DC
48
Kerndoelen speciaal onderwijs cluster 1, 2 en 4
1 Inleiding Dit thema gaat over de kerndoelen in het speciaal onderwijs. Dat wil zeggen, voor het speciaal onderwijs in cluster 1, 2 en 4. Zeer moeilijk lerende kinderen hebben eigen kerndoelen. We behandelen niet alle kerndoelen, maar een selectie van de belangrijkste leergebieden voor het speciaal onderwijs. De Stichting Leerplanontwikkeling, SLO, heeft een voorstel ontwikkeld voor kerndoelen voor het so. Dat is bijzonder, omdat het speciaal onderwijs nooit eigen kerndoelen heeft gehad. Men constateerde dat de kerndoelen voor het reguliere basisonderwijs niet haalbaar waren en liet ze los. Verder was er geen kader waarbinnen men het onderwijsaanbod kon structureren. Daarom kon men scholen voor so ook niet vergelijken. Iedere school vond op haar manier het wiel uit. Daar komt nu verandering in. Scholen hebben houvast. Ze kunnen ook met elkaar in overleg treden, kennis en ervaringen uitwisselen. De inhoud van dit thema: 2 Kerndoelen so algemeen 3 Leergebiedoverstijgende doelen 4 Leergebiedspecifieke doelen 5 Tips voor de praktijk
1
OA DC 48 Kerndoelen speciaal onderwijs, cluster 1, 2 en 4
1
2 Kerndoelen so algemeen De kerndoelen bevinden zich nog in de ontwikkelfase. De SLO doet voorstellen, die worden beoordeeld door het werkveld. Als het werkveld ze accepteert, worden ze door de regering behandeld en tot wet verklaard. Dat was in 2006 nog niet het geval. Het voorstel kerndoelen so bestaat uit drie onderdelen: • Leeftijd tot twaalf jaar met een enkelvoudige beperking en/of stoornis. Dat zijn de kerndoelen so. • Leeftijd tot twintig jaar, voor zeer moeilijk lerende leerlingen (zml) en leerlingen met een meervoudige beperking en/of stoornis (mg). Dat zijn de kerndoelen zml/mg. • Voortgezet speciaal onderwijs aan leerlingen die geen certificaat of diploma zullen behalen. Dat zijn de kerndoelen arbeidstoeleiding. Dit gaat over het praktijkonderwijs. Het speciaal onderwijs heeft naast de leergebiedspecifieke doelen ook leergebiedoverstijgende doelen. Het reguliere onderwijs had die ook, maar daar zijn ze afgeschaft. Men gaat er in het reguliere onderwijs namelijk van uit dat je in de dagelijkse schoolpraktijk bij elke activiteit bezig bent met leergebiedoverstijgende zaken zoals leerhouding en samenwerken. Die aspecten zijn nu in de leergebiedspecifieke kerndoelen geïntegreerd. In het speciaal onderwijs ligt dat anders. De handicap heeft namelijk tot gevolg dat de leerling een aantal dingen echt moet leren om het leerproces optimaal te laten verlopen. Er wordt aan die leergebiedoverstijgende zaken dan ook veel tijd besteed. Leergebieden speciaal onderwijs:
• leergebiedoverstijgende kerndoelen
• leergebiedspecifieke kerndoelen so
2
2
OA Digitale Content
We bespreken de leergebiedoverstijgende doelen so, dus voor leerlingen tot twaalf jaar. Let op! Deze kerndoelen gelden dus niet voor zeer moeilijk lerende kinderen! Ze gelden alleen voor leerlingen met een enkelvoudige beperking of stoornis. Je moet daarbij denken aan dove, slechthorende, blinde of slechtziende kinderen tot twaalf jaar, of leerlingen met een stoornis op motorisch gebied, zoals spasticiteit. Het gaat hier dus in wezen over gewoon basisonderwijs, maar dan aan leerlingen met een specifieke beperking. Onderwijs aan zeer moeilijk lerende kinderen ziet er in zijn geheel totaal anders uit. Bij die leerlingen is het onderscheid tussen basisonderwijs en voortgezet onderwijs niet zo duidelijk. De kerndoelen voor hen bestrijken daarom de leeftijd tot twintig jaar. De kerndoelen voor zeer moeilijk lerenden (ZML) kun je downloaden op de site van de SLO. De voorstellen Kerndoelen vallen uiteen in leergebieden, typeringen en kerndoelen.
