Kinderarmoede in België Een gids voor schenkers
Kinderarmoede in België Een gids voor schenkers
COLOFON
Kinderarmoede in Belgie. Een gids voor schenkers Cette publication est également disponible en français sous le titre: La pauvreté des enfants en Belgique. Un guide pour donateurs Een uitgave van de Koning Boudewijnstichting, Brederodestraat 21 te 1000 Brussel AUTEUR REDACTIONELE BIJDRAGEN EN VERTALING COÖRDINATIE VOOR DE KONING BOUDEWIJNSTICHTING
GRAFISCH CONCEPT VORMGEVING PRINT ON DEMAND
Michel Teller Patrick De Rynck Françoise Pissart, Directeur Pascale Taminiaux, Projectverantwoordelijke Anne Van Meerbeeck, Projectverantwoordelijke Nathalie Troupée, Assistente Ann Vasseur, Directieassistentie PuPiL Tilt Factory Manufast-ABP vzw, een bedrijf voor aangepaste arbeid Deze uitgave kan gratis worden gedownload van onze website www.kbs-frb.be Een afdruk van deze elektronische uitgave kan (gratis) besteld worden: on line via www.kbs-frb.be, per e-mail naar
[email protected] of telefonisch bij het contactcentrum van de Koning Boudewijnstichting, tel +32-70-233 728, fax +32-70-233 727
Wettelijk depot: ISBN-13: EAN: BESTELNUMMER:
D/2893/2012/30 978-90-5130-799-3 9789051307993 3121 December 2012 Met de steun van de Nationale Loterij
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
4
INHOUD Kinderarmoede: het belangt ons allemaal aan!. . . . . . . . . . . 7 Het Centrum voor Filantropie: ten dienste van schenkers. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 Kinderarmoede . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 Tien hefbomen in de strijd tegen kinderarmoede. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 1. Luisteren naar kinderen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 2. Een behoorlijk leven voor kinderen en hun gezin. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22 3. Ondersteuning tijdens de zwangerschap. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27 4. Ouders ondersteunen in hun ouderrol. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 5. Opvangdiensten die voor iedereen toegankelijk zijn. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37 6. Stimuleren van de taalontwikkeling en een goede start op school voorbereiden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41 7. Een school waar kinderen zich goed voelen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45 8. Een goede gezondheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55 9. Zich goed voelen thuis. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60 10. Spel, vrije tijd, ontspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
5
Kinderarmoede: het belangt ons allemaal aan! Ook in een land als België, dat over het algemeen welvarend is, zijn er individuen en gezinnen die dagelijks aan den lijve ervaren wat armoede betekent. Financiële problemen zijn lang niet het enige waar deze mensen mee te kampen hebben: geldgebrek is maar één facet van armoede. Het brengt in veel gevallen een hele reeks andere problemen met zich mee op het vlak van gezondheid, huisvesting, onderwijs, werk, participatie aan het maatschappelijk leven ... Armoede wordt niet zelden van de ene generatie op de andere overgedragen: een van de grote uitdagingen bestaat erin deze vicieuze cirkel te doorbreken. We weten ook dat bepaalde gezinstypes meer blootgesteld zijn aan het risico arm te worden dan andere: eenoudergezinnen, gezinnen met een migratieachtergrond, gezinnen waar de arbeidsdeelname laag is, gezinnen met veel kinderen ... Soms is er ook maar één tegenslag nodig – ziekte, scheiding, het verlies van een job – om in de armoede te belanden. Kinderen zijn mee het slachtoffer van zo’n armoedesituatie, terwijl zij de toekomst van onze samenleving zijn, de volwassenen van morgen. De kindertijd is een sleutelperiode in het leven, het fundament waar de latere volwassene bij manier van spreken zijn leven op bouwt: denk aan taalverwerving, zelfvertrouwen, het leggen van relaties met anderen, het mentale evenwicht, het welbevinden in het algemeen. Een jong kind dat in een sociaaleconomisch kansarm milieu opgroeit, krijgt niet dezelfde kansen als andere kinderen. Als er tijdens de eerste levensmaanden of levensjaren sprake is van een gebrekkige voeding of affectieve problemen, dreigt de fysieke, intellectuele, emotionele en sociale ontwikkeling van zo’n kind op lange termijn te worden aangetast. Het zal bijzonder moeilijk zijn om later deze vroegtijdige tekorten te verhelpen. In België leeft bijna een kind op vijf onder de armoederisicogrens
Investeren in de ontwikkeling van kinderen Investeren in de ontwikkeling van kinderen levert een aanzienlijke ‘return on investment’ op: het opleidingsniveau verhoogt en de economische productiviteit neemt toe, wat dan weer de vorming van verantwoordelijke burgers en goede ouders ten goede komt. De noodzaak aan investeringen in een kinderbeleid neemt nog toe door de demografische vergrijzing. In 2025 zal meer dan een kwart van de bevolking in de Europese Unie ouder zijn dan 65. De jonge volwassenen
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
7
Kinderarmoede: het belangt ons allemaal aan!
van morgen zullen dus met minder zijn om een socialezekerheidssysteem te financieren en in stand te houden dat steeds duurder wordt. Daarom is het essentieel dat er een generatie jongeren aan de startlijn van het actieve leven verschijnt die maximaal gekwalificeerd is en die zich zo evenwichtig en dynamisch mogelijk heeft kunnen ontplooien.
‘De levenskracht en de duurzaamheid van elke samenleving hangt af van de mate waarin men mogelijkheden schept voor alle kinderen, en dat vanaf hun prilste leeftijd. Zij moeten alles wat ze in zich hebben kunnen waarmaken en verantwoordelijke en productieve burgers kunnen worden. Dat kinderen zich op een gezonde manier kunnen ontwikkelen, beschouwen wij als het fundament van economische welvaart, hechte gemeenschappen en een rechtvaardige samenleving. Onze missie bestaat erin deze visie te verdedigen, door gebruik te maken van de wetenschap om het welzijn van het kind te verbeteren, en dat dankzij vernieuwingen in het beleid en in de praktijk.’ Center of the Developing Child, Harvard University
De overheid blijft tegenover deze problematiek niet bij de pakken zitten. Er is geen gebrek aan maatregelen en initiatieven. Maar de behoeften zijn talrijk en de middelen blijven beperkt: er moeten dan ook pijnlijke keuzes worden gemaakt. Ook de burgersamenleving is op dit domein actief: elke dag weer zetten honderden organisaties, verenigingen en individuen zich vrijwillig of als beroepskrachten in om de leefomstandigheden van kinderen te verbeteren. Hun werk is bijzonder waardevol. En toch blijft de uitdaging van de kinderarmoede in al haar vormen bestaan. We zullen haar maar kunnen aangaan met de hulp van zoveel mogelijk schenkers die door deze problematiek worden aangesproken. Hun steun heeft op het terrein een reële impact.
Een gids voor de keuzes van schenkers Hoe kunnen we dit probleem concreet aanpakken? Hoe kunnen we er zeker van zijn dat een gift het verschil zal maken? Dat is de kernvraag van deze publicatie. We proberen hier elementen aan te reiken die tot nadenken stemmen en inspiratiebronnen te bieden om de keuzes van schenkers richting te geven: wat zijn de mogelijke vormen van ondersteuning, actiethema’s, soorten organisaties ...? De voorbeelden die we geven zijn uiteraard niet exhaustief. Ze hebben maar één doel: de diversiteit en veelheid van de bestaande initiatieven in het licht stellen. Voor de meeste voorbeelden hebben we geput uit de rijkdom aan projecten die de Koning Boudewijnstichting reeds heeft ondersteund. Voorbeelden van projecten van andere organisaties vullen dit staal aan. Als individu, organisatie of bedrijf hebt u verschillende opties om een bijdrage te leveren aan de strijd tegen kinderarmoede. U kunt steun bieden via kleine giften, blijken van interesse of vrijwilligerswerk. Maar uw bijdrage kan ook meer strategisch van aard zijn of u kunt kiezen samen te werken met andere schenkers, stichtingen of subsidieverstrekkers. U kunt verenigingen op het terrein ondersteunen, maar ook lokale overheden. Vele motieven kunnen een rol spelen bij het kiezen van de organisaties die uw steun krijgen: u verkiest een bepaalde vereniging omdat die actief is in de omgeving waar u woont of werkt, omdat u affiniteit hebt met haar werkthema’s, omdat de werking van de organisatie in uw ogen doeltreffend of veelbelovend is, omdat er persoonlijke of familiale banden zijn enzovoort.
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
8
Kinderarmoede: het belangt ons allemaal aan!
Afhankelijk van de omvang van de middelen die u wilt inzetten, de duur en de noden van de organisatie(s) of sectoren die u wilt steunen, kunt u organisaties die kinderarmoede bestrijden, op diverse manieren ondersteunen: • met startkapitaal voor nieuwe projecten; • door het verbreden van de financiële basis van een organisatie; • met structurele langetermijnsteun, bv. om de organisatie te versterken; • door het verstrekken van goedkope leningen; • door overheadkosten te dekken; • met bijdragen voor een betere of ruimere infrastructuur; • met middelen om de armoedeproblematiek preventief, bij de wortels aan te pakken; • door multiplicatorinitiatieven te steunen, die ervoor zorgen dat goede praktijken en positieve ervaringen ruimere bekendheid en navolging krijgen; • …
Het Centrum voor Filantropie: ten dienste van schenkers Het Centrum voor Filantropie van de Koning Boudewijnstichting stelt schenkers professioneel advies ter beschikking. Zo wil het Centrum hen helpen om hun vrijgevigheid om te zetten in een duurzaam en geslaagd filantropisch project. Het Centrum voor Filantropie profileert zich als een geprivilegieerde partner voor al wie wil bijdragen aan een betere wereld, door een gift of door een testamentaire beschikking. Zowel schenkers (particulieren, ondernemingen, organisaties ...) als tussenpersonen (advocaten, notarissen, beheerders van patrimonia ...) kunnen zich in volle vertrouwen en zonder verplichting tot het Centrum richten voor informatie, advies of assistentie. Afhankelijk van de wensen, de financiële mogelijkheden en de patrimoniale situatie van de schenker zal het Centrum voor Filantropie de meest geschikte formule voorstellen: steun voor een organisatie, het oprichten van een stichting of een fonds ... Het uitgebreide netwerk van de Stichting en de ervaring die zij al sinds tientallen jaren heeft opgebouwd, zijn enkele belangrijke troeven van het Centrum. Meer informatie: Centrum voor Filantropie, Carine Poskin,
[email protected], T 02 549 02 31
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
9
Kinderarmoede
Op 20 november 1989 namen de Verenigde Naties het Internationale Verdrag voor de Rechten van het Kind aan. Het Verdrag kent aan elk kind een aantal grondrechten toe: op het vlak van levensstandaard, onderwijs, gezondheid, persoonlijke ontwikkeling, participatie ... Zoals 190 andere landen heeft ook België de tekst geratificeerd en verbond ons land zich ertoe alle nodige maatregelen te nemen opdat deze rechten worden gerespecteerd, voor alle kinderen op zijn grondgebied. Komt ons land zijn belofte na? Formeel gezien wel: in de Belgische wetgeving is het principe van de leerplicht en het gratis onderwijs opgenomen. Elke vorm van discriminatie is verboden, er is geld voor een sociaal vangnet en een gezondheidssysteem dat voor iedereen toegankelijk is, misbruik en mishandeling van kinderen worden bestraft… Maar in de feiten worden de grondrechten lang niet altijd waargemaakt. Het klopt dat in de rijke landen armoede over het algemeen geen zaak meer is van fysiek overleven: mensen gaan niet letterlijk dood van de honger. Het gaat veeleer om een aantal essentiële dingen die kinderen moeten missen en die inbreuken zijn op de rechten van het kind zoals ze in het verdrag van de Verenigde Naties zijn opgenomen: woningen die te klein zijn, en bovendien ook slecht verwarmd en ongezond; een onevenwichtige voeding die te arm is en slecht is voor de gezondheid; kleren die niet zijn aangepast aan winterkoude; bezoeken aan de tandarts of medische ingrepen die worden uitgesteld door een gebrek aan middelen; gebrekkige leefomstandigheden; een omgeving met weinig mogelijkheden om zich te ontspannen en cultureel te ontplooien enzovoort. In de meeste Europese landen ziet men dat de kinderen de eerste slachtoffers zijn van armoede: de min-18-jarigen zijn proportioneel talrijker vertegenwoordigd dan de rest van de bevolking in de groep die onder de armoededrempel leeft (19% in België, tegenover 15% gemiddeld1). Cijfers als deze zijn overigens weinig nauwkeurig: vaak blijven de meest gemarginaliseerde publieksgroepen buiten beeld in de demografische onderzoeken en statistieken. Het lijdt in elk geval geen twijfel dat, mede door de crisis, kinderarmoede oprukt. Het jongste rapport van Unicef2 bevestigt dat in België bijna één kind op vier blootgesteld is aan het risico arm te worden of sociaal te worden uitgesloten. Een andere opmerkelijke les uit dit rapport: de jonge generaties worden nu meer bedreigd door armoede dan de senioren, tot nu toe de meest kwetsbare leeftijdscategorie. 1 Deze armoedecijfers zijn gebaseerd op de EU-SILC-enquête van 2011. De armoederisicogrens ligt op 1000 euro voor een alleenstaande en op 2101 euro voor een gezin met twee volwassenen en twee kinderen. 2 ‘Measuring Child Poverty: New league tables of child poverty in the world’s rich countries’, Innocenti Report Card 10, mei 2012.
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
11
Kinderarmoede
Het ene gezin is kwetsbaarder dan het andere… Het aantal sociaal achtergestelde kinderen en jongeren is niet evenwichtig verdeeld over de bevolking als geheel. In bepaalde gezinstypes ligt het armoederisico veel hoger dan het gemiddelde. Onderzoek heeft een aantal factoren blootgelegd die het risico doen toenemen. Gezinnen waar niet of weinig wordt gewerkt Het armoederisico dat kinderen lopen, houdt rechtstreeks verband met de arbeidsdeelname van de volwassenen in het gezin. Bijna één kind op twee (47%) dat in armoede leeft, groeit op in een gezin waar niemand werkt.3 Maar zelfs werk hebben volstaat niet altijd, zeker als dat werk tijdelijk is, occasioneel of met een beperkt uurrooster. Europese statistieken tonen aan dat België uit de band springt door het grote aantal gezinnen met een lage arbeidsdeelname. Concreet gaat het om gezinnen waarin de volwassenen voor hoogstens 20% van hun potentieel toegang hebben tot werk. Meer dan 12% van deze gezinnen zou moeten overleven in zeer precaire omstandigheden. Eenoudergezinnen Het eenouderschap is een lastig te omschrijven gegeven omdat het deels kan gaan om complexe en tijdelijke situaties van gezinshereniging of co-ouderschap. Volgens een voorzichtige schatting van de Ligue des Familles bevindt minstens één Belgisch gezin op tien zich in een eenoudersituatie;4 ander onderzoek heeft het over 15%. Vaststaat dat het aantal continu stijgt en dat, in een situatie waarin maar één ouder voor de opvoeding van de kinderen instaat, dit nagenoeg altijd de vrouw is (zie ook verder in deze publicatie: ‘De strijd tegen vrouwenarmoede’). Als we het dus hebben over een ‘alleenstaande ouder’, dan moet daar in een zeer grote meerderheid van de gevallen onder worden verstaan: ‘alleenstaande moeder’. Een situatie van eenouderschap is vaak een gevolg van een scheiding waardoor de financiële situatie van een gezin is verzwakt: de inkomsten van de ex-partners zijn opgesplitst terwijl bepaalde kosten verdubbelen. Daar komt nog bij dat 13% van de alimentatiegerechtigde gezinnen met kinderen geconfronteerd worden met een wanbetaling.5 Dat alles verklaart waarom het armoederisico voor eenoudergezinnen meer dan twee keer hoger ligt dan het gemiddelde van de Belgische bevolking. Grote gezinnen Het armoedecijfer ligt ook hoger bij de gezinnen met drie en meer kinderen: meer dan een derde van de kinderen die onder de armoededrempel leven, maakt deel uit van zo’n gezin. Ook het aantal kinderen is dus een risicofactor. Het gaat daarbij niet zozeer om het aantal op zichzelf, maar om situaties waarin dat gegeven gecombineerd wordt met andere factoren die de kwetsbaarheid verhogen, zoals de afwezigheid van vast werk, eenouderschap, deel uitmaken van een etnische minderheid ... Migrantengezinnen Al zijn ook hier de gegevens fragmentarisch, toch tonen diverse recente studies aan dat er een nauwe 3 ‘Armoede in België - Jaarboek 2012’, Vranken, Lahaye, Geerts, Coppée (eds), Acco, Leuven, p. 85. 4 ‘Séparation et risque de pauvreté’, Studiedienst van de Ligue des Familles, mei 2011. 5 ‘Budgettaire impact van de toekenning van de voorschotten door de Dienst voor alimentatievorderingen’, Pacolet & De Wispelaere, 2012 – Onderzoek in opdracht van de Dienst voor Alimentatievorderingen (DAVO).
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
12
Kinderarmoede
band is tussen armoede en migratie. Het armoederisico loopt op tot 54% voor mensen van Marokkaanse afkomst, en 36 tot 37% in niet-Europese gemeenschappen of mensen uit Oost-Europa.6 Mensen van vreemde afkomst verenigen in zich vaak diverse kenmerken die, ook als je ze apart beschouwt, het risico op armoede verhogen: een lage scholingsgraad met als gevolg een hoger werkloosheidspercentage en een hogere concentratie van deze mensen in jobs die precair zijn, slecht worden betaald en fysiek belastend zijn; grotere gezondheidsproblemen; meer grote gezinnen; een bedenkelijke huisvesting in achtergestelde buurten… Generatiearmoede Een aantal gezinnen leeft in een situatie van tijdelijke armoede die het gevolg is van een tegenslag in het leven; zij slagen er na een tijd in weer een wat hogere levensstandaard te halen. Maar armoede heeft ook de neiging ‘transgenerationeel’ te worden: ze wordt van de ene generatie op de andere overgedragen en de cyclus wordt na verloop van tijd steeds moeilijker om te doorbreken. 74% van de kinderen die een armoederisico lopen, bevond zich in de loop van de drie vorige jaren al in dezelfde situatie.7 Zo’n ongelijkheid die wordt doorgegeven zien we in tal van domeinen, waaronder gezondheid, cultuur en ook onderwijs: terwijl van de kinderen uit families met een hogere opleiding 6,2% de school verlaat zonder een diploma secundair onderwijs, ligt dat aantal bijna vijf keer hoger in gezinnen waar de ouders zelf hun scholing niet hebben afgemaakt. Zo vroeg mogelijk optreden Een kind heeft vaak al van in de wieg een achterstand tegenover andere kinderen vanwege het simpele feit dat het geboren is in een omgeving die arm is. Het zal zich in zijn eerste levensjaren niet op dezelfde manier kunnen ontwikkelen als het behoort tot een gezin met een laag inkomen. Deze kloof wordt na verloop van tijd snel groter. Hoe langer hoe meer studies tonen het belang van de eerste levensjaren aan in de ontwikkeling van een kind. Ze wijzen op het nut om te investeren in de jongste kinderen, en op de risico’s als we niets doen. De eerste jaren zijn bepalend voor de cognitieve, emotionele, linguïstische en sociale ontwikkeling van het kind. Hier wordt het fundament gelegd van zijn latere slaagkansen op school en op de arbeidsmarkt, maar ook van zijn fysiek en geestelijk welzijn. Alle acties die iets willen doen aan de ongelijkheid tijdens de vroege kinderjaren, nog vóór kinderen naar school gaan, zijn dan ook bijzonder belangrijk. Ze kunnen helpen vermijden dat de armoede van de ene generatie op de andere wordt overgedragen. Hoe vroeger we ingrijpen, hoe groter het preventieve effect.
‘Een van de grote lessen die wij hebben geleerd is hoe essentieel het is dat we de ouders met zeer jonge kinderen helpen. Het betekent voor kinderen een aanzienlijke winst als ze in hun vroege kindertijd kunnen gebruik maken van goede voorzieningen, nog vóór ze naar school gaan. Zo verschijnen ze beter aan de startlijn,’ aldus Françoise Pissart, die als directeur bij de Koning Boudewijnstichting verantwoordelijk is voor het actiedomein Armoede en Sociale Rechtvaardigheid.
6 ‘Armoede en sociale uitsluiting; Jaarboek 2011’, Dierckx, Vranken, Coene, Van Haarlem, Acco, Leuven, p. 196. 7 ‘Armoede in België - Jaarboek 2012’, op. cit.
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
13
Kinderarmoede
Jonge kinderen voor wie acties worden opgezet die zich specifiek richten op hun leeftijd, zoals vroegtijdige zorg- en onderwijsprogramma’s in kwaliteitsinstellingen, ontwikkelen zich beter. Latere acties die de ongelijkheid willen verminderen, blijken duurder te zijn en minder doeltreffend dan acties die zich richten op jonge kinderen in kinderopvangdiensten, gezinsondersteuning en onderwijs.
Tien hefbomen in de strijd tegen kinderarmoede De noden van kinderen die in armoede leven zijn talrijk. We hebben ze in deze publicatie in tien thema’s gegroepeerd. Het zijn stuk voor stuk hefbomen die schenkers kunnen hanteren. Zij kunnen kiezen voor een domein dat hen bijzonder na aan het hart ligt en waar ze een reële impact op kunnen hebben. 1. Luisteren naar kinderen Kinderen die in armoede opgroeien, zijn ervaringsdeskundigen. Het is goed hen het woord te geven en te luisteren naar wat ze ons te vertellen hebben en naar hun voorstellen. De participatie bevorderen van kinderen en jongeren in armoede wil ook zeggen dat je met hen dingen doet, niet alleen voor hen. 2. Een behoorlijk leven voor kinderen en hun gezin Geldgebrek brengt in een gezin een hele trits gevolgen met zich mee: slechte voeding, gezondheidsproblemen, isolement, schuldenlast… Met name vrouwen, die de overgrote meerderheid van de eenoudergezinnen uitmaken, zijn hieraan blootgesteld. 3. Ondersteuning tijdens de zwangerschap Sociale ongelijkheid begint al vóór de geboorte. Een goede (medische) opvolging tijdens de zwangerschap kan het risico op prematuur bevallen en op een ontwikkelingsachterstand bij het kind verkleinen. 4. (Opvoedings)ondersteuning voor ouders Het is essentieel dat er in een kansarm milieu plaatsen worden gecreëerd waar mensen in hun ouderzijn worden ondersteund, waar kwetsbare en alleenstaande ouders en ouders van vreemde afkomst hulpmiddelen kunnen vinden om hun rol als opvoeders beter waar te nemen en waar ze hun ervaringen kunnen delen en ideeën uitwisselen. 5. Opvangdiensten die voor iedereen toegankelijk zijn In kinderopvangdiensten beleven kinderen hun eerste sociale ervaring terwijl hun ouders aan het werk zijn of een opleiding volgen. Er is een tekort aan plaatsen en structuren die zijn aangepast aan de noden van de meest kwetsbare gezinnen. 6. Stimuleren van de taalontwikkeling De taal is een sleutel die veel deuren opent, te beginnen met de taal die op school wordt geleerd. Vandaar het belang van het stimuleren van een vroege taalontwikkeling en van de strijd tegen ongeletterdheid. 7. Een school waar kinderen zich goed voelen Is de school een plaats waar sociale ongelijkheid wordt tegengegaan of juist versterkt? Tal van
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
14
Kinderarmoede
projecten streven naar een schoolsysteem dat de talenten van alle kinderen ontwikkelt. Ze proberen ook de kloof te dichten tussen de wereld van de school en die van ouders in armoede. 8. Een goede gezondheid Onderzoek legde grote ongelijkheden bloot op het vlak van gezondheid. Om die te verminderen is een breed preventiebeleid nodig, met aandacht voor een aantal factoren: fysiek en psychologisch evenwicht, de kwaliteit van de voeding, de leefomstandigheden ... Kortom, alles wat met het welzijn van kinderen te maken heeft. 9. Zich goed voelen thuis Groot worden, jezelf harmonieus ontwikkelen, plannen maken ... Het is voor een kind allemaal erg moeilijk zonder een thuis waar het over een minimum aan comfort beschikt. Vanwege de huisvestingscrisis zijn meer en meer gezinnen gedwongen om in erg precaire omstandigheden te leven. 10. Spel, vrije tijd, ontspanning Kansen krijgen om je vrije tijd aangenaam door te brengen en aan cultuur te doen is niet ‘de kers op de taart’. Het is integendeel vaak een hefboom om op een hele reeks andere fronten te werken.
