Klachtencommissie Huisartsenzorg Midden-Nederland Uitspraak december 2013 Kern: Klaagster vindt dat 1. Verweerder jarenlang verkeerde redenen voor haar gezondheidsklachten heeft gegeven. Daardoor is geen goede diagnose gesteld en is zij laat verwezen naar een specialist en 2. dat er sprake is van verwijtbaar onzorgvuldig handelen door de zorg rondom klaagster niet te inventariseren. Verweerder had klaagster eerder kunnen en ook moeten verwijzen naar een neuroloog. Klaagster viel zomaar van haar fiets, er was sprake van vallen, verstijving en niet goed meer kunnen rennen. Deze symptomen kunnen passen bij een neurologisch beeld. De commissie is van oordeel dat verweerder door de lichamelijke klachten van klaagster zonder nader onderzoek toe te schrijven aan de door anderen gestelde diagnose borderline niet zorgvuldig heeft gehandeld. Dit geldt temeer omdat er sprake was van een neurologische voorgeschiedenis bij klaagster waarmee verweerder als behandelend huisarts bekend was. Uit het journaal blijkt dat verweerder op de hoogte was van welke hulpverleners betrokken waren bij de zorg rondom klaagster. Dit waren ook de juiste hulpverleners voor de benodigde zorg. Ook werd hij door hen inhoudelijk op de hoogte gehouden. De commissie is niet van oordeel dat verweerder actiever had moeten optreden door de regie op zich te nemen. De Klachtencommissie acht klacht onderdeel 1 gegrond en klachtonderdeel 2 ongegrond. DE PROCEDURE Bij brief van 16 april 2013 heeft klaagster een klacht ingediend jegens verweerder. Klaagster heeft op 20 mei 2013 de klachtencommissie schriftelijk gemachtigd de klacht voor te leggen aan verweerder en heeft hierbij tevens de klachtencommissie gemachtigd alle relevante gegevens betreffende de klacht op te vragen. Verweerder en klaagster zijn gehoord op basis van een schriftelijke procedure van hoor en wederhoor. De klachtencommissie heeft kennisgenomen van de volgende stukken: de klachtbrief van 16 april 2013; het verweerschrift van verweerder van 7 augustus 2013; de repliek van klaagster van 15 september 2013; de dupliek van verweerder van 7 oktober 2013; delen van het medisch dossier vanaf september 2009. Op 6 november 2013 vond een hoorzitting plaats. Klaagster was aanwezig, vergezeld door mevrouw A.; verweerder was aanwezig. De uitspraak is vervolgens vastgesteld op 4 december 2013.
SAMENVATTING VAN DE KLACHT Pagina 1
1. Verweerder heeft jarenlang verkeerde redenen voor de gezondheidsklachten van klaagster gegeven. Daardoor is geen goede diagnose gesteld en is zij laat verwezen naar een specialist. 2. Verwijtbaar onzorgvuldig handelen van verweerder door de zorg rondom klaagster niet te inventariseren. DE FEITEN De klachtencommissie heeft op grond van de beschikbare informatie de, voor de beoordeling van de klacht relevante volgende feiten als vaststaand, of onvoldoende betwist, aangenomen: Klaagster, geboren in 1967, was in de periode mei 2009 tot het najaar 2012 patiënt bij verweerder. Klaagster heeft inmiddels een andere huisarts. In deze periode hebben er regelmatig contacten plaatsgevonden tussen klaagster en (de praktijk van) verweerder. Al dan niet op verwijzing van verweerder en voor zover relevant zijn er in deze periode ook andere zorgverleners betrokken geweest bij de lichamelijke en psychische zorg aan klaagster.
Dit
betreft
onder
meer
een
psychiatrisch
behandelcentrum,
waar
een
borderlinestoornis werd gediagnosticeerd, een organisatie voor begeleid wonen en een welzijnsorganisatie. Voor haar fysieke klachten is klaagster onderzocht en/of behandeld door een diëtiste, fysiotherapeut en ergotherapeut. Klaagster is in 2011 enkele maanden opgenomen geweest in een psychiatrisch behandelcentrum en een revalidatiecentrum. Voor zover uit het huisartsenjournaal (hierna journaal) is op te maken, heeft tussen oktober 2009 en april 2010 tenminste drie keer een consult plaatsgevonden bij de waarnemer van verweerder en bij verweerder zelf. Het ging tijdens deze consulten over klachten over het evenwicht, onverklaarbaar vallen, stijfheid en moeite met rennen. In het journaal is voor zover relevant voor het eerste klachtonderdeel het volgende opgenomen: 30 oktober 2009. Bericht van waarnemend huisarts: S:
eergisteren zomaar 2x evenwicht verloren en gevallen, niet duizelig, niet draaierig, geen pijn, geen bewustzijnsverlies, niet ziek voelt het niet aankomen wel gauw moe onduidelijk verhaal.