3 Leergebiedoverstijgende doelen so Voor leerlingen met een visuele of lichamelijke beperking en langdurig zieke leerlingen gelden de volgende leergebiedoverstijgende doelen: Leergebiedoverstijgende doelen so: • zintuiglijke en motorische ontwikkeling • sociaal-emotionele ontwikkeling; zelfbeeld en sociaal gedrag • leren leren • omgaan met communicatiemedia • ruimtelijke oriëntatie en mobiliteit 3
Voor leerlingen met een lichamelijke beperking en langdurig zieke leerlingen komt daar nog bij: • praktische redzaamheid.
OA DC 48 Kerndoelen speciaal onderwijs, cluster 1, 2 en 4
3
De leergebiedoverstijgende kerndoelen vallen uiteen in twee groepen: • De kerndoelen gericht op de brede persoonlijkheidsontwikkeling. Daarbij kun je denken aan de zintuiglijke en motorische ontwikkeling en de sociale en emotionele ontwikkeling. • Kerndoelen die te maken hebben met het leren in de school. Dit zijn zogenoemde leervoorwaarden, zoals leren leren (leerhouding en leerstrategieën) en het leren hanteren van technologische media en hulpmiddelen. Bij leerlingen met beperkingen op specifieke domeinen (zintuiglijk, motorisch, gedragsmatig) is veelal sprake van samenhangende belemmeringen op de meer algemene gebieden, zoals de sociale en emotionele ontwikkeling en het leren leren. Daarom is er bij leerlingen met een beperking en/of een stoornis in veel gevallen ook sprake van complexe problemen. In kringen binnen het regulier onderwijs worden de algemene aspecten vaak leervoorwaardelijk genoemd. De leerlingen ontwikkelen die aspecten binnen de specifieke leergebieden als taal, rekenen en wiskunde en oriëntatie in mens en wereld. Voor het onderwijs aan leerlingen met een beperking en/of stoornis vormen deze leervoorwaardelijke aspecten een belangrijk onderdeel van het onderwijsaanbod. Ze zijn daarom expliciet in de kerndoelvoorstellen voor het speciaal onderwijs opgenomen. Voor leerlingen met een zintuiglijke beperking worden de betreffende doelen remediërend en/of compenserend uitgewerkt. Voor leerlingen met een visuele beperking
De beperking in de visuele waarneming heeft invloed op de ontwikkeling van de gehele persoon. Er is vaak sprake van onzekerheid, weinig zelfvertrouwen en moeite met communiceren met anderen. De zintuiglijke ontwikkeling van slechtziende en brailleleerlingen vraagt vooral extra stimulering en training van de visuele, tactiele en auditieve waarneming. En vooral leren de leerlingen betekenis te geven aan de visueel en tactiel verkregen informatie. Voor leerlingen met een lichamelijke handicap en voor langdurig zieke leerlingen
De mogelijkheden van zintuiglijke en motorische ontwikkeling worden voor elke leerling bepaald door de handicap of ziekte. De leerlingen ervaren hun beperkingen, waarmee zij moeten leren omgaan. De grote individuele verschillen doen in veel gevallen een beroep op extra aandacht, ondersteuning en training. Kerndoelvoorstellen
We geven hierna de kerndoelvoorstellen met, waar nodig, een korte toelichting.
4
OA Digitale Content
Zintuiglijke en motorische ontwikkeling 1 De leerlingen leren hun zintuiglijke en motorische mogelijkheden optimaliseren en geïntegreerd gebruiken en leren omgaan met hun beperkingen, hulpmiddelen en met de hulp van anderen.
