@ Eduard Sjoukes
Kleurmangement in de praktijk Om een goed begrip te hebben waarom de kleurinstellingen gemaakt moeten worden zoals in de handleidingen omschreven kan er niet aan worden ontkomen om enig inzicht te hebben in wat “Kleurmanagement” is. In literatuur en handleidingen wordt het begrip “kleurmanagement” vaak vervangen door “kleurbeheer” of “consistente kleurbeheersing” (Adobe). Als er over één enkel programma binnen één werkomgeving gesproken wordt zou dit begrip kunnen, echter omvat “kleurmanagement” meer dan louter alleen het ʻbeherenʼ van kleuren, het is ook een vorm van communicatie met de buitenwereld over het kleurgebruik. Het gaat er bij het kleurmanagement dan ook om hoe het ʻbeheerʼ van de kleuren tussen programmaʼs onderling wordt doorgegeven (van bijv Photoshop naar het printprogramma) EN hoe dit gebeurd aan andere personen bijv. van fotograaf naar vormgever en vervolgens naar de drukker. In dit traject kan maar één de ʻmanagerʼ zijn over de kleuren, de fotograaf. Echter kan deze het management overdragen aan de vormgever en die op diens beurt weer aan de drukker. Op die manier is er niemand meer verantwoordelijk voor het eindresultaat en moet maar worden afgewacht hoe de kleuren in het drukwerk zullen uitvallen. Dat kan best wel eens teleurstellend zijn maar er kan geen verhaal worden gehaald. In het geval dat de fotograaf (of vormgever) het management bij zichzelf behoudt zullen er duidelijke afspraken over de ʻkleurʼ moeten worden gemaakt en hoe daarmee om te gaan. Het kleurmanagement systeem biedt daarbij uitkomst.
Kleur communicatie Wat kleur is en hoe het ontstaat mag bekend worden geacht, wat minder bekend is zijn de verschillende manieren waarop “kleur ervaring” omschreven wordt. Over het algemeen zijn we het met ons allen erover eens wat rood en groen is. De kleur blauw echter ligt al heel wat moeilijker. Hele discussies kunnen er worden gehouden of een kleur nu blauw, zeegroen of paars is. Zo is het ook al moeilijker om overeenstemming te krijgen of een kleur nu oranje of geel is. Kortom iedereen heeft zo zijn eigen interpretatie van kleuren, ook de drukkers, de fotografen, de schilders, de fabrikanten van naaigaren, verfstoffen en apparatuur enz.
Historisch perspectief Toch was het vrij simpel om met elkaar tot een vergelijk te komen over welke kleur er werd bedoeld. Enerzijds door dogmatiek (filmfabrikanten) anderzijds door het leveren van het origineel (kleurendia) aan de afnemer. In de drukkerij, weverij en verfindustrie werd en wordt er voornamelijk aan de hand van ʻstalenʼ (voorbeeld kleuren) van bijv Pantone gewerkt. Met de komst van de digitale beelddrager is de communicatie over ʻde kleurʼ echter ingrijpend veranderd. Daarbij is een hele beroepsgroep die in het verleden de communicatie over de kleur “regelde” bijna geheel verdwenen, de lithograaf/werktekenaar. In het verleden was het de taak van de fotograaf om ervoor te zorgen dat de dia of film goed werd belicht en dat de kleurweergave goed was. (Binnen de grenzen die van het film materiaal die door de fabrikant werden bepaald en opgegeven). Dit werd bereikt door het gebruik van allerlei (kleur)filters die de fotograaf tot zijn beschikking had en nog steeds heeft. De dia werd vervolgens door de lithograaf in kleur gescheiden en voorbereid voor het drukwerk. Onenigheid over de kleuren in het drukwerk kond aan de hand van het origineel, de kleuren dia (of de afdruk), worden beslecht. Ook met het fotolaboratorium kon de fotograaf goed zaken doen, bij een goed lab kon je wel tot drie, vier keer de afdruk over laten printen voor de prijs van één (de prijs was er dan ook naar). Het is nog steeds de verantwoordelijkheid van de fotograaf om een ʻgoedʼ origineel aan te leveren aan de drukker of het fotolab, echter zijn de mogelijkheden met de digitale ʻdiaʼ enorm toegenomen en helaas ook de mogelijkheden om het GOED FOUT te doen. Daarnaast is de “kleuren intermediair” van de fotograaf en grafische vormgever aan de ene kant en de drukker aan de andere kant, de lithograaf, verdwenen. Steeds vaker wordt er van
