Kinderen met sondevoeding
Inhoud Inleiding 1 Algemene informatie 2 Soorten sondes 2 Samenstelling voeding 2 Bereiden voeding 2 Onkostenvergoeding 3
• • • •
Inbrengen en controle 4 Inbrengen van de sonde 4 Benodigd materiaal 4 Werkwijze 4 Controle 5
• • • •
Toediening van de voeding Inlopen van de voeding Voeding via spuit Voeding via toedieningssysteem Continu inlopen van de voeding
• • • •
7 7 7 8 9
Aandachtspunten 10 Onderhouden van de mondfuncties 10 Mondverzorging 11 Medicijnen 11 Hoesten en niezen tijdens sondevoeding 11
• • • •
Mogelijke problemen 12 Eetteam kinderen 12 Misselijkheid en braken 12 Diarree 12 Verstopte sonde 13 Uitbraken van de sonde 13 Pijnlijke mond 13
• • • • • •
Overgang van sondevoeding naar gewone voeding 14 Omstandigheden 14 Soort en samenstelling 14 Wijze van toedienen 14 Gedrag tijdens de voeding 15 Houding 15 Bevorderen van hongergevoel 15 Afbouwen sondevoeding 15 Stimuleren gewone voeding bij oudere kinderen 16
• • • • • • • •
Voedingsafspraken 17 Belangrijke telefoonnummers
18
•
Inleiding
Een groot aantal kinderen mag, wil of kan niet eten of drinken en heeft daarom sondevoeding nodig. Ook uw kind krijgt op advies van de behandelend arts of de diëtiste, geheel of gedeeltelijk sondevoeding. Hiertoe heeft het een slangetje (sonde) in de neus dat tot in de maag is opgeschoven. Grotere kinderen krijgen soms ook een sonde omdat zij veel medicijnen moeten innemen. Heeft het kind langere tijd sondevoeding nodig dan wordt soms het slangetje rechtstreeks via de buikwand in de maag gebracht. Dit slangetje wordt een maagkatheter genoemd. Deze katheter wordt voor de eerste keer altijd door een arts, onder narcose, ingebracht.
• •
de overgang van sondevoeding naar gewone voeding via de mond; voedingsafspraken; belangrijke telefoonnummers.
In een aparte folder vindt u nadere informatie over de diverse soorten maagkatheters en de verzorging ervan.
In deze folder vindt u informatie over: sondevoeding; het inbrengen van de sonde; het geven van sondevoeding; het onderhouden van de mondfuncties in de periode van sondevoeding; het toedienen van medicijnen; mondverzorging bij sondevoeding; mogelijke problemen door de sonde of de sondevoeding;
• • • • • • •
1
Algemene informatie
Er zijn kant en klare sondevoedingen in de handel. Deze voedingen zijn echter niet voor alle kinderen geschikt. De behandelend arts en de diëtiste bepalen welke voeding het beste is voor uw kind. U kunt op pagina 14 van deze folder of in de dagboekagenda lezen welke voeding is afgesproken.
Soorten sondes
Er zijn verschillende sondes in de handel. De voorkeur gaat uit naar een polyurethaan of een siliconen sonde, omdat deze minder vaak verwisseld hoeven te worden dan een pvc-sonde. Een polyurethaan sonde moet na een paar weken worden verwisseld, ongeveer vier tot acht weken, afhankelijk van het merk van de sonde. De verpleegkundige zal u hierover adviseren. Een siliconen sonde hoeft maar om de drie tot vier maanden te worden verwisseld. Een pvc-sonde moet echter na drie dagen worden vervangen, omdat deze door de maagsappen hard wordt en het maagslijmvlies kan beschadigen. Daarom wordt deze sonde liever niet gebruikt in de thuissituatie. Het steeds opnieuw inbrengen van de sonde is erg belastend voor het kind en de ouders.
