KENNISMAKING MET HET OUDE TESTAMENT door dr. A. Dirkzwager
1 Inleiding
In de volgende hoofdstuk vind je telkens gegevens over een bijbelboek: - de betekenis van de naam - de schrijver - de tijd van ontstaan - wat kan ik erin vinden? - een passage om stille tijd mee te houden uit dat bijbelboek Soms volgen er ook nog andere gegevens. De bedoeling is, dat je je Bijbel beter leert kennen. Voor heel wat christenen zijn grote delen van de Bijbel bijna onbekend terrein. Ik hoop, dat deze kennismaking met de bijbelboeken je ook ertoe aanzet om verder te lezen in de bijbelboeken die aan de orde zijn geweest. De oudste christenen, onmiddellijk na het Nieuwe Testament, kenden heel hun Bijbel zeer goed. Wij zouden een voorbeeld aan hen kunnen nemen. Kennisnemen van feitelijkheden rond de Bijbel is in onze tijd nuttig. Buitenstaanders stellen ons vragen over het ontstaan van de Bijbel en dan is het nuttig op de hoogte te zijn. Voor onszelf maakt het de zaak alleen maar levendiger. Het Oude Testament is aan de orde tot vlak voor het begin van het groot verlof. In september zouden we dan met het Nieuwe kunnen starten. Dat er in het weekend geen mails worden verstuurd, hangt samen met het feit, dat sommigen dan veel verplichtingen hebben en niet tot het lezen van de mails komen. Anderen zullen de weekends gebruiken om achterstanden in te halen. Ik wens je Gods zegen bij het verwerken van de stof. Ik sta open voor vragen en aanvullingen.
2 Genesis Betekenis van de naam: Begin, Ontstaan (Grieks) Schrijver: Mozes. Jezus zelf noemde Mozes regelmatig de schrijver van de Wet, de eerste vijf boeken van de Bijbel. Een voorbeeld is Mc 12: 26 Wat betreft de vraag of de doden opgewekt worden: hebt u niet in het boek van Mozes gelezen, in het verhaal over de doornstruik, hoe God tegen hem zei: "Ik ben de God van Abraham en de God van Isaak en de God van Jakob''? Jezus verwijst hier naar Ex 3: 15. Overigens kan in het NT de term 'Wet' ook heel het OT betekenen. Mozes heeft uiteraard ouder materiaal verwerkt. Het verslag van de schepping moet hij (of iemand die hem materiaal leverde) van God gehoord hebben. Tijd van ontstaan: Mozes' activiteit is te plaatsen ca. 1450-1400 v.Chr. Korte inhoud: De geschiedenis van de schepping tot de dood van Jozef. Het betreft voor het merendeel zeer bekende geschiedenissen. Uiterst belangrijk zijn de schepping en de zondeval, omdat deze duidelijk maken, dat de schepping goed geweest is, terwijl de mens zelf door ongehoorzaam te zijn voor problemen heeft gezorgd. Passage ter overdenking: Gn 3: 9- 21 WV 9 Maar God de HEER riep de mens en vroeg hem: `Waar ben je?' 10 Hij antwoordde: `Ik hoorde U in de tuin, en toen werd ik bang omdat ik naakt ben; daarom heb ik mij verborgen.' 11 Maar Hij zei: `Wie heeft je verteld dat je naakt bent? Heb je soms gegeten van de boom die Ik verboden heb?' 12 De mens antwoordde: `De vrouw die U mij als gezellin gegeven hebt, heeft mij van die boom gegeven, en toen heb ik gegeten.' 13 Daarop vroeg de HEER God aan de vrouw: `Hoe heb je dat kunnen doen?' De vrouw zei: `De slang heeft mij verleid, en toen heb ik gegeten.' 14 De HEER God zei toen tegen de slang: `Omdat je dit gedaan hebt, ben je vervloekt, onder alle tamme dieren en onder alle wilde beesten! Op je buik zul je kruipen en stof zul je eten, alle dagen van je leven! 15 Vijandschap sticht Ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw kroost en het hare. Het zal jouw kop bedreigen, en jij zijn hiel!' (1) 16 En tegen de vrouw heeft Hij gezegd: `Ik zal de lasten van jouw zwangerschap zeer zwaar maken: met pijn zul je kinderen baren.
Naar je man zal je begeerte uitgaan, hoewel hij over je heerst.' 17 En tegen de man heeft Hij gezegd (2): `Omdat je hebt geluisterd naar je vrouw en hebt gegeten van de boom die Ik je had verboden, zal de grond vervloekt zijn omwille van jou! Zwoegend zul je van hem eten, alle dagen van je leven. 18 Distels en doorns zal hij voortbrengen, met veldgewas moet jij je voeden. 19 In het zweet zul je werken voor je brood, tot je terugkeert naar de grond, waaruit je bent genomen: je bent stof, en tot stof keer je terug.' 20 De mens noemde zijn vrouw Eva, omdat zij de moeder is geworden van alle levenden (3). 21 En de HEER God maakte kleren van huiden voor de mens en zijn vrouw en kleedde hen ermee. _____________ 1 Dit vers wordt algemeen opgevat als een belofte van de redding door Christus. 2 Het is dus niet zo, dat de vrouw of Adam vrijuit gaan, omdat ze de schuld op een ander hebben kunnen schuiven. Evenmin is het zo als in sommige Evangelische kerken, dat iemand alle schuld op zich moet nemen, als hij maar gedeeltelijk schuldig is en dus zogezegd geen recht van spreken meer heeft. 3 God heeft Adam juist op een drastische manier schuldig gesteld. Deze naamgeving lijkt dus zeer brutaal en niet op haar plaats na de zware woorden die God sprak. Adam bedoelt waarschijnlijk niet, dat zij de moeder van alle toekomstige mensen zal zijn, maar de moeder van hen die door Christus' offer weer levend worden.
3 Exodus Betekenis van de naam: Uittocht (Grieks). Schrijver: Mozes. Zie bij Genesis. Tijd van ontstaan: Mozes' activiteit is te plaatsen ca. 1450-1400 v.Chr. De beschreven gebeurtenissen vallen rond 1450. De uittocht zelf is te dateren in 1448. Deze datering is gebaseerd op bijbelse gegevens, o.a. 1Kg 6: 1. Heel wat handboeken en zelfs ook inleidingen in bijbelvertalingen stellen de uittocht rond 1200. Deze visie passeert duidelijk de bijbelse gegevens. Ze is gebaseerd op het feit, dat de Joden de stad Raämses moesten bouwen (Ex 1: 11). Men redeneert dan, dat dit tijdens een farao Ramses moet gebeurd zijn en kiest dan voor Ramses II rond 1200. Met hetzelfde recht kan dan echter gezegd worden, dat de komst van de Joden naar Egypte rond 1200 viel. We lezen immers in Gn 47: 11 Jozef wees zijn vader en zijn broers een woonplaats aan en volgens de wens van de farao schonk hij hun een stuk grond in het beste deel van Egypte, in het gebied van Raämses. En zulk een plaatsing wil niemand en kan ook absoluut niet. Korte inhoud: De onderdrukking van de Joden in Egypte. De plagen, de uittocht. Het eerste deel van de woestijnreis. De verbondssluiting en de wetgeving bij de Sinaï. Voorschriften voor de bouw van de tabernakel en de bouw ervan. Zeer bekend is hoofdstuk 20 met de 10 geboden. Passage ter overdenking: Ex 24: 1-13 WV God sluit op de Sinai een verbond met de Joden. 1 De HEER sprak tot Mozes: `Kom naar boven naar de HEER, samen met Aäron, met Nadab en Abihu en zeventig oudsten van Israël, en kniel op een afstand neer. 2 Alleen Mozes mag de HEER naderen, de anderen mogen niet naderbij komen; het volk mag niet eens met hem naar boven gaan.' 3 Mozes kwam terug en stelde het volk in kennis van alle woorden en bepalingen van de HEER. Eenstemmig betuigde het volk: `Alle woorden die de HEER tot ons gesproken heeft, zullen wij onderhouden.' 4 Daarop stelde Mozes alle woorden van de HEER op schrift. De volgende ochtend bouwde hij aan de voet van de berg een altaar en stelde twaalf wijstenen op, naar de twaalf stammen van Israël. 5 Toen gaf hij jonge Israëlieten de opdracht om stieren op te dragen als brand- en slachtoffers voor de HEER. 6 Mozes nam de helft van het bloed en deed dat in schalen, terwijl hij de andere helft uitgoot over het altaar. 7 Toen nam hij het Verbondsboek en las dit voor aan het volk. En zij verzekerden: `Alles wat de HEER zegt, zullen wij doen en ter harte nemen.' 8 Vervolgens nam Mozes het bloed, sprenkelde dat over het volk en sprak: `Dit is het bloed van het verbond dat de HEER, op grond van al deze woorden, met u sluit.' 9 Mozes besteeg de berg samen met Aäron, Nadab en Abihu en zeventig oudsten van
Israël. 10 En zij aanschouwden de God van Israël. Onder zijn voeten was een soort (1) platform van saffier, helder als het hemelgewelf. 11 Zijn hand kwam niet neer op de voorname Israëlieten: zij mochten God aanschouwen (2). Toen aten en dronken zij. 12 De HEER sprak tot Mozes: `Kom naar Mij toe op de berg en blijf daar wachten. Ik zal u de stenen platen geven, de wetten en bepalingen die Ik op schrift gesteld heb, om hen te onderrichten.' 13 Mozes ging op weg, samen met zijn dienaar Jozua, en hij besteeg de berg van God. 14 Tegen de oudsten zei hij: `Blijf hier op ons wachten tot wij bij u terugkomen. Aäron en Chur blijven bij u; wie een rechtszaak heeft kan zich tot hen wenden.' 15 Mozes besteeg de berg en de wolk overdekte de berg. 16 De heerlijkheid van de HEER rustte op de Sinai en de wolk bedekte de berg, zes dagen lang. Op de zevende dag riep Hij Mozes, vanuit de wolk. 17 De heerlijkheid van de HEER leek voor de Israëlieten op een verterend vuur, boven op de berg. 18 Mozes trad de wolk binnen en besteeg de top. Veertig dagen en veertig nachten bleef hij op de berg. ______________ 1 In beschrijvingen van de hemel vinden we vaak uitdrukkingen als 'gelijkend op', 'zoiets als' en 'een soort'. Dit laat zien, dat er in de hemel dingen te zien zijn die met onze begrippen niet goed uit te drukken zijn. 2 Uiteraard zagen ze God niet in zijn volle heerlijkheid.
4 Leviticus Betekenis van de naam: Levitisch (Latijn). Bedoeld is dat het aangevuld wordt tot 'Levitisch boek'. De Levieten zijn de helpers bij de tempeldienst. Ook de priesters behoren tot de stam Levi. De inhoud van het boek heeft inderdaad voor een belangrijk deel betrekking op die tempeldienst. Schrijver: Mozes. Zie bij Genesis. Tijd van ontstaan: De voorschriften die in dit boek staan opgetekend, heeft God aan Mozes gegeven bij het verblijf aan de Sinaï in 1448. Korte inhoud: - offers, hoofdstuk 1-7 - priesters, hoofdstuk 8-10 - reinheid, hoofdstuk 11-15 - grote verzoendag, hoofdstuk 16 - diverse bepalingen, hoofdstuk 17-22 - feesten, hoofdstuk 23 - diversen, hoofdstuk 24 - sociale wetten, hoofdstuk 25 - de keuze, hoofdstuk 26 - lossing bij geloftes, hoofdstuk 27 Passage ter overdenking: We geven twee passages die elkaar aanvullen, die over het vredeoffer, waarmee een gezin de dankbaarheid kon uitdrukken voor welvaart en goede verhoudingen. Lv 2: 1-16 WV 1 Wanneer iemand de HEER een vredeoffer aanbiedt en daarvoor een rund kiest, dan mag het een mannelijk of vrouwelijk dier zijn, als het maar gaaf is. 2 Hij legt zijn hand op de kop van het offerdier (1) en slacht het bij de ingang van de tent van samenkomst. De priesters, de zonen van Aäron, sprenkelen het bloed over het altaar. 3 Dan biedt hij een deel van het slachtoffer als offergave aan de HEER aan: het vet dat de ingewanden bedekt, 4 het vet aan de nieren en de lendenen, en de leverkwab die met de nieren verwijderd wordt. 5 De zonen van Aäron laten dat op het altaar in rook opgaan, tegelijk met het brandoffer, dat op het brandende hout ligt. Zo is het een geurige gave die de HEER behaagt. 6 Wil hij de HEER een schaap of een geit als vredeoffer aanbieden, dan mag het een mannelijk of een vrouwelijk dier zijn, als het maar gaaf is. 7 Biedt hij een schaap aan, dan brengt hij het dier voor het aangezicht van de HEER, 8 legt het de hand op de kop en slacht het bij de tent van samenkomst. De zonen van Aäron sprenkelen het bloed over het altaar. 9 Dan biedt hij de HEER het vet van het slachtoffer als offergave aan: de hele staart, afgesneden bij het staartbeen (2), het vet dat de ingewanden bedekt, 10 het vet aan de nieren en bij de lendenen, en de leverkwab die met de nieren verwijderd wordt. 11 Dit alles laat de priester in rook opgaan, als spijs en offer voor de HEER. 12 Biedt hij een geit aan, dan brengt hij het dier voor het aangezicht van de HEER, 13 legt het de hand op de kop en slacht het bij de tent van samenkomst. De zonen van Aäron
sprenkelen het bloed over het altaar. 14 Een deel van het offerdier biedt hij de HEER als offergave aan; het vet dat de ingewanden bedekt, het vet aan de nieren en bij de lendenen, en de leverkwab die met de nieren verwijderd wordt. 16 Al het vet laat de priester op het altaar in rook opgaan, als spijs, als geurige gave voor de HEER. ________ 1 Hierdoor wordt uitgedrukt, dat het dier in plaats van de offeraar gedood wordt. 2 De vetstaart werd beschouwd als een bijzondere lekkernij. De offeraar moest hiervan niets voor zichzelf houden. Dat die bepaling erbij staat, maakt duidelijk, dat een mens snel geneigd is om God niet alles te geven wat Hem toekomt. Lv 7: 11-21 WV In het vorige gedeelte werd het offeren behandeld. Hier zien we de regels voor de maaltijd die met de rest van het dier op het tempelterrein werd gehouden. Er zijn overeenkomsten met onze maaltijd van de Heer. Alleen hebben wij geen dier te offeren. Christus is voor ons geofferd. 11 Dit is de wet op het vredeoffer dat iemand de HEER aanbiedt. 12 Biedt hij het als dankoffer (1) aan, dan voegt hij bij het offerdier ongezuurde koeken die zijn aangemaakt met olie, ongezuurde platte koeken die met olie zijn bestreken, en bloem met olie gekneed, in de vorm van koeken. 13 Bij dit vredeoffer is naast deze koeken ook ongezuurd brood als gave toegestaan. 14 Van alles wat hij aanbiedt, geeft hij één deel, als bijdrage voor de HEER, aan de priester die het bloed van het slachtoffer heeft gesprenkeld. 15 Het vlees van dit offer moet op de dag zelf gegeten worden; men mag er niets van overlaten tot de volgende ochtend (2). 16 Als het een gelofteoffer of een vrije gave is (3), wordt het eveneens op de dag zelf gegeten. Maar wat er overblijft, mag ook de volgende dag nog worden gegeten. 17 Zou er de derde dag nog iets van het offervlees over zijn, dan moet dat verbrand worden. 18 Wordt op de derde dag toch nog van dat vlees gegeten, dan komt dat de offeraar niet ten goede; het baat hem niets, want het is besmet en degene die ervan eet, zal ervoor boeten. 19 Vlees dat met iets onreins in aanraking is geweest, mag niet gegeten worden; het moet worden verbrand. Van het overige vlees mag iedereen die rein is eten. 20 Maar wie in staat van onreinheid vlees eet van een slachtoffer dat aan de HEER is opgedragen, wordt uit zijn volk verwijderd. 21 Wie iets onreins van een mens, van een onrein dier of een kruipend beest heeft aangeraakt, en toch vlees eet van een slachtoffer dat aan de HEER is opgedragen, wordt uit zijn volk verwijderd. ___________ 1 Bij het dankoffer stond de dankbaarheid bijzonder in het centrum. 2 Deze bepaling dwingt de offeraar ertoe veel mensen uit te nodigen. Dankbaarheid moet meegedeeld worden aan anderen. 3 Hier betreft het kennelijk een gewoon vredeoffer, waarbij dan de dankbaarheid niet in het centrum staat.
5 Numeri Betekenis van de naam: Getallen (Latijn). In de eerste hoofdstukken lezen we een volkstelling met veel getallen. Schrijver: Mozes. Zie bij Genesis. Tijd van ontstaan: De beschreven gebeurtenissen vallen tussen het vertrek van bij de Sinaï (1448) en de aankomst bij de Jordaan vlak voor de intocht (1408). Mozes stierf kort erna. Korte inhoud: - volkstelling en opstelling van de stammen, hoofdstuk 1-4 - diverse voorschriften, hoofdstuk 5 - nazireeërs en priesterzegen, hoofdstuk 6 - offergaven en zaken bij inwijding tabernakel, hoofdstuk 7-8 - tweede paasfeest, wolk- en vuurkolom, diversen, hoofdstuk 9-11 - Mirjam, hoofdstuk 12 - twaalf verspieders, hoofdstuk 13-14 - diverse bepalingen, hoofdstuk 15 - opstand van Korach en de zijnen, hoofdstuk 16-17 - gebeurtenissen in woestijn, hoofdstuk 18-21 - Bileam, hoofdstuk 22-26 - aanduiding Jozua, hoofdstuk 27 Passage ter overdenking: Nm 6: 22-27 WV Zegenen is iets wat God positief over iemand zegt. Omdat iets wat God zegt, onmiddellijk gerealiseerd wordt, volgt op een zegen van God ook onmiddellijk de uitvoering ervan. Vervloeking is het tegengestelde. 2 De HEER sprak tot Mozes: "23 Zeg tegen Aäron en zijn zonen: 'Als u de Israëlieten zegent, doe het dan met deze woorden: 24 Moge de HEER u zegenen en behoeden! 25 Moge de HEER de glans van zijn gelaat (1) over u spreiden en u genadig zijn! 26 Moge de HEER zijn gelaat over u verheffen (2) en u vrede schenken!'' 27 Als zij zo mijn naam over de Israëlieten uitspreken, zal Ik hen zegenen.'" _____________ 1 en 2 Er is sprake van beeldspraak. God wordt vergeleken met een opgaande zon.
6 Deuteronomium Betekenis van de naam: Tweede wet. In Dt wordt veel herhaald wat in Ex, Lv en Nu al aan de orde is geweest. Dt bestaat immers uit een aantal toespraken die Mozes heeft gehouden, toen zijn eind naderde. Hij bond daarin de Joden op het hart Gods voorschriften te houden. Vandaar de herhaling. Schrijver: Mozes. Zie bij Genesis. Alleen het verslag van Mozes' dood aan het eind moet door iemand anders (Jozua?) zijn toegevoegd. Tijd van ontstaan: 1408. Korte inhoud: Het boek is samengesteld uit 4 toespraken waaronder een lied, gehouden in de tijd voor zijn sterven. De volgende citaten geven het begin ervan aan. 1 1: 1 Dit is de rede die Mozes aan de overzijde van de Jordaan voor heel Israël gehouden heeft, in de Araba bij Suf, tussen Paran en Tofel, Laban, Chaserot en DiZahab. 2 4: 44 Dit is de Wet die Mozes de Israëlieten heeft opgelegd. 3 27: 1 Mozes en de oudsten van Israël droegen het volk op 4 32: 44 Mozes kwam naar voren en droeg met Hosea, de zoon van Nun, ten aanhoren van het volk de hele tekst van dit lied voor. Bekend zijn hoofdstuk 6 met daarin het "Sjema": Hoor Israël. Jahweh is onze God, Jahweh is één. Hoofdstuk 32 is uiterst belangrijk, omdat daarin Gods handelen met de Joden wordt voorzegd. Passage ter overdenking: Dt 7: 1-4 WV God laat de Joden het beloofde land innemen, omdat de volken daar in afgoderij leven en Hij sinds Abraham al geduld met hen heeft gehad (vgl. Gn 15: 16). De bepaling, dat men niet met personen uit de volken mag trouwen om afval van God te voorkomen, komt overeen met het feit, dat een christen met een christen moet trouwen. 1 Wanneer de HEER uw God u in het land heeft gebracht dat u in bezit gaat nemen, en Hij vele volken voor u verdrijft, de Hethieten, Girgasieten, Amorieten, Kanaänieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten, zeven volken, talrijker en sterker dan uzelf, 2 en wanneer de HEER uw God ze aan u uitlevert, zodat u ze verslaat, dan moet u ze aan de vernietiging wijden. U mag geen verbond met hen sluiten en geen medelijden met hen
hebben. 3 U mag geen familiebanden met hen aanknopen: uw dochters mag u niet aan een van hun zonen geven, noch voor uw zoon een van hun dochters kiezen. 4 Zij zouden uw kinderen van mij vervreemden, omdat ze andere goden gaan vereren. En dan zou de toorn van de HEER tegen u ontbranden en zou Hij u spoedig vernietigen.
