KLEURRIJKE VROUWEN OVER DE DREMPEL Wervingsmethoden van projecten gericht op maatschappelijke participatie van allochtone vrouwen
Augustus 2003 Opdrachtgever: Ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid/commissie PaVEM Opdrachtnemer: StimulanSZ, R. Doggen (MCM) In samenwerking met NIZW, drs. L. van Tilburg, drs. M. van Bergen
INHOUDSOPGAVE
•
Inleiding
3
•
Werkwijze
4
Deel A 1
Samenvatting en conclusies
2
Aanbevelingen 2.1 Doelgroep: vrouwen met een laag participatieniveau 2.2 Doelgroep: vrouwen op een midden niveau van participatie Doelgroep: vrouwen op een hoog niveau van participatie o Combinatieprojecten. Doelgroepen: vrouwen op een hoog niveau van participatie èn vrouwen op een laag/midden niveau van participatie 2.5 Innovatieve projecten
5 13 13 14 15 15
17
Deel B Projectbeschrijvingen
18
2
1
INLEIDING
Allochtone vrouwen nemen weinig deel aan vrijwilligersvoorzieningen, hebben een gebrekkige taalkennis en worden belemmerd om actief deel te nemen aan de maatschappij1. Gebleken is dat deze vrouwen zich niet aangesproken voelen door reguliere wegen2 om te (gaan) participeren. Reden voor de commissie Participatie van Vrouwen uit Etnische Minderheidsgroepen (PaVEM) en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om StimulanSZ opdracht te geven wervingsaanpakken te inventariseren en te analyseren. StimulanSZ heeft deze opdracht in samenwerking met het NIZW uitgevoerd. Door beide partijen is in gelijkwaardigheid zowel gegevensverzameling als analyse verricht. Ondanks de geringe deelname van allochtone vrouwen aan de arbeidsmarkt en de samenleving in meer algemene zin, zijn er wel tal van initiatieven en projecten waarin getracht wordt allochtone vrouwen te bereiken en te stimuleren mee te doen aan allerlei maatschappelijke activiteiten en/ of betaalde arbeid te zoeken. Het doel van deze inventarisatie is om die (lokale) projecten globaal in kaart te brengen. Het betreft vooral de aanpak van werving en motivering, de belemmerende factoren en succesfactoren hiervan, mede met het oog op randvoorwaarden die nodig zijn. De rol die de lokale overheid daarin vervult wordt ook in beeld gebracht. De inventarisatie is bedoeld voor twee lezersgroepen. De inventarisatie moet een inspiratiebron zijn voor en handvatten bieden aan beleidsmedewerkers van lokale overheden. Voor een goede uitvoering van de regierol is het belangrijk bij de ontwikkeling van beleidsadviezen inzicht te hebben in verschillende aanpakken, de consequenties op organisatieniveau en de randvoorwaarden om tot een goed resultaat te komen. De inventarisatie is tevens bedoeld voor projectleiders of teamleiders binnen de uitvoerende werkinstellingen, zodat zij kunnen bevorderen dat de medewerkers kennis hebben van methoden en toepassingen. Het rapport valt uiteen in twee delen. Deel B bevat de beschrijving van de opgenomen projecten; in deel A worden deze samengevat en worden conclusies getrokken. De projectbeschrijvingen zijn afkomstig van de hand van de schrijvers van dit rapport.
1
Onder allochtone vrouwen wordt in het kader van dit onderzoek verstaan vrouwen van niet-westerse afkomst, niet zijnde Surinaams of Antilliaans. 2 Voor meer informatie wordt de lezer verwezen naar het rapport “Aanbevelingen op maat” van de commissie AVEM, maart 2002
3
2
WERKWIJZE
Er is gestart met een brede globale inventarisatie van initiatieven/projecten via documentstudie. Daarbij is in eerste plaats gebruik gemaakt van de eigen dossiers van het NIZW, informatie van minderhedensteunpunten, Verwey Jonker Instituut, Forum, Provinciale Steunfuncties, de webdossiers van XS-2, de uitgaven van Radar, de Taskforce Inburgering, de ISSA-producten (database, handreiking ”kleurrijke sociale activering”), Equal-projecten en de bij StimulanSZ beschikbare informatie. Daarnaast is een aanvullende websearch verricht. In totaal is van zo’n 85 projecten die tussen 2000 en 2002 zijn afgerond, informatie verzameld. Het betrof globale informatie over wervingsmethode, doel van het project en plaats van uitvoering. Vervolgens is aan de hand van de volgende criteria een selectie gemaakt: • variatie in doelgroep, • variatie in benaderingswijze, • spreiding over grote en kleinere gemeenten, • spreiding over het land, • combinatie van hulpverlenings-, onderwijs- als arbeidsmarktgerichte projecten. Opgenomen zijn projecten die kleinschalig zijn, of juist zijn uitgegroeid tot gestructureerde samenwerkingsverbanden, of zelfs tot afdelingen binnen organisaties. Enkele projecten richten zich niet specifiek op allochtone vrouwen, maar blijken deze wel heel succesvol te bereiken; reden om ze hier op te nemen. Zo zijn uiteindelijk 293 projecten geselecteerd. De volgende gegevens zijn per project verzameld: • naam project, • gemeentenaam, • betrokken organisaties (onderverdeeld naar werksoort, bijvoorbeeld, maatschappelijk werk, consultatiebureaus), • contactpersoon, • aanpak met betrekking tot het bereik van de allochtone vrouwen en de stimulering om deel te nemen aan activiteiten en gebruik te maken van voorzieningen gericht op activering (“Hoe heeft u de doelgroep bereikt en vervolgens gestimuleerd, c.q. ‘vastgehouden’?”). Het betreft het benoemen van de methode en een korte beschrijving ervan. • De faal- en succesfactoren (wat bleek succesvol en wat niet?). Het betreft een subjectieve beoordeling door betrokkenen zelf. • De randvoorwaarden die werden gesteld en de consequenties daarvan voor de aanpak en voor de organisatie van het project, • regierol van de lokale overheid (globaal getypeerd).
3
Het streven was 30 projecten te selecteren. Bij één project dat we graag wilde beschrijven bleek, na meerdere informatiepogingen, het materiaal (toch) niet meer beschikbaar. Het betrof een project van de organisatie STEW in Amsterdam, een organisatie die in opdracht van o.a. gemeentelijke diensten Werk, Inkomen en Zorg, startende ondernemers begeleidt. Het project richtte zich op het stimuleren van startende ondernemers. Een dergelijk project is echter ook uitgevoerd in de Provincie Groningen. De lezer kan dit terugvinden onder de naam Medina in deel B.
4
DEEL A 1.
SAMENVATTING EN CONCLUSIES
De mate waarin allochtone vrouwen participeren in de samenleving blijkt duidelijk samen te hangen met de soort methode om hen te werven en te stimuleren. Enerzijds onderscheiden we vrouwen die nauwelijks participeren en in een grote mate van isolement verkeren. Anderzijds zijn er vrouwen die al in hoge mate betrokken zijn bij de samenleving. Vrouwen in zeer geïsoleerde posities (thuis, geen of zeer slecht ontwikkelde Nederlandse taalbeheersing, in alle activiteiten buitenshuis afhankelijk van familie) zijn vooral succesvol te werven via huisbezoeken van ‘bekenden’. De paraprofessionele projecten (LH1, LH2, LH6) zijn hier voorbeelden van. Vrouwen die in hoge mate geïntegreerd zijn (actief in kader, vrijwilligerswerk, scholing volgend, etc.) laten zich aanspreken via meer afstandelijke benaderingen. De combinaties van participatieniveau en wervingsmethode is leidend geweest voor de structuur van deze notitie. Op basis van het onderzoeksmateriaal hebben we een globaal onderscheid gemaakt in drie participatieniveaus: • Laag participatieniveau: deelnemers behoren tot de groep geïsoleerde vrouwen; • Middenniveau van participatie: deze vrouwen komen al ‘uit huis’, maar stappen nog niet direct af op scholing of werk; • Hoog participatieniveau: deze vrouwen zijn al initiatiefrijk om te participeren aan de samenleving. De projecten zijn op basis van de bovenstaande driedeling gerangschikt. Daarnaast onderscheiden we nog een categorie projecten: • Laag met hoog gecombineerd: dit betreft projecten met zowel vrouwen uit de laag-, als vrouwen uit de hoog categorie. De vrouwen met een hoog participatieniveau hebben een intermediaire rol bij het werven van vrouwen met een laag participatieniveau. De meeste wervingsmethoden die blijken te werken voor vrouwen met een laag participatieniveau, werken ook voor vrouwen met een hoog participatieniveau. Omgekeerd gaat deze conclusie niet op. Bij een aantal projecten bleek het niet op voorhand de bedoeling vrouwen te werven voor werk/participatie, ook was er geen duidelijk verband tussen de wervingsmethode en de doelgroep “allochtone vrouwen”. De betreffende projecten zijn gericht op zaken als religie, kunst en dergelijke. Dat allochtone vrouwen met zowel een laag als een hoog participatieniveau deelnemen en dat van een en ander een activerende werking kan uitgaan, zijn bijeffecten. Het blijkt echter dat deze projecten erg goed binnenkomen bij allochtone leefgemeenschappen. Deze verassende uitkomsten leiden tot de conclusie dat door de andere benaderwijze hier sprake is van innovatieve projecten. We hebben er dan ook voor gekozen om ze als zodanig te benoemen. In onderstaand schema staan onze bevindingen samengevat. In de eerste kolom staan kenmerken van de verschillende participatieniveaus beschreven. Naar doelgroep, uitvoerdersveld en doel - resultaat. De tweede kolom bevat de werkwijze die bij de werving gevolgd is. Daarna worden de relevante kenmerken voor de uitvoeringsfase van het project samengevat. De randvoorwaarden en ingenomen regierol worden hier ook in de kern weergegeven. Uit de analyse bleek dat de indeling naar participatieniveau elkaar uitsluitende gegevens opleverde voor wat betreft de werkwijze in werving en uitvoering. Dit geldt in mindere mate voor de randvoorwaarden en de ingenomen regierol. Succes- en faalfactoren hebben we niet als zodanig in dit samenvattende schema opgenomen. De reden hiervoor is dat wat voor het ene project succesvol is, juist in een andere projectcontext een faalfactor wordt. In dit schema zijn deze factoren benoemd als ‘randvoorwaarden’. De mate waarin aan deze randvoorwaarden kan worden voldaan en de specifieke context waarin dit plaatsvindt maken e.e.a. tot een succes- dan wel een faalfactor. In een verder onderzoek kan dit nader uitgezocht worden. Men kan de succes- en faalfactoren per project terugvinden in de afzonderlijke projectbeschrijvingen.
5
Laag niveau van participatie Doelgroep Deelnemers behoren tot de groep geïsoleerde vrouwen. Uitvoerdersveld Uitvoering over het algemeen op wijkniveau. Breed netwerk van professionele organisaties is bij het project betrokken, met de begeleider van de groep als spin in het web. Doel – resultaat Resultaten of thematische focus tevoren niet voorspelbaar Deelnemen zelf is het doel.
Werkwijze werving
Werkwijze uitvoering
Werving vindt plaats via de directe leefomgeving van de betrokken vrouwen. A. Via de doelgroep zelf: Huisbezoek door sleutelfiguren, huiskamerbijeenkomst, groepsgewijs bezoek van activiteiten buitenshuis. Wanneer het project bekendheid en vertrouwen heeft gegenereerd: mondop-mond-reclame. B. Via het professionele netwerk: Verwijzing via dienstverleners (m.n. gezondheidszorg) Gebruik van registratie ABW.
Laagdrempelig, veilig.
Randvoorwaarden
T.a.v. begeleiding: Personele continuïteit Grote betrokkenheid Groepsgericht. Actief netwerk Kwaliteiten op niveau van Gericht op “doen”. begeleiding en sturing groepsproces. Geen verplichtingen verbonden aan deelname. Voldoende doorlooptijd om bekendheid en vertrouwen Integrale werkwijze, brede onder doelgroepen te doen opzet. ontstaan en de diverse Thematische invulling a.d.h.v. bereikte groepen het groepsproces te laten interesse en behoeften doorlopen (minimaal enkele deelneemsters. jaren). Inzet van diverse professionals Kinderopvang maakt integraal op specifieke thema’s. deel uit van het aanbod. Taal is niet echt een issue, wie geen Nederlands spreekt wordt zonder meer opgenomen. Vertaling vindt vaak informeel plaats.
Regierol gemeenten Hoewel er sprake is van een integrale aanpak op wijkniveau, worden de bijdragen over het algemeen door afzonderlijke uitvoerende instellingen geleverd met hun eigen financieringskade Een coördinerende regisseursrol van de gemeente ligt voor de hand. Resultaatafspraken maken met uitvoerders is in deze werksoort problematisch.
Empowerment4 als visie van Nederlandse professionals.
4
Onder empowerment wordt een proces verstaan waarbij deelnemers worden toegerust zich teweer te stellen tegen uitsluiting op informele gronden (discriminatie). Het vergroten van competenties (op de terreinen van vaardigheden, kennis en houding) is een belangrijk aandachtspunt. C. Tenheaff, H. Verschoor, M. Kamperman. Werk en Aandacht. Utrecht, NIZW. 2000.
6
Midden niveau van participatie Doelgroep De bereikte vrouwen zijn al gewend aan activiteiten buitenshuis, maar zullen nog niet individueel afstappen op scholing, werk etc. Uitvoerdersveld Verminderd aantal partners waarmee samengewerkt wordt, aanspreekpunt zijn vaak zelforganisaties. Buurtniveau wordt verlaten voor stedelijk of regionaal niveau. Doel – resultaat Activiteiten op specifieke thema’s. Projecten worden ontwikkeld op basis van gebleken manco’s in het voorzieningenniveau voor de doelgroep. Enige vorm van resultaatafspraken met betrekking tot deelname en uitstroom is mogelijk.
Werkwijze werving
Werkwijze uitvoering
Aanmeldingen via eigen netwerk van zelforganisaties en bestaande activiteiten (bijv. de projecten onder niveau L).
De cursus of trainingsvorm is populair, vaak gegeven aan bestaande groepen.
Meer gebruik van media en schriftelijk materiaal, mits ingebed in het eigen netwerk. Groepsgewijze aanmelding, groepsgewijze informatievoorziening. Zelforganisaties willen door gemeente als samenwerkingspartner gezien worden, zij zoeken samenwerking met hen op.
Vertrouwen en veiligheid zijn nog steeds belangrijk. Inhoudelijke aansluiting bij gevoelde behoeften. Taal en de kwaliteit van de vertaalde communicatie wordt een issue. Zo nodig aanspreken in eigen taal en cultuur (tolk of allochtone cursusleider).
Randvoorwaarden
Regierol gemeenten
Trainers/begeleiders dienen zowel inhoudelijk als procesmatig en communicatief goede kwaliteit te kunnen leveren.
In de regierol van procesbewaker en/of initiatiefnemer is het belangrijk ruimte te scheppen voor zelforganisaties, vertrouwen te geven aan hun De kwaliteit van evt. vertaling is organisatievermogen, eveneens cruciaal. kaderontwikkeling te stimuleren en faciliteren. Er is voldoende schaalgrootte nodig om deelnemers te In de rol van financier kan de kunnen vinden voor specifieke lokale overheid met de thema’s. uitvoerende instantie enig vorm van resultaatafspraken maken. De locatie van de kinderopvangvoorziening moet naast de uitvoeringslocatie van het project gesitueerd worden.
Identificeren en zonodig ondersteunen van potentiële sleutelfiguren en nieuw ontstaande zelforganisaties voor vervolgactiviteiten.
7
Hoog niveau van participatie Doelgroep Vrouwen die initiatiefrijk zijn en een bijdrage willen leveren aan de samenleving. Uitvoerdersveld Uitvoerende instellingen hebben een hogere status en onderlinge contacten worden zakelijker. Doelgroep ontwikkelt tevens projecten in eigen beheer, vaak met grote inzet en op basis van een diep gevoelde behoefte aan empowerment van zichzelf en de eigen groep. Doel – resultaat Werk en participatie staan centraal. Resultaatafspraken tussen partners en met deelnemers.
Werkwijze werving
Werkwijze uitvoering
Massamediaal.
Vaardigheden worden aangeleerd, gedegen voorbereidingen getroffen voor een potentieel zelfstandig ondernemerschap, vervolgstudie, dienstverband of politiek-bestuurlijke participatie.
Via reguliere kanalen die autochtonen ook gebruiken.
Randvoorwaarden
Regierol gemeenten
Groter toeleveringsgebied deelnemers nodig.
Duidelijke keuze voor beleid en project.
Vroegtijdig in project met partners samenwerken.
Duidelijke resultaatafspraken met uitvoeringsinstellingen maken.
Zo mogelijk middelen bundelen.
Begeleiding (ook individueel) is gericht op deze overgang naar Uitvoerende organisatie moet studie of arbeid. over kennis van en affiniteit met de doelgroep beschikken.
Onderlinge resultaatafspraken uitvoeringsinstellingen bevorderen. Deelnemen aan ‘ontwikkelpartnerships’.
Facilitering / begeleiding. Projecten in eigen beheer faciliteren met adequate ondersteuning, zonder betrokkenen het heft uit handen te nemen.
Zichtbare ondersteuning verlenen bij promotieactiviteiten.
Potentiële uitvoerders identificeren binnen de doelgroep i.v.m. symbolisch Kinderopvang: deelneemsters belang en het te verwachten willen zelf de wijze van opvang emanciperend effect. van hun kinderen regelen (dat kan ook het informele circuit zijn). De kosten hiervan moeten gedeclareerd kunnen worden.
8
Combinatie Laag met Hoog niveau van participatie Werkwijze werving Doelgroep Dubbele aanpak: vrouwen met een hoog participatieniveau hebben een intermediaire en ondersteunende functie bij het bereik en de ondersteuning van laag en midden niveau.
Deelnemers: In principe zijn de wervingsmethoden hetzelfde als in de categorieën L en M, echter meer gecentreerd rondom het thema van het project.
Uitvoerdersveld De intermediairen worden op den duur ondergebracht bij Nederlandse instellingen (huisartsenpraktijk,basisschool) maar blijven ondersteuning krijgen van een eigen projectcoördinator. De verhouding tussen projectorganisatie en ‘inlener’ vraagt veel aandacht. De intermediaire functie bestaat zowel in een geprofessionaliseerde vorm (paraprofessionals), als in de vorm van vrijwilligerswerk. Budget van deze projecten neemt toe ten opzichte van de eerste twee categorieën. Uitzondering vormen de Moedercentra, die grotendeels in eigen beheer worden opgezet en uitgevoerd.
Verwijzers spelen een belangrijker rol.
Werkwijze uitvoering Focus op een specifiek thema Deelnemers worden aangesproken op een specifieke rol: ouder of opvoeder, verantwoordelijke voor de gezondheid van het gezin, etc.
De intermediair zorgt voor a. een grotere toegankelijkheid De locatie van de van de Nederlandse instelling Nederlandse instelling voor de deelnemer, fungeert als aanspreekpunt. b. een verbeterde communicatie tussen Intermediairen: Nederlandse professionals en De intermediairen zelf worden de deelnemers en geworven uit de bekende c. voor inhoudelijke sleutelfiguren in de doelgroep. begeleiding, voorlichting en informatievoorziening van de deelnemers op het specifieke thema. Uitzondering vormen de moedercentra, die de integrale werkwijze uit de L-categorie handhaven.
Randvoorwaarden Bereidheid extra inspanning te leveren in de samenwerking van projectorganisatie met deelnemende / inlenende partners. Investeren in een goede coördinatie, ondersteuning en begeleiding van intermediairs. Bij de vrijwilligersorganisaties: voldoende inzet voor het opvangen van doorstroom van vrijwilligers (neveneffect: doorstroom).
Regierol gemeenten Gemeenten kunnen in deze projecten de regierol naar zich toetrekken:
Het opzetten van een dergelijk project initiëren. Inhoudelijk bij een project betrokken blijven, bijv. door zitting te nemen in een begeleidingscommissie. Met samenwerkingspartners in gesprek blijven over door beide partijen gesignaleerde nieuwe ontwikkelingen.
Financieren en faciliteren van de uitvoering op locatie. Kinderopvangvoorziening moet specifiek bekeken worden. Voor de Moedercentra: financieren en faciliteren met behoud van eigen uitgangspunten.
Intermediairen blijken als neveneffect door te stromen naar betaald werk of opleiding.
Doel – resultaat Hoe meer geprofessionaliseerd de intermediaire functie, hoe meer resultaatgericht gewerkt wordt.
9
Innovatieve projecten Doelgroep Gericht op vrouwen in alle participatieniveaus. Uitvoerdersveld Diverse constructies denkbaar. Doel – resultaat Ingang van de projecten is niet werk maar: religie, kunst, vrouw zijn, spullen lenen tegen een tegenprestatie. Bestaande projecten tonen neveneffecten m.b.t. activering. Over deze resultaten zijn geen financieringsafspraken gemaakt of zij passen niet in het bestaande financieringskader.
Werkwijze werving Idem als in categorie midden. Scouten op evenementen. Projecten zijn voor de doelgroep erg toegankelijk. De projecten zelf komen ook goed binnen bij de allochtone leefgemeenschappen.
Werkwijze uitvoering Het aanspreken op religie, kunst, vrouw zijn, het leveren van tegenprestaties is laagdrempelig. Er is geen inhoudelijke extern opgelegde resultaatverplichting, maar de projecten zijn op ontplooiing van bestaande interesses/ talenten gericht. Resultaat wordt door de deelnemer ingevuld. Deelname is niet vrijblijvend.
Randvoorwaarden Regierol gemeenten Enige motivatie / gedrevenheid In twee projecten is er nauwe is wel al aanwezig. betrokkenheid van de gemeente bij de ontwikkeling. Het verbinden van outputvoorwaarden aan de financiering die betrekking op het neveneffect hebben, kan een spanningsveld met bestaande doelstellingen van de organisatie hebben. De gemeente moet daarom afstemmen met de betreffende organisatie die op haar beurt open moet staan voor heroverweging van doelstelling en werkwijze.
Er wordt op een andere manier naar de klant gekeken hetgeen nieuwe activeringsmogelijkheden biedt. Bestaande werkmethodes worden toegepast voor een nieuw gedefinieerde groep deelnemers.
10
ENKELE ASPECTEN VAN WERVING NADER BELICHT 1
Aansluiten op win-winsituatie
In de werving waarbij allochtonen zelf een actieve rol spelen is vaak een materiële win-win situatie het uitgangspunt. Dat drukt zich niet alleen uit in geld, maar ook in de te besteden tijd, de concrete diensten die terug worden verwacht, etc. “Witte” Nederlanders definiëren win-win situaties meer op het immateriële vlak (zelfwaarde, etc). Dit kan binnen projecten spanningen oproepen (LH5). We willen ons niet verder wagen aan uitspraken die betrekking hebben op het vergelijken van culturen en daarmee samenhangende gedragspatronen. Dat voert in het kader van deze globale inventarisatie te ver. 2
Voor deelneemsters met een laag participatieniveau: aansluiten bij traditionele rolopvattingen
Het starten bij de traditionele rolopvattingen van mannen en vrouwen betekent dat de positie van vrouwen in hun privé-situatie niet bij voorbaat onder druk komt te staan. Hierdoor kunnen zij in een veilige omgeving verkennen welke kwaliteiten zij verder willen ontwikkelen om eventueel deel te kunnen nemen aan maatschappelijke activiteiten in brede zin. Traditionele rolopvattingen betekenen vaak dat er sprake is van een toestemmingssituatie waarin de mannelijke partner een doorslaggevende rol heeft. Deze discussie wordt zo op voorhand vermeden, waardoor vrouwen in een thuissituatie die niet op voorhand onder druk staat, hun ontwikkelingsproces kunnen ingaan. 3
Werving met een integrale inhoud – specifieke inhoud
Bij vrouwen die in een hoge mate van isolatie verkeren, werkt een integrale en open wervingsinhoud het beste. Er kunnen op allerlei levensgebieden vragen, problemen of behoeften spelen. Zo kan er een mix bestaan van schulden, belemmeringen in kinderopvang, beperkte zelfwaardering, kwaliteiten die onvoldoende tot hun recht komen en opvoedingsproblemen. Bij de werving is het voor deelnemers nog niet altijd zo helder waar hun kwaliteiten liggen en wat het beste het eerste aangepakt kan worden. Deelname betreft een proces waarbij deze mogelijkheden, perspectieven, belemmeringen, kwaliteiten zich uitkristalliseren. Door dat proces zowel integraal aan te pakken als open te laten, is een werving succesvol (L1, L5, L8, I2). Vrouwen met een hoge mate van participatie hebben een duidelijker doelperspectief en laten zich meer aanspreken door een gerichte werving met een duidelijk omschreven doel (H2, H3, H5).
