F
12 FEBRUARI 2014
Kernen tussen kassen Evaluatie van de implementatie van het ker nenbeleid zoals vastgelegd in de nota Mijn Westland, Ons Westland
MR. DRS. JAN R. LUNSING
PROF. DR. MICHIEL HERWEIJER
Kernen tussen kassen Inhoud Bevindingen en aanbevelingen
iv
Bevindingen per deelvraag
iv
Bevinding hoofdvraag
ix
Aanbevelingen
xi
1
2
3
Kernen tussen kassen 1.1
Aanleiding
1
1.2
Doelstelling, vraagstelling en deelvragen
1
1.3
Afbakening
2
1.4
Leeswijzer
3
Totstandkoming en positie van Mijn Westland, Ons Westland
4
2.1
Oorsprong Mijn Westland
4
2.2
Mijn Westland, Ons Westland in het kort
4
2.3
Mijn Westland, Ons Westland en andere beleidsuitgangspunten
6
2.4
De begroting, het jaarverslag en het kernenbeleid
7
2.5
Conclusies
8
Van beleidsdoelen via veertig indicatoren tot vier cases
10
3.1
Beleidsdoelen en indicatoren
10
3.2
De geselecteerde cases
10
3.2.1
Winkelbestand
11
3.2.2
Accommodaties & voorzieningen
12
3.2.3
Woningbeleid
12
3.2.4
Prettig contact met de gemeente
12
3.3 4
1
Karakterisering van de kernen
Winkelbestand
13 15
4.1
Indicatoren
15
4.2
Streefbeeld
15
4.3
Trend
16
4.4
Stand van zaken
18 i
Kernen tussen kassen 4.5 5
6
7
Samenvatting van bevindingen en conclusies
Accommodaties en voorzieningen
21 23
5.1
Indicatoren
23
5.2
Streefbeeld
23
5.3
Trend
24
5.4
Stand van zaken
24
5.5
Conclusies
27
Woningaanbod
29
6.1
Indicatoren
29
6.2
Streefbeeld
29
6.3
Trend
30
6.4
Stand van zaken
33
6.5
Conclusies
34
Prettig contact
36
7.1
Indicatoren
36
7.2
Streefbeeld
38
7.3
Trend
39
7.4
Stand van zaken
41
7.5
Conclusies
46
7.6
Algemene samenvatting
46
8
Deelvraag 7: evaluaties
48
9
Deelvraag 8: drie scenario’s en het kernenbeleid als oplossing
49
9.1
Scenario I: Vereniging van dorpen
49
9.2
Scenario II: Dorpisme
50
9.3
Scenario III: Business as Usual
52
9.4
Bedreigingen en kansen
53
Bijlagen
55
Geïnterviewde personen
55
Lijst indicatoren en doelen
55 ii
Kernen tussen kassen Gebruikte afkortingen
57
Geraadpleegde stukken en literatuur
57
iii
Kernen tussen kassen
Bevindingen en aanbevelingen De gemeente Westland heeft met het visiedocument Mijn Westland, Ons Westland een goede eerste stap richting kernenbeleid gezet. De uitgangspunten van deze visie werken nog steeds door in belangrijke beleidsnota’s. Maar met de concrete uitwerking van deze visie in activiteiten en plannen per kern is de gemeente Westland niet op de goede weg. In de kernen tussen kassen pakken de gemeente en de inwoners problemen bij de kop, maar er is nog geen sprake van een vereniging van kernen, er is geen sprake van integraal beleid. Veel maatregelen en contracten hebben een ad hoc karakter. Op de komende pagina’s worden eerst de acht deelvragen beantwoord. Op grond daarvan wordt de hoofdvraag beantwoord. De onderbouwing voor de beantwoording van deze vragen vindt u in de hoofdstukken 2 tot en met 9. We sluiten af met enkele aanbevelingen.
Bevindingen per deelvraag De deelvragen worden hier volledig opgenomen en beantwoord. 1. Zijn de doelen ten aanzien van sociale cohesie en het niveau van accommodaties en voorzieningen binnen de kernen onderdeel van andere beleidsuitgangspunten en zo ja welke? Is de verantwoordelijkheid duidelijk belegd? Wij hebben deze vraag geïnterpreteerd als de vraag of per kern specifiek beleid is geformuleerd. Dit is niet het geval. Per kern is er geen specifiek beleid geformuleerd. Er wordt door de gemeente adequaat gereageerd als er problemen worden geconstateerd, maar de algemene ambities ten aanzien van accommodaties en voorzieningen zijn niet vertaald in concrete doelen per kern. Doordat de verschillende beleidsdomeinen van Mijn Westland, Ons Westland onder de verantwoordelijkheid van verschillende leden van het college vallen, is er geen enkel lid van het college verantwoordelijk voor de integrale doorwerking van deze visie in het handelen en bestuur van de gemeente. Het gebrek aan concrete doelen en het gebrek aan duidelijke verantwoordelijkheidstoedeling geven aan ambtenaren de ruimte om hun activiteiten te richten op het oplossen van problemen in het eigen beleidsdomein en deze ruimte wordt door ambtenaren benut. 2. Wat zijn de indicatoren (kritische prestatie-indicatoren) waarmee de tussentijdse resultaten kunnen worden gemonitord? Is per kern duidelijk wat tenminste noodzakelijk is? Er is uit de nota Mijn Westland, Ons Westland een groot aantal indicatoren te halen, maar deze zijn niet zo concreet dat daarmee gemonitord kan worden of tussentijdse resultaten zijn gerealiseerd of dat de einddoelen zijn bereikt. De uitwerking in de Sociale Ontwikkelingskaders (SOK) leidt niet tot een verheldering, maar leidt tot een verzameling van wensen die op zich weer vertaald moeten worden in concrete activiteiten. Wij vinden het acceptabel dat Mijn iv
Kernen tussen kassen Westland, Ons Westland geen monitorbare indicatoren bevat. Het is, naast de Greenportvisie 2020, bedoeld als visie voor de gemeente Westland. In een visie worden oplossingsrichtingen geschetst die concrete uitwerking in nadere programmering behoeven. Dat laatste bleef achterwege. 3. Wat is het gewenste niveau van de indicatoren? Kortom, wat is het streefbeeld? Er is in Mijn Westland, Ons Westland geen streefbeeld geformuleerd. Zie hiervoor ook de beantwoording van de bovenstaande deelvraag. 4. Wat is het huidige niveau van de indicatoren? Kortom, wat is de huidige stand van zaken? Voor de beantwoording van deze vragen is gekozen om vier onderwerpen nader te onderzoeken. Aan de hand van de voor dit onderzoek door ons ontwikkelde indicatoren kan bij de hier onderzochte onderwerpen het volgende geconstateerd worden: Winkelbestand Er zijn drie typen winkelcentra gedefinieerd. Deze indicatoren houden in dat in ruimdorpse kernen dagelijkse boodschappen gehaald kunnen worden, in compactdorpse kernen basisvoorzieningen aanwezig dienen te zijn en dat in een kleinsteedse kern met centrumfunctie ook recreatief winkelen voldoende ontwikkeld dient te zijn. Met de begrijpelijke uitzondering van de zeer kleine kernen Heenweg en Ter Heijde, wordt in alle Westlandse kernen aan deze aldus gedefinieerde eisen voldaan. In een aantal kernen zijn of worden zogeheten centrumplannen ontwikkeld. Hierbij worden vertegenwoordigers uit de kernen uitgenodigd om mee te denken bij de ontwikkeling ervan. Dit zijn goede voorbeelden waar burgers bij beleid worden betrokken. We concluderen ook dat juist in de kernen waar burgers problemen ervaren, de gemeente actief is met het ontwikkelen van centrumplannen. Dit wijst op een goede responsiviteit. Dit betekent niet dat inwoners van de betreffende kernen tevreden zijn over het winkelaanbod in hun kern. In de kernen Honselersdijk, Kwintsheul en Poeldijk vinden de inwoners het winkelaanbod onvoldoende. Als gekeken wordt naar de gemiddelde afstand tot winkeltypen en de waardering van de kwaliteit van het winkelcentrum (figuur 4, p. 20), blijkt dat het aanbod in ’s Gravenzande en De Lier eveneens een vrij lage beoordeling krijgen van de respondenten uit deze kernen. De relatieve waardering van het winkelaanbod in deze kernen is laag. Accommodaties Bij de beoordeling van de accommodaties blijkt dat volgens de hier geformuleerde indicatoren alle kernen het voor hun type gewenste niveau halen (tabel 9, p. 25). De beoordeling van de voorzieningen door respondenten levert bij de meeste kernen een kleine voldoende. Deze voldoende wordt vooral bevorderd door het rapportcijfer van afgerond 7 of hoger voor de sportaccommodaties in alle kernen ( tabel 11, p. 26). Lage scores zijn vooral terug te vinden v
Kernen tussen kassen bij voorzieningen voor kwetsbare burgers en voor de jeugd, terwijl de voorzieningen voor ouderen in Honselersdijk met een forse onvoldoende beoordeeld worden. Woningaanbod Om na te gaan of de ontwikkelactiviteiten van de gemeente aansluiten bij de visie van Mijn Westland, Ons Westland zijn de hedendaagse plannen – al dan niet in uitvoering – vergeleken met de doelstellingen. Hieruit blijkt dat de bouwplannen geen nadruk leggen op de doelgroepen. Er zou aandacht moeten zijn voor woningen ten behoeve van starters of jongeren, en woningen voor ouderen, maar als plannen ongewijzigd worden uitgevoerd, zullen er voornamelijk eengezinswoningen worden gebouwd (tabel 14 en tabel 15, p. 32). Daarnaast is het doel om te bouwen voor de internationale gemeenschap (expats) losgelaten. Dit is gedaan, omdat de vraag vanuit de internationale gemeenschap nihil bleek. De verklaring wordt gezocht in de economische crisis, maar er bestaan twijfels de vraag ook zonder de crisis voldoende zou zijn geweest om dit doel te realiseren. De enquête laat zien dat de geraadpleegde inwoners lage rapportcijfers geven voor het woningaanbod voor de doelgroepen ouderen en jongeren. Laatstgenoemde doelgroep komt er volgens de respondenten het meest karig van af. De situatie op de woningmarkt wordt in ’sGravenzande en Wateringen het meest positief beoordeeld (figuur 5, p. 33). Prettig contact Uit ons onderzoek blijkt dat de gemeente goed communiceert naar instellingen. Ook in die gevallen waar de gemeente ‘nee’ moet verkopen, wordt dit op voor de vertegenwoordigers van de instellingen heldere wijze gecommuniceerd. De gemeente benadert vertegenwoordigers (inwoners) van kernen ad hoc, en houdt daarbij geen vaste structuur of regelmatige frequentie aan. Bij centrumplannen worden klankbordgroepen ingesteld en bij schouwen wordt iedereen uitgenodigd om aan het schouwen deel te nemen. Als burgers aangeven invloed te willen hebben, wordt wel overleg gestart, maar er is niet altijd overeenstemming over de kwaliteit van dat overleg. De gemeente denkt dat het uitstekend verloopt, terwijl vertegenwoordigers uit kernen hier en daar ontevreden zijn en soms afhaken. Bij de respondenten van onze enquête blijkt dat zij wel het gevoel hebben dat de gemeente geïnteresseerd is in hun inbreng. Maar van deze inbreng wordt onvoldoende gebruik gemaakt. Ook de terugkoppeling over wat er met die inbreng is gedaan laat te wensen over tabel 18, p. 41). De scores over de kwaliteit van het contact met de gemeente zijn in het bijzonder laag in Poeldijk. Ook respondenten uit Monster, Kwintsheul, De Lier, Maasdijk en Wateringen geven op verschillende aspecten van het contact met de gemeente een duidelijke onvoldoende. Respondenten die een instelling vertegenwoordigen die in meerdere kernen actief is, zijn het meest positief over hun contact met de gemeente.
vi
Kernen tussen kassen Samengevat Volgens de gekozen indicatoren voldoen het winkelaanbod en de accommodaties. De uitzonderingen hierop zijn de twee kleinste kernen Ter Heide en Heenweg, maar dit te billijken gezien de omvang van deze kernen. De woningbouwplannen sluiten niet aan bij de doelstellingen van Mijn Westland, Ons Westland. Professionele organisaties ervaren contacten met de gemeente als prettig, maar dat is veel minder het geval bij vertegenwoordigers (inwoners) uit kernen. In tabel 19 (p. 41) zijn de rapportcijfers die per beleidsdomein zijn bepaald berekend en omgezet naar een klassement. In dit klassement wordt scherper zichtbaar welke kern door de respondenten het meest positief beoordeeld wordt qua wonen, winkelen, recreëren en contact. De gegevens uit deze tabel worden hier gepresenteerd op de kaart van de gemeente Westland (figuur 1). De twee grootste kernen. Naaldwijk en ’sGravenzande, hebben het hoogste rapportcijfer gekregen. Het rapportcijfer dat ’sGravenzanders geven voor hun winkelaanbod is echter vergeleken met de andere kernen bijzonder laag. Als het winkelaanbod in ’sGravenzande door uitvoering van het centrumplan op een hoger niveau komt, zal dit waarschijnlijk ertoe leiden dat het overall-cijfer voor ’s-Gravenzande het hoogst wordt – tenminste als alle overige rapportcijfers gelijk blijven. Honselersdijk, Poeldijk en Kwintsheul zijn de kernen waarvan de inwoners een laag rapportcijfer geven. Dit heeft tot gevolg dat het overfiguur 1: Overall gemiddelde per kern all-rapportcijfer voor deze kernen duidelijk on(op schaal van 1-10, alleen 4-7 weergegeven) voldoende scoort. De Lier scoort, met Honselersdijk, bijzonder laag op het beleidsdomein wonen, waardoor het gemiddelde een heel magere voldoende is. Bij het beleidsdomein prettig contact met de gemeente zijn de laagste rapportcijfers te vinden in de kernen van de voormalige gemeente Monster. Respondenten uit Kwintsheul en Honselersdijk geven lage rapportcijfers voor het winkelaanbod. 5. Wat zijn de ontwikkelingen ten aanzien van deze indicatoren? Winkelbestand In een aantal kernen is de gemeente bezig met centrumplannen. Daar waar de plannen deels gereed zijn, is de waardering ook hoger. Verder blijkt de gemeente juist daar waar de score laag is, bezig te zijn met het realiseren van centrumplannen of, zoals in Honselersdijk, bezig vii
Kernen tussen kassen te zijn met onderzoek over mogelijkheden het centrum te ontwikkelen. Aan het probleem in deze kernen wordt dus wel gewerkt. Het winkeloppervlak neemt wel toe, maar het aantal winkels niet, hetgeen duidt op verschraling van het aanbod. De autonome economische ontwikkelingen zijn wel bedreigend voor verdere ontwikkelingen – in het bijzonder door toename van winkelen via internet. Te snelle uitbreiding van het winkeloppervlak kan leiden tot leegstand. Accommodaties Na een forse bezuiniging op subsidies zijn vrijwel alle verenigingen die gebruik maken van de accommodaties nog steeds actief. Naar verwachting zal de gemeente ook in de toekomst door moeten zoeken naar bezuinigingsmogelijkheden. De gemeente hoopt daarbij op de kracht van de kernen, maar er is geen zicht op wat vrijwilligers in de toekomst maximaal kunnen doen. Het bevorderen van multifunctionele accommodaties kan enig soelaas bieden, maar hier zijn grenzen. Sommige activiteiten passen niet bij elkaar en kunnen niet in een multifunctionele ruimte worden ondergebracht. Woningaanbod De economische crisis heeft op zijn minst invloed gehad op verwerkelijking van de woningbouwplannen. Uit het verhuisgedrag in en uit de gemeente Westland, moet geconstateerd worden, dat buiten het Westland weinig animo is om tussen de kassen te komen wonen. Daar staat tegenover dat de Westlander weinig interesse heeft om de gemeente en haar kassen te verlaten. Prettig contact Het ambtelijke apparaat heeft na de opschaling in 2004 een professionaliseringslag gemaakt. Het gemeentebestuur lijkt daarbij in de laatste raadsperiode te zijn vergeten om uitvoering te geven aan de visie, dat de gemeente ook een vereniging van dorpen wil zijn. Als deze trend doorzet, krijgt de gemeente een ambtelijke organisatie die ver van de gemeenschap en de afzonderlijke kernen afstaat. 6. Is een toereikend budget (in menskracht en euro’s) vrijgemaakt voor het bereiken van het streefbeeld en wat is de maatstaf voor de verdeling per kern? Is het budget op transparante wijze besteed aan de doelen? We hebben vastgesteld dat er geen doordacht kernenbeleid is. Er wordt ad hoc gereageerd op klachten. Centrumplannen worden projectmatig opgepakt en zijn niet ingebed in structureel kernenbeleid. De verantwoordelijkheden zijn niet belegd en dan is het ook niet zo verwonderlijk dat er per kern geen budget beschikbaar is. 7. Heeft er een evaluatie plaatsgevonden? Wordt tussentijds gerapporteerd aan de raad of de uitvoering het gewenste resultaat en effect teweeg brengt? viii
Kernen tussen kassen Er heeft geen evaluatie plaatsgevonden en er wordt niet tussentijds aan de raad gerapporteerd over de voortgang van kernenbeleid dat voortvloeit uit Mijn Westland, Ons Westland. 8. Is het mogelijk scenario’s te schetsen hoe het kernenbeleid van de gemeente zich kan ontwikkelen aan de hand van de geconstateerde ontwikkelingen en aan de hand van ervaringen bij andere fusiegemeenten? De drie toepasselijke scenario’s zijn die van een vereniging van dorpen (de burgerkracht wordt gemobiliseerd), dorpisme (rivaliteit tussen kernen leidt tot bestuurlijke drukte) en business as usual. Er zijn aanzetten in de richting van elk van deze drie scenario’s, zonder dat een van deze scenario’s thans overheersend is. Aanzetten tot dorpisme hebben we tijdens onze interviews kunnen waarnemen. De kernen behoeven in de volgende raadsperiode meer gedifferentieerde aandacht. In het Westland is geen enkele kern groot genoeg om te overheersen, zodat een concentratie van voorzieningen in één hoofdkern uiteindelijk het onderspit zal delven en niet erg waarschijnlijk is. De kernen hebben echter veel gemeenschappelijk en we hebben in een aantal kernen grote sociale cohesie aangetroffen. Hiervan kan gebruik gemaakt worden. De inwoners van deze kernen voelen zich bovendien niet alleen inwoner van hun kern, maar bovenal Westlander. Een gemeente met oog voor de belangen van alle kernen zal kunnen steunen op deze sociale cohesie. De ambtelijke organisatie zal, als er niet meer scherp op gestuurd wordt, blijven kiezen voor het business as usual scenario. Als er niet bewust invulling wordt gegeven aan de doelstelling vereniging van dorpen, wordt de deur opengehouden voor het business as usual-scenario en tevens voor het scenario van het dorpisme (rivaliteit tussen kernen).
