ZELFVERTROUWEN
Zelfvertrouwen is het vertrouwen dat je in jezelf hebt. Zelfvertrouwen hoort bij ieder mens en het betekent dat je een reëel zelfbeeld hebt, waarin ruimte is voor sterke kanten, maar ook voor minder sterke kanten, zonder dat dit het gevoel van eigenwaarde aantast. Een gevoel van ‘ik ben goed zoals ik ben’ en ‘ik wil dit graag leren’. Sommige mensen hebben veel zelfvertrouwen, anderen wat minder en meestal is het zo dat zelfvertrouwen in meer of mindere mate samengaat met de situatie waarin iemand zich bevindt. Het is dus vaak situatiegebonden. Een kind met zelfvertrouwen heeft een reëel beeld van zijn of haar capaciteiten en beperkingen.
Hoe het zelfvertrouwen van een kind zich ontwikkelt is afhankelijk van zijn/haar persoonlijkheid (gevoel, denken, lichaam en verlangen), van de rol die het kind in het gezin heeft, van de plaats in de rij tussen broers en zussen en van de bevestiging en waardering die het ontvangt in verschillende situaties.
Zelfvertrouwen is gebaseerd op het beeld dat een kind van zichzelf heeft (zelfbeeld) en op de waarde die het hieraan geeft. Hier speelt de omgeving een belangrijke rol. Een kind met zelfvertrouwen voelt zich waardevol en minstens zo goed als een ander. Of een kind positief over zichzelf denkt wordt voor een groot deel bepaald door 101 kleine en soms grotere gebeurtenissen in het dagelijks leven, de reacties van de omgeving op deze gebeurtenissen en de gedachten die het kind over deze gebeurtenissen en reacties heeft. Een belangrijke factor hierin is de frequentie van een gebeurtenis. Die ene ruzie waarin het kind enorm op zijn kop krijgt en er dingen worden gezegd waar iedereen later spijt van heeft zal het zelfvertrouwen niet direct schaden, vooral niet wanneer het kind het gevoel heeft gewaardeerd te worden in het dagelijks leven. Het is veel schadelijker voor het zelfvertrouwen van een kind als het regelmatig kleine negatieve opmerkingen krijgt (bijv. ‘dat snap jij toch niet’).
Een te dominante omgeving biedt weinig ruimte voor zelfstandigheid hetgeen het voor een kind moeilijk maakt om zelf beslissingen te nemen omdat het te weinig heeft kunnen ervaren wat het wel en niet kan. Bovendien komt het kind tegemoet aan de verwachting van de omgeving “men denkt toch dat ik het niet kan”. Een te vrije omgeving biedt het kind geen houvast en de kans op mislukkingen is groter.
Het belang van zelfvertrouwen Kinderen met zelfvertrouwen voelen zich meestal prettig en ze hebben reële verwachtingen van zichzelf. Als je niet voldoende veiligheid/vertrouwen in jezelf kunt vinden (zelfvertrouwen) zul je het dus buiten jezelf moeten zien te vinden, bij anderen dus. Je welbevinden kan dan in grote mate afhankelijk worden van wat anderen doen, zeggen, presteren enz.. Dit maakt je kwetsbaar en onzeker.
Kinderen met weinig zelfvertrouwen hebben vaak een laag, irreëel zelfbeeld t.o.v. zichzelf. Ze voelen zich veel minder prettig en ze hebben vaak verwachtingen van zichzelf die niet hoog gespannen zijn (dus haalbaar) of juist heel hoog (niet zo erg als je mislukt).
Ze piekeren meer, hebben vaak angstige verwachtingen of ze zoeken afleidingsmanoeuvres. Een slecht resultaat is een bevestiging voor hun onzekerheid (zie je wel dat ik het niet kan/dom ben) een goed resultaat schrijven ze toe aan toeval (gemakkelijk, toeval, puur geluk). Kinderen met weinig zelfvertrouwen kunnen dus niet echt genieten van succes, want het was toeval en de volgende keer zal het wel weer fout gaan en een mislukking leidt tot grote teleurstelling.
Kinderen met weinig zelfvertrouwen voelen zich vaak niet waardevol maar waardeloos. Ze zijn vaak somber over zichzelf en over hoe anderen tegen hen aankijken. Soms klopt dit beeld, maar vaker klopt het beeld niet en denkt het kind dit alleen maar. Meestal heeft het kind een negatief zelfbeeld over één gebied, maar het kan ook zijn dat een kind zich op vrijwel alle gebieden minderwaardig of angstig voelt. Het heeft weinig vertrouwen in zichzelf en in anderen.