4
Kinderen horen erbij - kinderopvang
De opvatting dat apart georganiseerde, professionele kinderopvang ten allen tijde een belangrijke voorwaarde voor deelname van allochtone vrouwen is, kan beter verlaten worden. Voor vrouwen met een laag- tot middenniveau van participatie is de idee van professionele kinderopvang juist drempelverhogend. Bij deze doelgroepen werkt het drempelverlagend als kinderen kunnen meekomen met hun moeders en in- en uit kunnen lopen bij de activiteiten voor hun moeders. Het motto is dus niet ‘kinderopvang’ maar ‘kinderen horen erbij’. Dit is geheel in de lijn van de formule ‘aansluiten bij de traditionele rolopvattingen’; kinderen horen bij de moeder te zijn, en de moeder hoort bij de kinderen te zijn. Bij een hoger niveau van participatie is de definitie van kinderopvang volgens professionele maatstaven gebruikelijker. Kinderen worden apart van hun moeders ondergebracht in een opvanggroep. Hun moeders zijn intussen in een ontwikkelingsproces waarbij zij zich naast hun moederrol ook andere rollen eigen maken.
5
Projecten bedoeld voor allochtone vrouwen met een laag participatieniveau vergeleken met projecten waarin de combinatie laag-hoog is verwerkt
In de projecten in de categorie laag niveau van participatie blijkt een aanvankelijke integrale aanpak noodzakelijk te zijn. Toch wordt dezelfde doelgroep op een specifiek thema bereikt in de laag-hoog combinatie. We stelden ons de vraag waarom vrouwen uit deze zelfde doelgroep de ene keer zich alleen laten aanspreken op een integrale aanpak en de andere keer juist op een specifiek thema.
11
De projectbeschrijvingen geven ons enig houvast hieromtrent, we proberen hieronder enkele conclusies te trekken maar deze dienen met de nodige voorzichtigheid begrepen te worden. Vrouwen met een laag participatieniveau hebben een zeer actueel gevoeld probleem op het moment van werving zelf. ‘Het probleem’ wordt weliswaar als actueel ervaren, maar is daarmee nog niet duidelijk onder woorden te brengen. Het vergt nogal wat van de vrouwen met een laag participatieniveau om knelpunten in hun situatie te isoleren uit het geheel van ervaringen, het te verwoorden en zelfstandig een manier van ermee omgaan in de Nederlandse samenleving te zoeken. ‘Het probleem’, of de oplossing daarvan, wordt in negatieve zin beïnvloed door de wijze waarop de interactie tussen allochtone vrouwen en witte professionals verloopt. In deze interactie kan er het gevoel zijn niet (voldoende) gehoord of gezien te worden en zich niet goed genoeg te voelen om daadwerkelijk met de professional in gesprek te gaan. Min of meer in die situatie zelf duikt een paraprofessional5 uit eigen taal- en culturele groep op, minder gehinderd door de hierboven beschreven interactiepatronen, die ook nog komt met een aanbod dat de situatie kan verbeteren. We kunnen niet stellen dat de ene vrouw zich alléén laat aanspreken door een laag-hoog niveau project en de andere vrouw zich alléén laat werven door een laag niveau project. Het verdient aanbeveling dat in een gemeente beide typen aanbod gerealiseerd dienen te worden, zo wordt in ieder geval een groter bereik gerealiseerd dan bij een eenzijdig aanbod.
6
Trotse vrouwen
Vrouwen die hun isolement hebben doorbroken zijn trots. En dat mogen anderen zien! Respect en erkenning zijn sleutels voor een succesvolle werving (H1, I4) en een succesvolle samenwerking.
Wervingskanaal: de lokale overheid als verwijzer Het gemeentelijke cliëntenbestand voor de Algemene Bijstandswet is een belangrijke bron waaruit cliënten worden geselecteerd. De klantmanager vervult hierin een sleutelrol. Een gemeente kan ervoor kiezen hier actiever gebruik van te gaan maken.
5
Met een paraprofessional wordt een persoon bedoeld die dezelfde culturele achtergrond heeft als de vrouwen uit de betreffende doelgroep, en dezelfde taal spreekt. Deze personen vervullen een intermediaire functie tussen doelgroep en Nederlandse professionele instellingen. Paraprofessionals doorlopen een bijscholingsprogramma dat hen toerust voor hun taken.
12
2
AANBEVELINGEN
Naargelang de lokale politieke prioriteiten zal een gemeente kiezen om haar stimuleringsbeleid te richten op allochtone vrouwen met een laag, dan wel midden tot hoog particatieniveau. Bij in de in deze paragraaf gepresenteerde aanbevelingen volgen we deze indeling. De lezer kan zodoende selectief lezen. Ter illustratie staan tussen haakjes de nummers van relevante projecten vermeld. Voor medewerkers van lokale overheden kan de hier gepresenteerde informatie behulpzaam zijn bij het uitvoeren van de plaatselijke of regionale regie. De aanbevelingen kan men dan lezen als zijnde gunningscriteria. Offertes, gericht op het bereiken en stimuleren van allochtone vrouwen, kunnen met behulp van deze informatie vergeleken en getoetst worden. De resultaten kunnen ook bruikbaar zijn voor projectleiders binnen uitvoerende instellingen. Het overzicht van wervingsmethoden en toepassingen biedt inhoudelijke aanknopingspunten om het uitvoerende werk voor allochtone vrouwen in te richten en offertes hieromtrent te formuleren.
2.1
Doelgroep: vrouwen met een laag participatieniveau
Indien lokale overheden en uitvoerende instellingen vrouwen met een laag niveau van participatie willen bereiken om hen te stimuleren mee te doen aan allerlei maatschappelijke activiteiten, dan zijn de volgende aanbevelingen van belang. • Ten aanzien van werving. Vooral die projecten zijn succesvol in hun werving wanneer zij zich richten op de directe leefomgeving van de doelgroep via de doelgroep zelf. Daarbij gaat het om het letterlijk binnentreden in de leefwereld van de potentiële deelneemsters (huisbezoeken en dergelijke). Er dient bij de werving geen directe verplichting gekoppeld te zijn aan deelname. Ook wordt bij de werving ingegaan op het integrale karakter van de uitvoering (zie hieronder), dit heeft tevens een wervend effect (L1, L5, 8, I2). Moeders kunnen hun kinderen meenemen naar het betreffende project. Het -wervende - motto is daarbij: ‘kinderen horen erbij’. • Ten aanzien van uitvoering. Ook in de voorgestelde werkwijze dient veel ruimte te zijn voor de zich nog uitkristalliserende behoeften van deelneemsters. Dat betekent dat de uitvoering een integraal karakter dient te hebben: meerdere levensgebieden die onderling samenhangen kunnen dan aan bod komen. Door dit integrale karakter zet zich bij de deelneemsters een proces in gang waarbij zij hun behoeften, mogelijkheden en belemmeringen in allerlei opzichten verkennen. Het op gang brengen van dat proces is het belangrijkste doel. Deze ‘output’ is op voorhand moeilijk om te zetten naar harde cijfers op terreinen als doorstroom naar scholing of betaalde arbeid (L5). • Ten aanzien van randvoorwaarden: Uitvoerende instellingen moeten kunnen laten zien dat zij deel uit maken van een netwerk en personele continuïteit waarborgen (bijvoorbeeld in het werken met vrijwilligers ook contracten m.b.t. inzet hanteren). De uitvoerende organisatie heeft aanknopingspunten om dit project te kunnen plaatsen in een doorlopend aanbod. Dat kan een eigen aanbod betreffen of een aanbod van collega-instellingen.
13
Kinderopvang maakt deel uit van het aanbod. Dit wil zeggen dat moeders hun kinderen naar de activiteiten meenemen. Er is ter plekke opvang, ook komt het voor dat kinderen in en uit lopen bij de activiteiten die de moeders volgen. De begeleiding dient in procesbegeleiding geschoold te zijn. Ten aanzien van samenwerking. De projecten dienen, willen ze succesvol zijn in de uitwerking van hun integrale karakter, in samenwerking met relevante organisaties uitgevoerd te worden. Naast organisaties die zich richten op bijvoorbeeld sociale activering kan dat ook de eerstelijns gezondheidszorg zijn, evenals Regionale Opleidingen Centra, etc. • Ten aanzien van de regierol. Het integrale karakter in werving en uitvoering heeft voor de regierol een aantal consequenties: • het werken met meerdere uitvoeringsinstellingen maakt een coördinerende rol noodzakelijk. Het ligt voor de hand hierin een voorzittersrol in te nemen. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is het afstemmen van uiteenlopende financieringskaders (werk, welzijn, zorg) . De gemeente is immers niet voor alle uitvoeringsinstellingen financier. De wijze van financieren en de daarbijbehorende rol en regievorm kan per instelling anders zijn. • In de loop van hun (individuele) proces willen vrouwen graag werken aan een concreet doel en kunnen ze doorstromen naar opleidingen, een diversiteit aan onbetaalde activiteiten of betaalde arbeid. Dit is echter op voorhand nog niet zo uitgekristalliseerd (zie boven). Een lokale overheid kan wel voorwaarden formuleren vanuit de rol van financier en regisseur, in termen van proces, afstemming met andere uitvoeringsinstellingen, beschikbaarheid van de dienstverlening en kwaliteit. Daarbij kunnen resultaten van soortgelijke projecten uit voorgaande jaren een indicatie geven voor de te maken outputresultaten. • in de uitvoering van de regierol dient men rekening te houden met een doorlooptijd die meerdere jaren in beslag kan nemen. Een doorlooptijd van drie jaar is geen uitzondering (L5, L7). Dat heeft te maken met het gegeven dat het a) tijd kost om die doelgroep te bereiken, b) tijd kost om op individueel niveau integratieprocessen te doorlopen. Mettertijd komt de stroom op gang en worden ook resultaten zichtbaar.
2.2
Doelgroep: vrouwen op een middenniveau van participatie
Voor vrouwen die al wel activiteiten buitenshuis ondernemen, maar zich nog niet dusdanig ontwikkeld hebben dat zij individueel daarop afstappen, zijn voor lokale overheden en uitvoerende instellingen de volgende aanbevelingen van belang. •
•
• • •
Ten aanzien van werving. Vooral die wervingsaanpakken zijn succesvol wanneer zij zich richten op thema’s die aansluiten bij de directe leefomgeving van de doelgroep. Het gaat dan vaak om informatie-overdracht (bijvoorbeeld project M2: het thema ‘verzorgen van bedlegerige mensen’). Vrouwen kunnen het beste groepsgewijs geworven worden. Succesvolle ingangen zijn bestaande groepen uit het lage participatieniveau en zelforganisaties (waaronder bestaande netwerken van en door allochtone vrouwen). Ten aanzien van uitvoering. De groepsgewijze werving betekent dat bestaande groepen grotendeels opgaan in deze nieuwe projecten. Daarmee is bij allochtone vrouwen een zich ontwikkelend, doorgaand traject in gang gezet. Met name waar het gaat om informatie-overdracht is de kwaliteit van de (vertaalde) informatie een issue. Ten aanzien van randvoorwaarden. Begeleiders dienen, gezien het thematische karakter, inhoudelijk kennis van zaken te hebben. Daarnaast zijn vaardigheden op het terrein van procesbegeleiding nodig. Ten aanzien van samenwerking. Deze projecten worden stedelijk aangeboden (niet wijkgericht), onder andere via migrantenorganisaties en Nederlandse dienstverlenende organisaties. Ten aanzien van de regierol: • lokale overheden kunnen een beroep doen op het organisatievermogen van zelforganisaties, • kaderontwikkeling faciliteren,
14
•
2.3
men kan sturen op resultaten.
Doelgroep: vrouwen op een hoog niveau van participatie
Initiatiefrijke allochtone vrouwen zijn duidelijk in een ander soort projecten geïnteresseerd dan bijvoorbeeld vrouwen die op een laag participtieniveau verkeren. Voor lokale overheden en uitvoerende instellingen zijn de volgende aanbevelingen van belang. •
• • •
Ten aanzien van werving. Deze allochtone vrouwen kunnen via reguliere massamediale kanalen, stedelijk of bovenlokaal geworven worden. Dit is dus duidelijk anders dan projecten gericht op een laag- of midden participatieniveau van deelneemsters. Duidelijk omschreven doelen als werk en scholing werven het beste (H2, H3, H5). Ook tussenstappen zijn duidelijk te omschrijven waardoor trajecten inzichtelijker worden. Ten aanzien van uitvoering. Het betreft projecten die een duidelijk meetbaar doel hebben zoals politiek- bestuurlijke participatie, vervolgstudie, zelfstandig ondernemerschap. Ten aanzien van randvoorwaarden. Samenwerkingspartners en deelneemsters zijn resultaatgericht en werken op deze basis met elkaar samen. Ten aanzien van de regierol: • de lokale overheid gaat achter een benadering van een project staan en draagt dat uit, • de lokale overheid denkt oplossingsgericht mee met uitvoerende instellingen, over de problemen waar zij in hun benadering van de doelgroep tegen aan lopen, • de lokale overheid doet een beroep op het organisatievermogen van zelforganisaties, • men stuurt op resultaten, • men stimuleert het maken van resultaatafspraken tussen de uitvoerende instellingen onderling.
Combinatieprojecten: Doelgroepen: vrouwen op een hoog niveau van participatie èn vrouwen op een laag/ midden niveau van participatie Met deze projecten worden twee uiteenlopende doelgroepen bereikt: vrouwen op een hoog participatieniveau én vrouwen met een laag participatieniveau. Voor het succesvol toepassen van deze formule zijn de volgende aanbevelingen van belang. •
•
• •
Ten aanzien van werving. De allochtone vrouwen met een laag- of middenniveau van participatie worden geworven via de methodes die hierboven beschreven zijn. De vrouwen met een hoog participatieniveau worden succesvol geworven via sleutelfiguren in de doelgroep. Ook kunnen zij zelf de sleutelfiguren zijn. Het succesvolle van de werving van de laag en middenniveau vrouwen, zit hem in het feit dat de vrouwen met een hoog participatieniveau worden ingezet als intermediair hierbij. ‘Herkenning’ is een sleutelbegrip: op inhoud en procesbegeleiding. Ten aanzien van uitvoering. De vrouwen met een laag participatieniveau laten zich met name aanspreken op thema’s die samenhangen met hun rol als ouder. Voor de intermediairen is deelname aantrekkelijk omdat dit kan leiden tot betaald werk of het kunnen volgen van een opleiding. Ten aanzien van randvoorwaarden. De dubbele doelgroep maakt dat op beide groepen een apart begeleidings- en coördinatiebeleid gevoerd moet worden. Ten aanzien van de regierol: • lokale overheden nemen initiatief voor een dergelijk project en nemen een begeleidingsrol in, • er is veel communicatie nodig met uitvoerende instellingen om elkaar van ontwikkelingen op de hoogte te houden. Dit dient gefaciliteerd te worden.
15
2.5
Innovatieve projecten
Wat maakt de innovatieve projecten onderscheidend van de overige projecten? De aard van de projecten is zeer divers (kunst, cultuur, vrouwzijn, religie) evenals de wervingsmethode en de werkwijze. Dat vergt een andere aanpak van de betreffende uitvoerende instelling en van de lokale overheid. •
•
•
Ten aanzien van werving. Deze projecten blijken succesvol in hun werving omdat ze aansluiten op de kwaliteiten die allochtone vrouwen bezitten. Het betreft verworvenheden op het ‘vrouw-zijn’, cultuur, kunst of religie. De inhoud van de werving is dus nauw verbonden met het talent en de interesse van de deelneemster. Ten aanzien van uitvoering. Zie hierboven. Het gaat om de verdere ontplooiing van bestaande kwaliteiten van deelneemsters. Deze andere kijk op de deelneemster werkt motiverend. Het activeringsdoel, c.q. resultaat wordt niet op voorhand vastgesteld, maar is uitkomst van een (zoek)proces. Dat proces wordt gefaciliteerd en begeleid. De deelneemster bepaalt hierin zelf de richting. Ten aanzien van de regierol. • De thema’s waarop de deelnemers worden benaderd zijn anders dan de gebruikelijke thema’s. Het vergt creativiteit en oprechte interesse in de doelgroep om onderwerpen te vinden die leven bij de deelnemers, onbedreigend en leuk zijn en toch zodanig boeien dat deelnemers verdere stappen willen zetten. Je moet dus andere activiteiten verrichten om aan informatie over de doelgroep te komen: luister, ga kijken, informeer over de leefwereld! Onderzoek waar de doelgroep wél bereikt wordt, ook buiten het vakgebied, en benut deze thema’s. • De doelstelling en financiering van de uitvoerende instelling is niet gericht op activering, c.q. uitstroom naar scholing en arbeid (geen externe druk). Dat zijn veeleer neveneffecten. De lokale overheid moet met de uitvoerende instelling afspraken maken over resultaatbevordering en financiering passend binnen de doelstelling. • De instelling moet openstaan voor heroverweging van doelstelling en werkwijze. Daarvoor is het belangrijk als regisseur c.q. financier vertrouwen te geven door mee te denken over de consequenties die nieuwe doelstellingen en werkwijzen voor de uitvoeringsinstelling én voor de relatie met de financier kunnen hebben. • De regisseur moet zeer alert zijn omdat de resultaten niet voor de hand liggend zijn gezien de doelstelling van de uitvoerende instellingen. • Omdat bijzondere wervingsmethoden, werkwijzen etc. belangrijke criteria voor selectie vormen zal een lokale overheid met nieuwe partners gaan samenwerken, zowel publiek als privaat. • Doorgaans worden projecten voor allochtone vrouwen (mede)gefinancierd door een gemeentelijke dienst Welzijn-Inkomen-Zorg. Enkele in de voorbeelden genoemde projecten overstijgen een dergelijke dienst, ze zijn gebaat bij een medebetrokkenheid van bijvoorbeeld een dienst Cultuur. Een lokale overheid is dan ook gebaat bij intern ‘grens’overschrijdende samenwerking.
16
DEEL B PROJECTBESCHRIJVINGEN Inhoudsopgave Categorie/ Projectnummer
Project
Pagina
Laag niveau van participatie L1 Boschveld Buurten met de buren, huisbezoeken in Den Bosch L2 Buurtfestival Tamtam, Leiden L3 Gezond leven en bewegen, GG&GD Utrecht L4 Interculturele basispeuterspeelzaal, Stichting Welzijn Amersfoort L5 Interculturele woensdagmorgengroep, Activiteitencentrum De Bron, Deventer L6 Taallessen aan huis, STEM Roermond L7 Turkse vrouwen traject, De Meren GGZ, Amsterdam L8 Zelfredzaamheid Somalische Vrouwen Leidschendam
19 21 23 25 27 29 31 33
Midden niveau van participatie M1 Cursus Oriëntatie op Vrijwilligerswerk voor allochtonen, Actief in Arnhem M2 Cursus Transculturele familiezorg thuis, Thuiszorg Rotterdam M3 Haschiba Werkbazar Den Haag M4 Kadertraining van Allochtone vrouwen, IMCO Noord-Holland M5 PC en Internet voor beginners, Stichting Höb, Haarlem
35 37 39 41 43
Hoog niveau van participatie H1 Action Learning Programma / Vrouwenstad, MCE Amsterdam H2 Allochtone vrouwen in de kinderopvang, NCB H3 Medina, Provincie Groningen H4 Project Present, Emancipatiebureau Equa, Leeuwarden H5 VerAnder(s)SAMEN, Bestuursacademie Noord-Nederland
45 47 49 51 53
Combinatie Laag-Hoog niveau van participatie L-H1 Assistenten ouderbetrokkenheid / assistent ouderkamer L-H2 Migrantenvoorlichting GG&GD Rotterdam L-H3 Moedercentra L-H4 Moeders informeren moeders L-H5 TeleTrust: Allochtone Vrouwentelefoon L-H6 Voorlichter Eigen Taal en Cultuur / Allochtone zorgconsulent
55 58 60 62 64 66
Innovatieve projecten I1 Culturele diversiteit Groningen, Gemeente Groningen I2 De ontdekking, Gemeente Breda I3 DUS, Duurzame Uitleen Service, Rotterdam I4 Koran interpretatie en emancipatie, Forum I5 TeleTrust, Fona, Den Haag
69 71 73 75 76
Zoeksleutel In aanvulling op Deel A, staan hieronder enkele thema’s genoemd met daarbij het nummer van de projectbeschrijving waar dit thema in vermeld wordt. De keuze voor onderstaande thema’s is gebaseerd op de relevantie daarvan voor de inhoud van de daarbij genoemde projecten. Als projecten niet bij een thema genoemd worden, wil dat zeggen dat het als zodanig niet uit de projectbeschrijving te halen is; het wil dus niet zeggen dat dat thema dan in het geheel niet relevant zou zijn. De methodes van werving zijn niet in deze zoeksleutel opgenomen. Zij vormen, tesamen met niveau van participatie, de basis voor de verdeling in de categorieën laag, midden, hoog, laag-hoog en innovatief. Voor uitgebreide beschrijvingen en relevante verwijzingen wordt
17
verwezen naar Deel A. Dat geldt eveneens voor uitvoeringsaspecten, randvoorwaarden en regierol. Arbeidsmarkt L5, M3, M4, H2, H3, H4, H5, L-H3, L-H5, I1, I2, I3 Buurtleven/wijkleven L1, L2, L3, L5, L7, L8, M3, H1, L-H1, L-H2, L-H3, I3, I4 Deelnemers: gemengd qua geslacht L1, L2, L4, M1, M3, M5, H4, H5, L-H2, L-H6, I1, I3, I5 Deelnemers: alleen vrouwen L3, L5, L6, L7, L8, M2, M4, H1, H2, H3, L-H1, L-H3, L-H4, L-H5, I2, I4 Deelnemers: jongeren M5, H4, I1 Gezondheid L3, L-H2, L-H4, L-H6, I4, I5 Hulpverlening, maatschappelijk werk L3, L7, L-H5, I2, I5 Integratie allochtonen- autochtonen, multicultureel L1, L2, L4, L6, L7, L8, M3, H1, H3, H5, I1, I2 Koran I4 Kunst en cultuur I1 Land van herkomst deelnemers • Irak: L8 • Marokko en/of Turkije: L1, L3, L7, I5 • Somalië: L8 • Uiteenlopende nationaliteiten nemen deel aan één project: L1, L2, L4, L5, L6, M1, M2, M3, M4, M5, H1, H2, H3, H4, H5, L-H1, L-H2, L-H3, L-H4, L-H5, L-H6, I1, I2, I3, I4, I5
Onderwijs kinderen/jeugdigen L4, L8, M5, H4, L-H1, L-H3, I1, I5 Opvoeding L1, L5, L8, M5, L-H1, L-H4, L-H6, I5 Sociale activering (dit begrip wordt niet altijd in de projectbeschrijvingen als zodanig benoemd. Het wordt hier gebruikt als verzamelterm voor ‘zelfredzaamheid bevorderen’, ‘doorbreken isolement’, ‘opstapje voor andere activiteiten’). L1, L2, L3, L5, L6, L7, L8, M1, M3, H1, L-H3, L-H4, L-H5, L-H6, I1, I3, I4
18
L1
Boschveld buurten met de buren, Huisbezoeken in Den Bosch
Contactpersoon Stichting Divers, Organisatie voor Welzijnswerk Rogier van der Weydenstraat 2 Mevr. W. van Aalst Mevr. F. Hendriks 5213 CA ‘s-Hertogenbosch 073 612 44 88
[email protected] Betrokken organisaties Woningcorporatie Welzijnsorganisatie – opbouwwerk Gemeente Doelgroep Bewoners van de wijk Boschveld in Den Bosch. De wijk kent 30% allochtone bewoners, met name Turken en Marokkanen. Historie Aanleiding voor het project was dat de woningcorporatie vond dat met de bewoners geen goede afspraken te maken vielen over de leefbaarheid en het schoonhouden van de buurt. De welzijnsorganisatie werd gevraagd om de bewoners hier meer bij te betrekken. Kwantitatieve gegevens over de samenstelling van de buurt waren er genoeg, over de individuele beleving van de bewoners bleek echter zeer weinig bekend te zijn. Besloten werd te onderzoeken hoe bewoners het leven in hun buurt ervaren, vooral om er achter te komen welke aanknopingspunten er bij de bewoners zelf bestaan om de relatie tussen verschillende bewoners(groepen) te verbeteren. Doel Het bevorderen van goed nabuurschap tussen mensen met allerlei verschillende achtergronden en leefstijlen. Het ging om betere contacten tussen bewoners onderling en een grotere betrokkenheid van de bewoners bij alles wat in de buurt speelt: wonen en werken, onderwijs en opvoeding, welzijn en communicatie. Werkwijze Gemeente, woningbouwcorporatie en welzijnsinstelling vormden een begeleidingscommissie. Het onderzoek werd opgezet en uitgevoerd door professionals. De methode die gekozen werd was het houden van open huis-aan-huisgesprekken met bewoners, gevolgd door bewonersbijeenkomsten en het opstarten van activiteiten. Deze activering was zowel gericht op individuele stappen om de eigen leefsituatie te verbeteren, als op het aanpakken van gezamenlijke problemen en wensen. Uit het onderzoek zijn uiteenlopende activiteiten voortgevloeid. Zo hadden veel vrouwen bijvoorbeeld behoefte aan een ontmoetingscentrum. Deze vraag werd uiteindelijk in de vorm gegoten van een ouderkindcentrum met o.a. taal-thema-activiteiten (een vervolg op het ROC voor vrouwen die daar aan hun plafond zaten), een interculturele catering en een vrouwencafé. Bereik Er is bewust gekozen voor het inzetten van vrouwelijke beroepskrachten om de interviews te houden. Beroepskrachten, enerzijds vanwege de deskundigheid die dit vereist, anderzijds in verband met privacybescherming. De inzet was immers dat mensen ook over hun persoonlijke problemen en vragen konden praten. Vrouwelijke beroepskrachten, omdat je als vrouw in veel gezinnen gemakkelijker binnen komt, zeker bij allochtone gezinnen. Overdag zijn vooral ook de vrouwen thuis. Uiteindelijk werden zo’n 100 bewoners bereikt, autochtoon en allochtoon, man en vrouw. Wat bleek succesvol? Het houden van interviews door vrouwelijke beroepskrachten, flexibel, open en met een groot scala aan sociale vaardigheden. Interviews konden gehouden worden in de eigen taal van de bewoner, doordat het projectteam verschillende talen beheerste.