Bereiden voeding
Als uw kind geen kant en klare voeding kan verdragen, kunt u de voeding zelf bereiden. Bij zuigelingen komt dit vaker voor dan bij grotere kinderen. U kunt meerdere porties tegelijk bereiden. Deze moeten wel in de koelkast worden bewaard. De voeding is in de koelkast vierentwintig uur houdbaar. Werk bij het bereiden van sondevoeding zo hygiënisch mogelijk. Was vooraf de handen en werk alleen met schone materialen. Bij gezonde kinderen tot vier maanden moet de voeding worden bereid met afgekoeld gekookt leidingwater. Na deze leeftijd mag dit met gewoon leidingwater. Laat u wel de kraan eerst even goed doorstromen. Vermeng de poeder en het water met een garde, zodat ook alle klontjes oplossen. Door klontjes raakt de sonde namelijk eerder verstopt. Dek de voeding af en zet deze meteen in de koelkast. Per keer haalt u één portie uit de koelkast. Op pagina
Samenstelling voeding
Via een sonde kan zuigelingenvoeding worden gegeven of speciaal hiervoor gemaakte sondevoeding. Deze sondevoeding bevat alle voedingsstoffen en energie die nodig zijn voor de groei en de ontwikkeling van het kind. De hoeveelheid voeding is voor ieder kind verschillend en is afhankelijk van leeftijd, geslacht en gezondheid.
2
14 vindt u de juiste samenstelling van de voeding voor uw kind en hoe deze te bereiden is.
Onkostenvergoeding
De apotheek of thuiszorgorganisatie levert op recept de benodigde toedieningsmaterialen. De zorgverzekeraar vergoedt vaak de extra kosten hiervan. De behandelend arts dient hiertoe een schriftelijke verzoek in, met name ook voor de voedingspomp.
3
Inbrengen en controle
•
Inbrengen van de sonde
Het inbrengen van een sonde vinden de meeste kinderen niet plezierig. Vooral bij grotere kinderen is het daarom belangrijk te vertellen wat er gaat gebeuren. Het is raadzaam de sonde in de beginperiode met zijn tweeën in te brengen, zodat een persoon de handen van het kind kan vasthouden en het kind kan afleiden. U moet de sonde inbrengen als uw kind een lege maag heeft; dus op het tijdstip dat uw kind voeding nodig heeft. Wanneer u de sonde inbrengt bij een volle maag dan kan uw kind braakneigingen krijgen en kan bij het braken voeding in de longen komen.
• •
tende houding aan. Zij kunnen bijvoorbeeld op schoot zitten. Was vooraf uw handen en droog ze goed af. Leg van tevoren alle materialen klaar. Knip ook alvast de pleisters. Bepaal vooraf hoever de sonde moet worden ingebracht. Meet hiervoor de afstand van het puntje van de neus, achter het oor langs, naar het maagkuiltje, onder het borstbeen (zie foto). Markeer deze plaats op de sonde met een watervaste stift.
Benodigd materiaal
• • • • • • •
nieuwe sonde 10 cc spuitje duoderm thin fixomull watervaste stift bekertje water washandje en/of handdoek
• •
Werkwijze
•
Bij zuigelingen kunt u de sonde inbrengen terwijl het kind ligt. Grotere kinderen nemen liever een halfzit-
4
Maak de sonde nat door de laatste tien centimeter in een bekertje lauwwarm water te doen. Breng daarna de sonde in tot u weerstand voelt. Dit is meestal na vijf tot twaalf centimeter, afhankelijk van de grootte van het kind en dus de grootte van de neus. Wacht bij weerstand even tot het kind slikt. Dit kunt u stimuleren door uw kind op uw vinger of op de fopspeen te
• •
•
•
•
laten zuigen, het een slokje water te geven (als dit is toegestaan) of in het gezichtje te blazen. Schuif tijdens de slikbeweging de sonde rustig door totdat de markering op de sonde bij de neus zit. Controleer daarna of de sonde in de maag ligt (zie hieronder). Wanneer de sonde goed zit, plak deze dan meteen goed vast op de wang, zodat deze er niet meer uit kan glijden. Het is belangrijk dat de pleister aansluit tegen het neusgat waar de sonde in zit, zodat het kind de sonde er niet zo makkelijk uit kan trekken. Plak de sonde ook weer niet te strak vast, omdat dit drukplekken geeft op de neusvleugel. Als uw kind een gevoelige huid heeft, plak dan eerst een stukje beschermingsplaat (bijvoorbeeld duoderm thin) op de huid en pas daarna de pleister. Vraag hierover eventueel advies aan de verpleegkundige. Een siliconen sonde is iets lastiger in te brengen, omdat deze soepeler is. Gebruik hierbij eventueel een glijmiddel (geen gewone olie maar het glijmiddel dat u op recept van de arts krijgt). Als u de siliconen sonde langzaam inbrengt, gaat deze minder snel krullen.
