Klimaatactieplan Noord-Veluwe 2009 - 2012
Samenwerken aan klimaat Elburg Ermelo Heerde Harderwijk Hattem Nunspeet Oldebroek Putten
1. Voorwoord Het klimaat verandert. Dat heeft een grote impact op mens en natuur. Noord-Veluwe maakt zich daarom sterk om klimaatverandering zoveel mogelijk tegen te gaan. Naast de klimaatverandering, zijn er ook andere redenen om aan energiebesparing en duurzame energie te werken. De voorraad fossiele brandstoffen als energiebron is namelijk eindig en er kleven aan het gebruik daarvan negatieve klimaateffecten. Wij willen de luchtkwaliteit in onze regio verbeteren. Om onze doelen te bereiken zijn innovatieve ontwikkelingen nodig. Innovaties op het gebied van duurzame energie creëren nieuwe werkgelegenheid. Zo gaan klimaat en economie hand in hand. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft samen met het Rijk een klimaatakkoord getekend. Dit Klimaatactieplan Noord-Veluwe 2009 – 2012 is in feite de regionale vertaling van het klimaatakkoord. Het beschrijft de klimaatambities van de gemeenten op de NoordVeluwe. Naast de beschrijving van het klimaatbeleid is het plan vooral gericht op concrete uitvoering. Ruim veertig projectbeschrijvingen maken duidelijk hoe we de klimaatambities willen realiseren en wat de koppeling is met het Gelders Klimaatprogramma 2008 – 2011. De uitvoering doen we samen. Samenwerking tussen verschillende afdelingen in een gemeente, samenwerking tussen acht gemeenten maar ook samenwerken met Provincie Gelderland, woningbouwcorporaties, projectontwikkelaars, bedrijven, maatschappelijke organisaties e.d. Ik wens u veel leesplezier en hoop dat dit Klimaatactieplan u inspireert.
Ard Kleyer Dagelijks bestuur Regio Noord-Veluwe September 2008
Inhoudsopgave
1.
Voorwoord
2
2.
Inleiding
4
3.
Klimaatbeleid
5
4.
Regionale aanpak
8
5.
Projecten
9
Eigen gebouwen, voorzieningen, wagenpark en inkoop 5.1. Nieuwbouw van woningen 5.2. Bestaande gebouwen 5.3. Infrastructurele voorzieningen 5.4. Gemeentelijk wagenpark
9 10 14 17
Woningen 5.5. Handhaving EPC 5.6. Nieuwbouw
18 21
5.7. 5.8.
21 24
Bestaande woningvoorraad Bewonersgedrag
Utiliteitsbouw 5.9. Handhaving EPC 5.10. Nieuwbouw utiliteitsbouw
27 27
Bedrijven 5.11. Vergunningverlening en handhaving 5.12. Reductie overige broeikasgassen 5.13. Bedrijventerreinen
28 30 32
Verkeer- en Vervoer 5.14. Verkeer en vervoer bevolking en bedrijven
35
Grootschalige Duurzame Energieopties 5.15. Grootschalige en/of collectieve DE-opties
39
2. Inleiding Het is onderhand wel duidelijk geworden dat het klimaat verandert. De warmste zomers van de eeuw deden zich in de laatste tien jaar voor, de droogte elders wordt alleen maar erger, de wereldproblemen met watersnood worden elk jaar heviger. In het najaar van 2006 heeft Al Gore met zijn film ‘An inconvenient truth’ het vraagstuk van klimaat en energie indringend onder de aandacht gebracht. Mede hierdoor staat klimaat en energie volop in de publieke belangstelling. Naast de klimaatverandering, vooral het gevolg van CO2-uitstoot, zijn er ook andere redenen om aan energiebesparing en duurzame energie te werken. De voorraad fossiele brandstoffen als energiebron is namelijk eindig, verbeteren van de luchtkwaliteit, verminderen afhankelijkheid van olie en gas afkomstig uit niet Europese landen en innovatie op het gebied van duurzame energie creëert nieuwe werkgelegenheid. Zowel bij het kabinet als bij de Provincie Gelderland staat de klimaatsverandering hoog op de agenda. De VNG heeft, namens de gemeenten, samen met het Rijk in november 2007 een klimaatakkoord getekend. Met de regeling Stimulering Lokale Klimaatinitiatieven 20082012 (SLoK-regeling) ondersteunt het Rijk de gemeenten bij de uitvoering van dit akkoord. Ook de Provincie Gelderland biedt financiële ondersteuning aan gemeenten en regio’s via het Regiocontract en een subsidieregeling klimaat. Momenteel bestaat er op regionaal en lokaal niveau geen klimaatbeleid (Putten uitgezonderd). Dat maakt het in de praktijk erg moeilijk om projecten uit te voeren omdat er geen kaders en doelstellingen zijn waaraan initiatieven getoetst kunnen worden. Incidenteel en op ad-hoc basis vinden er wel verschillende activiteiten plaats.Maar om goed en gericht werk te kunnen maken van het Klimaatakkoord is een regionaal klimaatactieplan (combinatie van beleid en programma) nodig. Dit actieplan sluit goed aan bij de bestuurlijke wens om zo snel mogelijk ‘de handen uit de mouwen te steken’ in plaats van uitbreide beleidsnotities te schrijven. Een regionale aanpak is gewenst zodat de samenhang zichtbaar blijft en de uitvoering efficiënt kan plaatsvinden. Gemeenten vervullen een belangrijke rol in het klimaatbeleid. In de eerste plaats hebben gemeenten een rol als voortrekker bij het agenderen van klimaatverandering, het ontwikkelen van een visie hierop en het tonen van leiderschap bij het stimuleren van innovatie. In de tweede plaats hebben gemeenten een voorbeeldrol. Bijvoorbeeld door bij opdrachtverlening voor openbare gebouwen te investeren in energiebesparing en duurzaam in te kopen. In de derde plaats staan gemeenten dicht bij de burgers en hebben zij daarmee een voorlichtende en faciliterende rol. De gemeente is het loket voor burgers en bedrijven. In de vierde plaats hebben gemeenten de rol van vergunningverlener en handhaver, bijvoorbeeld bij het afgeven van vergunningen voor het plaatsen van windmolens of een mestvergister.
3. Klimaatbeleid Klimaatakkoord Het Rijk zet in op een energiebesparing van 2 % per jaar, 20 % duurzame energie in 2020 en 30% reductie van broeikaskassen in 2020. Om dit structureel te bereiken is het Rijk bereid de gemeenten hierbij te ondersteunen. Het Rijk (ministerie van VROM) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) hebben in november 2007 een klimaatakkoord getekend. Het Rijk ondersteund gemeenten en provincies financieel via de SLoK-regeling. Hiervoor is een bedrag van € 31,5 miljoen beschikbaar gesteld. Voorwaarde is dat de gemeenten door inzet van ambtenaren en eigen geld ook € 31,5 miljoen op tafel leggen. Voor de gemeenten van de regio Noord-Veluwe is maximaal € 749.246,- beschikbaar (lijst SenterNovem op basis van inwoneraantal en oppervlakte). De uitkering van ongeveer € 2,- tot €3,- per inwoner moet door iedere gemeente afzonderlijk worden aangevraagd. De eigen bijdrage van de gemeente van 50% kan worden geleverd door inzet van uren van de gemeentelijke organisatie. Hierdoor wordt de kostprijs van ieder uur dat een gemeente besteedt aan energiebeleid verdubbeld in de vorm van subsidiegelden. Deze subsidiegelden kunnen worden ingezet voor activiteiten, zoals inhuur van externe adviezen, onderzoeken en het maken van communicatiemateriaal. Kern van het Klimaatakkoord is dat gemeenten en Rijk zich gezamenlijk gaan inspannen voor een schoner, duurzamer en zuiniger Nederland. Gemeenten onderschrijven de ambities van het kabinet op klimaatgebied: een reductie van 30% van de uitstoot van broeikasgassen in 2020, een energiebesparing van 2% per jaar en een verhoging van het aandeel duurzame energie tot 20% in 2020. Het akkoord bevat afspraken en maatregelen op het gebied van energiebesparing, waarmee de gemeenten aan de slag gaan: het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, de overgang naar duurzame energie en het klimaatbestendig maken van Nederland. Rijk en gemeenten hebben afspraken gemaakt over maatregelen op een aantal terreinen: duurzame overheid, duurzame energieproductie, schone en zuinige mobiliteit, energiezuinige gebouwde omgeving, duurzame (agrarische) bedrijven en klimaatbestendige leefomgeving. In de betreffende hoofdstukken wordt hierop nader ingegaan.
In het Klimaatakkoord staan de volgende concrete afspraken (doelstellingen): Duurzame overheid • Gemeenten stimuleren het energiezuinig maken van de eigen organisatie. Op dit moment is de CO2 -emissie van gemeentelijke gebouwen circa 1,0 Mton. Als eerste stap om te komen tot een CO2-emissiereductie van de eigen gemeentelijke organisatie zullen alle gemeentelijke gebouwen groter dan 1000 m2 uiterlijk 1 januari 2009 voorzien zijn van het verplichte energielabel in combinatie met een maatwerkadvies. • Gemeentelijke gebouwen en verlichting in de openbare ruimte jaarlijks respectievelijk 2 en 1,5% energie te besparen in de periode 2008-2012. • Gemeenten kopen in 2010 75% duurzaam in en 100% in 2015. Duurzame energieproductie • Vergroten van het aandeel duurzame energie tot 20% in 2020. • Verdubbeling van het opgestelde vermogen van windenergie op land in 2011. • Ruimte geven in bestemmingsplannen voor duurzame energie, onder andere door het aanwijzen van locaties voor de opwekking hiervan. • Als aandeelhouder van energie- en afvalbedrijven blijvend hun invloed aanwenden om de mogelijkheden voor het gebruik van duurzame energie en restwarmte te benutten. • Ontwikkeling van “groen gas” ondersteunen en medewerking geven aan proefprojecten. Vooral regelgeving en lokale acceptatie zijn aandachtspunten.
Schone en zuinige mobiliteit • Vergroten van de verkrijgbaarheid van biobrandstoffen via bijvoorbeeld tankvoorzieningen en van alternatieve brandstoffen langs snelwegen en in de gemeentelijke omgeving vergroten. • De gemeenten, waar mogelijk, inzetten op een zuiniger en schoner wagenpark en/of voertuigen die voor een groter aandeel op alternatieve brandstoffen kunnen rijden. • Voortzetten huidige experimenten voor milieuzonering. • CO2-emissiereductie integraal opnemen in lokale en regionale verkeers- en vervoersplannen. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan alternatieven voor de auto. Dit geldt in het bijzonder voor de fiets. • Invloed bij de provincies gebruiken om innovaties in het openbaar vervoer via concessieverlening aan vervoersbedrijven te stimuleren. Energietransitie van de gebouwde omgeving • Het streven is dat in 2020 de nieuwbouw energieneutraal is en dat het energieverbruik van woningen en gebouwen in 2020 met meer dan 50% is verlaagd. • Energieprestatiecoëfficient (EPC) wordt voor nieuwe woningen in 2011 aangescherpt naar 0,6 en in 2015 naar 0,45. Voor de utiliteitsbouw geldt een vergelijkbare aanscherping. Op basis van vrijwilligheid mogen gemeenten en bedrijven gezamenlijk besluiten bij een nieuwbouwproject verder te gaan. • Afspraken maken met projectontwikkelaars en woningcorporaties over te realiseren ambities voor energiebesparing en toepassing van duurzame energie. • Organiseren van doelgroepgerichte communicatie en voorlichtingscampagnes en andere lokale stimulansen te organiseren ten einde particuliere eigenaren en bedrijven energiebesparende maatregelen aan hun panden te laten treffen. • In prestatiecontracten met woningcorporaties energieprestatie-eisen opnemen voor de bestaande woningvoorraad en nieuwbouw. Duurzame bedrijven • In het handhavingprogramma beoogde controlefrequentie de deelname van bedrijven aan het Meerjarenafspraken (MJA)-convenant energie efficiency laten meewegen; • Gemeenten waarbinnen MJA-bedrijven zijn gevestigd, ondertekenen het MJA-convenant. • Prioriteit geven aan energiebesparing bij periodieke controles. Duurzame agrarische bedrijven • Zorgen voor een voortvarende vergunningverlening voor duurzame en innovatieve energiesystemen. Mestvergisting in het landelijk gebied wordt daarbij zo goed mogelijk landschappelijk ingepast. • Ruimte geven in bestemmingsplannen aan biomassavergisting en mestvergisting. Mestvergisting wordt daarbij zo goed mogelijk landschappelijk ingepast. • Initiatiefnemers en projectontwikkelaars ertoe aanzetten met innovatieve samenwerkingsverbanden en concepten te werken. • Beleid vaststellen en uitvoeren gericht op het stimuleren van het clusteren van de energievraag en het energieaanbod in netwerken. • Bedrijven ondersteunen die transportbewegingen willen verminderen, door als bevoegd gezag de vereiste vergunningen te stroomlijnen en door actief mee te denken in oplossingen. Klimaatbestendige leefomgeving • De komende vier jaar maatregelen voor adaptatie in kaart brengen en uitwerken die aansluiten bij de ruimtelijke en stedenbouwkundige ontwikkelingen, waterbeheer en gezondheidszorg binnen gemeenten.
Klimaatbeleid Provincie Gelderland Gedeputeerde Staten van Gelderland heeft in oktober 2007 de Contourennota Integraal Programma Klimaat vastgesteld. Vanuit deze visie worden de komende jaren belangrijke stappen gezet op weg naar een klimaatbestendige ruimtelijke inrichting en een klimaatneutrale energiehuishouding. In de uitvoeringsagenda zijn deze ambities vertaald in de volgende doelen:
• •
stabilisering van het fossiele energieverbruik in 2015, daarna afname; toename van het aandeel duurzame energie van 6% in 2010 tot 10% in 2015 en richting 20% in 2020; • via steun aan energietransities streven naar een klimaatneutrale energiehuishouding in 2050; • bijdragen aan het klimaatbestendig maken van Gelderland, dit vergt maatregelen op het gebied van water, natuur en stedelijke kwaliteit. De Provincie Gelderland heeft op 20 maart jl. een regionale klimaatbijeenkomst georganiseerd voor de regio Noord-Veluwe. De bijeenkomst, in aanwezigheid van gedeputeerd Mw. A. van de Kolk, was goed bezocht door enthousiaste bestuurders en ambtenaren. De uitkomst van deze en andere regionale bijeenkomsten vormden bouwstenen voor het ontwerp Gelders Klimaatprogramma 2008 – 2011. Het Klimaatactieplan Noord-Veluwe sluit goed aan bij de doelstellingen van het Gelders Klimaatprogramma. Om gemeenten te ondersteunen en te stimuleren opent de Provincie Gelderland een subsidieregeling Klimaat. De financiële ondersteuning van de Provincie Gelderland, samen met die van het Rijk, maakt het voor de gemeenten in de regio Noord-Veluwe mogelijk om haar klimaatambities te verwezenlijken. Regiocontract De provincie Gelderland en Regio Noord-Veluwe hebben eind april 2008 het Regiocontract Noord-Veluwe ondertekend. In dit regiocontract staat omschreven welke regionale projecten de komende jaren worden uitgevoerd. Deze projecten zijn er op gericht om de regio socialer, veiliger, beter bereikbaar, duurzamer en gastvrijer te maken. Een aantal projecten uit het regiocontract hebben een duidelijke relatie met de thema’s energie en klimaat. Deze projecten zijn daarom ook opgenomen in dit plan. In dit Klimaatactieplan is per projectblad aangegeven of het project deel uit maakt van het Regiocontract.