19
Alle bewoners kregen van tevoren een video in eigen taal ter voorbereiding op het huisbezoek. Communicatie over het project in de vorm van regelmatige nieuwsbrieven (ook vertaald in het Turks en Arabisch), bijeenkomsten voor bewoners en activiteiten en informele gesprekken op straat met bewoners. Tenslotte was het van belang dat de buurt opgedeeld werd in voor de bewoners zelf herkenbare eenheden, gecentreerd rondom een plein of in een flat. Wat was niet succesvol?
Randvoorwaarden Voldoende inzet van professionals c.q. voldoende budget beschikbaar. Adequate begeleiding voor de follow-up van de huisbezoeken. Publicaties Thema activerend wijkonderzoek: voorbeeld ‘Huisbezoeken’, www.nizw.nl Regierol van de lokale overheid
20
L2
Buurtfestival Tamtam Leiden (Noord en Slaaghwijk)
Contactpersoon Jennefer Verbeek Stichting De Brug www.stgdebrug.nl 071-5236194
[email protected] Gemeente Leiden Betrokken organisaties: Bewonersgroepen, buurthuizen Allochtone organisaties Leidse welzijnsorganisaties Doelgroep Alle bewoners van de beide wijken Leiden Noord en Slaaghwijk. Historie Aanleiding voor het initiatief waren problemen in de wijk. De wijk kenmerkte zich door vele slooppanden en achterstandssituaties. Uit de wijken zelf kwam de roep om een positiever beeld van de wijken te bevorderen. Het buurtfestival wordt in 2003 voor de derde maal gehouden. Doel wijkbewoners met de verschillende gewoontes en culturen kennis te laten maken en het bevorderen van de cohesie in de wijken, alsmede het realiseren van maatschappelijke participatie van de wijkbewoners. Werkwijze Tijdens een zomerfestival vinden in 31 dagen 29 activiteiten plaats zoals: • een groot dansfeest • proeflokaal waarvoor allochtone vrouwen ruimschoots van tevoren al voorbereidingen treffen, bij elkaar over de vloer komen en ook anderszins naar buiten treden. Dat leidt ook tot vervolgstappen • naar taallessen e.d. • proeflokaal van de Turkse vereniging • Nederlands proeflokaal • creadoek, een wandkleed met handwerken die vrouwen binnen hun eigen omgeving hiervoor hebben gemaakt • buurtmusical door en voor wijkbewoners, inclusief decorbouw etc. • wijkfilm • wijkfeest etc. Bereik Het project wordt, behoudens een deeltijdprofessionele kracht, door vrijwilligers uitgevoerd. Daarom is er nauw contact met scholen, wijkgroepen, allochtone organisaties, en belangrijke sleutelfiguren die in deze organisaties en in de buurtgemeenschappen een rol spelen. Via hun netwerk worden initiatieven en plannen zoals die door de projectleiding worden bedacht, kenbaar gemaakt. Vanuit de gemeenschap zelf komen ook initiatieven naar boven die in het project, zo mogelijk, worden opgenomen. Geruime tijd van tevoren zijn de buurtbewoners al bezig met voorbereidende activiteiten, zoals de musical instuderen, decors maken, recepten uitwisselen, handwerken etc. Tijdens het festival zijn er veel interculturele contacten. Wat bleek succesvol? Heel succesvol is het bereik wat betreft activiteiten die dicht bij de vaardigheden van de allochtone vrouwen liggen, als koken (proeflokaal), huisvlijt (creadoek) e.d.
21
Omdat het project al een aantal malen is uitgevoerd, hebben de wijkleden vertrouwen in de aanpak en zijn makkelijker toegankelijk om te activeren. Een gevarieerd aanbod van activiteiten. Een bijdrage aan het succes is de publiciteit die het project krijgt door het recentelijk ontvangen van de prijs voor initiatieven op het terrein van maatschappelijk welzijn en in het bijzonder voor sociale cohesie. Het ‘appeltje van Oranje’ ( met een geldbedrag) werd door Prinses Maxima namens het Oranjefonds op 15 mei jl. uitgereikt. Wat was niet succesvol? Het eerste jaar werd een buurtsafari gehouden. Er waren wandelroutes uitgestippeld die dwars door de huizen van de bewoners liepen. Zo konden buurtbewoners kennis maken met hun buren, interieur, hun smaak en cultuur. Dit was toch wel belastend voor de bewoners, terwijl het bereik voor de bezoekers beperkt was. Nu er in een ‘proeflokaal’ wordt gekookt is het bereik veel groter (130). Activiteiten zoals plannen en vergaderen, het voorbereiden en uitvoeren van de musical, wordt vooral door autochtonen opgepakt. Het activeren en betrekken van allochtonen is een proces van lange adem. Ook het naar buiten treden van de allochtone vrouwen, is weliswaar zichtbaar, maar gebeurt stapje voor stapje. Randvoorwaarden Het hebben van een goed netwerk en het kennen van de (culturele) en historische achtergronden van de wijken en hun ‘gevoeligheden’ is belangrijk. Het netwerk is niet altijd inzichtelijk. Zo bestaan er bijv. bij autochtonen en allochtonen heel verschillende ideeën, normen en waarden over wat vrijwilligerswerk is. Waar de één zich volledig belangeloos opstelt, vindt de ander een tegenprestatie, c.q. win-winsituatie heel gewoon. Allochtonen zijn meer gewend voor inspanningen een tegenprestatie te ontvangen. Er moet een stabiele factor zijn die het geheel overziet en coördineert. Het is een hele klus om tijdig de financiering rond te krijgen omdat dit pas mogelijk is als het programma duidelijk is, anderzijds komen lokale initiatieven pas langzaam op gang of boven water. Regierol van de lokale overheid Het project wordt gefinancierd uit de eigen budgetten van de wijken, middelen van een wijk uit het Grote Stedenbeleid ‘Wijk aan zet’, Oranjefonds, Fonds 1818, e.a. Behalve de professionele coördinator, gebeuren de meeste werkzaamheden door vrijwilligers.
22
L3
Gezond leven en bewegen
Contactpersoon GG&GD Utrecht Hera Borst Marco Pololaan71 3526 GA Utrecht 030 2869017
[email protected] Betrokken organisaties GG&GD Wijkbureau Utrecht Zuidwest Huisartsen Maatschappelijk werk Altrecht Stichting Welzijn Zuidwest Thuiszorg Stad Utrecht Steunpunt Voorlichting in Eigen Taal en Cultuur GG&GD (VETC) Fysiotherapie Doelgroep Turkse en Marokkaanse vrouwen met spanningsklachten, met name die vrouwen, die niet via de gebruikelijke kanalen, zoals het buurtcentrum, bereikt kunnen worden. Historie GG&GD en Wijkbureau Utrecht Zuidwest startten in 1996 een actieonderzoek naar de mogelijkheden van gezondheidsbevordering in de wijk. Gekozen werd voor een participatieve onderzoeksmethode. De resultaten werden bij herhaling voorgelegd aan de deelnemers, om zo groot mogelijke consensus te bereiken. Daartoe werd gewerkt met panels samengesteld uit bewoners en uit professionals. De panelbijeenkomsten leidden tot een aantal concreet geformuleerde activiteiten en maatregelen die door de GG&GD in samenwerking met bewoners en organisaties op wijkniveau in de vorm van projecten zijn gegoten. Een van de onderzoeksresultaten was dat spanningen en daaraan gerelateerde spanningsklachten één van de belangrijkste problemen vormen, met name onder de Marokkaanse en Turkse bewoners. Mannen en vrouwen wezen verschillende spanningsbronnen aan. Deelnemers gaven aan oplossingen op bovenindividueel niveau te zoeken. Dit leidde onder andere tot het project ‘Gezond leven en bewegen’. In dit project werken verschillende zorg- en welzijnsinstellingen samen. Daarnaast zijn twee klankbordgroepen opgezet, één voor Turkse en één voor Marokkaanse vrouwen, die de projectgroep adviseren. Doel Marokkaanse en Turkse bewoners in Zuidwest te helpen beter om te gaan met spanningen en spanningsklachten. Daarbinnen werd een cursus opgezet met als eerste doel Marokkaanse en Turkse vrouwen meer inzicht te bieden in spanningsklachten. Werkwijze Voorafgaand aan deelname werd met de vrouwen een enquête ingevuld over hun situatie en verwachtingen. Vervolgens is de cursus van 8 bijeenkomsten gegeven. De locatie was in het consultatiebureau in de wijk, een laagdrempelige plaats. Er was kinderopvang aanwezig, de cursusprijs was laag gehouden. Een bijeenkomst bestond uit een informatiegedeelte, gegeven door de VETC, met diverse gastsprekers, en een oefengedeelte, door de fysiotherapeut. In het informatiegedeelte was zowel plaats voor informatie over fysieke gezondheid en het lichaam, als voor informatie over het zorg- en welzijnsaanbod in de wijk waarvan deelnemers gebruik kunnen maken om spanningen en spanningsklachten te verminderen. In het oefengedeelte was ruimte voor ontspanningsoefeningen, oefeningen gericht op het versterken van ‘kwetsbare’ plaatsen, en conditieoefeningen. Het verloop, de resultaten en de effecten van de cursussen werden in kaart gebracht door de Wetenschapswinkel Biologie van de Universiteit Utrecht. Uit de effectevaluatie blijkt dat voor een
23
aantal deelneemsters de klachten verminderd zijn. Er is sprake van toenemend inzicht in de relatie tussen spanning en lichamelijke klachten, en deelnemers beschikken over meer manieren om spanningsklachten te hanteren. Verder geven de meeste vrouwen aan dat de cursus als een soort opstapje heeft gediend voor deelname aan andere activiteiten in de wijk. De onderlinge contacten zijn geïntensiveerd en uitgebreid. Bereik De werving verliep in eerste instantie via de huisartspraktijken en de migranten zorgconsulenten die daar werken. In tweede instantie werd ook door de andere bij het project betrokken organisaties geworven. Tenslotte is gebruik gemaakt van een Turkse en een Marokkaanse wijkcontactvrouw die huisbezoeken aflegden om op die manier ook geïsoleerd levende vrouwen te bereiken en te stimuleren om mee te doen. De cursus heeft 4 maal gedraaid. 3 maal voor Marokkaanse vrouwen en 1 maal voor Turkse vrouwen. Wat bleek succesvol? Het voortraject van het project in de vorm van actieonderzoek heeft gezorgd voor een inbedding van het project in de wijk, zowel onder bewoners als onder zorg- en welzijnsinstellingen. Deze inbedding heeft zowel op de werving van deelnemers als op de inhoudelijke vormgeving haar stempel nagelaten. De inzet van wijkcontactvrouwen en zorgconsulenten bij de werving zorgde voor daadwerkelijk bereik van tot dan toe geïsoleerde vrouwen. De cursus droeg ertoe bij dat vrouwen tevens actief werden in andere wijkactiviteiten. Participatie was niet alleen het uitgangspunt van dit project, maar ook de uitkomst. Wat was niet succesvol? De participatieve benadering gaat gepaard met praktische moeilijkheden. Bewoners raken verveeld door langdurige besluitvormingsprocessen, of doordat aandacht besteed moet worden aan zaken die hen niet direct raken. Vaak is er sprake van strijdige belangen tussen wijkbewoners en andere belanghebbenden. Korte termijn effecten in bijvoorbeeld de gezondheidstoestand van bewoners zijn door één cursus niet te verwachten. Dit kan maken dat samenwerkingspartners hun belangstelling of betrokkenheid verliezen. Randvoorwaarden Commitment van alle betrokkenen bij de participatieve aanpak van het project. Een lange adem en de bereidheid om te blijven investeren in en luisteren naar alle betrokkenen. Een voldoende breed samenwerkingsverband van wijkgerichte zorg- en welzijnsorganisaties. Een infrastructuur die het aanspreken van geïsoleerde vrouwen ondersteunt (bijvoorbeeld door allochtone zorgconsulenten of wijkcontactvrouwen). Regierol van de lokale overheid Indirect via financiering van de betrokken organisaties. Publicaties A. Halsema & G. Jacobs Over kracht gesproken. Empowerment en diversiteit in Zorg en welzijn. Universiteit voor Humanistiek, Utrecht 2002. Beltman, M. Gezond leven en bewegen. Een effectevaluatie van themabijeenkomsten voor Marokkaanse vrouwen met spanningsklachten. Wetenschapswinkel Biologie, Utrecht 2001.
24
L4
Stichting Welzijn Amersfoort Interculturele basispeuterspeelzaal
Contactpersoon Mevr. J. Smeenk Mevr. v.d. Berg / Stichting Welzijn Amersfoort
[email protected] Gemeente Amersfoort Betrokken organisaties Stichting Welzijn Amersfoort (SWA) Consultatiebureaus Stichting Sovee (Stichting Onderwijs Voorrang Eemland) Basisschool Wijkvereniging Doelgroep Ouders en kinderen die nog weinig of geen gebruik maken van bestaande voorzieningen zoals de peuterspeelzaal. Historie Kinderen en ouders die nog niet bekend zijn met de peuterspeelzaal, of kinderen die extra risico lopen op een ontwikkelingsachterstand moeten tijdig bereikt worden om te voorkomen dat achterstanden pas op de basisschool zichtbaar worden. In de betreffende peuterspeelzaal nam het aantal allochtone kinderen van laagopgeleide ouders toe. Deze peuters hebben over het algemeen een grote taalachterstand.In een interculturele peuterspeelzaal worden specifieke programma’s uitgevoerd om achterstanden op te heffen. Doel Een zo groot mogelijk bereik van allochtone ouders en hun peuters. Het betreft een zogenoemde ‘peuterspeelzaal –plus’: de school geeft extra aandacht aan de stimulering van taal en sociaalemotionele ontwikkeling, door een vroegtijdige voorschoolse opsporing van ontwikkelingsachterstanden en het bevorderen van integratie. Zij zet hiertoe specifieke methodieken in, rekening houdend met de etnische achtergronden van de kinderen. Werkwijze Allochtone ouders die met hun kind naar het consultatiebureau komen, worden door de wijkverpleegkundige zonodig direct verwezen naar Sovee. Sovee werkt met allochtone medewerkers waardoor de taaldrempel wordt overwonnen. Indien er sprake is van taalachterstand/ sociaalemotionele achterstand, wordt bevorderd dat het kind aan activiteiten van de interculturele basispeuterspeelzaal gaat deelnemen. Het leidersteam van de peuterspeelzaal wordt gevormd door een allochtone en een autochtone leidster. Door huisbezoeken van allochtone Sovee-medewerkers worden ouders gestimuleerd hun peuter aan te melden voor de peuterspeelzaal, waarbij ze zonodig praktisch worden begeleid. Bereik Een voorlichtingscampagne is specifiek gericht op de allochtone ouders. Ook in de voorlichtingscampagne van Sovee is de werving voor deze doelgroep meegenomen. Verder vindt verwijzing door huisartsen, consultatiebureaus e.d. plaats. Zo vinden huisbezoeken plaats door allochtone peuterleidsters die met behulp van fotomateriaal en boekjes informeren over de peuterspeelzaal. Daarna vindt er samen met de betreffende vrouw een bezoek aan de peuterspeelzaal plaats. Bij de plaatsing van het kind vindt wederom een huisbezoek plaats. Ook in het programma van de speelzaal zelf wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan het contact met de allochtone ouder. Zo wordt bijvoorbeeld de dag gestart met een bijeenkomst met de ouders en zijn er regelmatig thema-koffieochtenden. Wat was succesvol? Het persoonlijk benaderen van de vrouwen door taalgenoten die hun cultuur kennen.
25
Wat was niet succesvol? Het duurt lang voordat resultaten echt duidelijk zijn, effecten van het beleid waarneembaar zijn. Randvoorwaarden Taal is een probleem. Het werken met allochtone leidsters is daarom belangrijk.Het blijkt moeilijk om allochtone leidsters te vinden. Veelal zijn ze geworven uit het vrijwilligersbestand van andere projecten van Sovee. Zij zijn nu betaalde krachten. Projecten moeten goed op elkaar aansluiten. Het denken vanuit een keten (signalering, beoordeling en interventie) zou een vanzelfsprekendheid voor de professional moeten zijn. Dat vergt nog een omslag. Het moet voortdurend onderwerp van gesprek zijn, de keten moet zichtbaar zijn. Bij doorverwijzing naar de peuterspeelzaal moet ook daadwerkelijk geplaatst kunnen worden, anders is het bereikte contact weer zo verloren. Regierol van de lokale overheid De gemeente ontwikkelt beleid en coördineert zodanig dat de keten zichtbaar wordt. In de subsidievoorwaarden voor zowel de basispeuterspeelzaal alsook voor de consultatiebureaus wordt samenwerking met elkaar als voorwaarde opgenomen. De gemeente is trekker van het beleidsoverleg met de ketenpartners. Dat vergt overigens ook voor de beleidsmedewerkers binnen de gemeente een nauwere samenwerking en afstemming (onderwijs, welzijn, jeugdzorg). De gemeente stuurt op basis van resultaatafspraken, hoewel dit nog in ontwikkeling is. De gemeente was financier van de wervingscampagne die 1,5 jaar in beslag nam.
26
L5
Interculturele woensdagmorgengroep Activiteitencentrum de Bron
Contactpersoon De Bron Brenda de Graaf Spuistraat 48 7417 WZ Deventer 0570 636986 Hoofdkantoor Raster welzijnsgroep 0570 610607
[email protected] Gemeente Deventer Betrokken organisaties Activiteitencentrum en Opbouwwerk, beiden onderdeel van Raster welzijnsgroep. PRIMA (activeringsproject voor vrouwen met grote afstand tot de arbeidsmarkt en gericht op individuele trajecten richting opleiding en werk). Breed netwerk van opbouwwerk en Prima, o.a. consultatiebureaus, thuiszorg, wijkbeheer, politiek, arbeidsvoorziening, zelforganisaties, ROC, religieuze groeperingen, jeugdhulpverlening etc., gedeeltelijk organisaties die ook gebruik maken van de locatie van De Bron. Doelgroep Doorlopend 40 meer of minder betrokken vrouwen van minstens 7 verschillende nationaliteiten, gemiddeld 15 bezoeksters per ochtend. Historie De interculturele woensdagmorgengroep is in 1998 gestart door de opbouwwerkster. De werkwijze was geënt op de ervaringen van de Wij-moedermethode. Doel De doelstelling is ‘empowerment’ in drie stappen: ruimte scheppen, interactie stimuleren en samenwerking genereren. Werkwijze Laagdrempelige en doorlopende activiteit door middel van inloop. Het betreft een wisselende groep van diverse samenstelling. Het programma valt in twee delen uiteen: gezamenlijk ontbijt en ´proeven´: een inhoudelijke activiteit (iets ´doen´, vorming, voorlichting, wijkgerichte activiteiten, gesprekken over de groep zelf). De vaste begeleidster (de opbouwwerkster) houdt zich bezig met het activiteitenaanbod, de procesbegeleiding, individuele begeleiding en trajecten. Bereik Werving loopt grotendeels via mond-op-mond-reclame in het eigen netwerk van de vrouwen en via andere bezoekers van het activiteitencentrum. Tevens wordt incidenteel door de opbouwwerkster gericht geworven op een specifieke groep vrouwen, door het organiseren van huiskamerbijeenkomsten, georganiseerd door 2 à 3 contactmoeders uit de betreffende groep. Van daar uit ontstaat bezoek aan de grotere groep. Vanuit de inloop ontstaan nieuwe activiteiten, die door opbouwwerkster en partners ondersteund worden, bijv. een actie tegen een volledig zwarte school, die landelijk bekendheid kreeg. Wat bleek succesvol? De begeleiding van de opbouwwerkster, m.n. de procesbegeleiding, waarbij zij individuele trajecten combineert met aandacht voor de onderlinge samenwerking en het groepsproces. De samenwerking met het Prima-project voor individuele trajectbegeleiding richting arbeidsmarkt. De laagdrempelige opzet, die continuïteit biedt in ondersteuning bij een langer durend activeringsproces ( huiskamerbijeenkomsten voor specifieke groepen, vervolgens de interculturele bijeenkomsten, daarna weer ondersteuning bij te ondernemen activiteiten buiten de inloopochtenden om). De inzet van een breed netwerk van betrokken organisaties.
27
Wat was niet succesvol? Voor de opbouwwerkster is het grote knelpunt dat zij in haar takenpakket eigenlijk geen ruimte krijgt voor dit type vrouwenwerk. Die noemer bestaat niet meer. Een activiteit moet onder opvoedingsondersteuning vallen of onder de Wijkaanpak of onder Sociale activering. Voor iedere extra activiteit moet eerst opnieuw subsidie aangevraagd worden met het risico dat vrouwen tijdelijk in een gat terecht komen op het moment dat ze net enthousiast geworden zijn. De inzet van Prima is beëindigd i.v.m. beëindiging van financiering. Randvoorwaarden Beschikbaarheid van een vaste en ervaren begeleidster, met veel kwaliteiten op het gebied van procesbegeleiding en met een goed lopend netwerk. Regierol van de lokale overheid
Publicaties De multiculturele buurt, NIZW
28
L6
Taallessen aan huis STEM (Stichting Educatie op Maat)
(vergelijkbare projecten zijn er o.a. in Den Haag (OBV, Stichting Ontmoeting met Buitenlandse Vrouwen en Utrecht (VOP:Vrouwen Ontmoetings Project)) Prins Bernardstraat 1 6043 BG Roermond Telefoon: 0475-430573
[email protected] Contactpersoon Kitty Bongaaerts Ine Doezen Josée Mooren Gemeente Roermond Betrokken organisaties Stichting Wel.Kom ROC Doelgroep Allochtone vrouwen die bijv. door ziekte of het hebben van kleine kinderen (nog) niet maatschappelijk participeren. Historie Sinds 1985 bestaat er in Roermond al een project voor allochtone vrouwen dat was gericht op het geven van taallessen gecombineerd met naailessen. Deze combinatie maakte het voor de man vaak acceptabel dat de vrouw buitenshuis deelnam aan activiteiten. Binnen hun cultuur was dat ongewoon. Sinds 1991 bestaat het huidige project, dat feitelijk een laagdrempelig vóórtraject is voor taallessen, gilde-opleidingen, opstapproject c.q. groepsonderwijs. In die periode zijn ongeveer 1000 vrouwen bereikt. Doel Een ontmoeting tussen Nederlands sprekenden en allochtone vrouwen bevorderen en d.m.v. het geven van taallessen allochtone vrouwen uit het sociaal en maatschappelijk isolement halen en motiveren om aan de Roermondse samenleving deel te nemen. Werkwijze Nederlandse vrouwelijke vrijwilligers verzorgen thuislessen bij allochtone vrouwen. Het gaat om vrouwen die bijv. door ziekte of psychische problemen, het hebben van kleine kinderen, of vanwege cultuurgebonden beperkingen (nog) niet naar groepsles buitenshuis zoals het volwassenonderwijs ‘Nederlands als tweede taal’ kunnen gaan. De vrijwilliger informeert ook over mogelijkheden van cursussen en activiteiten . Bereik Het project is kleinschalig, maar kent een beperkte wachtlijst. Binnen de allochtone gemeenschappen is het project goed bekend.De doelgroep weet ‘STEM’ vooral te vinden door mondtot-mond-reclame. Verder worden de thuislessen d.m.v. affiches en folders gepromoot. Veel verwijzing vindt ook plaats via de lokale professionele organisaties op het gebied van scholing, welzijn .e.d. Wat bleek succesvol? De individuele benadering waardoor kan worden aangesloten bij het individueel leertempo. Het startniveau varieert van analfabetisme tot een afgeronde MBO-opleiding in het moederland. De behoefte aan begeleiding verschilt per persoon. Uit evaluaties geven vrouwen aan dat ze door de taallessen hun eigen boontjes leren doppen, beter In contact komen met andere mensen. Doorstroom naar (groeps)onderwijs vindt ook plaats.
