Vak: Economie Leerjaar: 3e
A.
LEER EN TOETSPLAN
Vak: Economie e Leerjaar: 3 Onderwerp: Kiezen Kerndoel(en): 40 De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt innemen en verdedigen en daarbij respectvol omgaan met kritiek 46 De leerling leert in de eigen omgeving effecten te herkennen van keuzes op het gebied van werken en wonen, vrije tijd en recreatie, verkeer en natuur/milieu 47 De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in verband te brengen en leert de betekenis voor de samenleving te zien van elkaars opvattingen en leefwijzen Leerdoel(en): 1. De leerling kan de juiste overwegingen noemen bij het maken van een bepaalde keuze 2. De leerling kan de juiste strategie bepalen om in een behoefte te voorzien 3. De leerling kan beredeneren dat bij bepaalde keuzes coördinatie noodzakelijk is 4. De leerling kan het begrip schaarste op de juiste wijze toepassen 5. De leerling kan voorbeelden geven van de gevolgen van risicovolle keuzes en gedrag voor de samenleving 6. De leerling kan beredeneren welke rol de ecologische voetafdruk kan spelen bij het maken van bepaalde keuzes 7. De leerling kan beredeneren welke rol de alternatieve aanwendbaarheid van middelen speelt bij het maken van keuzes 8. De leerling kan het begrip opofferingskosten op de juiste wijze toepassen 9. De leerling maakt kennis met centrale begrippen, denkwijzen, verbanden en berekeningen van e Economie met het oog op het kiezen van een profiel en vakken in de vrije ruimte in de 2 fase Onderwerp(en): Aangeboden Periode: Aantal Toetsvormen: Weging: in: toetsen:
Kiezen
Theorieles
1
1
Schriftelijke toets
1
Vak: Economie e Leerjaar: 3 Onderwerp: Markt Kerndoel(en): 40 De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt innemen en
verdedigen en daarbij respectvol omgaan met kritiek 46 De leerling leert in de eigen omgeving effecten te herkennen van keuzes op het gebied van werken en wonen, vrije tijd en recreatie, verkeer en natuur/milieu 47 De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in verband te brengen en leert de betekenis voor de samenleving te zien van elkaars opvattingen en leefwijzen Leerdoel(en): 1. De leerling kan voorbeelden geven van markten 2. De leerling kan op markten de aanbieder (producent) en vrager (consument) van elkaar onderscheiden 3. De leerling kan de ceteris paribus clausule hanteren 4. De leerling kan een verandering in een van de vraagfactoren dan wel een van de aanbodfactoren in concrete situaties toepassen 5. De leerling kan de begrippen betalingsbereidheid en verkoopbereid in concrete situaties toepassen 6. De leerling kan aan de hand van een wiskundige vergelijking een vraagfunctie dan wel een aanbodfunctie tekenen 7. De leerling kent het verschil tussen een verschuiving van een vraagfunctie/aanbodfunctie en een verschuiving langs een vraagfunctie/aanbodfunctie 8. De leerling kan de evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid op een markt berekenen en grafisch afleiden 9. De leerling maakt kennis met centrale begrippen, denkwijzen, verbanden en berekeningen van e Economie met het oog op het kiezen van een profiel en vakken in de vrije ruimte in de 2 fase Onderwerp(en): Aangeboden Periode: Aantal Toetsvormen: Weging: in: toetsen:
Markten
Theorieles
1
1
Schriftelijke toets
1