1
de fotograaf/vormgever verwacht dat er vrijwel “drukklare” originelen worden aangeleverd die zonder veel aanpassingen zó de pers op kunnen. Aan de andere kant denkt helaas menig fotograaf en grafische vormgever dat met het digitaal werken alles “vanzelf” gaat. Was het in het verleden gewoon dat er uren in de donkere kamer werd doorgebracht of heen en weer gegaan naar het fotolab om de perfecte afdruk te krijgen, nu moet wat op het beeldscherm te zien is in één keer goed uit de printer komen. Dit is een aangeprate illusie en als er even over wordt nagedacht kan men weten dat het feitelijk en contradictie is. Bij de analoge techniek zijn er slechts een paar parameters die het eindresultaat kunnen beïnvloeden. Door normalisatie van de processen is bij de opname alleen nog de belichting en in de doka alleen de parameters tijd en filtering nog van invloed op het eindresultaat. Bij het digitaal verwerken van beelden zijn er zoveel meer parameters in te stellen dat het niet te vergelijken valt met de analoge techniek. In plaats van “eenvoudiger” is het vele malen complexer geworden. Zo ook de mogelijkheden van het kleur gebruik. De industrie heeft het nieuw ontstane probleem onderkent en zich georganiseerd in het International Color Consortium, kortweg ICC om onderlinge afspraken te maken over het beheren van en het communiceren over de kleur in een digitale omgeving. Hieruit zijn de zgn “Colormangement Systemen” (CMS) ontstaan die gebaseerd zijn op ICC (kleur)profielen
Kleurruimte, gamma en kleurprofiel Het bovengeschetste probleem, jouw kleur rood is niet mijn kleur rood en haar kleur rood is groen is natuurlijk een van de eerste zaken die aangepakt moest worden. Alle communicatie over kleur begint met het spreken over dezelfde kleur. Daarvoor is het ICC ten rade gegaan bij het in 1913 opgerichte CIE (Commission Internationale de lʼEclairge). Een werkgroep van de CIE: ʻVision and Colorʼ houdt zich sinds de oprichting bezig met hoe wij mensen kleur waarnemen. Het CIE heeft kleurmodellen ontwikkeld om kleuren onafhankelijk van kleursystemen, apparaten of andere invloeden zo te beschrijven als het menselijk oog deze waarneemt. Om niet teveel in detail te hoeven gaan kan gesteld worden dat alle kleuren die wij kunnen waarnemen in deze kleurmodellen besloten liggen. Het jongste CIE model (1976) heeft de naam Lab, is driedimensionaal en hiervan is het L*a*b* een afgeleide. Het L*a*b* vormt samen met het oudere CIE-XYZ systeem (1931) en het Luv de basis voor elk ICC kleurmanagement systeem. De basis van alle CIE kleurmodellen is het CIE-XYZ systeem wat nog steeds gebruikt wordt voor het wetenschappelijk omschrijven van kleuren en intern bij computerprogrammaʼs. Een kleurruimte is de driedimensionale weergave in het L*a*b* (of Luv, of Xyz) model van het ʻkleurgammaʼ of ʻgamutʼ van een (virtueel)apparaat. Het kleurgamma of gamut op zijn beurt is het bereik, de ʻomvangʼ, van alle kleuren die een (virtueel)apparaat kan reproduceren of opnemen. (Kleurgamma moet niet verward worden met het begrip ʻgammaʼ uit de densitometrie waar het de toename van zwarting beschrijft ten opzichte van de belichting en de ontwikkeling of het gamma van een monitor wat de relatie aangeeft tussen het voltage en de helderheid van het beeld op de minitor). Hoe de kleurruimte gevormd is in de L*a*b* (of XYZ) weergave, is als een abstracte wiskundige beschrijving vastgelegd in het ʻkleurprofielʼ.
