Kesch-Trek Zwitserland
Het is een van de meest onderschatte Europese reisbestemmingen. Ook door ons: wij verwachtten bedorven industrielandschappen en troosteloze mijnwerkersdorpen. Maar we kregen kastelen, middeleeuwse stadjes en het mooiste kustpad ter wereld. En ja, ook nog een kolenmijn. b Tekst: Joris van Drooge
52
www.reizen.nl juni 2008
Fotografie: Emile Luider
Rondreis door Zuid-Wales
Laugharne
De geest van Dylan Thomas
Foto vorige pagina’s: Dryslwyn Castle ligt midden in de magische Valley Tywi.
Valley Tywi Weergaloze ouverture
16 kilometer grot Een logische stop op weg naar Valley Tywi is het National Showcaves Centre for Wales bij Abercrave. In 1912 ontdekten twee boerenzoons hier een enorm grottencomplex met ondergrondse meren, watervallen en totaal 16 kilometer aan gangen, uiteraard voorzien van de nodige stalagmieten en stalactieten. In 2005 verkozen tot ‘Britains finest national wonder’. Zie: www.showcaves.co.uk
54
www.reizen.nl juni 2008
Een beetje onwennig rijden we Wales binnen. Want Wales, wat stel je je daar nou bij voor? Kolenmijnen, industrielandschappen, rugbywedstrijden misschien? Zeker niet een van de mooiste Europese streken, maar wisten wij veel. Toch zuigt Wales ons de eerste mijlen vanaf Cardiff Airport al in een andere stemming. We rijden door een kinderboekenlandschap van golvende heuvels, kneuterige boerderijen en kronkelende plattelandswegen. Zo’n streek waar je spontaan veertig kilometer per uur langzamer gaat rijden dan thuis. Wij gaan op zoek naar de Valley Tywi, getipt door mijn reisgids als ‘de meest betoverende vallei van Wales.’ Dat belooft wat. Toch heeft Valley Tywi (spreek uit: ‘Tai Wie’) in eerste instantie niet
veel meer te bieden dan een drukke doorgaande weg. Mooi groen, oké, maar betoverend? Mwâh. Tot we lukraak een zijweg nemen en de vallei haar volle schoonheid laat zien. Bij een brug over de Tywi voelen we ons zelfs gedwongen tot stoppen, wanneer we een kasteelruïne op een heuveltop zien liggen, onweerstaanbaar gloeiend in de late middagzon. We klauteren naar de resten van het fort. Volgens een bordje is dit Dryslwyn Castle, een naam die prima past bij de magische sfeer. Want wat vanaf de weg een amorfe brok stenen leek, komt tot leven dankzij een paar infoborden. Tussen afgebrokkelde muren dwalen we door de grote zaal, de kleine zaal, de keuken en de kapel van dit vroeg 13de-eeuwse kasteel. Ik sta stil bij
een nisje, waar die stoere ridders hun gebeden 700 jaar geleden moeten hebben gepreveld. Minstens zo fascinerend is het omliggende landschap, dat nauwelijks lijkt veranderd sinds de gloriedagen van Dryslwyn. De rivier Tywi meandert in haar natuurlijke loop door het dal, een twinkelende slang door een lappendeken van bos, weiland, heuvels en heggen. Daarboven een knalblauwe lucht vol spierwitte stapelwolken, alsof we letterlijk in een schilderij van Jacob van Ruysdael staan. Bij het kasteel ontmoeten we een vriendelijke Welshman. Vaak loopt hij hier even langs met zijn hond, vertelt hij, omdat het hier zo peaceful is, zo quiet.’ Dan maakt hij een breeds armgebaar over de Valley Tywi en zegt: ‘Welcome to God’s land.’
