Libanese overheid het tribunaal niet stil leggen aangezien ze in feite nog maar weinig 330
Voor situering zie kaart 2: Libanon met UNIFIL en UNDOF
104
meer in de pap te brokken heeft.331 Een zware afstraffing van de hoogste regionen van de macht in Damascus lijkt eveneens in tegenstelling met de huidige internationale politiek waarbij het Westen terug de deur op een kier zet voor Syrië. Op 2 december 2008 zou Daniel Bellamare, de huidige leider van de onderzoekscommissie en toekomstige aanklager voor het VN-tribunaal, zijn eindrapport naar buiten brengen. De VN blijkt rekening te houden met het extreem gevoelige karakter van het Speciale Tribunaal: de namen van de beschuldigden zullen enkel openbaar gemaakt worden wanneer de aanklachten worden voorgelezen in het Tribunaal.332 Toch kan het Tribunaal na de verkiezingen ook een positieve kracht zijn om aan te zetten tot een versterking van de Libanese justitie. Het houden van het Tribunaal kan het precedent van accountability scheppen. Dit wil zeggen dat de Libanese ‘traditie’ van politiek geïnspireerde afrekeningen die steeds zonder juridisch gevolg bleven, eindelijk zou kunnen aangepakt worden door een werkelijk onafhankelijk gerecht en toekomstige moorden inperken door de straffeloosheid weg te nemen.
iii. Nood aan een neutrale mediator
Een Libanees stabiliseringsproces dat ultiem een algemene deconfessionalisering is, zal eveneens moeten opgevolgd worden door een extraLibanese kracht die kan zorgen voor een neutraal platform voor dialoog. Een interne nationale dialoog heeft zijn beperkingen getoond en enkel via tussenkomst van de Qatarese diplomatie in samenwerking met de Arabische Liga konden de partijen in Doha samen aan tafel gebracht worden en tot een overeenstemming komen. Naar de toekomst toe zal een nationale dialoog tot een stabilisering van Libanon mee ondersteund moeten worden door een extraLibanese kracht die indien nodig op de voorgrond kan treden om de verschillende partijen terug rond de tafel te krijgen. De Qatarese diplomatie lijkt momenteel een diplomatiek wondermiddel en kan een alternatief zijn voor de Arabische Liga en de VN die beiden ingeboet hebben aan neutraliteit aangezien ze gebruikt werden door de medestanders van 14 Maart om druk uit te oefenen op de Libanese oppositie. De nationale dialoog om tot een deconfessionalisering te komen zal geleid moeten worden door een neutrale partij en ondersteund door 331
Volgens Samar al-Masri is het internationale juridische proces dat gestart werd via de VN niet meer herroepbaar, en juridisch bindend voor Libanon om het even de positie van 8 Maart of deze van een toekomstig Libanees parlement of regering aangezien het valt onder hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties waardoor de VN kan interfereren in en zaken opleggen aan een soevereine lidstaat. (Samar EL-MASRI, “The Hariri tribunal: politics and international law”, Middle East Policy, Vol.15, Iss.3, herfst 2008.) 332 Andrew WANDER, “Names of Hariri killers to remain classified until indictment”, The Daily Star, 3 oktober 2008.
105
een stille diplomatie om te komen tot evenwichtige concessies van de verschillende partijen ten opzichte van elkaar zonder het gevaar te lopen op iedere politieke pas afzonderlijk te worden afgerekend door de confessionalistische achterban.
iv. Versterking van de territoriale soevereiniteit
Internationale invloeden kunnen eveneens beperkt worden door al op voorhand enkele maatregelen te nemen om de Libanese soevereiniteit te versterken die door de verschillende partijen niet betwist worden. Zo dient er op gebied van territoriale soevereiniteit een regeling van de Shebaa Farms-kwestie te komen en een terugtrekking van het Israëlische leger uit het noorden van het Libanese dorp Ghajar dat de IDF bezet houdt sinds het einde van de zomeroorlog van 2006. De Israëlische regering had al in december 2006 ingestemd om NoordGhajar over te dragen aan de VN. De Israëlische terugtrekking zou voor het einde van 2008 gebeuren...333 De kwestie van de Shebaa Farms dient opgelost te worden door de erkenning van deze door de VN, als Libanees grondgebied, wat voorgesteld werd in het Memorandum tussen Hezbollah en Aoun. Waarna Israël zich ook hier moet terugtrekken. UNIFIL is in deze zaak nuttig omdat het als tussenpersoon kan dienen om de grens vast te leggen tussen Libanon en Israël zoals ze momenteel doen via de demarcatie in het terrein van de Blue Line, de door de VN in 2000 vastgelegde demarcatie van de grens tussen Libanon en Israël.334 Deze Israëlische terugtrekkingen van Libanees grondgebied dienen echter losgekoppeld te worden van een expliciete extra druk op Hezbollah om te ontwapenen aangezien deze al een impliciete druk geven. Extra druk is contraproductief aangezien Hezbollah zonder algemeen politiek en veiligheidsakkoord zijn wapens niet zal opgeven en behouden in het kader van de verdediging tegen de dreiging die uitgaat van Israël voor Libanon. Sinds kort zijn belangrijke stappen gezet om het Syrisch-Libanese luik rond de Libanese soevereiniteit op te lossen. Syrië heeft nooit officieel zijn grens willen erkennen met Libanon, noch diplomatieke relaties aangeknoopt aangezien 333
Dalila MAHDAWI, ”UNIFIL details role in effort to get Israelis out of Ghajar”, The Daily Star, 3 september 2008 ; “Israeli troops to withdraw from northern Ghajar within three months report”, Daily Star, 5 september 2008 ; “Hale continues Lebanon tour amid reports of Israeli withdrawal from Ghajar”, NOW for Lebanon, 6 oktober 2008. 334 Het nieuwe UNIFIL heeft een doorslaggevende positieve invloed gehad op het verbeteren van de contacten tussen de IDF en de LAF in de zone langs de Libanees-Israëlische grens. (zie Sven JOOSTEN, “De grens tussen Libanon en Israël”, Paper seminarie Midden-Oosten, Universiteit Antwerpen Departement Politieke en Sociale Wetenschappen, academiejaar 2007-2008, en contacten Belgische militairen BELUFIL)
106
zo Libanon definitief ‘verloren’ zou zijn voor Syrië. Syrië is nooit akkoord gegaan met de Franse scheiding tussen Libanon en Syrië en claimde dat de twee landen een organische band delen.335 Op 14 augustus 2008 gingen Syrië en Libanon akkoord om hun gemeenschappelijke grens verder definitief te demarkeren en normale diplomatieke relaties aan te knopen. Zelfs de bijzonder Syrië-vriendelijk bilaterale verdragen van begin jaren negentig van vorige eeuw zouden op tafel komen ter revisie. Syrië maakte wel voorbehoud bij de grens in de Shebaa Farms, daar zou de grens pas definitief komen vast te liggen na een Israëlische terugtrekking.336 Dit akkoord leidde 2 maanden later tot het uitvaardigen van een decreet door president Bashar al-Assad waarin stond dat Syrië diplomatieke relaties zal aanknopen met Libanon en een ambassade zal openen in Beiroet, wat de dag daarna bekrachtigd werd via de ondertekening van een akkoord hierover tussen de ministers van Buitenlandse Zaken van Libanon en Syrië. Tegen eind 2008 zouden er ambassades komen.337 Deze zet op het schaakbord van de internationale politiek zal zeker een positieve invloed hebben op de Syrische internationale positie. Deze zou eveneens de positie van Libanon als soevereine staat op het regionale politieke toneel en tegenover Syrië kunnen versterken maar toch moeten hier de nodige reserves opgeworpen worden. Het blijft koffiedik kijken welke rol de toekomstige Syrische ambassade zal spelen in Libanon. Door de tegenstanders van Syrië wordt gevreesd dat deze een nieuwe uitvalbasis zal worden voor de Syrische geheime dienst.338 Ondanks de toenadering blijft de situatie tussen Syrië en Libanon gespannen wat onlangs duidelijk werd na de troepensamentrekking van Syrië aan de grens met het onrustige Noord-Libanon. Anti-Syrische krachten in Libanon zagen deze als een mogelijke invasiemacht om de orde in Libanon te herstellen of ten minste als Syrisch drukkingsmiddel - en bijgevolg inmenging in de Libanese interne keuken - om de Libanezen orde op zaken te laten stellen in eigen huis. De waarschuwing van Assad dat Noord-Libanon als ‘basis voor extremisme, een gevaar vormt voor Syrië’339, riep kwalijke herinneringen op aan vroegere tijden.
335
Hezbollah steunde gedeeltelijk de Syrische lijn door tijdens de nationale dialoog van de eerste helft van 2006 de demarcatie van de grens met Syrië te koppelen aan de Israëlische terugtrekking uit de Shebaa Farms. (Mona YACOUBIAN, “Syria’s Role in Lebanon”, USIPeace Briefing, november 2006 ; Jawad BOULOUS, “National Dialogue in Lebanon”, Middle East Institute, 26 september 2006) 336 Mona YACOUBIAN, “Syria’s Role in Lebanon” ; Jawad BOULOUS, “National Dialogue in Lebanon” ; “Lebanon-Syria to demarcate border”, BBC News, 14 augustus 2008 ; “Syria and Lebanon agree on border”, Al-Jazeera.net, 14 augustus 2008 337 “Al-Assad moves on Lebanon ties”, Al-Jazeera.net, 14 oktober 2008 ; Nicholas KIMBRELL, “Lebanon and Syria establish official diplomatic ties with landmark deal”, The Daily Star, 16 oktober 2008. 338 De Syrische minister van Buitenlandse Zaken zei daarop dat “de Syrische ambassade in Beiroet geen nieuw Anjar zal worden,” verwijzend naar het vroegere Syrische inlichtingencentrum in de Bekaa. (Nicholas KIMBRELL, “Lebanon and Syria establish official diplomatic ties with landmark deal”, The Daily Star, 16 oktober 2008.) 339 “Assad warns North Lebanon has become base for extremism, poses danger to Syria”, The Daily Star, 30 september 2008.
107
Een deconfessionaliseringsproces is enkel mogelijk als er voldoende kritische massa is in de vorm van nationale en internationale bereidwilligheid om aan het zelfversterkende karakter van de ta’ifiyya te raken en een vertrouwensrelatie met de Andere op te bouwen. Bovendien zal een deconfessionalisering een aangehouden inspanning moeten zijn en de politieke ingreep die de aanzet dient te geven moet voor alle partijen aanvaardbaar zijn. Indien deze nieuwe wrok oproept bij de verschillende religieuze groeperingen zijn we weer bij af. Voorlopig heeft Doha terug een kader gecreëerd voor nationale dialoog maar met nieuwe parlementsverkiezingen in zicht, lijkt een start van een definitieve oplossing pas mogelijk na juni 2009.