Bevinding hoofdvraag De hoofdvraag voor dit onderzoek luidt: Is de gemeente Westland op de goede weg om de ambities op het gebied van sociale cohesie en het niveau van accommodaties en voorzieningen binnen haar kernen te verwezenlijken conform de visie Mijn Westland, Ons Westland? ix
Kernen tussen kassen De gemeente is niet op de goede weg om de ambities op het gebied van sociale cohesie en het niveau van accommodaties en voorzieningen binnen haar kernen te verwezenlijken conform de visie Mijn Westland, Ons Westland. Er zijn kernen tussen kassen, maar dat is nog geen vereniging. Het zijn kernen waaromheen een zeer specialistische economische activiteit overheersend is; kernen met inwoners die trots zijn op die economische activiteit, maar dat is nog steeds geen vereniging. Er zijn zeker wel gemeentelijke activiteiten die de ontwikkeling van de kernen hebben bevorderd, maar er is geen (integraal) kernenbeleid. De focus van de afdelingen van de ambtelijke organisatie ligt op het eigen beleidsdomein (sectoraal). Het college pakt ad hoc problemen uit de kernen op, maar ook hier ontbreekt een aanzet tot structureel en duurzaam contact met de vertegenwoordigers van de betreffende kern.
x
Kernen tussen kassen
Aanbevelingen De fusie van vijf voormalige gemeenten die nu de gemeente Westland vormen had tot doel een meer robuuste gemeente te vormen die een betekenisvolle speler is op het regionale politieke krachtenveld (zowel in de Haaglanden als in de Rijnmond). Anderzijds zou de gemeente effectiever en efficiënter kunnen opereren door de samenwerking te zoeken met de kracht van de elf kernen. We hebben geconstateerd dat de toename in effectiviteit en efficiëntie langzaam vorm krijgt maar dat dit geschiedt met een focus op de ambtelijke diensten. De sociale kracht van de gemeente is echter te vinden in de afzonderlijke kernen tussen de kassen. De veelkernige gemeente Westland heeft kenmerken van een participatiesamenleving, maar dat kan nog veel beter. Het kernenbeleid is nu nog reactief en ad hoc, of hangt samen met projecten van de gemeente. Onze aanbevelingen op het gebied van kernenbeleid beogen de kracht van de kernen beter en vooral meer structureel te benutten. De aanbevelingen presenteren we schematisch aan de hand van drie onderdelen waar winst is te behalen. Het kernenbeleid kan duurzamer, er kan beter gemonitord en dus geleerd worden, en er is meer beleid per kern mogelijk. 1. Duurzame contacten in plaats van ad hoc of voor de duur van een project a. Het duurzaam contact onderhouden vanuit de ambtelijke organisatie met vertegenwoordigers uit kernen, gericht op de ambities van Mijn Westland, Ons Westland. Het gaat dan zowel om ambities waar de gemeente (deels) een bijdrage levert maar ook om ambities die goed opgepakt kunnen worden in het middenveld. Elke kern beschikt over een of meerdere krachtige vrijwilligersorganisaties waarmee het gemeentebestuur contact kan opnemen en duurzaam kan onderhouden. b. Een meer (pro-)actieve vragende houding van college en ambtelijk apparaat aan vertegenwoordigers uit kernen kan voorkomen dat problemen van kernen te laat op de agenda van de raad komen. Raadpleeg kernen in een vroeg stadium over maatregelen die specifiek deze kern betreffen. c. Eenmaal opgebouwde contacten (bijvoorbeeld bij de totstandkoming van de SOK en centrumplannen) hoeven na projectrealisatie niet verwaarloosd te worden. Blijf periodieke contacten met de erkende vertegenwoordigers van de kernen onderhouden, ook nadat het project is doorgevoerd. 2. Regelmatig rapporteren en monitoren a. De inmiddels beproefde visie Mijn Westland, Ons Westland moet onderdeel blijven van het handelen en denken van het college en de ambtelijke organisatie. Dit wordt bereikt als er met enige regelmaat over de voortgang aan de raad wordt gerapporteerd – bijvoorbeeld eenmaal per jaar. Door een jaarlijkse cyclus van programmering van activiteiten en monitoren van voortgang en inwonerstevrexi
Kernen tussen kassen denheid wordt een duurzaam proces van beleidsaanpassing en beleidsuitwerking tot stand gebracht. b. Reviseer de visie Mijn Westland Ons Westland waar nodig. Er zijn doelen genoemd die in de huidige (toekomst)situatie aangepast zouden moeten worden. 3. Integraal kernenbeleid in plaats van sectoraal a. Draag zorg voor het SMART uitwerken van de visie Mijn Westland, Ons Westland op een manier die zal helpen bij de totstandkoming van de vereniging van dorpen Voor ambtelijke diensten is harmoniseren een praktische en efficiënte wijze van beleid implementeren. Kernenbeleid daarentegen is het toestaan van eigenheid en dat vereist differentiatie: de lantaarnpaal van de ene kern hoeft niet gelijk te zijn aan die van een andere kern. Benadruk juist het eigene van elke kern bij het uitvoeren van het beleid. Identiteit leidt tot identificatie. b. Deel verantwoordelijkheden van burgers en gemeente duidelijk toe. Beleg kernenbeleid bij een van de wethouders.
xii
Kernen tussen kassen
1
Kernen tussen kassen
1.1 Aanleiding Het rekenkameronderzoek naar het kernenbeleid van de gemeente Westland is verricht in opdracht van de rekenkamercommissie. De rekenkamercommissie gaf aan dat zij inzicht wil verschaffen in de huidige stand van zaken op het gebied van de sociale cohesie en het niveau en de kwaliteit van accommodaties en voorzieningen binnen de kernen van de gemeente Westland. Enkele raadsfracties hebben in de loop der jaren vraagtekens geplaatst bij het behoud van de kracht van kernen. Bovendien diende een inwoner van de gemeente een verzoek in om dit onderwerp nader te onderzoeken. Dit heeft na gesprekken met alle fracties geleid tot het onderhavig onderzoek.
1.2 Doelstelling, vraagstelling en deelvragen Het doel van het onderzoek is inzicht te geven in de huidige stand van zaken van het kernenbeleid, zoals is verwoord in de nota Mijn Westland, Ons Westland (2009). In dit onderzoek staat de volgende vraag centraal: Is de gemeente Westland op de goede weg om de ambities op het gebied van sociale cohesie en het niveau van accommodaties en voorzieningen binnen haar kernen te verwezenlijken conform de visie Mijn Westland, Ons Westland? Uit de centrale onderzoeksvraag destilleert de rekenkamercommissie acht deelvragen: 1. Zijn de doelen ten aanzien van sociale cohesie en het niveau van accommodaties en voorzieningen binnen de kernen onderdeel van andere beleidsuitgangspunten en zo ja welke? Is de verantwoordelijkheid duidelijk belegd? 2. Wat zijn de indicatoren (kritische prestatie-indicatoren) waarmee de tussentijdse resultaten kunnen worden gemonitord? Is per kern duidelijk wat tenminste noodzakelijk is? Voor zover deze nog niet aanwezig zijn, worden deze indicatoren ontwikkeld tijdens het onderzoek. 3. Wat is het gewenste niveau van de indicatoren? Kortom, wat is het streefbeeld? Voor zover dit nog niet aanwezig is of veranderd is, wordt dit ontwikkeld tijdens het onderzoek. 4. Wat is het huidige niveau van de indicatoren? Kortom, wat is de huidige stand van zaken? 5. Wat was de stand van zaken van de indicatoren? Kortom, waar komen we vandaan?
-1-
Kernen tussen kassen 6. Is een toereikend budget (in menskracht en euro’s) vrijgemaakt voor het bereiken van het streefbeeld en wat is de maatstaf voor de verdeling per kern? Is het budget op transparante wijze besteed aan de doelen? 7. Heeft er een evaluatie plaatsgevonden? Wordt tussentijds gerapporteerd aan de raad of de uitvoering het gewenste resultaat en effect teweeg brengt? 8. Is het mogelijk scenario’s te schetsen hoe het kernenbeleid van de gemeente zich kan ontwikkelen aan de hand van de geconstateerde ontwikkelingen en aan de hand van ervaringen bij andere fusiegemeenten? Om deze vragen te beantwoorden wordt gebruik gemaakt van diverse bronnen. Er is een aantal interviews afgenomen van ambtenaren, de wethouder en diverse vertegenwoordigers van organisaties die door hun activiteiten de gemeentelijke doelstellingen van Mijn Westland, Ons Westland naderbij kunnen brengen.1 Verder is er gebruik gemaakt van informatie die door de gemeente is verstrekt. Daarnaast is aan vertegenwoordigers van ruim 600 in de gemeente actieve organisaties gevraagd mee te doen aan een enquête. We hebben 224 reacties mogen ontvangen. Daarnaast is een open enquête georganiseerd, waar 24 burgers op hebben gereageerd. De 248 reacties vormen de derde bron voor dit onderzoek. Bij de beantwoording van deelvraag acht is gebruik gemaakt van de resultaten uit voorgaande hoofdstukken. Deze inzichten zijn vergeleken met eerder onderzoek naar gevolgen van succes en falen van kernenbeleid in andere fusiegemeenten.
1.3 Afbakening Het onderzoek beperkt zich tot de periode na het verschijnen van de nota Mijn Westland, Ons Westland en begint dus vanaf 2009. De nota is vastgesteld aan het eind van de tweede raadsperiode (2006-2010) na de fusie van 2004. De nota Mijn Westland, Ons Westland is gestructureerd aan de hand van vier thema’s. Elk van die thema’s heeft drie tot vier beleidsdoelstellingen. Elke doelstelling bestaat uit twee tot vijf verschillende verbijzonderingen. Hieruit blijkt dat Mijn Westland, Ons Westland veel beleidsdomeinen raakt. Daardoor is het vanwege de beperkingen van dit onderzoek niet realistisch om alle beleidsdoelstellingen hier te bespreken. In hoofdstuk 3 worden daarom aan de hand van de indicatoren die uit Mijn Westland, Ons Westland gehaald kunnen worden, drie beleidsdomeinen geselecteerd. Daarnaast wordt onderzocht op welke wijze de gemeente contact onderhoud met burgers over de verschillende beleidsdomeinen. Met deze selectie is het mogelijk een reëel beeld te schetsen van de uitvoering van de nota en dus ook het van het kernenbeleid in de periode 2010-2014.
1
Een lijst van geïnterviewden is opgenomen in de bijlage op p. 53.
-2-
Kernen tussen kassen
1.4 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt de verhouding van Mijn Westland, Ons Westland tot het overig beleid van de gemeente toegelicht. In dit hoofdstuk worden tevens de eerste en zesde deelvraag beantwoord. De deelvraag naar de indicatoren van Mijn Westland, Ons Westland wordt beantwoord in hoofdstuk 3. Met behulp van deze indicatoren worden drie beleidsdomeinen geselecteerd. In de hoofdstukken 4 tot en met 7 wordt een aantal aspecten van het brede beleidsterrein dat Mijn Westland, Ons Westland beslaat nader onderzocht. Deze selectie is noodzakelijk omdat zonder deze selectie door de brede opzet van Mijn Westland, Ons Westland nagenoeg het volledige beleid van de gemeente zou moeten worden doorgelicht. Dit neemt niet weg, dat een indruk ontstaat hoe Mijn Westland, Ons Westland is omgezet in concrete maatregelen. De deelvragen twee tot en met vijf kunnen aan de hand van de geselecteerde beleidsdomeinen beantwoord worden. In hoofdstuk 0 wordt de zevende deelvraag beantwoord. In hoofdstuk 0 wordt de achtste deelvraag beantwoord aan de hand van drie scenario’s. Tenslotte worden in hoofdstuk 9 aan de hand van ervaringen elders en waarnemingen in de gemeente Westland drie mogelijke toekomstscenario’s beschreven.
-3-
Kernen tussen kassen
2 Totstandkoming en positie van Mijn Westland, Ons Westland In dit hoofdstuk worden de deelvragen 1 en 6 beantwoord.
2.1 Oorsprong Mijn Westland De gemeentelijke herindeling van 2004 was een uitkomst van een referendum dat aan de inwoners van zeven gemeenten de kans gaf zich uit te spreken over de grenzen van hun toekomstige gemeente. In vijf gemeenten, Naaldwijk, Monster, ‘s-Gravenzande, De Lier en Wateringen, werd een duidelijke voorkeur gegeven voor samengaan op Westlandse schaal. De achterliggende gedachte laat zich raden. Enerzijds wilde de meerderheid van de inwoners dat de fusiegemeente aansloot bij de schaalgrootte die past bij de vele internationaal opererende bedrijven die in het Westland aanwezig zijn: Westland als Greenport. Anderzijds wilde de meerderheid dat de nieuwe gemeente het karakter van redelijk zelfstandige kernen overeind zou houden en zo mogelijk zelfs zou versterken: Westland als Vereniging van Dorpen. Dit laatste leidde tot beloften zoals het openhouden van gemeentelijke loketten in de vijf gemeentehuizen van de voormalige gemeenten en het aanstellen van kernconsulenten voor alle elf kernen. Deze beloften werden niet waargemaakt. De gemeente Westland moet, net als andere overheden in Nederland, fors bezuinigen en heeft vervolgens politieke keuzes gemaakt om die bezuinigingen te realiseren. Aangezien dergelijke keuzes van politieke aard zijn, past het niet om in dit onderzoek hier een oordeel over uit te spreken. De bezuinigingen betekenden niet het einde van de aandacht van college en gemeenteraad voor het kernenbeleid. Na een zorgvuldig proces is in 2009 de nota Mijn Westland, Ons Westland door de raad aangenomen, waarin de tweeledige doelstelling is verwoord van de gemeente Westland als een gemeente die streeft naar: “een sociale, ondernemende gemeente met allure, één gemeente met ruimte voor de eigenheid van de 11 dorpskernen”. Deze twee beleidsdoelen kunnen we onderscheiden als enerzijds het Greenportbeleid en anderzijds het kernenbeleid. Hoewel na publicatie van Mijn Westland, Ons Westland in 2009 de economische crisis forse gevolgen heeft voor in het bijzonder de financiële positie van de gemeente, heeft het college vastgehouden aan het in deze nota vastgelegde beleid. In het coalitieakkoord Westlands Perspectief 2010-2014 is het kernenbeleid verwoord met de woorden ‘de sociale kracht van het Westland als vereniging van 11 dorpskernen met een ieder een eigen identiteit’.
2.2 Mijn Westland, Ons Westland in het kort In tabel 1 is de opbouw van Mijn Westland, Ons Westland schematisch weergegeven. Het schema laat duidelijk de breedte van beleidsdoelen zien. Het gaat over sociaal beleid (ontmoeting, accommodaties), maar ook om economische ontwikkeling, ruimtelijk beleid (wonen, -4-
Kernen tussen kassen winkels) en de wijze waarop de gemeente haar doelstellingen wil gaan realiseren (rol van de gemeente). tabel 1: Opbouw Mijn
Westland, Ons Westland
Hoofddoelstellingen
Ontmoeting Thema Sociale Cohesie Participatie Trots Hoger opgeleiden Thema Ontwikkeling
Vestigingsklimaat Ontplooiingsmogelijkheden Terughoudende overheid
Thema Rol van de gemeente
Stimulerende overheid Interactieve overheid Schakelende overheid Basisvoorzieningen
Thema ties
Accommoda-
Spreiding en concentratie
Multifunctionele accommodaties
Subdoelstellingen Behoud ontmoetingsplaatsen Vergroten effectiviteit ontmoetingsplaatsen Vergroten aantal doelgroepen die elkaar ontmoeten Vergroten betrokkenheid leefomgeving Vergroting kans om in eigen omgeving en sociale netwerk te blijven wonen Vernieuwing en steun vrijwilligerswerk Vernieuwing en steun verenigingsleven Ondersteuning duurzame participatie op arbeidsmarkt Evenredige deelname alle doelgroepen Uitdragen kenmerkende prestaties gemeente Westland Behoud en uitbreiding identificatie met gemeente Westland Hoger opleiden jeugd Scholen volwassenen Tertiair onderwijs Wonen, starters en nieuwe groepen Voorzieningen: meer stedelijk Uitbreiding aanbod ontplooiingsmogelijkheden Verbeteren kwaliteit ontplooiingsmogelijkheden Geen taken overnemen Geen belemmerende regelgeving Vangnet bieden Richting geven Samenwerking, ondersteuning en overleg stimuleren Effectief communiceren Toename interactieve beleidsontwikkeling Toename interactieve beleidsuitvoering Diversiteit in de benadering van de kernen Het organiseren van de verbinding in de kernen Behouden minimale basisvoorzieningen Bieden van basisvoorzieningen in compactdorpse en kleinstedelijke kernen Behoud of versterking hart van de kern Spreiding bovenkernse voorzieningen over hoofdkernen Kwaliteitsimpuls voor voorzieningen Versterking van centrumfunctie van Naaldwijk Inzicht vergroten in het accommodatie- en voorzieningenbeleid Clustering van functies Multifunctionele accommodaties
Mijn Westland, Ons Westland is nader uitgewerkt in andere beleidsdocumenten. Een belangrijke uitwerking van het beleid is te vinden in de Sociale Ontwikkelingskaders voor de Westlandse Kernen (SOK). Hierin werd een tiental oplossingsrichtingen geformuleerd. Andere documenten waarin een deel van het beleid is verwoord zijn de Kadernota Kunst en Cultuur vanuit de Kern, Deelnota’s Sportbeleid, Welzijn in de Kern en Detailhandelstructuurvisie Kleine Kernen Kordaat. In deze nota’s is aandacht voor het kernenbeleid. Het kernenbeleid omvat ook de -5-
Kernen tussen kassen ruimtelijke ordening, maar die is hier door de keuze van de twee thema’s buiten beschouwing gelaten.
2.3 Mijn Westland, Ons Westland en andere beleidsuitgangspunten De breedte van doelstellingen van de nota Mijn Westland, Ons Westland heeft gevolgen voor de andere beleidsuitgangspunten van de gemeente. Vrijwel elk ander beleidsstuk van de gemeente raakt de doelstellingen van Mijn Westland, Ons Westland. De nota wordt gezien als een aanvulling op het staande beleid dat in 2005 in de Greenportvisie is geformuleerd. Bovendien geeft de nota een nadere invulling van de eerder opgestelde detailhandelsvisie (2007), Ruimtelijke Ontwikkelingskaders (2007) en Woonvisie (2008). In latere stukken worden de centrale doelstellingen van Mijn Westland, Ons Westland voor zover relevant, overgenomen. Uiteraard is dat het geval in de Sociale Ontwikkelingskaders (SOK, 2011), maar ook in de Kadernota Kunst en Cultuur (2009), Welzijn in de kern (2010), Deelnota’s sportbeleid (2010), en het collegeprogramma 2010-2014 De route naar bouwen, binden en bereiken. Het meest recent zijn sporen van terug te vinden in het ontwerp Structuurvisie Westland 2020, perspectief 2040, dat nog aan de raad ter vaststelling moet worden aangeboden. Ook hier wordt de gemeente beschreven als een ‘vereniging van dorpen’.
figuur 2: Overzicht nota's en visiestukken
Daarmee kan Mijn Westland, Ons Westland naast de Greenportvisie gezien worden als een centraal onderdeel van de visie van de gemeente Westland (zie figuur 2).
In de nota Mijn Westland, Ons Westland worden de verantwoordelijkheden niet duidelijk belegd en wordt evenmin budget vrijgemaakt voor het realiseren van doelstellingen. Beide gebreken hebben te maken met het karakter van een visiestuk. Mijn Westland, Ons Westland geeft een richting of kader aan en dient binnen ander beleid verder te worden ontwikkeld.
-6-
Kernen tussen kassen Een visiestuk moet nader uitgewerkt worden. Hoewel overal wel lippendienst aan het kernenbeleid is terug te vinden, is onze indruk dat de nadruk met uitzondering van de Sociale Ontwikkelingskaders gefocused is op beleidsdomeinen en niet op kernen (zie figuur 3). Onderdelen ervan zijn uitgewerkt in de nota’s Kunst en Cultuur vanuit de Kern, Deelnota Sportbeleid en Welzijn in de Kern. Doordat deze nota’s vlak voor de verfiguur 3: Mogelijke focus gemeentelijke organisatie kiezingen van 2010 zijn vastgesteld, is het collegeprogramma 2010-2014 van doorslaggevend belang voor de implementatie van deze nota’s. De drie nota’s worden niet genoemd in het collegewerkprogramma. Mijn Westland, Ons Westland wordt wel opgenomen als prominente paragraaf. Hierdoor is de nota een van de drie speerpunten naast Greenport en eigentijdse dienstverlening.
2.4 De begroting, het jaarverslag en het kernenbeleid In de Programmabegroting en het Jaarverslag zijn de doelstellingen van Mijn Westland, Ons Westland op verschillende plaatsen terug te vinden. In de Programmabegroting 2014-2017 zijn onder de kop ‘thema’s en accenten’ thema’s opgenomen die verwijzen naar Mijn Westland, Ons Westland. Sociale cohesie is onder de kop ‘sociale kracht’ terug te vinden, het thema ontwikkeling is vertaald in ‘sterke Greenport’ en ‘aantrekkelijk Westland’ en de ‘eigentijdse dienstverlening’ kan gezien worden als vertaling van het thema de rol van de gemeente. Het onderwerp accommodaties kan worden teruggevonden onder ‘verbinden Westland’ en ‘sociale kracht’. De vraag is echter of aan de hand van deze informatie kan worden nagegaan welke middelen voor welke doelstellingen van Mijn Westland, Ons Westland worden ingezet. Mijn Westland, Ons Westland
Vertaling in Programmabegroting
Thema sociale cohesie
Thema ‘sociale kracht’
Thema ontwikkeling
Thema’s ‘sterke Greenport’ en ‘aantrekkelijk Westland’
Thema rol van de gemeente
Thema ‘eigentijdse dienstverlening’
Thema accommodaties
Thema’s ‘verbinden Westland’ en ‘sociale kracht’.
In het Beleidsbegrotingsdeel van de Programmabegroting 2014-2017 en in het Jaarverslag worden de genoemde thema’s benoemd bij verschillende onderdelen van de programmabegroting. Hier volgen twee voorbeelden die aangeven op welke wijze raadsleden inzicht kunnen krijgen in de doorwerking van Mijn Westland, Ons Westland in de begroting. Onder Programma A, Ruimtelijke Economische Ontwikkeling zijn bijvoorbeeld de twee thema’s terug te vinden: ‘Sterke Greenport’ en ‘Aantrekkelijk Westland’. Onder Aantrekke-7-
Kernen tussen kassen lijk Westland wordt onder meer verstaan dat Westland investeert in levendige en leefbare kernen. Hiervoor worden kaderstellende beleidsdocumenten in het vooruitzicht gesteld: de Nota Grondbeleid en het Meerjarenperspectief gebiedsontwikkeling. Ook wordt er een aantal kernen genoemd waar de kern geherstructureerd zal worden. Er worden echter geen bedragen aan gekoppeld. Onder Fysieke Leefomgeving vinden we eveneens het thema Aantrekkelijk Westland en daar wordt wel een extra budget gekoppeld om een viertal doelstellingen te realiseren. Het gaat hier om het verlagen van energiekosten van openbare verlichting, vaarrecreatieve voorzieningen, vervangen van de Oosterleese brug en riolering. Een tweede voorbeeld is te vinden in Programma C, Maatschappelijke Omgeving, waar het thema Sociale Kracht (dat wij lezen als sociale cohesie) wordt besproken. Hier wordt ervoor gekozen om een beroep te doen op de eigen kracht en verantwoordelijkheid van de inwoners van Westland. Er worden forse veranderingen gesignaleerd, maar het is lastig om na te gaan wat deze veranderingen zullen gaan betekenen voor de kwaliteit van de zorg en in welke kern cliënten en mantelzorgers overbelast dreigen te worden. Dat is begrijpelijk. Daar is de begroting op hoofdlijnen ook niet voor bedoeld. Het laat echter zien dat de begroting niet het instrument is om na te gaan of er voldoende middelen aan het beleid worden besteed en of deze middelen op de juiste wijze over de verschillende kernen worden verdeeld. Wat bovenstaande voorbeelden vooral laten zien dat een aantal schijven nodig zijn om de algemene beleidsdoelen zoals die in Mijn Westland, Ons Westland om te zetten in concrete activiteiten. Deze vertaalslag is niet direct terug te zien in de begroting en dus ook niet in de jaarrekening. Dit heeft te maken met de belangrijke eigenschap van de nota Mijn Westland, Ons Westland, dat het een visie is en geen programma waarin de andere activiteiten of maatregelen in de tijd worden uitgezet. De vertaling leidt tot verwatering.
