Voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs |Toetsen taal en rekenen
Toets bij 2F Opgavenboekje rekenen 1
In deze toets staan 30 opgaven
Gebruik op je antwoordblad de kolom waarboven staat: Rekenen 1 In deze kolom moet je je antwoorden aanstrepen. In de kolom staan de nummers van de opgaven met daarachter de keuzemogelijkheden. Kies bij elke opgave één antwoord dat volgens jou het goede is. Zoek dan op je antwoordblad in de kolom Rekenen 1 het nummer van de opgave en de letter van het antwoord dat je hebt gekozen. Maak het vakje onder die letter zwart met je potlood. Je mag bij iedere opgave maar één vakje zwart maken. Als je er meer zwart maakt, wordt je antwoord fout gerekend. Als je vindt dat meer dan één antwoord goed is, kies je het antwoord dat volgens jou het beste is. Je kunt vergissingen verbeteren. Gum het zwart gemaakte vakje goed uit en maak daarna het nieuwe vakje zwart. Bij het maken van de toets is het toegestaan om pen, papier en een liniaal of geodriehoek te gebruiken. Het gebruik van een rekenmachine is niet toegestaan In het boekje mag je niets opschrijven. Je kunt een vel papier gebruiken om berekeningen op te maken. Als ondersteuning bij het maken van de opgaven is op bladzijde twee een lijst met formules bijgevoegd, die soms bij de berekeningen gebruikt kunnen worden.
Overzicht formules:
oppervlakte driehoek =
1 2
basis hoogte
omtrek cirkel = diameter oppervlakte cirkel = straal 2 inhoud prisma = oppervlakte grondvlak hoogte inhoud cilinder = oppervlakte grondvlak hoogte
inhoud kegel =
1 3
oppervlakte grondvlak hoogte
inhoud piramide = inhoud bol =
4 3
1 3
oppervlakte grondvlak hoogte
straal 3
Stelling van Pythagoras: In een rechthoekige driehoek ABC met schuine zijde AC geldt: AB 2 + BC 2 = AC 2
In de opgaven wordt gerekend met
= 3,1416 tenzij anders in de opgave is vermeld.
Opgave 1
Opgave 4
27= A B
9 5
C D
5 9
Opgave 2
2500 jongens kozen het profiel “Economie en Maatschappij”. Hoeveel jongens kozen dan het profiel “Natuur en Techniek”? A B
125 250
C 500 D 1000
Opgave 5 Hoe schrijf je Welk deel van de bevolking ongeveer slaapt gemiddeld 7 uur per nacht? A B
1 2 1 3
deel
C
deel
D
1 deel 7 1 deel 33
A 0,31 B 0,0031
31 1000
als kommagetal? C 30,001 D 0,031
Opgave 6
Opgave 3 Overtollig water wordt door een pomp uit de polder gepompt. De pomp kan het peil van het water in de polder per dag (= 24 uur) 20 mm omlaag brengen. De tijd die nodig is om 75 mm regenwater uit de polder te pompen, is ongeveer A B C D
minder dan 3 dagen 3 dagen 4 dagen meer dan 4 dagen
Rob wil voor alle 20 kinderen in de klas een vlaflip maken. Hoeveel liter yoghurt heeft Rob voor 20 vlaflips nodig? A B
2,5 liter 10 liter
C 25 liter D 40 liter
Ga verder op de volgende bladzijde.
Opgave 7
Opgave 9
Moeder maakt kaasfondue voor 6 personen. Hoeveel gram geraspte kaas heeft ze dan nodig?
Hoeveel fiets- en wandeltochten werden er in 2004 in Dahonië in totaal gemaakt?