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
15
Kinderarmoede
1. Luisteren naar kinderen Over kinderarmoede bestaat al veel onderzoek. Dankzij de cijfergegevens kunnen we het fenomeen kwantitatief beschrijven. Maar die cijfers moeten we ook aanvullen met kwalitatieve informatie over hoe de kinderen zelf armoede beleven. Kinderen en jongeren die in armoede opgroeien, zijn ervaringsdeskundigen. Hun ervaringen en kennis zijn een kostbare bijdrage in de strijd tegen kinderarmoede. Ze hebben een eigen visie op wat het betekent arm te zijn en ze worden elke dag geconfronteerd met sociale uitsluiting. Ze weten wat al dan niet werkt en ze weten ook wat ze zouden willen veranderen. Het is belangrijk dat beleidsmakers en mensen die projecten opzetten naar hen luisteren. Dat ze mee in overweging nemen hoe de kinderen en jongeren armoede beleven en dat ze ook rekening houden met de behoeften en wensen van kinderen en jongeren in hun beleid en in de acties die ze opzetten. Participatie is essentieel in de strijd tegen kinderarmoede. Initiatieven die het woord geven aan kinderen doen dat vaak nog te weinig aan kinderen die in armoede leven. Die kinderen en jongeren nemen maar zelden het woord in klassen- of jeugdraden: dergelijke structuren boezemen hen te weinig vertrouwen in en functioneren niet op hun maat. Door rekening te houden met hun ervaringen maakt men deze kinderen en jongeren ook sterker: de jongeren ontdekken nieuwe manieren om zich uit te drukken, ze verbreden hun gezichtsveld, ze leren dingen doen, krijgen zelfvertrouwen ... Zo kunnen ze een sprong voorwaarts maken en ook middelen vinden om uit de armoede te geraken. ‘Stemhebbende’ kinderen en jongeren zijn een belangrijke hefboom voor verandering.
‘Het is fascinerend te zien hoe armoede hun hele leven bepaalt, terwijl je dat absoluut niet merkt. Als je niet écht contact hebt met deze jongeren, is het een realiteit die je helemaal ontgaat,’ aldus de inschatting van Thomas Peeters van ’t Lampeke in Leuven.
Kinderen in armoede aan het woord De Koning Boudewijnstichting heeft een dertigtal organisaties ondersteund die contacten hebben met kinderen die in armoede leven. Doel was naar de kinderen en jongeren te luisteren en zo een beter inzicht te krijgen in hun beleving, situatie, verwachtingen ... Op basis van deze ervaringen heeft zij samen met Unicef België de gids ‘Participatie van kinderen en jongeren in armoede. Lessen uit de praktijk’ uitgegeven. Unicef België heeft op dit vlak een pioniersrol gespeeld met de lancering in 1999 van het project ‘What do you think?’. Doel was de stem van de meest kwetsbare kinderen en jongeren te laten horen, en wel tot op het hoogste niveau. Meer dan honderd jongeren tussen 11 en 18 jaar die aan den lijve ervaren wat armoede is en die leven in situaties van uitsluiting (buitenlandse niet-begeleide minderjarigen, kinderen met een handicap of in een psychiatrische instelling, jongeren die geplaatst zijn in een instelling ...) hebben bijgedragen aan de tweede uitgave van dit rapport, die in 2010 werd gepubliceerd onder de titel ‘Dat denken wij ervan!’.8 Het rapport werd voorgesteld aan het Comité voor de rechten 8 ‘Dat denken wij ervan! Jongeren geraakt door armoede spreken over hun leven’, UNICEF België, 2010.
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
16
Kinderarmoede
van het kind, en dat heeft er rekening mee gehouden bij het uitwerken van de aanbevelingen die het aan België heeft gericht. De talrijke getuigenissen die Unicef België heeft verzameld zijn stuk voor stuk concrete illustraties van de grote thema’s die we in deze gids aansnijden. Zo wordt er gesproken over wonen in een gebrekkige huisvesting en de gevolgen daarvan voor het schoolleven: Tja, wij hebben maar één bureau. Dat is vooral vervelend nu de examens naderen. We kunnen niet met z’n tweeën in één kamer studeren. De ene zit aan de keukentafel, de andere ligt op bed. Wij hebben echt maar een piepklein kamertje. En een bureau hebben we helemaal niet. Wij studeren gewoon in de living. En in de kamer zijn er vochtplekken op de muur. Bij ons regent het binnen. Soms merk ik dat het het einde van de maand is als ik in de ijskast kijk. Dan is het daar niet veel soeps. Wat uit het hele rapport óók krachtig naar voren komt, is de vaak verbazingwekkende veerkracht van deze jonge mensen: de solidariteit onder vrienden en in de wijk, hun loyauteit tegenover hun gezin (ondanks de breuken en de onvermijdelijke conflicten), hun plannen, hun drang om een diploma te behalen en vervolgens werk te vinden en echt deel uit te maken van de samenleving ... Ik zou graag mijn eigen kleine plaatsje vinden in de samenleving, een plaats die me vertrouwen geeft en waar je je goed kunt voelen. Dat je ’s morgens niet moet opstaan met een gevoel van ontgoocheling, maar dat je minstens tevreden kunt zijn over wat je doet. Je kunt niet iets willen en dat zonder hindernissen ook bereiken. Dat is een utopie, het leven zit vol hindernissen. De boodschap van deze jongeren is duidelijk: ‘Wij zijn niet de bron van de problemen, maar wij brengen integendeel mee aan wat er nodig is om ze op te lossen.’ Soms hebben we de neiging om deze evidentie uit het oog te verliezen, als deze jongeren weer eens worden beschreven als lui, tot niets in staat, lastig, ordeverstoorders, gevaarlijk ... (Dat is een beeldvorming die ze zich soms eigen maken en waar ze zelfs aan willen beantwoorden.)
Jonge kinderen aan het woord De Gentse vereniging ‘Beweging van Mensen met Laag Inkomen en Kinderen’ heeft als doelstelling een stem te geven aan de armsten en die stem bij politici te laten horen. ‘Met volwassenen hebben we daar al flink wat ervaring mee,’ zegt Greet Van Overloop, groepswerker bij deze vzw. ‘Wij verzamelen getuigenissen en ervaringen van mensen, gaan bij hen thuis op bezoek, organiseren activiteiten, gesprekken en vorming. We geven mensen ook bij diverse gelegenheden het woord.’ Om de kinderen zich te laten uitdrukken stelde de vereniging hen deze Grote Vraag: waar droom je van voor je toekomst? Het project sorteerde een multiplicatoreffect, ook op andere domeinen.
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
17
Kinderarmoede
Beweging van Mensen met Laag Inkomen en Kinderen vzw (Gent): ‘Kinderdromen van de toekomst’ Hoe kun je kinderen aan het woord laten? Dat moet in elk geval op een heel andere manier gebeuren dan met volwassenen. En dat is wat de Beweging wil bereiken met haar project ‘Droom mee jouw toekomst’. Van Overloop: ‘Dit is ook nieuw voor ons.’ Hoe pakt de organisatie het aan? Tien tot vijftien kinderen komen enkele maanden lang tweewekelijks samen. Ze werken met deskundige begeleiders inzake ‘multimediale geletterdheid’ en in een leuke omgeving aan hun project: waar dromen ze van en hoe kunnen ze die dromen tot uitdrukking brengen door gebruik te maken van nieuwe en/of traditionele media? Hoe ze het doen, kiezen ze zelf. Zo verruim je als vanzelf hun perspectief en gaat het niet wéér over alleen maar armoede. Van Overloop: ‘Ons doel is dubbel. Tijdens het proces bouwen de kinderen zelfvertrouwen op, zijn ze creatief, leren ze nieuwe media kennen en werken ze samen. Zo werken we aan empowerment. Met het resultaat van het proces – filmpjes, foto’s, tekeningen – gaan wij als Beweging vervolgens ook naar de samenleving: we geven vorming aan andere verenigingen waarin we ons project voorstellen, mét de kinderen zelf, en we presenteren het ook aan jeugdbewegingen, zoals de Chiro, de scouts enzovoort. Zij werkten in het jaar 2011-2012 rond het thema ‘armoede’. Zo streven we naar een multiplicatoreffect.’ Voor de Vlaamse regering is kinderarmoede een prioriteit. Van Overloop: ‘Ook de minister zullen we met ons project benaderen. Beleidsmatig werken is een van onze kerntaken en hier kan dat beleid kennismaken met de beleving en verwachtingen van kinderen. We kwamen met het project onder meer naar buiten in april, tijdens Erfgoeddag 2012, een breed en feestelijk evenement dat georganiseerd wordt door de erfgoedsector. Die dag had in 2011 als thema “Armoede troef” en we hadden toen erg positieve ervaringen met onze deelname. Dat wilden we voortzetten. In 2012 was het thema van de Erfgoeddag “Helden”. De dromen die onze kinderen tijdens het project vorm hebben gegeven, sluiten daar goed bij aan.’
Een vergelijkbaar project is opgezet door het Maison maternelle Fernand Philippe in Fleurus. Dat is met zijn capaciteit van tachtig personen een van de grootste opvangorganisaties voor vrouwen in moeilijkheden in Wallonië. Selectiecriteria zijn er niet, legt directrice Monique Dewez uit, en dat typeert het huis: ‘Ons enige criterium is het aantal beschikbare plaatsen. Wij werken voor dringende gevallen en bieden een tijdelijk onderdak aan vrouwen in crisissituaties: echtelijk geweld, alcohol- of drugsmisbruik, geestelijke of relationele problemen, uitzetting… In veel gevallen gaat het om een samenstel van problemen. Tijdens haar verblijf bij ons krijgt de jonge vrouw of (toekomstige) moeder psychosociale begeleiding om haar te helpen haar zelfstandigheid terug te winnen en een nieuwe start te nemen in het leven.’ Een aantal vrouwen heeft een of meer kinderen bij zich; vaak zijn die nog erg jong. Omdat ze dagelijks de problemen van hun moeder mee ervaren, zien zij uiteraard mee af. Dat uiten ze door diverse gedragsproblemen: zich terugplooien op zichzelf, agressie, problemen op school, vertroebelde sociale relaties, lichamelijke problemen… Naast de concrete steun die ook zij krijgen wilde het team van het Maison maternelle Fernand Philippe hen de kans geven om hun pijnlijke ervaringen tot uitdrukking te brengen. Dat heeft een origineel project opgeleverd.
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
18
Kinderarmoede
Maison maternelle Fernand Philippe (Fleurus): ‘Als kleine steentjes op het levenspad’ Monique Dewez: ‘Toen wij vernamen dat de Koning Boudewijnstichting de projectoproep “Kinderen in armoede aan het woord” lanceerde, hebben we die kans willen grijpen, omdat dit beantwoordde aan een behoefte die wij ervoeren. Voor de kinderen die hier verblijven, wordt gezorgd door ons team van opvoeders en sociaal bemiddelaars. Voor de allerkleinsten is er een minicrèche en zijn er pedagogische en spelactiviteiten. Er is een huiswerkklas voor degenen die naar school gaan, met daarbij ook psychologische en therapeutische opvolging. Maar wat gebeurt er later, wanneer het kind het huis hier heeft verlaten en groot is geworden: hoe kijkt hij of zij dan aan tegen deze periode in zijn of haar leven? Als zo’n kind zijn leven wil reconstrueren, is het essentieel dat hij woorden kan plakken op wat hij heeft beleefd, hoe pijnlijk dat ook mag zijn, dat hij er een betekenis aan kan geven. We hebben daar allemaal behoefte aan: bakens, kleine steentjes op ons levenspad die ons helpen om terug te kijken naar ons verleden. Deze kinderen hebben daar nog meer nood aan dan andere.’ Dit idee wekte het enthousiasme van een team van jonge en talentrijke Naamse cineasten. Zij zijn een groep kinderen komen filmen en hebben hen tien dagen lang gevolgd, zowel in het opvangtehuis als tijdens hun schoolse of andere bezigheden. Ze hebben hen aan het woord gelaten: over hun leven, hun gezin, hoe ze onder de situatie leden, hun problemen, hun angsten, hun hoop, hun dromen… In totaal hadden ze 42 uur film, een ongelooflijke rijkdom. ‘Het materiaal was zo overvloedig dat het initiële project om een kortfilm te maken is omgeturnd in een film van veertig minuten, dankzij de hulp van een extra sponsor,’ aldus Monique Dewez. ‘De kinderen hebben hen hun vertrouwen geschonken en waren helemaal open. Ze hebben zich echt gehecht aan de filmploeg en er zijn bijzondere sterke banden gesmeed. Ze drukken zich ook bijzonder lucide en met een verrassende rijpheid uit. Ze begrijpen bijzonder goed wat er gebeurt. “Eigenlijk is zij het kind,” zegt een van de kinderen over zijn moeder. Een ander kind oordeelt: “Zij doet de anderen afzien omdat ze zelf afziet.” Voor sommige kinderen die erg op zichzelf waren, was hun deelname aan de film een trigger. Het heeft hen geholpen om zich open te stellen voor anderen.’ Dit uitzonderlijke document zal op diverse manieren worden ingezet. Het opvangtehuis wil het gebruiken als een sensibiliseringsinstrument voor een publiek van professionals uit de juridische, opvoedkundige en psychosociale wereld. Men wil zelfs breder gaan, in de mate waarin dat mogelijk zal zijn, rekening houdend met de deontologische regels en het beeldrecht voor minderjarigen. De film zal ook voor intern gebruik worden ingezet, om het gesprek met de kinderen en de moeders op gang te brengen, of in een voortgezette opleiding. Elk kind dat heeft meegewerkt krijgt een exemplaar, als een spoor dat hij of zij op zekere dag misschien nodig zal hebben om beter te kunnen achterhalen wie hij of zij is…
De ideeën en suggesties van kinderen gebruiken Kinderen en jongeren die de kans krijgen om zich uit te drukken, moeten voelen dat dit tot iets dient: dat men rekening houdt met hun mening, dat de betrokkenen die mening horen. Dat toont de ervaring van de verenigingen Recht-Op en Convergences.
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
19
Kinderarmoede
Recht-Op (Antwerpen): ‘Een belangrijk moment waarop de jongeren hun stempel hebben gedrukt’ Recht-Op is een vereniging waar armen het woord nemen. De activiteiten voor jongeren werden opgestart op vraag van de ouders, die wensten dat hun kinderen een eigen plek hadden. ‘Wij willen ook kinderen aan het woord laten,’ zegt begeleidster Sofie Devocht. ‘Wij luisteren actief naar wat ze te vertellen hebben en houden er rekening mee, soms op het moment zelf, soms informeel, soms via een activiteit. De jongeren hebben ook van zich laten horen in de jeugdraad. Aanvankelijk voelden ze zich daar nauwelijks bij betrokken. Maar wij zijn meer dan een jaar begeleid en hebben aan het einde daarvan een rapport opgesteld over tien thema’s die de jongeren interesseerden, zoals het feit dat de taal die tijdens vergaderingen werd gebruikt moeilijk was, en dat de hele tijd door praten hen verveelde. Dat het belangrijk is in een jeugdbeweging niet met vragen te worden bestookt. Dat de leraren respect moeten hebben voor hun situatie thuis. Dat je de jongeren niet te snel mag oriënteren naar het bijzonder onderwijs. Dat huisvesting te duur is voor wie alleen wil gaan wonen. Dat we andere culturen beter moeten kennen om elkaar beter te begrijpen. Dat sport gratis zou moeten zijn. Dat het vervelend is dat je in een museum zoveel moet lezen en dat interactieve activiteiten leuker zijn. Dat er een soort pas van twee euro zou moeten bestaan om te kunnen meedoen aan feestjes, concerten, opvoeringen, films. Enzovoort. Het was behoorlijk indrukwekkend. Ook erg indrukwekkend was het bezoek van lokale politieke mandatarissen die we hadden uitgenodigd om te laten zien wie wij zijn. Alle jongeren hebben deelgenomen aan de voorbereiding en iedereen had een eigen taak: de bezoekers onthalen, een speelse ontdekking van de lokalen, de receptie, een Powerpointvoorstelling, uitleg geven enzovoort. Dat was een moment waarop we naar buiten zijn gekomen en waarop zij hun stempel hebben gedrukt. Aan het eind is de schepen van jeugdzaken een halfuur langer gebleven om met hen te praten. Dat vonden ze super! De jeugdraad heeft ook rekening gehouden met enkele van hun suggesties. Een stimulans om hiermee verder te gaan.’
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
20
Kinderarmoede
Convergences (Anderlecht): ‘Lessen voor ons werk van elke dag’ De vzw Convergences is actief in de sociale hulpverlening en wilde de dagelijkse realiteit van zijn publiek beter leren kennen, vooral om na te gaan of de dienstverlening die ze aanbiedt, beantwoordt aan de behoeften. ‘Voor de allerkleinsten die hier naar de kribbe komen, organiseren wij workshops met ouders en kinderen. We vertrekken van een activiteit door of met het kind, zoals een spel, een tekening of een klein knutselwerkje. De begeleidster spoort de ouders aan om over hun ervaringen te spreken: hun eigen kindertijd, hun huidige situatie, de manier waarop ze kijken naar de toekomst van henzelf en hun kind. Hierdoor kunnen ouders ook het pedagogische materiaal van de kribbe ontdekken en terug naar huis gaan met ideeën voor leuke activiteiten die ze met hun kind kunnen doen.’ ‘Met de 6- tot 12-jarigen organiseren we minidebatjes. De eerste keren hebben we hen gevraagd om het te hebben over de manier waarop zij naar hun leven van vandaag of dat van morgen kijken. Maar de gesprekken zijn vaak rijker als je het hebt over de beleving van kinderen en vertrekt van een onschuldig en meer open thema, zoals de vakantie of de wereldbeker voetbal.’ ‘We hebben ervoor gekozen om alle getuigenissen in hun “ongekuiste” staat te verzamelen en we hebben daar een verzamelbundel van gemaakt geïllustreerd met kindertekeningen. Maar we halen er ook lessen uit die we in ons dagelijks werk toepassen. Zo bleek tijdens de minidebatjes dat veel kinderen ervan dromen een sport te kunnen beoefenen, maar dat ze daar de kans niet toe krijgen: het is te duur, er is geen club in hun buurt ... Nu hadden wij in ons programma maar heel weinig sportactiviteiten en we hebben daarom beslist daar iets aan te doen.’
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
21
Kinderarmoede
2.
Een behoorlijk leven voor kinderen en hun gezin
Het puur financiële is weliswaar slechts het zichtbare stuk van de ijsberg die ‘armoede’ heet, maar het inkomen vormt natuurlijk wel de kern van de problematiek van armoede en sociale uitsluiting. Een arm kind betekent bijna altijd een arm gezin dat, om welke reden ook, te weinig middelen heeft om aan z’n basisbehoeften te voldoen en een behoorlijk leven te leiden.
Het verlichten van de financiële en materiële armoede van gezinnen Het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW) is inzake sociale bescherming het ultieme vangnet voor mensen die, ondanks het socialezekerheidssysteem, er niet in slagen een leven te leiden dat conform de menselijke waardigheid is. De sociale ondersteuning die het OCMW toekent kan zeer diverse vormen aannemen: een leefloon, voorschotten (op werkloosheidsuitkeringen, onderhoudsgeld of pensioenen), tussenkomst in medische kosten, hulp in natura (voeding, verwarming), budgetbegeleiding, pyschosociale begeleiding ... De middelen van OCMW’s variëren sterk van plaats tot plaats. In de praktijk hebben de OCMW’s in achtergestelde steden en gemeenten (met name in grote stadsagglomeraties en oude industriebekkens) de grootste moeite om hun wettelijke missie te blijven vervullen. Er zijn in België ook negen voedselbanken. Sinds 1986 vechten zij tegen honger en voedselverspilling door overschotten in te zamelen, in de eerste plaats bij de voedingsindustrie en de grootdistributie. Het gaat om eetwaren die nog perfect te consumeren zijn, maar die de sector om diverse redenen niet meer in de handel wil brengen: een beschadigde of verouderde verpakking, bestellingen die zijn geannuleerd, voorraden te dicht bij de uiterste consumptiedatum, maaltijden die niet zijn gebruikt in bedrijfsrestaurants enzovoort Deze voedingsmiddelen worden vervolgens herverdeeld bij de allerarmste mensen. Dat gebeurt door meer dan zeshonderd lokale verenigingen: sociale centra, opvangcentra, sociale restaurants, sociale kruideniers ... In 2010 werden via deze weg 10.700 ton levensmiddelen ingezameld, die ten goede zijn gekomen aan 115.800 mensen met een erg laag inkomen: gepensioneerden, werklozen, mensen die een leefloon krijgen, daklozen ... Andere organisaties, zoals Spullenhulp of de kringloopwinkels, zamelen gebruikte artikelen in die nog in goede staat zijn, vooral kleren, kleine meubels en speelgoed. Achtergestelde gezinnen kunnen die goederen voor een klein prijsje aankopen tijdens beurzen of in tweedehandswinkels.
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
22
Kinderarmoede
De Toevlucht: voedselhulp en een luisterend oor bieden De vrijwilligers van de vzw De Toevlucht delen in diverse Vlaamse steden en gemeenten voedsel uit aan mensen die daar nood aan hebben. De vzw verwijst mensen ook door en biedt een luisterend oor. ‘In 1994 startten we vanuit de Evangelische Kerk met voedselhulp voor één gevlucht gezin in het Antwerpse, vandaag rekenen ongeveer 1100 gezinnen op ons.’ Willy Verbruggen is voorzitter van de vzw De Toevlucht, een voedselhulporganisatie die actief is in en rond de stad Antwerpen, en verder in Geraardsbergen (waar De Toevlucht ook taal- en kooklessen geeft), Hoeselt, Hoogstraten, Lokeren, Westerlo en sinds eind 2012 ook in Koersel. De werking steunt op een tachtigtal vrijwilligers en de maandelijkse voedselbedeling is er voor iedereen die dat nodig heeft. Wie voor het eerst komt, krijgt een pakket op maat van het gezin. Wie terugkomt, moet een inkomensfiche of referentiepapier meebrengen van het OCMW of een andere instantie. De norm is het minimum leefloon en jaarlijks is er een controle. De mensen vinden de weg naar De Toevlucht omdat OCMW’s en andere gemeentelijke diensten doorverwijzen of door mond-totmond-’reclame’. De vereniging krijgt voedsel van de Europese Unie – bloem, melk, suiker, ontbijtgranen, rijst, spaghetti… – haalt het op bij voedselbanken en ook op groente- en fruitveilingen. Regelmatig worden verse groenten gekocht. Het aanvragen, verzamelen, stockeren en verdelen van al dat voedsel vergt een strikte coördinatie. Mensen hebben uiteraard nog andere vragen. ‘Geld geven we niet,’ verduidelijkt Verbruggen, ‘wel trachten we de mensen zo goed mogelijk door te verwijzen.’ Daarnaast is er ook behoefte aan een luisterend oor. Dat probeert de vzw te bieden door de werking van de Evangelische Kerk, waar mensen elkaar ontmoeten, een praatje slaan bij een kop koffie enzovoort. Voor een symbolische bijdrage worden ook kleding, schoenen en speelgoed aangeboden. Iedereen is welkom. In Antwerpen werkt de organisatie met een zestigtal nationaliteiten en proberen de vrijwilligers de mensen in hun eigen taal (Russisch, Kosovaars…) te woord te staan. Het huren, verwarmen en onderhouden van de gebouwen, de verzekeringen, bestelwagens, de vele kilometers…: er komt financieel heel wat bij kijken. De vzw draait met een budget van zowat 30.000 euro, krijgt (project)subsidies, onder meer van de stad Antwerpen, en ontvangt kleine giften.
Ontsnappen uit de schuldspiraal Schuldenlast en armoede: de twee zijn nauw met elkaar verbonden. Het aantal mensen dat een contract voor een krediet heeft afgesloten, stijgt gestaag: van 4,3 miljoen in 2003 was het in 2010 al opgelopen tot bijna 5 miljoen. In oktober 2012 bedroeg het aantal kredietnemers al meer dan 6,2 miljoen. Daarvan waren er op dat moment ongeveer 325.000 (5,2%) opgelijst als wanbetalers bij de Nationale Bank van België. Circa 6% van de bevolking leeft in een gezin met een betalingsachterstand voor minstens twee basisbehoeften: elektriciteit, water, gas, huurgeld, hypotheeklening of
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
23
Kinderarmoede
gezondheidszorgen.9 Schulden(over)last treft vooral gezinnen met één inkomen (dat in bijna driekwart van de gevallen een vervangingsinkomen is). 36% van de mensen met schuldproblemen is alleenstaand en de meesten van hen huren hun woning. De aangroei van het aantal diensten voor schuldbemiddeling en budgetbegeleiding is sprekend voor de toenemende problematiek van de schuldenlast in ons land. Dergelijke diensten maken deel uit van een OCMW of een Centrum voor Algemeen Welzijnswerk (CAW), maar het kan ook gaan om initiatieven van verenigingen. Zij pakken het probleem van de schuldenlast aan door een combinatie van preventie, bemiddeling en begeleiding: ze helpen mensen bij hun budgetbeheer en onderhandelen met de schuldeisers over een realistisch betalingsplan. Wat is oorzaak en wat is gevolg? Het klopt dat onbesuisde uitgaven mensen in de armoede kunnen doen belanden, zeker als daar tegenslagen bij komen: het verlies van werk, ziekte en werkonbekwaamheid, een scheiding… Maar schuldenlast kan ook een structureel karakter hebben: er zijn gezinnen die gedwongen zijn ‘op krediet te leven’ of betalingsproblemen hebben omdat ze doodgewoon niet voldoende middelen hebben voor hun levensnoodzakelijke uitgaven. Om deze gezinnen uit de spiraal van de schuldenlast te bevrijden is het belangrijk dat ze worden gedeculpabiliseerd, onderstreept Anne Defossez, directrice van het Steunpunt voor de Diensten Schuldbemiddeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: ‘In tegenstelling tot wat je soms hoort beweren, voelen de meeste mensen met schuldenlast zich ontzettend verantwoordelijk voor wat hen overkomt. Velen van hen ervaren gêne en voelen zich beschaamd, ook al zijn ze het slachtoffer van omstandigheden buiten hun wil. Deze negatieve gevoelens werken verlammend en je moet ze absoluut eerst wegwerken voor je in de diepte kunt werken.’