Wales en getormenteerde zielen, ze hebben wat met elkaar. Neem Dylan Thomas, een van Wales’ grootste literaire zonen. Op een novemberavond in 1953 in New York dronk hij zoveel glazen whisky dat hij de volgende dag niet meer wakker werd. Thomas werd 39 jaar. We kruisen zijn tragische geschiedenis in het plaatsje Laugharne. Tot die noodlottige avond in New York noemde Thomas dit dorp aan de Welshe zuidkust zijn thuis. Hij beleefde er zijn meest productieve jaren, en we zien gelijk dat een schrijver hier inspiratie kan vinden. De ingrediënten: een vissersdorp aan een rustieke baai, een modderig haventje, een handvol pubs en een imposante kasteelruïne. In Laugharne situeerde Thomas zijn beroemdste werk, het toneelstuk Under Milk Wood. In dat stuk noemde hij het dorp Llareggub, een naam die de BBC later censureerde tot Llareggyb (lees Llareggub achterstevoren en je snapt waarom). Tegenwoordig is het echte Laugharne verworden tot een soort Thomas’ bedevaartsoort, zoals wel vaker gebeurt bij te vroeg overleden kunstenaars met een hedonistische levensstijl. Ook wij lopen het officieuze rondje langs de Thomasplekken van het dorp. Natuurlijk gaan we eerst naar het
Boat House, waar Thomas’ woonde met zijn vrouw en drie kinderen. Tegenwoordig functioneert dit bescheiden maar weergaloos mooi gelegen huisje als museum, en de voormalige hal is ingericht tot winkeltje waar we Thomas-boeken, -cd’s, -dvd’s, jawel, zelfs Dylan Thomas-marmalade kunnen kopen. Vanaf daar kuieren we naar het kerkhof naast het stemmige granieten kerkje van Laugharne, Thomas’ laatste rustplaats. Tegen zijn sobere houten kruis leunen twee flaconnetjes whisky. Pas bij het Brown’s Hotel gaat het mis. Daar zat de vochtige schrijver lange dagen aan de toog, en nam hij de steeds mooier wordende anekdotes van de locals in zich op, om ze later te verwerken in zijn gedichten en verhalen. We nemen ons voor om er als eerbetoon aan Thomas een pint soldaat te maken. De bruin gerookte bar kunnen we door de vuile ramen nog net zien, maar de deur van Brown’s zit... potdicht. Gesloten. Closed. Een passerende grijsaard weet meer: ‘Het hotel is vorig jaar verkocht aan een Engelsman, en sindsdien is het dicht. Al tien maanden kunnen wij onze eigen pub niet in. Bloody shame!’ 55 jaar na zijn dood is Dylan Thomas eindelijk gestopt met drinken.
Het kasteel van Laugharne Door al die aandacht voor Thomas zou je bijna vergeten dat Laugharne een van de mooiste kasteelruïnes van Wales heeft. Een spookachtig skelet van wat ooit een gigantisch complex moet zijn geweest. Vrijwel geen muur staat fatsoenlijk overeind, maar één van de kasteeltorens kun je nog beklimmen. Voor het mooiste panorama over Laugharne, de baai en het lieflijke omliggende heuvellandschap.
e www.reizen.nl juni 2008
55
Rondreis door Zuid-Wales
Tenby
‘Kleine fort van de Vissen’ ‘Gaan jullie straks naar Tenby?’ vroeg de dame van het Dylan Thomas Museum. ‘Wonderful! Dat is de grootste Europese plaats die ín een natuurgebied ligt, het Pembrokeshire National Park.’ Die opmerking riep het beeld bij mij op van een rustiek stadje, vol natuurvorsers met rugzakken, waar je de vogels hoort fluiten. Dus wie schetst mijn teleurstelling wanneer we Tenby even later in filestand binnenrijden, langs schreeuwerige souvenirwinkels en pubs. Natuur? Wandelen? Dit is ordinair kroeglopen. Maar toch ook heel erg leuk. Want Tenby blijkt beeldschoon, nog mooier dan de Welshe naam doet vermoeden: Dinbych-y-Pysgod, ‘klein fort van de vissen’. Die naam slaat de spijker op zijn kop. Tenby prikt als een vinger in zee, een natuurlijke vesting: indringers kun je hier al van verre zien aankomen. Tegen de tijd dat belagers de stadsmuren hadden bereikt, stond de hete pek al klaar in Tenby. Ik stel me zo voor dat dat een frustrerende bijkomstigheid moet zijn geweest. Het heeft in ieder geval een schitterend stadje opgeleverd, met dikke stadsmuren rond een doolhof van
