Kiezen in krappe tijden
Strategische Verkenningen 2014-2018 Deel I Beleidsinformatie
Gemeente Leiden Postbus 9100 2300 PC Leiden
KIEZEN IN KRAPPE TIJDEN STRATEGISCHE VERKENNINGEN 2014-2018
Deel I Beleidsinformatie
Strategische Verkenningen 2014-2018
Strategische Verkenningen 2014-2018 Deel I Beleidsinformatie, vastgesteld door Concerndirectie gemeente Leiden, juni 2013 Samenstelling E.J. de Haan Afdeling Strategie en Onderzoek Omslag en reproductie Grafisch Productie Centrum gemeente Leiden
2
Strategische Verkenningen 2014-2018
Voorwoord Geachte leden van de gemeenteraad en bestuursleden van de Leidse politieke partijen,
Op 19 maart 2014 kiest de Leidse bevolking een nieuwe gemeenteraad. In de aanloop van deze verkiezingen stellen de deelnemende partijen hun verkiezingsprogramma’s op. In de Strategische Verkenningen 2014-2018 vindt u informatie die de opstellers van de verkiezingsprogramma’s kunnen gebruiken bij hun werk. De Strategische Verkenningen 2014-2018 zijn ambtelijke verkenningen, vastgesteld door de Concerndirectie van de gemeente Leiden, zonder bedoelde politieke lading. In de teksten hebben we geprobeerd om zoveel mogelijk objectiviteit te betrachten. Dat geldt ook voor de geformuleerde aandachtspunten. De Strategische Verkenningen staan in een traditie: eerdere uitgaven van de gemeentelijke verkenningen voor Leiden verschenen in 1994, 1998, 2005 en 2009. Strategische Verkenningen ‘14-’18. Precies een eeuw geleden vocht Europa een oorlog uit, waar Nederland slechts zijdelings bij betrokken was. Toen neutraal en naar binnen gekeerd; nu - honderd jaar later - is Nederland allerwege verbonden met Europa en profileert Leiden zich als internationale kennisstad. Daarom in deze Strategische Verkenningen ook volop aandacht voor de positie van Leiden in internationaal verband. Natuurlijk ligt daarnaast de focus van deze verkenningen op onze lokale stedelijke kwesties en op die landelijke en regionale ontwikkelingen, die van betekenis zijn voor onze gemeente. De Financiële kaders hebben een prominente plek gekregen in het document. De reden daarvoor is evident; u zult bij al uw keuzen in beleid ook de komende jaren voor grote financiële vraagstukken komen te staan. Kiezen in krappe tijden is misschien wel de grootste opgave, waarvoor de gemeente zich in 2014 en verder gesteld zal zien. De krappe tijden van dit moment brengen ook nog iets anders met zich mee. De nieuwe besparingen die volgen op de jarenlange bezuinigingen sinds het uitbreken van de kredietcrisis in 2008, vergen een ander evenwicht tussen de inspanningen van de gemeente enerzijds en die van inwoners, bedrijven en instellingen anderzijds. Ook om andere redenen is de gemeente van 2018 een andere dan die van nu. Enerzijds staat ons met de decentralisaties een geweldige overheveling van taken te wachten; anderzijds groeien we in de nieuwe rol van de overheid: meer samen en met meer maatwerk. In Leiden hebben we die rol vertaald in een van de fundamenten van onze Ontwikkelingsvisie Leiden, Stad van Ontdekkingen: de kracht van de stad, van mensen en van organisaties. Over de betekenis van dit financiële en bestuurlijke getijde, dat we gerust turbulent mogen noemen, voor onze stad en voor onze organisatie, leest u ook meer in deze Strategische Verkenningen 20142018.
3
Strategische Verkenningen 2014-2018
Twee delen De Strategische Verkenningen bestaan dit jaar uit twee delen: I. Beleidsinformatie over landelijke, regionale en Leidse ontwikkelingen en II. Een beknopte update van de Staat van Leiden met feiten en cijfers: de Staat van Leiden 2013. In dit deel, de Beleidsinformatie, zijn die onderwerpen beschreven waarvan we denken, dat ze u, de leden van de politieke partijen in Leiden, behulpzaam kunnen zijn om in de komende maanden uw verkiezingsprogramma’s op te stellen. De Beleidsinformatie bevat relevante gegevens over genomen besluiten, kaders en ontwikkelingen in het recente verleden, waar u wellicht al de nodige kennis over heeft en die als basisinformatie voor u is verzameld. Daarnaast kijken we vooruit en schetsen we de nieuwe ontwikkelingen en nodige besluiten, die daaruit voort zouden kunnen vloeien. Het is niet mogelijk om dit bestek gehele voorstellen of nota’s op te nemen; we volstaan met samenvattingen over zoveel mogelijk beleidsdossiers die actueel zijn en/of dat in de (nabije) toekomst zullen worden. Waar nodig verwijzen we voor meer informatie naar specifieke documenten. Nog meer informatie vindt u op de website Gemeente Leiden en in onze onderzoeksbank http://www.leidenincijfers.nl/onderzoeksbank. Achterin het document treft u nog een aantal nuttige websites aan. Hebt u andere of meer vragen? Neemt u dan vooral contact op met de samensteller. 1 In deel II vindt u alle relevante feiten en cijfermateriaal overzichtelijk gepresenteerd, zoals u gewend bent van de eerste uitgave van de Staat van Leiden uit 2012. Wanneer er recente gegevens beschikbaar zijn, zijn deze geactualiseerd, in andere gevallen hebben we de meest actuele uit de vorige uitgave opgenomen. De teksten in deel II zijn beperkt tot de hoognodige, om herhaling met deel I te voorkomen.
Ik wens u veel leesplezier en ik vertrouw erop, dat u deze Strategische Verkenningen 2014-2018 zult kunnen gebruiken bij uw voorbereidingen op de gemeenteraadsverkiezingen van volgend jaar.
Hoogachtend, Namens de Concerndirectie van de gemeente Leiden,
Jan Nauta, Gemeentesecretaris en Algemeen directeur
1
Uw opmerkingen en vragen kunt u richten aan: Eefke de Haan, Strategisch adviseur, Strategie en Onderzoek,
[email protected]
4
Strategische Verkenningen 2014-2018
Inhoudsopgave Deel I Beleidsinformatie Voorwoord .............................................................................................................................................. 3 Twee delen .......................................................................................................................................... 4 Inhoudsopgave Deel I Beleidsinformatie ............................................................................................... 5 Leeswijzer.............................................................................................................................................. 11 Hoofdstuk 1 Ontwikkelingsvisie 2030: Leiden, Stad van Ontdekkingen............................................ 13 Hoofdstuk 2 Bestuurlijke ontwikkelingen ........................................................................................... 17 2.1 De nieuwe gemeenteraad ............................................................................................................... 17 2.2 Bestuurskrachtonderzoek ............................................................................................................... 19 2.3 Regionale ontwikkelingen ............................................................................................................... 20 2.3.1 Leidse regio, een Netwerkstad ................................................................................................. 20 2.3.2 Strategische samenwerking: Holland Rijnland, Zuidvleugel of anders? .................................. 22 Herprofilering .................................................................................................................................... 23 Zuidvleugel ........................................................................................................................................ 24 Noordvleugel ..................................................................................................................................... 24 De opgave .......................................................................................................................................... 25 Regionaal Partnerschap en Leiderschap 2013 – under construction ................................................ 25 2.4 Vernieuwing Planning & Control-cyclus .......................................................................................... 25 (Deels nieuwe) uitgangspunten planning & control instrumenten .................................................. 25 Visieontwikkeling voor beleidscontrol .............................................................................................. 26 De (meerjarige) beleidscyclus ........................................................................................................... 27 De Programmabegroting (jaarlijks) wordt volgend ........................................................................... 28 Hoofdstuk 3 Financiële kaders ............................................................................................................ 31 3.1 Inkomsten ........................................................................................................................................ 32 Effect Rijksbezuinigingen op het Gemeentefonds ............................................................................ 32 Effecten Participatiewet .................................................................................................................... 33 Herijking gemeentefonds .................................................................................................................. 33 Leidse belastingmix ........................................................................................................................... 33 Grondexploitaties .............................................................................................................................. 34 Gemeentelijke Vastgoedportefeuille ................................................................................................ 35 3.2 Uitgaven .......................................................................................................................................... 35 Decentralisaties ................................................................................................................................. 35 Kosten instandhouding riolering ....................................................................................................... 36 5
Strategische Verkenningen 2014-2018
Wet HOF ............................................................................................................................................ 36 Openstaande taakstellingen bedrijfsvoering .................................................................................... 36 3.3 Reserves en weerstandsvermogen ................................................................................................. 37 Uitkomsten stresstest en weerstandsvermogen .............................................................................. 37 Beschikbaarheid bestemmingsreserves ............................................................................................ 38 Schatkistbankieren ............................................................................................................................ 39 Hoofdstuk 4 Internationale Samenwerking......................................................................................... 41 4.1 Europese subsidieverwerving.......................................................................................................... 41 4.1.2 EU-fondsenperiode 2014-2020 ................................................................................................ 43 4.1.3 Cofinanciering........................................................................................................................... 43 4.2 Internationale Kennisstad ............................................................................................................... 44 4.3 Nagasaki – Leiden ............................................................................................................................ 44 Hoofdstuk 5 Bijzondere Programma’s ................................................................................................ 47 5.1 Programma Leiden Kennisstad ........................................................................................................ 47 Vorderingen in het programma ........................................................................................................ 49 5.2 Programma Bereikbaarheid ............................................................................................................ 51 5.2.1 Doel .......................................................................................................................................... 51 5.2.2 Recente ontwikkelingen en besluiten ...................................................................................... 51 5.2.3 Maatregelen en activiteiten ..................................................................................................... 52 5.2.4 Financiën .................................................................................................................................. 52 5.2.5 Toelichting uitwerking maatregelen en activiteiten ................................................................ 52 5.2.6 Uitvoeringsprogramma Bereikbaar Leiden .............................................................................. 55 5.3 Programma Binnenstad ................................................................................................................... 57 5.3.1 Doel .......................................................................................................................................... 57 5.3.2 Uitvoering ................................................................................................................................. 58 5.3.3 Sturing ...................................................................................................................................... 58 5.3.4 Index voor de binnenstad......................................................................................................... 59 5.3.5 Toekomst voor de binnenstad ................................................................................................. 59 5.4 Programma Drie Decentralisaties (3D)............................................................................................ 61 5.4.1 Voorgeschiedenis ..................................................................................................................... 61 5.4.2 Overkoepelende uitgangspunten decentralisatietrajecten ..................................................... 61 5.4.3 Jeugdzorg.................................................................................................................................. 62 Kaders en afspraken ...................................................................................................................... 63 Financieel kader ............................................................................................................................ 63 6
Strategische Verkenningen 2014-2018
Opgave........................................................................................................................................... 63 Verwachte besluiten en ontwikkelingen ....................................................................................... 64 5.4.4 AWBZ: extramurale begeleiding en persoonlijke verzorging ................................................... 64 Kaders en afspraken ...................................................................................................................... 64 Financieel kader ............................................................................................................................ 65 Opgave........................................................................................................................................... 65 5.4.5 Participatiewet ......................................................................................................................... 67 Werken naar vermogen................................................................................................................. 67 Maatschappelijke participatie en ondersteuning Minima ............................................................ 68 Inkomensvoorzieningen ................................................................................................................ 69 Schuldhulpverlening ...................................................................................................................... 69 5.5 Programma Wijkontwikkelingsplan Noord (WOP Noord)............................................................... 71 5.5.1 Doel .......................................................................................................................................... 71 5.5.2 Ontwikkelinspanningen ............................................................................................................ 71 5.5.3 Beheerinspanningen................................................................................................................. 72 5.5.4 Sociale inspanningen ................................................................................................................ 73 5.5.5 Ontwikkelingen......................................................................................................................... 74 5.5.6 Financiën .................................................................................................................................. 74 5.5.7 Planning .................................................................................................................................... 75 Hoofdstuk 6 Beleidsontwikkelingen .................................................................................................... 77 6.1 Dienstverlening ............................................................................................................................... 79 6.1.1 Klant Contact Centrum (KCC) ................................................................................................... 79 6.1.2 Kanaalsturing ............................................................................................................................ 79 Visie op kanaalsturing ....................................................................................................................... 79 Kanaalsturing in de nabije toekomst ................................................................................................. 80 6.2 Publieksparticipatie ......................................................................................................................... 81 6.3 Veiligheid ......................................................................................................................................... 83 6.3.1 Ontwikkeling veiligheid in Nederland ...................................................................................... 83 6.3.2 Veiligheid in Leiden .................................................................................................................. 84 6.4 Economie ......................................................................................................................................... 85 6.4.1 Bestaande beleidskaders en afspraken .................................................................................... 85 6.4.2 Beleid in ontwikkeling .............................................................................................................. 86 Kansen ............................................................................................................................................... 86 Bedreigingen en zwaktes................................................................................................................... 86 7
Strategische Verkenningen 2014-2018
Maatschappelijke ontwikkelingen..................................................................................................... 86 6.4.3 Beleidsopties op basis van kansen en bedreigingen ................................................................ 87 Economische Agenda van de Leidse regio in ontwikkeling ........................................................... 87 Voornemens .................................................................................................................................. 87 Urgentie: het is hardnekkig crisis! ................................................................................................. 87 Regelgeving ................................................................................................................................... 88 Stimuleren van ondernemerschap ................................................................................................ 89 Kansen ........................................................................................................................................... 89 Randvoorwaarden ......................................................................................................................... 90 Bestuurlijk knoppen ...................................................................................................................... 91 6.5 Ruimtelijk beleid .............................................................................................................................. 93 6.5.1 Ruimtelijke Agenda 2025 en Ruimtelijke Investeringsagenda ................................................. 93 6.5.2 Ruimtelijke Structuurvisie ........................................................................................................ 93 6.5.3 Kaders voor ruimtelijke ontwikkeling....................................................................................... 94 6.5.4 Ruimtelijke kwaliteit ................................................................................................................. 94 6.5.5 Duurzaamheid .......................................................................................................................... 95 6.5.6 Regionaal Groen ....................................................................................................................... 95 6.5.7 Stedelijk Groen ......................................................................................................................... 96 6.5.8 Leids Water............................................................................................................................... 96 6.5.9 Ondergrond en Warmte Koude Opslag (WKO) ........................................................................ 97 6.5.10 Afval ........................................................................................................................................ 97 6.5.11 Omgevingsdienst West-Holland ............................................................................................. 97 6.5.12 Voorzieningenbeleid .............................................................................................................. 98 6.5.13 Leegstand van kantoren en winkels ....................................................................................... 98 6.5.14 Uitvoeringsprogramma Leiden Bereikbaar ............................................................................ 98 6.5.15 Autoparkeren ....................................................................................................................... 100 6.6 Wonen ........................................................................................................................................... 103 6.6.1 Leiden kijkt vooruit en pakt door ........................................................................................... 103 6.6.2 Ontwikkelingen....................................................................................................................... 103 6.6.3 Opgaven komende periode .................................................................................................... 103 6.7 Onderwijs ...................................................................................................................................... 105 6.7.1 Rol gemeente ........................................................................................................................ 105 6.7.2 Peuterspeelzalen en kinderopvang ........................................................................................ 105 6.7.3 Onderwijsachterstandenbeleid .............................................................................................. 105 8
Strategische Verkenningen 2014-2018
6.7.4 Passend Onderwijs ................................................................................................................. 106 6.7.5 Onderwijshuisvesting ............................................................................................................. 106 6.7.6 Aansluiting Onderwijs - Arbeidsmarkt ................................................................................... 107 Verbinding met de Economische Agenda ................................................................................... 108 6.7.7 Focus op vakmanschap........................................................................................................... 108 6.8 Cultuur ........................................................................................................................................... 109 6.8.1 Cultuur in Leiden .................................................................................................................... 109 6.8.2 Nieuwe Cultuurnota ............................................................................................................... 109 6.8.3. Waarde van Cultuur voor de stad ......................................................................................... 109 6.8.4 Drie ambities .......................................................................................................................... 110 6.8.5 Cultuur in zwaar weer ............................................................................................................ 110 6.9 Erfgoed .......................................................................................................................................... 113 6.9.1 Erfgoed Leiden en Omstreken ................................................................................................ 113 6.9.2 Nieuwe Erfgoednota............................................................................................................... 113 6.9.3 Digitale duurzaamheid ........................................................................................................... 113 6.9.4 Wijziging Archieftoezicht ........................................................................................................ 113 6.9.5 Beschermd stadsgezicht ......................................................................................................... 114 6.10 Sport ........................................................................................................................................ 115 6.10.1 Verleiden tot bewegen ......................................................................................................... 115 6.10.2 Sportaccommodaties ........................................................................................................... 115 6.10.3 Overige stimulansen voor sport ........................................................................................... 116 Hoofdstuk 7 De toekomstbestendige organisatie is flexibel: het wenkend perspectief ................. 117 7.1 Ontwikkelingen.......................................................................................................................... 117 7.2 Sturing en beheersing ............................................................................................................... 118 7.3 Personeel ................................................................................................................................... 118 7.4 Informatievoorziening ............................................................................................................... 119 7.5 Huisvesting ................................................................................................................................ 119 Meer informatie ................................................................................................................................. 121 Geraadpleegde documenten .............................................................................................................. 123
9
Strategische Verkenningen 2014-2018
10
Strategische Verkenningen 2014-2018
Leeswijzer De snelle lezer zijn wij graag ter wille. Daarom hebben we door de gehele tekst van deze Strategische Verkenningen 2014-2018 heen aandachtspunten geformuleerd, die u naar onze inschatting langs de belangrijkste dilemma’s en politieke keuzen voor de nieuwe raadsperiode leiden. In alle hoofdstukken vindt u een of meer aandachtspunten terug. Omwille van de leesbaarheid en van de objectiviteit is het aantal aandachtspunten beperkt en zo ruim mogelijk geformuleerd. Daarnaast zijn kruisverwijzingen (→) in de tekst opgenomen om de route in de onderlinge samenhang van teksten in verschillende hoofdstukken gemakkelijk te kunnen vinden.
Tenslotte hebben we voor u in alle hoofdstukken de relatie met de Ontwikkelingsvisie 2030 Leiden, Stad van Ontdekkingen geduid.
Meer uitvoerige beschrijvingen van de beleidsthema’s vindt u in de volgende hoofdstukken: Hoofdstuk 1 Leiden, Stad van Ontdekkingen In dit hoofdstuk leest u over onze Stadsvisie in kort bestek. In 2012 stelde de gemeenteraad een herziene editie van deze Ontwikkelingsvisie 2030 vast. De ambtelijke organisatie hanteert de visie als leidraad bij de voorbereiding van nieuw beleid. Hoofdstuk 2 Bestuurlijke ontwikkelingen In hoofdstuk 2 gaan we in op recente en toekomstige ontwikkelingen voor het bestuur van onze regio en voor de gemeente zelf. Ook gaan we in op het onderzoek naar de Leidse bestuurskracht uit 2012. Hoofdstuk 3 Financiële kaders In de huidige tijden van krapte zijn de financiële randvoorwaarden maar al te vaak richtinggevend voor beleid en uitvoering door de gemeente. Vanaf 2014 zal de nieuw gekozen gemeenteraad ongetwijfeld voor grote dilemma’s gesteld worden, gezien de verwachte financiële kaders voor de gemeente. In dit hoofdstuk een schets van de huidige en vooruitblik op de toekomstige financiële situatie van de gemeente Leiden. Hoofdstuk 4 Internationale samenwerking Een van de pijlers van de stadsvisie is: Leiden als Internationale Kennisstad. In dit hoofdstuk gaan we in op de internationale relaties van de gemeente. Hoofdstuk 5 Bijzondere programma’s De belangrijkste ambities van het bestuur voor de stad voeren we uit door middel van vijf bijzondere programma’s. In dit hoofdstuk leest u meer over de doelen, uitvoering en toekomst binnen de programma’s.
11
Strategische Verkenningen 2014-2018
Hoofdstuk 6 Beleidsontwikkelingen In dit hoofdstuk gaan we in op recente en toekomstige ontwikkelingen in de voor Leiden relevante beleidsdossiers. Lokale ontwikkelingen, maar natuurlijk ook die in regionaal, bovenregionaal en landelijk verband. Hoofdstuk 7 De toekomstbestendige organisatie is flexibel: het wenkend perspectief Tot besluit een beschrijving van de meest in het oog springende ontwikkelingen in de ambtelijke organisatie van de gemeente Leiden.
12
Strategische Verkenningen 2014-2018
Hoofdstuk 1 Ontwikkelingsvisie 2030: Leiden, Stad van Ontdekkingen Leiden is Stad van Ontdekkingen. Twee belangrijke kwaliteiten daarbij zijn Historische Cultuur en Internationale Kennis. In het historisch centrum van Leiden valt veel te ontdekken: monumenten en prachtige oud Hollandse stadsgezichten. Maar er is ook een rijkdom aan kennis en collecties, bij musea en de oudste universiteit van Nederland. Leiden is daarmee met recht ook een kennisstad met onderwijs en onderzoek op alle niveaus van de stad. Een stad die veel talenten heeft voortgebracht en waar vele ontdekkingen zijn gedaan. De Ontwikkelingsvisie 2030 Leiden, Stad van Ontdekkingen is als een richtsnoer bedoeld voor het handelen van de stad als geheel. Om zo gezamenlijk de kwaliteiten van de stad Leiden op gebied van historische cultuur en internationale kennis te koesteren en verder te ontwikkelen. In 2004 hebben bewoners, instellingen, collegeleden en de gemeenteraad uitvoerig gesproken over de gewenste ontwikkelingsrichting van Leiden. Die gesprekken mondden uit in de Ontwikkelingsvisie 2030 Leiden, Stad van Ontdekkingen. De visie omvatte twee kernthema’s: Kennis en Kwaliteit. Gebruikmaken van de kracht van de stad en deze kracht verder versterken, was het motto. Voor Leiden was dit een breuk met de bestuurlijke cultuur tot dat moment: niet langer was het repareren van zwakten het uitgangspunt. In de ontwikkelingsvisie is benoemd wat de gemeenteraad belangrijk vindt. Daardoor is de visie een kompas voor strategische beslissingen en kan de gemeente beter en duidelijker de koers bepalen op allerlei (beleids)terreinen. In lijn met Leiden, Stad van Ontdekkingen hebben de gemeente en allerlei instellingen in de stad in de afgelopen jaren voortvarend gewerkt aan het verder uitbouwen van de kwaliteiten van Leiden. Hun initiatieven hebben volop effect gehad op het aanzien van de stad. Denk bijvoorbeeld aan de nieuwbouw van het ROC bij het Centraal Station en bij station Lammenschans, investeringen in studentenhuisvesting, de verbetering van de Willem de Zwijgerlaan en initiatieven van Stadslab Leiden. Ook vinden investeringen plaats in bereikbaarheid, parkeergarages, het kernwinkelgebied (Aalmarkt) en het nog aantrekkelijker maken van de openbare buitenruimte, vooral de binnenstad. Er is dus sinds 2004 veel ontwikkeld en gerealiseerd in de stad. Inmiddels is de omgeving van de gemeente echter sterk is veranderd sinds 2004. Onder meer de gevolgen van de economische crisis, veranderde samenwerkingsrelaties tussen overheden en de bijstelling van bevolkingsprognoses, die minder groei laten zien, zijn aanleiding geweest de toekomstvisie in 2012 te herijken en weer toekomstbestending te maken. Deze toekomstbestendige ontwikkelingsvisie ziet er als volgt uit:
13
Strategische Verkenningen 2014-2018
Met de versterking van de kwaliteiten Internationale Kennis en Historische Cultuur tot twee pijlers heeft de gemeenteraad van Leiden vorig jaar gekozen voor voortzetten van de route die in 2004 is ingezet. Dit is ook terug te vinden in de gemeentelijke structuurvisies, zoals de ruimtelijke Structuurvisie 2025, die in 2009 is vastgesteld, en de sociaal-maatschappelijke structuurvisie Leven in Leiden, die de raad in 2012 vaststelde. De structuurvisies geven op hun beurt richting aan kader stellende documenten voor specifieke beleidsonderwerpen, zoals bereikbaarheid, cultuur en wonen. Een overzicht van deze hiërarchie is opgenomen in onderstaand stroomdiagram.
Ontwikkelingsvisie 2030 “Leiden, Stad van Ontdekkingen”
Ruimtelijke structuurvisie
Kadernota bereikbaarheid
Verder Kadernota Beleidsmet de openbare kader binnenstad ruimte vastgoed
Sociaal-maatschappelijke structuurvisie
Economische visie
Sport- Cultuur- Nota Beleidsplan nota nota Wonen WMO
Etc.
Een aantrekkelijke stad bestaat bij de gratie van de mensen die samen de stad maken. Hoe sterker hun binding met de stad, des te aantrekkelijker de stad zal worden. Dit geldt voor economische bindingen, maar zeker ook voor de sociale verbanden tussen mensen.
14
Strategische Verkenningen 2014-2018
De sociaal-maatschappelijke bindingen stijgen naarmate meer mensen zich samen inzetten voor elkaar en voor de stad. Dit kan vele vormen aannemen. Een typisch Leids voorbeeld is het Stadslab, waarin honderden betrokken en creatieve inwoners zich op allerlei manieren inzetten om Leiden (nog) innovatiever, cultureler, spannender en bruisender te maken. Een innovatieve, creatieve en aantrekkelijke stad is een stad die inspeelt op trends en ontwikkelingen en zodoende zicht biedt op een duurzame toekomst. Dat kan onder andere resulteren in een meer klimaat-neutrale inrichting en gebruik van de stad. Van grote waarde daarbij is ook een beleefbare, groene omgeving. De bestaande parken, waarvan sommige met monumentale waarden, de Groene Singelrand en het prachtige, groene buitengebied zijn dragen bij aan een aantrekkelijke stad.
Aandachtspunt: Leiden, Stad van Ontdekkingen als leidraad voor beleid
15
Strategische Verkenningen 2014-2018
16
Strategische Verkenningen 2014-2018
Hoofdstuk 2 Bestuurlijke ontwikkelingen In het voorgaande hoofdstuk beschreven we de in 2012 herziene Ontwikkelingsvisie 2030 Leiden, Stad van Ontdekkingen. De uitvoering van onze Stadsvisie nemen we ter hand tegen de achtergrond van een aantal bestuurlijke ontwikkelingen.
2.1 De nieuwe gemeenteraad In 2013 zal naar verwachting de zogenoemde Verzamelwet op wijzigingen van de Gemeentewet worden vastgesteld. De wijzigingen hebben voor een groot deel betrekking op effecten van de in 2002 doorgevoerde dualisering van het gemeentebestuur. Een aantal wijzigingen zal van invloed zijn op de werkwijze van de gemeenteraad. Wijziging artikel 35 Gemeentewet: grotere rol burgemeester bij collegeonderhandelingen Voorgesteld wordt artikel 35, tweede lid, Gemeentewet zo te wijzigen dat de burgemeester op zijn verzoek wordt geïnformeerd over het verloop van de collegeonderhandelingen, waarbij hij de gelegenheid krijgt zijn opvattingen over voorstellen ten behoeve van het collegeprogramma kenbaar te maken. Hiermee wordt de informatiepositie van de burgemeester versterkt en verwacht wordt dat deze nieuwe rol van de burgemeester zal bijdragen aan de voortgang van de collegeonderhandelingen. Het is in eerste instantie aan de partijen in de raad zelf om een coalitie te vormen. Wijziging artikel 43: vrijwillig ontslag gaat onmiddellijk in Artikel 43, tweede lid, wordt in het voorstel zodanig gewijzigd dat ook vrijwillig ontslag van een wethouder onmiddellijk kan ingaan. In de huidige situatie moet een wethouder dan nog een maand aanblijven tenzij eerder in zijn opvolging is voorzien. Wijziging artikel 61a: ook bij de herbenoemingsprocedure stelt de raad een vertrouwenscommissie in De toevoeging van een nieuw vierde lid aan artikel 61a beoogt dat ook in het geval van een herbenoeming de raad een vertrouwenscommissie instelt. Veel gemeenten deze praktijk al toepassen. Wijziging artikel 82: de voorzitter van een raadscommissie hoeft niet langer lid te zijn van de raad Voorgesteld wordt om de verplichting dat raadscommissies worden voorgezeten door een raadslid, te schrappen. Gemeenten zoeken naar mogelijkheden om de burger meer in het voortraject van de besluitvorming te betrekken en kunnen door het schrappen van dit voorschrift zelf regelen op welke wijze het voorzitterschap wordt ingevuld.
17
Strategische Verkenningen 2014-2018
Wijziging artikel 147a: betrokkenheid van het college bij initiatiefvoorstellen van de raad wordt versterkt Voorgesteld wordt artikel 147a zo te wijzigen dat het college de gelegenheid krijgt zijn wensen en bedenkingen over een initiatiefvoorstel van de raad te uiten voordat de raad een besluit neemt. Wijzigingen in de artikelen 197, 213a en 214: afschaffen van de wettelijke verplichting tot periodieke beleidsevaluatie Voorgesteld wordt artikel 213a Gemeentewet te schrappen. Dit artikel bepaalt dat het college, volgens door de raad bij verordening te stellen regels, periodiek onderzoek dient te verrichten naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het door het college gevoerde bestuur. Uit Rondetafelgesprekken met vertegenwoordigers van de diverse beroepsorganisaties in het decentraal bestuur in het kader van de Staat van de dualisering bleek dat ten aanzien van de controlerende rol van de raad de toegevoegde waarde van de voorgeschreven beleidsevaluaties breed betwijfeld wordt. Gemeenten zijn ook zonder wettelijke normering goed in staat tot periodieke beleidsevaluatie. Geen wettelijke regeling presidium Er wordt afgezien van het wettelijk regelen van een presidium. Daaraan bleek geen behoefte. Het blijft aan de raad om hier op lokaal niveau invulling aan te geven. Taak en samenstelling van een presidium (of andere vormen van overleg) hoeven niet door de wetgever geregeld te worden. Overige ontwikkelingen: bestuurlijke organisatie Nederland De toenemende invloed van Europa, de digitalisering van de samenleving, de mondige burger die heel andere eisen stelt aan de dienstverlening van de overheid, het voortgaande proces van regionalisering en de gemeentelijke herindelingen, roepen de vraag op of de huidige bestuurlijke inrichting van Nederland nog wel bij de tijd is. De druk op die discussie wordt nog aanzienlijk vergroot door de noodzaak ingrijpend te bezuinigen op de overheidsuitgaven. Een van de twintig door het kabinet – in het kader van de Brede Heroverwegingsoperatie, ingestelde werkgroepen heeft de opdracht gekregen de bestuurlijke organisatie en de daarmee samenhangende kosten van Nederland (rijk, gemeenten, provincies, waterschappen, ZBO’s) tegen het licht te houden. Dit richt zich op het aantal ambtenaren bij de verschillende bestuurslagen en de mogelijkheden deze te reduceren, onder andere door wijzigingen in de aantallen of verhoudingen tussen de verschillende bestuurslagen. Aan te nemen valt, dat daarmee de discussie over de plaats en taak van de provincie en gemeenten al heel snel weer op de agenda komt. Is de bestuurlijke dichtheid te groot om in deze moderne samenleving effectief en efficiënt te kunnen besturen? Welke alternatieven zijn er? Terugbrengen aantal politieke ambtsdragers Eind vorig jaar is er een initiatief wetsvoorstel ingediend om het aantal politieke ambtsdragers te verminderen. Naast een besparing moet het terugbrengen van het aantal politieke ambtsdragers een hogere bestuurlijke slagvaardigheid en effectiviteit opleveren. Voor Leiden zou dit een afname van 39 naar 35 raadsleden betekenen. Uit onderzoek blijkt dat nog geen 18% van de raadsleden verwacht dat een afname van het aantal raadsleden een efficiënter en slagvaardiger bestuur oplevert. Verder verwachten de meeste raadsleden in dat geval een toename van de werkdruk en tijdsbesteding met zich meebrengt. Daardoor zullen volgens hun verwachting meer raadsleden afhaken en zal het moeilijker zijn om
18
Strategische Verkenningen 2014-2018
nieuwe raadsleden te vinden. Daarnaast voorspellen veel raadsleden dat het contact met burgers af zal nemen als gemeenteraden kleiner worden. De Raad van State heeft niet positief geadviseerd over voorstellen ten aanzien van het verminderen van het aantal raadsleden. De extra taken die gemeenten de laatste jaren op hun bordje hebben gekregen, stellen volgens de Raad kwalitatief en kwantitatief andere eisen aan de controlerende taak van de gemeenteraad.