108
10. Conclusie In dit werk mag één ding duidelijk zijn: het confessionalisme is geen goede zaak voor de stabiliteit van Libanon, dit geldt voor het verleden, het heden en deze zal in de toekomst zeker nog voor spanningen zorgen die hopelijks niet ontaarden in een nieuwe burgeroorlog. Een politiek systeem gebaseerd op quota botst altijd met de realiteit waardoor groepen in de bevolking bevoordeeld en benadeeld worden in vergelijking met proportionele representatie. Zoals aangeduid in deze studie is dit systeem allesbehalve democratisch en zorgt het voor de versterking van het sektarische denken bij de bevolking. Op lange termijn is dit niet in het voordeel van deze bevolking en van de stabiliteit in Libanon, enkel de sektarische leiders zien hun macht geconsolideerd en zelfs versterkt. Het confessionalisme zorgde oorspronkelijk voor de positieve discriminatie van de leiders van de verschillende christelijke groeperingen. Het Ta’if-akkoord dat de burgeroorlog (1975-1990) beëindigde stelde een gelijkere verdeling van de macht in Libanon tussen christenen en moslims in, waardoor het feitelijk het confessionalisme bevestigde in Libanon. Tegelijk bracht Ta’if in herinnering dat de invoering van het confessionalisme een ‘voorlopige’ regeling was en gaf het een hernieuwde aanzet tot een deconfessionaliseringsproces. De heropstart van dit proces is er nooit gekomen onder meer omdat het niet in het belang was van Damascus dat Libanon in zijn greep had van 1990 tot 2005. Maar na de terugtrekking van Syrië uit Libanon in mei 2005 is het evenmin van de grond gekomen en het werd zelfs versterkt door de officialisering van de vetominderheid voor de oppositie binnen de Libanese regering, in het Dohaakkoord van mei 2008. Sinds de instelling van het confessionalisme in Libanon hebben de sjiieten steeds aan invloed gewonnen, desondanks dat ze proportioneel gediscrimineerd worden door het religieus-politieke systeem. Het vertrek van Syrië uit Libanon in mei 2005 maakte een open confrontatie mogelijk tussen twee politieke blokken, respectievelijk geleid door sjiieten en soennieten. Deze ontwikkelingen gebeurden in een regionaal kader dat de tegenstellingen tussen beide islamstrekkingen probeerde voor te stellen als een clash of civilisations maar dan binnen de islam zelf. Deze studie probeert een tegengewicht te zijn voor de schrik die er in Libanon bestaat om te raken aan dat deel van het Ta’if-akkoord dat de politieke evenwichten herschikte binnen het behoud van het confessionalisme. Deze schrik vloeit voort uit de gedachte dat het Ta’if-akkoord zorgde voor het einde
109
van de burgeroorlog en dat raken aan dit akkoord mogelijks de weg opent naar een nieuwe burgeroorlog. Deze redenering is opmerkelijk aangezien de essentie van Ta’if bestaat uit de erkenning dat enkel een deconfessionalisering op termijn kan zorgen voor stabiliteit. In deze studie werd aangegeven dat een deconfessionalisering zeker mogelijk is. Er zijn voldoende mogelijkheden om tot een compromis te komen als het politieke gekoppeld wordt aan de veiligheidsproblematiek binnen Libanon. Daarbij wordt wel de kanttekening gemaakt dat dit enkel kan als niet alleen de nationale leiders meegaan in deze visie maar als er ook een geschikt regionaal politiek klimaat komt. Dit omdat de verschillende facties binnen de Libanese nationale politiek sterk verbonden zijn met spelers binnen de regionale politiek in het Midden-Oosten die op hun beurt Libanon gebruiken als een politieke arena. Dankzij de bemiddeling van Qatar na het open conflict in mei 2008 tussen het 8 en 14 Maartblok, is er terug een dialoog tussen de verschillende politiek-religieuze groeperingen. Momenteel bevindt Libanon zich in een overgangsperiode. Midden 2009 zijn er parlementsverkiezingen. Eens het politieke stof is neergedaald zal moeten blijken of de toenaderingspogingen tussen de verschillende politieke spelers binnen Libanon stand houden en nog belangrijker of het huidige immobilisme rond politieke en veiligheidsherstructurering kan doorbroken worden. De verschillende machtswissels op het vlak van de regionale politiek zullen eveneens hun invloed hebben op Libanon. Er komt een nieuwe regering in Israël begin 2009, een nieuwe Amerikaanse president start op 20 februari 2009 en er zijn de presidentsverkiezingen in Iran midden 2009. Indien het huidige IJzeren Gordijn in het Midden-Oosten tussen het Iraanse en Amerikaanse blok wordt opgeheven en er meer dialoog komt die leidt tot een vermindering van de politieke dichotomie, dan kan dit ook een positieve invloed hebben op Libanon. Ook op dit vlak zijn er voldoende gemeenschappelijke belangen zoals Irak, Afghanistan en de Palestijns-Israëlische kwestie.
Without common interest there is nothing to negotiate for, without conflict nothing to negotiate about.340
340
Fred C. IKLÉ, How nations negotiate, Preager, New York, 1964, p.2.
110
Bijlagen
Kaart 1: De religieuze kaart van Libanon341
341
via http://www.lib.utexas.edu/maps/middle_east_and_asia/lebanon_religions_83.jpg
Kaart 2: Libanon met UNIFIL en UNDOF342
342
http://www.un.org/Depts/Cartographic/map/profile/lebanon_reference.pdf
113
Het Ta’if-akkoord343 (september 1989, geratificeerd door het Libanese parlement op 4 november 1989)
First, General Principles and Reforms:
I. General Principles
A. Lebanon is a sovereign, free, and independent country and a final homeland for all its citizens. B. Lebanon is Arab in belonging and identity. It is an active and founding member of the Arab League and is committed to the league's charter. It is an active and founding member of the United Nations Organization and is committed to its charters. Lebanon is a member of the nonaligned movement. The state of Lebanon shall embody these principles in all areas and spheres, without exception. C. Lebanon is a democratic parliamentary republic founded on respect for public liberties, especially the freedom of expression and belief, on social justice, and on equality in rights and duties among all citizens, without discrimination or preference. D. The people are the source of authority. They are sovreign and they shall exercise their sovreignty through the constitutional institutions. E. The economic system is a free system that guarantees individual initiative and private ownership. F. Culturally, socially, and economically-balanced development is a mainstay of the state's unity and of the system's stability. G. Efforts (will be made) to achieve comprehensive social justice through fiscal, economic, and social reform. H. Lebanon's soil is united and it belongs to all the Lebanese. Every Lebanese is entitled to live in and enjoy any part of the country under the supremacy of the law. The people may not be categorized on the basis of any affiliation whatsoever and there shall be no fragmentation, no partition, and no repatriation [of Palestinians in Lebanon]. I. No authority violating the common co-existance charter shall be legitimate
343
via http://www.al-bab.com/arab/docs/lebanon/taif.htm
114
II. Political Reforms
A. Chamber of Deputies: The Chamber of Deputies is the legislative authority which exercises full control over government policy and activities. 1. The Chamber spokesman and his deputy shall be elected for the duration of the chamber's term. 2. In the first session, two years after it elects its speaker and deputy speaker, the chamber my vote only once to withdraw confidence from its speaker or deputy speaker with a 2/3 majority of its members and in accordance with a petition submitted by at least 10 deputies. In case confidence is withdrawn, the chamber shall convene immediately to fill the vacant post. 3. No urgent bill presented to the Chamber of Deputies may be issued unless it is included in the agenda of a public session and read in such a session, and unless the grace period stipulated by the constitution passes without a resolution on such a bill with the approval of the cabinet. 4. The electoral district shall be the governorate. 5. Until the Chamber of Deputies passes an election law free of secterian restriction, the parliamentary seats shall be divided according to the following bases: a. Equally between Christians and Muslims. b. Proportionately between the denominations of each sect. c. Proportionately between the districts. 6. The number of members of the Chamber of Deputies shall be increased to 108, shared equally between Christians and Muslims. As for the districts created on the basis of this document and the districts whose seats became vacant prior to the proclamation of this document, their seats shall be filled only once on an emergency basis through appointment by the national accord government that is planned to be formed. 7. With the election of the first Chamber of Deputies on a national, not secterian, basis, a senate shall be formed and all the spiritual families shall be represented in it. The senate powers shall be confined to crucial issues.
B. President of Republic: The president of republic is the head of the state and a symbol of the country's unity. He shall contribute to enhancing the constitution and to preserving Lebanon's independence, unity, and territorial integrity in accordance with the provisions of the constitution. He is the supreme commander of the armed forces which are subject to the power of the cabinet. The president shall exercise the following powers: 1. Head the cabinet [meeting] whenever he wishes, but without voting.
115
2. Head the Supreme Defense Council. 3. Issues decrees and demand their publication. He shall also be entitled to ask the cabinet to reconsider any resolution it makes within 15 days of the date of depostion of the resolution with the presidential office. Should the cabinet insist on the adopted resolution, or should the grace period pass without issuing and returning the decree, the decree of the resolution shall be valid and must be published. 4. Promulgate laws in accordance with the grace period stipulated by the constitution and demand their publication upon ratification by the Chamber of Deputies. After notifying the cabinet, the president may also request reexamination of the laws within the grace periods provided by the constitution, and in accordance with the articles of the constitution. In case the laws are not issued or returned before the end of the grace periods, they shall be valid by law and they must be published. 5. Refer the bills presented to him by the Chamber of Deputies. 6. Name the prime minister-designate in consultation with the Chamber of Deputies speaker on the basis of binding parliamentary consultation, the outcome of which the president shall officially familiarize the speaker on. 7. Issue the decree appointing the prime minister independently. 8. On agreement with the prime minister, issue the decree forming the cabinet. 9. Issue decrees accepting the resignation of the cabinet or of cabinet ministers and decrees relieving them from their duties. 10. Appoint ambassadors, accept the accreditation of ambassadors, and award state medals by decree. 11. On agreement with the prime minister, negotiate on the conclusion and signing of international treaties which shall become valid only upon approval by the cabinet. The cabinet shall familiariaze the Chamber of Deputies with such treaties when the country's interest and state safety make such familiarization possible. As for treaties involving conditions concerning state finances, trade treaties, and other treaties which may not be abrogated annually, they may not be concluded without Chamber of Deputies' approval. 12. When the need arises, address messages to the Chamber of Deputies. 13. On agreement with the prime minister, summon the Chamber of Deputies to hold special sessions by decree. 14. The president of the republic is entitled to present to the cabinet any urgent issue beyond the agenda. 15. On agreement with the prime minister, call the cabinet to hold a special session whenever he deems it necessary. 16. Grant special pardon by decree.