stegen. In de loop van de 19de-eeuw verloor Tenby haar militaire betekenis en kreeg het stadje een tweede kans als chique badplaats. Uit die tijd stammen de fraaie Victoriaanse badhuizen, gebouwd langs de steile rotskliffen en lange zandstranden. Zorg dat je er met laag water bent, wanneer die stranden kilometers breed worden en je over de zeebodem kunt wandelen. Of dwaal over de havenvloer, tussen de vissersboten. Een surrealistisch effect dat wordt versterkt door lokale schooljongens, die in het drooggevallen zand een prima tijdelijk cricketveld zien. Wij zijn in Tenby tijdens het hoogseizoen. Dat chique van de 19deeeuw is er een beetje van af, merk ik. De pubs zijn afgeladen vol met stoere lager louts en luidruchtige lassies. Ook de kledingcode is opvallend: mannen in korte broek, vrouwen in minirok. Dat het vandaag 15 graden is, deert niet, het is immers vakantie. Ook wij gaan nog even de pub in, natuurlijk. ‘If you’re lucky enough to look younger than 18, you’d better have some ID,’ staat op de deur van The Three Mariners Inn. Maar naar mijn leeftijd vragen, ho maar.
St Govan’s Chapel Vlakbij Tenby ligt Wales’ beroemdste kapel: St Govan’s Chapel, aangeplakt tegen een stel woeste kliffen. Dit 800 jaar oude, primitieve kapelletje staat op de plek waar de Ierse monnik Govan volgens de overleveringen gered werd van een wisse dood. Toen hij achtervolgd werd door bloeddorstige piraten sloten de rotsen zich rond de monnik, hem op effectieve wijze afsluitend van zijn belagers. Hard bewijs ontbreekt, echter.
56
www.reizen.nl juni 2008
Pembrokeshire Coast Path
’s werelds mooiste kustwandeling Pssst, we gaan een geheim verklappen. Door Pembrokeshire, de zuidwestpunt van Wales, loopt namelijk een van de mooiste kustpaden ter wereld. Misschien wel het állermooiste kustpad. Dat ontdek ik wanneer we met parkranger Tim Jones een etappe lopen van dit Pembrokeshire Coast Path, rond het schiereiland Stackpole Head. We begonnen bij het haventje van Stackpole, waar wat felgekleurde vissersbootjes hulpeloos op de zeebodem lagen, als egels op hun rug. Via een stukje duister loofwoud (‘oerbos’, wist Jones) bereikten we een zandstrand dat niet zou misstaan in de Caribbean. Zacht, goudgeel zand en azuurgroen water, helder genoeg om je snorkel mee te nemen. Ik lieg niets. Aan het eind van dat strand loodste Jones ons door een kloofje, dicht-
begroeid met weelderige, bijna tropische vegetatie. ‘Hier heerst een subtropisch microklimaat,’ vertelde Jones. ‘De wind kan hier nauwelijks komen.’ Maar een paar minuten later liepen we over loodrechte kliffen, en sloeg de wind ons om de oren. De Atlantische Oceaan beukte dik tachtig meter lager tegen de rotsen en deed het water schuimen als bier. Zo gaat dit pad honderden kilometers door. Slechts af en toe ligt er een vissersdorp langs de route, waar altijd wel een leuke pub blijkt te zijn. De cijfers: het Coastal Path is precies 300 kilometer lang. Zeker tien volle dagen doe je over dat hele stuk. ‘Dan stijg je in totaal 11.600 meter, meer dan bij de beklimming van de Everest,’ zegt Jones. ‘Maar je passeert ook 70 stranden en de resten van 40 prehistorische forten.’