7 Jozua Betekenis van de naam: Jozua, dezelfde naam als Jezus, betekent 'Jahweh redt'. Jozua heette oorspronkelijk Hosea (Nm 13: 16). Jezus is de Nederlandse weergave van het Latijnse Iesus (i uitgesproken als j en u uitgesproken als oe), dat weer een weergave is van het Griekse Ièsous (i uitgesproken als j en ou uitgesproken als oe). Ièsous geeft op zijn beurt Jezus' echte naam Jeesjoeah weer. Dit is een verkorte variant van Jehosjoeah = Jozua. Schrijver: Jozua zelf: Jz 24: 26. Er zijn later toevoegingen gedaan, o.a. geschiedenis van de dood van Jozua.
Jz 15: 17 en de
Tijd van ontstaan: Tussen de intocht in 1408 en de dood van Jozua die ten laatste rond 1360 viel. Korte inhoud: Er zijn vier delen, samen te vatten in vier Hebreeuwse werkwoorden die als paren bijeen horen: 1 'abar (overtrekken): het oversteken van de Jordaan, 1: 1 - 5: 12 2 laqach (nemen): de verovering van het land, 5: 13 tot en met hoofdstuk 12 3 chalaq (uitdelen): de verdeling van het land onder stammen en families, hoofdstuk 13-21 4 'abad (dienen): de Joden worden voor de keus gezet God te dienen in het land of niet, hoofdstuk 22-24 Nemen en uitdelen horen zeer duidelijk zeer dicht bij elkaar: land dat veroverd was, werd ook uitgedeeld. Maar, als we letten op de overeenkomsten tussen de Hebreeuwse werkwoorden, horen ook overtrekken en dienen bij elkaar: Dat de Joden de Jordaan overtrokken om het land in bezit te nemen, is duidelijk bedoeld om God in dat land te dienen. Dat een christen verlost is van de zonde is eveneens bedoeld om God te dienen (zie 1Ts 1: 9). Passage ter overdenking: Jz 24: 14-28 WV Als het volk zich gevestigd heeft in het beloofde land, belegt Jozua een vergadering in Sichem, waar hij eerst opsomt wat God voor hen gedaan heeft. Dan volgt de consequentie ("dus" in vers 14). 14 Vrees dus de HEER en dien Hem oprecht en trouw. Doe de goden weg die uw voorouders aan de overkant van de Rivier en in Egypte hebben vereerd, en wees dienaren van de HEER. 15 Als u de HEER niet verkiest te dienen, kies dan nu wie u wel wilt dienen: de goden die uw voorouders aan de overkant van de Rivier hebben vereerd, of de goden van de Amorieten, van wie u nu het land bewoont. Ik en mijn familie, wij dienen de HEER.' 16 Het volk antwoordde: `Wij denken er niet aan de HEER te verlaten en andere goden te dienen. 17 De HEER onze God heeft ons en onze vaderen uit Egypte geleid, uit het slavenhuis. Hij heeft voor onze ogen grote tekenen verricht en ons beschermd op al onze tochten, en tegen alle volken waarmee wij in aanraking kwamen. 18 De HEER heeft al die volken voor ons verdreven, evenals de Amorieten die dit land bewonen. Ook wij willen de
HEER dienen, Hij is onze God.' 19 Toen zei Jozua tegen het volk: `U zult niet in staat zijn de HEER te dienen, want Hij is een heilige God, een jaloerse God, die uw overtredingen en zonden niet vergeeft. (1) 20 En als u de HEER verlaat en vreemde goden dient, zal Hij zich van u afkeren en u met rampen treffen en u vernietigen, ondanks de goedheid die Hij u vroeger heeft bewezen.' 21 Maar het volk herhaalde: `Toch willen wij de HEER dienen.' 22 Toen zei Jozua tegen het volk: `Dan bent u zelf getuigen dat u voor de dienst van de HEER gekozen hebt.' En zij antwoordden: `Ja, dat zijn wij.' 23 `Doe dan die vreemde goden bij u weg en buig uw harten naar de HEER, de God van Israël.' 24 En het volk antwoordde: `De HEER onze God willen wij dienen en naar zijn stem willen wij luisteren.' 25 Zo sloot Jozua op die dag in Sichem een verbond voor het volk. Hij bepaalde voor hen wat wet is en recht, 26 en hij schreef alles op in het Wetboek van God. Daarop liet hij onder de eik, in het heiligdom van de HEER, een grote steen oprichten 27 en sprak tot het hele volk: `Deze steen (2) zal tegen ons getuigen, want hij heeft alles gehoord wat de HEER tot ons gesproken heeft. Hij zal tegen u blijven getuigen, zodat u uw God niet verloochent.' 28 Daarop ontbond Jozua de vergadering en ieder keerde terug naar zijn eigen gebied. _______ 1 God is natuurlijk ook vergevend, maar als je je van Hem afkeert, kun je die andere kant ook tegenkomen. 2 De steen is teruggevonden.
8 Richteren Betekenis van de naam: Vertaling van de Hebreeuwse naam sjofetiem. Een sjofeet (enkelvoud van sjofetiem) is meestal een rechter. In het geval van de personen die in dit boek sjofeet heten, ligt dat anders. God is koning en het leven van het Joodse volk verloopt dan goed met plaatselijke bestuurders. Als het volk afwijkt van God, ontstaan er problemen, doordat God een buitenlandse vorst het volk laat onderwerpen of schade toebrengen. Als het volk zich bekeert, stelt God een sjofeet aan die de overheerser verslaat en verder ook als bestuurder over een groter gebied optreedt. Dat grotere gebied behoeft niet het hele gebied van Israël te beslaan. Na zijn dood wordt hij normaal niet opgevolgd. Het is merkwaardig, dat in Carthago, waar een verwante taal werd gesproken, de twee staatshoofden suffeten heetten. Ook daar is een "sjofeet" niet alleen een gewone rechter. Schrijver: Niet vast te stellen. Tijd van ontstaan: In Ri 1: 21 staat De Benjaminieten hebben de Jebusieten niet uit Jeruzalem kunnen verdrijven, zodat de Jebusieten vandaag nog bij de Benjaminieten in Jeruzalem wonen. Eerst David veroverde Jeruzalem. Richteren is dus voor die tijd geschreven. Wel staat in Ri 1: 8 De Judeeërs vielen Jeruzalem aan, namen de stad in, sloegen haar met het zwaard en staken de stad in brand. Dat moet dan op een eerdere inname slaan die gevolgd is door een verlies van de stad. Wel weet de schrijver van Ri over de aanstelling van Saul. In Ri 18: 1 en in Ri 19: 1 staat In die tijd, toen er nog geen koning was in Israël, ........... We zijn dan ongeveer in de tijd van 1050-1000. Korte inhoud: Ruwweg chronologisch worden de verschillende richteren behandeld. Passage ter overdenking: Ri 3: 12-30 WV 12 Weer deden de Israëlieten wat de HEER mishaagt. Daarop gaf de HEER aan Eglon, de koning van Moab, macht over Israël, omdat de Israëlieten deden wat de HEER mishaagt. 13 Eglon wist de Ammonieten en Amalekieten op zijn hand te krijgen; samen trokken zij op tegen Israël, versloegen het en namen de Palmenstad (1) in. 14 Achttien jaar bleven de Israëlieten onderworpen aan Eglon, de koning van Moab. 15 Toen riepen de Israëlieten de HEER aan, en de HEER liet voor hen een redder optreden. Het was Ehud, de zoon van Gera uit Benjamin, een man die linkshandig was. Eens stuurden de Israëlieten Ehud met de schatting naar Eglon, de koning van Moab. 16
Ehud liet een tweesnijdend zwaard maken, een gomed (2) lang, en hing het op de rechterheup aan zijn gordel, onder zijn kleren. 17 Zo ging hij de schatting afdragen aan Eglon, de koning van Moab; Eglon was een zeer zwaarlijvig man. 18 Zodra Ehud hem de schatting overhandigd had, liet hij de mannen die de schatting vervoerd hadden naar huis gaan. 19 Maar hij ging zelf terug vanaf de Gebeeldhouwde Stenen in de buurt van Gilgal. Bij Eglon gekomen, zei hij: `Koning, ik heb u nog iets te zeggen dat strikt geheim is.' De koning riep: `Stilte!' en al zijn dienaren verwijderden zich. 20 Ehud trad op de koning toe, in de bovenzaal die voor hem alleen was, en zei: `Ik heb een woord van God voor u.' Toen Eglon van zijn troon opstond 21 greep Ehud met zijn linkerhand het zwaard van zijn rechterheup en stak de koning in de buik. 22 Het zwaard drong met lemmet en al in zijn lichaam; het vet sloot zich om het lemmet, omdat Ehud het zwaard er niet uittrok. Daarna verdween hij langs een achteruitgang. 23 Hij ging langs de zuilengang naar buiten. De deur van de bovenzaal had hij afgesloten en gegrendeld. 24 Toen hij weg was en de dienaren van Eglon bij de bovenzaal kwamen, merkten zij dat de deur op slot zat. Zij zeiden: `Misschien doet hij zijn behoefte in het koele vertrek.' 25 Zij bleven wachten, maar ten slotte werden ze met de situatie verlegen, want hij deed de deur van de bovenzaal maar niet open. Toen gingen zij de sleutel halen om de deur open te maken, en daar lag hun meester dood op de grond. 26 Omdat zij zo lang gewacht hadden, kon Ehud ontkomen; hij was de Gebeeldhouwde Stenen al voorbij, en was behouden in Seïra aangekomen. 27 Zodra hij weer op Israëlitisch gebied was, liet hij in het bergland van Efraïm de bazuin blazen. Toen de Israëlieten de bergen afkwamen, stelde hij zich aan het hoofd en zei: 28 `Volg mij; de HEER levert de Moabieten, uw vijanden, aan u over.' Zij trokken met hem naar beneden en bezetten de doorwaadbare plaatsen van de Jordaan, zodat geen Moabiet er meer over kon. 29 Zij hebben toen tienduizend Moabieten gedood, allemaal krachtige, strijdbare mannen; niemand ontkwam. 30 Op die dag moest Moab Israël als zijn meerdere erkennen. Daarna had het land tachtig jaar rust. ________ 1 Jericho 2 ongeveer 30 cm
9 Ruth Betekenis van de naam: Ruth is de hoofdpersoon van het boek. De naam Ruth betekent 'vriendschap'. Het zou een Moabitisch woord zijn. Schrijver: Onbekend. Tijd van ontstaan: David is bekend (Rt 4: 22) - Salomo niet. Het geslachtsregister kan echter een toevoeging zijn aan een bestaand verslag. Het verhaal speelt in de Richterentijd. Juridische achtergrond: In het boek spelen twee juridische problemen door elkaar. 1 In Dt 25: 5-10 lezen we 5 Wanneer twee broers bij elkaar wonen en een van hen komt te sterven zonder een zoon na te laten, dan mag de vrouw van de overledene niet huwen met een man buiten de familie. Haar zwager zal gemeenschap met haar hebben, haar tot vrouw nemen en het zwagerhuwelijk met haar sluiten. 6 De eerste zoon die zij hem schenkt, zal op naam van zijn overleden broer staan, zodat zijn naam niet uit Israël verdwijnt. 7 Is de man niet van zins zijn schoonzuster te huwen, dan moet zij naar de oudsten in de poort gaan en zeggen: ` `Mijn zwager weigert de naam van zijn broer in Israël te laten voortleven; hij wil met mij geen zwagerhuwelijk sluiten.'' 8 Dan moeten de oudsten van de stad hem ontbieden en hem over de zaak spreken. Blijft hij bij zijn standpunt en zegt hij: ` `Ik ben niet van plan haar te huwen'', 9 dan moet zijn schoonzuster ten overstaan van de oudsten naar hem toegaan, hem zijn sandalen van de voeten trekken, hem in het gezicht spuwen en daarbij zeggen: ` `Zo wordt er gedaan met de man die het huis van zijn broer niet instandhoudt.'' 10 En in Israël zal hij heten: barrevoetersgespuis. Wanneer op het erfdeel (de familiegrond) geen erfgenaam meer aanwezig was, moest een "zwagerhuwelijk" plaatsvinden: een schoonbroer van de weduwe van de laatste bezitter van de grond moest met de weduwe trouwen om voor een nakomeling voor zijn broer te zorgen. 2 In Lv 25: 23-28 en 47-49 lezen we 23 Verkoop van land mag terugkoop niet uitsluiten, want het land behoort aan Mij; u bent er vreemdelingen en gasten. 24 Op al het land dat u bezit, moet u een recht van terugkoop toestaan. 25 Raakt uw broeder in moeilijkheden, zodat hij een deel van zijn bezit moet verkopen, dan moet zijn naaste verwant het bezit dat zijn broeder verkocht heeft, terugkopen. 26 Heeft hij niemand die het voor hem terugkoopt, maar gaat het hem zo goed, dat hij zelf weer in staat is het bezit terug te kopen, 27 dan moet hij het aantal jaren sinds de verkoop in mindering brengen op de verkoopsprijs en het verschil terugbetalen aan de man aan wie hij het bezit had verkocht: dan krijgt hij zijn grond weer terug. 28 Is hij niet in staat om het terug te kopen, dan blijft het verkochte tot het jobeljaar in het bezit van de koper. Maar in het jobeljaar komt het vrij; dan wordt hij in zijn bezit hersteld. 37 Als een vreemdeling die bij u woont rijk wordt en uw broer vervalt tot een zo
grote armoede dat hij zich aan hem of aan iemand van diens familie verkoopt, 48 dan heeft hij daarna recht van verlossing. Een van zijn verwanten moet hem verlossen; 49 zijn oom, diens zoon of iemand anders van zijn naaste familie. Is zijn vermogen weer toereikend geworden, dan kan hij zichzelf vrijkopen. Wanneer het erfdeel wegens financiële problemen verkocht was, had een nabij familielid de plicht het terug te kopen, te "lossen". In het geval van Ruth was er een weduwe zonder nakomelingen en een erfdeel van haar overleden man dat te lossen was. Omdat Ruth bij dat erfdeel hoorde, zou de losser ook Ruth als vrouw krijgen. Het begrip losser wordt in de Bijbel meer dan eens toegepast op God (bijvoorbeeld Mt 20: 28, Js 54: 4-8, Jb 19: 25-27). In Christus lost Hij wel geen gronden, maar wel personen die in vreemd bezit, nl. van de duivel, zijn geraakt. Zij worden Jezus' bruid. Omdat de Ruth voorouder van David en dus ook van Jezus was, is het teruggewonnen erfdeel hetzelfde als dat van Jozef, de "vader" van Jezus. De reis die Jozef en Maria van Nazareth naar Bethlehem ondernamen was, zoals bekend, voor inschrijving. Die organiseerden de Romeinen niet alleen om het aantal inwoners van hun rijk te kennen, maar ook om belasting op grondbezit te kunnen heffen. Jozefs grondbezit in Bethlehem was hetzelfde als dat waarover het boek Ruth handelt. Die grond moest hij in Bethlehem bij de Romeinen aangeven. Korte inhoud: Een Joods gezin - Elkana en Noömi zijn de ouders - vertrekt wegens een hongersnood uit Bethlehem (wat zeer ironisch 'broodhuis' betekent) naar Moab. Ze gaan daar wonen en de zonen trouwen daar tegen de regels in met Moabitische meisjes. De vader en de twee zoons sterven daar. Als er weer eten is, keert Noömi met één schoondochter, Ruth, terug. Ruth vindt een losser die haar ook trouwt. Passage ter overdenking: Rt 2: 1-12 1 Nu was Noömi aan de kant van haar man verwant aan een zekere Boaz, een vermogend man uit de familie van Elimelek. 2 Ruth, de Moabitische, zei tegen Noömi: `Ik zou wel naar het land willen gaan om ergens achter een maaier, die mij dat toestaat, aren te lezen.' Noömi antwoordde: `Doe dat, mijn dochter.' 3 Zij ging dus naar het land om aren te lezen achter de maaiers. Toevallig (1) kwam ze terecht op de akker van Boaz, uit het geslacht van Elimelek. 4 En daar kwam ook Boaz uit Betlehem. Hij zei tegen de maaiers: `De HEER zij met jullie', en de maaiers antwoordden: `Wees gezegend door de HEER.' (2) 5 Boaz vroeg de knecht die de leiding had over de maaiers: `Van wie is die jonge vrouw?' 6 De knecht die de leiding over de maaiers had antwoordde: `Het is een jonge Moabitische, die met Noömi is meegekomen uit de vlakte van Moab. 7 Zij vroeg of zij aren mocht lezen achter de maaiers. Sinds zij vanmorgen hier is gekomen, is zij onafgebroken bezig geweest en heeft zij zich amper rust gegund.' 8 Toen zei Boaz tegen Ruth: `Hoor eens, mijn dochter, je moet niet op een andere akker gaan lezen. Ga hier niet vandaan en sluit je aan bij de vrouwen die hier werken. 9 Volg ze op de voet en houd je ogen gevestigd op de akker die gemaaid wordt. Ik heb mijn knechten opdracht gegeven je te laten begaan. En als je dorst krijgt, ga dan naar de
waterkruiken en drink van het water dat de knechten geput hebben.' 10 Ruth wierp zich diep gebogen ter aarde en zei: `Waaraan heb ik het verdiend dat u zo goed voor mij bent? Ik ben toch maar een vreemdeling.' 11 Boaz antwoordde: `Er is mij verteld wat je na de dood van je man allemaal voor je schoonmoeder hebt gedaan; vader, moeder en geboorteland heb je verlaten om naar een volk te gaan dat onbekend voor je was. 12 De HEER, de God van Israël, onder wiens vleugels je een toevlucht hebt gezocht, moge je dat vergelden en je rijkelijk belonen.' _________ 1 'Toevallig' moet verstaan worden als gezien vanuit Ruth: zij had niet opzettelijk het veld van Boaz gekozen. Vanuit God gezien was het meer dan toevallig: Hij had dit zo geregeld. 2 Onvoorstelbare groeten in onze maatschappij.