Van het inbrengen van de sonde kunnen kinderen tranen in hun ogen krijgen, zonder dat ze echt huilen. Het is belangrijk dat u uw kind daarna troost en prijst voor de medewerking.
Controle
Controleer na het inbrengen van de sonde, en steeds weer voordat u voeding of medicijnen toedient, altijd eerst de ligging van de sonde. Het kan zijn dat de sonde te diep of juist niet diep genoeg ligt. Ook kan het kind de sonde er een stukje uit hebben getrokken of gehoest. In deze gevallen moet u de sonde opnieuw controleren en vastplakken. De ligging controleert u door met een spuit een beetje voeding uit de maag op te trekken. Komt er maagsap en voeding terug dan zit de sonde goed. Trekt u helder geel sap op dan ligt de sonde waarschijnlijk te diep en moet enkele centimeters worden teruggetrokken. De ligging is ook te controleren door er een beetje lucht in te spuiten. U hoort dan de lucht in de maag borrelen (linker bovenbuik). Leg eventueel uw oor op de bovenbuik van uw kind om het borrelen beter te horen. Maakt de sonde bij het inspuiten van de lucht een sissend geluid dan ontsnapt er lucht in de
5
Blijven bovenstaande verschijnselen aanhouden, bel dan de huisarts of de wijkverpleegkundige, als u deze heeft aangevraagd, om hierbij te ondersteunen.
slokdarm. Dit sissen verdwijnt meestal als u de sonde nog enige centimeters dieper schuift. Als u twijfelt of de sonde goed zit, schuif deze dan een paar centimeter dieper en luister of u het borrelen van de lucht dan wel kunt horen. Hoort u dit niet dan moet u de sonde opnieuw inbrengen. Als het kind tijdens of na het inbrengen van de sonde kortademig wordt of grauw gaat zien, ligt de sonde waarschijnlijk in de luchtpijp. Soms is dan de ademhaling via de geopende sonde te horen. Het kan ook zijn dat het kind een hoestprikkel krijgt bij het inspuiten van de lucht (of het water) wanneer u de ligging van de sonde controleert. Ook dan zit de sonde waarschijnlijk in de luchtpijp. Haal de sonde er in deze gevallen meteen weer uit en kijk of bovengenoemde verschijnselen verminderen. Als het kind weer rustig ademt, kunt u de sonde opnieuw inbrengen. Wanneer u vermoedt dat de sonde in de luchtpijp zit, laat dan géén voeding via de sonde lopen; de voeding komt dan namelijk in de longen en dit kan ernstige problemen geven.
6
Toedienen van de voeding
Inlopen van de voeding
Nadat u de ligging van de sonde heeft gecontroleerd, kunt u beginnen met het toedienen van de voeding. Geef de voeding op kamertemperatuur of lauw tot warm.
