Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
Wonen en zorg in kleinschalige groepswoningen voor mensen met dementie
S. van Heumen H. Straatsma L. Huibers A. Jans E. Krijger
Centrum Kleinschalig Wonen
Centrum Zorg en Bouw
© 2009 Vilans Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op enige andere wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming. Deze publicatie is tot stand gekomen in nauwe samenwerking tussen Vilans en Centrum Zorg en Bouw. Auteurs Centrum Zorg en Bouw: Stefan van Heumen College bouw zorginstellingen: Helma Straatsma Vilans: Leonie Huibers, Annegreet Jans, Eric Krijger Foto’s Vilans Illustraties Pagina 40: Wentink Architekten B.V., Muiden Pagina 23 en 36: Vermeer Multimedia Producties, Lochem Foto omslag Huize Anna te Middenbeemster Drukwerk Alphabase, Alphen aan den Rijn ISBN 978-90-8839-068-5 Vilans Postbus 8228 3503 RE Utrecht Telefoon (030) 789 23 00 Fax (030) 789 25 99 E-mail
[email protected] Website www.vilans.nl
Centrum Zorg en Bouw Churchilllaan 11, 9e etage 3527 GV Utrecht Telefoon (030) 298 31 11 Fax (030) 298 31 31 E-mail
[email protected] Website www.tno.nl/zorgenbouw
Voorwoord
Het Centrum Zorg en Bouw komt voort uit het College bouw zorginstellingen en maakt per 1 januari 2009 deel uit van TNO. Vilans is twee jaar geleden ontstaan uit een fusie tussen NIZW Zorg, KITTZ en KBOH. Samen willen wij het centrale thema ‘kleinschalig wonen’ weer eens onder uw aandacht te brengen. Hiertoe is in deze publicatie de expertise van beide organisaties gebundeld. Middels een zesstappenplan komen alle facetten van het ontwikkelen van een kleinschalige woonvorm overzichtelijk aan bod. In Kleinschalig wonen: een full-servicepakket leest u over de (zorg)inhoudelijke, organisatorische, bouwkundige en financiële totstandkoming van kleinschalige groepswoningen voor mensen met dementie. De oriëntatie op deze doelgroep heeft veel overlap met andere doelgroepen, maar kent ook de nodige verschillen. Mogelijk kunt u uw eigen kleinschalige initiatief spiegelen aan de aangereikte informatie. Zo nodig adviseren Vilans en het Centrum Zorg en Bouw u graag. Wij wensen u veel leesplezier en succes met de realisatie van uw eigen kleinschalige woonvorm. Stefan van Heumen Helma Straatsma Leonie Huibers Annegreet Jans Eric Krijger
Inhoud
Inleiding
9
Kenmerken van kleinschalig wonen Het zesstappenplan
11
13
1 Het initiatief nemen 15
• Een visie op wonen, welzijn en zorg 15
• Een programma van wensen 22
• De regio en de locatie bepalen 24
• Geschikte samenwerkingspartners 26
• Keuze van het financieringskader 26
• Een projectorganisatie opzetten 33
2 Opstellen van een programma van eisen 35
• Het programma van eisen 35
• Externe vormgeving 40
• Een geschikte bouwkavel of een geschikt gebouw zoeken 41
• Toetsing van het programma van eisen op haalbaarheid 41
3A Het ontwerp maken van de woonvorm 45
• Selectie van de architect 45
• De organisatie van het ontwerpproces 46
• De financiering en de vergunning regelen 48
3B Aanbesteding en uitvoering van de bouw 51
• De aanbesteding 51
• De bouwfase 56
4A Uitwerken van de organisatie van wonen en zorg in de kleinschalige woonvorm 59
• De verschillen op een rijtje 59
• Inbedding van het kleinschalig wonen in de organisatie van de zorginstelling 61
• Samenstelling en omvang van het team 62
• Veranderende competenties van medewerkers 64
• Afstemming met mantelzorgers 65
• Training 66
• Oefenen in vraaggestuurd kleinschalig wonen en zorgen 67
4B Voorbereiden van de ingebruikname 69
• Werving en selectie van cliënten 70
• De consequenties van het plan van eisen voor de inrichting van een woning 71
• Contracten en vergunningen regelen 73
5 Ingebruikname van de woonvorm 75
• De bewoners 75
• De medewerkers en de organisatie 76
• Mantelzorgers en vrijwilligers 76
6 Evaluatie 79
• Procesevaluatie: van initiatief tot ingebruikname 79
• Evaluatie van de nieuwe huisvesting 80
• Evaluatie van de woonbegeleiding en zorgverlening 81
Bronnen
83
Inleiding
Als gevolg van de dubbele vergrijzing neemt de komende decennia het aantal mensen met dementie fors toe en daarmee groeit ook de behoefte aan verpleeghuiszorg. Binnen deze zorg neemt het kleinschalig wonen – zorg die wordt geboden in een huiselijke en herkenbare omgeving – langzamerhand een steeds grotere plaats in. Op grond hiervan lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat kleinschalig wonen in opmars is. Naar schatting groeit het aantal mensen met dementie dat behoefte heeft aan – al dan niet kleinschalige – psychogeriatrische zorg in verpleeghuizen van 44.600 in 2005 naar ruim 73.442 in 2030. In 2010 vormt kleinschalig wonen 24,8% van de psychogeriatrische zorg in verpleeghuizen.1 Indien deze trend doorzet, is er een groot aantal initiatieven nodig om aan de vraag te voldoen. Steeds meer zorgaanbieders en woningcorporaties zijn dan ook voornemens om de komende jaren kleinschalige woonvormen te realiseren. Kleinschalig wonen is een breed begrip, waaronder zowel individuele woonvormen als initiatieven voor groepswonen kunnen vallen. Wij richten ons in deze publicatie op mensen met dementie die een 24-uurstoezicht of -regie behoeven. Dat vindt om exploitatietechnische redenen meestal plaats in groepswoningen. Uiteraard kan de vormgeving daarvan zeer verschillen, met meer of minder beschikbaarheid van privéruimten. In deze publicatie maakt u kennis met het zogenoemde full-servicepakket op het gebied van kleinschalig wonen. De verschillende stappen die de initiatiefnemer bij het ontwikkelen van een kleinschalige woonvorm doorloopt, zijn op een rijtje gezet. Deze stappen zijn van verschillende orde en inhoud en hebben te maken met regelgeving rondom bouw en zorg als wel met vormgeving, exploitatie en competenties
1 Hugo van Waarde en Monique Wijnties, ‘De toekomst van kleinschalig wonen voor mensen met dementie’. Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg, oktober 2007.
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
9
van medewerkers. Het is niet de opzet om de stappen als een blauwdruk te gebruiken. Onder invloed van het tempo binnen elk onderdeel en afhankelijk van uw eigen mogelijkheden en prioriteiten kunnen de stappen per situatie in volgorde verschillen. Hoewel de doelgroep ‘mensen met dementie’ het uitgangspunt vormt van de tekst, zijn onderdelen onder bepaalde voorwaarden ook toepasbaar op andere doelgroepen, zoals mensen met een somatische of psychiatrische problematiek of een verstandelijke beperking. Vilans en het Centrum Zorg en Bouw hopen dat Kleinschalig wonen: een full-servicepakket u een goed beeld biedt van de te nemen stappen en mag leiden tot een voor u en uw cliënten mooi resultaat.
Muurschildering Woonzorgvoorziening Westersypen te Scharsterbrug
10
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
Kenmerken van kleinschalig wonen
Er is grote overeenstemming over de kenmerken van kleinschalig wonen, zeker als het gaat om het kleinschalig wonen van mensen met dementie. Voor de definiëring van kleinschalig wonen volgen we de omschrijving van het Kenniscentrum Wonen-Zorg van Aedes-Actiz. We spreken van kleinschalig wonen als: ‘een kleine groep mensen, die intensieve zorg en ondersteuning nodig hebben, met elkaar in een groepswoning wonen waardoor het voor hen mogelijk is een zo normaal mogelijk leven te leiden.’2 Deze omschrijving vullen we aan met de zes belangrijkste kenmerken zoals die door het Trimbos-instituut zijn vastgesteld tijdens een expertmeeting in 20033: De kleinschalige groepswoning is een woning waar: 1 de bewoner in voor- en tegenspoed een bewoner blijft (ergens thuis zijn, op je plek zijn, ook als het wat minder goed gaat, je mag blijven tot je overlijdt); 2 bewoners een gewoon huishouden voeren (er wordt in de woning gekookt, er kan bezoek worden ontvangen in de eigen kamer); 3 de bewoner regie heeft over de inrichting van zijn of haar dagelijks leven (vrijheid en keuzemogelijkheid, de bewoner kan opstaan, naar het toilet en naar bed gaan wanneer hij of zij dat wil, bewoner, familie en team bepalen samen de dagelijkse gang van zaken); 4 het personeel onderdeel van het huishouden is (de zorg is geïntegreerd in het dagelijks leven in de sfeer van een normaal huishouden, er is een vast team, het team is in staat om een huiselijke sfeer te creëren); 5 de bewoners met elkaar een groep vormen (bewoners leven en wonen als een ‘gezin’ en familie is altijd welkom om mee te eten, te overnachten en mee te helpen in de zorg);
2 Zie www.kcwz.nl. 3 Expertmeeting in 2003 voorafgaand aan en horend bij het symposium ‘Kleinschalig wonen, doen of laten?’ Georganiseerd door het Trimbos-instituut op 30 januari 2007, Zwolle.
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
11
6 de kleinschalige woonvorm is gevestigd in het archetype huis (overeenkomstig een gewoon huis, in een woonwijk, met een voordeur, ingericht als een gewoon huis, alsof de inrichting van jezelf is). In deze kenmerken treffen we echter geen uitspraak aan over de gewenste groepsgrootte. Over het algemeen wordt de ideale omvang van zes bewoners aangehouden. Er zijn echter nogal wat woonvormen die omvangrijker zijn en waar zeven of acht bewoners gezamenlijk een woongroep vormen. Bij een omvang van negen of meer is de kleinschaligheid discutabel. De essentie is dat de bewoner zo veel mogelijk zichzelf kan en mag zijn. Dat lukt het beste in een intieme omgeving waar begeleiders werken die de bewoners goed kennen en waar de bewoners goed bekend zijn met de begeleiders. Dat als vertrekpunt nemend, gaan we uit van de omvang die het Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg in zijn landelijke databank kleinschalig wonen hanteert: een groep van maximaal acht bewoners.
12
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
Het zesstappenplan
Om de totstandkoming van een kleinschalige groepswoning voor mensen met dementie tot een goed einde te brengen, is een stappenplan nuttig met daarin alle te doorlopen aspecten. Het voorliggende zesstappenplan loopt van de initiatieffase tot en met de evaluatie van de gerealiseerde woonvorm. Concrete praktijkervaringen van zorginstellingen en woningcorporaties liggen ten grondslag aan dit zesstappenplan. Zesstappenplan voor het realiseren van kleinschalige woonvormen voor mensen met dementie ▼ 1 het initiatief nemen ▼ 2 opstellen van een programma van eisen ▼ 3A het ontwerp maken van de woonvorm
▼ 4A uitwerken van de organisatie van wonen en zorg in de kleinschalige woonvorm
▼ 3B aanbesteding en uitvoering van de bouw
▼ 4B voorbereiden van de ingebruikname
▼ 5 ingebruikname van de woonvorm ▼ 6 evaluatie
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
13
De stappen 3A en 3B zijn niet van toepassing bij het huren van een bestaand pand. Wel kan in een dergelijke situatie sprake zijn van verbouw. In het geval van koop of huur van bijvoorbeeld een woningcorporatie worden deze stappen niet door de zorginstelling genomen. Wel kan de instelling in een vroeg stadium van het bouwproces invloed uitoefenen op het ontwerp.
14
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
1 Het initiatief nemen
In de eerste stap worden inhoud en vormgeving al bij elkaar gebracht aangezien deze elementen elkaar beïnvloeden. In de visie geeft u aan wat u nastreeft en dat vertaalt u in een programma van wensen. U bepaalt of de beoogde regio en locatie hiervoor geschikt zijn en welke andere samenwerkingspartners eventueel nodig zijn om het plan te realiseren. Voor uitspraken over de haalbaarheid is helderheid over het financieringskader voor de bouw en de zorg vereist. Ten slotte krijgt de projectorganisatie de opdracht om leiding en uitvoering te geven aan de totstandkoming van de woonvorm. De wens om een kleinschalige woonvorm te realiseren, volgt doorgaans uit een combinatie van de volgende twee factoren: • de constatering van een toenemende vraag naar kleinschalig wonen vanuit de zorgvragers en hun naasten; • het verlangen van de zorginstelling om het traditionele instituutsmodel te vervangen door een model waarin de continuïteit van het wonen en het dagelijks leven van de cliënten vooropstaat en wordt ondersteund door een vraag- en belevingsgerichte vorm van zorg- en dienstverlening. We bespreken achtereenvolgens de verschillende onderdelen van de initiatieffase.
Een visie op wonen, welzijn en zorg Er wordt een visie ontwikkeld op wonen, welzijn en zorg van de doelgroep waarvoor de woonvorm is bedoeld. Het is belangrijk dat deze visie een breed draagvlak heeft binnen de organisatie. Het management neemt het initiatief voor deze visieontwikkeling. Het heeft echter de voorkeur om ook uitvoerend
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
15
medewerkers en toekomstige cliënten c.q. hun vertegenwoordigers hier vanaf het begin bij te betrekken. Zij zijn immers de ambassadeurs van de organisatie en zullen in de nieuwe situatie werken of verblijven. In de visie op wonen, welzijn en zorg komen aspecten aan de orde als de beoogde doelgroep en de inrichting van de woning(en), de schaalgrootte van het wooncomplex, het karakter van de zorgverlening, de veranderende rol van de medewerker en de organisatie en de inbedding in de omgeving.
Sfeer binnen kleinschalige woonvorm Bosch en Duin te Den Haag
16
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
Schaalgrootte Wat betreft de omvang van het kleinschalige wooncomplex en de grootte van de groepswoning lijkt een woning voor zes personen ideaal te zijn. Dat biedt intimiteit en maakt het tegelijk mogelijk om gevarieerde onderlinge contacten te leggen. Zowel voor bewoners als voor begeleiders is deze grootte overzichtelijk.