4. Regionale aanpak De portefeuillehouders Milieu en het Dagelijks Bestuur van RNV hebben besloten het klimaatbeleid regionaal aan te pakken. Een regionale aanpak is namelijk efficiënter en effectiever: voor meerdere gemeenten tegelijk worden zaken uitgezocht, voorstellen opgesteld, activiteiten georganiseerd. Het maakt goede onderlinge afstemming mogelijk en maakt de samenhang zichtbaar. Daarnaast s een gezamenlijke aanpak is per project goedkoper dan een eigen gemeentelijke aanpak. Om de hoeveelheid gemeentelijke uren te beperken en de noodzakelijke kennis in huis te halen is besloten een regionale klimaatadviseur aan te stellen gedurende de planperiode. Deze klimaatadviseur kan gemeenten inhoudelijk ondersteunen en regionale projecten trekken. Regionaal Klimaatactieplan Dit regionaal Klimaatactieplan beschrijft de klimaatambities van de regiogemeenten NoordVeluwe en de verschillende projecten waarmee deze ambities gerealiseerd gaan worden. Zowel de landelijke als de Gelderse doelen willen we helpen realiseren met projecten die in ieder geval bijdragen aan minder CO2-uitstoot en verminderde afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. De projecten worden beschreven op basis van de productbladen met de volgende elementen: • Doelstelling • Resultaat • Doelgroep • Werkwijze • Organisatie • Effectmeting De projectbladen zijn indicatief. Zo kan bijvoorbeeld de beschreven werkwijze afwijken van de daadwerkelijke aanpak. Voortschrijdend inzicht kan een reden zijn om zelfs een beoogd project te vervangen daar een ander project als dit het behalen van de doelstelling realistischer maakt. Per thematisch prestatieveld zijn de doelen van VROM en SenterNovem als taakstelling letterlijk overgenomen. Deze doelen zijn concreet, maar niet altijd goed of precies meetbaar. SenterNovem heeft dit ook ingezien en heeft daarom uitgesproken dat de controle op de uitvoering van het beleid niet op doelpercentages zal plaatsvinden, maar op de inzet van de toegezegde uren en investeringen en op het werkelijk uitvoeren van de projecten. De gemeenten van de Regio Noord-Veluwe kunnen op basis van dit regionale Klimaatactieplan een aanvraag indienen voor de SLoK-regeling. Provinciale klimaatsubsidie wordt regionaal aangevraagd. Vanzelfsprekend worden de beleidsmatige inbedding, financiering en inspanning e.d. per gemeente getrokken. Klimaatambities De doelstellingen van het Klimaatakkoord vormen de klimaatdoelstellingen van de regio Noord-Veluwe. Ter ondersteuning van gemeenten voor de uitvoering van dit klimaatakkoord en voor de aanvraag van subsidie heeft SenterNovem namens het ministerie van VROM een Prestatiekaart Lokaal Klimaatbeleid ontwikkeld. De Prestatiekaart Lokaal Klimaatbeleid onderscheidt drie ambitieniveaus: actief, vooruitstrevend en innovatief. De prestaties uit de prestatiekaart zijn richting gevende ambities voor de uit te voeren activiteiten en
maatregelen. Het ambitieniveau ‘actief’ en op onderdelen ‘voorlopend’ is het uitgangspunt van dit Klimaatactieplan. Het behalen van doelstellingen levert punten op. Om in aanmerking te komen voor de basissubsidie zijn minimaal 8 punten nodig, voor het pluspakket minimaal 12 punten. De klimaatdoelstellingen van de regio Noord-Veluwe sluiten naadloos aan op de Contourennota Aanpakken en Aanpassen van de Provincie Gelderland. Hierdoor is er ook een sterke koppeling tussen de regionale klimaatprojecten en het Gelderse Klimaatprogramma.
5.
Projecten
Eigen gebouwen, voorzieningen, wagenpark en inkoop Gemeenten vervullen een belangrijke rol in het klimaatbeleid. Ze is voortrekker bij het agenderen van klimaatverandering, het ontwikkelen van een visie hierop en het tonen van leiderschap bij het stimuleren van innovatie. Gemeenten hebben ook een voorlichtende en faciliterende rol en is tevens vergunningverlener en handhaver. Maar gemeenten zijn pas geloofwaardig als ze zelf het goede voorbeeld geven. Bijvoorbeeld door duurzaam in te kopen of bij aanbesteding nieuwbouw een verscherpte EPC te realiseren. In dit hoofdstuk staan verschillende projecten beschreven die bijdragen aan minder CO2-uitstoot en de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderden maar vooral een voorbeeldfunctie hebben.
5.1
Nieuwbouw van gebouwen
Doelstelling: Realiseren van een 20 % verscherpte EPC (ambitieniveau actief) of realiseren van een 50% verscherpte EPC (ambitieniveau voorlopend) Gemeenten bouwen de komende jaren verschillende nieuwe gemeentelijke gebouwen zoals aanbouw van gemeentehuizen, zwembaden, cultuurhuus en brandweergarages. Als opdrachtgever en eigenaar is het eenvoudig de energie prestatie coëfficiënt (EPC) aan te scherpen ten op zichtte van het de wettelijke norm. Het verhoogt het comfort van de gebouwen en zorgt structureel voor een lagere energierekening. Omdat het gaat om openbare gebouwen kan iedere bezoeker zelf zien en ervaren wat een verscherpte EPC betekent.
5.1.1 Aanbesteding nieuwbouw met een verscherpte EPC Voor nieuwbouw van gemeentelijke gebouwen verscherping EPC Doelstelling ten opzichte van de standaard EnergiePrestatieCoëfficient (EPC) conform het Bouwbesluit. Gemeentelijke nieuwbouw met een goede energieprestatie (in de Resultaat vorm van een scherpe EPC). De gemeentelijke organisatie: gebouwbeheerdes, gemeentelijke Doelgroep klimaatcoordinatoren, afdelingen financiën en bouw-en woningtoezicht. 1. Regionale informatiebijeenkomst over verlaging EPC en bezoek Werkwijze aan een voorbeeldproject. 2. Inventariseren van ontwerpers, architecten en bouwbedrijven die in staat zijn gebouwen met een scherpe EPC te realiseren (bij onderhandse aanbesteding). 3. In Plan van Eisen en bij opdrachtverlening voor ontwerp direct als uitgangspunt meegeven dat afhankelijk van het ambitieniveau de EPC lager dan de standaard EPC conform het Bouwbesluit moet zijn. 4. Vaststellen budgettaire randvoorwaarden voor (extra) energieinvesteringen. 5. Ontwerper moet EPC-berekening uitvoeren (toetsbaar). 6. Toetsing EPC-berekening door gemeente (Bouw en Woningtoezicht). Regionale projectgroep waarin alle deelnemende gemeenten in zijn Organisatie vertegenwoordigd. Regionale klimaatadviseur is trekker.
Inspanning Projectkosten Aandachtspunten
Effectmeting Planning
5.2
Per gemeente een projectgroep, die eventueel per nieuwbouw anders van samenstelling is: • Afdeling Milieu • Afdeling Facilitaire Zaken • Afdeling Bouw- en Woningtoezicht • Vertegenwoordigers van andere afdelingen die optreden als opdrachtgever bij nieuwbouw • Klimaatcoördinator • Per gemeente 50 uur. • Regionale klimaatadviseur 100 uur. • Informatiebijeenkomst en excursie: € 500,-. • Uren regionaal klimaatadviseur. • Verscherpte EPC eis kan niet als technische maatregel (bestuursrechtelijk) worden gevraagd maar dient privaatrechtelijk als opdrachtgever in het ‘eisenpakket’ te worden opgenomen. • Informatie en draagvlak bij uitvoerende afdelingen en externe partijen. • Handhaving en controle van EPC-berekeningen en werkelijke energieprestatie. • Hogere investeringen financieren uit lagere exploitatielasten. • Verhoogde EPC-eis in eisenpakket. • Energieverbruik nieuwe gemeentelijke gebouwen. • 2009 - 2012
Bestaande gebouwen
Doelstelling: Energiebesparing 2 % per jaar en 40 % opwekking en/of inkoop duurzame energie (ambitieniveau actief) of energiebesparing 3 % per jaar en 70 % opwekking en/of inkoop duurzame energie (ambitieniveau voorlopend).
5.2.1
Energiemanagement gemeentelijke gebouwen
De meeste gemeenten in de regio Noord-Veluwe hebben geen inzicht in het energiegebruik van hun eigen gebouwen en er is soms ook onvoldoende zicht op de hoeveelheid aansluitingen. Door systematisch de verschillende energiemeters uit te lezen ontstaat er een goed inzicht in het energieverbruik. Zelf monitoren van het energiegebruik geeft de ook de kans rekeningen van het energiebedrijf te controleren. Er zitten namelijk regelmatig fouten in de rekeningen. Door het verbruik te vergelijken met andere gebouwen en gemeenten is benchmarking mogelijk. Met energiegebruik in cijfers kunnen harde doelen worden gesteld en geëvalueerd. Doelstelling Resultaat
Opzetten en uitvoeren van energiemanagement in de gemeentelijke gebouwen. • Inzicht in het energieverbruik van gebouwen, bewaking en controle energieverbruik en mogelijke storingen. • Eenvoudige maatregelen voor verlaging van het energieverbruik en toepassing duurzame energie. • Optimaal functionerende installaties door juiste inregeling. • Meer inzicht en sturing op storingen/werking installaties en
Doelgroep
Werkwijze
Organisatie
Inspanning
Projectkosten Aandachtspunten
Effectmeting
Planning
energiekosten. • Monitoring resultaten en directe terugkoppeling mogelijk. De gemeentelijke organisatie: gebouwbeheerders van gemeentehuis, brandweerkazerne, (mogelijk) scholen, bibliotheek en andere gemeentelijke gebouwen. 1. Regionaal een energiemanagement-systeem opzetten. 2. Analyseren van gegevens. 3. Benchmarking (vergelijking van de zelfde type gebouwen in de verschillende gemeenten). 4. Uitschieters in verbruik eruit halen. 5. Verbeteringen voorstellen. 6. Contracten in de gaten houden. 7. Netwerkbeheer. 8. Rapportage per jaar. • Regionale projectgroep zet energie-managementsysteem op; • Per gemeente is de gebouwbeheerder en klimaatcoördinator betrokken. • Klimaatcoördinatoren van de afzonderlijke gemeenten bewaken het energieverbruik. Indien nodig extra inspanningen verrichten om de doelstelling van 2% per jaar te halen. • Extern bureau verzorgt de energiemonitoring. • Per gemeente: 30 uur per jaar. • Regionale klimaatadviseur; eerste jaar 100 uur, daarna 40 uur per jaar. • Energiemanagementsysteem en rapportage: € 1500,- per jaar. • Uren regionaal klimaatadviseur. • Uitvoeren van energiebesparende maatregelen vraagt investering, zeker als er sprake is van achterstand in onderhoud en beheer. • Klachten verhelpen voordat gedragsaspecten aan de orde komen. • De energiemanagement uitgevoerd door extern bureau die de gegevens beheerd en aan de gemeenten beschikbaar stelt. • Per gemeente per jaar gegevens analyseren/ besparingen in beeld brengen. Meerjarig verloop ook bijhouden. Start 2009, loopt hele planperiode door.
5.2.2 Duurzaam inkopen In het Klimaatakkoord hebben de VNG en VROM afgesproken dat het Rijk en de gemeenten zelf het goede voorbeeld zullen geven voor een duurzamer Nederland. Doel van het Rijk is om in 2010 voor 100% duurzaam in te kopen. De gemeenten streven naar 75% duurzaam inkopen in 2011 en 100% in 2015 (75% wil zeggen: 75% van het inkoopbudget). Duurzaam inkopen biedt kansen om op milieu- en sociale aspecten bewuster in te kopen. Het is niet alleen gericht op milieuaspecten, maar ook op sociale aspecten zoals het tegengaan van kinderarbeid. Mede gezien het streven van de VNG zijn wij bereid om hier mee aan de gang te gaan. Door het stellen van duurzaamheidseisen aan de producten die de overheid koopt, stimuleert zij de markt om duurzame producten te maken en lokt zij duurzame innovaties uit. Het aanbod milieuvriendelijke producten is de laatste jaren sterk gegroeid en de prijzen zijn niet eens (veel) hoger. Voor bijna alle producten en diensten is tegenwoordig een milieuvriendelijkere én kwaliteitsrijke variant voorhanden. Soms liggen de prijzen wat hoger, maar kunnen de kosten
worden terugverdiend door bijvoorbeeld een lager energieverbruik of een langere levensduur. Het is daarom van belang om niet alleen naar aanschafkosten, maar ook naar de gebruikskosten van een product te kijken. Wanneer is een product duurzaam? De criteria voor duurzaam inkopen worden ontwikkeld door SenterNovem in opdracht van het ministerie van VROM. SenterNovem heeft hiervoor 80 productgroepen onderscheiden. Voor iedere productgroep is een werkgroep ingesteld met deskundigen o.a. uit het bedrijfsleven. Zij rapporteren naar een stuurgroep die het advies vaststelt. Van circa 15 productgroepen is het eindadvies voor criteria afgerond. Deze staan op de site van SenterNovem. Eind 2008 zijn voor alle productgroepen criteria geformuleerd. Deze criteria vormen de referentie voor de bepaling van duurzaam inkopen. Doelstelling Resultaat Doelgroep Werkwijze
Organisatie
Inspanning
Projectkosten
Aandachtspunten
Effectmeting Planning
75% duurzaam inkopen in 2010, 100% in 2015. Inzicht in het percentage duurzaam inkopen op basis van externe uitgaven. De gemeentelijke organisatie: de inkopers en afdeling Financiën 1. Ontwikkelen regionale procedure duurzaam inkopen samen met inkopers en afd. Financiën van de gemeenten. 2. Bepalen duurzaamheidsaspecten van aankopen: a. Oriëntatie op duurzaamheid van product, informatie van leveranciers, criteria van SenterNovem. b. Bepalen van inkoopcriteria en gunningcriteria. c. Vragen van offertes van leveranciers waarin duurzaamheidscriteria zijn opgenomen. d. Keuze uit offertes, niet alleen op laagste bieder. e. Motivatie keuze in procesverbaal. f. Evaluatie duurzaamheidsaspecten van aangeschaft product. 3. Jaarlijkse evaluatie. Groep inkopers van de regio gemeenten ontwikkelen de procedure duurzaam inkopen en bepalen de duurzaamheidscriteria. Per gemeente zijn de inkoper(s) en de klimaatcoördinator betrokken. De regionale klimaatadviseur is de trekker van het project. • Per gemeente: eerste jaar 80 uur, daarna 20 uur /jaar. • Regionaal klimaatadviseur: eerste jaar 200 uur, daarna 60 uur per jaar. • Uren regionaal klimaatadviseur. • Kosten afhankelijk van de eventuele meerkosten producten en diensten. • Aanluiten bij reeds bestaande regionale inkoopsamenwerking. • Inkoop van duurzame energie en eigen wagenpark zijn zelfstandige projecten. • Niet iedere gemeente heeft centrale inkoop. • Duurzaamheidscriteria. • Aantal inkopen met duurzaamheid als criterium. Start in 2009, 2010 e.v. implementeren in bestaand beleid.