116
17. In the performance of his duty, the president shall not be liable unless he violates the constitution or commits high treason.
C. Prime Minister: The prime minister is the head of the government. He represents it and speaks in its name. He is responsible for implementing the general policy drafted by the cabinet. The prime minister shall exercise the following powers: 1. Head the cabinet. 2. Hold parliamentary consultations to form the cabinet and co-sign with the president the decree forming it. The cabinet shall submit its cabinet statement to the Chamber of Deputies for a vote of confidence within 30 days [of its formation]. The cabinet may not exercise its powers before gaining the confidence, after its resignation, or when it is considered retired, except within the narrow sense of disposing of affairs. 3. Present the government's general policy to the Chamber of Deputies. 4. Sign all decrees, except for decrees naming the prime minister and decrees accepting cabinet resignation or considering it retired. 5. Sign the decree calling for a special session and decrees issuing laws and requesting the reexamination of laws. 6. Summon the cabinet to meet, draft its agenda, familiarize the president of the republic in advance with the issues included in the agenda and with the urgent issues to be discussed, and sign the usual session minutes. 7. Observe the activities of the public departments and institutions, coordinate between the ministers, and issue general instructions to ensure the smooth progress of work. 8. Hold working sessions with the state agencies concerned in the presence of the minister concerned. 9. By law, act as the Supreme Defense Council's deputy chairman.
D. Cabinet: The executive power shall be vested in the Cabinet. The following are among the powers exercised by it: 1- Set the general policy of the State in all domains, draws up draft bills and decrees, and takes the necessary decisions for its implementation. 2. Watch over the implementation of laws and regulations and supervise the activities of all the state agencies without exception, including the civilian, military, and security departments and institutions.
117
3. The cabinet is the authority which controls the armed forces. 4. Appoint, dismiss, and accept the resignation of state employees in accordance with the law. 5. It has the right to dissolve the Chamber of Deputies at the request of the president of the republic if the chamber refuses to meet throughout an ordinary or a special session lasting no less than one month, even though it is summoned twice consecutively, or if the chamber sends back the budget in its entirety with the purpose of paralyzing the government. This right may not be exercised again for the same reasons which called for dissolving the chamber in the first instance. 6. When the president of the republic is present, he heads cabinet sessions. The cabinet shall meet periodically at special headquarters. The legal quorum for a cabinet meeting is 2/3 the cabinet members. The cabinet shall adopt its resolutions by consent. If impossible, then by vote. The resolutions shall be adopted by a majority of the members present. As for major issues, they require the approval of 2/3 the cabinet members. The following shall be considered major issues: The state of emergency and it abolition, war and peace, general mobilization, international agreements and treaties, the state's general budget, comprehensive and long-term development plans, the appointment of top-level civil servants or their equivalent, reexamination of the administrative division, dissolving the Chamber of Deputies, the election law, the citizenship law, the personal status laws, and the dismissal of cabinet ministers.
E. Minister: The minister's powers shall be reinforced in a manner compatible with the government's general policiy and with the principle of collective responsibility. A minister shall not be relieved from his position unless by cabinet decree or unless the Chamber of Deputies withraws its confidence from him individually.
F. Cabinet Resignation, Considering Cabinet Retired, and Dismissal of Ministers: 1. The cabinet shall be considered retired in the following cases: a. If its chairman resigns. b. If it loses more than 1/3 of its members as determined by the decree forming it. c. If its chairman dies. d. At the beginning of a president's term. e. At the beginning of the Chamber of Deputies' term. f. When the Chamber of Deputies withdraws its confidence from it on an initiative by the chamber itself and on the basis of a vote of confidence.
118
2. A minister shall be relieved by a decree signed by the president of the republic and the prime minister, with cabinet approval. 3. When the cabinet resigns or is considered retired, the Chamber of Deputies shall, by law, be considered to be convened in a special session until a new cabinet is formed. A vote-of-confidence session shall follow.
G. Abolition of Political Secterianism: Abolishing political secterianism is a fundamental national objective. To achieve it, it is required that efforts be made in accordance with a phased plan. The Chamber of Deputies electedon the basis of equal sharing by Christians and Muslims shall adopt the proper measures to achieve this objective and to form a national council which is headed by the president of the republic and which includes, in addition to the prime minister and the Chamber of Deputies speaker, political, intellectual, and social notables. The council's task will be to examine and propose the means capable of abolishing sectarianism, to present them to the Chamber of Deputies and the cabinet, and to observe implementation of the phased plan. The following shall be done in the interim period: a. Abolish the sectarian representation base and rely on capability and specialization in public jobs, the judiciary, the military, security, public, and joint institutions, and in the independent agencies in accordance with the dictates of national accord, excluding the top-level jobs and equivalent jobs which shall be shared equally by Christians and Muslims without allocating any particular job to any sect. b. Abolish the mention of sect and denomination on the identity card.
III. Other Reforms
A. Administrative Decentralism: 1. The State of Lebanon shall be a single and united state with a strong central authority. 2. The powers of the governors and district administrative officers shall be expanded and all state administartions shall be represented in the administrative provinces at the highest level possible so as to facilitate serving the citizens and meeting their needs locally. 3. The administrative division shall be recognized in a manner that emphasizes national fusion within the framework of preserving common coexistance and unity of the soil, people, and institutions. 4. Expanded administrative decentralization shall be adopted at the level of the smaller administrative units [ district and smaller units ] through the election of a
119
council, headed by the district officer, in every district, to ensure local participation. 5. A comprehensive and unified development plan capable of developing the provinces economically and socially shall be adopted and the resources of the municipalities, unified municipalities, and municipal unions shall be reinforced with the necessary financial resources.
B. Courts: [1] To guarantee that all officials and citizens are subject to the supremacy of the law and to insure harmony between the action of the legislative and executive authorities on the one hand, and the givens of common coexistance and the basic rights of the Lebanese as stipulated in the constitution on the other hand:
1. The higher council which is stipulated by the constitution and whose task it is to try presidents and ministers shall be formed. A special law on the rules of trial before this council shall be promulgated. 2. A constitutional council shall be created to interpret the constitution, to observe the constitutionality of the laws, and to settle disputes and contests emanating from presidential and parliamentary elections. 3. The following authorities shall be entitled to revise the constitutional council in matters pertaining to interpreting the constitution and observing the constitutionality of the laws: a. The president of the republic. b. The Chamber of Deputies speaker. c. The prime minister. d. A certain percentage of members of the Chamber of Deputies. [2] To ensure the principle of harmony between religion and state, the heads of the Lebanese sects may revise the constitutional council in matters pertaining to: 1. Personal status affairs. 2. Freedom of religion and the practice of religious rites. 3. Freedom of religious education. [3]. To ensure the judiciary's independence, a certain number of the the Higher Judiciary Council shall be elected by the judiciary body.
D. Parliamentary Election Law: Parliamentary elections shall be held in accordance with a new law on the basis of provinces and in the light of rules that guarantee common coexistance between the Lebanese, and that ensure the sound and efficient political representation of all the people's factions and generations.
120
This shall be done after reviewing the administrative division within the context of unity of the people, the land, and the institutions.
E. Creation of a socioeconomic council for development: A socioeconomic council shall be created to insure that representatives of the various sectors participate in drafting the state's socioeconomic policy and providing advice and proposals.
F. Education: 1. Education shall be provided to all and shall be made obligatory for the elementary stage at least. 2. The freedom of education shall be emphasized in accordance with general laws and regulations. 3. Private education shall be protected and state control over private schools and textbooks shall be strengthened. 4. Official, vocational, and technological education shall be reformed, strengthened, and developed in a manner that meets the country's development and reconstruction needs. The conditions of the Lebanese University shall be reformed and aid shall be provided to the university, especially to its technical colleges. 5. The curricula shall be reviewed and developed in a manner that strengthens national belonging, fusion, spiritual and cultural openness, and that unifies textbooks on the subjects of history and national education.
G. Information: All the information media shall be reorganized under the canopy of the law and within the framework of responsible liberties that serve the cautious tendencies and the objective of ending the state of war.
Second, spreading the sovereignty of the State of Lebanon over all Lebanese territories: Considering that all Lebanese factions have agreed to the establishment of a strong state founded on the basis of national accord, the national accord government shall draft a detailed one-year plan whose objective is to spread the sovereignty of the State of Lebanon over all Lebanese territories gradually with the state's own forces. The broad lines of the plan shall be as follows: A. Disbanding of all Lebanese and non-Lebanese militias shall be announced. The militias' weapons shall be delivered to the State of Lebanon within a period of 6 months, beginning with the approval of the national accord charter. The
121
president of the republic shall be elected. A national accord cabinet shall be formed, and the political reforms shall be approved constitutionally.
B. The internal security forces shall be strengthened through: 1. Opening the door of voluntarism to all the Lebanese without exception, beginning the training of volunteers centrally, distributing the volunteers to the units in the governorates, and subjecting them to organized periodic training courses. 2. Strengthening the security agency to insure control over the entry and departure of individuals into and out of the country by land, air, and sea.
C. Strengthening the armed forces: 1. The fundamental task of the armed forces is to defend the homeland, and if necessary, protect public order when the danger exceeds the capability of the internal security forces to deal with such a danger on their own. 2. The armed forces shall be used to support the internal security forces in preserving security under conditions determined by the cabinet. 3. The armed forces shall be unified, prepared, and trained in order that they may be able to shoulder their national responsibilities in confronting Israeli aggression. 4. When the internal security forces become ready to assume their security tasks, the armed forces shall return to their barracks. 5. The armed forces intelligence shall be reorganized to serve military objectives exclusively.
D. The problem of the Lebanese evacuees shall be solved fundamentally, and the right of every Lebanese evicted since 1975 to return to the place from which he was evicted shall be established. Legistlation to guarantee this right and to insure the means of reconstruction shall be issued. Considering that the objective of the State of Lebanon is to spread its authority over all the Lebanese territories through its own forces, represented primarily by the internal security forces, and in view of the fraternal relations binding Syria to Lebanon, the Syrian forces shall thankfully assist the forces of the legitimate Lebanese government to spread the authority of the State of Lebanon within a set period of no more than 2 years, beginning with ratification of the national accord charter, election of the president of the republic, formation of the national accord cabinet, and approval of the political reforms constitutionally. At the end of this period, the two governments -- the Syrian Government and the Lebanese National Accord Government -- shall decide to redeploy the Syrian forces in Al-Biq'a area from
122
Dahr al-Baydar to the Hammana-al-Mudayrij-'Ayn Darah line, and if necessary, at other points to be determined by a joint Lebanese-Syrian military committee. An agreement shall also be concluded by the two governments to determine the strength and duration of the presence of Syrian forces in the above-mentioned area and to define these forces' relationship with the Lebanese state authorities where the forces exist. The Arab Tripartite Committee is prepared to assist the two states, if they so wish, to develop this agreement.