Het koken in een normale keuken, De Wiekslag te Soest
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
17
Het koken voor zes personen levert in een normale keuken geen praktische problemen op. Niet alle bewoners hebben baat bij de opzet van een gezamenlijke woonkamer en een eigen zit-slaapkamer voor elke bewoner. Soms is een woonvorm met eigen appartementen (en daardoor meer privacy) passender. De omvang van het wooncomplex kan variëren. Sommige organisaties geven de voorkeur aan een kleinschalige inbedding in een bestaand appartementencomplex. Andere kiezen voor kleinschalige woonvormen ‘in de wijk’, stand alone of in een cluster van vier tot zes groepswoningen om een stabiele financiële basis te creëren. Ten slotte zijn er organisaties die er een voorkeur voor hebben of genoodzaakt zijn om kleinschalige groepswoningen in een grootschalige setting te bouwen, bijvoorbeeld om het bestaande instellingsterrein te benutten.
Karakter van de zorgverlening Binnen een kleinschalige woonvorm werken begeleiders in de woonomgeving van de bewoner. Dit vertaalt zich in de wijze van zorgverlening: vraaggestuurde zorg in een huiselijke omgeving die niet langer de dominante uitstraling van een werkomgeving heeft. Dit komt op verschillende manieren tot uiting: de afwezigheid van een zusterpost, begeleiders die integrale taken uitvoeren (niet alleen verpleegkundige taken, maar ook welzijnsactiviteiten en huishoudelijke werkzaamheden) en niet in uniform werken. Welzijn is nu net zo belangrijk als zorg, en de vragen van de bewoners zijn leidend. Een aanvullende bijdrage door familie en/of mantelzorgers is zeer welkom.
De veranderende rol van de medewerker en de organisatie Met een andere manier van zorgverlening veranderen de werkomstandigheden en het takenpakket van begeleiders. Zij werken vaak in zelfsturende teams en in de meeste gevallen alleen in de kleinschalige woning. Vraaggestuurd werken vraagt om andere competenties van begeleiders. Voor facilitaire medewerkers veranderen de werkzaamheden eveneens. Zo vindt het koken plaats in de woning en niet (langer) in een centrale keuken. Diverse (overhead)functies krijgen een andere invulling of plaats binnen de organisatie of verdwijnen helemaal. Behandelaars komen op afspraak langs of bewoners gaan zelf naar hen toe. Leidinggevenden krijgen een coachende rol op afstand. Hiermee heeft het kleinschalig wonen ook consequenties voor de (moeder)organisatie als geheel.
18
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
Inbedding in de omgeving Wat betreft de inbedding van de woonvorm zijn de volgende vragen van belang: Is de kleinschalige woonvorm een woning zoals alle andere woningen in de straat? Nemen bewoners deel aan activiteiten in de wijk? Hebben bewoners sociale contacten in de wijk? Kortom: op welke wijze is de kleinschalige woonvorm ingebed in de omgeving? Wat is realistisch? En welke inbedding is wenselijk?
Straatbeeld Zorgcentrum Beatrix te Culemborg
Straatbeeld Hof Cruninghe te Kruiningen
Doelgroep In de visie staat beschreven voor welke doelgroep de kleinschalige woonvorm bestemd is en of er bepaalde uitsluitingcriteria worden gehanteerd. Wanneer we denken aan de meest wenselijke situatie, dan is de kleinschalige woonvorm een eindvoorziening, waar alle bewoners tot aan hun overlijden kunnen blijven wonen. De praktijk blijkt echter in sommige gevallen anders. Er zijn ook organisaties die de kleinschalige woonvorm neerzetten als een tussenvoorziening tussen de thuissituatie en het verpleeghuis. Wanneer een bewoner (te veel) gedragsproblemen gaat vertonen of zijn of haar zorgvraag (te) intensief wordt, kan ervoor worden gekozen om de betreffende bewoner ‘over te plaatsen’.
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
19
In evaluatieonderzoek van kleinschalige woonzorgvoorzieningen (onder andere Wimo e.a. 1995; Norberg e.a. 2001; Fahrenfort en Reuchling 2002) is onder andere gekeken naar overplaatsing van kleinschalig wonen naar een andere vorm van residentiële zorg. Bij de bewoners die werden overgeplaatst uit kleinschalige voorzieningen was steeds sprake van ernstige gedragsstoornissen, welke aanleiding vormden voor de overplaatsing. Zorgaanbieders in kleinschalige woonvoorzieningen geven aan dat het hierbij om 5 tot 10% van de doelgroep gaat. Hieruit is af te leiden dat het mogelijk is 90 tot 95% van de benodigde capaciteit voor intensieve residentiële zorg kleinschalig te realiseren. Mede door de betrokkenheid van de familie of de thuiszorg kunnen veel bewoners met intensieve zorgvragen vaak toch in de kleinschalige woonvoorziening blijven wonen. Het combineren van meerdere doelgroepen en zorgzwaarten in één voorziening maakt het kleinschalig wonen haalbaar op wijk- en buurtniveau en in kleinere kernen. Elke doelgroep zal overigens zijn eigen eisen stellen aan de woonvorm, bijvoorbeeld in de verhouding tussen privéruimten en groepsruimten. Bekend is dat ouderen met somatische klachten meer behoefte hebben aan privéruimte dan ouderen met psychogeriatrische klachten, voor wie een grote gezamenlijke woonkamer heel belangrijk is. Mensen met het syndroom van Korsakov hebben over het algemeen de meeste behoefte aan de mogelijkheid om hun eigen kamer ook op slot te kunnen doen.
Inrichting van de woning Wordt er bij de inrichting van de woning rekening gehouden met de leefstijlen en achtergronden van bewoners? Bijvoorbeeld een indeling naar leefstijl bij de inrichting en invulling van kleinschalige woningen (woningen voor mensen met een bepaalde sociaal-culturele achtergrond)? En mogen bewoners hun eigen spullen en/of meubilair meenemen?
20
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
Inrichting woonkamer De Meridiaan te Westervoort
Inrichting woonkamer De Platanenhof te Alkmaar
Tips • Het bezoeken van reeds gerealiseerde kleinschalige woonvormen elders biedt inspiratie en mogelijkheden om te leren van de ervaringen van anderen. • De methodiek van de ‘kijkpunten’ (Krijger 2006) kan ondersteunend zijn bij het ontwikkelen van een visie. Met behulp van deze benadering zijn de items die het meest van belang zijn voor de betreffende situatie vast te stellen. De kijkpunten vormen een handig gesprekshulpmiddel bij het ontwikkelen van de visie, bijvoorbeeld in visiebijeenkomsten met alle betrokkenen. • Het is van groot belang dat het personeel goed is voorbereid op de verandering; het is raadzaam medewerkers via stages te laten kennismaken met de nieuwe manier van werken, workshops te organiseren over de visie en werkwijze, voorwaarden te creëren voor medezeggenschap en participatie, zo nodig voor scholing en bijscholing te zorgen en medewerkers regelmatig te informeren over het verloop van de transitie van grootschalig naar kleinschalig. Zie ook Leren van verzorgenden (Krijger en Huibers 2006).
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
21
Een kijkje binnen bij Huize Anna te Middenbeemster
Een programma van wensen Het opstellen van een programma van wensen is van belang om te komen tot een voorziening die voldoet aan de huidige wensen en de te verwachten ontwikkelingen. Een programma van wensen stijgt uit boven het uiteindelijke programma van eisen (PvE) op basis waarvan opdrachten worden verleend aan een architect en aan adviseurs op het gebied van technische installaties. Het PvE is te zien als een minimumpakket, als de ondergrens die kan dienen voor contractvorming en op basis waarvan aan het eind van het
22
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
traject een evaluatie kan plaatsvinden. Om een open oog te houden voor nieuwe ontwikkelingen in de zorg en in de techniek, is het aan te bevelen eerst een programma van wensen op te stellen. Vervolgens kan worden onderzocht welke wensen (inmiddels) ook daadwerkelijk haalbaar zijn en zich laten vertalen in harde eisen door deze op te nemen in een PvE. Het is wenselijk zo vroeg mogelijk in het traject te beginnen met het opstellen van een programma van wensen, terwijl het PvE voor opdrachtverstrekking aan de adviseurs gereed dient te zijn aangezien dit dient als basis voor de opdracht.
Maasduinen Staete in Nieuw-Bergen: ligging in de wijk
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
23
De regio en de locatie bepalen Waar wordt de kleinschalige woonvorm gerealiseerd? Bij de plaatsbepaling dient zo veel mogelijk rekening te worden gehouden met: • de toekomstige ontwikkeling van het aantal cliënten in de doelgroep; • de regionale behoefte aan 24-uursverblijfsplaatsen; • de gewenste locatiekenmerken. Hierbij zijn aspecten als de afstand tot winkels en andere voorzieningen, een levendig uitzicht en de ruimte voor een beschutte buitenruimte van belang. Bouwlocaties zijn – zeker in Nederland – schaars en liggen niet voor het oprapen. In sommige gevallen kunt u als zorginstelling aanhaken bij een groter woningbouwproject van bijvoorbeeld een woningbouwvereniging. Het beleid in ons land is erop gericht mensen met een beperking meer in de samenleving te laten participeren. De Nederlandse overheid wil werken aan een situatie waarin vrijwel alle mensen met een beperking in de samenleving wonen. Dit is een geleidelijk proces, waarvan de snelheid mede afhangt van de mogelijkheid om de bestaande boekwaarde op de gebouwen af te bouwen. Een te hoge boekwaarde kan de zorgaanbieder voor een dilemma plaatsen. Nieuwe en soms noodzakelijke investeringen zullen de afschrijvingstermijn immers alleen maar verder verlengen, met als gevolg dat men nog langer aan de gebouwen ‘vastzit’. Een populair alternatief bij grote instellingsterreinen is om in dat geval ‘omgekeerde integratie’ toe te passen; het bestaande instellingsterrein ontwikkelt zich tot een woonwijk. In samenwerking met de lokale overheid en met woningcorporaties is het mogelijk reguliere woningen op het terrein te laten bouwen. Hiermee brengt u ouderen en mensen met een beperking midden in de samenleving. Tegelijkertijd bent u met de opbrengst uit het verkopen of herontwikkelen van (een deel van) het instellingsterrein in staat de boekwaardeproblematiek op te lossen. Binnen het nieuwe aangekondigde financieringssysteem met integrale tarieven bent u niet langer afhankelijk van de relatief lange, door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) voorgeschreven afschrijvingstermijnen. De afstootbaarheid en marktwaarde van het vastgoed worden daarom nog meer van belang.
24
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
En wat geniet nu de voorkeur? Een woonhuis stand alone in de wijk, een kleinschalige woonvorm als ruimtelijk onderdeel van een groter huis, of anderszins? Op deze vraag is geen algemeen antwoord te geven; te veel is afhankelijk van de specifieke situatie. Er zijn echter bij de verschillende varianten wel een aantal kanttekeningen te plaatsen. • Een gewoon woonhuis dat niet specifiek is gebouwd voor deze vorm van zorg zal vaak aanpassingen nodig hebben en kan ook dan nog met ruimteproblemen kampen waardoor overplaatsing van een bewoner soms onvermijdelijk is. • Goed aan te passen woonhuizen zijn gemakkelijker te vinden in nieuwbouwwijken. Deze huizen hebben echter als nadeel dat de omgeving minder vertrouwd is voor de oudere bewoners, de integratie in de buurt dikwijls moeilijker verloopt en er soms geen winkels in de buurt zijn. • Integratie in de buurt is beter mogelijk bij gewone woonhuizen dan bij een grootschalig instituut. • Bij alleenstaande woonhuizen (zonder clustering) is de druk op het personeel groter. De zelfstandigheid van personeel wordt echter bevorderd wanneer de voorziening niet te dicht in de buurt van het moederhuis is gelegen. • Clustering van kleinschalige woongroepen (vier of zes samen) geniet de voorkeur vanuit personele overwegingen. De zorg valt dan gemakkelijker te delen. In niet-geclusterde situaties in de wijk is met name de nachtzorg een probleem. • Voor familieleden is het waarschijnlijk gemakkelijker zich ‘thuis’ te voelen wanneer het een gewoon woonhuis betreft dat niet in of naast een instelling is gebouwd. • Kleinschalige woonvormen binnen de muren van een grotere instelling hebben organisatorische voordelen. De kans dat er een ‘instellingssfeer’ ontstaat, is in dit geval echter wel vele malen groter. Tip De provincie bepaalt het aantal nieuw te bouwen woningen voor elke gemeente, en in sommige gevallen voor een hele regio. Het kan voorkomen dat een kleine gemeente weinig of helemaal geen bouwkavels meer voor nieuwbouw kan uitgeven. Wanneer u toch in deze gemeente een nieuw wooninitiatief wilt starten, kan de gemeente bij de provincie een beroep doen op de zogenoemde uitzonderingsregel. Deze regel maakt het mogelijk om extra woningen te bouwen voor bijzondere doelgroepen.
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
25
Geschikte samenwerkingspartners Als u zich als zorginstelling wilt concentreren op uw kerntaak – het bieden van zorg – is het goed denkbaar dat u partners wilt inschakelen voor het leveren van de woon- en welzijnscomponent in de betreffende woonvorm. Bij de scheiding van wonen en zorg werken zorginstellingen steeds nauwer samen met woningcorporaties. Deze samenwerking levert vaak een grote meerwaarde op met kansrijke initiatieven en innovatieve concepten. Als u binnen één woonvorm meerdere doelgroepen wilt huisvesten, vereist dit vergaande samenwerking met andere zorginstellingen of met verschillende onderdelen binnen uw eigen organisatie.
Keuze van het financieringskader Vroeg in het ontwikkelingsproces dient er al duidelijkheid te zijn over de financiering en exploitatie van de zorgverlening. Wanneer u een groepswoning met zes bewoners wilt realiseren, zijn zes privékamers en een eventuele logeerkamer met infrastructuur qua omvang voldoende. Het moet voor de zorgorganisatie duidelijk zijn dat dit een te exploiteren basis is. Ook de omvang van de woonvorm in zijn geheel – dus het aantal groepswoningen – is van belang. Vanzelfsprekend wordt er pas een besluit over de omvang en vormgeving van de bouwvorm genomen nadat er vertrouwen is in de exploitatie daarvan. In die exploitatie zijn twee keuzes te maken: de intramurale en de extramurale variant. Beide varianten hebben weer subvarianten en kennen verschillende financieringsregels, zoals blijkt uit de tabel op de volgende pagina.