O:
Koorddanserspas ongestoord verdere coördinatie ongestoord.
E:
Lijkt geen neurologisch probleem, mij volslagen onduidelijk wat er precies is.
P:
Ik kan haar niet helpen, advies retour eigen HA bij persisteren.” 17 november 2009:
“S:
wordt met de dag stijver, mn de benen/geen stramme spieren/kan niet meer rennen.” 16 april 2010:
“S:
klachten blijven. Coördinatie en staat niet stevig op schoenen.
E:
borderline stoornis
P:
tja/voeding”
Pagina 2
Klaagster is in juli 2010 onderzocht door een neuroloog van het ziekenhuis te B. en verwezen voor verder onderzoek naar het ziekenhuis te C., afdeling neurologie. Beide neurologen diagnosticeren dat in het geval van klaagster sprake is van een cerebellair syndroom e.c.i. De neuroloog van het ziekenhuis te C voegt daaraan toe dat er ook sprake is van een voorgeschiedenis van myoclonus dystonie. TOELICHTING OP DE KLACHT De klacht is waar mogelijk weergegeven in de bewoordingen van klaagster en houdt zakelijk en samengevat het volgende in: Vanaf begin 2009 en in 2010 is klaagster regelmatig op het spreekuur geweest bij verweerder in verband met lichamelijke klachten. Klaagster is ontevreden over zijn behandeling. Klaagster viel van de fiets en kreeg moeite met sporten. In oktober 2009 werd klaagster gezien door een waarnemend arts in verband met deze klachten. De klachten namen verder toe. Klaagster wendde zich tot verweerder, maar zij werd niet serieus genomen. Verweerder verwees haar niet door naar een specialist. Verweerder heeft jarenlang verkeerde redenen voor haar gezondheidsklachten gegeven. Verweerder weet haar klachten aan verzuring van de spieren van klaagster en gaf aan dat zij in gewicht aan diende te komen. Klaagster werd pas door een fysiotherapeut gezien in juli 2010, nadat zij zelf om een verwijzing had gevraagd. Deze fysiotherapeut dacht aan een neurologisch probleem. Klaagster heeft toen verweerder om een verwijzing naar een neuroloog gevraagd. De neuroloog in het ziekenhuis te B. constateerde in oktober 2010 cerebellaire atrofie. Dit is een zeldzame aandoening waarbij de kleine hersenen verschrompelen. Deze neuroloog heeft klaagster vervolgens verwezen naar een neuroloog in het ziekenhuis te C. Na aanvullende onderzoeken in januari 2011 heeft deze neuroloog de diagnose bevestigd en gevraagd aan verweerder de zorg rondom klaagster te inventariseren. Verweerder heeft hiermee niets gedaan. Verweerder heeft klaagster niet ondersteund bij het verwerken van de gestelde diagnose. Ook heeft verweerder haar niet geholpen bij het vinden van de juiste zorg. Klaagster heeft daardoor zeer moeilijke jaren gehad. De welzijnsorganisatie wilde klaagster niet helpen en verwees haar naar een centrum voor Psychiatrie. Bij het centrum voor Psychiatrie heeft klaagster zich uit laten schrijven. Klaagster kon tussen de afspraken met de neuroloog door de bewegingsverpleegkundige van het ziekenhuis te C alleen bellen voor lichamelijke vragen of problemen. Zij bood geen hulp bij bijvoorbeeld het vinden van een andere woning. Pas tijdens de opname in een psychiatrisch behandelcentrum vernam klaagster van de fysiotherapeut aldaar dat er een mogelijkheid was van een revalidatiecentrum. Vanaf begin 2012 heeft klaagster zelf contact opgenomen met een vrijwilligersorganisatie. Van daaruit komt er een keer per week iemand bij klaagster. Klaagster denkt dat verweerder de berichten van de neurologen niet heeft gelezen en niet weet dat haar kleine hersenen aan het verschrompelen zijn. Klaagster heeft mogelijkheden
Pagina 3
als het revalidatiecentrum en hulpmiddelen zoals een driewieler en douchestoel op grond van de WMO zelf moeten uitvinden. Pas in 2012 heeft zij van de gemeente vernomen dat zij op grond van een medische urgentie in aanmerking zou kunnen komen voor een andere woning. Klaagster vindt dat verweerder haar aan haar lot heeft overgelaten. HET VERWEER Het verweer is waar mogelijk weergegeven in de bewoordingen van verweerder en houdt zakelijk en samengevat het volgende in: Verweerder geeft aan dat klaagster vanaf half mei 2009 zijn patiënte is geworden nadat zij ontevreden was over zijn collega in dezelfde praktijk. Verweerder heeft klaagster vele malen gezien. Verweerder heeft het journaal opgevraagd bij de nieuwe huisarts van klaagster, maar deze heeft veel gegevens niet bewaard. Op 30 oktober 2009 wordt klaagster gezien door de waarnemend huisarts in verband met evenwichtsklachten en vallen. Zij wordt naar een diëtiste verwezen wegens ondergewicht en later naar een fysiotherapeut ter spierversterking. Eind juni 2010 blijken dezelfde klachten nog aanwezig. Een verwijzing naar de neuroloog volgt. Verweerder geeft aan dat achteraf