Modus De omschrijving van kleuren in het L*a*b* model is slechts één van vele andere kleuromschrijvingen. Andere bekende en minder bekende kleuromschrijvingen zijn bijv.: de Maxwell driehoek, Ittens kleurenleer, Pantone, HSB, HSL, LCH, Grijstonen, CMY, CMYK, RGB enz. Elk van deze wordt ook wel een ʻkleurmodelʼ of ʻmodusʼ genoemd. De modus verteld ons HOE de kleuren omschreven zijn, maar het verteld ons helemaal NIETS over de kleuren zelf. Wat de meeste modi met elkaar gemeen hebben is dat er gebruik wordt gemaakt van een “tri stimuli”. Kortweg betekend dit dat er drie variabelen voor de omschrijving van de kleur worden gebruikt, bijv. Kleurtoon(Hue) Verzadiging(Saturation) en Helderheid|(Lightness) (Afgekort in het nederlands: KVH, in het engels: HSL).
2
Aan de beschrijving van een kleur in een modus liggen meestal reële kleurstoffen of fosfors ten grondslag. In deze gevallen is het maar de vraag welke kleuren er als basis genomen zijn bij het vaststellen van de diverse mengkleuren die in de verschillende modi mogelijk zijn. Zo is het bij de kleurleer van Itten niet mogelijk om alle kleuren uit het CMY palet te krijgen omdat in deze kleurleer de ʻverkeerdeʼ (niet zuivere) kleuren als basis genomen zijn. (Verder is er niets mis met deze kleurleer en verklaard heel goed hoe kleuren “ontstaan” uit basis kleuren met subtractieve kleurmenging). Ook bij adjectieven kleurmenging is het uitgangspunt vaak de kleuren die het gebruikte fosfor kunnen produceren (Het vroeger veel gebruikte Apple RGB is hiervan een goed voorbeeld). De mogelijke kleuren die een apparaat kan weergeven, opnemen of drukken, ʻhet kleurgammaʼ van het apparaat, wordt ook op één van deze manier omschreven, meestal CMY(K) of RGB, ook hierbij is het maar de vraag welke kleuren er als basis door de fabrikant aangenomen zijn die dienen als basis voor de kleurmenging. Daarbij zijn geen twee apparaten identiek aan elkaar, dus is ook de kleurweergave, hoe gering ook op elk apparaat anders. In feite bestaan er dus net zoveel ʻkleurgammaʼsʼ als er ʻkleurapparatenʼ bestaan. Een opmerking als: “Je moet het aanleveren als CMYK of RGB” slaat dus helemaal nergens op. Dit is geen communicatie over ʻde kleurʼ, dit verteld alleen iets over de modus dus de manier waarop de kleuren omschreven moeten zijn. Voor communicatie over de ʻkleurʼ is het nodig om over meer informatie te beschikken dan alleen de ʻmodusʼ. Het kleurgamma moet ook bekend zijn. (Buiten beschouwing van dit artikel is het zgn. HDRI, wat staat voor High Dynamic Range Imaging gelaten. De manier voor het vastleggen van kleuren in dit systeem wijkt af van het tot nu toe gebruikelijke, maar zal in de toekomst een grote rol gaan spelen).
Virtuele apparaten Naast de kleur omschrijving van reële apparaten kunnen er ook kleuren van niet bestaande, geïdealiseerde, apparaten worden omschreven. In tegenstelling tot reële apparaten is het kleurgamma van deze zgn. virtuele apparaten onderling altijd gelijk. Omdat het kleurgamma van het virtuele apparaat altijd en overal gelijk is, is het dus ook goed te doen om over de kleuren van dit ʻapparaatʼ te communiceren met een ieder, waar ook op de wereld, die over hetzelfde ʻapparaatʼ beschikt. Voorbeelden van virtuele apparaten zijn: sRGB, Adobe RGB (1998), WideGamut RGB, Europe ISO coated en ISO uncoated enz. Het CIE-XYZ kleurmodel kan ook worden gezien als een virtueel apparaat met een RGB modus, waarbij X voor ideaal rood staat, Y voor ideaal groen en Z voor ideaal blauw. De opmerking: “aanleveren als Adobe RGB (1998)” heeft dus wel nut omdat we nu over dezelfde kleuren communiceren.