26
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
Woonvariant
Tariefstelsel
Beleidsregel
Intramuraal
Vast ZZP-tarief in klassen (excl. kapitaal- NZa beleidsregel lasten) CA-351
Intramuraal
Vast ZZP-tarief in klassen (kapitaal- en huisvestingslasten)
NZa beleidsregel CA-281
Extramuraal optelsom indicaties
Variabel tarief afhankelijk van zorgzwaarte
NZa beleidsregel CA-332
Extramuraal volledig pakket thuis
Vast tarief in klassen
NZa beleidsregel CA-329
Extramuraal persoonsgebonden budget
Opstelsom functies of vast tarief
CvZ beleidsregel POU28098067
De Nederlandse Zorgautoriteit, kortweg de NZa, is toezichthouder op alle zorgmarkten in Nederland. De NZa komt voort uit het College tarieven gezondheidszorg (CTG) en het College toezicht zorgverzekeringen (CTZ). Beide colleges richtten zich op de beheersing van de totale kosten (‘macrokosten’) via bekostiging van zorgverleners en het bewaken van goede uitvoering van verzekeringswetten in de zorg. Hoewel die taken blijven bestaan, verschuift het accent in het werk van de NZa van uitvoering naar het pro-actief vaststellen van condities voor marktwerking en de handhaving daarvan. Doel van het nieuwe zorgstelsel is dat de consument waar voor zijn geld krijgt. Daarbij hebben efficiëntie, keuze, kwaliteit en toegankelijkheid van zorgmarkten een centrale plaats. Let op: De NZa past zijn beleidsregels regelmatig aan en stelt jaarlijks nieuwe tarieven vast. De beleids regels in bovenstaand kader zijn van toepassing in 2009. Het verdient aanbeveling bij de NZa na te gaan wat de actuele stand van zaken is: www.nza.nl.
De intramurale variant De hoogte van het budget voor uw kleinschalige woonvorm is afhankelijk van de zorgzwaarte van de bewoners. Voor deze zorgzwaarte zijn zogeheten zorgzwaartepakketten (ZZP’s) bepaald. Zo gelden er voor verpleging en verzorging (V&V) in totaal tien ZZP’s. Kleinschalig wonen met intensieve zorg aan dementerenden valt veelal onder ZZP 4, ZZP 5 of ZZP 7.
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
27
Er kan gekozen worden voor een ‘cliëntenmix’ van verschillende zorgzwaartes binnen één woonvorm. De prijzen voor deze ZZP’s zijn door de NZa voorlopig nog zonder kapitaallasten vastgesteld. Naast de ZZPprijzen is er dus sprake van een aparte kapitaallastenvergoeding per (toegelaten) plaats. ZZP
Prijs per dag exclusief kapitaallasten (niet toegelaten voor behandeling) prijspeil 2009
Prijs per dag exclusief kapitaallasten (toegelaten voor behandeling) prijspeil 2009
4
€ 97,74
€ 119,22
5
€ 133,93
€ 156,52
7
€ 157,70
€ 186,82
Op kleinschalige woonvormen voor zwaar verblijf tot 24 personen op één postcode en licht verblijf tot 50 personen op één postcode is voor de wooncomponent momenteel de NZa-beleidsregel kleinschalig wonen (CA-281) van toepassing. In deze beleidsregel zijn per kleinschalige plaats de normatieve jaarlijkse kapitaallasten en huisvestingskosten vastgelegd die aan uw budget kunnen worden toegevoegd om de huisvesting te bekostigen. Kleinschalig wonen met intensieve zorg aan dementerenden valt in de meeste gevallen onder kleinschalig groepsverblijf zwaar. Als sprake is van een woonvorm met slechts een lichte aanpassing ten opzichte van reguliere woningbouw, is sprake van licht groepsverblijf. Daarnaast kent de beleidsregel vergoedingen voor individueel verblijf en toeslagen voor specifieke doelgroepen.
28
Vergoeding per bezette plaats per jaar, prijspeil 2008
Kapitaallasten
Inventaris
Onderhoud
Energie e.d.
Kleinschalig groeps verblijf zwaar
€ 7.772,97
€ 1.288,07
€ 1.660,02
€ 1.118,66
Kleinschalig groeps verblijf licht
€ 5.266,02
€ 1.095,82
€ 1.411,54
€ 951,60
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
Op zwaar verblijf van meer dan 24 personen op één postcode en licht verblijf van meer dan 50 personen op één postcode was in 2008 nog het bouwregime ex WTZi van kracht en moest nog een vergunning worden aangevraagd bij het Bouwcollege. Deze regeling loopt echter per 1 januari 2009 af. Kapitaallasten zullen niet langer worden nagecalculeerd op basis van een vergunning van het Bouwcollege. Na een transitieperiode van naar verwachting twee jaar, waarin de NZa kapitaallasten nog op basis van nacalculatie zal vergoeden, treedt vanaf circa 2011 het nieuwe financieringssysteem met integrale tarieven in werking. In datzelfde jaar zal naar verwachting ook de NZa-beleidsregel kleinschalig wonen komen te vervallen. Uiteindelijk zullen alle kleinschalige woonvormen worden gefinancierd op basis van geleverde productie(dagen) en integrale tarieven.
De extramurale variant Een extramurale variant is te realiseren via de NZa-beleidsregel volledig pakket thuis (VPT) (CA-329). In dat geval financiert de AWBZ alleen de kosten voor zorg en ondersteuning, de bewoner betaalt zelf zijn of haar verblijfskosten. Op dit moment kunnen alleen voorzieningen die een toelating tot de functie verblijf hebben van deze regeling gebruikmaken. Bovendien moet de capaciteit passen binnen de contracteerafspraken met het zorgkantoor. Extramurale zorg aan dementerenden in een kleinschalige woonvorm valt veelal onder VPT 12 of VPT 13, normaal gesproken te leveren door zorgaanbieders die toegelaten zijn voor de functies verblijf en behandeling. Ook hier is het mogelijk te kiezen voor een ‘cliëntenmix’ van verschillende zorgzwaartes binnen één woonvorm. VPT
Prijs per persoon per dag, prijspeil 2009
VPT 12 (verblijf en behandeling)
€ 127,57
VPT 13 (verblijf en behandeling met zorgzwaartetoeslag)
€ 159,07
Particuliere initiatiefnemers kunnen gebruikmaken van de zogeheten PGB-route. Cliënten met een persoonsgebonden budget (PGB) maken in dat geval rechtstreekse afspraken met de zorgaanbieder.
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
29
PGB
Prijs per persoon per dag, prijspeil 2009
Bij een indicatie op ZZP 3 en ZZP 4
optelsom individuele indicaties
Bij een indicatie op ZZP 5 t/m ZZP 10 verhoogt het zorgkantoor het budget tot minimaal
€ 148,56
Of men met het budget uitkomt, hangt grotendeels af van de dagbezetting die men op de woning hanteert. Indien een woonvorm bestaat uit vier woningen en men een dagbezetting van ongeveer 20 uur inroostert, kost elke cliënt ongeveer 0,88 fulltime eenheden (fte) personeel. Berekeningen laten zien dat dit binnen alle tariefstelsels mogelijk is, mits wordt uitgegaan van een gemiddelde zorgzwaarte van ZZP 5 / VPT 12. De financiering via het PGB valt daarbij het gunstigst uit.
Overzichtelijke kostenvergelijking Uitgangspunten voor de berekening: • vier woningen met elk zes bewoners; • bezetting van 20 uur per dag; • één nachtdienst; • netto-inzetbaarheid: 1500 uur per jaar per fte; • ondersteunende en faciliterende begeleiding varieert per model, bij VPT en PGB via de Wmo; • beperkte inzet gespecialiseerde behandeling bij VPT (zie ook beleidsregel), bewoners maken gebruik van eigen huisarts; • de schema’s geven een suggestie weer hoe men de verschillende taken kan inzetten, dit is echter geen blauwdruk of norm. De praktijk laat zien dat elke woonvorm eigen prioriteiten en accenten legt op de inzet en het volume fte’s voor bepaalde functies en disciplines.
30
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
Inzet aantal formatieplaatsen per cluster van vier groepswoningen met elk zes bewoners Woonvorm
Dienstrooster
Eén groepswoning
integraal medewerker (fwg 40, rg 8)
Netto-inzet Bruto-inzet per dag (in uren) per jaar (in fte)
(op 365 dagen 7.00-15.00 en 14.45-22.45 uur)
16
3,89
(op 255 werkdagen 8.00-12.00 uur)
4
0,68
totaal (voor 6 bewoners)
20
4,57
4 x integraal medewerker en assisterende
80
18,29
9
2,19
assisterende (fwg 30, rg 8)
Cluster
Nachtdienst (fwg 40, rg 8) (op 365 dagen 22.30-7.30 uur) facilitair (schoonmaken) (fwg 20, rg 8) (op 2 dagen per week 8.00-12.00 uur)
0,28
activiteitenbegeleiding, (fwg 40, rg 8) (op 2 dagen per week 13.00-17.00 uur) totaal (voor 24 bewoners)
0,28 21,04
totaal per bewoner
0,88
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
31
Inzet per financieringsregiem in disciplines per fte Functie verblijf Volledig pakket thuis (zorgzwaartepakketten)
Persoonsgebonden budget
Unithoofd
0,60
0,60
0,60
Verpleeghuisarts
0,24
0,08
Maatschappelijk werker
0,16
Psycholoog
0,08
Fysio-/ergotherapie
0,04
Geestelijk verzorger
0,08
Directie
0,30
0,30
0,30
Secretariaat
0,16
0,16
0,16
Administratie & planning
0,30
0,30
0,30
Personeel & opleiding
0,24
0,24
0,24
Facilitair
0,30
0,30
0,30
Automatisering
0,10
0,10
0,10
Beleidsmedewerker
0,08
0,08
0,08
Voor meer gedetailleerde berekeningen verwijzen wij graag naar de exploitatiemodellen van het Centrum Kleinschalig Wonen op de website van Vilans.
32
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
Een projectorganisatie opzetten Voor het gehele proces van projectontwikkeling is een goede projectorganisatie van groot belang. Deze omvat in elk geval de volgende elementen: a het samenstellen van een projectgroep en het benoemen van een projectleider; b het formuleren van de inhoudelijke opdracht aan de projectgroep; c het vaststellen van de financiële randvoorwaarden van de te realiseren woonvorm; d een tijdsplanning en een communicatieplan. Literatuursuggesties • En hoe kijkt u ertegenaan...? Kijkpunten kleinschalig groepswonen voor mensen met dementie (Krijger 2006) • Handleiding kleinschalig wonen voor mensen met dementie. Inhoudelijke en praktische adviezen (Krijger 2004) • Leren van verzorgenden (Krijger en Huibers 2006) • Kleinschalig wonen, grote verschillen. Bouwkundige verschijningsvormen van kleinschalig wonen in de ouderenzorg (College bouw zorginstellingen 2007) • Zie www.centrumkleinschaligwonen.nl voor het ‘stappenplan exploitatie op basis van functie verblijf’, het ‘stappenplan exploitatie op basis van volledig pakket thuis’ en het ‘stappenplan exploitatie op basis van persoonsgebonden budget’. • Databank wonen-zorg met voorbeelden van kleinschalig wonen, Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg. • Horizon© Vraag en aanbod voorspellingsmodel voor de ouderenzorg (College bouw zorginstellingen 2007).
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
33
2 Opstellen van een programma van eisen
In de tweede stap van het zesstappenplan formuleren de samenwerkingspartners een programma van eisen met concrete voorstellen ten aanzien van het wooncomplex. Hierin is aandacht voor de mogelijke bouwkundige varianten, voor de interne en externe vormgeving en voor andere specifieke eisen. Ten slotte besteden we in dit hoofdstuk aandacht aan het zoeken van een geschikte bouwkavel of een geschikt gebouw en aan de toetsing van het opgestelde PvE.
Het programma van eisen Het programma van eisen (PvE) wordt opgesteld vanuit een analyse van de wijze waarop de gebruikers de woonvorm gaan gebruiken. Voor een kleinschalig gebouw volstaat meestal een korte omschrijving. Het is hierbij wel van groot belang om de toekomstige gebruikersgroepen te betrekken; de toekomstige bewoners en hun naasten, alsmede de zorgverleners. Zij wonen en werken straks niet alleen in de woning, maar kunnen vanuit hun ervaring ook veel deskundigheid inbrengen. Met behulp van het PvE moet het voor een architect mogelijk zijn een gebouw te creëren dat de opdrachtgever in gedachte heeft zonder te worden belemmerd in het creatieve proces. De opdrachtgever/gebruiker kan zich voor het samenstellen van een PvE laten bijstaan door externe adviseurs. Het PvE dient als basis voor de opdrachtverstrekking aan de architect en eventuele adviseurs om het uiteindelijke ontwerp voor de woonvorm te maken. In het PvE worden beslissingen die in de initiatieffase zijn genomen over doel, doelgroep(en) en werkwijze als volgt uitgewerkt en vertaald naar hun ruimtelijke, technische en organisatorische consequenties.
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
35
Interne vormgeving groepswoning Maartenshof, St. Maartensdijk
Interne vormgeving Wat betreft de benodigde ruimten, hun functies en oppervlakten en de relaties tussen die ruimten gelden er naast het Bouwbesluit geen specifieke prestatie-eisen voor het bepalen van de ruimtebehoefte van kleinschalige woonvormen. Nu het zogeheten bouwregime voor de intramurale gezondheidszorg is vervallen, is het de verantwoordelijkheid van de instelling hoe deze de woonvorm en de ruimten indeelt. Wel is sprake van de ontwikkeling van niet-bindende veldnormen, in samenwerking met de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en het Centrum Zorg en Bouw.
36
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
Ter indicatie geven we de volgende opsomming van ruimten, functies en oppervlakten, afkomstig uit Prestatie-eisen voor nieuwbouw AWBZ-voorzieningen (College bouw zorginstellingen 2007): De ruimtebehoefte van een woning voor 6 niet-mobiele cliënten met een zware zorgindicatie bedraagt circa 54 m² bruto-vloeroppervlak (bvo) per plaats (totaal 324 m² bruto). Binnen deze ruimtebehoefte kunnen de volgende (nuttige) ruimten worden gerealiseerd: Zit-slaapkamers
6x15 m²
Sanitaire voorzieningen:
bij voorkeur kamergebonden, doch minimaal twee centrale
Huiskamer:
badkamers en een afzonderlijk toilet nabij de huiskamer
54 m² (incl. keuken, rookruimte, multifunctionele ruimte
e.d.) Keuken:
waarbij bij voorkeur wordt uitgegaan van koken in de woning
Bijkeuken:
waarbij wordt uitgegaan van wassen in de woning
Rookruimte:
10 m²
Bergruimte:
inclusief opstelruimten tilhulpmiddelen en rollators
Slaapwacht(-kantoorruimte): aandeel in een binnen een gezamenlijke (in een cluster) te realiseren ruimte van circa 12 m² Bij een bruto/nuttig-factor van 1,5 is circa 216 m² nuttig beschikbaar voor de diverse functies en ruimten. Binnen deze oppervlakte zijn diverse variaties mogelijk. Afhankelijk van de uitvoering in clusters van meerdere kleinschalige voorzieningen zijn extra variaties mogelijk.