Toch zijn er slechts weinig mensen die het pad in een ruk lopen. Maar onder dagwandelaars is het Coastal Path razend populair, en het valt me op dat hun gedrag onberispelijk is. Iedere tegenligger groet beleefd, gaat indien nodig een stapje opzij en om de tien wandelaars maken we zo’n typisch Brits praatje. ‘Nice weather today, isn’t it?’ ‘Yes, it is. Jolly nice, as a matter of fact’. Het mooist vind ik de tweeslachtigheid van de kust. Vaak voelt het alsof je door twee totaal verschillende landschappen loopt. Aan je ene hand de rollende weilanden met heggen, verbaasde koeien of schapen, twee keer zie ik zelfs een vos rondscharrelen. Aan de andere kant de woeste kust, met kliffen, kloven en de kolkende oceaan. Alsof het land door midden is gekliefd en de helft in zee is gesmeten.
Kust als speeltuin Typisch Wales is coasteering: een activiteit waarbij je de ruige kustlijn klimmend, zwemmend en springend van de kliffen verkent. Dan draag je een helm, zwemvest en een dik wetsuit, want het Atlantische zeewater wordt zelden warmer dan zo’n 10 graden. Deze aparte activiteit werd uitgevonden op de kliffen van Pembrokeshire, die daar met hun talloze kliffen, baaitjes en grotten bij uitstek voor geschikt zijn. Info: www.preseliventure.com
e www.reizen.nl juni 2008
57
Rondreis door Zuid-Wales
Hay-on-Wye
2.000 inwoners, 1.000.000 boeken
The Big Pit
Ingewanden van Wales
Wieg van de Industriële Revolutie De hele vallei waar The Big Pit ligt is een UNESCO Werelderfgoed. Dit is namelijk de wieg van de industriële revolutie: hier werd voor het eerst op grote schaal steenkool gedolven en ijzer gesmolten. Dat laatste gebeurde een paar kilometer van The Big Pit in Blaenafon, een ijzersmeltoven uit de late 18de eeuw. Meer info: http://whc.unesco.org/ en/list/984
58
www.reizen.nl juni 2008
‘Ladies and gentlemen, lights on!’ Deze aankondiging van David Williams klinkt als glitter & glamour, maar het tegenovergestelde is het geval. Williams laat ons namelijk kennis maken met het meest glamourloze beroep ter (onder-)wereld: mijnwerker. Na zijn bevel klikken we de lampen op onze helmen aan en dalen in een piepende lift met twee meter per seconde steeds dieper af in de ingewanden van Wales, tot de lift op exact honderd meter diepte krijsend tot stilstand komt. We zijn beland in de klamme, donkere gangen van The Big Pit, een van Wales’ grootste mijnen, tegenwoordig een uitstekend museum. Williams gaat ons voor naar de eerste stop, de voormalige stallen van de werkpony’s. ‘De dieren zaten vrijwel permanent ondergronds,’ vertelt Williams, ‘dus al snel werden ze stekeblind. Tijdens hun bovengrondse ‘zomervakantie’ stonden ze
met blinddoeken in de wei.’ Daarna houdt Williams stil bij een veiligheidsdeur en vraagt ons de lampen te doven. Een halve minuut staan we in een claustrofobische duisternis, het type waarbij je letterlijk geen hand voor ogen ziet. Het worden dertig hele lange seconden. Dan klikt Williams zijn lamp weer aan en wijst hij naar de jongste deelnemer van de rondleiding. ‘How old are ya, sonny? Zes? Als je hier twee eeuwen geleden was geboren, dan had je hier twaalf uur per dag gestaan, om deze deur te openen voor je ouders, die zich uitsloofden in de mijn. Je pols zat vastgebonden aan de deurklink, anders had je die niet kunnen vinden in het donker. En de ratten, die waren altijd in de buurt.’ Kinderarbeid werd in 1842 verboden, maar voor volwassenen werd het werk er amper beter op. Stoflongen, slaapstoornissen, ingestorte
mijnschachten, oorverdovende boormachines en de altijd aanwezige kans op gasexplosies. Na al die ellende verwacht ik dat Williams zijn voormalige werk mist als kiespijn. Verkeerde inschatting. ‘Ik mis het werk nog iedere dag’, zegt hij. ‘De kameraadschap was enorm, dat heb je bij geen enkel ander beroep’, zegt hij. ‘Bovendien, wanneer je een mijn sluit, dan haal je het hart uit de gemeenschap. Vroeger hadden we hier een rijk sociaal leven. De pubs zaten vol, we hadden muziekverenigingen en sportclubs. Nu hebben we armoede en werkloosheid. Wales heeft zijn kolenmijnen nodig.’ Later zie ik in het museum van The Big Pit een wand met de namen van alle gesloten mijnen in Wales, honderden in totaal. Daarnaast, in dwingende letters: We’ll be back. Grappig: dat gevoel had ik ook al over Wales.