10 1 Samuel Betekenis van de naam: 1 Samuel en 2 Samuel vormden oorspronkelijk één boek. Men heeft het gedeeld, omdat één boekrol met 1S en 2S te groot en dus slecht te hanteren zou worden. Samuel is een hoofdpersoon, zeker van het begin. Hij zal ook een belangrijk deel geschreven hebben. De naam Samuel betekent 'God hoort' Schrijvers: Samuel is in de Hebreeuwse Bijbel een profetisch boek. Er wordt geschiedenis in beschreven, maar onder het gezichtspunt van God. Verder zijn profeten of zieners de schrijvers. Behalve Samuel zijn dat Natan (2S 7: 4) en Gad (2S 24: 11). Het boek is genoemd in 1Kr 29: 29 De geschiedenis van koning David, van het begin tot het eind, staat beschreven in de geschiedenis van de ziener Samuel, de geschiedenis van de profeet Natan en de geschiedenis van de ziener Gad. Tijd van ontstaan en korte inhoud: Omdat tijdgenoten de schrijvers waren hangt de datering samen met de inhoud: Samuels richterschap, de regering van Saul en van David, maar zonder het sterven van David. De bundeling zal later plaatsgevonden hebben. 1 Samuel loopt tot de dood van Saul. Bekende passages: - Samuels geboorte, hoofdstuk 1 - Eli's zonen, hoofdstuk 2 - Samuels roeping, hoofdstuk 3 - Het volk wil een koning en de aansteling van Saul: hoofdstuk 8-10 - Verwerping van Saul, hoofdstuk 15 - Zalving van David, hoofdstuk 16 - David en Goliat, hoofdstuk 17 - Saul en de spiritiste te Endor, hoofdstuk 28 - Dood van Saul, hoofdstuk 31 Passage ter overdenking: 1S 16: 1-13 WV 1 Daarom sprak de HEER tot Samuël: `Hoe lang zult u nog treuren over Saul, terwijl Ik hem heb verworpen en hij geen koning meer zal zijn over Israël? Vul een hoorn met olie: Ik zend u naar Isaï de Betlehemiet, want een van zijn zonen heb Ik voor het koningschap bestemd.' 2 Maar Samuël zei: `Hoe kan ik dat doen? Als Saul het hoort, vermoordt hij mij.' De HEER antwoordde: `Neem een kalf mee en zeg dat u komt om aan de HEER te offeren. 3 U moet Isaï bij het offer uitnodigen en Ik zal dan wel duidelijk maken wat u moet doen: degene die Ik aanwijs moet u zalven.' 4 Samuël deed wat de HEER bevolen had. Toen hij in Betlehem kwam, liepen de oudsten van de stad hem geschrokken tegemoet en vroegen: `Uw komst betekent toch niets kwaads?' 5 Hij antwoordde: `Niets dan goeds. Ik ben gekomen om aan de HEER te offeren: zorg dat u heilig bent en ga dan met mij offeren.' Hij droeg er zorg voor dat Isaï en zijn zonen zich heiligden en nodigde hen uit voor het
offer. 6 Toen zij aankwamen, viel zijn blik op Eliab en hij dacht: `Die daar voor de HEER staat is ongetwijfeld zijn gezalfde!' 7 Maar de HEER zei tegen Samuël: `Ga niet af op zijn voorkomen of zijn rijzige gestalte; hem wil Ik niet. Want God ziet niet zoals een mens ziet; een mens kijkt naar het uiterlijk, maar de HEER kijkt naar het hart.' 8 Toen riep Isaï Abinadab en stelde hem aan Samuël voor, maar Samuël zei: `Ook hem heeft de HEER niet uitverkoren.' 9 Toen stelde Isaï Samma voor, maar Samuël zei: `Ook hem heeft de HEER niet uitverkoren.' 10 Zo stelde Isaï zeven van zijn zonen aan Samuël voor, maar Samuël zei tegen Isaï: `Geen van hen heeft de HEER uitverkoren.' 11 Daarop vroeg hij aan Isaï: `Zijn dat al uw jongens?' Hij antwoordde: `Alleen de jongste ontbreekt; die hoedt de schapen.' Toen zei Samuël tegen Isaï: `Laat die dan halen, want we gaan niet aan tafel voordat hij hier is.' 12 Isaï liet hem dus halen. De jongen was rossig (1), had mooie ogen en een prettig voorkomen. Nu zei de HEER: `Hem moet u zalven: hij is het.' 13 Samuël nam dus de hoorn met olie en zalfde hem te midden van zijn broers. Vanaf die dag was de Geest van de HEER over David. Daarna vertrok Samuël en ging hij naar Rama. ____________ 1 Kleuren zijn in de talen van de oudheid vaak vaag. Het Latijn kent bijvoorbeeld veel woorden voor schakeringen van groen en blauw, maar onderscheidt niet tussen tinten van rood, bruin en geel. Rossig zou ook lichtblond of lichtbruin kunnen zijn.
11 2 Samuel Betekenis van de naam, schrijvers, tijd van ontstaan zie bij 1 Samuel Korte inhoud: Van de dood van Saul tot juist voor de dood van David. Bekende gedeeltes: - David verneemt de dood van Saul en Jonatan, hoofdstuk 1 - David koning in Hebron, hoofdstuk 2-3 - Verovering van Jeruzalem, hoofdstuk 4-5 - De ark naar Jeruzalem, hoofdstuk 6 - Salomo zal de tempel bouwen, hoofdstuk 7 - De affaire-Batseba, hoofdstuk 11-12 Hierbij horen ook Ps 51 en 32. Passage ter overdenking: 2S 12: 15-25 WV Batseba, de vrouw van Uria, heeft een kind van David gekregen. De profeet Natan heeft hem tot erkenning van zijn fout gebracht. Het kind wordt ernstig ziek.... 15 Daarop ging Natan naar huis en de HEER sloeg het kind dat de vrouw van Uria aan David had geschonken, met een zware ziekte. 16 En David bad tot God voor de jongen; hij vastte streng en als hij zich terugtrok voor de nacht ging hij op de grond slapen. 17 De oudsten van het hof drongen er bij hem op aan dat hij niet langer op de grond zou slapen, maar hij wilde niet luisteren; hij weigerde ook met hen te eten. 18 Op de zevende dag stierf het kind. De hovelingen durfden David niet te vertellen dat het kind dood was; ze dachten: `Hij wilde al niet naar ons luisteren toen het kind nog leefde. Hoe kunnen we hem dan nu zeggen dat het kind dood is? Hij begaat een ongeluk!' 19 Maar toen David zijn hovelingen met elkaar zag fluisteren, begreep hij dat het kind gestorven was en hij vroeg: `Is het kind dood?' Zij antwoordden: `Ja, het is dood.' 20 David stond op van de grond, hij waste zich, zalfde zich en trok andere kleren aan; hij ging het heiligdom van de HEER binnen en hij boog zich neer. Daarna ging hij naar huis, vroeg om voedsel en at wat hem werd voorgezet. 21 Zijn hovelingen zeiden tegen hem: `Waarom doet u dit? Toen het kind nog leefde, hebt u gevast en geweend maar nu het dood is, staat u op en eet!' 22 David antwoordde: `Zolang het kind nog leefde heb ik gevast en geweend, want ik dacht: Wie weet, misschien is de HEER mij genadig en blijft de jongen in leven. 23 Maar nu is hij dood, waarom zal ik dan nog vasten? Kan ik hem terughalen? Ik ga wel naar hem (1), maar hij komt niet terug naar mij.' 24Daarna troostte David zijn vrouw Batseba; hij ging naar haar toe en sliep met haar. Zij baarde een zoon en hij noemde hem Salomo. De HEER had het kind lief 25 en zond door de profeet Natan de boodschap dat hij omwille van de HEER het kind Jedidja (2) noemde. _________ 1 Geloof in een leven na de dood. 2 'Geliefde van Jahweh'.
12 1 Koningen Betekenis van de naam: 1 Koningen en 2 Koningen vormden oorspronkelijk één boek. Men heeft het gedeeld, omdat één boekrol met 1Kg en 2Kg te groot en dus slecht te hanteren zou worden. De titel is duidelijk: koningen van Juda en Israël vormen de hoofdpersonen. Schrijver: Koningen is in de Hebreeuwse Bijbel een profetisch boek. Er wordt geschiedenis in beschreven, maar onder het gezichtspunt van God. De koningen worden ook altijd beoordeeld. Hun geschiedenis wordt ook niet volledig verteld. Verder zijn, evenals in Samuel, profeten of zieners de schrijvers. In het geval van Jesaja is dat duidelijk waarneembaar. 2Kg 18-13 - 20: 21 vinden we ook in de geschriften van Jesaja terug (hoofdstuk 36-39). Aan het eind van 2Kg ontbreekt de naam Jeremia op een opvallende wijze. Is dat zijn bescheidenheid? Ook krijgen Elia en Elisa grote belangstelling, evenals Jojada. Zij kunnen ook bijdragen geleverd hebben. Tijd van ontstaan en korte inhoud: Omdat tijdgenoten de schrijvers waren hangt de datering samen met de inhoud: van de dood van David, via de regering van Salomo en de tempelbouw naar de hele reeks koningen van de twee Joodse rijken Juda en Israël. 1Kg eindigt met de geschiedenis van Achazja van Israël. Historische achtergrond Na de dood van Salomo leidt ontevredenheid bij het volk over diens zoon Rechabeam ertoe, dat het rijk in twee delen gesplitst wordt: - in het noorden 10 stammen met de naam Israël (of soms Efraïm naar de grootste stam) - in het zuiden 2 stammen, Juda en Benjamin, meestal Juda genoemd naar de grootse stam. In Juda regeren de afstammelingen van David verder, in Israël verschillende dynastieën na elkaar. Het rijk Israël Dit komt aan zijn eind in 722, als de Assyriërs het veroveren en de inwoners naar ver in het oosten van hun rijk overbrengen. In de lege ruimte laten de Assyriërs verschillende volken uit het oosten wonen. Zij nemen uiteindelijk de Joodse godsdienst over, maar met veranderingen. In het NT kennen we deze mensen als de Samaritanen. De gedeporteerde Joden zijn als groep niet meer teruggekeerd. Wel zijn er losse personen en families weer in het land van de Joden terechtgekomen. Ook heeft een latere koning groepen van genoemde gedeporteerde Joden naar Klein-Azië (Turkije) overgebracht. Het zijn die Joden waar Paulus later het evangelie probeert te brengen. Het rijk Juda Dit wordt in 587 door Nebucadnezar van de Babyloniërs of Chaldeeën veroverd, nadat hij eerst enkele invallen had gedaan. Jeruzalem en de tempel worden verwoest en de bevolking wordt naar Babylon overgebracht. In 537 geeft de Perzische koning Kores (of Cyrus) toestemming om terug te keren. Nadere bijzonderheden volgen bij het boek Ezra.
Passage ter overdenking: 1Kg 19: 1-18 WV, met correctie Elia heeft tegenover de priesters van Baäl aangetoond, dat God de enige God is. 1 Toen Achab aan Izebel meedeelde wat Elia allemaal gedaan had en hoe hij alle profeten met het zwaard had gedood, 2 stuurde Izebel een bode naar Elia met de boodschap: `De goden mogen mij dit aandoen en nog erger als ik u niet binnen vierentwintig uur het lot van de profeten heb laten delen.' 3 Toen hij dat gehoord had, probeerde hij zijn leven in veiligheid te stellen en vertrok naar Berseba (1), dat tot Juda behoorde. Daar aangekomen liet hij zijn dienaar achter. 4 Na een tocht van een dag in de woestijn kwam hij bij een bremstruik. Hij ging eronder zitten. Hij wilde sterven en zei: `Het wordt mij teveel, HEER; laat mij sterven (2) want ik ben niet beter dan mijn voorvaders.' 5 Daarna ging hij onder de bremstruik liggen en sliep in. Maar opeens stootte een engel hem aan en zei tegen hem: `Sta op en eet.' 6 Hij keek op en daar zag hij aan zijn hoofdeinde een koek, op gloeiende stenen gebakken, en een kruik water. Hij at en dronk en viel weer in slaap. 7 Maar opnieuw, voor de tweede maal, stootte de engel van de HEER hem aan en zei: `Sta op en eet; anders gaat de reis uw krachten te boven.' 8 Toen stond hij op, at en dronk, en gesterkt door dat voedsel liep hij veertig dagen en nachten, tot hij de berg van God, de Horeb (3) bereikte. 9 Daar ging hij de grot binnen (4) en overnachtte er. Toen kwam het woord van de HEER tot hem: `Waarom bent u hier, Elia?' 10 Hij antwoordde: `Omdat ik mij met al mijn ijver ingezet heb voor de HEER, de God van de machten. De Israëlieten hebben uw verbond met voeten getreden, uw altaren omvergehaald en uw profeten met het zwaard gedood; ik alleen ben overgebleven en mij staan ze naar het leven.' 11 Maar de HEER zei: `Ga naar buiten en treed voor de HEER op de berg.' Toen trok de HEER voorbij. Er ging een zeer zware storm voor de HEER uit die bergen deed splijten en rotsen verbrijzelde. Maar de HEER was niet in de storm. Op de storm volgde een aardbeving. Maar ook in de aardbeving was de HEER niet. 12 Op de aardbeving volgde vuur. Maar ook in het vuur was de HEER niet. Op het vuur volgde het suizen van een zachte bries. 13 Zodra Elia dit hoorde, bedekte hij zijn gezicht met zijn mantel, ging naar buiten en bleef staan bij de ingang van de grot. En toen klonk er een stem die hem vroeg: `Waarom bent u hier, Elia?' 14 Hij antwoordde: `Omdat ik mij met al mijn ijver ingezet heb voor de HEER, de God van de machten. De Israëlieten hebben uw verbond met voeten getreden, uw altaren omvergehaald en uw profeten met het zwaard gedood; ik alleen ben overgebleven en mij staan ze naar het leven.' 15 Toen zei de HEER tegen hem: `Ga dezelfde weg terug en ga door de woestijn naar Damascus; als u daar gekomen bent, moet u Hazaël zalven tot koning van Aram. 16 Jehu, de zoon van Nimsi, moet u zalven tot koning van Israël, en Elisa, de zoon van Safat uit Abel-Mechola, moet u zalven tot uw opvolger als profeet. 17 Wie ontkomt aan het zwaard van Hazaël zal gedood worden door Jehu en wie ontkomt aan het zwaard van Jehu zal gedood worden door Elisa. 18 Maar Ik laat in Israël een rest over: zevenduizend man die hun knie niet gebogen hebben voor Baäl en die hem niet gekust hebben (5).' _______________ 1 Heel in het zuiden, in de woestijn. 2 Merkwaardige wens voor iemand die zijn leven in veiligheid wilde stellen. Teken van depressie. 3 Andere naam voor de Sinai, waar de 10 geboden waren gegeven, het verbond was gesloten en Mozes iets van God had mogen zien.
4 In het Hebreeuws staat inderdaad 'de grot'. Het is dus een reeds bekende grot. Het zal dezelfde zijn als die waar Mozes God mocht zien. 5 Er zijn altijd meer volgelingen van God dan wij vermoeden
13 2 Koningen Betekenis van de naam, schrijvers, tijd van ontstaan zie bij 1 Koningen Korte inhoud: Geschiedenis van de koningen van Israël en Juda vanaf Acharja, de opvolger van Achab. Passage ter overdenking: 2Kg 17: 24-33 WV De bewoners van het rijk Israël (Samaria) zijn door de koning van Assyrië weggevoerd. In hun plaats komen andere bewoners. 24 Uit Babel, Kuta, Awwa, Hamat en Sefarwaïm voerde de koning van Assur toen mensen aan en liet die wonen in de steden van Samaria, in plaats van de Israëlieten. Zij namen bezit van Samaria en vestigden zich in de bijbehorende steden. 25 De eerste tijd dat zij daar woonden vereerden zij de HEER niet. Daarom stuurde de HEER leeuwen op hen af die veel slachtoffers onder hen maakten. 26 Toen werd tegen de koning van Assur gezegd: `De volken die u gedeporteerd hebt, en hebt ondergebracht in de steden van Samaria weten niet hoe zij de God van dat land moeten vereren (1); daarom heeft die God leeuwen op hen afgestuurd die hen doden, omdat zij niet weten hoe zij de God van dat land moeten vereren.' 27 Toen gaf de koning van Assur de volgende opdracht: `Laat een van de priesters die ik uit Samaria gedeporteerd heb, terugkeren en er zich vestigen; hij moet de bewoners leren hoe zij de God van het land moeten dienen.' 28 Zo kwam een van de gedeporteerde priesters in Samaria terug; hij vestigde zich in Betel en leerde hun hoe zij de HEER moesten vereren. 29 Maar de verschillende bevolkingsgroepen bleven hun eigen godenbeelden maken en plaatsten ze in de tempels die de bewoners van Samaria op de offerhoogten gebouwd hadden. Zo deden alle groepen in de steden waar ze woonden. 30 De Babyloniërs maakten een beeld van Sukkot-Benot, die van Kuta een van Nergal, die van Hamat een van Asima. 31 De Awwieten maakten een beeld van Nibchaz en een van Tartak en de Sefarwieten verbrandden hun zonen ter ere van Adrammelek en Anammelek, de goden van Sefarwaïm. 32 Tegelijkertijd vereerden zij ook de HEER en stelden zij uit hun midden priesters aan om voor hen dienst te doen in de tempels op de offerhoogten. 33 Zij vereerden de HEER wel maar dienden ook hun eigen goden volgens het gebruik van de volken waaruit ze waren weggevoerd (2). ______________ 1 In de Oudheid was het gebruikelijk, dat men, als men naar een ander land verhuisd was, ook de god van dat gebied ging vereren. God mocht die verering dus ook verwachten. Hij stuurt de leeuwen dus om iets op te eisen, wat Hij mocht verwachten. 2 De bewoners over wie deze passage gaat zijn in het NT bekend als de Samaritanen.
13 1 Kronieken Betekenis van de naam: 1 Kronieken en 2 Kronieken vormden oorspronkelijk één boek. Men heeft het gedeeld, omdat één boekrol met 1Kr en 2Kr te groot en dus slecht te hanteren zou worden. Kronieken zijn verslagen van gebeurtenissen door tijdgenoten bijgehouden. De Hebreeuwse titel luidt "Daden uit de tijden". De titel dekt de inhoud van het tweede deel, de geschiedenis van het rijk Juda. Schrijver: Nehemia Tijd van ontstaan: Rond 410 v. Chr. Doel van het boek Kronieken Het boek Kronieken lijkt voor het grootste deel een herhaling van de boeken Samuel en Koningen die in onze bijbels juist voorafgaan. In de Hebreeuwse Bijbel vormt Kronieken echter het laatste boek. Het is waarschijnlijk te maken, dat Nehemia de canon (lijst van bijbelboeken) van het OT heeft afgesloten en als afsluiting en verzegeling van het OT Kronieken heeft toegevoegd. Men vindt erin een samenvatting van het OT, maar tegelijk een aanwijzing, hoe het OT gelezen moet worden. De nadruk ligt namelijk op de Levieten, de tempel en de lijn van de koningen van Juda. Dit zijn drie aspecten die naar Christus verwijzen: de offers verwijzen naar zijn kruisdood en de koningen van Juda vormen zijn voorouders. Het boek eindigt met de heerschappij van Kores (of Cyrus) onder wie de Joden de tempel moesten herbouwen en tot geestelijke bloei moesten komen. Door laksheid zijn zij niet daartoe gekomen. Zie bij de bespreking van het boek Ezra. Zie voor het nieuwtestamentisch vervolg verder bij Mattheus. Korte inhoud: Hoofdstuk 1-9 Stambomen, gegevens over priesters, levieten, zangers en levietensteden met nadruk op de lijn van koning Saul en die van David. Hoofdstuk 10-29 Regering van David en de troonsbestijging van Salomo met nadruk op de voorbereiding van de tempelbouw. Passage ter overdenking: 1Kr 17: 1-15 WV 1 Toen David zijn intrek genomen had in zijn paleis, sprak hij tot Natan, de profeet: `Zie, zelf woon ik in een paleis van cederhout, maar de verbondsark van de HEER staat onder tentdoek!' 2 Natan antwoordde: `Doe gerust alles wat u van plan bent; God is met u.' 3 Maar diezelfde nacht nog werd het woord van God gericht tot Natan: 4 `Ga mijn dienaar David zeggen: Zo spreekt de HEER! U zult voor Mij geen huis bouwen om in te wonen. 5 Ik heb nooit in een huis gewoond, sinds de tijd dat Ik de Israëlieten uit Egypte geleid heb tot op de dag van vandaag, maar Ik heb rondgetrokken in een tent of een woning. 6 En heb Ik ooit, zolang Ik met Israël rondtrok, tot een van de rechters die Ik als herders over mijn volk aangesteld had, gezegd: Waarom bouwt u niet een huis voor mij van cederhout? 7 Zeg daarom tegen mijn dienaar David: Zo spreekt de HEER van de machten: Ik heb u uit
de steppe gehaald, achter de schapen vandaan, om vorst te zijn over mijn volk Israël. 8 Op al uw tochten heb Ik u bijgestaan, al uw vijanden heb Ik vernietigd, uw naam heb Ik groot gemaakt als die van de groten van de aarde. 9 Ik heb aan mijn volk Israël een land toegewezen en het daar geplant om er te wonen, zonder nog opgeschrikt of verdrukt te worden door boosdoeners zoals vroeger, 10 in de tijd dat Ik richteren aanstelde over mijn volk Israël. Al uw vijanden heb Ik aan u onderworpen. Ik kondig u aan dat de HEER voor u een huis zal bouwen! (1) 11 Als uw dagen voltooid zijn, en u bij uw vaderen te ruste bent gegaan, zal Ik een van uw zonen als uw nazaat verheffen, en zijn koninklijke macht in stand houden. 12 Hij zal een huis voor Mij bouwen en Ik zal zijn koninklijke macht voor altijd in stand houden. 13 Ik zal een vader zijn voor hem en hij voor Mij een zoon; nooit zal Ik hem uit mijn gunst verstoten zoals Ik dat gedaan heb met uw voorganger. 14 Voor altijd zal Ik hem aanstellen over mijn huis en over mijn koninkrijk: zijn troon zal niet wankelen in eeuwigheid!' (2) 15 Al deze woorden en openbaringen bracht Natan getrouw aan David over. ___________ 1 'Huis' heeft hier uiteraard de betekenis 'dynastie'. 2 Het is duidelijk, dat elementen van de profetie over de zoon van David over Christus gaan.