2.5 Conclusies Op de eerste deelvraag of doelen ten aanzien van sociale cohesie en accommodaties onderdeel zijn van het beleid is een antwoord gegeven. De kunst van het juist gebruik van een visie is dat de hoofdlijn door alle opvolgende beleidsdocumenten wordt vastgehouden. Daarbij helpt het niet dat wat in 2009 sociale cohesie werd genoemd, in 2013 terug gezocht moet worden onder de term sociale kracht. Desalniettemin moet het succes van Mijn Westland, Ons Westland gezocht worden in de doelstellingen die in latere formulering van de streefdoelen steeds worden vastgehouden. De beleidsdoelstellingen zijn terug te vinden in opeenvolgende beleidsdocumenten, maar gezien het feit dat een vertaling en verschuiving onder verschillende koppen nodig is om de doelstellingen van Mijn Westland, Ons terug te vinden, moet geconcludeerd worden dat het controleren of doelstellingen van Mijn Westland, Ons Westland gehaald worden niet eenvoudig is of kortweg gezegd: onmogelijk is. Als de raad haar controlerende taak serieus neemt, moet ze ofwel de nota Mijn Westland, ons Westland verwijzen naar de analen van de geschie-
-8-
Kernen tussen kassen denis ofwel aan het college vragen om een navolgbare vertaling in de komende Programmabegroting. De doelen ten aanzien van sociale cohesie en het niveau van accommodaties zijn vertaald via de beleidsuitgangspunten in diverse navolgende beleidsdocumenten (zie figuur 2). De verantwoordelijkheden worden in de navolgende nota’s belegd. De focus van deze beleidsdocumenten is met uitzondering van de Sociale Ontwikkelingskaders het beleidsdomein en niet het kernenbeleid. Hierdoor raakt het kernenbeleid, ondanks lippendiensten in opvolgende nota’s ondergesneeuwd, doordat niet is aangegeven op welke wijze Mijn Westland, Ons Westland doorwerkt in de beleidskaders dan wel, waar bewust is afgeweken van doelstellingen van Mijn Westland, Ons Westland. De zesde deelvraag gaat over de toereikendheid van de budgetten voor het realiseren van de beleidsdoelen. De verbinding tussen beleidsuitgangspunten van Mijn Westland, Ons Westland en de programmabegroting en de jaarrekening is terug te vinden door de thema’s van deze twee documenten te volgen. Om dat te kunnen doen, moeten de strategische thema’s van Mijn Westland, Ons Westland vertaald worden in de begrippen die in de recente beleidstukken en begroting en jaarrekening worden gebruikt. Vervolgens blijkt dat deze thema’s in de programmabegroting en jaarrekening op verschillende plaatsen terug te vinden zijn. Dit is verklaarbaar, aangezien de nota Mijn Westland, Ons Westland als visiestuk op veel beleidsdomeinen ingrijpt. Bovendien wordt vrijwel elke maatregel die stoelt op Mijn Westland, Ons Westland via nadere, opvolgende nota’s vastgesteld. Hierdoor worden beleidsdoelen van Mijn Westland, Ons Westland stapje voor stapje uitgewerkt. Deze tussenstappen zijn lastig te volgen. De verbinding tussen de beleidsuitgangspunten van Mijn Westland, Ons Westland en de financiële paragraaf is mede door deze getrapte wijze van beleidsvorming, niet overzichtelijk. Hierdoor kan de vraag naar de toereikendheid van de budgetten en middelen niet binnen het bestek van dit onderzoek beantwoord worden. Wel kan bij de bespreking van de geselecteerde beleidsdomeinen in de volgende hoofdstukken blijken of de benodigde financiële middelen ontbreken.
-9-
Kernen tussen kassen
3
Van beleidsdoelen via veertig indicatoren tot vier cases
3.1 Beleidsdoelen en indicatoren De verbijzondering van beleidsdoelen, zoals tabel 1 is aangegeven, leidt tot de conclusie dat Mijn Westland, Ons Westland een breed scala van beleidsdomeinen bestrijkt. Alleen al het behoud van ontmoetingsplaatsen gaat over beleid ten aanzien van dorpshuizen, horeca, winkels, voorzieningen voor ouderen, speelvoorzieningen en woningbouw. Het beleidsdomein van Mijn Westland, Ons Westland omvat de volgende beleidsterreinen – en dit is een citaat: ‘onderwijs, arbeidsmarkt, welzijn, jeugd- en jongerenwerk, zorg, sociale zaken, cultuur(-historie), sport, integratie van minderheden, wonen, veiligheid, wijk- en buurtbeheer, recreatie en vrijetijdsbesteding, vrijwilligerswerk en mantelzorg, evenementen, ouderen- en gehandicaptenbeleid. Ook de gemeentelijke taken op het gebied van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) vallen eronder.’ De beleidsdoelen van Mijn Westland, Ons Westland kunnen worden vertaald naar veertig indicatoren (zie lijst indicatoren en beleidsdoelen op p. 55). Deze indicatoren zijn in de tekst van Mijn Westland, Ons Westland benoemd, maar ze zijn niet SMART2 omschreven. Ze zijn niet altijd even specifiek, zeker niet meetbaar maar wel acceptabel. Hierbij is het van belang op te merken dat de politieke actualiteit sinds 2009 aan verandering onderhevig kan zijn. Doordat de indicatoren niet specifiek zijn – hoeveel van welk type ontmoetingsplaatsen moeten er precies worden gerealiseerd – is niet vast te stellen of de indicatoren realistisch zijn. De visie Mijn Westland, Ons Westland beschrijft het streefbeeld tot 2020 en heeft daarmee een concreet tijdpad. Dat kan een verdedigbare keuze zijn. De nota Mijn Westland, Ons Westland is, zoals in de nota wordt gesteld, een sociaal-maatschappelijke visie die invulling geeft aan het element Vereniging van Dorpen. Een visie behoeft geen directe link te hebben met concreet toepasbaar beleid. De visie wordt gebruikt als leidraad voor het programma van maatregelen. Daarbij past dat het geschetste beleid niet volledig SMART is opgesteld, maar wel acceptabel (A van smart) is. Het gevaar bestaat dat door de formulering vaag te laten politieke keuzes vermeden worden.
3.2 De geselecteerde cases De keuze van de vier cases, woningbestand, accommodaties, winkelbestand en contacttussen gemeente en burgers, is gebaseerd op de grote verscheidenheid van de beleiddoelen en de invloed van de gemeente op het resultaat en effect van het beleid. Op één van de geselecteerde cases, de accommodaties, is de invloed die de gemeente kan hebben zeer groot. Ze is soms ei-
2
Specifiek, Meetbaar, Acceptabel en actueel, Realiseerbaar en Tijdgebonden.
- 10 -
Kernen tussen kassen genaar van de accommodatie en heeft in andere gevallen veel invloed als subsidiegever van zowel accommodaties als van gebruikers van accommodaties. Op de tweede geselecteerde case, het woningdomein, is de gemeente beperkt invloedrijk, maar kan ze door middel van het bestemmingsplanbeleid nog behoorlijk invloed hebben op het al dan niet halen van doelstellingen. De derde case is het winkeldomein. Op het domein van winkelen is de invloed nog beperkter, zeker nu het niet langer gaat om het vergroten van het winkelareaal, maar om de daling in goede banen te leiden. De vierde case die hier besproken wordt, de rol van de gemeente, haakt op een andere wijze aan op Mijn Westland, Ons Westland. Veel van de doelstellingen uit de nota kunnen niet (alleen) door activiteiten van de gemeente naderbij worden gebracht, maar zullen door maatschappelijke partners naderbij moeten worden gebracht. De taak die de overheid zich dan in de regel toe-eigent is die van regisseur. Een regisseur is echter geen veldspeler, maar iemand die de spelers beter moet laten spelen. De taak van regisseur is daardoor afhankelijk van de mate waarin hij serieus wordt genomen door de spelers. Als de overheid geen (grote) financiële bijdragen kan of wil leveren aan het behalen van doelstellingen, is de overheid afhankelijk van haar rol als wetgever: ze kan bepaalde ontwikkelingen tegenhouden of faciliteren door snel regelingen of bestemmingsplannen aan te passen, en ze kan het gesprek tussen maatschappelijke partners op gang brengen. Dat laatste wordt ook wel schakelen genoemd. Omdat de gemeente voor het bereiken van haar doelen afhankelijk is van maatschappelijke partners is de kans op het succesvol uitvoeren van de rol van regisseur sterk afhankelijk van de erkenning door maatschappelijke partners. Om de rol goed uit te voeren, moet er sprake zijn van prettig contact. De gemeente moet gezaghebbend zijn. De gemeente in haar rol van regisseur kan niet, zoals in de toneelwereld wel eens het geval is, bepaalde spelers een bijrol geven of vervangen, maar moet altijd door met de beschikbare spelers. Een gemeente kan geen andere burgers nemen. Dat is de reden dat hier de contacten van de overheid met maatschappelijke partners en burgers nader wordt onderzocht. Overigens blijkt ook dit aan te sluiten bij indicatoren die in Mijn Westland, Ons Westland geformuleerd zijn. 3.2.1 Winkelbestand Het winkelbestand kan een aantal beleidsdoelen dienen. Het winkelbestand kan ten behoeve van de sociale cohesie ontmoetingsplaatsen bieden (indicator 1).3 Daarnaast zijn winkels voor de ontwikkeling van belang doordat ze het vestigingsklimaat voor aanbod van recreatieve winkels bevorderen (indicator 16), terwijl voldoende basisvoorzieningen in winkelaanbod (indicatoren 19 en 20) van belang zijn voor de kwaliteit van kleinere kernen. Het winkelaanbod moet bovendien passen bij de doelstelling ofwel van een kleine kern, ofwel van een kleinsteedse kern (indicator 21). Dit hangt samen met de spreiding en concentratie van accommodaties (indicator 26).
3
Indicatoren zijn te vinden in de tabel die begint op bladzijde 55.
- 11 -
Kernen tussen kassen 3.2.2 Accommodaties & voorzieningen In het accommodatiebeleid heeft de gemeente meer middelen om haar doelstellingen te bereiken. Contacten met bijvoorbeeld de scholen, de grote verenigingen, de welzijnsorganisatie en de zorginstellingen zijn structureel. Soms is er sprake van invloed via financiële middelen en in andere gevallen kan door overleg gezamenlijk beleid ontwikkeld worden. Instellingen kunnen worden ondersteund met subsidies of hulp bij het vinden van (betaalbare) accommodaties. Het accommodatiebeleid raakt diverse beleidsterreinen en moet dus aan diverse indicatoren tegemoet komen. Het gaat hier bij het thema sociale cohesie om het creëren van ontmoetingsplaatsen (indicator 1), aanbod van zorginstellingen (indicator 3) en de kans om te participeren via verenigingen (indicator 5). Bij het thema ontwikkeling gaat het om het aanbod van voorzieningen in kunst, cultuur en topsport (indicator 15) en het welzijnsbeleid (indicator 17). Onder het thema accommodaties tenslotte zijn indicatoren te vinden voor bepaalde basisvoorzieningen per kern, zoals een basisschool (indicator 18), voorzieningen zoals bibliotheek en sportvoorzieningen (indicator 22) en voorzieningen voor respectievelijk ouderen, jeugd en kinderen onder twaalf jaar (indicatoren 23, 24 en 25). Ten aanzien van het spreiding- en concentratiebeleid gaat het over het aantal bovenkernse voorzieningen, zoals zwembaden, musea en sport (indicatoren 28, 29 en 30). 3.2.3 Woningbeleid Ook het woningbeleid raakt meerdere beleidsdoelen. Enerzijds wordt gestreefd naar een woningaanbod dat past bij de behoefte van de Westlander (indicator 2), wat in lijn is met het bevorderen van de sociale cohesie en de beleidsdoelstelling ontmoeting. Daarnaast wordt het woningbeleid ingezet om de gemeente te ontwikkelen door een woningaanbod te bieden aan nieuwe groepen (indicator 14). 3.2.4 Prettig contact met de gemeente Dwars op deze thema’s is ervoor gekozen om de wijze waarop de gemeente contact onderhoudt met haar burgers in dit rekenkameronderzoek te betrekken. De wijze waarop de gemeente burgers tegemoet treedt, heeft direct te maken met alle aspecten van de rol van de gemeente in het kernenbeleid. Centraal in het kernenbeleid is het gebruik maken van de kracht van de kernen. Als de gemeente hierop invloed wil uitoefenen, is ze afhankelijk van de inzet van inwoners van deze kernen. Dit betekent dat de gemeente alleen invloed kan uitoefenen als ze prettig contact heeft met de inwoners van deze kernen. De inwoners moeten immers bereid zijn vrijwillig mee te werken aan het behalen van doelstellingen van de gemeente en omgekeerd, als inwoners een initiatief nemen, kan de gemeente bijsturen door het initiatief al dan niet te stimuleren, faciliteren, accommoderen of het verlenen van eventueel benodigde vergunningen. Overigens wil dat niet zeggen dat vrijwilligers altijd de gemeente nodig hebben. Op veel plaatsen doen vrijwilligers werk voor - 12 -
Kernen tussen kassen hun gemeenschap buiten de gemeente om. Maar ook dan kan de wijze waarop het contact tussen overheid en burger verloopt, invloed hebben op de inzet die vrijwilligers bereid zijn voor de gemeenschap te leveren. Het thema prettig contact heeft op het thema sociale cohesie te maken met de wijze waarop de burgers ervaren dat de overheid hun bijdrage waardeert (indicator 4). De overige indicatoren zijn te vinden onder het thema rol van de gemeente. Hier gaat het om de vraag of de overheid zich niet overmatig bemoeit met het functioneren van maatschappelijke instellengen (indicator 34). Daarnaast is de gemeente stimulerend door samen te werken met maatschappelijke instellingen (indicator 35) en zijn burgers tevreden over de wijze waarop de gemeente met hen communiceert (indicator 36). De gemeente bevordert actief burgerschap (indicator 37) en streeft naar interactieve beleidsontwikkeling en beleidsuitvoering (indicator 38). Tenslotte probeert de gemeente beleid aan te passen aan initiatieven en de identiteit van kernen (indicator 39) en probeert ze partijen binnen kernen bij elkaar te brengen (indicator 40).
3.3 Karakterisering van de kernen Het bovenstaande maakt duidelijk dat bij het oppakken van een bepaald beleidsterrein of thema een scala aan indicatoren een rol spelen, die niet SMART zijn benoemd. Om de beschrijving van de cases te structureren zal in de hoofdstukken 4 tot en met 7 de verzameling indicatoren vertaald worden naar meetbare eenheden. In de hoofdstukken 4 (winkelbestand) en 6 (woningaanbod) worden de indicatoren verdeeld over verschillende niveaus. Deze niveaus sluiten aan bij de typeringen uit Mijn Westland, Ons Westland. tabel 2: Typering kernen
Kort omschrijving
Rd Ruimdorps
Kernen met minder dan 10.000 inwoners
Cd Compactdorps
Kernen met meer dan 10.000 inwoners zonder centrumfunctie voor de gemeente
Kc Kleinstedelijk met centrumfunctie
Kern met meer dan 10.000 inwoners met centrumfunctie voor de gemeente Westland
Kernen Heenweg Honselersdijk Kwintsheul Maasdijk Poeldijk Ter Heijde ’s Gravenzande De Lier Monster Wateringen Naaldwijk
Inwoners 614 7.386 3.604 4.030 5.941 612 19.394 11.924 13.782 13.957 18.050
In Mijn Westland, Ons Westland worden de elf kernen in drie typen verdeeld. Dit zijn de ruimdorpse kernen (Rd), de compactdorpse kernen (Cd) en de kleinsteedse of kleinstedelijke kernen. Bij die laatste wordt onderscheid gemaakt tussen kleinstedelijk zonder en kleinstedelijk met centrumfunctie. In de hoofdstukken 4 en 5 zal blijken dat voor elk type kern een andere doelstelling wordt gekozen. Dat is de reden dat deze driedeling hier wordt overgenomen.
- 13 -
Kernen tussen kassen De verdeling van de elf kernen over de drie typen zullen we hier op één punt aanpassen. Wateringen werd in Mijn Westland Ons Westland als kleinstedelijk zonder centrumfunctie benoemd, maar zullen wij hier opvatten als compactdorps. De keuze van Wateringen als kleinstedelijk heeft waarschijnlijk eerder te maken met de ligging nabij Den Haag, dan met het gewenste niveau van de accommodaties en de kwaliteit van het winkelbestand. De typering compactdorps voor Wateringen past misschien minder goed bij de dichtheid van de bebouwing in deze kern, maar wel bij het gewenste niveau van accommodaties en winkelbestand. Er wordt hier gekozen om de positie van Naaldwijk als centrumplaats te verbijzonderen, door deze kern als kleinstedelijk met centrumfunctie (Kc) te benoemen.
- 14 -
Kernen tussen kassen
4
Winkelbestand
4.1 Indicatoren Bij het doornemen van de beleidsdoelstellingen van Mijn Westland, Ons Westland, blijkt de kwaliteit van het winkelbestand van belang voor het bereiken van een aantal van die doelstellingen. Het winkelbestand raakt beide dimensies van de hoofddoelstelling van Mijn Westland, Ons Westland. De kwaliteit van het winkelbestand moet het bereiken van de doelstelling van een gemeente met allure bevorderen, maar ook de eigenheid van de elf kernen bevorderen. Hieronder wordt bij de doelstellingen een aantal indicatoren geformuleerd aan de hand waarvan het succes van het beleid kan worden afgemeten. In Mijn Westland, Ons Westland worden buurtwinkels benoemd als een belangrijke ontmoetingsplaats (indicator 1).4 Om mensen te binden aan een kern is er minimaal een winkel voor dagelijkse boodschappen nodig (indicator 19a). Hiermee wordt het behoud van winkels voor dagelijkse boodschappen zowel aan de ontmoeting als aan het spreidingsbeleid gekoppeld. Voor de identiteit van de gemeente Westland wordt een hart van de gemeente, waarschijnlijk wordt hier Naaldwijk bedoeld, van belang geacht. Om deze doelstelling naderbij te brengen, wordt een winkelaanbod waar recreatief winkelen mogelijk is noodzakelijk geacht (indicatoren 16 en 19b). Dit is in Mijn Westland, Ons Westland te vinden binnen het thema sociale cohesie onder de beleidsdoelen trots en het vestigingsklimaat. In de compactdorpse kernen streeft de gemeente naar een hart van de kern door concentratie van basisvoorzieningen. Het gaat hier om de versterking van een hart voor deze kernen (indicator 26). In tabel 3 zijn de doelstellingen kort verwoord. Hiermee zijn weliswaar doelen per kern vastgelegd, maar de omschrijving van de doelen is niet eenduidig of verbonden aan een tijdpad. Een lezer kan zich goed voorstellen wat met dagelijkse boodschappen wordt bedoeld, maar er zijn verschillende wijzen denkbaar waarop men het hart van een kern kan versterken. Ook is het onderscheid tussen de doelstelling het hart versterken en het versterken van het recreatief aanbod niet eenduidig.
4.2 Streefbeeld Om tot bruikbare indicatoren te komen, worden hier drie indicatoren vertaald in meetbare eenheden. Daartoe is gebruik gemaakt van een onderzoeksrapport Dagelijks Aan Bod5 dat eerder door de gemeenteraad is vastgesteld. In het onderzoek Dagelijks Aan Bod is een over-
4 5
De genummerde indicatoren zijn terug te vinden op p. 53. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de Gemeente Westland (I&O, 2012, p. 19).
- 15 -
Kernen tussen kassen zicht van het winkelbestand opgenomen. Dit rapport beperkt zich tot het winkelareaal dat concurreert met supermarkten. Het is mogelijk aan de hand hiervan een driedeling te maken. Als een kern een supermarkt heeft, is er een winkel om dagelijkse boodschappen te halen. Om het hart van een kern te versterken is een aantal winkels nodig buiten het luxeaanbod. Het gaat hier om winkels die niet gericht zijn op recreatief winkelen en die bovendien de eigenschap hebben dat ze voornamelijk bezocht worden door inwoners uit de kern waar de winkel is gevestigd. In het I&O rapport zijn dit: de groente- en fruithandel, de bakker, de slager, de poelier, de vishandel, de slijter, de tabakswinkel, de apotheek en de drogist (groep I). Recreatief winkelen wordt gedefinieerd als een activiteit langer dan een uur waarbij de hoofdactiviteit winkelen voor plezier is. Als we ervan uitgaan dat winkelen voor behoefte ongelijk is aan winkelen voor plezier, dan is recreatief winkelen gericht op goederen die men niet strikt nodig heeft. Voor recreatief winkelen zijn winkels uit de groep chocolade speciaalzaken, kaaswinkels, notenwinkels, reformwinkels, parfumerie en haarproducten gewenst (groep II). tabel 3: Type kernen en doelstelling Ruimdorps Compactdorps Kleinstedelijk met centrumfunctie
Doelstelling winkelbestand
Indicator: minimaal
Dagelijkse boodschappen Hart kern versterken Recreatief aanbod
1 supermarkt 10 groep I winkels 10 groep II winkels
Dit streefbeeld kan naar de verschillende kernen vertaald worden door gebruik te maken van de karakterisering van de kernen zoals te vinden is in paragraaf 3.3.