Steunpunt voor de Diensten Schuldbemiddeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: ‘Praten in vertrouwen, elkaar raad geven en hulp bieden’ In de drie Gewesten van ons land worden organisaties door de diverse overheden gesubsidieerd als koepels voor de schuldbemiddelingsdiensten en om gespecialiseerde bemiddelaars op te leiden: in Wallonië is dat het Observatoire du Crédit et de l’Endettement en in Vlaanderen het Vlaams Centrum Schuldenlast. In Brussel zorgt het Steunpunt Schuldbemiddeling (het vroegere GREPA) voor de coördinatie, opleiding en ondersteuning. Het verricht ook belangrijk werk inzake preventie en het begeleiden van mensen met een schuldproblematiek. ‘Als steunpunt werken wij dagelijks samen met de schuldbemiddelaars van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest,’ zegt directrice Anne Defossez. ‘Hierdoor werden wij ons ervan bewust dat mensen met schuldenlast nood hebben aan plaatsen waar ze onder elkaar kunnen zijn om hun ervaringen te delen. Veel van deze mensen leven erg geïsoleerd: door geldgebrek kunnen ze geen sociaal leven leiden, hebben ze geen vrije tijd, geen vrienden om uit te nodigen… Dat gebrek aan contacten veroorzaakt op zijn beurt weer uitsluiting: het is nog moeilijker eruit te geraken als je het in je eentje moet doen. Dat is een vicieuze cirkel die we absoluut moeten doorbreken.’ 9 ‘Twintig jaar politiek engagement voor duurzame ontwikkeling? Federaal rapport inzake duurzame ontwikkeling 2011: stand van zaken en evaluatie’, Federaal Planbureau, 2011, p.112-113.
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
24
Kinderarmoede
Daarom heeft het Steunpunt Schuldbemiddeling gespreksruimtes ingericht voor mensen met een schuldproblematiek. Onder leiding van een psycholoog die de groep begeleidt, zonder daarom aan therapie te doen, wisselen de deelnemers hun ervaringen uit, geven ze elkaar raad en nuttige adressen, moedigen ze elkaar aan en krijgen ze stilletjes aan hun zelfvertrouwen terug. Hun getuigenissen zijn sprekend: ‘Eindelijk heb ik mensen ontmoet die me niet veroordelen, bij wie ik kan zijn zoals ik ben’, ‘Je kunt hier in vertrouwen praten omdat we allemaal dezelfde problemen hebben, je kunt elkaar raad geven en elkaar helpen’, ‘Naar hier komen geeft me moed en de goesting om uit m’n situatie te raken’. Het gebeurt niet zelden dat deelnemers achteraf beslissen om contact te houden en deze verrijkende ontmoetingen voort te zetten. Anne Defossez: ‘Er zijn er die in het weekend afspreken om te gaan wandelen, iemand die iets afweet van informatica leert anderen met de computer werken… Er worden banden gesmeed en ze maken samen plannen.’ Het steunpunt zet ook een actie op het getouw die meer preventief bedoeld is: workshops waarin mensen nadenken over hun consumptiepatroon: ‘Er bestaan weliswaar sensibiliserings instrumenten, maar vele daarvan zijn niet aangepast aan mensen in armoede of geven standaardantwoorden die ver afstaan van de leefwereld van mensen met een schuldproblematiek. Soms zijn ze zelfs wat infantiliserend en schrijven ze mensen voor wat ze wel en niet mogen doen. En dat werkt dus niet,’ legt Anne Defossez uit. ‘Ook wat dat facet betreft, verkiezen wij een participatieve pedagogie, die vertrekt van de beleving van de mensen zelf. Zo denken wij in rollenspelen samen met hen na over wat hen aanzet tot consumeren, over het verschil tussen wat nuttig is en wat bijkomstig, over de invloed van reclame… Dat kost wat meer tijd dan zo’n standaardmodule, maar op termijn is het veel efficiënter!’
De strijd tegen vrouwenarmoede In de problematiek van de kinderarmoede mogen we de ‘gender’-dimensie niet onderschatten. Alle statistieken wijzen uit dat het aandeel van de alleenstaande vrouwen met kinderen ten laste proportioneel hoger is in de groep van mensen met financiële problemen. Het onderzoek ‘Berekende toekomst’ dat de Koning Boudewijnstichting voerde in samenwerking met Comeva, heeft het nog eens bevestigd: daaruit bleek dat meer dan een vrouw op vijf moeite heeft om de eindjes aan elkaar te knopen. 38% van hen bezit een diploma hoger onderwijs. In tegenstelling tot wat het cliché zegt, gaat het hier dus niet om een probleem dat alleen de minst gekwalificeerden treft. Volgens de meest recente cijfers verdient een vrouw gemiddeld 8,9% minder dan een man voor een voltijdse baan.10 Ook al vermindert het verschil en is het in België iets minder groot dan in onze buurlanden, toch is gelijk loon voor gelijk werk nog lang geen werkelijkheid. Dat wordt des te zorgwekkender als het loon van de vrouw het enige gezinsinkomen is. Voeg daarbij dat het aantal eenoudergezinnen toeneemt en dat vrouwen in deze groep flink oververtegenwoordigd zijn. Zo is, volgens een recent onderzoek van de Ligue des Familles over eenoudergezinnen, de alleenstaande ouder in 73% van de gevallen een vrouw.11 Dat op zich al hoge cijfer is vermoedelijk een onderschatting: meer dan de helft van de vaders die beweren dat ze in een eenoudersituatie leven, doet 10 OESO, cijfers van 2009. 11 ‘Séparation et risque de pauvreté’, Studiedienst van de Ligue des Familles, mei 2011.
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
25
Kinderarmoede
eigenlijk aan beurtelingse huisvesting; bij de vrouwen is dat slechts 15%. Als een ouder er alleen voor staat bij de opvoeding van een of meer kind(eren), is het nagenoeg altijd een vrouw. Het feit dat iemand enige ouder is, is niet noodzakelijk synoniem met financiële problemen en vaak is er ook sprake van nieuw samengestelde gezinnen. Toch is 56% van de alleenstaande ouders van oordeel dat de scheiding (of het overlijden van de partner) een negatieve invloed heeft gehad op hun levensstandaard. Dat wordt bevestigd door studies die schatten dat het armoederisico bij eenoudergezinnen op 36,9% ligt, meer dan 2,5 keer meer dan het gemiddelde bij de Belgische bevolking. De opdeling van de financiële middelen van de ex-partners en de verdubbeling van bepaalde materiële gezinsnoden verklaren gedeeltelijk deze grotere kwetsbaarheid. Maar hier speelt ook nog een andere factor een rol: het niet betalen van het onderhoudsgeld. Vele mensen die recht hebben op een financiële bijdrage van hun ex-echtgenoot of -partner zouden die niet krijgen (of niet integraal, of niet op tijd). In de overgrote meerderheid van de gevallen gaat het om vrouwen.
Steun voor mensen van buitenlandse afkomst na een scheiding Een echtscheiding brengt altijd een hoop problemen met zich mee en kan in sommige gevallen een factor zijn die de kansarmoede van mensen doet toenemen. Dat is nog meer uitgesproken het geval als de scheiding zich in een migratiecontext voordoet: mensen die in een vreemd land scheiden, waar ze slecht op de hoogte zijn van de taal, de wetten en de gebruiken, komen vaak in een juridisch complexere situatie terecht dan Belgische koppels en hebben tegelijk minder mogelijkheden inzake ondersteuning, begeleiding en advies. Als ze kinderen hebben, dan zijn die uiteraard mee het slachtoffer van deze kwetsbaarheid en het bijbehorende isolement. De Koning Boudewijnstichting spant zich in om de aandacht te vestigen op dit miskende probleem en ondersteunt projecten die gescheiden migranten helpen, zoals het Inloopteam De Mobil in Leuven. Inloopteam De Mobil Leuven: ‘Houvast, verbondenheid en toekomstperspectief herstellen na echtscheiding - ontmoetings-, spreek- en speelruimte installeren voor allochtone islamitische vrouwen, mannen en hun kinderen, ter bevordering van veerkracht en nieuwe kansen na huwelijksbreuk’ Als een huwelijk samenhing met het verlaten van hun land, kan de kwetsbaarheid van mensen die geconfronteerd worden met huwelijksproblemen en een scheiding schrijnend worden. Deze mannen en vrouwen leven in België geïsoleerd van hun familie en vrienden. Zij kennen ook maar zelden de instanties die hen kunnen begeleiden. Vaak komt daar nog het probleem bij dat ze een van de landstalen niet voldoende beheersen en/of dat ze niet over voldoende financiële middelen beschikken om alleen te kunnen leven of met kinderen. Voor moslimgezinnen is scheiden nog een groot taboe. Er zijn maar weinig plaatsen waar ze erover kunnen praten en er is maar weinig sociale ondersteuning om deze gezinnen in hun moeilijke situatie hun weg te laten vinden. Doel van dit project is het opzetten van een ontmoetingsruimte waar gezinnen (vrouwen, mannen, kinderen; individueel of in groep) na een scheiding ondersteuning kunnen krijgen.
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
26
Kinderarmoede
3.
Ondersteuning tijdens de zwangerschap
Al in de moederbuik zijn niet alle kinderen gelijk. Als de leefomstandigheden van de moeder precair zijn, stijgt het risico op een vroeggeboorte significant en dus ook het risico op kindersterfte of op een achterstand in de ontwikkeling van het kind. Zwanger zijn in ongezonde werk- of woonomstandigheden, terwijl je je bovendien voortdurend zorgen moet maken om de dag van morgen, heeft negatieve gevolgen voor de gezondheid van de baby en de moeder. Deze kansarme vrouwen worden tijdens hun zwangerschap ook medisch minder goed opgevolgd. Sommigen onder hen, met name nieuwkomers in ons land, worden zelfs helemaal niet opgevolgd.
Begeleiding van kansarme vrouwen tijdens de zwangerschap In Vlaanderen heeft 6,8% van de levend geborenen een geboortegewicht lager dan 2.500 gram.12 In de Franse Gemeenschap is dat 7,6%. Daar wordt 8,2% van de kinderen geboren voor de 37ste week van de zwangerschap.13 Behalve medische redenen en factoren die verbonden zijn met de leeftijd van de moeder worden ook de leefomstandigheden van het gezin als een van de belangrijkste risicofactoren beschouwd. Er is ook vastgesteld dat een kind waarvan de twee ouders werkloos zijn, bijna twee keer zoveel risico loopt op een vroeggeboorte en een laag geboortegewicht. Ook het risico op een doodgeboren kind ligt twee keer hoger bij deze gezinnen dan bij koppels waarvan minstens één partner betaald werk heeft. Een goede pre- en perinatale opvolging is een efficiënt middel om deze vormen van ongelijkheid te verminderen. Zowel Kind & Gezin als zijn Franstalige tegenhanger Office de la Naissance et de l’Enfance (ONE) heeft als missie om voor deze begeleiding in te staan. Zij bieden een waaier van diensten aan ter ondersteuning van gezinnen met jonge kinderen: gratis medische en prenatale raadplegingen, raadplegingen voor zuigelingen, huisbezoeken, preventie- en informatiediensten enzovoort. Deze organisaties besteden meer in het bijzonder aandacht aan kwetsbare doelgroepen, zoals alleenstaande (toekomstige) moeders en kinderen uit een kansarm milieu. Dankzij hun lokale inplanting bij zeer diverse bevolkingsgroepen kunnen zij de armoedeproblemen al vroeg op het spoor komen en de gezinnen zo snel als mogelijk helpen of doorverwijzen. Jammer genoeg komen niet alle toekomstige of jonge moeders naar de prenatale en gynaecologische raadplegingen (of ze komen pas erg laattijdig). Het gaat dan vooral om de moeders die in sociaaleconomisch moeilijke omstandigheden leven.
12 ‘Het kind in Vlaanderen 2011’, Kind en Gezin, p. 185. 13 ‘Banque de données médico-sociales, Rapport 2010’, ONE, p. 50-52.
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
27
Kinderarmoede
Aquarelle (Brussel): ‘Vertrouwen geven aan kansarme jonge of toekomstige moeders’ Als openbaar ziekenhuis in een achtergestelde Brusselse buurt krijgt het Universitair Medisch Centrum Sint-Pieter een risicopopulatie over de vloer. Het gaat dan met name om kansarme migrantenvrouwen uit Oost-Europa, Latijns-Amerika, Afrika en Azië. Om de opvang van deze mensen te verbeteren, heeft het ziekenhuis in 1999 aan twee vroedvrouwen, Martine Vanderkam en Linda Doeraene, gevraagd om de vzw Aquarelle op te richten. In Brussel komen veel migrantenvrouwen bevallen in het UMC Sint-Pieter. ‘Voordien kwamen de meesten van hen zo’n beetje uit het niets, zonder voorbereid te zijn op hun bevalling en zonder dat ze tijdens hun zwangerschap waren opgevolgd. Ze vertrokken even snel als ze gekomen waren, zonder dat we hen hadden kunnen doorverwijzen naar de raadplegingen voor zuigelingen,’ aldus Martine Vanderkam. ‘In veel gevallen hadden ze geen of nauwelijks een regulier inkomen. Sommigen hadden geen papieren en kregen niet de minste sociale bescherming.’ Een gevolg van deze extreme kansarmoede: het UMC Sint-Pieter kampte wat vroeggeboortes en babysterfte betreft met een percentage dat enkele keren hoger lag dan het gemiddelde. Met de steun van de Fondation Marguerite-Marie Delacroix zag de vzw Aquarelle het licht. De vzw staat in voor de medische en sociale begeleiding van deze vrouwen, bij wie materiële armoede en hun kwetsbaarheid in het algemeen te wijten zijn aan hun migratieachtergrond. ‘Ze zijn ontworteld en leven ver van hun familie en vrienden. Ze missen culturele bakens en ze hebben maar een gebrekkige kennis van onze taal en ons gezondheidssysteem. Dat alles maakt hen nog kwetsbaarder. Je moet ze medisch opvolgen en je moet ze ook een gevoel van veiligheid geven om hen vervolgens zélf een vertrouwensband met hun baby te laten opbouwen,’ legt Martine Vanderkam uit. Vertrouwen en veiligheid: dat zijn de sleutelwoorden van Aquarelle. ‘Ons voordeel is dat we met één been in het ziekenhuis staan en met ons andere been erbuiten. Dat stelt de moeders gerust: zo kunnen we met hen de bevallingsruimte bezoeken en het personeel ontmoeten. Met de hulp van Centre Vidéo de Bruxelles hebben we ook een film gemaakt die de hele evolutie van de zwangerschap laat zien. Dat is een bijzonder nuttig instrument waarin deze moeders zich kunnen herkennen omdat de film meer werkt met beelden dan met woorden. Hij is trouwens gemaakt met de medewerking van vrouwen uit de vereniging.’ Vandaag de dag doet Aquarelle veel meer dan medische opvolging. Wie de lokalen van de jonge vereniging bezoekt, staat versteld van het werk dat de twee vroedvrouwen, die deeltijds werken, en de vrijwilligers leveren. Bij de vrijwilligers zijn er enkele moeders die een handje komen toesteken nadat ze hier zelf zijn geholpen. Behalve de prenatale raadplegingen gebeurt er nog veel meer: contact- en informatiemomenten, massagesessies met de baby, huisbezoeken, een dienst voor het uitlenen van kleren of materiaal, ... Jaarlijks worden meer dan driehonderd zwangere vrouwen opgevolgd en niet minder dan 1.500 kansarme vrouwen hebben al van materiële hulp kunnen genieten. ‘Met de schenkingen die wij krijgen, maken we uitzetjes met kleren voor de baby, speelgoed, medicijnen, poedermelk en kleine accessoires. We vragen de moeders om de kleren terug te brengen als ze te klein zijn geworden. Dan kunnen andere mama’s ze gebruiken,’ aldus Joséphine Duson, de vrijwilligster die instaat voor deze dienst.
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
28
Kinderarmoede
Ondanks de omvang van het werk, de voortdurende zoektocht naar subsidies en de menselijke drama’s die zich hier dagelijks afspelen blijft het enthousiasme van het team onaangetast. ‘Deze morgen nog ontmoette ik in het ziekenhuis een hulpverpleegster van Togolese afkomst,‘ vertelt Martine Vanderkam. ‘Enkele jaren geleden hebben we haar geholpen in Aquarelle. Ze had niets en de vader wilde zich niet met het kind bemoeien. We hebben haar toen geholpen om een nieuwe start te nemen in haar leven. Met de steun van het OCMW heeft ze een opleiding kunnen volgen. Nu werkt ze hier en heeft ze een nieuw gezin gesticht. Als je dergelijke resultaten ziet van je werk, dan weet je dat je inspanningen lonen!’ Onderzoek wijst uit dat mensen in armoede hoge drempels ervaren in hun contacten met gezondheidswerkers. Ook de communicatie van artsen en andere gezondheidswerkers verloopt anders dan met andere groepen: meer gebiedend en meer fysisch, minder gericht op de diagnose en de behandeling. ‘Een goede zorgrelatie omvat vertrouwen, relationele gelijkwaardigheid en authenticiteit,’ meent dokter Annemarie Hoogewys van de Arteveldehogeschool Gent. ‘En daar ontbreekt het wel eens aan in het geval van kansarmen. In een periode van zwangerschap en rond de geboorte zijn arme mensen nog meer kwetsbaar.’ Om die communicatie vlotter te laten verlopen, heeft de Arteveldehogeschool een origineel concept ontwikkeld: de buddy’s. Jonge studenten vroedkunde en maatschappelijk werk worden opgeleid om zwangere kansarme vrouwen persoonlijk te begeleiden.
Arteveldehogeschool (Gent): ‘Een buddy bij de wieg’ Annemarie Hoogewys: ‘Onze buddy’s werken als coaches om een gezin te ondersteunen en naar de zorg te leiden. Wij vormen hen. Ze krijgen kennis over armoede aangereikt. Over sociale facetten, bijvoorbeeld: oorzaken van armoede, het maatschappelijke vangnet en het intergenerationele facet van armoede. Maar het gaat ook over het juridische en het ethische. We brengen hen verder attitudes bij om met mensen in armoede om te gaan: hoe beleven zij gezondheid? De buddy’s gaan op bezoek bij de mensen thuis of ze telefoneren, ze spreken met hen, luisteren naar hun verhaal, handelen praktische zaken af, vergezellen hen naar de medische zorg en sociale instanties… Daarbij is het van het grootste belang te spreken op voet van gelijkwaardigheid en het gezin te stimuleren in zijn zelfstandigheid. Het gaat ons om ontmoeting en ondersteuning in de volle zin van het woord.’ De coaching begint zo vroeg mogelijk tijdens de zwangerschap en gaat verder in de periode van de bevalling en het jonge ouderschap. De coach is een schakel tussen de mensen en de zorg. De buddy’s zijn studenten bachelor in de vroedkunde en in het maatschappelijk werk. Hoogewys: ‘Zo leiden we dankzij dit project meteen ook jonge mensen op die een andere kijk op gezondheidszorg in relatie met armoede krijgen. De leerervaring in dit één-op-één traject stelt hen in staat om de medische en sociale problemen in al hun complexiteit aan te pakken. Binnen het project worden ze begeleid en schrijven ze ook een bachelorproef over kansarmoede. Zij zullen dankzij hun kennismaking met de binnenkant van de armoede in hun professionele loopbaan ongetwijfeld zorgen voor een multiplicatoreffect in de zorg. En de gezinnen in armoede die begeleid worden, kunnen een zo goed mogelijke start nemen met het nieuwe leven.’
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
29
Kinderarmoede
4. Ouders ondersteunen in hun ouderrol Ouders die over niet genoeg middelen of informatie beschikken, kunnen zich machteloos voelen tegenover het opvoedings- en onderwijssysteem in België waar ze te weinig mee vertrouwd zijn, zeker als ze van vreemde herkomst zijn. En zonder aangepaste begeleiding kunnen ouders die zelf een moeilijke kindertijd achter de rug hebben, ertoe geneigd zijn om zelf ook weer tegenover hún kinderen onaangepast gedrag aan de dag te leggen. Velen, zeker in eenoudergezinnen, voelen zich erg geïsoleerd als ze te kampen krijgen met een opeenstapeling van problemen. Mensen die worden belaagd door de problemen die het leven met zich kan brengen, hebben tijd noch geld om in hun vrije tijd activiteiten te ontplooien en op die manier voor zichzelf een sociaal netwerk te creëren. Het is dan ook essentieel dat er plekken zijn waar ouders die in een kansarme omgeving leven ondersteund worden als ouder: plaatsen waar ze begeleiding kunnen vinden, informatie, instrumenten om hun rol als opvoeder beter te kunnen spelen én waar ze ook en vooral terechtkunnen om hun ervaringen, vragen en antwoorden te toetsen. Ook ouders uit een kansarm milieu beschikken over een schat aan bruikbare kennis die ze onder elkaar kunnen uitwisselen.
Vroege hechtingsproblemen voorkomen Wanneer de zwangerschap en bevalling in een moeilijke context verlopen, loopt de baby een groter risico, niet alleen op materiële tekorten maar ook op affectieve manco’s. Studies hebben uitgewezen welke gevolgen zo’n slechte start in het leven op langere termijn kan hebben: psychosomatische problemen, emotionele labiliteit en gewelddadig gedrag in de kinder- en adolescententijd vinden soms hun ontstaan al in zeer vroege hechtingsproblemen. Vandaar het grote belang van preventie zoals die in Luik gebeurt door het Centre de Santé mentale enfants-parents.
Centre de Santé mentale enfants-parents (Luik): ‘Ouder zijn is een beroep dat je kunt aanleren’ Josiane Degryse en Marie-Paule Vanesse zijn als psychologen verbonden aan het Centre de Santé mentale enfants-parents. Zij merken een zorgwekkende evolutie bij het publiek dat op de diensten van het centrum een beroep doet: ‘Er komt hier een steeds jonger publiek over de vloer van moeders die in de problemen zitten en die soms zelfs gebroken hebben met de samenleving. Over het algemeen belanden ze bij ons via een bemiddelaar uit het netwerk van eerstelijnsvoorzieningen: de ONE, crèches, hulpdiensten voor jongeren, wijkgezondheidscentra, kraamklinieken enzovoort. Die sturen ons heel veel vragen voor raadplegingen met zuigelingen en erg jonge kinderen. Het gebeurt ook dat een baby is geplaatst in een opvanggezin en dat wij een inschatting maken om na te gaan of een definitieve terugkeer naar de moeder mogelijk en wenselijk is.’
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
30
Kinderarmoede
De kern van het werk van het centrum is preventief en het doel is vooral ouders te ondersteunen. De meeste jonge moeders met psychologische of sociale problemen die naar het centrum komen zijn kwetsbaar door het labiele parcours dat ze achter de rug hebben en voelen zich erg onzeker tegenover het kleintje waar ze het leven aan hebben geschonken. ‘Een groot aantal van hen heeft zelf een conflictrelatie met hun eigen moeder en ze missen positieve bakens om hun kind op te voeden,’ legt Josiane Degryse uit. ‘Tijdens onze Bébés-rencontres proberen wij hen in de eerste plaats gerust te stellen. We ondersteunen hen, luisteren naar hen en geven raad. Zo hebben we het bijvoorbeeld over de manier waarop je grenzen stelt aan een kind, terwijl je het tegelijk een zekere zelfstandigheid laat verwerven. Bij de allerkleinsten kun je veel dingen uitleggen via spelletjes en met symbolen en non-verbale taal. Het belangrijkste is dat er een band wordt gecreëerd tussen moeder en kind: de meest kwetsbare kinderen zijn de kinderen die in hun eerste levensmaanden deze band hebben moeten missen. Eigenlijk kun je zeggen dat je de moeders, door hen te bevragen en hun problemen te leren kennen, het beroep “ouder” aanleert.’ Het Centre de Santé mentale enfants-parents zou willen verder gaan dan dit therapeutische werk op individuele basis. Men zou ook meer collectief willen werken met een groep kwetsbare moeders die onder leiding van een professionele hulpverstrekker hun ervaringen en vragen over opvoeden met elkaar kunnen delen. Marie-Paule Vanesse: ‘Al onze partners zijn enthousiast over het idee, maar tot nu is het moeilijk om het te realiseren vanwege enkele praktische en psychologische hinderpalen. Een van de problemen is bijvoorbeeld dat, zodra zo’n moeder weer een minimale stabiliteit in haar leven heeft gekregen, ze niets liever wil dan de bladzijde omdraaien en uit de hulpverlening stappen, liever dan nog eens terug te komen om haar ervaring met anderen te delen. Dat is natuurlijk zeer begrijpelijk. Toch blijven we verder nadenken over dit concept.’