Vak: Economie e Leerjaar: 3 Onderwerp: De arbeidsmarkt Kerndoel(en): 40 De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt innemen en verdedigen en daarbij respectvol omgaan met kritiek 46 De leerling leert in de eigen omgeving effecten te herkennen van keuzes op het gebied van werken en wonen, vrije tijd en recreatie, verkeer en natuur/milieu 47 De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in verband te brengen en leert de betekenis voor de samenleving te zien van elkaars opvattingen en leefwijzen Leerdoel(en): 1. De leerling kan het begrip arbeidsproductiviteit in een concrete situatie op de juiste wijze toepassen 2. De leerling kan vragers en aanbieders op de arbeidsmarkt onderscheiden 3. De leerling kan beredeneren in hoeverre een individuele vrager/aanbieder dan wel de gezamenlijke vragers/aanbieders op de arbeidsmarkt kunnen hebben op de hoogte van het loon 4. De leerling kan beredeneren waarom het prijsmechanisme bij het terugdringen van de werkloosheid of het bestrijden van een tekort aan arbeidskrachten niet altijd werkt 5. De kan het begrip minimumloon in een concrete situatie op de juiste wijze toepassen 6. De leerling kan de begrippen beroepsbevolking, werkgelegenheid, werkloosheid en participatiegraad in concrete situaties op de juiste wijze met elkaar in verband brengen 7. De leerling kan het begrip loonstarheid op de juiste wijze hanteren
8. De leerling kent in grote lijnen de inhoud van een collectieve arbeidsovereenkomst 9. De leerling maakt kennis met centrale begrippen, denkwijzen, verbanden en berekeningen van e Economie met het oog op het kiezen van een profiel en vakken in de vrije ruimte van de 2 fase Onderwerp(en): Aangeboden Periode: Aantal Toetsvormen: Weging: in: toetsen:
De arbeidsmarkt
Theorieles
2
1
Schriftelijke toets
1
Vak: Economie e Leerjaar: 3 Onderwerp: De overheid Kerndoel(en): 40 De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt innemen en verdedigen en daarbij respectvol omgaan met kritiek 48 De leerling leert op hoofdlijnen hoe het Nederlandse politieke bestel als democratie functioneert en leert zien hoe mensen op verschillende manieren bij politieke processen betrokken kunnen zijn Leerdoel(en): 1. De leerling kent het verschil tussen de marktsector en de collectieve sector 2. De leerling kent de onderdelen van de collectieve sector en van de collectieve lasten 3. De leerling kent de betekenis van de rijksbegroting en de miljoenenota voor de Nederlandse economie 4. De leerling kent de rol van de regering en het parlement in de economische politiek van Nederland 5. De leerling kent de rol van het CBS, het CPB en de SER in de economische politiek van Nederland 6. De leerling kent het verschil tussen indirecte en directe belastingen en kent enige nietbelastingmiddelen 7. De leerling kan berekeningen maken over het verband tussen begrotingstekort, financieringstekort en staatsschuld 8. De leerling kent de betekenis van de EMU-normen voor de rijksbegroting 9. De leerling kent de betekenis van het stelsel van sociale zekerheid en de financiering van dit stelsel 10. De leerling kent het verschil tussen volksverzekeringen, werknemersverzekeringen en sociale voorzieningen 11. De leerling maakt kennis met centrale begrippen, denkwijzen, verbanden en berekeningen van e Economie met het oog op het kiezen van een profiel en vakken in de vrije ruimte van de 2 fase Onderwerp(en): Aangeboden Periode: Aantal Toetsvormen: Weging: in: toetsen:
De overheid
Theorieles
2
1
Schriftelijke toets
1
Vak: Economie e Leerjaar: 3 Onderwerp: Geld Kerndoel(en): 40 De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties en
verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt innemen en verdedigen en daarbij respectvol omgaan met kritiek Leerdoel(en): 1. De leerling kent globaal de ontstaansgeschiedenis van chartaal geld en giraal geld 2. De leerling kan in concrete situaties de omvang van de maatschappelijke geldhoeveelheid berekenen 3. De leerling kent de functies van geld 4. De leerling kent het verschil tussen primaire en secundaire banken 5. De leerling kent de functies van de Europese Centrale Bank 6. De leerling kent de oorzaken en gevolgen van inflatie en deflatie 7. De leerling kan in concrete situaties beredeneren op welke wijze de Europese Centrale Bank de