14 2 Kronieken Betekenis van de naam, schrijver, tijd van ontstaan en doel zie bij 1 Kronieken Korte inhoud: Hoofdstuk 1-9 Salomo Hoofdstuk 10-36 De koningen van Juda. De deportatie naar Babel. De toelating van de terugkeer door Kores/Cyrus. Passage ter overdenking: 2Kr 7: 1-4 Salomo is bezig met de inwijding van de tempel. Let erop, dat zelf de priesters die zich geheilgd hadden en niets anders deden dan van hen verwacht mocht worden, niet in de tempel konden binnengaan, omdat Gods heerlijkheid daar aanwezig was. 1 Nadat Salomo zijn gebed beëindigd had, viel er vuur uit de hemel; dit verteerde het brandoffer en het slachtoffer, en de glorie van de HEER vervulde het huis. 2 De priesters konden het huis van de HEER niet binnengaan omdat de glorie van de HEER het huis van de HEER vervulde. 3 Toen alle Israëlieten zagen hoe het vuur neerviel en de glorie van de HEER het huis van de HEER vervulde, vielen zij op de knieën en bogen zich met hun voorhoofd tegen het plaveisel in aanbidding neer. Zij zongen: `Loof de HEER, want Hij is goed, en eeuwig duurt zijn mededogen.' 4 Daarop droegen de koning en het volk offers op voor het aanschijn van de HEER.
16 Ezra Betekenis van de naam: De hoofdpersoon en schrijver. Schrijver: Ezra zelf. Enkele stukken staan zelfs in de ik-vorm. Ezra is priester. Tijd van ontstaan: Ezra was actief in Israël vanaf 458. Korte inhoud: - Overzicht van de geschiedenis vóór het optreden van Ezra, hoofdstuk 1-6. - Gebeurtenissen tijdens en onder leiding van Ezra, hoofdstuk 7-10: de bouw en de tempelwijding. Let op! De chronologische volgorde wordt onderbroken door 4: 7-24. Historische achtergrond: Regeringstijden van de genoemde Perzische koningen: Cyrus 559-530. Dit zijn zijn regeringsjaren over Perzië. De Bijbel rekent alleen met de regeringsjaren over het Bijbelse land. Dan begint zijn regering in 537. Cyrus heet in de Bijbel Kores. Darius 522-486 Xerxes 486-465. Xerxes heet in het Hebreeuws Ahasveros. Zie over hem verder bij Esther. Artaxerxes 564-424. Artaxerxes heet in het Hebreeuws Artachsasta. Cyrus/Kores had de Joden in 537 toelating gegeven om weer naar hun land terug te keren. In de praktijk was het animo niet zo groot en ook in Juda en Jeruzalem liet men zich snel ontmoedigen in de opbouw. Wat een periode van geestelijke bloei had moeten worden, werd een periode van laksheid. Ezra, Nehemia, Haggai en Zacharia hebben veel moeite moeten doen om iets fatsoenlijks gereed te krijgen. Uit Maleachi blijkt, dat ook daarna niet alles optimaal was. Het duurde tot ca. 410 tot de tempel en de muren van Jeruzalem er stonden. Dan sluit Nehemia het OT af en voegt, zoals we zagen, Kronieken toe als gids bij het lezen en als afsluiting. Passage ter overdenking: Ea 9: 1-4 WV Bij Deuteronomium hebben we het verbod gezien om met de oude bewoners van het land te trouwen. Ezra wordt geconfronteerd met een overtreding. Praktische vraag voor ons: vinden we een overtreding van Gods regels ook nog dramatisch? 1 Na afloop van dit alles kwamen de leiders naar mij toe en zeiden: `Het volk van Israël, de priesters en de Levieten, hebben de omgang met de omwonende volken niet gemeden, maar zich schuldig gemaakt aan de gruweldaden van de Kanaänieten, Hethieten, Perizzieten, Jebusieten, Ammonieten, Moabieten, Egyptenaren en Amorieten. 2 Uit deze volken hebben zij voor zichzelf en hun zonen vrouwen genomen, zodat het heilige zaad
zich vermengd heeft met de omwonende volken. En leiders en oversten hebben zich hieraan nog het meest schuldig gemaakt.' 3 Toen ik dat hoorde scheurde ik mijn kleed en mijn mantel, trok mij de haren uit hoofd en baard en ging verbijsterd zitten. 4 Iedereen die de woorden van de God van Israël vreesde, verzamelde zich rond mij vanwege de misdaad van de ballingen; ik was verbijsterd, tot het avondoffer.
17 Nehemia Betekenis van de naam: Jahweh heeft erbarmen. Schrijver: Nehemia zelf. Enkele stukken staan in de ik-vorm. Nehemia was in principe een politieke figuur. Hij was provinciegouverneur van het gebied waarin Jeruzalem lag. Tijd van ontstaan: Nehemia trad op ten tijde van Artachsasta (Artaxerxes) 465-424. Korte inhoud: Het boek geeft een verslag van de activiteiten van Nehemia. Deze betreffen voornamelijk de herbouw van Jeruzalem, waaronder ook de (verdedigings)muren. Toch was een Joodse politicus ook actief op geestelijk gebied. Het gedeelte ter overdenking maakt dat zeer duidelijk. Passage ter overdenking: Nh 8: 1-12 WV De grootste bijbelstudie aller tijden. 1 Alle Israëlieten die zich in de steden gevestigd hadden, stroomden samen op het plein voor de Waterpoort en verzochten Ezra, de schriftgeleerde, om het boek te gaan halen van de leer van Mozes, die de HEER aan Israël opgelegd heeft. 2 En Ezra, de priester, bracht de leer bij de vergadering van mannen en vrouwen en iedereen die de voorlezing kon volgen (1). Het was de eerste dag van de zevende maand (2). 3 Vanaf de dageraad tot de middag las Ezra eruit voor op het plein voor de Waterpoort, verstaanbaar voor de mannen en vrouwen en iedereen die het kon volgen. Het volk luisterde aandachtig naar de voorlezing van het boek van de leer. 4 Ezra, de schriftgeleerde, ging op een houten verhoging staan die voor die gelegenheid gemaakt was. Aan zijn rechterhand stonden Mattitja, Sema, Anaja, Uria, Chilkia en Maäseja; aan zijn linkerhand Pedaja, Misaël, Malkia, Chasum, Chasbaddana, Zekarja en Mesullam. 5 Tegenover heel het volk opende Ezra het boek; hij stak immers boven iedereen uit. Op dat ogenblik ging iedereen staan. 6 En Ezra prees de HEER, de grote God, en heel het volk antwoordde: `Amen, amen!' Zij staken hun handen omhoog, zij bogen het hoofd en zij vielen neer voor de HEER, met het gezicht op de grond. 7 En Jesua, Bani, Serebja, Jamin, Akkub, Sabbetai, Hodia, Maäseja, Kelita, Azarja, Jozabad, Chanan, Pelaja en de Levieten verklaarden het volk daar ter plaatse de leer. 8 Zij lazen voor uit het boek van Gods leer, legden het uit en verklaarden de betekenis, zodat iedereen de lezing begreep. 9 Vervolgens zeiden Nehemia, de gouverneur, Ezra, de priester en schriftgeleerde, en de Levieten die de uitleg gaven tegen heel het volk: `Deze dag is gewijd aan de HEER uw God. Wees dus niet treurig en ween niet.' Het hele volk was namelijk in tranen uitgebarsten toen het de woorden van de leer hoorde. (3) 10 En ze zeiden hun: `Kom, ga eten en drink er zoete drank bij, en deel met wie niets heeft, want deze dag is gewijd aan onze Heer. Wees niet bedroefd, maar laat de vreugde die de HEER u schenkt uw kracht zijn.' 11 De Levieten stelden het volk gerust en ze zeiden: `Wees nu stil! Dit is een heilige dag, wees dus niet bedroefd.' 12 En het volk ging eten en drinken en deelde de maaltijd met anderen. Ze vierden uitbundig feest, want ze
hadden begrepen wat hun bekend was gemaakt. __________ 1 Het is duidelijk wie ook in onze gemeentes op de bijbelstudie verwacht mag worden 2 De zevende maand volgens de godsdienstige kalender valt in september en oktober. 3 Er moest veel in orde gemaakt worden in het leven, maar de vreugde om het hervinden van de Bijbel gaat voor.
18 Esther Betekenis van de naam: Esther betekent 'ster' in het Perzisch. Esther is de hoofdpersoon. Schrijver: In Es 9: 32 wordt geschreven over een boek waarin de voorschriften voor het herdenkingsfeest naar aanleiding van de gebeurtenissen die in ons bijbelboek staan worden opgeschreven. Het ligt voor de hand, dat dit ofwel ons bijbelboek is, ofwel dat ons bijbelboek op genoemd boek gebaseerd is. Tijd van ontstaan: Tijdens de regering van de Perzische koning Ahasveros (486-465). Ahasveros is ons meer bekend als Xerxes. De plaats Liège heet in het Nederlands Luik en in het Duits Lüttich. Zo is ook de Perzische naam Ksjajarsja op verschillende manier in het Hebreeuws (Ahasveros) en het Grieks (Xerxes) weergegeven. Toen Xerxes op de troon kwam was er een belangrijke opstand in Egypte. Toen hij deze bestreden had, ondernam hij een veldtocht naar Griekenland. Deze is uitvoerig beschreven bij de Griekse schrijver Herodotus. In Es 1: 3 wordt gemeld, dat hij in zijn 3e jaar alle hoogwaardigheidsbekleders had uitgenodigd. Dit is de voorbereiding van de tocht naar Griekenland geweest. Bij die gelegenheid wordt koningin Vasthi verstoten. In Es 2: 16 wordt gemeld, dat Esther eerst in het 7e jaar koningin wordt. In de tussentijd is Xerxes in Griekenland geweest. Korte inhoud: Koning Ahasveros verstoot zijn vrouw Vasthi. Er worden meisjes in een harem ondergebracht en opgevoed om eventueel koningin te worden. Esther, een Joods meisje, is onder hen. Esther wordt tenslotte tot koningin aangesteld. Als Haman, geïrriteerd door Mordekai, een familielid van Esther, besluit de Joden uit te roeien en de koning tot een besluit in die richting brengt, brengt Esther de zaak tot een positieve oplossing met gevaar voor eigen leven. Wie het verhaal niet kent, zou het hele bijbelboek moeten lezen! Passage ter overdenking: Es 4: 9-17 Mordekai wil Esther via Hatak duidelijk maken, dat de Joden gevaar lopen hun leven te verliezen. 9 Hatak kwam bij Ester terug en bracht haar de woorden van Mordekai over. 10 Daarop stuurde Ester Hatak met het volgende antwoord naar Mordekai: 11 ‘Alle dienaren van de koning en de bewoners van de provincies van de koning weten, dat iedere man of vrouw, die ongeroepen naar de koning in de binnenhof komt, maar één maatregel te verwachten heeft, de doodstraf. Alleen degene aan wie de koning de gouden scepter toereikt blijft in leven. En ik ben al in geen dertig dagen meer bij de koning geroepen!’ 12 Deze woorden van Ester werden aan Mordekai overgebracht. 13 En Mordekai liet aan Ester het volgende antwoord geven: ‘Denk maar niet, dat jij als enige van alle Judeeërs
gespaard zult blijven, omdat jij in het koninklijk paleis woont. 14 Integendeel, als jij op dit moment blijft zwijgen, komt er voor de Judeeërs toch uitkomst en redding, van een andere zijde (1), maar jij en het huis van je vader gaan dan te gronde. Wie weet of je niet voor een moment als dit tot de koninklijke waardigheid gekomen bent (2)?’ 15 Hierop liet Ester aan Mordekai het volgend antwoord brengen: 16 ‘Roep alle Judeeërs die in Susan (3) wonen bijeen en vast voor mij. Drie etmalen lang moeten jullie niet eten of drinken, overdag niet en ’s nachts niet. Ik zal zelf ook vasten, met mijn kameniers; en dan ga ik naar de koning, tegen de wet in. Als ik omkom, dan kom ik maar om!’ 17 Mordekai ging weg en voerde alles uit wat Ester hem had opgedragen. ____________ 1 Bedekte manier om God aan te duiden. 2 Duidelijke manier om te zeggen, dat God Esther de positie van koningin had gegeven om de Joden te redden. 3 Susan of Susa was één van de hoofdsteden van het Perzische rijk.
19 Job Betekenis van de naam: De hoofdpersoon. Schrijver: Niet bekend. In de loop van het verhaal (Jb 31: 35) wordt echter melding gemaakt van gebruik van schrift: Ach, dat toch iemand naar mij luisterde! Ziehier mijn ondertekening – de Almachtige antwoorde mij – ook het stuk, dat mijn tegenpartij heeft geschreven. Het ligt dus voor de hand dat de gesprekken van Job met zijn vrienden zijn opgetekend. Het boek Job is echter grotendeels in dichtvorm geschreven. Dit betekent, dat iemand dat verslag tot een gedicht heeft verwerkt. Wat een Hebreeuws gedicht kenmerkt, wordt behandeld bij de Psalmen. Tijd van ontstaan: Ook onbekend. Verschillende zaken wijzen op een zeer vroege tijd. De leefomstandigheden van Job komen sterk overeen met die van Abraham. Job was geen Israeliet en was toch gelovig. Er zijn aanwijzingen, dat er kosmische rampen hadden plaatsgevonden. Korte inhoud: Het gaat in dit boek om een "weddenschap" tussen God en de duivel. Job, die rechtvaardig, vroom en rijk is, verliest alles wat hij heeft. De vraag hierbij is, of hij aan Gods kant blijft staan. Een groot deel van het boek wordt in beslag genomen door de "troost" die drie vrienden Job komen geven en de antwoorden die Job geeft. Het blijkt, dat de drie zonder reden concluderen, dat Job wel iets verkeerds moet gedaan hebben. Tenslotte neemt een vierde vriend het woord, die kennelijk het juiste standpunt verkondigt. God zelf roept Job op het matje. Hij heeft God ter verantwoording geroepen en is daarin tever gegaan. De vrienden worden in het ongelijk gesteld. Job ontvangt het dubbele van zijn vermogen terug - alleen krijgt hij niet het dubbele van zijn kinderen: zijn gestorven kinderen leven nog, bij God. Persoonlijke toevoeging: Ik begin er steeds meer toe te neigen om de schepping en dus ook ons bestaan te zien als iets dergelijks als in het boek Job aan de hand is. Ook Adam was inzet van een "weddenschap" tussen God en de duivel. Hij viel in zonde, maar Gods plan om door Christus' offer de wereld te redden bestond al. Dit dient om door hen die tot geloof komen voor heel de geestelijke wereld duidelijk te maken, dat God oneindig veel groter is dan de duivel. Dit is "Gods eer" waarom heel ons bestaan draait. Waarschuwing voor het gebruik van het boek Job: In Jb 42: 7-9 vinden we Na zijn woorden tot Job richtte de HEER zich tot Elifaz, de Temaniet: `Zeer
ontstemd ben Ik over u en uw beide vrienden, want u hebt van Mij niet zo'n zuiver beeld gegeven als mijn dienaar Job. 8 Haal daarom zeven jonge stieren en zeven rammen, ga daarmee naar mijn dienaar Job, draag een brandoffer op voor uzelf, en mijn dienaar Job zal voor u bidden. Wellicht ben Ik hem ter wille; dan zal Ik u niet straffen voor uw dwaasheid, ofschoon u van Mij niet zo'n zuiver beeld hebt gegeven als mijn dienaar Job.' 9 Elifaz, de Temaniet, Bildad uit Suach en Sofar, de Naämatiet, gingen naar Job en deden wat de HEER hun gezegd had; en de HEER was Job ter wille. God keurt dus de redes van de vrienden van Job af. Dit betekent, dat wij wat zij zeggen niet kunnen gebruiken zoals de rest van de Bijbel. Ze kunnen hier en daar natuurlijk juiste dingen zeggen, maar dat is duidelijk niet altijd het geval. Bekend is, dat één van hen zijn informatie uit occulte bron ontvangen had (Jb 4: 12-17): 12 Een woord drong heimelijk tot mij door, en mijn oor ving het gefluister daarvan op 13 tijdens overpeinzingen, na nachtgezichten, toen diepe slaap op de mensen gevallen was. 14 Schrik en beving overvielen mij en deden al mijn beenderen verschrikken. 15 Daar gleed een geest mij voorbij, deed het haar van mijn lichaam te berge rijzen. 16 Hij bleef staan, maar ik kon zijn gestalte niet onderscheiden. Een gedaante stond voor mijn ogen, en ik vernam een fluisterende stem: 17 Zou een sterveling rechtvaardig zijn tegenover God, of een man rein tegenover zijn Maker? Job ging ook zijn boekje te buiten. Hij riep God op het matje. God zegt daarover (Jb 39: 35): Wil de bediller twisten met de Almachtige? De aanklager van God antwoorde daarop! Aan de andere kant keurt God in het boven aangehaalde gedeelte over de vrienden Jobs houding wel goed. Door alle fouten die hij maakte heen bleef hij van God rechtvaardigheid verwachten. In Jb 16: 19-21 staat 19 Toch heb ik in de hemel een getuige, een verdediger in den hoge; 20 nu mijn vrienden met mij spotten ween ik tranen tot God: 21 iemand moet toch bij God opkomen voor de mens zoals mensen voor elkaar opkomen? en in 19: 25-27: 25 Want ik weet, ik ben er zeker van: mijn vrijkoper leeft, ten slotte zal Hij deze wereld binnentreden. 26 En al ben ik nog zo geschonden, ik zal God zien vanuit dit lichaam.
7 Aan mijn zijde zal ik Hem zien, met eigen ogen, ik en geen ander; ik sterf haast van verlangen. Passage ter overdenking: De boven aangehaalde passages bevatten genoeg stof tot overdenking.
20 Psalmen Betekenis van de naam: Liederen bij snarenspel Schrijver: Veel dichters hebben gedichten gemaakt die in de Psalmen zijn opgenomen. David is de bekendste, maar ook Mozes, de Korachieten, Asaf en anderen leverden werk. Tijd van ontstaan: Mozes was actief tussen ongeveer 1450 en 1400. Ook zijn er psalmen uit de Babylonische ballingschap. Wat is een Hebreeuws gedicht? Een Hebreeuws gedicht rijmt niet. Trouwens in een vertaling kan men rijm niet weergeven. Je zou zeer geforceerd naar rijmende woorden moeten zoeken en die zijn er in het Nederlands vaak niet, als ze er in een andere taal wel zijn. Er is wel een ritme, maar op dat punt begint in onze tijd eerst iets duidelijk te worden. Bovenal is een Hebreeuws gedicht gekenmerkt door herhaling van gedachten met andere woorden. We noemen dat parallellisme. Er bestaan drie soorten parallellisme: 1 Synoniem parallellisme: twee regels bevatten dezelfde gedachte met andere woorden: Laat ons hun banden verscheuren en hun touwen van ons werpen! (Ps 2: 3) 'Banden' komt overeen met 'touwen'; 'verscheuren' met 'van ons werpen'. Vaak is de tweede regel duidelijker of grootser dan de eerste. 2 Synthetisch parallellisme: de tweede regel voltooit de gedachte: Niet alzo de goddelozen: die toch zijn als kaf dat de wind verstrooit. (Ps 1: 4) 3 Antithetisch parallellisme: de tweede regel brengt het tegengestelde van de eerste: Laat de boosheid van de goddelozen een einde nemen, maar bevestig Gij de rechtvaardige, (Ps 7: 10) Parallellisme is vaak gemakkelijk bij het corresponderende versregels verklaren elkaar.
uitleggen
van
gedichten,
want
de
Een speciaal soort gedicht zijn de alfabetische gedichten. Elk vers begint daar met één van de Hebreeuwse letters in de volgorde van het alfabet. Het eerste vers met de alef, het tweede met de beet etc. De passage ter overdenking van vandaag is zo'n alfabetische psalm. Korte inhoud: De bundel van de Psalmen bevat een duidelijke boodschap in de eerste twee psalmen:
bekeer je als individu of als politicus. De laatste twee psalmen laten zien, dat de geschiedenis uitloopt op het oordeel en het zingen van Gods lof. Zo blijkt, dat het boek van de psalmen een totaalboodschap heeft. Tussen de bekering en het einde van de geschiedenis vinden we psalmen over allerlei levenssituaties, precies zoals het leven van een gelovige zeer verschillende dingen met zich meebrengt. In mijn boek "Evangelie uit 19 psalmen", eerste hoofdstuk, wordt dit punt verder uitgewerkt. Het boek is niet meer te koop, maar is wel in onze omgeving bij veel evangelische christenen te vinden. In de Psalmen komen veel profetische gedichten voor. Niet voor niets wordt het boek in het NT zo vaak aangehaald. Het psalmboek is in 5 delen verdeeld: 1-41, 42-72, 73-89, 90-106, 107-150. Opvallend is, dat die delen veelal eindigen met een vers dat God lof brengt. Passage ter overdenking: Ps 25 (NBG 1951, aangepast) 1 Van David. alef beet
Tot U, HEER, hef ik mijn ziel op; 2 mijn God, op U vertrouw ik; laat mij niet beschaamd worden, laten mijn vijanden niet over mij juichen. gimel 3 Ja, allen die U verwachten, worden niet beschaamd, beschaamd worden wie trouweloos handelen zonder oorzaak. dalet 4 HEER, maak mij uw wegen bekend, leer mij uw paden, hee 5 leid mij in uw waarheid en leer mij, want Gij zijt de God mijns heils, U verwacht ik de ganse dag. zajin 6 Gedenk uw barmhartigheid, HEER, en uw gunstbewijzen, want die zijn van eeuwigheid; cheet 7 gedenk niet de zonden van mijn jeugd, noch mijn overtredingen, gedenk mij volgens uw liefde, omwille van uw goedheid, HEER theet 8 Goed en waarachtig is de HERE; daarom onderwijst Hij de zondaars aangaande de weg. jod 9 Ootmoedigen doet Hij wandelen in het recht, en Hij leert ootmoedigen zijn weg. kaf 10 Alle paden van de HEER zijn liefde en trouw voor wie zijn verbond en zijn getuigenissen bewaren. lamed 11 Omwille van uw naams, HEER, vergeef mij mijn ongerechtigheid, want die is groot. meem 12 Wie is de man die de HEER vreest? Hij onderwijst hem aangaande de weg die hij moet kiezen. noen 13 Hij zelf zal in voorspoed vertoeven, en zijn nageslacht zal het land beërven. samech 14 De vertrouwelijke omgang met de HEER is bij wie Hem vrezen, en zijn verbond maakt Hij hun bekend. ajin 15 Mijn ogen zijn bestendig op de HEER, want Hij voert mijn voeten uit het net.
pee
16 Wend U tot mij en wees mij genadig, want eenzaam ben ik en ellendig. tsadee 17 De benauwdheden van mijn hart hebben zich uitgebreid, voer mij uit mijn angsten. qoof 18 Zie op mijn ellende en mijn moeite, en vergeef al mijn zonden. reesj 19 Zie, hoe talrijk zijn mijn vijanden, en met welk een boosaardige haat haten zij mij. sin 20 Bewaar toch mijn ziel en red mij; laat mij niet beschaamd worden, want bij U schuil ik. tau 21 Vroomheid en oprechtheid mogen mij behoeden, want U verwacht ik. 22 O God, verlos Israël uit al zijn benauwdheden.