Ouders ondersteunen in hun rol als opvoeder Veel kwetsbare ouders hebben nood aan houvast in de opvoeding. Ze hebben tal van vragen waar ze individueel mee kampen. In een laagdrempelig groepsproces met andere ouders horen en zien ze dat ze niet alleen zijn, wordt er gediscussieerd en worden ervaringen uitgewisseld. Dat was voor het Centrum voor Basiseducatie - Leerpunt Gent-Meetjesland-Leieland en Inloopteam De Sloep de motivatie om samen een educatief aanbod uit te werken voor ouders en hun peuters. De twee organisaties richten zich tot kwetsbare, laaggeschoolde ouders en vullen elkaar aan: het Centrum voor Basiseducatie is sterk in methodiek en didactiek aangaande geletterdheid en leren in groep; De Sloep is vertrouwd met de specifieke kwetsbare groep ouders.
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
31
Kinderarmoede
Centrum voor Basiseducatie - Leerpunt Gent-Meetjesland-Leieland en Inloopteam De Sloep (Gent): ‘Moedergroep opvoedingsondersteuning’ Peuterpraat, zo heette het project waar tien moeders aan deelnamen, hield in dat de deelneemsters op relatief korte tijd een aantal keer samenkwamen onder begeleiding van een educatieve medewerkster van het Centrum voor Basiseducatie (CBE) en een groepswerkster van het inloopteam. De ouders kregen in een ontspannen sfeer tips en methodieken aangereikt die hen kunnen helpen bij de opvoeding. Hun eigen noden en interesses vormden het vertrekpunt: waarover stellen ouders zich vragen? Wat loopt er moeilijk in de opvoeding? Joke Huybrighs is lesgever bij het CBE en Diete Glas is maatschappelijk werker bij De Sloep: ‘We hebben zo veel mogelijk drempels weggewerkt om ouders aan te spreken: in de inhouden die we brengen, de methodiek, de plaats waar ouders samenkomen, het feit dat er geen voorkennis van het Nederlands vereist was, de ondersteuning door tolken enzovoort. Hierdoor bereikten we kwetsbare ouders die anders de stap naar “leren” niet zetten. Het leren kwam als het ware naar hen toe. Je merkte ook dat de groep erg belangrijk was: er is uitwisseling, herkenning van problemen, sociaal contact ...’ De werkvormen en inhouden werden bepaald al naargelang het proces vorderde. Tijdens Peuterpraat kwamen onder meer thema’s als taalontwikkeling en het belang van het naar school gaan van peuters aan bod. Enkele andere thema’s waren aan tafel, zindelijkheid, samen spelen, nee zeggen (van beide kanten). Hoe vermijd je dat zo’n project beperkt blijft tot gezellige samenkomsten? Joke Huybrighs: ‘We besteden veel aandacht aan de vraag hoe je “leerinhouden” overbrengt. De moeders nemen echt wel informatie en nuttige tips mee naar huis en ze legden bijvoorbeeld een informatiemap aan. Ze kennen nu ook de bestaande hulp- en dienstverleningsinstanties beter. Hun kinderen waren aanwezig, werden soms bij de groep betrokken en werden opgevangen door andere medewerkers. Zo kwamen zij in contact met andere peuters en volwassenen, wat al een stuk van het leerproces was. Er is ook nazorg gepland.’
De vaardigheden van ouders inzetten In Dampremy heeft het preventieteam van het OCMW van Charleroi een vorm van ouderondersteuning opgezet die anders is dan de andere: origineel aan het Maison des Parents is de bewuste keuze om te mikken op de dingen waartoe ouders in staat zijn, eerder dan te vertrekken van de moeilijkheden waar ze mee kampen.
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
32
Kinderarmoede
Maison des Parents (Charleroi): ‘Van geholpen worden naar zelf helpen’ ‘Het is over het algemeen via de kinderen dat je de gezinnen bereikt,’ weet Marie-Line Poucet van het OCMW van Charleroi. Zij is coördinatrice van het Maison des Parents. ‘De school, het CLB, de Service de l’Aide à la Jeunesse (SAJ) ...: zij vertrekken van de problemen van het kind en belanden vervolgens bij de ouders om die problemen te proberen op te lossen. Zo’n aanpak dreigt mensen te culpabiliseren: als dergelijke instanties zich tot jou richten, dan moet er wel ergens een ‘probleem’ zijn. De benadering is ook erg individueel: veel mogelijkheden om je ervaringen uit te wisselen met gezinnen in een soortgelijke situatie zijn er niet. In Dampremy wilden we de zaak omkeren: we vertrekken van de realiteit zoals de ouders die zelf beleven, of ze nu al dan niet bepaalde problemen hebben. Wij denken dat alle ouders iets te vertellen hebben en vaardigheden kunnen aanreiken.’ Sinds enkele jaren maakt het Maison des Parents, een open en warme plek, dat uitgangspunt ook waar. Ouders uit de buurt ontmoeten elkaar hier in een hele reeks activiteiten. Jaarlijks bereikt het huis bijna 300 gezinnen, waarvan een twintigtal deel uitmaken van de werkgroep die verbonden is met het beheer van het huis. ‘Wij werken vaak met gespreksgroepen en thematische modules, en we vertrekken daarbij van vragen die de ouders stellen: over voeding, over regels en grenzen, over het beheren van conflicten, over co-ouderschap en de communicatie tussen ex-partners ...,’ aldus Marie-Line Poucet. ‘Het is verbazend te zien over hoeveel vaardigheden de ouders beschikken rond dit soort kwesties, als je hen maar de kans geeft om zich uit te drukken. En omdat wij deel uitmaken van een lokaal netwerk, nemen onze partners bepaalde bekommernissen die in de gespreksgroep naar voren zijn gekomen over. Zo zijn er in scholen al activiteiten geweest over de culturele kloof tussen de wereld van de school en die van kansarme gezinnen. Uiteraard biedt het Maison des Parents ook geïndividualiseerde educatieve coaching aan als dat nodig is. Maar de nadruk ligt op de groepsaanpak en op het samen zoeken naar oplossingen door een beroep te doen op de competenties van alle groepsleden. Het is zoals een ouder op een mooie dag zei: “Ik werd geholpen en nu help ik zelf!”’
Ook de vaders zijn betrokken partij Als het over jonge kinderen gaat, denkt men nog te vaak alleen aan de moeder. In veel gevallen zijn het de moeders die zich het meeste bekommeren om de opvoeding van jonge kinderen, die naar infosessies komen, die deelnemen aan projecten rond ouderondersteuning ... Organisaties versterken deze tendens nog door hun activiteiten automatisch te richten op een publiek van moeders. Toch spelen ook de vaders een essentiële rol en hebben ook zij vragen, behoeften, verwachtingen. Het Prinses Mathildefonds dat de Koning Boudewijnstichting beheert, organiseerde over de participatie van vaders aan de opvoeding een reflectiemoment met professionals uit de kinderzorg, wetenschappers en andere experts, onder wie ook ervaringsdeskundigen. Daaruit bleek dat er maar weinig onderzoek bestaat over de vaderrol, terwijl die van de moeder rijkelijk is gedocumenteerd. De pedagogische kwaliteiten van de vader zijn nochtans even essentieel voor de ontwikkeling van het kind. Het is ook duidelijk dat je met het oog op betere relaties tussen de vader en zijn kinderen, zo vroeg mogelijk moet starten, al in de eerste dagen na de geboorte. Alle deelnemers erkenden het belang van de rol van de vader, maar tegelijk – en even unaniem – bleek hoe moeilijk het is om die rol te omschrijven.
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
33
Kinderarmoede
Camelia Emancipatiehuis (link=Brussel vzw) weet dat al langer. ‘Onze opvoedingsinitiatieven richten zich traditioneel vooral tot moeders, terwijl ook vaders best wel nood hebben aan een plek waar ze vrijuit met andere vaders kunnen praten over kwesties in verband met de opvoeding van hun kinderen. Vanuit die behoefte is het vaderproject ontstaan. We schrijven dan 2004 en van “vadergroepen” is er bij ons nog nauwelijks sprake. Het was echt pionieren’, zegt Veerle Aerden.
Camelia, Brussels Emancipatiehuis (link=Brussel vzw): ‘De emancipatie van papa’s’ Veerle Aerden: ‘De vraag kwam inderdaad van de vaders zelf: we hadden toen een moedergroep en geen vadergroep. Het heeft meer in het algemeen te maken met een evolutie die wij hier de jongste tien jaar zien, waardoor mannen en vrouwen minder van elkaar gescheiden leven. Zo hadden wijzelf een aparte mannen- en vrouwenwerking in twee aparte huizen. Nu zitten we in één huis en zijn bijna alle activiteiten gemengd.’ Een van de deelprojecten houdt in dat vaders maandelijks samenkomen in een groep ‘Vaders voor vaders’. Het gesprek gaat over thema’s die de leden van de groep zelf aanbrengen. Dat is in de hele Camelia-werking een basisprincipe: vertrek van wat deelnemers zelf naar voren schuiven. Thema’s zijn bijvoorbeeld opvoeding in verschillende culturen, cyberpesten, taalkwesties, straffen en belonen, hoe omgaan met kinderen met een handicap. Kortom, het gaat opvoeding in brede zin. Het recentere project ‘Ik, Vader’ ondersteunde jonge vaders in de periode van de bevalling. Kersverse vaders konden twee workshops bijwonen: ‘EHBO bij baby’s en jonge kinderen’ – eigenlijk een omweg om vaders die dat niet gewend zijn, hun kinderen letterlijk te laten vastnemen – en een bijeenkomst over het eerste levensjaar van het kind en over hoe jonge moeders hormonaal veranderingen ondergaan. Het blijkt namelijk dat een aantal vaders pas echt betrokken wordt bij de opvoeding van het kind als dat eenmaal kan lopen en al wat kan praten. In het Papa-atelier maakten papa’s dan weer zelf een stuk speelgoed voor hun kind. Daar ontmoetten vaders uit verschillende culturen elkaar, wat tot boeiende vormen van interactie leidde. Aerden: ‘Dit jaar hielden we ook een Vaderweek waar we zo veel mogelijk organisaties en scholen bij hebben betrokken. Wijzelf werkten in dit project vooral sensibiliserend. En zo organiseren we stelselmatig, met onze bescheiden middelen en dankzij de extra financiële steun die we krijgen, nieuwe projecten met één dikke rode draad: vaders van jongs af bij de opvoeding betrekken. Wij hopen dat na de afronding van onze projecten andere instanties de ideeën en methodieken overnemen.’
De vaardigheden van kansarme moeders ontwikkelen Kinderen helpen om zich te ontplooien kun je niet zonder een minimum aan zelfvertrouwen en zelfrespect. Dat is het uitgangspunt van het project ‘Mama’s Power’ dat in 2010 gelanceerd werd door Nasci. Deze Brusselse organisatie profileert zich als een dienst voor hulp aan kinderen. Nasci werkt met zwangere vrouwen en moeders met financiële problemen: om hun kinderen een betere toekomst te geven, moet je eerst deze vrouwen sterker maken. Een positief zelfbeeld, assertiviteit, empowerment,
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
34
Kinderarmoede
het ontwikkelen van sociale competenties, de vaardigheid om zich te oriënteren in het landschap van Belgische instellingen enzovoort: dat zijn de grote thema’s van de vormingscyclus. De eerste deelneemsters aan dit proefproject zijn er vandaag de dag al de ambassadrices van: zij maken er in hun omgeving reclame voor.
Nasci (Schaarbeek): ‘Je ziet deze vrouwen een vrijwillig engagement op zich nemen’ Lavina Giudice: ‘Eerst werken de deelneemsters aan zichzelf: wat zijn mijn al dan niet verborgen kwaliteiten? Hoe zeg ik “nee” zonder schuldgevoel, wat wil ik zelf? Welke rol wil ik spelen? Het is verder belangrijk dat de moeders zich goed voelen in de groep om toch behoorlijk intieme facetten van het leven en gevoelens te delen. Je moet hen ook wijzen op hun verantwoordelijkheid als het over afspraken gaat. Dat is niet altijd vanzelfsprekend en er is nu en dan een incentive voor nodig. In het tweede deel gaat het erom hoe je je kwaliteiten en talenten kunt inzetten in de samenleving. We brengen bijvoorbeeld sociale codes aan: hoe solliciteer je? Wat wordt er van je verwacht, bijvoorbeeld rond talenkennis? Wat zijn formele gewoontes in zo’n context? Daarvoor trekken we onder meer naar de Werkwinkel.’ Tijdens de cyclus gaan de deelnemers ook op bezoek bij een dienstencentrum en op andere plaatsen. ‘Wij vinden het in de Brusselse context erg belangrijk dat organisaties samenwerken. Zo kunnen we veel meer bereiken én het werkt drempelverlagend voor onze deelneemsters. Ze stappen makkelijker naar andere organisaties als ze weten dat we samenwerken.’ De eerste groep deelneemsters vroeg expliciet naar een vervolgtraject waarin nieuwe facetten van het leven werden uitgediept, bijvoorbeeld rond ‘leven in Brussel’ en cultuurparticipatie. Lavina Giudice: ‘Je ziet en voelt de effecten van zo’n cyclus. Dat is heel dankbaar. Zo bloeide een vrouw die eerst heel gesloten was in de groep, open. We hebben met haar onder meer gewerkt rond werk zoeken en zij heeft intussen vast werk in een school. De deelneemsters bellen ons daar ook dankbaar over op. Meer kun je als organisatie niet wensen. Anderen, bijvoorbeeld vrouwen zonder papieren, namen een vrijwillig engagement op zich, onder meer in het kringloopcircuit. Of de deelneemsters komen als vrijwilligster bij ons werken.’
Sociale banden smeden In de Duitstalige Gemeenschap in België ligt de gemiddelde levensstandaard gemiddeld behoorlijk hoog. Maar achter die (relatieve) welvaart schuilt ook een kansarmoedeproblematiek. In Kelmis bijvoorbeeld, een grensgemeente in de buurt van Eupen, leeft er ook een gemarginaliseerde bevolkingsgroep die gedeeltelijk een migratieachtergrond heeft. In het huis van de Frauenliga bruist het van de activiteit en lopen vrouwen en kinderen uit zeer diverse milieus voortdurend af en aan. Tijdens die contacten worden er banden gesmeed en zo kunnen ook de meest kansarme gezinnen zich op een heel natuurlijke wijze integreren in de lokale gemeenschap, zonder dat ze daarbij gestigmatiseerd worden.
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
35
Kinderarmoede
Frauenliga (Kelmis): ‘Een plaats waar vrouwen over de vloer komen, wat ook hun afkomst en sociale situatie is’ Een van de originele invalshoeken van de Frauenliga is dat ze een hele waaier van diensten en activiteiten aanbieden die zich tot een bijzonder divers publiek richten, aldus directrice Margot Malmendier: ‘Uiteraard zijn er de cursussen Duits op de diverse niveaus. Daar komen vooral vrouwen van vreemde afkomst op af. De taalcursussen zijn al lang een pijler van onze werking. Maar wij hebben er ook altijd naar gestreefd veel meer te zijn dan zomaar een plek waar je naar de les komt. De cursussen zijn in de eerste plaats een hefboom, die ons toelaat om een dynamiek tot stand te brengen: alleenstaande vrouwen komen hierdoor naar buiten en ze ontmoeten andere vrouwen: migranten zoals zijzelf of mensen uit de streek. De Frauenliga is een vereniging voor vrouwen van alle slag en soort. Er zijn er ook die sociaal niet achtergesteld zijn en die naar hier komen omdat ze zich graag nuttig maken of om uit hun isolement te komen: dit is namelijk een zeer levendige en warme plek. Er zijn volop contacten en zo krijgen de vrouwen zin om dingen samen te doen. Op die manier zijn er al een hele reeks andere activiteiten gegroeid: de raadpleging voor zuigelingen, een ontmoetingsruimte voor kinderen en ouders, een crèche, een programma voor ouderondersteuning ...’ Momenteel probeert de Frauenliga in Kelmis een echt ‘Haus der Familie’ tot stand te brengen. Margot Malmendier: ‘Wij proberen al onze activiteiten onder één dak te brengen, of toch dat ze heel dicht bij elkaar plaatsvinden. We doen dat uiteraard om praktische en organisatorische redenen, maar het is ook en vooral de bedoeling de sociale mix nog groter te maken. Het is essentieel dat deze plek niet het etiket krijgt van “sociale dienst voor achtergestelde vrouwen”. Alle mensen, wat ook hun afkomst en sociale situatie is, moeten hier over de vloer blijven komen.’ Integratie is in het huis een alledaags gebeuren dat op een ‘natuurlijke’ wijze verloopt. Vrouwen van vreemde afkomst die een les Duits komen volgen of deelnemen aan een workshop, laten hun kind achter in de crèche aan de overkant van de straat. Als ze het weer gaan oppikken, kruisen ze autochtone moeders die hun kind in de kribbe afzetten terwijl ze gaan werken. Ze praten met elkaar over koetjes en kalfjes, en natuurlijk vooral over de kinderen, onderwerp nummer één van alle moeders, waar ook ter wereld. Zo leggen ze contacten met vrouwen die ze anders nooit hadden ontmoet. De kinderen van hun kant krijgen de kans om op te groeien in een stimulerende omgeving die hun taal- en andere vaardigheden ontwikkelt en hen voorbereidt op de school. Het is ook een omgeving waar ze het van jongs af aan gewoon worden in contact te komen met sociale en culturele diversiteit.
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
36
Kinderarmoede
5.
Opvangdiensten die voor iedereen toegankelijk zijn
Vechten tegen armoede betekent ook dat je ouders en hun kinderen de mogelijkheid biedt om toegang te hebben tot kwalitatieve diensten voor kinderen. Opgevangen worden in een kwalitatieve omgeving betekent voor het kind dat het contact heeft met andere kinderen en gestimuleerd wordt. Het zijn plekken waar kinderen hun eerste socialiseringservaring hebben: ze leren er communiceren, ontdekken de wereld om zich heen, delen de ruimte, de spelletjes én de aandacht van volwassenen met elkaar, respecteren de regels van het leven in groep, verwerven hun eerste zelfstandigheid… Dat zijn stuk voor stuk fundamentele vaardigheden die later het verschil zullen maken. Alleen al vanwege de diverse functies die ze vervullen zijn opvangdiensten voor kinderen geprivilegieerde plekken om de ouders te begeleiden en sociale insluiting te stimuleren. Voor een aantal gezinnen is de drempel van de opvangdienst (te) hoog. Door het tekort aan beschikbare plaatsen in de opvangdiensten leggen de meeste als voorwaarde op dat de ouders werk hebben. De moeilijkheid om een opvangplaats te vinden voor jonge kinderen maakt het voor sommige mensen onmogelijk om in te gaan op een jobaanbod of een kans voor een opleiding. Vooral vrouwen worden geconfronteerd met dit probleem, omdat zij zich in het traditionele rollenpatroon het vaakst met de kinderen bezighouden en ze ook meer de neiging hebben hun beroepsleven aan te passen aan hun gezinssituatie. Bovendien bestaat de grote meerderheid van de eenoudergezinnen uit een moeder met één of meer kinderen. Bepaalde gezinnen, met name die waar de gezinscultuur verschilt van die van de cultuur van het land van aankomst, zien opvangdiensten niet meteen als een plaats waar ze welkom zijn. Het is daarom van belang dat er meer opvanginitiatieven komen die tegemoet komen aan de behoeften van kwetsbare gezinnen, en vooral ook dat ze toegankelijk zijn voor die gezinnen en dat zij er ook effectief een beroep op doen.
Ondersteuning voor de oprichting van een waaier van opvangplaatsen Er groeien initiatieven die proberen uit deze impasse te geraken: opvangstructuren die soepeler werken dan de traditionele crèches, zoals de opvanghaltes. Deze diensten hebben een dubbele missie die bijzonder belangrijk is. Aan de ene kant maken ze het voor werkzoekenden makkelijker om zich op de arbeidsmarkt te begeven, waardoor ze bijdragen tot een hogere levensstandaard voor kansarme gezinnen. Aan de andere kant zijn dit voor kinderen socialiseringsplekken, waar ze zich kunnen openstellen naar de wereld en naar de anderen, waar ze vaardigheden kunnen aanleren (taal, communicatie, psychomotoriek…) die essentieel zijn voor hun latere ontwikkeling. Vandaar het belang van organisaties als La Bobine in de Luikse ‘banlieue’. Terwijl de moeder lessen Frans en alfabetiseringscursussen volgt die nauw aansluiten bij haar leven van alledag, verblijft haar kind in de opvanghalte van La Bobine. ‘De meeste vrouwen die hier komen raken niet binnen in andere crèches wegens plaatsgebrek en omdat ze de voorkeur geven aan kinderen die ze een hele dag opvangen, terwijl onze cursistes elke middag of namiddag onze lessen Frans volgen,’ weet Angela Moriconi, directrice van La Bobine. ‘Bij ons worden ze ook meer persoonlijk begeleid, iets wat een gewone crèche niet kan aanbieden.’
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
37
Kinderarmoede
La Bobine (Luik): kinderen opvangen om de moeder op te leiden In de multiculturele buurt Droixhe et Bressoux-bas in Luik kent zowat iedereen La Bobine. Sinds meer dan twintig jaar ijvert de organisatie om de harmonieuze ontplooiing van gezinnen met een migratieachtergrond te bevorderen. Haar activiteiten richten zich in de eerste plaats op vrouwen en jonge kinderen. Ze zijn in de loop van de jaren sterk uitgebreid en meer divers geworden. Er gaat nog altijd veel energie naar het alfabetiseringswerk en het leren van Frans als vreemde taal: meer dan honderd vrouwen van vreemde afkomst volgen alfabetiserings- en Franse lessen. Over het algemeen zijn dat vrouwen met een lage scholingsgraad die nog maar korte tijd in België verblijven, in de context van een huwelijk of een asielaanvraag. Voor hun jonge kinderen wordt opvang ingericht en dat beantwoordt aan diverse behoeften, aldus Angela Moriconi: ‘Aan de ene kant kunnen de moeders hierdoor uiteraard de lessen volgen en zich dus beter integreren in de samenleving. Ze kunnen dan nadien een beroepsopleiding volgen en werk vinden. Tegelijk biedt de crèche ook de kans om de overgang naar het schoolleven van de kinderen vlotter te laten verlopen, want dat is vaak een probleem. Zo’n kind krijgt hier een eerste taalbad en ontdekt het Frans via liedjes, spelletjes en boekjes. Later zal de moeder het schoolparcours van haar kind beter kunnen opvolgen dankzij de opleiding die ze hier heeft gekregen. Het hele team – kinderverzorgsters, lesgeefsters, animatrices, maatschappelijk werksters – heeft ook veel aandacht voor het ondersteunen van de ouder-kindrelatie. Zo hebben we voor moeders een globaal begeleidingsprogramma opgezet dat al begint op het moment van de aankondiging van de zwangerschap en dat stopt als het kleintje zowat een jaar oud is. Twee keer per maand ontmoeten een dertigtal moeders elkaar om het te hebben over de medische, fysieke, gevoelsmatige, psychologische, administratieve, sociale en financiële facetten die typisch zijn voor de levensfase waarin zij zich bevinden. Wij werken dus op diverse fronten tegelijk.’ Het is niet altijd makkelijk voor de ouders om hun kroost achter te laten in onze crèche: dat er voor kinderen in groep wordt gezorgd, is een praktijk die veel culturen niet kennen. ‘Moeders hebben niet de gewoonte iemand anders op hun kind te laten passen. Hun kinderen blijven over het algemeen thuis tot ze leerplichtig zijn. Als je het met hen hebt over een crèche, hebben ze het gevoel dat ze hun kinderen aan onbekenden moeten toevertrouwen.’ Om die reden heeft La Bobine een film laten maken, in vijf talen en in samenwerking met enkele moeders. ‘We hebben de voorrang gegeven aan de visuele aspecten. Zo is de film ook beter toegankelijk voor mensen die niet kunnen lezen of geen Frans kennen. Het is een erg nuttig instrument om uit te leggen hoe onze crèche werkt en om te beschrijven wat je kunt doen om de “scheiding” te verzachten. Als de moeders eenmaal zijn gerustgesteld, zullen ze ook meer vertrouwen hebben in andere instellingen, zoals de school,’ onderstreept Angela Moriconi. Het succes van La Bobine toont nog eens de nood aan meer dergelijke opvangplaatsen aan: ze verlagen de drempel voor de ouders naar een opleiding en naar werk, en ze helpen hen om zich te integreren. ‘Je ziet de vrouwen openbloeien. Ze voelen zich beter in hun vel, want nu kunnen ze hun kinderen helpen omdat ze de taal kennen. Ze hebben ook echt het gevoel dat ze deel uitmaken van onze samenleving: ze zijn in staat om contact op te nemen met officiële instanties, begrijpen documenten en zoeken soms ook werk. Ze hebben meer grip op de wereld om hen heen.
