KG-KB 3
aantekeningen van ________________________________________________
Griekenland werd gevormd door een aantal staten, die onderling weinig contacten hadden. Het bestuur werd op democratische grondslag gevoerd. De kunst kenmerkte zich door eenvoud en harmonie en had als doel de gemeenschap te dienen. De Griekse cultuur is de bakermat van de West-Europese beschaving. Het evenwicht, de harmonie, was een belangrijk begrip in de Klassieke Oudheid. Optimale harmonie werd als teken van Goddelijkheid beschouwd. In de opvoeding van de jonge Grieken werd veel zorg besteed aan het in evenwicht brengen van lichaam en geest. Men streefde naar perfectie van zowel de uiterlijke als de innerlijke schoonheid. Aan de ontwikkeling van het denken kon men veel tijd besteden, omdat slaven het werk deden en het leven sober was (vrije tijd noemde men scholè) In de Griekse Oudheid werd de mens als het middelpunt van het heelal beschouwd. De mens stond als zelfstandig functionerend individu centraal. Ook religie, die gebaseerd was op mythen, speelde een belangrijke rol. Archaïsch + 800 – 500 vC Klassieke periode + 500 – 350 vC Hellenisme: + 350 – 50 vC
“De schoonheid zelf kan niet gemeten worden naar de maat van goud, gewaad of schone knapen. Bij de zuivere schoonheidservaring is er sprake van ware deugd, waarheid en werkelijke onsterfelijkheid”. PLATO
De Archaïsche periode beslaat de periode van 800 tot 500 voor Christus. Het woord archaïsch betekent vrij vertaald 'uit het begin'. In deze tijd werden de eerste grote tempels gebouwd en ook de schilderkunst en monumentale beeldhouwkunst kwam tot ontwikkeling. De Klassieke periode beslaat de periode van ongeveer 500 tot 350 voor Christus. In deze periode kwamen vrijwel alle denkbare cultuuruitingen tot grote bloei: filosofie, politiek, literatuur, muziek, schilderkunst, beeldhouwkunst en architectuur. De verworvenheden uit deze tijd zijn in de loop van de geschiedenis van zoveel betekenis en invloed gebleken, dat deze periode klassiek wordt genoemd. De Hellenistische periode beslaat de periode van ongeveer 350 tot 50 voor Christus. Deze tijd begint met de veroveringen van Alexander de Grote. Zijn rijk strekte zich uit van Griekenland tot ver in het Midden-Oosten. Na verloop van tijd nam de macht van de Grieken echter steeds verder af. De leidende positie van Griekenland werd in de tweede eeuw voor Christus overgenomen door de Romeinen. Apollo staat voor orde, regelmaat, evenwicht en het verstandelijke.
mythologie = polytheïsme = archaïsch = Dionysus vertegenwoordigt de roes, de extase, het onvoorspelbare en gevoelsmatige
beeldhouwkunst
aanvankelijk vervaardigd voor de eredienst in tympanon of tempelruimte, vlakreliëf en hoogreliëf later vrijstaande beelden van Goden, sportlieden en krijgers geïdealiseerde mens: steeds gericht op het ideaalbeeld van Goden en mensen materiaal: marmer, brons, terracotta toepassing van de contraposto Archaïsche kenmerken: Deze beelden hebben nog een statische en frontale houding de haren zijn zeer gestileerd weergegeven de lichaamsvormen werden met lijnen aangegeven Klassieke kenmerken: het algemene schoonheidsideaal werd weergegeven toepassing van de contraposto perfecte weergave van de anatomie er was sprake van harmonie tussen spanning en ontspanning het beeld kon van alle kanten bekeken worden Hellenistische kenmerken: meer individualisme, portretten veel emotie en beweging: complexe theatrale beelden dynamische beelden stonden vaak tegen een steunpunt, om het stabieler te maken anatomie = kariatiden =
De Griekse beeldhouwer wil geen portret maken van een bestaand persoon, maar een ideaal, volmaakt menstype weergeven
contraposto = Kouros en Korè = gestileerd = Het parthenon (438-417 vC) is een hoogtepunt in de Griekse kunst. Nog steeds beheerst deze tempel op de Acropolis het stadsbeeld in Athene. Vanuit het omliggende land is hij op vele kilometers afstand te zien. Een tempel dient als onderdak voor het beeld van de God aan wie hij is gewijd. Het interieur van de tempel is niet bedoeld als ruimte voor godsdienstige ceremonies, want de offers worden op een altaar buiten de tempel gelegd.