Als plaatsen hersenen zouden hebben, dan was Hay-on-Wye het slimste dorp ter wereld. Want mag een gehucht van dit formaat (2.000 inwoners) normaal gesproken al dik tevreden zijn met één buurtsuper, Hay-on-Wye telt alleen al veertig boekhandels. Samen goed voor meer dan een miljoen boeken. Het begon allemaal met Richard Booth. Deze autochtone Hayenaar zag in zijn geboortedorp de perfecte locatie voor een tweedehands boekenzaak. Hay-on-Wye ligt namelijk strategisch op de grens van Engeland en Wales, en ook nog eens op de route naar de ferryhaven richting Ierland. Midden jaren ’70 opende Booth er een tweedehands boekwinkel en – niet vies van een promotiestuntje – riep hij op 1 april 1977 zijn ‘boekenmetropool Hay-on-Wye’ uit tot onafhankelijk land. Dat hij zichzelf vervolgens tot koning kroonde, spreekt voor zich. Richard Booth was The King of Hay! Natuurlijk wist Booth donders goed dat zijn koninkrijk een luchtkasteel was. Maar hij poseerde gretig in zijn ‘koninklijke’ mantel en de Britse kranten smulden ervan. Toeristen stroomden toe, maar ook steeds meer nieuwe boekwinkels streken er neer.
Eind jaren ‘70 stond Hay ferm op de kaart als de Britse ‘City of Books’. Al die winkels maken het leuk struinen door Hay, waar inmiddels elk genre een eigen boekenzaak heeft. Er is een reisboekenwinkel, een poëziewinkel, een kinderboekenwinkel, een murder bookshop, zelfs een outcast shop voor zweefliteratuur. De mooiste boekwinkel: die van Richard Booth zelf, in een krakerig, houten pand met meer boeken dan de bibliotheek van menig Nederlandse provinciehoofdstad. De grappigste: de onbeheerde Honesty Bookshop in de tuin van Hay Castle, waar je een boek mag uitkiezen nadat je 30 pence in een metalen kistje hebt gegooid. Dat dit voornamelijk beduimelde detectives of handleidingen voor Word Perfect 5.1 zijn, doet niets af aan dit geniale concept. Maar in de meeste winkels is het aanbod wel degelijk tiptop, en zo kan het dat mijn koffer vijf kilo is aangekomen na een middag Hay. De score: twee fotoboeken, een kookboek, drie romans, twee reisgidsen en één biografie waar ik al jaren naar op zoek was. Met dank aan Koning Booth.
Slapen in een 300 jaar oude ‘Inn’ Als grensstadje tussen Wales en Engeland kent Hay-on-Wye eeuwenlang al druk verkeer. De Old Black Lion Inn is daar een prachtig overblijfsel van. Al sinds 1300 staat er een herberg op deze plek, het huidige pand is zo’n 300 jaar oud. De inrichting is iets recenter, maar door de lage balkplafonds, kleine ramen en kaarsverlichting is de sfeer van vroegere tijden gebleven. B&B voor € 53 p.p.p.n., info/boeken: www.oldblacklion.co.uk.
e www.reizen.nl juni 2008
59
Wales Praktisch
Castell Coch
Georganiseerde reizen Buro Britain (www.buroscanbrit.nl) biedt o.m. een 12-rondreis Wales vanuit Cardiff v.a. € 519 p.p. o.b.v. 2-pk in B&B’s. House of Britain biedt de 6-daagse reis ‘Coast and Gardens of Southwest Wales’, een eigen vervoerarrangement langs veel van de genoemde plaatsen. Vanaf € 485 p.p., inclusief o.m. l/o in middenklasse hotels en ‘Explorer Pass’. Info: www.houseofbritain. nl. SNP biedt 8-daagse wandelreizen langs het Pembrokeshire Coastal Path. Vanaf € 750 p.p., incl. o.m. l/o in B&B’s, wandelkaarten en vervoer ter plekke. Info: www.snp.nl.