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
38
Kinderarmoede
Opvangplaatsen decentraliseren La Trottinette, tijdelijke opvang (‘halte-accueil’) in Auvelais, werkt volgens hetzelfde model als La Bobine: kinderverzorgsters zorgen er voor jonge kinderen terwijl de ouders een opleiding volgen die wordt gegeven door de GABS (Groupe d’Animation de la Basse-Sambre). Maar er is ook een nieuw initiatief: vanuit de vaststelling dat er een schrijnend gebrek is aan opvangplaatsen in een (semi)rurale omgeving, heeft de organisatie een vernieuwend experiment opgestart met het oog op meer decentralisering: ‘Met de steun van de Koning Boudewijnstichting hebben we eerst een haalbaarheidsstudie uitgevoerd. We zijn naar Frankrijk getrokken, waar een dergelijke formule al bestond en we hebben die aangepast aan onze lokale context. En zo is de Bébébus ontstaan, de eerste reizende crèche in België,’ vertelt projectcoördinatrice Vanessa Heyvaert.
Bébébus: ‘Omdat het belangrijk is dat je ook eens op adem kunt komen’ Elke dag vertrekt aan de opvanghalte La Trotinette in Auvelais een bestelwagen vol met materiaal voor kinderverzorging, speeltjes, psychomotoriek ... voor kinderen van nul tot drie jaar. Aan boord bevinden zich twee kinderverzorgsters die naar een gemeente in de streek rijden. Ter plaatse laden ze de bestelwagen uit en installeren zich in een lokaal dat is goedgekeurd door het Office de la Naissance et de l’Enfance (ONE) en dat hen ter beschikking wordt gesteld. Voor een klein prijsje kunnen de ouders uit de gemeente hun kind hier een halve of een hele dag achterlaten. Zo kunnen er op elke plek een vijftiental kinderen worden opgevangen. ‘Criteria om te bepalen wie prioritair toegang krijgt, passen wij niet toe,’ zegt Vanessa Heyvaert. ‘Veel ouders brengen hun kind terwijl ze een opleiding volgen of werk zoeken, of terwijl ze administratieve plichtplegingen doen, maar ze doen het ook om gewoon even op adem te komen. In kansarme gezinnen is dat vaak lastig, zeker als een ouder er alleen voor staat met de kinderen. Het is belangrijk dat zo iemand soms eens wat tijd voor zichzelf heeft. De Bébébus kan een eerste stap zijn om er weer voor te gaan.’ Dat is nog meer het geval als je bedenkt dat deze reizende opvanghalte ook een kans is om aan ouderondersteuning te doen. ‘Er zijn al heel wat informele contacten met de ouders als ze hun kinderen brengen of afhalen, en wij bieden hen ook andere activiteiten aan, zoals gespreksgroepen waar ze hun vragen en ervaringen kunnen uitwisselen, onder meer over opvoedingskwesties (zoals: hoe reageer je op een agressief kind?). Vanessa Heyvaert: ‘De Bébébus is voor kinderen ook een eerste socialiseringsmoment en we stimuleren hun creativiteit aan de hand van een hele reeks spel- of psychomotorische activiteiten. Het gunstige effect daarvan zal zich ook later laten voelen, op het moment dat ze naar school gaan.’ De Bébébus werd opgestart in 2003 en is al ver voorbij de experimentele fase: dit is intussen een gevestigd concept. Dat blijkt onder meer uit de Federale Prijs Armoedebestrijding die de bus in 2011 kreeg, en ook uit de uitbreiding van het concept: op verzoek van de provincie Namen, die het project mede financiert, is er een tweede Bébébus onderweg, nu voor de streek rond Floreffe en Fosse-la-Ville.
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
39
Kinderarmoede
Baboes (Brussel): ‘Ontmoeting als vorm van opvoedingsondersteuning’ Sommige ouders beschikken in een grootstedelijke context over een beperkt sociaal netwerk, terwijl dit hen net erg kan steunen bij de opvoeding van hun kind. Daarom besliste de Vlaamse Gemeenschapscommissie in Brussel ontmoetingsplaatsen voor ouders en kinderen op te richten. Uit onderzoek van de Universiteit Gent bleek dat daar behoefte aan was. In 2009 ging in het centrum BABOES Centrum open en in 2011 volgde BABOES Nieuwland, op een boogscheut van de Marollen en het Zuidstation. Informele contacten tussen familie, vrienden of kennissen behoren tot de belangrijkste vorm van opvoedingsondersteuning, zegt onderzoek. Door elkaar te ontmoeten kunnen ouders elkaar helpen en ervaringen uitwisselen: ‘Zien hoe andere ouders met hun kind omgaan, confronteert ouders met andere opvoedingsstijlen. Dat kan verruimend en ondersteunend werken,’ aldus de coördinator van Baboes. De ontmoetingsplaats Baboes is uitdrukkelijk niet doelgroepgericht en evenmin probleemgericht. Baboes biedt alle kinderen en hun ouders de kans om enkele uren door te brengen samen met andere kinderen en ouders, en in aanwezigheid van twee verwelkomende begeleiders. De drempel ligt laag: Baboes is gratis, de ouders hoeven geen afspraak te maken en de openingsuren zijn variabel. ‘Baboes verschilt fundamenteel van de klassieke kinderopvang: de belangrijkste huisregel is dat de ouder aanwezig blijft. Onze begeleiders organiseren zelf geen activiteiten. Zij ondersteunen de relatie tussen kind en ouder en ze bevorderen de totstandkoming van ontmoetingen van de ouders onderling, van de kinderen onderling en van ouders en kinderen. Een sprekend voorbeeld: Baboes-begeleiders maken nooit zelf pannenkoeken, maar als ouders dat willen doen, kunnen zij vrij gebruik maken van het aanwezige materiaal.’ Baboes positioneert zich op de brug tussen buurtgerichte kinderopvang en opvoedings ondersteuning, tussen de privésfeer en de samenleving. Of nog: de gemeenschap neemt hier haar rol op bij de opvoeding. In 2011 kwamen er in BABOES Centrum 5720 bezoekers over de vloer, bij wie 2927 kinderen en 2793 volwassenen. Er werden 32 verschillende thuistalen geregistreerd en er is sprake van een goede sociale mix. Dat wordt ook nadrukkelijk beoogd en in het oog gehouden.
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
40
Kinderarmoede
6. Stimuleren van de taalontwikkeling en een goede start op school voorbereiden Volgens een recent rapport van ONE14 heeft één kind op twee een taalachterstand (in vergelijking met de internationale criteria) als op dertig maanden een gezondheidsbulletin wordt opgesteld. Het percentage dat op 18 maanden nog geen woord zegt, schommelt tussen 4 en 5%. Er zijn significatieve verschillen naargelang van het sociaaleconomische en het opleidingsniveau van de moeder en het feit of de kinderen al dan niet naar de kinderopvang zijn geweest. Uit onderzoek van de Amerikaanse econoom James Heckman blijkt dat peuters uit een kansarm milieu gemiddeld 400 woordjes kennen, terwijl een even oud kind uit een hoger opgeleide familie er 1200 kent. Een driemaal grotere woordenschat dus. De taalachterstand bij kinderen volgt vanzelf uit de achterstand op andere domeinen van het leren en het leven. Deze problematiek treft zowel kinderen uit een ander land of een andere cultuur die nog een van de Belgische landstalen moeten leren, als autochtone kinderen die ongeletterd zijn in hun eigen moedertaal. De taalontwikkeling bij jonge kinderen aanwakkeren Taal is een sleutel die veel deuren opent. Een goede beheersing van de streektaal en van de taal die op school wordt gebruikt is dan ook een noodzaak. Wat vooral van belang is bij jonge kinderen, aldus Dirk Herfs van het LOP Houthalen-Helchteren (Lokaal Overlegplatform Basisonderwijs), is niet zozeer te weten wat de moedertaal is van het kind als wel het stimuleren van zijn taalontwikkeling: ‘Wij willen ouders stimuleren om hun baby’s, peuters en kleuters taal aan te bieden en hun kinderen te laten opgroeien in een rijke en gevarieerde taalomgeving. Want daar schort het vaak aan: in een aantal culturen en milieus worden de jongste kinderen nauwelijks gestimuleerd wat taal betreft. Daardoor beginnen ze later al met een taalachterstand aan hun onderwijsloopbaan. In welke taal dat stimuleren gebeurt, is in onze ogen en volgens wetenschappelijk onderzoek niet essentieel: hoe beter een kind een eerste taal kent, hoe gemakkelijker het in het kleuteronderwijs ook een tweede taal zal aanleren.’ Daarom ontwikkelde het LOP van Houthalen-Helchteren – een omgeving met veel kinderarmoede – taalstimuleringsplaten.
Lokaal Overlegplatform Basisonderwijs Houthalen-Helchteren: ‘Naar een rijke peutertaal’ Om ouders taalbewust te maken en de interactie qua taal met hun kinderen te bevorderen, biedt het LOP sinds 2011 taalstimuleringsplaten aan, samen met een handleiding. Het gaat om zes platen die over twee jaar tijd geleidelijk worden aangeboden, naarmate het kind groter wordt. De platen tonen getekende scènes uit het dagelijks leven, zoals de badkamer, de keuken, de slaapkamer, de woonkamer ...
14 ‘Banque de données médico-sociales, Rapport 2010’, ONE, p. 139-142 en 196-205.
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
41
Kinderarmoede
Hoe motiveer je ouders om dit nieuwe aanbod thuis ook echt te gebruiken? Hoe overtuig je hen van het belang van een rijke taalomgeving? Herfs: ‘Dat doen we op twee manieren. We spreken de ouders eerst en vooral rechtstreeks aan, bijvoorbeeld via moedergroepen en hun procesbegeleiders. Maar we betrekken er ook intermediairen bij, zowel uit de welzijnssector als socioculturele organisaties. Een aantal van hen maakt deel uit van de LOP-structuur. We geven hen ook vorming. Het gaat onder meer om moskeeverenigingen, net als wijk- en buurtwerkingen, zelforganisaties, de vereniging waar armen het woord nemen enzovoort. We verspreiden ook affiches bij dokters, apothekers en elders. Op die manier bereiken we zowat iedereen, dus niet alleen kansarme ouders. Zo willen we ook een hele cultuur en omgeving creëren waarin interactief, rijk en gevarieerd communiceren met jonge kinderen vanzelfsprekend wordt. “It takes a whole city to raise a child”, zoals wel eens wordt gezegd. We werken dus aan drempelverlaging. We zullen het project goed kunnen evalueren als straks de eerste generatie kleuters die met onze platen heeft kennisgemaakt, de kleuterschool binnenstapt. We zien intussen ook dat onze platen al elders worden gebruikt: je kunt ze downloaden via de website van KLASSE, het tijdschrift voor het Vlaamse onderwijs.’
Steun voor alfabetisering binnen het gezin Als we willen vermijden dat analfabetisme van generatie op generatie wordt overgezet, moeten we preventief handelen binnen het gezin. Meer nog: het inbedden van initiatieven voor alfabetisering en taalontwikkeling in een ruimere aanpak komt zowel het welzijn en de integratie van ouders als van kinderen ten goede.
La Porte Verte – Snijboontje (Sint-Jans-Molenbeek): ouders en kinderen ontdekken samen het lezen Het alfabetiseringsprogramma ‘Ouders en kinderen leren samen lezen’ dat La Porte Verte – Snijboontje in Sint-Jans-Molenbeek opzet, richt zich tot volwassenen cliënten: ouders van kinderen die naar de crèche of naar de huiswerkklas van de vereniging komen. Het project bestaat uit leesworkshops die vertrekken van kinder- of jeugdboeken, en het doel is dat ouders gemotiveerd worden en het plezier ontdekken van het samen lezen met hun kinderen. In samenwerking met de openbare bibliotheken worden er boeken ter beschikking gesteld van de ouders. Zo raken zij eraan gewend om boeken te zien als voorwerpen die behoren tot het leven van alledag. Parallel hiermee biedt de vzw ook collectieve en gemeenschappelijke begeleidingsactiviteiten aan voor de ouders van wie de kinderen naar de huiswerkklas komen. Dat wordt zo ook een infoplek en een plaats waar ouders een opleiding krijgen. Al deze activiteiten zorgen ervoor dat ouders tot hun recht komen als de eerste opvoeders van hun kinderen en dat ze vooruitgang boeken bij het helpen van hun kind op school.
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
42
Kinderarmoede
Het naar school gaan voorbereiden In principe zou iedereen aan zijn schoolloopbaan – en bij uitbreiding aan het leven – moeten kunnen beginnen met dezelfde slaagkansen. Het is onvermijdelijk dat vervolgens de ene al sneller vooruitgang boekt dan de andere, maar deze verschillen zouden nooit te wijten mogen zijn aan de achterstand die kinderen al vóór hun schoolleeftijd oplopen. Het is bekend dat een dergelijke vroege achterstand nauw verbonden is met de sociale omgeving. De verschillen bij kinderen die op hun zesde aan de lagere school beginnen, zijn al erg groot. Er zijn er met een rijke en gevarieerde woordenschat. Zij hebben in de kleuterklas al preschrijfoefeningen gehad en elementair leren rekenen, ze zijn het gewoon samen te zijn met andere kinderen en ze hebben geleerd dat ze de regels van het leven in groep moeten respecteren. Ze zijn al op reis geweest en ze hebben vakantiestages en workshops gevolgd waardoor ze zich hebben leren openstellen. Hun startpositie is ideaal om aan het meer formele leren te beginnen. Andere kinderen hebben maar een basiskennis van de taal en kregen niet de kans om in groep te leren leven, de bijbehorende codes aan te leren en zich open te stellen voor de wereld. Hun horizon bleef lange tijd beperkt tot hun eigen kleine gezinnetje. Er zijn twee grote hefbomen waarop men kan werken om alle kinderen min of meer aan dezelfde startlijn te krijgen. Er kunnen initiatieven worden ontwikkeld in de fase vóór ze naar school gaan; doel hiervan is dat tekorten waar met name kinderen uit welbepaalde milieus mee te kampen hebben, deels worden weggewerkt (cognitief, cultureel, sociaal, emotioneel…). Een andere weg is dat er educatieve projecten worden opgezet om ouders te ondersteunen. Ze maken de gezinnen sterker en reiken ouders instrumenten aan om hun kind tijdens zijn schoolloopbaan beter te begeleiden. Nog beter is uiteraard dat op deze twee assen tegelijk wordt gewerkt. Dat is wat het Collectif Alpha in Sint-Gillis doet in zijn workshops voor ouders en kinderen. Die worden georganiseerd bij het begin van het alfabetiseringswerk met ongeschoolde volwassenen. Hun vragen over de werking van een school, opvoeding en de relaties tussen ouders en kinderen hebben geleid tot een origineel project waarin wordt aangetoond dat ook laaggeschoolde ouders kunnen worden ingeschakeld in het voorschoolse leren van hun kind en dat zij ook de schoolloopbaan kunnen volgen.
Collectif Alpha (Sint-Gillis): ‘Een positiever beeld van laaggeletterde ouders’ ‘Ouders die bij ons een alfabetiseringscursus volgen, stellen ons geregeld vragen over de werking van de school,’ zegt Nathalie De Wolf, begeleidster bij het Collectif: ‘Het kan bijvoorbeeld gaan om een document dat ze hebben gekregen en niet begrijpen, of instructies die voor hen niet duidelijk zijn. Tijdens de gesprekken bleek ook dat er misverstanden bestaan. Zo merk je dat veel ouders niet goed begrijpen wat er op school gebeurt, zeker op de kleuterschool. Daarom hebben ze ook de neiging het niet erg te vinden als hun kind nu en dan niet naar school gaat. Andere vragen gaan meer over bredere opvoedingskwesties: welke grenzen moet je stellen, welke straf kun je geven, mag je een kind slaan als je zelf bent geslagen? Vaak voelen laaggeletterde ouders zich ook niet op hun gemak in hun contacten met de school. Als ze belangstelling aan de dag leggen voor het huiswerk van hun kind of een les willen helpen herhalen, krijgen ze soms van hun eigen kind iets te horen in de trant van “Zwijg nu maar, jij kunt zelfs nog niet lezen!”
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
43
Kinderarmoede
Geleidelijk aan is het idee gegroeid om te proberen komaf te maken met dit negatieve beeld en ouders te helpen weer zelfvertrouwen te krijgen, door hen vertrouwd te maken met het voorschoolse leren. Boeken en spelletjes bleken daarvoor uitgelezen middelen te zijn, ook en vooral omdat je zo samen plezierige momenten kunt beleven,’ gaat Nathalie De Wolf verder. ‘Ook als een ouder nog niet echt in staat is om het verhaal zelf te lezen, kan hij of zij het aan een jong kind vertellen door te vertrekken van de beelden. En spelletjes spelen levert bij uitstek gezellige momenten op. Meer nog: de deelnemers aan de workshop maken zelf ook spellen. Vorig jaar hebben ze een bestaand spel gekopieerd, maar deze keer zijn ze ervoor gegaan om er zelf een te ontwerpen, met beelden op een houten drager. Dat is veel minder duur dan een spel kopen in de handel en je spreekt ook vaardigheden van de ouder aan. Die kan dan aan zijn of haar kind zeggen: “Kijk, dit heb ik voor jou gemaakt!”’ De activiteit vindt plaats op woensdagnamiddag, in drie onderdelen: de ouders en hun kleuters gaan eerst naar de bibliotheek en kiezen daar samen boeken om uit te lenen. Daarna spreken de volwassenen onder elkaar en hebben ze het over kwesties in verband met de school of de opvoeding. Tot slot is het tijd voor de workshop zelf, waarin ze spelletjes en boekenzakken maken. De balans is na twee jaar bijzonder positief, volgens Nathalie De Wolf: ‘Het is natuurlijk moeilijk om zo’n activiteit in cijfers te vatten, maar je merkt concrete effecten: zo verloopt de overgang naar de lagere school vlot bij kinderen die aan de workshop hebben deelgenomen. Je ziet ook binnen gezinnen dat de relaties veranderen en dat het boek een gewoon object wordt. En wat misschien nog het meeste plezier doet, is het enthousiasme van de oudergroep. Daar zitten overigens ook heel wat papa’s bij!’
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
44
Kinderarmoede
7.
Een school waar kinderen zich goed voelen
Als er één hefboom is die de vicieuze cirkel van sociale uitsluiting kan doorbreken en die het voor kansarme kinderen mogelijk kan maken om uit de armoede te geraken, dan is het wel het onderwijs (en vorming en opleiding in het algemeen). Een performant onderwijssysteem moet de talenten van iedereen ontwikkelen en moet iedereen helpen om zijn en haar weg te vinden, in welke richting ook: algemeen, technisch, beroeps-, kunst- of sportonderwijs. De sociale afkomst van leerlingen mag hierbij geen rol spelen. Ondanks de ontegensprekelijke inspanningen ten gunste van scholen die aan iedereen gelijke kansen geven, blijft ons onderwijs ongelijkheid produceren. Het lijkt er zelfs op dat het dat nog meer doet dan in de meeste andere Europese landen, zoals de PISA-studies aangeven: er is statistisch een duidelijk aantoonbare band tussen de sociaaleconomische status van de ouders en de schoolresultaten van hun kinderen. De sociale ongelijkheid komt ook onrechtstreeks tot uiting: hebben kinderen een kamer voor zichzelf waar ze rustig kunnen studeren? Hebben ze makkelijk toegang tot informatie en documentatie (boeken, maar ook nieuwe educatieve instrumenten en informatica)? Reizen ze? Leggen ze culturele bezoeken af die nieuwe horizonten openen? De heersende ongelijkheid heeft bijzonder schadelijke langetermijneffecten voor de kinderen, de gezinnen én de samenleving als geheel. Jongeren uit kansarme milieus verlaten het onderwijs met gemiddeld een lager opleidingsniveau, en soms zelfs zonder diploma en feitelijk ongeletterd. Dit betekent dat ze veel meer moeite zullen hebben om zich in een ‘kennismaatschappij’ waar te maken op de arbeidsmarkt. Jobs die maar weinig eisen stellen, worden hoe langer hoe zeldzamer. Eén statistisch cijfer om dit duidelijk te maken: kinderen waarvan de ouders slechts een diploma lager onderwijs hebben, hebben maar 3,2% kans om naar de universiteit te gaan (en ze hebben 0,8% kans om in hun eerste jaar te slagen). Een mislukking op school betekent ook vaak een mislukking van de vorming tot burgerschap: een jongere die de school de rug toekeert, loopt het risico later ook te breken met de samenleving.
Scholen in een kansarme omgeving ondersteunen Scholen leggen heel wat verbeelding aan de dag om middelen in te zamelen voor een betere dagelijkse werking. Dat geld dient in de eerste plaats om bijkomende uitrusting te betalen (computers, een bibliotheek, pedagogisch materiaal) of buitenschoolse activiteiten te financieren, zoals excursies, museumbezoeken, toneelvoorstellingen. Een school in een kansarme omgeving heeft een dubbel probleem. In de eerste plaats zijn de noden schrijnender. Het gaat er niet om een paar leerlingen die hun schoolreis niet kunnen betalen en die de schoolkas discreet helpt: de meerderheid van een klas is in dat geval. Daar komt bij dat de traditionele geldinzamelactiviteiten veel minder opbrengen dan in een omgeving met ouders uit de midden- of hogere klasse. Andrée Stockart was eerst lerares en later directrice van een school in Schaarbeek. Zij werd haar hele loopbaan lang met deze paradox geconfronteerd. Ze wist maar al te goed dat te weinig middelen en de
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
45
Kinderarmoede
sociale problemen van veel gezinnen de taak van de nochtans gemotiveerde en competente leerkrachten bemoeilijkten. Toen ze haar testament maakte, wilde ze duurzame financiële steun geven aan de scholen die haar na aan het hart lagen. Zo is het Fonds Andrée Stockart ontstaan, dat wordt beheerd door de Koning Boudewijnstichting. Het kapitaal waarmee het fonds is begiftigd maakt het mogelijk om sinds 2010 jaarlijks pedagogische en sociale projecten te ondersteunen die door drie Schaarbeekse scholen worden ingediend. De steun kan zowel dienen om de infrastructuur van de school te verbeteren, als om pedagogische projecten op te zetten of bepaalde kosten op zich te nemen voor gezinnen die in problemen zitten.
Het Fonds Andrée Stockart (Brussel): ‘Een echte meerwaarde voor onze scholen!’ Thérèse Delaby is directrice van de gemeenteschool nummer 8 in Schaarbeek, een van de drie scholen die kunnen genieten van de steun van het Fonds Andrée Stockart: ‘Wij zijn gevestigd in een bijzonder kansarme buurt,’ weet ze. ‘Volgens de sociaaleconomische index zoals de Franse Gemeenschap die hanteert, bevinden we ons op niveau 1, het laagste op een schaal van 20! Uiteraard hebben wij hierdoor recht op bijkomende middelen in het kader van het gedifferentieerd of gelijkekansenonderwijs. Dat is erg waardevol, maar het systeem is weinig soepel: zo zijn we verplicht de subsidies te gebruiken voor welomschreven doelstellingen en moeten we beantwoorden aan strikte criteria. Maar er zijn nu eenmaal behoeften die niet in dat kader passen.’ Hier wordt het belang van een privé-initiatief als het Fonds Stockart duidelijk: ‘We kunnen alle denkbare soorten vragen indienen, als ze maar gemotiveerd zijn en als we aantonen dat ze aan een reële behoefte tegemoet komen. Zo hebben we in 2010 aan het Fonds steun gevraagd voor de inrichting van een wetenschapslokaal. We hadden al behoorlijk wat materiaal, maar zonder passend lokaal blijft dat vaak in de kast zitten. Voortaan beschikken wij over een plaats die speciaal is ingericht voor de lessen wetenschap, met microscopen, een geraamte, documentatie, audiovisueel materiaal om populariserende wetenschappelijke programma’s te laten zien enzovoort. Dat is veel praktischer om er les te geven. Het jaar nadien hebben we dankzij het Fonds de uitrusting van de speelplaats kunnen verbeteren, vooral voor onze kleuters. We hebben een nieuwe speelmodule kunnen installeren, waarvan we hopen dat die zal helpen om het geweld van onze speelplaats te bannen.’ De prioriteiten worden elke keer in groep vastgelegd. Er is geen tekort aan ideeën voor de komende jaren: een lokaal voor psychomotoriek, een ontspanningsruimte voor de oudsten, een ludotheek ... ‘Al die vernieuwingen zorgen voor een beter schoolklimaat: zowel de leerlingen als de leerkrachten zijn meer gemotiveerd als ze in goede omstandigheden kunnen werken. Het Fonds Andrée Stockart is voor onze scholen een echte meerwaarde. Het is voor ons als het ware een geschenk uit de hemel!’ Het onderwijs écht gratis maken Gratis onderwijs is een principe dat in de praktijk absoluut niet wordt waargemaakt. Er zijn in de praktijk wel degelijk een hele reeks directe en indirecte kosten, vooral in het secundair onderwijs: denk aan schoolmateriaal, excursies, sportactiviteiten ...