Sondevoeding is in porties toe te dienen, meestal in vijftien tot twintig minuten per keer. Sommige kinderen kunnen dit niet verdragen. De arts zal dan voorstellen de voeding langzamer -eventueel met een voedingspomp- in te laten lopen, bijvoorbeeld in een uur. Als het kind ook dit niet kan verdragen, kan de voeding gedurende een langere periode inlopen, bijvoorbeeld een gedeelte van de dag of ‘s nachts. Bij nachtelijke sondevoeding gebeurt dit altijd met een voedingspomp. Als het kind naast de sondevoeding ook gewoon mag eten of drinken moet dit vóór de sondevoeding gebeuren. Dit omdat het kind na de sondevoeding geen honger of dorst meer heeft en dus minder zin heeft in eten of drinken.
De voeding kan inlopen via: een (open) spuit (zonder naald erop); een toedieningssysteem.
• •
Voeding via spuit
Als de voeding via een open spuit inloopt kunt u de snelheid van het inlopen
Sommige kinderen krijgen alleen ‘s nachts sondevoeding omdat ze dan overdag zoveel mogelijk kunnen eten. Ook zijn er kinderen die nachtelijke sondevoeding willen, omdat ze de sondevoeding overdag onhandig vinden en/of ze zich ervoor schamen. Het is belangrijk dat u voor het toedienen van de voeding uw handen wast en goed afdroogt.
7
bepalen door de spuit hoger of lager te houden.
de snelheid van het inlopen van de voeding regelen.
Voeding via toedieningssysteem
Nadat u alle voeding heeft gegeven, spoelt u de voeding met een 10 ml spuitje na: kinderen jonger dan 8 maanden met 2-5 ml aqua dest kinderen vanaf 8 maanden met 5-10 ml lauw warm water Bij een kind met vochtbeperking neemt u lucht in plaats van water.
Bij gebruik van een toedieningssysteem doet u eerst een flessenhanger om de fles. Hang daarna de fles aan een haak en sluit de rolregelklem van het sys-teem. Steek vervolgens de plastic naald van het systeem in de dop van de fles of plaats de dop, die aan het syssteem zit, op de fles. Vul de druppelkamer voor de helft door in de kamer te knijpen. Daarna kunt u de rolregelklem opendraaien, zodat het systeem zich langzaam kan vullen met voeding. Zodra het systeem helemaal gevuld is en nadat u de ligging van de sonde met de spuit heeft gecontroleerd, kunt u het systeem op de sonde aansluiten. Zorg ervoor dat het systeem goed vastzit op de sonde, zodat het niet kan losraken. De voeding loopt in door de zwaartekracht. Met de rolregelklem kunt u
• •
Spoel de materialen na het inlopen van de voeding eerst met kraanwater schoon en bewaar ze in de koelkast.
8
De spuit en het toedieningssysteem moeten iedere vierentwintig uur worden vernieuwd.
Wanneer de voeding continu (bijvoorbeeld gedurende de gehele nacht) inloopt, is het belangrijk dat uw kind de sonde er tussendoor niet uittrekt. Er kan dan namelijk ook voeding in de longen lopen. Zorg daarom dat de sonde goed zit vastgeplakt en bescherm de handjes, bijvoorbeeld met sokjes of maak ze vast als uw kind aan de sonde trekt.
Continu inlopen van voeding
Als uw kind gedurende een langere periode (bijvoorbeeld gedurende de nacht) sondevoeding krijgt, kan dit vaak met een voedingspomp. Dit hangt af van de dikte van de voeding en de sonde, maar ook van de leeftijd en gesteldheid van het kind. Er zijn verschillende voedingspompen verkrijgbaar. De betalende instantie bepaalt welke pomp uw kind krijgt. De pomp, inclusief toebehoren, wordt via de afdeling of de polikliniek besteld. Voor de meeste voedingspompen zijn aparte systemen nodig. Het gevulde systeem wordt op een bepaalde wijze in de pomp gelegd en daarna aangesloten op de sonde. Hoe dit moet gebeuren hangt af van het merk pomp. U krijgt hierover en over de bediening van de pomp verdere instructie bij de aflevering ervan.