Third, liberating Lebanon from the Israeli occupation: Regaining state authority over the territories extending to the internationallyrecognized Lebanese borders requires the following: A. Efforts to implement resolution 425 and the other UN Security Council resolutions calling for fully eliminating the Israeli occupation. B. Adherence to the truce agreement concluded on 23 March 1949. C. Taking all the steps necessary to liberate all Lebanese territories from the Israeli occupation, to spread state sovereignty over all the territories, and to deploy the Lebanese army in the border area adjacent to Israel; and making efforts to reinforce the presence of the UN forces in South Lebanon to insure the Israeli withdawl and to provide the opportunity for the return of security and stability to the border area.
Fourth, Lebanese-Syrian Relations: Lebanon, with its Arab identity, is tied to all the Arab countries by true fraternal relations. Between Lebanon and Syria there is a special relationship that derives its strength from the roots of blood relationships, history, and joint fraternal interests. This is the concept on which the two countries' coordination and cooperation is founded, and which will be embodied by the agreements between the two countries in all areas, in a manner that accomplishes the two fraternal countries' interests within the framework of the sovereignty and independence of each of them. Therefore, and because strengthening the bases of security creates the climate needed to develop these bonds, Lebanon should not be allowed to constitute a source of threat to Syria's security, and Syria should not be allowed to constitute a source of threat to Lebanon's security under any circumstances. Consequently, Lebanon should not allow itself to become a pathway or a base for any force, state, or organization seeking to undermine its security or Syria's security. Syria, which is eager for Lebanon's security, independence, and unity and for harmony among its citizens, should not permit any act that poses a threat to Lebanon's security, independence, and sovereignty.
123
Het Memorandum van Wederzijds Begrip tussen Hezbollah en de Vrije Patriotische Beweging (6 februari 2006)344
1- Le dialogue Le dialogue national est l’unique moyen garant d’apporter les solutions aux crises dans lesquelles se débat le Liban. Un dialogue basé sur des principes solides et bien ancrés qui reflètent une volonté consensuelle. Pour cela, les conditions nécessaires pour sa réussite devraient être réunies : A – La participation au dialogue des parties ayant une existence politique, populaire et nationale autour d’une table ronde. B – La transparence et la franchise, en faisant primer l’intérêt national sur tous les autres, sur base d’une volonté autonome et d’une décision libanaise libre et engagée. C – Le dialogue doit porter sur toutes les questions à caractère national nécessitant un consensus général.
2 – La démocratie consensuelle La démocratie consensuelle demeure la base essentielle du système politique au Liban. Elle représente la concrétisation effective de l’esprit de la Constitution et de l’essence du pacte national de coexistence. Ainsi, toute approche des questions nationales selon le principe de la majorité et de la minorité reste tributaire de la réalisation des conditions historiques et sociales nécessaires à l’exercice d’une démocratie réelle dans laquelle le citoyen acquiert une valeur propre.
3 – La loi électorale La réforme et la régularisation de la vie politique au Liban nécessitent l’adoption d’une loi électorale moderne (la proportionnelle pourrait en être une des formes efficaces) qui garantirait une représentativité populaire juste et équitable. Cette loi contribuerait à la réalisation des éléments suivants : 1 – Dynamiser et développer l’activité des partis, de façon à aboutir à l’émergence de la société civile. 2 – Limiter l’influence de l’argent politique et des sensibilités confessionnelles. 3 – Assurer des chances égales dans l’accès aux divers médias.
344
International Crisis Group, “La nouvelle équation Libanaise: le rôle central des chrétiens”, Rapport Moyen-Orient N°78, 15 juli 2008, p.32-34.
124
4 – Assurer les moyens nécessaires pour permettre aux Libanais résidents à l’étranger d’exercer leur droit de vote. Le gouvernement et le Parlement sont invités à adopter la loi électorale requise dans les plus brefs délais.
4 – L’édification de l’État L’édification d’un État moderne, doté de la confiance de ses citoyens et capable d’assurer leurs besoins et leurs aspirations tout en les sécurisant et en les rassurant sur leur présent et leur avenir, doit se faire sur des bases sûres et stables. Elle ne doit plus être tributaire de secousses ou faire l’objet de crises cycliques à chaque bouleversement important. Pour cela, il faut tenir compte des considérations suivantes : A – L’adoption des critères de justice, d’égalité, de compétence, d’aptitude et d’intégrité. B – Une justice équitable et intègre est la condition de base pour l’édification de l’État de droit et des institutions. Elle se base sur : 1 – L’indépendance totale de la Justice et le choix de juges réputés pour leur compétence, de façon à dynamiser le travail des divers tribunaux. 2 – Le respect du travail des institutions constitutionnelles, en les tenant à l’écart des dissensions politiques et en assurant la continuité de leur action, sans chercher à les neutraliser (le Conseil Constitutionnel et le Conseil Supérieur de la magistrature). Ce qui se passe actuellement avec le Conseil Constitutionnel est un exemple de neutralisation, notamment au sujet des recours parlementaires présentés et qui sont toujours en suspens. C – La lutte radicale contre la corruption. En effet, les actions ponctuelles et apaisantes ne sont plus efficaces et consistent plus en un bluff de la part de ceux qui profitent de la corruption à tous les niveaux pour continuer à piller les ressources de l’État et du citoyen. Pour cela, il faudrait : 1 – Dynamiser les institutions et conseils de contrôle et d’inspection financiers et administratifs, tout en assurant leur indépendance par rapport au pouvoir exécutif, afin d’éviter leur politisation. 2 – Effectuer un état des lieux général des foyers de corruption, afin d’ouvrir des enquêtes judiciaires qui permettront de châtier les coupables et de récupérer l’argent public dérobé. 3 – Adopter les lois nécessaires pour combattre la corruption sous toutes ses formes et demander au gouvernement de signer la convention des Nations Unies sur la lutte contre la corruption. 4 – Travailler en vue d’une réforme administrative globale qui garantit la nomination de la bonne personne à la bonne place, notamment les personnes dont l’intégrité et la compétence sont reconnues, par le biais du renforcement du
125
Conseil de la Fonction publique en lui permettant d’exercer toutes ses prérogatives. 5 – Enfin, il faudrait établir un calendrier pour traiter toutes ces affaires car le facteur temps est devenu vital. Une action sage et rapide s’impose. Il faut exploiter le facteur temps et empêcher les corrompus de l’utiliser en leur faveur.
5 – Les disparus de guerre
Tourner la page du passé et réaliser la réconciliation nationale globale nécessite la fermeture de tous les dossiers de guerre encore en suspens. Celui des disparus de guerre exige une attitude responsable pour mettre fin à cette situation malsaine et apaiser les familles de ces disparus. En effet, on ne peut pas demander à ces dernières de pardonner sans leur accorder leur droit de connaître le sort de leurs proches. Nous appelons donc tous les partis et les forces qui ont participé à la guerre à coopérer totalement pour connaître le sort des disparus et pour retrouver tous les charniers.
6 – Les Libanais en Israël Etant convaincus que la présence de tout Libanais dans son pays est préférable au fait de le voir chez l’ennemi, la solution au problème des Libanais présents en Israël requiert une action rapide pour leur retour au pays en tenant compte de toutes les circonstances politiques, sécuritaires et économiques afférentes à ce sujet. C’est pourquoi nous leur lançons un appel afin qu’ils reviennent rapidement dans leur pays. Nous rappelons à cet égard le discours de Sayyed Hassan Nasrallah après le retrait israélien du Liban-Sud, ainsi que le discours du Général Michel Aoun à la première session du Parlement.
7 – La question sécuritaire Premièrement, les assassinats politiques : Toute forme d’assassinat politique est condamnable et rejetée, car elle est en contradiction avec les droits vitaux de l’homme, avec les principaux fondements du Liban, basés sur la diversité et la différence, et avec l’essence et l’exercice de la démocratie. Ainsi, nous condamnons vivement l’assassinat de l’ancien Premier Ministre martyr Rafic Hariri, ainsi que tous les assassinats et tentatives d’assassinats qui l’ont précédé et suivi, jusqu’à celui du député Gebran Tuéni. Nous insistons sur l’importance de poursuivre l’enquête selon les mécanismes adoptés officiellement pour connaître la vérité. Cette vérité ne peut faire l’objet d’aucun compromis, car elle est la condition nécessaire pour faire régner la justice et châtier les coupables, mais aussi pour mettre un terme à cet engrenage
126
de tuerie et d’explosions. Pour cela, il faut mettre ces dossiers à l’abri de toute tentative d’exploitation politique, qui nuit à leur objet et à la justice. Cette dernière doit demeurer au-dessus des conflits et des dissensions politiques. Deuxièmement, la réforme sécuritaire : La réforme des services de sécurité est partie intégrante de la réforme générale des principales institutions de l’État et de leur réédification sur des bases saines. Vu la place délicate qu’occupent les services de sécurité dans le maintien et la protection de la stabilité du pays face à toute menace ou violation, cette réforme doit faire l’objet d’une attention ciblée. Ainsi, le gouvernement doit assumer son entière responsabilité conformément à ce qui suit: A – Mettre au point un plan de sécurité exhaustif, basé sur la centralisation et sur la définition claire de l’ennemi et de l’allié, tout en identifiant les foyers à traiter et les menaces contre la sécurité, comme le terrorisme et les failles sécuritaires. B – Mettre les services à l’écart du clientélisme et des considérations politiques, afin que leurs allégeances soient totalement nationales. C – Nommer des responsables sécuritaires réputés pour leur intégrité et leur compétence. D – Les mesures de sécurité ne doivent toutefois pas être en contradiction avec les libertés essentielles prévues dans la Constitution, à leur tête la liberté d’expression et celle de l’action politique, sans pour autant porter atteinte à la stabilité et à la sécurité publique. E – La formation d’une commission mixte parlementaire et sécuritaire, chargée de suivre et de contrôler l’opération de réforme et de réédification des services.
8 – Les relations libano-syriennes Pour établir des relations saines et à pied d’égalité entre le Liban et la Syrie, il faut revoir l’expérience des années passées et en tirer les leçons qui s’imposent, afin d’éviter la répétition des mêmes erreurs et des mêmes lacunes. Cette révision est destinée à paver la voie au rétablissement de ces relations sur des bases claires de respect et d’équité totaux et réciproques de la souveraineté et de l’indépendance des deux états, avec un refus de toute forme de retour à la tutelle étrangère. Pour cela, les mesures suivantes sont nécessaires : A – Le gouvernement doit effectuer les démarches juridiques nécessaires pour confirmer la libanité des fermes de Chebaa. La Syrie ayant reconnu la libanité de ces fermes, le gouvernement doit donc présenter sa requête auprès de l’ONU. B – La délimitation de la frontière libano-syrienne loin des tensions qui empêcheraient la réussite de cette opération que le Liban et la Syrie ont besoin d’achever dans l’entente entre les deux pays. C – L’État syrien est appelé à une coopération totale avec l’État libanais en vue de connaître le sort des prisonniers libanais dans les geôles syriennes, dans un
127
climat éloigné de toute provocation, tension ou négativisme, car un tel climat serait de nature à empêcher une solution positive à ce dossier. D – L’établissement de relations diplomatiques entre les deux pays en leur assurant des circonstances favorables garantes de passer d’une relation entre individus et groupes à une relation entre institutions assurant ainsi une continuité et une constance de cette relation.