Lord Bute’s kitschpaleis
Opknapbeurt voor Cardiff Ga zeker naar Cardiff aan het begin of eind van je rondreis. De afgelopen jaren kreeg de Welshe hoofdstad een flinke opknapbeurt. Voormalige pakhuizen en fabrieken werden getransformeerd tot winkels en restaurants, en aan Cardiff Bay verrees een wandelpromenade en het Millennium Centre: het futuristische ‘blobgebouw’ op de foto. Sla ook het middeleeuwse Cardiff Castle niet over. Zie je gelijkenis met Castell Coch? Klopt. Delen van het interieur werden namelijk ontworpen door dezelfde architect. Info: www.visitcardiff.com.
Een perfect bewaard gebleven middeleeuws kasteel, inclusief interieurs, muurschilderingen en meubels. Onmogelijk? Niet in Wales. Net buiten Cardiff ligt Castell Coch, een kasteel zoals je ze tegenkomt in boeken van Tolkien, met zware muren, torens, een ophaalbrug en binnenplaats. Gevangen in donkere loofbossen, waar het zelfs overdag een beetje schemert. Kleine kanttekening: het kasteel is niet écht middeleeuws. Het werd eind 19de-eeuw gebouwd in opdracht van Lord Bute, een havenmagnaat uit Cardiff die puissant rijk werd tijdens de Industriële Revolutie. Bute liet Castell Coch bouwen als een soort buitenhuisje, dus het liet hem koud dat het slot niet zo geschikt was voor dagelijks gebruik. ‘Geen probleem, want ik verblijf hier toch slechts sporadisch’, zou Lord Bute gezegd hebben. ‘Bovendien, ik verlies snel mijn interesse in iets wanneer het eenmaal af is.’ Lord Bute koos voor een replicastijl die we tegenwoordig ‘Disney’ noemen en waarbij je je kunt afvragen wat kitscheriger is: de torens met hun windvaantjes, de ophaalbrug rond de droogstaande nepgracht, de fresco’s op de plafonds of het pompeuze meubilair. Wij komen er niet uit, maar veel plezier hebben we er in ieder geval wel in.
Aardig detail: Lord Bute liet verborgen deuren, trappen en gangen voor zijn personeel maken, zodat ze hem niet al te veel hoefden te storen wanneer ze hem zijn lamsbout met mintsaus brachten. Pièce de résistance van dit siliconenslot is de slaapkamer van Mevrouw Bute (waarom Lord en Madam aparte slaapkamers hadden vermelden de infoborden helaas niet). Deze torensuite is een feest van wansmaak: een gigantisch bed met kristallen bollen op de hoeken staat midden in de kamer, de wanden betegeld met mozaïeken in Moorse stijl, het geheel onder een kleurrijk beschilderd koepelplafond. Een slaapkamer als een zuurstok. Wanneer ik het geheel sta te bewonderen, wandelt er een andere bezoekster de slaapkamer binnen, zodat we opeens samen naast dat grote bed staan. Dat levert aanvankelijk een ongemakkelijke stilte op. Daarna raken we aan de praat en vertelt ze dat ze Canadees is, net uit Afrika komt en nu een tussenstop in Wales maakt. Per toeval is ze in Castell Coch beland. ‘Ik heb net zes weken over het armste continent gereisd en veel armoede gezien’, zegt ze. ‘Maar zoveel geld hebben en zoiets laten bouwen, dat is echte armoede.’ b
Reisgidsen Hoe kom je er? Vliegtuig: KLM vliegt meerdere malen per dag naar Cardiff. Goedkoopste tarief € 200 all-in. Lowcoster BmiBaby vliegt 4x per week van Amsterdam naar Cardiff. Retour v.a. € 59, zie www.bmibaby.com. Auto: snelste én goedkoopste optie is de ferry vanuit Duinkerken of Calais naar Dover. Bijvoorbeeld met P&O Ferries (25 afvaarten per dag), retour voor 2 volwassenen plus auto € 84, zie www.poferries.com. Andere optie: Hoek van Holland – Harwich met Stena Line (6,5 uur, is nachtferry), € 180 voor auto en twee personen. Harwich ligt op 400 km (ca. 4 uur rijden) van Cardiff en Dover op 370 km (ca. 3,45 uur rijden).