29
Wat was niet succesvol? Er worden geen aspecten genoemd die niet succesvol zijn. Randvoorwaarden Het beschikbaar hebben van vrijwilligers is een randvoorwaarde en wordt steeds moeilijker in te vullen omdat de aandacht steeds meer uitgaat naar betaalde arbeid. Het beschikbaar zijn van middelen en professionele begeleiding. Het bereik wordt beperkt door het beperkt aantal beschikbare vrijwilligers en begeleiding. STEM is in de reïntegratieketen de enige organisatie die geheel door vrijwilligers wordt gerund. Als schakel in de reïntegratieketen is extra inspanning nodig om een gelijkwaardige rol als partner te kunnen vervullen. Regierol van de lokale overheid STEM is een zelfstandige stichting en ontvangt subsidie. Er zijn geen eindresultaten benoemd in de zin van aantal contacten e.d. STEM huurt een professionele kracht in die gedurende een aantal uren per maand het vrijwilligersteam begeleidt (Wel.Kom). Opdrachten m.b.t. scholing en activering voor de doelgroep zijn ondergebracht bij diverse instellingen. De coördinatie daarvan ligt bij de gemeente. Het afstemmen van de partners en de gebruikte methodieken en lesmethodes in de keten moet nog gestalte krijgen.
30
L7
Turkse Vrouwen Traject
Contactpersoon Joske van Nistelrooij Ariane Rümke De Meren (GGZ Amsterdam)
[email protected] Betrokken organisaties De Meren (GGZ Amsterdam) MDSO Buurtcentrum Oosterpark Doelgroep Turkse vrouwen met psychosomatische klachten. Historie In 1989 is het traject opgezet door 2 psychotherapeuten van toen nog Riagg Amsterdam-Oost. Vanuit hun ervaring met vrouwenhulpverlening zetten zij een groep op voor Turkse vrouwen met psychosomatische klachten. De groep kreeg 20 sessies, de vrouwen wilden daarna echter verder. Er werd contact gelegd met Maatschappelijk Werk, hetgeen resulteerde in een vervolgtraject rondom activering, sociale vaardigheden en integratie. Tenslotte werd aan het traject nog een laatste stap toegevoegd: de vrouwen konden doorstromen naar een groep in een buurthuis, en naar activiteiten binnen dat buurthuis. Hier kon het geleerde worden toegepast. Intussen draait het traject nu al meer dan 10 jaar. Doel Het traject is erop gericht vrouwen uit hun isolement te halen, de mogelijkheid te geven om lotgenotencontacten op te bouwen binnen de eigen cultuur, en uiteindelijk te integreren in de samenleving. Werkwijze De groep start bij de Meren en wordt daar begeleid door twee therapeuten: een psychotherapeut en een bewegings- en expressietherapeut. Bij de start van de groep wordt een groepsintake gedaan, waarbij vaak al gemeenschappelijke thema’s aan de orde komen. In deze fase wordt met name verband gelegd tussen lichamelijke en psychische klachten, wordt gewerkt aan het leren omgaan met pijnklachten en het bespreekbaar maken van spanningsbronnen. Daarvoor is het belangrijk groepscohesie en veiligheid te creëren. Daarnaast zijn de bijeenkomsten er uitdrukkelijk op gericht ook te leren positieve dingen te ervaren. De voertaal is Nederlands, zo nodig wordt er onderling vertaald. Fase twee wordt doorlopen bij Maatschappelijk Werk (MDSO). De therapeutes begeleiden de overgang. De groep blijft in dezelfde samenstelling functioneren, met wederom vaste begeleiders. Thema’s die nu aan de orde komen zijn het vergroten van sociale netwerken en vaardigheden, en het omgaan met verschillende instanties. In deze fase komt de bewegingstherapeute nog enkele keren terug. Na 12 bijeenkomsten volgt de overstap naar het buurtcentrum. Ook hier weer een warme overdracht. Het hulpverleningstraject stopt hier. De vrouwen gaan eerst in een programmagroep, waarin zij zich oriënteren op mogelijkheden om deel te gaan nemen aan activiteiten in het buurtcentrum, waarbinnen zij het bij MSDO geleerde in de praktijk kunnen brengen. Na afloop van de programmagroep kunnen de vrouwen nog deelnemen aan de steungroep, een inloopactiviteit voor oud-deelneemsters aan het traject, die in eigen beheer uitgevoerd wordt. Bereik Vrouwen worden via de intakeprocedure van de Meren aangemeld voor de groep. Over het algemeen betreft het 1e generatie migranten, traditioneel en modern, afkomstig van stad en platteland. Hun leeftijd varieert van 30 tot 55 jaar. Een steeds groter aantal gescheiden vrouwen neemt deel. Wat bleek succesvol? De samenwerking tussen GGZ, maatschappelijk werk en welzijnswerk
31
De continuïteit in personele bezetting in de diverse instellingen, waardoor de samenwerkingsrelatie behouden bleef, en het traject zich kon ontwikkelen. De betrokkenheid van de uitvoersters zorgde tevens voor continuïteit van het traject door de verschillende beleidscycli van de betrokken instellingen heen. Wat was niet succesvol? De overdracht van de ene naar de andere instelling is een kwetsbaar punt. Een overdracht die tijdens de Ramadan of de zomervakantie plaatsvindt, levert continuïteitsproblemen op. De inbedding van het traject in de betrokken instellingen is nog onvoldoende geregeld. Zij-instromers bleken niet goed mee te gaan functioneren. Randvoorwaarden Het traject drijft op de continuïteit en de betrokkenheid van de begeleiders. Zij hebben een hechte samenwerkingsrelatie en hebben een structureel tweemaandelijks overleg om de verschillende moeilijkheden/problemen die optreden te bespreken. Regierol van de lokale overheid Indirect via financiering betrokken organisaties. Publicaties A. Halsema en G. Jacobs Over daadkracht gesproken. Empowerment en diversiteit in zorg en welzijn., Universiteit voor Humanistiek, Utrecht 2002.
32
L8
Zelfredzaamheid Somalische vrouwen Leidschendam
Contactpersoon Dhr. G. Faber (coördinator) Mevr. T.E. v.d. Graaff (projectleider) VluchtelingenWerk Leidschendam Rozenlaan16 2264TS Leidschendam 070-3202057
[email protected] Betrokken organisaties Gemeente Leidschendam VluchtelingenWerk Vrouwenvakschool Stichting Kinderopvang Leidschendam Doelgroep Abw-uitkeringsgerechtigde Somalische vrouwen die nog geen opleiding / traject volgen en die geen kinderen hebben jonger dan 2 jaar (zonder kinderopvang). Historie Een relatieve hoge uitkeringsdichtheid (Abw) binnen de Somalische gemeenschap en een intensieve begeleidingsbehoefte was aanleiding voor het starten van een project (1999). Het project is daarna ook toegepast voor de doelgroep Irakese en Afghaanse vrouwen. Doel Het vergroten van de zelfredzaamheid en het activeren van de doelgroep. Werkwijze Op basis van individuele intakegesprekken vindt een selectie plaats van de deelnemers voor het project. De basis van het project vormen groepsbijeenkomsten waarin de vrouwen zelf hun thema’s aandragen en problemen aanpakken, ondersteund door ervaringen van oudere Somalische vrouwen en in aanwezigheid van tolken. Thema’s zijn: wonen, opvoeden, onderwijs, culturele gewoonten, omgaan met geld, vrijwilligersorganisaties, hulpverleningsorganisaties, gezondheid, politiek, drugs en verslaving.Zij worden stapsgewijs steeds meer geïnformeerd over en in aanraking gebracht met de Nederlandse samenleving. Ook onderneemt de groep gezamenlijke activiteiten als sport (waaronder zwemles), fietsles en naailes. De projectleidster van VluchtelingenWerk zorgt voor de organisatie van de groepsbijeenkomsten, taaltraining (via de Vrouwenvakschool) en individuele begeleiding. De Stichting Kinderopvang Leidschendam verzorgt behalve kinderopvang, ook de begeleiding van de moeders bij de opvoeding en stimuleert de ontwikkeling van de kinderen. Bereik Omdat de deelnemers in beginsel een Abw-uitkering ontvangen, zijn deze bekend bij Sociale Zaken van de gemeente. VluchtelingenWerk draagt overige kandidaten aan. De gemeente verstuurt de uitnodigingsbrief voor het intakegesprek. Het gesprek vindt plaats bij Sociale Zaken, en wordt gevoerd door de gemeentelijke consulent sociale activering en de projectleidster VluchtelingenWerk. Bij elk gesprek wordt gebruik gemaakt van een Somalische tolk. Resultaat van de intake en latere instroom was een bereik van 20 vrouwen. Tijdens het traject worden de vrouwen begeleid en gefaciliteerd, waarbij het zelforganiserend vermogen steeds meer wordt aangesproken. Inmiddels zijn 7 personen bezig met een individueel vervolgtraject van scholing, vrijwilligerswerk of werk. Wat bleek succesvol? Doordat het gesprek bij Sociale Zaken plaatsvindt (waarmee de deelnemers als bekend zijn), heeft de uitnodiging voor het gesprek een minder vrijblijvend karakter. De ambtenaar heeft expertise over de zakelijke aspecten. De koppeling met de medewerkster van Vluchtelingenwerk die een persoonlijke relatie met de vrouwen heeft, leidt tot een vertrouwensbasis voor de deelnemers om aan de slag te gaan met het project.
33
De Somalische vrouwen leefden in dezelfde wijk, maar hadden geen contact met elkaar. Tijdens het project vormt zich een sociaal netwerk. Wat was niet succesvol? Er was veel irritatie tussen de medewerkers en de vrouwen, omdat de deelnemers te laat kwamen, de grote kinderen meenamen naar de kinderopvang of naar de lessen. Ook kwam het voor dat ze te pas en te onpas voedsel uit hun tassen haalden en gingen eten, kleedjes op de grond legden en gingen bidden, kauwgom kauwden tijdens de lessen, persoonlijke hulp vroegen bij het invullen van hun papieren, hun schulden en hun familieproblemen te berde brachten. Het onbegrip en de culturele verschillen veroorzaakten de nodige botsingen. Resultaten zijn niet op korte termijn merkbaar. Na 2 jaar blijken de vrouwen echter beter ‘hun eigen boontjes te kunnen doppen’, functioneren zelfstandiger, kunnen zelf formulieren invullen en nemen deel aan maatschappelijke activiteiten.De helft gaat na afloop verder met reguliere scholings- / activeringstrajecten. Randvoorwaarden Basismotivatie van de deelnemers zelf. Luisteren naar en willen aansluiten bij de behoefte van de deelnemers. Wel duidelijke kaders van het project en de mogelijkheden aangeven om te voorkómen dat allerlei verzoeken/ activiteiten onder het project worden gebracht. Uitgaan van de ervaring van de deelnemers. Dat betekent tijdens het project voortdurend bereid zijn bij te stellen, binnen de gestelde kaders. Een gevarieerd aanbod van activiteiten bieden. Het is nodig dat er een coördinatiepunt is van waaruit het project wordt (bij)gestuurd. Een goed netwerk en korte lijnen binnen de eigen organisatie en externen. Een werkbudget om kleine uitgaven, zonder een ambtelijk proces, te kunnen doen en slagvaardig te kunnen handelen. Een goede samenwerking met de gemeente. Medewerkers die hun werk met heel veel plezier doen en toch afstand houden, respect hebben voor ieder mens en niet ‘het zieligheidssyndroom’ omarmen. Regierol van de lokale overheid De gemeente speelt een belangrijke rol bij en geeft richting aan de opzet van het project en bijv. door de selectie van de deelnemers . Verder subsidieert de gemeente het project, betaalt de kosten van kinderopvang, taallessen (aanvulling op WIW-budget) en faciliteert door o.m. het beschikbaar stellen van locaties, en begeleiding van het project (consulent sociale activering). Overigens werd het project mede gesubsidieerd door het Fonds Innovatieve activiteiten VluchtelingenWerk Nederland. Publicaties Handreiking Kleurrijke sociale activering, ISSA, gemeenteloket.minszw.nl Actief in Leidschendam, Project Zelfredzaamheid Somalische vrouwen. April 2001. Uitgave van de gemeente Leidschendam en Stichting VluchtelingenWerk Leidschendam. Project Zelfredzaamheid Somalische Vrouwen. November 2000 van de gemeente Leidschendam en SVL.
34
M1
Actief in Arnhem, Cursus Oriëntatie op Vrijwilligerswerk voor allochtonen
Contactpersoon Vrijwilligerscentrale Arnhem Meta van Woudenberg Kleine Oord 181 6811 HZ Arnhem 026 4422833
[email protected];
[email protected] Taalschool ROC Rijn IJsselcollege Begeleider cursus Oriëntatie op Vrijwilligerswerk Co Verzijl, Docent NT2 026 3520400
[email protected] Betrokken organisaties Actief in Arnhem, een zelfstandig project van de Vrijwilligerscentrale Arnhem (VCA). De gemeente Arnhem fungeert als opdrachtgever. De Dienst Inwonerszaken is de doorverwijzende instantie. ROC Rijn IIsselcollege. Vrijwilligersorganisaties. Doelgroep Allochtonen, verwezen door de Dienst inwonerszaken. Tussen 1998 en 2001 namen circa 72 cursisten deel: mannen (circa 40%) en vrouwen (circa 60%), verschillend in leeftijd, opleidingsniveau en land van herkomst. Bijna alle cursisten hebben lichamelijke en/of sociale belemmeringen. Bijna alle deelnemers hebben een cursus NT2 afgerond en zijn uitgestroomd op niveau 1 of 2. Deels gaat het om cliënten die ondanks het volgen van het reguliere taalonderwijs het Nederlands niet onder de knie krijgen. Historie De cursus ‘Oriëntatie op vrijwilligerswerk voor allochtonen’ is ontstaan als onderdeel van een sociaal activeringstraject van Actief in Arnhem. Actief in Arnhem is een zelfstandig project van de Vrijwilligerscentrale Arnhem. Zij begeleiden in opdracht van de gemeente Arnhem klanten naar sociale activering. Voor de allochtone deelnemers blijkt de afstand tot vrijwilligerswerk of andere vormen van maatschappelijke participatie te groot om mensen met succes naar een activiteit toe te leiden. Om die reden is samen met het regionaal opleidingencentrum (ROC) een speciale cursus ontwikkeld ‘Oriëntatie op vrijwilligerswerk voor allochtonen’. Doel Het doel van deze cursus is mensen kennis te laten maken met vrijwilligerswerk en andersoortige activiteiten, zoals cursussen, en ze vervolgens met succes te bemiddelen naar een activiteit. Het doel van het sociale activeringstraject is voorkomen van isolement door maatschappelijke participatie te bevorderen. Het kan ook een eerste stap richting werk zijn. Werkwijze De cursus bestaat uit een introductie op vrijwilligerswerk, een oriëntatie op vrijwilligerswerk, een stageperiode met terugkomprogramma, waarin veel aandacht voor specifiek op de stageplek toegespitst Nederlands op de werkvloer en sociale vaardigheden. 70% van de deelnemers heeft na de stageperiode een contract voor een jaar af kunnen sluiten bij de organisatie waar zij stage liepen. Voor de cursisten waarvoor vrijwilligerswerk een station te ver was vormden kennismakingsbezoeken bij diverse activiteitencentra en aanmelding voor een cursus aldaar een alternatief.
35
Bereik Cursisten worden aangemeld door de Gemeentelijke Sociale Dienst. Wat bleek succesvol? De afstemming van niveau en inhoud van de cursus op doelgroep en doelstelling. De individuele aanpak van trajectbegeleider en docent, gekenmerkt door veel geduld, het blijven contact zoeken met deelnemers, ook bij herhaalde afwezigheid, en oprechte interesse. Een ander belangrijk aspect is dat er voor de deelnemers geen verplichting tot uitstroom naar vrijwillige activiteiten bestaat. Groepscultuur en onderlinge contacten zijn belangrijk. In de cursus wordt zoveel mogelijk een tastbaar beeld gevormd van de diverse werkplekken, onder andere door een introductie van een ex-cursist, en door werkbezoeken. De bereidheid van vrijwilligerscoördinatoren om in hun organisatie naar een geschikte plek voor de cursisten te zoeken. Deze bereidheid is onderdeel van de goodwill die de VCA in langere tijd opgebouwd heeft in het netwerk van vrijwilligersorganisaties in de omgeving. Wat was niet succesvol? De cursus wordt niet op het kantoor van de VCA gegeven, maar op een andere locatie. Dit brengt voor de cursisten verwarring met zich mee. Daarnaast ontstaan er regelmatig communicatieproblemen tussen VCA en de centrale receptie van de cursuslocatie rondom bijvoorbeeld de afmelding van cursisten. Het reizen door de stad en het gebruik van het openbaar vervoer levert voor de cursisten de nodige problemen op, die om extra begeleiding vragen. Randvoorwaarden Een goed functionerende vrijwilligerscentrale, met een gedegen netwerk van instellingen die bereid en in staat zijn om cursisten te plaatsen en te begeleiden. Intensief contact tussen trajectbegeleider en docent. Uitbetaling van onkostenvergoedingen aan deelnemers t.b.v. bijvoorbeeld gemaakte reiskosten. Regierol van de lokale overheid Er wordt geregeld gerapporteerd aan de Dienst Inwonerszaken. Deze rapportage betreft met name de voortgang. De insteek van de gemeente is in de loop van de tijd verschoven van een meer inhoudelijke naar een meer controlerende en beheersmatige aanpak. De contacten met de consulenten van de GSD zijn prima. Zo nodig voeren trajectbegeleiders en GSD-consulenten gesprekken met cliënten gezamenlijk. De druk vanuit de gemeentelijke partijen om strenger en meer verplichtend op te treden naar de cursisten neemt echter toe. Tegelijkertijd daalt het niveau van de doorverwezen cursisten. Dit zet het project wat meer onder spanning. Het verdient aanbeveling in een dergelijk traject ook de inhoudelijke relatie tussen gemeente en uitvoerders invulling te blijven geven. Publicaties Oost, west,…. Thuis zitten kan altijd nog! 5 jaar activering in Arnhem. Brochure Vrijwilligerscentrale Arnhem.
36
M2
Cursus Transculturele Familiezorg Thuis Thuiszorg Rotterdam
Contactpersoon Thuiszorg Rotterdam Penny Senior Adviesgroep Beleid en Zorg Coolsingel 75 Postbus 21994 3001 AZ Rotterdam 010-2826842
[email protected] Betrokken organisaties Thuiszorg Rotterdam NIZW Welzijnswerk Basisscholen GGD (t.b.v. afstemming VETC) Centrum voor Transculturele Zorg Doelgroep Allochtone vrouwen die mantelzorg verlenen aan familieleden. Historie In de praktijk van de Thuiszorg bleek onder allochtone mantelzorgers grote behoefte te zijn aan ondersteuning. Dit betrof zowel de mogelijkheden om professionele thuiszorg in te zetten als allerlei vragen rondom de verzorging van een zieke thuis. De cursus Transculturele familiezorg thuis is ontwikkeld in samenwerking met het NIZW en wordt al sinds 1998 gegeven. Momenteel wordt de cursus 6 à 8 maal per jaar gegeven aan gemiddeld 10 cursisten per cursus. Bij de ontwikkeling van cursus is tevens een train-de-trainer programma ontwikkeld, waarmee wijkverpleegkundigen getraind kunnen worden om de cursus te geven. Dit programma wordt door Thuiszorg Rotterdam intussen in eigen beheer uitgevoerd. Er is een groep wijkverpleegkundigen die zelfstandig in staat is de cursus te geven. Doel Allochtone mantelzorgers ondersteunen door hun kennis en vaardigheden met betrekking tot het verzorgen van en omgaan met zieke familieleden te vergroten. De bekendheid van thuiszorg onder allochtonen vergroten. Werkwijze De cursus bestaat uit 12 bijeenkomsten van 2 á 2,5 uur en wordt gegeven door twee wijkverpleegkundigen. Elke bijeenkomst heeft een onderwerp. Een deel van de inhoud van de cursus staat vast, een deel wordt ingevuld afhankelijk van de ervaringen, vragen en behoeften van de deelnemers. Standaard komt een inleiding over thuiszorg aan bod en een aantal praktische inhoudelijke onderwerpen rondom het verzorgen van een patiënt thuis. Onderdelen zijn bijvoorbeeld voeding, vaardigheden rondom de verzorging van bedlegerige mensen (wassen, tillen etc.), maar ook het omgaan met huisartsen en ziekenhuisbezoek. In het variabele gedeelte worden bijvoorbeeld ziektebeelden behandeld waarmee de cursisten te maken hebben. De opzet is heel flexibel. Niet alleen afhankelijk van de vragen, maar ook van het niveau van de groep. Zo nodig wordt er gebruik gemaakt van een tolk. Bereik Over het algemeen wordt de cursus gegeven aan bestaande groepen. Werving van deelnemers vindt bijna altijd plaats in samenwerking met welzijnsinstellingen, allochtone zelforganisaties of basisscholen. De groepen worden op een eigen, bekende locatie getraind. Daarnaast worden mantelzorgers, die al bekend zijn binnen Thuiszorg en waarvan het idee bestaat dat ondersteuning gewenst is, individueel aangemeld. In eerste instantie namen met name Antilliaanse en Surinaamse vrouwen deel aan de cursus, tegenwoordig is het aantal Marokkaanse en Turkse deelnemers flink gestegen.
37
Uit de cursus stromen incidenteel cursisten door naar een baan bij Thuiszorg Rotterdam. Wat bleek succesvol? Het aanbieden van de cursus aan bestaande groepen. De cursus wordt hierdoor een laagdrempelige activiteit, mede omdat hij op de locatie plaatsvindt, waar men toch al komt. Bovendien is de cursus gratis. Last but not least: de cursus sluit aan bij een gevoelde behoefte, zowel naar informatie over ziekte en ziekenverzorging, als naar informatie over wat men kan verwachten van de professionele Thuiszorg. Wat was niet succesvol? In het geven van de cursus spelen vooral communicatieproblemen een rol. De cursusleiders moeten de taalbarrière die hen scheidt van hun cursisten kunnen overwinnen. Het werken met een tolk is niet echt eenvoudig, en niet iedereen kan voldoende tolken om bij een dergelijke cursus recht te doen aan de inhoud. Randvoorwaarden De kwaliteit van de trainers is doorslaggevend, evenals de kwaliteit van de tolken waarmee gewerkt wordt. Verder zijn contacten met de organisaties die de groepen kunnen werven cruciaal. De beschikbaarheid van laagdrempelige locaties is een volgende randvoorwaarde. De schaalgrootte die een stad als Rotterdam biedt maakt de regelmatige uitvoering van een dergelijke cursus aantrekkelijk. Regierol van de lokale overheid De gemeente participeerde aanvankelijk in de financiering van de cursussen. Nu worden die uit reguliere AWBZ-gelden gefinancierd, in het kader van een specifieke afspraak met het zorgkantoor over de niet-geïndiceerde besteding van advies-, informatie- en voorlichtingsbudgetten. Publicaties Diverse artikelen in huis-aan-huis-bladen en lokale couranten.