20 Spreuken Betekenis van de naam: Is duidelijk Schrijver: Voor het grootste gedeelte Salomo. Er zijn zelfs drie bundels van hem opgenomen: hoofdstuk 1-9, 10-24 en 25-29. Verder ook Agur en Lemuël, ons verder onbekend, in hoofdstuk 30. Tijd van ontstaan: Salomo leefde in de tweede helft van de 10e eeuw. De derde bundel van Salomo is volgens het opschrift erboven samengesteld door mannen van Hizkia, ca. 700. De totale bundel komt dus daana. Korte inhoud: Een overzicht is moeilijk te geven, omdat vaak elke spreuk op zich staat. Terugkerende thema's zijn: wijsheid tegenover dwaasheid, gevaar van overspel, luiheid, opvoeding, zonden van de tong, alcoholmisbruik, "vreze des HEREN". Beroemd is de laatste passage over de "degelijke huisvrouw". Passage ter overdenking: Sp 3: 1-8 NBG, aangepast Onderstaande passage wordt vanuit vers 5 veel misbruikt, alsof een christen niet mag nadenken of initiatieven nemen. Er dient echter bedacht te worden, dat een wijze vader zich hier tot een onervaren zoon richt. Een christen heeft de Heilige Geest in zich en, wanneer de gelovige niet tegenwerkt, zal zijn denken steeds meer in de lijn van God liggen. Christenen voortdurend voorhouden, dat ze hun eigen inzicht niet mogen gebruiken, verlamt de gemeente. Sp 15: 22 laat zien, dat je mag overleggen en raadgevers mag gebruiken. 1 Mijn zoon, vergeet mijn onderwijzing niet en uw hart mag mijn geboden bewaren (1), 2 want lengte van dagen, en jaren van leven, en vrede zullen zij u vermeerderen. 3 Mogen liefde en trouw u niet verlaten! Bind ze om uw hals (2), schrijf ze op de tafel van uw hart (3), 4 dan zult gij genegenheid en goedkeuring verwerven in de ogen van God en mensen. 5 Vertrouw op de HEER met uw gehele hart en steun op uw eigen inzicht niet. 6 Ken (4) Hem in al uw wegen, dan zal Hij uw paden recht maken. 7 Wees niet wijs in eigen ogen, vrees de HEER (5) en wijk van het kwaad; 8 het zal medicijn wezen voor uw vlees, en lafenis voor uw gebeente. _______________ 1 De vader zegt "mijn onderwijzing" en "mijn geboden" zonder dat hem het verwijt kan worden gemaakt, dat hij zijn eigen inzicht verkondigt en dus volgens vers 5 in de fout gaat.
2 Om je hals bind je een sieraad dat gezien mag worden. 3 Het hart is het centrum van je persoonlijkheid. 4 De betekenis van kennen is niet die van onze uitdrukking "iemand ergensin kennen". Het betekent nog echt "kennen" - God niet vergeten dus bij je beslissingen. En het Hebreeuwse woord "kennen" heeft vaak de bijbetekenis "liefhebben". 5 Een goede dosis ontzag voor God is ook in onze situatie zeer nuttig. De neiging kan ontstaan om te denken, dat Gods beroep vergeven is en dat je dus kan doen wat je wilt.
22 Prediker Betekenis van de naam: De Hebreeuwse titel Qohèlet hangt samen met qahal 'gemeente'. Het zou dan gaan om iemand die onderwijs geeft aan de vergaderde gemeente. We schrijven in Hebreeuwse woorden soms een q in plaats van een k, omdat de k onze k weergeeft zoals wij die uitspreken in kind of kalf, terwijl de q een k-klank noteert die diep achter in de keel werd uitgesproken, nog dieper dan onze k in koe. De Joden (en ook de Arabieren) noteren deze verschillend van de gewone k.. Schrijver: Salomo. Hij is zoon van David en koning (Pr 1: 1) en niemand van zijn voorgangers was wijzer (Pr 1: 16). Tijd van ontstaan: Tweede helft 10e eeuw. Korte inhoud en waarschuwing voor het gebruik van het boek: Het boek Prediker beschrijft een experiment van Salomo, namelijk om naar de wereld te kijken zonder rekening te houden met het bestaan van God. Hij komt dan tot vreemde uitspraken als "Alles is zinloos". We moeten dus oppassen om zomaar alle uitspraken van Salomo in Prediker als waarheid voor de gelovige te lezen. Het kan zijn, dat we te doen hebben met één van Salomo's absurde conclusies die moeten aantonen, dat een levensvisie zonder God dwaasheid is. Omdat Salomo eigenlijk wel gelooft, kan hij niet nalaten van tijd tot tijd toch als gelovige te redeneren. Hij vindt dan de zin van het leven in de eeuwigheid: - Pr 3: 11 De mens heeft de eeuwigheid in het hart. Normaal heeft hij dus alleen een zinnige visie op het leven, als hij rekening houdt met een leven na de dood. - Pr 3: 14 Alles wat God doet, is voor de eeuwigheid. Onze daden binnen Gods plan (ook de meest alledaagse) hebben dus waarde voor de eeuwigheid. --Pr 12: 5 Na de dood gaat de mens naar zijn eeuwig huis. Passage ter overdenking: Pr 12: 9-11 NBG, aangepast 9 En behalve dat Prediker wijs geweest is, heeft hij het volk in kennis onderwezen; en hij overwoog en onderzocht, hij stelde vele spreuken op. 10 Prediker zocht welgevallige woorden te vinden, een oprecht geschrift, betrouwbare woorden. 11 De woorden van de wijzen zijn als prikkels; als ingeslagen nagelen zijn de verzamelingen daarvan; gegeven zijn zij door één Herder.
23 Hooglied Betekenis van de naam: De Hebreeuwse naam is sjir hasjsjiriem 'lied der liederen'. Dat komt neer op 'het toppunt van wat een lied is'. Luther noemde in zijn bijbelvertaling dit bijbelboek 'Das hohe Lied'. De vertalers van de Nederlandstalige Statenvertaling uit de 17e eeuw spiekten graag bij Luther. Schrijver: Salomo Tijd van ontstaan: Tweede helft 10e eeuw. Korte inhoud: Hooglied is een liefdeslied. Een "hij" en een "zij" voeren een dialoog, waarbij soms ook anderen aan het woord komen. Die dialoog vindt op verschillende plaatsen plaats. Het is aan de lezer om dit te ontdekken. De "hij" en de "zij" zijn koning Salomo en een eenvoudige herderin met bruingebrande huid, wat de sjieke bleke dames van Jeruzalem niet waarderen. In de NBG-vertaling is door liggende streepjes aangegeven, dat er een wisseling van spreker is. In de Willibrordvertaling staat de spreker ook nader aangeduid. Er wordt ook over een droom verteld (Hl 3: 1-4). Hooglied schenkt nogal wat aandacht aan de lichamelijke kant van de liefde. Zowel de "hij" als de "zij" worden op de schoonheid van het lichaam bezongen. Het koppel ligt ook op zeker moment in de natuur naast elkaar (Hl 1: 16 - 2: 6). Wel klinkt in Hooglied enkele malen de waarschuwing de liefde niet op te hitsen, voordat het past (bijv. Hl 2: 7). Seks buiten het huwelijk ............. In de tijd, waarin de kerk weinig waardering had voor het lichamelijke, heeft men het Hooglied verklaard tot het lied van liefde tussen Christus en zijn bruid, de kerk. Het is goed mogelijk, dat er aspecten in Hooglied zijn die op die liefdesverhouding betrekking kunnen hebben, maar de eerste bedoeling is toch dat het een lied van liefde is van een menselijk koppel, waarbij ook de lichamelijke kant als normaal wordt belicht. Passage ter overdenking: Hl 5: 10-16 De vergelijkingen in het volgende zijn voor ons misschien niet voor de hand liggend. We moeten echter bedenken, dat we te doen hebben met het milieu van herders. Als die gedichten schrijven, ontlenen ze hun beelden aan de natuur om hen heen. Salomo zelf was uiteraard ook andere dingen gewoon, maar hij schrijft in de stijl van herderspoëzie. 10 Mijn lief is blank en blozend, uit tienduizend anderen is hij te herkennen. 11 Zijn hoofd is van het zuiverste goud, zijn lokken zijn borstelig, ravenzwart. 12 Zijn ogen zijn als duiven bij stromende beken, die zich wassen in melk en baden in overvloed. 13 Zijn wangen zijn een kruidentuin, torens van kruiden. Zijn lippen zijn lelies, ze druipen van vloeibare mirre.
14 Zijn armen zijn staven van goud, met chrysoliet bezet; zijn lichaam is van gepolijst ivoor, afgezet met saffieren. 15 Zijn dijen zijn zuilen van albast, rustend op voetstukken van zuiver goud. Zijn gestalte is als de Libanon, rijzig als de ceders. 16 Zijn mond is een en al zoetigheid. Hij is de aantrekkelijkheid zelf. Zo is mijn lief, zo is mijn vriend, dochters van Jeruzalem (1). _____________ 1 "Dochters van" in poëzie duidt de inwoners aan.
24 Jesaja Betekenis van de naam: Jesaja betekent "Jahweh heeft gered" Schrijver: Jesaja. Tijd van ontstaan: Het eerste vers noemt als tijdgenoten de koningen Uzzia (791-740), Jotan (740-732), Achaz (735-716) en Hizkia (729-687). Veel moderne theologen schrijven het gedeelte vanaf hoofdstuk 40 niet aan de echte Jesaja toe. Dit gebeurt voornamelijk, omdat daarin koning Kores (ons ook bekend als Cyrus) als redder van de Joden wordt genoemd. Het gaat dan om gebeurtenissen uit 537. Deze splitsing van Jesaja wordt dus door die theologen gedaan, omdat men niet kan geloven, dat God in staat is om de naam van een koning die 2 eeuwen later regeert aan Jesaja bekend te maken. Er bestaat wel een verschil in stijl tussen de twee delen. Dit kan gemakkelijk op rekening van het verschillend karakter van de profetieën in de twee delen gezet worden. Korte inhoud: Hoofdstuk 1-5: samenvatting van de boodschap Hoofdstuk 6: de roeping van Jesaja. Hoofdstuk 7-35: profetieën voornamelijk van politiek karakter Hoofdstuk 36-39: Jesaja's bijdrage aan het boek Koningen, aanhangsel aan het politiek gedeelte Hoofdstuk 40 - 63: 14 profetieën voornamelijk van geestelijk karakter Hoofdstuk 63: 15 tot eind: slot van het boek, tegenhanger en vervolg van hoofdstuk 1-5. De twee delen komen overeen met de twee fases van het herstel van Israël uit Ez 37: 114: de politieke (vers 7-8) en de geestelijke (vers 9-10). Bekend zijn hoofdstuk 9 over het geboren kind, dat het licht is en de profetieën over de Knecht van de HEER in 42: 1vv., 49: 1vv., 50: 4vv. en 52: 13vv. Jesaja en de staat Israël In 1947 werden de eerste Dode-Zeerollen gevonden. De pronkstukken daarvan waren twee Jesajarollen. De Joden verwierven in 1948, op de dag waarop belangrijke besluiten werden genomen over de oprichting van de staat Israël, één van die twee rollen. Er is geopperd, dat Jesaja dus een belangrijke boodschap bevat voor de Joden nu. Zelf heb ik ontdekt, dat er een overeenkomst is tussen Ezechiël 37 en de boodschap van Jesaja, zoals hierboven uiteengezet is. M.i. vormde Js 1-5 een zeer indringende boodschap in 1948. Hoofdstuk 7-35 vormen de politieke boodschap voor de staat Israël, deels verpakt in zaken van de 8e tot 6e eeuw voor Christus. Hoofdstuk 40-63 vormen de boodschap van de twee getuigen (vgl. Op 11: 1-13). Passage ter overdenking: Js 5: 8-24 WV Een passage die aantoont, dat profetie niet alleen over toekomstvoorspellen gaat. Achtereenvolgens klaagt Jesaja aan: hebzucht (8-10), alcoholverslaving en uitspattingen
(11-17), valse vroomheid (18-19), valse leer en ethiek (20), vals zelfvertrouwen (21), drankzucht en onrechtvaardigheid (21-24). 8 Wee degene die huis na huis opkoopt, die akker bij akker trekt tot er geen plaats meer overblijft, en alleen hij nog bezittingen heeft in het land. 9 In mijn oren klinkt de eed van de HEER van de machten: ‘Die talrijke huizen vallen in puin, ook de mooiste en grootste staan leeg en verlaten. 10 Een wijngaard van tien morgen levert slechts één bat op, en één ezelslast zaad slechts één efa (1) koren.’ 11 Wee hun die al ’s ochtends vroeg op zoek gaan naar sterke drank, en die zich tot laat in de avond verhitten met wijn. 12 Zij houden maar drinkgelagen bij citer en harp, bij fluit en tamboerijn, maar op de daden van de HEER letten zij niet, het werk van zijn handen bemerken zij niet. 13 Daarom gaat mijn volk in ballingschap voordat zij het vermoeden; de edelen vergaan van honger, de massa versmacht van dorst. 14 Daarom opent het dodenrijk zijn keel, spert het zijn muil mateloos open; luister en tumult verzinken erin, hun gonzende leven en luidruchtige vreugde. 15 Dan wordt de mens vernederd, iedereen neergeslagen, de hooghartige ogen van de mensen worden vernederd. 16 Maar de HEER van de machten wordt groot in zijn oordeel, in zijn gerechtigheid toont de heilige God zijn heiligheid. 17 Lammeren grazen op het puin als op hun weide en vette dieren voeden zich op de ruïnes. 18 Wee hun die de straf naar zich toe trekken met schapenkoorden en de vergelding met ossentouwen, 19 die durven zeggen(2): ‘Laat Hij zich haasten en spoed zetten achter zijn werk, zodat wij het zien; laat het raadsbesluit van de Heilige van Israël maar komen en worden uitgevoerd, zodat wij het leren kennen.’ 20 Wee hun die het kwade goed noemen en het goede kwaad (3), die van het duister licht maken en van het licht duisternis, van bitter zoet en van zoet bitter. 21 Wee hun die wijs zijn in hun eigen ogen, en verstandig naar hun eigen mening (4). 22 Wee die helden in het drinken van wijn, zo dapper in het mengen van dranken, 23 die voor een geschenk de schuldige in het gelijk stellen en de rechtvaardige van zijn recht beroven. 24 Daarom zal, zoals lekkend vuur het kaf verteert en het stro in de vlammen bezwijkt, hun wortel vergaan en hun bloesem verstuiven als stof, omdat zij het onderricht hebben veracht van de HEER van de machten, omdat zij het woord hebben verworpen van de Heilige van Israël. _______________
1 Een efa is een tiende van een ezelslast! 2 Het is duidelijk, dat zij vroom praten en denken Gods oordeel te kunnen doorstaan, terwijl ze door de mand zullen vallen. 3 Zeer actueel!! 4 Zie de tekst ter overdenking bij Spreuken.
24 Jeremia Betekenis van de naam: Jeremia betekent "Jahweh zal verhogen". Schrijver: Jeremia en/of zijn secretaris Baruch (vgl.Jr 36: 4) Tijd van ontstaan: Volgens de eerste verzen van het derde jaar van Josia (639) tot de ballingschap (587). Er zijn aanwijzingen, dat Jeremia een tweede editie verzorgd heeft, waarin ook teksten van jongere datum zijn opgenomen. Korte inhoud: Profetieën kort voor, tijdens en na het vertrek in ballingschap. Bekend is ook, dat Jeremia tijdens het beleg van Jeruzalem door Nebucadnezar opgesloten heeft gezeten, omdat hij negatief profeteerde over de Joodse koning (hoofdstuk 38). Daarna is hij naar Egypte gevlucht (hoofdstuk 42). Passage ter overdenking: Jr 8: 4-12 NBG aangepast 4 Gij nu zult tot hen zeggen: "Zo zegt de HEER: 'Zal men vallen en niet weder opstaan, of zich afkeren en niet weder omkeren? (1) 5 Waarom is dan dit volk: de Afkerige, en Jeruzalem: Bestendige Afkerigheid? Zij houden vast aan bedriegerij, zij weigeren zich te bekeren (2). 6 Ik heb toegeluisterd en gehoord: zij spreken wat niet recht is, niemand heeft berouw over zijn boosheid, dat hij zou zeggen: Wat heb ik gedaan? Dravende keren allen zich af, gelijk een paard dat zich stort in de strijd (3). 7 Zelfs de ooievaar aan de hemel kent zijn vaste tijden en tortelduif en zwaluw nemen de tijd van hun komst in acht, maar mijn volk kent het recht van de HEER niet. 8 Hoe durft gij zeggen: 'Wij zijn wijs en de wet van de HEER is bij ons? Voorwaar, zie, bedrieglijk heeft de leugenpen der schrijvers die vervaardigd'! (4) 9 Te schande worden de wijzen, verslagen en verstrikt! Zie, het woord van de HEER hebben zij verworpen, wat voor wijsheid zouden zij dan hebben? 10 Daarom zal Ik hun vrouwen aan anderen geven, hun akkers aan veroveraars. Want van klein tot groot zijn allen er op uit zich te bevoordelen; allen, van profeet tot priester, plegen zij bedrog.
11 Zij trachten de breuk van de dochter van mijn volk op het lichtst te genezen door te zeggen: Vrede, vrede, terwijl er geen vrede is. (5) 12 Zij worden te schande, omdat zij gruwel bedreven hebben; toch schamen zij zich in het minst niet, en van blozen weten zij niet; daarom zullen zij vallen onder de vallenden, ten tijde van hun bezoeking zullen zij struikelen, zegt de HEER.' __________ 1 Dit is de normale gang van zaken: wie valt, staat weer op. 2 In afwijking van de normale gang van zaken bekeert men zich niet. 3 Wij zouden zeggen: als een kip zonder kop. 4 Deze uitspraak is typisch voor de moderne theologie. Men erkent niet, dat de Bijbel van God komt, ziet de Bijbel als een menselijk boek. Men kan er dus kritiek op hebben. Dit vers zegt, dat je in zulk een houding geen wijsheid bezit op basis van Gods woord. 5 Tweede typische uitspraak van de moderne theologie. Men weigert het kruis te erkennen als enige mogelijkheid om bij God in het reine te komen en spiegelt toehoorders dus een vrede met God voor die geen vrede is.