9 – Les relations libano-palestiniennes Le traitement du dossier palestinien nécessite une approche globale basée sur le respect par les Palestiniens de l’autorité de l’État libanais et de ses lois. D’autre part, il doit être l’occasion de renouveler la solidarité des Libanais avec leur cause et avec le recouvrement de leurs droits, selon ce qui suit : A – Les conditions sociales dans lesquelles vivent les Palestiniens nécessitent une attention particulière. Il faut leur assurer une vie décente, dans le cadre de la coopération bilatérale et du respect de la charte des droits de l’homme. Il faut aussi leur assurer des facilités de déplacement à l’intérieur et hors du Liban. B – Le droit au retour des Palestiniens est une question fondamentale et établie et le refus de l’implantation fait l’unanimité auprès des Libanais. Cette décision est définitive et irrévocable. C – Les relations entre l’État libanais et les Palestiniens doivent passer par un cadre institutionnel palestinien unique, qui serait le représentant légal du peuple palestinien au Liban. De la sorte, la coopération entre eux sera plus efficace. D – Le dialogue responsable, sérieux et soutenu entre le gouvernement libanais et les Palestiniens est le moyen de traiter le dossier des armes palestiniennes hors des camps et de réglementer la situation sécuritaire dans les camps, de façon à aboutir à l’établissement de l’autorité de l’État sur l’ensemble du territoire libanais.
10 – La protection du Liban et la consolidation de son indépendance et de sa souveraineté La protection du Liban et la consolidation de son indépendance et de sa souveraineté sont une responsabilité et un devoir nationaux, garantis par les conventions internationales et la charte des droits de l’homme, notamment face aux dangers et aux menaces, quelle que soit leur origine. C’est pourquoi le port des armes n’est pas un objectif en soi, mais un moyen noble et sacré utilisé par un groupe dont le territoire est occupé, au même titre que la résistance politique. Dans ce contexte, les armes du Hezbollah s’inscrivent dans une approche exhaustive ainsi délimitée : Premièrement, le maintien des armes du Hezbollah doit se baser sur des justifications qui font l’unanimité nationale et qui constituent une source de
128
force pour le Liban et les Libanais, et deuxièmement, définir les circonstances objectives qui aboutiraient à la suppression des raisons et des justifications de leur existence. Vu qu’Israël occupe les fermes de Chebaa, détient des résistants libanais, et menace le Liban, les Libanais doivent donc assumer leurs responsabilités et se partager la tâche de défendre leur pays, de consolider son entité et sa sécurité et de préserver son indépendance et sa souveraineté à travers : 1 – la libération des fermes de Chebaa de l’occupation israélienne. 2 – la libération des détenus libanais dans les geôles israéliennes. 3 – la protection du Liban des dangers israéliens, à travers un dialogue national destiné à élaborer une stratégie de défense nationale acceptée par tous les Libanais et à laquelle ils adhèreront en se partageant les responsabilités et en bénéficiant de ses résultats.
129
Het Doha-akkoord (25 mei 2008)345
Il a été convenu ce qui suit : 1 – Les parties sont convenues d’inviter le Président de la Chambre des députés libanais, selon les règles établies pour élire dans les 24 heures un candidat de compromis, le général Michel Suleiman président de la République, note que c’est la méthode idéale de la Constitution, d’élire le Président dans des circonstances exceptionnelles. 2 – la formation d’un gouvernement d’unité nationale de 30 ministres répartis sur la base des 16 ministres de la majorité, 11 de l’opposition, 3 à la Président, et l’annonce de toutes les parties en vertu de cet accord de ne pas démissionner ou entraver le travail du gouvernement. 3 – l’adoption de la loi électorale de 1960, avec la création des circonscriptions avec pour exception le maintien des circonscriptions uniques comprenant Marjayoun - Hasbaya, ainsi que celle Baalbek - Hermel, et la Bekaa occidentale - Rachaya. Pour ce qui est de Beyrouth sont répartis comme suit : 1ere circonscription : Achrafiyé – Rmeil – Sayfi 2eme circonscription : Bachoura – Medaouar – Marfa’ 3eme circonscription : Mina el-Hosn – Ein el-Mrayssé – Msaytbé – Rass Beyrouth – Zokak el-Blat Les partis libanais approuvent la répartition des points figurant dans la proposition de réforme de la loi soumis au Parlement et préparé par la Commission nationale pour la préparation de la loi électorale, sous la présidence du ministre Fouad Boutros, conformément à la réglementation en place. Le texte d’un accord pour mettre en œuvre les visées à Beyrouth, en particulier comme il est indiqué aux paragraphes 4 et 5 qui énonce : 4 – Les parties s’engagent à s’abstenir de revenir ou de l’utilisation d’armes ou de la violence pour atteindre des gains politiques. 5 – Le lancement du dialogue pour le renforcement des pouvoirs de l’État libanais sur l’ensemble de son territoire et ses relations avec diverses organisations sur la scène libanaise à garantir la sécurité de l’État et les citoyens. " Ce dialogue a été lancé à Doha pour obtenir le renforcement des pouvoirs de l’Etat conformément au paragraphe V de l’accord de Beyrouth, et il a été convenu :
345
International Crisis Group, “La nouvelle équation Libanaise: le rôle central des chrétiens”, Rapport Moyen-Orient N°78, 15 juli 2008, p.26.
130
1 – De l’interdiction de recourir aux armes ou à la violence en cas de différence et de ne pas s’écarter du partenariat national fondé sur la conception des Libanais à vivre ensemble dans le cadre d’un régime démocratique, offrant la sécurité Les libanais réitèrent la garantie de l’état pour la poursuite d’une formule de coexistence et la paix civile pour les Libanais que tous les partis appuient. 2 – De l’application de la loi et du respect de la souveraineté de l’État libanais dans toutes les régions, respect de la primauté du droit, de sorte qu’il n’y aura pas de domaines ou la justice ne soit appliquée (…) 3 – De la reprise du dialogue sous la présidence du nouveau Président de la République immédiatement après son élection et la formation d’un gouvernement d’unité nationale et la participation de la Ligue arabe, et renforcer la confiance entre les Libanais. 4 – De la réaffirmation de l’engagement des dirigeants politiques libanais à cesser d’utiliser immédiatement la langue de la méfiance, politique ou sectaire incitation. Le comité ministériel arabe dépose l’accord présent après du Secrétariat de la Ligue des États arabes. Cet accord a été signé à Doha en ce jour le 25 mai 2008 par les dirigeants politiques libanais participant à la conférence, en présence du Comité ministériel arabe et de ses membres.
131
Bibliografie
Monografieën Daniel BYMAN, Deadly Connections: States that Sponsor Terrorism, Cambridge University Press, New York, 2005. Juan COLE, Sacred Space and Holy War: The Politics, Culture and History of Shi’ite Islam, I.B.Tauris Publishers, London & New York, 2002. Luc DE VOS, Internationale tegenstellingen na 1945, Brussel, KMS, 2002. Frédéric DOMONT, Général Aoun : Une certaine vision du Liban, Fayard, 2006. Fred C. IKLÉ, How nations negotiate, Preager, New York, 1964. Moojan MOMEN, An Introduction to Shi’i Islam: The History and Doctrines of Twelver Shi’ism, Yale University Press, New Heaven & London, 1985. Yitzhak NAKASH, Reaching for Power: The Shi’a in the Modern Arab World, Princeton University Press, Princeton & Oxford, 2006. Vali NASR, The shia revival: how conflicts within Islam will shape the future, W.W. Norton & Company, London & New York, 2006. Yann RICHARD, Shi’ite Islam: Polity, Ideology, and Creed, trans. Antonia Nevill, Blackwell, Oxford & Cambridge, 1995. Johan TER HAAR, Volgelingen van de Imam: Een kennismaking met de sji’itische islam, Amsterdam, Uitgeverij Bulaaq, 1995. Paul VAN DE MEERSSCHE, Internationale politiek: 1815-2005: Deel I: 1815-1945, Leuven, Acco, 2006
Wetenschappelijke artikels Joseph ALAGHA, “The Israeli-Hizbullah 34-day war: causes and consequences”, Arab Studies Quarterly, Vol.30, Iss.2, lente 2008. Gawdat BAHGAT, “Saudi Arabia and the Arab-Israeli Peace Process”, Middle East Policy, Vol.14, Iss.3, herfst 2007. Julia CHOUCAIR, “Lebanon: Finding a Path from Deadlock to Democracy”, Carnegie Paper 64, januari 2006. Luc De Vos, “De smeltkroes: De Belgische krijgsmacht als natievormende factor, 18301885”, Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, Nr.3-4. Manochehr DORRAJ & Carrie L. CURRIER, “Lubricated with oil: Iran-China relations in a changing world”, Middle East Policy, Vol.15, Iss.2, zomer 2008. Philippe DROZ-VINCENT, “Quel processus de démocratisation au Liban ?”, MaghrebMachrek, Paris, Choiseul, numéro 192, zomer 2007,p.23-39. Jeffrey FELTMAN, Tony BADRAN & David SCHENKER, “Elections in Lebanon: Implications for Washington, Beirut, and Damascus”, PolicyWatch, #1314, 6 december 2007 (via http://www.thewashingtoninstitute.org/templateC05.php?CID=2690) Graham E. FULLER & Rend Rahim FRANCKE, “Is Shi’ism Radical?”, Middle East Quarterly, maart 2000. (via http://www.meforum.org/article/35) Gary C. GAMBILL, “Syria after Lebanon: Hooked on Lebanon”, Middle East Quarterly, herfst 2005. (via http://www.meforum.org/pf.php?id=769) Robert GRACE & Andrew MANDELBAUM, “Understanding the Iran-Hezbollah Connection”, USIPeace Briefing, september 2006. (via http://www.usip.org/pubs/usipeace_briefings/2006/0922_iran_hezbollah.html) A. Nizar HAMZEH, “Lebanon’s Hizbullah: from Islamic revolution to parliamentary accommodation”, Third World Quarterly, Vol 14, No 2, 1993. (via http://ddc.aub.edu.lb/projects/pspa/hamzeh2.html) Imad HARB, “Lebanon’s Confessionalism: Problems and Prospects”, USIPeace Briefing, maart 2006. (via http://www.usip.org/pubs/usipeace_briefings/2006/0330_lebanon_confessionalism.html) William HARRIS, “Bashar al-Assad’s Lebanon Gamble”, Middle East Quarterly, zomer 2005. (via http://www.meforum.org/pf.php?id=730) Nadim HASBANI, “Liban: crise politique sur fond de nouveau partage du pouvoir”, Politique étrangère, 1:2007.