Kleuren conversie Met een virtueel apparaat kunnen we geen dia scannen, een opname of een afdruk maken. We kunnen er ook niet een monitor of beamer mee laten werken. Er zal dus een omzetting moeten plaatsvinden van het ene reële apparaat naar het virtuele apparaat en weer terug naar één of meer reële apparaten. Het omzetten van het ene reële apparaat naar het andere via een virtueel apparaat lijkt wat omslachtig en overdreven. Dat is het echter niet. Bij directe omzetting moet zowel de kleur eigenschappen van het ʻbronʼ apparaat als het ʻdoelʼ apparaat bekend zijn, bij degene die de digitale beelden verzend, ofwel bij degene die deze ontvangt. Als de verzender de conversie verzorgt dan kan de ontvanger de beelden alleen maar voor het ʻdoelʼ apparaat gebruiken waar de conversie voor heeft plaatsgevonden. Als de ontvanger een drukker is die, om wat voor reden dan ook op het laatst de oplage op een andere pers wenst te drukken, kan dit meestal niet zonder dat er kleuren ʻverlorenʼ gaan. Omgekeerd als de ontvanger de kleuren naar het ʻdoelʼ apparaat moet omzetten is het hem niet bekend hoe de kleur van het ʻorigineelʼ eruit heeft gezien zonder dat er een “hardcopy” meegeleverd is. Er moet dan op vertrouwd worden dat de meegeleverde ʻkleuromschrijvingʼ goed is opgesteld door iemand die weet wat hij/zij aan het doen is geweest. Helaas is dit vaker niet dan wel het geval.
3
Deze problemen worden ondervangen door gebruik te maken van het bekende kleurgamma van een virtueel apparaat wat groter is dan een diversiteit aan ʻdoelʼ apparaten waar verdere verwerking op zal plaats vinden, zoals dat van Adobe RGB (1998) of WideGamut RGB. Het gamut van sRGB en aan de modus CMYK gerelateerde virtuele apparaten is in heel veel gevallen te klein om aan deze eis te voldoen, ondanks dat dit op zich goede virtuele apparaten zijn om mee te werken. Daarnaast levert kleuromschrijving in CMYK altijd grotere bestanden op dan hun nevenknie in RGB. (Noot) Ook bij het archiveren en bewaren van beeldbestanden is het gebruik van de kleuromschrijving van een virtueel apparaat aan te bevelen boven dat van een reëel apparaat, aangezien bij eventueel verlies van de bijbehorende kleuromschrijving van een beeldbestand dit dan eenvoudig is terug te vinden.
Gamut mapping Als het gamut (kleurgamma) van het ene apparaat wordt omgezet naar het gamut van het andere is het zaak dat de kleur zo goed mogelijk wordt weergegeven in het ʻdoelʼ gamut. Dit proces wordt ook wel “gamut mapping” en “gamut compressie” genoemd. “Gamut mapping” werkt alleen dan goed als het doel gamut alle kleuren omvat van het bron gamut. Het gamut van waaruit geconverteerd gaat worden is dus een deelverzameling van de kleuren waar naartoe geconverteerd wordt. Dit zal geen grote problemen opleveren, immers komen alle kleuren van de bron nagenoeg voor in het doel gamut. Dit zal over het algemeen het geval zijn bij virtuele apparaten binnen dezelfde modus, zo is sRGB een deelverzameling van het Adobe RGB (1998) en dit weer een deelverzameling van het WideGamut RGB en al deze kleurverzamelingen vallen allen weer in het L*a*b*. Echter is er toch één nadeel bij het converteren naar een ʻgroterʼ gamut in de RGB modus. Hoewel er een groter kleurbereik is zijn de verschillen tussen de kleuren onderling ook groter. Hierdoor blijven er van de 16,7 milj mogelijke kleuren in sRGB er bij gamut mapping naar het ʻgrotereʼ Adobe RGB er veel minder kleuren over wat ten koste gaat van de kleurnuances. Verder is het vrij zinloos om een kleine kleurruimte te converteren naar een grotere, naast het “kleurnuance” verlies, wordt het grotere kleurbereik niet benut, immers zijn de ʻextraʼ kleuren ook niet aanwezig in het kleinere gamut. Alleen uit noodzaak, bijv. als een sRGB afbeelding in een Adobe 1998 RGB bestand moet worden geplaatst of bij de wens om de ʻkleurverzadigingʼ kunstmatig te vergroten, is het nodig of zinvol het bestand om te zetten naar het grotere kleurruimte.