4.3 Trend Het hierboven aangehaalde rapport biedt ook inzicht in de trend in het winkelbestand in de vijf voormalige gemeenten. In tabel 4 worden cijfers gepresenteerd met het aantal winkels en het oppervlak van de winkels per voormalige gemeente. Hierin zijn winkels met aanbod voor dagelijkse en voor niet-dagelijkse boodschappen bij elkaar opgeteld. tabel 4: Ontwikkeling winkelbestand6 s Gravenzande De Lier Monster Naaldwijk Wateringen
Aantal winkels 2004 2011 101 90 56 52 102 90 235 226 81 101
Trend -12% -8% -13% -4% 20%
Winkeloppervlak in m2 2004 2011 Trend 25.380 30.710 17% 13.720 12.500 -10% 17.450 19.360 10% 58.750 68.540 14% 26.470 30.910 14%
Oppervlak per winkel in m2 2004 2011 Trend 251,3 341,2 26% 245,0 240,4 -2% 171,1 215,1 20% 250,0 303,3 18% 326,8 306,0 -7%
Uit deze gegevens blijkt dat het aantal winkels, met uitzondering van de kernen Wateringen en Kwintsheul (voormalige gemeente Wateringen), is afgenomen. Het aantal winkels in de
6
Bron: I&O (2012, p. 15). In dit rapport wordt een beperkt aantal kernen beschreven.
- 16 -
Kernen tussen kassen hele gemeente Westland loopt terug. Als we terugkeren naar de doelstelling van Mijn Westland, Ons Westland, is dat een weinig verheugende ontwikkeling. De doelstelling is daar immers dat door ontmoetingen in winkels de sociale cohesie zou worden bevorderd. Dit zal eerder gebeuren in kleine winkels, dan in een winkel die ook bezoekers van buiten de kern trekt. De toename van het winkeloppervlak en aantal m2 per winkel in sommige kernen blijken bij nader onderzoek dan ook geen positieve indicatoren te zijn. In Monster werd in deze periode de Hoogvliet supermarkt uitgebreid die zich met zijn parkeergarage mede richt op klanten uit omliggende dorpen. De uitbreiding van het oppervlak in Naaldwijk is te danken aan de uitbreiding van de woonboulevard, een type winkels dat niet sterk uitmunt in het bevorderen van regelmatige contacten tussen inwoners van een kern. Uit onderzoek (I&O, 2012) blijkt bovendien dat er plannen zijn om het aantal supermarkten te doen groeien. In Naaldwijk wordt overwogen de vestiging van een megasupermarkt toe te laten. Daarnaast zijn twee nieuwe supermarkten gepland in ’s-Gravenzande, herbouw van een supermarkt in Kwintsheul en overwegen zeven supermarkten uitbreiding. Deze trend zal leiden tot een versterking van de trend die in tabel 4 al zichtbaar is: toename van het winkeloppervlak per winkel en afname van het aantal winkels. Dit leidt tot een verschraling van het aanbod, aangezien het marktaandeel van de kleinere specialist onder druk komt te staan. De verschraling van het aanbod is tot op heden vertraagd doorgegaan doordat de ontwikkelingen in zowel ’s-Gravenzande als in Kwintsheul vooralsnog niet plaatsgevonden hebben. De maatschappelijke trend in het winkelbestand is daarmee niet in lijn met de doelstelling om winkels in kleinere kernen te behouden. Gezien de versnelde ontwikkeling van winkelen via internet kan daar het advies aan toegevoegd worden, dat de gemeente met spoed dient te heroverwegen welke ontwikkelingen ze van internetwinkelen verwacht en welk detailhandelsbeleid daarbij past. Er wordt verwacht dat winkelen via internet zal leiden tot een afname van de behoefte aan winkeloppervlak van 30% van het huidige oppervlak.7 Overigens moet opgemerkt worden dat de gemeente geen winkels vestigt. De gemeente is voor het bereiken van haar doelstellingen afhankelijk van de behoeften van inwoners en de inzet van marktpartijen. De rol van de gemeente is hierbij vooral uitnodigend en begeleidend. Maar de gemeente kan ook ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen tegengaan door heldere eisen te formuleren in de centrumplannen. De gemeente kan partijen uitnodigen bepaalde ontwikkelingen te starten en kan helpen om deze ontwikkelingen zo goed en zo snel mogelijk in te passen in reeds bestaande situaties.
7
Cor Molenaar, auteur van Red de Winkel; http://www.youtube.com/watch?v=O5dXAQ_vhpc, 28‐1‐2013.
- 17 -
Kernen tussen kassen
4.4 Stand van zaken Afgezien van de kernen onder de 600 inwoners voldoet het winkelaanbod in alle kernen aan het voorgestelde streefniveau (zie tabel 5). In de tabel is het aantal winkels van een bepaald type per kern geteld en vervolgens met een + of een – aangegeven of daarmee de doelstelling voor de betreffende kern gehaald is. In de laatste kolom is bovendien aangegeven welk rapportcijfer respondenten geven voor de kwaliteit van het winkelbestand in de kern. Bij dit cijfer gaat het om een aspect van klantwaardering. tabel 5: Doelbereiking winkelbestand ‘s-Gravenzande De Lier Heenweg Honselersdijk Kwintsheul Maasdijk Monster Naaldwijk Poeldijk Ter Heijde Wateringen
Doelstelling
Niveau8 en doelbereiking per doelstelling Supermarkt
Versterken 10 Versterken 10 Supermarkt 1 Supermarkt 1 Supermarkt 1 Supermarkt 1 Versterken 10 Recreatief 10 Supermarkt 1 Supermarkt 1 Versterken 10
>= >= >= >= >= >= >= >= >= >= >=
Versterken hart
Recreatief aanbod
Beleving kwaliteit winkelaanbod door respondenten9
5
+
15
+
4
5,7
2
+
14
+
0
5,8
0
-
0
0
-
1
+
7
0
4,4
1
+
1
0
3,6
1
+
8
0
6,6
4
+
13
2
6,1
2
+
21
1
+
7
0
4,4
0
-
0
0
-
2
+
15
2
6,9
+
+
10
+
7,4
Dat Ter Heijde en Heenweg niet over een supermarkt beschikken is, gezien het inwonertal van deze kernen, niet zo bijzonder. Een supermarkt zou alleen kunnen overleven met klanten uit andere kernen. Van deze twee kernen mag daarom redelijkerwijs in het huidig tijdsgewricht niet meer worden verwacht dat hier een supermarkt wordt gevestigd. In de Detailhandelstructuurvisie worden in tegenstelling tot Mijn Westland, Ons Westland, deze twee kernen overigens niet besproken. We gaan er daarom van uit dat de doelen voor deze twee kernen wat optimistisch zijn benoemd. Hoewel dit niet tot uiting komt in Mijn Westland, Ons Westland en niet in lijn is met de initiële belofte van het kernenbeleid is het niet realistisch om voor kernen van deze omvang gelijke doelen te stellen.
8 9
Bron: (I&O, 2012, p. 19). Bron: enquête die voor dit onderzoek is afgenomen. Waar n<5 zijn de gegevens weggelaten.
- 18 -
Kernen tussen kassen Kwintsheul beschikt over een tijdelijke buurtsuper. Deze is geopend binnen een jaar na de brand, die een einde maakte aan de bestaande supermarkt. De voortgang van het centrumplan dat beoogt deze te vervangen door een permanente supermarkt is zo ver, dat verwacht wordt dat deze nieuwe supermarkt in 2015 gerealiseerd zal zijn. Het hiervoor benodigde bestemmingsplan is vastgesteld in 2013. Naaldwijk haalt nipt het streefbeeld van het recreatief aanbod (10 groep II winkels). Het gevoel dat dit zorgwekkend zou zijn, wordt niet gedeeld door de respondenten van onze enquête, die de winkelvoorzieningen in deze kern met een ruime voldoende waarderen (zie laatste kolom tabel 5). Dit gegeven wordt ook bevestigd in het I&O onderzoek in 2012, waar de rapportcijfers voor het winkelcentrum van Naaldwijk hoger waren dan in onze enquête: 8,1 voor compleetheid en sfeer en uitstraling en een 7,9 voor daghoreca. Dit zijn de hoogste cijfers die I&O in de gemeente Westland heeft gemeten. Uit de gegevens van de enquête blijkt echter dat een aantal kernen op het gebied van winkelaanbod door de respondenten gemiddeld met een forse onvoldoende wordt beoordeeld. Het gaat hier om Honselersdijk (4,4) en Poeldijk (4,4). Dit zijn beide ruimdorpse kernen. Maasdijk is daarmee het enige ruimdorpse kern dat voldoende scoort. tabel 6: Detailhandel Nederland Westland Wijk 01 Naaldwijk Wijk 02 Honselersdijk Wijk 03 Maasdijk Wijk 04 's‐Gravenzande Heenweg Wijk 05 Monster Wijk 06 Wateringen Wijk 07 De Lier Wijk 08 Kwintsheul Wijk 09 Poeldijk Wijk 10 Ter Heijde
Afstand in km in 2012 Grote supermarkt 0,9 0,9 0,9 0,8 0,8 0,9 2,9 0,6 0,8 1,0 2,2 0,7 1,1
Overige dagelijkse levens‐ middelen 0,8 0,7 0,6 0,7 0,6 0,7 2,5 0,8 0,7 0,7 0,6 0,6 1,0
Warenhuis 2,7 1,9 1,0 2,8 3,7 1,1 2,7 3,7 0,9 1,0 2,4 4,2 3,9
© Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 25‐11‐2013
In tabel 6 is te zien, dat de Westlander gemiddeld redelijk nabij detailhandel woont. Als we ervan uitgaan dat kernen als Heenweg en Ter Heijde te klein zijn voor een grote supermarkt, blijkt dat alleen Kwintsheul onderbedeeld is. Hier zijn concrete plannen voor het ontwikkelen van een supermarkt. Verwacht mag worden dat zodra deze is gerealiseerd deze
- 19 -
Kernen tussen kassen kern ook op of onder het Nederlands gemiddelde gaat scoren.10 Voor de overige dagelijkse levensmiddelen wordt goed gescoord en dat geldt eveneens voor de warenhuizen. Hoewel inwoners uit kernen als Poeldijk, Maasdijk, Honselersdijk, Ter Heijde en Monster verder van een warenhuis liggen dan het landelijk gemiddelde, is het gemiddelde voor de gehele gemeente beter dan het landelijk gemiddelde. Dit is te danken aan de gevestigde warenhuizen in de kernen Naaldwijk, ’s-Gravenzande, De Lier en Wateringen. De komst van een Hema in Monster in 2013 zal tot gevolg hebben gehad, dat de inwoners van Ter Heijde en Monster nu wel een warenhuis op geringere afstand dan het landelijk gemiddelde. In figuur 4 worden de beoordelingsgegevens van tabel 5 met de afstanden van tabel 6 gecombineerd. Verwacht mag worden dat kernen die een grotere afstand tot bepaalde typen winkels hebben lager scoren dan kernen waarvan de inwoners gemiddeld op geringere afstand van dezelfde typen wonen. In figuur 4 is een dergelijk verband te vinden. Als een bepaalde kern sterk positief scoort ten opzichte van de trendlijn (rechte lijn), zoals het geval is bij Naaldwijk en Maasfiguur 4: Gemiddelde afstand tot winkeltypen en beoordeling winkelkwaliteit per dijk, zijn de inwoners kern (n >= 5 per kern) van die kern meer positief dan verwacht zou mogen worden aan de hand van de gemiddelde afstand tot de drie winkeltypen. Als ze ver onder de lijn liggen, zoals bij Honselersdijk en Kwintsheul het geval is, zijn de inwoners meer ontevreden dan verwacht zou mogen worden op grond van de gemiddelde afstand tot die voorzieningen.
10
Het exacte cijfers is afhankelijk van de gemiddelde afstand de inwoners van Kwintsheul wonen vanaf de dan geo‐ pende supermarkt en is op grond van beschikbare gegevens niet vast te stellen.
- 20 -
Kernen tussen kassen In ’s-Gravenzande, De Lier, Monster en Kwintsheul zijn centrumplannen in ontwikkeling. Dit sluit aan bij de positie in figuur 4 voor deze kernen. Monster staat er positief voor, maar dit is ook de enige kern waar al een deel van het centrumplan gerealiseerd is. Ook zal de gemiddelde afstand in Monster door eerder genoemde de opening van de Hema in 2013 zo zeer zijn gedaald dat de positie bijna op de trendlijn komt te liggen. Ook het winkelcentrum Maasdijk is recent vernieuwd. In Honselersdijk is een ruimtelijke verkenning van het centrumgebied gestart. Dit gebeurt in samenwerking met de protestantse gemeente Honselersdijk, PCPOW, AH Koornneef, Vitis welzijn en Stichting Kwest. Gezien de positie in figuur 4 lijkt het goed om dit onderzoek voortvarend aan te pakken. De doorlooptijd van de ontwikkeling van centrumplannen wordt als zeer traag ervaren. In het bijzonder kampt de totstandkoming van de centrumplannen van Kwintsheul en ’sGravenzande naar beleving van burgers met vertraging. Dit gevoel is zeker terecht in ’sGravenzande, aangezien de gemeente daar herhaaldelijk de door haarzelf gestelde deadlines niet haalt. Zo werd in 2009 in een nieuwsbrief gesproken over een oplevering in 2013, terwijl in de nieuwsbrief van maart 2011 beloofd wordt dat het bestemmingsplan in 2011 nog zal worden vastgesteld. De vaststelling van het bestemmingsplan heeft in september 2013 plaatsgevonden. De voortgang in Kwintsheul lijkt vooralsnog minder te zijn vertraagd, hoewel van de gemeente verwacht mag worden, dat ze op de hoogte is van het fenomeen dat burgers een veel korter tijdsverloop verwachten dan een gemeente normaliter kan waarmaken. De gemeente is immers ook weer afhankelijk van meerdere partijen. Door het afbranden van de supermarkt te benutten als startpunt van het centrumplan, wordt de supermarkt niet direct herbouwd, maar moeten meerdere partijen akkoord gaan met het meer ambitieuze plan. Dit leidt uiteraard tot vertraging. Desalniettemin is ook hier het bestemmingsplan sinds 2 oktober 2013 onherroepelijk.
4.5 Samenvatting van bevindingen en conclusies Het winkelbestand in alle kernen van de gemeente Westland voldoet aan de minimumeisen van de indicatoren die gebaseerd zijn op het onderzoek van I&O. Op de kernen Heenweg en Ter Heijde na, beschikken alle kernen over winkels (voldoet aan indicator 1) waar tenminste de dagelijkse boodschappen gehaald kunnen worden (indicator 19a). De compactdorpse kernen beschikken over de basisvoorzieningen (indicator 26) en het recreatieve aanbod is aanwezig in Naaldwijk (indicatoren 16 en 19b). Het oordeel van respondenten over de kwaliteit van de winkels in de ruimdorpse kernen is laag. Dit wordt geïllustreerd met figuur 4. In de meeste kernen die in deze figuur onder de trendlijn vallen, wordt gewerkt aan oplossingen met behulp van zogeheten centrumplannen. Dit wijst op een goede responsiviteit van de gemeente Westland. Honselersdijk en Poeldijk zijn hierop de uitzonderingen. In Honselersdijk is wel een onderzoek gestart met een aantal - 21 -
Kernen tussen kassen betrokken partijen of er herontwikkelingsmogelijkheden zijn. De gegevens wijzen erop, dat het goed is om een vergelijkbaar onderzoek te starten in Poeldijk. In de tweede helft van 2013 zou er duidelijkheid komen welke locaties er daadwerkelijk herontwikkeld gaan worden. Deze streefdatum is niet gehaald. De trend dat consumenten hun inkopen vaker via internet zullen gaan doen, zal hoogstwaarschijnlijk leiden tot een verdere afname van het winkeloppervlak. De doelstellingen van Mijn Westland, Ons Westland worden daarmee nog minder realiseerbaar. Daarnaast is een tendens zichtbaar dat het winkeloppervlak per winkel groeit (tabel 4), terwijl er tegelijkertijd een afname is van winkels. Dit leidt tot een afname van de diversiteit van het winkelaanbod. De gemeente zal, om leegstand te voorkomen, rekening moeten houden met een krimpende bezetting in het winkelareaal. De doelstelling sociale cohesie wordt lastiger om te behalen via het winkelaanbod.
- 22 -
Kernen tussen kassen
5
Accommodaties en voorzieningen
5.1 Indicatoren Een accommodatie is volgens Mijn Westland, Ons Westland een gebouw, een gedeelte van een gebouw of een terrein. Het kan daarbij gaan om maatschappelijke accommodatie en om accommodaties, zoals winkels, die een commercieel karakter hebben. Dit hoofdstuk gaat over de maatschappelijke accommodaties op het gebied van sport, scholen, maatschappelijk werk en cultuur. Er is gekozen om maatschappelijke accommodaties op het gebied van kinderopvang, levensbeschouwing, sociale activering en recreatie buiten beschouwing te laten. Het bleek problematisch om hierover voldoende bruikbare data te vinden. De gemeente hecht volgens Mijn Westland, Ons Westland veel waarde aan een grote verscheidenheid aan accommodaties en voorzieningen vanwege de ontmoetingsfunctie en het behoud van minimale basisvoorzieningen (indicatoren 1, 3, 5, 17, 18, 22, 23, 24 en 25).11 Indicatoren 1 en 3 gaan over ontmoetingsplaatsen en zorginstellingen. Indicator 5 gaat over verenigingen. Het indicator 17 gaat over welzijnsvoorzieningen en 18 over het aanbod van huisartsen en basisscholen. De indicatoren 22 tot en met 25 zien toe op aantallen accommodaties en de beleving van de kwaliteit van voorzieningen voor ouderen, jongeren en kwetsbare burgers. Daarnaast zijn accommodaties van belang voor de aantrekkelijkheid van het vestigingsklimaat en dan wordt gedacht aan accommodaties die gericht zijn op bovenkernse activiteiten voor kunst, cultuur (indicator 25) en topsport (indicator 28).
5.2 Streefbeeld Het streefbeeld is in Mijn Westland, Ons Westland zeer ruim omschreven: “De gemeente streeft naar een voorzieningenniveau van goede kwaliteit, dat ons helpt een ontwikkelingsslag te maken”. De gemeente heeft in Mijn Westland, Ons Westland geen indicatoren vastgelegd. Om toch tot bruikbare indicatoren te komen, wordt uitgegaan van de hierboven genoemde indicatoren en die te vertalen naar de verschillende type kernen (zie tabel 7), waarbij gebruik gemaakt wordt van de typering uit paragraaf 3.3. In een ruimdorpse kern moet er tenminste een dorpshuis zijn. Hier kunnen kaartavonden plaatsvinden of kan een amateurvereniging optreden. Bij compactdorpse kernen moet er bovendien sprake zijn van sportaccommodaties, een lagere school en een bibliotheek. De kleinstedelijke kern met centrumfunctie moet vervolgens bovendien beschikken over een recreatief aanbod dat bestaat uit een podium voor optredens van professionele culturele organisaties, een HBO-opleiding en topsportaccommodaties.
11
De genummerde indicatoren zijn terug te vinden op p. 53..
- 23 -
Kernen tussen kassen
tabel 7: Typering kernen en uitwerking doelstelling Ruimdorps Compactdorps Kleinstedelijk met centrumfunctie
Minimale doelstelling accommodaties Gelegenheid optreden amateurvereniging (dorpshuis) Sport, lagere school, bibliotheek Podium optreden professionele culturele organisatie, HBOopleiding en topsportaccommodaties
5.3 Trend Er is voor dit onderzoek geen overzicht van alle accommodaties beschikbaar, maar van een aantal accommodatietypen is uit eerder onderzoek bekend hoeveel er in de gemeente waren gevestigd. Het aantal sporthallen en zwembaden in de voormalige gemeenten die samen Westland vormden, was respectievelijk acht en vijf. tabel 8: Ontwikkeling accommodaties (Fraanje, et al., 2008) Professioneel podium (De Naald) Sporthallen Zwembaden
2001
2007
2013
1 8 5
1 8 5
1 8 5
Bij deze drie accommodaties is geen verloop geweest. Op moment van schrijven wordt door de gemeente echter onderzocht om het aantal zwembaden terug te brengen van vijf naar drie of twee zwembaden. Hoewel tabel 8 de indruk zou kunnen wekken dat het voorzieningenniveau stabiel is, is de kans groot dat de cijfers de komende jaren naar beneden zullen worden bijgesteld. Er wordt onderzocht of het aantal zwembaden teruggebracht kan worden van vijf naar drie of zelfs twee. Dit is een gevolg van het beëindigen van de subsidie voor schoolzwemmen, die de benutting van deze accommodaties sterk deed dalen. Uit interviews bleek dat er wel verandering is in accommodaties op het gebied van kinderopvang en in mindere mate op het gebied van lagere scholen. Beide zijn afhankelijk van het aantal kinderen dat in de gemeente wordt geboren en opgroeit, terwijl het aantal kinderopvangaccommodaties bovendien sterk fluctueert als gevolg van wisselend Rijksbeleid. Dat laatste heeft tot een sterke teruggang geleid.
5.4 Stand van zaken Het niveau van de indicatoren is te zien in tabel 9. Hieruit blijkt dat op dit moment in bijna alle kernen de hier gedefinieerde doelstellingen worden gehaald. Uitzonderingen zijn Heenweg en Ter Heijde, maar zelfs die halen een deel van de doelstelling. De “stedelijke” ambities voor Naaldwijk zijn nog niet gerealiseerd.