De mogelijke bouwkundige varianten In de praktijk komen drie varianten van kleinschaligheid voor: • Kleinschaligheid binnen grootschaligheid. Een kleinschalig opgezette woonvorm binnen een groter geheel/complex aan zorgvoorzieningen. • Kleinschaligheid op het terrein van een grootschalige voorziening. • Kleinschaligheid in de wijk, al dan niet geclusterd. Deze clustering kan plaatsvinden met dezelfde of met andere doelgroepen.
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
37
Bosch en Duin te Den Haag:
De Naber te Rotterdam: kleinschalig
kleinschalig wonen in groot- wonen ‘op een instellingsterrein’ schalige setting
De Eik te Amersfoort: kleinschalig wonen ‘stand-alone’ in de wijk
(gelegen naast De Hofstee)
Elk van de varianten heeft zowel voor- als nadelen. De keuze voor een bepaalde variant is afhankelijk van de visie, de financiële haalbaarheid, de personele mogelijkheden en de beschikbaarheid van geschikte locaties.
Specifieke eisen op het gebied van leefklimaat, veiligheid en communicatie Bij de eisen aan het leefklimaat – zoals het gebruik van licht, domotica, signalerings- en communicatiemiddelen, het binnenklimaat en de akoestiek – kunnen in het PvE in de eerste plaats functionele eisen en prestatie-eisen worden geformuleerd waaraan de minimale en maximale temperatuur, luchtvochtigheid e.d. van ruimten moet voldoen. Daarnaast is het mogelijk om aan te geven welk systeem het uitgangspunt vormt. Afhankelijk van de doelgroep kan het, met het oog op de veiligheid, bijvoorbeeld wenselijk zijn radiatoren te vermijden. Tevens kan vanuit de visie naar voren komen dat de toepassing van warmtekrachtinstallaties de voorkeur heeft. Ook kan een in maten of getallen geconcretiseerde technische eis aan een gebouwdeel of installatie worden gesteld. Het is echter niet ondenkbaar dat een desbetreffend product slechts bij één fabrikant verkrijgbaar is. Voor de ontwerper vormen de technische eisen dan ook een beperking bij het zoeken naar creatieve oplossingen om aan een (functionele) prestatie-eis te voldoen.
38
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
Een voorbeeld: het binnenklimaat Een functionele eis ten aanzien van het binnenklimaat kan zijn: de luchttemperatuur in de zit-slaapkamers moet behaaglijk zijn. Hiervan zijn de volgende prestatie-eisen af te leiden: • temperatuur: 20°C +/- 1°C • luchtsnelheid: maximaal 0,1 m/s Vanuit deze prestatie-eisen en aanvullende gegevens van onder meer de warmteweerstand van de gekozen gevel met zijn openingen worden technische gegevens berekend voor bijvoorbeeld het verwarmend oppervlak van de radiator en de wijze van ventilatie (bijvoorbeeld 2 keer per uur). (Bron: Wentzel e.a. 2005)
Bij de te stellen eisen aan de veiligheid en de communicatie is de keuze van het volume van kleinschaligheid van grote invloed. Het volume bepaalt in grote mate de bezettingsgraad van personeel, zowel in de dagals in de nachtsituatie. Naarmate er minder personeel aanwezig is en de afstand tot centrale ondersteuning groter is, zal compensatie worden gezocht in domotica, signalerings- en communicatiemiddelen. Bij de eisen aan het gebruik van licht en akoestiek behoeft het feit aandacht dat met name ouderen veel visuele en auditieve beperkingen vertonen. Het opstellen van een verlichtingsplan en een goede toepassing van kleurgebruik zijn daarbij van groot belang. Tip Voor het opstellen van een verlichtingsplan en een kleurtoepassing is een advies door bouwbureaus van gespecialiseerde zorginstellingen voor slechtzienden raadzaam. Gezien de snelle ontwikkelingen op installatietechnisch gebied is het raadzaam de wensen juist als functionele eisen en niet als concrete prestatie-eisen of technische eisen in het PvE op te nemen. Zo wordt optimaal gebruikgemaakt van de creativiteit en expertise van de ontwerper en een mogelijk betere prijskwaliteitverhouding voor een oplossing gevonden, die tevens aan de meest recente normen voldoet.
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
39
Externe vormgeving
Artist impression van een kleinschalige woonvorm van de Stichting Vivium Zorggroep te Huizen, een samenwerkingsproject van Vivium Zorggroep en De Alliantie Ontwikkeling B.V. Ontwerp Wentink Architekten B.V. te Muiden Naast de voorschriften die zijn opgenomen in het bestemmingsplan van een te ontwikkelen gebied kunnen vanuit de gemeente en vanuit de welstand aanvullende eisen worden gesteld. Vooral op het gebied van parkeren en de bescherming van natuur komen regelmatig aanvullende eisen naar voren. Het is belangrijk dat deze voorwaarden in een zo vroeg mogelijk stadium duidelijk zijn, teneinde deze eisen mee te nemen in het PvE en het in het uiterste geval mogelijk is van de locatie af te zien voordat er is geïnvesteerd in planontwikkeling. Verder is het raadzaam om te bezien of inpassing van de woonvorm in de directe omgeving (stedenbouwkundige eisen) geen beperkingen oplevert op het gebied van toegankelijkheid en uitzicht. Hierbij valt te denken aan te overbruggen hoogteverschillen en borstweringshoogtes van ramen en balkons die het uitzicht vanuit een zittende positie belemmeren.
40
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
Tip Het is te overwegen een gespecialiseerde adviseur of architect in te schakelen om de projectgroep te begeleiden bij het ontwikkelen van een goed PvE.
Een geschikte bouwkavel of een geschikt gebouw zoeken Op basis van het PvE wordt gezocht naar een geschikte locatie om de gewenste woonvorm te realiseren. Vaak is bemiddeling van de gemeente of woningcorporatie nodig om mogelijk passende locaties op te sporen. Potentiële locaties worden getoetst op de mate waarin ze voldoen aan de eisen die aan de te realiseren woonvorm worden gesteld. Voor een kleinschalige woonvorm is niet altijd een kavel kale bouwgrond nodig. Er zijn de afgelopen jaren ook diverse woonvormen gerealiseerd door inpassing van het kleinschalig wonen in een appartementencomplex dat reeds in aanbouw was. Ook in dat geval blijft het van belang om een PvE op te stellen, zodat toetsbaar is of het complex aan de vereisten voldoet dan wel is aan te passen aan de vereisten. Tip Om snel een eerste toets te kunnen uitvoeren, is het verstandig als zorgaanbieder een checklist (ruimtelijk PvE) achter de hand te houden.
Toetsing van het programma van eisen op haalbaarheid Het PvE wordt onder andere gebruikt om een raming van de stichtingskosten te maken en/of de huurprijs van de woningen te berekenen.
Kostenkengetallen Voor de raming van de stichtingskosten kan men in deze fase uitgaan van de grond-, bouw- en investeringskostennormen die in de Bouwkostennota 2008 voor AWBZ-voorzieningen zijn vastgesteld. De bedragen uit de NZa-beleidsregel kleinschalig wonen (CA-281) zijn ook van de kostennormen uit de
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
41
Bouwkostennota afgeleid. Met het vervallen van het bouwregime publiceert het Centrum Zorg en Bouw vanaf 2009 jaarlijks kostenkengetallen in het Jaarbeeld bouwkosten als opvolger van de Bouwkostennota. Deze kostenkengetallen hebben evenwel niet langer de status van norm of prestatie-eis. De gemiddelde grondkostennorm voor ‘zware’ ouderenzorg bedraagt € 253 per m² bvo, prijspeil januari 2008. In verband met regionale verschillen kunnen regionale toeslagen of kortingen variërend van -20% tot +20% worden toegepast op deze grondkostennorm. De bouwkostennorm voor verblijf, ondersteunende begeleiding en behandeling in de verblijfscategorie ‘zwaar’ (specifieke bouw) bedraagt € 1.437 per m² bvo, incl. btw, prijspeil januari 2008. De hiervan afgeleide investeringskostennorm bedraagt € 1.728 per m² bvo, incl. btw, prijspeil januari 2008, exclusief grond-, inventaris-, rente- en startkosten. Daarnaast gelden er voor deze categorie toeslagen, bijvoorbeeld voor het toepassen van plafondtilliften, specifieke voorzieningen voor zintuiglijke beperkingen en temperatuurbeheersing en het koken in de woning. Voor doelgroepen die minder zware zorg behoeven dan bijvoorbeeld niet-mobiele dementerenden kan van lagere kostenkengetallen per m² worden uitgegaan. Dit blijkt ook uit onderzoek van een aantal praktijkvoorbeelden van kleinschalige ouderenzorg zoals beschreven in Kleinschalig wonen, grote verschillen (College bouw zorginstellingen 2007).
Exploitatie Voor de haalbaarheid van het initiatief is het mede van belang de exploitatiekosten te ramen. Het grootste deel (60 tot 70%) van de exploitatiekosten bestaat uit personeelskosten (salarissen, loonbelasting, sociale lasten e.d.). De functionele opzet van de kleinschalige voorziening kan van invloed zijn op de personeelsformatie, zie ook stap 1. Een kleiner deel van de exploitatiekosten bestaat uit kapitaallasten. Kapitaallasten bestaan in geval van eigendom van de huisvesting voor een groot deel uit de rente en afschrijving van de investeringskosten. In geval van huur worden deze kosten verrekend in de huurlasten. Uitgaande van een gemiddelde afschrijvingstermijn van 33 jaar, een rentepercentage van 5,5% en afschrijving volgens de Netto Contante Waarde-methode met een jaarlijkse indexering van 2,5% bedraagt de normatieve (aanvangs)jaarhuur voor de verblijfscategorie ‘zwaar’ gemiddeld € 101 per m² bvo, prijspeil 2008.
42
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
Vervolgens zijn de zogenoemde levenscycluskosten of life cycle costs (LCC) van het gebouw van groot belang. Het aanvullend investeren in energiebesparende, duurzame en onderhoudsvriendelijke maat regelen en voorzieningen verdient zich al snel terug in de tijd, en verdient zeker in een tijd van hogere energieprijzen en klimaatverandering overweging in de planvorming. Literatuursuggesties • Binnenmilieu en installatietechniek in de zorgsector. Bouwmaatstaven voor nieuwbouw (College bouw ziekenhuisvoorzieningen 2002) • Thermische behaaglijkheid in verpleeghuizen (College bouw ziekenhuisvoorzieningen 2002) • Toegankelijk bouwen voor mensen met een zintuiglijke handicap of allergie (College bouw zorginstellingen 2005) • Domotica-tips voor zorginstellingen (College bouw zorginstellingen 2007) • De hitte de baas. Koeling in zorginstellingen (College bouw zorginstelingen 2007) • Kleinschalig wonen, grote verschillen. Bouwkundige verschijningsvormen van kleinschalig wonen in de ouderenzorg (College bouw zorginstellingen 2007) • Prestatie-eisen voor nieuwbouw AWBZ-voorzieningen (College bouw zorginstellingen 2007) • Bouwkostennota 2008 (College bouw zorginstellingen 2008) • De toepassing van domotica in de zorg anno 2007 (Willems 2007) • Veilig en comfortabel wonen met domotica (Van der Leeuw 2005) • Technologie voor mensen met dementie in groepswoningen (Van der Leeuw en Willems 2008)
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
43
3A Het ontwerp maken van de woonvorm
Na het opstellen van het programma van eisen valt het stappenplan uiteen in twee parallelle trajecten: • het bouwtraject, waarin een ontwerp voor de woning wordt gemaakt (stap 3A), de aanbesteding van de bouw plaatsvindt en de bouw wordt uitgevoerd (stap 3B); • het organisatietraject, waarin de nieuwe manier van wonen en werken wordt uitgewerkt (stap 4A) en de ingebruikname van de woning wordt voorbereid (stap 4B). In deze stap – 3A – staat de organisatie van het ontwerpproces centraal. Mede komen (het selecteren van) de architect en het regelen van de financiering en vergunning aan bod.
Selectie van de architect De selectie van de architect is uiteraard alleen van toepassing indien in eigen opdracht wordt gebouwd. De architect heeft tot taak om het programma van eisen te vertalen in een concrete woonvorm op een specifieke locatie. Het kan, zeker op het gebied van doorlooptijden, voordelen hebben om een architect te selecteren die bekend is met kleinschalig wonen. Een op dit gebied onervaren architect zal echter geen standaardtoepassingen hanteren en mogelijk met vernieuwende oplossingen komen. Indien de tijdsfactor niet te beperkend werkt, kan dus juist een onervaren architect de voorkeur hebben.
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
45
In de opdracht aan de architect wordt vastgelegd: • waarvoor de opdracht wordt verleend; • welke uitgangspunten de architect moet hanteren, zoals het programma van eisen, het beschikbare budget, de bouwkavel of het gebouw en de stedenbouwkundige randvoorwaarden; • de tijdsplanning; • de aanvullende voorwaarden die aan de opdracht worden gesteld. Tip Het is handig als het ontwerp voorziet in de afwerking en vaste inrichting van de woonvorm, zoals vloerbedekking, wandafwerking, basisverlichting, keukeninrichting met inbouwapparatuur en zonwering. Ook de terreininrichting kan al in het ontwerp worden opgenomen. Deze onderdelen komen dan niet ten laste van het inrichtingsbudget, dat bedoeld is voor de inventaris of losse inrichting van het gebouw.
De organisatie van het ontwerpproces Doorgaans wordt een bouwcommissie ingesteld die met de architect overlegt over het ontwerp. Als u niet zelf, maar bijvoorbeeld een woningcorporatie de opdrachtgever is, maakt u goede afspraken over uw inbreng en meebeslisrecht in de bouwcommissie. Gedurende het hele ontwerpproces stuurt u de architect aan. U controleert voortdurend of de voorstellen van de architect voldoen aan het programma van eisen. Het is daarnaast raadzaam verslagen te maken van de besluiten die in de bouwcommissie worden genomen. Het ontwerpproces bestaat meestal uit drie fasen: • het voorlopig ontwerp; • het definitief ontwerp; • de bouwvoorbereiding/bestekfase. Elke fase van het ontwerpproces wordt afgesloten met een formele goedkeuring van de opdrachtgever.