Aandachtspunt: wijze van uitvoering wijzigingen Gemeentewet
2.2 Bestuurskrachtonderzoek Medio 2012 is het Eindrapport Bestuurskrachtonderzoek Leiden 2012 opgeleverd. De aanbevelingen voor verbetering van de Leidse bestuurskracht geven richting aan de inspanningen voor de komende jaren. De belangrijkste (kritische) conclusies en aanbevelingen: Strategisch-visionair vermogen: De focus van de gemeente Leiden op inhoud en ambitie is wel versterkt, maar de vertaalslag naar het dagelijkse en operationeel proces is nog moeizaam. De speerpunten van de stad moeten meer zichtbaar zijn in het handelen op alle niveaus van de organisatie. De hoofdkeuzes waar staat Leiden voor dienen duidelijker gecommuniceerd te worden en consequent te worden nageleefd. Als Leiden een betrouwbare overheid wil zijn, dient de bestuurskracht op dit punt te verbeteren. Dit kan door meer tijd te besteden aan de vlaggenschepen, de beeldbepalende dossiers die cruciaal zijn voor de ontwikkeling van de stad. Ook het werken met scenario’s en alternatieven dient meer tot de standaard werkwijze te behoren als wij tot verbetering willen komen. Het vormen van een strategie samen met partners is een derde aanbeveling, waarbij versterking van de eigen strategische kern in de organisatie eveneens aandacht behoeft. Interactief-relationeel vermogen: Een goede relatie met de partners in de regio is cruciaal voor het bereiken van belangrijke doelen. De verhouding met de regiogemeenten staat echter onder druk. De regio verwacht een centrumstad die zich verantwoordelijk weet voor het regionale belang, een leiderschapsrol op zich neemt in het maken van vitale coalities en haar partners erbij betrekt. Een belangrijke aanbeveling is om veel meer te focussen op de samenwerking in de Leidse regio/ stedelijke agglomeratie. Als Leiden een betrokken overheid wil zijn, dient de bestuurskracht op dit punt te verbeteren. Helderheid bieden waarvoor en voor wie Leiden relevant wil zijn, het versterken van samenwerkingsgedrag en het tonen van leiderschap bij de hercontractering van de samenwerking in Holland Rijnland zijn mogelijkheden om de bestuurskracht op dit punt te versterken. Daarnaast verdient het aanbeveling te zoeken naar versterking van het bestuur op de schaal van de Leidse regio.
19
Strategische Verkenningen 2014-2018
Innovatief-adaptief vermogen: De bestuurskrachtonderzoekers zijn positief over het vermogen van Leiden tot vernieuwing en aanpassing. Zij beschouwen dit vermogen als de sleutel om op de andere vermogens tot merkbare en zichtbare verbeteringen te komen. Zij waarschuwen wel dat dit innovatieve vermogen nog niet heel breed in de organisatie zichtbaar is. Daar moet wel aan worden gewerkt. De vernieuwende werkwijzen zoals Nieuwe bestuursstijl en Toonaangevende organisatie zijn goed, maar moeten zich in de praktijk nog beter bewijzen. De aanpak van Palet 2010 en de totstandkoming van de Cultuurnota zijn wel bewezen aanpakken die werken. Deze ervaringen kunnen breder worden toegepast in werkprocessen. Door meer en grondiger de leereffecten van innovatieve oplossingen in kaart te brengen en te delen in de organisatie, wordt het vermogen van het geheel vergroot. Verbetering van de bestuurskracht is geen vrijblijvende keuze. De belangrijkste assets van de stad staan steeds meer onder druk. De strategische kerndossiers zoals Universiteit/LUMC, Bio Science Park, Leiden Kennisstad, Binnenstad en Bereikbaarheid (→ zie ook: Hoofdstuk 5 Bijzondere Programma’s en 6.4 Economie) als sleutelfactoren voor de economische ontwikkeling van stad en regio vereisen een doortastende, consequente en gezamenlijke aanpak van de gemeenten Leiden met haar strategische partners. Een matige of slechte relatie met partners is een bedreiging voor de stedelijke ontwikkeling.
Aandachtspunt: keuze voor verbetering bestuurskracht is niet vrijblijvend
De opgaven waar Leiden en haar regio voor staan, ontwikkelen zich snel. Noodzakelijk is een daarbij passende organisatie die gelijke tred weet te houden met deze ontwikkelingen. Dit stelt bijzondere eisen aan de aansturing, samenwerking binnen de organisatie en daarbuiten, de beschikbare professionaliteit en een cultuur die stimulerend is. Hiermee is het vierde vermogen, het Operationeel-uitvoerend vermogen, getypeerd. Het bestuurskrachtonderzoek heeft een belangrijke impuls gegeven aan de regionale samenwerking. Dat de wijze waarop Leiden de achterliggende jaren is omgegaan met belangrijke regiodossiers tot verslechterde relaties heeft geleid, werd zeker bestuurlijk en ambtelijk gevoeld. Door deze verhoudingen ontstond een soort handelingsverlegenheid. Daarom heeft de sterke roep vanuit regiogemeenten en partners in de stad om hernieuwd regionaal leiderschap stroomversnelling gebracht in een zelfbewuster optreden van de centrumstad. In de volgende paragraaf is dit nader uitgewerkt in de ontwikkelingen in regionale samenwerking.
2.3 Regionale ontwikkelingen 2.3.1 Leidse regio, een Netwerkstad De Leidse regio omvat de gemeenten Leiden, Leiderdorp, Oegstgeest, Voorschoten en Zoeterwoude. Het Bestuurskrachtonderzoek 2012 (→ zie ook: 2.2 Bestuurskrachtonderzoek) leidde tot een dikke onderstreping van de bestuurlijk al langer bestaande wens: focus veel meer op de Leidse regio. 20
Strategische Verkenningen 2014-2018
Belangrijke vraagstukken op het terrein van economie, bereikbaarheid en voorzieningenspreiding vragen veel meer om samenwerking op de kleinere Leidse regioschaal. Samenwerking op de schaal van Leidse regio heeft sindsdien hoge prioriteit gekregen. Dit heeft er onder meer toe geleid, dat het Concernwerkplan 2013 van de Leidse concerndirectie grotendeels in het teken staat van regionale samenwerking: Waar het enigszins kan, wordt samengewerkt in de Leidse regio. Samenwerking in de Leidse regio is niet nieuw. Tot het ontstaan van Holland Rijnland vond vrijwel alle samenwerking binnen de Leidse regio plaats. Daarvan maakten ook de toenmalige gemeenten Warmond en Roelofarendsveen deel uit. De Leidse regiogemeenten (exclusief Voorschoten) hebben sinds 2005 een structurele samenwerkingsagenda waaraan de gemeentesecretarissen gezamenlijk leiding geven. De meest omvangrijke samenwerking die hieruit is voorgekomen, is Servicepunt71. Deze samenwerking leidt daarnaast tot allerlei operationele samenwerkingen zoals personele uitwisseling, gezamenlijke inkoopcontract subsidieadvies, WMO-uitvoering, samenwerking tussen communicatieadviseurs. Alle vijf gemeenten vormen gezamenlijk het samenwerkingsverband Grip5, ten behoeve van rampenbestrijding. De uitkomsten van het Leidse bestuurskrachtonderzoek hebben geleid tot afstemming tussen de vijf Managementteams en ook zijn de burgemeesters in 2012 gestart met een periodiek overleg ter afstemming van alle gezamenlijke inspanningen. Beleidsmatig en op meer strategisch niveau is eind 2012 gestart met twee intensieve inhoudelijk samenwerkingsdossiers: Economie071 en LAB071. Een korte toelichting hierbij: Economie071. Onder deze noemer werken de vijf gemeenten samen met bedrijfsleven en onderwijsinstellingen (MBO/HBO/Universiteit) aan een gezamenlijk economische agenda voor de komende 10 jaar. In 2012 is door economisch onderzoeksbureau Bureau Louter uit Delft onderzoek gedaan naar de economische kracht van de Leidse regio. Daarnaast zijn twee scans uitgevoerd naar respectievelijk vitaliteit en woonaantrekkelijkheid. Op grond van deze basisinformatie wordt gewerkt aan het opstellen van een gezamenlijke economieagenda. De deelthema’s zijn Clusters/MKB, Ondernemerschap, starters & innovatie, Onderwijs & Arbeidsmarkt, Vestigingsklimaat, ruimte & mobiliteit, en Marketing & acquisitie. Alle informatie over Economie071 is te vinden op www.leiden.nl\economie071. LAB071. LAB staat voor Leidse Agglomeratie Bereikbaar. Onder deze noemer werken Leiden en Leiderdorp samen aan een voorstel voor infrastructurele maatregelen die het mogelijk maken om de ruimtelijk-economische ambities van de Leidse agglomeratie te realiseren. Voor de verdere economische ontwikkeling van de regio is een goede bereikbaarheid een voorwaarde. De uitdaging is het vinden van de optimale balans tussen het goed bereikbaar maken van economische clusters en het maximaal leefbaar houden van de regio. De gemeenten starten met een verkenning van de ruimtelijk-economische ambities, bereikbaarheidsproblemen en mogelijke verkeerskundige oplossingen. Ook Oegstgeest heeft inmiddels besloten in LAB071 te participeren. Voorschoten en Zoeterwoude zijn betrokken, maar hebben de bestuursopdracht niet vastgesteld.
21
Strategische Verkenningen 2014-2018
Overige acties. Medio 2011 is gestart met bijeenkomsten van de raden uit de Leidse regio over wat ons bindt en waar de gemeenten elkaar kunnen versterken. Tijdens de tweede bijeenkomst, februari 2012 te Leiderdorp, hebben de raden zich uitgesproken om meer samenwerking te zoeken in de spreiding van voorzieningen, in het bijzonder sportvoorzieningen. In alle raden zijn daartoe moties ingediend. Toch leidt dit nog niet tot een gezamenlijke agenda. In opdracht van Leiden wordt momenteel een verkenning uitgevoerd naar mogelijkheden van regionalisering van het Sportbedrijf. De resultaten worden medio 2013 verwacht. Bouwen aan een Netwerkstad. In de Leidse Ontwikkelingsvisie 2030 is samenwerking in de Leidse regio omschreven als het bouwen aan een Netwerkstad Leidse regio. De kern van dit concept is dat we zo intensief mogelijke samenwerking nastreven, waarbij wordt uitgegaan van de zelfstandigheid van elke partij. Elke gemeente brengt haar kwaliteiten in het netwerk in en verrijkt daarmee het geheel. De kwaliteiten van de gemeenten in de Leidse regio zijn complementair en versterken elkaar. Samen zijn we één stedelijke agglomeratie en streven we naar het zo sterk mogelijk maken van dit stedelijk gebied. Ook Leiderdorp heeft in haar toekomstvisie inmiddels het concept van Netwerkstad opgenomen als ontwikkelingsrichting. In het algemeen kan gesteld worden dat hoe bestuurlijke samenwerking ook loopt, welke regionale samenwerkingsverbanden op groter niveau ook ontstaan, de Netwerkstad Leidse regio blijft daarin de stabiele basis van samenwerking. Ook de komende jaren is het daarom te verwachten dat aan de bovenstaande voorbeelden van Samenwerking071 de nodige voorbeelden zullen worden toegevoegd.
Aandachtspunt: bouwen aan de Netwerkstad Leidse regio
2.3.2 Strategische samenwerking: Holland Rijnland, Zuidvleugel of anders? Hoewel de samenwerking in de Leidse Regio ook zeker strategische samenwerking genoemd kan worden, richt die samenwerking zich vooral op operationeel en praktische samenwerking. Strategische samenwerking gaat meer om het optreden binnen de Randstad waarbij bovenregionale belangen domineren. De laatste tien jaar is het leeuwendeel van energie in samenwerking besteed binnen het verband van Holland Rijnland (figuur 1).
22
Strategische Verkenningen 2014-2018
Figuur 1: Samenwerkende gemeenten in Holland Rijnland
In dit samenwerkingsverband is veel bereikt. In bijna tien jaar samenwerking zijn de belangrijkste doelen gerealiseerd of nadert de definitieve besluitvorming, vooral in projecten op het gebied van mobiliteit, wonen, economie en groen. Daarnaast wordt binnen de sociale agenda op een breed spectrum van thema’s samengewerkt of afgestemd.
Herprofilering In 2013 is de discussie over de herprofilering en herpositionering kenmerkend voor de samenwerking binnen Holland Rijnland. Waar liggen voor de komende tien jaar de opgaven van de gemeenten? Welke gemeenten zijn partner bij het realiseren hiervan? Opnieuw een sterk strategisch optreden is mogelijk bij het vinden van de juiste schaal bij het zoeken naar nieuwe partnerschappen. Het voortbestaan van Holland Rijnland in zijn huidige vorm is geen vanzelfsprekendheid. Nieuwe onderzoeken over de economische kansen van Zuid-Holland, de Randstad, de Leidse regio en Holland Rijnland wijzen enerzijds op de noodzaak tot sterke profilering op het terrein van economie en op vestigingsklimaat en omgevingskwaliteit (groen, recreatie). Anderzijds komen nieuwe samenhangen in beeld: sterkere relatie Leidse regio met de Metropoolregio Amsterdam, met Figuur 2: Overzicht samenwerkende gemeenten in Zuid-Holland nieuwe topclusters zoals Space (NoordwijkLeiden-Delft) en cross-overs tussen sectoren (Bioscience en Greenport, Bioscience en Space).
23
Strategische Verkenningen 2014-2018
Andere ontwikkelingen met (grote) relevantie voor Leiden zijn de doorontwikkeling van metropoolregio’s, heroriëntatie van Groene Hartgemeenten op Groene Hartregio zelf in plaats van verbindingen met de stedelijke regio’s en het toenemend belang van de centrale OV-ontwikkelingsas Amsterdam/WTC-Schiphol-Leiden-Den Haag CS-Rotterdam RCD-Antwerpen, met de A4-corridor als parallelle as voor wegvervoer.
Zuidvleugel Binnen de Zuidvleugel van de Randstad waar Leiden, de Leidse regio en het grootste deel van Holland Rijnland deel van uitmaken wedijveren verschillende samenwerkingen om voorrang (figuur 2). In de eerste plaats is er de Economische Agenda Zuidvleugel, waarin de regio’s Holland Rijnland, Haaglanden, Rotterdam-Rijnmond en Drechtsteden participeren onder leiding van de provincie ZuidHolland. Dan is er de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag (MRDH), bestaande uit de 24 gemeenten van Haaglanden en Rotterdam-Rijnmond. Eind 2011 zijn deze gemeenten begonnen met een agenda van tien pijlers. Medio 2013, bij het naderen van de definitieve besluitvorming, resteert één echte pijler Vervoersautoriteit en één ‘uitgeklede’ pijler Kenniseconomie. De economische pijler kent veel overlap met de Zuidvleugelagenda. Begin 2013 is een Regionale Ontwikkelingsmaatschappij Zuidvleugel BV opgericht. Partners hierin zijn: de Provincie Zuid-Holland, de steden Rotterdam, Den Haag, Leiden, Delft en Dordrecht, en de drie universiteiten, evenals het Ministerie van Economische Zaken. De ROM heeft als doel de economische speerpunten van de Zuidvleugel te versterken.
Noordvleugel De oriëntatie van Leiden en de Leidse regio op de Noordvleugel van de Randstad (figuur 3) is nog matig ontwikkeld. Vanwege bestuurlijke grenzen (provincie), arbeidsmarktoriëntatie op Den Haag en Haaglanden, en samenwerking in de kennis-as Leiden-Delft-Rotterdam (Medical Delta) is de primaire focus lange tijd richting het zuiden geweest. Een heroriëntatie op de kansen in de Noordvleugel is echter wenselijk. Uit onderzoek van de provincie Zuid-Holland (De Weerbare Regio) en onderzoek voor de economische agenda Leidse regio blijkt dat vooral op het terrein van Figuur 3: kenniseconomie (topsectoren) waardevolle allianties met de Noord- en Zuidvleugel in de Randstad Amsterdamse regio mogelijk en wenselijk zijn. Gezien de economische kracht is de Amsterdamse metropool interessanter dan de Zuidvleugel. Met haar veruit sterkste BioSciencecluster van Nederland kan Leiden extra kracht geven aan de economische agenda van de Metropoolregio Amsterdam en zo meeliften met de positieve vibe van de hoofdstad. Daarnaast zijn combinaties mogelijk tussen topsectoren uit beide regio’s, zoals ICT-Bioscience, Biobased economy, Spacecluster. De nabijheid van Schiphol is een belangrijke troef voor de Leidse kenniseconomie.
24
Strategische Verkenningen 2014-2018
De opgave De komende jaren zullen gekenmerkt worden door het zoeken naar een aangaan van nieuwe strategische verbanden. Anders dan de afgelopen jaren zal dat vaker gestalte krijgen in flexibele en informele vormen, zoals netwerkconstructies. Formele verbanden (gemeenschappelijke regelingen) passen minder bij de eis om snel in te kunnen spelen op wijzigende omstandigheden. De opgave voor elke gemeente, dus ook Leiden, is om meer dan ooit uit te gaan van de eigen kracht, de eigen agenda en maatschappelijke opgave en daarbij partners zoeken. De Ontwikkelingsvisie 2030, Leiden, Stad van Ontdekkingen, is daarbij het kompas.
Aandachtspunt: aangaan van nieuwe strategische verbanden
Regionaal Partnerschap en Leiderschap 2013 – under construction De raad van Leiden heeft het college van B en W gevraagd om een nieuwe visie te ontwikkelen over de toekomst van Leiden in de regio en regionale samenwerking. Het college heeft ten behoeve van het debat hierover op 28 mei 2013 een discussienotitie vastgesteld: Leiden en Regio – nieuwe koers, nieuwe kracht. Bovenstaande noties over de regio staan in de genoemde discussienotitie uitvoerig uitgewerkt. Aan de hand van deze notitie en het debat hierover zullen enkele scenario’s ontwikkeld worden, die uiteindelijke dienen uit te monden in een nieuwe visie op het regionale partnerschap en leiderschap van Leiden. Dit traject vraagt nauwe afstemming met dezelfde gedachtevorming bij buuren regiogemeenten. De discussienotitie is ook aan deze gedachtevorming dienstbaar.
2.4 Vernieuwing Planning & Control-cyclus (Deels nieuwe) uitgangspunten planning & control instrumenten De producten in de p&c cyclus ondersteunen een goed gesprek tussen: - college en raad (compact, relevant en goed leesbaar); - directie en college (als geheel); - directeur en portefeuillehouder; - afdelingsmanager en directie/directeur; - teammanagers / budgethouders en afdelingsmanagers. In de p&c producten is een goede verbinding tussen de onderdelen aangebracht: inhoud en financiën, effecten, output en activiteiten, verbinding tussen programma’s en balans tussen programma’s. De bestuurlijke producten zijn vertaald naar de ambtelijke p&c cyclus (resultaten in begroting komen terug in afdelingsplannen). Bij het opstellen van de producten is de lijn aan het stuur. De staf ondersteunt de lijn hierbij zowel door tijdig basisinformatie aan te leveren als de lijn te adviseren over de bovengenoemde
25
Strategische Verkenningen 2014-2018
verbindingen (tussen bijvoorbeeld inhoud en financiën). Er is sprake van een volwaardig gesprek tussen lijnmanager en financieel adviseur. Er vinden periodieke afstemmingsoverleggen plaats (budgetgesprekken) tussen lijnmanagement en de financieel adviseur. Overige elementen in de verbetering van het instrumentarium kunnen zijn: - Van papier naar gesprek. Minder schriftelijke rapportage door bijvoorbeeld met relevante thema’s te werken en daarover het gesprek met de raad aan te gaan. Hierdoor ontstaat een snellere, interactieve en dus meer relevante informatie-uitwisseling van laag in de organisatie tot en met de raad; - Differentiatie van de informatievoorziening per thema of programma; - Verkorting van de doorlooptijd door in korte periode afstemming te zoeken ( na adequate voorbereiding); - Onderscheid tussen sturing en verantwoording over beleid en de financiële sturing en verantwoording = scheiding beleidscyclus en begrotingscyclus (min of meer); - Beleidsverantwoording hoeft niet per se uitgebreid in bijvoorbeeld de Jaarrekening plaats te vinden, maar kan op een geëigend moment gedurende het jaar of gedurende de looptijd van het beleid (vaak langer dan een jaar); - Twee integrale bespreekmomenten met de raad per jaar, waarin heden, verleden en toekomst aan elkaar worden verbonden: moment 1: Jaarrekening (t-1), Bestuursrapportage (t) en Perspectiefnota (t+1 e.v.) en moment 2: Bestuursrapportage (t) en Programmabegroting (t+1 e.v.); - Meer ontsluiting van informatie op digitale wijze, minder op papier. Cultuurelementen die hierbij horen zijn: • Versterken cultuur van het krijgen van vertrouwen en de gelegenheid tot verantwoorden (gebeurt via gesprekcycli); • Versterken van het geven van vertrouwen en het eisen van verantwoording (idem); • Versterken van de cultuur van het leren van fouten; • Versterken aanspreekcultuur bij niet nakomen van afspraken.
Visieontwikkeling voor beleidscontrol De laatste jaren heeft verbetering van de financiële control in de gemeente Leiden veel aandacht gekregen. Hierover heeft de organisatie gerapporteerd in de reguliere producten voor de gemeenteraad binnen de P&C-cyclus, zoals Jaarstukken en Bestuursrapportages. Naast deze financiële control (de planning- en controlcyclus of budgetcyclus) kunnen we beleidscontrol (de Plan-Do-Check-Act-cyclus) onderscheiden. Voor 2005 verscheen de eerste zogenoemde Programmabegroting van Leiden. Hierin werden beleid en financiën meer met elkaar verbonden door per programma de drie W-vragen te beantwoorden: • Wat willen we bereiken? • Wat gaan we daarvoor doen? • Wat mag dat kosten?
26
Strategische Verkenningen 2014-2018
De afgelopen jaren is dit, mede door een continue doorontwikkeling van de Programmabegroting, goed vastgelegd. De Programmabegroting is een leidend onderdeel van onze organisatie geworden. Wat tot nu toe minder aandacht heeft gekregen is dat de beleidscyclus inhoudelijk leidend zou moeten zijn en ook gebaat kan zijn bij meer ‘control’. Hiermee wordt bedoeld dat bij het opstellen van beleid ook de drie W-vragen aan de orde komen en beleidsdoelen worden vastgelegd. Deze (of de belangrijkste hiervan) kunnen worden opgenomen in de begroting. Het is bijvoorbeeld denkbaar om een beleidsagenda voor de komende jaren op te stellen, waarbij jaarlijks enkele beleidsterreinen aan bod komen. Over een periode van vier tot tien jaar heeft dan het geheel aan Leids beleid de cyclus doorlopen: het vorige beleid is geëvalueerd, nieuw beleid is opgesteld en uitgevoerd, het wordt gemonitord en geëvalueerd. Hiermee is dan elk beleidsterrein voorzien van beleid. Alle mijlpalen in de beleidscyclus worden in een beleidsagenda of –kalender vastgelegd (signalerings- en planningsfunctie). Hieronder staat, hoe dit uitgewerkt zou kunnen worden. De gedachtevorming hierover is nog in ontwikkeling, maar we nemen u alvast graag mee in de ideeën over een mogelijke vernieuwing van de P&C cyclus door deze aan te sluiten op een meerjarige beleidscyclus.
De (meerjarige) beleidscyclus De beleidscyclus zou de basis kunnen worden van het gemeentelijk handelen. Ze beslaat vaak een periode van minimaal vier jaar. Voor sommige beleidsterreinen kan ook een langere periode (bijvoorbeeld vijf tot tien jaar) worden aangehouden; dat zorgt voor rust en continuïteit van beleid, waardoor ook meer control mogelijk is. De gemeentelijke organisatie ontwikkelt het beleid (PLAN), operationaliseert het en voert het uit (DO), evalueert (CHECK) en stelt eventueel bij (ACT). Het college en de gemeenteraad zijn de beslissers in de beleidscyclus, waar de besluitvorming plaats vindt. Het model van Deming (figuur 4) geeft de beleidscyclus eenvoudig weer. Figuur 4: Beleidscyclus
Aandachtspunt: beleidscyclus van minimaal vier, liefst meer jaren, die leidend wordt voor het gemeentelijk handelen
27
Strategische Verkenningen 2014-2018
De Programmabegroting (jaarlijks) wordt volgend We kennen in Leiden een jaarlijkse budgetcyclus met als belangrijke componenten de Perspectiefnota (mei), de Programmabegroting (november) en de Jaarstukken (mei). Uitgangspunt van de Programmabegroting is dat het staande beleid leidend is. Hiermee wordt bedoeld dat bij het opstellen van een beleidsnota intensief wordt nagedacht en onderzocht wat we als stad willen bereiken en hoe we dat het beste kunnen doen. Bij het opstellen van de Programmabegroting kunnen de belangrijkste doelen worden overgenomen uit of afgeleid van het vigerend beleid. In de Programmabegroting wordt per programma een aantal doelen (gewenste maatschappelijke effecten) en effectindicatoren opgenomen. De doelen, zo is in de Doorontwikkeling van 2012 afgesproken, moeten de gehele financiële begroting beslaan en betreffen dus niet (alleen) speerpunten. De Programmabegroting bevat, naast uit beleid afgeleide doelen, ook veel wettelijke taken, die niet in beleidsnota’s zijn verwoord. In de Programmabegroting staan niet alleen de beoogde maatschappelijke effecten, maar ook de prestaties: wat gaan we er het komende jaar voor doen? Ook deze kunnen (deels) worden afgeleid van het opgestelde beleid. Belangrijke veranderingen in de begroting moeten in de Perspectiefnota worden aangekondigd. Om de Programmabegroting uit te voeren vertaalt de organisatie deze, evenals nu het geval is, jaarlijks in het Concernwerkplan en vervolgens in het afdelingsplan en individuele jaarplan van iedere medewerker. In figuur 5 ziet u deze mogelijke vernieuwing van de Planning & Control-cyclus, ‘aangestuurd’ door de beleidscyclus, in schema.
28
Strategische Verkenningen 2014-2018
Figuur 5: Vernieuwde P&C-cyclus inclusief Beleidscyclus
Doelen uit beleidscyclus
Verantwoording binnen dit proces loopt in eerste instantie via de lijnsturing. Uiteindelijk, in de Jaarstukken, legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad. In de Jaarstukken geven we aan in hoeverre deze prestaties (acties) zijn uitgevoerd: hebben we de dingen die we afgesproken hebben ook gedaan? Aan het einde van de afgesproken beleidscyclus beantwoorden we de vraag of deze prestaties ook tot de beoogde maatschappelijke effecten hebben geleid (doen we de goede dingen?). Wel kunnen we in de Jaarstukken een tussenstand bieden in de vorm van de meest recente realisatiewaarden van de effectindicatoren met een korte toelichting.
29
Strategische Verkenningen 2014-2018
30
Strategische Verkenningen 2014-2018
Hoofdstuk 3 Financiële kaders Zoals aangekondigd in het voorwoord van deze Strategische Verkenningen 2014-2018, hebben de gemeentelijke financiën een prominente plek gekregen in het document. Want een ding is zeker: u zult bij uw keuzes in beleid de komende jaren voor grote financiële vraagstukken komen te staan. Kiezen in krappe tijden is misschien wel de grootste opgave te noemen, waarvoor de gemeente zich in 2014 en verder gesteld zal zien.
In de herziene stadvisie Leiden, Stad van Ontdekkingen (2012) gaf de gemeenteraad zich ook al rekenschap van de huidige krappe tijden.
De gemeente Leiden zal ook de komende jaren last blijven houden van de gevolgen van de economische crisis. Vooral door de verwachte daling van de Algemene uitkering van het Gemeentefonds zal zij vanaf 2014 structureel minder te besteden hebben. Tegelijkertijd zijn de opgaven onverminderd groot. Met de decentralisaties komen er nieuwe taken op de gemeente af, de lopende taakstellingen op bedrijfsvoering moeten nog worden ingevuld en het in stand houden van het huidige voorzieningenniveau zal de komende jaren een beslag blijven leggen op de financiële middelen. Vooral het financieel borgen van onderhoud en vervanging van riolering vraagt in komende jaren extra ruimte op de begroting. De uitdaging voor de gemeente de komende jaren wordt – kort samengevat – om de structurele inkomsten en uitgaven in balans te houden. Het eigen vermogen dient hierbij bij voorkeur op een financieel duurzame wijze te worden ingezet. Een adagium is ook: extra uitgaven aan het ene doel vergen (aanvullende) bezuinigingen elders. In schema ziet het huishoudboekje van de gemeente er vanaf 2014 als volgt uit (figuur 6):
31
Strategische Verkenningen 2014-2018
Figuur 6: Huishoudboekje gemeente Leiden vanaf 2014
1. Baten (inkomsten)
Gemeente Leiden
Rijksbezuinigingen (€14 mln. in 2018) op het Gemeentefonds en Participatiewet Leidse belastingmix Herijking gemeentefonds
2. Laten (uitgaven)
Decentralisaties Beheer, onderhoud en vervanging (met name riolering) Openstaande taakstellingen organisatie Wet HOF
3. Reserves en weerstandsvermogen
Uitkomsten stresstest en weerstandsvermogen Besteedbaarheid eigen vermogen Schatkistbankieren
In de paragrafen 1 tot en met 3 beschrijven we de ontwikkelingen die in de komende jaren van invloed zijn op dit huishoudboekje van de gemeente: de inkomsten, de uitgaven en de reserves en het weerstandsvermogen. In het vierde deel vatten we de consequenties van die ontwikkelingen kort samen.
3.1 Inkomsten Voor de inkomsten van de gemeente Leiden zijn in de periode 2014-2018 de volgende ontwikkelingen aan de orde:
Effect Rijksbezuinigingen op het Gemeentefonds Op basis van de decembercirculaire 2012 en als gevolg van het landelijke Sociaal Akkoord dit voorjaar van kabinet, werkgevers en werknemers, houdt de gemeente Leiden rekening met een aanvullende structurele teruggang van de Algemene uitkering die oploopt tot € 12,7 miljoen in 2018 ten opzichte van de Meerjarenbegroting 2013-2016. In hoeverre het verwachte negatieve structurele effect van € 1,2 miljoen van het Sociaal Akkoord voor de gemeente Leiden daadwerkelijk optreedt, is nog onzeker. In verband met licht economisch herstel heeft het kabinet immers de besluitvorming over deze extra bezuinigingen om binnen de EUnormen te blijven, tot augustus uitgesteld. Duidelijk is wel dat deze maatregelen – wellicht in aangepaste vorm – alsnog zullen worden doorgevoerd, mocht het begrotingstekort oplopen boven 3 procent. In de Lenteprognoses van 3 mei 2013 sprak de Europese Commissie de verwachting uit dat de Nederlandse economie juist sterker zal gaan krimpen dan verwacht. Voorzichtigheidshalve houdt de gemeente Leiden daarom vanaf 2014 rekening met de aanvullende negatieve effecten van het Sociaal Akkoord.
32
Strategische Verkenningen 2014-2018
In de Meicirculaire 2013 van het rijk is een aantal grote wijzigingen meegedeeld die voor Leiden nadelig zijn (Afloop suppletie-uitkering afschaffing OZB gebruikers woningen). Het nadelig saldo van de meicirculaire is als volgt:
Saldo Meicirculaire
2014
2015
2016
2017
2.607
2.626
1.187
78
De Perspectiefnota 2014-2017 blijft nagenoeg structureel sluitend. Het incidentele bedrag voor aanvulling van de reserve voorziene investeringen zal worden betrokken bij de samenstelling van de Programmabegroting 2014.
Aandachtspunt: effecten Rijksbezuinigingen op de Algemene Uitkering van het Gemeentefonds
Effecten Participatiewet Een tweede onzekerheid betreft de verdere uitwerking van de Participatiewet, nu deze naar aanleiding van het Sociaal Akkoord met een jaar is uitgesteld naar 1 januari 2015. De efficiencykorting waarmee deze invoering gepaard gaat zou voor de gemeente Leiden per 2018 leiden tot een structureel nadeel van € 1,4 miljoen ten opzichte van de meerjarenbegroting 20132016. Aandachtspunt: effecten aanpassingen Participatiewet
Herijking gemeentefonds De Algemene Uitkering van het Gemeentefonds wordt berekend op basis van een uitgebreide reeks van verdeelmaatstaven. Dit zijn kenmerken van de individuele gemeenten (bijvoorbeeld ‘inwoneraantal’, ‘meters kademuur’, ‘kerndichtheid’) waarvan het veronderstelde uitgavenniveau wordt afgeleid. Al geruime tijd voert het ministerie van Binnenlandse Zaken verkenningen uit naar de wijze waarop dit systeem kan worden aangescherpt en vereenvoudigd. In 2012 besloot de minister om deze herijking in ieder geval uit te stellen tot 2014. De effecten van deze herziening op de Algemene uitkering zijn op dit moment nog niet te overzien. Vooruitlopend op de herijking heeft de Tweede Kamer met de motie Haersma Buma besloten om € 250 miljoen uit het subcluster Onderwijshuisvesting van de Algemene uitkering te halen. Dit is opgenomen in het Regeerakkoord Rutte II en meegenomen in bovenstaande berekening voor Leiden (→ zie ook: 3.1 Effect rijksbezuinigingen).