135
Sune HAUGBOLLE, “The alliance between Iran, Syria and Hizbollah and its implications for the political development in Lebanon and the Middle East”, Danish Institute for International Studies, november 2006. Rola EL-HUSSEINI, “Resistance, Jihad, and Martyrdom in Contemporary Lebanese Shi’a Discourse”, Middle East Journal, Volume 62, No.3, zomer 2008. International Crisis Group, “Syria after Lebanon, Lebanon after Syria”, Middle East Report N°39, 12 april 2005. International Crisis Group, ‘Lebanon: managing the gathering storm’, Middle East Report N°48, 5 december 2005 (via http://merln.ndu.edu/archive/icg/syrialebanon.pdf) International Crisis Group, “Lebanon: Hizbollah’s Weapons Turn Inward”, Middle East Briefing N°23, 15 mei 2008. International Crisis Group, “La nouvelle équation Libanaise: le rôle central des chrétiens”, Rapport Moyen-Orient N°78, 15 juli 2008. (via http://www.crisigroup.org/ library/documents/middle_east___north_africa/arab_israeli_conflict/lebanon/78_la_nouv elle_equation_libanaise___le_role_central_des_chretiens.pdf) Sven JOOSTEN, “De grens tussen Libanon en Israël”, Paper seminarie Midden-Oosten, Universiteit Antwerpen Departement Politieke en Sociale Wetenschappen, academiejaar 2007-2008. Jean-Pierre KATRIB, “Ending (or Deepening) the Crisis in Lebanon: The Role of Electoral Reform”, PolicyWatch, #1378, 6 juni 2008. (via http://www.thewashingtoninstitute.org/templateC05.php?CID=2896) Pieter KOEKENBIER, “Balancing Lebanon”, Conflict Studies Research Centre, Middle East Series 07/03, januari 2007. Pieter KOEKENBIER, “Multi-Ethnic Armies: Lebanese Lessons & Iraqi Implications”, Conflict Studies Research Centre, Middle East Series 05/31, juni 2005. Hassan KRAYEM, “The Lebanese civil war and the Taif agreement”, American University of Beirut, bezocht op 12 maart 2008.(via http://ddc.aub.edu.lb/projects/pspa/conflict-resolution.html) David W. LESCH, “Countries at the Crossroads 2007, Country Report: Syria”, Freedomhouse.org, 2007. (via http://www.freedomhouse.org/uploads/ccr/country-72828.pdf) Matthew LEVITT, “Shutting Hizballah’s ’Construction Jihad’”, PolicyWatch, #1202, 20 februari 2007 (via http://www.washingtoninstitute.org/templateC05.php?CID=2571) Samar EL-MASRI, “The Hariri tribunal: politics and international law”, Middle East Policy, Vol.15, Iss.3, herfst 2008. Christoph MARCINKOWSKI, ‘Twelver Shi’ite Islam: Conceptual and Practical Aspects’, No.114 Institute of Defence and Strategic Studies, juli 2006.
136
Omayma ABDEL-LATIF, “Lebanon’s Sunni Islamists - A Growing Force”, Carnegie Endowment for International Peace, number 6, januari 2008. Esther PAN, ‘Lebanon: Election Results’, Council on Foreign relations, 20 juni 2005. (via http://www.cfr.org/publication/8195/lebanon.html) Béatrice PATRIE & Emmanuel ESPAÑOL, “Le Liban en péril?”, Maghreb-Machrek, Paris, Choiseul, numéro 192, été 2007, pp.7-22. Alfred B.PRADOS, “Lebanon”, CRS Report for Congress, 24 juli 2006. (via http://www.fas.org/sgp/crs/mideast/IB89118.pdf) Benjamin RYAN, “The “hidden” issue”, NOW, 18 januari 2008. (via http://www.nowlebanon.com/NewsArticleDetails.aspx?ID=27095) Bilal Y SAAB, “Rethinking Hezbollah’s disarmament”, Middle East Policy, Vol. 15, Iss.3, herfst 2008. Amal SAAD-GHORAYEB, “Hizbollah’s Outlook in the Current Conflict I”, Policy Outlook, Carnegie Endowment for International Peace, augustus 2006. Amal SAAD-GHORAYEB, “Hizbollah’s Outlook in the Current Conflict II”, Policy Outlook, Carnegie Endowment for International Peace, augustus 2006. Abbas William SAMII, “A Stable Structure on Shifting Sands: Assessing the HizbullahIran-Syria”, The Middle East Journal, Vol.62, Iss.1, winter 2008. David SCHENKER, “Lebanese Crisis Ends: Hizballah Victory or Temporary Truce?”, PolicyWatch, #1375, 21 mei 2008 (via http://www.thewashingtoninstitute.org/templateC05.php?CID=2883) Gianluca SERRA, “Special Tribunal for Lebanon, a Commentary on its Major Legal Aspects”, International Criminal Justice Review, Volume 18, Number 3, september 2008. Jeremy M. SHARP, “U.S. Foreign Assistance to the Middle East: Historical Background, Recent Trends and the FY2008 Request”, CRS Report for Congress, 3 juli 2007. (via http://fas.org/sgp/crs/mideast/RL32260.pdf) State department: Bureau of Democracy, Human Rights, and Labor, ‘Lebanon’, International Religious Freedom Report 2007, 14 september 2007. (via http://www.state.gov/g/drl/rls/irf/2007/90215.htm) Michael A. WEINSTEIN, “Lebanon Loses its Buffer”, Power and Interest News Report, 18 februari 2005. (via http://www.pinr.com/report.php?ac=view_printable&report_id=269&language_id=1) Mona YACOUBIAN, “Syria’s role and political Change II”, USIPeace Briefing, maart 2006. (via http://www.usip.org/pubs/usipeace_briefings/2006/0301_syria.html) Mona YACOUBIAN, “Syria’s Role in Lebanon”, USIPeace Briefing, november 2006. (via http://www.usip.org/pubs/usipeace_briefings/2006/1109_syria_lebanon.html)
137
Mona YACOUBIAN, “Facing the Abyss: Lebanon’s Deadly Political Stalemate”, USIPeace Briefing, februari 2008. (via http://www.usip.org/pubs/usipeace_briefings/2008/0212_lebanon.html) Eyal ZISSER, “Bashar al-Assad’s Gamble”, Middle East Quarterly, herfst 2006. (via http://www.meforum.org/article/1021)
138
Kranten- en tijdschriftenartikels “Lebanon approves new election law”, BBC News, 30 september 2008.(via http://news.bbc.co.uk/2/hi/middle_east/7643743.stm) Hussein ABDALLAH, “Beirut bottleneck needs regional fix - Moussa”, The Daily Star, 7 februari 2008. (via http://www.dailystar.com.lb/article.asp?edition_id=1&categ_id=2&article_id=89333) Hussein ABDALLAH, “Rival politicians hail efforts at reconciliation”, Daily Star, 8 september 2008. (via http://www.dailystar.com.lb/article.asp?edition_id=1&categ_id=2&article_id=95800) Hussein ABDALLAH, “Sunni, Alawite leaders sign truce deal in Tripoli”, Daily Star, 9 september 2008. (via http://www.dailystar.com.lb/article.asp?edition_id=1&categ_id=2&article_id=95833) Hussein ABDALLAH, “Sleiman predicts official ties with Syria by end-2008”, The Daily Star, 18 september 2008. (via http://www.dailystar.com.lb/article.asp?edition_id=1&categ_id=2&article_id=96113) Hussein ABDALLAH, “Nasrallah and Hariri to meet ‘soon’ as rapprochment gathers steam”, The Daily Star, 25 september 2008. (via http://www.dailystar.com.lb/article.asp?edition_id=1&categ_id=2&article_id=96299) Hussein ABDALLAH, ”Washington and Beirut set up joint military panel”, The Daily Star, 7 oktober 2008. (via http://www.dailystar.com.lb/article.asp?edition_id=1&categ_id=2&article_id=96558) Omayma ABDEL-LATIF, “Lebanon: Civil Society says “No more Silence””, Arab Reform Bulletin, Carnegie Endowment for International Peace, Volume 5, Issue 10, december 2007. Najad ABDULLAHI, “Politics stall Lebanon recovery”, Al-Jazeera.net, 11 juli 2007. (via http://english.Al-Jazeera.net) George ABRAHAM, “Qatar is a diplomatic heavy-hitter”, Al-jazeera.net, 21 juli 2008. (via http://english.Al-Jazeera.net/focus/2008/07/200872164735567644.html) Rula AMIN, “Hezbollah: Stronger than ever?”, Al-Jazeera.net, 11 juli 2007. (via http://english.Al-Jazeera.net) Natalia ANTELAVA, ”US aid to Lebanon sends warning to Syria”, BBC News, 8 oktober 2008. (via http://news.bbc.co.uk/2/hi/middle_east/7658495.stm) Hani M. BATHISH, “Analysts Weigh in on Draft Law to Change Lebanon’s Election System”, Daily Star, 17 januari 2008. (via http://www.aina.org/news/20080117173922.jsp)
139
“Hezbollah ministers quit cabinet”, BBC N ews, 12 november 2006. (via http://news.bbc.co.uk/go/pr/fr/-/2/hi/middle_east/6139730.stm) “Huge Beirut rally demands change”, BBC News, 1 december 2006. (via http://news.bbc.co.uk/2/hi/middle_east/6197992.stm) “No Lebanon breakthrough for Arabs”, BBC News, 30 maart 2008. (via http://news.bbc.co.uk/2/hi/middle_east/7321143.stm) “Israel swaps prisoners for bodies”, BBC News, 16 juli 2008. (via http://news.bbc.co.uk/2/hi/middle_east/7508715.stm) “US Commander in Lebanon for talks”, BBC News, 6 augustus 2008. (via http://news.bbc.co.uk/2/hi/middle_east/7546040.stm) “Lebanon-Syria to demarcate border”, BBC News, 14 augustus 2008. (via http://news.bbc.co.uk/2/hi/middle_east/7560575.stm) Ed BLANCHE, “Lebanon at the crossroads”, Middle East, Iss.391, juli 2008. Nicholas BLANFORD, “Syria’s grip on Lebanon tested”, The Christian Science Monitor, 25 oktober 2004. (via http://www.csmonitor.com/2004/1025/p06s01wome.html) Nicholas BLANFORD, “Call to arms - Hizbullah’s efforts to renew weapons supplies”, Jane’s Intelligence Review, 1 mei 2007. Nicholas BLANFORD, “Qatari Deal Defuses Lebanese Crisis”, The Christian Science Monitor, 22 mei 2008. (via http://www.csmonitor.com/2008/0522/p01s05-wome.html) Michael BLUHM, “Analysts: Arab summit won’t affect Lebanon”, The Daily Star, 27 februari 2008. (via http://www.dailystar.com.lb/article.asp?edition_id=1&categ_id=2&article_id=89332) Michael BLUHM, “’Reconciliation’ becomes buzzword as elections near”, The Daily Star, 24 september 2008. (via http://www.dailystar.com.lb/article.asp?edition_id=1&categ_id=2&article_id=96267) Bassam BOUNENNI, “Mediterranean Summit: Between French Hopes and Arab Realities”, Arab Reform Bulletin, Volume 6, Issue 6, juli 2008. (via http://www.carnegieendowment.org/publications/index.cfm?fa=view&id=20288&prog= zgp&proj=zdrl,zme#lebanon) Jawad BOULOUS, “National Dialogue in Lebanon”, Middle East Institute, 26 september 2006. (via http://www.mideasti.org/summary/national-dialogue-lebanon) Ethan BRONNER, “Israel Holds Peace Talks With Syria”, The New York Times, 22 mei 2008. (via http://www.nytimes.com/2008/05/22/world/middleeast/22mideast.html) “Assad peace pitch looks to shed Syria’s pariah image “, Daily Star, 5 september 2008. (via http://www.dailystar.com.lb/article.asp?edition_id=10&categ_id=2&article_id=95728)