46
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
Plattegrond van De Melkweg te Wageningen Tip Voor nadere informatie over de opdracht aan de architect zie De nieuwe regeling 2005. Rechtsverhouding opdrachtgever-architect, ingenieur en adviseur (BNA 2004), te downloaden en te bestellen bij de Bond voor Nederlandse Architecten (BNA) te Amsterdam.
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
47
De financiering en de vergunning regelen Op het bouwproces zelf is veel wet- en regelgeving van toepassing. Allereerst krijgt u te maken met bouwregelgeving en moet u een bouwvergunning bij de gemeente aanvragen.
De bouwregelgeving De bouwregelgeving is grotendeels gebaseerd op de Woningwet. Onder de Woningwet hangen drie Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s) waarvan het Bouwbesluit, waarin de technische voorschriften zijn benoemd, de belangrijkste is. De andere twee, vooral procedurele, AMvB’s zijn het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken en het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning. De gemeente houdt toezicht op de handhaving van de bouwregelgeving. Gemeenten mogen daarbij niet afwijken van de rijksregelgeving. Zij moeten wel in een bouwverordening en een welstandsnota op een aantal punten aanvullende voorschriften vastleggen. Ook moeten gemeenten in een bestemmingsplan aangeven op welke locaties wel of niet gebouwd mag worden en voor welke bestemmingen. Na de relatief ingrijpende wijzigingen van het Bouwbesluit in 2005 en de beperkte wijziging in 2006 (aanscherping van de energieprestatiecoëfficiënt (EPC) voor de woningbouw) zijn er in 2007-2008 geen wijzigingen in het Bouwbesluit doorgevoerd die technische of financiële gevolgen hebben voor de bouw van zorgvoorzieningen. Per 1 januari 2009 worden de energieprestatie-eisen voor de utiliteitsbouw (inclusief de gezondheidszorgfunctie) echter fors aangescherpt en vastgelegd in het Bouwbesluit, vooruitlopend op het derde wijzigingspakket. Daarnaast wordt door het ministerie van VROM gewerkt aan het dereguleren en vereenvoudigen van het Bouwbesluit. Uiteindelijk zal het Bouwbesluit met het Gebruiksbesluit worden geïntegreerd tot één AMvB, die naar verwachting medio 2009 in het Staatsblad wordt gepubliceerd. Naast het Bouwbesluit moet de voorziening onder meer voldoen aan de Arbowet en de Tabakswet (dit geldt niet bij het scheiden van wonen en zorg). Mede gezien de vaak niet of onvoldoende zelfredzaamheid van (een deel van) de bewoners behoeft de brandveiligheid binnen de voorziening extra aandacht.
48
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
Bouwleges Voor de afgifte van de bouwvergunning brengt de gemeente zogeheten legeskosten in rekening. De hoogte van de legesheffing kan per gemeente sterk verschillen. De site www.bouwleges.nl biedt veel informatie over de bouwleges. Op deze site is ook een rekenmodule geplaatst waarmee de bouwleges van iedere gemeente in Nederland kan worden berekend.
Een gebruiksvergunning Het is de vraag of voor uw kleinschalige voorziening ook een gebruiksvergunning verplicht is. Deze vergunningplicht geldt voor voorzieningen waarin bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf wordt verschaft aan meer dan tien personen. Per 1 november 2008 is het Gebruiksbesluit Brandveilige Bouwwerken, kortweg het Gebruiksbesluit, in werking getreden. Het Gebruiksbesluit moet een einde maken aan de diversiteit aan brandveiligheidseisen in de verschillende gemeentelijke bouwverordeningen. Met de komst van het Gebruiksbesluit worden de gebruikseisen op het gebied van de brandveiligheid landelijk uniform, net zoals de eisen die in het Bouwbesluit aan de veiligheid van gebouwen en de installaties worden gesteld. De gebruikseisen zijn overigens gebaseerd op de laatste versie van de Modelbouwverordening en leiden daarmee in principe niet tot een verzwaring van de regelgeving. Tip De kosten van het bouwproject worden gedekt door een financieringsplan. Gezien de veranderende regelgeving wordt voor de laatste stand van zaken met betrekking tot de financiële vergoedingen verwezen naar de informatie die de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) hierover verstrekt.
In geval van huur Bij huur van een woningcorporatie (veel kleinschalige woonvormen zijn in de wijk gelegen) sluit men een huurcontract van tien of vijftien jaar af. Het voordeel van deze constructie is dat de eigenaar nu verantwoordelijk is voor onderhoud en dergelijke. Een ander voordeel is dat men na de huurperiode kan overwegen om de woning af te stoten indien daar redenen voor zijn. Bij eigen bezit is dat een stuk minder eenvoudig, aangezien weinig andere partijen belangstelling zullen hebben voor de veelal specifiek gebouwde woonvorm.
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
49
Literatuursuggesties • De nieuwe regeling 2005. Rechtsverhouding opdrachtgever-architect, ingenieur en adviseur (BNA 2004) • www.bouwleges.nl Regelingen: • Bouwbesluit • EPC • AMvB • Arbo • Tabakswet • Gebruiksvergunning • Modelbouwverordening • Financiële regelingen NZa (o.a. CA-281 en CA-260) • De nieuwe regeling 2005 (DNR 2005)
50
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
3B Aanbesteding en uitvoering van de bouw
Na het opstellen van het programma van eisen valt het stappenplan uiteen in twee parallelle trajecten: • het bouwtraject, waarin een ontwerp voor de woning wordt gemaakt (stap 3A), de aanbesteding van de bouw plaatsvindt en de bouw wordt uitgevoerd (stap 3B); • het organisatietraject, waarin een nieuwe manier van wonen en werken wordt uitgewerkt (stap 4A) en de ingebruikname van de woning wordt voorbereid (stap 4B). In deze stap – 3B – wordt het proces van aanbesteding en bouw van de kleinschalige woonvorm belicht.
De aanbesteding Traditioneel wordt de bouw van een kleinschalige woonvorm op basis van het definitieve ontwerp en de bestekstukken aanbesteed bij een of meer aannemers. Tijdens de aanbesteding wordt doorgaans onderhandeld over de prijs en worden beslissingen genomen over bezuinigingen in het ontwerp. Ook tijdens de uitvoering van de bouw moeten er regelmatig beslissingen worden genomen. Tip Een bouwadvies- en/of bouwmanagementbureau kan u begeleiden bij het nemen van verantwoorde beslissingen.
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
51
In de fase van aanbesteding vinden de volgende activiteiten plaats:
De aanbesteding onder een geselecteerd aantal aannemers Indien de verwachting is dat er veel gegadigden zijn voor de opdracht en dientengevolge beperking wenselijk is, wordt binnen de zorgbouw vaak gekozen voor de niet-openbare aanbestedingsprocedure. Bij deze procedure is de aanbesteding gefaseerd in een aparte selectiefase en een aparte inschrijvingsfase. Het minimumaantal gegadigden dat tot de inschrijving wordt uitgenodigd, bedraagt vijf. Op aanbestedingen van zorginstellingen moet het Aanbestedingsreglement Werken 2005 (ARW 2005) worden toegepast. Of u verplicht bent Europees aan te besteden, is onder andere afhankelijk van de vraag of uw organisatie wordt aangemerkt als publiekrechtelijke instelling en daarmee als aanbestedende dienst. Daarnaast geldt voor Europees aanbesteden een drempelbedrag. Voor 2008-2009 is het drempelbedrag voor het aanbesteden van (overheids)werken vastgesteld op € 5.150.000 excl. btw. Blijft de bouwsom binnen dit drempelbedrag, dan kunt u zich beperken tot een nationale aanbesteding. Met het oog op een zo soepel mogelijk verloop van de aanbesteding attenderen wij u op het belang van een volledig en zorgvuldig uitgewerkt plan en een bijbehorende begroting. In het geval van aanbesteding op basis van een bestek is dit een vooraf opgestelde bestekvolgende directiebegroting. De niet-openbare procedure duurt ongeveer 16 weken; 37 dagen voor de selectie van de ondernemers en 40 dagen voor indiening van de offertes.
De prijsvorming naar aanleiding van de uitgebrachte aanbiedingen De (geselecteerde) aannemers brengen een prijsaanbieding uit. Wanneer de laagste aanbieding boven het door de opdrachtgever vastgestelde budget uitkomt, moet deze – al dan niet vertegenwoordigd of bijgestaan door een architect of adviseur – met de voordeligste aannemer aan tafel gaan zitten om te onderhandelen over de prijs. Ook zal de architect in deze fase voorstellen ontwikkelen om op de woonvorm te bezuinigen.
52
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
De opdrachtgever of adviseur heeft in deze fase de volgende taken: • Bewaken van het budget. Hierbij gaat het om het nagaan of alle prijzen van de verschillende onderdelen van het realiseren van een kleinschalige woonvorm binnen de geraamde stichtingskosten passen en het controleren of er geen posten uit het bouwbudget verschoven moeten worden naar bijvoorbeeld het inrichtingsbudget. Tevens is het zaak ervoor te waken dat er veel onzekere posten (stelposten) in de aanbieding worden opgenomen die pas tijdens de uitvoering worden ingevuld. • Beslissingen nemen over door de architect voorgestelde bezuinigingen. Hierbij is een aandachtspunt dat de gebruikskwaliteit en de kwaliteit van de gekozen materialen zo min mogelijk worden aangetast. Alle bezuinigingen behoeven beoordeling op hun consequenties voor het gebruik en de exploitatie van het gebouw. Keuze uit verschillende alternatieven is van belang. Tip Ook als u geen opdrachtgever van het bouwproject maar een toekomstig huurder bent, is het van groot belang dat u wordt betrokken bij eventuele bezuinigingen in het plan en wijzigingen in het bestek.
De gunning van het project aan een aannemer en het opstellen van een contract Wanneer de opdrachtgever en de aannemer het eens zijn over de prijs van het project, wordt het project aan de aannemer gegund. De opdrachtgever mag als aanbestedende dienst niet met de overige inschrijvers onderhandelen over de ingediende inschrijvingen. Het kan zijn dat de elektrotechnische, werktuigbouwkundige installaties en liftinstallaties separaat worden aanbesteed. Er is dan sprake van zogenoemde nevenaanneming. Hierbij wordt de bouwkundig hoofdaannemer in veel gevallen tegen een vergoeding (een percentage van de aanneemsom) verantwoordelijk gesteld voor de coördinatie tussen de nevenaannemers betreffende het aanbrengen van sparingen, leidingwerk en installaties op het juiste tijdstip en de Arbozorg op de bouwplaats.
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
53
Tuinontwerp Maasduinen Staete te Nieuw-Bergen
Tuinontwerp Zorgcentrum Beatrix te Culemborg
Ook het ontwerp en de inrichting van het buitenterrein of de aanleg van de tuin kan separaat worden aanbesteed. Ook hiervoor wordt een programma van eisen opgesteld (zie stap 2). Voorts kan separaat van het gebouwontwerp een tuinarchitect worden geselecteerd, en los van de aanbesteding van het gebouw enkele offertes worden opgevraagd bij hoveniersbedrijven. Om coördinatieproblemen te voorkomen, is het wellicht raadzaam het ontwerp en de aanleg van de terreininrichting samen met het ontwerp, respectievelijk de realisatie van het gebouw aan te besteden.
Innovatief aanbesteden Naast de geschetste traditionele methoden zijn er ook meer innovatieve contract- en aanbestedingsvormen mogelijk die wellicht in uw belang kunnen zijn.
54
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
Bij een zogeheten turnkey-contract verplicht één aannemer zich ten opzichte van de opdrachtgever om op basis van een door de opdrachtgever opgesteld eisen- en wensenpakket inzake het te behalen resultaat, dit resultaat tot stand te brengen volgens een eigen ontwerp en tegen een vooraf overeengekomen vaste prijs. De turnkey-aannemer is totaal verantwoordelijk voor het ontwerp alsmede de uitvoering van het bouwwerk. De opdrachtgever is alleen aanwezig bij het initiatief en later pas weer bij de ingebruikname om letterlijk de sleutel om te draaien: turnkey. Bij een design & build-constructie wordt op basis van een prestatiebestek van de opdrachtgever de bouwkundige en technische uitwerking door de aannemer verzorgd. De aannemer is niet verantwoordelijk voor fouten in het prestatiebestek of wanneer de beoogde prestaties op basis van de besteksmatig gegeven prestaties niet haalbaar blijken. Bij het aanbesteden is de focus op levensduurkosten steeds meer van belang. Ook het onderhoud kunt u in een geïntegreerd contract (design, build & maintain) vastleggen voor een langdurige periode. De voordelen van deze innovatieve contract- en aanbestedingsvormen zijn: • een mogelijke verkorting van de doorlooptijd van het proces; • bindende afspraken met betrekking tot ontwerp-, bouw- en in het laatste geval onderhoudskosten van het project; • een optimale afstemming van ontwerp en realisatie; • een beperking van risico’s van de opdrachtgever; • een ontlasting van de opdrachtgever die zich hierdoor meer met zijn corebusiness kan bezighouden. Deze innovatieve contract- en aanbestedingsvormen kennen echter ook nadelen: • de kwaliteit van de vraagspecificatie bepaalt in hoge mate de kwaliteit van de aanbiedingen en de kans op storingen in het proces. Wijzigingen in het programma leiden tot wijzigingen in de ontwerp-, bouw- en onderhoudskosten; • het project vereist een heldere overleg- en besluitvormingsstructuur; • de risico’s voor de aannemer zijn groter dan bij traditionele contracten, wat zich weer vertaalt in de prijsaanbieding.
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
55
De bouwfase Wanneer het werk is gegund, kan een begin worden gemaakt met (het voorbereiden van) de bouwfase.
Sfeerimpressie van de nieuwbouw van verpleeghuis Ter Reede te Vlissingen
Deelname van de projectleider aan de bouwvergaderingen met de aannemer en de architect Om zicht en invloed te houden op het bouwproces en de kleinschalige woning als eindproduct is het zaak om als opdrachtgevende partij zelf deel te nemen aan de bouwvergaderingen. Binnen de organisatie kan daarvoor een projectleider worden aangewezen. Tip U kunt zich door de architect of adviseur van het bouwmanagementbureau laten informeren over wat de directievoering precies inhoudt.