Leidse belastingmix De gemeente Leiden stond in de COELO Atlas van lokale lasten voor 2013 op de 297e plaats van de 408 Nederlandse gemeenten voor de woonlasten. Dit betekent dat er in 2013 111 gemeenten zijn 33
Strategische Verkenningen 2014-2018
met hogere woonlasten dan Leiden. Voor woonlasten hanteert de gemeente op dit moment de onderstaande uitgangspunten, die ook wel aangeduid wordt als Leidse belastingmix. De achterliggende gedachte van deze mix is, dat de gemeente bewoners van een goedkope woning financieel ontziet: De Onroerende Zaakbelastingen (OZB) van Leiden horen tot de hoogste in het land. Daar tegenover staat dat de rioolheffing en afvalstoffenheffing niet kostendekkend en dus relatief laag zijn. Tarieven voor de OZB op niet-woningen worden jaarlijks geïndexeerd. De tarieven voor woningen worden niet verhoogd, maar de indexering wordt in het kader van ‘vergroening’ overgeheveld naar de afvalstoffenheffing; Wettelijk is het toegestaan om Roerende ruimtebelastingen (RRB) te heffen om ook gebruikers en eigenaren van dergelijke niet-woningen en woningen bij te laten dragen aan de Algemene middelen van de gemeente. De gemeente Leiden maakt geen gebruik van deze mogelijkheid. De afvalstoffenheffing wordt geheven van gebruikers van percelen waarvoor de gemeente een plicht heeft tot de inzameling van huishoudelijk afval. De gemeente Leiden hanteert drie tarieven: voor een-, twee- en drie- of meerpersoons huishoudens. Jaarlijks vindt een trendmatige verhoging plaats en wordt de trendmatige verhoging van de OZB voor woningen aan de afvalstoffenheffing toegevoegd. De afvalstoffenheffing is in de Programmabegroting 2013 voor 59 procent kostendekkend. De rioolheffing wordt geheven van gebruikers van percelen van waaruit water direct of indirect wordt afgevoerd op de gemeentelijke riolering. Bij woningen hanteert de gemeente drie tarieven voor een-, twee- en drie- of meerpersoons huishoudens. Voor bedrijven hanteert de gemeente een vast tarief tot een waterverbruik van 250 m3. De rioolheffing wordt jaarlijks trendmatig verhoogd. In de Programmabegroting 2013 is de rioolheffing voor 57 procent kostendekkend. Naast deze woonlasten heft de gemeente Leiden parkeerbelasting, toeristenbelasting, precariobelasting en zogenaamde ‘rechten’ voor door de gemeente verstrekte individuele diensten. In 2009 besloot het kabinet naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van State om het wetsvoorstel in te trekken dat tot het afschaffen van de precariobelasting op de ondergrondse leidingen van nutsbedrijven had moeten leiden. Hiermee blijft deze belasting ook voor de gemeente Leiden voorlopig behouden.
Aandachtspunt: Samenstelling, maatstaven en tarieven gemeentelijk belastingpakket
Grondexploitaties De jaren waarin gemeenten verdienden aan gronduitgifte, liggen sinds het uitbreken van de kredietcrisis in 2008 en de daarop volgende crises achter ons. In de periode tot 2008 groeide de vraag naar nieuwe (koop)woningen hard en steeg de verkoopprijs van woningen sneller dan de inflatie. Het gevolg was stijgende grondprijzen voor woningen, wat voor gemeenten met grote VINEX-nieuwbouwwijken leidde tot substantiële inkomsten in hun grondbedrijf. Het resulteerde er ook in dat gemeenten gronden gingen inkopen en participeerden in gemeenschappelijke grondexploitaties met bouwers en projectontwikkelaars. Ook de uitgifte van
34
Strategische Verkenningen 2014-2018
kavels voor kantorenbouw leidde tot grote kantoorontwikkelingen in en rond de steden en tot hoge grondinkomsten. De gemeenten die een actief grondbeleid voerden op de woningmarkt en op de kantorenmarkt, hebben geprofiteerd van hoge inkomsten in hun grondbedrijf en zien zich nu geconfronteerd met lage inkomsten en grote afboekingen. Eind 2012 had de gemeente per saldo € 29,3 miljoen geïnvesteerd in grondexploitaties, wat nog moest worden terugverdiend. De binnen het grondbedrijf beschikbare buffer heeft een omvang van € 11,4 miljoen. De gemeente Leiden voert een passief grondbeleid (geen risico nemen). Dit staat ook in de Nota Grondbeleid, waaraan we in 2013 werken. Wel beziet de gemeente actief hoe ze nieuwe partijen en markten kan interesseren en de daadwerkelijke realisatie van plannen kan bevorderen. Gedacht kan worden aan particulier opdrachtgeverschap voor kleinschalige woningbouwplannen, het interesseren van beleggers voor de bouw van huurwoningen in het middeldure segment (waaraan behoefte is in Leiden), andere betalingsmodellen of momenten voor bouwers en ontwikkelaars bij grondtransacties en aan aanvullende producten als de starterslening. De gemeentelijke grondexploitaties (PRIL) zijn samengevoegd en werden onderling met elkaar verrekend via de Vereveningsreserve. Voor het sluitend houden van het perspectief van de Vereveningsreserve is de gemeente wel afhankelijk van de realisatie van geplande vastgoed- en grondverkopen. Om de verkoop van gemeentelijk vastgoed te bevorderen werken we aan een portefeuillestrategie hold or sell, om zo een verkooplijst te creëren die het behalen van verkoopopbrengsten mogelijk moet maken. Beperkingen hierbij zijn de matige marktsituatie, de negatieve prijsontwikkeling en de moeite die kopers soms hebben om hun financiering rond te krijgen.
Gemeentelijke Vastgoedportefeuille Deze portefeuille bestaat uit panden die zijn verhuurd aan maatschappelijke organisaties, culturele instellingen, commerciële partijen, maar ook uit de ambtelijke huisvesting, gemeentelijke monumenten en strategisch verworven panden. Voor de instandhouding zijn en worden meerjaren onderhoudsplannen opgesteld. Vooral voor de instandhouding van de monumenten zijn inzet en middelen benodigd. Het huurprijsniveau van de portefeuille is onder marktniveau en onder het niveau dat nodig is om de kosten te dekken. In het Beleidskader Vastgoed, dat gaat over de juiste huurprijsstelling in combinatie met de beoogde activiteitensubsidie/ondersteuning, geven we hier een antwoord op. Daarnaast kan verkoop van panden leiden tot daling van de kosten voor beheer en onderhoud.
3.2 Uitgaven Voor de uitgaven van de gemeente Leiden spelen de komende jaren de volgende ontwikkelingen:
Decentralisaties (→ Zie ook: Hoofdstuk 5.4 Programma Drie Decentralisaties) De drie grote decentralisaties (Participatiewet, Jeugdzorg en taken uit de huidige landelijke AWBZ)
35
Strategische Verkenningen 2014-2018
brengen nieuwe taken en middelen naar de gemeente. In schattingen spreekt men van een toename met 40% van de algemene uitkering. In de uitvoering moeten de gemeenten een efficiëntieslag realiseren ten opzichte van de eerdere uitvoering door het Rijk en de Provincie. Het risico op eventuele overschrijdingen en tegenvallers ligt vooralsnog bij de gemeenten. Wel zal het CPB nog onderzoek uitvoeren naar vooral de financiële risico’s van de decentralisaties voor alle gemeenten gezamenlijk.
Kosten instandhouding riolering Een aandachtspunt in komende jaren zijn de financiële consequenties voor het onderhoud van -, de levensduur verlengende - en vervangingsinvesteringen in de huidige kapitaalgoederen van de gemeente Leiden. In december 2012 heeft de raad de beheerplannen voor kapitaalgoederen vastgesteld. De noodzakelijke dotaties leveren een aanvullend beslag op de structurele middelen. Voor de Openbare ruimte, Vastgoed - en Sportaccommodaties zijn de financiële consequenties in de Perspectiefnota 2014-2017 vertaald. Een aandachtspunt voor de toekomst is de financiële vertaling van de instandhouding van de riolering. In het verleden zijn onderdelen van de riolering met incidentele middelen gerealiseerd. Met de kosten voor onderhoud en vervanging is op dit moment in de meerjarenbegroting nog onvoldoende rekening gehouden. Uit schattingen rondom de huidige actualisatie van het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan blijkt dat, waar nu structurele ruimte van € 2,5 miljoen beschikbaar is, in de toekomst een jaarlijks bedrag van ongeveer € 4,1 miljoen noodzakelijk is om het Leidse rioolnetwerk op het gewenste kwaliteitsniveau te houden.
Aandachtspunt: Financiële verwerking van kosten voor het in stand houden van de riolering
Wet HOF De Wet houdbaarheid overheidsfinanciën (HOF) is de vertaling van de Europese begrotingsafspraken (maximaal begrotingstekort van 3%) naar de decentrale overheden. Het EMU-saldo van alle gemeenten samen groeit hierbij gefaseerd naar een maximaal tekort van 0,2 procent. Omdat het EMU-saldo niet wordt berekend over de baten en lasten, maar over de daadwerkelijk euro’s die de gemeente in- en uitvloeien, vormt dit EMU-saldo een aparte dimensie waarop de gemeente, buiten het evenwicht van baten en lasten om, zal moeten sturen. De precieze invulling van de Wet HOF zal worden uitgewerkt in een uitvoeringsbesluit. Hieruit zal duidelijk moeten worden hoe de individuele gemeenten geacht worden te sturen op het EMU-saldo. Het kabinet heeft in ieder geval aangekondigd deze regeerperiode geen sancties toe te passen bij overschrijding van het EMU-saldo door de gezamenlijke gemeenten.
Openstaande taakstellingen bedrijfsvoering Op het gebied van bedrijfsvoering is sprake van een totale taakstelling van afgerond € 18 miljoen. Op dit moment is deze taakstelling voor € 10 miljoen gerealiseerd. Dit betekent dat in de komende jaren nog € 8 miljoen op bedrijfsvoering moet worden bespaard. Als onderdeel van deze taakstelling zal de 36
Strategische Verkenningen 2014-2018
organisatie eind 2014 met 110 formatieplaatsen zijn gekrompen. Deze ombuigingen hebben tot nu toe geen tot een beperkte invloed gehad op de uitvoering van taken. Realisering van dit totale pakket aan bezuinigingen op de bedrijfsvoering kan echter niet zonder gevolgen blijven voor de kwaliteit van de gemeentelijke taakuitoefening. De organisatie werkt nu immers met minder capaciteit aan een onveranderd takenpakket. Dat leidt tot verhoogde werkdruk en het vergroot het risico op fouten. Ook zal het vaker voorkomen dat een afgesproken prestatie niet kan worden geleverd. In dat geval zal de raad nieuwe kaders moeten stellen voor de taken die voortaan niet meer of op een lager intensiteitniveau zullen worden uitgevoerd. In de Perspectiefnota 2014-2017 is een aanvullende taakstelling op bedrijfsvoering opgevoerd. Deze nieuwe taakstelling wordt doorgevoerd door het toepassen van de nullijn op de bedrijfsvoeringsbudgetten. Deze taakstellingen lopen nu op tot afgerond € 20 miljoen structureel in totaal. Ter uitvoering zullen we onder meer een operatie Stofkam uitvoeren, waarbij we ook de kleinere uitgaven in de organisatie tegen het licht zullen houden. Daarbij denken we aan facilitaire kosten, abonnementen, verzekeringen, vergaderkosten, etc.
Aandachtspunt: verdere invulling taakstellingen bedrijfsvoering en eventuele consequenties voor taken
3.3 Reserves en weerstandsvermogen Het eigen vermogen van de gemeente vormt een incidentele dekkingsbron voor de politieke ambities van de gemeenteraad en de buffer bij het optreden van onverwachte tegenvallers.
Uitkomsten stresstest en weerstandsvermogen De ambtelijke organisatie van de gemeente Leiden maakt jaarlijks bij de Programmabegroting voor het komende begrotingsjaar een inschatting van de kans en impact van mogelijke financiële tegenvallers op de diverse beleidsterreinen. Een Monte Carlo-risicosimulatie berekent vervolgens de statistische kans dat deze risico’s zich gelijktijdig voordoen en koppelt hieraan de impact van deze risico’s. Dit is het risicoprofiel van de gemeente. De Concernreserve moet van voldoende omvang zijn om dit risicoprofiel op te vangen. Bij de Programmabegroting 2013 bleek de stand van de harde ondergrens van de concernreserve ontoereikend. Daarom labelde de raad € 3,4 miljoen van de Reserve compensatie dividend Nuon als weerstandsvermogen (A120098/11). Hiermee is het weerstandsvermogen toereikend om eventuele tegenvallers in het begrotingsjaar 2013 op te vangen. Na verwerking van het Jaarrekeningresultaat 2012 en budgetoverhevelingen resteert een concernreserve van € 8,2 miljoen. Dit betekent dat de concernreserve met € 1,8 miljoen moet worden aangevuld tot de harde ondergrens. Met de aanstaande decentralisaties zal de begrotingsomvang van de gemeente Leiden toenemen. Aangezien de harde ondergrens van de
37
Strategische Verkenningen 2014-2018
concernreserve 10% van de begrotingslasten moet omvatten, zal de benodigde omvang in de toekomst toenemen tot € 11,6 tot € 11,8 miljoen. Met het oog op de langere termijn heeft het college in 2013 een stresstest laten uitvoeren door SEO beleidsonderzoek. Uit de doorrekening van een vijftal crisisscenario’s bleek dat de gemeente Leiden in vergelijking met andere gemeenten waar een stresstest is uitgevoerd een goede uitgangspositie heeft om eventuele crisisscenario’s op te vangen. De stresstest is op 11 april 2013 toegelicht in de raadscommissie Werk en Financiën.
Aandachtspunt: op termijn verhoging ‘harde ondergrens’ concernreserve en versterking weerstandsvermogen
Beschikbaarheid bestemmingsreserves Na budgetoverheveling, inzet van geoormerkte gelden en verrekening met de bestemmingsreserves resteert in de Jaarrekening 2012 een concernreserve van € 8,2 miljoen. Daarnaast heeft de gemeente € 455,1 miljoen aan bestemmingsreserves. Deze bestemmingsreserves zijn voor het overgrote deel bestemd voor concrete bestedingsdoelen. Uitsluitend aan de Reserve compensatie dividend Nuon (afgerond € 60 miljoen) is geen concreet bestedingsdoel verbonden; de overige bestemmingsreserves worden in principe op termijn ingezet voor het realiseren van maatschappelijke doelen in de stad. Voor zover de raad eerdere reserves heeft bestemd naar specifieke beleidsdoelen kan hij altijd besluiten dit doel weer te wijzigen. In een aantal gevallen kan echter een dekkingsprobleem ontstaan als:
De bestemmingsreserve wordt ingezet om kapitaallasten te dekken; Er al verplichtingen zijn aangegaan of bestuurlijke toezeggingen aan externen zijn vastgelegd.
Als dit niet (of slechts gedeeltelijk) het geval is, kan de raad de bestemming van de middelen heroverwegen. Op hoofdlijnen is het bestand aan bestemmingsreserves nu als volgt opgebouwd (figuur 7):
38
Strategische Verkenningen 2014-2018
Figuur 7: Bestemmingsreserves gemeente Leiden
Bestemmingsreserve
Omvang (mln.)
Reserve compensatie dividend Nuon
€ 60,0
Vereveningsreserve grondbedrijf, risicoreserves grondexploitaties en reserve renterisico erfpachtbedrijf
€ 24,7
Overige bestemmingsreserves
€ 186,0
(Deels) uit de Nuongelden gevormde bestemmingsreserves Niet meer te heroverwegen
€ 56,0
Nog gedeeltelijk te heroverwegen
€ 47,2
Nog te heroverwegen
€ 81,2
Totaal
€ 455,1
Schatkistbankieren Gemeenten zijn slechts verplicht om hun overtollige middelen te lenen aan andere overheden of het rijk, als deze middelen meer dan 0,75% van de begrotingsomvang bedragen met een minimum van € 250.000 en een maximum van € 2,5 miljoen. De gemeente Leiden heeft geen overtollige middelen die binnen de criteria voor het schatkistbankieren vallen.
39
Strategische Verkenningen 2014-2018
40
Strategische Verkenningen 2014-2018
Hoofdstuk 4 Internationale Samenwerking Een van de twee pijlers van onze Ontwikkelingsvisie Leiden, Stad van Ontdekkingen is: Internationale Kennisstad. Die internationale samenwerking geven we op een aantal manieren vorm.
4.1 Europese subsidieverwerving In het vorige hoofdstuk belichtten we de sombere financiële vooruitzichten voor de gemeente. Het instrument van subsidieverwerving biedt een mogelijkheid om hier tot op zekere hoogte iets aan te doen, om Kiezen in krappe tijden enigszins te faciliteren. Sinds jaren verwerft de gemeente Leiden extra inkomsten voor de stad door met succes subsidiekanalen aan te boren. Nu de mogelijkheden voor subsidies van de rijksoverheid steeds meer afnemen, wordt ‘Europa’ ook voor gemeenten steeds interessanter. Zo is in de G32, het netwerk van grote steden waar Leiden deel van uitmaakt, een bestuurlijke werkgroep Europa actief. Evenals bij landelijke subsidieverwerving, is het genereren van dergelijke inkomsten nooit een kwestie van bediening van de juiste pinautomaat, maar gaan er niet zelden jaren van opbouwen van kennis en van een netwerk aan vooraf. Verwerft Leiden eenmaal een bepaalde subsidie, dan trekt dit vaak weer extra geld aan, bijvoorbeeld een aanvullende provinciale subsidie ten gunste van de stad.
4.1.1 EU-fondsenperiode 2007-2013 EFRO Met ingang van de EU-fondsenperiode 2007-2013 ontstond de mogelijkheid om EU-subsidies in te zetten voor de versterking van de mondiale concurrentiepositie van Europa. Een beperkt deel van de gelden die voorheen uitsluitend werden ingezet om Europese achterstandsgebieden op een hoger plan te brengen, kon vanaf dat moment worden ingezet om de concurrentiepositie van Europa te versterken. Dit gebeurde vooral op basis van de in Lissabon gemaakte afspraken en de daarbij behorende geldstroom loopt via het Europees Fonds Regionale Ontwikkeling (EFRO). Omdat dit de eerste keer was dat gelden met die doelstelling konden aangewend, heeft het toenmalige ministerie van Economische Zaken een verdeelsysteem in de steigers gezet. Hierin werd de lidstaat Nederland opgedeeld in vier landsdelen. Opdracht voor die landsdelen was om elk een Operationeel Programma te ontwikkelen dat recht doet aan de doelstellingen van de EU en aan de eigen regionale beleidskeuzes. Leiden maakt deel uit van landsdeel West. De trekkers van dit landsdeel, te weten de bestuurders van de G4 en de P4 hebben een Operationeel Programma opgesteld: Kansen voor West. Het beschikbare budget voor Zuid-Holland (exclusief Den Haag en Rotterdam) is € 89,21 mln. 41
Strategische Verkenningen 2014-2018
Hiervan zijn de volgende budgetten rechtstreeks in Leiden terechtgekomen: BioPartner Accelerator € 5,1 mln. (plus € 0,8 mln. van provincie Zuid-Holland) NeCEN € 4 mln. (plus € 1 mln. van PZH) Bio Simulation Factory € 4 mln. (plus € 0,8 mln. garantie van PZH) Aangevraagd en in een gevorderd stadium: Population Imaging € 2,8 mln. 17% van het totaal in Zuid-Holland beschikbare EFRO-budget is in Leiden ontvangen. Daarbovenop heeft de provincie nog eens € 2,6 mln. toegekend aan Leidse projecten. Verder is er EFRO-budget waarvan Leiden en de overige gemeenten en bedrijven in de regio Holland Rijnland hebben geprofiteerd, te weten: Duivenvoorde corridor € 1,3 mln. Aardgasvulpunten € 2,5 mln. Clusterregeling MKB € 11 mln. De mogelijkheid voor Leiden om te delen in de EFRO-subsidies was vooral gelegen in de prioriteit Innovatie en Kenniseconomie. Om de aanvraagtrajecten succesvol te kunnen doorlopen was ook een positief advies van het provinciale steunpunt vereist. De in Leiden aanwezige Life Sciences was een provinciale prioriteit, die hierbij benut kon worden. Steun van de provincie betekende niet alleen een positief advies, maar ook zo nodig het beschikbaar stellen van aanvullende provinciale budgetten en garanties. Leiden heeft geïnvesteerd in goede samenwerking met het provinciale steunpunt, de provinciale buitenpost in Brussel (Regio Randstad) en de betrokken provinciale vakafdelingen. Universiteit Leiden en LUMC Bij alle Leidse EFRO-projecten is de UL en het LUMC betrokken of de trekker. De samenwerking tussen de gemeente Leiden en de UL en het LUMC is in de totstandkoming van die projecten versterkt. De rol van de gemeente Leiden hierin was initiërend en faciliterend. De beide instellingen hebben namelijk zelf geen ervaring met en positie bij EFRO-trajecten. Wel hebben ze ervaring met de Europese onderzoeksubsidies op basis van het KP7. Het zevende Kaderprogramma KP7 is bedoeld voor fundamenteel onderzoek. EFRO (prioriteit Innovatie en Kenniseconomie) is bedoeld voor de toepassing daarvan. Afstemming tussen UL, LUMC en gemeente Leiden zorgt voor optimale benutting van de fondsen KP7 en EFRO. Het LUMC heeft in de periode 2007-2013 94 KP7 projecten toegekend gekregen. Een bekend project is Health-Ties. Dit is een Regions of Knowledge project waarin de Medical Delta (Leiden, Delft, Rotterdam en provincie) een samenwerking is aangegaan met onder meer regio Barcelona, Zurich en Oxford. H. Lenferink neemt namens de betrokken overheden deel in de Board. Het UL heeft in diezelfde periode 134 KP7 projecten toegekend gekregen.
Aandachtspunt: werven van (Europese) subsidies vraagt om kennis en samenwerking met veel externe partners
42
Strategische Verkenningen 2014-2018
4.1.2 EU-fondsenperiode 2014-2020 EFRO Leiden neemt deel aan de voorbereidingen voor de nieuwe prioritaire thema’s Innovatie, Koolstofarme economie en Versterking MKB. De prioritaire thema’s zijn bepaald door Brussel en het Topsectorenbeleid van het rijk. Naast Innovatie en Kenniseconomie zijn er voor Leiden kansen op het gebied van Koolstofarme economie. Die kansen op subsidieverwerving moeten we in het licht zien van fors minder Nederlandse inkomsten uit de EU-begroting; voor Nederland is een vermindering met 34% becijferd. We zullen dus rekening moeten houden met een aanzienlijk kleiner beschikbaar totaalbudget voor de komende periode. Verdergaande, programmatische samenwerking met partners, zoals de Provincie Zuid-Holland en de vier grote steden G4, en nieuwe cross-overs zoals Biobased Economy (→ zie ook: 6.4 Economie), kunnen een antwoord zijn om toch Europese middelen naar Leiden te blijven halen.
Aandachtspunt: verminderd Nederlands aandeel in Europese subsidies vraagt verdergaande samenwerking om deze toch te blijven verwerven
UL en LUMC Samen met UL en LUMC bezien we onder meer ons eigen Programma Leiden Kennisstad (→ zie ook: Hoofdstuk 5 Bijzondere Programma’s) op subsidiekansen. De EFRO-prioriteit Innovatie van het toekomstig Operationeel Programma Kansen voor West II en Horizon 2020 (de opvolger van het onderzoeksprogramma KP7) bieden hier het meest perspectief in.
4.1.3 Cofinanciering Voor het bereiken van onze gemeentelijke en regionale doelen is subsidieverwerving een instrument. Subsidieverwerving is een kwestie van multilevel governance. Met andere woorden: het op de juiste manier matchen van prioriteiten. Daarnaast is subsidieverwerving ‘stemmen met je portemonnee’. Cofinanciering is altijd een vereiste. Naast de cofinanciering op basis van de inhoudelijk keuzes in de Programmabegroting hebben we nu ook een financieel instrument om vooral snel te kunnen inspelen op subsidiekansen, het Cofinancieringfonds (in totaal 1 mln). Voor bestedingen vanuit het fonds fungeren een beleidskader en bijbehorende verordeningen. Het succesvol toepassen van dit fonds brengt met zich mee dat toekomstige stortingen in het fonds aan de orde zullen komen.
Aandachtspunt: toekomstige stortingen in het Cofinancieringsfonds
43
Strategische Verkenningen 2014-2018
4.2 Internationale Kennisstad Sinds 2012 heeft de gemeente een bijzonder programma Leiden Kennisstad (→ zie ook: Hoofdstuk 5 Bijzondere programma’s). Daarop aansluitend heeft de raad nieuw beleid voor internationale samenwerking vastgesteld, dat past in de stadsvisie Leiden, Stad van Ontdekkingen (→ zie ook: Hoofdstuk 1). Als gevolg van gewijzigd rijksbeleid is de samenwerking met ontwikkelingslanden veranderd van een ontwikkelingsrelatie naar een relatie waarin wederzijdse en economische belangen centraal staan. Er is brede maatschappelijke betrokkenheid in de stad voor de gerealiseerde stedenbanden. Binnen de stedenbanden komt dit tot uiting in de City Wide Approach. Deze lokale verankering van internationale projecten komt tot stand door brede en structurele betrokkenheid van particulieren, NGO’s en andere partners in de stad. Concreet zijn deze gemeentelijke en landelijke beleidswijzigingen vertaald in een aantal nieuwe uitgangspunten voor de internationale samenwerking van Leiden met zustersteden, namelijk: herijking van de samenwerking met Buffalo City, voortgezette samenwerking met Juialpa tot 2015 en daarna afbouw, ontwikkeling van de strategische samenwerking met Oxford op het terrein van kennis en cultuur, de samenwerking met Nagasaki te hernieuwen, de samenwerking met Torun beperkt te ondersteunen in de sfeer van representatie en ten slotte de band met Krefeld te gaan beëindigen. Eventuele nieuwe aanvragen voor het aangaan van stedenbanden honoreert de gemeente niet als gevolg van het nieuwe beleid en budgettaire beperkingen.
Aandachtspunt: samenwerking met Oxford en Nagasaki als invulling van het Leids profiel als Internationale Kennisstad
4.3 Nagasaki – Leiden Nagasaki neemt een bijzondere plaats in in de internationale samenwerkingsrelaties van de gemeente Leiden. In februari 2013 heeft burgemeester Lenferink Astellas in Japan bezocht om het bedrijf te bedanken voor het in Leiden Bio Science Park en in de gemeente gestelde vertrouwen. Op 3 december 2012 werd de vestiging van het Japanse Astellas op Leiden Bio Science Park (LBSP) geopend. Deze gelegenheid heeft de burgemeester aangegrepen om Nagasaki te bezoeken.
44
Strategische Verkenningen 2014-2018
Japan - Van Siebold - Leiden – Japan De arts Von Siebold kwam in 1823 als arts op het eilandje Decima (toen Nederlandse handelspost) voor de kust van Nagasaki. In de vijf Japanse jaren heeft hij een diverse verzameling aangelegd van Japanse cultuur en staatsinrichting, van planten, dieren, voorwerpen. Hij vestigde zich in Leiden, Rapenburg 19, waar hij verzameling tentoonstelde. Deze collectie is inmiddels grotendeels in het bezit van het Rijksmuseum Volkenkunde, Rijksmuseum Naturalis en Rijksherbarium. Thans is het pand Rapenburg 19 gerenoveerd tot Centrum voor Japans-Nederlandse relaties met een hoogstaande museumfunctie: SieboldHuis. In het kader van het Japanjaar 2000 werd het SieboldHuis tijdelijk opengesteld en ingericht met een speciale tentoonstelling die door de keizer van Japan is geopend (25 mei 2000). Tot op de dag van vandaag wordt in Japan Philipp F.B. von Siebold herinnerd en gewaardeerd als groot wetenschapper en arts. Binnen Leiden onderhouden diverse instanties al vele jaren betrekkingen met hun tegenhangers in Nagasaki; hieruit zijn hechte wederzijdse contacten ontstaan. Projecten uit deze contacten - tussen onder meer universiteiten en musea- variëren van bilaterale uitwisselingsprogramma's voor studenten en docenten tussen de medische faculteiten tot het delen van kennis en materiaal voor tentoonstellingen. In april 2000 heeft een Leidse delegatie in Nagasaki de openingsceremonie en festiviteiten rond 400 jaar betrekkingen tussen Japan en Leiden bijgewoond. Bij deze gelegenheid hebben leden van de Leidse delegatie hun tegenhangers in Nagasaki ontmoet en uitdrukking gegeven aan de wens om de gezamenlijke historische banden tussen beide steden in een formeel kader te plaatsen, mogelijk in de vorm van een cultureel-wetenschappelijk convenant. De gemeente Leiden biedt desgevraagd bemiddeling naar counterparts (musea, scholen, verzorgingshuizen etc.) en het gemeentebestuur ontvangt conform traditie bezoekers uit Japan, die in verband met een gezamenlijk project- een Leidse instelling bezoeken, op het stadhuis.
Op 4 februari 2013 hebben de burgemeesters van Leiden en Nagasaki de vriendschap tussen beide steden schriftelijk bevestigd.
45
Strategische Verkenningen 2014-2018
46
Strategische Verkenningen 2014-2018
Hoofdstuk 5 Bijzondere Programma’s De belangrijkste ambities van het bestuur voor de stad voeren we uit door middel van bijzondere programma’s (ter onderscheiding van de tien reguliere begrotingsprogramma’s). In 2013 zijn dat: • • • • •
Programma Leiden Kennisstad Programma Bereikbaarheid Programma Binnenstad Programma Drie Decentralisaties 3D Programma WOP Noord
In deze programma’s komt de uitvoering van onze Ontwikkelingsvisie 2030 Leiden, Stad van Ontdekkingen het bijzonder tot uitdrukking. We werken in de programma’s aan de verbetering van de bereikbaarheid ten behoeve van een bloeiende economie en werkgelegenheid in de binnenstad en daarbuiten. In de bijzondere programma’s gaan we uit van de eigen kracht van de stad en benutten we de kernkwaliteiten van Leiden als internationale kennisstad en met zijn historische binnenstad optimaal.
5.1 Programma Leiden Kennisstad Leiden staat bekend als een echte kennisstad. Veel grote kennisinstellingen en –bedrijven vinden er hun oorsprong of hebben zich er in de loop der jaren gevestigd. Het zijn van een kennisstad wordt als zeer positief ervaren. Het draagt bij aan de economische ontwikkeling en daarmee aan de welvaartsgroei van stad en regio. En het gaat dan niet alleen om hoogopgeleide kenniswerkers. Het blijkt dat de groei van hoog gekwalificeerd werk een effectieve manier is om ook de baankansen voor laagopgeleiden toe te laten nemen. Daarnaast heeft het zijn van een kennisstad ontegenzeggelijk een positief effect op het imago van een stad. De Ontwikkelingsvisie 2030 Leiden, Stad van ontdekkingen, benoemt dan ook de kernkwaliteit Internationale Kennis als één van de pijlers van deze toekomstvisie. Goede samenwerking tussen overheid, onderwijs en ondernemers (de 3 O’s of de zogenoemde Triple Helix) is in Nederland cruciaal gebleken bij succesvolle kennissteden. Ook internationaal bezien is de Leidse regio in Europa één van de topregio’s op bijvoorbeeld het gebied van life sciences. Het Leiden Bio Science Park is een van de belangrijkste vestigingsplaatsen van bedrijven in de life sciences in Europa. Slechts enkele bedrijvenparken in Europa hebben een vergelijkbare omvang en specialisatie in life sciences. Die positie is tot stand gekomen door de combinatie van wetenschappelijk onderzoek van de Universiteit Leiden en het LUMC in combinatie met bedrijvigheid en een faciliterende overheid. (→ zie ook: Hoofdstuk 6.4 Economie)
47
Strategische Verkenningen 2014-2018
Succesvolle kennissteden leiden niet alleen tot successen op economisch en technologisch gebied, maar scoren vaak ook goed op maatschappelijke relevante gebieden als duurzaamheid, veiligheid, gezondheid en welzijn. Sociale innovaties door goede samenwerking in de Triple Helix bieden daarnaast een goed voorbeeld van de maatschappelijke relevantie van wetenschappelijk onderzoek. Een praktijk die we in Leiden in bijvoorbeeld de Life Science & Health al dagelijks tegenkomen. Maar is het zijn van een kennisstad ook een garantie dat Leiden een kennisstad blijft? En in het verlengde daarvan: kan de Leidse regio zich misschien nog beter onderscheiden? En welke kansen zijn er nog niet benut om de kracht van de stad verder uit te bouwen? Vragen waar het programma Leiden Kennisstad antwoorden op wil geven. Antwoorden om daarmee als stad en regio de toonaangevende positie in 2030 nog steviger te verankeren in nationaal en internationaal verband. Het programma Leiden Kennisstad heeft twee hoofddoelen: • •
Kennisinstituten en kennisbedrijven floreren optimaal in Leiden Leiden (de stad en haar inwoners) heeft maximaal voordeel van de kennisinstellingen in de stad
De gewenste resultaten en de daarvoor benodigde inspanningen hebben we in zes programmalijnen uitgewerkt: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Kennisvalorisatie, ondernemingsklimaat en acquisitie Aantrekkelijke studentenhuisvesting en woonmilieus Kennis en Cultuur Zorg-, gezondheids- en sociale innovatie Internationale branding en marketing Voortreffelijk onderwijs en aansluiting op de arbeidsmarkt
In deze aparte programmalijnen kunnen de verschillende inspanningen, die vaak hun eigen tempo en dynamiek hebben, beter op elkaar afgestemd worden. Er ontstaat ook een raamwerk voor een dynamisch programma, waar partners en gemeente nieuwe doelen en activiteiten aan toe kunnen voegen. Het programma Leiden Kennisstad heeft geen eigen middelen. Verantwoording van de inzet van middelen, binnen de respectieve programmalijnen, vindt plaats binnen de reguliere planning - en control cyclus en dus in de reguliere begrotingsprogramma’s. Resultaten binnen het programma Leiden Kennisstad behalen we door: 1. Sturen op samenhang binnen de gemeentelijke organisatie en besluitvorming; 2. Het organiseren van de medeverantwoordelijkheid van externe partijen; 3. Een communicatieaanpak gericht op de gezamenlijke profilering van Leiden als internationale kennisstad. Vooralsnog hebben we een programma dat een termijn van vier jaar kan omvatten, van 2013 t/m 2016. Het programma is zo opgezet dat op basis van (niet) bereikte resultaten bijsturing kan
48
Strategische Verkenningen 2014-2018
plaatsvinden. Belangrijk beoogd resultaat is dat de verschillende inspanningen zichtbaar in het reguliere beleid van de gemeente zijn of worden opgenomen. Daarmee wordt optimaal recht gedaan aan de gewenste continuïteit van beleid en uitvoering, gericht op het realiseren van de ambities in de Ontwikkelingsvisie 2030, Leiden, Stad van Ontdekkingen.