- 24 -
Kernen tussen kassen
tabel 9: Typering doelstelling accommodaties
‘s-Gravenzande De Lier
Doel
Sport, lagere school, bibliotheek Sport, lagere school, bibliotheek
Heenweg
Zaal, dorpshuis
Honselersdijk Kwintsheul Maasdijk
Zaal, dorpshuis Zaal, dorpshuis Zaal, dorpshuis Sport, lagere school, bibliotheek Zalen professionele culturele organisatie, HBO Zaal, dorpshuis Zaal, dorpshuis Sport, lagere school, bibliotheek
Monster Naaldwijk Poeldijk Ter Heijde Wateringen
Doelstelling accommodaties Biblio Aantal Zaal (Top) theek basis- of Sportschodorps acc. len huis
Doelbereiking Boven kerns podium
HBO
Rd
Cd
Ja
7
Ja
Ja
0
0
+
+
Ja
4
Ja
Ja
0
0
+
+
Nee
1
Ja
Ja Ja Ja
3 1 3
Ja Geen topsport Ja Nee Ja
0
0
+
+
Ja Ja Ja
steunpunt Ja Ja Ja
0 0 0
0 0 0
+ + +
+ + +
5
Ja
Ja
0
0
+
+
7
Ja
Ja
Ja
Nee
+
+
7 0
Ja Ja
Ja Nee
0 0
0 0
+ +
+ +
5
Ja
Ja
0
0
+
+
Kc
-
Vrijwel elke kern beschikt over een sportaccommodatie met uitzondering van de kleinste twee kernen. Als men in Ter Heijde over de dijk gaat, komt men direct de eerste sportaccommodatie tegen, waardoor veel Heijdenaren dichterbij een sportaccommodatie wonen dan veel inwoners uit de buurkern Monster. Ter Heijde is wel de enige kern zonder een basisschool, maar de Willemsschool ligt op de grens tussen Monster en Ter Heijde (zie tabel 10). Voor het overige voldoet vrijwel elke kern aan de per kerntype gestelde indicatoren. De ruimdorpse kernen dienen te beschikken over een dorpshuis, de compactdorpse kernen over een sportaccommodatie, een basisschool, een bibliotheek en Naaldwijk over een bovenkerns podium. Naaldwijk biedt net als ’s-Gravenzande wel voortgezet onderwijs in de vorm van een VMBO en Havo en of VWO. Naaldwijk ontbeert een HBO en een topsportcentrum, waardoor deze kern slechts aan één van de drie gestelde indicatoren voldoet. Tijdens de interviewronde werd overigens door vertegenwoordigers van burgerorganisaties opgemerkt, dat de behoefte naar een HBO-opleiding en topsportaccommodaties in de gemeente niet groot is. Volgens deze vertegenwoordigers is er binnen een acceptabele reisafstand van de gemeente Westland een ruim voldoende aantal aan universiteiten, HBOinstellingen en topsportaccomodaties te vinden.
- 25 -
Kernen tussen kassen
tabel 10: Afstanden in km tot Voortgezet bepaalde typen scholen onderwijs Basisonderwijs 0,6 2,4 Nederland 0,6 1,9 Westland 0,5 0,9 Wijk 01 Naaldwijk 0,7 2,1 Wijk 02 Honselersdijk 0,6 3,9 Wijk 03 Maasdijk 0,7 1,1 Wijk 04 's-Gravenzande 2,5 3,1 Heenweg12 0,6 1,1 Wijk 05 Monster 0,5 1,8 Wijk 06 Wateringen 0,7 4,7 Wijk 07 De Lier 0,6 3,6 Wijk 08 Kwintsheul 0,8 0,8 Wijk 09 Poeldijk 0,4 1,4 Wijk 10 Ter Heijde © Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 25-11-2013
VMBO 2,6 2,3 1,0 2,1 3,9 1,3 3,1 3,1 1,8 4,7 3,6 0,8 3,8
HAVO / VWO 3,2 2,4 1,8 3,9 4,0 1,2 3,1 1,1 1,9 4,8 3,7 3,5 1,4
De laatste jaren maken sportverenigingen in toenemende mate gebruik van gezamenlijke, gedeelde accommodaties. Een voorbeeld hiervan is het sportcomplex van Poeldijk, waar een kantine gedeeld wordt door bijvoorbeeld de voetbalvereniging en de handbalvereniging. Het mengen van bijvoorbeeld culturele functies en sportfuncties is hier niet op gang gekomen. tabel 11: Beoordeling kwaliteit voorzieningen door respondenten per kern Honselersdijk (n=6) ’s Gravenzande (n=17) De Lier (n=14) Heenweg (n=1) Kwintsheul (n=5) Maasdijk (n=7) Monster (n=19) Naaldwijk (n=16) Poeldijk (n=12) Ter Heijde (n=2) Wateringen (n=16) Westland gemiddeld(gewogen)
Voorzieningen13 voor ouderen 3,7 6,4 5,5 6,4 6,9 6,1 6,3 6,0 6,4 6,2
kwetsbare burgers 4,7 6,2 5,4 6,0 6,5 5,7 5,4 4,7 6,1 5,7
jeugd 3,7 6,7 5,9 6,0 6,1 5,3 6,1 5,4 5,9 5,9
Sportaccommodaties 7,0 7,7 7,3 7,0 7,4 6,8 7,4 7,2 7,1 7,2
Horeca 6,2 7,4 6,7 5,2 6,3 6,2 7,4 6,5 7,1 6,7
Totaal gemiddelde 5,0 6,9 6,2 6,1 6,6 6,0 6,5 6,0 6,5 6,3
Bij de enquête is gevraagd naar de beleving van de kwaliteit van de voorzieningen per kern. De resultaten zijn gepresenteerd in tabel 11. Hieruit blijkt dat respondenten over het algemeen tevreden zijn met het niveau van deze voorzieningen, waarbij sportaccommodaties er positief uit springen. De voorzieningen voor kwetsbare burgers scoort het laagst. De voorzieningen voor kwetsbare burgers baart de meeste zorgen, hetgeen vooral sterk wordt beleefd in Honselersdijk en Poeldijk, terwijl respondenten van De Lier en Naaldwijk dit ook met een onvoldoende beoordelen. Dit is te meer zorgwekkend in samenhang met de drie decentralisaties en andere door het Rijk opgelegde veranderingen, die van gemeenten verwach-
12 13
Het CBS telt de dependance van de basisschool in Heenweg niet als zelfstandige school. De definitie van voorzieningen kan verschillen per respondent.
- 26 -
Kernen tussen kassen ten dat ze een aantal taken op zich gaat nemen die direct van invloed zijn op het reilen en zeilen van de kwetsbare groepen en ouderen. De accommodaties voor deze groepen zijn geen rustig bezit. De laagste totaalscore is de 5,0 gemiddeld voor Honselersdijk. Dit is vooral te danken aan de lage oordelen van respondenten voor de kwaliteit van de voorzieningen voor ouderen, kwetsbare groepen en jongeren. Ook in De Lier (voorzieningen voor ouderen en kwetsbare groepen) en Poeldijk (voorzieningen voor kwetsbare burgers en jongeren) worden door de respondenten gemiddeld onvoldoendes gegeven. De gemeente zou nader kunnen onderzoeken, wat de oorzaak is van de lage score die burgers geven. Overigens is de stand van zaken niet alleen te danken aan gemeentelijk beleid. Een zalencentrum zoals Concordia in Maasdijk is ooit vanuit de Vereniging van Vrijzinnige Protestanten opgezet. Door verzelfstandiging is het centrum ook beschikbaar voor andere groeperingen uit Maasdijk. De instelling beantwoordt aan het gemeentelijk beleid: het bevorderen van multifunctionaliteit en het benutten van de eigen kracht van de bevolking, zonder dat daar enige bemoeienis van de gemeente nodig is of zelfs maar gewenst is. Concordia heeft geen subsidie ontvangen en is uitdrukkelijk niet van plan om deze aan te vragen. De instelling draait op vrijwilligers en giften uit Maasdijk. Professionele instellingen als Pieter van Foreest (woonzorgcentra) en Vitis (welzijn) maken ook gebruik van vrijwilligers. Hoewel zij wel afhankelijk zijn van subsidies van de overheid, deels van de gemeente, deels van zorgverzekeraars, blijken ze veel gebruik te maken van vrijwilligers. Dit blijkt tot een sterke band met de kern te leiden waar deze instellingen actief zijn. De vestiging van Pieter Foreest in De Lier, De Triangel, heeft 71 bewoners en 120 vrijwilligers. Ook krijgt ze regelmatig een cadeau van de stichting Liers Gevoel, een organisatie voor goede doelen met 152 op De Lier georiënteerde sponsors. De Triangel is meer onderdeel van de lokale gemeenschap, veel meer dan bijvoorbeeld een vestiging van Pieter van Foreest in Delft. Volgens een andere respondent zijn niet alle kernen even sterk op de eigen kern gericht. De Lier en Maasdijk worden als voorbeelden genoemd van kernen waarvan de bewoners sterk op de eigen kern zijn gericht. In Poeldijk en Wateringen zou dat minder het geval zijn, en worden vrijwilligers via kennissennetwerken gerekruteerd. Er zijn naast strikt lokaal georiënteerde sponsorgroepen ook groepen die zich gemeentebreed oriënteren, zoals Vrienden van Vitis.
5.5 Conclusies Voor zover de accommodaties bij het onderzoek zijn betrokken, blijkt dat de stand van zaken volgens de gekozen indicatoren redelijk op orde is met uitzondering van doelstellingen voor Naaldwijk ten aanzien van de indicatoren HBO-instelling en topsportaccommodatie. Naar beleving van respondenten uit Honselersdijk zijn de voorzieningen in die kern voor ouderen, jongeren en kwetsbare groepen onvoldoende. In de andere kernen is sprake van - 27 -
Kernen tussen kassen gemiddeld een kleine voldoende, waarbij de sportaccommodaties er positief uitspringen. De voorzieningen voor kwetsbare burgers baart de meeste zorgen, hetgeen vooral sterk wordt beleefd in Honselersdijk en Poeldijk, terwijl respondenten van De Lier en Naaldwijk dit ook met een onvoldoende beoordelen. Dit is te meer zorgwekkend in samenhang met de drie decentralisaties en andere door het Rijk opgelegde veranderingen, die van gemeenten verwachten dat ze een aantal taken op zich gaat nemen die direct van invloed zijn op het reilen en zeilen van de kwetsbare groepen en ouderen. De accommodaties voor deze groepen zijn geen rustig bezit.
- 28 -
Kernen tussen kassen
6
Woningaanbod
6.1 Indicatoren Net als bij het winkelbestand en accommodaties, zijn de teksten over woningaanbod in Mijn Westland, Ons Westland gericht op het naderbij brengen van de tweeledige doelstelling, enerzijds een gemeente met allure en anderzijds een vereniging van kernen. Woningbouw is voornamelijk terug te vinden onder het thema ontwikkeling in Mijn Westland, Ons Westland. Het allurebeleidsdoel is het creëren van een gunstig vestigingsklimaat door woningen aan te bieden voor nieuwe groepen. Hiervoor zijn woningen nodig met voldoende buitenruimte. Het verenigingbeleidsdoel is gebaseerd op het aanbieden van woningen voor starters, kwetsbare groepen en ouderen, ook wel geformuleerd als het aanbieden van de mogelijkheid om een volledige wooncarrière te doorlopen in de eigen kern. Mijn Westland, Ons Westland geeft geen meetbare kritische prestatie-indicatoren waarmee tussentijds resultaten kunnen worden gemonitord. Er zijn wel indicatoren die richting geven en waar nader beleid aan kan worden gerelateerd. Het gaat hier om de tweeledige doelstelling van het streven naar een gemeente met meer allure en naar het streven van een gemeente als vereniging van dorpen. Indicator 14, het aanboren van nieuwe doelgroepen, heeft te maken met de doelstelling dat de gemeente naar meer allure zijn.14 Indicator 2 is een gevolg van de doelstelling van het bevorderen van zodanig voldoende woningaanbod dat het mogelijk is woningzoekenden een volledige wooncarrière binnen een kern kunnen doorlopen – van starter tot seniorenwoning.
6.2 Streefbeeld In de ontwerp Structuurvisie wordt de doelstelling van Mijn Westland Ons Westland vertaald naar het aanbieden van de mogelijkheid een volledige wooncarrière te doorlopen binnen een kern. De nieuwe doelgroep dient gehuisvest te worden in kwalitatief hoogwaardige woningen in de zogeheten Westlandse Zoom. Die Westlandse Zoom bestaat uit vier ontwikkelingsprojecten die te vinden zijn rond Poeldijk (De Kreken en Het Dorp), tussen Monster en Den Haag (De Duinen) en nabij Kwintsheul (De Gouw). Het streven voor de Westlandse Zoomgebieden was er aanvankelijk op gericht dat leden van de internationale gemeenschap zich er graag zouden vestigen. Gezien de bevolkingsontwikkeling in de gemeente Westland, is het waarschijnlijk dat de grootste problemen ten aanzien van de tweede doelstelling zich voordoen op het gebied van het woningaanbod voor jongeren (starters) en ouderen (aangepaste woningen). De algemene doelstelling: voldoende wo-
14
De genummerde indicatoren zijn terug te vinden op p. 53..
- 29 -
Kernen tussen kassen ningen voor de hele wooncarrière van Westlanders, kan als gehaald worden beschouwd als het aanbod zowel voor jongeren als voor ouderen voldoende is. tabel 12: Doelstelling woningbeleid
Indicatoren
Kern met Westlandse Zoom
Indicator 14: aanbod voor nieuwe bewoners
Alle kernen
Indicator 2: aanbod voor hele wooncarrière
Omschrijvingen Woningen voor internationale gemeenschap: woningen met veel buitenruimte Doel is een volledige wooncarrière aan te bieden in elke kern: de problematiek zit vooral in woningen voor starters en woningen voor ouderen
In tabel 12 zijn de doelstellingen van het woonbeleid van de in dit geval twee typen kernen weergegeven. Het beleid ten aanzien van de Westlandse Zoom is na vaststelling van Mijn Westland, Ons Westland aangepast. Het bleek moeilijk om in deze tijd van economische crisis woningen aan de doelgroep internationale gemeenschap te verkopen. Volgens de bijgestelde doelstelling kunnen er meer woningen met minder buitenruimte op dezelfde terreinen worden gerealiseerd, waarbij niet meer uitsluitend gemikt wordt op de bovenkant van de markt, maar ook op het middensegment. Voor het overige is het streefbeeld te voldoen aan de vraag van de Westlandse bevolking. Volgens Mijn Westland, Ons Westland zijn er vooral problemen op het gebied van woningen voor starters, ouderen en woningen voor kwetsbare groepen. Het streefbeeld is niet exact omschreven, maar kan opgevat worden als de wil om voor deze groepen een groei in de woningvoorraad te realiseren.
6.3 Trend Er zijn voor dit onderzoek gegevens per kern gevonden in de SOK. Hierin staat onder meerde gemiddelde waarde van woningen, het percentage koop- en huurwoningen en de problematiek die per kern wordt gesignaleerd. De prijsstijging of daling kan gezien worden als een indicatie van de vraag naar woningen. In Naaldwijk en Kwinstheul zijn de prijzen tegen de trend in gestegen. In Maasdijk en Ter Heijde zijn ze sterker gedaald dan de landelijke trend. Dat Maasdijk een snelle daling liet zien, is congruent met de tendens dat duurdere woningen het meest last hadden van de prijsdalingen als gevolg van de crisis, maar de snelle daling in Ter Heijde is juist bijzonder, aangezien de woningvoorraad daar gemiddeld de laagst geprijsde voorraad van de gemeente is. Dit heeft te maken met het uitzonderlijk hoge percentage huurwoningen, de sloop en leegstand van diverse woningen.
- 30 -
Kernen tussen kassen
Koop (%) Wensen voltabel 13: Prijzen woningen en Gemiddelde prijzen woningen gens SOK15 percentage koopwoningen 2010 2012 * Prijsstijging € 241.000* € 229.000 -5% Heenweg o € 212.892 € 192.000 -10% 18% Ter Heijde € 266.777 €260.000 -3% 54% j g o s Poeldijk s € 296.423 € 282.000 -5% 63% Honselersdijk o s € 266.585 € 272.000 2% 69% Kwintsheul € 302.243 € 267.000 -12% 62% Maasdijk o s € 304.379 € 288.000 -5% 70% De Lier o s € 281.250 € 261.000 -7% 64% Monster € 286.003 € 274.000 -4% 64% s-Gravenzande o s € 283.837 € 264.000 -7% 62% Wateringen o s k € 281.557 € 284.000 1% 59% Naaldwijk € 283.837 € 273.000 -4% 63% Westland €243.000* € 232.000 -5% 56%* Nederland Bron: SOK (2011) en Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 5-12-2013 (aangegeven met *)
De gegevens van tabel 13 geven de inwoners van Ter Heijde gelijk als die aangeven dat daar meer koopwoningen gebouwd zouden kunnen worden. De eenzijdige naoorlogse woningvoorraad is nu gedeeltelijk gesloopt en wordt nu vervangen door 20 appartementen en 48 sociale huurwoningen. De laatste kolom van tabel 13 geeft de wensen aan zoals die per kern zijn geformuleerd in SOK. Bij een aantal kernen zijn geen wensen aangegeven. Dit hoeft niet te betekenen, dat in deze kernen geen tekorten worden ervaren, maar dat ze op de betreffende avonden niet te berde zijn gebracht. De meest voorkomende vraag is naar woningen voor ouderen en voor starters. Naast woningen voor starters, worden woningen voor jongeren en jonge gezinnen gewenst, maar deze zijn mogelijk niet te onderscheiden. Dat is uit het document niet op te maken. De wensen uit SOK komen overeen met de doelstelling uit Mijn Westland, Ons Westland dat vooral gebouwd moet worden voor starters en ouderen. In tabel 14 zijn de gegevens gepresenteerd van woningbouwplannen en recente projecten in november 2013. Deze plannen geven inzicht in hoeverre het aanbod aan plannen tegemoet komt aan de in Mijn Westland, Ons Westland doelen.
15
Wensen voor nieuwbouw voor j = jeugd, g = jonge gezinnen, o = ouderen, s = starters, k = kwetsbare groepen.
- 31 -
Kernen tussen kassen
tabel 14: Nieuwe en recente woningbouwprojecten eind 201316 ‘s-Gravenzande De Lier Heenweg Honselersdijk Kwintsheul Maasdijk Monster Naaldwijk Poeldijk Ter Heijde Wateringen Totaal
Kavels 7
17
24
Eengezinswoningen 90 119 86 54 496 124 44 48 458 1.519
Appartementen
Zorgwoningen
95
19
8 55 97 24 20 244
74
In tabel 14 zijn de projecten Westlandse Zoom en Het Nieuwe Water niet opgenomen. De eerste, omdat niet duidelijk is hoeveel woningen gerealiseerd moeten worden en de tweede omdat onduidelijk is wanneer gestart wordt met de uitvoering van de planvorming voor 1.200 woningen. Beide projecten beogen geen aanbod te leveren voor jongeren en ouderen. De woningvoorraad uitgesplitst naar eengezinswoningen, appartementen en seniorenwoningen is in 2009 vastgesteld in de Woonvisie (Westland, 2008). Het blijkt dat de mutaties volgens de lopende plannen zich niet ontwikkelen in de richting van de problemen die volgens de respondenten worden geschetst. Terwijl in Mijn Westland, Ons Westland erop aangedrongen wordt om het aanbod voor starters en ouderen te verbeteren, wordt in de huidige planvorming juist het aanbod aan eengezinswoningen relatief versterkt. Een eengezinswoning kan een starterswoning zijn, maar in ieder geval niet seniorwoning. tabel 15: Ontwikkeling woningvoorraad Eengezinswoningen en kavels Appartementen Seniorenwoningen Zorgwoningen
Woonvisie 2008 58% 25% 18%
Plannen volgens tabel 14 83% 13% 4%
De conclusie is dan ook dat de gemeentelijke ambities zoals verwoord in Mijn Westland, Ons Westland net als de wensen zoals geformuleerd in het SOK niet leidend zijn bij het woningbouwprogramma. Als ook de projecten Westlandse Zoom en Het Nieuwe Water zouden worden toegevoegd aan de gegevens van tabel 15, zal de conclusie steviger geïllustreerd worden. De ambities van het woningbouwbeleid volgens Mijn Westland, Ons Westland worden derhalve niet gerealiseerd. Bij de gegevens over de trend kan nog een bijzonderheid worden toegevoegd ten aanzien van het verhuisgedrag van Westlanders. Op zich is het verhuisgedrag van Westlanders redelijk normaal. In het aantal verhuizingen per inwoner nemen ze 237e plaats in van alle ge-
16
Bron: gemeentewestland.nl, arcadewonen.nl, Het Hele Westland 2‐10‐2013 en specifieke sites. Getracht is vooral een overzicht te geven over concrete plannen op oktober 2013. Marktomstandigheden kunnen realisatie van de plan‐ nen sterk beïnvloeden.
- 32 -
Kernen tussen kassen meenten.17 Als gekeken wordt naar het aantal verhuizingen binnen een gemeente, dan blijken ze veel hoger te scoren en wel 111e. Dit wordt veroorzaakt doordat nauwelijks mensen van buiten Westland naar Westland verhuizen (387e) en Westland tot de groep gemeenten behoren die het minst neigen zich buiten de eigen gemeente te vestigen (405e plaats van de 415). Met andere woorden: Westland is voor Westlanders meer aantrekkelijk dan omliggende gemeenten, terwijl de gemeente een beperkte aantrekkingskracht heeft voor inwoners van buiten het Westland. Uit het verhuisgedrag is te concluderen dat het verstandig is om bij nieuwbouwprojecten vooral te richten op de behoeften van Westlanders.