Sociaal-emotionele ontwikkeling Vooral de sociaal-emotionele ontwikkeling krijgt in het so veel aandacht. Dat krijgt vaak de vorm van ‘leren leven’ met de handicap. De leerling heeft er natuurlijk belang bij om zichzelf optimaal te ontwikkelen en tegelijk de grenzen te accepteren en vrolijk en positief te blijven. Een positief zelfbeeld is voor iedereen belangrijk, dus zeker ook bij een leerling met een beperking.
Zelfbeeld 2 De leerlingen leren met gevoel voor zelfvertrouwen en zelfwaardering omgaan met de eigen mogelijkheden en grenzen en leren uiting geven aan eigen wensen, gevoelens en opvattingen.
Sociaal gedrag 3 De leerlingen leren naar algemeen geaccepteerde normen en waarden omgaan met anderen en leren samen werken aan een gezamenlijke taak of gezamenlijk spel en leren omgaan met conflictsituaties.
Leren leren 4 De leerlingen leren belangstelling te hebben voor de wereld om hen heen, ze leren deze gemotiveerd te onderzoeken en daarin taken uit te voeren, waarbij ze gebruikmaken van informatie, strategieën en vaardigheden, en ze leren reflecteren op eigen handelen.
Omgaan met media en technologische hulpmiddelen 5 De leerlingen leren omgaan met media en technologische hulpmiddelen, waaronder hulpmiddelen en aanpassingen voor de beperking die de redzaamheid vergroten.
Ruimtelijke oriëntatie en mobiliteit Specifiek voor leerlingen met een visuele beperking, leerlingen met een lichamelijke beperking en langdurig zieke leerlingen. 6 De leerlingen leren zich in de ruimte (binnen en buiten) oriënteren en verplaatsen.
Praktische redzaamheid Specifiek voor leerlingen met een visuele beperking en leerlingen met een lichamelijke beperking. 7 De leerlingen leren hun dagelijkse activiteiten en behoeften zo veel mogelijk zelfstandig te realiseren.
OA DC 48 Kerndoelen speciaal onderwijs, cluster 1, 2 en 4
5
4 Leergebiedspecifieke doelen De leergebiedspecifieke doelen zijn gegroepeerd in de volgende thema’s. Leergebiedspecifieke doelen zijn ingedeeld in: • Nederlandse taal • Nederlandse gebarentaal (alleen voor doven en slechthorenden) • Engels • Friese taal (alleen voor Friesland) • rekenen en wiskunde • oriëntatie op mens en wereld • bewegingsonderwijs • kunstzinnige oriëntatie 4
Dit thema behandelt: • Nederlandse taal; • Nederlandse gebarentaal. 4.1 Nederlandse taal
Hieronder volgt de volledige tekst van de kerndoelen so voor het leergebied Nederlandse taal. In de typering staat de bedoeling van het onderwijs voor dat leergebied aangegeven. Dan staat per stoornis besproken wat de specifieke belemmering is om taal te leren. Let op! Je komt in de tekst het begrip conceptualiserende functie van taal tegen. Dit begrip kom je ook tegen in de theorie over ontwikkelingspsychologie. Hiermee wordt bedoeld dat taal zelf de kennisontwikkeling versnelt. Dus zodra een kind gaat spreken, is er een factor bij gekomen die de ontwikkeling bepaalt. Dat is de conceptualiserende functie van taal. Door taal te gebruiken kun je namelijk begrippen vormen. Je kunt woorden bedenken en gebruiken die je zonder taal niet kunt vormen. Daarbij moet je denken aan abstracte begrippen, zoals schoonheid, communisme, en verantwoordelijkheden van de onderwijsassistent. Zonder taal kun je niet uitleggen wat die begrippen inhouden, en je kunt er ook niet over nadenken. Die begrippen zouden zonder taal niet bestaan.