waarde van de euro kan stabiliseren 8 De leerling kan beredeneren welke gevolgen dit beleid voor verschillende bevolkingsgroepen heeft 9. De leerling kent het verschil tussen obligaties en aandelen 10. De leerling heeft inzicht in factoren die een rol spelen bij beleggen 11. De leerling kent de oorzaken en gevolgen van de kredietcrisis 12. De leerling kent de oorzaken en gevolgen van de eurocrisis 13 De leerling maakt kennis met centrale begrippen, denkwijzen, verbanden en berekeningen van e Economie met het oog op het kiezen van een profiel en vakken in de vrije ruimte in de 2 fase Onderwerp(en): Aangeboden Periode: Aantal Toetsvormen: Weging: in: toetsen:
Geld
Theorieles en computerspelen
3
1
Schriftelijke toets
1
Vak: Economie e Leerjaar: 3 Onderwerp: Het buitenland Kerndoel(en): 40 De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt innemen en verdedigen en daarbij respectvol omgaan met kritiek 47 De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in verband te brengen en leert de betekenis voor de samenleving te zien 49 De leerling leert over de Europese samenwerking en leert de betekenis van de Europese Unie te begrijpen voor zichzelf, Nederland en de wereld 50 De leerling leert actuele spanningen en conflicten in de wereld te plaatsen tegen hun achtergrond en leert daarbij over grote onderlinge afhankelijkheid en de internationale samenwerking in de wereld 51 De leerling leert over de verdeling van de welvaart en armoede in de wereld, hij leert de betekenis daarvan te zien voor de bevolking en het milieu en relaties te leggen met het (eigen) leven in Nederland Leerdoel(en): 1. De leerling kent de begrippen import en export en de betekenis daarvan voor de Nederlandse economie 2. De leerling kent de begrippen vrijhandel en protectie en de betekenis daarvan voor de Nederlandse economie 3. De leerling kent de motieven voor protectie en enige protectionistische maatregelen 4. De leerling kent de betekenis van de internationale arbeidsverdeling voor de wereldeconomie 5. De leerling kent de Wereldhandelsorganisatie WTO en de OESO 6. De leerling kent enige motieven voor economische integratie en de betekenis daarvan voor de Nederlandse economie 7. De leerling heeft inzicht in de rol van multinationals in de wereldeconomie
8. De leerling kent de deelrekeningen van de betalingsbalans en kan daarmee berekeningen maken 9. De leerling kan berekeningen maken met betrekking tot de wisselkoers van een valuta 10. De leerling kent de betekenis van een verandering van de wisselkoers voor de export en import van een land 11. De leerlingen kent de betekenis van de Economische en Monetaire Unie (EMU) voor de Nederlandse economie 12. De leerling maakt kennis met centrale begrippen, denkwijzen, verbanden en berekeningen van e Economie met het oog op het kiezen van een profiel en vakken in de vrije ruimte in de 2 fase Onderwerp(en): Aangeboden Periode: Aantal Toetsvormen: Weging: in: toetsen:
Het buitenland
Theorieles
4
1
Schriftelijke toets
1
Vak: economie e Leerjaar: 3 Onderwerp: De Europese Unie (thema met aardrijkskunde en geschiedenis) Kerndoel(en): 40 De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt innemen en verdedigen en daarbij respectvol omgaan met kritiek 47 De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in verband te brengen en leert de betekenis voor de samenleving te zien 49 De leerling leert over de Europese samenwerking en leert de betekenis van de Europese Unie te begrijpen voor zichzelf, Nederland en de wereld 50 De leerling leert actuele spanningen en conflicten in de wereld te plaatsen tegen hun achtergrond en leert daarbij over grote onderlinge afhankelijkheid en de internationale samenwerking in de wereld 51 De leerling leert over de verdeling van de welvaart en armoede in de