56
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
Bij een standaardopdracht aan de architect voert de architect, eventueel via een opzichter, de directie tijdens de bouwfase. Ook kan een bouwmanagementbureau worden ingeschakeld om de directie te voeren. Alle contacten met de aannemer lopen tijdens de bouwfase via de directievoerder. De opdrachtgever maakt met de directievoerder afspraken over de bewaking van de kwaliteit en de kosten van het bouwproject. De directievoerder zit de bouwvergaderingen voor en zorgt voor de verslaglegging. Zaken die in een bouwvergadering aan de orde komen zijn: • de voortgang en afstemming van het bouwproject; • het vaststellen van onwerkbare dagen en het eventueel verlenen van uitstel van oplevering; • het nemen van beslissingen die niet in het bestek zijn vastgelegd of voortvloeien uit onvoorziene omstandigheden tijdens de bouw; • de verrekening van meer- en minderwerk; • de bemonstering en beoordeling van toe te passen materialen, afwerkingen en kleuren. Afspraken gemaakt in een bouwvergadering zijn bindend. De notulen van de bouwvergaderingen worden, na eventuele correcties, door de betrokken partijen gefiatteerd en daarmee onderdeel van de overeenkomst. Bij grotere projecten kan sprake zijn van een aparte (bouw)directievergadering met de architect, de adviseurs en de opzichter ofwel directievoerder op het werk.
Doorrekenen van financiële gevolgen van besluiten tijdens het bouwproces Voor de bewaking van zowel de stichtings- als exploitatiekosten is het van belang om gedurende de hele bouwfase begrotingen, budgetten en prognoses voor het eindresultaat bij te stellen op basis van de meest recente gegevens. Bij niet-voorziene veranderingen tijdens het bouwproces is ten opzichte van de contractstukken sprake van zogeheten meer- en minderwerk. Voor meerwerk moeten extra uitgaven worden gedaan. Voor minderwerk kan een bedrag worden terugontvangen. Een punt van aandacht is dat door het ontbreken van concurrentie en door de extra coördinatie en vertragingen die wijzigingen met zich meebrengen de kosten van meerwerk relatief hoog zijn, terwijl de korting voor minderwerk relatief laag is. Het is dus zaak
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
57
om vooraf een goed en compleet ontwerp en bestek te maken, en gaande het bouwproces niet al te veel te wijzigen. Natuurlijk is niet alles vooraf te voorzien en is de bouw ook onderhevig aan allerlei exogene factoren, zoals aanvullende brandweereisen. Daarom kan de opdrachtgever of aannemer ervoor kiezen bepaalde dingen niet of anders te laten uitvoeren. Literatuursuggesties • Meer informatie over aanbestedingen en het Aanbestedingsreglement Werken 2005 (ARW 2005) is te vinden via de website www.pianoo.nl. • Voor meer informatie over de verschillende contract- en aanbestedingsvormen en in dit kader relevante referentieprojecten binnen de zorg kunt u contact opnemen met het Centrum Zorg en Bouw. Regelingen: • Op aanbestedingen van zorginstellingen moet het Aanbestedingsreglement Werken 2005 (ARW 2005) worden toegepast.
58
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
4A Uitwerken van de organisatie van wonen en zorg in de kleinschalige woonvorm
Parallel aan het bouwtraject wordt uitgewerkt hoe de woonbegeleiding en verzorging in de kleinschalige woonvorm wordt georganiseerd en voorbereid. De belangrijke aandachtspunten daarbij zijn de inbedding van het kleinschalig wonen in de hele organisatie van de zorginstelling, de gewenste samenstelling en omvang van het team en de benodigde competenties van de medewerkers. Hierna volgt het voorbereiden van de nieuwe werkwijze door training van de medewerkers en het oefenen in vraaggestuurd kleinschalig wonen en zorgen.
De verschillen op een rijtje Het is algemeen bekend dat er veel verandert tijdens de omslag van groot- naar kleinschalig wonen en zorg verlenen; voor de bewoners, voor de medewerkers én voor de organisatie. Maar wat verandert er dan precies? We zetten de verschillen op de volgende pagina op een rijtje4.
4 Bron: De omschakeling van verzorgenden naar kleinschalig wonen. Zelfredzame bewoners, een huiselijke sfeer (www. nursing.nl; platform verpleging en verzorging).
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
59
Verzorgen verpleeghuis ‘oude stijl’
Kleinschalig verzorgen
Verzorgende taken staan centraal
Behalve verzorgende taken ook begeleidende taken bij huishouden, koken, dagelijkse activiteiten
Bewoner wordt verzorgd
Bewoner krijgt begeleiding bij zelfredzaamheid
Huisgewoontes, richtlijnen en wetten geven richting aan het werk
Meer eigen verantwoordelijkheid; wensen van bewoner geven richting aan het werk
Automatisch commentaar van collega’s
Feedback van collega’s moet georganiseerd worden
Min of meer vaste dagindeling
Veel improviseren
Naar verhouding meer lichamelijk werk
Naar verhouding meer geestelijk werk
Sfeerimpressie van het kleinschalig wonen in de groepswoningen van de SVRZ te Heinkenszand
60
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
Inbedding van het kleinschalig wonen in de organisatie van de zorginstelling Een kleinschalige woonvorm zal doorgaans deel uitmaken van een grotere zorginstelling. De organisatorische inpassing moet daarom goed worden geregeld. Onder welke eenheid valt de woonvorm? Wie is eindverantwoordelijk voor de woonvorm? Anders dan de overige woon- en werkplekken binnen de zorgorganisatie functioneert een kleinschalige woonvorm relatief autonoom. De opzet is dat bewoners met ondersteuning van medewerkers eigen keuzes maken in het dagprogramma, de aard van de activiteiten en de tijdstippen waarop deze plaatsvinden. Een te grote afhankelijkheid van andere diensten en handelingen binnen de organisatie staat dat in de weg. Daarbij gaat het om aspecten als: • de was doen, wasgoed strijken en opbergen; • huishoudelijke handelingen en schoonmaakactiviteiten uitvoeren; • de maaltijd voorbereiden, boodschappen doen, koken; • vervoer van bewoners. Medewerkers werkzaam op de woning maken hierover samen met bewoners keuzes. Het is gebruikelijk om daar vertegenwoordigers van bewoners, mantelzorgers en wettelijke vertegenwoordigers, bij te betrekken. Het kan binnen organisaties veel weerstand oproepen een dergelijke wijze van zelfsturing toe te staan of te implementeren, aangezien medewerkers uit andere diensten geen of een beperkte taak hebben binnen het kleinschalig wonen. Zij kunnen vrezen voor hun baan of denken mogelijk dat de bijdrage die zij voorheen leverden overbodig was of wordt. Dat kan voor spanningen zorgen indien het ontbreekt aan goede uitleg over wat de principes van kleinschalig wonen zijn. Hiernaast krijgen beginnende woonvormen ten opzichte van andere woonplekken een uitzonderingspositie. Ook dat kan de gemoederen bezighouden.
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
61
Vaak krijgt een beginnende kleinschalige woonvorm de status van proeftuin. Men maakt dan kader afspraken over de mate van zelfstandigheid, waarbij het wenselijk is de voorziening enige speelruimte te geven. Bij deze speelruimte past een leidinggevende met goede coachende vaardigheden. Tip Het is van belang om fouten als leermateriaal te zien en niet als een bevestiging van een ‘het lukt toch niet’-stemming. De leidinggevende heeft daardoor eerder een coachende dan een sturende rol. De mate van zelfstandigheid van de woonvorm is uiteraard afhankelijk van de mogelijkheden van een team. Een onervaren en jong team coacht men op andere wijze dan oudere en ervaren medewerkers. De leidinggevende moet in staat zijn dit goed aan te voelen en de begeleidingsstijl daarop af te stemmen.
Samenstelling en omvang van het team Er is vaak veel weerstand onder het personeel ten aanzien van kleinschalig wonen. Werken in een kleinschalige setting brengt veel verandering met zich mee; dit betreft niet alleen de samenstelling van het personeel, maar ook de teams waarin en de wijze waarop gewerkt wordt. De medewerkers hebben er over het algemeen moeite mee om zich de kleinschalige manier van werken eigen te maken. Soms is de reden hiervan dat de medewerkers de meerwaarde van kleinschalig wonen niet inzien. Maar ook wanneer ze kennismaken met het idee en het omarmen, heeft ‘kleinschalige zorg’ veel consequenties voor hun handelen en blijkt het vaak nóg moeilijk te zijn om deze te accepteren. Werken in een kleinschalige setting kan dus veel onrust tot gevolg hebben, ook omdat de positie van sommige beroepsgroepen in het geding is. Er is meer verzorgend personeel nodig, waardoor de personele kosten in de directe zorgverlening per definitie stijgen. Deze kostenstijging is op te vangen door te ‘snijden’ in de overhead. Dat betekent in veel gevallen dat de centrale keuken verdwijnt, dat er minder facilitair personeel is en dat de rol van bijvoorbeeld de activiteitenbegeleider of de verpleeghuisarts verandert in vergelijking met die in de traditionele setting.
62
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
Kleinschalige zorg behoeft dus meer begeleiders om de dagbezetting rond te krijgen. De omvang van het team is mede afhankelijk van de weekendbezetting. Het uitgangspunt is dat medewerkers om het weekend werken. Indien er elk weekend drie medewerkers werkzaam zijn, zijn er dus minimaal zes teamleden nodig. Daarbij moeten de diensten voor de nachtdienst en vervanging nog worden opgeteld. Zodoende werken er op elke woning ongeveer acht medewerkers. Dit aantal moet het toegestane aantal fte’s invullen. Een consequentie hiervan is dat in de groepswoning veel parttime medewerkers werken. Voor de directe zorgverlening in een kleinschalige woonvorm komen veel beroepsgroepen in aanmerking: gediplomeerde zieken- en bejaardenverzorgsters, activiteitenbegeleiders en inrichtingswerkers zouden hier goed op hun plaats zijn. Maar dat geldt ook voor huishoudelijk medewerkers en vrijwilligers, die na bijscholing veel in dit werk kunnen doen. Oudere medewerksters die gewend zijn zelf een gezin te runnen, zijn in de regel bijzonder geschikt om in een kleinschalige woning te werken. Jonge medewerkers hebben vaak meer moeite met de vereiste zelfstandigheid. In een meer traditionele omgeving is het mogelijk meer terug te vallen op een leidinggevende; in een kleinschalige woonvorm ontbreekt deze. Oudere medewerkers hebben hieraan geen of veel minder behoefte. Een kleinschalige woonomgeving sluit over het algemeen beter aan bij hun deskundigheid en ervaring. Tip Het is raadzaam binnen het team van een kleinschalige woonvorm te streven naar een mix van niveaus en herkomst, dus zowel uit de huishoudelijke dienst als uit de verzorging. In de praktijk blijkt dat een gevarieerde samenstelling van het personeel de voorkeur verdient. Door de verschillende invalshoeken kunnen de betrokkenen veel van elkaar leren. Ook het verloop onder de medewerkers blijkt sterk af te hangen van de teamsamenstelling. Wanneer een team bestaat uit ‘een goede mix’, zal er weinig verloop zijn. Wanneer het team (te) jong is, zijn er meer wisselingen. Uiteraard blijven andere disciplines (een arts, paramedici, een psycholoog) een bijdrage leveren aan het welzijn van de bewoners van de kleinschalige woning. In het institutionele model was deze bijdrage automatisch ingevuld. Zo waren bezoeken op vaste tijdstippen gebruikelijk, ongeacht of daar een reden
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
63
voor was. Deze vaste rondes waren ingegeven door pragmatisme; handig voor de behandelaar en om een zekere mate van controle te houden op de geleverde zorg. Behandelaars behouden een verantwoordelijkheid ten aanzien van het welbevinden van de bewoners. Kleinschalig wonen omvat echter meer dan het veiligstellen van de fysieke gezondheid. Het gaat er ook om een goed welzijns- en woonniveau te realiseren. De bijdrage van de ondersteunende disciplines dient hieraan te zijn aangepast door daarover passende afspraken te maken. Vaste rondes zijn daarbij minder vanzelfsprekend; een bezoek op afspraak of een deelname aan het multidisciplinair overleg van een cliënt ligt meer voor de hand.
Veranderende competenties van medewerkers Zoals reeds is vermeld, gaat het er bij kleinschalig wonen vooral om bewoners mogelijkheden te bieden hun eigen manier van leven zo goed mogelijk voort te zetten, voor zover dat gezien het ziektebeeld mogelijk is. Voor verzorgenden betekent dit dat hun takenpakket verandert: het wordt breder, meer integraal en minder taakgericht. Lichamelijke verzorging – het gebied waarvoor verzorgenden bij uitstek zijn toegerust – is immers slechts een onderdeel van het dagelijks leven. Verzorgenden krijgen in een kleinschalige woonvorm ook te maken met werkzaamheden en vaardigheden die niet direct op het vlak van de zorgverlening liggen en die ze niet gewend zijn uit te voeren. De nadruk komt veel meer te liggen op communicatieve en agogische vaardigheden. In een kleinschalige setting wordt van het verzorgend personeel een nieuwe werkwijze verwacht: van ‘zorgen’ naar ‘dienstverlenen’, van ‘afwachten’ naar ‘ondernemen’. Tijdens hun opleiding hebben verzorgenden vooral geleerd om te ‘zorgen voor’ en te ‘doen’. In kleinschalige woonvoorzieningen vormen de bewoners echter het uitgangspunt. Vanzelfsprekend moet er een evenwicht zijn tussen de autonomie van de individuele bewoners en de geborgenheid waaraan de bewoners behoefte hebben vanwege hun kwetsbare afhankelijkheid. Verzorgenden moeten dus een balans vinden tussen het aanspreken van de mogelijkheden van de
64
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
bewoners en rekening houden met hun beperkingen. Daarnaast is het voorkomen en doorbreken van sleur in een kleinschalige setting heel belangrijk. Daarvoor kan een activiteitenbegeleider worden ingeschakeld, zodat de creativiteit van de verzorgenden niet te veel wordt belast.
Afstemming met mantelzorgers Tot de naasten van bewoners van een kleinschalige woonvorm behoren familie, kennissen en buren, kortom: het sociale netwerk van de betreffende persoon ofwel de cliënt. Deze naasten vervullen in veel gevallen ook de rol van mantelzorger of hebben ooit deze rol vervuld. Op zich leent de kleinschalige vormgeving en opzet zich er uitstekend voor om mantelzorgers een actieve bijdrage te laten leveren. Op de woning zelf zijn voldoende handelingen denkbaar die voor mantelzorgers, zonder verplichting, leuk zijn om te doen. Daarbij valt te denken aan de wasverzorging, eens meehelpen met koken of boodschappen doen, meegaan met een bezoek aan een arts, meegaan naar de markt of in het dorp koffiedrinken. Juist op deze wijze kunnen mantelzorgers blijvend een belangrijke rol spelen in het leven van de cliënt. Voor medewerkers kan de bijdrage van mantelzorgers een nieuw element zijn om rekening mee te houden. Een grotere betrokkenheid van het (voormalige) sociale netwerk van de bewoners kan immers ook betekenen dat deze personen kritischer staan ten opzichte van de geleverde zorg en de dagelijkse gang van zaken. Zij kijken als het ware over de schouder van medewerkers mee. Medewerkers moeten hiermee leren omgaan, zij moeten leren samenwerken om invulling te geven aan de zorgverlening. Een voorwaarde voor succes is dat medewerkers en mantelzorgers met een zekere regelmaat met elkaar in gesprek gaan. Echter, in de praktijk blijkt vaak dat opname tot het laatste moment is uitgesteld. Het is immers niet eenvoudig om afscheid te nemen van een partner die je ooit eeuwige trouw hebt beloofd.