26 Klaagliederen Betekenis van de naam: Spreekt voor zichzelf. Schrijver: Onbekend. In oudere bijbelvertalingen vindt men nog wel eens in het opschrift Jeremia als schrijver. De bijbeltekst zelf zegt echter niets over de auteur. Men baseert zich echter op een combinatie. In 2Kr 35: 25 lezen we na het sterven van koning Josia Jeremia dichtte een klaaglied op hem. Tot op de dag van vandaag herdenken de zangers en zangeressen Josia in hun klaagzangen. Deze zijn in Israël ingeburgerd en staan, zoals men weet, opgetekend in het boek van de Klaagliederen. Dit gedicht over Josia vinden we niet in het bijbelse boek Klaagliederen. Het gaat dus om een ander boek met dezelfde titel. Tijd van ontstaan: In Kl wordt geklaagd over de ondergang van Jeruzalem en de wegvoering van de bevolking. Deze gebeurtenis viel in 586. Korte inhoud: Er zijn vijf klaagliederen. Bij oppervlakkig lezen lijkt er weinig verschil te bestaan tussen de gedichten. Inderdaad komt de hopeloze situatie voortdurend terug. Toch heeft elk lied zijn eigen accenten. De volgorde blijkt zeer logisch. - In het eerste lied overheerst de hopeloze situatie. Zie 1: 1-6. - In het tweede lied komt de gedachte naar voren, dat God degene is die deze situatie heeft laten ontstaan. Zie 2: 1-8. - In het derde lied wordt de lezers ("wij") gesuggereerd zich te bekeren. Zie 3: 1942. - In het vierde lied is de toestand niet veranderd, maar door de bekering ontstaat toch een ander uitzicht. Zie 4: 19-22. - In het vijfde lied wordt aan God gevraagd om toch snel een oplossing te geven in de hopeloze situatie. Zie 5: 19-22. De litteraire vorm en de inhoud: Sommige van de psalmen zijn alfabetisch. Dat betekent, dat de verzen na elkaar beginnen met de letters in de volgorde van het alfabet. Uiteraard gaat het hier om het Hebreeuwse alfabet van 24 letters. In de vertaling moet deze wijze van dichten verloren gaan. Van de Klaagliederen zijn er vier alfabetisch. 1, 2 en 4 zijn gewoon alfabetisch. Ze tellen dan ook 24 verzen. Het vijfde Klaaglied is niet alfabetisch. Toch telt het 24 verzen. Dit is gedaan om ons duidelijk te maken, dat het met opzet toch niet alfabetisch is. Het derde Klaaglied telt 3x24 verzen. Het is dan ook drievoudig alfabetisch. De eerste drie verzen beginnen met de eerste letter, de volgende drie met de tweede letter enz. Door de litteraire vorm wordt het vijfde Klaaglied aangeduid als een aanhangsel bij de vier andere. Inderdaad laat het ons niets nieuws zien over de situatie, maar vraagt het om uitredding naar aanleiding van wat voorafging.
Het derde Klaaglied wordt door het drievoudig alfabetisch effect aangeduid als het voornaamste. Inderdaad zagen we, dat de bekering binnen dit gedicht viel. Passage ter overdenking: Kl 3: 16-42 16 Hij liet mij de tanden op kiezel stukbijten, Hij drukte mij neer in het stof. 17 Gij (1) hebt mijn ziel het heil doen derven, ik ben vergeten wat geluk is. 18 Ik dacht: vergaan is mijn kracht, vervlogen mijn hoop op de HEER. 19 Gedenk aan mijn ellende en omzwerving, aan de alsem en het vergif. 20 Zo vaak mijn ziel dit gedenkt, buigt zij zich neder in mij (2). 21 Dit zal ik mij te binnen brengen, daarom zal ik hopen: 22 Het zijn de gunstbewijzen van de HEER, dat wij niet omgekomen zijn, want zijn barmhartigheden houden niet op, 23 elke morgen zijn zij nieuw, groot is uw trouw! 24 Mijn ziel zegt: Mijn deel is de HEER, daarom zal ik op Hem hopen (2). 25 Goed is de HEER voor wie Hem verwachten, voor de ziel die Hem zoekt (3); 26 goed is het, in stilheid te wachten op de redding van de HEER; 27 goed is het voor de man, dat hij een juk in zijn jeugd draagt. 28 Hij zitte eenzaam en zwijge stil, als Hij het hem heeft opgelegd (4). 29 Hij drukke zijn mond in het stof, misschien is er hoop. 30 Hij biede de wang aan wie hem slaat, hij worde verzadigd van smaad. 31 Want niet voor eeuwig verstoot de Here. 32 Want als Hij bedroefd heeft, ontfermt Hij Zich naar de grootheid van zijn gunstbewijzen. 33 Immers niet van harte verdrukt en bedroeft Hij de mensenkinderen (5). 34 Dat men onder zijn voeten vertrapt alle gevangenen der aarde, 35 dat men het recht van een man buigt voor het aangezicht van de Allerhoogste,
36 dat men een mens in zijn rechtszaak verongelijkt, zou de Here dat niet zien? 37 Wie is het, die spreekt en het is er, wanneer de Here het niet gebiedt? 38 Komt niet uit de mond des Allerhoogsten het kwade en het goede (7)? 39 Wat klaagt dan een mens in het leven! Ieder (klage) over zijn zonde (8). 40 Laten wij onze wegen doorzoeken en doorvorsen en ons bekeren tot de HEER (9). 41 Laten wij met de handen ons hart opheffen tot God in de hemel (10): 42 Wij hebben overtreden en zijn weerspannig geweest – Gij hebt niet vergeven._ ___________ 1 Belangrijke wending: de dichter sprak tot nu toe over God ("Hij"). Nu gaat hij bidden ("Gij"). 2 Eerste punt van de bekering: verootmoediging. 3 Tweede punt: verwachting van Gods genade. 4 Derde punt: beroep op Gods karakter 5 Vierde punt: de zondaar kan uit zichzelf niets verwachten 6 Vijfde punt: er is hoop als je let op wat men van God ervaren heeft 7 Deze uitspraak betekent uiteraard niet, dat God zonde veroorzaakt, wel, dat de rampen die de dichter overkwamen door God gestuurd zijn. 8 Zesde punt: schuld ingezien en erkenning van de zonden 9 Zevende punt: bekering 10 Achtste punt: oprecht gebed om vergeving
27 Ezechiël Betekenis van de naam: God zal sterk maken. Schrijver: Ezechiël Tijd van ontstaan: Ezechiël bevindt zich in Babylon in ballingschap. Het is nuttig om hier een overzicht te geven van de wegvoeringen van de bewoners van het rijk Juda. De gegevens zijn voornamelijk te vinden in 2Kr 36. Josia 640-609 Joachaz 609 afgezet door Necho of Neko, de koning van Egypte Jojakim 609-598 In 607-606 was er een inval van Nebucadnezar. Zijn vader Nabopolassar was toen nog koning. Bij deze inval werd Daniël met een aantal andere jongemannen naar Babylon gevoerd (Dn 1: 2). In 598 kwam Nebucadnezar, nu zelf koning, opnieuw. Hij zette Jojakim af. Jojakin 598-597 In 597 kwam er opnieuw een leger van Nebucadnezar. Hij voerde de koning naar Babylon en nam ook kostbaarheden vqn de tempel mee. Ook werd een deel van de bevolking naar Babylon gevoerd. Hierbij bevond zich ook Ezechiël. Sedekia 597-587 Vanaf eind december 589 of begin januari 588 werd Jerzalem belegerd. In 587 werd het ingenomen, de tempel verwoest en de rest van de bevolking naar Babylon gevoerd. Ezechiël profeteerde in Babylon van 593 tot 573. Korte inhoud: Hoofdstuk 1-24, voor de deportatie, over de zonden van Israël Hoofdstuk 25-32, na de deportatie, profetieën tegen heidense volkeren Hoofdstuk 33-48, ook na de deportatie, over het herstel van Israël Bekend zijn de hoofdstukken over het dal met doodsbeenderen (37) en over de te bouwen tempel (40-43) Passage ter overdenking: Ez 28: 11-19 Onderstaande (zeer beroemde) passage lijkt over de gewone koning van Tyrus te gaan, maar het is duidelijk, dat de duivel bedoeld wordt. Hij zal vanuit de geestelijke wereld de menselijke koning van Tyrus bestuurd hebben. 11 Het woord van de HEER werd tot mij gericht: 12 `Mensenkind, hef een klaaglied aan op de koning van Tyrus en zeg hem: ` Zo spreekt God de HEER: U was een toonbeeld van perfectie, vol van wijsheid, en uitermate mooi. 13 U was in Eden de tuin van God; u was bekleed met allerlei edelstenen: van robijn, topaas en jaspis,
chrysoliet, kornalijn en onyx, saffier, granaat en smaragd. Van goud waren de sieraden waarmee u getooid was; op de dag dat u geschapen werd waren ze klaar. 14 U was een kerub met uitgespreide vleugels; tot bewaker had Ik u aangesteld: de heilige berg van God was uw verblijfplaats, daar wandelde u temidden van flonkerende stenen. 15 Onberispelijk was uw gedrag op de dag dat u geschapen werd, maar later bent u zondig geworden. 16 Bij uw uitgebreide handel bent u van de ene geweldpleging tot de andere gekomen. Vanwege uw zonden zal Ik u van de berg van God wegslaan, zal Ik u, o kerub, als bewaker aangesteld, wegdoen uit het milieu van de flonkerende stenen. 17 U was trots op uw schoonheid; uw pronkzucht heeft uw wijsheid ten val gebracht. Daarom zal Ik u op de grond werpen, u tot een schouwspel voor de koningen maken. 18 Door uw grote ongerechtigheid, door uw oneerlijke handel hebt u uw heiligdom geschonden; daarom laat Ik een vuur in u oplaaien, dat u verslinden zal; voor de ogen van al u bewonderaars maak Ik u met de bodem gelijk. 19 Al uw bekenden onder de volken zullen met verbijstering geslagen zijn. U bent een schrikbeeld geworden en voorgoed verdwenen''.'
28 Daniël Betekenis van de naam: God is rechter. Schrijver: Daniël De wereldrijken uit het Oosten: In het voorgaande is sprake geweest van Assyriërs, Chaldeeën en Perzen. Wat is er tussen hen aan de hand geweest? Mesopotamië ('meso-' tussen, 'potamos' rivier) is het land tussen de Eufraat en de Tigris, nu Irak. Daar en ten oosten daarvan zijn na elkaar de centra van wereldrijken geweest die de wijde omgeving, en van tijd tot tijd ook het bijbelse land, overheersten. De Soemeriërs en de (Oud-)Babyloniërs spelen nauwelijks een rol in de Bijbel. De Assyriërs echter wel. Verscheidene Assyrische koningen worden genoemd in de boeken Koningen en Kronieken. Nineve was hun hoofdstad. Jona predikte er en Nahum kondigt de ondergang ervan aan. Jaartallen van relevante Assyrische koningen naar Moortgat Salmanassar lll 858-824 Samsi-Adad V 823-810 regentschap Sammuramit en koningschap Adad-Nirari III 809-782 Salmanassar lV 781-772 Assurdan 772-754 Assurnirari V 753-746 Tiglatpilesar III 745-727 (identiek met Pul, 2 Koningen15: 17-21. Zie ook 15:27-31; 16: 1018) Salmanassar V 726-722 ( 2Koningen 17: 1-6) Sargon II 721-705 (In zijn teksten stelt hij zich voor als degene die Samaria zou ingenomen hebben. Het kan zijn, dat hij toen de generaal van Salmanassar V was. Ook is het mogelijk, dat hij het werk dat zijn voorganger begon heeft voltooid.) Sanherib 704-68I (2 Koningen 18: 1-37; 19: 8-13, 35-37 Asarhaddon 680-669 (2 Koningen 19: 37, Jesaja 37: 38, Ezra 4: 2) Assurbanipal 668-626 Assuretililani 625-62I Sinsariskun 620-612 In 612 valt Nineve en nemen de Chaldeeën of het Nieuw-Babylonische rijk de wereldmacht over. Nebucadnezar is de eerste koning die in de Bijbel genoemd wordt. Babylon is de hoofdstad. Dit rijk wordt in hoofdstuk 2 voorgesteld als het gouden hoofd van het beeld en in hoofdstuk 7 als de leeuw. Babylon valt in 539. De Meden en Perzen nemen de wereldmacht over. Eerst zijn de Meden belangrijker. Darius de Meder regeert van 539 tot 537. Dan zijn het voor lange tijd de Perzen. Van hun koningen vinden we in de Bijbel terug Cyrus 559-530. Dit zijn zijn regeringsjaren over Perzië. De Bijbel rekent alleen met de regeringsjaren over het Bijbelse land. Dan begint zijn regering in 537. Cyrus heet in de Bijbel Kores.
Darius 522-486 Xerxes 486-465. Xerxes heet in het Hebreeuws Ahasveros. Zie over hem verder bij Esther. Artaxerxes 564-424. Artaxerxes heet in het Hebreeuws Artachsasta. Dit rijk wordt in hoofdstuk 2 voorgesteld als de zilveren borst en armen van het beeld en in hoofdstuk 7 als de beer. Het is ook de ram in hoofdstuk 8. De reeks Perzische koningen zet zich nog enige tijd voort. Dan komt Alexander de Grote uit Macedonië (336-323). Hij heet in de Bijbel een Griek en zo voelde hij zich ook. De Grieken zagen hem in het algemeen liever als een pseudo-Griek. Alexander verovert bliksemsnel heel het Oosten tot de grens van India. Hij vestigt zijn hoofdstad in Babylon en sterft plotseling jong. Zijn rijk valt in vier delen uiteen, waarvan twee in het boek Daniël een rol spelen: - Groot-Syrië, bij Daniël het rijk van het Noorden genoemd - Egypte, bij Daniël het rijk van het Zuiden genoemd. Dit rijk wordt in hoofdstuk 2 voorgesteld als de bronzen buik en lendenen van het beeld en in hoofdstuk 7 als de panter of het luipaard. Het is ook de geitenbok uit hoofdstuk 8. Het volgende wereldrijk is dat van de Romeinen, die vanaf 148 in stappen al de genoemde gebieden veroveren. Ze waren al eerder actief geweest in deze streken zonder echt tot verovering over te gaan. Dit rijk wordt in hoofdstuk 2 voorgesteld als de ijzeren benen van het beeld en in hoofdstuk 7 samen met het eindtijdrijk als het monster. Daniël ziet het rijk van de eindtijd, dat ook van de antichrist zal zijn, als een voortzetting van dat van de Romeinen. Dit rijk wordt in hoofdstuk 2 voorgesteld als de voeten van ijzer en leem van het beeld en in hoofdstuk 7 samen met het Romeinse rijk als het monster. Tijd van ontstaan: Daniël is in 607 naar Babylon gevoerd. Zie het overzicht van de wegvoeringen bij Ezechiël. Hij werkte aan het hof van de verschillende Babylonische koningen. Ook was hij actief onder Darius de Meder (539-537) en in de eerste jaren van de Perzische koning Kores (vanaf 537). Taal: Het boek Daniël is deels in het Hebreeuws en deels in het Aramees geschreven. Het Aramees is verwant aan het Hebreeuws. Tijdens de ballingschap zijn de Joden verregaand ver-arameesd. Ook in Jezus' tijd sprak men Aramees in Jodenland. Dn 2: 4b - 7: 28 staan in het Aramees. Het is waarschijnlijk te maken, dat de Aramese gedeeltes eerder niet-Joden betreffen en de Hebreeuwse gedeeltes de Joden. Het laatste woord van het laatste vers van Dn is deels Hebreeuws en deels Aramees. Hierdoor wordt aangeduid, dat een boek in Hebreeuws en Aramees wordt afgesloten en dat Joden en niet-Joden in Christus in de toekomst een eenheid zullen worden. Het laat ook zien, dat de toevoegselen in de Griekse taal die door sommigen bij Dn gerekend worden (Suzanna, Bel en de draak etc.) er niet bij horen. Korte inhoud: In het eerste deel van het boek vinden we verhalende verslagen over gebeurtenissen waarbij Daniël als profeet optrad. Het tweede bevat voornamelijk profetieën over de toekomst tot in de eindtijd.
Een belangrijk deel van dit bijbelboek is niet in het Hebreeuws geschreven, maar in het Aramees: Dn 2: 4b - 7: 28. Zeer merkwaardig is, dat het laatste woord van Dn deels Hebreeuws en deels Aramees is. Wel wordt hiermee duidelijk, dat een deels Hebreeuws en deels Aramees bijbelboek afgesloten is. M.a.w. de apocriefe toevoegselen behoren niet bij de echte bijbeltekst. Passage ter overdenking: 31 Koning, in het visioen dat u hebt gehad, hebt u een zeer groot beeld voor u zien staan, helder glanzend met een afschrikwekkend uiterlijk. 32 Het hoofd van dat beeld was van zuiver goud, zijn borst en armen van zilver, zijn buik en lendenen van brons, 33 zijn benen van ijzer, zijn voeten waren gedeeltelijk van ijzer en gedeeltelijk van leem. 34 Terwijl u toekeek, werd er een steen losgekapt zonder dat er een mensenhand aan te pas kwam; die steen raakte het beeld en verbrijzelde de voeten van ijzer en leem. 35 Tegelijkertijd vergruisden toen het ijzer, het brons, het zilver en het goud en werden door de wind meegevoerd als het kaf bij het dorsen van het koren. Van het beeld bleef niets over maar de steen die het getroffen had, werd een grote berg die heel de aarde bedekte. 36 Dat was uw droom. Nu zullen wij u zeggen wat hij betekent. 37 Koning, koning van alle koningen, aan wie de God van de hemel het koningschap, de macht, de kracht en de eer heeft geschonken, 38 overal waar mensen wonen, wie Hij de dieren van het veld en de vogels in de lucht in handen heeft gegeven, en die Hij over allen liet heersen: u bent (1) het hoofd van goud. 39 Maar na u zal er een ander rijk komen, dat minder van omvang is dan het uwe, daarna een derde rijk van brons, dat over de hele aarde zal heersen, 40 en ten slotte komt er een vierde rijk, hard als ijzer. Zoals ijzer alles kan vermorzelen en tot gruis maken, zo zal dat rijk de voorgaande rijken verpletteren en verbrijzelen. 41 Dat de voeten en de tenen, zoals u gezien hebt, gedeeltelijk van leem, gedeeltelijk van ijzer waren, betekent dat het een verdeeld rijk zal zijn. Maar toch zal het de hardheid van ijzer hebben, want zoals u gezien hebt, was er ijzer met modderig leem verbonden. 42 Dat de tenen van de voeten gedeeltelijk van ijzer en gedeeltelijk van leem waren, betekent dat het rijk gedeeltelijk sterk, maar gedeeltelijk broos zal zijn. 43 En dat, zoals u gezien hebt, het ijzer met modderig leem verbonden was, betekent dat: men zal trachten de delen van het rijk door huwelijken te verbinden, maar die delen zullen met elkaar geen eenheid kunnen vormen, evenmin als ijzer en leem dat kunnen. 44 Maar in de tijd van die koningen zal de God van de hemel een rijk (2) stichten dat nooit te gronde zal gaan en niet aan een ander volk zal worden uitgeleverd. Het zal al die rijken verpletteren en er een eind aan maken maar zelf zal het altijd blijven bestaan. 45 U hebt immers gezien hoe er uit het gebergte, zonder dat er een mensenhand aan te pas kwam, een steen losgekapt werd die het ijzer, het brons, het leem, het zilver en het goud vergruisde. De grote God heeft de koning laten zien wat er in de toekomst zal gebeuren. De droom is waar en de uitleg betrouwbaar.' ________ 1 Kennelijk is met 'u' niet alleen Nebucadnezar persoonlijk bedoeld, maar ook zijn opvolgers. Voor een verklaring van de rijken, zie hogerop in dit gedeelte over Daniël. 2 Als Jezus de term 'Koninkrijk van God' of 'Koninkrijk der hemelen' gebruikt, heeft Hij het dus over iets wat de Joden bekend was uit deze geschiedenis.