Kinderen met weinig zelfvertrouwen gebruiken vaak de woorden nooit en altijd.
Een kind dat weinig vertrouwen in zichzelf heeft kan dit in zijn/haar gedrag op verschillende manieren uiten. Het ene kind trekt zich terug uit onzekerheid, het andere overschreeuwt zichzelf. Bij sommige kinderen heb je een vermoeden dat het een negatief zelfbeeld heeft, bij anderen lijkt het juist het omgekeerde te zijn. Deze kinderen doen of ze alles weten en kunnen.
Kwaadheid is vaak een verdediging tegen weinig zelfvertrouwen. Het kind wordt kwaad in plaats van te voelen dat het zich machteloos voelt of dat het teleurgesteld is in zichzelf. Als een kind denkt dat het niet de goede en nuttige figuur is die het graag wil zijn, dan kan het proberen de gevoelens die hiermee gepaard gaan te ontlopen door ervoor te zorgen dat anderen zich rot gaan voelen. Het is niet altijd eenvoudig om een kind dat lastig gedrag vertoont te complimenteren met dingen die wel goed gaan. Bovendien zal het kind niet meteen na een paar complimenten beter over zichzelf gaan voelen en meer gewenst gedrag gaan vertonen. Geef het wat tijd en kijk of er na een maand of twee veranderingen optreden.
Zelfvertrouwen heeft dus een groot aandeel in het welbevinden van een kind!
Bouwen aan zelfvertrouwen Net zoals een gebrek aan zelfvertrouwen heeft kunnen ontstaan is het ook te herstellen. Hoe kun je kinderen leren dat ze oké zijn, dat ze contacten kunnen leggen en problemen kunnen oplossen?
Enkele tips:
Het is van belang dat kinderen er vertrouwen in hebben te kunnen slagen door eigen inspanning. Vaardigheden kunnen veranderen en daar kun je zelf invloed op uitoefenen door bijvoorbeeld te oefenen. Kinderen die denken dat ze hun eigen problemen niet kunnen oplossen, reageren vaak impulsiever. Door in kleine stapjes reële doelen te stellen en die te bereiken leert een kind dat het macht heeft.
Voor de ontwikkeling van zelfvertrouwen is het belangrijk dat een kind kan rekenen op een veilige, duidelijke, niet al te veranderende omgeving waarin het zich onvoorwaardelijk geaccepteerd weet.
Duidelijkheid biedt houvast en dit heeft een kind nodig om te weten waar het aan toe is. Duidelijkheid ontbreekt bijvoorbeeld als ouders in de opvoeding van hun kind héél verschillende koersen varen of als afspraken en/of regels regelmatig niet nageleefd worden. In situaties die voor een kind niet duidelijk zijn zal het onzeker worden.
Praat met kinderen over hun gevoelens en die van anderen. Luister naar wat het kind zegt en onderzoek gevoelens en meningen samen. Laat merken dat u de gevoelens accepteert en leg zo nodig uit waarom het ene gedrag wel kan en het andere niet. Zoek samen met het kind de kern van het probleem/de fout op. Zorg ervoor duidelijk te maken dat veel oorzaken (waardoor het mis ging) weg te nemen zijn.
Wees positief, fouten maken mag, je kunt ervan leren. Er komen altijd nieuwe kansen!
Vertel eens over eigen mislukkingen en teleurstellingen en hoe je die te boven bent gekomen.
Benadruk regelmatig dat wat goed is gegaan in het handelen van het kind. Verwijs naar vroeger. Dit helpt uw kind erkennen dat er een voorgeschiedenis is met ups en downs en het geeft een perspectief voor het belang van de ervaringen en de betekenis die je eraan kunt geven (eerst kon je dit niet, nu wel …). Leg de nadruk op wat het kind al kan en eerder gedaan heeft.
Bespreek waarom iets goed of fout ging. De redenen die een kind aangeeft voor succes of mislukken zijn van invloed op het zelfvertrouwen en de motivatie. Help een kind bij het zoeken naar de juiste verklaringen voor succes en falen.
Help besluiten te nemen en blijf daarbij. Neem de gevolgen voor lief. Sommige besluiten hebben consequenties (bijv. moeten oefenen). Het kan ook eerst misgaan, maar dan hoef je niet meteen op te geven.