6
OA Digitale Content
Typering Bedoeling van het onderwijs
Het onderwijs in Nederlandse taal is erop gericht dat leerlingen leren deze taal op een steeds hoger niveau te gebruiken, zodat zij optimaal leren deelnemen aan het maatschappelijk leven. Dit betekent dat leerlingen zich in allerlei situaties leren uitdrukken. Het betekent ook dat ze uitingen van anderen leren begrijpen. Naast taal als communicatiemiddel (communicatieve functie) is taal ook van belang voor het ordenen van het denken en bij de begripsontwikkeling (conceptualiserende functie). Taal is een middel voor het verwerven van inhouden en vaardigheden in alle andere leergebieden. Voor zowel de communicatieve functie als de conceptualiserende functie is het van belang dat leerlingen leren beschikken over kennis en vaardigheden die het hun mogelijk maakt zich te uiten, uitingen van anderen te begrijpen en kennis tot zich te nemen. Naast kennis en vaardigheden, zijn de houdingen van leerlingen als taalgebruikers van belang. Die zijn erop gericht dat leerlingen zich op de een of andere manier durven te uiten, dat ze gemotiveerd zijn om aan communicatie deel te nemen, dat ze kunnen en willen genieten van taalproducten (verhalen, poëzie, boeken) en geïnteresseerd zijn in taalverschijnselen. Een belangrijke attitude die het taalonderwijs nastreeft, is dat leerlingen waardering hebben voor verschillen tussen de talen die in hun omgeving gebruikt worden en dat ze tolerant zijn ten opzichte van gebruik van andere talen en/of dialecten. In het taalonderwijs aan vier- tot twaalfjarigen wordt onderscheid gemaakt tussen activiteiten gericht op het leren vergroten van de mondelinge en de schriftelijke taalvaardigheid (lezen en schrijven) en activiteiten gericht op het verwerven van kennis en inzicht om over de taal na te denken (taalbeschouwing). Daarbij zijn mondelinge taalactiviteiten voorwaardelijk voor de ontwikkeling van vaardigheden binnen het schriftelijke domein. In het algemeen geldt voor leerlingen in het speciaal onderwijs dat het leren communiceren extra aandacht vraagt. Afhankelijk van de aard van de beperking en/of stoornis doet het leren communiceren een beroep op specifieke vormen van communicatie en op specifieke situaties.
OA DC 48 Kerndoelen speciaal onderwijs, cluster 1, 2 en 4
7
De onderwijsbelemmering per stoornis Voor leerlingen met een visuele beperking
De mondelinge taal is voor leerlingen met een visuele beperking een zeer belangrijk middel om een relatie op te bouwen met de wereld van de ‘dingen’, met zichzelf en met anderen. De mondelinge taalvaardigheid moet de beperking (of afwezigheid) van de visuele ervaring compenseren bij de vorming van een beeld van de wereld en bij de conceptontwikkeling. Naast de andere zintuigen (gehoor en tast) helpt de mondelinge communicatie de leerling om meer grip op de wereld te krijgen. Tegelijkertijd is het gevaar aanwezig dat de beperking van visuele ervaringen zorgt voor ‘niet gevulde’ beelden. De taalontwikkeling is daarbij niet gebaseerd op de eigen belevingswereld, maar op de wereld die de ziende aanreikt. Door het taalonderwijs te concretiseren en de leerlingen brede ervaringen te laten opdoen, kan zulke ‘zweeftaal’ worden voorkomen. De lees- en schrijfcultuur, de wereld in woorden, maken blinden zich eigen via braille (de brailleleerling). De meeste slechtziende leerlingen hebben moeite met het ‘kunnen zien van het zwartschrift’. Voor leerlingen met een auditieve en/of communicatieve beperking
Leerlingen met ernstige spraak- en taalmoeilijkheden maken deel uit van de horende cultuur en hebben in principe toegang tot een gesproken taal. Zij hebben verwerkings- en/of productieproblemen, ofwel ESM: ernstige spraakmoeilijkheden. Dat is iets anders dan de belemmering die slechthorenden of doven hebben. Slechthorende leerlingen hebben primair een toegangsprobleem: ze kunnen niet goed horen wat er gezegd wordt. De gehoorbeperking heeft niet alleen consequenties voor de taalontwikkeling, maar ook voor de totale ontwikkeling van de leerlingen. Het onderwijs is gericht op het herstel en/of compenseren van de beperkte taalontwikkeling. Naast de inzet van technische hulpmiddelen om de auditieve mogelijkheden maximaal te benutten, kan hierbij gebruikgemaakt worden van visuele ondersteuning van het Nederlands met gebaren (NmG). Voor sommige (zeer) slechthorende leerlingen wordt gekozen voor tweetalig onderwijs: Nederlandse taal en Nederlandse gebarentaal (NGT). Voor zeer slechthorende leerlingen kunnen derhalve zowel de aangepaste kerndoelen Nederlandse taal als de doelen NGT aan de orde zijn.