38
M3
Haschiba (Haagse Schilderswijk Bazar) Werkbazar Den Haag
Contactpersoon Stichting Ha-Schi-Ba J. v.d. Hatert, Ilona LaBree Postbus 936 2501 CX Den Haag 070-3641933
[email protected] Betrokken organisaties Gemeente Den Haag Regionaal Arbeidsmarktplatform Haaglanden Werkkompas Reïntegratiebedrijven MKB DOEN-evenementen Doelgroep Buurtbewoners met LBO – t/m MBO-plus-opleiding. Historie Sinds 4 jaar bestaat het Haagse Multicultureel festival ‘Haschiba’. Het festival is breed opgezet en kent muziekoptredens, markt, vrijmarkt, en een Werkbazar met drie pijlers. Te weten: een banenbeurs, een opleidingenbeurs en een infomarkt werk, ontspanning e.d. Naar aanleiding van een uitgevoerde evaluatie wordt dit jaar (24 augustus) voor het eerst de bazar niet alleen op werkzoekenden en de onderkant van de banenmarkt gericht maar ook op de doorstromers en op de meer kansrijke werkzoekenden, waarbij ook meer marktpartijen hun aanbod zullen presenteren. Doel Een informele kennismaking met de arbeidsmarkt, waarbij ook scholing en activering aan bod komen. Werkwijze Tijdens de beurs kunnen bezoekers zich laten informeren m.b.t. werk, scholing en activering e.d., maar zich ook daadwerkelijk inschrijven voor werk en scholing etc. Bereik Bij de voorbereiding wordt zeer nauw samengewerkt met mensen met een allochtone achtergrond. Bij de werving worden posters opgehangen, flyers (in de eigen taal van allochtonen) verspreid, mailings gedaan via de netwerken van belangenorganisaties, buurthuizen etc. Regionale allochtone radio- en tv-zenders wordt intensief benut. Op de dag van het festival zelf gaan promotieteams bestaand uit vertegenwoordigers van allochtone doelgroepen de wijken in. Zij spreken in de eigen taal hun achterban aan.Van deze kennis van cultuur, taal en netwerk wordt tevens gebruik gemaakt bij het opstellen van het (muziek)programma dat veel stijlen en culturen beslaat. Bekende promotors van de diverse etniciteiten maken niet alleen het project, maar fungeren ook als spokesmen voor hun eigen achterban. Gedurende enkele jaren werden flyers gevoegd bij de mailing van Sociale Zaken aan de uitkeringsgerechtigde doelgroep. Vanwege privacy-overwegingen is dat recentelijk niet meer het geval. Het bereik van de doelgroep is groot. Van de bezoekers was 40% vrouw en ruim 50 % allochtoon. Wat bleek succesvol? De kracht zit in het aanspreken door taal- en cultuurgenoten. Wat was niet succesvol? De markt uitsluitend te richten op kansarmen en derhalve op activeringspartners, bleek niet stimulerend om marktpartijen te laten deelnemen. Daarom is de opzet verbreed.
39
Randvoorwaarden Het aanbod moet goed zijn afgestemd op de behoefte. Het aanbod voor allochtone vrouwen die al Nederlands verstaan en spreken is anders (gericht op betaalde arbeid), dan het aanbod voor mensen die nog niet zover zijn. Voor hen is wellicht sociale activering, vrijwilligerswerk een opstapje naar betaald werk. De werving, c.q. de bemensing van de stands van potentiële werkgevers en reïntegratiebedrijven vindt overwegend in de Nederlandse taal plaats. Er kan een taalbarriere zijn, terwijl deze vrouwen voor de zorgsector soms wel al eerder inzetbaar kunnen zijn. Regierol van de lokale overheid De gemeente Den Haag is subsidiegever aan het project. De deelnemende instanties wordt eveneens een bijdrage gevraagd. De gemeente Den Haag stuurt als subsidiegever op outputindicatoren die elk jaar in onderlinge afstemming en gerelateerd aan het aanbod en de verwachte deelname. Daarbij ziet zij de werkbazar als een instrument om werkgelegenheid én activering te stimuleren. Zo werd bijvoorbeeld in 2002 een doelstelling van 80 mensen aan het werk of op een opleiding beoogd. Er werden er 117 gerealiseerd. De deelname aan de markt wordt overigens door Sociale Zaken niet als een verplichting opgelegd.
40
M4
Kadertraining van allochtone vrouwen in Noord-Holland
Contactpersoon Juani Herrera, IMCO 0299418700
[email protected] Betrokken organisaties IMCO Provincie Noord-Holland Diverse gemeenten in Noord-Holland Odyssee Zelforganisaties Doelgroep Allochtone vrouwen die actief willen worden of die al actief zijn in zelforganisaties en in (on)betaalde intermediaire functies Historie Begin jaren 90 werd binnen IMCO het initiatief genomen kadertrainingen voor allochtone vrouwen te ontwikkelen. IMCO bouwde in die tijd al aan zg. AVA-netwerken. Deze netwerken bestonden uit functionarissen van gemeenten, arbeidsvoorziening, welzijnsinstellingen, sociale diensten, opleidingsinstellingen en zelforganisaties, en werkten aan arbeidsmarktparticipatie van allochtone vrouwen. In deze netwerken bleken de vrouwen uit de zelforganisaties onvoldoende tot hun recht te komen. Vandaar uit werden IMCO’s al bestaande kadertrainingen voor vrijwillig kader uitgebreid met een variant voor allochtone vrouwen. In de tien jaar die sindsdien verlopen zijn groeide het aantal kadertrainingen van gemiddeld 4 per jaar tot 11 trainingen in 2001. Inmiddels is ook een scholingstraject voor intermediairen aan het aanbod toegevoegd, dat doorstroming van intermediairen naar reguliere opleidingen en betaald werk mogelijk maakt. Financiering vindt plaats door provincie, gemeenten en VWS (Odyssee). Doel Kaderontwikkeling van allochtone vrouwen die actief willen worden of al actief zijn in zelforganisaties en in (on)betaalde intermediaire functies. Professionalisering en empowerment van de deelneemsters individueel en als groep. Werkwijze Voor de trainingen is doorgaans geen open inschrijving. Zij zijn voor groepen vrouwen die elkaar al kennen en bij elkaar betrokken zijn, vaak in een zelforganisatie. Sommige groepen krijgen in de loop van het ontwikkelen van hun organisatie een aantal trainingen. De trainingen zijn dan ook divers qua niveau en doelgroep, en worden steeds op maat gemaakt, afhankelijk van het proces waarin de groep zich bevindt en welke behoeften daarin centraal staan. De trainingen zijn interactief van opzet, gebaseerd op het principe van ervarend leren.Vaak krijgen de vrouwen tijdens de trainingen ook een doorkijkje naar de arbeidsmarkt. De trainingen vinden over het algemeen plaats in een conferentieoord, vaak met overnachting. Als de Nederlandse taal problemen oplevert, wordt gezocht naar een trainer in de eigen taal. Bereik Aanvankelijk werden met name Antilliaanse, Turkse en Surinaamse vrouwen bereikt. Aansluiting bij Marokkaanse vrouwen was moeilijker. De laatste jaren is er echter sprake van een enorme toename van het aantal Marokkaanse deelneemsters. Werving gebeurt in samenwerking met sleutelfiguren, zoals gemeentelijke coördinatoren vrouwenwerk. Veel gaat via mond-op-mond reclame. Vrouwen die thuis op weerstand stuiten, krijgen ondersteuning in de vorm van huisbezoek. Vlak voor de training wordt er dan nog telefonisch contact gemaakt met de familie. Er zijn verschillende vertrouwenspersonen en contactvrouwen die als taak hebben conflicten te voorkomen.
41
Wat bleek succesvol? De nauwkeurige aansluiting van het trainingsaanbod bij de behoeften van de deelneemsters en hun organisaties. Het ondersteunen van eigen initiatieven van allochtone vrouwen. Wat was niet succesvol? In eerste instantie was positionering van de trainingen een probleem, omdat het trainen van vrouwen die nog niet actief waren als kader in principe niet onder de opdracht van IMCO als provinciale steunfunctie viel. IMCO is er desalniettemin mee gestart, hetgeen pas in een later stadium erkend werd als deeltaak en verantwoordelijkheid van IMCO. Randvoorwaarden Een actief en betrokken netwerk van sleutelfiguren, die initiatieven kunnen identificeren en ondersteunen. Beschikbaarheid van trainers voor diverse doelgroepen en talen, die bereid zijn om daadwerkelijk maatwerk te leveren. Continuïteit in ondersteuning en voortgaande ontwikkeling van netwerk, zelforganisaties en deelneemsters; enige continuïteit in financiering. Een kinderopvangregeling voor de deelneemsters. Regierol van de lokale overheid Bij dit project zijn verschillende lokale overheden betrokken. Wat interessant is aan dit project is dat er een verband bestaat met de AVA-netwerken (Allochtone Vrouwen op de Arbeidsmarkt), waarin gemeenten en verschillende organisaties in een netwerkstructuur samenwerken op lokaal en regionaal niveau aan de vergroting van de kansen van allochtone vrouwen op de arbeidsmarkt. Op dit moment functioneren AVA-netwerken in Hilversum, Zaanstad, Den Helder, Alkmaar en Haarlemmermeer. Deze netwerken drijven grotendeels op allochtoon vrouwenkader en roepen tevens de behoefte aan verdere ontwikkeling van kadervrouwen op. Publicaties Kaders in ontwikkeling, 10 jaar kadertraining van allochtone vrouwen in Noord-Holland. Purmerend, IMCO, juli 2002.
42
M5
PC en Internet voor beginners
Contactpersoon Stichting Höb Projectleider Umut Akpinar Oostvest 56 Haarlem Tel: 06 24587637, 023 5401756
[email protected] Betrokken organisaties Stichting Höb Gemeente Haarlem Het Digitaal Trapveld Stichting Welsaen Zaandam Buurthuis de Ekster, Zaandam Openbare bibliotheken Den Haag, Rotterdam, Utrecht, Doetinchem 2 à 3 zelforganisaties per regio Provincie Noord-Holland Ministerie Grote Steden Beleid Doelgroep Allochtone ouders van schoolgaande kinderen, met een achterstand in het gebruik van PC en Internet Historie Stichting Höb voert al een aantal jaren projecten uit ter ondersteuning van allochtone schoolgaande jongeren en hun ouders. Geconstateerd werd dat ouders van jongeren een stevige achterstand opgelopen hebben in het gebruik van internet en automatisering. Dit was aanleiding om een onderzoek te doen naar aard en oorzaken van die achterstand. Het onderzoek wees uit dat er sprake was van onvoldoende informatie over nut en belang van gebruik van PC en internet, dat er sprake was van een taalprobleem in dit gebruik, en dat er een psychologische barrière was in de zin van een gebrek aan vertrouwen in de eigen leermogelijkheden en als laatste niet op de hoogte zijn van bestaande cursussen. Doel Bevorderen van gebruik van PC en Internet door allochtone ouders van schoolgaande kinderen. Werkwijze Aan de hand van de onderzoeksresultaten is trainingsmateriaal ontwikkeld dat toegespitst is op de belevingswereld van de doelgroep. Het materiaal is gedeeltelijk tweetalig vormgegeven, Nederlands en de eigen taal naast elkaar. Daarnaast is een handleiding en materiaal voor trainers uit de doelgroep zelf ontwikkeld. In een pilotproject in Noord-Holland zijn vervolgens informatiebijeenkomsten gehouden voor ouders van schoolgaande kinderen. In eerste instantie zijn 8 cursussen gegeven in diverse gemeenten en op diverse locaties. Intussen worden de cursussen landelijk aangeboden en worden ook trainers opgeleid die binnen zelforganisaties de opgedane kennis weer aan anderen kunnen doorgeven. Bereik Werving van cursisten gebeurt door de organisatie van informatiebijeenkomsten bij zelforganisaties, scholen en andere relevante instellingen. De aanmeldingen komen tevens binnen vanuit het eigen netwerk van zelforganisaties van de stichting. In totaal zijn intussen 20 groepen getraind met circa 200 cursisten. 60 à 70 % van de deelnemers zijn vrouwen. De groepen zijn vaak vrouwengroepen, maar ook wel gemengd. Stichting Höb denkt dat het grote aantal vrouwen verklaard wordt, doordat zij zich als ouders het meest aangesproken voelen door de verstrekte informatie. Wat bleek succesvol? Het project wordt gedragen door mensen die uit de doelgroep zelf afkomstig zijn en die beschikken over een brede expertise op het vakgebied. Het betreft grotendeels ‘zwaargewichten’.
43
Wat was niet succesvol? Het leggen van contact met gevestigde instellingen om tot samenwerking te komen kostte nogal wat overtuigingskracht. Randvoorwaarden Een projectorganisatie met een combinatie van ervaring, expertise, teamgeest en een stevig netwerk binnen de doelgroep. Ervaring en expertise moet zowel inhoudelijk rondom automatiseringsonderwijs als op het gebied van projectontwikkeling en projectmanagement aanwezig zijn. Regierol van de lokale overheid Subsidiëring, direct en indirect. Publicaties PC en Internet voor beginners. Evaluatieverslag. Stichting Höb, Haarlem, 2003.
44
H1
Action Learning Programma / Vrouwenstad
Contactpersoon Hadiye Kesmer Projectbureau MCE Kraijenhoffstraat 151 1018 RG Amsterdam 020/6712819
[email protected] Betrokken organisaties Centrale stad Amsterdam (MEC) Projectbureau MCE Vrouwen Empowerment Netwerk Zuidoost Surinaamse Vrouwen Bijlmermeer Stadsdeel Zuid Oost Stadsdelen in Amsterdam West Stadsdeel Noord Kleur in het werk Wijkopbouworgaan Noord Doelgroep Voor het pilot project in Amsterdam Zuid-Oost vormden het kader en de achterban van 8 allochtone vrouwenorganisaties in Zuid-Oost de doelgroep. Bij implementatie in Amsterdam Nieuw West en Noord is het de bedoeling 40 à 50 Turkse en Marokkaanse vrouwen te bereiken. Historie In het stadsdeel Zuid-Oost werd door een initiatiefgroep met sleutelfiguren van vrouwenorganisaties van uiteenlopende etnische afkomst het idee geopperd een multicultureel vrouwenhuis te openen in het stadsdeel. Het stadsdeelbestuur ondersteunde het plan en na een aanloopperiode van enkele jaren werd in 1999 het Vrouwen Empowerment Centrum geopend. De verdere ontwikkeling van dit centrum werd aangepakt met de Action Learning Program methodiek, ontwikkeld in Birmingham. Doel Empowerment van vrouwen, zodat ze daadwerkelijk gaan participeren in verbanden gericht op het beïnvloeden van besluitvormingsprocessen. Allochtone vrouwen ondersteunen om ideeën te ontwikkelen om de wensen en behoeftes van vrouwen op lokaal niveau zichtbaar te maken. Het bewerkstelligen van de zichtbaarheid en het zelfvertrouwen van vrouwen. Het verwerven van kennis en begrip over institutionele mechanismen. Trainen van trainers t.b.v. training van de eigen achterban. Realiseren van methodieken en strategieën gebaseerd op ervaringen van de doelgroep en gericht op het beïnvloeden van besluitvormingsprocessen. Werkwijze en bereik De methodiek is gericht op persoonlijke en politieke empowerment van vrouwen, en heeft een sterk bottom-up karakter. Implementatie kent twee fasen. In de eerste fase wordt een aantal sleutelfiguren getraind in empowermenttechnieken. De tweede fase bestaat uit het ontwikkelen van projecten, gericht op participatie, met de achterban van de sleutelfiguren. De in de eerste fase getrainde vrouwen geven nu zelf de trainingen. In Zuidoost namen vrouwen uit acht verschillende zelforganisaties deel. Zij namen gezamenlijk de besluiten over de verdere inrichting van het project. Zo stelden zij gezamenlijk een coördinator aan, en bepaalden zij de inhoud van een intensief trainingsprogramma. In het trainingsprogramma kwamen de volgende onderdelen aan bod: empowerment, communicatie, fondswerving, multiculturaliteit en discriminatie, train-the-trainer, politieke participatie, computergebruik, internet en powerpoint, en interculturele communicatie. Tijdens het volgen van het programma was persoonlijke coaching voor de deelnemers beschikbaar.
45
Na afloop van de eerste fase werd een aantal thema’s gekozen waarop projecten ontwikkeld werden: ouderparticipatie, vrouwen in de WAO en geweld tegen vrouwen. Halverwege de tweede fase werd de taak van de programmacoördinator beëindigd en zijn de vrouwen zelfstandig door gegaan met de ALP methodiek. Na afronding van het project is de methodiek geëvalueerd en beschreven. In 2003 wordt gewerkt aan de implementatie in enkele andere stadsdelen, onder met name Turkse en Marokkaanse vrouwen. De verwachting daarbij is dat 25% van de deelnemers actief in de eigen leefomgeving gaat participeren. Ook is er voorzien in de oprichting van een vrouwenraad die het Stadsdeel zal gaan adviseren. Wat bleek succesvol? De sterke betrokkenheid van de initiatiefneemsters bij opzet en uitvoering van het project. Voldoende ondersteuning, facilitering en financiering van de kant van de gemeente Amsterdam en het stadsdeel Zuidoost, onder meer door de inzet van ondersteuning door MCE en het ter beschikking stellen van huisvesting. Wat was niet succesvol? Het pilotproject in Zuidoost werd bevolkt door een groep zeer actieve, drukbezette vrouwen. De manier waarop zij taken in betaald werk, de eigen organisatie, gezin/familie en het werk aan het project moesten combineren heeft zijn invloed gehad op het doorlopen van het programma. Bovendien was het dezelfde groep vrouwen die ook belangrijke taken had in het opzetten en inrichten van het centrum. Dit leidde tot een aanbeveling om tevoren tot een bindender contract te komen met de deelneemsters. De diversiteit binnen de groep leverde tevens wat problemen op, zowel wat betreft verschillen in niveau (bv Nederlandse taal) en inzet tijdens de trainingen, als voor wat betreft de onderlinge beeldvorming. Uiteindelijk is wel een hechte groep ontstaan, hetgeen weer positief is in het kader van de verdere samenwerking in het Centrum. Het ver doorvoeren van de bottom-up aanpak kostte veel tijd en energie. Het omgaan met diversiteit, zowel tussen witte ondersteuners en de vrouwengroep, als tussen de deelnemende vrouwen onderling, was niet eenvoudig. Tenslotte is er sprake van een situering in een stadsdeel met een sterk zwart-wit gepolariseerde politieke cultuur. De uitwerking van het programma draagt hier zeker de sporen van. De vraag is hoe implementatie in andere stadsdelen, met een minder gepolariseerde cultuur, vorm zal krijgen. Het vervolg van het project zal dit moeten leren. Randvoorwaarden Gemeentelijke ondersteuning in facilitaire, financiële en inhoudelijke zin. Een eigen locatie binnen het stadsdeel, waar groepsactiviteiten plaats kunnen vinden en van waaruit begeleiders kunnen werken. Inbedding van het ALP in een bestaande organisatie. Een goede regeling voor de kosten van kinderopvang, liefst op individuele basis. Voldoende tijd om onderlinge verschillen te leren overbruggen, zowel tussen vrouwen onderling, als tussen de deelneemsters en de ‘Nederlandse’ (politieke) organisaties waarop zij zich richten. Regierol van de lokale overheid De gemeente Amsterdam voert een actief diversiteitsbeleid, waarbinnen dit programma gesitueerd is. Via het door de gemeente gesubsidieerde MCE-projectbureau is ook een sterke inhoudelijke betrokkenheid gerealiseerd. Publicaties Power in actie. Het Action Learning Programma in het Vrouwen Empowerment Centrum in Amsterdam Zuidoost. Projectbureau MCE, Amsterdam.
46
H2
Allochtone vrouwen in de kinderopvang
Contactpersoon Yvonne Kok, Nederlands Centrum Buitenlanders 020-6103212
[email protected] Betrokken organisaties NCB, werkgeversverenigingen kinderopvang, kinderopvanginstellingen, ROC’s, Schakels, Sectorfonds Zorg en Welzijn, SOVOV, Dienst Maatschappelijke ontwikkeling Gemeente Amsterdam, Gemeentelijke Sociale Diensten, CWI’s, zelf- en moskeeorganisaties. Doelgroep Regio Amsterdam Oudkomers, MAVO/HAVO niveau, Nederlands CITO-3, werkloos of werkzoekend, ingeschreven bij CWI of GSD. Regio Utrecht Niet persé gericht op oudkomers. Historie Met de kinderopvangprojecten is gestart in Amsterdam, waar het NCB een vestiging heeft van waaruit o.a. arbeidsparticipatieprojecten uitgevoerd worden. De gemeente Amsterdam was en is een belangrijke partner, en heeft het project steeds ondersteund vanuit het oudkomersbeleid. Het opzetten van deze projecten is in samenspraak gebeurd met RIKO (Regionaal Instroomproject Kinder Opvang), Sector Fonds Zorg en Welzijn en SOVOV. In Amsterdam wordt nu de derde groep cursisten opgeleid. Intussen is ook in een aantal gemeenten in de regio Utrecht met een project gestart. Dit wordt gefinancierd door het Sectorfonds Zorg en Welzijn, en is opgepakt door het NCB en Schakels. Ook dit traject draait nu met een eerste groep cursisten. Doel Allochtone vrouwen opleiden, kwalificeren en plaatsen op een baan in de kinderopvang. Werkwijze De deelneemsters worden geworven via de kanalen van het NCB en gemeentelijke instellingen rondom werk en inkomen. Kandidaten krijgen een baangarantie van een specifieke werkgever. Het traject start met een voorschakeltraject van 16 weken fulltime, waarin intensief gewerkt wordt aan met name Nederlands op de werkvloer, sociale vaardigheden en arbeidsdiscipline. Dit vindt plaats op de locatie van het NCB. De aanpak van de deelnemers is vrij streng. Tijdens het voorschakeltraject wordt er tevens kennisgemaakt met de toekomstige werkplek en met de opleidingsdocent en –locatie van het ROC.Vervolgens stromen de deelnemers door naar de werkgevers en de opleiding op het ROC. De NCB-begeleiding blijft gedurende het gehele traject aanwezig, hoewel afnemend in intensiviteit. Overdracht naar ROC-docenten en werkbegeleiders op de werkvloer wordt zorgvuldig geregisseerd en begeleid. Bereik Werving vindt plaats via diverse kanalen. Belangrijk daarbij is de lokale NCB-vestiging, die beschikt over een uitgebreid netwerk van contacten met personen, instellingen en organisaties in de buurt. Flyers, mond-tot-mond-reclame en voorlichtingsbijeenkomsten op diverse plekken worden zo nodig aangevuld met huis-aan-huis verspreiding van flyers of advertenties in huis-aan-huisbladen. Daarnaast worden cursisten doorverwezen door CWI en GSD. De werving verloopt over het algemeen voorspoedig. Daarbij is de geboden baangarantie doorslaggevend, in combinatie met de naamsbekendheid en goodwill van het NCB. Van de cursisten stromen tussen de 80 en 100% door naar een baan, exclusief zwangeren. Wat bleek succesvol? Een belangrijke succesfactor bestaat in de intensieve contacten met de doelgroep, en de bekendheid tussen het NCB en de doelgroep over en weer. Daarnaast is de kortcyclische opzet van het traject van belang: na 16 weken aan het werk, en tijdens die 16 weken ook al full-time aan de slag. Tenslotte
47
zit het NCB heel dicht op de deelnemers: het voorschakeltraject vindt plaats op de locatie van het NCB, de aanpak is streng, mensen worden aangesproken op hun deelname en aanwezigheid. Wat was niet succesvol? Bij het opstarten van de samenwerking met de betrokken organisaties was er incidenteel sprake van onduidelijkheden in taakverdeling en doelstellingen. Zo kwam het bijvoorbeeld voor dat op het cruciale moment een GSD alsnog deelname met behoud van uitkering weigerde goed te keuren voor een specifieke kandidaat. Een ander struikelblok was een gebrekkige communicatie bij deelnemende organisaties intern. De gesprekspartner op strategisch niveau had bijvoorbeeld toegezegd een arbeidsplaats beschikbaar te stellen, maar toen de deelneemster bij de instelling aanklopte was daar niets bekend. Met name in de regio Utrecht vraagt de binnenkomst van de cursisten in de kinderopvanginstellingen wat aandacht voor interculturalisatie binnen de instelling en het team. Randvoorwaarden Commitment van de samenwerkingspartners, uitgewerkt in duidelijke afspraken is van doorslaggevend belang. Daarbinnen zijn de werkgevers cruciaal: zij moeten de baangarantie en de stageplekken leveren. Tenslotte is van belang dat de financiering rond komt. Hiervoor zijn tot nu toe steeds specifieke regelingen per groep en per gemeente getroffen. Regierol van de lokale overheid De lokale overheden zijn cruciale partners in dit project. Deels betreft dit de financiering, deels de regelingen rondom de uitkering van kandidaten. Daarnaast is de rol van de lokale overheden verschillend. De gemeente Amsterdam is een actievere partner in het traject, gebaseerd op eigen (oudkomers)beleid, en daarmee ook een belangrijker financier.