29 Hosea Betekenis van de naam: Hij redt. Uiteraard is met die "Hij" God bedoeld. Schrijver: Hosea is de schrijver of, wanneer hij zijn profetieën niet zelf heeft opgeschreven, de naam van de profeet die de boodschap van God ontving. Tijd van ontstaan: Volgens Hs 1: 1 tijdens de regering van Uzzia (781-740), Jotam (740-732), Achaz (735716) en Hizkia (716-687) van Juda en Jerobeam (II) (787-747) van Israël. Korte inhoud: In hoofdstuk 1-3 moet Hosea een hoer trouwen en kinderen bij haar verwekken. Hosea verbeeldt God en de hoer het volk, dat God verlaten heeft. De namen van de kinderen vormen boodschappen voor het volk over de ballingschap van het rijk Israël en het feit, dat het volk geen erbarmen meer krijgt en "Niet Mijn Volk" is. In hoofdstuk 1: 4 -14: 1 vinden we diverse profetieën naar aanleiding van deze feiten. Het slot van hoofdstuk 14 brengt de conclusie. Passage ter overdenking: Hs 4: 1-15 1 Hoor het woord van de HEER, zonen van Israël! De HEER heeft een aanklacht tegen de bewoners van het land: er bestaat geen trouw en geen liefde meer, en er is geen kennis van God in het land. 2 Zweren en liegen, moorden, stelen en echtbreken is aan de orde van de dag, bloedbad volgt er op bloedbad. 3 Daarom droogt het land uit en kwijnen al zijn bewoners weg; de dieren op het veld, de vogels in de lucht en de vissen in de zee komen zelfs om. 4 Laat echter niemand beschuldigingen uitspreken en niemand vonnissen vellen. Mijn aanklacht richt zich, priester, tegen u: 5 u struikelt vandaag en vannacht struikelt ook de profeet, samen met u. Ik zal uw moeder laten zwijgen (1). 6 Mijn volk verstomt omdat het niet van God wil weten, maar u, u bent diegene die de kennis van God verworpen heeft: daarom verwerp Ik u als mijn priester. U bent de wet van uw God vergeten: daarom vergeet Ik uw zonen ook. 7 Zo talrijk als zij zijn, even talrijk zijn hun zonden tegen Mij. Ik maak hun glorie tot schande. 8 Zij eten van de zonde van mijn volk
en lachen verlekkerd om hun schuld. 9 Daarom staat de priester hetzelfde lot te wachten als het volk: Ik vraag hem rekenschap van zijn gedrag, Ik zet hem zijn daden betaald. 10 Dan zullen zij eten zonder verzadigd te worden, tot hoererij verleiden zonder er baat bij te hebben, want zij hebben de HEER verlaten en de hoererij instandgehouden. 11 Ontucht, wijn en most beroven mijn volk van zijn verstand. 12 Het volk raadpleegt zijn stuk hout (2), en zijn stok heeft het voor het zeggen. De geest van ontucht heeft hen misleid, door hun ontucht lopen zij weg van hun God. 13 Op de bergtoppen brengen zij offers, op de heuvels branden zij wierook, onder eik en populier en terebint, want de schaduw is daar zo goed. Geen wonder dat uw dochters ontucht plegen en uw schoondochters overspel begaan! 14 Maar Ik zal uw dochters niet verantwoordelijk stellen voor hun ontucht en uw schoondochters niet voor hun overspel. De heren zoeken het immers zelf bij de hoeren en brengen hun offers in het gezelschap van tempelprostituees! Het domme volk komt ten val 15 met dat ontuchtige gedoe! U, Israël, maak u toch niet schuldig - en ook Juda niet! ga toch niet naar Gilgal, trek toch niet op naar Bet-Awen (3) en zweer daar niet bij het leven van de HEER! ____________ 1 moeder: het volk, vgl. Hs 2: 1 2 houten afgodsbeelden 3 spotnaam voor Bet-El. Bet-El betekent 'huis van God'; Bet-Awen 'huis van de afgod'.
30 Joël Betekenis van de naam: Jahweh is God Schrijver: Joël is de schrijver of, wanneer hij zijn profetieën niet zelf heeft opgeschreven, de naam van de profeet die de boodschap van God ontving. Tijd van ontstaan: Er zijn overeenkomsten tussen 2Kr 21: 16-17 en Jl 3: 4-5. We zijn dan in de 9e eeuw. Korte inhoud: Jl 1: 2-14 Er is een sprinkhanenplaag, droogte en tekort aan voedsel. Verootmoediging is op zijn plaats. Jl 1: 15-20 Deze situatie vormt een waarschuwing: "de Dag is nabij". Jl 2: 1-11 Oproep tot verootmoediging. De Dag wordt geschilderd: er komen supersprinkhanen (vergelijk die met Op 9). Jl 2: 12-17 De Dag kan nog afgewend worden, mits bekering. Jl 2: 18-22 God stelt de Dag inderdaad uit. In Op 6: 12vv. wordt dit programma weer opgenomen. Jl 2: 22-27 a De leraar der gerechtigheid: in Joëls tijd en Christus. b Welvaart: in Joëls tijd en de eindtijd. Jl 2: 28-32 Belofte van de uitstorting van de Heilige Geest en aankondiging van de (toch komende) Dag. Jl 3: 1-3 Gericht komt na de laatste veldslag. Jl 3: 4-8 Vergelding van het onrecht uit Joëls tijd op de Dag. Jl 3: 9-15 Bijzonderheden over de laatste veldslag. Jl 3: 16-17 Christus' aanwezigheid op aarde. Jl 3: 18-21 Welvaart en definitieve verzoening. Passage ter overdenking: Jl 2: 23-35 - andere telling Jl 2: 23 - 3: 5 Het volk heeft zich verootmoedigd en God stelt de Dag uit. Dan volgen beloftes. Zoals vaker gebeurt bij de profeten, sluiten beloftes voor de eigen tijd van de profeet, voor de tijd van Jezus' eerste komst en voor de eindtijd zonder onderbreking bij elkaar aan. 23 En u, kinderen van Sion, jubel en verheug u om de HEER uw God, want Hij geeft u de leraar der gerechtigheid (1) en laat de regen voor u neerkomen; herfstregen en voorjaarsregen, zoals voorheen. 24 De dorsvloeren zullen vol koren liggen de perskuipen lopen over van most en olie. 25 `Dan vergoed Ik u de jaren, die opgevreten zijn door de sprinkhaan en de verslinder, door de kaalvreter en de knager, door de grote legermacht die Ik op u heb losgelaten. 26 Dan eet u weer volop, tot u er genoeg van hebt en de naam prijst van de HEER uw God,
die wonderen voor u verricht heeft. (2) Nooit zal mijn volk meer beschaamd worden. 27 Dan zult u erkennen dat Ik te midden van Israël ben, dat Ik, de HEER uw God ben, en niemand anders. Nooit zal mijn volk meer beschaamd worden. (3) 1 Daarna zal het gebeuren: Ik zal mijn Geest uitgieten over alle mensen, profeteren zullen uw zonen en uw dochters, uw ouderen zullen dromen krijgen, uw jonge mannen zullen visioenen zien. 2 Zelfs over de dienaren en de dienaressen giet Ik mijn geest uit in die dagen. (4) 3 Ik zal wonderen verrichten in de hemel en op de aarde: bloed, vuur en zuilen van rook. 4 De zon zal veranderen in duisternis, de maan in bloed, voordat de dag van de HEER komt, de grote, angstwekkende dag. (5) 5 Zo zal het gaan: ieder die de naam van de HEER aanroept, zal worden gered. Want op de berg Sion en in Jeruzalem zal de redding zijn, zoals de HEER gezegd heeft. En zij die door de HEER worden geroepen, zullen degenen zijn die ontkomen. _____________________ 1 Vermoedelijk was er zulk een leraar in Joëls tijd, maar ook Christus is bedoeld. 2 Dit alles slaat op Joëls tijd 3 Dit kan niet op Joëls tijd slaan, zelfs niet op onze tijd. 4 Het frappante voor oudtestamentische tijden is, dat toen alleen mensen met speciale opdrachten de Heilige geest kregen. 5 Joël ziet de uitstorting van de geest en de dingen van de eindtijd in elkaars verlengde liggen.
31 Amos Betekenis van de naam: Mij onbekend Schrijver: Amos is de schrijver of, wanneer hij zijn profetieën niet zelf heeft opgeschreven, de naam van de profeet die de boodschap van God ontving. Amos is volgens zijn eigen getuigenis een boer uit Tekoa, zuidelijk van Betlehem in het rijk Juda. Hij moet profeteren in het rijk Israël. Tijd van ontstaan: Volgens het eerste vers tijdens Uzzia van Juda (767-740) en Jerobeam (II) van Israël (782-753). De daar genoemde aardbeving kan niet gedateerd worden. Korte inhoud: Amos is een boer uit Tekoa in het rijk Juda die van God de opdracht krijgt te gaan profeteren in het rijk Israël. De weinig rooskleurige geestelijke toestand van Israël wordt geschetst in Am 2: 6-12. Een belangrijk deel van het bijbelboek wordt gevormd door vijf visioenen. Die lijken alle hetzelfde te zeggen, maar bij zorgvuldig lezen zijn er belangrijke verschillen: Visioen 1 (Am 7: 1-3): God dreigt met sprinkhanen, maar laat zich verbidden door Amos. Visioen 2 (Am 7: 4-6): God dreigt met vuur, maar laat zich verbidden door Amos. Visioen 3 (Am 7: 7-9): God heeft een paslood in de hand om de situatie in Israël te "meten". Hij kondigt onmiddellijk aan, dat Hij zich niet meer laat verbidden (vers 8, slot). Visioen 4 (Am 8: 1-3): De essentie is hier, dat de tijd rijp is voor Israëls ondergang. Visioen 5 (Am 9: 1-6): Israëls ondergang wordt beschreven alsof deze gebeurde. Het is duidelijk, dat de dreiging steeds feller wordt. Toch heeft het nog tot 722, meer dan 30 jaar dus, geduurd voordat de ondergang en de ballingschap kwamen. God heeft dus zeer veel geduld gehad. Passage ter overdenking: Am 7: 1-3 Eerste visioen WV 1 Dit liet de Heer GOD mij zien: Hij vormde een zwerm sprinkhanen, toen het nagras begon op te komen, het nagras na de oogst voor de koning. 2 En toen zij al het groen op het land hadden afgevreten, riep ik: ‘Heer GOD, vergeef ons! Hoe moet Jakob dit overleven? Hij is zo klein!’ 3 Toen kreeg de HEER er spijt van. ‘Het zal niet gebeuren,’ sprak de HEER. Am 7: 4-5 Tweede visioen WV 4 Dit liet de Heer GOD mij zien: de Heer GOD riep op tot een geding door het vuur. Het vuur verteerde de grote vloed en het verteerde het bouwland. 5 Maar ik riep: ‘Heer GOD, houd toch op! Hoe moet Jakob dit overleven? Hij is zo klein!’ 6 Toen kreeg de HEER er spijt van. ‘Ook dit zal niet gebeuren’, sprak de Heer GOD. Am 7: 7-9 Derde visioen WV 7 Dit liet de Heer GOD mij zien: de Heer stond bij een loodrechte muur met een paslood in zijn hand. 8 En de HEER vroeg mij: ‘Wat ziet u, Amos?’ Ik antwoordde: ‘Een paslood.’ Toen zei de Heer: ‘Let op! Ik laat het paslood dwars door mijn volk Israël gaan; Ik ga niet langer genadig aan hen voorbij.
9 Offerhoogten van Isaak worden verwoest, Israëls heiligdommen worden in puin gelegd, en tegen het huis Jerobeam keer Ik mij met het zwaard.’ Am 8: 1-3 Vierde visioen WV 1 Dit liet de Heer GOD mij zien: een mand met rijpe vruchten. 2 Hij vroeg: ‘Wat ziet U, Amos?’ Ik antwoordde: ‘Een mand met rijpe vruchten.’ Toen zei de HEER tegen mij: ‘Israël, mijn volk, is rijp voor de ondergang; Ik zal niet langer genadig aan hen voorbijgaan. 3 Op die dag zullen de liederen in de tempel gejammerd worden – godsspraak van de Heer GOD. De lijken zullen talloos zijn! Overal zullen ze neergesmeten worden! En alles zwijgt stil.’ Am 9: 1-6 Vijfde visioen WV 1 Ik zag de Heer bij het altaar staan. Hij zei: ‘Sla tegen de kapitelen zodat de balken beven, en breek ze aan stukken op de hoofden van allen. Wie dan nog overblijft, dood Ik met het zwaard. Geen vluchteling ontsnapt, geen ontsnapte wordt gered. 2 Al dringen zij het dodenrijk binnen, mijn hand haalt hen daar weg. Al klimmen ze naar de hemel, Ik breng ze weer naar beneden. 3 Al verbergen ze zich op de top van de Karmel, Ik spoor ze op en Ik haal ze daar weg. Al onttrekken zij zich aan mijn blik op de bodem van de zee, Ik beveel de slang om hen te bijten. 4 Al lopen zij als krijgsgevangenen voor hun vijanden uit, Ik beveel het zwaard, hen daar te doden. Ik houd mijn blik op hen gericht, ten kwade, niet ten goede.’ 5 De Heer, de GOD van de machten, Hij die de aarde aanraakt, zodat zij wegsmelt en al haar bewoners rouwen; en heel de aarde rijst als de Rivier, en zakt weer, als de rivier van Egypte. 6 Hij die in de hemel zijn verheven troon bouwt en op de aarde zijn gewelf laat rusten, Hij die het water van de zee roept en over de aarde uitstort: de HEER is zijn naam.
32 Obadja Betekenis van de naam: Obadja betekent 'dienaar van Jahweh' Schrijver: Obadja is de schrijver of, wanneer hij zijn profetieën niet zelf heeft opgeschreven, de naam van de profeet die de boodschap van God ontving. Hij is verder onbekend. Tijd van ontstaan: Vermoedelijk vormt 2Kr 21: 8-10 en 16-19 de historische achtergrond: Tijdens zijn regering maakte Edom zich van Juda onafhankelijk en stelde een eigen koning aan. Daarom trok Joram met zijn bevelhebbers en al zijn strijdwagens op en versloeg 's nachts de Edomieten die hem en de bevelhebbers van zijn strijdwagens omsingeld hadden. Toch werd Edom onafhankelijk van Juda, en dat is het gebleven tot op de dag van vandaag. In die tijd maakte ook Libna zich van hem onafhankelijk; dat kwam doordat Joram de HEER, de God van zijn vaderen, verlaten had..... En de HEER zette de Filistijnen, evenals de Arabieren die naast de Kusieten (1)woonden, tegen Joram op. Zij trokken tegen Juda op, versloegen het, maakten alle bezittingen van het koninklijk paleis buit, evenals zijn zonen en vrouwen; geen zoon bleef hem over, behalve Joachaz, zijn jongste zoon. Na dit alles sloeg de HEER hem ook nog met een ongeneeslijke ingewandsziekte. Na verloop van tijd, toen twee jaar verstreken waren, kwamen ten gevolge van zijn ziekte zijn ingewanden naar buiten, en stierf hij onder de afschuwelijkste pijnen. _________ 1 Kusieten zijn Ethiopiërs Het gaat om de tijd van koning Joram van Juda, 848-841. Korte inhoud: Het betreft een korte profetie tegen de Edomieten. De Edomieten vormen het volk, dat afstamt van Esau, de broer van Jacob. Het heeft leedvermaak, als het de Joden slecht gaat (vers 12). Passage ter overdenking: Ob geheel (eigen vertaling A.D.) 1
Visioen van Obadja.
Zo spreekt God de HEER over Edom. Een bericht hebben we van de HEER gehoord. Een boodschapper is naar de volken gestuurd: "Komt, laten we ertegen ten strijde oprukken": 2
Let op. Ik maak je klein onder de volken. Je wordt diep veracht. 3De overmoedigheid van je hart heeft je verleid - jou, die woont in rotskloven (1), in je hoge woning. Jou, die bij jezelf zegt: "Wie zal mij neerhalen naar de aarde?" 4 Al zou je je nest zo hoog bouwen als een gier - ja, al was het geplaatst tussen de sterren,
vandaar zal Ik je neerhalen, luidt het woord van de HEER. 5
Als er dieven bij je kwamen of nachtelijke rovers -hoe word je verdelgd!zouden ze dan niet zoveel stelen als voor hen genoeg was? Als er druivenplukkers bij je kwamen, zouden ze toch geen druiven laten hangen voor een latere pluk? 6 Hoe wordt Esau doorzocht en worden zijn verborgen schatten opgespoord! 7
Al je bondgenoten sturen je naar de grens. Je vrienden misleiden je en winnen van je. Degenen die bij jou hun brood verdienen, leggen een valstrik voor je. Er is geen inzicht bij hen! 8
Het woord van de HEER luidt: Zal ik op die dag de wijzen van Edom niet laten vergaan en het inzicht uit het gebergte van Esau? 9 Ook je helden, Teman (2), zullen verschrikt staan. Het doel hiervan is, dat iedereen van het gebergte van Esau door moord wordt uitgeroeid. 10
Wegens de gewelddaad tegen je broer Jakob, zul je bedekt worden met schande en zul je voor altijd worden uitgeroeid. 11 Op de dag, dat je afzijdig stond, op de dag, dat vreemden zijn leger gevangen namen, buitenlanders zijn poort binnenkwamen en om Jeruzalem lootten, was ook jij als één van hen. 12
Kijk niet met leedvermaak naar die dag van je broer op de dag van zijn grote tegenslag en maak je niet vrolijk over Juda's kinderen op de dag van hun ondergang. Zet geen grote mond op op de dag van hun benauwdheid. 13Kom niet in de poort van mijn volk op de dag van hun ongeluk. Jij, kijk niet met leedvermaak naar zijn onheil op de dag van zijn ongeluk. Strek je hand niet uit naar zijn bezit op de dag van zijn ongeluk. 14Sta niet op het kruispunt om zijn vluchtelingen uit te roeien en lever wie van hen ontkomen zijn niet uit op de dag van de benauwdheid. 15
Want de dag van de HEER is dichtbij voor alle volken! Zoals jij gedaan hebt, zal men aan jou doen: je daad zal op je eigen hoofd terugvallen. 16Ja, zoals jullie gedronken hebben op mijn heilige berg, zullen alle volken zonder ophouden drinken. Ja, ze zullen drinken en zwelgen en ze zullen worden alsof ze nooit bestaan hebben. 17
Maar op de berg Sion zal er ontkoming zijn en die zal een heiligdom zijn. Het huis van Jakob zal zijn bezittingen weer in bezit nemen. 18Het huis van Jakob zal het vuur zijn en het huis van Jozef de vlam. En het huis van Esau de stoppels. Ze zullen hen in brand steken en verteren. En van het huis van Esau zal niemand ontkomen. Want de HEER heeft het gesproken. 19
Dan zal de Negev het gebergte van Esau in bezit nemen en de laagte het land van de Filistijnen. Ze zullen het veld van Efraïm en het veld van Samaria in bezit nemen - en Benjamin Gilead, de ballingen van dit leger van de Israelieten het land van de Kanaänieten tot Sarefad (3) toe. 20En de ballingen van Jeruzalem, die zich in Sefarad (4) bevinden, zullen de steden van de Negev in bezit nemen. 21 Verlossers zullen de berg Sion bestijgen om rechters te zijn over het gebergte van Esau. En het koningschap zal de HEER toebehoren. _____________
1 of: in kloven van Petra 2 Belangrijke stad in Edom 3 Uit het NT bekend als Sarfat, in het huidige Libanon. 4 Volgens Joodse uitleg Spanje. Ook Sparta kan bedoeld zijn.
32 Jona Betekenis van de naam: Jona betekent 'duif' Schrijver: Jona is de schrijver of, wanneer hij zijn profetieën niet zelf heeft opgeschreven, de naam van de profeet die de boodschap van God ontving. Tijd van ontstaan: Jona wordt genoemd in 2Kg 14: 25-27. Hij was het, die het grondgebied van Israël heroverde, vanaf de weg naar Hamat tot aan de zee van de Araba. Dit gebeurde volgens het woord dat de HEER, de God van Israël, gesproken had bij monde van zijn dienaar Jona, de zoon van Amittai, de profeet uit Gat-Hachefer. De HEER had immers gezien hoe bitter de nood van Israël was, dat het met iedereen, van klein tot groot, afgelopen was en dat er niemand was die Israël te hulp kwam. En omdat de HEER nog niet besloten had om de naam van Israël van de aarde weg te vagen, bracht Hij redding door Jerobeam, de zoon van Joas. Het gaat hier over Jerobeam II van Israël, 787-747. Jona trad dus als profeet eerder op dan genoemde gebeurtenis, maar vermoedeljk niet veel eerder. Korte inhoud: Het boek Jona vertelt de bekende geschiedenis van de prediking van Jona in Nineve. Nineve was de hoofdstad van de Assyriërs, de wereldmacht van die dagen. Let erop, dat nergens gesproken wordt over een walvis. Er staat alleen 'vis'. Er zijn gevallen bekend van mensen die een tijd doorbrachten in een grote vis. De naam wonderboom in Jn 4: 6 betekent niet een boom ten gevolge van een wonder. Een wonderboom is een gewone Nederlandse naam voor een gewone boom, de ricinusboom. Het is natuurlijk wel zo, dat het opschieten van die boom bij Jona een wonder van God was. Passage ter overdenking: Jn 4 Jona reageert op het besluit van God om Nineve, dat zich bekeerd heeft, te sparen. Jona vond dit echter een heilloos besluit en hij werd nijdig. 2 Hij bad tot de HEER: `Ach HEER, heb ik het niet gezegd, toen ik nog in mijn land was! Daarom heb ik het willen voorkomen door naar Tarsis te vluchten! Ik wist immers, dat U een genadige en barmhartige God bent, toegevend en rijk aan liefde, U hebt altijd berouw over onheil. 3 U kunt mijn levensadem van mij wegnemen, HEER: de dood is mij liever dan het leven.' 4 Maar de HEER vroeg: `Is er wel een reden om nijdig te zijn?' 5 Jona ging de stad uit en aan de oostkant van de stad gekomen, ging hij zitten. Hij maakte een loofdak en ging daaronder in de schaduw zitten kijken, wat er met de stad zou gebeuren. 6 Nu liet de HEER God een ricinusboom opschieten, boven Jona uit, om zijn hoofd schaduw te geven en hem zo van zijn wreveligheid te genezen. Jona was opgetogen over de ricinusboom. 7 Maar toen beschikte God het zo, dat er de volgende dag in alle vroegte een worm kwam die de boom aanvrat waardoor hij verdorde. 8 Bovendien beschikte God dat, zodra de zon was opgekomen, een verzengende
oostenwind opstak; en de zon stak zo hevig op Jona's hoofd, dat hij uitgeput neerzonk. Hij verlangde te sterven en zei: `De dood is mij liever dan het leven.' 9 Maar God vroeg aan Jona: `Is er wel reden om zo nijdig te zijn over de ricinusboom?' Hij antwoordde: `Ja, ik heb reden om door en door nijdig te zijn!' 10 Daarop sprak de HEER: `U bent begaan met de ricinusboom, waarvoor u niets hebt gedaan en die u niet hebt opgekweekt, die boom die tussen de ene nacht en de andere is opgeschoten en vergaan. 11 En zou Ik dan niet begaan zijn met Nineve, de grote stad, waar zoveel mensen wonen, meer dan twaalf tienduizendtallen (1) mensen, die het verschil tussen hun rechterhand en hun linkerhand niet weten (2), en ook nog zoveel dieren (3)?' ___________ 1 Het Hebreeuws kent geen woorden voor 100.000 of miljoen. 2 Deze uitdrukking betekent, dat die mensen niet voldoende op de hoogte zijn. 3 Een zeer opvallend slot voor dit boek. God heeft ook zorg voor het vee.