9
Aandachtspunten Onderhouden van de mondfuncties
Door de sondevoeding mist het kind bepaalde bewegings- en gevoelservaringen in het mondgebied. Dit kan bij zuigelingen en peuters de ontwikkeling en rijping van de mondfuncties beïnvloeden. Het is goed deze kinderen positieve prikkels te geven. Dit voorkomt problemen bij de overgang naar gewone voeding. Dit kunt u doen door: Geluid- en mondspelletjes/brabbelen. Hand-mondcontact en speelgoedmondcontact te stimuleren. Het kind te laten zuigen tijden de sondevoeding (fopspeen, pink). Het kind smaken aan te bieden in de mond of eventueel enkele hapjes te laten eten. Tanden poetsen met een zachte tandenborstel. Probeer de eetsituatie zo gewoon mogelijk te houden en zorg voor een goede houding voor het kind (zie pagina 17). Ook voor grotere kinderen is het belangrijk dat zij tussendoor (als dit is toegestaan) blijven eten of drinken wat zij lekker vinden. Deze hapjes hoeft u niet
• • • • •
af te trekken van de hoeveelheid sondevoeding, tenzij de arts dit anders met u afspreekt.
10
Mondverzorging
Mengen met voeding geeft namelijk eerder klonters. Soms, bijvoorbeeld als het kind een vochtbeperkend dieet heeft, maakt de verpleegkundige hierover een andere afspraak met u. Volg verder bij het geven van medicijnen de richtlijnen op die u van de afdelingsverpleegkundige heeft gekregen. Controleer vóórdat u een medicijn geeft ook altijd eerst of de sonde nog goed in de maag ligt (zie pagina 7 en 8). Spuit de sonde vóór en na het inspuiten van het medicijn door met drie tot tien ml. lauw water (afhankelijk van de leeftijd van uw kind). Hierdoor blijft de binnenwand van de sonde glad.Gebruik hiervoor 10 ml spuitjes, geen 1,2 of 5 ml spuitjes om te voorkomen dat medicatie of water met een te hoge druk wordt ingespoten. Als uw kind een vochtbeperkend dieet heeft, overleg dan over de hoeveelheden water met de arts. Eventueel kan de sonde dan ook met lucht worden doorgespoten. Als de medicijnen moeten worden toegediend tijdens de voeding, dan moet dit via het Y-stukje van het toedieningssysteem gebeuren. Ook het Y-stukje moet voor en na de toediening worden doorgespoten met water.
Het is belangrijk het gebit en de mondholte drie keer per dag te verzorgen. Heeft uw kind geen wondjes of irritaties in de mond dan kunt u gewoon tandenpoetsen en na laten spoelen met water. Als uw kind wel irritaties in de mond of een verhoogde kans hierop heeft dan krijgt u van de verpleegkundige instructies over de wijze waarop u de mond kunt verzorgen.
Medicijnen
Een sonde kan door medicijnen eerder verstopt raken. Geef daarom zoveel mogelijk de vloeibare vorm van een medicijn. Overleg dit met de arts of de apotheker. Sommige drankjes zijn erg stroperig. Deze kunt u vlak voor toediening verdunnen met een beetje water. Bestaat er geen vloeibare vorm laat dan de apotheker het medicijn tot poeder maken. Maak de medicijnen niet aan met voeding, maar altijd met water.
11
Hoesten en niezen tijdens son- aandoening zijn die het kind heeft of door de bijwerking van zijn therapie. devoeding Wanneer het kind veel hoest of niest tijdens de sondevoeding dan is het verstandig de ligging van de sonde een keer extra te controleren. Dit om te beoordelen of de sonde door het hoesten niet in de keelholte zit opgekruld. Wanneer dit het geval is, verwijder dan de sonde. Heeft het kind al een deel van de sondevoeding gehad wacht dan met de sonde opnieuw in te brengen totdat de maag weer leeg is.