8
OA Digitale Content
Voor het onderwijs aan doven is het taalonderwijs aangepast. Voor het onderwijs in NGT zijn aparte doelen opgesteld (zie verderop in dit thema). Deze taal kan als primaire taal aangeboden worden, waarbij dan het domein mondeling taalonderwijs wordt aangepast. Voor leerlingen met een lichamelijke beperking en voor langdurig zieke leerlingen
De motorische beperking (van weinig tot zeer ernstig) beïnvloedt de taalontwikkelingsmogelijkheden van de leerlingen. Bijvoorbeeld schriftelijk taalgebruik vraagt individuele aanpassingen, hulpmiddelen en specifieke ondersteuning. Leerlingen met taal- en/of spraakproblemen ondervinden veelal belemmeringen bij de communicatie. Dat heeft zijn weerslag op de participatie in gesprekken en in de sociale contacten. Zo vraagt het vertellen meer tijd, is de verstaanbaarheid vaak minder en ligt het spreektempo lager. Leerlingen die niet of nauwelijks kunnen spreken, zijn in veel gevallen aangewezen op andere communicatievormen en -hulpmiddelen. Leerlingen met motorische beperkingen hebben meestal moeite met schrijven. Het leren gebruiken van de computer vraagt veel tijd, evenals de bediening van het apparaat. Een toetsaanslag of muissturing kan minutenwerk zijn. Luisteren, dat wil zeggen concentreren op wat gezegd en wat verteld wordt, is voor veel van deze leerlingen niet vanzelfsprekend. Het automatiseren van begrippen en de informatieverwerking vragen meer tijd. Leerlingen met een neurologisch aandoening hebben veel aandacht nodig bij het verwerken van informatie. Bij deze groep leerlingen bestaat vaak een verschil tussen hun verbale en performale capaciteiten. Het tempo van het leren en de uitvoering van de handelingen neemt over het algemeen meer tijd in beslag. Voor leerlingen met ernstige gedragsmoeilijkheden of psychiatrische problematiek
Leerlingen met ernstige gedragsmoeilijkheden of psychiatrische problematiek hebben zonder uitzondering grote problemen met het adequaat handelen in taalgebruiksituaties, met name bij het onderdeel communiceren. Juist het beperkte vermogen om (op correcte wijze) sociale contacten aan te gaan en te onderhouden, deel te nemen aan gesprekken of samen te werken zonder dat de gedragsproblematiek een bepalende rol speelt, maakt dat het werken aan deze communicatieve vaardigheden sterke aandacht verdient.
OA DC 48 Kerndoelen speciaal onderwijs, cluster 1, 2 en 4
9
Kerndoelvoorstellen Mondeling taalonderwijs 1
De leerlingen leren luisteren in diverse taalgebruiksituaties, waarbij ze leren de inhoud en bedoeling te begrijpen van wat wordt gezegd, en ze leren vragen stellen om informatie te krijgen.
2
De leerlingen leren hun ervaringen, mening, waarderingen of afkeuringen in mondelinge taal
3
De leerlingen leren deelnemen aan gesprekken in verschillende situaties en met
uitdrukken en daarbij diverse vormen hanteren. verschillende doelen.