48
H3
MEDINA
Contactpersoon Rob Wolters 050-3164319
[email protected] Gemeente Groningen Betrokken organisaties Provincie Groningen POZW (Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg & Welzijn Groningen) Gemeente Groningen (SoZaWe (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) en RO/EZ (Ruimtelijke Ordening en economische zaken) BOA (Bureau Ontwikkeling Arbeidsmarktprojecten) Centrum voor Mobiliteit en Consultancy. Doelgroep Allochtone vrouwen uit de Provincie Groningen .Voor de eerste cursus meldden zich 80 vrouwen waarvan er 12 werden toegelaten tot de cursus. Inmiddels is een tweede cursus in de opstartfase. Naar verwachting worden nog 2 cursussen gegeven, met een bereik van 50 allochtone vrouwen. Historie De categorie allochtone vrouwen zonder uitkering is niet geregistreerd. Zij dreigt de aansluiting met de arbeidsmarkt, en dus ook de integratie in de samenleving, mis te lopen vanwege bijv. zorgtaken en tussentijdse uitval bij inburgeringstrajecten . Deze voor de arbeidsmarkt “stille reserve” valt buiten het officiële circuit en is daardoor moeilijk te bereiken. Daartegenover blijkt uit recent onderzoek dat er een aanzienlijke vraag is naar een (beroeps)opleiding en begeleiding naar zelfstandig ondernemerschap. Doel Allochtone vrouwen met of zonder uitkering, worden geschoold en begeleid bij het opzetten van een eigen bedrijf. Doel is om te bevorderen dat niet-gecertificeerde vaardigheden die vaak al informeel worden uitgevoerd, in een formelere context in de praktijk worden gebracht. Het streven is om van de 50 deelneemster tussen de 40% en de 50% te laten uitstromen als zelfstandig ondernemer. De overige kandidaten kunnen gebruik maken van de mogelijkheid een opleiding te volgen en uiteindelijk als economisch zelfstandige in een betaalde baan uit te stromen. Werkwijze De vrouwen krijgen in het project een op maat gesneden traject aangeboden, dat aansluit bij hun behoeften, kennis en vaardigheden. Gedurende de eerste 7 weken wordt een basistraining gegeven waarin men elkaar leert kennen en communicatieve vaardigheden, sociale vaardigheden, ondernemersvaardigheden e.d. aan de orde komen. In deze periode helpen vrouwen elkaar met hun vaardigheden zoals bijv. met het maken van een website, etc. Deelnemers die als potentieel zelfstandigen verder kunnen, worden dan al onder hun hoede genomen door de startersbegeleiders. De startersbegeleiding is een zeer intensief traject waarbij de deelnemer in een 1-op-1 situatie wordt begeleid door een hierin gespecialiseerde organisatie en waarin onder andere aandacht wordt besteed aan het opstellen van een ondernemingsplan. Deze organisatie werkt ook zeer nauw samen met de scholingsinstelling die de basistraining verzorgt. Het is voor de vrouwen, die al werkzaam zijn, ook mogelijk een individuele praktijktraining op maat te krijgen. Bereik Via een uitgebreide wervingscampagne worden allochtone vrouwen geworven die geïnteresseerd zijn om aan Medina deel te nemen. Deze campagne wordt zowel via diverse media (regionale radio en tv) als via allochtonenorganisaties e.d. gevoerd. Ook zijn moskeeën en markten bezocht. Ook zijn in de regionale dagbladen advertenties geplaatst.
49
Wat bleek succesvol? Vooral het gebruik van radio en tv heeft merkbaar resultaat opgeleverd, meer dan de persoonlijke benadering op de markt. De kracht zit hem o.m. in de herhaling van de boodschap. Door de vele publiciteit is er nu een autonoom proces op gang gekomen en melden zich ook klantmanagers van CWI en reïntegratiebedrijven voor informatie over het project. Wat was niet succesvol? Onderdeel van het project was ook het aanbod van huisvesting in de vorm van een “Medina”, een bedrijvenlokatie waar de specifieke etnische diensten zouden worden ondergebracht. Dat doel lijkt niet te worden gehaald vanwege: de kosten voor de startende ondernemer, beperkingen voor bijv. het vestigen van een dierenpension, Turks bad e.d. Randvoorwaarden Goede samenwerking met de gemeente (SOZAWE) en overige samenwerkingspartners alsmede de bereidheid middelen in te zetten voor een dergelijk innovatief project. Het betrekken van partners zoals banken, UWV vroegtijdig in het proces alsmede de (gezamenlijke) affiniteit en ontvankelijkheid voor de doelgroep blijkt een belangrijke randvoorwaarde om financiering niet het struikelblok van het project te laten zijn. Ook het gegeven dat uitkeringsgerechtigden andere aanspraken hebben dan NUGGERS (nietuitkeringsgerechtigden), bijv. op Bbz-gelden, moet vroegtijdig worden onderkend. Wat betreft het dienstverleningsaanbod an sich geldt dat een goede afstemming van de diensten uit dit project met bestaande diensten als het gemeentelijk Bedrijvenloket van de dienst RO / EZ, het Startersloket van SoZaWe en de Kamer van Koophandel worden afgestemd. Voor voldoende potentiële deelnemers is ervoor gekozen het toeleveringsgebied van kandidaten te verruimen van de stad Groningen naar de Provincie Groningen. Regierol van de lokale overheid Het project wordt gefinancierd door Equal-subsidie, de Provincie Groningen en de gemeente Groningen. Het project wordt aangestuurd via een zgn. ‘ontwikkelingspartnerschap’ waarin alle partners deelnemen. De gemeente heeft een belangrijke strategische rol door de visie ten aanzien van NUG-gers en zelfstandigen te vertalen in de daarvoor beschikbare middelen en projecten. Het hoog prioriteren van het doel om NUG-gers naar zelfstandig ondernemerschap te begeleiden en de daarvoor vereiste middelen beschikbaar te stellen, kan een succesfactor voor het slagen van het project zijn.
50
H4
Project ‘Present’
Contactpersoon R. van den Ham, Emancipatiebureau Equa, 058-2126925.
[email protected] Betrokken organisaties Emancipatiebureau Equa Friesland Arbeidsvoorziening Noord-Nederland Frieslandcollege Leeuwarden Gemeente Leeuwarden Provincie Friesland Doelgroep Allochtone jongeren. Historie In 2000 ontving het project een stimuleringsprijs (Je Maintiendrai). In Friesland loopt het project nu voor het vierde jaar. Doel Het doel is om de beeldvorming tussen allochtone jongeren en (potentiële) werkgevers en werknemers te verbeteren om zo over en weer kansen en mogelijkheden voor de arbeidsmarkt beter te benutten. Werkwijze Succesvolle allochtonen zijn geïnterviewd en op basis daarvan geportretteerd in een boek: ’Present’. Dit boek wordt breed uitgereikt tijdens presentaties en bedrijfsbezoeken. Er is een promotieteam samengesteld met jonge, allochtone studenten die een voorbeeldfunctie hebben. Deze jongeren (50% meisjes) worden intensief getraind op presentatievaardigheden en begeleid door mentoren. Het team legt bedrijfsbezoeken af, zoekt contact met werkgevers en wisselt ervaringen uit. Zo komen de jongeren ook in contact met personeelsfunctionarissen en kunnen zich profileren. Zij krijgen opdrachten om te netwerken tijdens o.m. de bedrijfscontactdagen en om zo zelf te zorgen dat bedrijven hun uitnodigen om kennis te maken. De bedrijven en organisaties leren daartegenover weer van de jongeren; bijvoorbeeld wat voor hen belangrijk is, welk beeld zij hebben van de organisatie etc. Hoewel het doel niet is gericht op het verwerven van een betaalde baan, worden deze jongeren vaak gevraagd te solliciteren. Ook binnen de school hebben de jongeren een voorbeeldfunctie en geven informatie (bijv. na 11 september) aan medestudenten. De beeldvorming leidde ertoe dat zij ook presentaties verzorgen voor bijv. Rotary-bijeenkomsten, beurzen, presentaties bij de politie, werknemersbijeenkomsten in bedrijven etc. Al deze activiteiten leveren behalve zelfvertrouwen, het leren op een doel afgaan enz. prima bagage en ervaringen op voor de jongeren zelf om zich verder te ontwikkelen. Bereik Het Frieslandcollege benadert allochtone jongeren met wie al contact bestaat of die zichzelf aanmelden voor het project. Het positief beeld van de jongeren zorgt voor een aanzuigende werking voor het project. Tijdens het project zorgt een persoonlijke begeleiding en training ervoor dat de jongere geboeid en gebonden blijft. Dat gebeurt ook door van het project een ‘feest ‘te maken en de onderlinge band te verstevigen. Inmiddels zijn op deze manier ongeveer 70 jongeren bereikt. Wat bleek succesvol? De jongeren worden tegelijkertijd getraind en zij passen het geleerde in de praktijk toe. Bedrijfsbezoeken en netwerkbijeenkomsten zijn niet vrijblijvend. Er worden van tevoren te behalen doelen bepaald.Collega-studenten worden gestimuleerd de opleiding succesvol af te ronden en door te ontwikkelen door het voorbeeld van succesvolle leeftijdgenoten met eenzelfde achtergrond. Voor deelname aan het promotiewerk ontvangen de jongeren, op basis van criteria, een certificaat. Succesvol was ook de structurele professionele ondersteuning van het promotieteam.
51
Wat was niet succesvol? Bedrijven en organisaties zijn zeer enthousiast en willen bijdragen aan het project. Omdat financiële bijdragen voor hen vaak niet mogelijk zijn, bieden ze vaak trainingen aan. Dit aanbod is zeer welkom, maar kan vanwege een teveel aan scholing en training niet benut worden. Randvoorwaarden Het is belangrijk dat de jongere een vaste en geïnspireerde begeleider/ mentor heeft waarmee zonodig dagelijks contact plaatsvindt. Er moet een projectleider zijn voor de continuïteit, ondersteuning en kwaliteitsbewaking. Daarvoor moet capaciteit worden beschikbaar gesteld. Beschikbare middelen zijn uiteraard ook belangrijk. In dit project konden van de ontvangen stimuleringsprijs de projectactiviteiten gedurende twee jaar bekostigd worden. Verder was er subsidie beschikbaar gesteld door de Provincie Friesland, de gemeente Leeuwarden en door Fondsen. Regierol van de lokale overheid De gemeente Leeuwarden heeft subsidie voor het project bijgedragen. Omdat het een initiatief was van de 3 partners: Emancipatiebureau Equa , Arbeidsvoorziening Noord-Nederland en het Frieslandcollege, stond de gemeente wat betreft regie en betrokkenheid wat meer op afstand. Het was daarom belangrijk voortdurend hun aandacht te vestigen op het project.
52
H5
VerAnder(s)SAMEN
Contactpersoon Mevr. W. Scheltens Bestuursacademie Noord-Nederland Merwedestraat 98, 9725 KG Groningen Postbus 11006, 9700 CA Groningen Telefoon: 050-5252515 Fax: 050-5252412 E-mail: E-mail:
[email protected] Betrokken organisaties Bestuursacademie Nederland Diverse gemeenten en provincies Doelgroep In het land van afkomst hoger opgeleide allochtone vrouwen, uitkeringsgerechtigden en nietuitkeringsgerechtigden. Historie De Wet SAMEN verplicht werkgevers waar 35 personen werkzaam zijn tot een personeelsregistratie en jaarverslag aan de hand waarvan een evenredige arbeidsparticipatie van etnische minderheden kan worden beoordeeld.De regeling beoogt een multicultureel personeelsbeleid om het arbeidspotentieel onder minderheden beter te benutten. Bij de invoering van de Wet SAMEN is in 1998 in samenwerking met de Provincie Friesland en de toenmalige Arbeidsvoorziening een aanbod voor gemeenten ontwikkeld om te bevorderen dat lokale overheden meer allochtonen in dienst zouden nemen. De allochtonen die in hun moederland een universitaire opleiding hadden gevolgd, willen bijzonder graag hier aan het werk, maar kunnen zonder extra aandacht moeilijk aan de slag komen. Doel Doel van het aanbod is om de doelgroep aan een betaalde baan te helpen. Werkwijze De bestuursacademie benadert gemeenten en provincies met de vraag of zij aan de Wet SAMEN voldoen. Meestal hebben gemeenten en provincies te weinig allochtonen in hun personeelsbestand. Als ze daarin verandering willen aanbrengen en bereid zijn de opleidingskosten te betalen, een stageplek (onbetaald) te leveren en een daarop volgend arbeidscontract ( 6 tot 9 maanden), dan worden door de Bestuursacademie potentiële cursisten geworven. Als een “sollicitatiegesprek” leidt tot het matchen van de kandidaat met de werkgever, start de opleiding. De opleiding bestaat uit een stage die overgaat in een arbeidscontract. De opleiding omvat een totaalpakket met vakinhoudelijke kennis, Nederlandse taal, begeleiding op de werkplek (met ondersteuning van de begeleider ter plekke) en voor de persoonlijke ontwikkeling. Er wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan het gedrag op de werkplek, bij vergaderingen, werkoverleg . Hierin bestaan grote culturele verschillen. Bereik De werving gebeurt m.n. via het Centrum voor werk en Inkomen (CWI) en via de reïntegratiebedrijven. Werkzoekenden zijn immers geregistreerd bij het CWI. Zij die al een baan hebben en willen veranderen, c.q. verbeteren, zullen niet gauw ontslag nemen om 6-9 maanden onbetaalde stage te vervullen. De niet-uitkeringsgerechtigden (NUG-gers) worden op een andere manier benaderd, nl. via de allochtone netwerken, advertenties e.d. Nu de eerste opleidingen zijn afgerond, zullen de afgestudeerden als ambassadeur fungeren voor de werving. Er zijn inmiddels 100 afgestudeerden. Daarvan zijn er plusminus 70% nog aan het werk na afloop van het tijdelijk contract. Wat bleek succesvol? Het aanbieden van een samenhangend totaalpakket is een belangrijke succesfactor. Het voortdurend openstaan voor verbeteringen en aanpassingen leidt ertoe dat telkens beter wordt aangesloten bij de
53
betreffende behoeften. Het accent dat aanvankelijk lag op de vakinhoudelijke kennis is verschoven naar het beheersen van de Nederlandse taal en de begeleiding van de persoon op de werkplek. Daarbij is de kennis van en oprechte belangstelling voor de cultuur van die persoon essentieel. De bestuursacademie overweegt daarom het inzetten van allochtone leerkrachten. Wat was niet succesvol? In het begin werd gaandeweg de opleiding de stageplek verworven. Dat kon tijdens het opleidingstraject leiden tot een mismatch en stagnatie van de studie. Nu wordt vóóraf bij de onderhandeling met de potentiële werkgever al een “sollicitatiegesprek” ingepland, waardoor dit risico aanzienlijk wordt beperkt. Randvoorwaarden Oprechte interesse voor de culturele achtergrond van de student om maatwerk in de begeleiding te kunnen bieden. Het is van belang vroegtijdig een totaalplaatje te hebben van de financiën van het traject. Immers , de gemeenten en de provincies betalen het opleidingtraject van de kandidaat, maar ook reïntegratiebedrijven zijn plaatsingspartner en hebben een budget. Met de gemeente is daarom afgesproken dat afrekening in één keer plaatsvindt. Voor de kosten van het aansluitende arbeidscontract moeten door gemeenten en provincies bij de start van het project al gelden gereserveerd worden. Dit voorkomt, dat er gedurende de stage onderhandeld moet worden over een aansluitend arbeidscontract. Goede contacten met de reïntegratiebedrijven zijn noodzakelijk om geschikte kandidaten te werven. Gemeenten hebben nl. minder inzicht in de klantenbestanden sinds zij reïntegratietaken uitbesteden aan de markt. De economische recessie maakt al zichtbaar dat gemeenten en provincies, vanwege inkrimping van het zittend personeelsbestand, terughoudend zijn met het aanbieden van trajectplaatsen voor deze groep allochtonen. Regierol van de lokale overheid De gemeenten en provincies betalen in deze constructie niet voor een “traject”, maar voor de match met de juiste persoon en voor de opleiding, en krijgen hiervoor een nieuwe medewerker. In de toeleiding van kandidaten voor de gecombineerde opleiding/ stage speelt de gemeente nauwelijks een rol. De kandidaten worden via het CWI en/ of de reïntegratiebedrijven geworven dan wel via de allochtone netwerken e.d.
54
L-H1
Assistenten ouderbetrokkenheid / assistent ouderkamer
Contactpersoon Stichting de Meeuw, Welzijn Onderwijsvoorrangsbeleid Rotterdam Programmaleider: Elke Louwers Katendrechtse Lagedijk 186-1 Postbus 57689 3008 BR Rotterdam 010 – 4863022 www.de-meeuw.nl
[email protected] Betrokken organisaties Stichting de Meeuw Bij opzet Ministeries van WVC en OC&W Gemeente Rotterdam DSO/ROAP AWO-fonds WGI (Werkgevers Instituut) Basisscholen Peuterspeelzalen Welzijnsinstellingen ROC Albeda Doelgroep Ouders (met name moeders) van kinderen op peuterspeelzalen en basisscholen (met name onderbouw) in achterstandswijken. Historie Het project is gestart als een initiatief van de gemeente en de ministeries van WVC en OC&W, die een convenant afsloten met als doel achterstandsbestrijding in de voor- en vroegschoolse periode en ontsluiting van het basisonderwijs. Aanleiding waren het ontstaan van samenwerkingsverbanden tussen peuterspeelzalen en basisscholen t.a.v .achterstandsleerlingen, en vragen van basisscholen t.a.v. het bereiken van de ouders van leerlingen. Men wilde een meer aan het onderwijs en de school gerelateerd programma dan de bekende thuisgerichte programma´s zoals Opstap. Met gebruikmaking van de werkgelegenheidsmaatregel van de welzijnssector en later Melkert en I/D banen werd in snel tempo een aantal paraprofessionals aangesteld bij basisscholen, onder de naam assistent ouderbetrokkenheid. Thuisgerichte programma’s voor ouders van kinderen van diverse leeftijdsgroepen zijn ontwikkeld; ‘Bij de Hand’ voor ouders en kinderen in de voorschoolse leeftijd. ‘Rugzak 1’ en ‘Rugzak 2’ voor ouders en hun kind in groep 1 of 2. ‘Rugzak 3’ voor ouders en hun kind in groep 3 of het speciaal basisonderwijs. ‘Knapzak 4’ voor ouders en hun kinderen in groep 4 en de ‘Toekomst Van Uw Kind’ voor ouders met een kind in groep 7 en/of 8. Doel Vergroten van ouderbetrokkenheid van allochtone ouders tijdens de voor- en vroegschoolse educatie en de basisschool. Werkwijze Het programma loopt parallel op school in het Nederlands en thuis door de moeder in de eigen taal, Kenmerkend voor het programma is het uitnodigende karakter: wekelijks een bezoek aan de basisschool van je kind(eren) én elke avond een kwartiertje samen met je kind iets doen. Verder het groepsgewijs op school aanbieden van het programma: moeders kunnen zo hun sociale contacten uitbreiden en het programma is egoversterkend van opzet voor de deelnemende moeders. De assistenten verzorgen bijeenkomsten van ouders van jonge kinderen op de basisschool of peuterspeelzaal, geven tijdens een kennismakingsperiode individuele begeleiding aan huis, en later groepsbegeleiding op de eigen werkplek. Daarnaast worden op scholen zgn. ouderkamers opgezet door assistenten ouderkamer. Dit is een laagdrempelige voorziening voor opvoedingsondersteuning en ontwikkelingsstimulering van kinderen op de peuterspeelzaal en de basisschool. Daarnaast heeft de ouderkamer ook nog een aantal sociale
55
(ontmoetings) en educatieve functies (taalcursus) voor de ouders zelf. De assistenten zijn verantwoordelijk voor het beheer, de coördinatie van de ouderkamer en de uitvoering van de algemene activiteiten. Deze activiteiten zijn niet gebonden aan een specifiek thuisgericht programma of een specifieke doelgroep. De diverse assistenten volgen allen een functiegerichte training bij ROC Albeda. Deze basis training kan indien nodig of gewenst vervolgd worden met diverse cursussen en opleidingen variërend van Nederlands tot opleidingen op Hbo-niveau op het terrein van Welzijn en Onderwijs. Bereik Volgens de laatste telling functioneren in Rotterdam nu 265 assistenten, waarvan 262 vrouwen. Samen vertegenwoordigen zij meer dan 10 nationaliteiten. Circa 67% is van Turkse of Marokkaanse afkomst. Vooral moeders van dezelfde afkomst als de assistenten worden bereikt; ook zeer geïsoleerd levende vrouwen. Wat bleek succesvol? Door vanuit de fysieke locatie van de school te werken kon het bereik enorm vergroot worden. Met name moeders die nog niet eerder bereikt werden kunnen nu direct aangesproken worden. De assistenten fungeren als een schakel tussen school en thuis. Door de directe betrokkenheid van de scholen ontstaat een heel circuit van activiteiten rondom de ouders. Dit wordt door de scholen zelf gedragen en vormgegeven. De brede stedelijke opzet bleek erg succesvol. De betrokkenheid van stedelijke partners leidde tot een meerwaarde op het terrein van ondersteuning, scholing, onderlinge uitwisseling en verdieping van het werk van de assistenten. Wat was niet succesvol? Er is geen structurele en financiële verankering in de school. Dit maakt het project financieel kwetsbaar. Bijvoorbeeld het wegvallen van de I/D-regeling vormt een fikse bedreiging. Daarnaast is de positie van de assistent in de schoolstructuur niet altijd even stevig, waardoor kansen gemist worden, bijvoorbeeld waar het gaat om ouderbetrokkenheid van bovenbouwleerlingen. Anderzijds leidt de positie van de assistent buiten de school om ook tot een inbedding van de activiteiten in een wijkgericht en stedelijk netwerk. Randvoorwaarden Samenwerkingsverband stedelijk werkgeversinstituut, opleidingsinstituut en inhoudelijk ondersteunende instelling. Gedegen scholing van de assistenten. Goede begeleiding aan de assistenten, gericht op de inhoud van de modules en op hun professionele houding. Goede afspraken m.b.t. taakverdeling in de begeleiding van de assistenten Continuïteit in financiering gewaarborgd. Regierol van de lokale overheid Vanuit de locale overheid is met name de Dienst SOZAWE betrokken bij het project, als financier van de I/D banen en van de overhead bedragen. SOZAWE heeft tevens zitting in een begeleidingscommissie die 4 x per jaar bijeenkomt, waar de voortgang van het gehele project inhoudelijk besproken wordt. De assistenten zijn in dienst van het stedelijk werkgevers instituut (WGI), dat financieel verantwoording aflegt aan de Dienst SOZAWE. Daarnaast wordt de ondersteuning van de AOB-ers door de Meeuw bekostigd vanuit VVE gelden van de Dienst Stedelijk Onderwijs. Behoudens een jaarlijkse inhoudelijke en financiële verantwoording vindt er verder geen overleg plaats over dit project. De Meeuw wil graag verder werken aan vormen van monitoring en registratie van de activiteiten, en heeft daarvoor DSO als partner benaderd. Het overleg hierover heeft nog niet plaats gehad. Publicaties Informatiebrochure assistenten ouderbetrokkenheid Stichting de Meeuw, 2002 Kopstukken, AWO assistenten ouderbetrokkenheid in beeld. Stichting de Meeuw 1997 Ik en mijn moeder gaan samen naar school, ouderbetrokkenheid in de voor- en vroegschoolse periode. Stichting De Meeuw, mei 2000 Weten,willen,kunnen, hoe je Marokkaanse ouders en hun jonge kinderen kunt bereiken, Stichting De Meeuw, mei 2000
56
Voorlichtingsvideo Leuk voor nu, goed voor later, in zes talen, 20 minuten, door Stichting de Meeuw, 2000 Vele handen maken licht werk, verslag van de gelijknamige werkconferentie op 29 oktober 2002, Stichting de Meeuw en Forum
57
L-H2
Migrantenvoorlichting GGD Rotterdam
Contactpersoon Dhr. Brito GGD Rotterdam 010-4339219
[email protected] Gemeente Rotterdam Betrokken organisaties Verzekeraars GGD AMC Erasmus Doelgroep Turkse, Marokkaanse, Kaapverdiaanse, Chinese en Arubaans/ Antilliaanse migranten. Historie Het project maakt deel uit van een landelijk gecoördineerd project ‘Migrantenvoorlichting’. In Rotterdam bestaat het project al ruim 10 jaar. In Rotterdam is er een voorlichtingsteam voor mannen en een team voor vrouwen. Doel Doel van het project is in brede zin het verbeteren van de gezondheidssituatie van allochtonen en in het bijzonder het reduceren van infectieziekten bij allochtonen in relatie tot autochtonen. Werkwijze De GGD werkt met de ‘voor-en-door’-methode. Turkse, Marokkaanse, Kaapverdiaanse, Chinese en Arubaans/ Antilliaanse voorlichtsters lichten vrouwen uit hun eigen cultuur in de eigen taal voor over gezondheid en opvoeding. De GGD organiseert bovendien informatiebijeenkomsten voor allochtone ouderen in moskeeën en ontmoetingscentra. De voorlichtsters worden via het landelijk gecoördineerd project (Zie ook het project:”Voorlichter eigen taal en cultuur/ allochtone zorgconsulent”) opgeleid en van voorlichtingsmateriaal voorzien. De voorlichtsters kunnen in dienst zijn van een GGD of een gezondheidscentrum zijn, maar werken ook vaak free-lance. Zij hebben een informerende, signalerende en doorverwijzende rol. De coödinatie blijft bij het lokale steunpunt. Dat kan de GGD zijn, maar ook een gezondheidscentrum. De functionele aansturing gebeurt echter door de GGD. Bereik Om de doelgroep te bereiken worden de voorlichtsters die vaak sleutelfiguren zijn uit de allochtone gemeenschappen zelf, ingezet .Voorlichtsters worden ingehuurd voor bijeenkomsten, c.q. de informatievoorziening voor bijeenkomsten. Denk daarbij aan festivals, theatervoorstellingen en culturele manifestaties buurtbijeenkomsten e.d. Voorlichtsters bezoeken ook sportwedstrijden, taalcursussen e.d. Behalve het verspreiden van folders en informatiemateriaal voeren de voorlichtsters individuele gesprekken en geven groepsvoorlichting waarbij de (landelijk) ontwikkelde methodieken en spelvormen worden gebruikt. Na een eerste contact met de GGD, vormen vrouwen vaak een netwerk. Op grond van ervaringen blijkt dat vrouwen meer dan mannen bereid zijn tot groepsvorming en gemakkelijker open staan voor informatie. Wat bleek succesvol? Het aangesproken worden door ‘eigen’ mensen maakt dat de doelgroep beter bereikt wordt. Het kiezen van aansprekende thema’s is een succesfactor. Dat zijn thema’s als gezondheid in zijn algemeenheid, vakantie in het moederland, diabetes, meer bewegen voor ouderen. Het inzetten van voorlichtsters uit de eigen taal en cultuur maakt het mogelijk om zonodig
58
sleutelfiguren van een gemeenschap te omzeilen en rechtstreekse toegang te krijgen tot de gemeenschap. Dat kan een andere impact hebben dan dat met lokale intermediairs wordt gewerkt. Wat was niet succesvol? Hoewel de nieuwsgierigheid naar informatie over aids en seksueel overdraagbare aandoeningen groot is, is een groepsbijeenkomst over deze thema’s een fiasco. Er bestaat angst om binnen de gemeenschap in een verkeerd daglicht te komen staan. Een dergelijk onderwerp wordt daarom nu ingebed in een maatschappelijk beter geaccepteerd thema. Randvoorwaarden De voorlichtsters zijn niet allemaal even breed geschoold. Het thema waarop de doelgroep wordt aangesproken is daarmee afhankelijk van de kennis en kunde van de betreffende voorlichtster. Er moet voldoende materiaal / methodiek beschikbaar zijn. Een goede aansturing en coördinatie is randvoorwaarde, ook omdat initiatieven op verschillende wijze tot stand komen. Een goede beloning voor de voorlichtsters is belangrijk. De voorlichtsters staan niet altijd op de loonlijst (organisaties zijn niet verplicht een voorlichtster in dienst te hebben) en worden soms ook door aanvragers (festivals e.d.) voor diensten betaald. Regierol van de lokale overheid De GGD rapporteert elk kwartaal over de activiteiten, het aantal bereikte mensen e.d. De GGD heeft primair een signaleringsfunctie naar de gemeente.
