Kindertekeningen Iedereen heeft wel eens een creatieve en kleurige uitspatting van hun kind op hun mooie (net) geschilderde muur of tafel gezien. Kinderen tekenen nu eenmaal graag en als ze geen papier hebben dan zien ze hun omgeving als een mooi doek. Het is mooi om de tekenontwikkeling van je kind vanaf de zijlijn te kunnen volgen. Vooral omdat tekenen voor de meeste kinderen echt een ‘oerdrift’ is: ze moeten tekenen, niet van jou, maar van zichzelf. Alle kinderen maken de eerste 10 jaar van hun leven globaal dezelfde ontwikkelingen mee in wat zij tekenen en de manier waarop zij dat doen. Dat geldt voor kinderen in de hele wereld, ook al zie je verschillende tekenstijlen.
Fasen van ontwikkeling Het begint met de krabbelfase; Je kind kan van zijn eerste tot zijn vierde jaar in deze fase zitten. Daarna volgt de schematische fase. Van zijn vierde tot zijn zevende jaar. Hij probeert dan al wel een voorstellig te maken, maar de afbeeldingen die hij produceert zijn eerder abstract of symbolische dan dat ze natuurgetrouw zijn. Dan komt de naturalistische, realistische of zichtbare fase. Tussen zijn zevende en twaalfde jaar tekent je kind steeds meer realistische details. Ook worden de proporties en vormen steeds natuurgetrouwer. Zoals bij elke ontwikkeling ontwikkelt een kind ook het tekenen op zijn eigen manier. Soms blijven kinderen in een fase ‘hangen’ of zijn er kinderen die al een voorstelling kunnen tekenen, maar tijdelijk weer gaan krabbelen. Motoriek De motoriek speelt van je kind speelt een grote rol in hoe hij tekent. Eerst ontwikkelt zijn grove motoriek zich en die zorgt ervoor dat hij kan zwaaien met zijn armen en andere ruime bewegingen kan maken. Voor het tekenen is zijn fijne motoriek erg belangrijk, want die maakt dat hij kleinere bewegingen met zijn handen en vingers kan maken. Dit fijne werk volgt de ontwikkelingen van de grove motoriek in tijd steeds op. Uiteindelijk doen de allerkleinste spieren mee, zodat je kind echte priegelwerkjes kan doen. Een klein kind houdt zijn potlood nog met zijn hele handpalm vast, alsof hij de aardappelen moet stampen: de vuistgreep. Hij beheerst zijn spieren nog niet helemaal. Vanaf zijn derde of vierde jaar kan hij zijn potlood tussen duim en vijsvinger vasthouden: de pincetgreep. Leeftijden Uit een groot Nederlands onderzoek naar dat wat kinderen op bepaalde leeftijden kunnen, blijkt dat ze op tekengebied de volgende vaardigheden zouden moeten hebben op de volgende leeftijden:
Een een- tot tweejarige kan krabbelen en moet een potlood gericht- in vuistgreep – kunnen vasthouden. Een driejarige begint een kruis te tekenen en probeert voorzichtig de pincetgreep om zijn potlood vast te houden.
En vierjarige moet een ‘koppoter’ kunnen tekenen, maar hoeft nog geen lijf te tekenen. Een vijfjarige moet een vierkant kunnen tekenen en een mens met een hoofd waarin ogen en een mond zitten. Hij moet ook een lijf en – niet complete – ledematen kunnen tekenen. Bij een zesjarige moet de basis van de tekenontwikkeling afgerond zijn. Rond deze leeftijd zijn alle basisfuncties van een kind in principe ontwikkeld, zoals zijn motoriek en taalvaardigheid. Ook is zijn centraal zenuwstelsel dan ‘uitontwikkeld’. Hij gaat nu steeds meer variëren op de thema’s die hij kent.
Van yoghurtstreep tot krabbel (0 tot 3 jaar) Papspoor Meestal begint een kind zijn eerste poging op tekengebied met dat wat hem voorhanden komt; yoghurt, pap, drinken of een fruithap. Voorzichtig kijkt hij wat er gebeurt als hij met zijn vingertje sporen trekt door de smurrie. Eerst begint hij voorzichtig maar kan dit ook afwisselen door er met zin vlakke hand in te kletsen. Zo begint de ‘artistieke carrière’ van je kind. Zwaaien Rond zijn eerste verjaardag is je kind toe aan de - meestal toevallige - ontdekking van het potlood. Als hij die in handen krijgt, maakt hij er grote zwaaiende bewegingen mee of gaat met het potlood op het papier kloppen. Als zijn zwaaien of stippen op het papier komen , is dat mooi meegenomen. Maar daar gaat het je kind in eerste instantie helemaal niet om. Voor hem is de sensatie van het bewegen aanvankelijk meer dan genoeg. Als hij gaat merken het ook nog sporen op papier achterlaat wordt het alleen maar interessanter. Krassen en krabbels De eerste ‘krabbels’ zet je kind als hij een a anderhalf jaar is. Ze lijken erg op krassen , maar je merkt dat het aantal lijnen naast en over elkaar minder wordt. Het tekenblad heeft voor je kind nog geen boven- en onderkant, het kan nog alle kanten op. Omdat je kind nog weinig controle over zijn bewegingen heeft schiet hij af en toe van het tekenpapier af, op de tafel. Hoe vaker hij krabbelt, des temeer gaat hij zijn bewegingen beheersen. Hij krijgt dan ook meer vat op de vormen die ontstaan. Langzaam maar zeker gaat hij begrijpen dat híj degene is die de tekening maakt en dát is een grote ontdekking! Spiralen en kruizen Leek het gekrabbel eerst het resultaat van een ongeleid projectiel, er komt steeds meer richting in het tekenen. Dat begint meestal als een soort spiraal dat steeds meer op een cirkel gaat lijken. Je kind maakt zijn meeste spiralen tussen zijn tweede en derde jaar. Volgens deskundigen staat het ononderbroken cirkelen voor het ‘ik’ dat nog niet is afgegrensd van zijn omgeving. Als hij daarop uitgekeken is, gaat hij proberen om zowel horizontaal als verticaal te krassen. Dat kan de vorm van een gekrabbeld kruis aannemen en dan is je kind ongeveer drie jaar.