Schriftelijk taalonderwijs 4
De leerlingen leren lezen en gebruikmaken van diverse soorten schriftelijke teksten voor verschillende doelen.
5
De leerlingen leren leesstrategieën hanteren die hen in staat stellen de betekenis van onbekende
6
De leerlingen leren schrijven en hun gedachten, ervaringen, gevoelens, bedoelingen en mening
woorden te achterhalen en teksten beter te ontsluiten. uiten in verschillende geëigende tekstvormen. 7
De leerlingen leren de opbouw, de vormgeving en de presentatie van hun teksten te verzorgen.
Taalbeschouwing 8
De leerlingen leren bij het mondeling en schriftelijk taalonderwijs een adequate woordenschat en strategieën verwerven voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden.
9
De leerlingen leren bij het mondeling en schriftelijk taalonderwijs strategieën herkennen, verwoorden, gebruiken en beoordelen.
10 De leerlingen leren een aantal taalkundige principes en regels gebruiken. Zij leren in een zin het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en delen van dat gezegde onderscheiden en leren regels voor de spelling en het gebruik van leestekens hanteren.
10
OA Digitale Content
4.2 Nederlandse Gebarentaal: leerlingen met auditieve/communicatieve beperking
Leerlingen met een auditieve en/of communicatieve beperking betekent in feite dove en slechthorende leerlingen. Immers, als je niet of slecht hoort, heb je een auditieve beperking. Automatisch heb je dan ook een communicatieve beperking. Typering
Over de Nederlandse gebarentaal (NGT) doet de Wet op de expertisecentra (WEC) geen uitspraken. Dat betekent dat er geen wettelijke regels voor gegeven zijn. Dove kinderen hebben niet automatisch toegang tot een gesproken taal en daarmee tot de informatie uit de horende wereld. Om deze leerlingen optimale ontwikkelingskansen te bieden, wordt in het dovenonderwijs veelal tweetalig onderwijs aangeboden. De eerste taal hierbij ‘kan’ de NGT zijn. De meerderheidstaal van de omgeving, de Nederlandse taal, wordt in dat geval als tweede taal aangeleerd. Door de ‘kan’-formulering hebben de kerndoelvoorstellen voor de NGT geen voorschrijvend karakter. Mocht de school besluiten de NGT in haar onderwijsaanbod op te nemen, dan doet zij er goed aan zich te laten leiden door de kerndoelvoorstellen. De specifieke typering bij Nederlandse taal voor leerlingen met een auditieve en/of communicatieve beperking geldt ook voor NGT. De NGT is vooral in het onderwijs voor doven en (ernstig) slechthorenden ingevoerd, soms als (eerste) gebruiks- en instructietaal, soms als extra leergebied. Hierover bestaan verschillende visies en uitgangspunten, die kunnen samenhangen met de aard van de beperking en de mogelijkheden van de leerlingen. Het hangt af van de keuze van de school en de ouders welke plaats NGT in het onderwijsaanbod inneemt. Het opnemen van kerndoelvoorstellen voor NGT betekent niet dat in alle scholen voor leerlingen met een auditieve en/of communicatieve beperking NGT aangeboden wordt. Soms wordt NGT niet schoolbreed aangeboden, maar gericht op bepaalde groepen, zoals bijvoorbeeld doven in een school voor slechthorenden. Dovenscholen en andere scholen voor leerlingen met een auditieve en/of communicatieve beperking vinden het belangrijk een gemeenschappelijk kader voor het onderwijsaanbod NGT te formuleren.