UC marjet
griekse cultuur
1
bouwkunst
drie zuilenorden: Dorisch, Ionisch en Corintisch ontstaan van de tempelvorm: stylobaat, basement, architraaf, fries en tympanon polychromie opbouw in juiste, harmonische verhoudingen volgens modulen optische correcties sculptuur ondergeschikt aan de bouwkunst
de opbouw van de tempel is in principe steeds hetzelfde: • De onderbouw bestaat uit (3) verschillende treden: het stylobaat • De zuilen hebben groeven in de lengterichting: cannelures (20) • Het kapiteel vormt de overgang naar het hoofdgestel, en bestaat bij de Dorische stijl uit twee delen: het kussen en de dekplaat (abacus). Bij de Ionische stijl heeft het kapiteel voluten, bij de Corintische stijl acanthusbladeren. • De architraaf rust op de zuilen, daarboven ligt het • Fries met metopen en trigliefen. • Daarboven ligt het tympanon: de kroonlijst met erbinnen het fronton
Optische correcties: de hoekzuilen werden iets dikker gemaakt om het effect van tegenlicht (dat de zuil smaller doet lijken) tegen te gaan. Om diezelfde reden stonden de hoekzuilen ook iets dichter bij elkaar en werden de zuilen een beetje ‘uit het lood’ geplaatst. “De architect moet het bouwwerk beschermen tegen optisch bedrog. Zijn doel moet niet de feitelijke, maar de schijnbare gelijkheid van maten en verhoudingen zijn”.
Dionysus op een Corintisch kapiteel met ………………………………………… bladeren
UC marjet
de griekse cultuur
2
de dorische bouwstijl is zwaar en sober. De Dorische zuil heeft geen voetstuk, de schacht van de zuil is opgebouwd uit trommels die naar beneden toe iets verbreden. De cannelures zijn breed en ondiep. Het kapiteel bestaat uit een vierkante deksteen die rust op een rond kussen. Het fries vertoont afwisselend trigliefen (opstaande balkjes) en methopen (platen met beeldhouwwerk). de ionische bouwstijl is slank en fijn versierd. De zuilen zijn slanker, en de cannelures hebben iets afgevlakte vormen waardoor de zuil nog slanker lijkt. Kenmerkend zijn het basement en de spiraalvormige voluten aan het kapiteel. de corintische bouwstijl is eigenlijk een variant op de Ionische. Het verschil zit hem voornamelijk in het kapiteel met acanthusbladeren
cannelures
basement
architraafbouw = optische correcties = modulen = Het Griekse theater was oorspronkelijk een offerplaats ter ere van de God Dionysus. Koorzangers dansten rond een altaar, gekleed als saters (half bok, half mens). Tijdens driedaagse feesten werden er drie tragedies (treurspelen) en een komedie (blijspel) opgevoerd. De tragedies hebben een mythologische inhoud. De blijspelen zijn actueler van inhoud en bevatten elementen die lijken op het tegenwoordige cabaret. Het Griekse toneel stelt een voorbeeld aan het publiek. Met het gespeelde verhaal wordt duidelijk gemaakt dat de mens zijn (nood)lot niet kan ontlopen. De mens die het lot tart, gaat ten onder. De tragediespelers dragen maskers die verschillende mannen- en vrouwenrollen voorstellen: deze mythische figuren zijn ook herkenbaar aan hoge schoenen en kostuums. Ze overdrijven en stileren hun gebaren, hun bewegingen worden door muziek ondersteund. Bij de komedie worden groteske maskers en kostuums gebruikt.