Wijs het kind erop dat iedereen zijn sterke en zwakke kanten heeft en dat mensen daarin niet van elkaar verschillen. Stel haalbare en uitdagende doelen.
Geef blijk van positieve spanningsontladingen in de omgang met een kind. Bijvoorbeeld ‘wat is dit leuk of gezellig’ als je samen iets doet. Blijk geven van eigen onmacht of irritatie vergroot de onzekerheid van een kind.
Stimuleer een kind om eigen oplossingen te bedenken en deze daar waar mogelijk ook zelf uit te voeren (het handelen eventueel wel samen voorbereiden).
Bied een kind de ruimte voor zijn of haar beleving en erken deze. Vul niet voor het kind in’.
Ouders die rationeel omgaan met tegenvallers, ook eigen ‘missers’ geven hun kind de boodschap: ‘als iets niet gaat zoals je wilt is dat vervelend, maar het is geen reden om het bijltje erbij neer te gooien.
Kinderen met weinig zelfvertrouwen kunnen er niet tegen als er een grapje om ze wordt gemaakt. Zeker niet als dat grapje het gebied betreft waar ze nu net zo onzeker over zijn. Het grapje wordt gehoord tegen de achtergrond van de innerlijke onzekerheid.
Zorg voor activiteiten waarin het kind interesse heeft en/of goed is. Benadruk het plezier dat het kind heeft in de activiteit zelf. De wetenschap ergens plezier in te hebben en goed in te zijn is belangrijk voor de ontwikkeling van het zelfvertrouwen. Nog leuker is het om samen activiteiten te doen waar het kind gevoel voor heeft en waar u beiden van geniet.
Het is vaak lastig om te zien dat je kind dingen niet kan. Het is vaak een verlengstuk van jezelf, vroegere teleurstellingen en niet uitgekomen eigen verwachtingen maken het soms moeilijk om te accepteren dat het kind niet aan alle verwachtingen kan voldoen. Wees voorbereid op verschillen en kijk uit dat je niet je eigen verwachtingen oplegt. Geef kinderen de ruimte zichzelf te mogen zijn en geef zelf het goede voorbeeld.
Geef uw kind eigen verantwoordelijkheid en spreek het daarop aan.
Wees niet overbeschermend. Je zendt al snel de boodschap uit: “Doe maar niet, dat kun je niet …”, de wereld is te gevaarlijk om plezier te hebben, je kunt je niet verdedigen, je hebt geen goed oordeel, je maakt snel ongelukken enz.”
De manier waarop iets gezegd wordt is van groot belang. Als iemand zegt dat het niet erg is wat je hebt gedaan, maar daarbij boos of verdrietig kijkt, dan kan dat voor verwarring en onzekerheid zorgen. Kinderen zijn zeer gevoelig voor gezichtsuitdrukkingen, gebaren en de toon waarop iets wordt gezegd. Het is belangrijk dat non-verbale signalen (bijvoorbeeld stemtoon en lichaamshouding) in overeenstemming zijn met wat er gezegd wordt.
Geef complimenten, laat blijken dat u waardeert wat er goed gaat (ook al gaat niet alles goed), geef opbouwende kritiek en geef het kind de kans de gevolgen van het eigen gedrag te ervaren. Benoem en waardeer dus datgene wat goed gaat. Gouden regel: dat waar je energie in stopt zal toenemen!
Geef duidelijke en concrete kritiek. Vertel welk gedrag niet gewenst is en waarom het niet gewenst is. Probeer er meteen bij te vertellen welk gedrag in deze situatie wel gewaardeerd wordt.
Geef uw kind ruimte om zelf te ondernemen, maar stel wel grenzen. Als er gevaar dreigt grijpt u in en als u twijfelt of een kind iets aankan doe het dan in eerste instantie samen. Een beetje angst of spanning kan erbij horen, dit helpt het proces van zelfstandig worden. Als een kind ondanks zijn of haar spanning iets gedaan heeft, draagt dit bij aan een positiever zelfbeeld. Probeer een balans te vinden in dat wat uw kind kan en in dat wat het moet leren en houdt daarbij rekening met zijn of haar leeftijd en capaciteiten. In veel gevallen hoeft uw kind niet beschermd te worden. Door de vervelende gevolgen van bepaald gedrag te ervaren leert het kind verantwoordelijk te zijn voor het eigen gedrag en leert het ook het de volgende keer niet te doen. Kinderen met weinig zelfvertrouwen nemen vaak geen verantwoordelijkheid voor hun gedrag.