5.2.3 Inkopen van duurzame energie gemeentelijke gebouwen 100 % opwekking en/of inkoop van duurzame energie.. Doelstelling Resultaat • Continuering met inkoop 100% groene energie. • Differentiatie groene stroom; criteria voor groene energie ontwikkelen zodat er een bewuste keuze gemaakt kan worden voor de het soort van de groene energie (wind-, water-, bio-, zonne-
Doelgroep Werkwijze
Organisatie
Inspanning Projectkosten Effectmeting Planning
energie). • Aanscherping criteria voor groene energie. Gemeentelijke organisatie: gebouwbeheerder, de inkopers, klimaatcoördinator. 1. Huidig contract loopt tot 2012. In 2011 opnieuw aanbesteden. 2. Inventarisatie energieverbruik en energiecontracten gemeentelijke gebouwen en voorzieningen. 3. Analyse mogelijkheden inkoop duurzame energie. 4. Opvragen en vergelijken offertes voor groene energie en/of duurzame energiesystemen. 5. Selectie leveranciers. 6. Bestuurlijk besluit tot afname duurzame energie en opname paragraaf in inkoopbeleid. 7. Start afname van duurzame energie. • Regionale werkgroep Openbare Werken. • Regionale klimaatadviseur is projectleider. • Per gemeente is de inkoper, gebouwbeheerder en klimaatcoördinator betrokken. • Regionale klimaatadviseur: 60 uur. • Per gemeente: 50 uur. Uren regionaal klimaatadviseur. Leveringscontract met 100% duurzame energie (gas en elektriciteit). 2011
5.2.4 Energieprestatie opnemen in plannen voor onderhoud en renovatie Vastleggen van uitgangspunten voor besluitvorming over Doelstelling energiebesparende maatregelen in het Programma van Eisen van renovatie en in meerjarenonderhoudsplannen. Door het vastleggen van uitgangspunten en het opnemen van maatregelen Resultaat in het Programma van Eisen zal energie-efficiënter gebouwd worden en meer gebruik gemaakt worden van duurzame energiebronnen. De gemeentelijke organisatie (intern): afdelingen Facilitaire Zaken, Doelgroep Milieu/Duurzaam Bouwen, Bouw- en Woningtoezicht, Financiën En de klimaatcoördinator. Andere (externe) partijen: architecten, projectontwikkelaars en aannemers. 1. Organiseren bijeenkomst met relevante afdelingen om uitgangspunten Werkwijze te bepalen. 2. Inventarisatie van mogelijke maatregelen/voor bestaande bouw energie onderzoek bestaande gebouw (EPA-U). 3. Overleg met de betrokken partijen (projectontwikkelaars, aannemers, architecten) over haalbaarheid. 4. Haalbare maatregelen vastleggen in een Programma van Eisen. 5. Financiering maatregelen door budget vast te leggen. Hogere investeringen bijvoorbeeld financieren uit lagere exploitatielasten, uit gemeentelijk energiebesparingsfonds e.d. 6. Monitoring van de realisatie van de uitvoering. Organisatie • Projectgroep per gemeente met van iedere betrokken afdelingen een vertegenwoordiger. Bij voorkeur levert de afdeling Facilitaire Zaken de projectleider. • Ondersteuning door regionaal klimaatadviseur (zorgt voor uitwisseling ervaringen met de andere gemeente(n). Inspanning • De tijdsbesteding en kosten voor het opstellen van de uitgangspunten worden vooral bepaald door het intern overleg. Na vaststelling van het
Projectkosten
Effectmeting
Planning
beleid wordt de uitvoering onderdeel van de reguliere werkzaamheden. Per gemeente: 60 uur. • Uitvoering van diverse maatregelen (investeringen) en uitvoering van onderzoek (EPA-U of haalbaarheidsonderzoek) kan extra kosten met zich meebrengen die voor rekening van het projectbudget komen. Financiering van extra investeringen (deels) uit lagere exploitatielasten. • Regionale klimaatadviseur: 40 uur. • Interne kosten (uren besteding). • De kosten van een EPA-U onderzoek variëren tussen de €850,(eenvoudig gebouw, sporthal, voordelig bureau) tot €2.500,- (complex gebouw, zwembad, duurder bureau). Gemiddeld per gemeente €8.000,-. • Uren regionaal klimaatadviseur. • EPA-U onderzoek van de gemeentelijke gebouwen. • Energiepresaties in Programma van Eisen van renovatie en in meerjarenonderhoudsplannen. 2009 - 2010
5.2.5 Campagne gebouwgebruikers Energie besparen door medewerkers bewust te maken van de invloed van Doelstelling hun gedrag op het energieverbruik. Resultaat • Verhoogd energiebewustzijn onder medewerkers. • Gemiddelde besparing als gevolg van gedragsverandering bedraagt 10%. De gemeentelijke organisatie: gebruikers gemeentelijke gebouwen, Doelgroep dienstverleners (schoonmaak) en ‘externe’ gebouwgebruikers zoals onderwijs en sportverenigingen. 1. Opstellen projectplan en communicatieplan. Werkwijze 2. Ontwikkelen van communicatiemateriaal en acties. 3. Uitvoering van de campagne volgens het communicatieplan. 4. Milieubewust gedrag consolideren. Organisatie • Regionaal overleg NME-contactambtenaren, aangevuld met Hattem en Heerde fungeert als werkgroep. • Per gemeente is de afdeling Facilitaire zaken, afdeling communicatie en de klimaatcoördinator betrokken. • Regionaal klimaatadviseur is projectleider. Communicatie Communicatie vindt plaats volgens communicatieplan. Inspanning • Per gemeente: 100 uur. • Regionale klimaatadviseur: 150 uur. Projectkosten • Kosten communicatieateriaal € 1000 per gemeente • Uren regionaal klimaatadviseur 2011 - 2012 Planning Effectmeting • Aantal communicatie-uitingen • Benchmark • Energieverbruik
5.3
Infrastructurele voorzieningen (Openbare verlichting, verkeersregelinstallaties, pompen en gemalen)
Doelstelling: Energiebesparing 2% per jaar en 40% inkoop duurzame energie (ambitieniveau actief) of 3% energiebesparing en 70% inkoop van duurzame energie (ambitieniveau voorlopend). 5.3.1 Veluwe donker & stil Verminderen van lichthinder en lichtvervuiling van de Noord-Veluwe Doelstelling Resultaat • Minder lichtvervuiling langs de rand van de Veluwe Doelgroep • De gemeentelijke organisatie: medewerkers afdelingen Verkeer & Vervoer en Openbare Ruimte • Externe partijen: Provincie Gelderland, beheerders / eigenaren van lichtmasten 1. Opstelling plan van aanpak. Werkwijze 2. Inventariseren lichthinder en lichtvervuiling. 3. Formuleren beleid lichthinder. 4. Bepalen welke locaties / situaties aangepakt worden en deze prioriteren (regionale afstemming). 5. Saneren, dimmen en schakelen van verlichting. Dit kan door o.a. het verwijderen van lichtmasten, het uitschakelen van lichtmasten op parkeerterreinen na 24.00 uur, toepassen van LED-lverlichting en het vervangen van een aantal armaturen langs buitenwegen door exemplaren, die gedimd kunnen worden. 6. Evaluatie en monitoring. Regionale projectgroep waarin alle deelnemende gemeenten in zijn Organisatie vertegenwoordigd. De regionale klimaatadviseur is projectleider. Technische ondersteuning door een adviesbureau. Mogelijk (proces) ondersteuning van de Provincie Gelderland. Per gemeente is er een werkgroep waarvan één lid in de regionale projectgroep zit. Inspanning • Per gemeente: 50 uur per jaar. • Regionaal klimaatadviseur: 50 uur per jaar. Projectkosten • Ondersteuning adviesbureau: € 10.000,• Kosten aanpassing openbare verlichting sterk afhankelijk van type maatregelen. Deels of geheel te financieren met kostenbesparing energie. • Uren regionaal klimaatadviseur. Effectmeting • Aantal aangepaste of verwijderde lichtbronnen. • Minder lichtvervuiling op de Noord-Veluwe. 2009 - 2011 Planning
5.3.2 Inkoop duurzame energie voor alle infrastructurele voorzieningen Integratie van energiezorg met het gemeentelijk beleid voor duurzaam Doelstelling inkopen. Resultaat • De gemeente koopt duurzame energie (elektriciteit en gas in voor alle infrastructurele voorzieningen. • Directe en structurele milieuwinst door het verantwoordelijk inkopen. • Een beter imago voor de gemeente, vervulling van de voorbeeldfunctie. • De vraag naar duurzame producten en diensten van onderaf zal de ontwikkeling van duurzame producten stimuleren. De gemeentelijke organisatie: gebouwbeheerders, inkopers, medewerkers Doelgroep
Werkwijze
Organisatie
Inspanning Projectkosten Effectmeting
Planning
afd. Financiën, klimaatcoördinatoren. 1. Inventarisatie energieverbruik en energiecontracten gemeentelijke voorzieningen. 2. Analyse mogelijkheden inkoop duurzame energie. 3. Opvragen en vergelijken offertes voor groene energie en/of duurzame energiesystemen. 4. Selectie leveranciers. 5. Bestuurlijk besluit tot afname duurzame energie en opname paragraaf in inkoopbeleid. 6. Start afname van duurzame energie. • Werkgroep Openbare Werken (alle deelnemende gemeenten + RNV) kopen regionaal energie en zetten een energiemanagementsysteem op. • Per gemeente is de inkoper, gebouwbeheerder en klimaatcoördinator betrokken. • Regionaal klimaatadviseur: 60 uur. • Per gemeente: 50 uur. • Uren regionaal klimaatadviseur. • Criteria in inkoopnota/ beleid gemeente opgenomen. • Gegevens beschikbaar over de verschillende soorten groene stroom en uitspreken evt voorkeur. (rapport) 2011
5.3.3 Beleidmatige aanpak openbare verlichting en installaties Verbetering van de kwaliteit (incl. energetische kwaliteit) van de Openbare Doelstelling Verlichting (OV) en andere installaties in de grond-, weg- en waterbouw (GWW) tegen gelijkblijvende of lagere exploitatiekosten. Resultaat • Inzicht in stand van zaken openbare verlichting en andere GWWinstallaties. • Beleidsplan openbare verlichting en andere GWW-installaties: formulering ambities t.a.v. kwaliteit, gebiedsgerichte benadering waarbij voor OV lichtsterkte is aangepast aan de functies van de omgeving. • Betere OV en andere GWW-installaties tegen gelijkblijvende of lagere exploitatiekosten. • Betere financiële controle. • Betere relatie met burgers en bedrijven door oplossen klachten, honoreren wensen en interactief beleidsproces. De gemeentelijke organisatie: gebouwbeheerders, inkopers, medewerkers Doelgroep afd. Financiën, klimaatcoördinatoren. Werkwijze • Deze aanpak verbetert planmatig de kwaliteit van de OV en andere GWW-installaties. Investeringen deels terug te verdienen door lagere energie- en onderhoudskosten. 1. Vaststellen projectorganisatie. 2. Inventariseren van natuurlijke momenten en andere aanknopingspunten. 3. Opstellen startnotitie met uitgangspunten. 4. In beeld brengen huidige kwaliteit OV en andere GWW-installaties, inclusief energetische kwaliteit. 5. Vaststellen ambities, inclusief ambities m.b.t. energetische kwaliteit. 6. Uitwerken ambities in beleids- en meerjarenuitvoeringsplan, inclusief financiering. 7. Uitvoeren plan.
•
Organisatie
Inspanning Projectkosten
Effectmeting
Planning
5.4
Belangrijke uitgangspunten in de startnotitie hebben betrekking op sociale veiligheid, verkeersveiligheid, lichthinder, historisch energieverbruik en kosten. • Mogelijk aanpak verbreden worden naar Beleidsplan Licht in de Openbare Ruimte: Verlichting bedrijventerreinen, verkeersregelinstallaties, aanlichting monumentale gebouwen, verlichting op particuliere terreinen, reclameborden etc. Regionale projectgroep waarin alle deelnemende gemeenten in zijn vertegenwoordigd. De regionale klimaatadviseur is projectleider. Eventueel technische ondersteuning door een adviesbureau. Per gemeente is er een werkgroep waarvan één lid in de regionale projectgroep zit. • Per gemeente: 200 uur. • regionaal klimaatadviseur: 100 uur. • Kosten adviseur ca. € 10.000,• Uren regionaal klimaatadviseur. • Kosten van de investeringen P.M. (sterk afhankelijk van te nemen maatregelen, verdienen zichzelf vaak terug). • Kwaliteitsambities in beleidsplan openbare verlichting en andere GWW-installaties. • Meerjarenuitvoeringsplan met o.a. energiebesparingsmaatregelen. 2009 - 2011
Gemeentelijk wagenpark
Doelstelling: 5% besparing fossiele brandstoffen en/of inkoop duurzame brandstoffen Gemeenten hebben veelal een uitgebreid wagenpark voor het plantsoenonderhoud, beheer openbare ruimte, afvalinzameling en/of personenvervoer. Bij aanschaf van de auto’s kan gezocht worden naar de meest zuinige of schone auto (euronorm). Indien mogelijk rijdt het wagenpark ook op alternatieve brandstoffen te kiezen zoals biodiesel, aardgas of waterstof.
5.4.1 Duurzaam inkopen wagenpark en transportbrandstoffen Doelstelling Resultaat
Doelgroep Werkwijze
Energieprestatie van het gemeentelijke wagenpark is inzichtelijk gemaakt en verbeterd. • De gemeente koopt duurzame voertuigen en transportbrandstoffen in. • Een beter imago voor de gemeente, vervulling van de voorbeeldfunctie. • De vraag naar duurzame producten en diensten van onderaf zal de ontwikkeling van duurzame producten stimuleren. • Indien mogelijk het opstellen en uitvoeren van een vervoersplan gericht op het reduceren van emissies als gevolg van gemeentelijke vervoersactiviteiten. De gemeentelijke organisatie: wagenparkbeheerders, inkopers, klimaatcoördinator. 1. Bij vervanging voertuigen; energieklasse meenemen in inkoopcriteria. 2. Regionaal een onderzoek uitvoeren bij de gemeentelijke wagenparken (Gemeente Putten heeft al een scan laten uitvoeren). 3. Mogelijkheden onderzoeken voor verbeteringen energieprestatie
4. 5. 6. 7.
Organisatie
Inspanning Projectkosten Effectmeting Planning
wagenpark; energieklasse, hybride voertuigen, transitie op andere brandstoffen ed. Inventarisatie van natuurlijke momenten in wagenpark (vervanging, uitbreiding). Selectie geschikte alternatieven en opname in meerjarig plan voor wagenpark. Uitvoeren plan en (eventueel gefaseerde) overschakeling op alternatieve voertuigen en/of brandstoffen. Eventueel; opstellen en uitvoeren intern vervoersplan gericht op reductie autokilometers en verschuiven naar andere vervoersmodaliteiten.
Aansluiten bij project Fuel Switch. Aardgas zorgt voor een verlaging van de uitstoot van CO2, stikstof en fijnstof. Bij alternatieve brandstoffen biedt aardgas geeft het meeste financiële voordeel; het wordt ook gezien als een overgang/transitie naar biogas en waterstof. • Onderzoek laten uitvoeren door een externe partij. • Per gemeente: de inkopers, wagenparkbeheerders en de klimaatcoördinatoren. • Regionale klimaatadviseur: 80 uur. • Per gemeente: 60 uur. • Wagenparkscan per gemeente: € 2.000,• Uren regionaal klimaatadviseur. • Vermelding in inkoopcriteria. • Monitoring brandstofgebruik gemeentelijke wagenpark. • 2009 Opening aardgastankstation in Harderwijk. • 2009; onderzoek naar stand van zaken en kansen gemeentelijk wagenpark uitvoeren. • 2010; actieplannen gereed en uitvoeren.
Woningen Het streven is dat in 2020 de nieuwbouw energieneutraal is en dat het energieverbruik van woningen en gebouwen in 2020 met meer dan 50% is verlaagd. Gemeenten, provincies en het Rijk zullen zelf het goede voorbeeld geven. Om meters te maken én om innovatie te stimuleren wordt landelijk de energieprestatiecoëfficient voor nieuwe woningen in 2011 aangescherpt naar 0,6 en in 2015 naar 0,45. Voor de utiliteitsbouw geldt een vergelijkbare aanscherping. Anticiperend op het landelijke beleid zal regionaal de EPC verscherpt worden. Voor bestaande gebouwen is op 1 januari jl. een energielabel voor gebouwen (utiliteits- en woningbouw) verplicht op mutatiemomenten. De Noord-Veluwse gemeenten gaan op lokaal en regionaal niveau partijen bij elkaar brengen om effectieve acties te organiseren met woningcorporaties, projectontwikkelaars en burgers. Daarnaast maken gemeenten afspraken met woningcorporaties over energiebesparing bij nieuwbouw en renovatie van hun bestaande woningvoorraad. Provincie Gelderland faciliteert deze vorm van samenwerking voor bestaande woningen die 20 – 30% zuiniger worden of minimaal energielabel B krijgen. Bij nieuwbouwlocaties moeten nu de kansen worden benut om, vooruitlopend op aanscherpingen van de energieprestatienorm, (collectieve) duurzame warmtehuishouding te realiseren.
5.5
Handhaving EPC
Doelstelling: Toetsing van EPC-berekeningen en toezicht op EPN op de bouwplaats bij 40% van de bouwvergunningen Het stellen van normen vereist ook het controleren van het naleven van de norm. De berekening van de EPC, die bij bouwvergunningen wordt aangeleverd, moet worden gecontroleerd. De EPC-berekening is gebaseerd op bouwfysieke maatregelen. Sommige ervan zijn duur of ingewikkeld. Controle op de bouwplaats tijdens de bouw is daarom nodig om uitvoering van de specifieke maatregelen te controleren. 5.5.1 Toetsing en handhaving EPC (Woningen en Utiliteitsbouw) Het toetsen van Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC) en het handhaven Doelstelling van deze normen op de locatie is een structureel onderdeel van de werkzaamheden van de ambtenaren van Bouw- en Woningtoezicht. Resultaat • Bouwvergunningaanvragen worden adequaat getoetst op de EPC; • De gemeente voert toezicht uit op EPC-aspecten tijdens de reguliere controles van BWT-inspecteurs op de bouwplaats.