Theaters werden tegen de heuvels gebouwd en waren halfrond. Op de stenen banken konden maar liefst 14.000 toeschouwers zitten. Vanaf het ronde speelvlak (orchestra) waren de toneelspelers overal te verstaan, want er was een heel goede akoestiek. Bovenin kon je beneden een muntje horen vallen. de Griekse schilderkunst is op de aardewerken vazen terug te vinden De twee belangrijkste stijlen zijn de rood-figurige stijl en de zwart-figurige stijl. De onderwerpen waren mythologisch, net als in de beeldhouwkunst. Veldslagen of overwinningen werden nooit feitelijk weergegeven (zoals de Romeinen dat wèl zullen doen), maar steeds indirect via een mythologisch thema. Daarnaast zien we onderwerpen uit het dagelijks leven, zoals atleten, vechtende soldaten, vrouwen met kinderen en dienaressen, treurenden aan het graf. UC marjet
de griekse cultuur
3
Aristoteles
(hoofd 1/ 8))
384-322 vC
Vergilius (filosoof) 70-19 vC
UC marjet
- -- -- ----------------------- hellenisme ---------------------- -- - - _________________---
- 300 -- 200 -- 100 --0
Dorische bouwstijl
Ionische bouwstijl
Plato ca 427-347 vC
Pythagoras
-- --- klassieke periode ----- - -- -- ------------------------ archaïsche periode --------------------- -- -- _________________---
TIJDBALK voor Christus - 800 -- 700 -- 600 - Kouros ( hoofd 1/ 6) - Koré -- 500 -- Phidias & - Myron (hoofd 1/ 7) - 400 - Praxiteles
Corintische bouwstijl
Sport was belangrijk. De Grieken streefden naar “een gezonde geest in een gezond lichaam” De eerste Olympische Spelen werden gehouden in het jaar 776 V. Chr. 2230 jaar na dato , in 2004, werden ze weer in Griekenland gehouden
In de vijfde eeuw voor Christus beleeft de Griekse tragedie haar bloeiperiode met de Atheense toneelschrijvers Aeschylus, Sophocles en Euripides. “Onder schoonheid versta ik niet de schoonheid van mensen, landschappen en dieren, maar de schoonheid van rechte lijnen, cirkels en geometrische figuren die daaruit gevormd kunnen worden. Deze bevatten niet alleen een betrekkelijke schoonheid, maar een eeuwige en absolute” Plato onderscheidt twee werelden. Naast de werkelijkheid zoals wij die zien bestaat er een wereld waarin alles volmaakt is. Dit is de “ideeënwereld”. De dingen in onze waarneembare wereld zijn een afspiegeling van ‘de ideeën’ uit deze ideeënwereld. Zuivere schoonheid bestaat alleen in de ideeënwereld. Mooie dingen zijn mooi, omdat ze lijken op de zuivere schoonheid uit de ideeënwereld. De kunstenaar die de werkelijkheid nabootst, maar alleen maar een kopie van een kopie. “Onze zintuigen zijn de poorten tot de werkelijkheid” De mens staat boven de natuur, de geest boven de materie. De natuur streeft naar volmaaktheid, maar bereikt deze nooit. De kunstenaar kan de natuurlijke vormen verbeteren tot de ideale vorm ontstaat.
Met klassieke kunst wordt over het algemeen ALLE kunst uit de Grieks-Romeinse beschaving van ca. 1000 voor Christus tot ca. 500 na Christus bedoeld. De klassieke kunst heeft grote invloed gehad op ontwikkelingen in de kunst van het Westen: • tijdens de Renaissance wordt een wedergeboorte van de klassieke oudheid bepleit. • In de achttiende eeuw volgen de classicisten nauwgezet de voorbeelden uit de oudheid. • Zelfs in de twintigste eeuw beleeft de klassieke oudheid een revival als onderdeel van het postmodernisme. Beroemde moderne schilders als Picasso en Mondriaan worden ook wel moderne klassieke meesters genoemd.
de griekse cultuur
4
roodfigurige stijl
UC marjet
kaart van de Griekse wereld Hier liggen nog steeds de resten van de tempel die voor Apollo werd gebouwd op de heuvel bij Delphi. Delphi was een orakelplaats. Een orakel is een speciale plaats waar een tempel stond voor een specifieke god. De Grieken geloofden dat de Goden via een priester(es) konden spreken. Een orakel was dus een plaats waar je raad kon vragen aan een god, in dit geval dus aan Apollo. Een priester(es) antwoordde dan, meestal met een raadseltje. Troje
Olympia
zwartfigurige stijl
Delphi Marathon
de griekse cultuur
De Grieken hanteerden eenvoudige, maar strenge regels, in Sparta zelfs heel streng. Drie regels van de Spartaanse opvoeding waren: Als baby’s niet gezond waren, werden ze gedood. Jongens moesten vanaf hun zevende jaar het huis uit en bleven tot hun 60e jaar op een legerschool. Op vaste tijden kregen jongens zweepslagen, ook al hadden ze niets gedaan. Het was de bedoeling om met pijn te leren om te gaan: ze mochten dus niet huilen.
Athene
Sparta
5