Gamut Compressie Als de kleuren van een (virtueel)apparaat moeten worden weergegeven op een apparaat die niet al deze kleuren kan weergeven zal ʻgamut mappingʼ alleen goed werken voor die kleuren die beide apparaten gezamenlijk hebben. Voor de overige kleuren zal er ʻcompressieʼ van de kleuren moeten plaatsvinden. De bron kleurruimte moet als het waren in elkaar worden ʻgedruktʼ of anderszins vervormt om in de doel kleurruimte te passen, dit heet ʻgamut compressieʼ. Als de vorm van een kleiner doel kleurruimte nagenoeg gelijk is aan die van de bron kleurruimte zullen de aan te passen kleuren meestal alleen minder ʻverzadigdʼ hoeven te worden, wat vaak het geval is bij kleurruimtes in dezelfde modus en zelfde soortige apparaten. Vaker zal het voorkomen dat de kleuren naar een andere modus of andersoortige apparaten moeten worden geconverteerd, bijv. van Adobe 1998 RGB naar een printer, dan is niet alleen de kleurruimte ʻ ʻkleinerʼ , maar ook de vorm anders. Daarbij komt het ook voor dat er kleuren zijn die wel in de ʻkleineʼ kleurruimte voorkomen maar niet in het ʻgrotereʼ, dus dat er ʻandereʼ kleuren mogelijk zijn. In dergelijke gevallen is gamut mapping en compressie geen eenvoudige opgave en worden hierbij verschillende methodes gelijkertijd toegepast. (Noot) In de literatuur wordt er in het algemeen geen onderscheidt gemaakt tussen ʻmappingʼ en ʻcompressieʼ maar wordt alles als ʻgamut mappingʼ behandeld. Echter voor een beter begrip is het beter om dit onderscheid wel in het achterhoofd te houden.
4
Calibratie Dit is het afstellen en of het inregelen van een apparaat zodat het zijn optimale prestaties kan leveren. Een stoommachine, een auto, een CV ketel, de weegschaal in de supermarkt moeten allemaal ʻafgesteldʼ en ʻingeregeldʼ worden om zo goed mogelijk te doen waarvoor ze zijn ontworpen. Daarbij worden vaak minimale en maximale grenzen gesteld door de overheid aan bijv de uitstoot aan schadelijke stoffen van een auto of de druk in een stoomketel. Ook fabrikanten stellen vaak vast aan welke kwaliteit eisen hun apparaat dient te voldoen of voldoet (product specificaties). Na verloop van tijd zal een apparaat van de eerder ingestelde waarde(s) afwijken en dient opnieuw te worden ʻafgesteldʼ om weer te voldoen aan de gestelde eisen. Dit geld ook voor drukpersen, printers, scanners digitale cameraʼs en monitoren dus alle apparatuur waarmee kleuren worden gegenereerd. Drukpersen en printers kunnen mechanisch/elektronisch door specialisten worden afgesteld. Daarnaast kan door gebruik van specifieke en dure software (RIPʼs) de gebruiker zelf het (af)drukproces optimaliseren. Voor scanners en cameraʼs zijn de mogelijkheden over het algemeen beperkt. Op een goede monitor echter kunnen alle mogelijk denkbare instellingen ʻhandmatigʼ worden ʻingeregeldʼ. Welke instellingen er voor een monitor gemaakt wordt hangt sterk af van het ʻgebruiksdoelʼ waarvoor de monitor gebruikt zal worden. Voor het afspelen van een speelfilm of het ʻgamenʼ worden er andere eisen aan beeld “verversing” frequentie, kleurweergave, helderheid en contrast gesteld dan voor gebruik in een CMS (colour management systeem). Iets dergelijks geld ook voor drukpers en printers, afhankelijk van het afdrukmateriaal waarop gedrukt zal worden zijn andere instellingen voor de pers of printer noodzakelijk. Een juist afgesteld apparaat zal uiteindelijk betere en vooral ook ʻherhaalbareʼ resultaten geven dan een apparaat dat niet gekalibreerd is voor het gebruiksdoel.