Doelgroep
Werkwijze
Een mogelijk neveneffect is de preventieve werking: bouwpartijen anticiperen op de inspectie en gaan vanzelf letten op het leveren van een deugdelijke EPC-berekening en goede realisatie op de bouwplaats. • De gemeentelijke organisatie: afdeling Bouw- en Woningtoezicht. • Externe organisaties: o Projectontwikkelaars, corporaties. o Architecten, aannemers, bouwbedrijven en installateurs. o Particuliere bouwers 1. Intensief overleg clusters bouw- en woningtoezicht. 2. Project inbrengen in afdelingsplannen, handhavingsprogramma, BWT beleidsplan. 3. Regionaal afspraken maken hoe EPC/EPN getoetst en gecontroleerd gaat worden. Bestuurlijk laten vaststellen. 4. Regionale checklist opstellen voor toetsing en controle. 5. Digitale aanlevering EPC-berekeningen en gebruik van programma
Organisatie
Inspanning
Projectkosten
Effectmeting Planning
EPCheck. 6. Bij de uitvoering ondersteuning door deskundig extern bureau op het gebied van toetsing EPC-berekening en/of handhaving op de bouwplaats. 7. Opname controle EPC-berekening en toezicht op de bouwlocatie in werkplan Bouw- en Woningtoezicht . 8. Voorlichting aan bouwende partijen (projectontwikkelaars, woningcorporaties, architecten, aannemers). 9. Uitwisselingsbijeenkomst organiseren. • Regionaal: projectgroep vertegenwoordigers van de afdelingen Bouw- en Woningtoezicht. • Per gemeente: medewerkers, leidinggevende en portefeuillehouder BWT • Regionaal klimaatadviseur: 40 uur. • Per gemeente: 40 uur (voorbereiding geheel en implementatie in werkplan), uren voor toetsing en handhaving PM . • (regionale) Voorlichting architecten e.d.: € 2.000,• Uren regionaal klimaatadviseur. • Inhuur deskundig extern bureau: € 2000,- per gemeente. M.b.v. eigen ontwikkelde instrument wordt bijgehouden met welke EPC woningen worden gebouwd (zie ook project EPC Monitoring). 2009 - 2012
5.5.2 Opleiding en training van ambtenaren Bouw- en Woningtoezicht Ambtenaren van Bouw- en Woningtoezicht (BWT) handhaven de Doelstelling EnergiePrestatieCoefficient (EPC) en beschikken over voldoende kennis en inzicht hiervoor. Ambtenaren van BWT hebben voldoende kennis en instrumenten Resultaat beschikbaar om bouwvergunningaanvragen adequaat te kunnen toetsen aan de EPC en om adequaat toezicht uit te voeren op EPC-aspecten op de bouwplaats. Doelgroep • De gemeentelijke organisatie: afdeling Bouw- en Woningtoezicht., de klimaatcoördinator en de regionale klimaatadviseur. • Externe partijen: extern bureau voor training/opleiding. Werkwijze Vergunningverlening 1. Organisatie van cursus EPCheck van SenterNovem. EPCheck is een handig instrument om snel, goed en efficiënt de EPCwaarde van gebouwen te toetsen. Het controleren van de EPCwaarde is wettelijk verplicht en wordt door VROM-inspecteurs gecontroleerd. 2. Deelname door medewerkers van BWT aan cursus EPCheck. 3. Installatie van software EPCheck op PC's. 4. Toetsing van EPC-berekening bij een aantal vergunningaanvragen bouwprojecten (pilot-projecten). 5. Terugkoppeling en uitwisseling ervaringen in uitwisselingsbijeenkomst. 6. Bundelen van de informatie uit het opleidingstraject, beschikbaar houden als naslagwerk binnen de organisatie. Handhaving 1. Organisatie van cursus EPC-toezicht.
2. Deelname door medewerkers van BWT aan cursus EPCheck. De EPCheck biedt checklist om op de bouwplaats te controleren. 3. Toezicht op EPC houden tijdens x aantal concrete bouwprojecten (pilot-projecten). 4. Terugkoppeling en uitwisseling ervaringen in uitwisselingsbijeenkomst.
Organisatie Inspanning Projectkosten
Effectmeting Planning
Wat hierboven is beschreven geldt ook voor de EPL (Energie Prestatie op Locatie). Regionaal klimaatadviseur organiseert regionale training en uitwisselingsbijeenkomst. • Per gemeente: 45 uur. • Regionale klimaatadviseur: 30 uur. • Inhuur adviseur/trainer: 30 uur x € 100,- p/uur = € 3.000,• Cursuslocatie, studiematerialen e.d. € 1.000,• Uren regionaal klimaatadviseur. Percentage ‘EPC-geschoolde’ medewerkers bouw- en woningtoezicht. 2009
5.5.3 EPC monitoring (woningbouw en utiliteitsbouw) Monitoren van de EnergiePrestatieCoëfficiënt (EPC) van alle Doelstelling nieuwbouwprojecten in de gemeente om de kwaliteit van de EPCtoetsing en handhaving van de EPC te verhogen. Resultaat • Overzicht met alle gerealiseerde nieuwbouw (deel)projecten met berekende EPC en aandachtspunten. • Inzicht in sturingsfactoren voor lagere EPC.
Doelgroep Werkwijze
Organisatie
Mogelijke neveneffecten: • Verbetering van de handhaving bij gemeenten. • Door inzicht verhoogt de effectiviteit van gemeentelijk handelen. De gemeentelijke organisatie: afdelingen Bouw- en Woningtoezicht en Milieu. 1. Opzetten van een database waarin per nieuwbouw (deel)project wordt aangegeven: o architect, projectontwikkelaar en andere uitvoerende partijen; o berekende EPC uit de bouwaanvraag (hiervoor kan gemeente gebruik maken van SenterNovem instrumentarium EPChandhaving); o op- en aanmerkingen tijdens bouwplaatsinspecties. 2. Opname invullen database in regulier werk medewerkers Bouw- en Woningtoezicht. 3. Jaarlijkse analyse met behulp van de database (o.a. vaststellen van de aantallen ingediende en afgegeven EPC, verdeling naar EPC-waarden, doorlooptijden vergunningaanvraag en bouwproces, opvallende zaken in de bouwaanvragen en in de inspecties, reacties bouwers, etc.). 4. Op basis van analyse vaststellen hoe kwaliteit van EPC-toetsing en handhaving verbeterd kan worden. • Leidinggevende Bouw- en Woningtoezicht trekker van dit project binnen hun gemeente. • Regionaal klimaatadviseur ontwikkelt in samenwerking met gemeenten een regionaal monitoringssysteem.
Inspanning Projectkosten Effectmeting Planning
• Regionale klimaatadviseur: 60 uur • Per gemeente: 40 uur per jaar • Ontwikkeling database € 750,-: De geraliseerde EPC’s per nieuwbouwprojecten. 2009 - 2012
5.6 Nieuwbouw Doelstelling: realiseren van woningen met een 10% verscherpte EPC en een EPL van 7,0 tot 8,0 bij woningbouwprojecten (ambitieniveau actief) of een 25% verscherpte EPC en een EPL van 8,0 tot 9,0 (ambitieniveau voorlopend). Nieuwbouw woningen blijven minimaal 50 jaar staan, daarmee dragen investeringen in duurzame energie en beperking van uitstoot van CO2 op gemeentelijk niveau een groot aandeel. Ook bewoners van de nieuwbouw woningen hebben profijt van beperking van het energiegebruik, omdat de maandelijkse woonlasten zullen dalen. Dit geldt zeker met de huidige stijgende energieprijzen. Energiezuinige nieuwbouwwoningen hebben ook een hoog comfort en een goed binnenmilieu. 5.6.1 Verscherpte EPC en EPL in beleid Verbeteren van de energetische kwaliteit van nieuw te bouwen Doelstelling woningen met een verscherpte EPC Resultaat • In de regio Noord-Veluwe worden op relatief kleine schaal veel nieuwe woningen gebouwd. Voor als deze locaties streven wij naar een scherpere EPC en EPL. Daar waar mogelijk zullen wij ons extra inspannen om nog energiezuiniger woningen te realiseren. • In het volkshuisvestingsbeleid zijn uitgangspunten opgenomen ten aanzien van energetische prestatie van nieuwbouwwoningen. • Bekend hoeveel woningen er met een verscherpte EPC en EPL zijn gebouwd. De gemeentelijke organisatie: afdelingen Bouw- en Doelgroep Woningtoezicht; Milieu, Ruimtelijke Ordening, Klimaatcoördinator en regionaal klimaatadviseur. 1. Voorlichting en afstemming met afdelingen Volkshuisvesting. Werkwijze 2. Inventariseren wanneer Woonvisies opgesteld of geactualiseerd wordt. 3. Inventarisatie van de huidige energetische kwaliteit van nieuwbouw. 4. Bepalen van de gewenste energetische kwaliteit. 5. Bepaling in te zetten middelen/instrumenten. 6. Bestuurlijke vaststelling uitgangspunten volkshuisvesting. 7. Bestuurlijke vaststelling van uitgangspunten Ruimtelijke Ordening, aanbesteding en grondverkoop. Regionaal projectgroep: werkzaamheden 1 t/m 5. Regionale Organisatie klimaatadviseur is trekker. Werkzaamheden 6 en 7 door iedere gemeente afzonderlijk. Gemeentelijk klimaatcoördinator is trekker. Inspanning • Per gemeente: circa 60 uur. • Regionale klimaatadviseur: 100 uur. Projectkosten • Kosten inventarisatie huidige energetische kwaliteit € 5.000,-
Effectmeting Planning Aandachtspunten
per gemeente. • Uren regionaal klimaatadviseur. M.b.v. eigen ontwikkeld instrument wordt bijgehouden met welke EPC woningen worden gebouwd. 2009 - 2012 • De energetische kwaliteit wordt uitgedrukt door de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC) en door het energielabel. • De vastgelegde uitgangspunten dienen als basis voor het maken van prestatieafspraken met woningcorporaties.
5.7 Bestaande woningvoorraad Doelstelling: verbeteren energetische kwaliteit van de woningvoorraad, uitgedrukt in het energielabel, met gemiddeld 1% per jaar Voor vrijwel alle woningen van vóór 1995 zinvol is om energiebesparende maatregelen te nemen. Dit levert besparingen op in het energieverbruik en dus voordelen voor de bewoners. De maatregelen betreffen onder andere het aanbrengen van spouwisolatie, vloerisolatie, het plaatsen van een HR-combiketel en HR++-glas. Dit brengt de woningen tot een energielabel van B of C. De investeringskosten worden binnen een periode van 10 - 20 jaar terugverdiend, zelfs als het geld ervoor moet worden geleend. Naar verwachting is vanaf 2015 ook een extra pakket voor maatregelen tot het A-label rendabel toe te passen. Investering in energiebesparing kan veelal budgettair neutraal bij gelijkblijvende energieprijzen, maar is zeer profijtelijk bij stijgende prijzen. Naast het financiële voordeel profiteren huishoudens van een beter binnenmilieu en een verhoging van het wooncomfort. Daarnaast stijgt de waarde van de woningen, waardoor woningeigenaren niet alleen profiteren van lagere energielasten, maar bij de verkoop van hun woning hun investering ook nog eens terugkrijgen. Ook levert de forse investering extra werkgelegenheid op en een grote impuls voor de economie. De nu al rendabele investering in energiemaatregelen leidt tot een reductie op het aardgasverbruik in de woningen van 45% en geeft een vermindering van de jaarlijkse emissie van CO2 van 10 megaton, wat 5,5% is van de totale Nederlandse uitstoot van CO2. 5.7.1 Energieprestatie-afspraken met woningcorporaties Woningbouwverenigingen en particuliere woningbezitters die meerdere woningen verhuren, moeten de energieprestatie van hun woningbouwbestand op 1 januari 2009 in beeld hebben gebracht. De energieprestatie wordt uitgedrukt in een energielabel zoals deze ook al voor o.a. wasmachines en auto’s geldt. Het label kent een onderverdeling van A t/m G ofwel van groen via geel en oranje naar rood. De verwachting is dat de goedkoopste huurwoningen de laagste energieprestatie hebben. In deze woningen wonen mensen met de laagste inkomens. Zij betalen nu waarschijnlijk al evenveel geld aan energie als aan huur. Bij de stijgende energieprijzen zal dit alleen maar meer worden. Aan de woningbouwverenigingen wordt het voorstel voorgelegd om samen projecten uit te voeren gericht op verbetering van de woningisolatie, met oog voor gezondheid en woongenot. Voorrang zal worden gegeven aan verouderde woningen, die nog gerenoveerd kunnen worden. Omdat dat veel woningbouwverenigingen in meer plaatsen actief zijn en gemeentegrenzen overstijgen, is een regionale aanpak noodzakelijk. Door gemeenschappelijke afspraken te maken kan hierin forse slagkracht worden verkregen. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van regionale prestatieafspraken tussen gemeenten en woningbouwverenigingen.
Doelstelling Resultaat Doelgroep Werkwijze
Verbeteren van de energetische kwaliteit van (bestaande) woningen. Ambities en verantwoordelijkheden zijn vastgelegd in prestatieafspraken tussen gemeenten en woningcorporaties. Alle woningbouwcorporaties in de regio: Omnia, Delta, Triada, Woningstichting Putten en Uwoon. 1. Inventariseren gemeentelijke visie op de energetische kwaliteit van (nieuw te bouwen) woningen. 2. Doorvertalen gewenste kwaliteit naar prestaties van woningcorporaties. 3. Overleg met woningcorporaties over energieprestatieafspraken (als onderdeel van breder pakket aan afspraken) en ondersteuning vanuit gemeente. 4. Vastleggen prestatieafspraken. 5. Interne en externe communicatie van resultaten en implementatie van gemaakte keuzes. Ondersteuning vanuit de gemeente in de vorm van bv. snelle en soepele procedures, stimuleren met lokale belastingen of financiële constructie, investeren in woonomgeving, actie knelpunten oplossen, communiceren met en creëren draagvlak bij huurders;
Organisatie Inspanning Projectkosten Effectmeting Planning
Voorbeelden van prestatieafspraken: • Renovatie of groot onderhoud van woningen krijgt een richtlijn uitgedrukt in de minimaal te bereiken energetische kwaliteit, uitgedrukt in het energielabel. • Nieuwbouwwoningen krijgen een energetische kwaliteit, die bepaald wordt door (exploitatie)technische mogelijkheden i.p.v. door het wettelijke minimumniveau Bouwbesluit.. • De energetische kwaliteit van de (kern)voorraad wordt binnen een bepaalde tijd in beeld en op een minimaal niveau gebracht. • De omvang van de kernvoorraad wordt niet meer bepaald o.b.v. de kale huur, maar o.b.v. de integrale woonlasten (kale huur + energiekosten). • Binnen het strategisch voorraadbeheer van de corporatie wordt de energetische kwaliteit als wegingsfactor meegenomen. • Over de energetische kwaliteit van de woningen wordt gecommuniceerd met bewoners(vertegenwoordigers). Regionale projectgroep, mogelijk via bestaand regionaal Ambtelijk Overleg Volkshuisvesting. Per gemeente: circa 50 uur. Regionale klimaatadviseur: 75 uur. Uren regionaal klimaatadviseur. Percentage aantal woningcorporaties met energieprestatie-afspraken. 2009 - 2012
5.7.2 Energiebesparing bestaande woningbouw particulieren Verbeteren van de energieprestatie van bestaande woningen. Doelstelling Resultaat • Bij elke te renoveren of herstructureren woning/woonwijk zijn energiebesparing en duurzame energie onderdeel van een integrale aanpak van woningverbetering (min. verbetering van 2 energielabels). • Een verantwoorde ontwikkeling van woonlasten (energielasten en huur/hypotheeklasten).