Daarnaast kan de misselijkheid of het braken ook komen door: te snel inlopen van de voeding; te grote hoeveelheid voeding per portie; te zware voeding; vertraagde maagontlediging; verkeerde ligging van de sonde; de medicatie; infectie. Als u zelf geen vergissingen hebt gemaakt bij de bereiding of bij het in laten lopen van de voeding raadpleeg dan de behandelend arts van uw kind.
• • • • • • •
Mogelijke problemen Eetteam kinderen
Bij kinderen die de voeding niet verdragen of niet kunnen eten, kan eventueel het multidisciplinair ’eetteam kinderen’ advies geven. Het team bekijkt dan samen met u en de behandelaars welke voeding het meest geschikt is, en hoe de voeding het beste kan worden toegediend. Over dit team is een aparte folder beschikbaar.Een adviesaanvraag dient altijd via de behandelend arts te verlopen.
Diarree
Misselijkheid en braken
•
Sommige kinderen krijgen diarree van sondevoeding. Mogelijke oorzaken hiervan zijn: te hoge inloopsnelheid; te grote hoeveelheid voeding per portie; te koude voeding; te diep liggende sonde; bacteriële besmetting; foute samenstelling van de voeding; slecht functionerend maagdarmkanaal; gebruik van antibiotica of andere medicijnen.
• • • • • •
Sommige kinderen zijn tijdens of na het inlopen van de voeding misselijk of braken de voeding uit. Dit kan door de
•
12
Als u alles volgens afspraak hebt uitgevoerd, overleg dan met de behandelend arts op welke wijzen de diarree kan verminderen.
aandoeningen is het niet toegestaan te wachten tot de volgende dag; overleg daarom altijd vooraf, bijvoorbeeld bij ontslag uit het ziekenhuis, met de behandelend arts wat u moet doen als de sonde er `s nachts uitgaat.
Verstopte sonde
De sonde kan verstopt raken door: klonterige voeding; onvoldoende voor- en naspoelen met water, waardoor voedingsresten in de sonde achterblijven; combinatie medicijnen en voeding. Probeer de sonde weer open te krijgen met een 10 ml spuitje en lauw water. Maak met de stamper van de spuit steeds trekkende en pompende bewegingen. Gebruik nooit koolzuurhoudende dranken omdat hiervan gaat de sondevoeding klonteren.
• •
Pijnlijke mond
Doordat het kind minder eet of drinkt, produceert het mondslijmvlies ook minder speeksel. Hierdoor kunnen er irritaties en soms zelfs infecties van de mondholte ontstaan. Naast een goede preventieve mondverzorging is het fijn als het kind regelmatig op een ijsklontje kan zuigen of een suikervrije kauwgom kauwt. Maak ook bij zuigelingen vier keer per dag het mondje schoon met een gaasje gedrenkt in gekookt water. Vanaf vier maanden kan u hiervoor gewoon kraanwater nemen. Smeer de lippen dun in met vaseline of duratears om uitdroging te voorkomen.
•
Uitbraken van de sonde
Als het kind de sonde uitbraakt, maak dan de pleister los en trek de sonde voorzichtig uit de neus. Soms is de sonde voor een gedeelte in de mond opgekruld of hangt het uiteinde uit de mond. Vertel het kind dat dit niet erg is, maar dat er wel een nieuwe in moet. Kunt u zelf geen sonde inbrengen en de sonde wordt ‘s avonds uitgebraakt, wacht dan tot de volgende dag en maak een afspraak met de wijkverpleegkundige, de huisarts of met de polikliniekverpleegkundige. Bij sommige
13
Overgang van sondevoeding naar gewone voeding
Soort en samenstelling
Het kind moet wennen aan de prikkels van voedsel in de mond. Daarom is het belangrijk om uit te zoeken wat het kind lekker vindt. Bekijk of het kind van zoet of van hartig houdt of juist van een neutrale smaak. Ga bij een peuter na wat het vroeger lekker vond voordat het sondevoeding kreeg. Houd er rekening mee dat fruit vaak meer prikkelt dan groente. De gewone voeding moet niet te warm, niet te koud en niet te dun of te dik zijn. Het beste is de dikte van vla aan te houden. Wat later kunt u meer verschillende smaken, verschillende temperaturen, en vloeibaarder en grover voedsel geven.