Aandachtspunt: Leiden Kennisstad als leidraad voor regulier beleid
Vorderingen in het programma De groei van de life sciences, ook in de huidige economische crisis, is voor de Universiteit Leiden, het LUMC en de gemeente aanleiding geweest om te onderzoeken of er naast en/of aansluitend op deze groei nog andere, kansrijke kennisterreinen zijn voor een verdere uitbouw in de vorm van de Triple Helix (samenwerking van de 3 O’s: onderzoek/onderwijs, ondernemers en overheid). Dit gezamenlijke onderzoek heeft erin geresulteerd, dat de kennisbiotopen Biobased Economy en Space als kansrijke clusters zijn aangemerkt voor een verdere ontwikkeling. Partijen hebben zich uitgesproken om naast een blijvende inzet op de life sciences, met een uitbreiding van de zorgcomponent in de vorm van een Proeftuin Zorg en Welzijn, de genoemde kennisbiotopen de komende jaren in nauwe samenwerking met betrokkenen verder te ontwikkelen. Daarbij zullen we onder meer de Europa-tafel in Leiden inzetten voor een zo efficiënt en effectief mogelijke wijze van (externe) financiering van projecten en samenwerkingsverbanden. Een ander resultaat van gezamenlijke inspanningen in het Programma Kennisstad is, dat TNO heeft besloten heeft haar vestiging in Leiden te handhaven en zelfs uit te breiden. Tenslotte hebben samenwerkende partners in Leiden inmiddels grote stappen in het realiseren van nieuwe studentenhuisvesting, van groot belang voor een kennisstad, gezet.
49
Strategische Verkenningen 2014-2018
Figuur 8: Knelpunten bereikbaarheid Leiden
Figuur 9: Willem de Zwijgerlaan in 2012 voltooid
50
Strategische Verkenningen 2014-2018
5.2 Programma Bereikbaarheid 5.2.1 Doel De Leidse (ov- en) verkeersinfrastructuur is verouderd (krap, onvoldoende), onduidelijk (divers, onlogisch), overbelast (Lammenschans, Hooigracht/Langegracht, Mors, Churchilllaan) en onbetrouwbaar. Dat blijkt uit onderzoeken en enquêtes die in de afgelopen jaren zin uitgevoerd. In figuur 8 zijn de knelpunten in kaart gebracht. De gevolgen van de matige interne bereikbaarheid zijn bijna dagelijks merkbaar in de vorm van veel oponthoud en ergernis, teruglopende bezoekersaantallen en negatieve effecten op gebiedsontwikkeling. In de Ruimtelijke Structuurvisie (→ zie ook: Hoofdstuk 6 Ruimtelijk beleid) en in de Economische Agenda (→ zie ook Hoofdstuk 6 Economie) staan de ambities, kansen en aandachtpunten voor Leiden in komende jaren beschreven. Het Programma Bereikbarheid is er op gericht om deze maximaal te ondersteunen. We doen dat concreet met het recent door de raad aangenomen Uitvoeringsprogramma Leiden Bereikbaar. De doelen van de gemeente zijn: • • • •
Verbeteren Betrouwbaarheid op hoofdroutes (Rijnlandroute, LAB071, Ontsluiting Bio Science Park) Verbeteren OV bereikbaarheid (Uitvoeringsprogramma Openbaar Vervoer en UVP Provincie Zuid-Holland) Verbeteren positie Langzaam verkeer (looproutes en fietsvoorzieningen) Verbeteren Parkeersituatie Binnenstad (parkeergarages Lammermarkt en Garenmarkt)
5.2.2 Recente ontwikkelingen en besluiten De afgelopen jaren heeft de gemeente vooral bestaand beleid (RijnGouweLijn, Ringweg Oost) herzien en een goede structuur opgebouwd om de verbetering van de bereikbaarheid aan te pakken. Dat heeft geleid tot besluiten over vrijwel alle belangrijke dossiers, die in de komende jaren moeten leiden tot daadwerkelijke realisatie op straat. De belangrijkste ontwikkelingen en stappen zijn: • • • • • • • • • •
Gereed komen Willem de Zwijgerlaan (figuur 9) Vaststellen Inpassing en financiering Rijnlandroute (inclusief oplossing Lammenschansplein) Vaststellen (Hoogwaardig) OV-plan Zuid Holland Noord (R-net) Besluit Frequentieverhoging Utrecht (4 x per uur in 2022) Kaderbesluit Ontsluiting Bio Science Park Kaderbesluit Uitvoeringsprogramma Leiden Bereikbaar (inclusief 30km/uur in de binnenstad) Kaderbesluit Parkeergarages Lammermarkt en Garenmarkt Kaderbesluit Breestraat (inclusief reducties busverkeer) Kaderbesluit Stationsgebied (inclusief verplaatsing busstation) Plan van Aanpak Leidse Agglomeratie Bereikbaar (LAB071 → zie ook: Hoofdstuk 2 Regionale ontwikkelingen).
51
Strategische Verkenningen 2014-2018
5.2.3 Maatregelen en activiteiten De belangrijkste maatregelen en activiteiten voor de komende jaren vloeien voort uit deze bovengenoemde besluiten. Deze zijn, samengevat: • • • • • • • • • • • •
Regionaal verkeer zo veel mogelijk buiten Leiden om Lokaal doorgaand verkeer over logische, betrouwbare routes buiten het centrum Reductie Bussen in de Breestraat Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) via de Hooigracht/Langegracht (HOLA) Goede alternatieven voor het doorgaand verkeer HOLA (LAB071) Verplaatsen Busstation naar Zeezijde en voorbereiden HOV verbinding Zoetermeer Hoogwaardige en bereikbare parkeerplaatsen in het centrum Frequentieverhoging Utrecht (4 x per uur in 2022) Bereikbaarheid van het stationsgebied verbeteren Ontsluiting Bio Science Park en LUMC verbeteren Fietsbereikbaarheid verbeteren en stimuleren Uitvoeringsprogramma Leiden Bereikbaar operationaliseren
5.2.4 Financiën Voor de realisatie van deze maatregelen zijn de benodigde middelen gereserveerd. In de Programmabegroting van 2014 zal de nadere besteding van de reserve bereikbaarheid aan de diverse maatregelen en prestaties staan.
5.2.5 Toelichting uitwerking maatregelen en activiteiten Regionaal zo veel mogelijk verkeer buiten Leiden om Met de Rijnlandroute realiseren gemeenten en provincie die ambitie in 2020. Daarmee komt ook een einde aan de knelpunten Lammenschansplein en Churchilllaan. Omdat op de Churchilllaan de doorstroming verder geoptimaliseerd wordt door het aanpakken kruispunt Plesmanlaan/Haagsche Schouw/ Lelylaan (2014-2015), ontstaat aan de Zuidzijde van het centrum een goede lokale verbindingsroute (vergelijk Willen de Zwijgerlaan aan Noordzijde centrum). Dat biedt kansen voor verbeteringen in de woonomgeving (onder meer het Morskwartier).
Aandachtspunt: De Provincie zal de Rijnlandroute voorbereiden en realiseren. Leiden heeft belang bij het zo snel mogelijk uitvoeren van het ‘deelproject’ Europaweg-Lammenschansplein, en kan inzetten op zo spoedig mogelijke uitvoering ervan.
52
Strategische Verkenningen 2014-2018
Lokaal doorgaand verkeer over logische goed doorstromende routes buiten het centrum De capaciteit van Willem de Zwijgerlaan, Plesmanlaan, Churchilllaan, Voorschoterweg, Lammeschansplein en Europaweg moeten we optimaal benutten en waar nodig doorstroming verbeteren. In de studie LAB 71 gaan we bezien of en hoe eventueel capaciteit moet worden toegevoegd. Reductie Bussen in de Breestraat Op korte termijn is de gewenste reductie tot minder dan 325 bussen per etmaal waarschijnlijk beperkt uitvoerbaar. Toch is uitstel van de herinrichting ongewenst. Daarom heeft de raad ingestemd met een voorstel waarbij al op korte termijn (eind 2013-begin 2014) gestart wordt met de 1e fase kwaliteitsverbetering. Met aanvullende maatregelen in 2014 en 2015 (op bijvoorbeeld routes Hooigraacht/Langegracht, Witte Singel, Churchilllaan en Willen de Zwijgerlaan) kunnen mogelijk verdere reducties leiden tot het niveau waarop de Breestraat het gewenste profiel met klinkerverharding kan krijgen.
Aandachtspunt: Snelle aanpak en heldere keuzes voor verbetering van de bereikbaarheid van de Binnenstad zijn nodig om de kwaliteit te bieden die nodig is om ook in de toekomst aantrekkelijk te blijven voor bezoekers en ondernemers
Hoogwaardig OV via de Hooigracht/Langegracht en goede alternatieven voor het doorgaand verkeer (LAB071) Met ingang van de nieuwe concessie streven we naar een Hoogwaardig Openbaar Vervoer baan op de Hooigracht/Langegracht (zoals besloten in R-net programma van de Provincie). Dat vereist een goed alternatief voor het huidige verkeer op vooral de Hooigracht. De oplossing daarvoor ontwikkelen we samen met Leiderdorp onder de projecttitel LAB071. In het najaar volgt presentatie van oplossingsrichtingen met een beeld van het oplossend vermogen, de ruimtelijke consequenties en de kosten. De oplossing presenteren we nadrukkelijk in een breder perspectief van de ruimtelijkeconomische ontwikkeling van de hele agglomeratie. Het is belangrijk dat de presentatie van nut en noodzaak van de te nemen maatregelen in de LAB071 studie zo objectief mogelijk is, zodat politieke partijen in de twee gemeenten op basis van dezelfde ambitie de door hen gewenste oplossing kunnen formuleren. Daarmee neemt de kans om na vijf jaar te komen tot een breed gedragen oplossing sterk toe.
Aandachtspunt: de keuze van Leiden en Leiderdorp gezamenlijk voor de definitieve oplossing voor doorgaand verkeer in LAB 071
Verplaatsen Busstation Leiden naar Zeezijde en voorbereiden OV verbinding Zoetermeer Met het creëren van ruimte voor het OV op de Hooigracht en met het aangaan van de nieuwe concessie (2020 of 2022) is ook het moment gemarkeerd, waarop een verplaatsing van het busstation (zoals opgenomen in her Kaderbesluit Stationsgebied) gereed zou moeten zijn.
53
Strategische Verkenningen 2014-2018
De Hoogwaardig OV-corridor Busstation Zeezijde – Bargelaan – Schuttersveld - Lammermarkt – Langegracht - Hooigracht – Lammenschansweg - Zoetermeer kan daarna op zeer korte termijn operationeel zijn. Dan kan ook een definitieve oplossing worden gekozen voor een aantal tijdelijke busroutes voor de reducties in de Breestraat.
Aandachtspunt: Samen met Provincie, NS en LUMC kunnen we in de komende jaren goede plannen voor een OV-terminal aan de Zeezijde ontwikkelen. Dat biedt zowel aan de Zeezijde als aan de Stadszijde kansen om de brugfunctie van het Stationsgebied (tussen het kernwinkelgebied van de Binnenstad en het Bio Science Park) verder vorm te geven
Hoogwaardige en bereikbare parkeerplaatsen in het centrum Met het Kaderbesluit voor de parkeergarages Lammermarkt en Garenmarkt is een krachtig besluit genomen om de binnenstad aantrekkelijker te maken voor bezoekers en investeerders. Bij de parkeergarages hoort ook, dat we de aanrijroutes vanaf de snelwegen goed laten functioneren en dat we zorgen voor goede looproutes van de parkeergarages naar de belangrijkste bestemmingen. Frequentieverhoging naar Utrecht (4 x per uur in 2022) Met Provincie en het rijk zijn afspraken gemaakt voor verbetering van het spoor naar Utrecht. Met ingang van uiterlijk 2022 kan de gehele dag 4 x per uur met de trein naar Utrecht gereisd worden. Dat is goed nieuws voor de bereikbaarheid van Leiden. Het is ook een goede reden om nog eens goed te kijken naar de doorstroming bij de spoorwegovergangen. Op de Kanaalweg komt een onderdoorgang, maar ook bij de Haagweg bestaat een notoir knelpunt.
Aandachtspunt: Met de verbetering van de Plesmanlaan en de Churchilllaan ontstaat ruimte om voor deze spoorwegovergangen een betere oplossing te vinden. Samen met provincie en rijk kunnen we hiervoor een plan ontwikkelen, dat ook richting kan geven aan ontwikkeling en/of transformatie van de gehele zone langs het spoor.
Bereikbaarheid van het Stationsgebied verbeteren Ook voor het Stationsgebied geldt, dat hier ondanks de crisis mooie kansen liggen voor Leiden. Goede doorstroming op de Plesmanlaan, Churchilllaan en de Willem de Zwijgerlaan is daarom van groot belang. De ruimte voor verbetering is hierboven aangegeven. Ook voor fietsparkeren kan in het Stationsgebied nog veel worden verbeterd. Innovatieve plannen voor fietsparkeren ‘onder het spoor’ in combinatie met een voetgangersdoorsteek kunnen daar een rol in spelen. Ontsluiting Bio Science Park en LUMC De bereikbaarheid van het Bio Science Park en het LUMC zijn van groot belang voor de ontwikkeling van het Life Science cluster en de daaraan gekoppelde werkgelegenheid. Daarom begint Leiden n 2014 met de aanleg van een derde ontsluiting op de geheel vernieuwde en ongelijkvloerse kruising Plesmanlaan/Haagsche Schouwweg/ Ehrenfestweg. De realisatie van de 54
Strategische Verkenningen 2014-2018
Rijnlandroute en de verbeterde doorstroming op de Churchilllaan maken het Bio Science Park samen met deze ontsluiting zowel naar deA4 als naar de A44 (Schiphol) goed bereikbaar. De introductie van de Kennislijn zorgt tevens voor een perfecte ontsluiting met het OV naar het station en het centrum. Aandachtspunt: Bereikbaarheid (en de ontsluiting) van (de parkeergarage van) het LUMC verdient aandacht
Fietsbereikbaarheid verbeteren en stimuleren De fietsstad Leiden heeft een hoog fietsgebruik. Dat is goed nieuws maar vraagt ook om goede oplossingen voor het fietsparkeren. Daarvoor worden stevige maatregelen voorbereid en gerealiseerd (V&D en Stationsgebied). Daarnaast komt er regionaal Fietsroutenet. Vooral vanuit de zone tussen de drie en twaalf km van het centrum kan het fietsgebruik nog flink groeien. Leiden zet in op een toename van 10% van het fietsgebruik in die zone. De plannen voor dit net worden in 2013 aan de raad aangeboden ter vaststelling. Afhankelijk van de beschikbare middelen zullen de plannen sneller of langzamer kunnen worden uitgevoerd.
Aandachtspunt: snelheid waarmee het Fietsroutenetwerk wordt uitgevoerd, hangt af van de beschikbare financiële middelen
5.2.6 Uitvoeringsprogramma Bereikbaar Leiden Het Uitvoeringsprogramma Bereikbaar Leiden is het instrument waarmee we de samenhang en de volgorde van alle bereikbaarheidsinitiatieven (auto, fiets en OV) sturen en de realisatie ervan stimuleren. Het is de optelsom van alle bereikbaarheidsdoelen en initiatieven voor de komende tien jaar en geeft richting aan de opzet van de Programmabegroting. Door in de komende jaren intensief in te zetten op samenhang tussen het Investeringsprogramma en de Meerjarenonderhoudsagenda kan ondanks de noodzakelijke bezuinigingen een structureel verbeterprogramma worden gerealiseerd. Meer informatie over projecten en ambities van het Programma Bereikbaarheid vindt u op: www.leiden.nl/bereikbaarheid www.elkedagdichterbij.nl
55
Strategische Verkenningen 2014-2018
56
Strategische Verkenningen 2014-2018
5.3 Programma Binnenstad 5.3.1 Doel In het Programma Binnenstad (RV 09.0050) werken we aan een steeds beter functionerende economie in de binnenstad en stellen we in de uitvoering de bezoeker centraal. Het succes van het programma wordt afgemeten aan de beoogde effecten: meer bezoekers, meer bestedingen en een hogere waardering voor de binnenstad van Leiden. Omdat de bewoners van de binnenstad de eerste bezoekers in de binnenstad zijn - en daarna ook de bewoners van geheel Leiden – zijn de resultaten van de inspanningen ook altijd goed voor de bewoners. Het programma wordt gedragen door ongeveer 19 stadspartners, samen verbonden in het Binnenstadconvenant (BW 09.1272). De bezoeker (bewoner) centraal stellen betekent uitgaan van de bezoekmotieven winkelen, werken, recreëren en wonen. Het programma Binnenstad richt zich op het sterker maken van deze functies. Daarbij is het historische decor niet alleen een bezoekmotief maar vormt het ook een onderscheidend vermogen ten opzichte van andere steden. Daarmee operationaliseert en realiseert het programma Binnenstad het onderdeel historische cultuur van de stadsvisie Leiden Stad van Ontdekkingen. (→ zie ook: Hoofdstuk 1) Om het globale doel een steeds beter functionerende economie in de binnenstad te concretiseren én om praktische bijdragen van de stadspartners uit te lokken, hebben we een gewaagd doel geformuleerd. In 2017 wint Leiden de verkiezing Beste Binnenstad van Nederland. Juist dan, omdat in 2017 meer cruciale inspanningen echt zijn uitgevoerd (Aalmarkt, parkeergarage, Entree van de stad, Breestraat, de Lakenhal, de Nobel, etc.) Om de Beste Binnenstad van Nederland te kunnen worden moet de Leidse binnenstad goed scoren op de thema’s van deze verkiezing:
I.
Aantrekkelijk winkel- en toeristisch aanbod met toeristische trekpleisters
II.
Prettige fysieke omgeving met sfeer
III.
Bereikbaarheid en parkeren
IV.
Citymarketing
V.
Gunstig ondernemersklimaat
Dit gewaagde doel symboliseert de ambitie om de economische vitaliteit en de kwaliteit van de binnenstad te verbeteren en te bestendigen.
57
Strategische Verkenningen 2014-2018
5.3.2 Uitvoering De uitvoeringstrategie van programma Binnenstad valt uiteen in drie delen: Uitvoering 1. Ontwikkellocaties
Looptijd
Middelen
Meerjarige ontwikkeling
Kredieten en grond-
De ontwikkeling van 18 ontwikkellocaties zoals de Aalmarkt, het Stationsgebied, de beide parkeergarages op de Garenmarkt en Lammermarkt, de Breestraat, de Beestenmarkt, de Entree van de Stad, etc. 2. Uitvoeringsprogramma Inspanningen Elk jaar vele inspanningen uitvoeren die op specifieke locatie een zichtbaar resultaat hebben: gevelkwaliteit, betere inrichting openbare ruimte, schoonhouden van de binnenstad en het verbeteren van de functies/ programmatische aanbod en dat beter promoten (filmfestival, citymarketing, winkelvoorzieningen) 3. Beste Binnenstad Team Het uitvoeren van de toegevoegde activiteiten van het publiekprivate Team Beste Binnenstad van Nederland (doel in 2017 de verkiezing van Beste Binnenstad van Nederland winnen), gericht op het welkom laten voelen van bezoekers
exploitaties
Jaarlijks te bepalen in uitvoeringsprogramma
Jaarlijks budget
Meerjarige ontwikkeling tot 2017
Jaarlijks budget van stadspartners en gemeente
5.3.3 Sturing Stadspartners en stakeholders ervaren en waarderen de geconcentreerde gemeentelijke sturing op de verbetering van de kwaliteit van de binnenstad. Het programma Binnenstad zet de mogelijkheden van en in de Leidse binnenstad op de kaart bij beleggers, bij retailers, bij ontwikkelaars, bij lokale stadspartners en overige stakeholders. Niet alleen zijn de effecten direct zichtbaar als gevolg van onderdeel (2) van de uitvoeringsstrategie, maar ook heeft deze structurele, meerjarige aanpak een positief effect op de investeringsbeslissingen bij die partijen. De programmasturing brengt interne samenwerking beter tot stand en zorgt voor scherpe focus in de uitvoering van de inspanningen. Daarnaast communiceert het programma met de vele publieksgroepen via verschillende media (social media, digitale kaart, print, events e.d.) met als doel de Leidse binnenstad te promoten als een aantrekkelijk gebied om in te investeren en in te verblijven. En ook voert het programma structurele monitoring uit op vele onderdelen. Bij aanvang van het programma Binnenstad zijn meerjarig (2008 t/m 2014) incidentele middelen aan het programma toegekend (RV 09.0050: € 900.000/jaarlijks). Een kleiner deel van deze middelen is vanaf 2015 structureel gemaakt: vanaf 2015 € 150.000 t.b.v. citymarketing en € 100.000 voor de aanpak van de historische gevels en monumenten. De overige middelen zijn vervallen. In de financiële doorvertaling van de bestuursovereenkomst Samen Leiden 2010-2014 is een toevoeging gedaan van structureel jaarlijks € 500.000.
58
Strategische Verkenningen 2014-2018
Deze middelen worden primair gebruikt voor delen uit de uitvoeringsstrategie (2) en (3) en incidenteel voor (1) - in 2012-2014 de Beestenmarkt). Het wegvallen – of ten dele wegvallen - van deze middelen zal direct leiden tot het stopzetten van meer activiteiten. Dat betreft activiteiten van de gemeente, gericht op de kwaliteit openbare ruimte. Ten dele zullen ook activiteiten van het Centrummanagement, Leiden Marketing en de Cultuurmakelaar moeten worden afgebouwd.
5.3.4 Index voor de binnenstad Naar analogie van de Amsterdam City Index is de Leidse Binnenstad Index in ontwikkeling. Deze meet het economisch klimaat van de Leidse binnenstad. De index telt 33 indicatoren, verdeeld over vijf thema’s. De index integreert alle indicatoren tot een indexgetal, waaraan de ontwikkeling van de binnenstadeconomie valt af te lezen. Deze ontwikkeling van de binnenstad is sinds 2010 positief! Thema
2008 2009 2010 2011 2012
Leidse Binnenstad Index
100
100
101
104
104
In deel II van deze Strategische Verkenningen (→ zie ook: Voorwoord), de Staat van Leiden 2013, zijn de verschillende indicatoren beschreven.
5.3.5 Toekomst voor de binnenstad De belangrijkste gewenste ontwikkeling voor het programma Binnenstad is: continuïteit op de doelen, de uitvoeringsstrategie en op de cruciale inspanningen. Elke (college-)periode kan en zal weer worden beoordeeld welke overige inspanningen de beste bijdrage leveren aan de doelen van het programma. Met de continuïteit van het programma wordt ook de beste bijdrage geleverd aan de realisatie van de Stadsvisie Leiden, Stad van Ontdekkingen. De programma’s Bereikbaarheid (→ zie ook: Hoofdstuk 5 Programma Bereikbaarheid) en Binnenstad vormen een twee-eenheid: de bereikbaarheid van de topbestemmingen (waaronder de binnenstad als geheel en specifieke bestemmingen in de binnenstad) moet sterk worden verbeterd. De sterker te maken bezoekersfuncties (winkels, horeca, cultuur, stadskwaliteit) leveren een grotere bijdrage aan de exploitatie van de parkeergarages. Ook vormen deze een sterk tegenwicht tegen de afgenomen regiofunctie. Beleggers en ontwikkelaars tonen weer bereidheid om in Leiden te investeren en daarmee worden gewenste functies voor bezoekers (bewoners) gerealiseerd. Grote ontwikkelingen (stationsgebied, Aalmarkt, parkeergarages, Breestraat etc.) lokken kleinere investeringen uit (vestigingsbeslissingen van ondernemers). En stadspartners als Leiden Marketing, Centrummanagement en de Cultuurmakelaar organiseren de kracht uit de stad door de verschillende ondernemersgroepen te mobiliseren en bij te laten dragen aan de inspanningen van het programma Binnenstad.
Aandachtspunt: doelen, uitvoeringsstrategie en cruciale inspanningen continueren
59
Strategische Verkenningen 2014-2018
60
Strategische Verkenningen 2014-2018
5.4 Programma Drie Decentralisaties (3D) Decentralisaties Jeugdzorg, Overheveling (delen) AWBZ naar Wmo en Participatiewet
5.4.1 Voorgeschiedenis In 2006 verschenen twee adviezen van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR) die te duiden zijn als keerpunt in het denken over de verzorgingsstaat. In het rapport De verzorgingsstaat herwogen: over verzorgen, verzekeren, verheffen en verbinden adviseert de WRR om uitdagingen als vergrijzing, sociale pluriformiteit en mondialisering tegemoet te treden door de beleidsaandacht te verschuiven. Historisch gezien heeft de verzorgingsstaat vier hoofdfuncties. De laatste tijd hebben vooral de functies verzorgen en verzekeren veel aandacht gekregen. Het is gewenst om de komende tijd ook van de twee andere hoofdfuncties van de verzorgingsstaat, verheffen en verbinden, meer werk te maken. Naast uitdagingen voor de samenleving zijn ingrijpende veranderingen te constateren in de productie, internationale concurrentie en mondialisering die leiden tot de noodzaak van een meer flexibele inzet van arbeid. In het tweede advies, Investeren in werkzekerheid, adviseert de WRR dat voor een goed functionerende flexibele arbeidsmarkt werkzekerheid de plaats moet gaan innemen van baanbescherming. Een flexibele arbeidsmarkt met werkzekerheid stelt nieuwe eisen aan zowel werknemers als werkgevers. Werknemers moeten zelf investeren in hun individuele kansen op werk in een flexibele arbeidsmarkt. Werkgevers moeten hen daarin ondersteunen. Werknemers, werkgevers en overheid moeten samen veel meer dan tot nu gebruikelijk was, investeren in werkzekerheid. Het kabinet Balkenende IV heeft het belang van beide adviezen onderschreven. Het zette met centrale thema’s als meedoen, eigen kracht en het leggen van verantwoordelijkheid bij de burger, drie trajecten voor het overhevelen van taken en verantwoordelijkheden van hogere overheden naar de lokale overheid in gang. Deze trajecten - verder aan te duiden als 3D- betreffen de Jeugdzorg, het overhevelen van delen van de AWBZ en de uitwerking van een nieuwe Participatiewet rond werk en inkomen. Hieronder leest u in hoofdlijnen een schets van de decentralisatietrajecten zoals van toepassing voor de gemeente Leiden. We beginnen met overkoepelende uitgangspunten voor de implementatie van de decentralisaties (paragraaf 2). In paragraaf 3 en 4 gaan we in op de decentralisatie van de jeugdzorg en de AWBZ. In deze paragrafen staat eerst een toelichting op de inhoud van de decentralisatie. Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste kaders en afspraken. Ten slotte volgt in de beide paragrafen een blik op de opgave voor de komende periode. In paragraaf 5 gaan we in op de gevolgen van de Participatiewet.
5.4.2 Overkoepelende uitgangspunten decentralisatietrajecten De beleidsmatige uitgangspunten en randvoorwaarden voor het inrichten van de 3D in Leiden zijn de volgende:
61
Strategische Verkenningen 2014-2018
•
Sociaal-Maatschappelijke Structuurvisie (SMS-visie, → zie ook: Hoofdstuk 1: Leiden, Stad van Ontdekkingen), Nota Maatschappelijke Ondersteuning en Participatienota.
•
Het krijgen en hebben van werk of een zinvolle dagbesteding levert een positieve bijdrage aan de gezondheid en aan het algemeen welbevinden van mensen (voorkomen eenzaamheid).
•
Mensen voorzien zelf in hun inkomen en doen mee in de samenleving.
•
We willen graag dat kinderen meedoen. Participatie van kinderen is ook belangrijk om te voorkomen dat ze in de toekomst aan de kant komen te staan.
•
De beste manier om ervoor te zorgen dat kinderen meedoen is participatie van de ouders (bron: SCP-onderzoek Armoede en sociale uitsluiting van kinderen).
•
Samenredzaamheid: netwerk rondom mensen (buren, familie, vrienden).
•
Ondersteuning is gericht op 1) het wegnemen van belemmeringen om te participeren en 2) het in stelling brengen van de persoon zelf en zijn netwerk.
•
Bij ondersteuning: collectieve voorziening waar dat kan en een individuele voorziening als dat nodig is.
•
Integrale aanpak waar dat kan, als het nodig is en waar dat een meerwaarde heeft.
•
Bondgenootschap met partners in de stad.
•
Benoemen van de invloed van macro-economische en demografische ontwikkeling (op instroom WWB en beroep op begeleiding).
5.4.3 Jeugdzorg Gemeenten worden per 2015 verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdhulp. In Holland Rijnland is een projectorganisatie ingericht die de drie decentralisaties voorbereidt, zowel per kolom als per overkoepelend thema. Binnen de jeugdkolom zijn de documenten Iedereen doet mee (visie jeugdhulp Holland Rijnland) en Hart voor de jeugd (de gemeenten in Holland Rijnland op weg naar de transitie van de jeugdzorg) regionaal opgesteld. De visie, die als basis dient voor de verdere uitwerking, is in alle gemeenten vastgesteld. Gemeenten zijn verplicht om op regionaal niveau samen te werken, in het bijzonder op het gebied van de jeugdbescherming en jeugdreclassering en de jeugdzorg plus. Ook voor de zeer specialistische vormen van jeugdzorg is regionale samenwerking nodig. De regionale samenwerking en afspraken moeten een jaar voor de invoering van de wet (1-1-2014) helder zijn. De uitvoering van de zorg voor jeugd zal zo dicht mogelijk bij het kind, dus lokaal, georganiseerd worden.
62
Strategische Verkenningen 2014-2018
Kaders en afspraken Het belangrijkste kader is het conceptwetsvoorstel Jeugdwet van 18 juli 2012, dat momenteel wordt aangepast op basis van de consultatieronde. Het uiteindelijk wetsvoorstel moet uiterlijk 1 juli 2013 bij de Tweede Kamer zijn. De leidende principes binnen de Visie jeugdhulp bouwen voort op het regionale Convenant jeugdbeleid-jeugdzorg 2009-2012 en de nota integraal jeugdbeleid 2007-2011 De Leidse Jeugdfactor, Ook de kaders van de Sociaal-Maatschappelijke Structuurvisie zijn herkenbare elementen in de visie jeugdhulp Iedereen doet mee. Een ander kader is de Strategische Visie voor de drie decentralisaties Werk, Wmo en Jeugd in Holland Rijnland verband: Op eigen Kracht. Met de komst van Passend Onderwijs per 1 augustus 2014 hebben scholen de plicht een passende onderwijsplek aan het kind te bieden. De samenwerkingsverbanden van de scholen (primair - en voortgezet onderwijs) worden zelf verantwoordelijk voor de inzet van zorg en bepalen zelf de grondslagen voor plaatsing in het speciaal onderwijs. Gezien de relatie met zorg in en om de school, waar gemeenten verantwoordelijk voor zijn, is gezamenlijk optrekken cruciaal.
Financieel kader Met de transitie Jeugdzorg komt er één financieringsstroom naar de gemeenten. Op het landelijke macro budget van ca. 3 miljard euro wordt 15% gekort (300 miljoen uit Rutte I en nog eens 150 miljoen uit Rutte II). De eerder aangekondigde eigen bijdrage in de jeugdzorg is in het nieuwe Regeerakkoord geschrapt. In datzelfde Regeerakkoord staat dat er één (ontschot) budget moet komen binnen gemeenten voor alle decentralisaties in het sociale domein. Door veel van de huidige bureaucratie te schrappen en het systeem van indicatiestelling te vereenvoudigen kan flink worden bespaard. In het eerste jaar na de transitie zijn gemeenten verplicht de huidige zorgtrajecten voort te zetten. Daarmee is een groot deel van het budget voor 2015 al vastgelegd.
Opgave De transformatie van de jeugdzorg moet een antwoord bieden op geconstateerde knelpunten in het huidige stelsel. Er gaat veel geld naar de zware geïndiceerde jeugdzorg en er is te weinig geld en aandacht voor preventie en goede signalering en tijdig de juiste ondersteuning. Het zorgaanbod is versnipperd en het systeem van indicatiestelling via Bureau Jeugdzorg en zorgverzekeraars is complex. Veel tijd van professionals gaat zitten in administratie en verantwoording. De zorg is niet effectief genoeg, vooral omdat zij teveel los van de sociale context van jeugdigen en gezinnen en probleem- in plaats van systeemgericht (gezin, omgeving) plaatsvindt. Een meer integrale aanpak, met oog voor alle leefgebieden en gezinsleden, is nodig, met daarbij specifieke aandacht voor de rol van het sociale netwerk. De transformatie vraagt dus om een sterke basis (zowel basisvoorzieningen als actieve en betrokken inwoners), en om integrale inzet van ondersteuning volgens 1gezin1plan. Dat is inclusief bijvoorbeeld schuldhulp, werk en inkomen, wonen of sociaal-medische indicatie kinderopvang.