Doelgroep
Werkwijze
Organisatie
• • • •
Meer comfortabele en gezonde woningen. Reductie van emissies uit de bestaande woningvoorraad. Particuliere woningbezitters. Makelaars, hypotheekadviseurs en de Nederlandse Vereniging van Makelaars. • Architecten, aannemers, bouwbedrijven en installateurs. 1. Inventariseren welke woningen/wijken binnen afzienbare tijd worden gerenoveerd of geherstructureerd. 2. Renoverende partij wijzen op voordelen van aansluiten bij het Meer met Minder initiatief. Wanneer een wijk bestaat uit een mix van corporatiewoningen en particulier eigendom kan de gemeente een stimulerende rol spelen in het aanbod aan eigenaar/bewoners en commerciële verhuurders om aan te sluiten bij de energiebesparende renovatie. 3. Actieve voorlichting over landelijke en provinciale subsidiemogelijkheden (min. verbetering 2 energielabels). 4. Faciliteren van de energetische woningverbetering, bv. door stroomlijning van de vergunningverlening en/of participeren in financieringsconstructie (instellen revolverend fonds). 5. Evalueren van project(en) en lessen toepassen in nieuwe projecten. Regionale projectgroep met van iedere deelnemende gemeente de beleidsmedewerker volkshuisvesting (mogelijk via bestaand regionaal Ambtelijk Overleg Volkshuisvesting). Binnen de gemeente betrokken partijen: afdelingen Communicatie, Milieu, Welzijn, Sociale zaken en Wijk- en buurtbeheer.
Inspanning
Projectkosten Effectmeting Planning
(Mogelijke) externe partners: • EnergieCentraal • Woningcorporaties • Nederlandse WoonBond • VvE's • Huurdersverenigingen • Vastgoedbeheerders • EPA-adviseurs • Energiebedrijf • Gemeente: jaarlijks circa 100 uur + tijd voor vorm geven van faciliteren volgens stap 4. • Regio/regionale klimaatadviseur: jaarlijks 100 uur Externe kosten: afhankelijk van rolverdeling en behoefte aan externe ondersteuning. Aantal woningen met een verbeterde energielabel. 2010 tot eind 2012
5.8 Bewonersgedrag Doelstelling: 5% van de bewoners vertoont energiezuinig gedrag (ambitieniveau actief): 1. Toepassen niet-woninggebonden energiebesparende maatregelen 2. Aanschaf energiezuinige apparatuur (A-label) 3. Inkoop 100% duurzame elektriciteit of 10% van de bewoners vertoont energiezuinig gedrag (ambitieniveau voorlopend): 1. Toepassen niet-woninggebonden energiebesparende maatregelen 2. Aanschaf energiezuinige apparatuur (A-label) 3. Inkoop 100% duurzame elektriciteit In de Contourennota Integraal Programma Klimaat onderkent de Provincie Gelderland het belang energiezuinig gedrag. Ook de regio Noord-Veluwe vindt dit belangrijk. Energiebesparing is maar voor een deel te realiseren door uitsluitend technische maatregelen. Het benutten van de mogelijkheden vergt continue aandacht van en aanpassingen in het gedrag bij burgers en bedrijven. Communicatie en educatie zijn belangrijke (sociale) instrumenten die gedragverandering teweeg kunnen brengen.
5.8.1 Energiebesparingscampagne Een groot aantal particuliere woningeigenaren beperkt het Doelstelling gebruikersgebonden energieverbruik en koopt duurzame energie in. Burgers worden actief geïnformeerd over energiebesparende apparatuur Resultaat en maatregelen, en worden bij implementatie door de gemeente ondersteund. Hierdoor wordt de drempel lager om besparende apparatuur of duurzame energie aan te schaffen. Inwoners van de regio Noord-Veluwe Doelgroep 1. Ambities, doel en doelgroepen (hier zijn diverse groepen te Werkwijze benoemen, bijv. toekomstige eigenaren van nieuwe woningen, huurders bij woningbouwcorporaties, etc) bepalen 2. Communicatieplan opstellen en (laten) uitvoeren, mogelijk activiteiten: o Opzetten van een digitaal informatiepunt (in samenwerking met Milieucentraal o Cursus klimaatvriendelijk koken o Uitreiking LED-lamp bij geboorte o Klimaatmarkt (met accent op energiebesparing, aanschaf energiezuinige apparatuur en inkoop duurzame energie) o Thema avonden o Brochure met energiebesparende tips (gebruikmakend van bestaand materiaal) 3. Evaluatie en bijstelling activiteiten/producten. Regionale projectgroep (bestaand Overleg contactambtenaren NME) met Organisatie de regionale klimaatadviseur als trekker, aangevuld met De Hortus. Inspanning • Per gemeente: 150 uur (indicatie, sterk afhankelijk welke acties er precies uitgevoerd worden). • Regionaal klimaatadviseur: 250 uur. Projectkosten • Kosten uitvoering communicatieplan € 10.000,- per gemeente. • Uren regionaal klimaatadviseur. Aantal deelnemers per activiteit. Effectmeting 2009 -2012 Planning
5.8.2 Energiebesparing bij huishoudens met een laag inkomen Doel is het verlagen van het energieverbruik door de doelgroep en het Doelstelling vergroten van hun energiebewustzijn. Energiezuinig gedrag en daarmee verlaging van de woonlasten bij Resultaat allochtonen
Doelgroep Werkwijze
Organisatie
Inspanning
Projectkosten
Effectmeting Planning
Mogelijke neveneffect: versterking van de sociale samenhang in de betrokken gemeenschappen; Huishoudens met een laag inkomen. 1. Inventarisatie van doelgroepen die in aanmerking komen voor het project. 2. Selectie van een of meerdere doelgroepen voor deelname aan het project. 3. Inventarisatie van bestaande programma's waarbij het project kan aansluiten. 4. Opstellen en uitvoeren van een communicatieplan. 5. Opzet van de projectaanpak en communicatiemateriaal. 6. Uitvoer van het project. 7. Afronding en evaluatie. Regionale projectgroep met klimaatadviseur als trekker. (mogelijke) betrokken interne partijen: • Afdeling Sociale zaken/Welzijn. Afdeling Milieu • Afdeling Bouwen en Wonen.; • Wijk- en buurtbeheer • Regionaal klimaatadviseur Externe partners: • Uitvoerende organisatie: De Hortus, Centrum voor Natuur en Milieu • Woningbouwcorporaties • SVMG Midden-Gelderland • SME- Advies • Per gemeente 20 uur. • Regionaal klimaatadviseur: 80 uur. • Uitvoering door extern bureau (De Hortus, Centrum voor Natuur en Milieu). • Inhuur extern bureau, werving deelnemers, huur zaalruimte, materiaal medewerker: € 16.000,- per gemeente. • Energiebesparingpakketten: 15 x €50,- = € 3.750,- per gemeente. • Aantal deelnemers/huishoudens. • Besparing op energierekening. Voorbereiding en werving voorjaar 2009; uitvoering najaar 2009 met uitloop voorjaar 2010.
5.8.3 Opwekking duurzame energie particulieren Particuliere woningeigenaren produceren duurzame energie voor eigen Doelstelling gebruik Toepassing van zonnepanelen, zonneboilers, warmtepompen en / of Resultaat windenergie door particulieren Particuliere woningeigenaren in de regio Noord-Veluwe Doelgroep 1. Opstellen projectplan en communicatieplan. Werkwijze 2. Inventariseren landelijke subsidiemogelijkheden en mogelijkheden
Organisatie
voor een lokale/regionale subsidieregeling. 3. Afspraken maken met installateurs en leveranciers . 4. Organiseren van informatiebijeenkomsten per gemeente per onderwerp (voor elke gemeente zonnepanelen en zonneboilers en optioneel warmtepompen en windenergie). 5. Extra aandacht voor publiciteit in locale media. Regionale projectgroep met klimaatadviseur als trekker.
(mogelijke) betrokken interne partijen: • • • •
Inspanning Projectkosten
Effectmeting Planning
Afdeling Bouw- en Woningtoezicht Afdeling Milieu Klimaatcoördinator Regionale klimaatadviseur
Externe partijen: • Installatiebedrijven • Leveranciers duurzame energie installaties • De Hortus, Centrum voor Natuur en Milieu Per gemeente: 30 uur Regionaal klimaatadviseur: 100 uur • Inhuur adviseur, organisatie kosten informatiebijeenkomsten: € 2.000 per gemeente; • Uren regionaal klimaatadviseur. Aantal aanwezigen op de informatiebijeenkomsten 2010 -2012
Utiliteitsgebouwen Utiliteitsbouw is de verzamelnaam voor o.a. ziekenhuizen, zwembaden, kantoren, hotels, universiteiten, woon- en zorgcomplexen en winkelpanden. De liberalisering van de energiemarkt en aanscherping van de energieprestatie normen hebben deze sector meer bewust gemaakt van hun energiegebruik en de kosten die daarmee gepaard gaan. Een energiezuinige installatie draagt bij aan het bereiken van een vereiste energieprestatie norm in samenspel met andere maatregelen (bijvoorbeeld isolatie). De forse stijging van de energieprijzen van de laatste jaren maakt investeringen in energiebesparende maatregelen extra aantrekkelijk. Gemeenten zullen meer dan voorheen EPC-berekeningen toetsen en toezicht houden op de EPN op de bouwplaats. Net als bij woningbouw geldt hier ook een verscherpte EPC van 10%.
5.9 Handhaving EPC Doelstelling: toetsing van EPC-berekeningen en toezicht op de EPN op de bouwplaats bij 40% van de bouwvergunningen Realisatie van deze doelstelling vindt plaats via de projecten 5.5.1 Toetsing EPC en toezicht EPN (Woningbouw en Utiliteitsbouw) 5.5.2 Opleiding en training van ambtenaren Bouw- en Woningtoezicht 5.5.3 EPC monitoring (Woningbouw en Utiliteitsbouw).
5.10 Nieuwbouw van utiliteitsgebouwen Doelstelling: realiseren van utiliteitsgebouwen met een 10% verscherpte EPC
5.10.1 Uitgangspunten van verscherpte EPC en EPL opnemen in ruimtelijk beleid Verbeteren van de energetische kwaliteit van utiliteitsgebouwen door Doelstelling uitgangspunten op te nemen in economisch en ruimtelijke ordeningsbeleid. Resultaat • In het economisch en ruimtelijk ordeningsbeleid zijn voorwaarden opgenomen ten aanzien van de energieprestatie van utiliteitsgebouwen en/of locaties. • Realisatie van utiliteitsgebouwen met een energieprestatie die beter is dan de wettelijke norm. • Heldere uitgangspositie voor projectontwikkelaars/ vastgoedeigenaren. Doelgroep • De gemeentelijke organisatie: afdelingen RO, EZ, Milieu en Bouw- en woningtoezicht. • Externe organisaties: projectontwikkelaars en vastgoedeigenaren. 1. Intern overleg met de betrokken afdelingen: Werkwijze a. Creëren (intern en bestuurlijk) draagvlak voor opnemen energetische kwaliteit als uitgangspunt b. Bepaling EPC- en EPL-ambitieniveau gemeente.. 2. Inventariseren relevante beleidsvisies. 3. Vastleggen in relevante beleidsdocumenten: a. Zorg voor bestuurlijk draagvlak en een bestuurlijk besluit, dit maakt het opnemen van deze eisen in de documenten gemakkelijker. b. Informeer de betreffende beleidsafdeling over de energetische voorwaarden en over opname in de beleidsdocumenten. 4. Voorlichting aan de relevante doelgroepen over de verlaagde EPC of EPL voor utiliteit in gemeentelijk beleid, zodat partijen hierop kunnen anticiperen. Indien mogelijk prestatieafspraken maken over de te ontwikkelen locatie / pand. 5. Onderzoek naar mogelijkheden voor collectieve energievoorziening (o.a. WKO, WKK) stimuleren. Regionale projectgroep met klimaatadviseur als trekker. Organisatie (mogelijke) betrokken interne partijen: • Afdeling Economische Zaken • Afdeling Bouwen en Wonen • Afdeling Milieu • Grondbedrijf of grondexploitatiemaatschappij • Projectbureau gemeente • Klimaatcoördinator • Regionale klimaatadviseur Inspanning Projectkosten Effectmeting
Planning
Externe partijen: projectontwikkelaars en vastgoedeigenaren. Per gemeente: 80 uur. Regionale klimaatadviseur: 100 uur. • Mogelijk kosten adviseur voor uitvoeren energievisie bouwproject. • Uren regionaal klimaatadviseur. • Per gemeente economisch en ruimtelijk ordeningsbeleid waarin voorwaarden opgenomen ten aanzien van de energieprestatie van utiliteitsgebouwen en/of locaties. • Aantal utiliteitsgebouwen met een verscherpte energieprestatie. 2009 -2012
Bedrijven Doel is dat de industrie in 2020 minimaal 30% energie-efficiënter is ten opzichte van 2005. Sectoren sluiten in 2008 met de rijksoverheid convenanten af over hun bijdrage. De belangstelling voor energiebesparing en inzet van duurzame energie bij bedrijven neemt toe. Ze beseffen dat een goede positionering voor de toekomst gepaard gaat met structurele inzet op energie-efficiëntie, vanwege de impact van energieverbruik en CO2 uitstoot op de bedrijfsresultaten. Bedrijven op een bedrijfsterrein zoeken op meerdere punten samenwerking omdat dit goedkoper kan zijn en stimulerend werkt. Op het gebied van energiebesparing en inzet van duurzame energie is deze samenwerking kansrijk (bijvoorbeeld door energieclusters te vormen van industriële bedrijven, die warmte leveren aan elkaar of voor woningen. Ook de bouw van een biomassacentrale kan meerwaarde hebben voor alle bedrijven). Projecten kunnen worden uitgevoerd gericht op het stimuleren van het clusteren van de energievraag en het energieaanbod in netwerken.
5.11 Vergunningverlening en handhaving Doelstelling: • Alle relevante inrichtingen waarvan de gemeente bevoegd gezag is op basis van de Wet Milieubeheer hebben een actuele vergunning (BBT) op het gebied van energie. • Handhaving van vergunningen en Activiteitenbesluit, gericht op energieaspecten heeft prioriteit, is gepland en vindt plaats. • Handhaving van afspraken MJA-bedrijfstakken waarvan gemeente bevoegd gezag is, heeft prioriteit, is gepland en vindt plaats.
5.11.1 Uniforme en actuele energievoorschriften in nieuwe milieuvergunningen Opnemen van uniforme en actuele energievoorschriften in nieuwe Doelstelling milieuvergunningen. • Milieuvergunningen zijn zowel kwantitatief als kwalitatief op Resultaat adequaat niveau. • In milieuvergunningen zijn uniforme en actuele energievoorschriften opgenomen. • Vergunningverleners hebben een actuele kennis van zaken en handelen er naar. Collega’s milieuvergunningverlening, bedrijfscontactfunctionaris, Doelgroep bedrijven, branche-organisaties (ondernemersverenigingen, LTO, industriele kringen). 1. Inventariseren huidige aanwezige kennis en gehanteerde Werkwijze voorschriften in milieuvergunning. 2. Inventariseren van de gewenste kennis van energie-efficiëntie en actuele energiegerelateerde voorschriften voor de milieuvergunning. 3. Formuleren van plan voor invulling kennisbehoefte door opleiding/coaching. Onderscheid naar behoefte aan algemene basiskennis en specialistische kennis. 4. Ontwikkelen c.q. aanpassen hulpmiddelen zoals vragenlijsten, checklisten en scans op verruimde reikwijdte. 5. Formulering nieuwe uniforme voorschriften en opnemen in basistekst milieuvergunning. 6. Aanpassen vergunningen. Projectgroep vergunningverlening. Organisatie Inspanning • Regio Noord Veluwe (secretaris): 20 uur.