140
“Israeli troops to withdraw from northern Ghajar within three months - report”, The Daily Star, 5 september 2008. (via http://www.dailystar.com.lb/article.asp?edition_id=1&categ_id=2&article_id=95724) “Council of Guardians sets June 12 of next year for presidential poll”, The Daily Star, 8 september 2008. (via http://www.dailystar.com.lb/article.asp?edition_id=10&categ_id=2&article_id=95784) “Sleiman bans failure at opening of dialogue”, The Daily Star, 17 september 2008.(via http://www.dailystar.com.lb/article.asp?edition_id=1&categ_id=2&article_id=96077) “Assad warns North Lebanon has become base for extremism, poses danger to Syria”, The Daily Star, 30 september 2008. (via http://www.dailystar.com.lb/article.asp?edition_id=1&categ_id=2&article_id=96417) “Hezbullah tells army some areas ‘off limits’ - report”, The Daily Star, 30 september 2008. (via http://www.dailystar.com.lb/article.asp?edition_id=1&categ_id=2&article_id=96412) “Lebanon’s election law: The more things change, the more they stay the same”, The Daily Star, 30 september 2008. (via http://www.dailystar.com.lb/article.asp?edition_id=10&article_id=96399&categ_id=17) “Husseini leads calls for creation of ‘civil state’ in Lebanon”, The Daily Star, 11 oktober 2008. (via http://www.dailystar.com.lb/article.asp?edition_id=1&categ_id=2&article_id=96692) “Sleiman accepts Syria’s troop-move explanation”, The Daily Star, 13 oktober 2008. (via http://www.dailystar.com.lb/article.asp?edition_id=1&categ_id=2&article_id=96726) “Terror cell ‘sought revenge’ for Nahr al-Bared defeat”, The Daily Star, 14 oktober 2008. (via http://www.dailystar.com.lb/article.asp?edition_id=1&categ_id=2&article_id=96766) “Paris sources suspect Russia arming Hizbullah-report”, The Daily Star, 15 oktober 2008. (via http://www.dailystar.com.lb/article.asp?edition_id=1&categ_id=2&article_id=96797) Laurence DE GRAEVE, “Hariri”, Newsletter International Society for Military Law and the Law of War, januari/februari/maart 2008. “International: In search of a government; Lebanon”, The Economist, Vol.385, Iss. 8557, 1 december 2007, p.66. “International: Sliding back to civil war?”, The Economist, Vol.386, Iss.8565, 2 februari 2008. “Iran’s tool fights America’s stooge - Lebanon; Lebanon”, The Economist, Vol. 387, Iss. 8580, 17 mei 2008.
141
“Jihadist blowback?, Syria and Lebanon”, The Economist, Vol.389, Iss.8600, 4 oktober 2008. Mel FRYKBERG, “Surrounded on all sides, Israel’s wars of attrition heat up”, Middle East, Iss.393, oktober 2008. Hanin GHADDAR, “Elections debate activated”, NOW for Lebanon, 27 augustus 2008. (via http://www.nowlebanon.com/NewsArticleDetails.aspx?ID=56523) Hanin GHADDAR, “Demarcation of sovereignty”, NOW for Lebanon, 18 oktober 2008. (via http://www.nowlebanon.com/NewsArticleDetails.aspx?ID=63308) Delinda C. HANLEY, “Israeli Bombardment Caused Environmental Disaster in Lebanon”, The Washington Report on Middle East Affairs, december 2007. “Hizbullah plans for war”, Jane’s Terrorism and security monitor, Issue 008/005, 16 mei 2008. “Lebanon leaders trade charges”, Al-Jazeera.net, 11 februari 2007. (via http://english.AlJazeera.net) “Al-Hariri UN court comes into force”, Al-Jazeera.net, 10 juni 2007. (via http://english.Al-Jazeera.net) “Beirut bomb kills anti-Syrian MP”, Al-Jazeera.net, 13 juni 2007. (via http://english.AlJazeera.net) “UN: Lebanon-Syria border ‘porous’”, Al-Jazeera.net, 27 juni 2007. (via http://english.Al-Jazeera.net) “Syria’s role in Lebanon”, Al-Jazeera.net, 11 juli 2007. (via http://english.AlJazeera.net) “Twelve months of turmoil”, Al-Jazeera.net, 11 juli 2007. (via http://english.AlJazeera.net) “Lebanon: One year on”, Al-Jazeera.net, 11 juli 2007. (via http://english.Al-Jazeera.net) “US backing behind Lebanon’s army”, Al-Jazeera.net, 12 juli 2007. (via http://english.Al-Jazeera.net) “Who’s who in Lebanese politics”, Al-Jazeera.net, 12 juli 2007. (via http://english.AlJazeera.net) “Lebanon rivals hold talks in France”, Al-Jazeera.net, 16 juli 2007. (via http://english.Al-Jazeera.net) “Lebanon general formally nominated”, Al-Jazeera.net, 3 december 2007. (via http://english.Al-Jazeera.net) “Lebanon leaders trade charges”, Al-Jazeera.net, 11 februari 2008. (via http://english.AlJazeera.net)
142
“Moussa fails to end Lebanon impasse”, Al-Jazeera.net, 25 februari 2008. (via http://english.Al-Jazeera.net) “More time sought in Hariri inquiry”, Al-Jazeera.net, 9 april 2008. (via http://english.AlJazeera.net/NR/exeres/818E84B5-C725-4AE1-80B0-C8AF10168443.htm) ‘World leaders hail Lebanon vote’, Al-Jazeera, 25 mei 2008.(via http://english.AlJazeera.net/NR/exeres/E6C03A25-2128-4659-96C9-4EE6F42E5F00.htm) ‘Profile: Michel Sleiman’, Al-Jazeera, 26 mei 2008. (via http://english.AlJazeera.net/NR/exeres/3B1D1C38-CE3D-41F1-B3B0-BB34EE93B5E3.htm) ‘New Lebanon president in unity call’, Al-Jazeera, 26 mei 2008. (via http://english.AlJazeera.net/NR/exeres/70167415-6728-4518-8A9B-3C200BDB975B.htm) “Lebanon announces unity cabinet”, Al-Jazeera.net, 11 juli 2008. (via http://english.AlJazeera.net/news/middleeast/2008/07/200871113315982408.html) “Army deployed to calm Tripoli”, Al-Jazeera.net, 26 juli 2008. (via http://english.AlJazeera.net/news/middleeast/2008/07/2008726105727478390.html) “Lebanon backs Hezbollah’s arms”, Al-Jazeera.net, 2 augustus 2008. (via http://english.Al-Jazeera.net/news/middleeast/2008/08/200881211335457856.html) “Syria and Lebanon agree on border”, Al-Jazeera.net, 14 augustus 2008. (via http://english.Al-Jazeera.net/news/europe/2008/08/2008814112619111883.html) “Salafist group signs Hezbollah pact”, Al-Jazeera.net, 18 augustus 2008. (via http://english.Al-Jazeera.net/news/middleeast/2008/08/2008818164227147780.html) “Lebanon appoints new army chief”, Al-Jazeera.net, 30 augustus 2008. (via http://english.Al-Jazeera.net/news/middleeast/2008/08/20088307315238386.html) “Lebanese rivals hold direct talks”, Al-Jazeera.net, 24 september 2008. (via http://english.Al-Jazeera.net/news/middleeast/2008/09/2008924173642489761.html) “Al-Assad moves on Lebanon ties”, Al-Jazeera.net, 14 oktober 2008. (via http://english.Al-Jazeera.net/news/middleeast/2008/10/200810149937178300.html) “The Hizballah Program”, The Jerusalem Quarterly, N°48, herfst 1988. (via http://www.israel-palestina.info/hezbollah.html) Nick KEEHAN, “Israel’s Strike on Syria Reduces Chances for Peace Deal”, Power and Interest News Report, 11 oktober 2007. Rami G. KHOURI, “The meaning of the summit in Damascus”, Daily Star, 6 september 2008. (via http://www.dailystar.com.lb/article.asp?edition_id=10&categ_id=5&article_id=95766) Nicholas KIMBRELL, “Lebanon and Syria establish official diplomatic ties with landmark deal”, The Daily Star, 16 oktober 2008. (via http://www.dailystar.com.lb/article.asp?edition_id=1&categ_id=2&article_id=96835)
143