Profileren Het kalibreren op zich verteld ons nog niets over de ʻprestatiesʼ van het apparaat onder verschillende omstandigheden. Hiervoor moet na het kalibreren het ʻkarakterʼ van het apparaat onder verschillende omstandigheden worden bepaald. Dit wordt wel het ʻkarakteriserenʼ of het ʻprofilerenʼ genoemd. Voor een CMS betekend dit dat er bepaald wordt welke kleuren een apparaat kan weergeven en hoe deze worden weergegeven. Dit wordt vastgelegd in een zgn. (ICC) profiel. Voor het maken van dergelijke profielen is specialistische apparatuur en software te koop, van enkele honderden euroʼs voor het maken van monitor profielen, scanner en camera profielen tot vele duizenden voor het maken van drukpers profielen. Er zijn ook bedrijven die gespecialiseerd zijn in het afregelen van apparatuur en het maken van profielen. Het maken van een monitor profiel kost bij dergelijke dienstverleners al gauw € 65,--.
Profielen Door het gamut te omschrijven als een verzameling van afzonderlijke kleuren kunnen we daar verder weinig mee dan het vaststellen of een kleur al dan niet tot het gamut behoord. Door ʻgamut mappingʼ is het mogelijk om een kleur van het ene apparaat zo goed mogelijk te ʻvertalenʼ naar de kleur van het andere apparaat, voorzover de kleuren van het ene apparaat (nagenoeg) overeenkomt met dat van het andere. Maar alleen de ʻbenoemdeʼ kleuren zijn bekend, alle ʻtussenʼ liggende kleuren en kleuren die buiten het bereik van het apparaat vallen bestaan gewoonweg niet voor dit apparaat. Het kan en zal met deze kleuren dus ook geen rekening kunnen houden, waarddoor kleine verschillen tussen de kleuren, de kleurnuances, verloren gaan en is ook kleurencompressie niet mogelijk. Door de grenzen van het kleurbereik van een apparaat wiskundig te omschrijven zullen ook alle binnen dit bereik liggende kleuren van het apparaat te berekenen en dus bekend zijn. Daarnaast wordt het apparaat zich ʻbewustʼ dat er kleuren ʻbestaanʼ die buiten het eigen bereik liggen.
5
Intent Als een apparaat weet dat er kleuren zijn die buiten het gamut vallen kan het deze kleuren ʻvertalenʼ zodat deze ʻzo goed mogelijkʼ worden weergegeven. ʻZo goed mogelijkʼ is arbitrair, daarom zijn er verschillende mogelijkheden die als ʻbedoelingʼ (intent) worden aangeduid. Als het de bedoeling is om exact de kleuren te weer te geven op het ene apparaat hoe deze op het andere zouden verschijnen dan wordt de absolute colorimetrische intent gebruikt. Dit heet ʻproofingʼ en is bedoeld om op een afdruk van een inkjet printer te zien hoe de oplage er op de pers uit zal gaan zien, compleet met weergave van het papierwit. Ook is het mogelijk met deze intent om op een monitor te zien hoe het beeld er bij projectie eruit zal zien. Dit kan uiteraard alleen als de kleurruimte waarop de ʻproefʼ plaatsheeft groter is dan dat waarop de eigenlijke productie zal plaatsvinden. Gezien het specialistische karakter en de nodige ʻvakkennisʼ wordt deze intent alleen door specialisten toegepast. Bij de bedoeling verzadigd (saturation) worden de kleuren zo verzadigd mogelijk weergegeven in de doel kleurruimte. Geeft oncontroleerbare kleuren en is bedoeld voor het drukken van staafdiagrammen e.d. waarbij kleur ʻminderʼ van belang is. Voor de fotograaf en grafische vormgever zijn de relatief colorimetrische en de perceptuele intent het meest belangrijk. Deze zijn bedoeld om van een grote naar een kleinere kleurruimte te converteren, wat normaal is bij conversie van ‘werk kleurruimte’ naar drukpers, inkjet of foto printer. In beide wordt er rekening gehouden met het witpunt (papierwit) van de doel kleurruimte en zo mogelijk verrekend via het profiel. Bij relatief colorimetrisch zullen kleuren die buiten het gamut van de doel kleurruimte vallen op de rand van dit gamut en met de kleur die het dichts bij ligt worden afgedrukt. Hierdoor gaan nuances in deze kleuren verloren maar de overigen worden goed weergegeven in de doel kleurruimte. Met de perceptuele intent zal de nuance tussen de kleuren die buiten het gamut vallen grotendeels behouden blijven. Echter gaat dit wel ten koste van alle andere kleuren. Het gehele beeld zal minder ‘verzadigd‘ en ‘contrastrijk’ lijken dan bij relatief coloremetrisch omzetting.