Een kind dat zich vaak in hoge mate onzeker voelt, loopt het risico faalangst te ontwikkelen. Faalangst en zelfvertrouwen hebben als overeenkomst dat weinig zelfvertrouwen uiteindelijk kan leiden tot faalangst.
Faalangst is een problematische vorm van angst die zich op cognitief, motorisch en/ of sociaal gebied voordoet bij het leveren van prestaties en die deze prestaties meestal in negatieve zin beïnvloedt. Het beïnvloedt altijd het welbevinden in negatieve zin.
Als je in een bepaalde situatie niet zo veel vertrouwen in jezelf hebt dan gaat dat vaak gepaard met spanning. Dat kan nuttig zijn, maar als je te veel spanning voelt, dan kan dat gepaard gaan met een gevoel van angst. Je voelt je bedreigd. De dreiging is door anderen op de één of andere manier in de steek gelaten worden (bv. uitgelachen worden of teleurgestelde ouders bij een onvoldoende) omdat je iets niet goed doet. Je bent dus bang om het niet goed te doen, er treedt een gevoel van angst op en angst gaat gepaard met spanningen. Als de angst groot is, is het gevolg veel spanningen en een kind kan op dat moment faalangstig worden. Dit kan een negatief effect hebben op resultaten, het heeft altijd een negatief effect op het welbevinden. Een kind dat voor een opdracht staat waarbij het weinig vertrouwen in zichzelf heeft voelt dus in eerste instantie een vorm van angst, het voelt zich bedreigd. Het hoeft dus niet echt bedreigd te worden om angst te voelen. De dreiging bij faalangst is door anderen in de steek te worden gelaten omdat je iets niet goed doet.
Cognitieve faalangst heeft te maken met kennis in je hoofd. Cognitie is een ander woord voor kennis. Mensen met cognitieve faalangst zijn bang om fouten te maken op momenten dat van ze wordt verwacht dat ze laten zien wat ze weten. Cognitieve faalangst manifesteert zich vaak op school omdat dit bij uitstek de plaats is waar, op het gebied van kennis, prestaties van het kind worden verwacht en worden beoordeeld.
Van motorische faalangst spreken we wanneer iemand angstig is om fouten te maken bij het uitvoeren van motorische activiteiten. Dit zijn activiteiten die met het bewegen van je lichaam te maken hebben. Kinderen met motorische faalangst vertonen angstreacties als ze bijvoorbeeld diploma moeten zwemmen of op school tijdens de gymlessen of bij tekenen en handenarbeid of als ze een presentatie of spreekbeurt moeten houden.
Sociale faalangst uit zich vooral in contact met andere mensen. Iemand met sociale faalangst is bang om negatief beoordeeld te worden als hij of zij fouten maakt in de sociale omgang. Dit geldt vooral in de omgang met mensen die belangrijk zijn voor hem of haar. Vaak maken kinderen met sociale faalangst een verlegen indruk. Ze hebben de neiging stil te zijn en zich terug te trekken. Het komt echter ook voor dat kinderen die faalangstig zijn in het contact met anderen juist de clown uit gaan hangen of brutaal en agressief reageren of zelfs gaan pesten.
Er is dus één faalangst, die zich op verschillende gebieden voor kan doen.
Kinderen kunnen passief of actief met hun faalangst omgaan. Het kind dat passief met zijn/haar faalangst omgaat zal liever lui dan dom lijken en dus bijvoorbeeld niet leren (cognitieve faalangst). Het kind dat actief met zijn/haar faalangst omgaat is zeer ijverig/vlijtig, dat lijkt zo op het eerste gezicht niet erg, ware het niet dat ze hun werk zo goed willen doen dat de mogelijkheid van een mislukking vrijwel uitgesloten wordt. Het probleem hierbij is dat de druk toeneemt wanneer je iets perfect moet doen en daarmee de kans op mislukken.
Het ontstaan van faalangst wordt voor een gedeelte bepaald door aanleg (emoties: bang, boos, blij en bedroefd, worden mede bepaald door de aanleg die iemand ervoor heeft) en voor het overige door externe factoren. Faalangst ontstaat net als zelfvertrouwen als gevolg van een samenspel van factoren.
Tot slot:
Heb vertrouwen in uzelf en in uw kind, een kind dat vertrouwen in zichzelf heeft maakt zijn individuele kwaliteiten waar, welke dat ook mogen zijn. Vertrouwen hebben leidt tot vertrouwen!