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
46
Kinderarmoede
Wat een school kan doen om ook kansarme leerlingen zo veel mogelijk kansen te geven, toont Technicum Noord-Antwerpen (TNA), een beroepsschool die leerlingen financieel en materieel steunt. Het project is ingebed in een overkoepelende strategie voor armoedebestrijding. Directeur Wouter Velle: ‘We waren misschien nog het meest verrast door het effect van dit project op de leerlingen van de doelgroep: bij activiteiten haken ze minder vaak af én ze vertonen ook minder spijbelgedrag.’ Anders gezegd: zo’n project gaat veel verder dan geld en materiaal.
Technicum Noord-Antwerpen (Antwerpen): ‘Slaagkansen van kansarme leerlingen verhogen’ Het TNA, een secundaire beroepsschool in het noorden van de stad Antwerpen, biedt ambachtsgericht onderwijs op maat aan. Dat is duur voor leerlingen. Denk aan materialen, grondstoffen, werkkledij, veiligheidsuitrusting enzovoort. Bepaalde afdelingen van de school trekken veel leerlingen aan van buiten de Antwerpse regio, en ook hun verplaatsing kost geld. De meeste leerlingen zijn ‘gasten’ met taalmoeilijkheden en studieproblemen, en velen kampen met financiële tekorten en met familiale mistoestanden. Kortom, de school ervaart dag na dag de grootstedelijke problematiek. Het TNA startte in 2006 met het project ‘Te (kans)arm voor een diploma?!’. Dat wil jongeren in een extreme armoedesituatie financieel en materieel helpen om hun slaagkansen te verhogen. Directeur Wouter Velle: ‘De “echte” kansarmen of sociaal zwakkere gezinnen bereiken is een moeilijke opgave. Je moet een maximum aan discretie waarborgen, en samenwerking binnen en buiten de school is cruciaal. Onze doelgroep kwam tot stand na een vooronderzoek door de leerlingenbegeleiding en de klastitularissen, en in samenwerking met het OCMW en andere organisaties buiten de school. Wij investeren onder meer in een materialenbank in alle afdelingen, waardoor leerlingen makkelijker kunnen instappen in een opleiding en blijven volhouden. Ook de basiskosten voor de opleidingen hebben we dankzij een analyse drastisch verlaagd. In ons schoolreglement kwam een procedure voor de ondersteuning van ouders met financiële moeilijkheden. Een spreidingsplan voor de betaling kan daarbij helpen. Van elke leerling uit de doelgroep werd een uitvoerig sociaal verslag gemaakt, een handig werkinstrument voor de betrokken leerkrachten en medewerkers.’ TNA gaat verder en werkt ook structureel aan het probleem, te meer omdat de samenstelling van de schoolpopulatie op korte termijn niet zal wijzigen: ‘Het recht op een diploma is een basisbehoefte: dat is ons uitgangspunt. Het thema “kansarmoede” is daarom een rode draad door het hele schooljaar en voor alle leerlingen. Hierdoor vermijden we stigmatisering. En omdat armoede niet aan de schoolpoort stopt, betrekken we ook de buurt en sociale organisaties bij acties. Overal waar we kunnen zoeken we naar financiële steun om onze projecten rond armoedebestrijding voort te kunnen zetten. Gelukkig krijgen we onder meer een jaarlijkse ondersteuning van BASF Antwerpen.’ Behalve dat leerlingen dankzij het project minder vaak afhaken, zijn de effecten ook op andere vlakken merkbaar. Wouter Velle: ‘Een aantal studenten die door de school enkele jaren werd ondersteund, heeft zijn einddiploma secundair onderwijs en het attest bedrijfsbeheer gehaald. De gasten zijn ons ook dankbaar: ze hebben een schaamtegevoel overwonnen en beseffen dat ze mede dankzij onze ondersteuning aan hun eigen situatie hebben kunnen werken. We willen dit initiatief dan ook permanent maken.’
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
47
Kinderarmoede
Leerlingen bijstaan is één mogelijkheid. Je kunt het probleem ook vanuit een ander perspectief benaderen: door scholen bewust te maken van de problematiek van schoolrekeningen voor (kans)arme gezinnen en door te ijveren voor een kostenbesparend beleid. Dat is waar SOS Schulden op school sinds 2000 aan werkt door bewustmaking, kennisoverdracht en maatwerk, met succes. Met de maximumfactuur die mede dankzij deze organisatie in het Vlaamse kleuter- en basisonderwijs is ingevoerd (2008), bereikten zij een belangrijke doelstelling. Ook praktijkvoorbeelden bewijzen dat het kan. Afgevaardigd beheerder Peter Dauwe: ‘Wij werken onder meer met een trajectbegeleiding waarin we expertise aanbrengen en ervaringen delen op basis van de goede praktijkvoorbeelden die er stilaan zijn.’
SOS Schulden op School (Aalst): ‘Werken aan een school zonder uitsluiting’ ‘Goed onderwijs is een recht voor ieder kind en jongere. Je mag dat niet van de thuissituatie laten afhangen. Maar veel gezinnen kunnen slechts met veel moeite de schoolrekening tijdig betalen, of zelfs helemaal niet. De rekeningen blijven openstaan of de ouders lenen bij derden,’ vertelt Peter Dauwe. Vaak wijst schoolschuld op schrijnende armoede, maar ook steeds meer ouders met een matig inkomen krijgen het moeilijk. SOS Schulden op School werkte de eerste jaren met enkele individuele scholen en ging op zoek naar duurzame oplossingen voor goed en goedkoop onderwijs: leraren bewust maken om vooroordelen rond armoede te doorbreken, het verhelpen van onkennis over armoede, stimuleren van positieve betrokkenheid bij gezinnen die in armoede leven ... Mede met financiële steun van het departement Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap is de slagkracht inmiddels aanzienlijk uitgebreid. ‘We werken nu meer samen met regionale samenwerkingsverbanden tussen scholen en Lokale Overlegplatforms,’ verduidelijkt Dauwe. ‘Nog meer willen we goed en goedkoop onderwijs voorstellen als een traject, en dus niet symptomatisch werken. In zo’n traject willen we zicht en greep krijgen op de situatie in een scholengemeenschap. Vanuit die kennis ontwikkelen we vervolgens specifieke instrumenten.’ Een voorbeeld uit de praktijk: de secundaire scholen van Mol, het OCMW van Mol, de Centra voor Leerlingenbegeleiding in Mol en SOS Schulden op School vzw ondertekenden een engagementsverklaring om meer stappen te zetten naar solidariteit op school. Het doel: een schoolcode of charter opstellen rond sensibilisatie, kostenbeheersing en een optimale communicatie met de kansengroepen. Zo’n charter is een aanzet om te komen tot schoolzorgplannen op maat. Dauwe: ‘Scholen hebben een eigen dynamiek en leggen eigen accenten die bij hun mogelijkheden en bij de schoolcultuur passen. Onze trajectbegeleiding is dan ook divers: werken met een ervaringsdeskundige als brugfiguur tussen de school en de gezinnen, werken aan de communicatie, een solidariteitsfonds ... In de nabije toekomst willen we met nieuwe initiatieven, zoals een opleiding voor mensen die een verandering kunnen realiseren of een multiplicatoreffect kunnen waarmaken, nog meer scholen en leerkrachten bereiken. We zullen ons nog meer richten op secundaire scholen. Daar is er vaak een grotere afstand tussen gezin en school.’ Dauwe besluit: ‘Een succesformule bestaat niet en de armoedeproblematiek is te complex om in modellen te gieten. Maar de vele praktijkvoorbeelden bewijzen dat met engagement en een goede begeleiding een school zonder uitsluiting een haalbare doelstelling is.’
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
48
Kinderarmoede
De kloof tussen de wereld van de school en die van arme gezinnen overbruggen Om heel veel redenen, waarvan een school zich niet altijd bewust is, voelen kinderen uit een sociaal en cultureel bevoorrecht milieu zich meer thuis in een schoolomgeving, waar zij referentiepunten aantreffen waarmee ze vertrouwd zijn. Vaak is een school van goede wil, maar de schoolcultuur en het opvoedingsproject staan even vaak ver van de belevingswereld van kinderen en arme gezinnen. De inhoud van vakken en de educatieve en pedagogische praktijk zijn toegesneden op de cultuur van de midden- en hogere klasse. Studies hebben ook aangetoond dat leerkrachten onbewust de neiging hebben om zich meer te richten tot de leerlingen met wie ze een ‘culturele verwantschap’ voelen dan tot degenen die komen uit een omgeving waarmee ze niet vertrouwd zijn. Kansarme gezinnen van hun kant hebben te kampen met moeilijke leefomstandigheden, die het schoolgaan van hun kinderen ontregelen: ‘Het ontbreken van een stabiel perspectief, de vele veranderingen (werk, huisvesting…) en de vele problemen die dagelijks moeten worden opgelost, kunnen beletten dat gezinnen investeren in de middellange of lange termijn, zeker ook wat de school betreft. Afhaken op school wordt dan ook nogal snel afgedaan als een van de vele mislukkingen. De slechte herinneringen van de meeste ouders aan hun eigen schooltijd versterken dat fatalisme nog: ze berusten erin dat wat ze ooit zelf hebben meegemaakt zich herhaalt. En de school, die niet in staat om in haar eentje te handelen, beperkt zich tot het bestraffen van de mislukking,’ oordeelt Bruno Humbeek (Centre d’Éducation familiale Le Galion à Péruwelz). Wat hier dus ten gronde aan de orde is, is de kloof tussen de schoolcultuur en die van gezinnen die in armoede leven. De twee partijen begrijpen elkaar niet, kennen elkaar slecht, spreken niet dezelfde taal en refereren niet aan dezelfde modellen. Er leven van beide zijden vooroordelen: ‘de ouders investeren niet in het schoolgaan van hun kind’, ‘de school maakt dat alleen rijkeluiskinderen slagen’ enzovoort. Kansarme ouders willen, zoals alle ouders, dat hun kind slaagt op school en in het leven, maar het is voor hen niet makkelijk over de drempel te stappen van een school waar ze zelf behoorlijk wat slechte herinneringen aan overhouden. Als ze dat toch doen, voelen ze zich niet op hun gemak bij leerkrachten die, zonder dat ze er zich van bewust zijn, een vocabulaire hanteren – en soms zelfs een jargon – dat weinig toegankelijk is, en al helemaal als de ouders ongeletterd zijn of als Nederlands of Frans niet hun moedertaal is. Ze voelen zich onbegrepen en hebben de indruk dat de school hen normen oplegt die geen rekening houden met de problematische dagelijkse realiteit waarin zij leven. Om de kloof te dichten, heeft De Katrol in Oostende een ondersteuningsmodel voor kansarme gezinnen ontwikkeld dat zijn efficiëntie al heeft bewezen en dat zich geleidelijk aan heeft verspreid. Vandaag de dag zijn er al een tiental soortgelijke initiatieven over heel Vlaanderen en zelfs daarbuiten. Jean-Pierre Markey, samen met Mieke Verhulst de bedenker en initiatiefnemer van dit project, is zeker van zijn stuk: ‘Ouders die in armoede leven, willen dat hun kinderen het beter hebben dan zijzelf. Zij zien het onderwijs daarbij als een hefboom. Maar je moet hen ook een duwtje in de rug geven. En omdat studieachterstand vroeg begint en de toekomst van kinderen op lange termijn hypothekeert, moet dat reeds bij het begin van het schooltraject gebeuren.’
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
49
Kinderarmoede
De Katrol (Oostende): ‘Kansarme kinderen kansrijker maken’ ‘Wij willen dat jonge kinderen uit een kansarm milieu geen studieachterstand oplopen door hun sociale situatie. Daarom richten we ons tot kinderen uit de derde kleuterklas en het eerste en tweede studiejaar,’ zegt Jean-Pierre Markey. ‘We gaan daarbij uit van de kracht van het individu en het gezin als geheel. We spreken dan ook consequent van “ondersteuning”, niet van “begeleiding”. We geven gezinnen een duw in de rug om thuis een schoolcultuur te installeren: bezig zijn met huiswerk, ingaan op initiatieven en uitnodigingen van de school enzovoort. Wij staan naast de ouders en we betrekken het hele gezin bij wat op het eerste gezicht een tutorproject lijkt. De Katrol gaat daarbij verder dan het pure onderwijs. Dit is een integraal project: onderwijs, welzijn, activeren ... Dat ligt beleidsmatig soms moeilijk: wij proberen bruggen te slaan tussen onderwijs en welzijn, wat nog altijd vernieuwend is. We moeten in de armoedebestrijding af van het oplapwerk. We werken ook pluralistisch over de netten heen.’ Gezinnen in armoede worden door diverse instanties en op basis van geijkte criteria doorverwezen naar De Katrol: leerkrachten en de schooldirecties doen dat, maar ook vertrouwensfiguren bij diverse diensten en organisaties ... Ouders die geïnteresseerd zijn en mee willen doen, hebben eerst contact met de ankerfiguur. Samen met het gezin overloopt die het project en vervolgens komt er drie maanden lang twee avonden in de week een student aan huis. Het gaat om hogeschoolstudenten uit heel diverse studierichtingen voor wie dit tot hun stage behoort: de meesten studeren voor leerkracht of volgen een psychologische, pedagogische of maatschappelijke richting. Markey: ‘Essentieel is dat de ouders en de kinderen echt mee willen. Zij zijn onze opdrachtgevers. Onze studenten van hun kant krijgen via De Katrol waarden aangereikt die ze anders niet meekrijgen. Dat is recent nog aangetoond in een onderzoek en zelf vind ik het een erg belangrijk effect. Zo werk je aan een multiplicatoreffect op lange termijn. We brachten ook meer diversiteit binnen in de lerarenopleiding: jonge onderwijzers in opleiding krijgen nu een andere kijk op armoede. Onze studenten worden ook onze ambassadeurs.’ ‘De ankerfiguren spelen een cruciale rol. Zij zijn het vangnet, zowel voor de ouders als de studenten. Ze zijn de vertrouwenspersoon van de gezinnen, waarvan ze er veertig begeleiden, net als veertig studenten. De ankerfiguur luistert naar de gezinnen en gaat na of er krachtgericht wordt gewerkt, of er evolutie is en of ouders zich bezighouden met het huiswerk. Zoals ik zei: wij werken niet voor één kind, maar we proberen het hele gezin te beïnvloeden. Daarom ook is het aan huis gaan zo belangrijk. In een nevenproject begeleiden we nu ouders die willen studeren.’ De Katrol is een succesverhaal, op diverse vlakken. Er is wetenschappelijk onderzoek naar gebeurd dat aantoont dat deze vernieuwende benadering effect sorteert. In 2009 kreeg De Katrol de eerste prijs van de Nederlandse Onderwijsraad, op een totaal van een kleine tweehonderd tutoringprojecten, en inmiddels is er een Katrolwerking in een kleine twintig gemeenten, van Lo-Reninge tot Brussel, maar ook in Rotterdam in Nederland en Banjul in Gambia. Nieuwe projecten moeten beantwoorden aan de doelstellingen en de kwaliteitseisen van De Katrol, dat de nieuwe ankerfiguren ook opleidt en hun permanente vorming verzorgt.
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
50
Kinderarmoede
Breuken in het schoolparcours vermijden Kinderen uit een kansarme omgeving zijn vaker blootgesteld aan onzekere leefomstandigheden en breukmomenten. De problemen bij het vinden van werk en een betaalbare woning verplichten hun ouders om vaker van domicilie te veranderen. Soms gaat het om spoedverhuizingen, bijvoorbeeld na een uitzetting of een gezinscrisis waardoor de moeder en de kinderen genoodzaakt zijn om halsoverkop weg te lopen van een gewelddadige partner of vader. Zo’n gezin loopt het risico dat het op straat staat of dat het een tijdelijk toevluchtsoord moet zoeken in een opvangcentrum. Om het beruchte sneeuwbaleffect van de armoede te vermijden, is het belangrijk dat deze crisismomenten niet nog eens erger worden doordat er ook een breuk is in het schoolleven, wat dan weer op langere termijn grote gevolgen kan hebben. Dit probleem is Marie-Anne Jottard, coördinatrice van Le Galion, de cel voor familie-educatie bij het OCWM van Péruwelz, niet onbekend: ‘Wanneer een gezin geen woning meer heeft en met spoed in een opvangcentrum moet worden opgenomen, is het schoolgaan van de kinderen een van de vele problemen die moeten worden opgelost. Dat wordt dan wel eens aan de kant geschoven, zowel door de ouders als de maatschappelijk werkers. Ik heb zelfs een extreem geval gekend van een jongen die in zijn gezin zo’n beetje de rol van zijn overleden vader had overgenomen en die vier jaar lang niet naar school is gegaan! Hoe dat mogelijk is, weet ik niet, maar blijkbaar had iedereen dit probleem uit het oog verloren.’ Daarom heeft Le Galion een project opgezet in een partnerschap met La Traverse, het opvangtehuis van het OCMW van Péruwelz.
Le Galion (Péruwelz): ‘Ervoor zorgen dat het kind naar school gaat tijdens zijn verblijf in het opvanghuis’ La Traverse vangt het hele jaar door dakloze gezinnen op, maar ook alleenstaande moeders en slachtoffers van partnergeweld. Zij vinden er onderdak, vaak gedurende een periode van zes maanden tot twee jaar. Dankzij het project dat met Le Galion is opgezet, wordt er van bij de aankomst van het gezin rekening gehouden met de school, legt Marie-Anne Jottard uit: ‘De ouders worden ingelicht over het bestaan van onze dienst en vullen een formulier in. Aanvankelijk richten wij ons prioritair op het vinden van een school in de omgeving die is aangepast aan wat zij wensen en helpen wij hen bij de administratieve plichtplegingen. Als een kind nog naar de lagere school gaat, nemen we over het algemeen contact op met de school in de gemeente. Met oudere kinderen zijn er veel meer mogelijkheden en moet je eerst met de jongere en het gezin nadenken over de richting die de zoon of dochter uit wil gaan. Welke vorming wil het kind, hoe kijkt het tegen zijn of haar leven aan? Wil hij of zij naar een algemene, technische of beroepsrichting, komt alternerend leren in aanmerking…?’ Het optreden van Le Galion reikt veel verder dan deze eerste fase. ‘Wij begeleiden het schoolgaan van het kind tijdens de hele duur van het verblijf in het opvangtehuis. Het kan naar onze huiswerkklas en vindt daar hulp bij problemen met het schoolwerk. Wij werken ook ondersteunend voor de ouders, om bij hen zo goed als mogelijk betrokkenheid te creëren bij het schoolleven van hun kind, ondanks de problemen van het moment. We leggen contacten met de school, we gaan met hen naar ouderavonden… Waarom?
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
51
Kinderarmoede
Omdat het vanaf de dag dat ze het opvangtehuis verlaten weer aan hen is om de stok over te nemen! Veel ouders willen het met ons ook hebben over bredere opvoedingsproblemen. Het is immers niet altijd even makkelijk om je ouderrol te blijven spelen in een gemeenschapsgebeuren als een opvangtehuis. En toch is dat voor een kind noodzakelijk!’ Het initiatief van Le Galion is nog pril, maar de eerste resultaten tonen dat het een schot in de roos is: het kind kan zonder grote breuken naar school blijven gaan, en de ouders zijn enthousiast over de aanpak en volgen het schoolparcours van hun kind. Het project beoogt ook een langetermijneffect: ‘Na hun verblijf in La Traverse helpen wij de jongeren om een andere school te vinden bij hun nieuwe woonplek en volgen wij hen nog twee jaar lang van op afstand op. Zo kunnen we nauwgezetter evalueren hoe het verloopt met de schoolloopbaan van het kind en behoudt het gezin een referentiepunt voor moeilijke momenten,’ besluit Marie-Anne Jottard.
Grotere slaagkansen voor migrantenjongeren in het (hoger) onderwijs Jongeren met een migratieachtergrond zijn ondervertegenwoordigd in het hoger onderwijs en hun slaagkansen liggen merkelijk lager dan bij jongeren zonder zo’n achtergrond. Deze vaststelling geldt voor een groot aantal geïndustrialiseerde landen, zoals een internationale studie uit 2006 van de OESO op basis van de PISA-gegevens aan het licht heeft gebracht. Ook in België gaat ze op, maar verschillen de cijfers naargelang van de Gemeenschap. Een grondigere analyse van de PISA-resultaten voor België15 laat zien dat de verschillen te verklaren zijn door een combinatie van factoren: sociaaleconomisch, cultureel, taalkundig ... We moeten dus op diverse fronten tegelijk werken. Behalve initiatieven zoals degene die in dit hoofdstuk aan bod komen, hebben ook tutorsystemen en vormen van persoonlijke begeleiding hun nut al bewezen. Een van de problemen die de onderzoekers blootlegden is namelijk dat jongeren met een migratieachtergrond niet over voldoende rolmodellen beschikken die hun motivatie voor de school kunnen bevorderen of op peil houden. Een omgeving die te weinig stimulansen aanreikt, kan ook de oorzaak zijn van foute keuzes in het secundair onderwijs en doet jonge talenten in richtingen belanden die niet beantwoorden aan tot wat ze echt in staat zijn.
In deze context is Boost een bijzonder interessant proefproject. Het is opgezet door de Koning Boudewijnstichting, met de steun van de JP Morgan Chase Foundation. In een stad als Brussel, de regio in België met de jongste bevolking maar ook met de hoogste werkloosheidsgraad, richt het project zich tot jongeren met een migratieachtergrond en uit een kansarme omgeving. Het zijn jongeren bij wie het gevaar bestaat dat niet hun hele potentieel aan vaardigheden wordt aangesproken als ze niet extra worden ondersteund. Zij krijgen een vorm van ondersteuning die over drie jaar wordt gespreid om hun vaardigheden te versterken, om hen een kwalitatieve sprong voorwaarts te doen maken in hun schoolse en persoonlijke ontwikkeling, om hen te stimuleren in de richting van hogere studies en tot slot om hen met succes de arbeidsmarkt te laten betreden. 15 ‘Prestaties van de leerlingen van buitenlandse herkomst in België volgens de PISA-studie: vergelijking tussen de Franse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschap’, Koning Boudewijnstichting, 2007.
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
52
Kinderarmoede
De steun die elke jongere over een periode van minimum drie jaar krijgt, is een combinatie van materiële voordelen (ze krijgen een computer met internettoegang ter beschikking en een maandelijkse beurs van 50 euro voor het eerste jaar) en workshops over thema’s als het kiezen van een studierichting, de wereld van het werk, informatica, mondeling en schriftelijk communiceren ... De jongeren worden dan ook nog eens in contact gebracht met een mentor, een man of vrouw die actief is in het beroepsleven en die hen de ondernemingswereld leert kennen. Het Boost-programma is sinds september 2011 operationeel in Brussel. Er werd voor het eerste werkingsjaar een groep van 47 15- en 16-jarigen geselecteerd en in 2012 zijn dat er nog eens 25. Met de steun van het Fonds Sofina is het initiatief uitgebreid tot Luik en Antwerpen, waar twee groepen van elk 15 jongeren ervan kunnen genieten.
Huiswerkklassen ondersteunen Misschien dekt het begrip ‘huiswerkklas’ (‘école de devoirs’) de lading niet helemaal. Het gaat om een vorm van opvang die hulp biedt aan kinderen uit een kansarme omgeving. Huiswerkklassen helpen kinderen om hun schooltaken te maken, hun lessen te leren en voorbereidingen te maken voor school. Maar naast dit op zich al waardevolle werk dat mislukken op school tegengaat, werken ze met hun initiatieven voor gezinsondersteuning ook op pedagogisch, educatief en cultureel vlak en voeden ze jongeren zelfs op tot burgerzin.
Huiswerkklas La Bibi (Luik): ‘De driehoek school – ouders – huiswerkklas: samen voor het kind’ Wat zijn de factoren die het werk van een huiswerkklas nuttig, efficiënt en aanvullend maken naast dat van andere actoren? Selcuk Ural van de huiswerkklas La Bibi in de Luikse wijk SaintLéonard reikt enkele elementen van een antwoord aan. ‘Onze huiswerkklas wordt bezocht door een kleine honderd kinderen en jongeren. Wij zijn als partner erkend door drie lagere scholen in de buurt. We maken deel uit van de participatieraad van elk van die scholen, we zitten in de lokale coördinatie en onze begeleiders onderhouden regelmatige contacten met de directies en de leerkrachten. Elke kind krijgt hier een referentiepersoon toegewezen, die dát specifieke kind op school volgt. Als de school een straf geeft of als er zich een probleem voordoet, wordt die persoon op de hoogte gebracht en bemiddelt hij om een oplossing te vinden. Dat gebeurt uiteraard in samenspraak met de ouders, want als het enigszins mogelijk is, treden wij niet in hun plaats. Daar waken we over. In het ideale geval kun je rond het kind een driehoek vormen die bestaat uit de school, de ouders en de huiswerkklas. Dat ligt wat moeilijker bij adolescenten omdat zij vaak naar middelbare scholen gaan die niet in de buurt liggen. Maar over het algemeen beschikt hun referentiepersoon over het telefoonnummer van de klastitularis en neemt hij contact op als dat nodig is. In een crisissituatie, zoals van school gestuurd worden, richten wij ons tot gespecialiseerde partners om de jongere te helpen om zich te oriënteren.