gevraagd kan worden waarom er niet eerder is verwezen. Verweerder denkt dat dit komt omdat er toch teveel zaken door elkaar speelden, zoals ook uit de vele niet altijd soepel verlopende contacten blijkt. Verweerder geeft met betrekking tot de begeleiding aan dat klaagster voor de diagnose van de neuroloog werd begeleid door een organisatie voor begeleid wonen wegens schuldsanering en boodschappen doen. Door een centrum voor Psychiatrie in verband met psyche. Daarnaast door een diëtiste, fysiotherapeut en maatschappelijk werk. Na de diagnose door de neuroloog was er ergotherapie. Er was onderling contact tussen de diverse instanties en verweerder. Ook met de bewegingsverpleegkundige van het ziekenhuis
te
C
was
er
contact.
Er
volgde
een
opname
in
een
psychiatrisch
behandelcentrum (detox cannabis). Zij hebben contact onderhouden met verweerder en de revalidatiekliniek. Verweerder geeft aan dat er veel hulptroepen betrokken waren bij klaagster. BEOORDELING VAN DE KLACHTEN Klachtonderdeel 1: Verweerder heeft jarenlang verkeerde redenen voor de gezondheidsklachten van klaagster gegeven. Daardoor is geen goede diagnose gesteld en is zij laat verwezen naar een specialist. Tijdens de hoorzitting is naar voren gekomen dat klaagster met de omschrijving “jarenlange verkeerde redenen voor haar lichamelijke klachten” bedoelt de periode van oktober 2009, toen zij gezien werd door de waarnemer van verweerder, tot het moment van de verwijzing naar de neuroloog in juni 2010. De Klachtencommissie overweegt als volgt:
Pagina 4
Op de arts-patiënt relatie is de Wet inzake de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) van toepassing. Deze wet legt de hulpverlener de verplichting op om bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht te nemen en daarbij te handelen
in
overeenstemming
met
de
op
hem
rustende
verantwoordelijkheid,
voortvloeiend uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard. Uit het journaal is gebleken dat klaagster zich op 30 oktober 2009 gewend heeft tot de waarnemer van verweerder. Op 17 november 2009 werd zij opnieuw gezien, nu door verweerder, in verband met dezelfde klachten. Ook op 16 april 2010 vermeldt het journaal dat de klachten er nog steeds zijn en dat klaagster “niet stevig op haar benen staat.” Uit het journaal en ook uit hetgeen op de hoorzitting ter sprake is gekomen, is gebleken dat klaagster zelf om een verwijzing naar een fysiotherapeut heeft gevraagd. Verweerder weet de lichamelijke klachten onder meer aan het ondergewicht van klaagster. Verweerder heeft niet gedacht aan een neurologische oorzaak, omdat er naast de lichamelijke klachten van klaagster nog veel meer speelde. Het journaal wordt bijgehouden volgens een vaste systematiek. Onder de E-regel (Evaluatie) worden de klachten en symptomen geduid, met een of meerdere mogelijke diagnosen. In het journaal van klaagster staat onder E regelmatig “borderline stoornis” vermeld. Tijdens de hoorzitting heeft verweerder ook aangegeven dat hij veel van de klachten van klaagster heeft geschaard onder de, overigens niet door hem gestelde, diagnose borderline stoornis. Verweerder had klaagster eerder kunnen en ook moeten verwijzen naar een neuroloog. Klaagster viel zomaar van haar fiets, er was sprake van vallen, verstijving en niet goed meer kunnen rennen. Deze symptomen kunnen passen bij een neurologisch beeld. Na het eerste contact in oktober 2009 hebben er in elk geval nog twee consulten plaatsgevonden waarbij klaagster melding maakte van identieke lichamelijke klachten. De commissie is van oordeel dat verweerder door de lichamelijke klachten van klaagster zonder nader onderzoek toe te schrijven aan de door anderen gestelde diagnose borderline niet zorgvuldig heeft gehandeld. Dit geldt temeer omdat er sprake was van een neurologische voorgeschiedenis bij klaagster waarmee verweerder als behandelend huisarts bekend was. De Klachtencommissie oordeelt als volgt: Verweerder heeft bij het onderzoek en de conclusie op basis van de lichamelijke klachten van klaagster in de periode oktober 2009-juni 2010 niet de zorgvuldigheid in acht genomen die op dat moment van hem verwacht mocht worden. Aan dit oordeel doet niet af het feit dat klaagster in de periode dat zij bij verweerder onder behandeling was zich presenteerde met meerdere ziektebeelden waarbij meerdere hulpverleners betrokken waren en het onder die omstandigheden niet eenvoudig was de lichamelijke en psychische klachten te duiden. De Klachtencommissie acht dit onderdeel van de klacht dan ook gegrond. Klachtonderdeel 2: Verwijtbaar onzorgvuldig handelen door verweerder door de zorg rondom klaagster niet te inventariseren.