6.4 Stand van zaken Om de doelstelling van woningen voor een volledige wooncarrière mogelijk te maken, moeten van veel typen woningen voldoende aantallen aanwezig zijn. Gedacht kan worden aan woningen voor studerenden, starterswoningen, gezinswoningen, maar ook aan woonzorginstellingen en verzorgingshuizen. De tweede doelstelling – aantrekkelijk voor de internationale gemeenschap – is vooral afhankelijk van de ontwikkeling en realisatie van de Westlandse Zoom, waarbij aangetekend dient te worden, dat de economische crisis juist ontwikkelingen in het duurdere marktsegment heeft doen stagneren. De ambities ten aanzien van de tweede doelstelling zullen in verhouding tot ambities die in 2008 zijn verwoord naar beneden moeten worden bijgesteld. Dat is inderdaad geschied. Op 27-11-2012 zijn aan de raadscommissies EFO en Ruimte nieuwe doelstellingen voor de Westlandse Zoom gepresenteerd. Hierbij is de idee verlaten dat de Westlandse Zoom een aantrekkelijk vestigingsmilieu voor de internationale gemeenschap in Den Haag en omgeving zou moeten zijn. Er zal nu vooral gebouwd worden voor de Westlandse markt – dus voor de eigen bevolking. Hiermee valt de doelstelling van de Westlandse Zoom onder de eerste doelstelling van woningen bouwen voor de wooncarrière van Westlanders. Deze woningen zullen figuur 5: Kwaliteit aanbod wooncarrière voor jongeren (r) echter niet gericht zijn op het aanbieden en ouderen (l) per kern van woningen voor starters of jongeren, dan wel voor ouderen die vaak kleinere woningen in de nabijheid van voorzieningen zoeken.
17
Van de 415 – stand van zaken 1 januari 2012: bron CBS: 30 november 2013.
- 33 -
Kernen tussen kassen Met andere woorden: de woningen zullen niet tegemoet komen aan de problemen die volgens Mijn Westland, Ons Westland, SOK en volgens de door ons gehouden enquête het meest pregnant zijn. tabel 16: Doelstelling woningbeleid ‘s-Gravenzande De Lier Honselersdijk Maasdijk Monster Naaldwijk Poeldijk Kwintsheul Wateringen Westland
(n=17) (n=14) (n=6) (n=6) (n=19) (n=16) (n=11) (n=5) (n=13)
Kwaliteit aanbod Westlanders Jongeren19 5,4 4,3 3,8 5,5 5,5 4,9 4,6 3,6 5,5 4,8
wooncarrière Ouderen 6,4 5,2 3,8 5,4 5,8 5,9 5,7 6,4 6,5 5,8
Tehuizen18 Vph Vzh Vzh Vph, Vzh Vzh Vzh
Aanbod internationale gemeenschap Doel losgelaten Doel losgelaten -
Uit de enquête blijkt dat naar de beleving van de respondenten vooral jongerenhuisvesting (jeugd/starters) meer aandacht behoeft. De ouderenhuisvesting krijgt vaker een voldoende, maar wordt buiten Kwintsheul en ‘s-Gravenzande niet echt positief beoordeeld. Respondenten uit Honselersdijk, De Lier en Poeldijk geven duidelijke onvoldoendes. Overigens worden de projecten in tabel 16 niet in één jaar gerealiseerd. Er werd verwacht dat in het jaar 2013 664 woningen zullen worden gerealiseerd (MPG, 2012, p. 4).
6.5 Conclusies De belangrijkste conclusie ten aanzien van de woningdoelstellingen die in Mijn Westland, Ons Westland zijn verwoord, is dat Mijn Westland, Ons Westland geen grote en ieder geval geen doorslaggevende invloed lijkt te hebben op de woningbouwplannen van de gemeente Westland. De doelstellingen komen wel overeen met de wensen zoals geformuleerd in het SOK en met de problemen zoals die worden ervaren door de respondenten van de door ons georganiseerde enquête. Het verlaten van de doelstelling om te bouwen voor de internationale gemeenschap is weliswaar een stap in de richting om meer te bouwen voor Westlanders, maar dat brengt de beleidsdoelstellingen van bouwen voor een volledige wooncarrière nog niet dichterbij, omdat ook nu niet voor de groep wordt gebouwd waar volgens Mijn Westland, Ons Westland en volgens SOK en volgens de door ons georganiseerde enquête de grootste tekorten worden ervaren. De ambities van het woningbouwbeleid volgens Mijn Westland, Ons Westland worden niet gerealiseerd.
18
Bron: lokaalloket.nl, Vzh = Verzorginghuis, Vph = verpleeghuis.
19
Bron: enquête.
- 34 -
Kernen tussen kassen Uit verhuisgegevens blijkt dat het verstandig is om bij nieuwbouwprojecten in de eerste plaats aandacht te hebben voor de vraag uit de Westlandse bevolking.
- 35 -
Kernen tussen kassen
7
Prettig contact
7.1 Indicatoren et contact van de gemeente met burgers speelt een indirecte, maar centrale rol in Mijn Westland, Ons Westland. Dit wordt versterkt door de later sterk toegenomen tendens, zowel vanuit de gemeente als vanuit de Rijksoverheid (participatiesamenleving) om de overheid meer op afstand te plaatsen en het weggevallen gat op te laten vullen door toenemende participatie van de burger. Dit wordt deels door ideële overwegingen ingegeven, burgers zouden een warmere vorm van zorg kunnen leveren dan professionals, maar ook door financiële overwegingen, vrijwilligers zijn goedkoper dan professionals. In Mijn Westland, Ons Westland staat de sociale cohesie centraal. De sociale cohesie zou worden bevorderd door ontmoetingen. De ontmoetingen worden bevorderd door meedoen (participatie). Ook dit is opgenomen als doel in Mijn Westland, Ons Westland. Hieruit volgt dat de gemeente het verenigingsleven en de arbeidsparticipatie behoort te bevorderen en burgers bij het beleid moet betrekken. Onder het kopje de rol van de overheid is te vinden op welke wijze de overheid dat volgens Mijn Westland, Ons Westland zou moeten doen. Het document kiest voor het versterken van en een actief maatschappelijk middenveld. Gezien de volgorde van de doelstellingen, kunnen we concluderen dat daartoe de volgende stappen worden genomen:
Het uitgangspunt is een terughoudende overheid die
als burgers niet zelf actief worden, wil stimuleren en die
in geval dat de overheid beleid moet maken en uitvoeren, dat op interactieve wijze wil doen en die
reageert op de diversiteit van de kernen en tegelijk de verbinding met de kernen zoekt (zie ook tabel 1).
Dit zal onderzocht worden aan de hand van een beperkt aantal cases. Dit zijn de totstandkoming van de Sociale Ontwikkelingskaders (SOK), de communicatie bij herijking subsidies en de communicatie bij ontwikkelingsplannen. De totstandkoming van de SOK zal worden benut om te onderzoeken of en in welke mate in dit geval aan de indicatoren van de Nationale Ombudsman ten aanzien van behoorlijke burgerparticipatie is voldaan. De totstandkoming van het SOK is interessant, omdat het bewust op interactieve wijze tot stand is gebracht. Het document is tot stand gekomen na een intensieve consultatieronde met vertegenwoordigers van kernen. Daarbij is getracht een beeld te schetsen van de stand van zaken en van de behoeften per kern. Het is interessant om na te
- 36 -
Kernen tussen kassen gaan hoe de totstandkoming van de SOK zich verhoudt tot moderne inzichten in hoe een overheid burgers dient tegemoet te treden. Een ander onderwerp dat de laatste jaren burgerorganisaties geraakt heeft, is de bezuinigingsoperatie onder de naam ‘herijking subsidies’. Het is ook hier mogelijk burgers en maatschappelijke organisaties te betrekken bij de wijze waarop bezuinigingsdoelstellingen worden gehaald. Dit is het tweede onderwerp dat wordt beschreven. Het gaat hierbij niet om de vraag of de bezuinigingsdoelstelling juist is, gehaald is, en of de kaders juist zijn, maar om de vraag in hoeverre burgers en burgerorganisaties invloed hebben kunnen uitoefenen op de totstandkoming van in het eerste voorbeeld, de beleidsontwikkeling en in het tweede voorbeeld de beleidsuitvoering. Verder gaan wij in op hoe de gemeente omgaat met het beheer van de openbare ruimte. Het gaat hier om de verzameling en verwerking van klachten en verzoeken en het inspelen op verschillende wensen die per kern leven. Uit Mijn Westland, Ons Westland is een aantal indicatoren te destilleren dat te maken heeft met contacten tussen burgers en gemeente. De gemeente wil overkomen als een gemeente die is geïnteresseerd in en waarde hecht aan de bijdrage van burgers (indicator 4).20 Verder geeft Mijn Westland, Ons Westland aan dat de gemeente vier verschillende rollen voor zichzelf ziet. De gemeente moet maatschappelijke organisaties die dat kunnen, laten functioneren zonder bemoeienis van de gemeente (indicator 34) en andere organisaties stimuleren (indicatoren 35 en 36). Verder wil de overheid interactieve beleidsontwikkeling en beleidsuitvoering bevorderen (indicatoren 37 en 38) en tenslotte wordt gestreefd naar diversificatie van beleid door het overheidsbeleid aan te passen op de diversiteit van de kernen (indicatoren 39 en 40). Deze indicatoren zijn algemeen en maken een grote verscheidenheid van gedrag verdedigbaar. De gemeente kan ervoor kiezen niets te doen (terughoudende rol: indicator 34) of zich wel met maatschappelijke organisaties te bemoeien (indicatoren 35 en 36), dan wel burgers en burgerorganisaties bewust uit te nodigen mee te doen aan gemeentelijke initiatieven (indicator 39) of op initiatieven van burgers reageren door op hen aangepaste besluiten te nemen (indicator 40). Deze variatie is begrijpelijk, aangezien het ene beleidsdomein (bv. bij ruimtelijke ontwikkeling grenzen aangeven) in een andere context plaatsvindt dan een het andere beleidsdomein (bv. welzijnswerk stimuleren). Om deze variatie hanteerbaar te maken voor beoordeling, wordt hier gebruik gemaakt van de indicatoren van de Nationale Ombudsman.21 Hierin worden drie centrale uitgangspunten voor goede omgang met burgers geformuleerd:
20 21
De genummerde indicatoren zijn terug te vinden op p. 53. In de bijlage is het volledige normenkader van de Ombudsman opgenomen.
- 37 -
Kernen tussen kassen
Er is nagedacht over de vorm van participatie die wordt gekozen: heldere keuze vooraf;
De gemeente is oprecht geïnteresseerd en hecht waarde aan de bijdrage van burgers: constructieve houding (luisterend oor);
De gemeente draagt zorg voor goede informatievoorziening tijdens het participatieproces: adequate informatieverstrekking en terugkoppeling over wat is gedaan met ingebrachte suggesties (burgers zijn of worden geïnformeerd).
7.2 Streefbeeld Onder het kopje de rol van de overheid is te vinden op welke wijze de overheid volgens Mijn Westland, Ons Westland zou moeten handelen. Het document kiest voor het versterken van een actief maatschappelijk middenveld. Gezien de volgorde van de doelstellingen, kunnen we concluderen dat daartoe de volgende stappen worden genomen:
Het uitgangspunt is een terughoudende overheid die
als burgers niet zelf actief worden, wil stimuleren en die
in geval dat de overheid beleid moet maken en uitvoeren, dat op interactieve wijze wil doen en die
reageert op de diversiteit van de kernen en tegelijk de verbinding met de kernen zoekt (zie ook tabel 1).
De normen van de Nationale Ombudsman sluiten goed aan bij het streefbeeld van de gemeente Westland zoals het wordt verwoord in Mijn Westland, Ons Westland. Er wordt immers ingezet op toename van interactieve beleidsontwikkeling en toename van interactieve beleidsuitvoering. Uiteraard is van belang of de manier waarop de gemeente contact zoekt met haar bevolking, aansluit bij de bij haar inwoners heersende cultuur. Nederlanders zijn niet overal gelijk: Hagenezen zijn geen Westlanders. Bovendien kunnen binnen een meerkernige gemeente verschillende culturen in verschillende gebieden overheersend zijn. De gemeente Westland is ontstaan uit vijf verschillende gemeenten. De omvang daarvan was dusdanig dat de gemeente goed overzicht kon hebben over elke kern, aangezien er geen gemeente was met meer dan drie kernen. In bijna de helft van de kernen stond een gemeentehuis. De schaalvergroting vraagt een andere aanpak. Als de gemeente niet bewust omgaat met deze nieuwe situatie, ontstaat het gevaar dat bepaalde, minder toonaangevende groepen buitengesloten worden van het politieke discours. In veel grotere gemeenten worden daartoe participatiearrangementen ingericht. In Nederland is hiervoor een schier oneindig scala aan varianten ontwikkeld. Naast wettelijke verplichte procedures, te denken valt aan inspraakprocedures en ter inzage legging van raadsvoorstellen, zijn er ook klankbordgroepen, - 38 -
Kernen tussen kassen schouwen, buurtbudgetten, erkende overlegstructuren, wijkstemdagen, burgerinitiatieven, beursvloeren, jongerengemeenteraden en ga zo maar door. Een gevaar bij al deze varianten is dat de raad buitenspel wordt gezet: ambtenaren en in het kielzog van de ambtenaren, het college, hebben direct contact met burgers en bereiden voorstellen voor waar een gemeenteraad nauwelijks nog iets van kan zeggen, aangezien het gedragen wordt door betrokken inwoners van een wijk of kern, en door het college.
7.3 Trend In tabel 17 wordt een typering van het kernenbeleid geschetst. Uit deze schets blijkt er niet één standaardbenadering te zijn. Onderling totaal verschillende initiatieven van burgers worden opgepakt en zo nodig begeleid. In veel gevallen worden initiatieven van burgers niet opgenomen in het gemeentelijk beleid waarvoor overigens, voor zover is geconstateerd, begrip is bij de initiatiefnemers. Hier is terughoudend of beleidsarm beleid wijs. In sommige gevallen heeft beleid wel degelijk gevolgen voor welke doelgroepen gebruik maken van bepaalde accommodaties. Een organisatie als ’t Atelier zal door de herijking van subsidies niet met al haar activiteiten stoppen, maar een deel van de gebruikers van de voorziening lijkt af te haken. Het is van belang dat de gemeenteraad hiervan op de hoogte is, zodat zij kan nagaan of zij de gevolgen van het gekozen beleid onderschrijft. tabel 17: Typering van het kernenbeleid Gemeente neemt het initiatief
Inwoners van kernen nemen het initiatief (overheidsparticipatie)22
Problemen van de kern centraal
Problemen van alle kernen centraal (integraal beleid)
Proces totstandkoming SOK Centrumplannen met klankbordgroepen Initiatiefgroep Poeldijk met werkgroepen, Heulse Aanpak in Kwintsheul, Maasdijkse Buurtpreventie etc. Proces tot oplossing schoolprobleem Heenweg (gemeente als schakelaar) Beleidsarm: lokale initiatieven: Concordia, dorpshuis Ter Heijde, Liers Gevoel, vrijwilligers bij Vitis en Pieter van Foreest etc. etc.
Beheer openbare ruimte Herijking subsidies Westlandse Zoom
Beleidsarm: Vrienden van Vitis Beleidsarm tegen wil en dank: organisaties waarvan de subsidie tot nul is teruggebracht
Het is goed om de verschillende wijzen om beleid tot uitvoering te brengen, te volgen. Een gemeente hoeft niet te wachten op initiatieven van burgers, maar het is ook goed dat àls een
22
Minister Plasterk stelde in een speech voor een door de provincie Groningen georganiseerde bijeenkomst (Gronin‐ gen, 4 november 2013) voor om het begrip burgerparticipatie te vervangen door overheidsparticipatie. Beter is om burgerparticipatie te gebruiken voor die gevallen waar burgers zich aansluiten bij overheidsactiviteiten en overheids‐ participatie voor die gevallen waar de overheid zich aansluit bij burgeractiviteiten.
- 39 -
Kernen tussen kassen dergelijke actie van de grond komt, hier adequaat op wordt gereageerd. Burgers zijn immers niet de tegenstanders, maar de doelgroep en indirect ook opdrachtgever van de gemeente. Bovenstaande tabel is overigens niet volledig. Er zijn veel meer voorbeelden. De meeste voorbeelden zullen in drie van de vier vakken moeten worden geplaatst: de bovenste twee en het vak linksonder. Uit de verhuisgegevens lijkt het waarschijnlijk dat er sprake is van een eigen Westlandse cultuur. Hoewel de gemeente vergeleken bij de rest van Nederland een gemiddeld verhuispatroon laat zien – gemeten in totaal aantal verhuizingen per inwoner, blijkt dat Westlanders zelden de gemeente verlaten. Westlanders horen bij de top tien van inwoners die de wooncarrière binnen de eigen gemeente zoeken. Uit interviews komt een beeld naar voren, dat de Westlander de overheid niet ziet als eerste bondgenoot bij het oplossen van problemen. De inwoners proberen eerst zelf de problemen op te lossen en zijn geneigd elkaar te steunen. Daarbij staat het belang van de eigen kern voorop. Binnen de kern zijn de sociale bindingen krachtig. Binnen deze sociale netwerken kunnen grote zaken aangepakt worden. In de sociale geografie is ontdekt dat ruimtelijke artefacten, zoals een spoorlijn of een waterweg, kunnen leiden tot culturele grenzen. Amsterdam Noord is een andere stad dan de rest van Amsterdam, Rotterdam Zuid ziet zich als duidelijk anders dan het gebied dat ten noorden van de Maas ligt. Bij Ter Heijde is de dijk tussen deze kern en Monster een dergelijke scheidslijn. Het is denkbaar dat Ter Heijde zonder die dijk veel van haar eigen identiteit verloren was. De kassen maken een duidelijk onderscheid tussen de kernen mogelijk. Door de kassen kan men van de ene kern de andere niet zien liggen. Dit leidt tot een soort eilandgevoel. Daar staan echter sterke economische banden tegenover. De Westlander is niet alleen door de kassen van elkaar gescheiden, maar ook door de kassen met elkaar verbonden. Vrijwel iedereen werk in de kassen, heeft gewerkt in de kassen of kent iemand die in de kassen werkt – en anders wel bij een toeleverancier of afnemer van agrarische producten. Naast binding met de eigen kern, bestaat er ook een herkenbare binding en trots met het Westland als geheel. Deze sociale bindingen betekenen dat verwacht mag worden dat de sociale netwerken in de kernen in staat zijn veel initiatieven van de grond te tillen. Dit is terug te vinden in tabel 17. De cel linksonder is goed gevuld. Een gemeente kan dergelijke initiatieven fnuiken door streng vergunningenbeleid of het overnemen van deze initiatieven, maar kan ook ruimte geven door mee te denken om deze initiatieven in te passen en daardoor de sociale kracht van de kernen versterken. Hieronder wordt aan de hand van onze waarnemingen onderzocht welke koers de gemeente hierbij pleegt te kiezen.