Projectkosten Effectmeting Planning
• Projectleider ( uit één van de gemeenten): 30 uur. • Per gemeente: 15 uur . Cursus energie in de milieuvergunning en handhaving € 5.000,-per gemeente. In de milieuvergunningen zijn uniforme en actuele energievoorschriften opgenomen. 2008 tot eind 2009
5.11.2 Adequate handhaving van energievoorschriften milieuverguning en Activiteitenbesluit Adequate handhaving van energievoorschriften in de Doelstelling milieuvergunning en Activiteitenbesluit. Resultaat • Handhaving is zowel kwantitatief als kwalitatief op adequaat niveau. • Milieu-inspecteurs hebben actuele kennis van zaken over energie en handelen er naar. Doelgroep • Collega’s milieuhandhaving • Bedrijfscontactfunctionaris • Bedrijven • Branche-organisaties (ondernemersverenigingen, LTO, industriele kringen) 1. Peilen intern draagvlak onder handhavers over opstellen plan Werkwijze van aanpak. 2. Inventariseren huidige en gewenste kennis ten aanzien van energie-efficiëntie en actuele energiegerelateerde voorschriften in de milieuvergunning en in het Activiteitenbesluit. 3. Coachingtraject voor milieu-inspecteurs met betrekking tot de nieuwe delen milieuvergunningen. 4. Aan bedrijven die zich niet bij de MJA2 aansluiten kunnen dezelfde eisen worden gesteld in het kader van het gelijkwaardig alternatief als aan de MJA2-bedrijven (circulaire Energie in de Milieuvergunning). 5. Uitvoeren handhaving, de niet-MJA-bedrijven kunnen prioriteit gegeven worden door ze te stimuleren het niveau van de MJA2bedrijven te bereiken. Organisatie • Projectleider is de Regionale handhavingscoördinator. • Regionaal Ambtelijk Handhavingsoverleg (RAHO) fungeert als projectgroep. Inspanning • Projectleider: 80 uur. • Per gemeente: 25 uur. Coachingtraject € 2.000,-- per gemeente. Projectkosten De milieuhandhavers hebben kennis over energie en zij handhaven Effectmeting hier ook op. 2010 - 2011 Planning
5.11.3 Energiebesparing door midden- en kleinbedrijven Uitvoering van energie-efficiencyscans en geadviseerde Doelstelling maatregelen door het MKB door projectmatige promotie, begeleiding en follow-up. Een deel van de MKB-bedrijven binnen de gemeente laat een Resultaten energie-efficiencyscan uitvoeren en voert geadviseerde maatregelen
uit. Doelgroep
Werkwijze
• • • • 1. 2.
3.
4. 5. 6. 7. 8. 9. Organisatie
Inspanning
Projectkosten Effectmeting
• • • • • • • • •
Collega’s milieuhandhaving Bedrijfscontactfunctionaris MKB-bedrijven Branche-organisaties Opstellen Plan van Aanpak voor het stimuleren van bedrijven tot energieonderzoek. Overleg met (vertegenwoordigers van) doelgroep om behoefte aan energie-efficiencyscans, inhoud en omvang scans en wijze van promotie vast te stellen. Zoeken naar partners: energiebedrijf, waterbedrijf, provincie, om samen een financieel aantrekkelijke energiescan te kunnen aanbieden. Benaderen van en maken van afspraken met uitvoerders van scans. Maken van afspraken m.b.t. follow-up geadviseerde maatregelen. Opstellen communicatieplan en financieel plan en verdelen verantwoordelijkheden partners. Uitvoering communicatieplan en scans bij geïnteresseerde MKBbedrijven. Follow-up geadviseerde maatregelen. Maatregelen met een terugverdientijd <5 jaar opnemen in voorschriften milieuvergunning (indien van toepassing). Regionaal Ambtelijk Handhavingsoverleg (RAHO) fungeert als projectgroep. Eén van de deelnemende gemeenten is projectleider: Regionaal klimaatadviseur is secretaris. Projectleider: 100 uur. Per gemeente: 50 uur (zoveel mogelijk meenemen in reguliere controles). Secretaris: 60 uur. Financiële bijdrage aan scans: € 100 - € 250 per scan. Hoeveelheid uitgevoerde energiescans. Aantal gerealiseerde adviezen.
5.12 Reductie overige broeikasgassen Niet CO2 broeikasgassen zijn verantwoordelijk voor ongeveer één vijfde deel van het klimaatprobleem. Emissies en reductiemogelijkheden van deze gassen zijn vaak nog onbekend bij lokale overheden. Toch kunnen zij veel kosteneffectieve maatregelen stimuleren om de emissie te verminderen. Maatregelen die de uitstoot van “overige broeikasgassen” verminderen kunnen ook geld opleveren, omdat ze besparend werken, ook op de energierekening. Doelstelling: • Alle relevante inrichtingen waarvan de gemeente bevoegd gezag is op basis van de Wet Milieubeheer hebben een actuele vergunning (BBT) op het gebied van overige broeikasgassen • Handhaving van vergunningen en Activiteitenbesluit, gericht op de reductie van overige broeikasgassen heeft prioriteit, is gepland en vindt plaats
5.12.1 Duurzaam ondernemen in supermarkten Het minimaliseren van niet-CO2 broeikasgassen door het Doelstelling structureel uitvoeren van wettelijke verplichtingen op het gebied van vergunningverlening en handhaving bij supermarkten (HFK's). Resultaat • Binnen de gemeente is er zodanige prioriteit voor uitvoering en handhaving van wettelijke verplichtingen binnen deze sectoren dat de wettelijke verplichtingen geheel en grondig worden uitgevoerd. De hiervoor eventueel benodigde aanpassingen zijn verwerkt in het protocol voor handhaving. • Eindrapport waarin verslag wordt gedaan van de bevindingen en waarin is aangegeven welke supermarkten in welke (deelnemende) gemeenten zijn bezocht. Tevens wordt het besparingspotentieel van de bezochte supermarkten in beeld gebracht. Doelgroep • Collega’s milieuvergunningverlening en -handhaving • Bedrijfscontactfunctionaris • Supermarken • Koel- en vrieshuizen • Branche-organisaties (ondernemersverenigingen) 1. Voorlichting en training van de toezichthouders en Werkwijze vergunningverleners van de deelnemende gemeenten. 2. Voorlichting van de branche / te controleren bedrijven. 3. Voorlichting van burgers, welke zich geconfronteerd zien met besparingsmaatregelen bij hun supermarkt 4. Controle van bedrijven (supermarkten, koel- en vrieshuizen) en rapportage 5. Opstellen eindrapport / evaluatie 6. Monitoring Organisatie • Bestuurlijk verantwoordelijke: wethouder Nederveen, gemeente Ermelo • Projectleider: Edwin de Jonge, afd. VVH gemeente Ermelo • Project secretaris: Peter Pfaff, regio Noord-Veluwe • Uitvoering door toezichthouders deelnemende gemeenten Totaal per gemeente: 130 uur in 2008 en in 2009, volgende jaren: Inspanning 50 uur per jaar. • 6 uur per deelnemer voor afsluitende evaluatie bijeenkomst / terugkomdag, monitoring. • Voor bedrijfsbezoek / analyse en verslag/advies dient rekening te worden gehouden met ca. 16 uur per supermarkt (excl. verdere acties zoals 2e aanschrijving, opleggen nadere eis, vervolg procedure, eventueel bezwaar en beroep). • Projectleider: 100 uur (aanvullend). • Projectsecretaris: 100 uur. Geen Projectkosten Effectmeting • De supermarkten stoten minder broeikasgassen uit. • Eindrapport waarin verslag wordt gedaan van de bevindingen en waarin is aangegeven welke supermarkten in welke (deelnemende) gemeenten zijn bezocht. Tevens wordt het besparingspotentieel van de bezochte supermarkten in beeld gebracht. 2008 - 2010 Planning
5.13 Bedrijventerreinen Doelstelling: structurele samenwerking met bedrijven op bedrijventerrein, gericht op minimaal 2% energiebesparing en/of opwekking van duurzame energie. Het ontwikkelen van nieuwe locaties en het beheren van bestaande bedrijventerreinen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het aanleggen van nieuwe terreinen is verbonden met de zorg voor bestaande locaties. Deze zorg en aandacht voor de bestaande locaties zal in de toekomst moeten toenemen, juist om te voorkomen dat de huidige locaties hun kwaliteiten verliezen. De opgave is het realiseren van voldoende ruimte voor bedrijfsontwikkeling van goede kwaliteit en het voorkomen van overschotten en leegstand. Dit betekent dat er maatwerk moet worden geleverd om terreinen met verschillende kwaliteiten te ontwikkelen en herontwikkelen. Vooral in de herstructurering van bestaande terreinen moet kwaliteit prioriteit krijgen. Zo blijven ook bestaande opgeknapte terreinen interessant voor bedrijven die zich op de Noord-Veluwe vestigen. In aansluiting op de Structuurvisie Bedrijventerreinen van de Provincie Gelderland ontwikkeld de regio Noord-Veluwe in 2008/2009 een economisch programmerings- en ontwikkelingsdocument (EPO) waarin de regionale behoefteraming is uitgewerkt met daarin het aanwezige en toekomstige aanbod, economische ambities, doelstellingen herstructurering, ruimtelijke kwaliteit en regionale samenwerking. Voor een zorgvuldige afweging van het ruimtegebruik wordt de SER-ladder gehanteerd. 5.13.1 Verplichting duurzaamheidscan bij vestiging op regionale bedrijventerreinen Lorentz-Oost en Hattemerbroek Duurzame structurele energiebesparing bij nieuw te vestigen Doelstelling bedrijven op bedrijventerreinen. Resultaat • Dat nieuw te vestigen bedrijven op de bedrijventerreinen duurzaamheidscans uitvoeren, waaruit blijkt welke mogelijkheden er zijn voor (onder andere) energiebesparende maatregelen en collectieve energievoorzieningen (houtgestookte bio-WKK). • Dat (kansrijke) energiebesparende maatregelen worden uitgevoerd. • Een goed functionerende parkmanagementorganisatie, waarin bedrijven participeren (financieel en inhoudelijk) en waar energie één van de aandachtsvelden is. Bedrijven die zich willen vestigen op de regionale Doelgroep bedrijventerreinen Hattemerbroek en Lorentz-Oost. 1. In het uitgifte proces de duurzaamheidscan voor de te vestigen Werkwijze bedrijven opnemen. 2. Als uitgangspunt hanteren een terugverdientijd van 5 jaar of minder, maar ook terugverdientijden van meer dan 5 jaar stimuleren indien een terug verdientijd van 5 jaar of minder niet haalbaar blijkt. 3. De duurzaamheidscans worden door de ondernemers zelf betaald omdat dan de betrokkenheid en de wil om gunstige terugverdientijden van hun te realiseren investeringen groter is. 4. In enkele gesprekken (te starten in de voorontwerp-fase van de bouwplanontwikkeling) met de (door de gemeente aangewezen) duurzaamheidadviseur en de ondernemer wordt samen de meest kansrijke duurzaamheidmaatregelen bepaald. 5. Uiteindelijk - in de definiefontwerp-fase van het plan - wordt besloten welke maatregelen daadwerkelijk in het ontwerp
Organisatie
Inspanning
Projectkosten
Effectmeting
Planning
worden geïmplementeerd en uitgevoerd. • Afdeling milieu (coördinatie) • Projectbureau / ontwikkelmaatschappij industrieterreinen • Bedrijfscontactfunctionaris • Adviesbureau duurzaamheidscans • Communicatiemedewerker De inzet van het aantal werkuren van de betrokken ambtenaren per gemeente is geïndiceerd op 60 uur per jaar gedurende 4 jaren, dus totaal 240 uren. • Kosten inhuren projectbureau / ontwikkelmaatschappij industrieterreinen: € 19.200,• De duurzaamheidscans uit te voeren door adviesbureau´s worden betaald door de ondernemers zelf. • ´Besluit´ van de in het uitgifte proces opgenomen duurzaamheidscan voor de te vestigen bedrijven. • Duurzaamheidscanrapporten van de nieuwe gevestigde bedrijven. • Energie als integraal onderdeel van parkmanagement. • ´Besluit´ van de uit te voeren maatregelen. 2009 - 2012
5.13.2 Klimaatmaatregelen bedrijventerrein De Kolk Nunspeet Aanleg van een duurzame energievoorziening op projectniveau en Doelstelling structurele energiebesparingsmaatregelen op gebouwniveau bij nieuw te vestigen bedrijven. Reductie van broeikasgassen en gemeentelijke bijdrage aan het Resultaat Klimaatakkoord. Doelgroep • De gemeentelijke organisatie: gemeentebestuur en medewerkers Ruimtelijke Ordening, Verkeer, Milieu en Economische Zaken. • Parkmanagementorganisatie (i.o.). • Plaatselijke ondernemersverenigingen. • Nieuw te vestigen bedrijven op De Kolk. • Externe partijen zoals: adviesbureaus en energiebedrijven. 1. In samenspraak met de Parkmanagementorganisatie (i.o.) opstellen Werkwijze van een plan van aanpak en diverse tenderdocumenten. 2. Voeren van een tenderprocedure voor de aanleg van een duurzame energievoorziening en selecteren energiebedrijf voor de duurzame energieopwekking. 3. Opnemen van verplichte energiebesparingsmaatregelen en gebruik van milieuvriendelijke bouwmaterialen in de uitgiftevoorwaarden en verankering daarvan in de Parkmanagementorganisatie (i.o.). Projectgroep waarin gemeentelijke disciplines en de Organisatie Parkmanagementorganisatie zijn vertegenwoordigd. De projectgroep staat onder voorzitterschap van een projectleider die het gehele proces coördineert en ook aanspreekpunt is voor het gemeentebestuur. Technische ondersteuning door een adviesbureau. Inspanning • Gemeente: 400 uur per jaar. • Parkmanagementorganisatie: 100 uur per jaar . Projectkosten • Ondersteuning adviesbureau: € 100.000,• Parkmanagementorganisatie: € 60.000,Minder verbruik van energie op De Kolk en daarmee reductie van Effectmeting broeikasgassen. 2009 – 2011 Planning
5.13.3 Revitalisering bedrijventerreinen Doelstelling • Herstructurering van een functioneel verouderd bedrijventerrein tot een duurzaam bedrijventerrein. Dit gebeurt vanuit een integrale aanpak (economie, ruimte, milieu, verkeer en vervoer), waarbij de inpassing van duurzaamheidsaspecten bijdraagt aan het voorkomen van functionele veroudering in de toekomst. • Bevorderen van de werkgelegenheid. • Realiseren van een optimaal vestigingsklimaat voor bedrijven. Resultaat • Duurzaam bedrijventerrein wat voldoet aan de moderne en toekomstige vestigingseisen van bedrijven. • Een goed functionerende parkmanagementorganisatie, waarin bedrijven participeren (financieel en inhoudelijk). • Energie is een van de aandachtsvelden binnen de parkmanagementorganisatie. • Kennis bij bedrijven van energiebesparingsmogelijkheden, duurzame energie en subsidiemogelijkheden. Bestaande en nieuw te vestigen bedrijven op huidig Doelgroep bedrijventerrein. 1. De betrokken partijen worden geïdentificeerd, de Werkwijze gemeenschappelijke ambities worden geformuleerd, er wordt een eerste plan van aanpak opgesteld en er wordt een startbijeenkomst georganiseerd. 2. De kansen en mogelijkheden voor duurzame maatregelen (energie-, afval- en waterbesparende maatregelen) worden geïnventariseerd (= Duurzaamheidsscan). Specifiek aandacht voor mogelijkheden collectieve energie-infrastructuur, energiebesparing, toepassing warmte-koude-opslag en mobiliteit). 3. De kansen worden beoordeeld en er wordt een masterplan opgesteld als basis voor besluitvorming. 4. Selectie van de meest kansrijke projecten en deze worden uitgewerkt tot concrete projectvoorstellen. 5. Realisatie projecten. 6. Resultaten worden bestendigd door invoering van Parkmanagement. Projectgroep met beleidsmedewerker Economie en Organisatie Werkgelegenheid / Economische zaken zal als trekker. Goede interne coördinatie en afstemming belangrijk. Afdelingen Ruimte (bestemmingsplannen, bouwen, groenvoorziening), milieu (energie, lucht, water, afval), verkeer (infrastructuur), enz. zijn ook vertegenwoordigd. Revitalisering van de bedrijventerreinen aanpakken ten behoeve van, maar vooral ook in samenwerking met, de ondernemers, gevestigd op het bedrijventerrein. Regionale klimaatadviseur organiseert regionaal uitwisselingsbijeenkomsten en adviseert gemeenten aangevuld door extern adviesbureau voor specifieke kennis. Per gemeente: 200 uur (alleen ‘klimaat’uren, andere uren PM) Inspanning Regionale klimaatadviseur: 400 uur Projectkosten • Duurzaamheidscan: € 30.000,-
Effectmeting
Planning
• Inhuur adviesbureau: € 20.000,• Uren regionaal klimaatadviseur. • Uitvoering van revitaliseringsprojecten P.M. • Energie als integraal onderdeel van parkmanagement . • Hoeveelheid bespaarde energie. • Aandeel duurzame energie. 2009 -2012
Verkeer en Vervoer Uit toekomstscenario’s blijkt dat de toename van (weg)vervoer tot een dusdanige CO2uitstoot leidt dat reducties in andere sectoren teniet worden gedaan. Er moet in de mobiliteit een trendbreuk worden gerealiseerd om klimaatneutrale energiehuishouding in 2050 binnen bereik houden. De ontwikkeling van schone voertuigtechnologieën is hiervoor belangrijk maar niet voldoende. De Europese Unie en rijksoverheid zetten in op normstelling en fiscale maatregelen voor zuinige en CO2-arme voertuigen en op kilometerbeprijzing en mogelijk CO2-emissieplafonds. Provincie en gemeenten hebben een belangrijke rol bij het beperken van het aantal verplaatsingskilometers over de weg. Vijftig procent van het aantal voertuigverplaatsingen vindt plaats over een afstand tot 7,5 km. Een trendbreuk vraagt om een intensieve combinatie van stimulering van fietsgebruik en ontmoediging van autogebruik (‘pull en push’) zodat de fiets een aantrekkelijker alternatief wordt. Maatregelen bij verkeer en vervoer leiden, naast een vermindering van de CO2-uitstoot, tot een betere luchtkwaliteit en minder geluidsoverlast. Daarnaast zorgt fietsen ook voor de nodige beweging en draagt daarmee bij aan de fitheid en gezondheid van mensen. Het Rijk, provincies en gemeenten geven het goede voorbeeld door het eigen wagenpark te verduurzamen en schoner openbaar vervoer in te kopen.