A 300 gram B 750 gram
C 800 gram D 900 gram
A B C D
1 miljoen en 48 duizend 1 miljard en 48 duizend 1 miljard en 48 miljoen 1048 miljard
Opgave 8 Opgave 10
Aan de sportdag van basisschool ‘De Zevensprong’ doen 300 kinderen mee. Ieder kind heeft één sport gekozen. Hoeveel kinderen kiezen voor zwemmen? A B
5 10
C D
30 50
Hoeveel kost een schol van 1053 gram ongeveer? A € 1,20 B € 12,-
C € 18,D € 120,-
Opgave 11 In Nederland is een onderzoek gedaan naar het aantal uren dat per dag TV gekeken wordt. Uit dat onderzoek blijkt dat voor de 16 miljoen inwoners van Nederland geldt: 5% van de inwoners kijkt minder dan 1 uur TV per dag; 44% kijkt 1 à 2 uur TV per dag; de overige inwoners van Nederland kijken méér dan 2 uur TV per dag. Hoeveel inwoners van Nederland kijken méér dan 2 uur TV per dag? A B
500 000 7 040 000
C D
7 840 000 8 160 000
Opgave 12
Opgave 14
Van driehoek ABC is A = 45 en C = 65. B= A B
55 60
C D
70 80
Opgave 15
Waar staan deze breuken in volgorde van klein naar groot? Een 45-strippenkaart voor de bus of tram kost € 18,90. Hoeveel euro is dat per strip?
A
A € 0,42 B € 0,80
C
C € 2,38 D € 4,20
B
D
2 5 1 2 1 2 1 4
1 4 2 5 1 3 1 3
1 3 1 3 1 4 2 5
1 2 1 4 2 5 1 2
Opgave 13 'Riolex' is een bedrijf dat riolen schoonmaakt. Het bedrijf brengt bij een karwei voorrijkosten en uurloon in rekening. De kosten in euro voor het schoonmaken worden als volgt berekend: kosten = 20 + 40 x aantal gewerkte uren Hoeveel euro kost een karwei van 2 uur bij 'Riolex'? A B
€ 60 € 100
C D
€ 120 € 140
Ga verder op de volgende bladzijde.
Opgave 17
Opgave 16
De oppervlakte van de grijs gekleurde driehoek is: A B
8 12
C D
16 32
Ad heeft in Parijs een bezoek gebracht aan de Eiffeltoren. De Eiffeltoren is 300 meter hoog en weegt 7000 ton. Als souvenir neemt Ad een klein Eiffeltorentje mee naar huis. Het kleine torentje is op schaal en 10 cm hoog. In dit torentje ziet hij op 1,9 cm hoogte het restaurant. Op welke hoogte bevindt zich het restaurant in de echte Eiffeltoren? Het antwoord in meters is A B
5,7 meter 57 meter
C D
63 meter 210 meter
C D
1 9
Opgave 18 4 5 = A B
9 1
Opgave 19 In de tabel hieronder zie je hoeveel inwoners Nederland had in 1985, 1990, 1993 en 1994. De aantallen inwoners zijn afgerond op 100 000- tallen. Jaar
Aantal inwoners
1985
15 100 000
1990
15 200 000
1993
15 300 000
1994
15 400 000
In de tabel komen drie tweetallen opeenvolgende jaartallen voor, namelijk (1985, 1990), (1990, 1993) en (1993, 1994).
Opgave 21
De oppervlakte van de grijs gekleurde vierhoek is A B
6 8
C D
9 12
Opgave 22
Bij welk van deze tweetallen jaren nam het aantal inwoners volgens deze tabel gemiddeld per jaar het snelst toe? A B C D
Bij (1985, 1990) Bij (1990, 1993) Bij (1993, 1994) Het aantal inwoners nam per jaar bij elk van de tweetallen jaren evenveel toe.