63
Strategische Verkenningen 2014-2018
Verwachte besluiten en ontwikkelingen In 2013 moet de regionale samenwerking zijn vastgelegd. Bij voorkeur doet de huidige gemeenteraad een uitspraak over het toekomstmodel, in relatie tot de benodigde zorgvernieuwing. (september/oktober 2013) en stelt deze de kaders vast in een Beleidsplan Jeugd. (eind 2013, begin 2014). In 2014 hopen we te starten met pilots voor gebiedsgerichte teams, conform het uitgewerkte toekomstmodel. Dit vraagt om constructieve afspraken met Provincie en zorgverzekeraar. Daarnaast zullen er op basis van de verwachte AmvB’s in 2014 verordeningen moeten worden opgesteld en vastgesteld, en afspraken met instellingen moeten worden gemaakt. In 2013 wordt landelijk nog heel veel ontwikkeld dat bepalend kan zijn voor de uitwerking: te denken valt aan ‘frictiekosten’, randvoorwaardelijke functies en landelijke afspraken over inkoop specialistisch zorgaanbod.
Aandachtspunt: hoe verhoudt zich de wens tot het terugdringen van de bureaucratie in deze sector tot de controlerende functie van de raad? Waarop kan de raad sturen?
5.4.4 AWBZ: extramurale begeleiding en persoonlijke verzorging Gemeenten krijgen er in het kader van decentralisatie van rijk naar gemeenten een ondersteuningstaak bij. De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) wordt per 1 januari 2015 uitgebreid met een onderdeel dat nu nog deel uitmaakt van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het gaat om extramurale begeleiding, waaronder vele verschillende vormen van dagbesteding en thuisbegeleiding schuilgaan. De begeleiding is inclusief het vervoer dat aan de begeleidingsactiviteiten is verbonden. De begeleiding wordt geboden aan mensen met bijvoorbeeld matige en ernstige lichamelijke en/of verstandelijke beperkingen, dementerende ouderen en mensen met een langdurige psychiatrische problematiek. Het gaat om mensen die zelfstandig wonen en met begeleiding zelfredzaam zijn. Naast de functie Begeleiding is het voornemen van het kabinet Rutte II de persoonlijke verzorging toe te voegen aan de decentralisatie. De over te hevelen taak is daarmee verdubbeld. Om een beeld te geven van de huidige taken is hieronder een korte beschrijving opgenomen van wat de huidige AWBZ begeleiding en verzorging inhoudt, wie het krijgen en wat cliënten dan precies krijgen.
Kaders en afspraken Op 6 maart 2012 heeft het college van B&W de uitgangspuntennotitie Decentralisatie AWBZ: extramurale begeleiding van AWBZ naar Wmo vastgesteld (B&W 12.0212). De notitie geeft een overzicht van een aantal belangrijke ontwikkelingen waarbinnen deze uitbreiding plaatsvindt. Ingegaan wordt op de vraag wat begeleiding precies inhoudt en wie er gebruik van maken, alsook op de opgave die dat de Gemeente Leiden geeft. In de uitgangspuntennotitie staat tenslotte een
64
Strategische Verkenningen 2014-2018
doorkijk naar de langere termijn met een schets welke beweging het rijk beoogt. Op basis van deze kennis zijn uitgangspunten vastgesteld.
Financieel kader De decentralisatie van de AWBZ naar de Wmo zelf kent een forse korting op het budget. De inschatting is dat het rijk de gemeente Leiden 20 miljoen minder zal geven dan er nu in de te decentraliseren taken omgaat. Ook andere maatregelen uit het regeerakkoord zijn van invloed op de Wmo. Twee andere grote ingrepen zijn het terugbrengen van huishoudelijke hulp tot een voorziening voor een beperkt gedeelte van de huidige doelgroep en het vervangen van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) door een nog nader in te vullen maatwerkvoorziening door gemeenten. Hieronder staat een voorlopige financiële raming (afhankelijk van verdere politieke besluitvorming door het rijk). Het betreft een inschatting op basis van landelijke bedragen ten opzichte van het inwoneraantal van Leiden (figuur 10). Figuur 10: geschatte budgeten voor functies AWBZ > Wmo in gemeente Leiden 2015
Begeleiding en verzorging
Hulp bij het huishouden
Maatwerkvoorziening (voorheen WTCG)
Huidig budget
51.2
9.1
9.9
Korting
12.3
3.6
4.2
Budget 2015*
38.9
5.5
5.7
X mln
* Er zijn nog veel onduidelijkheden als gevolg van onder meer het dit voorjaar gesloten Zorgakkoord; mogelijk lopen de kortingen nog verder op.
Opgave Met de omvang van de opgaven, zowel financieel als inhoudelijk, is het niet mogelijk om de werkwijze van begeleiding en verzorging in de AWBZ (eerst) één op één over te nemen (transitie). Een verandering van werkwijze is noodzakelijk (transformatie). Deze constatering deelt men in regionaal verband in het project 3D van Holland Rijnland. Transitie (nieuw stelsel) en transformatie (nieuwe werkwijze) zullen dus gelijktijdig moeten gaan verlopen. Dit vraagt van gemeenten om te schaken op twee borden: invulling geven aan de transitie om op korte termijn een antwoord te hebben op de stelselvraagstukken én de juiste prikkels geven om de transformatie te stimuleren. Hierbij staan de volgende vragen centraal: •
Wat willen we bereiken? (visievorming in de gemeente): het effect
•
Met welke partijen en in welke vormen?
•
Met welk aanbod (samenstellen van een nieuw aanbod)
•
Hoe gaan we deze nieuwe werkwijze implementeren? 65
Strategische Verkenningen 2014-2018
Aandachtspunt: Transitie (stelselwijziging) van functies AWBZ is een gegeven; in de transformatie (werkwijze) staat de gemeente voor belangrijke keuzes: wat, met wie en hoe?
Huidige begeleiding en verzorging in het kort De cliënten De overeenkomst tussen cliënten die een beroep doen op de AWBZ functie begeleiding is dat zij vaak kwetsbaar zijn en matige tot ernstige beperkingen hebben. Met de juiste en voldoende begeleiding zijn ze zelfredzaam en is thuis blijven wonen mogelijk. Dit is echter een fragiele balans: door kleine veranderingen kan een cliënt niet meer zelfredzaam zijn of terugvallen. Naast deze overeenkomsten zijn er ook veel verschillen: het betreft cliënten in verschillende levensfasen en (gezin)situaties en met verschillende mate van beperkingen. De doelgroep is erg divers: cliënten bevinden zich in een andere levensfase, (gezin)situatie en mate van problematiek. Sommige cliënten hebben een enkelvoudige problematiek, anderen hebben meervoudige problematiek en/of problemen op meer levensgebieden. Bij sommige cliënten is herstel mogelijk, bij anderen niet en soms neemt de beperking toe. Dit vraagt om maatwerk en om flexibiliteit in ondersteuning. De aard van de beperking verschilt: lichamelijke beperkingen (ook somatisch, zintuigelijk), verstandelijke beperkingen (van licht tot zwaar), (chronische) psychiatrische problematiek, psychogeriatrisch (vooral Alzheimer). Soms hebben cliënten meer beperkingen. Vaak is er een combinatie met andere AWBZ-zorg en andere voorzieningen. Veel cliënten krijgen mantelzorg. De begeleiding en verzorging Begeleiding kan sterk variëren naar aard en naar intensiteit. Dat geldt zowel voor groepsbegeleiding (deze heeft soms vooral de aard van dagopvang, zoals bij dementerende ouderen, groepsgewijze begeleiding bij licht verstandelijk beperkten en dagbesteding) als voor individuele begeleiding (begeleiding aan huis ter ondersteuning van de zelfstandigheid). Sommige cliënten krijgen negen dagdelen per week groepsbegeleiding (al dan niet in combinatie met individuele begeleiding), anderen krijgen een of twee uur per week thuisbegeleiding (bijvoorbeeld om de administratie te ordenen). De inhoud van begeleiding varieert sterk: de ondersteuningsbehoefte bij verschillende cliëntgroepen is anders en begeleiding is op die vaak persoonlijke behoefte afgesteld en wordt geboden door professionele consulenten en begeleiders. Datzelfde kan ook grotendeels gezegd worden over persoonlijke verzorging. Ook deze varieert per cliënt qua intensiteit. En ook de inhoud varieert. Het kan gaan om het aantrekken van steunkousen, het helpen bij wassen en aankleden, hulp bij de maaltijd etc. Het kan op dit moment nog zowel om
66
Strategische Verkenningen 2014-2018
tijdelijke ondersteuning (zoals vanwege ontslag uit een ziekenhuis) gaan als om semipermanente periodieke verzorging. Er is een grote diversiteit in de aanbieders die begeleiding of persoonlijke verzorging bieden. Aanbieders zijn groot, anderen zijn klein. Sommige aanbieders bieden groepsbegeleiding, anderen alleen individuele begeleiding, sommige bieden beide vormen aan. Er is ook een grote geografische spreiding van aanbieders waarbij gemeentegrenzen geen rol spelen (landelijk, regionaal, Leids). Sommige aanbieders van AWBZ bieden tevens Wmo-voorzieningen aan. Aantal indicaties binnen de gemeente Leiden per 1 juli 2012 (bron: Zorgkantoor Zorg en Zekerheid) Aantal cliënten*
Gemiddeld per week
Individuele begeleiding 1095 Groepsbegeleiding 605 Persoonlijke verzorging 1550
4.1 uren 4.9 dagdelen 6.4 uren
* Sommige cliënten hebben zowel individuele als groepsbegeleiding (in de vorm van dagbesteding) en ook nog persoonlijke verzorging, dus aantallen kunnen niet bij elkaar worden opgesteld.
Bij begeleiding gaat het vooral om mensen met een psychische ziekte of aandoening en om mensen met een verstandelijke beperking. Bij persoonlijke verzorging om ouderen met een somatische ziekte/aandoening. Het aantal cliënten zal met de jaren aanzienlijk toenemen door de extramuralisering van cliënten met zorgzwaartepakket (ZZP) 1 tot en met 4. Zij zullen naar verwachting immers ook een beroep doen op begeleiding en/of verzorging.
5.4.5 Participatiewet De missie van het begrotingsprogramma Werk en Inkomen luidt: De gemeente Leiden stimuleert haar bewoners bij het verkrijgen of behouden van economische zelfstandigheid door werk, biedt mogelijkheden tot activering en waar nodig een financieel vangnet. Het programma Werk en inkomen is verdeeld in vier beleidsterreinen: 1. Werken naar vermogen 2. Maatschappelijke participatie en ondersteuning Minima 3. Inkomensvoorzieningen 4. Schuldhulpverlening
Werken naar vermogen Het beleidsterrein Werken naar vermogen heeft als ultiem doel, dat mensen zelf in hun bestaan voorzien en niet afhankelijk zijn van een uitkering. De gemeente voert de Wet Werk en bijstand (WWB) en de Wet Sociale werkvoorziening (WSW) uit. De doelgroepen zijn respectievelijk mensen
67
Strategische Verkenningen 2014-2018
zonder werk en mensen met een arbeidsbeperking (samengevat: iedereen die al dan niet tijdelijk niet in staat is een eigen inkomen te verdienen, maar wel een arbeidsverplichting heeft). Participatiewet/Sociaal Akkoord/Toekomst Sociale Werkvoorziening Wet- en regelgeving op het gebied van Werk en Inkomen zijn voortdurend in ontwikkeling. Het kabinet Rutte I diende het wetsvoorstel Werken naar vermogen in. In het Regeerakkoord Rutte II werd dit voorstel gewijzigd in de Participatiewet. Beide voorstellen gaan uit van één regeling aan de onderkant van de arbeidsmarkt door het samenbrengen onder één regeling van(het grootste deel van) de doelgroepen van de WWB, WSW en Wajong. Ten tijde van het opstellen van deze tekst ligt de Participatiewet voor advies bij de Raad van State. Op 11 april 2013 hebben werkgevers en werknemers een Sociaal Akkoord afgesloten dat inhoudelijk sterk afwijkt van de Participatiewet. Het kabinet heeft zich aan de afspraken geconformeerd en bereidt nu een aantal wetswijzigingen voor, onder meer over de rol van regionale werkbedrijven. Wat er nu met de Participatiewet gaat gebeuren is niet duidelijk. Het is wel zeker dat de veranderingen voor arbeidsgehandicapten (WSW en Wajong) niet eerder ingaan dan in 2015. De al besloten bezuinigingen gaan wel door. Het kabinet heeft aangegeven huidige Wajong-ers te willen herkeuren en dat diegenen die niet duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn, niet langer in de Wajong blijven. Deze groep verwachten we dan aan de poort van de gemeente; in Leiden zou dat om meer dan 1000 mensen kunnen gaan. Het Sociaal Akkoord roept veel vragen op over de rol en de beleidsvrijheid van de gemeenten in de toekomst. De verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers wordt groter, maar de verdeling van de middelen van het rijk blijft wel via de gemeenten lopen. Er komt één ongedeeld budget voor WWB, WSW en Wajong. Het gemeentebestuur en de ambtelijke organisatie moeten steeds inspelen op de snel opeenvolgende veranderende plannen van het rijk. De aanpak van de jeugdwerkloosheid in het project JA en het Actieplan Arbeidsmarktbeleid behoren ook tot dit beleidsterrein. Deze zijn verbonden met Economie071 (→ zie ook: Hoofdstuk 2 Regionale ontwikkelingen) en met de relatie onderwijs-arbeidsmarkt (→ zie ook: Hoofdstuk 6 Onderwijs) Informatie over het huidige participatiebeleid is te vinden in de Leidse beleidsnota’s Ambitie, haal het beste uit jezelf (Beleidsplan DZB) en Bevordering arbeidsparticipatie in een tijd van bezuinigingen. Informatie over landelijke ontwikkelingen kunt u onder meer vinden op deze websites: www.rijksoverheid.nl www.divosa.nl www.cedris.nl
Maatschappelijke participatie en ondersteuning Minima Het Leidse Minimabeleid is gericht op bevordering van maatschappelijke participatie, dat wil zeggen op deelname aan sport, cultuur en educatie van mensen met lage inkomens. Daarnaast is er een onderdeel inkomensondersteuning voor zover de wet dit toestaat (gemeenten mogen namelijk niet op eigen houtje inkomenspolitiek voeren).
68
Strategische Verkenningen 2014-2018
De inkomensondersteuning wordt verstrekt in de vorm van categoriale bijzondere bijstand. In de WWB zijn groepen aangewezen die categoriaal (zonder individueel onderzoek) bijzondere bijstand mogen ontvangen, omdat aannemelijk is dat zij in omstandigheden verkeren waarin dat nodig is. Het gaat vooral om ouderen, chronisch zieken en kinderen. Er geldt natuurlijk wel de inkomenseis van 110% van het sociaal minimum. Het kabinet heeft het voornemen om deze categoriale bijzondere bijstand per 1 juli 2014 af te schaffen. Ook de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) wordt ingetrokken en in plaats daarvan gaan de gemeenten een ‘maatwerkvoorziening’ uitvoeren. Het is nog niet duidelijk of deze voorziening onder een Wmo- of onder een bijstandsregime gaat vallen. Er komt ook extra geld voor bestrijding van armoede. Al deze wijzigingen hebben gevolgen voor het Leids minimabeleid. Ook op dit terrein is nog veel onzeker. Het huidige Leidse Minimabeleid is vastgelegd in de Beleidsbrief Minimabeleid.
Inkomensvoorzieningen Het beleidsterrein Inkomensvoorzieningen behelst het verstrekken van (voornamelijk bijstands)uitkeringen. In april 2013 waren dat er in Leiden 2890. Het aantal uitkeringen loopt sinds eind 2012 als gevolg van de toenemende werkloosheid sterk op. De gemeente krijgt hiervoor een budget van het rijk, dat periodiek wordt bijgesteld op basis van landelijke ontwikkelingen. Leiden komt al jaren niet uit met het rijksbudget en moet uit eigen middelen bijpassen. Het gaat dan al gauw om enkele miljoenen euro’s per jaar. Eén bijstandsuitkering kost op jaarbasis bijna € 15.000. Wanneer het aantal uitkeringen gemiddeld op jaarbasis met 70 daalt, hebben we een miljoen bespaard. Het beleid is erop gericht om het aantal uitkeringen zo laag mogelijk te houden. Om dat te bereiken worden mensen zo veel mogelijk aan werk geholpen en doen we veel aan handhaving, zowel aan de poort (bij de aanvraag) als tussentijds. Steeds moet de balans gezocht tussen handhaving en dienstverlening. Wie recht heeft op ondersteuning moet erop kunnen rekenen dat hij krijgt wat hem toekomt. Per 1-7-2014 of per 1-1-2015 vinden er nog ingrijpende wijzigingen in de Wet Werk en Bijstand (WWB) plaats. De belangrijkste daarvan zijn de invoering van de huishouduitkeringstoets en de verplichting tot wederkerigheid.
Schuldhulpverlening De Stadsbank voert de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) uit. Minstens één keer in de vier jaar stelt de raad voor dit beleidsterrein het Beleidsplan Schuldhulpverlening vast. Daarin is zowel aandacht voor het oplossen van schulden door het treffen van een minnelijke regeling als voor preventie van het ontstaan van schulden. Het eerste (en tot nu toe enige) beleidsplan in het kader van de Wgs is vast gesteld in september 2012. Het beleid is efficiënt ingericht. Schuldhulpverlening wordt daar geboden waar de kans op succes het grootst is.
69
Strategische Verkenningen 2014-2018
70
Strategische Verkenningen 2014-2018
5.5 Programma Wijkontwikkelingsplan Noord (WOP Noord) 5.5.1 Doel Het Wijkontwikkelingsprogramma Leiden Noord ( de Kooi, Noorderkwartier en Groenoord) is al lange tijd in uitvoering en in die tijd is er zichtbaar veel tot stand gekomen; in 1999 werd het oorspronkelijke WOP Noord vastgesteld. Doel van het programma is Leiden Noord een gemiddelde wijk van Leiden te maken, waar veel verschillende typen bewoners graag samen wonen. Het programma is in 2011 geactualiseerd; in het meerjaren uitvoeringsprogramma 2011 – 2018 zijn de inspanningen beschreven. De inspanningen vallen uiteen in ontwikkellocaties, beheerinspanningen en sociale inspanningen.
5.5.2 Ontwikkelinspanningen De ontwikkelinspanningen voor WOP Noord betreffen de grote ontwikkellocaties Groenoord, Nieuw Leyden, van Voorthuijsenlocatie en Kooiplein. In totaal zijn er ongeveer 2100 nieuwe woningen gerealiseerd/gepland, en zijn/worden er ongeveer 500 woningen gesloopt. De verhouding koop/huur verandert hierdoor van 25-75 naar 40 – 60. Door deze inspanningen worden meer verschillende doelgroepen bediend door de grotere variatie aan woningen. Dat komt de leefbaarheid ten goede. De Willem de Zwijgerlaan is nu als belangrijke verbinding tussen het noordelijke en het zuidelijke deel gerealiseerd. (→ zie ook: Hoofdstuk 5 Programma Bereikbaarheid) Nieuw Leyden is, op de plint van de Willem de Zwijgerlaan na, af. Een deel van Groenoord is bebouwd, het Gymnasium en de Moskee zijn gebouwd en de buitenruimte in de Tuin van Noord is deels opgeknapt. In het Kooiplein is de politiepost gerealiseerd, de Brede School is opgeleverd en binnenkort zullen alle gebruikers erin gevestigd zijn en zal het Marecollege eind dit jaar verhuizen. Ook is uitvoering gegeven aan verschillende sociale inspanningen, waarbij steeds vaker de bewoners zelf het voortouw nemen. Door de economische crisis is de voortgang van de bouwlocaties ernstig vertraagd. Het voorverkooppercentage van 70 % wordt niet meer gehaald, waardoor ontwikkelaars niet meer gaan realiseren. Inmiddels zijn Ymere en Portaal zich ook aan het beraden op hun portefeuilles, en is de kans groot dat een aantal bouwlocaties voorlopig niet kunnen worden gerealiseerd. Dit geldt in het bijzonder voor de hoogbouw aan de Willem de Zwijgerlaan in de diverse ontwikkellocaties. Als gevolg van de kredietcrisis zijn de voorgenomen bouwprogramma’s gewijzigd om te zorgen dat het programma meer aan de vraag tegemoet komt. Zo zijn er onder meer kantoorruimten vervangen door woonruimte en zijn meer huurwoningen in plaats van koopwoningen, en starterswoningen toegevoegd. Desondanks verloopt zowel verkoop als verhuur moeizaam. Maatregelen om de woningmarkt vlot te trekken vanuit de regering hebben vooralsnog geen effect. Vanuit de gemeente is gewerkt aan een startersleningsregeling, die de verkoop van starterswoningen moet stimuleren. De realisatie van het Kooiplein vindt voorlopig nog doorgang. Hiervoor is recent het bestemmingsplan vastgesteld en is de ontwikkelaar druk bezig met de voorbereidingen voor realisatie. We proberen ook de volledige aansluiting Kooilaan naar voren te halen. Woningcorporatie De Sleutels heeft voor de Oude Kooi een gebiedsvisie vastgesteld en heeft een gedifferentieerde aanpak ontwikkeld voor de 572 woningen daarbinnen: deels groot onderhoud, 71
Strategische Verkenningen 2014-2018
deels renovatie, deels sloop/nieuwbouw. Op dit moment worden de plannen voor de Noordelijke blokken uitgewerkt in overleg met de bewonerscommissie. De fietsdoorsteek van de Tuin van Noord heeft ernstige vertraging opgelopen doordat het nieuwe bestuur van de tuindersvereniging Ons Buiten het convenant met de gemeente opnieuw ter discussie stelt en het fietspad niet steunt. Realisatie hangt af van afdoening van procedures.
5.5.3 Beheerinspanningen Onder deze inspanningen vallen veel buitenruimteprojecten, projecten om de overlast te voorkomen of te beperken en de veiligheid te vergroten. Hoe de wijk erbij ligt is van invloed op de binding die mensen voelen met een wijk. Een mooi en goed gebruikte openbare ruimte bevordert de trots en voorkomt dat mensen snel weer willen verhuizen. Zo wonen mensen minder anoniem samen. De buitenruimte in een deel van de wijk, buiten de ontwikkellocaties, wordt dit en volgend jaar opgeknapt. Ook het Kooipark wordt gerenoveerd. Voor de Oude Kooi bereiden we een plan voor om de wateroverlast te bestrijden. De financiering ervan is betrokken bij de Perspectiefnota 2014-2017.
Aandachtspunt: financiering bestrijding wateroverlast De Kooi
De grootste ergernissen in de wijk betreffen parkeeroverlast, vervuiling door wijkcontainers, jongerenoverlast, vandalisme en openlijke geweldpleging en hondenpoep. Parkeeroverlast: in het deel waar blauwe zone is ingevoerd zijn bewoners tevreden. Er is wel sprake van enige verdringing richting Noorderkwartier. In De Kooi is door het realiseren van een openbare parkeergarage geen toename te verwachten van de parkeerdruk. Door de gemeenteraad is toegezegd dat de openbare parkeergarage gratis zal zijn voor de eerste twintig jaar. Hiermee is rekening gehouden in de exploitatieopzet. Wijkcontainers: in de wijk staan ruim 250 wijkcontainers waar voor een deel vervuiling rondom ontstaat. De gemeenteraad heeft een besluit genomen voor ondergrondse containers. Dit zal het probleem deels verminderen, omdat de capaciteit van de ondergrondse containers groter wordt en er dus minder nodig zijn en men door middel van een pasjessysteem toegang krijgt. Alcohol en blowverbod: er is in diverse delen van de wijk overlast door zwervers of door jeugd die blowt en drank gebruikt. In Groenoord Zuid is dit het geval, in de Tuin van Noord en in het Kooipark. Ook rondom de oude jongerenvoorziening en op het Kooiplein is dit een probleem. Vooral in de zomermaanden komen jongeren bijeen. Nu de leeftijdsgrens voor het nuttigen van alcohol naar 18 jaar gaat, is de verwachting dat er nog meer jongeren op straat elkaar zullen gaan ontmoeten. Blowen kan op grond van de APV worden aangepakt. De bewoners zouden willen dat ook drank wordt verboden op straat, net zoals dat nu al geldt voor binnen de Singels. Aandachtspunt: alcoholverbod op straat, ook buiten de Singels
72
Strategische Verkenningen 2014-2018
Jongerenoverlast: dit wordt aangepakt volgens de Beke methode, een methode om de overlast in categorieën in te delen en daarop een passende aanpak te hebben. Het Veiligheidshuis voert dit uit. Vandalisme en openlijke geweldpleging: Helaas komt dit in de wijk nogal eens voor en voelen bewoners zich hier erg door geïntimideerd. Op een aantal plaatsen is dit teruggedrongen door camerabewaking, maar dit mag alleen op gebouwen en terreinen van particuliere organisaties of corporaties. Er is een grote wens vanuit de bewoners om cameratoezicht toe te passen in de openbare ruimte op het moment dat dit zich voordoet. Door middel van een tijdelijke toepassing, mobiel cameratoezicht, kan de overlast snel worden teruggedrongen.
Aandachtspunt: tijdelijk mobiel cameratoezicht
Wijkbeheer: De wijkbewoners hebben last gehad van veranderingen in het wijkbeheer. Voor integrale problemen was hierdoor niet voldoende aandacht. Nu verenigt Stedelijk Beheer het sectoraal en integraal beheer in een nieuwe aanpak, waardoor de situatie zal verbeteren. Er komen wijkbeheerders die weer aanspreekpunt zijn en opdracht kunnen geven binnen de gemeentelijke organisatie. Toezicht: Sinds 2011 zijn er extra gemeentelijke opsporingsambtenaren (GOA’s) in de wijk om toe te zien op een goed gebruik van de openbare ruimte. Vanaf 2013 is er ook reguliere inzet van GOA’s. De extra inzet verdwijnt na 2014. Hondenpoep: in veel steden is positieve ervaring met het verplicht bij zich hebben van een opruimmiddel. Dit wordt waarschijnlijk dit jaar nog in de APV opgenomen. GOA’s kunnen dan veel gerichter optreden.
5.5.4 Sociale inspanningen De sociale inspanningen richten zich in het bijzonder op een goede bewonersparticipatie voor de gemeentelijke plannen, op ontmoeting, activeren van bewoners en op jongeren. De inspanningen van het WOP zijn een aanvulling op het reguliere sociale beleid. De sociale projecten van het WOP worden zoveel mogelijk door bewoners zelf opgezet, ondersteund door Libertas. Sociaal beleid: een aantal bezuinigingen in het sociaal - en werkgelegenheidsbeleid, zoals het vervallen van de inburgering, het lokale gezondheidsproject en de sluiting van de Raad en Daadwinkel zijn voelbaar geweest in de wijk. In het nieuwe concept beleidsplan voor de Maatschappelijk Ontwikkeling is daarom voorzien in een sociaal wijkteam en een sociaal plan voor de wijk. Hiermee stroomlijnt de gemeente hulpverlening per gezin en maken we meer gebruik van de eigen kracht van mensen. Het aparte sociale programma van WOP Noord loopt af met ingang van 2015. Er zijn geen extra middelen hiervoor meer beschikbaar. Dit betekent dat de drie huiskamers Sue & Ann, ’t Trefpunt en Meet & Greet, het project buurtterras, het TamTamfestival, extra jongerenactiviteiten op pleinen en Leiden buitengewoon Veilig, na 2014 zullen vervallen. De overige sociale inspanningen uit het programma zijn dan al gestopt. 73
Strategische Verkenningen 2014-2018
Bewonersparticipatie: al vanaf de start van het WOP vergadert de gemeente met de voorzitters van de zeven wijkverenigingen. Met hen is een Participatiestatuut afgesloten, waarin is opgenomen dat zij gevraagd en ongevraagd de gemeente kunnen voorzien van advies. De voortgang van alle plannen komt in de bijeenkomsten aan de orde. De voorzitters worden sinds jaren professioneel ondersteund. Belangrijk is dit overleg voort te zetten, zolang het WOP nog veel bouwactiviteiten, verkeersgevolgen en overlast daarvan met zich mee brengt. De bewonersverenigingen hebben in 2012 een nieuwe website gebouwd. Deze ziet er veel aantrekkelijker uit en de bedoeling is dat zij hiermee een veel groter bereik gaan krijgen naar hun achterban. Er is een digitale nieuwsbrief waarop bewoners zich kunnen abonneren en er worden regelmatig enquêtes gehouden over bewonersvraagstukken. Fonds 1818 heeft de Uitdaging gelanceerd. Dit is onder meer het opzetten van een buurtmuseum en de realisatie van een horecavoorziening in de Tuin van Noord.
5.5.5 Ontwikkelingen Na realisatie van dit alles zijn we er nog niet. In het algemeen is de kwaliteit van de oudere woningvoorraad In Leiden Noord nog altijd zorgelijk. In de nieuwe nota Woonbeleid worden diverse aanzetten gegeven die noodzakelijk zijn om de stad ook in de toekomst aantrekkelijk te houden. In Noord betekent dat een extra inzet. Zo zijn de Hoven en de Prinsessenbuurt opgenomen in de kansenkaart. Het gebied van de Volkstuinen ten oosten van de IJsselmeerlaan is in de ruimtelijke Structuurvisie benoemd als mogelijke herstructureringslocatie. De openbare ruimte is in grote delen van de wijk achtergebleven. Nadat de gebiedsvisie van de Oude Kooi is gerealiseerd en het waterplan is uitgevoerd, zou een opknapbeurt voor de openbare ruimte dit deel van de wijk helemaal afmaken. Verder zijn er grote delen in het Noorderkwartier toe aan een opknapbeurt. Blijvende aandacht is nodig voor de leefbaarheidsvraagstukken.
Aandachtspunt: verdere verbetering van de woningvoorraad en openbare ruimte
5.5.6 Financiën Financieel gezien zijn alle ontwikkellocaties ondergebracht in verschillende grondexploitaties. Voor de Willem de Zwijgerlaan was een krediet ingesteld, dat deels gevoed werd door de grondexploitaties. Ook wordt er vanuit de grondexploitaties bijgedragen aan het sociaal programma en de programmasturing en communicatie. Via besluitvorming over het PRIL worden de tussentijdse financiële resultaten voorgelegd aan de gemeenteraad. In 2012 is besloten het positieve resultaat van de Willem de Zwijgerlaan in te zetten voor tegenvallende en onverwachte uitgaven in andere projecten van WOP Noord. Een besluit hieromtrent zal ook in PRIL 2013 worden voorgelegd. Er wordt geen geld meer voor beheer- en sociale projecten uitgetrokken. Deze vervallen na 2015. 74
Strategische Verkenningen 2014-2018
Voor een verdere aanpak is naast het budget van corporaties en ontwikkelaars ook gemeentelijke budget nodig om dit mogelijk te maken.
5.5.7 Planning We gingen ervanuit, dat de meeste inspanningen van het WOP na 2015 afgerond zouden zijn, met uitzondering van het Kooiplein . Nu voorzien we de situatie dat een deel van de bouwlocaties door de kredietcrisis mogelijkerwijs dan nog niet ontwikkeld is. Het Wijkontwikkelingsprogramma eerste fase wordt dan wel definitief afgerond. Resterende activiteiten zullen in de lijn ondergebracht worden. Een nieuw Wijkontwikkelingsprogramma zou aansluitend kunnen worden opgestart.
75
Strategische Verkenningen 2014-2018
76
Strategische Verkenningen 2014-2018
Hoofdstuk 6 Beleidsontwikkelingen In de uitvoering van de bijzondere programma’s, beschreven in het voorgaande hoofdstuk, komen beleidsontwikkelingen tot uitdrukking. In de programma’s wordt beleid concreet en komt het bij de bewoner, de voorbijganger, de consument, de wandelaar en de fietser, de roerganger, de criticus, de bezoeker, de forens, kortom: de belever van de stad. Ook in onze ruimtelijke en sociale projecten komt ons beleid tot leven. Een overzicht van en de stand van zaken in de lopende Leidse projecten vindt u op de gemeentelijke website Gemeente Leiden. In dit hoofdstuk gaan we in op recente en toekomstige ontwikkelingen in de voor Leiden relevante beleidsdossiers. Dat kunnen lokale ontwikkelingen zijn, maar natuurlijk ook die in regionaal, bovenregionaal en landelijk verband. Voor de herkenbaarheid doen we dat in de volgorde van beleid uit de Programmabegroting (het Programmaplan). Voor de selectie van dossiers en ontwikkelingen hanteerden we als uitgangspunt, welke basisinformatie u zeker nodig zou kunnen hebben om de komende maanden uw verkiezingsprogramma’s op te kunnen stellen.
In de beleidsdossiers is Leiden, Stad van Ontdekkingen (Ontwikkelingsvisie 2030, herzien in 2012) het kompas voor strategische beslissingen. De kracht van de stad en een betere bereikbaarheid vormen daarin de fundamenten. Internationale kennis en Historische cultuur zijn de beide fiere pijlers, waarlangs de Ruimtelijke Structuurvisie en de Sociaal-Maatschappelijke Structuurvisie van Leiden zijn opgebouwd. Vanuit de beide structuurvisies vindt de verdere beleidsontwikkeling van de gemeente plaats op de diverse deelterreinen, zoals dienstverlening, ruimtelijk beleid, wonen, etc. In figuur 11 vindt u deze samenhang weergegeven.
Figuur 11: Samenhang beleid gemeente Leiden
Ontwikkelingsvisie 2030 “Leiden, Stad van Ontdekkingen”
Ruimtelijke structuurvisie
Kadernota bereikbaarheid
Verder Kadernota Beleidsmet de openbare kader binnenstad ruimte vastgoed
Sociaal-maatschappelijke structuurvisie
Economische visie
77
Sport- Cultuur- Nota Beleidsplan nota nota Wonen WMO
Etc.