Beweging Je kind gebruikt het bewegen van zijn hand over het papier ook letterlijk om beweging aan te geven. Hij wipt als een haasje door het veld, laat kronkelend een trein rijden of laat de wielen van een auto ronddraaien. Ondertussen maakt hij er alle bijbehorende geluiden bij en brabbelt er lustig op los. Zo kan hij helemaal in zijn spel opgaan. Voorstelling en Kleur Het is heel normaal dat je kind, als je hem vraagt wat zijn tekening voorstelt, éérst zegt dat het een huis is en een paar seconden later vermeldt dat het een bal is, of oma. Je kind is er helemaal niet mee bezig over wat het moet voorstellen wat hij tekent, maar is gewoon fijn aan het tekenen. Je kunt je kind wel vragen om iets te vertellen over zijn tekening. Dan is het soms verrassend om te horen wat hij er allemaal omheen bedacht heeft. Je kind gebruikt verschillende kleuren, maar doet dat meestal nog niet bewust. Hij wordt wel aangetrokken door felle, sprekende kleuren, maar hij pakt meestal het potlood dat hem het eerst voorhanden komt.
Van cirkel tot mens (van 3 tot 5 a 6 jaar) Vanaf zijn derde jaar worden de vormen die hij tekent steeds duidelijker. Hij herkent dingen in de krabbels die hij tekent. Hij leert vierkanten en rechthoeken teken en probeert ‘echte dingen en mensen’ af te beelden. Als hij op zijn vierde naar de basisschool gaat, leert hij nieuwe technieken. Cirkel en kruizen In zijn tekeningen gebruikt je kind de cirkel voor van alles. Voor de zon, voor een hoofd , voor een boom. Als hij nu een huis tekent doet hij dat waarschijnlijk door een cirkel om een cirkel (zichzelf) te tekenen. Rond de tijd dat je peuter cirkels tekent, gaat hij steeds vaker zelf zijn tekeningen benoemen. Nog steeds kan een cirkel verschillende betekenissen hebben, de ene keer is het een boom en even later is het een auto. Ook kan het onderwerp tijdens het tekenen veranderen als dat beter uitkomt. Pas later houdt je kind vast aan de eerste betekenis van de tekening. Een boom is een boom en dat blijft zo. Bij het tekenen van kruizen scherpt je kind zijn richtinggevoel aan, omdat hij zowel horizontaal als verticaal, zowel links als rechts moest kunnen tekenen. Hoofd Het gezicht of hoofd is vaak het eerste dat je kind tekent als hij probeert om iets uit te beelden. Eerst tekent je kind alleen het gezicht met de ogen. De rest laat hij nog weg. De meeste kinderen blijven tot in hun vijfde jaar gezichten alleen frontaal tekenen, daarna gaan ze experimenteren met profielen. Koppoter Vanaf een jaar of vier tekent je kind een ‘koppoter’. Dat is een soort lopend hoofd. De benen (en voeten) en later ook de armen zitten rechtstreeks aan de kop vast. De opvolger van deze ‘klassieke’ koppoter is meestal een soort overgangsfiguur. Daarbij komt er een streepje tussen de benen als
afscheiding van de romp. De armen zitten aan de zijkanten vast. De meeste kinderen stappen rond hun vijfde verjaardag over op mensfiguren met meer vorm en detail. Hij tekent alles zo karakteristiek en duidelijk mogelijk: een huis recht van voren , een paard van opzij en een mens van voren. Alles en iedereen is doorzichtig, dus zowel de buiten- als de binnenkant wordt getekend. Je kind tekent zonder problemen een moeder met een baby in haar buik of een beer met eten in zijn maag. Wat je kind belangrijk vindt, tekent hij gewoonlijk groot en de minder belangrijke zaken kleiner. Een kind heeft een grote voorliefde voor symmetrie in de tekening. Om dat voor elkaar te krijgen schijnen er soms net zo makkelijk twee zonnen, elk vanuit een hoek.