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
65
Niet zelden zijn mantelzorgers op het moment van opname ten einde raad en overbelast, omdat ze de situatie thuis goed beschouwd al enige tijd niet meer aankonden. Om weer in balans te komen, is soms enige afstand nodig. Hierdoor is het in het begin voor mantelzorgers vaak niet mogelijk een actieve bijdrage te leveren aan het leven in de kleinschalige woonvorm.
Training Gezien de veranderingen die het werken in een kleinschalige woonvorm met zich meebrengt, is op diverse gebieden training wenselijk en/of noodzakelijk. Bijvoorbeeld (Tuin 2008): • Het runnen van de dagelijkse ‘huishouding’ in een kleinschalige woonvorm door medewerkers. Het gaat hierbij om de bewustwording van de waarden en normen van de kleinschalige woonvorm en het aanreiken van tools om deze waarden en normen vorm te geven. Training is dan gericht op het voeren van een huishouding waarin kwaliteitsnormen leidend zijn en de wijze waarop medewerkers het dagelijkse leefritme van bewoners activiteitengericht kunnen invullen. • Kennis hebben van de kenmerken van het maatschappelijke, sociale en culturele leven waarin ouderen zijn gevormd tot de mensen die zij nu zijn en de waarden en normen die zij hanteren. • Omgaan met de groepsdynamiek van een groep mensen die er niet voor gekozen hebben om samen een groep te vormen en die bovendien dementerend zijn. Begeleiding van het groepsproces en ertoe in staat zijn te beoordelen wanneer interventies wenselijk zijn, vormen vaardigheden waarover medewerkers dienen te beschikken. • Inzicht in en vaardigheden om van functionele, huishoudelijke activiteiten belevingsgerichte woon activiteiten voor de bewoners te maken. Hoe zijn de bewoners te betrekken bij het bedenken, voorbereiden en uitvoeren van activiteiten? • Inzicht in wat recreatieve activiteiten zijn voor bewoners en hoe deze activiteiten binnen de woning te organiseren en uit te voeren. Medewerkers moeten weten wat ze hiervoor nodig hebben, hoe de activiteiten te organiseren en hoe deze te begeleiden. • Het organiseren van een activiteitenprogramma voor bewoners waarin ruimte is voor spontane activiteiten en activiteiten die aansluiten bij de behoeften van de bewoners.
66
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
• Zicht op hoe zwaarder demente bewoners te betrekken bij het dagelijkse leven en inzicht in en vaardigheden om als medewerker aan te sluiten bij het levensverhaal en de gewoontes van bewoners.
Oefenen in vraaggestuurd kleinschalig wonen en zorgen Oefenen in de praktijk is de beste manier om ervoor te zorgen dat de medewerkers vasthouden wat ze in de training hebben geleerd, aangezien hierdoor leerprocessen worden gekoppeld aan werkprocessen. Het is zinvol om te bekijken of het mogelijk is in de bestaande zorginstelling een ‘proeftuin kleinschalig wonen’ in te richten waarin gewerkt kan worden volgens de nieuwe werkwijze. Een andere mogelijkheid is dat medewerkers aan een (korte) stage deelnemen in een kleinschalige woonvorm elders. Medewerkers leren hierdoor wat zij kunnen verwachten en kunnen met hun vragen en onzekerheden terecht bij ervaren medewerkers. Daarnaast leren medewerkers door contactmomenten als teamoverleg, coaching en intervisie. Het is dan ook belangrijk dat deze formele contactmomenten worden geïntegreerd in het dagelijkse werk. Vanzelfsprekend zijn hiernaast onderlinge, informele contactmomenten tussen medewerkers belangrijk, want ook die hebben een grote invloed. Met het oog hierop is het van belang naast de formele bijeenkomsten ook gelegenheden te organiseren en voorwaarden te creëren voor informele kennisuitwisseling, zoals gezamenlijke lunches en koffiepauzes, personeelsuitjes, en langere pauzes in vergaderingen en bijeenkomsten. Ten slotte is het belangrijk successen in de organisatie met de medewerkers te vieren; succesbeleving vormt een grote motivatiebron. Literatuursuggesties • De omschakeling van verzorgenden naar kleinschalig wonen. Zelfredzame bewoners, een huiselijke sfeer (www.nursing.nl; platform verpleging en verzorging) • Denkpapier. Hardop denken over de inhoud van de welzijnsmodules voor woonzorg medewerkers kleinschalig wonen voor ouderen met dementie (Tuin 2008) • Leren van veranderen. Kleinschalige zorg voor mensen met dementie (Stoelinga en Talma 2004)
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
67
4B Voorbereiden van de ingebruikname
Om de kleinschalige woonvorm bij oplevering ook daadwerkelijk in gebruik te kunnen nemen, is een tijdige voorbereiding gewenst. Belangrijke zaken hierbij zijn: de eventuele werving en selectie van cliënten, de inrichting van de woning en het regelen van contracten en vergunningen.
Wonen zoals thuis in de groepswoningen van de SVRZ te Heinkenszand
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
69
Werving en selectie van cliënten De exploitatie van een kleinschalige woonvorm is kwetsbaar. Men kan, afhankelijk van de vormgeving, of wil minder snel terugvallen op de andere woningen omdat dit de identiteit en de eigenheid van de betreffende woning aantast. Vervanging van zieke medewerkers of van medewerkers die op vakantie zijn, lukt alleen met vervangers die bekend zijn met de bewoners. Dit doet een extra appel op creatieve oplossingen vanuit de organisatie. Om de 24-uurszorgsituatie te financieren, is een minimaal budget van geïndiceerde cliënten nodig. De zorgzwaarte van deze cliënten speelt een belangrijke rol, een 24-uurssetting met licht geïndiceerde cliënten is niet mogelijk. In de visie is een keuze gemaakt met betrekking tot de doelgroep cliënten. Kunnen zij tot hun overlijden in de woning blijven wonen of is de woning bedoeld als opvang tussen thuis en het verpleeghuis? In het eerste geval treffen we ook zwaar geïndiceerde cliënten aan, in het tweede geval gaat het vooral om licht geïndiceerde cliënten. Durft men als uitgangspunt te nemen dat de woning altijd een woonplek voor eenmaal opgenomen cliënten blijft, ongeacht de zorgvraag, ongeacht de gedragsproblematiek? Het is denkbaar dat de woning voor een bepaalde categorie cliënten minder geschikt is, bijvoorbeeld voor cliënten die veel bewegingsruimte behoeven. Is er in die situatie een alternatief voorhanden? Aangezien de familie bij opname graag wil weten waar ze aan toe is, is het prettig daar duidelijkheid over te kunnen geven.
70
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
Een ingerichte zitslaapkamer, Bosch en Duin te Den Haag
De consequenties van het plan van eisen voor de inrichting van een woning Om voor de bewoners een vertrouwde omgeving te realiseren, is het voor velen van hen belangrijk dat zij de mogelijkheid hebben hun eigen spullen mee te nemen, denk aan: meubilair, eigen schilderijtjes enzovoort. Het is vrij gemakkelijk om de privéruimte van de bewoners met hun eigen meubels en dergelijke in
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
71
te richten. Soms biedt de zorgorganisatie een hoog-laagbed, een kast en een in hoogte verstelbaar nachtkastje aan. Heeft de cliënt de mogelijkheid om deze om te ruilen met eigen meubilair? En geldt de eigen aankleding of inrichting ook voor de gordijnen en de vloerbedekking?
Sfeerimpressie woonkamer, Maasduinen Staete te Nieuw-Bergen Het interieur in de gemeenschappelijke woonkamer sluit idealiter aan op de leefstijl van de cliënten. Is daar ook plaats voor eigen meubels? Al is het maar de eigen stoel waar de nieuwe bewoner thuis altijd zo lekker in zat. Het is een kunst om van de instellingssfeer af te komen. Vaak kenmerkt deze zich door het uniforme gebruik van kleur, inrichting en meubelstijl. Dit vraagt om een alternatief.
72
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
Tip Wanneer u streeft naar kleinschalige woongroepen met een eigen identiteit en dus met een eigen inrichting en aankleding, is het raadzaam de medewerkers werkzaam op de betreffende woning hierbij nauw te betrekken. Uiteraard moet dat in een vroeg stadium gebeuren. Op deze wijze is de kans het grootst dat iedere woning een eigen inkleuring en een eigen identiteit krijgt.
Contracten en vergunningen regelen Het maakt veel uit of de zorgorganisatie de woning in eigen bezit heeft of deze huurt van de woning corporatie. In de eerste situatie is men zelf verantwoordelijk voor het onderhoud van het gebouw en apparatuur. Dan is het nodig om afspraken te maken met derden, zoals een schoonmaakbedrijf. Bij een omvangrijk bezit van onroerend goed heeft de organisatie zelf mensen in dienst om het onderhoud te plegen. Literatuursuggesties • Leren van verzorgenden (Krijger en Huibers 2006) • www.swiz.nl: voor informatie over het effect van interieurdesign op het welbevinden van cliënten en medewerkers in zorginstellingen.
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
73
5 Ingebruikname van de woonvorm
Als de organisatie, de medewerkers en de woning(en) gereed zijn, kunnen de bewoners hun intrek nemen in de nieuwe woning. In deze stap wordt aandacht besteed aan de verschillende betrokkenen. Wat is er nodig om voor de bewoners, de medewerkers en de mantelzorgers en vrijwilligers de ingebruikname te doen slagen?
De bewoners De bewoners hebben tijd nodig om te wennen in en aan de kleinschalige woonvoorziening. Voor hen is het belangrijk dat de eerste ‘opstartfase’ rustig verloopt, zonder al te veel situaties die stress kunnen veroorzaken. Het is om die reden dan ook gewenst om de bewoners geleidelijk naar de nieuwe woning te laten komen en enige tijd uit te trekken voor de daadwerkelijke overgang. Tip Organiseer niet meteen een feestelijke opening. De bewoners en medewerkers hebben een periode nodig om te wennen en in vrijwel alle gevallen heeft de organisatie diezelfde tijd nodig om de onvermijdelijke ‘kinderziektes’ te verhelpen. Enkele maanden na de start is de rust weergekeerd en kan een officiële, en vanzelfsprekend feestelijke, opening worden georganiseerd.
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
75
De medewerkers en de organisatie Ook het personeel heeft tijd nodig om te wennen. De medewerkers leren het ‘kleinschalig werken’ immers pas echt als ze het doen. Vooral in de eerste maanden is het belangrijk het personeel goed te begeleiden en te coachen, omdat ze het ‘kleinschalig werken’ dan (pas) echt ervaren. Het is erg belangrijk dat er vanaf het begin aandacht is voor het aantal welzijnsactiviteiten dat met (individuele) bewoners wordt ondernomen. Het is immers zaak dat de bewoners zich niet vervelen en zich goed voelen. Het eerste succes, hoe klein of onbelangrijk ook, werkt immers als katalysator; helaas geldt dat omgekeerd ook voor negatieve ervaringen. Het is raadzaam in de overgangsperiode van traditioneel naar kleinschalig werken de mate van zelfsturing te beperken. In die fase heeft zowel het management als het verzorgend personeel nog weinig routines en vanzelfsprekendheden en zijn er dus veel vragen en onduidelijkheden. Het is dan ook aan te raden om de omslag naar zelfsturing pas na de officiële opening van de woonvorm geleidelijk in te voeren.
Mantelzorgers en vrijwilligers Het is zaak vanaf het begin te proberen mantelzorgers te betrekken bij activiteiten in de woning of het ondernemen van (welzijns)activiteiten met hun naaste. Wanneer bewoners eerder in een traditioneel verpleeghuis verbleven, kan het voor de familie onwennig zijn betrokken te worden en mee te doen bij activiteiten in de kleinschalige woonvorm. Mantelzorgers en vrijwilligers zijn binnen de kleinschalige setting echter heel goed inzetbaar om samen met een bewoner een activiteit uit te voeren, juist omdat medewerkers vaak druk zijn met het reilen en zeilen van de woning als geheel en zij toezicht moeten houden op de groep.
76
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
Ook de integratie van de kleinschalige woonvorm in de wijk of het dorp is van belang. Het is wenselijk buurtbewoners te betrekken bij het leven in en de bewoners van de kleinschalige woning en andersom, bijvoorbeeld door gezamenlijke activiteiten te organiseren of door het bezoek van bewoners aan het buurthuis. Literatuursuggesties • Voor meer informatie over de veranderende rol van medewerkers binnen het kleinschalig wonen verwijzen wij onder andere naar de website van Verpleeg kundigen & Verzorgenden Nederland: www.venvn.nl. • Mantelzorg en dementie: een zorg op zich (Mercken 2005) • Voor meer informatie over mantelzorg en mantelzorgondersteuning kunt u contact opnemen met het Expertisecentrum Mantelzorg (voorheen het Expertisecentrum Informele Zorg); hét landelijke kenniscentrum op het gebied van mantelzorg en mantelzorgondersteuning.
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
77
6 Evaluatie
De laatste stap is de fase van evaluatie. Om te kunnen leren van het proces, is het raadzaam na circa één jaar de verschillende onderdelen van het proces te evalueren in het licht van de oorspronkelijke visie en doelstellingen van het project. Een project is op drie niveaus te evalueren: van initiatief tot ingebruikname; de nieuwe huisvesting; de woonbegeleiding en zorgverlening.
Procesevaluatie: van initiatief tot ingebruikname In een procesevaluatie staat altijd de vraag centraal hoe het proces van initiatief tot ingebruikname is verlopen en in welke mate de betrokken partners hierover tevreden zijn. Is het proces goed verlopen wat betreft planvorming, organisatie en communicatie? Zijn de vooraf opgestelde doelstellingen behaald? Hoe is de samenwerking verlopen? Op welke punten zijn bij een volgende gelegenheid verbeteringen mogelijk? Op de website van Rijkswaterstaat worden enkele gouden tips genoemd om een proces van initiatief tot ingebruikname soepel te laten verlopen. Ook voor het realiseren van een kleinschalige woonvorm kunnen deze nuttig zijn: • commitment
- Verwacht niet van alle partijen evenveel commitment in alle fasen van het proces; betrek ze erbij op het goede moment.