5.14 Verkeer en vervoer bevolking en bedrijven Doelstelling: besparing en/of verduurzaming brandstoffen met 1% per jaar
5.14.1 Realisatie (multifuel) tankstation Verbetering van de luchtkwaliteit en vermindering van de (netto) uitstoot Doelstelling van CO2 door realisatie van een infrastructuur voor alternatieve transportbrandstoffen. Resultaat • De toegankelijkheid van alternatieve transportbrandstoffen is verbeterd. • Oprichting minimaal één aardgastankstation voor aardgas (Harderwijk), mogelijk ook of op termijn vervangen door biogas. • Door de aanwezigheid van een infrastructuur maken wagenparkbeheerders de overstap naar alternatieve transportbrandstoffen. Pompstationhouder(s). Doelgroep 1. Inventarisatie netwerk van huidige aanbieders van brandstoffen en Werkwijze pompstations in de regio. 2. Voorlichting geven aan potentiële exploitanten van multifuelpompstations. 3. Vergunningtraject en subsidie-aanvraag faciliteren. 4. Publiciteit rondom realisatie en/of opening multifuelpompstations.
Organisatie
Inspanning Projectkosten Effectmeting Planning
Aanpak is primair gericht op ontwikkeling van aanbodkant (pompstations), het is van belang parallel hieraan de vraag naar alternatieve brandstoffen in de regio te stimuleren (zie project E1.3.: Fuel Swith). Project opgenomen in het Regiocontract. Interne partijen:; • Afdeling Milieu/vergunningen • Afdeling Verkeer en Vervoer • Afdeling Communicatie Externe partijen: • Exploitanten pompstations • Brandstofleveranciers Per gemeente: 80 uur. • Per pompstation: € 100.000,- (financiering onrendabele top). • Communicatie: € 2.000,- per gerealiserde pompstation. Aantal regealiseerde aardgas /biogastankstations in de regio. 2008 / 2009
5.14.2 Fuel Switch Bedrijven schakelen hun wagenpark over op aardgas, (later) biogas en Doelstelling eventueel andere beschikbare biobrandstoffen. Zestig bedrijven zijn geadviseerd met een gratis wagenparkscan. Resultaat Bedrijven in de regio Noord-Veluwe met een wagenparkscan van tien of Doelgroep meer auto’s of meer waarbij per auto 15.000 km of meer per jaar wordt gereden. 1. Voor een wagenparkscan geschikte bedrijven selecteren. Werkwijze 2. Afspraken maken met extern bureau voor uitvoering wagenparkscans en met autodealers. 3. Bedrijven een gratis wagenparkscan (doorlichting op geschiktheid voor omschakeling naar aard- en biogas op de kosten daarvan en op de terugverdientijd) aanbieden. 4. Laten uitvoeren van de wagenparkscans. 5. Per bedrijf de conclusies van de scan bespreken en adviseren. 6. Vervolgbezoek . Aardgas is al heel schoon in vergelijking met diesel of benzine. Bij verbranding komt (veel) minder CO2, NOX en fijnstof (PM10) vrij, wat zorgt voor een betere luchtkwaliteit. Biogas is 100% klimaatneutraal.
Organisatie
Inspanning Projectkosten Effectmeting Planning
Dit project is opgenomen in het Regiocontract. Als projectgroep fungeert het Regionaal Ambtelijk Handhavingsoverleg (RAHO). De regionale klimaatadviseur is trekker. In iedere gemeente is ook het bedrijfscontactpersoon bij de uitvoering betrokken. • Per gemeente: 40 uur. • Regionaal klimaatadviseur: 100 uur. • Uitvoering wagenparkscans door adviesbureau: € 100.000,• Regionaal klimaatadviseur. Aantal uitgevoerde wagenparkscans. (2008)- 2009 Start van het project gelijktijdig of vooruitlopend op realisatie aardgasvulpunt in Harderwijk.
5.14.3 Fietspromotiecampagne Met Belgerinkel naar de Winkel Verbetering van de luchtkwaliteit en het klimaat (minder PM10, NOx Doelstelling en CO2). Resultaat • Minder autokilometers te gunste van de fiets, dus reductie van PM10, NOx en CO2-uitstoot. • Promotie van de fiets. • Fietstips van deelnemers. Consument, winkeliers regio Noord-Veluwe. Doelgroep De campagne duurt zeven weken. In deze periode wordt de Werkwijze consument gestimuleerd om op de fiets boodschappen te doen in plaats van met de auto. Iedereen die tijdens deze zeven weken op de fiets een boodschap doet bij een deelnemende winkelier ontvangt een stempel op een speciale spaarkaart. Mensen die een volle spaarkaart inleveren bij een van de deelnemende winkeliers doen mee aan een verloting van een of meer (fiets)prijzen. Werkzaamheden: 1. Samenstellen campagneteams. 2. Opstellen campagneplan en communicatieplan. 3. Samenstellen campagnemap. 4. Benaderen winkeliersverenigingen en ongeorganiseerde winkeliers. 5. Organiseren startmanifestatie. 6. Communicatie tijdens de 7 weken durende campagne. 7. Prijsuitreiking. 8. Evaluatie onder winkeliers en consumenten. 9. Verwerking fietstips.
Organisatie
Inspanning
Projectkosten
Effectmeting
Planning
Project is opgenomen in het Regiocontract. • Per gemeente een campagneleider en regionaal een campagnecoördinator. • Lokaal een campagneteam met o.a de campagneleider, communicatiemedewerker en bedrijfscontactfunctieonaris. • Uitvoering (vooral) door De Hortus. • Coördinatie en uitvoering 80 uur per gemeente per jaar. • Uitvoering diverse werkzaamheden door extern bureau 220 uur per gemeente per jaar. • Regionale coördinatie (regionale klimaatadviseur) 50 uur per jaar. Per gemeente per jaar • Deelnamekosten aan de campagne € 2.000,• Kosten campagnematerialen € 1.000,Uitvoering deel werkzaamheden door extern bureau € 13.000,• Hoeveelheid gefietste kilometers op basis van het aantal inleverde spaarkaarten. • Aantal deelnemende winkeliers. • Aantal fietstips en adviezen. 2009 - 2011
5.14.4 Het Nieuwe Rijden CO2-reductie in verkeer en vervoer door zuinigere rijstijl. Doelstelling • Brandstof en CO2-emissiereductie bij bedrijven, non-profit Resultaat organisaties en burgers. • Kostenbesparing op brandstof en onderhoud. • Verbetering luchtkwaliteit. Gemeente ambtenaren, burgers en vervoers- en OV-bedrijven Doelgroep 1. Actieplan opstellen, eventueel i.s.m. externe partijen. Werkwijze 2. Uitvoeren actieplan/afspraken maken met externen over uitvoering. 3. Organiseren van rijstijlcursus voor eigen medewerkers, burgers, bedrijven (taxibedrijven, busbedrijf, vervoersbedrijven). 4. Aandacht voor bandenspanning intern en extern, door middel van voorlichting (extern) en uitvoering intern. 5. Verspreiden HNR-publicaties en informatie, bijvoorbeeld bij uitreiken rijbewijs. 6. Evaluatie en monitoring door bijhouden van aantal deelnemers aan cursussen, aantal verspreide HNR-brochures, monitoren effect (interne) rijstijlcursus. 7. Overleg over voortgang (intern en extern), zorgen voor borging in de organisatie en daarbuiten, zonodig bijsturen.
Organisatie
Inspanning Projectkosten Effectmeting Planning
Varianten: • Samenwerking met regionale/lokale garagebedrijven ten aanzien van bandenspanning. • Aandacht voor bandenspanning niet beperken tot (vracht)auto's maar ook caravans, aanhangwagens, etc. Regionale projectgroep met vertegenwoordigers van iedere delnemende gemeente, verdeeld over de taakvelden milieu, personeelszaken, EZ (i.v.m. benadering transportbedrijven), communicatie en burgerzaken (i.v.m. rijbewijs). De regionale klimaatadviseur is projectleider. Externe partijen: • Adviseurs (indien nodig voor onderzoek). • Bedrijf dat rijstijltraining verzorgt of simulator plaatst op publieksevenement. • Per gemeente: 100 uur. • Regionale Klimaatadviseur: 150 uur. • Cursuskosten: € 140,- per deelnemende ambtenaar. • Communicatiemateriaal: € 500,- per gemeente. • Aantal cursisten. • Hoeveelheid gereduceerde uitstoot (PM10, NOx en CO2). 2011 - 2012
5.14.5 Realisatie natuurtransferia Heerde Realisatie natuurtransferium Doelstelling Resultaat • Realisatie volgens provinciaal beleid Veluwe 2010 en “”plan van aanpak natuurtransferium”. • Duurzame ontwikkeling natuurtransferium. • Kwaliteitsimpuls Veluwe toerisme. • Versterking natuur- en belevingswaarden.
•
Doelgroep Werkwijze
Organisatie Inspanning Projectkosten Effectmeting
Planning
Beperking groei/terugdringen recreatieve autoverkeer en verbetering van de bereikbaarheid. Dag- en verblijfsrecreanten. 1. inventarisatie wensenpakket in overleg met betrokken partijen. 2. inventarisatie infrastructuur en effecten flora en fauna. 3. verkenning ruimtelijke maatregelen/randvoorwaarden. 4. verzamelen kengetallen/gegevens. 5. voorbereiding startnotitie MER. 6. bepalen en uitzetten van onderzoeksvragen . Provinciaal projectleider, gemeentelijk coördinator . • Gemeente: 100 uur (project voorbereiding) • Provincie: 100 uur (projectvoorbereiding) De eerste fase van onderzoek tot de oplevering van het projectplan en voorbereiding startnotitie MER: € 150.000,- . • Aantal bezoekers. • Verkeersmaatregelen en optimalisatie bereikbaarheid locatie transferium. • Afname verkeersdruk elders. • Verbetering en ontwikkeling routestructuren. • Economische groei. 2008 - 2015
5.14.6 Prestatie-eisen concessieverlening Staddienst (OV) Harderwijk Het realiseren van energiebesparing en lagere emissies in het Doelstelling openbaar en/of collectief vervoer door emissie-eisen op te nemen in het Programma van Eisen voor aanbesteding van Openbaar Vervoer. • Energiegebruik/emissie-eisen meegenomen in het Plan van Eisen Resultaat voor aanbesteding van de stadsdienst. • Eventueel is het instrument IMOVA gebruikt en zijn concrete emissie-eisen opgenomen in de concessieverlening.
Doelgroep Werkwijze
Organisatie
Mogelijke neveneffecten: • Verbetering luchtkwaliteit • Verbetering leefbaarheid • Aardgasvulpunt is eerder rendabel Vervoersbedrijven. Een gefaseerde aanpak waarbij na elke stap een go/no-go besluit wordt genomen, heeft de voorkeur: 1. Onderzoeken aanbestedingsprocedure en de mogelijkheden voor energiegebruik/emissie-eisen. 2. Inventarisatie van beschikbare en benodigde informatie; 3. Uitvoeren haalbaarheidsonderzoek. 4. Overleg met relevante afdelingen en overheden over de te stellen eisen. 5. Opstellen en vastleggen eisen. 6. Eisen opnemen in Programma van Eisen. Werkgroep met daarin vertegenwoordigd: • WMO. • Afdeling Milieu. • Afdeling Economische zaken
Inspanning Projectkosten Effectmeting
Externe partijen: • Provincie (afstemming met energiegebruik/emissie-eisen die zij stellen in hun concessieverlening) • Vervoersbedrijven • Andere aanbieders van vervoersdiensten (bv. taxibedrijven) 75 uur. Mogelijke kosten, inhuur adviesbureau € 10.000 -. Concessieverlening met energiegebruik/emissie-eisen.
Grootschalige Duurzame Energieopties In 2008 is het aandeel duurzame energie in het Gelderse energieverbruik circa 3%. De provincie wil naar 20% in 2020 en naar een klimaatneutrale energiehuishouding in 2050. Bij verdere toepassing van bestaande technologie gaat de mogelijke groei van duurzame energie in het komende decennium afvlakken, waardoor de doelstelling van 20% duurzame energie in 2020 niet haalbaar is. De introductie van nieuwe technologie via een transitieaanpak is noodzakelijk. Biobased Economy biedt hiervoor goede mogelijkheden. Hier wordt door de regio Noord-Veluwe stevig op ingezet. Andere mogelijkheid is het toepassen warmte-koude opslag. Op dit moment nog maar incidenteel toegepast in de regio. Naast de nieuwe technologie wordt er ook nadrukkelijk gekeken naar de mogelijkheden van windenergie. Naar verwachting zullen er op het regionale bedrijventerrein Hattemerbroek windturbines geplaatst worden binnen enkele jaren. Voor andere locaties zal tijdens de planperiode de mogelijkheden worden onderzocht of de vergunningsprocedures doorlopen. Noord-Veluwe wil dat in 2012 minimaal 5% van de energie die gebruikt wordt duurzaam wordt opgewekt.
5.15 Grootschalige en/of collectieve DE-opties Doelstelling: 3 % Van de energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt wordt duurzaam opgewekt en geleverd via grootschalige en/of collectieve opties: • Wind • Biomassa • Waterkracht • Warmte/Koude-opslag 5.15.1 Kansen voor duurzame energie Het verkrijgen van inzicht in de mogelijkheden voor het binnen de Doelstelling gemeente opwekken en benutten van geproduceerde duurzame energie (DE). Resultaat • Inzicht in het potentieel aan op te wekken duurzame energie en basis voor beleidskader DE. • Uitvoeringsplan voor uit te voeren DE-projecten. • Duurzame Energie op gemeentelijke agenda. • Betrokkenheid van andere vakafdelingen. • Betere relaties met doelgroepen (bv. agrarische sector). • Het benutten van kansen voor opwekking en gebruik van koude- en warmte-opslag.
Doelgroep Werkwijze
Organisatie
Inspanning Projectkosten Effectmeting Planning
• Optimale locatiekeuze op regionaal niveau. De gemeentelijke organisatie. 1. Informatie verstrekken over Duurzame Energie in een gemeente aan betrokken afdelingen. 2. Aanvragen van offertes bij adviesbureaus die ervaring hebben met het uitvoeren van DE Scans. 3. Onderzoek naar mogelijkheid van verkrijgen van subsidie; 4. Verkrijgen van prioriteit binnen managementteam. 5. Bestuurlijk besluit nemen over uitvoeren van DE scan, en informeren raadscommissies. 6. Startbijeenkomst, samen met bestuurder, van betrokken ambtenaren. 7. Verzamelen van relevante gegevens door afdelingen (input voor DE Scan). 8. Aanleveren van de verzamelde gegevens aan de uitvoerders van het onderzoek. 9. Presentatie van de onderzoeksresultaten aan de betrokkenen (inclusief geïdentificeerde DE-projecten in relatie tot doelgroepen). 10. Selectie van kansrijke DE-projecten binnen de gemeente door procesbetrokkenen in een eindbijeenkomst 11. Presentatie aan managementteam. DE-scan moet ook inzicht geven in de mogelijkheden voor warmteen koudeopslag (kansenkaart WKO); Per gemeente een projectgroep, onder leiding van de klimaatcoördinator, waarin de volgende werkvelden zijn vertegenwoordigd: • Ruimtelijke Ordening • Openbare Werken • Economische Zaken • Volkshuisvesting • Civiele Techniek • Verkeer en Vervoer • Bouw- en Woningtoezicht Regionaal vindt er gezamenlijk aanbesteding van DE-onderzoek plaats en inhoudelijke afstemming. De regionale klimaatadviseur trekt dit onderdeel. • Per gemeente 75 uur. • Regionale klimaatadviseur 60 uur. • € 10.000 per DE-scan per gemeente. • Uren regionaal klimaatadviseur. Aantal kansrijke DE-projecten. 2011 - 2012
5.15.2 Windenergie In de regio Noord-Veluwe zijn tot nu toe geen windmolens gerealiseerd. Vergaande plannen zijn er in Oldebroek en Hattem. De oude plannen voor een opstelling van windturbines langs de A28 in Puten worden opnieuw bekeken. Een windmolens van 3 MWatt levert net zoveel energie op als 36000 zonnepanelen, terwijl het de overheid niets of niet veel kost aan subsidie . Windmolens van deze omvang zijn zeer rendabel. De energiewinst die ermee geboekt kan worden is groot.