Beste reistijd Het Welshe weer is niet altijd om over naar huis te schrijven. Gelukkig is het klimaat uiterst grillig, zodat je altijd wel wat mooie dagen hebt. Wij hadden alles: van 10 tot 25 graden, van stormachtig tot windstil, van mistig tot stralende zon. Beste maanden
zijn, ruwweg, van april t/m september.
Autohuur Een week autohuur v.a. Cardiff Airport bij Holiday Autos kost v.a. € 215. Tip: REIZEN Magazine-abonnees krijgen 10% korting bij Holiday Autos, kijk op www.reizen.nl onder ‘Extra voor abonnees’.
Accommodatie Goede accommodatie heeft Wales plenty, van B&B tot kasteelhotel. Twee aanraders: Lochmeyler Farm in Pembrokeshire. Een echte farmstay: accommodatie op een boerderij. Heerlijk tuttig, met bloemetjesdekbed, bed, porseleinen poedels en klimop tegen de muren. L/o vanaf zo’n € 40 p.p.p.n. Info/boeken: www.lochmeyler.co.uk. Zeer gastvrij en centraal gelegen in Zuid-Wales is Jabajak, een klein ‘luxury hotel’ met uitstekend restaurant en eigen wijngaard (!). L/o vanaf € 55 p.p.p.n., info: www.jabajak.co.uk. Tip: via www.visitwales.nl kun je een gratis kaart met B&B-adressen bestellen.
1 jul. t/m 31 aug. Dagelijks vertrek mogelijk.
€ 475
Inclusief Programma U rijdt door Zuid-Wales, langs o.m. Neath, National Park Brecon Beacons, Carreg Cennen Castle, Pembrokeshire en Llandridod Wells. Uitgebreid programma: kijk op www. reizen.nl
Prijs per persoon 13 t/m 30 jun., 1 sep. t/m 23 okt. € 465
60
www.reizen.nl juni 2008
Informatie VisitWales Centre,
[email protected], tel.+44-(0) 8701 211251, www.visitwales. nl. Tip: klik op ‘Gratis brochures’ om vele uitstekende brochures te bestellen.
v.a. € 465 p.p.
10-daagse hotelrondreis Wales Speciaal voor de lezers van REIZEN Magazine heeft Buro Britain een arrangement samengesteld.
Wales komt er bekaaid af in reisgidsenland. Wij hadden het meest aan de Engelstalige Rough Guide to Wales (€ 20, 2006), die eigenlijk alle bezochte plaatsen uitvoerig behandelde, inclusief prima praktische informatie. Andere aanrader is de Lonely Planet Wales (€ 13,95; 2007). De enige recente Nederlandstalige gids is de Trotter Noord-Engeland en Wales (€ 13,95), waarvan 70 pagina’s over Wales.
b Overtocht Hoek van Holland – Harwich v.v. per Stena Line voor 1 auto (max. 2 m. hoog en 6 m. lang) en inzittenden b Overnachting in I2C 2-persoonsbinnenhut b 7 overnachtingen in middenklasse hotels (2-pk, l/o) b ANWB Navigator reisgids Groot-Brittannië b Korting bij Dylan Thomas Boathouse en Castell Coch
Niet inbegrepen: toeslag 1-pk op aanvraag, halfpension € 147 p.p., evt. toeslagen, ANWB-administratiekosten € 10 en bijdrage Calamiteitenfonds € 2,50 per boeking. Bij boeking binnen 14 dagen voor vertrek lastminute kosten € 15.
Boeking en informatie Bij de ANWB Winkels, tel. 0900-9008070 (lokaal tarief) of www.reizen.nl. Volledige reisbeschrijving op www.reizen.nl. De ANVR-reisvoorwaarden zijn van toepassing.
www.reizen.nl juni 2008
61