Nicholas KIMBRELL, “Israeli officials think out loud on seeking truce with Lebanese”, The Daily Star, 21 oktober 2008. (via http://www.dailystar.com.lb/article.asp?edition_id=1&categ_id=2&article_id=96967) “ABC of Lebanon’s contentious electoral law”, Lebanonwire, 14 mei 2005. (via http://www.lebanonwire.com/0505/05051406AFP.asp) Joris LUYENDIJK, “De nieuwe missie voor Hezbollah in Libanon”, De Standaard Online, 22 juli 2000. (via http://www.standaard.be/Artikel/PrintArtikel.aspx?artikelId=DST22072000_036) Hugh MACLEOD, “Lebanon’s militant Hezbollah forging new ties”, San Francisco Chronicle, 1 november 2007. (via http://www.sfgate.com/cgibin/article.cgi?f=/c/a/2007/11/01/MNOISNC32.DTL) Dalila MAHDAWI, ”UNIFIL details role in effort to get Israelis out of Ghajar”, Daily Star, 3 september 2008. (via http://www.dailystar.com.lb/article.asp?edition_id=1&categ_id=2&article_id=95670) Dalila MAHDAWI, “Aoun comes under fire for remarks on newspaper headline”, Daily Star, 6 september 2008. (via http://www.dailystar.com.lb/article.asp?edition_id=1&categ_id=2&article_id=95760) “Iran’s ‘invisible man’”, Middle East, Iss. 392, augustus/september 2008. “Chronology: Lebanon”, The Middle East Journal, Vol.61, Iss.3, zomer 2007. “Chronology Lebanon”, The Middle East Journal, Vol.62, Iss.3, zomer 2008. “Iran Moves to Join Shangai Cooperation Organization”, The Moskow News Weekly, 27 maart 2008. (via http://www.mnweekly.ru/world/20080327/55319329.html) “UNIFIL mandate extended as arms smuggling across Lebanon-Syria border continues”, NOW for Lebanon, 28 augustus 2008. (via http://nowlebanon.com/NewsArticleDetails.aspx?ID=56687) “Fadlallah says 2009 elections will proceed according to Doha Agreement”, NOW for Lebanon, 29 augustus 2008. (via http://nowlebanon.com/NewsArticleDetails.aspx?ID=56858) “Hale continues Lebanon tour amid reports of Israeli withdrawal from Ghajar”, NOW for Lebanon, 6 oktober 2008. (via http://www.nowlebanon.com/NewsArticleDetails.aspx?ID=61514) Bilal Y SAAB, “Factional friction: The future of Lebanon”, Jane’s Intelligence Review, november 2007. Abdo SAAD, “The shortfalls of Lebanon’s electoral system”, Beirut Center, 18 januari 2007. (via http://www.beirutcenter.info/Default.asp?ContentID=706&menuID=74) Marc J. SIROIS, “Lebanese democracy is thin stuff indeed”, The Daily Star, 26 februari 2008. (via http://www.dailystar.com.lb/article.asp?edition_id=1&categ_id=2&article_id=89300)
144
Peter SPEETJENS, “Libanon is weer de oude: Eerste vrije verkiezingen na vertrek Syriërs nog altijd voorspelbaar.”, de Standaard Online, 28 Mei 2005. (via http://www.standaard.be) Peter SPEETJENS, “Libanon. De generaal maakt het weer spannend”, De Standaard Online, 18 juni 2005. (via http://www.standaard.be/Artikel/PrintArtikel.aspx?artikelId=GG8FO5LM) Peter SPEETJENS, “Sjiieten vormen front in Libanon”, De Standaard Online, 26 juli 2006. (via http://www.standaard.be/Artikel/PrintArtikel.aspx?artikelId=GF7VG425) “Debat over rol Syrië verdeelt Libanon”, De Standaard Online, 11 april 2001. (via http://www.standaard.be/Artikel/PrintArtikel.aspx?artikelId=DST11042001_044) “Assad wacht met tijdsschema terugtrekking uit Libanon”, De Standaard Online, 14 maart 2005. (via http://www.standaard.be/Artikel/PrintArtikel.aspx?artikelId=G1SD95CE) "Zoon Hariri wint Libanese parlementsverkiezingen.”, De Standaard Online, 30 mei 2005. (via http://www.standaard.be) “Bekend Libanees journalist vermoord in Libanon”, De Standaard Online, 2 juni 2005. (via http://www.standaard.be) “Spelregels à la carte”, De Standaard Online, 18 juni 2005. (via http://www.standaard.be/Artikel/PrintArtikel.aspx?artikelId=GG8FO5M8) “Anti-Syrische politicus vermoord in Libanon”, De Standaard Online, 21 juni 2005. (via http://www.standaard.be/Artikel/PrintArtikel.aspx?artikelId=DMF21062005_014) “Anti-Syrische coalitie wint”, De Standaard Online, 21 juni 2005. (via http://www.standaard.be/Artikel/PrintArtikel.aspx?artikelId=GUKFPPKU) “Libanon akkoord met VN-tribunaal voor moord op Hariri”, De Standaard Online, 13 november 2006. (via http://www.standaard.be/Artikel/PrintArtikel.aspx?artikelId=DMF13112006_076) “Hariri-tribunaal komt naar Nederland”, De Standaard Online, 17 augustus 2007. (via http://www.standaard.be/Artikel/PrintArtikel.aspx?artikelId=DMF17082007_088) “Iran seeks to join Shanghai Cooperation Organization”, Tehran Times, 7 september 2008. (via http://www.tehrantimes.com/index_View.asp?code=177216) Andrew WANDER, “Firm training ISF has had trouble elsewhere”, The Daily Star, 20 september 2008. (via http://www.dailystar.com.lb/article.asp?edition_id=1&categ_id=2&article_id=96168) Andrew WANDER, “Names of Hariri killers to remain classified until indictment”, The Daily Star, 3 oktober 2008. (via http://www.dailystar.com.lb/article.asp?edition_id=1&categ_id=2&article_id=96440)
145
Mshari AL-ZAYDI, “The Sectarian Arms Race”, Asharq alawsat, 26 juli 2008. (via http://www.asharq-e.com/news.asp?section=2&id=13524) Maher ZEINEDDINE & Nafez QAWAS, “Jumblatt says surrender of Hizbullah’s weapons to army is ‘inevitable’”, The Daily Star, 26 februari 2008.(via http://www.dailystar.com.lb/article.asp?edition_id=1&categ_id=2&article_id=89304)
146
Data Biografie van sayyid Muhammad Hoessein Fadlallah, bezocht januari 2008. (via http://english.bayynat.org.lb/Biography/index.htm) Carnegie Endowment for International Peace, “Lebanon”, Arab Political Systems, bezocht op 30 maart 2008. (via http://www.carnegieendowment.org/arabpoliticalsystems) CIA factbook, “Lebanon”, bezocht op 13 maart 2008 (via https://www.cia.gov/library/publications/the-world-factbook/geos/le.html) CIA factbook, “Lebanon: People”, bezocht op 27 augustus 2008 (via https://www.cia.gov/library/publications/the-world-factbook/geos/le.html#People) CV Fawzi Salloukh, bezocht op 23 september 2008 (via http://www.lebanonwire.com/prominent/current_ministers/salloukh_fawzi.asp) “Daily press briefing by the offices of the spokesperson for the secretary-general and the spokesperson for the general assembly president”, UN Departement of Public Information, 14 februari 2008. (via http://www.un.org/News/briefings/docs/2008/db080214.doc.htm) “The Failed States Index 2008”, bezocht op 11 maart 2009. (Via http://www.foreignpolicy.com/story/cms.php?story_id=4350) “Israel-Hizbullah conflict: Victims of rocket attacks and IDF casualties”, bezocht op 29 augustus 2008. (via http://www.mfa.gov.il/MFA/Terrorism+Obstacle+to+Peace/Terrorism+from+Lebanon-+Hizbullah/Israel-Hizbullah+conflict+Victims+of+rocket+attacks+and+IDF+casualties+July-Aug+2006.htm) “Lebanon - UNIFIL - Facts and Figures”, United Nations Interim Force in Lebanon, bezocht op 3 september 2008. (via http://www.un.org/depts/dpko/missions/unifil/facts.html) “Lebanon - UNIFIL - Mandate”, United Nations Interim Force in Lebanon, bezocht op 3 september 2008. (via http://www.un.org/depts/dpko/missions/unifil/mandate.html) Libanees kabinet, situatie 2008, bezocht op 30 september 2008. (via http://www.lebanonembassyus.org/country_lebanon/cabinet.html) Memorandum of Joint Understanding between Hezbollah and the Free Patriotic Movement, 6 februari 2006. (via http://www.mideastmonitor.org/issues/0602/0602_3.htm)
147
Het Ta’if-akkoord, 4 november 1989.(via http://www.albab.com/arab/docs/lebanon/taif.htm) National Unity government july 2008 (via http://www.tayyar.org/Tayyar/UnityGovernmentEN.htm) “US election calendar”, BBC News, bezocht op 29 september 2008. (via http://news.bbc.co.uk/2/hi/in_depth/americas/2008/vote_usa_2008/calendar_novjan/default.stm) VN-Veiligheidsraad-resolutie 1310 (via http://www.un.org/Docs/scres/2000/sc2000.htm) VN-Veiligheidsraad-resolutie 1337 (via http://www.un.org/Docs/scres/2001/sc2001.htm) VN-Veiligheidsraad-resolutie 1559 (via http://www.un.org/Docs/sc/unsc_resolutions04.html) VN-Veiligheidsraad-resolutie 1595 (via http://www.un.org/Docs/sc/unsc_resolutions05.html) VN-Veiligheidsraad-resolutie 1664 (via http://www.un.org/Docs/sc/unsc_resolutions06.html) VN-Veiligheidsraad-resolutie 1701 (via http://www.un.org/Docs/sc/unsc_resolutions06.html) VN-Veiligheidsraad-resolutie 1757 (via http://www.un.org/Docs/sc/unsc_resolutions07.html)
148
Kaarten Religieuze kaart van Libanon (via http://www.lib.utexas.edu/maps/middle_east_and_asia/lebanon_religions_83.jpg) Kaart Libanon met UNIFIL en UNDOF (via http://www.un.org/Depts/Cartographic/map/profile/lebanon_reference.pdf)
149
Conferenties “The Union for the Mediterranean: a new chance for Middle East peace or the Emperor’s new clothes?”, georganiseerd door Heinrich Böll Stiftung, Brussel, 5 september 2008.
150
151
De evolutie van het Libanese confessionalisme en een analyse van deconfessionalisering
Luitenant Pieter-Jan Parrein is onderzoeker Midden-Oosten binnen het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie (
[email protected])
Libanon is een patchwork van religieuze gemeenschappen die onderling de macht verdelen in een uniek politiek-religieus systeem, het confessionalisme. Deze studie toont aan dat dit systeem zorgt voor een groot deel van de interne onstabiliteit en dat het confessionalisme eveneens de drager is voor het overbrengen van de regionale explosieve situatie naar het Libanese politieke toneel. In een eerste deel van deze studie wordt het confessionalisme beschreven vanuit een politiekhistorisch standpunt, van zijn officiële ontstaan onder het Franse mandaat tot de openlijke confrontatie tussen het 8 Maart- en het 14 Maart-blok, na de terugtrekking van Syrië uit Libanon. Vervolgens wordt een analyse gemaakt van deconfessionalisering. Waarin eerst de noodzaak van een deconfessionalisering wordt bestudeerd om vervolgens de denkoefening te maken hoe dit proces er zou kunnen uitzien vanuit een praktische en gebalanceerde benadering.
Voor deze en andere publicaties: www.mil.be/rdc