59
L-H3
Moedercentra
Contactpersoon Gina Giavarra Secretariaat Landelijk Netwerk Moedercentra Prinsegracht 51 2512 EX Den Haag 0703804431
[email protected] Betrokken organisaties 28 centra in 19 gemeenten, 20 initiatiefgroepen Landelijk: Landelijk Centrum Opbouwwerk Lokaal: Gemeentelijke diensten Onderwijsinstellingen Welzijnswerkinstellingen Bewonersorganisaties Migranten-zelforganisaties Woningcorporaties Sociale diensten Arbeidsbureaus GGD’ en Lokale bedrijven Doelgroep Vrouwen en kinderen uit de buurt waarin het Moedercentrum actief is. Dit betreft nadrukkelijk een multiculturele groep. Historie Het landelijk Centrum Opbouwwerk heeft het Moedercentrum concept ontwikkeld naar voorbeeld van het Duitse Mutterzentern model. Het LCO heeft dit gedaan in nauwe samenspraak met locale initiatieven. Na verloop van tijd is het landelijk netwerk moedercentra ontstaan, dat de verschillende locale centra ondersteunt. Opzetten van een moedercentrum gebeurt vaak met ondersteuning van lokaal opbouwwerk. Doel De plaatselijke centra zijn gebaseerd op vier uitgangspunten: Zelforganisatie en zelfbeheer: de deelneemsters zijn verantwoordelijk voor programma, sfeer en organisatie. Zij hebben een eigen ruimte verworven en beheren deze gezamenlijk. Open aanbod: de activiteiten en diensten in het Moedercentrum ontstaan vanuit de initiatieven van de vrouwen zelf. Ze zijn toegesneden op hun belangen en behoeften. Ieder levert prestatie op basis van deskundigheden, talent en interesse. Werk wordt betaald: iedere vrouw die in het centrum vaste taken op zich neemt wordt gezien als medewerkster en krijgt in ruil hiervoor gratis gebruik van faciliteiten en deelname aan activiteiten. Voor sommigen betekent dit een betaalde baan binnen het centrum. Kinderen horen erbij: In de organisatie van alle activiteiten binnen het centrum speelt ruimte, zorg en aandacht voor de kinderen van de deelnemende vrouwen en de medewerksters een belangrijke rol. Werkwijze In een moedercentrum kunnen vrouwen samen met hun kinderen aan allerlei activiteiten deelnemen. Eigen ideeën voor activiteiten kunnen uitgewerkt worden. Deelname aan de activiteiten en het mede verantwoordelijk zijn voor het centrum levert de deelneemsters sociale contacten, zelfvertrouwen en verschillende vaardigheden op. Zo hebben gezamenlijke initiatieven geleid tot bronnen van inkomsten voor de vrouwen zelf en het centrum. Voorbeelden: een werkgroep catering verzorgt, naast de taken in het centrum, ook maaltijden of recepties voor derden, volgt een passende opleiding en maakt de stap naar betaald werk en/of het opzetten van een eigen bedrijf.
60
Bereik De aanwas van nieuwe bezoeksters komt op een aantal elkaar aanvullende manieren tot stand. De meest succesvolle methode is mond-op-mond-reclame. De meeste vrouwen zijn de eerste keer binnengekomen omdat ze gevraagd werden door een andere vrouw. Daarnaast hebben veel centra een tweedehandswinkel, die voor aanloop en inloop zorgt. Centra hebben ook wel een PRmedewerkster die regelmatig allerlei instanties bezoekt om posters en flyers te verspreiden of directe contacten met vrouwen uit de buurt te leggen. Doorverwijzing door bijvoorbeeld Arbeidsvoorziening, GSD, zorg- en welzijnsinstellingen komt eveneens regelmatig voor. Het organiseren van activiteiten in een centrum in samenwerking met andere organisaties, zoals ROC’s met taalcursussen, of Opstapprojecten, levert ook nieuwe instroom op. Wat bleek succesvol? De combinatie van diverse soorten activiteiten (op het gebied van wijkwelzijnswerk, arbeidsmarkttoeleiding, sociale activering, GVO, opvoedingsondersteuning, kinderopvang etcetera) in één centrum is zonder meer een succesformule. Het centrum is laagdrempelig, er hoeft niets, en biedt tegelijkertijd een veelheid aan ingangen. De zelfbeheerfilosofie, waarbij de deelnemende vrouwen steeds opnieuw op hun zelfvertrouwen en zelfredzaamheid aangesproken worden voegt daaraan een sterke activerende impuls toe. Wat was niet succesvol? Het concept brengt interne dilemma’s met zich mee, wanneer de verschillende pijlers op gespannen voet met elkaar staan, of wanneer toegankelijkheid voor de ene groep drempels in de toegankelijkheid voor een andere groep oplevert. Verder zijn er externe problemen, met name rond de erkenning voor en de financiering van de centra. Dit hangt samen met bestaande, vaak verkokerde financieringsstructuren. De combinatie van activiteiten in de Moedercentra doorsnijden die. Daarnaast is er vaak sprake van het onderbrengen van een centrum binnen een grotere welzijnsorganisatie, hetgeen op gespannen voet staat met de zelfbeheerfilosofie. Het bestaansrecht van de centra als specifieke voorziening staat lokaal geregeld ter discussie. Randvoorwaarden Een actieve initiatiefgroep, die in staat is het traject voor de oprichting van het centrum te trekken. Een beschikbare locatie, die in eigen beheer kan worden gebruikt. Financiering. Regierol van de lokale overheid Direct en indirect financier Publicaties Brochure INFO Moedercentra Nederland. Landelijk Netwerk Moedercentra, Den Haag. Tipschrift Moedercentra. Landelijk Netwerk Moedercentra, Den Haag, november 2002. Mr. Dr. Joyce Hes. Domineren of faciliteren. Moedercentra en de noodzaak van een andere politiek/bestuurlijke benadering; een beschouwing. Landelijk Netwerk Moedercentra, Den Haag, november 2002 Coby van Geffen: Moedercentra en hun gevecht tegen de hokjesgeest. Studiedag Tien jaar Moedercentra. In: MO Samenlevingsopbouw 21e jrg. Nr. 191-192 nov/dec 2002. Vrouw Kind Centrum “De Spiegeling” (Moedercentrum Leiden). In: Peter W. Voogt en Harry Broekman De grote kleine-kansen Atlas, Landelijk Centrum Opbouwwerk, Den Haag 2003 Nieuwsbrief Moedercentra Nederland, Landelijk Centrum Opbouwwerk, Den Haag.
61
L-H4
Moeders informeren Moeders
Contactpersoon Bert Prinsen NIZW
[email protected] Betrokken organisaties Amsterdam Thuiszorg, Intra Support, Stad en GG&GD Amsterdam (tot medio 2002) Thuiszorg Breda Stichting Opmaat, Dordrecht Regionale Thuiszorg Oude en Nieuwe Land, Emmeloord en Steenwijk Thuiszorg Den Haag Zorg en Welzijn Groep Hellevoetsluis Carint, Humanitas en Scala Hengelo Thuiszorg Den Bosch e.o. Kruiswerk West Veluwe, Nijkerk Stichting Thuiszorg Brabant Noord-Oost, Oss en Uden Evean Jeugdgezondheidszorg Purmerend Stichting Thuiszorg Zuid-West Friesland, Sneek Zorg en Welzijn Groep Spijkenisse Stichting Thuiszorg Nieuwe Waterweg Noord, Vlaardingen Genoemde organisaties werken samen in het samenwerkingsverband MiM, ondersteund door het NIZW Doelgroep Moeders met een eerste kind, met name die moeders die in een achterstandssituatie verkeren en/of over een slecht ontwikkeld sociaal netwerk beschikken. Een aanzienlijk deel van deze doelgroep bestaat uit allochtone vrouwen. Historie MiM is ontwikkeld in Breda door de toenmalige plaatselijke Kruisvereniging in het begin van de jaren 90, als Nederlandse aanpassing van een Iers ondersteuningsprogramma voor jonge moeders. In Breda werd in 1992 gestart met de uitvoering, in de daaropvolgende jaren startten elders in Nederland MiM projecten. Intussen wordt MiM op 17 locaties uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van 13 instellingen voor Ouder- en Kindzorg. Doel Het zelfvertrouwen, de zelfredzaamheid en het zelfzorgvermogen van moeders van eerste kinderen vergroten. Moeders toerusten voor dagelijkse vragen over de verzorging en opvoeding door kennis, inzicht en vaardigheden te vergroten, en te leren vertrouwen op eigen intuïtie en signalering. Verminderen van afhankelijkheid van ‘deskundigen’. Sociale netwerken versterken. Werkwijze In het MiM programma worden de jonge moeders (programmamoeders) thuis bezocht door zogenaamde ‘bezoekmoeders’, vrijwilliger en zelf moeder. Het idee hierachter is een laagdrempelig en gelijkwaardig sociaal contact tot stand te brengen, waarin de programmamoeders gestimuleerd worden zelf grip te krijgen op hun eigen leven en dus ook op hun eigen problemen. De bezoekmoeders worden ondersteund door betaalde krachten, de MiM-coördinatoren. Een programmamoeder wordt maximaal 18 maal bezocht gedurende anderhalf jaar. In de bezoeken wordt met elkaar gesproken over opvoeding en verzorging van de baby, aan de hand van een aantal thema’s die ook op het consultatiebureau besproken worden. Zij maken daarbij gebruik van hulpmiddelen om structuur en inhoud aan het gesprek te geven, in de vorm van beeldverhalen en praatpapieren. In de gesprekken gaat het niet om het geven van min of meer dwingende adviezen, maar veel meer om luisteren, en om het stimuleren van de programmamoeder met meer zelfvertrouwen op haar eigen intuïtie af te gaan en eigen oplossingen te zoeken voor voorkomende problemen. Door de MiM –coördinator wordt gezocht naar een goede match tussen bezoekmoeder en programmamoeder, onder andere op basis van sociale nabijheid. Het is dus zaak een bestand van bezoekmoeders op te bouwen dat voldoende divers samengesteld is, o.a. voor wat betreft etniciteit.
62
Bereik De MiM-programma’s zijn ondergebracht bij instellingen waar Ouder- en Kindzorg in consultatiebureaus wordt uitgevoerd. De consultatiebureaus bereiken zo’n 95% van de nieuwe ouders, en vormen daarmee een prima partner om programmamoeders te benaderen. Het bereik van de programmamoeders blijkt sterk afhankelijk te zijn van het aantal formatie-uren dat de instelling aan MiM besteedt. De ervaren uitvoerders bereiken circa 25% van de moeders van eerstgeborenen. In 2002 waren 17% van de bezoekmoeders van allochtone afkomst, en 40% van de programmamoeders. Tevens stromen de bezoekmoeders op een aantal plaatsen via een I/D-regeling door naar betaald werk. Wat bleek succesvol? Belangrijk in het succes van MiM is de manier van contact maken die het programma met zich mee brengt: gebaseerd op sociale nabijheid, gelijkwaardigheid en wederkerigheid. De keuze van de thuissituatie als plaats waar het contact plaats vindt ondersteunt dit. De inbedding in consultatiebureaus maakt het bereik heel groot, ook onder de anders moeilijk bereikbare doelgroepen. Wat was niet succesvol? Een terugkerend knelpunt is het draagvlak voor MiM binnen de eigen instelling. De relatie met de Ouder- en Kindzorg is niet vanzelfsprekend en kost de coördinatoren veel energie. Tegelijkertijd levert juist deze relatie de aanmelding van programmamoeders op. Daarnaast en daarmee samenhangend is de MiM-coördinator vaak een eenmanspost, en levert dit kwetsbaarheid voor de voortgang van het programma op. Tenslotte is er de voortdurende aandacht die de werving van zowel programma- als bezoekmoeders vraagt. Het programma staat of valt bij de succesvolle match tussen programma- en bezoekmoeder. Als er onvoldoende variëteit in de bezoekmoeders bestaat, levert dat meteen beperkingen op voor kwantiteit en kwaliteit van het bereik van programmamoeders. Randvoorwaarden Voldoende betrokkenheid bij de instelling voor Ouder- en Kindzorg. Financiering, hetzij uit het reguliere Ouder- en Kindzorg budget, hetzij met aanvullende subsidies zoals van de gemeente, GOA gelden of VVE gelden. Regierol van de lokale overheid In verscheidene gevallen via directe of indirecte subsidiëring. Publicaties Programmapakket MiM, bij NIZW terbeschikking van thuiszorgorganisaties die met MiM willen starten Moeders informeren Moeders Registraties 1999-2000, 2000-2001 en 2001-2002, Samenwerkingsverband MiM, NIZW Utrecht. Anke van Dijk, Linda Terpstra en Mieke Vergeer: Voor en door moeders: ouders als ervaringsdeskundigen voor opvoedingsondersteuning. In: Kees Penninx en Bert Prinsen (red.) De voor –en-door methode. Burgers als helpers en voorlichters. Utrecht: NIZW 2000 Marian H. Hanrahan-Cahuzak Mum to Mum. An evaluation of a community-based health promotion porgramme for first-time mothers in The Netherlands. Proefschrift Universiteit Wageningen 2002
63
L-H5
TeleTrust: Allochtone Vrouwentelefoon
Contactpersoon M. Vreeburg
[email protected] Gemeente Den Haag Betrokken organisaties TeleTrust (telefonische hulpdiensten en telefoontrainingen) AMW buurthuizen RIO etc. Doelgroep Alle allochtone vrouwen en betrokken organisaties. Beste bereik; Surinaamse, Antilliaanse, Marokkaanse en Turkse Vrouwen. In 2001 had de Vrouwentelefoon 547 oproepen, die leidden tot 244 gesprekken, waarvan ongeveer de helft van Marokkaanse of Turkse afkomst. Historie De telefonische hulpdienst is in 1994 gestart, m.n. gericht op Turkse vrouwen. De doelgroep is inmiddels uitgebreid , mede doordat er deskundige hulpverleners kwamen die de Surinaamse, Antilliaanse, Marokkaanse en Turkse taal beheersen en cultuur kennen. Er wordt veel aandacht aan scholing voor de vrijwilligers besteed. Doel Informatie verstrekken aan allochtone vrouwen en betrokken organisaties over onderwerpen en instellingen t.b.v. het doorbreken van sociaal isolement, waarin m.n. veel vrouwen leven die vanwege hun sociaal culturele positie niet naar buiten kunnen treden. De onderwerpen kunnen kleine en grote zorgen betreffen zoals: opvoeding van de kinderen, financiële aspecten, verblijfsvergunning, relatieproblemen. Werkwijze Vijf dagen per week zitten aan de telefoon Turkse en Marokkaanse vrouwen, die de taal en de cultuur kennen. Zij kunnen zich door hun eigen ervaringen en achtergrond inleven in de vragen en situaties van de klant. Op bepaalde dagdelen zijn ook medewerksters aanwezig die andere talen spreken zoals Farsi, Papiamento en Somalisch. Bellers hoeven hun naam niet te noemen en kunnen rekenen op geheimhouding. Voor verdergaande hulpverlening vindt doorverwijzing plaats naar hulpverleningsinstanties. Bereik De doelgroep wordt bekend met de telefoondienst via: folders die worden verspreid op festivals, buurthuizen, welzijnsorganisaties en belangenverenigingen, huisartspraktijken en via gidsen. De folders worden in het Nederlands, Turks en Arabisch opgesteld. Adverteren blijkt niet voldoende te zijn. Belangrijk is dat de Vrouwentelefoon ‘een gezicht heeft’. Daarom bestaat het voornemen om op festivals e.d. lijfelijk aanwezig te zijn. Ook door groepsvoorlichting te geven in buurthuizen, Regionale Opleidingscentra (ROC) en moedercentra kan het bereik groter worden. Wat bleek succesvol? De dienstverlening door vrouwen die niet alleen de taal kennen, maar ook de cultuur met al zijn belevingsaspecten. De vrijwilligers worden intensief opgeleid en getraind. De hulpverleensters zijn de Nederlandse taal goed machtig en zijn geïntegreerd in de Nederlandse samenleving. Daardoor zijn zij in staat goed signalen uit gesprekken op te pikken die betrekking hebben op mogelijkheden voor ontwikkeling door scholing, training e.d. Een bijkomend succesvol resultaat is dat de allochtone vrijwilligers die de telefoon bemensen een zodanige ontwikkeling doormaken dat ze gemakkelijk doorstromen naar betaalde arbeid.
64
Het project was de eerste allochtone telefonische hulplijn en had een voorbeeldwerking voor andere initiatieven in het land (Rijnmond en Oost-Nederland). Wat was niet succesvol? Het aantal bellers neemt weliswaar toe, maar niet opzienbarend. Er zouden aanvullende (wervings)activiteiten moeten worden verricht. Het is moeilijk om aan vrijwilligers te komen. Er zijn evenveel vrouwen opgeleid als vertrokken. Allochtone Nederlanders vinden dat telefonische dienstverlening een betaalde baan moet zijn. Vrijwilligers worden gezocht bij o.a. de vrijwilligerscentrale, zelforganisaties. Momenteel worden ook Nederlandse vrijwilligers aangetrokken. Cultuuraspecten kunnen weliswaar worden bijgebracht, maar het gebrek aan ervaring met die cultuur is een beperking. Door capaciteitsproblemen en door beperkte openstelling is het aantal niet beantwoorde oproepen hoog (2001). Randvoorwaarden Publiciteit en sponsoring. Voldoende vrijwilligers. Regierol van de lokale overheid De Vrouwentelefoon wordt 100% gesubsidieerd door de gemeente Den Haag; de gemeente is opdrachtgever. M.b.t. het neveneffect van de doorstroom van de vrijwilligers naar betaalde arbeid, zijn met de gemeente Den Haag geen doelstellingen benoemd/ resultaatafspraken gemaakt. De gemeente Den Haag vraagt aan Fona informatie op basis van concrete projecten zoals onlangs m.b.t. suïcidaal gedrag bij Hindoestaanse meisjes. Den Haag verstrekt subsidie op basis van resultaten van de hulplijn in de zin van aantallen telefoontjes, bereik, aantallen verwijzingen etc. Volgens Fona zou m.b.t. de inhoudelijke informatie in de beleidscyclus nog veel beter gebruik kunnen worden gemaakt. Geconstateerd wordt dat er een tendens is naar algemeen beleid waarin geen nieuw specifiek beleid/voorzieningen past. Uit de evaluatie blijkt dat m.b.t. het bereiken van de doelgroep juist wel een specifiek doelgroepenbeleid aanslaat. Duidelijke beleidskaders, waaruit een te voeren koers helder wordt, ontbreken. Publicaties Folders, jaarbericht TeleTrust.
65
L-H6
Voorlichter eigen taal en cultuur (VETC) / Allochtone zorgconsulent
Contactpersoon NIGZ Coördinator VETC: Maria Drewes De Bleek 13 Postbus 500 3440 AM Woerden 0348-437600 www.nigz.nl/vetc (voor o.a. adreslijst van Steunpunten VETC)
[email protected] Betrokken organisaties Landelijk NIGZ Forum Lokaal GGD’s Gezondheidscentra Welzijnsorganisaties Wijkcentra Consultatiebureaus Zelforganisaties van allochtonen, waaronder moskeeverenigingen Scholen Huisartsen (organisaties) Thuiszorgorganisaties Ziekenhuizen GGZ Gemeentelijke Oudkomers- en nieuwkomersprogramma’s ROC’s Doelgroep VETC: allochtonen, met name vrouwen, die behoefte hebben aan extra informatie over gezondheid en de Nederlandse gezondheidszorg. Zorgconsulenten: allochtone patiënten van 1e en 2e lijns gezondheidszorginstellingen. Historie Sinds eind jaren 80 worden op diverse plaatsen vrouwen uit allochtone doelgroepen specifiek opgeleid om gezondheidsvoorlichting te geven aan vrouwen uit de doelgroep in de eigen taal. De diverse lokale initiatieven zijn uitgegroeid en samengevoegd tot een netwerk van allochtone vrouwen en mannen die voorlichting geven over gezondheids- en opvoedingsthema’s. Later werd ook een functie in individuele voorlichting gecreëerd. Deze zorgconsulenten worden geplaatst bij gezondheidscentra, huisartsen, thuiszorg of ziekenhuizen. Deze laatste functie is nog volop in ontwikkeling. Doel Gezondheids- en opvoedingsvoorlichting geven aan allochtonen die weinig of geen gebruik maken van Nederlandse voorlichtingskanalen, om zo kennis over te dragen en de houding t.o.v. gezondheid en opvoeding te beïnvloeden. Bijkomende doelen zijn het bevorderen van zelfredzaamheid, mondigheid, ‘lotgenotencontact’ en het doorbreken van sociaal isolement. De belangrijkste doelstelling van de zorgconsulent is de communicatie tussen patiënt en hulpverlener te vergemakkelijken. Werwijze Voorlichting in Eigen Taal en Cultuur (VETC) Allochtone voorlichters geven groepsvoorlichting vanuit 19 lokale en regionale steunpunten, ondergebracht bij met name GGD’s. Het takenpakket betreft met name mondelinge groepsvoorlichting in de eigen taal. (VETC). Diverse lokale instellingen (wijkcentra, consultatiebureaus, zelforganisaties voor allochtonen, scholen) kunnen een aanvraag doen voor een groepsvoorlichting bij het lokale steunpunt, die vervolgens de inzet van
66
de VETC-er regelt. De aanvragende instellingen verzorgen ook de werving van de deelnemers. De regionale/lokale steunpunten ondersteunen daarnaast tevens de voorlichters en bewaken de kwaliteit van de voorlichting. Zij vertalen actuele ontwikkelingen in nieuwe voorlichtingsprogramma’s en bijscholing van voorlichters. De lokale en regionale steunpunten werken samen in het Landelijk Steunpunt VETC van het NIGZ. Allochtone zorgconsulenten Deze consulenten vervullen een intermediaire rol in diverse 1e en 2e lijnsinstellingen tussen allochtone patiënt en Nederlandse hulpverlener. Zij houden zich bezig met individuele gesprekken, groepsvoorlichting en driegesprekken waarin zowel hulpverlener als patiënt aan tafel aanschuiven. De gesprekken vinden overwegend plaats in de eigen taal. Intussen wordt voor beide werksoorten hard gewerkt aan structurele inbedding in gezondheidszorginstellingen, en aan een erkend en gestandaardiseerd opleidings- en bijscholingsprogramma. Bereik VETC 220 voorlichters (juli 2001), waarvan 83% vrouw, uit minimaal 7 verschillende etniciteiten. Deelnemers aan voorlichtingsbijeenkomsten, merendeels vrouwen uit een groot aantal etnische groepen. Kwantitatieve gegevens onbekend. Allochtone zorgconsulenten 44 consulenten in de 1e lijn, 13 in de 2e lijn(juli 2001). Patiënten en cliënten van 1e en 2e lijns instellingen in de gezondheidszorg, met name uit de etniciteit van de voorlichters en consulenten, met name vrouwen. Kwantitatieve gegevens onbekend. Wat bleek succesvol? Het aansluiten bij de deelnemers aan de voorlichting voor wat betreft taal en cultuur. De intermediaire rol, waarbij effecten merkbaar zijn als verbetering van de communicatie tussen allochtone patiënt en autochtone hulpverlener, verlaging van de drempel van Nederlandse zorginstellingen voor allochtone patiënten, een verhoging van de kwaliteit van zorg voor allochtone patiënten en een verlaging van de subjectieve werkdruk bij zorgverleners. Wat was niet succesvol? Het toenemend aantal etnisch-culturele groepen in relatie tot de specifieke inzet van de zorgconsulent voor de eigen etnisch-culturele groep. Het tekort aan mannelijke allochtone consulenten, terwijl hieraan wel een duidelijke behoefte bestaat; De aanvankelijke onduidelijkheid over het gewenste opleidingsniveau. Het spanningsveld dat kan optreden doordat zorgverlener of patiënt de zorgconsulent aanspreekt in de rol van belangenbehartiger, en niet in de rol van intermediair. Randvoorwaarden Structurele inbedding in gezondheidszorginstellingen. Voldoende aandacht voor draagvlakontwikkeling onder zorgverleners en patiënten bij de start van de voorlichter/consulent. Motivatie en bereidheid van zorgverleners om te investeren in een goede samenwerkingsrelatie met de consulent. Begeleiding, zowel bij startende als langer lopende projecten, gekoppeld aan een gestructureerd inwerkprogramma. Werklocatie en accommodatie. Regierol van de lokale overheid Gemeenten stimuleren / faciliteren door middel van subsidiering van de GGD-en. Er bestaat aanzienlijke variatie in deze subsidiering, vooral in de vraag of de uitvoering van het werk via de basissubsidie aan een GGD vergoed wordt, of in projectvorm geschiedt. Dit is vaak ook afhankelijk van het aandeel van allochtonen in de bevolking. Voor wat betreft de zorgconsulenten komt de financiering vaak gedeeltelijk bij zorgverzekeraars vandaan. Ook hierin kunnen gemeentelijke overheden een rol spelen, bijvoorbeeld door bij zorgverzekeraars aan te dringen op financiering van de zorgconsulenten. Publicaties NIGZ: Tien jaar Voorlichting in de Eigen Taal en Cultuur over gezondheid en opvoeding. NIGZ Woerden 1998.