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
53
Kinderarmoede
Zo’n referentiepersoon bevordert ook een regelmatige aanwezigheid op de huiswerkklas: als een kind niet vaak komt, merkt die dat als eerste op en gaat hij met het kind praten, voegt Selcuk Ural eraan toe: ‘Wij werken met een contract dat het kind en zijn ouders ondertekenen en dat verbintenissen inhoudt: een minimale aanwezigheid van 80%, vooraf melden als je niet komt ... Maar wij zijn ook en vooral een jongerenhuis en een centrum van expressie en creativiteit. Hier vinden nog een hoop andere activiteiten plaats. Veel kinderen en jongeren gaan van de huiswerkklas naar onze vrijetijdsactiviteiten, en omgekeerd.’ Hebben ook die ontspanningsactiviteiten een invloed op het schoolleven van het kind? Voor Selcuk Ural staat dat buiten kijf: ‘Samen koken, toneel maken, een vakantiekamp voorbereiden … Het biedt allemaal kansen om dingen te leren: schoolse vaardigheden, maar ook sociale competenties zoals respect voor de ander, zelfstandigheid, samenwerken ... Voor ons is dat één geheel en onze aanpak is dan ook globaal. Een minderheid van kinderen komt alleen naar de huiswerkklas en doet niet mee met de andere activiteiten. We zien dat we op hen minder impact hebben.’
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
54
Kinderarmoede
8.
Een goede gezondheid
Als we maar gezond zijn, zegt de volksmond. Jammer genoeg heb je veel minder kans om gezond te zijn als je financiële problemen hebt. Gezond zijn is meer dan ‘niet ziek zijn’: het gaat ook om het fysieke en psychische evenwicht, de kwaliteit van de voeding, het hele kader waarin iemand leeft. ‘Welzijn’ is hiervoor het overkoepelende begrip. De cijfers liegen er niet om: de sociale ongelijkheid wordt ook weerspiegeld in onze levensverwachting en in de risico’s om gezondheidsproblemen te hebben. Een kind met twee werkloze ouders loopt bijna twee keer meer risico te vroeg en met een klein geboortegewicht ter wereld te komen. Het risico op een misval ligt ook twee keer hoger dan bij koppels waarvan minstens een van de partners betaald werk heeft. Uit onderzoek komen grove vormen van ongelijkheid naar voren wat gezondheid betreft: zo ligt de levensverwachting van arme mensen gemiddeld drie tot vijf jaar lager dan bij hun meer bemiddelde tijdgenoten. Kanker, chronische ziekten, psychische problemen, zwaarlijvigheid, diabetes ...: altijd weer is het besluit hetzelfde. De risico’s zijn veel hoger als je in een arm gezin leeft. Bij uitstek kinderen zijn blootgesteld aan risico’s. Door hun slechte leefomstandigheden vertonen ze vaak een groeiachterstand tegenover hun leeftijdgenoten, zijn ze vaker ziek en belanden ze meer in het ziekenhuis. Een recent rapport uit Québec stelt het zo: als alle min-18-jarigen dezelfde hospitaliseringsgraad hadden als de meest welgestelden onder hen, dan zouden er jaarlijks 13.500 ziekenhuisopnames minder zijn, alleen al in de provincie Québec.16 Onderzoek heeft ook de invloed van toxische stress op de ontwikkeling van kinderen aangetoond.17 Elke nieuwe ervaring kan bij een jong kind een biologisch verdedigingsmechanisme in werking zetten, met onder meer een verhoogd hartritme en een grotere hoeveelheid van bepaalde hormonen. Als een kind opgroeit in een rustige omgeving waar het goed leven is, zijn deze fysiologische effecten snel onder controle: dan is er sprake van positieve stress. Maar hoe meer een kind opgroeit in een kansarm milieu, hoe meer risico het loopt om het slachtoffer te zijn van labiele – en dus stresserende – omstandigheden en hoe kleiner de kans is dat het op zulke momenten goed wordt omringd en ondersteund. Dan ontwikkelt zo’n kind wat de wetenschappers ‘toxische stress’ noemen. Dat kan op de erg lange termijn dramatische gevolgen hebben voor het functioneren van de hersenen en het zenuwstelsel. Ondanks ons performante gezondheidssysteem en een ziekteverzekering die het grootste deel van de medische kosten dekt, blijft de sociale ongelijkheid op het vlak van gezondheid bestaan. Er zijn hierbij twee soorten factoren in het geding. Eerst en vooral is er de puur financiële kant van de (gezondheids) zaak. Mensen met een bescheiden inkomen hebben meer de neiging een medische behandeling uit te stellen op grond van financiële motieven: 28,5% van de gezinnen in de laagste inkomenscategorie doet
16 ‘Riches de nos enfants. La pauvreté et ses répercussions sur la santé des jeunes de moins de 18 ans’, Ministère de la Santé et des Services sociaux du Québec, Canada, 2007. 17 Zie: http://developingchild.harvard.edu/topics/science_of_early_childhood/toxic_stress_response/
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
55
Kinderarmoede
dit.18 Deze mensen gaan bijvoorbeeld ook minder vaak naar de tandarts dan de rest van de bevolking (0,9 keer per jaar tegenover gemiddeld 1,6). De belangrijkste oorzaken van de ongelijkheid op het vlak van gezondheid moeten we al vroeger in het proces zoeken: in de leefomstandigheden en de ongezonde werkomstandigheden, waardoor het risico op ziekte toeneemt. Mensen die onderaan op de sociaaleconomische ladder staan, leven minder gezond: ze bewegen minder, eten minder gezond en hebben een werk dat vermoeiender is en soms zelfs gevaarlijk. Niet minder dan 32,3% van de mensen met de laagste inkomens heeft gezondheidsproblemen die te wijten zijn aan slechte werkomstandigheden!19 Preventie is dan ook essentieel. Door te handelen vóór de echte gezondheidsproblemen zich manifesteren, kunnen we efficiënt te werk gaan, met name bij de jongsten. Dat kan met gerichte acties, die ook worden opgezet met de medewerking van de betrokkenen zelf.
Naar een andere perceptie van gezondheid Als verantwoordelijke, sinds jaar en dag, van Tapori, de jongerengroep van ATD Quatre Monde in Sambreville, kent Jacqueline Rasador maar al te goed de kloof tussen de theorie en de praktijk, tussen het heersende discours over gezonde voeding en de dagelijkse gewoontes. ‘De kinderen uit kansarme gezinnen die deelnemen aan onze activiteiten, weten maar al te goed wat “goede” en “slechte” voeding is, onder meer dankzij initiatieven die in scholen worden opgezet. Maar hun kennis heeft maar weinig invloed op hun dagelijkse leven. Dat komt omdat ze een erg mechanische en oppervlakkige visie hebben op gezondheid: voor hen betekent dat in de allereerste plaats “niet ziek zijn”. En als ze dan toch eens ziek zijn, dan volstaat het even naar de dokter te gaan die je lichaam “herstelt”, zoals een garagist een defecte auto maakt. Die vergelijking gebruiken ze zelf graag. Ze leggen geen enkel verband met factoren als het uur waarop ze gaan slapen, het tekort aan beweging, de onregelmatige uren waarop ze eten … Wij hebben daarom met hen gewerkt aan hun perceptie van gezondheid, om die uit te breiden tot begrippen als welzijn en levenskwaliteit.’
ATD Quart-Monde (Sambreville) : ‘Gezondheid is omvattend’ Dankzij de ondersteuning van het Armoedefonds heeft een dertigtal kinderen uit een kansarm milieu – voor het grootste deel uit een sociale woonwijk in Sambreville – kunnen deelnemen aan een brede waaier van sensibiliseringsactiviteiten rond gezondheid en welzijn. ‘De nadruk lag daarbij op actief deelnemen en participatie,’ aldus Jacqueline Rasador, die verantwoordelijk is voor dit project. ‘Zeggen dat groenten goed zijn voor je gezondheid volstaat niet. Kinderen weten dat wel, en toch blijven ze zich storten op suikergoed, gezouten producten of industrieel klaargemaakte gerechten. Maar als je hen hun eigen stukje moestuin leert onderhouden en vervolgens een heerlijke pompoensoep laat maken voor Halloween, dán maak je kans dat hun verhouding tot gezonde voeding verandert: ze ontdekken smaken, ze scheppen er plezier in om samen iets te maken, ze zijn er trots op ...’ 18 ‘Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2011’. 19 ‘Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2011’.
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
56
Kinderarmoede
Het moestuintje en de culinaire workshop zijn lang niet de enige activiteiten die kinderen aangeboden krijgen: er zijn ook spelactiviteiten, ontmoetingen met referentiepersonen zoals de huisdokter van de wijk, een zomerkamp van een week op een boerderij over het thema ‘natuur en gezondheid’ enzovoort. Aan het eind van het project hebben de kinderen een zelfgemaakt boekje waarin staat samengevat wat ze allemaal hebben geleerd. Ze hebben dat dan ook aan hun ouders en andere mensen voorgesteld. De gezinnen worden uiteraard niet uit het oog verloren tijdens dit hele proces. ‘Al onze projecten worden bedacht en uitgewerkt met de gezinnen,’ onderstreept Jacqueline Rasador. ‘In dit geval hebben we gewerkt met een aantal moeders die praktische tips hebben ontdekt en uitgewisseld met het oog op een meer evenwichtige en ook minder dure voeding. Dat gaat makkelijker als de grootmoeder nog deel uitmaakt van de familie: zij kan oude trucjes ‘op grootmoeders wijze’ doorgeven; die worden altijd fel op prijs gesteld.’ Een ander kenmerk van het project is dat het begrip ‘gezondheid’ ruim wordt opgevat. ‘Onze activiteiten focussen ook op de kwaliteit van relaties tussen mensen, gezonde manieren van leven, slaaptekort of het gegeven dat kinderen te veel tijd voor een scherm doorbrengen. De kampweek op de boerderij is daar een ideaal moment voor. Je moet er kinderen van bewust maken dat gezondheid een geheel is en dat bepaalde levensgewoonten ook veel later nog hun weerslag kunnen hebben. Het is een werk van lange adem en je bent er nooit mee klaar omdat je ten strijde trekt tegen reuzenkrachten: televisie, reclame, nieuwe media ... Toch denk ik dat dit de enige manier is om er iets aan te doen.’
Borstvoeding promoten bij kansarme moeders Van de jonge moeders uit kansarme milieus geeft slechts 39% borstvoeding, terwijl het gemiddelde bij alle Belgische vrouwen 64% is. Artsen en voedingsdeskundigen zijn het eens over de vele voordelen van borstvoeding, die bovendien ook nog eens gratis is. Hoe valt die lauwe belangstelling bij kansarme moeders te verklaren? ‘Daar zijn veel factoren mee gemoeid,’ weet Lies Versavel, coördinatrice van de Leuvense vzw De Bakermat. ‘Zij vinden het bijvoorbeeld moeilijker om hun baby in het openbaar te voeden. Middelengebruik is een ander probleem, net als schrik voor lichamelijke ongemakken. Er is ook meer faalangst bij deze groep. Vandaar dat deze moeders sneller overschakelen naar flesvoeding, hoewel ze wel weten dat borstvoeding allerlei voordelen biedt. Hun omgeving – school, partner, familie, vrienden – steunt hen ook minder en ze doen minder vaak een beroep op zorgverleners, ook prenataal al. Zo zijn er nog een aantal hindernissen, bijvoorbeeld ook in de beeldvorming in België. Wat dat betreft, bengelen wij in Europa aan de staart.’
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
57
Kinderarmoede
De Bakermat vzw (Leuven): ‘Dat ze het zélf verwoorden, is iets heel anders dan als wij dezelfde boodschap zouden brengen’ De Bakermat is een expertisecentrum voor kraamzorg. De organisatie bouwt kennis op en verspreidt die bij professionelen. Tot de hoofdactiviteiten behoort ook een project ter bevordering van borstvoeding. En binnen dat project wordt een specifieke campagne gevoerd om kansarme moeders te bereiken en hen ervan te overtuigen om hun baby borstvoeding te geven. Coördinator Lies Versavel: ‘Samen met moeders en zorgverleners uit het Leuvense zijn we gaan kijken hoe we moeders kunnen begeleiden: waar moet je informatie geven, hoe, met welke boodschappen en beelden? Dit was met andere woorden een cocreatieproject. We wilden niet een zoveelste folder maken die toch niet gelezen of bekeken wordt door de doelgroep. Het proces dat we doorliepen was erg vruchtbaar voor de campagne die we planden.’ Inspiratie haalde De Bakermat ook uit een succesvol Engels project ter promotie van borstvoeding: ‘Be a star’ heette de campagne, die in Engeland werd gevoerd door een social marketingbureau. Dat project werd bezocht en er was continu contact met de Engelse gangmaker, die hiervoor ook werd betaald. Dat kwam de ontwikkeling van de methodiek en het hele proces ten goede. Versavel: ‘Je moet de beeldvorming “borstvoeding is niets voor ons” proberen te ontkrachten. Dat hebben wij ook in onze campagne gedaan, weliswaar met een veel beperkter budget. Het resultaat zijn onder meer achttien korte en laagdrempelige filmpjes waarin vijf heel verschillende jonge moeders en één vader zélf aan het woord komen over borstvoeding: wat zijn moeilijkheden, hoe overwin je die, hoe hebben zij het ervaren ...? Dat ze het zélf verwoorden, is iets heel anders dan als wij dezelfde boodschap zouden brengen. We hebben met de filmpjes een dvd gemaakt die nu bij zwangere moeders wordt verspreid. Ze staan ook op de website, waardoor iedereen ze kan zien. In het vervolgproject zullen we onder meer begeleidingslessen geven aan kansarme zwangere vrouwen. Ze zullen op de prenatale consultatie ook een magazine krijgen dat zich tevens tot de papa’s richt. De slogan van de hele campagne is: “Mama’s melk, dat is de max”. En zorgverleners die veel met kansarmen omgaan, kregen van ons een basisvorming over het bevorderen van borstvoeding.’ ‘Zonder externe steun hadden we dit project niet kunnen doen. Het sluit aan bij onze reguliere werking maar we hadden er zelf de middelen niet voor. We willen het nu uitbreiden over heel Vlaanderen. De eerste stap is gezet. Die zal worden geëvalueerd en er zullen er ongetwijfeld nog volgen.’
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
58
Kinderarmoede
Gezonde voeding en beweging promoten Een gezonde voeding en beweging helpen kinderen om te groeien, te leren, zich te ontwikkelen. Onderzoek wijst uit dat moeders die zelf een voeding hebben met allerlei tekorten, ook vaker aan hun zuigelingen een arm dieet geven. 20 Een dergelijke voeding leidt tot te veel vet en een lager IQ bij een kind van vier jaar.21 De kwaliteit van de voeding heeft ook sociale, economische en politieke gevolgen voor onze héle samenleving. Zo leidt zwaarlijvigheid tot hogere gezondheidskosten. Veel meer kinderen van vier jaar die in een gezin leven waarvan bekend is dat er op voedingsvlak lacunes zijn, hebben overgewicht. Arme kinderen hebben 40% meer risico om in een ziekenhuis te belanden. Het risico op tandbederf stijgt met maar liefst 112%.22 Ouders en kinderen sensibiliseren voor het belang van een gezonde en smakelijke voeding, die bovendien goedkoop is, is dan ook van het grootste belang.
De regenbOog: kinderen en jongeren met een handicap stimuleren tot meer beweging en een gezond voedingspatroon De regenbOog vzw wil in haar werking kinderen en jongeren met een handicap uit maatschappelijk kwetsbare gezinnen stimuleren om meer te bewegen en een gezond voedingspatroon te volgen. Het hebben van een beperking verhoogt de kans op armoede en vormt dikwijls een bron van zorgen over het inkomen, de opleiding, sociale contacten en ook gezondheid. Mensen met een beperking vinden het vaak moeilijker om gezond te eten, hun gewicht te beheersen en fysiek actief te zijn. De vzw organiseert spelenderwijs verschillende activiteiten in de kinder- en speelpleinwerking. Aan de kinderen geeft de vzw voorlichting over gezond eten en bewegen. In samenwerking met het sportcentrum van Genk en partners uit de wijk organiseert De regenbOog ook sportactiviteiten voor alle kinderen. De vzw biedt gezonde maaltijden, tussendoortjes en dranken aan. Jongeren krijgen ook de kans om kooklessen te volgen. Ook partners en ouders zij daarbij betrokken.
20 ‘The British journal of nutrition’, Fisk, Catherine M. et al, 2011. 21 ‘Journal of Child Psychology and Psychiatry’, Gale, Catharine R. e.a., 2008. 22 Elodie Bernollin, http://pourtoutesfourchettes.wordpress.com/sante-et-precarite/
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
59
Kinderarmoede
9.
Zich goed voelen thuis
Om je ergens thuis te kunnen voelen heb je een betaalbaar huis met een minimum aan comfort nodig. Voor veel mensen wordt dat perspectief hoe langer hoe onzekerder: er is een tekort aan sociale woningen, het huurgeld slorpt een te groot deel van de inkomsten op, het huis dat men huurt is te klein voor wat een gezin nodig heeft en beschikt niet over het minimale comfort. In België leeft een vijfde van de bevolking (22,6%) en bijna een derde van de populatie met een armoederisico (30,6%) in een woning met structurele gebreken aan het dak, de ramen, deuren en muren. Of er is geen bad/douche of geen toilet met waterspoeling, of de woning is donker.23
Het watervaleffect Vaak begint hier een nieuwe vicieuze cirkel en duiken opnieuw de vele dimensies van armoede op. Kinderen die in een ongezonde woning leven, lopen het risico vaker ziek te worden. Als ze niet over een minimaal stukje eigen ruimte beschikken om rustig te kunnen studeren en schoolwerk te maken, dreigen hun schoolresultaten eronder te lijden. De goedkoopste woningen zijn over het algemeen ook de meest aftandse, en dus zijn ze slecht geïsoleerd en kosten ze handenvol geld aan energie. Het paradoxale gevolg hiervan is dat kansarme gezinnen in verhouding tot hun inkomen vaak de hoogste facturen hebben voor mazout, water, gas en elektriciteit. Je merkt ook dat gezinnen hun energieverbruik beperken, met dan weer het risico dat ze hun gezondheid op het spel zetten. In België kan bijna 21%24 van de gezinnen die onder de armoededrempel leven hun woning tijdens de winter niet behoorlijk verwarmen. In extreme gevallen als het huurgeld niet wordt betaald, kan een gezin zelfs uitgezet worden en op straat staan. Zo’n gezin krijgt dan tijdelijk onderdak in een opvangcentrum, in afwachting van een meer duurzame oplossing voor hun huisvestingsprobleem, die sociale diensten hopelijk zullen vinden.
Hardnekkige vooroordelen De overheden en een groot aantal organisaties zijn bijzonder actief op dit domein. Zo hebben de verschillende Gewesten van ons land recent ambitieuze doelstellingen aangekondigd wat de bouw van sociale woningen betreft, maar die initiatieven zullen pas over enkele jaren vruchten afwerpen. Ze kunnen het tekort van het aanbod in de sociale huisvesting verhelpen, maar daarnaast moeten ze ook onrechtstreeks effect sorteren, zoals het verlichten van de druk die momenteel op de woningmarkt in het algemeen rust. Die druk is vooral voelbaar in de grote steden, te beginnen met Brussel. UCL-onderzoeker Martin Wagener volgt de evolutie als onderzoeker van dichtbij, onder meer in het onderzoeksrapport ‘Trajectoires de monoparentalité: relations au travail et au logement’. ‘De evolutie in de gezinsstructuur heeft een duidelijke weerslag op de problematiek van de huisvesting,’ weet hij. ‘Er zijn meer nieuw 23 EU-SILC 2011. 24 Idem.
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
60
Kinderarmoede
samengestelde en meer eenoudergezinnen. De alleenstaande ouder die financieel verantwoordelijk is voor de opvoeding van een of meer kinderen – dat is de definitie die we hanteren voor het begrip ‘eenoudergezin’ – is in ongeveer vier op de vijf gevallen de moeder. Zeker als er twee of meer kinderen ten laste zijn, staan ouders in een dergelijke situatie sociaal echt aan de rand.’ Moeders in eenoudergezinnen botsen op specifieke problemen bij hun zoektocht naar een woning: ‘Eigenaars hebben de neiging dit type huurder te wantrouwen,’ gaat Martin Wagener verder. ‘Ze zijn niet alleen bang dat een moeder die alleen leeft, niet genoeg middelen heeft om haar huur regelmatig te betalen, maar ze vrezen ook dat hun huis niet goed zal worden onderhouden omdat er geen man in huis is voor het uitvoeren van kleine onderhoudswerkjes. Dat zijn hardnekkige vooroordelen.’ Nathalie weet waar ze het over heeft als het gaat om de problemen bij het zoeken naar een woning: ‘Elke dag opnieuw heb ik gezocht in huis-aan-huisbladen en op websites. Ik heb notities genomen bij affiches die ik op straat zag. Er zijn veel appartementen, maar de interessantste zijn de moeilijkste om vast te krijgen. Ofwel nemen ze geen OCMW-mensen aan, ofwel vragen ze mensen met een inkomen uit arbeid. Als er vijf kandidaten zijn, dan nemen ze degene die het meeste verdient. Zelfs voor een woning met een of twee kamers vragen ze een koppel zonder kind. Een kind hebben is een hinderpaal om een appartement te vinden: dat is toch waanzin?’25 Voor mensen met een andere huidskleur is het probleem nog erger. Dat heeft Malika ondervonden, een moeder van vijf kinderen. Zij werkt voltijds, net als haar man, en ze wilde graag weg uit haar sociaal appartement, dat te klein is geworden voor haar gezin. Het kost haar maandelijks 1000 euro. Ze botst tijdens haar zoektochten systematisch op een weigering: ‘Ik ben een Belgische met Marokkaanse roots, net als mijn man. Niemand wil aan ons een woning verhuren. Ik heb nochtans huizen met vier kamers gevonden voor 900 euro per maand. Maar als ik telefoneer en ik zeg mijn naam, dan is het al ongeveer afgelopen. Als je dan nog eens moet zeggen dat je vijf kinderen hebt, kun je het helemaal schudden. Ook als ik zeg dat ik werk, dat ik loonfiches kan tonen ... Niets werkt dan nog.’26 Veel (eenouder)gezinnen moeten hun toevlucht nemen tot huizen met een bedenkelijke kwaliteit, die ook te klein zijn voor hun noden. Maar middelen voor meer en beter hebben ze niet. ‘Zo zie je vaak alleenstaande moeders die geen kamer voor zichzelf hebben,’ weet Martin Wagener. ‘Elke avond leggen ze hun matras in de leefkamer. De kinderen slapen samen met broertjes en zusjes in dezelfde kamer.’
Buurthuis Bonnevie (Sint-Jans-Molenbeek): de huisvestingssituatie van de meest kwetsbare buurtbewoners verbeteren In de oude stadsbuurt Sint-Jans-Molenbeek-centrum, een van de armste buurten van het Brussels Gewest, ligt Bonnevie. Reeds meer dan dertig jaar drukt dit buurthuis een belangrijke stempel op een geïntegreerde wijkwerking die ijvert voor een verbetering van de leefomgeving – openbare ruimte, samenleven in de buurt – en van de huisvestingssituatie. Bonnevie heeft een indrukwekkend palmares van diensten, activiteiten en projecten die op elkaar zijn afgestemd zijn en op elkaar inwerken. 25 Uit: ‘Trajectoires de monoparentalité: relations au travail et au logement’. 26 Idem.
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
61
Kinderarmoede
Wat huisvesting betreft, beschrijft coördinator Marie-Claire Migerode de situatie in de wijk: ‘In deze buurt wonen vele gezinnen in erbarmelijke omstandigheden, in kleine, onaangepaste, onbewoonbare of te dure woningen. De opvoeding van de kinderen, sociale ontplooiing, gezondheid, tewerkstelling… Het hangt allemaal samen met een goede woning. De oorzaak ligt niet bij de armen, maar bij een maatschappij die er niet in slaagt iedereen toegang te geven tot een geschikt huis,’ aldus Migerode. ‘Onze activiteiten omvatten daarom, naast diensten voor buurtbewoners, ook vormingsactiviteiten en acties die gericht zijn op maatschappelijke veranderingen en op de toepassing van het recht op wonen.’ De vereniging richt zich met diverse diensten op bewoners die eigenaar of huurder zijn: een huurderwerking, een renovatiecentrum, een uitleendienst, een klusjesdienst enzovoort. Daarnaast is Bonnevie de jongste jaren met een aantal projecten gestart waarmee ze een concrete uitweg zoekt uit de Brusselse wooncrisis. Migerode: ‘We zijn zeer trots op “L’Espoir” (“Finstraat”), een geslaagd proefproject: 13 kansarme gezinnen zijn eigenaar geworden van een energiezuinig duplex appartement en bewonen het sinds juni 2010.’ Het Buurthuis is ook een van de motoren achter de in 2011 opgerichte vzw Platform Community Land Trust Brussel (http://communitylandtrust.wordpress.com/). Dat bestaat uit verenigingen en individuen die dit oorspronkelijk in de Verenigde Staten ontwikkelde model van Community Land Trusts (CLT) in de hoofdstad willen ontwikkelen, als een antwoord op de heersende wooncrisis. CLT’s bouwen woningen op gemeenschapsgrond. De bewoners worden eigenaar van hun woning en de gemeenschap blijft eigenaar van de grond. Zo kunnen kansarmen eigenaar worden van een betaalbare woning en blijven die woningen ook betaalbaar nadat de eerste eigenaars hun huis verkochten. Bewoners en buren worden nauw betrokken bij het beheer van de organisatie.