Strategische Verkenningen 2014-2018
Per beleidsonderwerp vindt u de meest relevante gegevens over genomen besluiten, kaders en ontwikkelingen in het recente verleden. Daarnaast blikken we vooruit en schetsen we de nieuwe ontwikkelingen en nodige besluiten, die daaruit voort zouden kunnen vloeien. Opnieuw benadrukken we het ambtelijk karakter van de beschrijvingen, al zal de politieke dimensie – vanwege de aard van ons werk- nooit helemaal kunnen ontbreken. Want de politieke waarheid bestaat altijd.2 Het is in deze ambtelijke verkenningen echter niet de plaats om politieke uitspraken binnen de hierna beschreven kaders en beleidsontwikkelingen te doen. Mocht u die toch bespeuren, dan is dat onbedoeld gebeurd. Mocht u meer willen weten over al verschenen gehele voorstellen, onderzoeken en nota’s, dan kunt u daarvoor terecht in de digitale informatie: Gemeente Leiden en http://www.leidenincijfers.nl/onderzoeksbank en natuurlijk bij de samensteller van deze verkenningen (→ zie ook: Voorwoord). Achterin dit document vindt u nog een aantal aanvullende websites.
2
G. Schouw, Een slimme stad is een lerende stad, Jan van Arkel, 2009.
78
Strategische Verkenningen 2014-2018
6.1 Dienstverlening 6.1.1 Klant Contact Centrum (KCC) De inrichting van een Klant Contact Centrum (KCC) is een middel om de dienstverlening aan de klant substantieel te verbeteren. Met de inrichting van een KCC sluit Leiden aan op het landelijke dienstverleningsconcept Antwoord ©. Met toepassing van dit concept wordt het KCC dé ingang (frontoffice) van de gemeente. Uitgangspunt hierbij is dat vragen aan de gemeente via de vier beschikbare kanalen (balie, telefonie, internet en post) direct en identiek worden beantwoord. Het KCC heeft begin 2013 een belangrijke stap gezet door het 14 071-telefoonnummer in te voeren. Hierdoor zijn de 14 verschillende servicepunt nummers teruggebracht naar één telefonische ingang voor de hele gemeente. In 2013 en 2014 zal een verdere doorontwikkeling van het KCC gaan plaatsvinden. Deze bestaat onder meer uit: één e-mail adres, integrale bediening aan balies, (nog) bredere digitale dienstverlening, gerichte doorverwijzing naar vakspecialisten en regie op de afhandeling van de klantvraag. Het doel daarvan is verbeteren van de kwaliteit, snelheid en klantgerichtheid in de gemeentelijke dienstverlening.
Aandachtspunt: voortdurende verbetering van de gemeentelijke dienstverlening
6.1.2 Kanaalsturing Visie op kanaalsturing In 2012 heeft de Concerndirectie van de gemeente Leiden de Visie op kanaalsturing vastgesteld. De visie is neergelegd in de Programmabegroting 2013 en gebaseerd op Antwoord © (→ zie ook hiervoor: 6.1.1) In het KCC zullen inwoners, bedrijven en instellingen terecht kunnen met al hun vragen over gemeentelijke producten en diensten. De klant heeft daarbij toegang via vier kanalen: balie, telefoon, internet en post. Het KCC vraagt om een visie op kanaalsturing. Dat wil zeggen, dat we klanten ‘sturen’ om van het juiste kanaal gebruik te maken, zodat zij op een goede en een eenduidige manier bediend kunnen worden. Internet is steeds belangrijker als toegangskanaal. Uit de Stadsenquête 2011 blijkt dat steeds meer Leidenaren de voorkeur geven aan internet als kanaal voor dienstverlening. Steeds meer producten en diensten zijn ook digitaal beschikbaar. Het is dus een logische keus om als gemeente zoveel mogelijk te sturen op het digitale kanaal, tenzij de klant ons wil zien, ons moet zien, wij de klant willen zien of als het te veel kost. Behalve dat het digitale kanaal de voorkeur van steeds meer inwoners geniet, is een groot voordeel voor de klant dat de wachttijden aan de balie en telefoon afnemen voor de producten die niet
79
Strategische Verkenningen 2014-2018
digitaal aangevraagd en afgehandeld kunnen of mogen worden. Hoe meer producten digitaal aangevraagd en zelfs verstrekt kunnen worden, hoe korter de wachttijden voor publiek. In de vastgestelde visie op kanaalsturing gaan we nog uit van vier kanalen voor de gemeentelijke dienstverlening en daarmee: keuzevrijheid voor de klant voor wat betreft het kanaal.
Kanaalsturing in de nabije toekomst Ondanks een toenemend gebruik van Internet, blijkt het verleiden van klanten om het gewenste kanaal te gebruiken in de praktijk lastig. Klanten komen bijvoorbeeld nog steeds aan de balie voor producten die digitaal aangevraagd en/of verstrekt kunnen worden, waardoor de wachttijden aan de balie (onnodig) oplopen. De voordelen van het digitaliseren van zoveel mogelijk producten en diensten blijven daardoor onderbenut. Om een vervolgstap te kunnen zetten in het verder digitaliseren van de dienstverlening zijn meer rigoureuze maatregelen nodig. Andere kanalen dan het digitale zouden afgesloten kunnen worden voor klanten. In de Programmabegroting 2013 is het besluit genomen dat door efficiency aan de balie bespaard kan worden. Dit is ook nodig vanwege de in te vullen taakstelling. Concreet betekent dit dat producten die niet noodzakelijkerwijs aan de balie geleverd moeten worden, niet langer aan de balie geleverd kunnen worden. Verdere grote besparingen zijn door het digitaliseren van de dienstverlening niet te verwachten. Elke aanvraag voor een product (via welk kanaal deze ook binnenkomt) dient afgehandeld te worden. Tevens vraagt verdere digitalisering (soms hoge) investeringskosten en nieuwe beheerskosten voor de systemen en applicaties.
Aandachtspunt: het digitale kanaal is het voorkeurskanaal van de gemeente Leiden
80
Strategische Verkenningen 2014-2018
6.2 Publieksparticipatie De gemeente Leiden hecht aan het betrekken van de stad – inwoners, organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden – bij beleid maken en beleidsuitvoering. In 2012 is de nieuwe Participatie- en inspraakverordening en de Nota Publieksparticipatie vastgesteld. In het verlengde hiervan hebben we de opdracht om in de komende twee jaar de publieksparticipatie verder te professionaliseren. Na twee jaar wordt het gevoerde beleid geëvalueerd. Hierin worden op verzoek van de gemeenteraad de volgende indicatoren meegenomen: het aantal participanten, het aantal klachten en bezwaar- en beroepschriften en de tevredenheid over de publieksparticipatie. De aanpak van de publieksparticipatie is tweeledig. Enerzijds is er het proces per traject. Voorafgaand aan een beleidsvoornemen of aan een plan bepalen we of en hoe publieksparticipatie een onderdeel van het proces uitmaakt. Zo ja, dan wordt dit vastgelegd en na afloop van het traject geëvalueerd. Daarbij hebben de gemeenteraad (kaders en randvoorwaarden), college (uitvoering en verantwoording) en de burgemeester (bewaker van de kwaliteit van publieksparticipatie) elk een essentiële rol. Om dit goed te implementeren is het anderzijds nodig te investeren in kennis en vaardigheden van de betrokken medewerkers van de gemeente; publieksparticipatie moet tussen de oren komen te zitten en een logisch onderdeel worden van het beleidsproces. In de zomer van 2013 gaat dit traject van start.
Aandachtspunt: de stad optimaal betrekken bij beleidsvorming
81
Strategische Verkenningen 2014-2018
82
Strategische Verkenningen 2014-2018
6.3 Veiligheid 6.3.1 Ontwikkeling veiligheid in Nederland Sinds 2009 monitort het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV - Home) trends in maatschappelijke veiligheid. Welke zorgwekkende en hoopgevende veiligheidsontwikkelingen doen zich voor? En hoe kunnen deze problemen effectief en innovatief worden aangepakt? Hoe ziet onze veiligheid er in 2020 uit? Het CCV bekijkt jaarlijks in het kader van zijn trendanalyse een aantal toekomstverkenningen om te inventariseren welke veiligheidsontwikkelingen ons in de toekomst te wachten zouden kunnen staan. De belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van veiligheid van dit moment zijn: cybercriminaliteit, gebruik van sociale media en de precaire economische situatie. Deze onderwerpen zorgen al enkele jaren voor een breed gedeeld gevoel van zorg. De meest actuele trends naast deze drie zijn: de toenemende verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven voor maatschappelijke veiligheid en een daling van criminaliteit in combinatie met gelijkblijvende overlastbeleving. We lichten de trends hier kort toe. Cybercrime Internet biedt zowel kansen als bedreigingen binnen het veiligheidsdomein. Cybercrime is inmiddels ook een vorm van veelvoorkomende criminaliteit, zo signaleert het Trendsignalement 2013. Uit onderzoek onder Internetgebruikers blijkt dat zij vaker slachtoffer zijn van online delicten dan van een aantal delicten buiten de digitale wereld, zoals mishandeling en woninginbraak. Het is een grote opgave voor de overheid en de politie om de razendsnelle digitale ontwikkelingen bij te benen. Sociale media Sociale media worden in 2013 al breed en succesvol ingezet om burgers te betrekken bij veiligheid en leefbaarheid in hun buurt. Maar sociale media brengen ook nieuwe risico’s met zich mee. Voorbeelden daarvan zijn Project X in Haren en de vertoning van beelden van uitgaansgeweld in Eindhoven. Deze beelden dragen bij aan de opsporing, maar ze kunnen ook leiden tot ongewenste eigenrichting of escalatie. De economische situatie De onzekere economische situatie roept vragen op over de veiligheidsbeleving en de ontwikkeling van de criminaliteit, de objectieve veiligheid. De veiligheidsbeleving van burgers is sinds 2008, ten tijde van de start van de economische crisis, stabiel. De geregistreerde criminaliteit is in 2011 voor het eerst sinds jaren niet afgenomen maar in de lange termijnberekeningen is er nog steeds sprake van daling. Gezien de oplopende werkeloosheid in Nederland en de toename van schulden en armoede moet een stijging van vormen van veelvoorkomende criminaliteit zoals geweld, inbraak en diefstal, in de toekomst niet worden uitgesloten. Het risico van maatschappelijke onrust en een afbrokkelende sociale cohesie kan groter worden als er een bredere kloof ontstaat tussen de inkomensposities en toekomstperspectieven van verschillende bevolkingsgroepen. Deskundigen waarschuwen bovendien dat de economische tegenspoed een negatieve impact kan hebben op investeringen in de veiligheidszorg. Kunnen de Veiligheidshuizen hun regierol blijven spelen als 83
Strategische Verkenningen 2014-2018
gemeenten ingrijpend bezuinigen? Wat gebeurt er met blauw (politieagenten) en lichtblauw (gemeentelijke toezichthouders) op straat in tijden van bezuinigingen? En blijven er wel voldoende aandacht en middelen voor een landelijke innovatieagenda, die er voor zorgt dat de criminaliteitsbestrijding zich blijft vernieuwen?
Aandachtspunt: veiligheid en bezuinigingen (rijk en gemeente)
Daling criminaliteitscijfers en overlastbeleving Diverse criminaliteitscijfers laten zien dat Nederland steeds veiliger wordt. Dat blijkt onder meer uit het dalend aantal overvallen en een forse afname van jeugdcriminaliteit. Toch ervaren mensen nog net zoveel sociale overlast en gevoelens van onveiligheid als voorheen. Sinds 2005 daalt de geregistreerde criminaliteit in Nederland. Deze daling van criminaliteit gaat niet gelijk op met de manier waarop burgers veiligheid en vooral sociale overlast beleven. De mate waarin Nederlanders zich onveilig voelen, veranderde sinds 2008 nauwelijks. Toenemende verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven voor maatschappelijke veiligheid Bedrijven en burgers krijgen een steeds grotere verantwoordelijkheid in de veiligheidszorg. Dat komt enerzijds door een terugtredende overheid die over steeds minder financiële middelen beschikt. Aan de andere kant groeit de overtuiging dat burgers, bedrijven en overheid samen verantwoordelijk zijn voor de bestrijding van overlast en criminaliteit.
6.3.2 Veiligheid in Leiden Op 21, 22 en 23 april van dit jaar werd Leiden geconfronteerd met een bijzonder dreigende situatie, waardoor de burgemeester samen met de schoolleiders tot tijdelijke sluiting en bewaking van alle Leidse middelbare scholen moest besluiten. Het incident werd wereldnieuws en schrikbeelden die altijd ver weg leken, kwamen van het ene op het andere ogenblik erg dichtbij. Onverminderd richt de aandacht van het Leidse veiligheidsbeleid zich de komende jaren op de speerpunten genoemd in het Integraal Veiligheidsplan (IVP) 2012-2015. Naast het vergroten van de veiligheid van evenementen, de bestuurlijke aanpak van criminaliteit en de aanpak van overlast (via onder meer de samenwerking in het Veiligheidshuis) gaat het daarbij vooral ook om de aanpak van High Impact Crimes. De dadergerichte aanpak van geweld en overvallen werpt inmiddels zijn vruchten af, maar de toename van woninginbraken zowel landelijk als in Leiden vraagt om extra aandacht in de aanpak van het terugdringen van het aantal woninginbraken.
Aandachtspunt: uitvoering Integraal Veiligheidsplan
84
Strategische Verkenningen 2014-2018
6.4 Economie In deze paragraaf bieden we u achtereenvolgens informatie over: 1. Bestaande beleidskaders en afspraken 2. Beleid in ontwikkeling, vooral Economie 071 (→ zie ook: Hoofdstuk 2 Regionale ontwikkelingen) 3. Beleidsopties op basis van kansen en bedreigingen
6.4.1 Bestaande beleidskaders en afspraken Het huidige gemeentelijk economisch beleid van Leiden staat in de volgende documenten, naar onderwerp gegroepeerd: Kantoren o Regionale Kantorennota, 2011 o Besluitvorming over kantorenloods, Leiden, 2011 Detailhandel o Structuurvisie detailhandel, 2006 o Beleidskader winkelvoorzieningen Binnenstad, 2011 o Verordening Winkeltijden Leiden Bedrijventerreinen o Strategisch Kader Bedrijventerreinen, 2007 o Masterplan Leiden Bio Science Park, 2009 o Exploitatieovereenkomst Leiden Bio Science Park met Universiteit Leiden, 2009 o Kaderbesluit Ontsluiting Bio Science Park, 2012 Starters o o o
Biopartner Startersconvenant Kamer van Koophandel/Stichting Werk en Onderneming (SWO) Stichting Leiden Communicatiestad
Horecasferen in de Binnenstad; Waar mag ik op rekenen? Programma Kennisstad Organisaties o Ondernemersfonds (ondernemersverenigingen) o Centrummanagement o Leiden Bio Science Park foundation o Leiden Marketing Ruimtelijke visies o Structuurvisie Leiden o Verder met de Binnenstad o Kaderbesluit Stationsgebied o Bestemmingsplannen 85
Strategische Verkenningen 2014-2018
6.4.2 Beleid in ontwikkeling Het volgende beleid is in voorbereiding: • Economie071 (→ zie ook: Hoofdstuk 2 Regionale ontwikkelingen) • Deelname Regionale Ontwikkelingsmaatschappij (ROM) Zuidvleugel • Cofinanciering van projecten in de kenniseconomie (→ zie ook: Hoofdstuk 3 Internationale samenwerking) • Beleidskader Werklandschappen (bedrijventerreinen) • Herijking Startersbeleid • Uitvoering Masterplan Leiden Bio Science Park 2009 De meeste economische thema’s worden verkend onder de noemer van Economie071 ofwel: ontwikkeling van een Economische Agenda voor de Leidse regio. De lokale Leidse economie maakt integraal onderdeel uit van de regionale economie. Daarom sluiten we hieronder aan bij deze regionale analyse, kansen en bedreigingen voor de Leidse economie en de ‘voornemens’ die daaruit zouden kunnen voortkomen.
Kansen De economische analyse van de Leidse regio (op basis van het onderzoeksrapport Geef kennis de ruimte, Bureau Louter) luidt in kort bestek als volgt. De regio is strategisch gelegen tussen Noord- en Zuidvleugel tussen A4 en A44, met uitstekende bovenregionale verbindingen en kennisintensief, met het hoogste opleidingsniveau in Nederland. De Universiteit Leiden functioneert als talentenmagneet en het welvaartsniveau is ver boven het landelijke gemiddelde. De economie is krachtig naar verschillende standaarden gemeten. Er is een topsector: Lifesciences en er is ruimtetechnologie. Daarnaast is het zeer aantrekkelijk wonen in de Leidse regio qua omgeving en voorzieningenniveau, maar ook vanwege het grote aantal banen dat binnen bereik ligt in de Randstad. De regio heeft (deels onbenutte) potentie voor hoogwaardige kantoor gerelateerde activiteiten en voor research en development.
Bedreigingen en zwaktes De economie leunt zwaar op lifesciences, onderwijs en zorg. Dat is kwetsbaar. De bereikbaarheid binnen de regio is niet altijd op orde. De dichtbevolkte regio maakt door hoge grond- en huurprijzen de regio minder geschikt voor minder kapitaalkrachtige ondernemers. De werkloosheid is laag, maar lage en middelbare beroepsgroepen steken hierin ongunstig af ten opzichte van andere regio’s. Kantorenleegstand is vooral in Leiden groot, in een verouderd vestigingsmilieu. Er zijn weinig banen in sectoren met een grote toegevoegde waarde, economisch gezien. Dat is een belemmering voor investeringen in de regio. Leiden is eerder een woonstad dan een ondernemende stad. Daarnaast zijn grote regeldichtheid en bestuurlijke complexiteit van Leiden belemmerende factoren, aldus de regionale analyse.
Maatschappelijke ontwikkelingen Globalisering en regionalisering gaan momenteel hand in hand. Nederland transformeert verder naar een diensten- en kenniseconomie, maar ook een deel van de ‘maakindustrie’ keert terug door 86
Strategische Verkenningen 2014-2018
stijging van lonen elders en de hoge transportkosten. Men zoekt naar nieuwe combinaties van nieuwe technologieën. Duurzaam produceren en - consumeren staan hoog op de agenda. ICT zal nog meer gaan bijdragen aan slimme oplossingen. De places to be zijn hoogstedelijke knooppunten of juist ontspannen landschappelijke milieus. Een risico voor de Leidse regio is een teveel aan tussenliggende milieus, die in de toekomst minder relevant worden.
6.4.3 Beleidsopties op basis van kansen en bedreigingen Economische Agenda van de Leidse regio in ontwikkeling Het ligt niet in het vermogen van de gemeentelijke overheid om de economische crisis aan te pakken. Er zijn twee lijnen waarlangs gewerkt kan worden aan een antwoord: a) de hiervoor aangehaalde Economische Agenda en de voornemens daaruit, b) de rol van de gemeente(n) en de sense of urgency bij het uitwerken van de economische agenda en de uitvoeringskracht bij een terugtredende overheid. Van belang is het kritisch bezien van de eigen regelgeving en dan vooral de uitvoering en handhaving ervan. Helpt nieuwe regelgeving de bedrijven door de crisis heen te komen of zorgt deze juist voor meer bureaucratie? Vanuit een overheid die uitgaat van de kracht van mensen, kan regelgeving meer dan nu faciliterend zijn in plaats van beperkend. Hieronder geven we de voornemens weer uit de Economische Agenda, om vervolgens stil te staan bij een aantal ‘systeemonvolkomenheden’ die het realiseren van die voornemens eerder vertragen dan bevorderen.
Voornemens 1. 2. 3. 4. 5.
Versterken van de economische structuur van de Leidse regio; Stimuleren van ondernemerschap, innovatie en startende ondernemers; Betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt; Aantrekkelijker maken van het vestigingsklimaat; Profiel van de regio aanscherpen voor het vinden & binden van bedrijven, bezoekers, bewoners en bollebozen, kortom marketing en acquisitie. Het voert in het kader van deze paragraaf te ver om deze voornemens hier verder uit te werken. Leest u vooral de Economische Agenda in ontwikkeling: www.leiden.nl\economie071
Urgentie: het is hardnekkig crisis! De economische crisis is heel hardnekkig en doet in zijn gevolgen denken aan die van begin 80-er jaren en in bepaalde opzichten zelfs aan die van de dertiger jaren. Bezuinigingen bij de overheid, massaontslagen bij bedrijven, faillissementen, snel toenemende en historisch hoge werkloosheid, leegstand van vastgoed, toenemende schulden en een vastgelopen huizenmarkt zijn wel de meest in het oog springende kenmerken. Minder zichtbaar en ook minder eenduidig zijn de andere effecten van de crisis. Zeker is dat er een transitie van bedrijvigheid op gang komt, net als in de 60-er en 70-er jaren, toen
87
Strategische Verkenningen 2014-2018
er sprake was van een grote de-industrialisatie met grote sociale gevolgen, zoals in Leiden. Het kost de stad generaties om daar in alle opzichten bovenop te komen. Hoe gaat de economische transitie er uitzien? Wat kan de gemeente doen om de negatieve gevolgen zoveel mogelijk te beperken? Leveren de krimpende en faillietgaande bedrijven ruimte voor iets nieuws? En zo ja, wat dan? Welke ruimte moet daarvoor gereserveerd worden? Welke rol kunnen de verschillende generaties daarin spelen? De Economische Agenda tracht antwoorden te vinden op deze vragen. De uitgangspositie van de Leidse regio is goed, getuige de cijfers. Wat is het perspectief voor 2020? Hoe wordt aan de vergrijzing en de (jeugd)werkloosheid het hoofd geboden? Wat zullen de gevolgen zijn van bezuinigingen bij de (semi)overheid in een economie die daar zwaar op leunt? Gehalveerd budget In de Leidse begroting vormt het programma Economie en Toerisme budgettair gezien een bescheiden onderdeel. Op het moment van schrijven neemt het budget als gevolg van door de gemeente besloten bezuinigingen af van 100% in 2013, naar 75% in 2014 en minder dan 50% in 2015.
Regelgeving Omgevingswet In 2013 wordt het wetsontwerp van de Omgevingswet bij de Tweede Kamer ingediend. De nieuwe wet integreert een aantal wetten, waaronder de Wet ruimtelijke ordening en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Een belangrijk doel van de wet is om de procedures eenvoudiger te maken. Vanuit economisch oogpunt is dit een kans om de dienstverlening aan ondernemers en arbeidsorganisaties te verbeteren. De rijksoverheid stimuleert een dergelijke toepassing van de wet, bijvoorbeeld met voorbeeldprojecten: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ruimtelijke-ordening-engebiedsontwikkeling/vernieuwing-omgevingsrecht/voorbeeldprojecten-omgevingswet. Perifere detailhandel Leiden kent alleen op de Lammenschansweg een perifere detailhandelslocatie. In de gemeenten om ons heen Leiderdorp en Zoeterwoude zijn er nog het Meubelplein, de Baanderij en de Rijnekeboulevard. In 2012 heeft de regio Holland Rijnland een nota opgesteld om de perifere detailhandel eenduidiger te reguleren. Nu mogen in de ene gemeente wel ‘branchevreemde’ ondernemingen, zoals Action, Xenos, sportwinkels en Halfords zich vestigen en in de andere gemeente niet. Leiden is strikt in het vestigingsbeleid, waardoor winkels uitwijken naar andere gemeenten in plaats van de Lammenschansweg. Het bestemmingsplan Lammenschans driehoek behoeft actualisatie, zodra het aangepaste perifere beleid samen met Holland Rijnland en de Provincie is vastgesteld.
88
Strategische Verkenningen 2014-2018
Stimuleren van ondernemerschap Natuurlijk moeten er kaders zijn voor het ondernemen: ruimtelijk, marktmeesterschap, kwaliteitseisen. Soms zit de regelgeving het ondernemerschap en economische dynamiek teveel in de weg. Te overwegen valt bij elk gemeentelijk besluit aan te teven of de regeldruk voor ondernemers toe- of afneemt. In het verleden is er veel ruimte geweest voor het ondersteunen van startende ondernemingen. Die aandacht zal er ook in de toekomst moeten zijn, maar stimuleer naast starters ook groeiende ondernemingen (gazellen). Faciliteren in hun groei is wenselijk; zij zorgen voor innovatie, nieuwe markten, werkgelegenheid en inkomen en dragen belastingen af. Een economie in transitie kent ook krimpende of faillerende ondernemingen. Vanwege de soms ongewenste fysieke en sociale gevolgen, is extra aandacht daarvoor op zijn plaats. Eventueel in de preventieve sfeer. Ten slotte kan onderwijs in ondernemerschap in samenwerking met het onderwijs en het georganiseerde bedrijfsleven stimulerend zijn, zoals in de Economische Agenda benoemd.
Aandachtspunt: de gemeente kan ondernemerschap meer stimuleren en faciliteren, onder meer door de gevolgen voor ondernemers van nieuwe regels goed af te wegen.
Kansen Sectoren Kansrijke economische sectoren zijn: Biosciences, Spacesciences, ICT, Biobased, Humanities, Ingenieursbureaus. Ook valt specifiek te denken aan een Asian business centre of de onlangs gestarte Proeftuin Zorg en Innovatie. Locaties Als het om kansrijke locaties gaat, denken we aan de Binnenstad (Singel, Langegracht, Meelfabriek), het Stationsgebied, de bedrijventerreinen (Leeuwenhoek/A44, de werklandschappen, Roomburg/A4). Een speciale positie neemt het Leiden Bio Science Park in. Het groeit gestaag en het vormt een belangrijk perspectief voor groei van de regionale economie: in vijf jaar is een groei van 2000 arbeidsplaatsen voorzien; in de komende vijftien jaar 10.000 arbeidsplaatse). Deze ontwikkeling vraagt om volharding in het bestaand beleid en om het oplossen van diverse knelpunten op gebied van bereikbaarheid en onderwijs-arbeidsmarkt. Op lange termijn is uitbouw binnen de regio Holland Rijnland wenselijk in Katwijk (bedrijventerrein Valkenburg) en op provinciaal niveau binnen het samenwerkingsverband Medical Delta. (→ zie ook: Hoofdstuk 5 Programma Leiden Kennisstad) Ligging De Ligging van Leiden is zeker een pre, hoewel de bereikbaarheid nog wel een impuls kan gebruiken. Hier wordt in het bijzondere Programma Bereikbaarheid (→ zie ook: Hoofdstuk 5, Programma Bereikbaarheid) dan ook hard aan gewerkt. Leiden ligt midden in de Randstad en dus ideaal voor wonen, werken en onderwijs. 89
Strategische Verkenningen 2014-2018
Duurzaamheid Er is een stimuleringsfonds in het leven geroepen voor duurzaamheid, gekoppeld aan economisch rendement. Een uitwerking kan bijvoorbeeld zijn: de aanwezigheid van veel cultureel erfgoed als basis voor een ambachtelijke sector. Juist in tijden van transitie is behoud en transformatie van het bestaande een mooie uitdaging. Regelgeving De nieuwe Omgevingswet is een mogelijkheid voor nieuw elan. Niet de klager moet de maat der mogelijke ontwikkelingen bepalen. Aansluiten bij burgerinitiatieven; niet klagen maar aandragen als nieuw devies. Uitplaatsen is geen optie, verplaatsen is dat soms wel. Ruimte winnen Met het Nieuwe Werken is ruimte te winnen. Dat is fysiek zo. Maar lagere huren, die ontstaan door leegstand (→ zie ook hierboven in de paragraaf Economie), maken op termijn ook nieuwe vormen van bedrijvigheid mogelijk, waar dat voorheen niet mogelijk was door te hoge huurprijzen. Misschien een kans voor de (Binnen)stad ten opzichte van meer perifeer gelegen locaties.
Randvoorwaarden Bereikbaarheid De uitvoering van het Leidse Programma Bereikbaarheid, waaronder LAB071 (→ zie ook: Hoofdstuk 2 Regionale ontwikkeling) - met de Rijnlandroute en een vorm van Oostelijke ringweg - is van eminent belang voor de stedelijke economie. Dat geldt ook voor de onderdelen Hoogwaardig Openbaar Vervoer en de verbetering van de fietsbereikbaarheid. Parkeren Parkeerbeleid is voor bewoners van de stad, maar ook het bedrijfsleven heeft belang bij beleid dat samen met haar is ontwikkeld. Er zijn goede parkeeroplossingen denkbaar door matching van particulier ‘overschot‘ aan schaarste elders. In de dichtstbevolkte gemeente van Nederland kan de openbare ruimte niet altijd gratis aan parkeerders worden aangeboden, dat spreekt voor zich. Leiden zou echter wel rekening kunnen houden met de concurrentie voor onze binnenstad van winkelcentra in de regio, waar het wel gratis parkeren is. Ook is een regionaal afgestemd parkeerbeleid een optie. Quality of life Een goed economisch klimaat kan alleen gedijen in een goed woonklimaat. Een goed woonklimaat hangt van de fysieke elementen en geografische ligging af, maar ook van voorzieningen als winkels, horeca, culturele voorzieningen en alle vormen van zorgvoorzieningen. Aandacht daarvoor is nodig. Aandachtspunt: het functioneren van de Leidse economie hangt onder meer af van randvoorwaarden, zoals bereikbaarheid, parkeerbeleid en een goed woonklimaat
90
Strategische Verkenningen 2014-2018
Bestuurlijke knoppen Een goede werking van de economie is in eerste instantie de zaak van ondernemers zelf. Zij mogen daarbij van de overheid verwachten dat deze het economisch proces oliet. Daar heeft een overheid instrumenten voor, zoals het ruimtelijk beleid (bestemmingsplannen etc.), de mogelijkheid van verordeningen, en het handhaven op die verordeningen. Maar er zijn op strategisch niveau meer mogelijkheden. We noemen er een aantal: • •
•
•
Samenwerking tussen overheid bedrijfsleven; regelmatig overleg op ambtelijk en bestuurlijk niveau aan het uitwerken van een gemeenschappelijke economische agenda. Indien economisch beleid de gemeentegrenzen overschrijdt: bestuurlijke samenwerking in de Leidse regio. De Agenda van Economie071 is daar een goed voorbeeld van. Aandachtspunt is wel, dat de samenwerking overeind blijft, ook wanneer die in de praktische uitwerking van het beleid pijn kan doen. Niet alleen mooie woorden in een beleidsdocument maar ook een consequente uitvoering van de afspraken, ook als dat voor de eigen gemeente even niet goed uitkomt. Transparantie in beleidsontwikkeling, -uitvoering en –handhaving is essentieel. Voor een economie is tijdig en eenduidig besluiten van levensbelang. Het is discussiëren of investeren, samen gaat niet. Jarenlang een bepaald perspectief te schetsen en er dan op terugkomen is schadelijk voor de economie en ongewenst. Ook moet het beleid consistent zijn, zowel voor de handhaving ervan als ook voor het ondernemerschap.
• Hoewel duidelijk beleid onontbeerlijk is voor de economie, is het altijd, onder alle omstandigheden, op alle plekken rechtlijnig toepassen ervan ongewenst. Maatwerk per gebied of soms zelfs per bedrijf in de uitvoering is nodig voor de economie.
Aandachtspunt: een bloeiende economie vergt tijdige en eenduidige besluiten van de overheid, consistent beleid en maatwerk in de uitvoering
91
Strategische Verkenningen 2014-2018
92
Strategische Verkenningen 2014-2018
6.5 Ruimtelijk beleid 6.5.1 Ruimtelijke Agenda 2025 en Ruimtelijke Investeringsagenda De Ruimtelijke Agenda 2025 geeft alle ruimtelijke ambities over de komende tien tot vijftien jaar weer en is te beschouwen als het uitvoeringsprogramma van de ruimtelijke Structuurvisie. Speerpunten in de Agenda zijn de grote programma’s Kennisstad, Binnenstad (met het Stationsgebied) en Bereikbaarheid (→ zie ook: Hoofdstuk 5 Bijzondere programma’s). Aan al deze programma’s wordt gewerkt, zoals voorgesteld in de Ruimtelijke Investeringsagenda. Dat is de financiële vertaling van de ruimtelijke agenda, die de korte termijn omvat en gekoppeld is aan de budgetcyclus voor de Programmabegroting. De Ruimtelijke Agenda ordent de voor de stad belangrijke ruimtelijke projecten naar projecten waar de dekking voor verzekerd is en waarvoor dat nog niet geldt. In de toekomst zal voor ruimtelijke projecten steeds vaker gelden dat een sluitende dekking gevonden moet worden zonder dat inzet van gemeentelijke budgetten mogelijk is. De Ruimtelijke Agenda zal regelmatig geactualiseerd worden.