Doelstelling Resultaat
Doelgroep Werkwijze
Organisatie
Inspanning Projectkosten Effectmeting
Planning
Benutten van kansen voor lokale opwekking en gebruik van duurzame energie • Grootschalige productie van duurzame energie (wind). • Gemeentelijk beleid in samenhang met mogelijke locaties in andere (buur)gemeenten. • Optimale locatiekeuze op regionaal niveau. Gemeenten, Provincie Gelderland, grondeigenaren, exploitanten en bedrijven 1. Op ambtelijk en bestuurlijk niveau participeren in (regionale en provinciale) overlegstructuren. 2. Uitvoeren (quick-)scan windenergie binnen een DE-scan, met gebruikmaking van algemene, landelijke richtlijnen. 3. Opnemen windenergie als zoekzone in provinciale structuurvisie. 4. Opnemen windenergie in bestemmingsplan. 5. Uitvoeren/actualiseren locatiestudie windmolenpark. 6. Uitvoeren/actualiseren studie naar randvoorwaarden habitatrichtlijn. 7. Interactief toetsen van uitkomsten quickscan aan de lokale randvoorwaarden, en daarna de overblijvende locaties een prioriteit geven. 8. Initiatieven onder grondeigenaren en/of ontwikkelaars voortvarend behandelen in gemeentelijke procesgang. 9. Gemeentebestuur besluit tot mogelijke deelname in windturbineproject om (een deel van) haar energiegebruik zelf duurzaam op te wekken. 10. Het uitvoeren van haalbaarheidsonderzoeken door derden voor de diverse locaties. 11. Het positief behandelen van aanvragen voor principe bouwvergunningen. 12. Het zonodig nemen van voorbereidingsbesluiten in het kader van de WRO. 13. Onderzoeken van subsidiemogelijkheden. 14. Het verwerven van grondpercelen, of het sluiten van gebruiksovereenkomsten. Per locatie een projectgroep. Mogelijke samenstelling: gemeente, RNV, Provincie Gelderland (afdeling EZ, programmabureau, afdeling RO), Kamer van Koophandel Oost Nederland en LTO Noord (Projecten). • Per gemeente: 300 uur. • Klimaatcoördinator: 60 uur. • Communicatie adviseur € 5000,- per locatie • Uren klimaatadviseur • Drie haalbaarheidsstudies uitgevoerd. Indien van toepassing per gemeente 10 MW windenergie opgenomen in bestemmingsplannen. • Uitvoeringsplannen opgesteld. Start in 2009.
Biobased Economy De biobased economy is een economie waarin op duurzame en uiterst efficiënte wijze biomassa (mest, hout, gras, riet, restproducten van landbouwgewassen e.d.) wordt ingezet voor productie van chemische grondstoffen, materialen, brandstoffen, elektriciteit en warmte, zonder negatieve effecten op biodiversiteit en voedselvoorziening. Volgens het Nationale Platform Groene Grondstoffen zou biomassa in 2030 30% van de in Nederland benodigde grondstoffen en energie kunnen leveren. Dit is een grote stap voorwaarts in de verdringing van fossiele brandstoffen en efficiënter produceren. Biomassa leent zich bovendien bij uitstek voor productontwikkeling volgens de ‘cradle to cradle’ benadering. De bijdrage van regionaal beschikbare biomassa (primair, secundair en tertiair) aan een klimaatneutrale energiehuishouding voor Gelderland in 2050 kan voorbij de 20 petajoule groeien. Uit onderzoek blijkt dat in de regio Noord-Veluwe jaarlijks 45.000 ton energiehout en 770.000 ton dierlijke mest vrij komt. Met deze biomassa kunnen er potentieel 35 mestvergistingsinstallaties en meerdere bio-wkk installaties draaien. Begin 2007 is biobased economy in het sociaaleconomisch-beleidsplan (SEB) 2007-2011 ‘Maak het in Gelderland’ benoemd als thema voor een kansrijk regionale cluster. In het Regiocontract zijn afspraken gemaakt met de Provincie Gelderland over de meerjarenfinanciering van de biomassaprojecten in de periode 2008-2011. In het Gelderse Klimaatprogramma is Biobased Economy één van de drie Gelderse transitiethema’s waarmee fundamentele stappen worden gezet naar verdringing van fossiele brandstoffen als grondstof en energiebron. Regio Noord-Veluwe is hiervoor het speerpuntgebied in Gelderland. 5.15.3 Biobased Economy Doelstelling
Resultaat
Doelgroep Werkwijze
50 MKB-innovatietrajecten gerealiseerd / in uitvoering. Plannen voor vergroten beschikbaarheid biomassa voor economisch verkeer (met hierboven genoemde volumes) in uitvoering bij terreinbeheerders en agrosector. Minimaal 2 aansprekende projecten gerealiseerd / in uitvoering waarin duurzame toepassingen van houtige biomassa in clusterverband zijn ontwikkeld. Minimaal 2 initiatieven voor bioraffinage en gecombineerde productie van grondstoffen en biobrandstoffen in realisatiefase. Minimaal 2 initiatieven voor klimaatneutrale landbouwbedrijven/ -systemen in realisatiefase. Partners geven vorm aan een kennis- en praktijkcentrum voor biobased economy (mogelijke locatie voormalig papierfabriek Berghuizer te Wapenveld). Innovatiekring Biobased Economy waar ondernemers (zich) kunnen (laten) inspireren en uitdagen, ideeën uitwisselen, partners zoeken. Diverse consortia en/of projectinitiatieven . Biomassawerf: ruimtelijke organisatie en inpassing van bioraffinage en energieproductie op economische schaalgrootte. • Kenniscentrum Biomassa Noord Veluwe met als functie praktijkonderzoek en loket voor bemiddeling in groene kennis voor MKB. • Acht groene kennistrajecten. Gemeenten, (groene) kennisinstanties en ondernemers 1. Ontwikkeling conceptenboek biobased economy Noord Veluwe. 2. Opzetten innovatiekring. 3. Actief makelen in het totstandkomen of doorontwikkelen van consortia/projectinitiatieven.
Organisatie
4. Gebiedsmakelaar als procesbegeleider bij het opstellen van een projectplan en zoekt eventueel aanvullende partners of kennisleveranciers. 5. Ontwikkelen visie op de ruimtelijke randvoorwaarden en kansen voor biobased economy. 6. Onderzoek naar de randvoorwaarden voor vestiging van een kenniscentrum. 7. Pilot met inzet van onderzoekers van Wageningen UR in innovatietrajecten bij MKB-bedrijven en stagewerkplekken of afstudeeropdrachten van studenten van hogescholen. Samenstelling regionale projectgroep: Regio Noord-Veluwe, Provincie Gelderland (afdeling EZ, programmabureau), Kamer van Koophandel Oost Nederland, LTO Noord (Projecten), Wageningen UR, HAS Dronten, gemeente Oldebroek en gemeente Putten. Milieuwethouder Oldebroek is bestuurlijk trekker. Gemeente Oldebroek en Putten actief betrokken bij de uitvoering. Andere gemeenten ondersteunen het project via de Regio Noord-Veluwe (financiële ondersteuning) •
Inspanning Projectkosten
Effectmeting Planning
De projectleider legt verantwoording af aan de bestuurlijke trekker. Periodiek terugkoppeling naar het Sociaal Economisch Overleg in de regio. • Voortgang en afstemming met andere regionale biomassaprojecten via Stuurgroep Biomassa. • Project maakt onderdeel uit van het Regiocontract. Oldebroek en Putten: 50 uur per jaar. Regionaal klimaatadviseur (secretaris): 120 uur per jaar. • Inhuur projectleider: € 100.000,• Inhuur gebiedsmakelaar: € 30.000,• Pilot Groene Kennis: € 20.000,• Business case kenniscentrum: € 15.000,• Conceptuele studie biomassawerf: € 15.000,• Communicatie (internet, beeldmerk, brochure e.d.): € 20.000,• Facilitair (zaalhuur, catering e.d. div. bijeenkosmetn): € 5.000,• Activiteiten netwerkinitiatief: € 200.000,• Uren regionaal klimaatadviseur. • Aantal gerealiseerde innovatietrajecten. • Aantal groene kennistrajecten. 2008-2011
Het Klimaatactieplan geeft een compleet overzicht van de ambities en projecten van de Noord-Veluwe. Om die reden is ook het regionale project Biobased Economy opgenomen in dit plan. Voor de realisatie van dit project zal mogelijk aanspraak gemaakt worden op Rijksmiddelen, anders dan de SLoK-regeling. Omdat de SLoK-regeling niet gecombineerd kan worden met andere Rijksmiddelen maakt dit project geen onderdeel uit van de SLoKaanvraag.
5.15.4 Houtgestookte bio-WKK Doelstelling • Realisatie houtgestookte Bio-WKK installaties op 3 bedrijventerreinen en/of omgeving op basis van Bio-WKK of andere kansrijke opties.
•
Resultaat
Doelgroep Werkwijze
Organisatie
Inspanning
Projectkosten
Inzicht in energievraag bedrijventerrein / omgeving; kansrijke duurzame energieopties; mogelijkheid/randvoorwaarden warmtelevering op basis van bio-energie. • Realisatie warmtelevering tegen concurrerende tarieven voor lokale afnemers (bij gebleken haalbaarheid vestiging houtgestookte bio-WKK op één of meerdere van de bedrijventerreinen). • Meer (houtfractie van) groenafval beschikbaar krijgen voor energieproductie. Alternatief bieden voor verbranden in open lucht en/of geen onderhoud van bossen en landschapselementen. • Energievisies bedrijventerreinen i.v.m. warmte-afzet/infra BioWKK . • Inzicht in energievraag bedrijventerrein/omgeving; kansrijke duurzame energieopties; mogelijkheid/randvoorwaarden warmtelevering op basis van bio-energie. • Exploitatiemodel warmtelevering Bio-WKK. • Detaillering warmtevraagprofiel bedrijventerrein en omgeving. Exploitatiemodellen warmte-infra incl. mogelijkheid participatie afnemers / opname in parkmanagement. • Uitwerking logistiek houtstromen. Inzicht in rolverdeling overheid/markt; logistiek model; kostprijs inname en afgifte; vergroting beschikbaarheid; advies aanbesteding. • Uitvoering proef inzameling/logistieke organisatie en contractering houtstromen (>6.500 ton). • Een loket en kennisnetwerk voor de actieve begeleiding van nieuwe initiatieven. Gemeenten, terreinbeheerders, houtverwerkende bedrijven, agrariers, agrarische natuurverenigingen en energiebedrijven 1. Opstellen van energievisies. 2. Uitwerken exploitatiemodellen. 3. Vergroten beschikbaarheid houtstromen. 4. Opzetten houtlogistiek. 5. Ontwikkelen loketfunctie en kennisnetwerk. • Projectgroep bestaande uit KEMA, LTO Noord Projecten, Staatsbosbeheer en de gemeenten Harderwijk, Oldebroek, Nunspeet en Ermelo. • Gemeente Oldebroek is de projectleider. • Milieuwethouder Harderwijk is bestuurlijk trekker. • Regionale klimaatadviseur is secretaris. • Voortgang en afstemming met andere regionale biomassaprojecten via Stuurgroep Biomassa. • Gemeente Oldebroek, Ermelo, Harderwijk en Nunspeet actief betrokken bij de uitvoering. Andere gemeenten ondersteunen het project via de Regio Noord-Veluwe (financiële ondersteuning). • Project maakt onderdeel uit van het Regiocontract. • Per gemeente: 60 uur per jaar. • Projectleider: 100 uur per jaar. • Regionaal klimaatadviseur: 100 uur per jaar. • Exploitatiemodel warmtelevering bio-WKK: € 30.000,• Uitwerking logistiek houtstromen: € 30.000,• Pilot inzameling en logistieke organisatie: € 40.000,-
Effectmeting
Planning
• • • •
Ontwikkeling loketfunctie en kennisnetwerk: € 40.000,Promotie en publiciteit: € 10.000,Facilitaire kosten: € 10.000,Productie van duurzame energie, vermindering CO2-uitstoot en minder afhankelijkheid fossiele brandstoffen. • Bijdrage aan landschapsbeheer. • Structuurversterking agrarische sector. • Op termijn kosteneffectieve energievoorziening van nieuwe woonwijken en bedrijventerreinen. 2008 -2011
5.15.5 Co-vergisting van mest Doelstelling • Realisatie van initiatieven van bovenlokaal belang (gemiddeld >20.000 ton/jaar per initiatief). • Voorkomen planologische belemmeringen voor initiatieven covergisting van mest op korte termijn. • Waarborgen goede ruimtelijke inpassing initiatieven covergisting van mest op langere termijn c.q. duidelijkheid voor initiatiefnemers. Resultaat • Ontwikkelen regionaal beleid waarin zoekzones voor mestvergisters en andere biomassa initiatieven zijn weergegeven. • Sturingsmodel ruimtelijke inpassing co-vergisting. • Een loket en kennisnetwerk voor de actieve begeleiding van nieuwe initiatieven. • 5 co-vergistingsinstallaties in 2012. • Haalbaarheid co-vergistingsinstallaties bij glastuinbouw Heerde. Gemeenten, (agrarische)bedrijven en energiegebruikers. Doelgroep Werkwijze • Onderzoek naar geschikte vestigingslocaties (regionaal). • Ontwikkeling beleid en besluitvorming n.a.v. conclusies/ aanbevelingen vestigingslocaties. • Instellen projectteam / afstemmingsstructuur per actueel initiatief en/of stimuleringsactie. • Samen met betrokken partijen kennisnetwerk opzetten. Organisatie • Regionale projectgroep bestaande uit gemeenten Putten, Ermelo en Heerde, LTO Noord Projecten. • Gemeente Putten is de projectleider. • Milieuwethouder Putten is bestuurlijk trekker. • Regionale klimaatadviseur is secretaris. • Voortgang en afstemming met andere regionale biomassaprojecten via Stuurgroep Biomassa. • Gemeente Ermelo, Heerde en Putten actief betrokken bij de uitvoering. Andere gemeenten ondersteunen het project via de Regio Noord-Veluwe (financiële ondersteuning). • Project maakt onderdeel uit van het Regiocontract. Opstellen en uitvoeren communicatieplan. Communicatie Inspanning • Per gemeente: 60 uur per jaar. • Projectleider: 100 uur per jaar. • Regionaal klimaatadviseur: 100 uur per jaar. Projectkosten • Ontwikkeling regionaal beleid incl. zoekzones: € 25.000,• Ontwikkeling sturingsmodel ruimtelijke inpassing: € 15.000,• Haalbaarheidsonderzoeken realisatie co-vergisters € 20.000,-
Effectmeting
Planning
• • • •
Promotie en publiciteit: € 5.000,Ontwikkeling loketfunctie en kennisnetwerk: € 10.000,Facilitaire kosten: € 10.000,Productie van duurzame energie, vermindering CO2-uitstoot en minder afhankelijkheid fossiele brandstoffen. • Bijdrage aan landschapsbeheer. • Structuurversterking agrarische sector. • Op termijn kosteneffectieve energievoorziening van nieuwe woonwijken en bedrijventerreinen. 2008 - 2011