De toegang tot een behoorlijke woning vergemakkelijken voor alle gezinnen In de drie Gewesten van ons land doen de door de overheid erkende sociale verhuurkantoren (SVK’s) dienst als bemiddelaars tussen eigenaars en kandidaat-huurders. Zij moeten de toestanden vermijden die Nathalie en Malika meemaakten. Voor de eigenaar van een pand is zo’n SVK een partner die zekerheid biedt: de garantie dat het huurgeld op tijd zal worden betaald, ook als de huurder maar over beperkte middelen beschikt, en dat de woning zal worden onderhouden zoals je dat ‘van een goede huisvader’ mag verwachten, omdat het kantoor de kosten die verbonden zijn met de verhuur betaalt. In de praktijk gaat het zo dat de eigenaar het beheer van zijn goed toevertrouwt aan het SVK, dat voor het overige alles op zich neemt: de keuze van de huurder, het afsluiten van het huurcontract, de boedelbeschrijving, het innen van het huurgeld, het toezicht op eventuele kleine herstellings- en onderhoudswerkzaamheden, de begeleiding van de huurder (indien nodig). In ruil voor deze zekerheid en rust (en met nog wat financiële stimuli die per Gewest verschillen) gaat de eigenaar ermee akkoord om een huurprijs te vragen die lager ligt dan het marktgemiddelde. Deze formule richt zich dan ook tot eigenaars met enig sociaal gevoel die een correcte huurprijs willen innen, zonder mee te doen aan de opwaartse prijsspiraal waardoor een flink aantal kansarme gezinnen geen toegang hebben tot een behoorlijke woning. Het is ook een ideale formule voor mensen die niet de tijd hebben om zelf het
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
62
Kinderarmoede
beheer van hun goed waar te nemen, bijvoorbeeld omdat ze in het buitenland wonen. Alleen al in Brussel beheren de SVK’s een ‘park’ van meer dan 3000 woningen. Onderdak voor alleenstaande jonge moeders in een crisissituatie Bij mensen die dakloos worden en die dus verplicht op straat leven en slapen, tref je relatief weinig vrouwen aan. Dat is logisch, volgens onderzoeker Martin Wagener: ‘Als een vrouw plotsklaps op straat staat, of het nu komt door financiële problemen bij het betalen van de huur, om echtelijk geweld of om andere problemen, dan heeft ze vaak minstens één kind bij zich en moet er dus een andere oplossing worden gevonden dan ‘de straat’. Ook vrouwen zonder kinderen kiezen maar zelden voor deze optie: leven op straat is voor hen veel te gevaarlijk.’ Er is dan ook nood aan toevluchtsoorden en opvanghuizen waar deze vrouwen en kinderen in een crisissituatie tijdelijk onderdak krijgen en even op adem kunnen komen. Ze krijgen er de tijd om op zoek te gaan naar een nieuwe woning. Het gaat dus om meer dan ‘onderdak bieden’. Er wordt met deze vrouwen ook gewerkt aan hun re-integratie en ze worden geholpen om (weer) een zelfstandig bestaan op te bouwen. Dat is wat de Lierse organisatie De Stappaert doet.
De Stappaert (Lier): ‘We helpen alleenstaande moeders weer op eigen benen te staan’ De Stappaert werkt met en voor kansarme probleemjongeren van 16 tot 25 jaar. De vzw biedt residentiële opvang en werkt tegelijk aan de verzelfstandiging en reïntegratie van deze jonge mensen. Ze komen in de meeste gevallen uit een problematische opvoedingssituatie en worden doorverwezen door de Bijzondere Jeugdbijstand en de OCMW’s. De doorverwijzende OCMW’s staan in voor de professionele personeelskosten en de organisatie zelf voor vrijwilligers en fundraising met het oog op de werkingskosten. Herman Hauquier: ‘Tot voor kort konden we hier in de regio geen plaats bieden aan jonge alleenstaande moeders in een problematische situatie. Dankzij de realisatie van ons opvanghuis Het Smolder met zijn drie appartementen kan dat nu wel. We kregen het pand gratis ter beschikking en hebben het in 2011 ingericht, mede dankzij een benefietactie en de financiële steun die we van diverse kanten hebben gekregen, onder meer van serviceclubs. Die was welkom om onze reguliere inkomsten aan te vullen. Daardoor kunnen we nu plaats bieden aan drie jonge mama’s en hun baby, en hebben we dus onze doelgroep kunnen uitbreiden. Dat er behoefte was en is aan zo’n initiatief, is wel duidelijk: nu al is de bezettingsgraad honderd procent en is er zelfs al een kleine wachtlijst.’ Tegelijk blijft het doel dat De Stappaert met de jonge moeders heeft, dat van alle gasten: verzelfstandiging en integratie in de maatschappij. Daarom wordt er gewerkt aan financiële zelfstandigheid, emotionele begeleiding, het uitbreiden van het sociale netwerk, het op eigen benen staan enzovoort. Hauquier: ‘Daar hebben we hier in huis stilaan voldoende knowhow voor. En om het doel te bereiken werken we ook met buddy’s, vrijwilligers die wij begeleiden en die telkens één mama en haar kindje willen coachen. De meeste van hen hebben een achtergrond die hen geschikt maakt voor hun functie. Zo’n buddy is een belangrijke vertrouwenspersoon.’
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
63
Kinderarmoede
Sociale ongelijkheden in gezondheid aanpakken via betere huisvesting Gezondheid en huisvesting zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Onderzoek naar de volksgezondheid heeft duidelijk aangetoond hoezeer huisvesting invloed heeft op de gezondheid van mensen. Er zijn gezondheidsproblemen die te maken hebben met slechte woningen (vocht, verontreiniging), met geluidsoverlast en zelfs met de onveiligheid van woningen. Daar komt nog bij dat de huisvestingsproblemen op zich en financiële problemen met de huur de fysieke en geestelijke gezondheid van individuen en gezinnen aantasten.27
De dienst voor Sociale Integratie en de Huisvestingsdienst van het OCMW van Péruwelz: de volksgezondheid verbeteren door een betere huisvesting De dienst voor Sociale Integratie en de Huisvestingsdienst van het OCMW van Péruwelz hanteren als uitgangspunt dat je om gezond te zijn een woning nodig hebt. Ze sloegen de handen in elkaar om de algemene gezondheidstoestand van de bevolking te verbeteren door te werken aan de huisvesting. Dit is hun missie: informeren, competenties en kennis verspreiden, mensen zelfstandiger maken door een algemene gezondheidsaanpak met praktische workshops over concrete thema’s in verband met het leven van alledag. Die thema’s werden vastgelegd door rekening te houden met de behoeften die de mensen zelf formuleerden: gezondheidsrisico’s die verbonden zijn met de woning, het beheer van de energiekosten, kleine onderhoudswerkzaamheden enzovoort. Dit bescheiden buurtproject heeft een grote impact op de deelnemers en versterkt hun vaardigheden. Dat blijkt uit de getuigenis van Patricia, inwoonster van Péruwelz: ‘Ik woon alleen en heb één kind. Ik ben dankzij het Fonds du Logement Wallon eigenaar van een groot huis, en krijg een leefloon. Deelnemen aan de workshops heeft me weer doen buitenkomen. Het heeft me opnieuw vertrouwen gegeven en ik heb er mijn angsten door kunnen kanaliseren. Je ontdekt dat je niet alleen bent, dat er mensen zijn met nog minder middelen. De dynamiek van zo’n groep werkt echt als een motor. Ik heb veel geleerd, zoals het feit dat de televisie, de computer en andere apparaten in waakstand laten staan óók geld kost, dat je door beter te verluchten de vochtigheid kunt terugdringen, dat je de verontreiniging binnenshuis kunt tegengaan enzovoort. De groepen zijn open, en mensen zien elkaar tussen de workshops door, waardoor je een breed sociaal netwerk opbouwt. We leren bij in een goede sfeer en we amuseren ons!’
27 ‘Inégalités de santé et initiatives locales - Bonnes pratiques en Wallonie autour du logement’, Koning Boudewijnstichting, mei 2012.
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
64
Kinderarmoede
10. Spel, vrije tijd, ontspanning Een kind heeft recht op rust, vrije tijd en cultuurbeleving: dat zegt artikel 31 van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind. Er zijn maar weinig studies beschikbaar om na te gaan of dit recht in België al dan niet wordt gerespecteerd, maar de ervaring van een groot aantal organisaties ‘op het veld’ leert alvast dat veel kansarme kinderen geen toegang hebben tot vrijetijdsactiviteiten die zij organiseren op het vlak van sport, spel, kunst, cultuur ... ‘Dat is dubbel jammer omdat zij over het algemeen leven in een woning en een omgeving die weinig uitnodigend zijn om er rust te vinden, te spelen en zich op een gezonde manier te ontspannen,’ onderstreept Séverine Dourson van de vzw Badje. ‘Achtergestelde buurten zijn vaak bijzonder slecht bedeeld op dit vlak en maar weinig arme kinderen hebben de kans om op vakantie te gaan. Het is dan ook cruciaal dat we alles op alles zetten om ervoor te zorgen dat ze vaker deelnemen aan leuke vrijetijdsactiviteiten. Daar smeden ze ook banden en komen hun talenten naar boven.’
Buitenschoolse opvangplaatsen beter toegankelijk maken voor kansarme kinderen In een stad als Brussel bieden nogal wat verenigingen en organisaties buitenschoolse opvang aan (huiswerkklassen, centra voor expressie en creativiteit, speelpleinen, culturele of sportactiviteiten…). Een vijftigtal van hen heeft zich verenigd in de pluralistische federatie Badje. Deze buitenschoolse initiatieven staan per definitie open voor een divers publiek en er komen ook kansarme groepen over de vloer. Ondanks alle inspanningen stelt men toch vast dat nog al te veel arme gezinnen slecht geïnformeerd zijn over het bestaande aanbod. En degenen die toch komen aankloppen, hebben de neiging sneller af te haken.
Badje (Brussel): op zoek naar meer participatie van arme kinderen Badje heeft een denktraject opgestart om de oorzaken van deze problematiek te achterhalen: welke factoren belemmeren de participatie? Welke antwoorden kunnen we aanreiken? Gratis toegang is uiteraard het eerste waar men aan denkt. Maar dat is verre van voldoende, legt Séverine Dourson uit. Zij coördineert het project: ‘Door te luisteren naar kinderen, ouders en beroepskrachten hebben we de toegankelijkheidsproblematiek concreter kunnen omschrijven. Zo is bijvoorbeeld informatie een essentiële uitdaging. In achtergestelde en vaak weinig geschoolde milieus, waar de ouders de taal ook niet altijd even goed beheersen, mag je je niet beperken tot de klassieke geschreven instrumenten, zoals folders of affiches: reclame wordt vooral mond-aanmond gemaakt. Dat veronderstelt dan weer dat er netwerken zijn en dat je met de ouders een vertrouwensband opbouwt.’ De omgang met tijd is een andere belangrijke hinderpaal. ‘Over het algemeen hanteren organisaties behoorlijke strenge regels: je moet je op voorhand inschrijven voor activiteiten, je moet regelmatig komen, je moet op tijd zijn, vooraf zeggen als je niet komt …,’ aldus Séverine Dourson: ‘Die bekommernis om een kader vast te leggen is begrijpelijk. Maar kansarme mensen
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
65
Kinderarmoede
leven meer van dag tot dag en beslissen veel op het laatste moment. Zo moet bijvoorbeeld plotseling de oudste dochter thuisblijven om op haar zieke broertje te passen. Of de moeder wordt opgeroepen en neemt haar oudste zoon mee om als tolk dienst te doen, waardoor hij te laat komt op de activiteit. Dat leidt tot misverstanden. Veel beroepskrachten zien in zo’n regelmatige afwezigheid een gebrek aan betrokkenheid of aan belangstelling vanwege het gezin, terwijl het eigenlijk gaat om een andere manier van leven of om omstandigheden die met de kansarmoede te maken hebben! Dankzij een betere kennis van de realiteit waarin arme gezinnen leven kun je hierover spreken, een goede middenweg vinden en tot akkoorden komen.’ Om het over deze onderwerpen te hebben en hun ervaringen hierover uit te wisselen neemt een twintigtal organisaties uit de Brusselse buitenschoolse opvangsector maandelijks deel aan vormingsmomenten. De vraagstukken die aan de orde komen zijn divers en praktisch: hoe kun je de informatie verbeteren? Waar begint de inmenging in het leven van gezinnen? Moet je helemaal gratis zijn of toch een symbolische financiële bijdrage vragen? Het gaat er uiteraard niet om HET ene antwoord te vinden op alle vragen: de realiteit van elke organisatie is anders. Maar iedereen kan zich wel bewust worden van bepaalde hinderpalen en vertrekt van deze ontmoetingen met ideeën en instrumenten om de activiteiten toegankelijker te maken voor de meest kansarme kinderen.
De digitale kloof dichten Kinderen van nu worden als het ware geboren met de nieuwe technologieën en velen gaan er intensief en intuïtief mee om. Volgens recente cijfers heeft 92% van de jongeren thuis toegang tot internet en is driekwart van hen een ‘intense gebruiker’. Is het dan zo dat de informatica binnen ieders bereik ligt en dat de digitale kloof gedicht is, toch zeker voor de jongste generaties? Het antwoord op de vraag is negatief. Achter de cijfers gaat een dubbel probleem schuil van kwaliteit en kwantiteit. Aan de ene kant is er nog altijd een categorie van kansarme gezinnen die buiten de nieuwe technologieën blijft staan omdat ze niet over de middelen beschikken om een computer te kopen en de aansluitingskosten te betalen. Een pc hebben volstaat niet. Je moet ook weten wat je ermee kunt doen. Uiteraard is het niet verboden je te ontspannen met videospelletjes, je favoriete muziek te downloaden en via sociale media met vrienden te communiceren. Maar de nieuwe communicatiemiddelen zijn ook een weergaloos instrument om je te informeren en open te staan voor de wereld. Kinderen uit een sociaal en cultureel meer begunstigd milieu leven over het algemeen in een educatieve omgeving die hen van jongs af aan leert om deze mogelijkheden ook te gebruiken. Dat is lang niet altijd het geval voor jongeren die opgroeien in een moeilijkere familiale context. Studies hebben aangetoond dat zij gemiddeld meer aan zichzelf zijn overgeleverd. Een Brusselse vereniging als De Buiteling heeft dat goed begrepen. Met hun Mediazone bieden zij een kansarm publiek een plaats aan waar ze creatief kunnen experimenteren met nieuwe informatie- en communicatietechnologieën.
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
66
Kinderarmoede
De Buiteling vzw (Brussel): ‘Meer gelijke kansen dankzij de computer’ De Buiteling verzorgt in het centrum van Brussel, Vorst en Sint-Joost-ten-Node buitenschoolse opvang, ook tijdens schoolvakantiedagen. De vzw biedt daarnaast volwassen begeleiders en hulpbegeleiders de kans om werkervaring op te doen en opgeleid te worden, met het oog op een vaste vorm van tewerkstelling. Een essentieel aandachtspunt in de werking is het scheppen van gelijke kansen en het samenleven van kinderen met heel uiteenlopende sociale en culturele achtergronden: hier zitten zowel kinderen van uitgewezen asielzoekers als van rechters en politici. De Buiteling heeft momenteel een capaciteit van ongeveer 330 kinderen. De Buiteling bouwt al een aantal jaar een zogeheten Mediazone uit, eerst op de hoofdlocatie en nu ook op de andere locaties waar kinderen worden opgevangen en begeleiders aan het werk zijn. De vzw heeft al heel wat expertise opgedaan in het toeleiden van kinderen uit het basisonderwijs naar de pc en naar het internet. In een ontspannen sfeer wordt op deze manier een stukje digitale kloof gedicht: een deel van de populatie beschikt thuis niet over een computer. Coördinator Geert Meys: ‘De kinderen maken hun huiswerk op onze computers, doen kleine opzoekingswerkjes, spelen spelletjes. Tijdens media-ateliers maken ze samen filmpjes, een quiz enzovoort. Er is ook altijd begeleiding aanwezig in onze Mediazone, maar we zien vooral dat de kinderen van elkaar leren, wat ook hun afkomst of hun achtergrond is: diversiteit loont. Dankzij onze pc’s ontstaat er een intense sociale interactie. Het clichébeeld van de computer als een ding waar eenzame nerds naar staren wordt hier vrolijk ontkracht. In elk geval, kinderen die hier geweest zijn, zijn geen digibeten meer. Om ons doel te bereiken hebben we uiteraard aangepaste, stabiele en veilige pc’s nodig.’
Kunst en cultuur in ieders bereik In vergelijking met financiële moeilijkheden en de problemen inzake onderwijs, gezondheid, werk, huisvesting … lijkt deelnemen aan het culturele leven misschien een minder belangrijke zorg voor kansarme gezinnen. Dat is een volstrekt foute gedachte. Cultuur is verre van alleen maar een luxe voor de rijken, het is de band die alle domeinen van het leven met elkaar verbindt. ‘Je sterft eerst van de eenzaamheid en de verveling, vóór je van de honger sterft’: zo luidde de treffende uitroep van een van de getuigen die in 1995 heeft meegewerkt aan het ‘Algemeen verslag over de armoede’. Zoals dat verslag stelt, veroorzaakt culturele armoede nog meer uitsluiting dan economische armoede. Want hiermee raak je een mens in zijn ‘zijn’ en niet in zijn ‘hebben’. Je raakt hem in zijn persoonlijke waardigheid, in wat hij voor anderen betekent. Het is dan ook erg belangrijk dat de sociale en de culturele sector bruggen naar elkaar slaan. Dat is ook de missie van de organisatie Artikel 27, die genoemd is naar het artikel uit de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens dat gewijd is aan het recht op cultuur.28 Artikel 27 werkt met tientallen partners uit het Brusselse sociale en culturele netwerk en bemiddelt om de toegang tot kunst en cultuur 28 ‘Een ieder heeft het recht om vrijelijk deel te nemen aan het culturele leven van de gemeenschap, om te genieten van kunst en om deel te hebben aan wetenschappelijke vooruitgang en de vruchten daarvan.’
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
67
Kinderarmoede
te democratiseren. Het project ‘La Culture, j’y prends pART’ is erg vernieuwend: het doet een beroep op de creatieve vaardigheden van kansarme gezinnen en kinderen.
Artikel 27: ‘In het museum hebben ze het gevoel op bekend terrein te zijn’ Elke opvoeder die al eens met jongeren naar een museum voor moderne en/of hedendaagse kunst is geweest, kent de ervaring: eigentijdse kunst ontregelt, doet glimlachen, laat onverschillig, boezemt soms angst in. Het kan ambitieus lijken dat je aan een groep sociaal kwetsbare vrouwen en kinderen voorstelt om hen met hedendaagse kunstvormen in contact te brengen. Het uitgangspunt voor zo’n initiatief is dat kunst voor iedereen is, en de achterliggende vraag is hoe het komt dat een heel deel van de bevolking er zich van heeft afgewend. Artikel 27 denkt na over de economische, sociale, culturele en psychologische oorzaken achter deze kloof en zet hefbomen in om kansarme ouders en kinderen te helpen (weer) in contact te komen met kunst en cultuur. Niet alleen door bijvoorbeeld het Magritte Museum te bezoeken, maar ook door hen warm te maken voor het werk van de kunstenaar en hen vervolgens zo ver te brengen dat ze deze ‘kunsttaal’ zelf gebruiken als expressiemiddel. ‘Deze ontmoeting met kunst moet uiteraard goed worden voorbereid en gekaderd,’ zegt Alice Andrietti, cultureel bemiddelaar bij Artikel 27. ‘Wij werken samen met vier opvanghuizen voor alleenstaande moeders, die doorgaans een of meer kinderen hebben. We concentreren ons in dit project, dat uit verschillende fasen bestaat, op de ontdekking van vijf kunstdisciplines: theater, dans, film, muziek en beeldende kunsten. Eerst is er een initiatie in de hedendaagse kunst: we bekijken samen een werk, zoals een film of een schilderij, en daarna spreken we in de groep over wat we hebben gezien. Vaak doen we dat in samenwerking met de culturele instellingen die onze partners zijn. Zo heeft het team publiekswerking van het Magritte Museum het bezoek voorbereid. Zij komen naar de verenigingen met materiaal en pedagogische hulpmiddelen. Hierdoor krijgen de moeders en de kinderen op de dag van het bezoek het gevoel dat ze zich op bekend terrein bevinden en kunnen ze de verbinding leggen met de workshop die ze hebben bijgewoond. Magrittes schilderij ‘Het rijk der lichten’ heeft hen bijvoorbeeld bijzonder getroffen. De groep is zeer lang bij dat werk blijven stilstaan om er commentaar bij te leveren. Na het bezoek kunnen de deelnemers hun creativiteit botvieren in een artistieke workshop en kunnen ze individueel of in groep een werk maken dat verband houdt met het thema waar we het over hadden: een toneelstukje, een choreografie, surrealistische maskers ... ‘We waken erover dat de activiteiten aangepast zijn aan ieders leeftijd, maar ook dat er momenten waarop we de kunstwerken van de ouders en de kinderen samenbrengen,’ aldus Alice Andrietti. ‘Zo kunnen de grote kinderen al vertrouwd worden met de techniek, terwijl de kleintjes zich meer op handvaardigheid concentreren en bijvoorbeeld decors maken.’ In de derde fase beoogt het project in elk opvanghuis de oprichting van een cultuurcomité dat zelf activiteiten organiseert. ‘Zo kan dit hele proces een structureel karakter krijgen en hoeven veranderingen in de samenstelling van de bevolking van zo’n huis niet het einde te betekenen.’
Koning Boudewijnstichting
Kinder armoede in België
68
www.kbs-frb.be
De Koning Boudewijnstichting is een onafhankelijke en pluralistische stichting in dienst van de samenleving. We willen op een duurzame manier bijdragen tot meer rechtvaardigheid, democratie en respect voor diversiteit. De Stichting steunt jaarlijks zo’n 2.000 organisaties en individuen die zich engageren voor een betere samenleving. Onze actiedomeinen voor de komende jaren zijn: armoede & sociale rechtvaardigheid, democratie in België, democratie in de Balkan, erfgoed, filantropie, gezondheid, leiderschap, maatschappelijk engagement, migratie, ontwikkeling, partnerschappen of uitzonderlijke ondersteuningen. De Stichting werd opgericht in 1976 toen Koning Boudewijn 25 jaar koning was. In 2012 werkt de Stichting met een startbudget van 30 miljoen euro. Naast ons Meer info over onze projecten,
eigen kapitaal en de belangrijke dotatie van de Nationale Loterij, zijn er de
evenementen en publicaties vindt u op
Fondsen van individuen, verenigingen en bedrijven. De Koning Boudewijnstichting
www.kbs-frb.be.
ontvangt ook giften en legaten.
Een e-news houdt u op de hoogte.
De Raad van Bestuur van de Koning Boudewijnstichting tekent de krachtlijnen
Met vragen kunt u terecht op
uit en zorgt voor een transparant beleid. Voor de realisatie doet ze een beroep
[email protected] of 070-233 728
op een 50-tal medewerkers. De Stichting werkt vanuit Brussel en is actief op Belgisch, Europees en internationaal niveau. In België heeft de Stichting zowel
Koning Boudewijnstichting,
lokale, regionale als federale projecten lopen.
Brederodestraat 21, B-1000 Brussel 02-511 18 40,
Om onze doelstelling te realiseren, combineren we verschillende werkmethodes.
fax 02-511 52 21
We steunen projecten van derden of lanceren eigen acties, bieden een forum voor debat en reflectie, en stimuleren filantropie. De resultaten van onze
Giften vanaf 40 euro
projecten en acties worden verspreid via diverse mediakanalen. De Koning
zijn fiscaal aftrekbaar.
Boudewijnstichting werkt samen met overheden, verenigingen, ngo’s,
000-0000004-04
onderzoekscentra, bedrijven en andere stichtingen. We hebben een strategisch
IBAN BE10 0000 0000 0404
samenwerkingsverband met het European Policy Centre, een denktank
BIC BPOTBEB1
in Brussel.
Kinderarmoede in België
pub n° 3121
Volg ons op:
www.kbs-frb.be