Uw kind heeft kortere of langere tijd sondevoeding gehad en mag nu weer gewone voeding, via de mond, hebben. Sommige kinderen hebben moeite met deze overgang, zeker als ze lange tijd geen voeding door hun mond hebben gekregen. Om de overgang zo goed mogelijk te laten verlopen volgen hieronder enkele suggesties. Ook kunt u advies vragen aan de diëtist of de logopedist (als uw kind hierbij onder behandeling is).
Omstandigheden
Geef de voeding in een rustige omgeving, waarbij u zelf ontspannen bent en een rustig tempo aanhoudt. Zoek voor het kind een goede houding. Dit kan zijn op schoot, in de maxi-cosi, in de kinderstoel of op een gewone stoel aan tafel. Zorg voor een gezellige sfeer. Gebruik regelmatig de gewone eetsituatie, waarin het kind ook andere mensen ziet eten. Als het kind de situatie nog als bedreigend ervaart, leidt het dan af met liedjes, speeltjes en muziek. Dit kunt u geleidelijk afbouwen.
Wijze van toedienen
De voeding kunt u op verschillende manieren geven. Bij kinderen jonger dan drie maanden is het zuigreflex nog aanwezig en kan met flesvoeding worden begonnen. Soms lukt dit ook nog bij kinderen ouder dan drie maanden als het zuigen is onderhouden met een speen. Lukt dit niet dan is het beter een lepel en een beker te gebruiken. Kinderen (ook jonger dan drie maanden) die snel benauwd zijn, ervaren lepelvoeding vaak minder belastend dan flesvoeding.
14
Gedrag tijdens de voeding
Raadpleeg eventueel een kinderfysiotherapeut voor een geschikte houding.
Dwing het kind niet om te eten. Stop bij tekenen van afweer. Prijs het kind voor elke goede hap, zodat het kind eten als iets aangenaams ervaart. Dit kunt u doen door het iets te geven waar het graag mee speelt, door het zingen van een liedje of gewoon ‘goed zo’ te zeggen. Zo ervaart het kind eten als iets aangenaams. Houd rekening met de conditie van het kind. Het is mogelijk dat deze slechts toereikend is voor een gedeeltelijke maaltijd. Bouw dit dan zorgvuldig op. Aanvullende sondevoeding blijft dan nodig. Het kan zijn dat het kind zich in het begin vaker verslikt door het tekort aan ervaring. Sla het kind dan nooit op de rug, maar buig het met het hoofd en bovenlichaam naar voren.
Bevorderen van hongergevoel
Geef het kind gewone voeding wanneer het zich lekker voelt, enige trek heeft, goed wakker is, goede zin heeft en niet ziek is. Houd rekening met de tijd waarop u sondevoeding geeft. Het beste kunt u gewone voeding geven vóór het toedienen van de sondevoeding.
Afbouwen sondevoeding
Als de hapjes goed gaan, kunt u begin-nen met de gewone voeding via de mond te geven. De hoeveelheid gewone voeding trekt u af van de sonde-voeding. Geleidelijk kunt u dan de sondevoeding afbouwen en de gewone voeding uitbreiden. Zijn er weinig problemen bij de gewone voeding en het is medisch verantwoord (denk bijvoorbeeld aan het gewicht van het kind) dan kunt u een sondevoeding overslaan. Als uw kind de hele dag gewone voeding krijgt, kan het nodig zijn ‘s avonds nog iets bij te geven via de sonde. Zo blijft het eten overdag ontspannen en hoeven de porties niet groter te zijn dan het kind aankan.