6.5.2 Ruimtelijke Structuurvisie De Ruimtelijke Structuurvisie uit 2009 is aan een revisie toe. Deze structuurvisie is onder hoge tijdsdruk tot stand gebracht en was op zichzelf een goed kader om de op dat moment bekende plannen in te passen. Voor onvoorziene en nieuwe denkrichtingen biedt deze structuurvisie echter onvoldoende onderbouwing. Daarnaast is de regionale component in de structuurvisie onderbelicht. Om deze redenen bereidt het college op dit moment een actualisatie van de ruimtelijke structuurvisie voor. De Structuurvisie Revisited zal sterker zijn in het geven van ontwikkelrichting en daarmee een belangrijke bijdrage leveren aan de stadsontwikkeling. Daar waar de Structuurvisie 2009 zich nog beperkt tot het grondgebied van de gemeente Leiden, zullen we voor de Structuurvisie Revisited de samenwerking met de gemeenten in de Leidse Agglomeratie zoeken. Dit is het goede moment om thema’s te agenderen die een plek zouden moeten krijgen in de volgende editie van de ruimtelijke structuurvisie. De verbeterde structuurvisie zal straks een goede onderlegger kunnen zijn voor de regelmatige actualisatie van de Ruimtelijke Agenda. Dragers voor de ontwikkeling van de stad blijven: de transformatie van het Stationsgebied, het versterken van de infrastructuur, de Beste Binnenstad in 2017, de ruimtelijke ambities van de Universiteit en de investeringsprogramma’s van de woningbouwcorporaties.
Aandachtspunt: agenderen thema’s voor de Structuurvisie Revisited
93
Strategische Verkenningen 2014-2018
6.5.3 Kaders voor ruimtelijke ontwikkeling De ruimtelijke structuurvisie is de ruimtelijke vertaling van de Stadsvisie (→ zie ook: Hoofdstuk 1, Ontwikkelingsvisie 2030 Leiden, Stad van Ontdekkingen) op stadsniveau en in de komende periode bij voorkeur ook op agglomeratieniveau. Ook op iets kleiner schaalniveau geeft Leiden duidelijkheid over de gewenste ruimtelijke ontwikkeling. Goede voorbeelden uit de afgelopen periode zijn Verder met de Binnenstad en de Toekomstvisie Lammenschansdriehoek. Ruimtelijke kaders geven richting, bieden houvast en maken ontwikkelkansen zichtbaar. Telkens wanneer de dynamiek in een deel van de stad daartoe aanleiding geeft begint de stad met het opmaken van een ruimtelijk kader, uiteraard in goede samenspraak met stedelijke partners en betrokkenen. Een van de volgende, nieuwe kaderdocumenten zal de gebiedsvisie Witte Singel (Universiteitscomplex) zijn. Dat kaderdocument helpt de Universiteit in de vormgeving van haar plannen voor nieuwbouw van de faculteit der Geesteswetenschappen.
6.5.4 Ruimtelijke kwaliteit Toekomstige ruimtelijke kwaliteit wordt in grote mate vandaag bepaald. Is het object eenmaal gebouwd dan is het voor tientallen jaren zichtbaar in de stad. Architectenkeuze is bij bouwplannen van grote invloed op de kwaliteit van het gebouw en daarmee ook op de ruimtelijke kwaliteit in de stad. Het is van belang dat de Stadsstedenbouwer een belangrijkere rol krijgt in de architectenkeuzen voor nieuwbouwplannen. Als de gemeente opdrachtgever is, moet de Stadsstedenbouwer vanzelf een belangrijke rol in de architectenkeuzen krijgen. Bij de grotere bouwprojecten van private partijen zal in nauw overleg gezocht worden naar een rol van de Stadsstedenbouwer in de selectieprocedure, zeker als het bouwprojecten betreft op gemeentelijke gronden. Ook de vormgeving en inrichting en het onderhoud van de openbare ruimte zijn van wezenlijk belang voor de ruimtelijke kwaliteit. In de afgelopen periode zijn goede stappen vooruit gezet: het planmatig onderhoud is beter in beeld gekomen, de onderhoudsbudgetten zijn meer in overeenstemming met de opgaven in de stad, een Kadernota en Handboek Kwaliteit Openbare Ruimte konden worden vastgesteld. De inrichting van de openbare ruimte vereist een integrale benadering op de samenstellende elementen groen, water, verkeer, kabels en leidingen en de gebouwde omgeving. Het belang van water en groen in de stad, ook in de vorm van begroeiing van gevels en daken, is groot. In een sterk verstedelijkte omgeving draagt verdamping van water door bomen bij aan afkoeling en gevelgroen buffert warmte en isoleert. Zo kan een leefbare stad door zijn goed verzorgde kwaliteit van de openbare ruimte ook van betekenis zijn voor de waardevastheid van vastgoed. De transformatie van de openbare ruimte naar het voorgeschreven kwaliteitsniveau lift mee met de grote projecten. Versnelling is mogelijk, maar vergt extra budget.
Aandachtspunt: versnelling verbetering kwaliteit openbare ruimte
94
Strategische Verkenningen 2014-2018
6.5.5 Duurzaamheid De zorg voor een leefbare stad voor onszelf en de generaties na ons vraagt om voortdurend inzetten op duurzaamheid. Als het gaat om duurzaamheidprestaties doet Leiden er goed aan een stevig tandje bij te zetten. Alle aanleiding om in de komende jaren extra denk- en daadkracht hierop te richten. De in 2012 vastgestelde Duurzaamheidagenda 2011-2014 kent vijf speerpunten: energiebesparing in de bestaande bouw, duurzame energieopwekking, afvalscheiding en duurzame verwerking, groenontwikkeling en biodiversiteit, duurzame mobiliteit en verkeer. Op elk van deze terreinen liggen kansen en is beleid in uitvoering. Er wordt onder meer ingezet op energiezuinigheid van bestaande woningen, zonne-energie, verduurzaming van de stadsverwarming en stadslandbouw, versterking van biodiversiteit en faciliteren van elektrisch vervoer. Wellicht zal ook geothermie in de toekomst een warmtebron voor de stadsverwarming kunnen zijn. Na 2014 zal de Duurzaamheidagenda worden geëvalueerd en waar nodig geactualiseerd. Een verdere aanscherping van de ambities en de daaraan verbonden prestaties ligt dan voor de hand. De uitdaging voor de komende jaren is om duurzaamheid als waarde zichtbaar en tastbaar te maken in de ruimtelijke plannen, in het energiebeleid en in het gezondheidsbeleid. Voor Leiden, als sterk versteend stedelijk gebied, is de ontwikkeling naar een klimaatbestendige stad een belangrijke uitdaging die een directe relatie heeft met het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit. Dit vraagt om creatieve inzet van groen als verkoelend en waterverwerkend element in de stedelijke omgeving.
Aandachtspunt: evaluatie en eventueel aanscherpen Duurzaamheidagenda, ontwikkeling naar klimaatbestendige stad
6.5.6 Regionaal Groen De gemeente Leiden heeft samen met de gemeenten Leiderdorp, Kaag en Braassem, Oegstgeest, Teylingen en Katwijk, evenals met het Hoogheemraadschap van Rijnland de ambitie geformuleerd om het stedelijk gebied en het landelijk gebied beter met elkaar te verbinden. Leiden is een zeer versteende gemeente, maar is prachtig gelegen tussen kust en Groene Hart; er is dus veel groen in de omgeving. Door stad en platteland beter met elkaar te verbinden ontstaan er nieuwe mogelijkheden voor mensen uit zowel stad als ommeland om te recreëren. Tegelijkertijd kan dit een economische versterking van platteland en daarmee van de regio inhouden. Niet alleen de kwantiteit van verbindingen wordt aangepakt, maar ook de kwaliteit. De kwaliteiten van het gebied moeten meer worden benadrukt. Om deze ambitie gestalte te geven is er in alle deelnemende gemeenten een gezamenlijk Uitvoeringsprogramma vastgesteld. Dit programma is het uitvloeisel van een eerder vastgestelde samenwerkingsovereenkomst. Meer projecten uit dit programma zijn nu in uitvoering of gerealiseerd. Er is echter een langjarige ambitie geformuleerd, waarvoor nog veel inzet nodig zal zijn de komende jaar. In de uitvoering werken we samen met onze partners. Natuurlijk met inwoners, ondernemers en gebruikers in het gebied zelf. Maar ook met de Provincie Zuid-Holland, die veel waarde hecht aan het programma in de Leidse Ommelanden. 95
Strategische Verkenningen 2014-2018
De Provincie voert ook het Europese Plattelands Ontwikkelingsprogramma uit, waarvan in 2014 een nieuwe ronde moet beginnen. Dit programma biedt de (financiële) mogelijkheid om projecten tot uitvoering te brengen. Daarnaast participeert Leiden in een Europees Interregprogramma, gericht op biodiversiteit en ecosysteemdiensten. Dit soort thema's sluiten goed aan bij het uitvoeringsprogramma en bieden mogelijkheden om de kwaliteit van het gebied verder te versterken. (→ zie ook: Hoofdstuk 4 Internationale samenwerking) Ten slotte past de ambitie ook goed bij de in Holland Rijnland geformuleerde ambitie. In het Regionaal Investeringsfonds zijn middelen beschikbaar om bij te dragen aan de realisatie van projecten. Er is voor de komende jaren volop ambitie en naar verwachting ook mogelijkheid om deze ambitie tot uitvoer te brengen.
6.5.7 Stedelijk Groen De stad doet er goed aan de komende jaren in te zetten op versterking van de kwaliteit van groen in de stad, ook als daar relatief hoge kosten mee gemoeid zijn. Het is van belang dat de waarde van groen de komende jaren meer helder voor het voetlicht wordt gebracht als een belangrijke vestigingsfactor en indicator van een leefbare stad. Zowel om redenen van gezondheid, als van beleving en gebruik van groen. Een project als Singelpark is een voorbeeld van het ambitieniveau: een aaneengesloten groenstructuur die mooi ‘kijkgroen’ biedt, uitnodigt tot bewegen (‘een rondje Singel’) en aantrekkelijk is voor bezoekers van buiten. Ook een park als Matilo draagt de filosofie van ‘groen en doen’ uit. Belangrijke opgaven zijn de inrichting van de Oostvlietpolder en de versterking van de relaties met de ommelanden. Groene, recreatieve verbindingen tussen stad en ommeland nodigen immers uit om er actief op uit te trekken. (→ zie ook: hierboven Regionaal Groen). Met het oog op genoemde kwaliteitsslag brengen we de groene stedelijke hoofdstructuur verder in beeld. De uitdaging voor de komende jaren zal zijn om onder moeilijke financiële omstandigheden toch middelen vrij te maken om uitvoering te kunnen geven aan de hoofdstructuur. Investeringen in groen staan soms echter op gespannen voet met beschikbare beheerbudgetten. We zullen daarom ook andere partijen als corporaties, projectontwikkelaars e.d., maar ook (collectieven van) burgers moeten betrekken bij (her)inrichting, beheer en onderhoud. Uiteraard door waar mogelijk aan te sluiten bij reeds geplande ruimtelijke en beheermatige ingrepen.
Aandachtspunt: uitvoering groene stedelijke hoofdstructuur
6.5.8 Leids Water Veel van de aantrekkelijkheid van Leiden heeft te maken met het water; het is een van de belangrijkste kapitaalgoederen van deze Hollandse stad. In voorbereiding is de Nota Watergebruik, waarin het gebruik dat wij maken van het openbare water centraal staat. Het watergebruik is in de afgelopen decennia sterk gegroeid, qua intensiteit en qua verscheidenheid. Net als op het vasteland is nu ook op het water sprake van een spanning tussen vraag naar en aanbod van ruimte, van schaarste dus.
96
Strategische Verkenningen 2014-2018
Er zijn veel raakvlakken tussen de ruimtelijke ambities van overheid, ondernemers en belangengroepen en het water. De nota biedt een visie op de gewenste richting waarin het gebruik van het water zich moet ontwikkelen en wat daarvoor nodig is. De visie berust op drie waarden: •
versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het Leidse stadsbeeld;
•
eerlijkheid waar het gaat om de verdeling van het water;
•
veiligheid bij het gebruik van het water.
De visie zal de basis vormen voor diverse uitvoeringsacties. Gezien de veelheid van watergebonden belangen moeten er keuzes worden gemaakt, zoveel mogelijk gebiedsgericht, zal de regelgeving worden geactualiseerd en zal worden ingezet op heldere communicatie en effectieve handhaving.
6.5.9 Ondergrond en Warmte Koude Opslag (WKO) In het algemeen is er in de Leidse ondergrond niet een zodanig grote ruimtelijke schaarste dat die een integrale ruimtelijke ordening met driedimensionale bestemmingsplannen vereist. Er is wel een urgent probleem met betrekking tot de ondergrond die beleidsmatig om een aanpak vraagt, namelijk het groeiend aantal warmte-koude-opslag-systemen in het Bio Science Park. Dat zorgt ervoor dat zij elkaars effectiviteit benadelen als ze te dicht bij elkaar liggen. In het Bio Science Park en in het Stationsgebied vinden de komende jaren nog flinke boven- en ondergrondse ontwikkelingen plaats. Daar kunnen we een optimaal gebruik van de bodem voor duurzame energie nastreven, mede in het licht van het doel van een bestendig klimaat door middel van CO2-reductie. Voor deze gebieden moet de gemeente een (juridisch niet bindende) visie op bodemenergiesystemen opstellen, als uitwerking van de nieuwe rijksvoorschriften, zoals over energiebalans en interferentie. Er bestaat nog geen nut of noodzaak om in Leiden gebiedsgericht grondwaterbeheer op de agenda te zetten.
6.5.10 Afval Op basis van het nieuwe Beleidskader Afval werkt de stad in de komende jaren aan verduurzamen van de afvalinzameling en van de afvalverwerking. Ambities kunnen hier werkelijkheid worden: duurzamer, schoner, lagere kosten. De gemeente Leiden blijft de samenwerking met de buurgemeenten opzoeken, al zal dat vanaf 2016 niet meer in Gevulei-verband zijn. Het kringloopbedrijf Het Warenhuis vervult tot nu toe een maatschappelijk nuttige functie. In de komende periode zal uitgemaakt moeten worden of, en zo ja hoe, Het Warenhuis een toekomst kan hebben.
6.5.11 Omgevingsdienst West-Holland Leiden voert zijn milieutaken uit in samenwerking met de gemeenten in de regio en met de Provincie Zuid-Holland, via de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst West-Holland. 97
Strategische Verkenningen 2014-2018
Actuele thema’s zijn onder meer: keuzes voor schaalvergroting en regionalisering van alle Wabotaken, versterken van het opdrachtgever- en opdrachtnemerschap en governance, flexibilisering van het takenpakket, bekostigingssystematiek en krimpende budgetten. De gemeenten zullen in samenspraak met elkaar richting moeten geven aan de toekomst van de Omgevingsdienst.
Aandachtspunt: toekomstig takenpakket Omgevingsdienst West-Holland
6.5.12 Voorzieningenbeleid Ook in de Leidse bevolking zijn vergrijzing- en ontgroeningtrends zichtbaar, al blijft Leiden ook in de komende jaren een grote studentenpopulatie houden. Op termijn zal dit ongetwijfeld leiden tot een verandering in de vraag naar voorzieningen. Mogelijk dat de Drie decentralisaties (→ zie ook: Hoofdstuk 5 Drie decentralisaties) dat effect nog gaan versterken. Wijzigingen in vraag naar en aanbod van maatschappelijke voorzieningen voor zorg, onderwijs en sport bieden ook kansen voor herschikking en ruimtelijke herontwikkeling. Langdurige leegstand van gebouwen die hun voorzieningenfunctie verliezen zou een risico kunnen worden.
6.5.13 Leegstand van kantoren en winkels Om de kwaliteit van bedrijventerreinen en winkelgebieden ook in de toekomst te waarborgen moet er in de komende periode worden geacteerd op de invulling van kantoren en winkels waarbij hergebruik het uitgangspunt is. Het gaat dan om de kwaliteit van de ruimtelijke omgeving of voorkomen dat deze achteruit gaat. (→ zie ook: Hoofdstuk 6 Economie)
6.5.14 Uitvoeringsprogramma Leiden Bereikbaar Leiden werkt sinds jaren aan verbetering van het mobiliteitsvraagstuk in en rondom de stad. Om toekomstbestendige oplossingen mogelijk te kunnen maken heeft de stad forse reserveringen gereed staan, ook via het Regionaal Investeringsfonds van Holland Rijnland. Eind 2012 zette de raad een flinke stap en stelde het Uitvoeringsprogramma Leiden Bereikbaar vast: een samenhangend pakket van infrastructurele maatregelen, geprogrammeerd in de tijd, waarmee in 2020 de bereikbaarheidsambitie van betrouwbare reistijden kan worden bereikt in Leiden. Zo wordt gezorgd voor samenhang, onderbouwing en verantwoording, zodat alle investeringen elkaar versterken en op het goede moment worden uitgevoerd. De effectiviteit van de afzonderlijke investeringen is bovendien vooraf beter voorspelbaar en achteraf beter meetbaar. Het Uitvoeringsprogramma ziet er samengevat als volgt uit (figuur 12):
Figuur 12: Uitvoeringsprogramma Leiden Bereikbaar
Project PB-01
Rijnlandroute
PB-02
OBSP 98
Strategische Verkenningen 2014-2018
PB-03
LAB071
PB-04
Verkenning verbetering aansluiting A4
PB-05
Herinrichting Churchilllaan - dr. Lelylaan
PB-06
2e fase ontsluiting LBSP en Plesmanlaan
PB-07
Aanpak Rijnsburgerweg en ontsluiting houtkwartier
PB-08
Transformatie binnenstad 30 km – zone
PB-09
Beter Benutten Leiden
PB-10
Realisatie parkeergarages
PB-11
(H)OV-routering Leiden
PB-12
Toegankelijkheid OV-haltes
PB-13
OV en fietscorridor Breestraat
PB-14
Fietsknelpunten binnenstad
PB-15
Regionale fiets-corridors
PB-16
Opwaarderen looproutes
De financiering van de maatregelen in het Uitvoeringsprogramma is geregeld in programma 4 Bereikbaarheid van de Programmabegroting. Nog niet voor alle maatregelen is budget beschikbaar. Extra benodigde middelen worden via de begrotingscyclus aan de raad voorgelegd. Voorbeelden van maatregelen waar nog budget voor vrijgemaakt moet worden zijn: Beter Benutten (efficiënter gebruik maken van bestaande infrastructuur), Fietscorridors, Transformatie 30 km (aangemeld voor de budgetcyclus 2014). De Rijnlandroute is een van de grote dragers van het Leidse Programma Bereikbaarheid (→ zie ook: Hoofdstuk 5 Bijzondere programma’s). In de komende periode zal de gemeente de overeengekomen inpassingmaatregelen planologisch verankeren en starten de voorbereidingen voor de uitvoering: aanbesteding, grondverwerving, onteigening en vergunningverlening. Leiden blijft actief participeren. In LAB071 verband werken Leiderdorp en Leiden samen aan hun ruimtelijk-economische ambities en een passend pakket aan bereikbaarheidsmaatregelen. Draagvlak in beide gemeenten is noodzakelijk om in de komende periode uitvoering mogelijk te kunnen maken. (→ zie ook: Hoofdstuk 2 Regionale ontwikkelingen). In het Uitvoeringsprogramma staat een stevige ambitie voor het fietsgebruik: 10% meer fietsgebruik. Daarvoor is het hoofdfietsnetwerk doorgelicht, zijn knelpunten in het netwerk in kaart gebracht, zijn investeringen in fietsparkeren voorzien en zijn flankerende maatregelen benoemd zoals 99
Strategische Verkenningen 2014-2018
bewegwijzering, doorstroming en aantakking van het recreatieve fietsnetwerk. Het tempo van uitvoering van de maatregelen hangt af van de mate waarin telkens budgetten beschikbaar zullen kunnen zijn. Ook in het Openbaar Vervoerdossier is vooruitgang geboekt: de door Leiden zo gewenste frequentieverhoging Leiden-Utrecht is toegewezen en van budget voorzien, de HOV busverbinding Leiden-Katwijk/Noordwijk is ingepland, de HOV route door de binnenstad zal over het tracé Hooigracht-Langegracht gaan en een aanzienlijke reductie van de bussen door de Breestraat lijkt dichterbij te komen. De komende jaren zullen gekenmerkt worden door verbeteringen aan de infrastructuur om betrouwbare en veilige afwikkeling van de lijnbusdiensten te kunnen garanderen. OV-ambities die nog om uitwerking en financiering vragen zijn: HOV lijnen naar Leiderdorp en Zoetermeer, een Leids stadsnet met kleinere bussen. Omdat belangrijke OV doelstellingen grotendeels zijn bereikt ligt de vraag open welke de strategische OV doelstellingen voor de volgende tien jaar zouden moeten zijn.
Aandachtspunt: financiering Uitvoeringsprogramma Leiden bereikbaar en nieuwe doelstellingen Openbaar Vervoer
6.5.15 Autoparkeren Parkeren is een instrument voor een betere bereikbaarheid en ook voor een grotere leefbaarheid. Vanwege trends (intensievere dagbestedingen, individualisering, vergrijzing, latere pensionering en drukkere Randstad) zal het autobezit ook in de komende jaren groot blijven, mogelijk zelfs nog licht groeien. Maar door trends als: meer thuiswerken, digitale communicatiemiddelen, mogelijke filebeprijzing, selectiever autogebruik (de auto is voor jongeren minder een statussymbool), en blijvend hoog kostenniveau, is tegelijkertijd te verwachten dat auto’s meer stilstaan dan nu. Dan zal de parkeerduur, vooral in de woonwijken, toenemen. Ruimte is in het zeer dichtbebouwde Leiden een schaars goed met (daarom) een grote economische waarde, maar ook met een grote waarde voor de leefbaarheid. Het faciliteren van de stilstaande auto is noodzakelijk ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening in algemene zin. Leiden ordent het parkeren van auto’s onder meer door goede parkeernormen te hanteren. Kenmerk van de Leidse parkeernormen is dat zij voldoende flexibel zijn, zodat voor de stad belangrijke investeringsinitiatieven niet worden gedwarsboomd maar juist gefaciliteerd. Met nog een andere ordening van parkeren is de afgelopen jaren ervaring opgedaan: regulering door middel van het invoeren van blauwe zones in woonwijken. Bewoners kunnen hun auto weer ruim parkeren in de eigen straat of wijk, omdat langparkeerders zonder bestemming in de wijk zijn uit de woonwijk verdwenen. De schaduwkant van deze parkeerregulering is nu ook bekend: de parkeerdruk verschoof naar gebieden die grenzen aan de blauwe zones. Bovendien schiet de gemeente er financieel bij in.
100
Strategische Verkenningen 2014-2018
De conclusie lijkt gerechtvaardigd dat parkeerregulering in een ruimer gebied moet plaatsvinden met fysieke en psychologische barrières tussen het gereguleerde en ongereguleerde gebied. Gedacht wordt aan grenzen als het Rijn- en Schiekanaal, de Churchilllaan en de Tuin van Noord. Verder moet een sluitende gemeentelijke parkeerexploitatie het uitgangspunt zijn. Een financieel gezond scenario behelst toepassing van het instrument van betaald parkeren in combinatie met parkeerplaatsen die gereserveerd zijn voor vergunninghouders. Dit systeem is bekend van de binnenstad en het Stationsgebied. Dit scenario resulteert onder voorwaarden in extra inkomsten van globaal € 2,3 miljoen per jaar met een bewonerstarief buiten de Singels van de helft van het tarief erbinnen (€ 82,- per jaar versus € 164,- per jaar). In 2014 wordt het proces van het verlenen van parkeervergunningen door de gemeente gedigitaliseerd. Bewoners hebben dan geen vergunning op papier meer in hun auto liggen. De vergunning is digitaal geregistreerd op kenteken. De handhaving verloopt via het inscannen van kentekens. Dit is veel klantvriendelijker, omdat bewoners niet elke drie maanden een nieuwe papieren vergunning in hun auto hoeven te leggen. Wijzigingen worden door de bewoners digitaal doorgegeven en door de gemeente digitaal doorgevoerd. Een derde vorm van parkeerordening behelst het aanbieden van gebouwde parkeervoorzieningen voor bezoekers van de binnenstad. De voorbereiding van de bouw van de ondergrondse parkeergarages Lammermarkt en Garenmarkt is ver gevorderd. De Morspoortgarage is in 2012 geopend en de capaciteit van het parkeerterrein Haagweg is eind 2011 uitgebreid. In het Stationsgebied zal parkeergelegenheid worden gerealiseerd die deels voor verschillende doelgroepen gebruikt kan worden, ook ten behoeve van binnenstadsbezoek. De te bouwen Kooipleingarage zal geen functie krijgen voor de binnenstad, maar wel een aanslag doen op de gemeentelijke parkeerexploitatie. Bijzonder is, dat uit tellingen is gebleken dat de Leidse capaciteit aan parkeergelegenheid voor binnenstadsbezoek nu niet volledig wordt benut, zelfs niet op het piekmoment van de zaterdagmiddag. Gezien de daling van het aantal fysieke winkels, is het realistisch te veronderstellen dat de behoefte aan parkeergelegenheid ten behoeve van bezoekers van de binnenstad eerder zal dalen dan stijgen. De onlangs gerealiseerde en binnenkort te realiseren parkeergelegenheid zorgt wel voor de gewenste sprong voorwaarts in kwaliteit, maar houdt ook een risico in voor een grotere overcapaciteit, met als gevolg exploitatieverliezen. Het opheffen van straatparkeerplaatsen kan dat risico verzachten en bijdragen aan de kwaliteit van de openbare ruimte. Kortom, een balans is nodig tussen optimale bereikbaarheid, voldoende parkeercapaciteit van goede kwaliteit en een gezond financieel meerjarenbeeld van de gemeentelijke parkeerexploitatie. En daar lijkt dus ook nog een kans in te zitten voor kwaliteitswinst in de openbare ruimte. Aandachtspunt: balans tussen optimale bereikbaarheid, parkeervoorzieningen, kwaliteit openbare ruimte en sluitende gemeentelijke parkeerexploitatie
101
Strategische Verkenningen 2014-2018
102
Strategische Verkenningen 2014-2018
6.6 Wonen 6.6.1 Leiden kijkt vooruit en pakt door In februari van dit jaar heeft de raad de nieuwe nota Wonen Leiden kijkt vooruit en pakt door vastgesteld. Vooruitzien betekent, dat de behoefte aan woningen in een aantrekkelijke stad als Leiden groot blijft. We verwachten een inhaalvraag van studenten, bij net afgestudeerden, bij starters, mensen met een middeninkomen en mensen met lichamelijke, psychiatrische of andere beperkingen, die voordien in een instelling woonden. Dit laatste is het gevolg van de zogeheten extramuralisering van zorg en van de scheiding tussen wonen en zorg. Doorpakken betekent, dat Leiden doorgaat met investeren in nieuwe woningen, in levensbestendige woningen, in renovatie, in kansen voor nieuwbouw en herbestemming, ook in tijden van crisis en bezuinigingen. De hoofdopgaven uit het woonbeleid zijn: 1.
Een betere balans tussen vraag en aanbod, gebaseerd op kwaliteit en betaalbaarheid. Dat geldt niet alleen de woninggrootte en de prijs, maar ook – en dat is nieuw – de leefstijl van mensen.
2.
Versterking van de kwaliteit door bijvoorbeeld energiebesparing.
3.
Voldoende aanbod voor hen die niet op de markt terecht kunnen.
6.6.2 Ontwikkelingen De woningmarkt zit door de crisis en bezuinigingen op slot. De heffingen tasten het investeringsvermogen van de corporaties aan, waardoor zij scherpere keuzes moeten maken. Onderhoud en renovatie (energiebesparing en duurzaamheid) staan in principe op de eerste plaats ten koste van nieuwbouw en leefbaarheid. Corporaties beperken zich tot huisvesting van mensen met een laag inkomen. Daarom probeert de gemeente beleggers te interesseren voor investeringen in huurwoningen met een huur net boven de liberalisatiegrens. Daarmee voorziet de stad in een grote behoefte van juist bewoners die we aan ons willen binden: de net afgestudeerden. De sociale voorraad hoeft niet zozeer uitgebreid te worden, als wel beter verdeeld. Met meer aanbod voor de middeninkomens willen we scheefwonen verminderen. Daarmee komen er ook meer huizen vrij voor mensen met een laag inkomen. Een andere belangrijke ontwikkeling die is de scheiding tussen wonen en zorg en de extramuralisering. Hierdoor gaan mensen, die voorheen in een verzorgings- of verpleegtehuis terecht kwamen, deels een beroep doen op de bestaande woningvoorraad.
6.6.3 Opgaven komende periode De komende jaren zijn er de volgende opgaven voor wonen in Leiden: •
Stedelijk vernieuwingsprogramma en budget (fonds) met corporaties;
•
Uitwerken van de kansenkaart die is opgesteld voor toekomstige bouwlocaties;
103
Strategische Verkenningen 2014-2018
•
Afspraken over studentenhuisvesting;
•
Afspraken over energiebesparing en duurzaamheid;
•
Overleg met markpartijen over mogelijkheden voor uitbreiding van het middensegment (aanbod middeninkomens) aan de hand van de kansenkaart;
•
Heroverweging parkeernormen? Om nieuwbouw en transformatie te vergemakkelijken kan bezien worden of de parkeernorm verlaagd kan worden;
•
Sturen op een betere verdeling van de sociale voorraad. Dat kan op basis van resultaten van de pilot toewijzing geliberaliseerde woningen en het experiment kleiner wonen met korting;
•
Initiatief nemen in het verbeteren van de afstemming tussen woon- en zorgaanbieders;
•
Kleinschalige vernieuwende woonvormen, kleinschalige woon-zorgcomplexen en andere experimenten stimuleren;
•
Aanscherpen van de afspraken over de huisvesting van de bijzondere doelgroepen met de corporaties en gemeenten in Zuid-Holland-Noord;
•
Blijven investeren in een gezamenlijk proces, ook bij de uitvoering van de nota. Met woondebatten, een interactieve website, workshops en andere sessies rondom het wonen in Leiden. Deze hebben de afgelopen tijd immers een belangrijke basis gelegd voor de broodnodige samenwerking tussen corporaties, beleggers, ontwikkelaars, huurders, zorgpartijen (aanbieders en vragers), het Rijnland Architectuur Platform en andere partners in wonen.
104
Strategische Verkenningen 2014-2018
6.7 Onderwijs Leiden is een stad met een zeer groot en breed aanbod aan onderwijsinstellingen; van taalontwikkeling bij kleuters tot en met de Universiteit: het is er allemaal. Mede als gevolg van de aanwezigheid van HBO - en wetenschappelijke instellingen heeft Leiden een hoog opleidingsniveau. De bevolkingsopbouw is anders dan in Nederland als geheel: Leiden heeft veel jongeren in de leeftijdsgroep 15 tot 30 jaar, evenals een aantal andere studentensteden in Nederland.
6.7.1 Rol gemeente De gemeentelijke rol op het gebied van onderwijs betreft in ieder geval onderwijshuisvesting, voorkomen en bestrijden onderwijsachterstanden, leerling-vervoer, leerplicht en het bestrijden van schoolverzuim. Het gemeentelijk beleid richt zich daarnaast op aspecten, die niet vanzelfsprekend zijn in het reguliere aanbod. Belangrijke actuele thema’s zijn: Leiden Kennisstad (talent, internationaal onderwijs, techniek, hoogbegaafden, aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt, → zie ook: Hoofdstuk 5 Bijzondere Programma’s) en het nieuwe Onderwijsachterstandenplan waaraan nu gewerkt wordt. Hieronder schetsen we daarnaast enkele belangrijke ontwikkelingen.
6.7.2 Peuterspeelzalen en kinderopvang In het regeerakkoord is opgenomen dat het rijk van plan is om het peuterspeelzaalwerk onder financiering van de Wet kinderopvang te brengen. Het is nog onbekend hoe het rijk dit wil aanpakken en wanneer dit in zal gaan. Er wordt een uitname uit het gemeentefonds verwacht, gecompenseerd door een vermindering van de gemeentelijke taken. Indien het rijk geen financieel toegankelijk aanbod in stand houdt voor de doelgroepkinderen van Voor- en vroegschoolse educatie (VVE) en voor ouders die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag (zoals de eenverdienergezinnen), zal de gemeente moeten bepalen of en hoe zij hiervoor een gesubsidieerd aanbod in stand houdt.
Aandachtspunt: wil de gemeente eventueel verminderde rijksfinanciering van peuterspeelzalen compenseren?
De vraag naar kinderopvang neemt sinds 2012 sterk af vanwege de bezuinigingsmaatregelen vanuit het rijk. Als gevolg hiervan dalen ook aanbod en bereik van de kinderopvang. Daarnaast wordt in de komende collegeperiode de verdere uitwerking van het Beleidskader maatschappelijk vastgoed verwacht. Die kan consequenties hebben voor de huur van diverse instellingen in de stad, waaronder peuterspeelzaalwerk en kinderopvang.
6.7.3 Onderwijsachterstandenbeleid De gemeente ontvangt geoormerkte rijksmiddelen voor het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden. Deze specifieke uitkering loopt tot en met 2014. Ook de scholen ontvangen middelen op basis van de zogenoemde gewichtenregeling. Op dit moment beraadt het ministerie 105
Strategische Verkenningen 2014-2018
zich op deze verdeelsystematiek. Aanpassing van de gewichtenregeling kan leiden tot een aanpassing van de omvang van de rijksmiddelen die de gemeente ontvangt. Naast de specifieke uitkering ontvangt de gemeente extra middelen tot en met 2015, waarover specifieke prestatieafspraken zijn gemaakt met het rijk. Het is nog onduidelijk in hoeverre deze middelen structureel worden. Op 1 januari 2014 start de nieuwe gemeentelijke beleidsperiode voor onderwijsachterstanden. Het nieuwe Beleidsplan, opgesteld in samenwerking met de betrokken partners, wordt in het najaar van 2013 aan de gemeenteraad voorgelegd. De nota sluit aan bij de speerpunten die ook vanuit het rijk en de Wet Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie worden gehanteerd, zoals streven naar een zo groot mogelijk bereik van doelgroepkinderen en verstevigen van de doorgaande leerlijn van 012 jaar.