Witpunt De samenstelling van het licht waarmee de wereld wordt aanschouwd is steeds anders van kleur en intensiteit . Vooral buiten is de kleur van het licht erg wisselend, van uur tot uur en soms van minuut tot minuut. Als mensen zijn we daar helemaal op ingesteld en vallen deze veranderingen ons niet direct op. Iets in ons brein zorgt ervoor dat we een kleur onder verschillende lichtomstandigheden toch als dezelfde kleur met dezelfde intensiteit aanschouwen. Apparaten of materialen zoals (kleuren)film zijn niet in staat om de veranderde lichtomstandigheden te compenseren en zullen de kleuren ʻandersʼ vastleggen onder de verschillende licht omstandigheden. De intensiteit (hoeveelheid) van het licht en daarmee de helderheid van de kleuren, is eenvoudig te regelen met sluiter en diafragma of neutrale grijsfilters. De kleurtonen die een object reflecteert of doorlaat zijn grotendeels afhankelijk van de kleuren die in het aanstralende licht voorkomen. De kleuren die voorkomen in een lichtbron worden aangeduid met het witpunt van die lichtbron. Er zijn verschillende ʻvormenʼ van witpunten denkbaar. Het witpunt van een gloeilamp of de zon is anders van samenstelling dan dat van een TL buis. De gloeilamp of de zon heeft een zgn. continue spectrum, dat wil zeggen, alle kleuren van de lichtbron komen in gelijke intensiteiten voor. Bij een TL buis komen een aantal kleuren in hoge mate voor en andere totaal niet. Naast dat licht een voorwerp aanstraalt kan dit ook er ook doorheen schijnen, zoals gebeurd bij een LCD scherm of een dia. Dan hebben we het over het witpunt van het ʻbacklightʼ of dat van de lichtbak waarop de dia wordt gepresenteerd. Tot slot hebben kunnen we het ook over het witpunt van het ʻmediumʼ waarop gedrukt wordt hebben. Krantenpapier of getint papier heeft duidelijk een andere ʻkleurʼ (witpunt) dan inkjetpapier met een bariet laag. In een CMS wordt normaal gesproken uitgegaan van ʻgestandaardiseerdeʼ lichtbronnen (witpunten) die zijn vastgelegd door het CIE, zoals D50, D65, F7 en F8, waarbij D voor ʻdaglichtʼ staat en F voor ʻfluorescentielicht (TL)ʼ. Alles in een CMS is gerelateerd aan deze standaard. Het witpunt voor kranten papier wordt bepaald bij een belichting van D50. Het
6
witpunt van een monitor wordt, afhankelijk van het doel ingesteld op D50 of D65. Toch is het kleurmanagement systeem flexibel genoeg, mits er over de nodige software wordt beschikt, om van deze ʻstandaardenʼ af te wijken. Zo kan er een printer profiel gemaakt worden voor een expositie onder specifieke omstandigheden, waarbij het witpunt van de lichtbron ernstig afwijkt van de standaard D50.
Nawoord Hoewel kleurmanagement in veel gevallen een antwoord heeft op kleurproblemen zullen er altijd omstandigheden zijn waar het tekort zal schieten. Berucht zijn bijvoorbeeld Pantone kleuren. Dit ligt niet zozeer aan het kleurmanagement systeem als wel aan de nodige apparatuur. In Pantone kleuren palet komen er vele voor die niet fatsoenlijk op een monitor zijn weer te geven of op een inkjet printer af te drukken. Voorlopig zal er dus nog de nodige progressie op dit gebied plaatsvinden. Epson heeft zijn positie met de 8 Ultrachrome inkten al prijs moeten geven aan Canon die met de 12 kleurenprinter op de markt is gekomen. LaCie, Nec en Eizo zullen op het gebied van monitoren nog menig staaltje laten zien, er zijn al experimentele schermen die een nog veel groter kleurbereik hebben dan de virtuele kleurruimte Adobe RGB. Fabrikanten van inkten en drukpersen zullen niet achterblijven in de strijd op de ultime kleurenmarkt. De toekomst zal zeer kleurrijk zijn en beheersing een noodzaak.
7