Houding
Een goede houding tijdens de gewone voeding is voor jonge kinderen erg belangrijk. Deze kan per kind verschillen. Enkele suggesties hiervoor zijn: geef beweeglijke kinderen veel steun; help gespannen kinderen eerst te ontspannen; laat kinderen die het benauwd hebben iets achterover strekken om beter te kunnen ademen.
• • •
15
Stimuleren gewone voeding bij oudere kinderen
Voor oudere kinderen die tijdelijk sondevoeding nodig hebben maar voor die tijd al zelf hebben gegeten, is het belangrijk dat zij naast de sondevoeding ook gewoon via de mond eten (als dit is toegestaan). Probeer tijdens de maaltijden een gezellige sfeer te scheppen en voorkom spanningen. Laat het kind eten waar het zin in heeft; bied echter wel voldoende variatie aan. Het kan zijn dat kinderen door bepaalde medicijnen andere voorkeuren krijgen; probeer dit uit te zoeken zodat u hier rekening mee kunt houden. Bied het kind kleine porties voeding aan. Meestal is het niet het soort voeding wat tegenstaat, maar meer de hoeveelheid. Als uw kind snel misselijk wordt, kan zelfs de geur van de warme maaltijd al misselijk maken. Geef het daarom nog iets te eten voordat u gaat koken. Wilt u voor grotere kinderen nog meer weten over hoe u het eten kunt stimuleren, vraag dit dan aan de verpleegkundige of de diëtiste. Misschien hebben zij nog geschikte suggesties wat betreft boekjes en recepten.
16
Voedingsafspraken De voeding die voor uw kind per 24 uur is afgesproken, is als volgt: ....... keer per dag ............. ml ................................... op de volgende tijden ............... De sondevoeding krijgt uw kind in porties, *met/zonder voedingspomp snelheid van de pomp ..... ml per uur ...... keer per dag .............. ml ..................................... op de volgende tijden ............... De sondevoeding loopt semi-continu, *met/zonder voedingspomp snelheid van de pomp ..... ml per uur ....................................................................................................... ....................................................................................................... ....................................................................................................... Omdat u geen kant en klare voeding aan het kind kunt geven, maakt u de voeding als volgt klaar: U neemt: ..... ml afgekoeld gekookt water ..... ml lauw leidingwater ..... ml .................. ..... gram ................. dit zijn ... afgestreken eetlepels ..... gram ................. dit zijn ... afgestreken eetlepels ..... gram ................. dit zijn ... afgestreken eetlepels ..... gram ................. dit zijn ... afgestreken eetlepels Klop alles met een garde goed door elkaar. Zorg dat alle klontjes goed zijn opgelost. Dek de kan af en bewaar de voeding in de koelkast. Uw kind heeft een ............... sonde Ch ........ Deze sonde moet .... maal per .............. worden verschoond. *
Streep door wat niet van toepassing is.
17
Belangrijke telefoonnummers Huisarts Dr. telefoon: Wijkverpleegkundige Mw. telefoon: Behandelend arts Universitair kinderziekenhuis Dr. telefoon: 024 - 361 Dienstdoende arts Universitair kinderziekenhuis via centrale: telefoon: 024 - 361 11 11 Polikliniek Kinderen en Jeugdigen telefoon: 024 - 361 44 13 (8.30 - 12.30 uur)
18
12-2009-2401
Adres Polikliniek Kinderen en Jeugdigen Hoofdingang Geert Grooteplein-Zuid 10, route 788 6525 GA Nijmegen Postadres Radboudumc 833 Kinderen en Jeugdigen Postbus 9101 6500 HB Nijmegen Contact Voor het maken of wijzigen van een afspraak (polibezoek of telefonisch consult) op werkdagen van 08.00 - 12.00 en van 13.00 - 16.00 uur: (024) 361 44 15 Voor medisch en/of verpleegkundig inhoudelijke vragen, het aanvragen van recepten of machtigingen op werkdagen van 08.30 - 12.30 uur: (024) 361 44 13 In geval van spoed, op werkdagen na 12.30 uur: (024) 361 44 13
Radboud universitair medisch centrum