34 Micha Betekenis van de naam: Micha is een verkorte vorm van Michaja 'Wie is als Jahweh!' Schrijver: Micha is de schrijver of, wanneer hij zijn profetieën niet zelf heeft opgeschreven, de naam van de profeet die de boodschap van God ontving. Tijd van ontstaan: Volgens het eerste vers tijdens de koningen Jotam (742-732), Achaz (735-716) en Hizkia (716-687) van Juda. De profetie gaat volgens hetzelfde vers over Samaria, dat is de hoofdstad van het rijk Israël, en Jeruzalem, dat is de hoofdstad van het rijk Juda. Micha's optreden valt dus ook in de tijd waarin het rijk Israël ten onder ging (722). Korte inhoud: Een indeling is moeilijk te geven. Men heeft wel gewezen op het feit, dat drie maal "Hoor!" drie delen zouden inleiden (Mi 1: 2, 3: 1 en 6: 1). In ieder geval zijn er veel profetieën over de geestelijke toestand en tegen degenen die daarvoor verantwoordelijk zijn. Micha heeft echter ook positieve boodschappen over de grote toekomst. Beroemd is het begin van hoofdstuk 5, waar Bethlehem wordt aangeduid als de geboorteplaats van de Messias. Passage ter overdenking: Vandaag drie passages, waarin merkwaardigerwijs het lied van de engelen in de velden van Efrata te horen is. Mi 5: 1-4 1 En gij, Betlehem Efrata, al zijt gij klein onder de geslachten van Juda, uit u zal voor Mij voortkomen die een heerser zal zijn over Israël en wiens oorsprong is van ouds, van de dagen van de eeuwigheid (1). 2 Daarom zal Hij hen prijsgeven tot de tijd, dat zij die baren zal, gebaard heeft. Dan zal het overblijfsel van zijn broeders terugkeren met de Israëlieten. 3 Dan zal Hij staan en hen weiden in de kracht van de HEER, in de majesteit van de naam van de HEER, zijn God; en zij zullen rustig wonen, want nu zal Hij groot zijn tot aan de einden van de aarde, 4 en Hij zal vrede zijn (2). _________ 1 Jezus' bestaan voor de geboorte in Bethlehem 2 Vergelijk "Vrede op aarde" Mi 6: 1-8 1 Hoort toch wat de HEER zegt: "Sta op, treed als aanklager op ten aanhoren van de bergen, en laat de heuvels uw stem vernemen. 2 Hoort, gij bergen, de aanklacht van de HEER, ook gij, onwrikbare grondvesten der aarde. Want de HERE heeft een aanklacht tegen zijn volk, en met Israël wil Hij een rechtsgeding aangaan. 3 Mijn volk, wat heb Ik u aangedaan en waarmede heb Ik u vermoeid? Getuig tegen Mij!
4 Immers heb Ik u gevoerd uit het land Egypte en uit het slavenhuis heb Ik u verlost, en Ik zond voor u heen Mozes, Aäron en Mirjam. 5 Mijn volk, gedenk toch wat Balak, de koning van Moab, beraamde en wat Bileam, de zoon van Beor, hem antwoordde – van Sittim tot Gilgal, opdat gij het volle recht van de HEER moogt erkennen. 6 Waarmede zal ik de HEER tegemoet treden en mij buigen voor God in de hoge (2)? Zal ik Hem tegemoet treden met brandofferen, met éénjarige kalveren? 7 Zal de HERE welgevallen hebben aan duizenden rammen, aan tienduizenden oliebeken? Zal ik mijn eerstgeborene geven voor mijn overtreding, de vrucht van mijn schoot voor de zonde mijner ziel? 8 Hij heeft u bekendgemaakt, o mens, wat goed is en wat de HERE van u vraagt: niet anders dan recht te doen en getrouwheid lief te hebben, en ootmoedig te wandelen met uw God. _ _________ 1 Vergelijk "Ere zij God in de hoge" Mi 7: 18-19 18 Wie is een God als Gij, die de ongerechtigheid vergeeft de overtreding van het overblijfsel van zijn erfdeel voorbijgaat, die zijn toorn niet voor eeuwig behoudt, maar een welbehagen heeft in goedertierenheid (1)! 19 Hij zal Zich wederom over ons ontfermen, Hij zal onze ongerechtigheden vertreden. Ja, Gij zult al onze zonden werpen in de diepten der zee. _______ 1 Vergelijk "Vrede op aarde bij mensen van het welbehagen"
35 Nahum Betekenis van de naam: Nahum betekent 'vertroosting'. Schrijver: Nahum is de schrijver of, wanneer hij zijn profetieën niet zelf heeft opgeschreven, de naam van de profeet die de boodschap van God ontving. Kapernaüm (Hebreeuws: kefar Nahum) betekent Dorp van Nahum. Onze Nahum heet echter Elkosiet - maar waar dat dorp lag, weten we niet. Tijd van ontstaan: Na de verovering van het Egyptische Thebe (No-Amon in 3: 8) door de Assyriërs in 663. Voor de verovering van Nineve door de Babyloniërs in 612. Korte inhoud: 1: 2-8 Wie God is. 1: 9-15 Gods oordelen over de Assyriër Sanherib, de Joden, Nineve en de bevrijding van de Joden hoofdstuk 2 Beschrijving van Nineve hoofdstuk 3 Vergelijking met Thebe Passage ter overdenking: Na 1: 3 en 7-8 De HEER is geduldig, maar ook geweldig in kracht; niets laat Hij ongestraft, de HEER. De HEER is goed, meer dan een houvast op de dag van de nood. Hij kent diegenen die bij Hem hun toevlucht zoeken, in de overstelpende vloed maakt Hij een einde aan degene die tegen Hem opstaat en zijn vijanden jaagt Hij de duisternis in.
35 Habakuk Betekenis van de naam: De omhelsde Schrijver: Habakuk is de schrijver of, wanneer hij zijn profetieën niet zelf heeft opgeschreven, de naam van de profeet die de boodschap van God ontving. Tijd van ontstaan: Habakuk profeteert de komst van de Chaldeeën van Nebucadnezar als nabij. Enige tijd voor diens eerste komst in 607-6 ligt voor de hand. Korte inhoud: Het boek Habakuk bestaat uit een gesprek tussen God en Habakuk. De profeet ziet tegelijkertijd een visioen. Habakuk stelt de vraag (1: 2 -4), hoe God kan toelaten, dat er zoveel verachting van Gods regels kan zijn. Gods antwoord (1: 5-11) maakt duidelijk, dat Hij Nebucadnezar en zijn Chaldeeën zal gebruiken voor een strafgericht. Dan vraagt Habakuk (1: 12 - 2: 1), hoe God kan toelaten, dat de Chaldeeen straffer optreden dan God bedoeld heeft. God maakt dan duidelijk (2: 2-20), dat ook de Chaldeeën daarom ter verantwoording geroepen zullen worden. Hoofdstuk 3 is een gedicht van Habakuk, waarin hij zijn visioen over Gods gericht beschrijft en uiteindelijk zijn vertrouwen in Gods optreden uitspreekt. Bekend is Hk 3: 17-19 "Al zou de vijgenboom niet bloeien ...". Passage ter overdenking: Hk 3: 16-19 Habakuk reageert op de profetieën over het optreden van de Chaldeeën in het land van de Joden en over de wraak die de Chaldeeën zal overkomen. 16 Ik heb gehoord, en een huivering ging door mijn leden, mijn lippen trilden, toen ik het vernam, verrotting tastte mijn gebeente aan, en ik trilde van binnen. Maar ik wacht rustig op de dag van het onheil, die zal komen voor het volk dat ons onderdrukt. 17 Al bot de vijgenboom niet uit, draagt de wingerd geen vrucht, is de olijvenoogst mislukt en geven de dorre akkers geen voedsel meer; zijn de schapen uit de kooien verdwenen en staat er geen rund meer op stal, 18 dan verheug ik me in de HEER; jubel ik vanwege de God die mij redt. 19 God de HEER is mijn kracht, Hij maakt mijn voeten als hinden en laat mij de hoogten betreden.
37 Sefanja Betekenis van de naam: Sefanja betekent 'Jahweh verbergt' Schrijver: Sefanja is de schrijver of, wanneer hij zijn profetieën niet zelf heeft opgeschreven, de naam van de profeet die de boodschap van God ontving. Tijd van ontstaan: In Sf 1: 1 staat de stamboom van de profeet. Hij is een afstammeling van een Hizkia. Deze staat zonder verdere toevoeging genoemd. Het ligt voor de hand, dat de bekende koning Hizkia bedoeld is. Dit past in de datering, ook in Sf 1: 1, van de profeet tijdens Josia. Deze Josia staat bekend als de man die zijn volk naar God terugleidde en een vernieuwing van het verbond organiseerde: 2Kr 34 en 35. Korte inhoud: Sefanja kondigt de Dag van de Heer aan, maar geeft in Sf 2: 1-3 tegelijkertijd de mogelijkheid om te ontsnappen. Ook 2Kr 34: 22-28 brengt de Dag van de Heer als onafwendbaar, maar ook dat zullen we moeten opvatten als een straffe waarschuwing die tegelijk een oproep tot bekering is. De verbondsvernieuwing onder leiding van Josia heeft deze mogelijkheid aangegrepen. Sefanja eindigt met eindtijdbeloftes (Sf 3: 9vv.). Passage ter overdenking: Sf 2: 1-3 (WV) 1 Kom tot uzelf en kom samen, losgeslagen volk, 2 voordat u wordt weggeworpen als kaf dat op één dag verstuift, voordat de gloeiende toorn van de HEER op u neerkomt, voordat de dag van de toorn van de HEER op u neerkomt. 3 zoek de HEER, u, dienaars van het land, die zijn geboden naleven. Zoek de gerechtigheid, zoek de bescheidenheid. Dan vindt u misschien een schuilplaats op de dag van de toorn van de HEER.
37 Haggai Betekenis van de naam: Niet precies bekend. Hij is wel afgeleid van het Hebreeuwse woord voor feest. Dit is opvallend, omdat de profeet enkele malen op een feest profeteerde: nieuwemaansfeest (1: 1), loofhuttenfeest (2:1). De derde profetie viel op een gewone dag (2: 10) Schrijver: Haggaï is de schrijver of, wanneer hij zijn profetieën niet zelf heeft opgeschreven, de naam van de profeet die de boodschap van God ontving. Tijd van ontstaan: De profetieën zijn gedateerd in het tweede jaar van de Perzische koning Darius. Dit is 520. Korte inhoud: Ezra schrijft over het profeteren van Haggai en Zacharia (Ea 4: 24 - 5: 2) Zo werd de bouw van het huis van God in Jeruzalem stilgelegd en bleef het werk rusten tot aan het tweede regeringsjaar van Darius, de koning van Perzië. In dat jaar traden Haggai en Zacharia, de zoon van Iddo, als profeten op onder de Judeeërs van Juda en Jeruzalem, in de naam van Israëls God. Daarom hervatten Zerubbabel, de zoon van Sealtiël, en Jesua, de zoon van Josadak, het werk aan de bouw van het huis van God in Jeruzalem en Gods profeten stonden hen bij en moedigden hen aan. Ezra en Zacharia stimuleren dus bij Zerubbabel, de politicus, en Jesua, de hogepriester, de bouw van de tempel. Ezra richt zich ook tot het volk. Voor de verdere geschiedenis van de periode na de ballingschap, zie bij Ezra. - Haggai's eerste profetie (Hg 1: 1 - 2: 1) is inderdaad aanvankelijk gericht tot Zerubbabel en Jesua. De tekst van de eigenlijke boodschap (vers 4-11) betreft ook het volk. Het volk luistert (vers 12) en Haggai richt zich ook (met dezelfde boodschap?) tot hen (vers 13). Men gaat aan het werk. - De tweede profetie (Hg 2: 2-10), ruim een maand later, gaat in op de teleurstelling van sommigen, die de tempel minder fraai vonden dan die van voor de ballingschap. God belooft voor de eindtijd een grotere heerlijkheid van de tempel. - Tussen deze tweede profetie en de derde valt het optreden van Zacharia, namelijk het eerste deel van de overgeleverde profetieën. - De derde profetie (Hg 2: 11-20) is tot de priesters gericht. Zij valt ruim twee maanden na de tweede. God belooft zegen, omdat het werk aan de tempel begonnen is. - De vierde profetie (Hg 2: 21-24) is een persoonlijke boodschap voor Zerubbabel. Zij viel op dezelfde dag als de derde profetie. Het gaat over Zerubbabels taak in de eindtijd. In Zc 6: 13 vinden we een gelijkaardige boodschap voor Jesua. De tempel werd voltooid in het zesde jaar van Darius, Ea 6: 15. Passage ter overdenking: Haggai 1: 4-11 WV Let erop, dat niet wordt afgekeurd, dat men zich huizen heeft gebouwd. Dat men zich niet om Gods tempel bekommerde, is het punt. Hoe vinden ook wij de balans tussen zorg voor
het eigen huis en inzet in de kerk? Maar het woord van de HEER, door de profeet Haggai gesproken, luidt als volgt: 4 'Is het voor u dan wel de tijd om zelf in uw goed betimmerde huizen te wonen, terwijl dit huis nog een ruïne is? 5 Daarom - zo spreekt de HEER van de machten moet u nadenken over de weg waarop u zich bevindt. 6 U hebt veel gezaaid, maar u brengt weinig binnen; u eet, maar u wordt niet verzadigd; u drinkt, maar u wordt er niet vrolijk van; u kleedt zich, maar u wordt er niet warm van; de loonarbeider krijgt zijn loon, maar in een buidel met een gat!' 7 Zo spreekt de HEER van de machten: `U moet nadenken over de weg waarop u zich bevindt. 8 Ga het bergland in, haal hout en herbouw het huis: dan zal Ik daar genoegen in vinden en er mijn heerlijkheid tonen', zegt de HEER. 9 U rekent op veel, maar het is weinig. Wat u binnenbrengt in uw huis, blaas Ik eruit. En waarom? - godsspraak van de HEER van de machten. Omdat mijn huis een ruïne is, terwijl ieder van u zich voor zijn eigen huis uitslooft. 10 Daarom hebt u de hemel zijn dauw onthouden en de aarde haar gewas. 11 Ik heb droogte uitgeroepen over het land en over de bergen, over het koren, over de most en over de olie en over alles wat de aarde oplevert, over de mensen en over de dieren, over alles wat uw handen voortbrengen.'
39 Zacharia Betekenis van de naam: Zacharia betekent 'Jahweh herinnert zich'. Schrijver: Zacharia is de schrijver of, wanneer hij zijn profetieën niet zelf heeft opgeschreven, de naam van de profeet die de boodschap van God ontving. Tijd van ontstaan: Zacharia profeteert in 520 en in 518. Korte inhoud: De situatie is die van Haggai. Zacharia's profetie gaat echter niet alleen over de tempelbouw. Vooral in het tweede deel komt de grote (eindtijds-)toekomst telkens weer aan de orde. Zeer bekend is het laatste hoofdstuk over de wederkomst van Christus op de Olijfberg en de omzetting van het Loofhuttenfeest is het christelijk feest, dat de wederkomst zal herdenken. Passage ter overdenking: Zc 3: 1-5 De eerste hogepriester na de ballingschap is Jozua. Hij heeft zich in het heidense land uiteraard verontreinigd. Trouwens wie kan als zondige mens zulk een taak op zich nemen? Satan heeft dus alle aanleiding om hem aan te klagen. 1 Daarop liet hij mij de hogepriester Jozua zien, die voor de engel van de HEER (1) stond. Rechts van hem stond de satan, gereed om hem aan te klagen. 2 De HEER zei tegen de satan: `De HEER zal u terechtwijzen, satan! De HEER, die Jeruzalem heeft uitverkoren, zal u terechtwijzen. Deze Jozua is een stuk brandhout dat aan het vuur ontrukt is!' 3 Jozua had namelijk vuile kleren aan terwijl hij voor de engel stond. 4 De engel zei tegen degenen die voor hem stonden: `Trek hem die vuile kleren uit en doe hem feestkleren aan.' En tegen Jozua zei hij: `Zie, ik neem uw ongerechtigheid van u weg.' (2) 5 Hij beval verder dat zij hem een schone tulband op het hoofd moesten zetten. Toen zetten ze hem de schone tulband op het hoofd en kleedden hem, terwijl de engel van de HEER erbij stond. ______________ 1 De engel van de HEER is niet zomaar een Engel. Het is een verschijning van Gods Zoon voor zijn geboorte in Betlehem. 2 Gods Zoon heeft uiteraard alle recht om zonden weg te nemen - ook voor zijn kruisdood, "op krediet".
40 Maleachi Betekenis van de naam: Mijn boodschapper. Schrijver: Maleachi is de schrijver of, wanneer hij zijn profetieën niet zelf heeft opgeschreven, de naam van de profeet die de boodschap van God ontving. Aangezien de betekenis van Maleachi 'mijn boodschapper' is en 'mijn boodschapper' gewoon in de tekst voorkomt (Ml 3: 1), heeft men wel ook verondersteld, dat Maleachi niet de naam van de schrijver of de hoofdpersoon zou zijn. Tijd van ontstaan: Vermoedelijk in de tijd van Ezra en Nehemia. De problematiek komt namelijk overeen. De plaats in de Bijbel na Hg en Zc wijst in dezelfde richting. Korte inhoud: Ondanks de goede leiding van Nehemia neemt het volk het opnieuw niet ernstig in de houding tegenover God. Maleachi klaagt verscheidene misstanden aan: onvolwaardige offers brengen, gebrek aan ernst bij priesters en levieten, ontrouw in het huwelijk. Bekend is de profetie over de komst van Elia voordat de Messias komt in de laatste verzen van Ml. Passage ter overdenking: Ml 2: 17 - 3: 2 17 U maakt de HEER moe met uw woorden! U zegt: `Hoe doen wij dat dan?' Doordat u zegt: `Ieder die kwaad doet staat bij de HEER in de gunst; zulke mensen is Hij goedgezind.' Of: `Waar blijft de God van het recht?' (1) 1 Zie, Ik zend mijn bode om voor Mij uit de weg te banen. (2) Plotseling zal dan de Heer (3) in zijn heiligdom binnentreden, de Heer die u zoekt, de bode (4) van het verbond, naar wie u met vreugde uitkijkt. Zie, Hij komt - zegt de HEER van de machten. 2 Maar wie verdraagt de dag van zijn komst? Wie blijft er staande, als Hij verschijnt? __________________ 1 Bij ons bekend als de vraag 'Waarom laat God dat toe?' of 'Als God liefde is, hoe kan dan ...?'. 2 Slaat op Johannes de Doper. 3 Uiteraard in de persoon van Jezus. 4 Jezus heet niet voor niets 'het Woord'.