- 40 -
Kernen tussen kassen
7.4 Stand van zaken Ten aanzien van de indicatoren met betrekking tot het contact met maatschappelijke partijen, worden de drie hoofdcriteria apart besproken. Dit zijn de volgende drie criteria: a. Er is nagedacht over de vorm van participatie die wordt gekozen: heldere keuze vooraf b. De gemeente is oprecht geïnteresseerd en hecht waarde aan de bijdrage van burgers: constructieve houding (luisterend oor) c. De gemeente draagt zorg voor goede informatievoorziening tijdens het participatieproces: adequate informatieverstrekking en adequate terugkoppeling over gemaakte afspraken De bespreking van deze punten geschiedt aan de hand van gegevens die verzameld zijn tijdens de interviews en gegevens die verzameld zijn aan de hand van de enquête. tabel 18: Beleving van het contact met de gemeente ‘s-Gravenzande Kwintsheul De Lier Maasdijk Monster Naaldwijk Poeldijk Wateringen Actief in hele gemeente of meerdere kernen Gewogen gemiddelde
n 17 5 10 7 18 15 12 12
Gemeente oprecht geïnteresseerd 6,5 5,2 6,1 5,3 5,5 6,1 5,3 5,5
Voldoende gebruik inbreng 6,1 5,0 5,0 4,8 4,8 5,5 4,1 4,8
Terugkoppeling over inbreng 5,8 4,8 4,3 4,9 4,1 5,3 3,0 4,6
6,8 5,9
6,5 5,4
5,7 4,9
30
De derde kolom in tabel 18 heeft betrekking op criterium A, de vierde op criterium B en de derde op criterium C. De criteria worden hieronder gescheiden besproken. Ad. A. Heldere keuze vooraf Er kan vooraf gekozen worden om burgers op een bepaalde wijze bij beleidsvoorbereiding en uitvoering te betrekken. Die wijze is een positie op de participatieladder (zie katern). Bij de totstandkoming van de SOK, bij de herijking subsidies en bij de totstandkoming van centrumplannen is bewust nagedacht over de vorm De participatieladder is een beschrijving van participatie. van hoe burgers bij beleidsvorming en uitBij de SOK is gekozen voor twee ronden langs de kernen en later hebben deelnemers in een derde ronde de mogelijkheid gehad hun oordeel te geven over het concept op een moment dat dit eventueel nog kon worden aangepast. Bij de eerste ronde werd in de eerste plaats duidelijk gemaakt wat de bedoe-
voering betrokken kunnen worden. Er zijn verschillende varianten in omloop. Een wijze om het te beschrijven is (Arnstein, 1969, p. 217; Jong, Litjens, & Pröpper, 2013, p. 11):
Beslissen (burger bepaalt)
Meebeslissen (burger bepaalt mede)
Coproduceren (burger voert uit)
Adviseren (burger geeft adviezen ten aanzien van voorgenomen besluit)
Raadplegen (burger krijgt vragen voorgelegd)
Informeren (burger wordt op de hoogte gebracht van besluit)
- 41 -
Kernen tussen kassen ling is van het proces en werd de stand van zaken onderzocht, terwijl in de tweede ronde de aandacht vooral gericht was op het halen van informatie over gewenste ontwikkelingsrichtingen. De selectie van de deelnemers is gedaan door te beginnen met het bekende netwerk binnen de kernen, bijvoorbeeld oud-politici en voorzitters van dorps- en belangenverenigingen. Met deze mensen is gezocht naar de juiste sleutelfiguren per kern (sneeuwbalmethode). Voor de meeste kernen leverde dit een lijst van ongeveer zestig mensen per kern. Hiervan hebben uiteindelijk ongeveer twintig tot dertig mensen de bijeenkomsten bezocht. Ook zorgde de gemeente er tijdens de totstandkoming van de SOK voor dat deelnemende burgers niet steeds met nieuwe vertegenwoordigers van de gemeente te maken kregen. Bij de besluitvorming over voorgenomen bezuinigingen is ook vooraf helder gekozen hoe de maatschappelijke organisaties betrokken zouden worden. Er is niet voor gekozen om deze organisaties, anders dan de wettelijk openstaande route van bezwaar, invloed te geven op de bezuiniging. Er is voor gekozen om vertegenwoordigers van deze organisaties groepsgewijs te confronteren met de bezuinigingen. Door die organisaties uit te nodigen, die door de bezuinigingen getroffen worden, blijkt dat is nagedacht over wie de belanghebbenden zijn. Als gekeken wordt naar de participatieladder (zie kader) is in de eerste situatie gekozen voor coproduceren: burgers hadden belangrijke inbreng in de totstandkoming van de nota. Dit is ook terug te lezen. Bij de herijking subsidies is ervoor gekozen voor het informeren. Uit interviews bleek dat duidelijk was wat de ruimte was om hier invloed op te hebben: er was geen ruimte. Uit interviews kwam een wisselend beeld naar voren over de kwaliteit van deze wijze van informeren. Onafhankelijk van de vraag of geïnterviewden het eens waren met het besluit, bleek dat sommigen de wijze van communiceren begrijpelijk en respectvol beoordeelden, terwijl anderen het weliswaar begrijpelijk, maar als weinig respectvol ervoeren. Het initiatief van de bezuinigingen ligt bij de gemeente en subsidie-ontvangers hebben niet de mogelijkheid gekregen om invloed te hebben op de verdeling van de subsidies. Bij beheer van de openbare ruimte is ook een forse bezuinigingsoperatie opgelegd. Ook dit is zonder invloed van burgers uit kernen geschiedt. Sterker: er is bewust gekozen voor nivellering en harmonisering van het beleid. Met andere woorden: het beleid wordt centraal vastgesteld en de burger wordt geïnformeerd over de resultaten. Het nivelleren is ook terug te zien op het gebied van klachtafhandeling. Burgers kunnen klachten en verzoeken indienen en deelnemen aan de regelmatig gehouden schouw. Hier wordt gebruik van gemaakt. De gemeente registreert de klachten, verzoeken en houdt bij wat tijdens de schouw is afgesproken. Een wijkregisseur houdt contact met de indieners van het verzoek of de klacht en controleert of ze een reactie krijgen. De enquête geeft meer algemene gegevens over de vraag of respondenten tevreden zijn over de wijze waarop ze bij beleid betrokken worden. Gemiddeld is er sprake van een kleine vol- 42 -
Kernen tussen kassen doende op de vraag of de gemeente oprecht geïnteresseerd is de inbreng van burgers. Hier, en in het bijzonder in Maasdijk, Poeldijk en Kwintsheul, is verbetering mogelijk (zie tabel 18, p. 41). Ad B. Constructieve houding: luisterend oor Ten aanzien van de constructieve houding bestaat een sterk wisselend beeld. Bij de totstandkoming van de SOK staat vast dat de gemeente een luisterend oor heeft gehad voor de inbreng. Dit blijkt uit het feit dat in de derde ronde weinig behoefte bestond om het concept nog aan te laten passen. Bij de herijking bezuinigingen is uit interviews in zoverre interesse van de gemeentelijke organisatie en het college vastgesteld, dat na de bezuiniging is gemonitord in hoeverre de bezuinigingen geleid hebben tot beëindiging van activiteiten van organisaties waar gekort is op de subsidie – in de regel tot nul teruggebracht. Uit de wijze waarop verwoord werd dat het beëindigen van veel subsidies niet geleid heeft tot het beëindigen van activiteiten van deze organisaties, blijkt eveneens een zekere bezorgdheid over de continuering van de activiteiten en dus een oprechte interesse. Op vragen bij respondenten of overwogen hebben bezwaar tegen de bezuinigingen aan te tekenen, blijkt dat de belangrijkste reden om niet in bezwaar te gaan lag in de inschatting, dat het geen kans op succes zou hebben. De derde kolom van tabel 18 (p. 41) laat zien dat respondenten niet tevreden zijn over de inbreng die zij kunnen hebben bij gemeentelijke plannen. Gemiddeld krijgt de gemeente een 5,4. In de kernen Maasdijk, Monster, Wateringen en in het bijzonder Poeldijk wordt de gemeente met een stevige onvoldoende beoordeeld. In de beleving van de inwoners van Poeldijk, wordt hun inbreng onvoldoende benut. Op de vraag of de gemeente zijn afspraken nakomt, blijkt dat van de respondenten die een mening hebben de helft vindt dat dit altijd het geval is en de andere helft als antwoord geeft dat dit soms het geval is (zie figuur 6). Dit cijfer geeft niet aan hoe vaak de gemeente zijn afspraken na komt, maar hoe vaak burgers het gevoel hebben dat dit het geval is. Gezien het feit dat figuur 6: De gemeente komt zijn afspraken na (n=133) de respondenten mensen zijn die als vrijwilliger of professional met de gemeente te maken hebben, is het percentage dat vindt dat de gemeente nooit zijn afspraken na komt zorgwekkend groot. - 43 -
Kernen tussen kassen Ten aanzien van het beheer van de openbare ruimte kan vastgesteld worden, dat de gemeente het behoorlijk goed doet. Ze houdt nauwkeurig bij hoe tevreden burgers zijn over de openbare ruimte, ze heeft een modern klachtenafhandelingssysteem en houdt bij of de klachten afgehandeld zijn. De schouwen, een alternatieve wijze van inbreng van burgers opnemen, blijken redelijk bezocht en het aantal deelnemers per schouw is weliswaar afgenomen, maar dat heeft te maken met het verdelen van het schouwen over kleinere gebieden. Het enthousiasme om deel te nemen is dus niet afgenomen. Kortom: de gemeente heeft wel een constructieve houding bij het SOK en bij het beheer openbare ruimte, maar bij de herijking van subsidies zijn de ontvangers alleen geïnformeerd en uiteindelijk is de algehele tevredenheid op dit punt onvoldoende. Ad. C. Adequate informatieverstrekking Voor het beantwoorden van de vraag naar de informatieverstrekking wordt vooral gekeken naar antwoorden van geïnterviewde vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties. De reacties zijn positief. Een enkele keer is opgevangen dat bij stagnerende ontwikkelingen, bijvoorbeeld bij de ontwikkeling van een woonwijk, de informatie achterwege blijft. Burgers merken dat er niet gebouwd wordt, maar worden niet op de hoogte gesteld van oorzaken en eventuele bijgestelde planningen en vooruitzichten. Dit heeft bijvoorbeeld in Poeldijk geleid tot een avond op 2 september 2011 “Poeldijk trekt aan de bel”, waar 600 tot 800 Poeldijkers bijeen kwamen om aan de gemeente duidelijk te maken dat de inwoners zich ernstig zorgen maken over de stagnatie van de woningbouw rond Poeldijk.23 De gemeente was er door drie wethouders vertegenwoordigd en de woningbouwcorporatie met twee vertegenwoordigers. Een gevolg van deze avond is de Initiatiefgroep Poeldijk. Hierin zitten twee ambtenaren van de gemeente en een aantal inwoners, ongeveer zes, zeven mensen, uit Poeldijk. Daarnaast is in de regel wethouder De Goeij hierbij aanwezig, soms aangevuld of vervangen door een wethouder van wie de portefeuille beter aansluit op de agenda van de betreffende avond. De Initiatiefgroep komt drie tot vier maal per jaar bijeen. In de beleving van de gemeente is de Initiatiegroep een positieve reactie op de ‘trek aan de bel’ actie. Er is een communicatiekanaal opengesteld tussen de Poeldijkse gemeenschap en de gemeentelijke organisatie. De leden van de initiatiefgroep hebben een aantal werkgroepen opgericht die de Poeldijkse vertegenwoordigers in de Initiatiefgroep ondersteunen. Hoewel de overleggen van de Initiatiefgroep Poeldijk volgens de gemeente naar tevredenheid van beide zijden verlopen, lijken de resultaten daarvan voor burgers onvoldoende zichtbaar. Volgens geluiden uit de Poeldijkse gemeenschap hebben de Initiatiefgroep en de werkgroepen na twee jaar weinig opgeleverd en zijn veel vrijwilligers afgehaakt. Het beeld dat door de ambtelijke organisatie wordt geschetst en het beeld dat in de samenleving is ont-
23
Bron: http://www.vv‐verburch.nl/main.php?nav=home&id=767
- 44 -
Kernen tussen kassen staan, lopen uiteen. Ook hier is communicatie de sleutel tot succes en kan de gemeente inspireren door te informeren. De voor dit onderzoek gehouden enquête bevat meer algemene gegevens over de vraag of respondenten tevreden zijn over de terugkoppeling nadat er afspraken met de gemeente zijn gemaakt. Hier scoort de gemeente een onvoldoende. Ook hier zijn duidelijke verschillen per kern. In Poeldijk (3,0) en De Lier (4,3) wordt een forse onvoldoende gegeven, terwijl respondenten uit ‘s-Gravenzande (5,8) en degenen die actief zijn in de meerdere kernen (5,7) een kleine voldoende geven voor de terugkoppeling door de gemeente (zie tabel 18, p. 41). Deze cijfers geven aan dat op dit punt verbetering mogelijk is. Bij het beheer in de openbare ruimte zijn tijdens de interviews uitsluitend positieve geluiden vernomen over de wijze van communicatie, waardoor de nadere inkleuring van de negatieve oordelen in tabel 18 moeilijk is. Ook als volgens het gemeentebeleid bepaalde zaken niet langer onderhouden werden en dus niet kon worden tegemoet gekomen aan een verzoek, vond men de uitleg open, eerlijk en acceptabel. In één interview werden contacten binnen het ambtelijk apparaat genoemd als verklaring waardoor deze geïnterviewde geen problemen had om zijn problemen aan de orde te stellen. Als dit niet hielp, ging hij naar een wethouder of de burgemeester en dat hielp naar zijn beleving voldoende tot goed. De drie gegevens op een rij in tabel 18 laten bij vrijwel elke kern een daling zien van de eerste naar de derde vraag. Bij Poeldijk is die daling erg sterk. De tien respondenten uit Poeldijk erkennen dus wel enige interesse voor hun inbreng, maar hebben niet het gevoel dat er veel mee gedaan wordt en zijn sterk ontevreden over de terugkoppeling. Ook hier is op grond van gegevens uit de interviews geen eenduidige verklaring te geven. Respondenten die een instelling vertegenwoordigen die in meerdere kernen actief is, zijn het meest positief over het contact met de gemeente.
- 45 -
Kernen tussen kassen
7.5 Conclusies Er is een wisselend beeld van de kwaliteit van hoe de gemeente zijn rol als overheid invult. Er zijn voorbeelden gevonden van een gemeente die zich terughoudend opstelt, stimulerend opstelt, voorbeelden waar ze duidelijk interactief beleid ontwikkelt en uitvoert, maar ook voorbeelden waar ze er voor kiest dat niet te doen, en tenslotte ook voorbeelden waar de gemeente als schakelende overheid optreedt. Een belangrijke constatering is dat het contact tussen burgers en gemeente volgens de met de enquête opgehaalde gegevens naar de beleving van burgers niet voldoende is. In figuur 7 zijn de scores van vier vragen die respondenten hebben figuur 7: Beoordeling contacten door burgers gegeven over hun contacten met de gemeente bij elkaar opgeteld en per kern het gemiddelde genomen. De hoogste scores zijn te vinden in de twee grootste kernen ’s Gravenzande (5,9) en Naaldwijk (5,7), terwijl de lagere scores zijn te vinden in Poeldijk (4,1) en Monster (4,9), en Maasdijk (5,0), Kwintsheul (5,0), Wateringen (5,2) en De Lier (5,2) ook nog duidelijke onvoldoende scoren. Het gemiddelde voor heel Westland is 5,4. Er is een heldere keuze vooraf over welk participatiearrangement gekozen wordt en die keuze wordt ook duidelijk gecommuniceerd. Er is sprake van een constructieve houding, maar die is naar het oordeel van burgers vaak onvoldoende. De ontevredenheid is het grootst op het gebied van de informatieverstrekking.
7.6 Algemene samenvatting In deze paragraaf presenteren we een tabel waarin de scores die respondenten van de enquête hebben gegeven over de verschillende thema’s worden samengebald. Hierdoor wordt een vergelijking tussen de kernen mogelijk en kan de vraag beantwoord worden of respondenten uit een bepaalde kern zich relatief bij alle thema’s achtergesteld dan wel bevoordeeld voelen.
- 46 -
Kernen tussen kassen
tabel 19: Gemiddelde rapportcijfers per beleidsdomein gegeven door respondenten24
Winkelaanbod
Accommodaties
Woningaanbod
Prettig contact
Overall
‘s-Gravenzande
5,7
6,9
5,9
6,1
6,2
Honselersdijk
4,4
5,0
3,8
-
4,4
Kwintsheul
3,6
6,1
5,0
5,0
4,9
De Lier
5,8
6,2
4,8
5,1
5,5
Maasdijk Monster Naaldwijk Poeldijk
6,6 6,1 7,4 4,4
6,6 6,0 6,5 6,0
5,5 5,7 5,4 5,2
5,0 4,8 5,6 4,1
5,9 5,6 6,2 4,9
Wateringen
6,9
6,5
6,0
5,0
6,1
De gegevens van tabel 19 moeten met enige terughoudendheid gebruikt worden. Zo kan het verschil tussen een 6,1 en een 6,0 als nihil worden beschouwd. Het is wel interessant om te zien dat bepaalde kernen bij de meeste van de vier beleidsdomeinen hoog dan wel laag scoren. Een verschil van een punt of meer in de overall score heeft betekenis voor de waardering die respondenten geven over hun ervaringen met de gemeente op de vier domeinen. In figuur 1 (p. vii) zijn de rapportcijfers uit de laatste kolom zodanig aangegeven, dat de verschillen helder in beeld komen.
24
Bron: tabel 5, tabel 11, tabel 16 en tabel 18.
- 47 -
Kernen tussen kassen
8
Deelvraag 7: evaluaties De zevende deelvraag stelt de vraag of er evaluaties hebben plaatsgevonden en of er tussentijds wordt gerapporteerd naar de mate waarin beoogde doelen of het streefbeeld naderbij komt. Een evaluatie wordt gezien als een belangrijk onderdeel van de planning en controlcyclus (figuur 8) en dus van een verbetercyclus. Zoals we hierboven al zagen is de nota Mijn Westland, Ons Westland een visie. Een visie heeft, en dat hoeft ook niet bij een visie, geen concrete beleidsdoelen. Hoewel andere stukken wel uitgangspunten van de nota overnemen (figuur 2, p. 6), is niet exact na te volgen in hoeverre bepaalde beleidsplannen en uitvoeringsplannen een gevolg zijn van de visie.
De Sociale Ontwikkelingskaders zijn wel een direct gevolg van Mijn Westland, Ons Westland, maar ook dit is geen befiguur 8: Abstrahering Planning en Control cyclus leidsdocument. In de kaders is een groot aantal opinies van burgers verzameld over de problematiek van de kern, waarin zij woonachtig zijn. Dit kan gezien worden als een verbijzondering van de visie, maar ook hier ontbreekt de stap naar beleidsplannen. Het is heel goed mogelijk dat concrete zaken die door burgers zijn ingebracht hebben geleid tot uitvoeringsplannen en zelfs tot uitvoering op het operationeel niveau, maar hoewel er in die gevallen wel een begroting is opgesteld, en het onderdeel terug te vinden is onder een programmaonderdeel van de begroting en het jaarverslag, is de link met Mijn Westland, Ons Westland niet traceerbaar. Hieruit volgt dat het antwoord op de deelvraag naar evaluaties, geconcludeerd moet worden dat de visie Mijn Westland, Ons Westland niet is geëvalueerd. Dit betekent dat er ook geen gelegenheid was om de aanpak van het kernenbeleid stapje voor stapje aan te passen na reflectie over de ervaringen van het beleid. Dit is één van de verklaringen waarom ondanks de uitstekende start (de visie) het kernenbeleid zeer moeizaam doorontwikkeld is.
- 48 -
Kernen tussen kassen
9
Deelvraag 8: drie scenario’s en het kernenbeleid als oplossing De achtste deelvraag stelt de vraag of het mogelijk is scenario’s te schetsen hoe het kernenbeleid en de gemeente zichzelf kan ontwikkelen aan de hand van geconstateerde ontwikkelingen en aan de hand van eerdere ervaringen bij andere fusiegemeenten. Er worden op grond van deze ervaringen elders in Nederland drie scenario’s geschetst: het vereniging van dorpenscenario, het dorpisme scenario en het business as usual scenario.
9.1 Scenario I: Vereniging van dorpen Cruciaal voor de toekomst van de gemeente Westland is of er een evenwicht gevonden kan worden tussen de eigenheid van de kernen, waardoor vrijwilligerswerk en sociale cohesie wordt gestimuleerd, en het voor alle kernen geldend beleid. Is het mogelijk om differentiatie aan te brengen? Als het lukt om die differentiatie tot stand te brengen, is er de mogelijkheid dat de verenigingen, ondernemers en burgers veel tijd steken in het eigen dorp, terwijl geen onenigheid ontstaat over de hoofdlijnen van het sobere gemeenschappelijke beleid. Dit is het gunstige scenario dat zeker niet vanzelf ontstaat, maar geleidelijk aan moet groeien. Om dat optimistische scenario tot bloei te laten komen moet het gemeentebestuur de initiatieven in de kernen ondersteunen en voor zover nodig en mogelijk stimuleren. In de gemeente Westland zijn aanzetten aanwezig voor dit scenario. Er is een sterke binding tussen inwoners binnen de kernen. Een voorbeeld is hoe het verzorgingshuis De Triangel onderdeel uitmaakt van de sociale structuur van De Lier. De Triangel kan wel onderdeel zijn van een bovengemeentelijke organisatie (Pieter van Foreest), maar wordt desondanks omarmd door de bevolking uit De Lier. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de giften van Liers gevoel aan de instelling en, vergeleken met Delft, het gemak waarmee deze instelling vrijwilligers kan rekruteren. Deze vormen van sociale cohesie zijn tijdens dit onderzoek eveneens waargenomen in Maasdijk, Ter Heijde, Kwintsheul en Poeldijk. Wij vermoeden, mede op basis van in- 49 -
Kernen tussen kassen terviews met ambtenaren en professionals, dat langduriger onderzoek zou leiden tot nog meer vergelijkbare waarnemingen. Er zijn verschillende methoden denkbaar om deze structuur te benutten. In de gemeenten Emmen en Hoogeveen is gekozen voor buurtbudgetten en intensieve begeleiding van erkende overlegpartners. Dit leidt in die gemeenten tot een sterke toename van activiteiten in hun wijken en kernen. Ons beeld is echter dat dit model niet direct overzetbaar is naar de gemeente Westland. Dit heeft te maken met de MKB-mentaliteit van de Westlander, die niet gewend is aan al te veel en al te hartelijke contacten met de gemeente. De overheid moet op gepaste afstand blijven. Naar onze taxatie kan de gemeente de energie in de kernen positief benutten, door activiteiten te faciliteren en eventueel obstakels die veroorzaakt worden door wet- en regelgeving weg te nemen. Het lijkt ons daarnaast wijs om overlegstructuren die door burgers worden opgericht, zoals in Poeldijk, Maasdijk en Kwintsheul is geschied, te benutten als klankbord. Dit bespaart de gemeente de moeite om zelf klankborden in te stellen en leidt tot betere en meer permanente contacten tussen vertegenwoordigers uit kernen en de gemeentelijke organisatie. Voorwaarde is wel dat de toegang tot de overlegstructuren die burgers opzetten open blijven voor nieuwe actievelingen. Bij een vereniging van dorpen zal het geheel meer tot stand kunnen brengen dan de delen afzonderlijk en dat is uiteraard nastrevenswaardig.