6.7.4 Passend Onderwijs Met ingang van 1 augustus 2014 wordt Passend Onderwijs in het hele land ingevoerd. Scholen krijgen een zorgplicht, de rol van de regionale samenwerkingsverbanden wordt versterkt (regulier en speciaal onderwijs in één samenwerkingsverband) en de rijksmiddelen voor het onderwijs worden gebudgetteerd. Onderdeel van de implementatie is afstemming tussen gemeenten en samenwerkingsverbanden van de inhoud van de ondersteuningsplannen die de samenwerkingsverbanden van scholen in primair en voortgezet onderwijs opstellen. De afstemming gebeurt in een op overeenstemming gericht overleg (OOGO). De overlegpartners zijn vrij om zelf te bepalen over welke onderwerpen zij overleg willen voeren. Uit de Memorie van toelichting op het Wetsontwerp Passend onderwijs blijkt dat de belangrijkste reden voor het voeren van het OOGO de vraag is hoe de aansluiting tussen het onderwijs en de jeugdzorg het beste tot stand kan komen. Uitgangspunt is dat kinderen recht hebben op zowel passend onderwijs (maatwerk) als op een veilige, evenwichtige en een voor hun ontwikkeling stimulerende omgeving. Daarvoor is een goede afstemming tussen onderwijs en (jeugd)zorg belangrijk. Op dit moment is de gemeente verantwoordelijk voor op preventie gerichte jeugdzorg en andere lichte vormen van ondersteuning. In voorbereiding is de transitie van de overige jeugdzorg van provincie en rijk naar gemeenten. Per 1 januari 2015 is de gemeente verantwoordelijk voor het hele spectrum van jeugdzorg van preventie en lichte ondersteuning tot en met de zware zorg zoals maatregelen in het kader van de jeugdbescherming, jeugd-ggz en jeugdreclassering. Door de stelselwijziging jeugd zullen scholen en gemeenten elkaar vaker tegenkomen. Andere onderwerpen waar passend onderwijs gevolgen voor kan hebben en waarbij de gemeente betrokken is, zijn onder meer onderwijshuisvesting, leerlingenvervoer en het onderwijskansenbeleid. Daarnaast krijgen gemeenten er de komende jaren nog taken bij op het gebied van zorg, welzijn en werk, die ook raakvlakken met het onderwijs hebben.
6.7.5 Onderwijshuisvesting Een nieuw evenwicht in de onderwijshuisvesting is nodig als per 2015 het onderhoud in het primair onderwijs wordt overgeheveld van de gemeente naar de schoolbesturen. Niet alleen wordt uit het Gemeentefonds geld uitgenomen, maar ook beperkt de gemeentelijke rol zich dan, in de investeringssfeer, tot nieuwbouw en uitbreiding (al dan niet tijdelijk). Ook blijft de gemeente verantwoordelijk voor inroostering en betalingen gymnastiek, verzekeringen schade aan gebouwen, 106
Strategische Verkenningen 2014-2018
onroerende zaakbelasting e.d. Het nieuwe evenwicht, ook voor het voortgezet onderwijs, moet duidelijk maken wat het de gemeente en schoolbesturen waard is om als alternatief af te zien van nieuwbouw maar op basis van de levenscyclus schoolgebouwen aan te passen zodat deze weer lange jaren voldoende kwaliteit bieden voor het onderwijs. Mogelijk is daarbij renovatie/algehele aanpassing een optie. In het Integraal HuisvestingsPlan voor het onderwijs 2012 – 2025 (blz. 23 – 24) is aangegeven dat een structureel budget van tenminste € 13,5 miljoen noodzakelijk is in Leiden om jaarlijks 1/40ste deel van de noodzakelijke oppervlakte voor het primair en voortgezet onderwijs te kunnen vervangen. Het huidige investeringsbudget ligt onder dat niveau. Wil Leiden Kennisstad de onderwijshuisvesting kwalitatief op peil houden, dan is extra geld nodig.
Aandachtspunt: geld voor onderwijshuisvesting
Qua herschikking in het onderwijs met mogelijk gevolgen voor onderwijshuisvesting kan passend onderwijs worden genoemd. Ook de plannen voor voorschools onderwijs kunnen gevolgen hebben voor onderwijshuisvesting. Meer uren bewegingsonderwijs voor het primair onderwijs – zoals in het Regeerakkoord opgenomen echter zonder concreet bedrag – zal, als het wordt doorgevoerd, leiden tot extra uitgaven voor gymnastieklokalen. In hoeverre die gecompenseerd worden door een toename van Gemeentefonds is vooralsnog de vraag.
6.7.6 Aansluiting Onderwijs - Arbeidsmarkt Een arbeidsmarkt waar vraag en aanbod goed aansluiten maakt de Leidse regio aantrekkelijk voor werknemers en werkgevers, bevordert de economische ontwikkeling en vergroot de concurrentiekracht. Belangrijke factoren die het evenwicht tussen vraag en aanbod op dit moment verstoren zijn naast de huidige economische conjunctuur, ontgroening en vergrijzing. De hoge uitstroom door de vergrijzing wordt onvoldoende gecompenseerd door kwalitatief goede instroom. Daarnaast vraagt een innovatieve economie steeds weer andere, nieuwe kwaliteiten en competenties van de werknemers. Overheid, onderwijs en ondernemers kunnen daar gezamenlijk op inspelen. Goede samenwerkingsrelaties tussen werkgevers en het onderwijs zijn voor de samenleving heel belangrijk. Branches en sectoren hebben baat bij onderwijs dat aansluit op hun behoefte aan personeel. Anderzijds vraagt het onderwijs van de ondernemers de bereidheid om te voorzien in stageplaatsen en leerwerkplekken. De meeste onderwijsinstellingen voor beroepsonderwijs hebben al contacten met het bedrijfsleven. Daarbij worden concrete afspraken per onderwijsniveau en per sector gemaakt. De gemeente wil betrokken zijn en ziet voor zichzelf een signalerende, agenderende, stimulerende en faciliterende rol. Een breed draagvlak onder alle partijen is nodig om met elkaar realistische plannen te maken voor de verbetering van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Tevens heeft de gemeente een rol als platform en verzamelpunt van kennis en informatie. De aandacht is in het bijzonder gericht op de kenniseconomie, bioscience, lifehealth, techniek en zorg.
107
Strategische Verkenningen 2014-2018
Verbinding met de Economische Agenda Gemeenten hebben er belang bij dat mensen meedoen op de arbeidsmarkt en zo min mogelijk afhankelijk zijn van uitkeringen of vormen van gesubsidieerd werk. In het thema onderwijs en arbeidsmarkt wordt de Economische Agenda (Economie071) verbonden met het beleidsterrein werk en inkomen. Implementatie van de agenda biedt ook hier nieuwe kansen en mogelijkheden. Uitvoering van de agenda zorgt door het trickle-down-effect ook voor banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. (→ zie ook: 6.4 Economie)
6.7.7 Focus op vakmanschap In 2011 heeft het rijk Focus op Vakmanschap vastgesteld. De verwachting is alom dat door de uitvoering van de hierin genoemde maatregelen er meer jongeren tussen 18 en 23 jaar zonder startkwalificatie de school zullen verlaten. Een aantal maatregelen is: het aantal jaren waarvoor een jongere bekostigd wordt, wordt verkort (wat betekent een verkorte opleidingsduur, de eisen worden niet lager); er worden hogere eisen gesteld aan taal en rekenen, wat niet voor alle jongeren haalbaar zal zijn; beëindiging van drempelloze instroom op het MBO-niveau 2 en een bindend studieadvies na circa vier maanden op de Entree-opleiding. Doordat jongeren eerder uitvallen of dreigen uit te vallen, zijn er meer extra ondersteunende maatregelen nodig. Jongeren zonder startkwalificatie zijn tweemaal zo vaak werkloos.
108
Strategische Verkenningen 2014-2018
6.8 Cultuur 6.8.1 Cultuur in Leiden Leiden heeft een prachtige historische binnenstad, vol cultuur met schitterende monumenten, waaronder de oudste schouwburg van Nederland. Leiden is de derde monumentenstad én de derde museumstad van ons land. Aan het culturele klimaat wordt hard gewerkt. Veel cultuurgebouwen zijn of worden verbeterd: de Stadsgehoorzaal is uitgebreid, Haagweg 4 is gerenoveerd, er komt een nieuw muziekcentrum De Nobel en De Lakenhal maakt zich op voor een restauratie en uitbreiding. Het Cultuurfonds Leiden is opgericht, waardoor culturele initiatieven gestimuleerd en verbonden worden. Er zijn steeds meer initiatieven van (jonge) makers. Het aantal festivals neemt toe en trekt een groot publiek.
6.8.2 Nieuwe Cultuurnota Onze stad is cultuur en ademt cultuur. Hier ligt een opdracht voor de stad, maar ook een bijzondere kans en een moment om ons te onderscheiden van andere steden. Cultuur is namelijk een van de belangrijkste factoren om een aantrekkelijke stad te zijn, voor bewoners, bezoekers en bedrijven! Daarom hebben we in de Cultuurnota (februari 2012) gekozen voor de volgende cultuurvisie: Cultuur in onze historische stad is een dragende pijler van de stadsvisie Leiden, Stad van Ontdekkingen en maakt daardoor Leiden één van de aantrekkelijkste steden van Nederland: de kracht van cultuur is de toekomst van de stad!
6.8.3. Waarde van Cultuur voor de stad Wat de waarde van cultuur is voor de stad wordt in de Cultuurnota uiteengezet. Cultuur heeft betekenis voor het woonklimaat, de concurrentiepositie van de stad, het vestigingsklimaat, de werkgelegenheid en de lokale economie. Vroeger woonden mensen waar het werk was. Tegenwoordig is het heel gewoon om een woonplek te kiezen verder van het werk weg. Mensen gaan in toenemende mate wonen waar de kwaliteit van de woonomgeving hoog is. Sommigen kiezen een zo groen mogelijke omgeving, anderen wonen liever in de stad. Maar de kwaliteit van de woonsteden varieert. Mensen kiezen een woonstad die ze aantrekkelijk vinden. Dat is meestal een stad die veilig is, met veel historie en stedelijke voorzieningen zoals culturele voorzieningen. Cultuur speelt tegenwoordig een prominente rol in de concurrentiepositie van steden. Steden met een groot en gevarieerd aanbod aan cultuur zijn over het algemeen ook de populaire woonsteden. Deze steden hebben de grootste aantrekkingskracht op hoger opgeleiden en mensen uit de hogere inkomensgroepen. Van belang is dat aantrekkelijke woonsteden het ook economisch beter doen. Want waar wonen steeds minder werken volgt, volgt werken wel steeds vaker wonen. Waar productieve werknemers graag willen wonen, groeien bedrijven en vestigen zich (nieuwe) bedrijven. Waar hoogopgeleide, creatieve mensen wonen, neemt de werkgelegenheid over het algemeen meer toe.
109
Strategische Verkenningen 2014-2018
Aan het verband tussen de hoogopgeleide, creatieve bevolking in de stad en de groei van de werkgelegenheid liggen tenminste vier mechanismen ten grondslag: 1. Mensen met meer kennis en vaardigheden zijn productiever, waardoor bedrijven goedkoper kunnen produceren. De bedrijven vestigen zich in de buurt van die hoogopgeleide, creatieve mensen en de werkgelegenheid zal daar toenemen; 2. Hoogopgeleiden geven meer geld uit in de plaatselijke horeca, detailhandel en theaters waarmee ze de werkgelegenheid bevorderen, vooral de laagopgeleide werkgelegenheid (trickle down); 3. Mensen met een hogere opleiding zijn eerder geneigd vanuit hun woonhuis een eigen bedrijf te starten; 4. Steden met veel hoogopgeleiden passen zich beter aan nieuwe economische omstandigheden aan, zoals een economische recessie, omdat hoogopgeleiden creatiever zijn in het zoeken naar alternatieven.
6.8.4 Drie ambities Leiden heeft op cultureel gebied drie ambities geformuleerd: 1. Een breed en divers cultuuraanbod, met meer kwaliteit en vernieuwing. Omdat we een aanbod willen dat hoort bij een 100.000+ gemeente, omdat de stad in algemene zin tevreden is. Maar met verbetering van (pop)muziek- en filmaanbod. 2. Versterking van de levendigheid en identiteit van de (binnen)stad. Cultuur meer benutten om de stad levendiger te maken, haar identiteit te versterken en haar aantrekkingskracht te vergroten. Cultuur helpt de naam van Leiden in ons land te versterken. 3. Vergroting van de werkingskracht van cultuur, voor en door de mensen uit onze Stad van Ontdekkingen. Cultuur helpt mensen hun talenten te ontwikkelen en zich te ontplooien. Hierdoor ontstaat een klimaat waarbij groepen die bij een stad van ontdekkingen horen, zoals jongeren, studenten, kenniswerkers en expats, aan de stad ge- en verbonden worden. Zij dragen door inzet van hun talent bij aan de ontwikkeling van de stad.
Aandachtspunt: realisatie ambities Cultuurnota
6.8.5 Cultuur in zwaar weer Met de nieuwe Cultuurnota (2012) is de lijn voor de komende jaren uitgestippeld. Leiden kan trots zijn als cultuurstad. Tegelijkertijd zijn er externe ontwikkelingen, die maken dat de cultuursector het momenteel zwaar heeft. De vele rijksmusea in onze stad zijn van subsidie afhankelijk en hebben de afgelopen periode met onzekerheid te kampen gehad door de bezuinigingen. Uiteindelijk heeft het rijk de subsidie voor alle rijksmusea in Leiden (zij het soms iets verminderd) gecontinueerd.
110
Strategische Verkenningen 2014-2018
Ook de podiumgezelschappen zijn vaak van rijkssubsidie afhankelijk. Doordat de subsidies drastisch zijn teruggebracht, is het aanbod verschraald. De herziening van het museumbestel kan leiden tot fusies van musea. Mogelijk zullen de Leidse musea een prominente plek innemen als drie van de acht zogenaamde kerninstituten. Welke gevolgen dit voor de betrokken musea heeft (zowel de kerninstituten als de niet-kerninstituten) is nog onduidelijk. Leidse podia (Leidse Schouwburg en Stadsgehoorzaal) en BplusC (cursussen) hebben last van het feit dat bezoekers door de economische crisis meer op de portemonnee letten. Maar ook de organisatoren van culturele projecten en evenementen, evenals de amateurkunstinstellingen merken de gevolgen van het huidige economische klimaat.
Aandachtspunt: gevolgen herziening museumbestel en economische crisis
111
Strategische Verkenningen 2014-2018
112
Strategische Verkenningen 2014-2018
6.9 Erfgoed 6.9.1 Erfgoed Leiden en Omstreken in 2013 zijn het Regionaal Archief Leiden, Monumenten & Archeologie en Stedelijk Molenmuseum De Valk officieel samengevoegd tot de nieuwe gemeentelijke instelling Erfgoed Leiden en Omstreken met regionale dienstverlening. De integrale benadering versterkt en verbindt kennis en informatie op het gebied van erfgoed. Erfgoed Leiden en Omstreken brengt kennis van het verleden bij elkaar en maakt deze bruikbaar voor iedereen vanuit de overtuiging dat erfgoed bijdraagt aan de kwaliteit van de moderne leefomgeving. In 2013 is door Erfgoed Leiden en Omstreken de eerste integrale Onderzoeksagenda Archeologie en bouwhistorie gepresenteerd. Ontwikkelingen op dit gebied zullen zich de komende jaren voortzetten: een integrale benadering, de opname van zowel bouwhistorische als archeologische vraagstukken in het kader van de omgevingsvergunning en de centrale rol van de gemeente in het synthetiserend onderzoek ten dienste van het verhaal van de stad en de plaats van dit verhaal binnen nieuwe ontwikkelingen.
6.9.2 Nieuwe Erfgoednota De ontwikkeling van deze nieuwe nota vindt plaats in 2013, in een open, interactief proces met de stad. Deze vraag staat centraal: ‘Hoe benutten we de kansen en kwaliteiten van erfgoed in Leiden, stad van ontdekkingen?’ Erfgoed is een belangrijke economische en maatschappelijke kracht in de toekomstvisie van Leiden, met de pijlers historische cultuur en (internationale) kennis. Aandachtspunten zijn onder meer: herbestemming en duurzame monumentenzorg; verbinding van en toegang tot kennis en collecties; het belang van cultuurhistorie voor bewoners en bezoekers.
6.9.3 Digitale duurzaamheid Zeker nu de gemeente sterk inzet op digitalisering van werkprocessen (denk aan Zaakgewijs werken), is het noodzakelijk dat een e-depot van de grond komt. De ontwikkelingen gaan helaas langzaam in Nederland, maar Erfgoed Leiden en Omstreken houdt de nationale en internationale ontwikkelingen in de gaten. Er wordt onder meer gekeken of bepaalde software die in Australië wordt gebruikt, ook voor ons bruikbaar zou kunnen zijn. De eerste digitale overbrengingen zijn nu nog niet direct aan de orde, maar in de nabije toekomst zullen de eerste digitale bestanden en documenten overgenomen moeten worden.
6.9.4 Wijziging Archieftoezicht Per 1 januari 2013 is de Archiefwet gewijzigd, waarbij een aantal taken van de Provinciale archiefinspecteur belegd is bij de gemeentelijke archiefinspecteur. Overigens zonder daar op welke manier dan ook voor te compenseren. Een van de belangrijke wijzigingen is het toezicht op bouw en verbouw van archiefruimten en archiefbewaarplaatsen. Bij (ver)bouw zal de archiefinspecteur veel tijd kwijt zijn aan de beoordeling van de bouwactiviteiten. Een tweede wijziging betreft de toestemmingverlening voor substitutie. Nu de gemeente verder digitaliseert met als doel het origineel te vernietigen om op die manier een digitaal archief te creëren, zal de archiefinspecteur veel vaker verzoeken tot substitutie krijgen. Ten slotte zal de gehele 113
Strategische Verkenningen 2014-2018
archiefinspectie op een andere leest moeten worden geschoeid. Inspectie zal meer achteraf inspecteren en minder onderdeel zijn van het proces.
6.9.5 Beschermd stadsgezicht In de afgelopen jaren zijn inspanningen verricht ten behoeve van de kwaliteit van het beschermd stadsgezicht (en gevelbeeld) van Leiden binnen de Singels. Ook in de komende jaren vraagt de kwaliteit van het beschermd stadsgezicht de aandacht, gezien de beëindiging van het budget in 2014.
114
Strategische Verkenningen 2014-2018
6.10 Sport 6.10.1 Verleiden tot bewegen In de Sportnota Verleiden tot bewegen 2013 - 2018 staan de volgende sportambities geformuleerd: •
Leiden zorgt voor voldoende en kwalitatiever goede sportvoorzieningen;
•
Leiden ondersteunt haar verenigingen zodat ze sterk zijn en naast hun sportfunctie ook een maatschappelijke functie vervullen;
•
Leiden stimuleert dat alle inwoners meer sporten en bewegen.
Deze ambities zijn vertaald in doelen die zijn opgenomen in een Uitvoeringsprogramma met een budgettaire vertaling en een tijdsplanning.
6.10.2 Sportaccommodaties In de Sportnota is als integraal onderdeel een Sportaccommodatieplan opgenomen voor de periode 2013 – 2025 waarin alle noodzakelijke investeringen voor de sport zijn opgenomen inclusief de benodigde dekking. Het gaat in totaal om een investeringsruimte van bijna € 35.000.000. Voor de sportaccommodaties zijn ook beheerplannen Groot en Klein Onderhoud opgesteld die binnen de begroting van het Sportbedrijf worden gedekt. Hiermee is een Sportnota opgesteld die kan worden uitgevoerd binnen de beschikbare middelen. We zien af van het realiseren van extra hockeyvelden buiten het bestaande sportareaal, omdat dit om praktische en politieke redenen niet mogelijk is. De ruimte voor de uitbreiding van de bestaande hockeyvelden zal worden gevonden door gebruik te maken van de onderbesteding van andere sportvelden zoals bij korfbal en voetbal. Voor de renovatie van de IJshal wordt een investeringsbedrag beschikbaar gesteld van € 4.000.000. De gemeente zal echter niet het eigendom, het beheer en de exploitatie van de ijsbaan overnemen. Onderzoek is gaande naar de mogelijkheid om de bouw van een nieuw binnenzwembad aan de Vliet te combineren met de handhaving van het bestaande 50 meter buitenbad en een ligweide. Als dat niet mogelijk is, zal de nieuwbouw van het Vijfmeibad op een andere plaats worden gerealiseerd met gelijktijdige handhaving van het zwembad De Vliet. Het aantal sporthallen zal beperkt worden uitgebreid. In Dieperhout wordt in combinatie met het onderwijs een aantal gekoppelde gymzalen gebouwd, die in de avonduren en de weekenden door de sport kunnen worden gebruikt. De Vijfmeihal zal worden vervangen in combinatie met de nieuwbouw van (de benodigde gymzalen) van het Leonardo College. Op termijn zal hierdoor de Drie Oktoberhal kunnen sluiten. Bij het toekomstige gebruik van de sportvelden zal het meervoudig gebruik van de sportvelden worden gestimuleerd door kunstgras aan te leggen en extra verlichting aan te brengen.
115
Strategische Verkenningen 2014-2018
6.10.3 Overige stimulansen voor sport De gemeente stimuleert de sportbeoefening van alle Leidenaren met een extra inspanning voor bepaalde doelgroepen zoals jeugd, ouderen en mensen met een beperking. De combinatiefunctionarissen en de consulent voor sport voor mensen met een beperking spelen hierbij een belangrijke rol. Sportverenigingen spelen een essentiële rol bij het aanbieden van een breed en kwalitatief goed sportpakket. Sport is ook per definitie het werkterrein van de vrijwilligers. De gemeente ondersteunt de (sport)verenigingen, omdat zij een aantal belangrijke maatschappelijke functies vervullen. Sport is leuk om te doen, levert een positieve bijdrage aan de gezondheid, draagt bij aan de sociale participatie, zorgt voor sociale cohesie en heeft een opvoedende functie.
116
Strategische Verkenningen 2014-2018
Hoofdstuk 7 De toekomstbestendige organisatie is flexibel: het wenkend perspectief Alweer het laatste hoofdstuk van deze Strategische Verkenningen 2014-2018. Zijn we er dan, zult u zeggen? Nee! U hebt een kijkje kunnen nemen in alle beleidsdossiers, die de gemeente op dit moment onder handen heeft of krijgt. U las over de toekomst van uw gemeenteraad en over die van de regio, en over alle financiële beperkingen die u te wachten staan en u zullen nopen tot moeilijke beslissingen. Daaraan voorafgaand stelt u uw verkiezingsprogramma op, waarin u daarop voor gaat sorteren. Eenmaal gekozen in de nieuwe gemeenteraad op 19 maart 2014, staat u er echter niet alleen voor. U stelt kaders en beslist; de mensen van de gemeente Leiden, de ambtelijke organisatie, staan klaar om u daarin te helpen en het door u gewenste beleid voor te bereiden en uit te voeren. Hoe ziet die ambtelijke organisatie van de gemeente Leiden er in de komende jaren uit? We bieden u daarin graag een wenkend perspectief van een toekomstbestendige en dus flexibele organisatie. De volgende ontwikkelingen vormen de meest in het oog springende voor de inrichting van de organisatie de komende jaren.
7.1 Ontwikkelingen De gemeente van 2018 is een andere gemeente dan die van nu. Enerzijds staat ons met de decentralisaties een geweldige overheveling van taken te wachten; anderzijds groeien we in een nieuwe rol van de overheid: meer samen en met meer maatwerk.
In Leiden hebben we de veranderende rol van de overheid vertaald in een van de fundamenten van onze Ontwikkelingsvisie Leiden, Stad van Ontdekkingen: de kracht van de stad, van mensen en van organisaties. Dat vergt ook een beweging van onze organisatie, de gemeente Leiden.
De positie van de overheid in de samenleving verandert. De overheid heeft niet meer het vanzelfsprekende gezag van weleer en kan niet eenzijdig de beleidsagenda bepalen. De overheid is een – weliswaar krachtige – speler binnen complexe netwerken in onze samenleving, waarbinnen publieke en particuliere organisaties, partijen en belangengroepen met elkaar onderhandelen over de aanpak van maatschappelijke vraagstukken. Partijen zijn van elkaar afhankelijk om hun doelen te realiseren, niemand kan zijn wil doordrukken. Bestuurders en ambtenaren worden meer en meer verbinder en facilitator, managen bewust hun netwerk, besteden veel aandacht aan hun stakeholders, onderhandelen, prikkelen en verleiden tot gewenste afspraken en gedrag. Hoe verandert de samenleving zelf in haar relatie tot de overheid? Daarin kunnen we twee verschillende bewegingen waarnemen: inwoners treden enerzijds meer en meer op als regisseur van hun eigen omgeving, als ontwikkelaar van hun eigen buurt. Anderzijds zijn er ook inwoners die meer zorg en hulp behoeven. Ook zien we de trend van een terugtredende overheid: rijk en gemeenten
117
Strategische Verkenningen 2014-2018
hebben een koerswijziging in gang gezet waarbij inwoners en bedrijven meer op hun eigen verantwoordelijkheid en kracht worden aangesproken. Om (de uitvoering van) het beleid dichter bij de burgers te laten plaatsvinden krijgen gemeenten, vooral in het sociale domein, zelf ook grote verantwoordelijkheden overgedragen vanuit het rijk. Weliswaar met bijbehorende budgetten, maar die zijn lager dan die waarvoor het rijk het tot nu toe zelf moest doen. (→ zie ook: Hoofdstuk 5 Bijzondere programma’s) Als gevolg van deze bewegingen worden co-creatie, burgerinitiatieven en het benutten van kennis en vaardigheden in de stad steeds belangrijker. Wat betekent dit alles voor de rol van onze gemeente? Als we deze ontwikkelingen vertalen naar de context van de gemeente Leiden, dan veranderen we als gemeente. We worden een gemeente die vooral dingen mogelijk maakt en daarin snel handelt. Een gemeente die precies weet wat er speelt in de wijken, de stad en in de regio, en op het juiste niveau meedraait in het netwerk. Een gemeente met een organisatie waarin professionals werken, die in positie zijn om goed te doen voor de stad. En ook een gemeente die haar taken goedkoper kan uitvoeren dan nu het geval is. De uitdaging is om te kunnen inspelen op veranderende eisen, om steeds te kunnen meebewegen met veranderende vragen en met de beschikbare middelen.
7.2 Sturing en beheersing Door de decentralisatie van een aantal rijkstaken, en, op onderdelen, schaalvergroting neemt de complexiteit en de taakomvang van de organisatie van Leiden toe. De besturing van taken delen we meer en meer samen met andere partners en/of medeoverheden, zoals in gemeenschappelijke regelingen. De besturing wordt daardoor indirecter en kent bovendien wisselende samenstellingen. Tegelijkertijd wordt de samenleving kritischer waardoor de druk op presteren en verantwoorden toeneemt. De ‘besturing op afstand’ in combinatie met de toenemende behoefte aan beheersing stelt scherpe eisen aan (ambtelijke advisering ten behoeve van) bestuurlijk toezicht. De uitdaging voor de komende jaren is om daarbij efficiënt te blijven en ‘bestuurlijke drukte’ en een te zwaar opgetuigd ‘verantwoordingscircus’ te vermijden. Als gevolg van onze financiële positie neemt de druk op kosten toe. Verdere besparingen binnen de organisatie kunnen we realiseren door de ‘lean’-heid en flexibiliteit van onze werkprocessen te verbeteren. Dat vergt, in samenhang, aanpassing en ontwikkeling van management, personeel, informatievoorziening en werkplekinrichting. Onze collega’s bij de regiogemeenten Leiderdorp, Oegstgeest en Zoeterwoude kennen vergelijkbare opgaven; Servicepunt71 begeleidt en ondersteunt ons gezamenlijk. Daar is onlosmakelijk mee verbonden dat de beantwoording van genoemde vraagstukken een regionaal karakter krijgt.
7.3 Personeel Tussen nu en 2020 gaan bijna 300 ambtenaren met pensioen, dat is ruim 20% van onze ambtenaren. Dat biedt kansen om de krimp van de organisatie die we voorzien als gevolg van financiële taakstellingen, op te vangen en sociale gevolgen te beperken. Maar dan is het wel nodig dat onze werkwijzen worden hervormd, ons personeel op de juiste plek ingezet kan worden, en beschikt over bijbehorende kennis en vaardigheden. Meer mobiliteit en flexibiliteit van ons personeel is hierbij cruciaal. Dat vergt voldoende budget voor flankerend beleid en procesverbetering. Aandachtspunt: voldoende budget voor flankerend beleid en procesverbetering 118
Strategische Verkenningen 2014-2018
7.4 Informatievoorziening Het acteren in een uitdijend netwerk van partners en medeoverheden voor de ontwikkeling en het beheer van de stad vraagt om het vermogen om toegang tot kennis en bijbehorende informatiestromen te krijgen, en anderen hiertoe toegang te geven. Informatie zal meer en meer aanjager worden voor innovatie.
7.5 Huisvesting Rond 2020 zijn ontwikkelingen voor het gebouw Stationsplein 107 (het voormalig Belastingkantoor) voorzien; naar verwachting zal het dan gesloopt moeten worden. Er werken bijna 400 ambtenaren. Voor hen is tijdig alternatieve huisvesting nodig. Ook voor de ambtenaren in het Stadsbouwhuis is op termijn alternatieve huisvesting nodig. Deze ontwikkelingen tezamen bieden een uitgelezen kans om de huisvesting van de gemeentelijke organisatie beter en efficiënter te regelen. Eerste onderzoeken tonen aan dat nieuwe gezamenlijke huisvesting (gekoppeld aan werkplekinnovatie) goedkoper dan of gelijk aan de huidige huisvestingslasten kan zijn. De belangrijkste keuze die de gemeenteraad op korte termijn zal moeten maken, is die tussen zo’n gezamenlijke nieuwbouw of huren van bestaande kantoorruimten in de stad. Deze keuze heeft gevolgen voor de hiervoor genoemde ‘lean’-heid en flexibiliteit van onze werkprocessen, omdat de werkplekinrichting daar in hoge mate bepalend voor is.
Aandachtspunt: besluitvorming over de gemeentelijke herhuisvesting
119
Strategische Verkenningen 2014-2018
120
Strategische Verkenningen 2014-2018
Meer informatie Op onder meer de volgende websites kunt u meer informatie vinden over de onderwerpen uit deze Strategische Verkenningen:
Gemeente Leiden http://www.leidenincijfers.nl/onderzoeksbank www.leiden.nl/statistiek Gemeente Leiden: Programmabegroting 2013 www.leiden.nl/bereikbaarheid www.elkedagdichterbij.nl http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ruimtelijke-ordening-engebiedsontwikkeling/vernieuwing-omgevingsrecht/voorbeeldprojecten-omgevingswet. www.leiden.nl\economie071 Platform31 - Home Welkomstpakket raadsleden | VNG www.rijksoverheid.nl CCV - Home www.divosa.nl www.cedris.nl
121
Strategische Verkenningen 2014-2018
122
Strategische Verkenningen 2014-2018
Geraadpleegde documenten 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28.
1e Bestuursrapportage 2013, concept gemeente Leiden, 2013 10 ideeën voor de ideale raadsperiode 2014-2018, Hiemstra & de Vries, 2013 Discussienotitie Leiden en Regio – nieuwe koers, nieuwe kracht, gemeente Leiden, 2013 Discussienotitie Naar een langdurig samenspel tussen overheden in de transformatie van het sociaal domein, G32, 2013 Een slimme stad is een lerende stad, G. Schouw, 2009 Feitenblad Leiden Kennisstad, gemeente Leiden, 2013 Hervorming van de langdurige ondersteuning en zorg, Kabinetsbrief, 2013 Het lezen van de stad, gemeente Amsterdam, 2012 Hier word je Amsterdammer van, gemeente Amsterdam, 2012 Jaarstukken 2012, concept gemeente Leiden, 2013 Jaarplan Drie decentralisaties in het sociaal domein, Holland Rijnland, 2012 Kadernota 2013, gemeente Amsterdam, 2012 Kennis maken met de Leidse regio, Bureau Louter, 2013 Leiden, Stad van Ontdekkingen, Ontwikkelingsvisie 2030, gemeente Leiden, 2004 Leiden, Stad van Ontdekkingen, Ontwikkelingsvisie 2030, gemeente Leiden, 2013 Netwerken in de stad van Thorbecke, VNG Magazine 12, 2013 Overdrachtsdossier Raad 2006-2010, gemeente Leiden, 2006 Palet 2010, Ambtelijke verkenningen naar keuzen in beleid, gemeente Leiden, 2010 Perspectiefnota 2014-2017, concept gemeente Leiden, 2013 Politieke aardverschuiving in grote steden, NICIS Institute, 2010 Programmabegroting 2013, gemeente Leiden, 2012 Regio’s in economisch perspectief, ING, 2012 Sociaal Akkoord, Stichting van de Arbeid, 2013 Staat van Leiden 2012, gemeente Leiden, 2012 Strategische Verkenningen 2006-2010, gemeente Leiden, 2005 Strategische Verkenningen 2006-2010 Financiën en update, gemeente Leiden, 2006 Strategische Verkenningen 2010-2014, gemeente Leiden, 2009 The American Way, leren van Detroit en New York, Platform 31, 2013
123