OA DC 48 Kerndoelen speciaal onderwijs, cluster 1, 2 en 4
11
Je vraagt je misschien af waarom sommige scholen geen NGT aanbieden en andere wel. Er wordt gezegd dat het samenhangt met de aard en de ernst van de beperking, maar kennelijk speelt de visie van de school ook een rol. Dat vraagt om een toelichting. Lange tijd bestond de opvatting dat doven geen gebarentaal mochten leren, omdat dit ze zou isoleren van de gewone wereld. Ze moesten zo veel mogelijk spraakafzien (dat werd vroeger liplezen genoemd), en desnoods vingertaal gebruiken. Dat was in de hand van de ander gebaren maken, of zelfs spellen. De bedoeling van die maatregelen was dat doven zo veel mogelijk als normaal zouden functioneren. Maar het gevolg was dat doven niet met elkaar konden functioneren. Ze leerden van ‘goede’ taalgebruikers, dus horenden, de spraak af te zien. Spraak afzien van een dove is extra moeilijk, omdat de mondmotoriek van een andere dove misschien wel niet overeenkomt met die van een horende. In de loop der jaren zijn mensen met een beperking geëmancipeerd, net zoals allerlei andere minderheden. Ze geven meer dan voorheen zelf aan wat ze nodig hebben en willen. We zijn ons meer bewust van wat een dove wil om voor zijn eigen gevoel normaal te kunnen functioneren. NGT maakt het mogelijk voor doven om met elkaar te praten. Ook kunnen ze met NGT over een afstand met elkaar praten, bijvoorbeeld op een feestje in een volle kamer. De Nederlandse gebarentaal heeft zich ontwikkeld tot een complete taal, zelfs met eigen vormen van literatuur en poëzie. Gebarenondersteuning
12
OA Digitale Content
Kerndoelvoorstellen Manuele taalvaardigheid 1 De leerlingen leren met gebarencommunicatie deelnemen aan verschillende gespreksituaties. 2 De leerlingen leren dat men kan gebaren en kijken met verschillende doelen. 3 De leerlingen leren een presentatie in gebaren te geven, bijvoorbeeld met behulp van een video. 4 De leerlingen leren bij het realiseren van het voorgaande in voorkomende situaties gebruikmaken van communicatiemiddelen.
Schriftelijke vaardigheid 5 De leerlingen leren op schrift en in beeld weergegeven gebaren lezen en toepassen.
Taalbeschouwing 6 De leerlingen leren bij gebruik van gebarentaal strategieën herkennen, verwoorden, gebruiken en beoordelen. 7 De leerlingen leren welke verschillende vormen van communicatie bestaan tussen dove mensen onderling en tussen dove mensen en horende mensen. 8 De leerlingen leren een adequaat gebarenlexicon en adequate strategieën verwerven voor het begrijpen van voor hen onbekende gebaren. 9 De leerlingen leren taalkundige principes en regels van de gebarentaal, zoals rolnemen, lokaliseren, basiselementen en de parameters.
OA DC 48 Kerndoelen speciaal onderwijs, cluster 1, 2 en 4
13
5 Tips voor de praktijk 1
Deze kennis is niet concreet toepasbaar in een activiteit. Je kunt wel laten zien dat je de kerndoelen begrijpt, in een willekeurige activiteit. Bijvoorbeeld door in je verslag aan te geven welke kerndoelen aan bod komen in die activiteit. Aandachtspunt In het so zijn de leergebiedoverstijgende kerndoelen belangrijker. Er wordt ook in aparte activiteiten aandacht aan besteed. Maar ook in de leergebiedspecifieke lessen zie je ze mogelijk terugkomen.
2
Je kunt ook, als een op zichzelf staande activiteit, een werkstuk maken om te laten zien dat je de kerndoelen kent en begrijpt. A Je kunt het schoolplan bestuderen en onderzoeken of alle leergebieden aan bod komen. B
Je kunt kijken of je die leergebieden ook werkelijk op het rooster terug ziet komen.
C Je kunt een activiteit bezoeken. Je kunt dan kort de inhoud van de les beschrijven en aangeven bij welk kerndoel de les hoort, en als het er meer zijn bij welke kerndoelen. Als je de typering van het betreffende leergebied goed doorleest, kun je aangeven wat het belang van deze les was, in relatie tot de kerndoelen.
14
OA Digitale Content