Van driehoek tot voorstelling (van 5 tot 12 jaar) Vanaf een jaar of vijf beheerst je kind de pincetgreep – waarbij hij zijn potlood tussen zijn duim en wijsvinger vasthoudt- erg goed. Daardoor heeft hij alle grip op zijn potlood. Hij ontdekt de driehoek als belangrijke vorm om mensen, dieren en huizen af te beelden. Mens De menstekeningen worden steeds gedetailleerder. Je kind tekent de ledematen steeds completer. Eerst nog met enorme handen en voeten en wat later ook met vingers en tenen. De meeste lichaamsdelen ‘kloppen’ nu met de werkelijkheid. Man/vrouw Er komt een duidelijk verschil tussen getekende mannen en vrouwen. Je kind heeft daar een aantal slimme kunstgrepen voor. Hij kleedt ze bijvoorbeeld heel precies aan . Meisjes krijgen lange haren die met zorg getekend worden en een jurk, terwijl de jongens kort haar en een broek aan hebben. Hoe meer je kind oefent, des te meer maakt hij ook onderscheid in de vorm van de romp voor mannen of vrouwen. Rechthoekig en vierkant staat voor een man, rond en driehoekig voor een vrouw. Bij het afbeelden van hun mensen zijn er verschillen in hoe meisjes en jongens tekenen. Jongens tekenen vaker dan meisjes mensen in actie die bijvoorbeeld fietsen of voetballen. Ridders zijn bij jongetjes geliefd terwijl meisjes het liefst prinsen en prinsessen op papier zetten. Ze tekenen allebei steeds vaker toevoegingen en details bij hun mensen die niets met de afbeelding van de persoon te maken lijken te hebben. Vooral meisjes zijn gek op versieringen. Kritisch De meeste kinderen van zes tot acht tekenen nog vaak en met veel plezier thuis en op school. Ze maken hun standaardoplossingen steeds completer en proberen af en toe wat nieuws. Ze richten zich meer op onderwerpen buiten hun eigen directe omgeving en onbekende oorden worden interessant, zoals bergen, woestijnen en vreemde planeten. Rond hun negende of tiende jaar lijken ze plotseling het plezier in het tekenen te verliezen. Kinderen gaan rond die tijd minder uit zichzelf tekenen. Sommige deskundigen vinden dat heel normaal omdat deze periode lichamelijk en geestelijk zoveel van kinderen vergt dat ze even niet aan tekenen toekomen. Anderen verklaren dit
afnemende enthousiasme vanuit het idee dat kinderen in het begin van de puberteit in een ‘vormgevingscrisis’ belanden. De standaardoplossingen die ze gebruikten, voldoen niet langer. Dat wat ze op tekengebied kunnen (nog niet zo heel precies tekenen) botst met dat wat ze zien en hoe ze wíillen tekenen (steeds preciezer). Alles wat er niet net zo uitziet als ‘de werkelijkheid’, beschouwen ze als mislukt en de zelfkritiek kan zo groot worden dat ze het maar liever laten om een potlood op papier te zetten. Als er dan ook nog volwassenen zijn die denigrerende opmerkingen maken over hun tekening, stoppen kinderen. Tijdelijk of voor altijd. Tekenen kinderen van tien en ouder nog wel, dan maken ze veelvuldig gebruik van gummen en linialen. Ze storten zich op de details om alles maar zo natuurgetrouw mogelijk weer te geven. Daardoor verliezen ze meestal het zich op de compositie van de tekening. Het uiterlijk van dingen is nu belangrijker dan waar ze op het papier terechtkomen. Je ziet dat kinderen zich specialiseren in iets wat ze goed kunnen (na)tekenen. Sommige kinderen weten deze moeilijke periode te overbruggen, andere stoppen met tekenen. Daarbij is bepalend hoe kinderen gestimuleerd en begeleid worden, op school of thuis. Als ze rond hun twaalfde jaar naar de middelbare school gaan, hangt het ervan af of en hoe ze daar tekenonderwijs krijgen. Om pubers aan het tekenen te houden of weer te krijgen , is vertrouwen in hun eigen kunnen en hulp als ze zo natuurgetrouw mogelijk willen leren tekenen onontbeerlijk. Soms kunnen nieuwe combinaties van teken- en schildertechnieken, ook met behulp van de computer, ze nét dat duwtje geven om hun eigen werk weer mooi te gaan vinden. Dus als jullie dreumes of peuter weer eens een mooi kunstwerk op de muur of tafel heeft gemaakt, bedenk dan dat hij dit doet vanuit een natuurlijke drang om te ontdekken, zich dingen eigen te maken en te communiceren hoe hij zijn omgeving ziet. Het hoort bij zijn ontwikkeling. Hang er maar een mooi lijstje omheen ;-) Groetjes, Chantal Tornij
Bron: ‘Kindertekeningen: Waaom is tekenen belangrijk? Wat tekent je kind? Hoe kun je je kind stimuleren?’, Karin Kloosterboer, Het Spectrum, ISBN 90 274 8972 6