Opgave 20 In Nederland is een onderzoek gedaan naar het aantal uren dat per dag TV gekeken wordt. Uit het onderzoek blijkt dat voor de 16 miljoen inwoners van Nederland geldt: 5% van de inwoners kijkt minder dan 1 uur TV per dag; 44% kijkt 1 à 2 uur TV per dag; de overige inwoners van Nederland kijken méér dan 2 uur TV per dag. Hoeveel procent van de inwoners van Nederland kijkt meer dan 2 uur TV per dag? A B
5% 44%
C D
49% 51%
De leraar koopt 20 zakrekenmachines. Hoeveel moet hij daarvoor in totaal betalen? A € 170,B € 179,-
C € 179,95 D € 181,-
Opgave 23 Een groep van 15 leerlingen gaat op zeilkamp. Het kamp kost € 2400,- voor een groep van 15 personen. De groep krijgt 10% korting als er twee sportleraren van de school meegaan om de groep te begeleiden en om de zeillessen te geven. Deze sportleraren gaan dan gratis mee. Hoeveel euro moet elke leerling voor het zeilkamp betalen als er leraren meegaan? A B
€ 144 € 150,67
C D
€ 157,33 € 158,40
Ga verder op de volgende bladzijde.
Opgave 24
Gebruik je liniaal. Deze kast is in werkelijkheid 200 cm hoog. Op welke schaal is de kast getekend? A B
1 : 10 1 : 25
C 1 : 40 D 1 : 1000
Opgave 25 Harry ging in voorjaar 2008 op vakantie naar IJsland. In IJsland gebruikt men de IJslandse Kroon (ISK). Tijdens de vakantie gold ongeveer: € 100 = ISK 13 400 en ISK 100 = € 0,74627. Een IJslands tijdschrift kostte ISK 670. Hoeveel euro was dat? Het antwoord ligt het dichtst bij A B
€4 €5
C D
€6 €7
Opgave 26 1 1 3 Gegeven zijn de getallen: –1, 1 , 1 , . 2 4 4 Het kleinste getal is
A
1
B
1
C 1 2
D
1 4 3 4
1
Opgave 27 Deze opgave gaat over een rij figuren die bestaan uit stippen. De figuren zijn volgens een vast patroon opgebouwd. Hieronder staan de eerste vier figuren van de rij.
Het aantal stippen in de ne figuur is
n (n 1) . 2
Het aantal stippen in de 100e figuur is A B C D
groter dan 10 000 5050 2525 kleiner dan 2000
Ga verder op de volgende bladzijde.
Opgave 28 Een wielrenner heeft een parcours (wielertocht) in een bergachtig gebied gereden. Met zijn fietscomputer heeft hij de tocht vastgelegd. De onderstaande grafiek geeft het verband weer tussen het aantal uren dat hij onderweg is geweest en de afstand die hij heeft afgelegd. De verschillende stukken van de grafiek zijn met hoofdletters aangegeven. Ze horen bij verschillende delen van het parcours.
De wielrenner reed op traject U A B
20 km/uur 25 km/uur
C 30 km/uur D 35 km/uur
Opgave 29 Waar op de getallenlijn ligt het getal 1,7 ongeveer?
Opgave 30 Van sommige mensen wordt wel gezegd: "Hij verliest wel zijn haren, maar niet zijn streken." Ook gezonde mensen raken elke dag een aantal haren kwijt. Hoeveel haren verliest men zoal? Daar gaat deze opgave over. Daarbij moet je alleen denken aan mensen die nog niet kaal worden. In het staafdiagram hieronder is te zien dat de haaruitval niet het hele jaar hetzelfde is. Zo is de haaruitval in september het grootst.
Schat voor de periode van een jaar met behulp van het staafdiagram hoeveel haren iemand gemiddeld per maand verliest. Het antwoord ligt het dichtst bij A B
1100 haren 1300 haren
C D
1500 haren 1700 haren
Einde van deze toets.
© Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling Arnhem (2009) Niets uit dit werk mag zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling worden openbaar gemaakt en/of verveelvoudigd door middel van druk, fotokopie, scanning, computersoftware of andere elektronische verveelvoudiging of openbaarmaking, microfilm, geluidskopie, film- of videokopie of op welke wijze dan ook.