wereld, hij leert de betekenis daarvan te zien voor de bevolking en het milieu en relaties te leggen met het (eigen) leven in Nederland Leerdoel(en): 1. De leerling kent in hoofdlijnen de geschiedenis van de Europese Unie 2. De leerling kan conjuncturele en structurele ontwikkelingen op het niveau van de Europese Unie herkennen en begrijpt de betekenis daarvan voor de inwoners van de Europese Unie 3. De leerling kent de voordelen en nadelen van vrijhandel dan wel protectie en de betekenis daarvan voor de inwoners van de Europese Unie 4. De leerling begrijpt de betekenis van de euro voor de inwoners van de Europese Unie 5. De leerling kent de betekenis van de structuurfondsen van de Europese Unie voor de inwoners van de Europese Unie 6. De leerling kent in hoofdlijnen de Europese mededingingswetgeving en de betekenis daarvan voor de inwoners van de Europese Unie 7. De leerling kent de functies van de organen van de Europese Unie 8. De leerling krijgt inzicht in het belang van de Europese Unie voor de Nederlandse economie 9. De leerling kent in hoofdlijnen de inhoud en betekenis van de criteria van Kopenhagen 10. De leerling kent in hoofdlijnen de inhoud en betekenis van het verdrag van Lissabon 11. De leerling maakt kennis met centrale begrippen, denkwijzen, verbanden en berekeningen van e Economie met het oog op het kiezen van een profiel en vakken in de vrije ruimte in de 2 fase Onderwerp(en): Aangeboden Periode: Aantal Toetsvormen: Weging: in: toetsen:
De Europese Unie
Theorieles
4
1
Betoog
1 (thema)
B.
VAARDIGHEDEN
Vaardigheden rubrieken: Onvoldoende
Voldoende
Ruim voldoende
Goed
Presentatie
De mondelinge presentatie (poster, verslag, rol) is onsamenhangend en sluit niet aan op de vraag/opdracht.
De mondelinge of schriftelijke presentatie (poster, verslag, rol) is een verzameling gegevens met een kop en een staart maar sluit niet aan op de vraag/opdracht
De mondelinge of schriftelijke presentatie (poster, verslag, rol) bezit samenhang; de verschillende onderdelen sluiten goed aan op elkaar en op de vraag/opdracht. Er is een kop en een staart.
Samenwerken
De leerling wilde niet samenwerken of werkte in een groep contraproductief.
De leerling heeft goed samengewerkt en wilde ook opdrachten van anderen uitvoeren.
De leerling heeft goed samengewerkt en heeft initiatieven genomen om de groep goed te laten samenwerken.
Betogen over twee vraagstukken van de Europese Unie
De leerling - gebruikt onvoldoende begrippen; - kan deze begrippen onvoldoende verduidelijken; - kan in onvoldoende mate verbanden leggen tussen deze begrippen; - kan in onvoldoende mate in een doorlopend verhaal zijn standpunt onderbouwen
De leerling - gebruikt voldoende begrippen; - kan deze begrippen voldoende verduidelijken; - kan in voldoende mate verbanden leggen tussen deze begrippen; - kan in voldoende mate in een doorlopend verhaal zijn standpunt onderbouwen
De leerling - gebruikt ruim voldoende begrippen; - kan deze begrippen ruim voldoende verduidelijken; - kan in ruim voldoende mate verbanden leggen tussen deze begrippen; - kan in ruim voldoende mate in een doorlopend verhaal zijn standpunt onderbouwen
De mondelinge of schriftelijke presentatie (poster, verslag, rol) bezit samenhang; er is een inleiding, kern en afsluiting; de verschillende onderdelen sluiten goed aan op elkaar en op de vraag/opdracht. De leerling voegt extra elementen toe die een meerwaarde vormen (visueel, inhoudelijk, enz.). De leerling heeft goed samengewerkt en nam de rol van leider op zich; dank zij hem functioneerde de groep als geheel. De leerling - gebruikt het vereiste aantal begrippen; - kan deze begrippen goed verduidelijken; - kan goede verbanden leggen tussen deze begrippen; - kan op een goede wijze in een doorlopend verhaal zijn standpunt onderbouwen
C.
KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst Onderwerp Kiezen
Markt
De arbeidsmarkt
De overheid
Geld
Het buitenland
Kennen Overwegingen bij het maken van keuzes, strategie bepalen bij het voorzien in een behoefte, de noodzakelijkheid van coördinatie bij het maken van bepaalde keuzes, de gevolgen van risicovolle keuzes voor de samenleving, ecologische voetafdruk, schaarste, alternatieve aanwendbaarheid van middelen, opofferingskosten Voorbeelden van markten, onderscheid tussen aanbieder (producent) en vrager (consument), ceteris paribus clausule, vraagfactoren, aanbodfactoren, betalingsbereidheid, verkoopbereidheid, vraagfunctie, aanbodfunctie, evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid Arbeidsproductiviteit, vragers en aanbieders op de arbeidsmarkt, bestrijden van werkloosheid, bestrijden van een tekort aan arbeidskrachten, minimumloon, beroepsbevolking, werkgelegenheid, participatiegraad, loonstarheid, collect8ieve arbeidsovereenkomst Collectieve sector, collectieve lasten, collectieve lastendruk, sociale zekerheid, economische politiek, rijksbegroting, miljoenennota, parlement, regering, CBS, CPB, SER, directe belastingen, indirecte belastingen, overheidsbestedingen, overdrachtsuitgaven, EMU-normen, het stelsel van sociale zekerheid Ruilmiddel, rekeneenheid, spaarmiddel, chartaal geld, giraal geld, geldschepping, primaire banken, secundaire banken, inflatie, deflatie, financieringstekortquote, staatsschuldquote, obligaties, aandelen, institutionele beleggers, , officiële rentetarief, monetaire politiek Vrijhandel, exportquote, importquote, open economie, internationale arbeidsverdeling, liberalisering, protectie, motieven voor protectie, protectionistische maatregelen, motieven voor economische integratie, multinationals, de betalingsbalans, deelrekeningen van
Kunnen Het kunnen herkennen en benoemen van de begrippen en van de verschillende overeenkomsten tussen begrippen die met elkaar samenhangen, alsmede het kunnen leggen van verbanden tussen en het maken van berekeningen met begrippen die met elkaar samenhangen Het kunnen herkennen en benoemen van de begrippen en van de verschillen en overeenkomsten tussen begrippen die met elkaar samenhangen, alsmede het kunnen leggen van verbanden tussen en het maken van berekeningen met begrippen die met elkaar samenhangen Het kunnen herkennen en benoemen van de begrippen en van de verschillen en overeenkomsten tussen begrippen die met elkaar samenhangen, alsmede het kunnen leggen van verbanden tussen en het maken van berekeningen met begrippen die met elkaar samenhangen Het kunnen herkennen en benoemen van de begrippen en van de verschillen en overeenkomsten tussen begrippen die met elkaar samenhangen, alsmede het kunnen leggen van verbanden tussen en het maken van berekeningen met begrippen die met elkaar samenhangen Het kunnen herkennen en benoemen van de begrippen en van de verschillen en overeenkomsten tussen begrippen die met elkaar samenhangen, alsmede het kunnen leggen van verbanden tussen en het maken van berekeningen met begrippen die met elkaar samenhangen Het kunnen herkennen en benoemen van de begrippen en van de verschillen en overeenkomsten tussen begrippen die met elkaar samenhangen, alsmede het kunnen leggen van verbanden tussen en het maken van berekeningen met begrippen die met elkaar
De Europese Unie
de betalingsbalans, de monetaire reserves, de wisselkoers, de Economische en Monetaire Unie (EMU) Conjuncturele ontwikkeling, structurele ontwikkeling, productiecapaciteit, internationale concurrentiepositie, wisselkoers, rentestand, monetaire unie, Internationaal Monetair Fonds, Europese Grondwet, verdrag van Lissabon, subsidiariteitsbeginsel, criteria van Kopenhagen, acquis communautair,
samenhangen
Het kunnen herkennen en benoemen van de begrippen en van de verschillen en overeenkomsten tussen begrippen die met elkaar samenhangen, alsmede het kunnen leggen van verbanden tussen en het maken van berekeningen met begrippen die met elkaar samenhangen