Pagina 5
Tijdens de hoorzitting is duidelijk geworden dat het tweede klachtonderdeel van klaagster betrekking heeft op de periode na de diagnose van de neuroloog van het ziekenthuis te B. dat klaagster leed aan het cerebellair syndroom e.c.i. Klaagster is van mening dat verweerder niet zorgvuldig heeft gehandeld door na die diagnose de zorg rondom klaagster niet te inventariseren. Zij heeft zich aan haar lot overgelaten gevoeld. De klachtencommissie constateert dat er naast de neurologische klachten en uiteindelijke diagnose nog andere zaken speelden. Klaagster had contact met meerdere hulpverleners en organisaties, zowel voor wat betreft haar welzijn, als op medisch gebied. De medische klachten van klaagster werden behandeld door de neuroloog en de bewegingsverpleegkundige van het ziekenhuis te C. Daarnaast is klaagster enkele maanden opgenomen geweest en was er contact met het centrum voor Psychiatrie en later met
een
vrijwilligersorganisatie.
Ook
is
onderzocht
of
ergotherapie
zinvol
was.
Ergotherapie is erop gericht te beoordelen wat voor een patiënt nodig is om de dagelijkse activiteiten uit te kunnen oefenen en welke hulpmiddelen en aanpassingen daarvoor nodig zijn. De commissie begrijpt uit het tweede klachtonderdeel van klaagster dat zij juist op dat gebied ondersteuning heeft gemist en die ondersteuning had verwacht van verweerder. Het is de taak van een huisarts zich op de hoogte te stellen dat de zorg rondom een patiënt goed is geregeld. Uit het journaal blijkt dat verweerder op de hoogte was van welke hulpverleners betrokken waren bij de zorg rondom klaagster. Dit waren ook de juiste hulpverleners voor de benodigde zorg. Ook werd hij door hen inhoudelijk op de hoogte gehouden. De commissie is niet van oordeel dat verweerder actiever had moeten optreden door de regie op zich te nemen. Verweerder is niet tekort geschoten in een goede zorg door zich terughoudend op te stellen. De Klachtencommissie acht dit onderdeel van de klacht dan ook ongegrond. DE UITSPRAAK De commissie verklaart: Klachtonderdeel 1:
gegrond
Klachtonderdeel 2:
ongegrond
Deze beslissing is genomen door: De heer mr. G.J. Bloemendal, voorzitter de heer drs. J.Th. van Leeuwen, huisarts, lid op voordracht van de Huisartsenkring mw. drs. A. Verdam- de Witte, huisarts, lid op voordracht van de Huisartsenkring mw. M. Verhoeven, lid op voordracht van Cliëntenbelang mw. H.E. Vis, lid op voordracht van Cliëntenbelang
bijgestaan door mw. mr. S. van Dijk, ambtelijk secretaris. Utrecht, 9 december 2013 namens de commissie: Pagina 6
De heer mr. G.J. Bloemendal, voorzitter
DE REACTIE VAN DE HUISARTS Overeenkomstig artikel 2 lid 5 van de Wet klachtrecht cliënten zorgsector (WKCZ) heeft de huisarts de plicht om binnen een maand na ontvangst van deze uitspraak schriftelijk aan klaagster en aan de klachtencommissie mee te delen of hij naar aanleiding van de uitspraak maatregelen zal treffen en zo ja, welke. Ingeval de huisarts niet binnen een maand aan deze verplichting voldoet, behoort hij dit – met vermelding van de redenen – te laten weten.
Pagina 7