- Investeer in commitment op persoonlijk vlak, maar ook in het formaliseren van afspraken, bijvoorbeeld in de vorm van een convenant.
- De keuze van de locatie is de start van het proces en is zeer belangrijk voor het commitment van de partijen.
- Commitment wordt versterkt door tijdsdruk; houd dus de druk op de ketel.
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
79
• een goede krachtenveldanalyse
- Belangen hoeven niet samen te vallen als ze maar in dezelfde richting gaan en niet te zeer strijdig zijn.
- Houd rekening met de dubbele pet van personen en van partijen.
- Laat de rol die een partij speelt in het proces zo mogelijk samenhangen met het belang van die partij in het project.
• draagvlak
- Creëren van draagvlak is een continu proces.
- Probeer verkregen draagvlak te verankeren.
• gebruikers
- De wensen van gebruikers moeten het uitgangspunt zijn voor de realisatie.
- Dat betekent dat rekening gehouden moet worden met aspecten als een goed openbaar vervoer, een gewaarborgde veiligheid en een omgeving waar iets te beleven valt.
- De gebruiker is de succesfactor en daarmee de belangrijkste partner in het proces.
• financiën
- De rol van subsidies kan zijn: een richtinggevend onderdeel van het project of een sluitpost op de begroting.
- Zoek mogelijkheden voor financiering in multifunctioneel gebruik.
Evaluatie van de nieuwe huisvesting Het is niet alleen van groot belang om terug te kijken op het doorlopen proces van initiatieffase tot realisatie, maar ook om de gerealiseerde kleinschalige groepswoning kritisch te beschouwen. Een evaluatie maakt duidelijk hoe de nieuwe woonvorm in de praktijk wordt ervaren en of bijsturing wenselijk is. Hoe tevreden zijn de bewoners en hun mantelzorgers? Hoe ervaren de medewerkers de woning en de gebruikskwaliteit hiervan? Wat is voor verbetering vatbaar? Vanzelfsprekend is het aan te raden om zo veel mogelijk betrokkenen te laten deelnemen aan de evaluatie.
80
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
Daarnaast is het ook belangrijk om na ongeveer een half jaar na te gaan of alle praktische contracten met derden (zoals een tuinman of glazenwasser) goed functioneren. Voldoen de geleverde diensten aan de wensen en de verwachte kwaliteit? Wanneer dit niet het geval is, is actie geboden om de verwachtingen aan de dienstverlenende organisatie helder te maken of op zoek te gaan naar een andere dienstverlener.
Evaluatie van de woonbegeleiding en zorgverlening Het werken in een kleinschalige setting brengt veranderingen met zich mee voor de woonbegeleiding en zorgverlening. Het is raadzaam te meten welke veranderingen zich hierin hebben voorgedaan en of deze veranderingen aansluiten bij de visie en doelstellingen van de woonvorm zoals die bij de start van het proces zijn opgesteld. Het is mogelijk dat de visie gedurende dit proces is veranderd of bijgesteld. Het is van belang om dit na te gaan. Vervolgens zijn de verkregen inzichten bruikbaar om zo nodig de geleverde woonbegeleiding en zorg bij te stellen. De woonbegeleiding en zorgverlening binnen de kleinschalige woonvorm kunnen op diverse aspecten worden geëvalueerd, afhankelijk van visie en doelstellingen. Bijvoorbeeld: • Welke veranderen hebben plaatsgevonden in de verzorging van bewoners: heeft de verzorging een begeleidend karakter gekregen; is de persoonlijke verzorging afgestemd op de bewoner en wordt dit niet bepaald door een rooster? • Zijn de activiteiten voor en met bewoners afgestemd op het leefritme van bewoners in plaats van op een gestructureerd dagritme? • Is de familie meer betrokken bij de begeleiding en zorg voor bewoners; vervullen medewerkers integrale werkzaamheden (waaronder huishoudelijke taken die verweven zijn met de dagelijkse gang van zaken), indien mogelijk samen met bewoners; werken medewerkers op basis van hun eigen afweging en tempo (en niet volgens routine); is de beroepshouding van medewerkers activerend (in plaats van verzorgend); is de beleving van bewoners leidend bij de woonbegeleiding en zorg en niet efficiëntie; zijn medewerkers individueel verantwoordelijk voor de gang van zaken in de woning en hebben zij niet langer – zoals in een grootschalige setting – vooral een collectieve verantwoordelijkheid?
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
81
• Wat zijn de effecten van de geleverde woonbegeleiding en zorg voor de bewoners: zijn zij meer tevreden, rustig en vrolijk en is hun vraag leidend voor de begeleiding en de zorg, oftewel: is het welbevinden van bewoners toegenomen? Voorbeelden van manieren om deze evaluaties uit te voeren: • een nulmeting ten aanzien van de geleverde woonbegeleiding en zorg bij de start van de woonvorm en een herhaling van deze meting na één jaar; • groepsdiscussies met medewerkers en familie over de veranderingen en de gang van zaken in de kleinschalige woonvorm. De methodiek ‘kijkpunten’ (Krijger 2006) kan hierbij een nuttig gesprekshulpmiddel zijn; • een observatielijst per bewoner die het welbevinden meet (ook dit zou meerdere malen gemeten kunnen worden zodat er op basis van vergelijking conclusies te trekken zijn); • participerende observatie door externen of onderzoekers in de kleinschalige woonvorm; • schriftelijke vragenlijsten voor medewerkers en familie waarin gevraagd wordt naar de veranderingen en stand van zaken (Royers 2005, p. 12-14); • Post Occupancy Evaluation (POE): bij het Centrum Zorg en Bouw is een tool in voorbereiding die tot doel heeft de gerealiseerde voorziening te evalueren. De evaluatie kan worden uitgevoerd nadat de voorziening circa een jaar in gebruik is. De evaluatie vindt plaats aan de hand van reacties van management, werknemers, cliënten en overige gebruikers waarbij gebruik wordt gemaakt van vragenlijsten en interviews. Bij de evaluatie worden verschillende aspecten betrokken, zoals beleving, functionaliteit, veiligheid, privacy, toegankelijkheid en locatie. Met de uitkomsten van de evaluatie wordt de huidige woonvorm zo nodig op onderdelen verbeterd en wordt het draaiboek voor realisatie van toekomstige kleinschalige woonvormen bijgesteld. Literatuursuggesties Voor meer informatie over de Post Occupancy Evaluation (POE) verwijzen wij naar het Centrum Zorg en Bouw. Zij hebben reeds een POE uitgevoerd binnen de regionale ggz-centra in Haarlem en Hoofddorp.
82
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
Bronnen
BNA (2004) De nieuwe regeling 2005. Rechtsverhouding opdrachtgever-architect, ingenieur en adviseur. Boekhorst, S. te, M.F.I.A. Depla, J. de Lange, A.M. Pot en J.A. Eefsting (Trimbos-instituut en Instituut voor Extramuraal Geneeskundig Onderzoek (EMGO) VUmc) (2007) Kleinschalig wonen voor ouderen met dementie: een begripsverheldering. Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie, vol. 38, p. 17-26. College bouw ziekenhuisvoorzieningen (2002) Binnenmilieu en installatietechniek in de zorgsector. Bouwmaatstaven voor nieuwbouw. College bouw ziekenhuisvoorzieningen (2002) Signaleringsrapport thermische behaaglijkheid in verpleeghuizen. College bouw zorginstellingen (2005) Toegankelijk bouwen voor mensen met een zintuiglijke handicap of allergie. College bouw zorginstellingen (2007) Kleinschalig wonen, grote verschillen. Bouwkundige verschijningsvormen van kleinschalig wonen in de ouderenzorg. Good practice cahier 4. College bouw zorginstellingen (2007) De hitte de baas. Koeling in zorginstellingen. College bouw zorginstellingen (2007) Prestatie-eisen voor nieuwbouw AWBZ-voorzieningen. Rap. nr. 1.22. College bouw zorginstellingen (2007) Domotica-tips voor zorginstellingen.
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
83
College bouw zorginstellingen (2008) Bouwkostennota 2008. Denis, R. (2003) Houd het klein. Denkbeeld, tijdschrift voor psychogeriatrie. Special kleinschalig wonen, oktober 2003, jrg. 15, nr. 5. Fahrenfort, M. (2003) Roeien met de riemen die je hebt, variatie kenmerkend voor kleinschalig wonen. Denkbeeld, tijdschrift voor psychogeriatrie. Special kleinschalig wonen, oktober 2003, jrg. 15, nr. 5. Habekothé, R., W. Calis en A. Procee (2004) Initiatieven kleinschalig wonen met zorg, een handreiking voor particuliere initiatiefnemers, LKNG [tweede herz. uitgave]. Hoekstra, E. (2004) Stappenplan voor het realiseren van kleinschalig groepswonen voor mensen met dementie. AKTA onderzoeks- en adviesbureau voor ruimtegebruik, in opdracht van Amstelring, Habion en het Innovatieprogramma Wonen en Zorg. Krijger, E. (2002) Receptuur voor kleinschaligheid. Een onderzoek naar de stand van zaken, kansen en knelpunten van acht kleinschalige initiatieven in de zorg voor mensen met dementie. Utrecht: IWZ. Krijger, E. (2003) Leren van elkaar, kleinschalig wonen in andere sectoren. Denkbeeld, tijdschrift voor psychogeriatrie. Special kleinschalig wonen, oktober 2003, jrg. 15, nr. 5. Krijger, E. (2004) Handleiding kleinschalig groepswonen voor mensen met dementie, inhoudelijke en praktische adviezen. Utrecht: NIZW. Krijger, E. (2006) En hoe kijkt u ertegenaan...? Kijkpunten kleinschalig groepswonen voor mensen met dementie. Utrecht: Vilans. Krijger, E. en L. Huibers (2006) Leren van verzorgenden. Utrecht: NIZW.
84
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
Krijger, E., P. Driest en B. Stoelinga (2002) De integrale medewerker. Utrecht: IWZ. Leeuw, J. van der (2005) Veilig en comfortabel wonen met domotica. Utrecht: Vilans. Leeuw, J. van der, en C. Willems (2008) Technologie voor mensen met dementie in groepswoningen. Utrecht: Vilans. Mercken, C. (2005) Mantelzorg en dementie: een zorg op zich. Utrecht: NIZW. Nouws, H. (2001) Huiselijk en vertrouwd, handreiking voor de bouw en inrichting van woonvoorzieningen voor dementerenden. Utrecht: NIZW / Laagland’advies. Nouws, H. (2003) Op zoek naar een definitie, wat is kleinschalig wonen voor dementerenden? Denkbeeld, tijdschrift voor psychogeriatrie. Special kleinschalig wonen, oktober 2003, jrg. 15, nr. 5. Nouws, H. (2005) Kleinschalig wonen voor mensen met dementie in Noord-Holland. Stimuleringsprogramma Wonen, Welzijn en Zorg. Provincie Noord-Holland. Stoelinga, B. en M. Talma (2004) Leren van veranderen. Kleinschalige zorg voor mensen met dementie. Utrecht: NIZW. Stoelinga, B. en M. Talma (2004) Wat betekent kleinschalige zorg voor de medewerkers? Van zuster naar begeleider. Denkbeeld, tijdschrift voor psychogeriatrie. Special kleinschalig wonen, oktober 2003, jrg. 15, nr. 5, p. 18-22. Tuin, G. (2008) Denkpapier. Hardop denken over de inhoud van de welzijnsmodules voor woonzorgmedewerkers kleinschalig wonen voor ouderen met dementie.
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
85
Wentzel, P.L. e.a. (2005) Jellema hogere bouwkunde. Dl. 10. Bouwproces, ontwerpen. Utrecht: Thieme Meulenhoff. Willems, C. (2007) De toepassing van domotica in de zorg anno 2007. Utrecht: Vilans. www.bouwcollege.nl www.bouwleges.nl www.centrumkleinschaligwonen.nl www.kcwz.nl www.nursing.nl www.pianoo.nl www.swiz.nl www.tno.nl/zorgenbouw www.venvn.nl www.vilans.nl
86
Kleinschalig wonen: een full-servicepakket
Het Centrum Zorg en Bouw Het Centrum Zorg en Bouw is het kenniscentrum voor zorg en bouw. Het Centrum komt voort uit het College bouw zorginstellingen en maakt per 1 januari 2009 deel uit van TNO. Het Centrum Zorg en Bouw stelt zich ten doel voor de bouw in de gezondheidszorg toepasbare kennis te ontwikkelen en innovatie te bevorderen met het oog op de mens (cliënt en personeel), duurzaamheid en de beste kwaliteit tegen de beste prijs. Kleinschalig wonen verdient hierbij de aandacht, onder andere als het gaat om (brand)veiligheid. Het centrum wil om de kwaliteit te verhogen innovatieve vormen van kleinschalig wonen als good practice uitdragen. Daarnaast kan het centrum instellingen advies op maat leveren over bijvoorbeeld mogelijke manieren van bouwen, strategisch vastgoedbeheer en vraag- en aanbodanalyses.
Vilans, kennis die werkt in zorg Vilans is dé Nederlandse kennisorganisatie voor de langdurige zorg. Vilans heeft een integrale visie op zorg, wonen en welzijn en wil vanuit die visie alle betrokken partijen verbinden. Het beoogde eindresultaat is dat de kwaliteit van leven van kwetsbare ouderen en mensen met een beperking of chronische ziekte verbetert en dat zij zo goed mogelijk kunnen deelnemen aan de samenleving. Vilans werkt voornamelijk aan dat doel door kennisprojecten uit te voeren voor aanbieders van zorg, wonen en welzijn, patiënten-, cliëntenorganisaties en overheden. Vilans heeft geen winstoogmerk. Het verzamelen, ontwikkelen, verspreiden en implementeren van kennis is ons vak. U kunt bij Vilans terecht voor: kennisontwikkeling (toegepast onderzoek), innovatieontwikkeling en -ondersteuning, informatie- en kennisproducten, opleiding en training en ondersteuning bij het toepassen van kennis in uw dagelijkse praktijk. Daarbij gaan we uit van de behoeften van de mensen die zorg en ondersteuning nodig hebben. We maken onze kennis praktisch toepasbaar doordat we gebruikers betrekken bij het ontwikkelen van onze kennisproducten. En we houden in het oog hoe de kennis werkt in de praktijk.