9.2 Scenario II: Dorpisme Tegenover dit optimistische scenario staat de ontwikkeling waarbij de pluraliteit van kernen niet wordt gedempt, maar leidt tot rivaliteit. Dit doet zich voor als er onenigheid is over de vestiging van hoofdfuncties. Een kenmerk van rivaliteit tussen de afzonderlijke kernen, in de literatuur "dorpisme" genoemd, treedt op wanneer de politieke partijen in de gemeenteraad sterke bindingen hebben met slechts een of twee kernen, maar niet met de andere kernen. Politieke spanningen tussen fracties in de raad vertalen zich dan ook in spanningen over de verdeling van voorzieningen over de kernen. Dorpisme kan functioneren als een splijtzwam. Het kost veel energie. Soms komt het keer op keer, dus elke collegeperiode weer terug. Er zijn verschillende meerkernige fusiegemeenten die na de herindeling werden geteisterd door niet aflatend dorpisme. Duidelijke voorbeelden hiervan zijn de gemeenten Maasdriel, Boarnsterhim, Delfzijl en Roerdalen. Vaak leidt het tot splitsen van politieke partijen in partijen die een dorp of enkele dorpen vertegenwoordigen. In enkele gevallen heeft aanhoudend dorpisme geleid tot een splitsing van de fusiegemeenten waarbij delen van de voormalige fusiegemeente worden toegewezen aan buurgemeenten. Nu is dit scenario bij Westland moeilijk voorstelbaar. Een toewijzing aan Rotterdam of Den Haag is iets dat zo onaantrekkelijk is voor de Westlandse kernen dat dit een splitsing zal voorkomen. Maar wel is het denkbaar - in het pessimistische scenario - dat een eventueel dorpisme veel bestuurlijke energie vergt. - 50 -
Kernen tussen kassen Per 1 januari 2014 wordt de fusiegemeente Boarnsterhim (in 1980 gevormd uit drie gemeenten) in vieren gesplitst: het grootste deel gaat naar Leeuwarden, een kleiner deel naar Heerenveen en de rest naar de gemeenten Sûdwest-Fryslân en Skartsterlân. Dezelfde energie die bij het scenario van Vereniging van Dorpen kan leiden tot meer positieve inzet van wat burgers doen, kan bij het dorpisme model leiden tot na-ijver tussen kernen. Uit ons onderzoek zijn enkele waarnemingen gedaan die kunnen wijzen op ontwikkelingen in deze richting (zie tabel 20). Bij doorgeschoten dorpisme zal het geheel minder tot stand brengen dan de delen afzonderlijk en dat is uiteraard onwenselijk.
tabel 20: Opmerkingen uit enquête25 ‘s-Gravenzande De Lier Honselersdijk
Vereniging van Dorpen
Dorpisme
Een mooie authentieke kern Gezellige rustige kern Zeer sterk verenigingsleven Kleinschalig, maar wel met voldoende gewenste grotere winkelvoorzieningen, saamhorigheidsgevoel Kleinschalig dorpsgevoel, men kent elkaar, men wil elkaar helpen
Winkelcentrum dat nog steeds niet vervangen wordt
Kleine kern die te weinig ruimte krijgt om zich uit te breiden voor de nodige voorzieningen
Kwintsheul Maasdijk
Kleinschalig, betrokken Weinig winkels Slechte parkeergelegenheid
Monster Naaldwijk
Poeldijk
Ter Heijde
Centraal in het Westland, veel voorzieningen Het lijkt of mijn kern een streepje voor heeft op de andere kernen Samen zijn van de bewoners Klein knus dorp. Iedereen kent iedereen. Nog het echte dorpsgevoel!!! Samen is het sleutelwoord Prachtig gelegen in de duinstrook
Wateringen
Lege vlaktes, gebouwen gesloopt maar niets voor teruggekomen Poeldijk is ernstig achtergebleven Afgesproken woningdifferentiatie is niet nagekomen – er wordt een bestemmingsplan naar Arcade toegeschreven, kansen worden niet benut. Ons dorp wordt en is in de steek gelaten Alles moet te veel in Naaldwijk, zoals burgerlijke zaken, das niet handig voor de ouderen. In Wateringen komen steeds meer mensen van buiten het Westland wonen.
Opmerkingen die een aanzet tot dorpisme in zich hebben, hebben vooral te maken met het gevoel van achterstelling van de eigen kern. In de gemeente Westland wordt al jaren politiek
25
Een selectie uit 64 opmerkingen.
- 51 -
Kernen tussen kassen touwgetrokken over het nieuwe gemeentehuis. De discussie over de locatie van het gemeentehuis kan gezien worden als een uiting van dorpisme. In dergelijke discussies is het belangrijk dat de actoren rekening houden met mogelijke gevoelens van dorpisme. Als er investeringen in één kern worden gedaan, moeten daar ofwel overtuigende argumenten voor zijn (bijvoorbeeld het type kern of de centrale ligging) ofwel moeten er vergelijkbare investeringen in andere kernen tegenover staan. De gemeente moet ervoor waken dat het algemene gevoel ontstaat, zoals verwoord door een vertegenwoordiger uit Naaldwijk: ‘dat mijn kern een streepje voor heeft’ of dat ‘ons dorp in de steek is gelaten’ zoals gevoeld door een bewoner van Ter Heijde.
9.3 Scenario III: Business as Usual Ten slotte is er het business as usual scenario. Dit is het meest voorkomende scenario. Dit is ook het scenario dat zich in ongeveer zestig procent van de fusiegemeenten voordoet. Er wordt geen betekenisvol en actief dorpen en wijkenbeleid gevoerd. De kracht van de kernen wordt niet gestimuleerd en niet gemobiliseerd. Er is sprake van een forse bestuurlijke schaalvergroting, gepaard gaand met dalende opkomstcijfers, een forse verwijdering tussen de gemeentelijke ambtenaren en bestuurders in de centrumkern en de vele bewegingen van burgers, ondernemers en verenigingen in de afzonderlijke perifere kernen. Kenmerkend voor het business as usual scenario is het ontbreken van dorpisme (geen politieke rivaliteit uitgesplitst naar dorpen) maar ook geen stimulans voor de eigen kracht van die dorpen: ‘living apart together’. Het heeft kenmerken van een verstandshuwelijk. In zulke business as usual fusiegemeenten zijn er sterke centrumvliedende krachten. Inwoners oriënteren zich op werk-, koop- en uitgangscentra buiten de eigen gemeente. Verder identificeren de inwoners zich niet met de nieuwe gemeente. Een aardig voorbeeld van zo'n business as usual fusiegemeente is de gemeente Lansingerland. Onze waarnemingen wijzen erop, dat dit in de gemeente Westland aan de hand is. Er is geen doordacht en uitgekiend kernenbeleid. Er is op ad hoc basis aandacht voor problemen in kernen, maar er is geen structureel overleg. Er wordt ten behoeve van het realiseren van projecten wel gebruik gemaakt van tijdelijk ingestelde klankbordgroepen, maar deze worden na korte tijd weer beëindigd. Er wordt niet in alle gevallen gebruik gemaakt van bestaande initiatieven van burgerzijde om het gesprek aan te gaan. We hebben geconstateerd dat de gemeente bij de herijking van subsidies en bij de bezuinigingen in de ruimtelijke orde goed kan communiceren in die zin dat vertegenwoordigers van instellingen begrip hebben voor het gevoerde beleid. Daar staat tegenover dat we ook hebben kunnen constateren dat er pogingen worden gedaan om het beleid te harmoniseren of te nivelleren. Dit duidt op een focus op het eigen beleidsdomein en niet op een focus op kernenbeleid (zie figuur 3, p. 7). Er wordt zo weinig mogelijk tegemoet gekomen aan verschillen en verschillende wensen tussen kernen. Als de focus meer op kernenbeleid zou komen te liggen, zal dat leiden tot een afname van harmoniseren en meer differentiatie van beleid per kern (op deelterreinen) toelaten. - 52 -
Kernen tussen kassen
9.4 Bedreigingen en kansen ‘Als je een lijn op de kaart zet, ga je vanzelf geloven dat daar een identiteit bij hoort’26. Er is een lijn rond vijf Westlandse gemeenten gezet en we hebben kunnen vaststellen dat voor de inwoners van de kernen van Westland de naam van de nieuwe gemeente een onderdeel is van hun identiteit. Dit is niet verbazingwekkend. In deze vijf gemeenten is een unieke economische activiteit, de tuinbouw, overheersend en wel zo, dat ook de ruimtelijke structuur vrijwel volledig wordt beheerst door deze ene activiteit. Misschien is niet zozeer het gemeentehuis te Naaldwijk, maar de veiling tussen Honselersdijk en Naaldwijk wel de kern van deze gemeente. Naast deze economische activiteit, is er ook de bedreiging van Den Haag en Rotterdam. Deze twee steden zijn sterk overheersend in de regionale economie en regionale politiek. De gemeente Westland kan ook gezien worden als een poging om te voorkomen dat (delen van) de aangesloten gemeenten door vooral Den Haag zouden worden geannexeerd. Dit speelde uiteraard het meest krachtig in de voormalige gemeente Wateringen. De economische eenheid en dreiging van de omliggende grote steden zijn krachten die de eenwording van de gemeente bevorderen. Daar staat tegenover dat enige naijver is waargenomen tussen de inwoners van verschillende kernen. De inwoners van Westland zijn weliswaar Westlanders, maar zeker ook inwoners van hun eigen kern. Ze zullen niet snel accepteren dat de kwaliteiten die hun kern heeft door verdergaande harmonisering en nivellering achteruit gaan. Voor een deel vangen ze het op door zaken zelf op te pakken. Dit past bij de cultuur van de Westlander. Maar ons is ook herhaaldelijk gemeld, dat Westlanders soms (te) lang wachten tot ze om hulp vragen. En dan kan het te laat zijn. Tegen de achtergrond van de drie scenario's is het van belang dat de politici en inwoners van Westland een keuze maken voor de aanstaande collegeperiode (2014-2018). Wil de gemeente dorpenkracht stimuleren met sober beleid, waarbij vertegenwoordigers uit kernen de ruimte krijgen om gedifferentieerd beleid vorm te geven, net als in De Wolden, Emmen en Eemsmond? Met andere woorden: gaat de gemeente samen met de inwoners van de verschillende kernen per kern beleid vormen en uitvoeren? Of wordt de gemeente Westland een business as usual fusiegemeente met sterk centrumvliedende krachten, zoals Lansingerland. Wordt Naaldwijk de politieke hoofdkern en zal in de rest van de gemeente de ontwikkeling van het voorzieningenaanbod worden overgelaten aan marktontwikkelingen? Of laat de gemeente het zo uit de hand lopen dat er sprake is van dorpisme dat ontwikkelingen frustreert en uiteindelijk kan uitmonden in ontbinding zoals in Maasdriel en Boarnster-
26
Uitspraak van een ambtenaar werkzaam bij de Regiovisie Groningen‐Assen.
- 53 -
Kernen tussen kassen him. Maasdijk dan toch maar bij Maassluis en Vlaardingen, De Lier naar Midden Delfland en Wateringen toch maar naar Den Haag? En de rest? Naar onze indruk zijn de middelpuntvliedende krachten te zwak om de gemeente echt te bedreigen. Toch lijkt het ons verstandig om het spook van dorpisme serieus te nemen. Westlanders zijn eigengereid en laten zich niet de kaas van het brood eten. Ze zijn gewend om direct contact te onderhouden met een wethouder of een ambtenaar, maar dat is in een gemeente met 100.000 inwoners niet vol te houden. De beste wijze om het spook van dorpisme serieus te nemen is om kernenbeleid te ontwikkelen. De nota Mijn Westland, Ons Westland is een goede visie, maar behoeft uitwerking en onderhoud. In 2009-2010 is voor de verkiezingen gewerkt aan uitwerking, maar sindsdien lijkt het document geschiedenis. De visie cyclisch evalueren en terugkoppelen, zal helpen bij de totstandkoming van de vereniging van dorpen. Gedacht kan worden aan een jaarlijkse of tenminste tweejaarlijkse cyclus.
- 54 -
Kernen tussen kassen
Bijlagen Geïnterviewde personen Beek, M. van; gemeentesecretaris, gemeente Westland. Brande, L. van den (telefonisch); projectleider afdeling Samenleving, gemeente Westland. Broek, J. van den; directeur Openbaar Onderwijs Westland, vestigingen in de hele gemeente. Broekema, N.; griffier, gemeente Westland. Goeij, M. de; wethouder, gemeente Westland. Goes, S. van der; bestuurslid ’t Atelier, Naaldwijk. Hofman, M.; voorzitter Stichting Concordia, Maasdijk. Horst, J.; medewerker communicatie afdeling Planontwikkeling, gemeente Westland. Laarhoven, K. van; hoofd, afdeling Samenleving, gemeente Westland. Maat, A.; voorzitter dorpsvereniging, Ter Heijde. Prins, A.; interim hoofd, afdeling IBOR, gemeente Westland. Rijn, N van; voormalig voorzitter vv Verburch, Poeldijk. Sieval, F.; beleidsmedewerker, bureau Strategie, gemeente Westland. Sjerp, A.; teamleider Cultuur, Welzijn en Participatiebeleid, gemeente Westland. Vollebregt, S.; directeur Vitis, vestigingen in de hele gemeente. Wolffenbuttel, T.; locatiemanager Pieter van Foreest in Delft en De Lier.
Lijst indicatoren en doelen Thema
Sociale Cohesie
Doelen
Verbijzondering doelen
Indicatoren
Ontmoeting
Behoud ontmoetingsplaatsen Vergroten effectiviteit ontmoetingsplaatsen Vergroten aantal doelgroepen dat elkaar ontmoet Vergroten betrokkenheid leefomgeving Vergroting kans in eigen omgeving te blijven wonen
1. Aantal ontmoetingsplaatsen (dorpshuis, horeca, kerken, hokken, weekmarkt, evenementen, buurtwinkels, bankjes, speeltuinen). 2. Voldoende woningen voor elke doelgroep en doorlopen van hele wooncarrière binnen een kern 3. Aantal zorginstellingen voor mensen die niet zelfstandig kunnen wonen.
Participatie
4. Mate waarin wordt ervaren dat de Vernieuwing en steun vrijwilligerswerk gemeente interesse en waarde hecht Vernieuwing en steun verenigingsleven aan bijdrage burgers Behoud lage werkloosheid 5. Aantal verenigingen Evenredige deelname alle doelgroepen 6. Subsidie aan verenigingen 7. Werkgelegenheid
Trots
Uitdragen kenmerkende prestaties gemeente Westland Behoud en uitbreiding identificatie met Westland en kernen
8. Investering in gebiedsmarketing 9. Bestaan kern- versus Westlandgevoel 10. Aantal mensen die actief participeert in een vereniging of organisatie in de kern waar zij ook woont (woonkern gelijk aan actiefkern)
- 55 -
Kernen tussen kassen
Thema
Ontwikkeling
Doelen
Verbijzondering doelen
Hoger opgeleiden
Hoger opleiden jeugd Scholen volwassenen
Vestigingsklimaat Ontplooiingsmogelijkheden
Basisvoorzieningen
Accommodaties
Spreiding en concentratie
Rol van de Gemeente
Multifunctionele accommodaties Terughoudende overheid
Indicatoren
11. Verhogen uitstroom naar hoger onderwijs 12. Uitbreiding aanbod tertiair onderwijs, Greenport onderwijs 13. Volwasseneneducatie 14. Voor nieuwe doelgroepen ruimere Tertiair onderwijs woningen met buitenruimte Wonen, starters en nieuwe groepen 15. Bij stedelijke voorziening groot aanVoorzieningen: meer stedelijk bod kunst, cultuur en topsport 16. Meer (recreatieve) winkels 17. Aanbod welzijn verbeteren; ontwikUitbreiding aanbod en verbeteren kwalikeling jongerenwerk en Centrum teit van ontplooiingsmogelijkheden Jeugd en Gezin 18. Aantal basisschool, huisarts 19. Aantal winkels, onderverdeeld naar a) basisvoorziening (dagelijkse boodschappen) en b) recreatief 20. Voldoende winkeloppervlakte en oppervlakte per winkel in m2, geen leegstand van winkels Minimale basisvoorzieningen in ruim21. Beleving kwaliteit winkelaanbod dorpse kernen en het bieden van overige 22. Aantal bibliotheken, sociaal-cultureel basisvoorzieningen in compactdorpse en (zalen)centrum, sporthal/veld, speelkleinstedelijke kernen tuinen 23. Beleving kwaliteit voorzieningen voor ouderen 24. Beleving kwaliteit voorzieningen voor kwetsbare burgers 25. Beleving kwaliteit voorzieningen voor jeugd 0-12 jaar 26. Alle basisvoorzieningen in hart kern (o.a. winkels) voor compactdorpse kernen 27. Aantal bushaltes, buslijnen, treinstation, tramhaltes Behoud of versterking hart van de kern 28. Aantal bovenkernse voorzieningen Spreiding bovenkernse voorzieningen (theater, discotheek, bioscoop, zwemover hoofdkernen bad, indoor speeltuin, musea) per Kwaliteitsimpuls voor voorzieningen kern Versterking van centrumfunctie van 29. Beleving kwaliteit voorzieningen Naaldwijk sport Inzicht vergroten in accommodatie- en 30. Beleving kwaliteit voorzieningen hovoorzieningenbeleid reca 31. Aantal voorzieningen stedelijke allure (hotel, HBO, topsportvoorziening) 32. Onderzoek naar voorzieningen verricht Clustering van functies Multifunctionele accommodaties
33. Voorbeelden multifunctionele accommodaties en vitale coalities
Geen taken overnemen Geen belemmerende regelgeving Vangnet bieden
34. Voorbeelden van maatschappelijke organisaties die functioneren zonder bemoeienis gemeente
- 56 -
Kernen tussen kassen
Thema
Doelen
Verbijzondering doelen
Indicatoren
Stimulerende overheid
Richting geven Samenwerking, ondersteuning en overleg stimuleren Effectief communiceren
35. Voorbeelden van samenwerken met maatschappelijke organisaties, partners 36. Tevredenheid over communicatie
Interactieve overheid
Toename interactieve beleidsontwikkeling Toename interactieve beleidsuitvoering
37. Bevorderen actief burgerschap 38. Interactieve beleidsontwikkeling en uitvoering waar mogelijk
Schakelende overheid
Diversiteit in de benadering van de kernen Het organiseren van de verbinding in de kernen
39. Schakelen om beleid aan te passen op initiatieven en identiteit van kernen 40. Partijen binnen kernen bij elkaar brengen
Gebruikte afkortingen Cd Kc MKB SOK Rd
Compactdorps en kleinstedelijk Kleinstedelijk met centrumfunctie Midden en kleinbedrijf Sociale Ontwikkelingskaders voor de Westlandse kernen Ruimdorps
Geraadpleegde stukken en literatuur Arnstein, S. (1969). A ladder of citizen participation. Journal of American Institute of Planners, 35(4), 216-224. Baarda, D. B., & de Goede, M. P. (1999). Basisboek Methoden en Technieken, Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek. Leiden. Beerepoot, R., Fraanje, R., & Herweijer, M. (2009). Processen en effecten van herindeling. Alphen aan de Rijn: Kluwer. College. (2010). De route naar bouwen, binden en bereiken. Naaldwijk: Gemeente Westland. College. (2013). Voortgangsrapportage collegewerkprogramma. Naaldwijk: Gemeente Westland. Fraanje, R., Herweijer, M., Beerepoot, R., Assenbergh, A. v., Brouwer, B., & Heins, H. (2008). Effecten van egmeentelijke herindelingen. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen. Helden, W. v., Dekker, J., Dorst, P. v., & Govers-Vreeburg, E. (2009). We gooien het de inspraak in, onderzoek naar de uitgangspunten van behoorlijke participatie. Den Haag: De Nationale Ombudsman. Herweijer, M., & Lunsing, J. (2011). Hoe beleven burgers de bezwaarprocedure, metaevaluatie beleving door burgers van bezwaar. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Hoogerwerf, A., & Herweijer, M. (2008). Overheidsbeleid. Alphen aan de Rijn: Kluwer. I&O. (2012). Dagelijks aan bod? Analyse van ontwikkelingen en mogelijkheden supermarktaanbod Westland. Enschede: I&O. - 57 -
Kernen tussen kassen Jong, J. d., Litjens, B., & Pröpper, I. (2013). De doe-democratie - naar een nieuwe verhouding tussen overheid en samenleving. Vught: Partners+Pröpper. Kahneman, D. (2011). Thinking, fast and slow. Penguin Books: London. Lunsing, J. (2009). Vertrouwen geven, verantwoordelijkheid nemen, buurtbudgetten en zelfstandig aanbesteden. Warffum: Stibabo. MPG. (2012). Meerjarenperspectief Gebiedsontwikkeling 2013-2016. Naaldwijk: Gemeente Westland. Putnam, R. (2000). Bowling alone, the collapse and revival of American community. New York: Simon & Schuster Paperbacks. Rothstein, B. (2005). Social traps and the problem of trust. Cambridge: Cambridge University Press. Westland. (2008). Detailhandelstructuurvisie Nieuwe Kernen Kordaat. Naaldwijk: Gemeente Westland. Westland. (2008). Woonvisie Westland 2020, wonen in Westland voor jong en oud. Naaldwijk: Gemeente Westland. Westland. (2009). Kadernota Kunst en Cultuur vanuit de Kern. Naaldwijk: Gemeente Westland. Westland. (2009). Mijn Westland, Ons Westland. Naaldwijk: Gemeente Westland. Westland. (2011). Sociale Ontwikkelingskaders voor de Westlandse Kernen. Naaldwijk: Gemeente Westland. Westland. (2011). Welzijn in de kern. Naaldwijk: Gemeente Westland. Westland. (2013). Ontwerp structuurvisie Westland 2020, perspectief 2040. Naaldwijk: Gemeente Westland. HHW. (2013, 10 2). Westland woont, Westland leeft. Het Hele Westland. www.leefbaarometer.nl/ geraadpleegd 20-10-2013 www.cbs.nl/statline geraadpleegd november en december 2013
- 58 -
Stichting voor Beleidsanalyse en Bestuursondersteuning Breede 18 9989 TA Warffum
[email protected] www.stibabo.nl