67
Nieuwsbrief Een vaste plek voor Vetc: Stand van zaken in de praktijk en Aanknopingspunten in beleid, NIGZ november 2000 en januari 2001/ Brochure Voorlichting over gezondheid en opvoeding in de eigen taal en cultuur door NIGZ, maart 2001 De allochtone zorgconsulent, handboek voor invoering en professionalisering van de functie door Forum / NIGZ, januari 2003 Verslag ontmoetingsdag Vetc 1 april 2003, NIGZ en Forum, juni 2003. Arjaan Hijmans van den Bergh (Red) De intermediair als bruggenbouwer. Forum, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling, Utrecht. 2000 Suzanne Tan: Werken met paraprofessionals Adviezen voor beleid en praktijk. Verweij Jonker Instituut januari 2000
68
I1
Culturele diversiteit Groningen
Contactpersoon Jan Pier Brands
[email protected] Betrokken organisaties Gemeente Groningen Cross-Culture Wijk- en belangenorganisaties Theaters Theateropleiding Bands Kunstscholen e.d. Doelgroep Jong allochtoon potentieel cultureel talent. Historie In de cultuurnota 2000-2003 werd geconstateerd dat de multiculturele rijkdom en talenten uit de jongerencultuur onvoldoende zichtbaar zijn in de samenleving. Aan jong en allochtoon talent zou meer kansen moeten worden geboden om zich te ontwikkelen. Bij aanvang werd individueel een traject uitgestippeld dat het meeste uitdaging en perspectief bood. Inmiddels is de begeleiding meer gericht op het faciliteren en bemiddelen. Jongeren blijken zelf goed gebruik te kunnen maken van aangeboden mogelijkheden. Waar nodig kan een mentorschap worden geregeld. Het bereik van de doelgroep is door deze werkwijze groter. Doel Meer mogelijkheden bieden voor ontplooiing van jong allochtoon talent. De ontwikkeling van nieuwe, ook etnische, kunstvormen bevorderen. Werkwijze De aanpak kent 4 fasen: In de eerste twee fasen maakt de doelgroep kennis met diverse vormen van kunst en cultuur. Omgekeerd wordt zichtbaar met welke kunstvormen men in de praktijk al bezig is. Zij die actief bezig zijn met kunst en cultuur hebben mogelijk potentieel talent. Dat is niet altijd zichtbaar of herkenbaar. Als het herkend wordt, is niet altijd een vervolgtraject duidelijk. Daarom zijn door de gemeente Groningen 3 scouts ingezet die dit talent actief opsporen en bemiddelen gericht op verdere ontwikkeling. Na de ontwikkelingsfase kan het nieuwe talent doorstromen naar professionele instellingen in de bestaande structuur, zoals Vooropleiding Theater, popbands enz. In de laatste fase tonen de talenten tijdens Art Party’s hun kunnen. Het talent moet een eindresultaat opleveren zoals bijv. een : dansvoorstelling, muzikale act, modeshow, computeranimaties, muzikale act. De scout heeft een faciliterende rol in het aanbieden van workshops, masterclasses en podia, het zoeken van mentoren, gastrollen etc. Bereik Het project bestaat nu 3 jaar. 250 tot 300 talenten zijn gescout en aan hen worden nu passende trajecten aangeboden. De scout benadert met een concreet product (bijv. een voorgenomen theaterproductie) en met het oog op een specifiek doelgroep (bijv. Marokkaanse jongeren) een sleutelpersoon van de betreffende gemeenschap. Ook presenteert men zich bij projecten en scholen. Langs deze weg wordt geïnformeerd naar geïnteresseerden. Wat bleek succesvol? Het benaderen van de sleutelfiguren met een aansprekende concrete activiteit zorgt ervoor dat het project altijd en overal binnenkomt. Cultuur is een middel voor activering. Meedoen aan culturele activiteiten is niet bedreigend en sluit aan bij wat iemand kan. Deelname is vrijwillig, echter niet vrijblijvend.
69
Taal is geen barrière, het gaat erom samen iets te doen. Activeren gericht op scholing en arbeid is geen doel van het project, maar het is wel een neveneffect. Dat geldt zeker ook voor het sociaal actief zijn en het integreren. Als er een relatie met de deelnemer ontstaat, kan dat leiden tot een verwijzing naar werk, scholing, reïntegratiebedrijven etc. Er bestaat weliswaar relatie met het scholings- en arbeidsreïntegratie netwerk, maar dat is in het kader van dit project niet geformaliseerd, c.q. in de structuur ingebed. Wat was niet succesvol? N.v.t. Randvoorwaarden Een goed netwerk en een aansprekend product dat aansluit bij wat iemand kan. Het project heeft een culturele doelstelling en niet een reïntegratiedoel. Het reïntegratienetwerk kan wel een beroep op het project doen om contacten met de doelgroep te leggen. Als het project een onderliggende activeringsdoelstelling krijgt, heeft dat mogelijk effect op het succes van het Bereik. Het vermogen en de bereidheid aan te sluiten bij de beleving en het kunnen van de deelnemer/ deelneemster, gericht op het ontwikkelen van zijn/ haar identiteit. Regierol van de lokale overheid De gemeente Groningen heeft het project uitbesteed aan ‘Cross-culture”. De gemeente voert regie door deelname in een stuurgroep waarin ook kunst- en onderwijsdeskundigen deelnemen en die de gemeente adviseren.
70
I2
De Ontdekking
Contactpersoon C.J.M. Knobel 076-5293000
[email protected] Gemeente Breda Betrokken organisaties Gemeente Breda Artemis Inspiratie BV Doelgroep Bijstandsvrouwen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Historie De gemeente Breda heeft in haar uitkeringsbestand Abw een categorie vrouwen met een complexe persoonlijke problematiek waarbij de gebruikelijke benadering geen vruchten afwerpt. Het gaat dan bijvoorbeeld om vrouwen met psychische problemen die al een hulpverleningtraject hebben doorlopen. Toch wil Breda voor deze vrouwen een trajectplan maken. Deze doelgroep bevat relatief veel allochtone vrouwen. Doel Stapsgewijs uitschrijven van eigen arbeidsintegratieplan, voorbereiding op instroom in reïntegratie traject met als einddoel duurzame uitstroom naar een betaalde baan / functie die bij de vrouw past. Werkwijze Sociale Zaken van Breda selecteert de betreffende vrouwen uit het uitkeringsbestand en voert een eerste intakegesprek. Daarna volgt een intakegesprek door het reïntegratiebedrijf. In groepsverband worden de vrouwen gedurende 3 maanden 3 dagen per week intensief begeleid.De begeleiding gebeurt door professionals met vaak eenzelfde achtergrond als de deelnemers. Het programma bevat training in sociale vaardigheden, zelfinzicht verkrijgen in de persoonlijke motivatie, presentatie, assertiviteitstraining, lichaamstraining, creativiteit. De persoonlijke problematiek wordt vanuit principes van de vrouwenhulpverlening benaderd. Het project resulteert in een persoonlijk trajectplan dat door de vrouw zelf is gemaakt en haar persoonlijke presentatie daarvan in het bijzijn van familie, kinderen e.a. In het begeleidingsproces wordt aangesloten bij wat de vrouw kan en wil en worden belemmerende factoren aangepakt. Bereik De deelnemers worden door Sociale Zaken benaderd. Nu het project voor de 2e keer loopt, werkt het mond-op-mond-reclame principe en melden vrouwen zich zelf . De vrouwen die deelnemen hebben verschillende achtergronden. Analfabeten, niet Nederlands sprekende vrouwen en hoogopgeleide vrouwen nemen gezamenlijk deel aan de training. Het gemeenschappelijke is het vrouw-zijn en de behoefte aan het hervinden van vaardigheden en kwaliteiten. Deze gemeenschappelijkheid bevordert dat vrouwen elkaar ondersteunen tijdens het project. Een groepscoach die ook individuele gesprekken voert, begeleidt bij het tot stand brengen van het persoonlijk trajectplan en het presenteren daarvan. Als vrouwen wegblijven, worden ze daadwerkelijk teruggehaald om het project af te maken. Er zijn dan ook relatief weinig afvallers. Wat bleek succesvol? Het gebruikmaken van het ‘door-vrouwen-voor vrouwen’ principe, waarbij de begeleiders ervaringsdeskundigen zijn m.b.t. de doelgroep én de problematiek. Het werken met groepen vanuit het zelfhulpprincipe bleek ook goed aan te slaan. Het aansluiten bij de startsituatie en de mogelijkheden van de vrouw zelf (maatwerk). Taalbarriëre bleek geen punt te zijn omdat door dingen samen te doen, m.b.v. non-verbale communicatie al resultaat (zoals vertrouwen) wordt bereikt. Een vervolgtraject kan dan wel een
71
Nederlandse taalcursus zijn. In het project stroomt meer dan 50% door naar reguliere trajecten als scholing, werkervaring, vrijwilligerswerk. Er is een aansluitend aanbod mogelijk van een traject naar een betaalde baan. Wat was niet succesvol? Het is een intensief traject waar niet iedere vrouw mee aan de slag wil. Als onvoldoende voorselectie plaatsvindt, kan dat een terugslag op de groep hebben. Randvoorwaarden Er is een bepaalde basismotivatie noodzakelijk, investering in de voorselectie is noodzakelijk. Een innovatieve doelgroepbenadering vergt openheid om ermee aan de slag te gaan. Een goed contact met de uitvoerende partner is belangrijk. Voorwaarde is om gezamenlijk zo goed mogelijk resultaten af te spreken en te monitoren. Regierol van de lokale overheid De gemeente Breda is opdrachtgever en financier. De voorselectie (doelgroepbepaling) en intake neemt zij zelf ter hand. Tussentijds worden de vorderingen gemonitoord op basis van o.m. rapportages. Na afloop van het traject neemt de gemeente de regie m.b.t. de vervolgactiviteiten .
72
I3
DUS, Duurzame Uitleen Service
Contactpersoon Ineke Verschoor Stichting Vrijwilligerswerk Rotterdam Sportlaan 75 3078 WR Rotterdam 010-2923666
[email protected] Gemeente Rotterdam Betrokken organisaties Stichting Vrijwilligerswerk Rotterdam Katholiek Centrum Welzijn LETS-winkels Doelgroep Alle Rotterdammers met een minimuminkomen; bijstandsgerechtigden en deelnemers van de LETSRuilwinkels. Historie In het kader van het uitvoeringsprogramma Bestrijding Sociaal Isolement en Armoede heeft de werkgroep Allochtone Vrouwen tegen Verarming het idee van een uitleenservice gelanceerd (2001). De Stichting Vrijwilligerswerk Rotterdam (SVR) werd gevraagd de uitleenservice in de Rotterdamse LETS-Ruilwinkels (die al 5 jaar bestaan) te integreren. Doel Door het aanbieden van uitleenmogelijkheden van duurzame gebruiksvoorwerpen via de Rotterdamse LETS-Ruilwinkels de (negatieve) gevolgen van armoede bestrijden en een sociaal isolement doorbreken. Werkwijze SVR coördineert de 5 LETS-Ruilwinkels en –spreekuren. Deze diensten hebben betrekking op een lokale ruilkring met goederen en diensten (per deelgemeente).Bij het ruilen wordt geen geld gebruikt, maar de ruiltransacties worden in te verdienen of uitgegeven LETS-punten vertaald. In de winkels en tijdens de spreekuren wordt bij transacties bemiddeld en vindt registratie van de punten plaats. De Duurzame Uitleenservice maakt het mogelijk dat voor een aantal punten allerlei artikelen kunnen worden geleend. Door de Duurzame Uitleenservice te koppelen aan de LETS-ruilwinkels wordt bereikt dat: • alles zonder geld wordt geregeld en daardoor aantrekkelijk is voor mensen met weinig geld • deelnemers een tegenprestatie leveren • deelnemers via de uitleenservice in contact komen met het ruilsysteem • het isolement verminderd door zich aan te sluiten bij een ruilkring. Ruilkringen organiseren ook activiteiten zoals fietstochten, kooklessen, demonstraties waarop deelnemers hun talenten tonen etc. Bereik Een groot deel van de deelnemers is allochtoon alleenstaande moeder. Deze groep wordt bereikt via het SZW-blad, door het verspreiden van folders bij maatschappelijk werk, bibliotheken, buurt- en clubhuizen, het plaatsen van posters, via de LETS-winkels en de Ruilkranten. In de omgeving van de ruilwinkel worden 4000 folders huis-aan-huis verspreid. Ook via MAVIS (Antilliaans) en e-tv is reclame gemaakt voor DUS. Wat bleek succesvol? Uit het aantal (terugkomende) gebruikers kan worden afgeleid dat DUS een succes is. Het systeem is een economisch hulpmiddel daar waar het om grote, dure aanschaf van goederen gaat. De koppeling van DUS met het LETS-systeem stimuleert de deelnemer om activiteiten te gaan verrichten om
73
punten te sparen. De praktijk laat zien dat deelnemende allochtonen koken voor gezelschappen en feestjes, kinderoppas zijn, e.d. Het stimuleert en helpt hen over de drempel om in contact treden met buurtgenoten. Zij worden daardoor zelfbewuster. Anderzijds kunnen ze kosteloos gebruik maken van diensten als : Nederlands leren schrijven, vervoer, praktische adviezen etc. I.s.m. RITA’s reisbureau (Rotterdams Initiatief Toerisme Anders) kan met gespaarde punten met een tent van LETS-DUS een alternatieve vakantie worden gerealiseerd. Het is niet een expliciet doel, maar bijkomend effect is een grote en gestage uit- en doorstroom van vrijwilligers ID / banen naar betaalde arbeid. Wat was niet succesvol? Het project wordt bemand door vrijwilligers en mensen met ID-banen. Door het verdwijnen ID-banen wordt het voortbestaan van het systeem bedreigd. Randvoorwaarden Er is een grote doorstroom van vrijwilligers naar betaald werk. Er moeten wel voldoende vrijwilligers beschikbaar zijn op die doorstroom te kunnen opvangen. Continuïteit en helderheid wat betreft de beschikbare middelen en voorwaarden. Regierol van de lokale overheid Het project wordt behalve door fondsenwerving gefinancierd door de gemeente Rotterdam en de deelgemeenten waarin de ‘winkel’ zich bevindt. Deze verbinden ieder afzonderlijk voorwaarden en gewenste eindresultaten aan de subsidies. Zo wordt het DUS –project door de gemeente gefinancierd en het LETS-systeem door de deelgemeente, terwijl beide projecten in samenhang worden uitgevoerd. Met betrekking tot het DUS-systeem zijn geen evaluatiecriteria verbonden, terwijl aan subsidieverstrekking voor het LETS-systeem een outputverplichting richting werk wordt verbonden doordat van een deelnemer wordt verwacht dat hij 2 transacties per maand verricht. Een dergelijke voorwaarde kan wringen met het vrijwillig karakter van het systeem.
74
I4
Koran interpretatie en emancipatie
Contactpersoon Rekha Ramsaran Forum, Instituut voor Multiculturele ontwikkeling Postbus 201 3500 AE Utrecht Tel.:030-2974281
[email protected] Betrokken organisaties
Doelgroep Moslimvrouwen Hulpverleners Dienstverleners Onderwijs en politie Historie Sinds 2001 organiseert FORUM de cursus die de Koran verbindt met emancipatie. Doel Het doel van de bijeenkomsten is het geven van voorlichting en het overbrengen van kennis aan de achterban over de rechten van de vrouw, c.q. het emanciperen van de vrouw. Werkwijze In een 4-daagse cursus wordt ingegaan op de Koran, het VN-vrouwenverdrag en het Nederlandse emancipatiebeleid. Daarbij worden vanuit de Koran verbanden gelegd en wordt gediscussieerd over de thema’s: • de rechten van de vrouw • verdeling van zorgtaken en arbeid • de reproductieve gezondheid van de vrouw • familierecht. Aan de cursus hebben 50 moslima’s deelgenomen. De bedoeling is dat deze getrainde vrouwen de opgedane kennis en deskundigheid overdragen aan andere vrouwen binnen de eigen (zelf-)organisatie, het samenwerkingsverband met instanties of de moskee.Ze worden vervolgens door FORUM ondersteund in het organiseren van bijeenkomsten, lezingen en workshops. Daardoor moet het mogelijk zijn dat Islamitische vrouwen in hun eigen taal de issues kunnen bespreken. Bovendien draagt deze werkwijze bij aan de netwerkvorming en netwerkversterking van moslima’s. Bereik
Wat bleek succesvol? Het project heeft veel aandacht gekregen in de media en prijzen in de wacht gesleept. Wat was niet succesvol?
Randvoorwaarden
Regierol van de lokale overheid
75
I5
TeleTrust: Fona
Contactpersoon Monique Vreeburg, 070-3658945
[email protected] [email protected] Gemeente Den Haag Betrokken organisaties: TeleTrust (telefonische hulpdiensten en telefoontrainingen) NIZW NIGZ (Nederlands Instituut voor gezondheidsbevordering en ziektepreventie). Doelgroep Allochtone families en hulpverleners. Uit evaluatiegegevens blijkt dat het profiel van de publieksbeller van Fona een Turkse of Marokkaanse vrouw is van 15 tot 40 jaar, met een of meerdere kinderen en in de jaren 80/90 geëmigreerd naar Nederland (60%). In de periode juli 2001-maart 2003 werden 3000 gesprekken gevoerd. Historie De telefonische informatie- en advieslijn bestaat inmiddels 2 jaar en is opgericht omdat groepen allochtone families minder gebruikmaken van voorzieningen voor opvoeding, onderwijs en gezondheidszorg. Fona is een gezamenlijk initiatief van TeleTrust, NIZW en NIGZ. Fona heeft een aanbod naar contractanten die Fona kunnen inschakelen bij eenmalige campagnes e.d. Naar aanleiding van een inventarisatie van het bestaand aanbod van telefonische hulp- en adviesdiensten bleek dat allochtone doelgroepen nauwelijks werden bereikt, terwijl er wel behoefte was. Analyse liet zien dat in het bestaand aanbod onvoldoende rekening werd gehouden met specifieke sociale en culturele achtergronden van de doelgroep. Informatie bleek onvoldoende toegankelijk en de doelgroep herkende zich niet in het aanbod. Dat terwijl de telefoondichtheid ook binnen de doelgroepen groot is. Samenwerking van TeleTrust, NIZW en NIGZ betekende bundeling van kennis en middelen terwijl één telefoondienst m.b.t. opvoeding, onderwijs en gezondheid voor de doelgroep overzichtelijker zou zijn. Doel Landelijke informatie- en adviestelefoon voor allochtone families over opvoeding, gezondheid en onderwijs. De lijn is ook bestemd voor hulpverleners die met allochtonen werken. Werkwijze De landelijke hulplijn is elke werkdag open. Professionele voorlichters worden intensief getraind en hebben kennis van de cultuur en kunnen vragen beantwoorden in het Turks, MarokkaansArabisch en Marokkaans-Berber . De beller hoeft niet zijn gegevens te noemen . De hulpverlening is gratis. Behalve informeren slaat Fona een brug naar het reguliere voorzieningenaanbod en stimuleert de beller daarvan gebruik te maken. Fona werkt samen met instellingen als de GGD. Zo werd samengewerkt met de GGD Amsterdam rond het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker, met de GGD Nederland rond de inentingscampagne tegen meningokokken en met de landelijke Aids-infolijn en de erfelijkheidslijn. Met het NPS werd de opvang van allochtone bellers gerealiseerd na televisie-uitzendingen “opvoeden in beeld” alsook met de Educatieve Televisie Den Haag. Bereik Bij de opstart van het project zijn posters, flyers en memory-cards verspreid. Daarvoor is gebruik gemaakt van bestaande allochtone organisaties, intermediairs en relaties en het netwerk van het ingehuurd communicatiebureau (gekozen vanwege hun ervaring met de doelgroep en hun distributienetwerk). Ook is veel aandacht besteed door de pers: landelijk, regionaal en lokaal, via radio en televisie en de allochtone pers. Vervolgens zijn deelcampagnes (o.m. m.b.v. radiospots en
76
mailings) gevoerd waarbij een thema centraal staat. Op basis van evaluatie worden thema’s gekozen. Dergelijke campagnes leveren veel free publicity op. Dergelijke campagnes resulteren in een meetbaar toenemend aantal telefoontjes.Ook adverteert Fona in allochtone kranten en tijdschriften. Flyers worden o.m. bij reisbureaus verspreid. Wat bleek succesvol? De publicitaire aanpak en de juiste uitstraling. Uit evaluatie bleek dat bellers vertrouwen hebben om hun probleem aan Fona voor te leggen. Dat komt o.m. door het wegnemen van de drempel nu zij in hun eigen taal kunnen spreken. De voorlichters zijn bekend/ hebben ervaring met de waarden en normen uit de betreffende culturen en kunnen zo de bellers ontvankelijk maken voor informatie en advies. Succesvol is ook de meerwaarde die Fona heeft voor professionals die met hun vragen vaak niet terecht kunnen binnen hun eigen beroepsgroep. Wat was niet succesvol? Nog niet alle doelgroepen zijn bereikt. Er is een nog intensievere benadering nodig d.m.v. intermediairs, de mediakanalen van de specifieke doelgroepen. Voorlichting in buurthuizen en zelforganisaties t.b.v. mond-tot-mondreclame. Vanuit de 1 op 1 telefoontjes kunnen collectieve signalen worden gegenereerd die input zouden kunnen zijn voor beleid en politiek, lokaal en landelijk. Met deze informatie wordt nog onvoldoende gedaan. Randvoorwaarden Een goed inzicht in de sociale kaart. Beschikbaarheid voldoende middelen. Regierol van de lokale overheid
77