KENNISMAKEN MET DE 12 LEERLINGEN VAN JEZUS
Voorwoord In het jaar tweeduizendtwaalf hebben we in de meditaties van ons maandblad stil gestaan bij de twaalf: twaalf leerlingen van Jezus. Het was een aangename kennismaking. In dit boekje zijn de meditaties gebundeld om nog een keer te kunnen lezen. De volgorde is: • • • • • • • • • • •
januari februari maart april mei juni juli/augustus september oktober november december
Simon Petrus Andreas Judas Iskariot Johannes Filippus Bartholomeüs Jacobus (z.v. Alfeüs) en Thaddeüs Mattheüs Thomas Simon de Zeloot Jakobus
Heerde, december 2012 Ds. J.M. Weststrate
Dit is een uitgave van: Vrije Evangelische Gemeente Heerde p/a B. van Dijklaan 3 8181 GA Heerde
[email protected] www.vegkruiskerkheerde.nl
2
blz. 3 blz. 6 blz. 8 blz. 11 blz. 13 blz. 15 blz. 17 blz. 19 blz. 21 blz. 23 blz. 25
SIMON PETRUS: HAANTJE DE VOORSTE Hij is afkomstig uit Betsaïda, aan de noord oever van het meer van Galilea en is een zoon van Johannes (die ook wel Jona wordt genoemd). Later woont Simon met zijn broer Andreas in Kafar Nachum (het dorpje van Nahum). Petrus was getrouwd (1 Korintiërs 9:5) en visser van beroep. Het optreden van Johannes de Doper heeft de broers Simon en Andreas geraakt. Langs die weg leerden ze Jezus kennen (Johannes 1:40-42). Die ontmoeting leverde Simon een nieuwe (tweede) naam op: Cefas/Petrus = rots. Tijdens hun dagelijkse werkzaamheden worden zowel Simon als Andreas door Jezus geroepen (Markus 1:16-18). Ze nemen het besluit Hem te volgen. We leren Petrus kennen als een licht geprikkeld, temperamentvolle man, die geen blad voor zijn mond nam. Als iedereen Jezus zou verlaten, zou Petrus zijn Heer trouw blijven, zo beloofde hij en als Jezus de voeten van z’n vrienden begint te wassen voorafgaande aan de laatste maaltijd, weigert Petrus dit aan hem te laten gebeuren. Deze en nog veel meer voorbeelden laten ons zijn karakter zien. Niet het minst zien we er iets van tijdens de confrontatie in de hof van Gethsemane, waar hij een soldaat letsel bezorgt door met een zwaard om zich heen te slaan. Simon Petrus belijdt als eerste zijn geloof in het openbaar. Dat doet hij op een door en door godsdienstige plek in het noorden, bij Ceasarea Filippi (Mattheüs 16) Maar we komen Petrus ook ergens anders tegen. Weggevlucht uit Gethsemane, volgt hij Jezus in de gang naar zijn proces en wordt hij herkend als iemand die ook bij die Jezus hoort. Tot drie maal toe ontkent hij het en beweert bij hoog en bij laag, dat hij die man niet kent. Toen kraaide er een haan en realiseerde Simon Petrus zich dat Jezus had gezegd: eer de haan kraait, zul jij me driemaal verloochend hebben. Dat moment kwam hard aan!
3 Kennismaken met de 12 leerlingen van Jezus
Later krijgt Simon de gelegenheid om dit moment achter zich te laten en mag hij in een ontroerend gesprek met Jezus de Heer zijn liefde betuigen (Jh.21) en wordt hij genadig in ere hersteld. Pas na de uitstorting van de Heilige Geest komen we Petrus tegen als een apostel die in functie treedt om van de opstanding te getuigen (Handelingen 1:22 en 2:14vv). Het is veelzeggend dat Petrus wordt gebruikt om aan een niet-Jood Cornelius het evangelie te brengen (Handelingen 10) en hem te dopen. In de eerste tien hoofdstukken van Handelingen komen we van de apostelen alleen de naam van Petrus (en zijn broer Johannes) tegen. Dat illustreert dat Petrus wel het haantje de voorste genoemd kan worden. Het verbaast ook niet, dat later juist Petrus door Herodes wordt gezocht (Handelingen 12) en dat hij gevangen wordt gezet. Dit in de hoop die Jezusbeweging in de kiem te smoren. Op wonderbaarlijke wijze wordt daar verteld, hoe God een mens in erbarmelijke omstandigheden kan redden. En zomaar lijkt Petrus dan uit ons zicht te verdwijnen. In een brief van Paulus aan de Galaten (Galaten 2) komen we iets tegen, wat zou duiden op een zekere onduidelijkheid in de positie van Petrus. Paulus verwijt Petrus dat hij niet helder was geweest toen er in Antiochië discussie was of christenen zich toch aan de joodse wetten en regels moesten houden. Blijkbaar was Jakobus (de broer van Jezus en de leider van de gemeente in Jeruzalem) deze mening toegedaan en had Paulus een duidelijker stellingname van Petrus verwacht. Was Petrus bang voor z’n reputatie? Van Petrus horen we niets meer. Zijn beide brieven (1 en 2 Petrus) bewijzen dat hij z’n werk tot aan het einde toe heeft voortgezet. De Rooms-Katholieke kerk ziet in Petrus nog altijd ‘de kopman’, de eerste onder zijn gelijken en beschouwen de pausen als opvolgers van Petrus. Dat baseren ze op de uitspraak van Jezus: jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen (Mattheüs 16:18). Gelukkig maakt Petrus zelf in zijn brief duidelijk wie ‘de steen’ is op wie de 4
kerk gebouwd wordt: ‘voeg u bij Hem, bij de levende steen die door de mensen werd afgekeurd maar door God werd uitgekozen….’ (1 Petrus 2): Jezus! We weten niet waar Petrus terecht kwam. Geruchten zijn er genoeg. In 2 Petrus 5:13 noemt Petrus zelf de stad Babylon als z’n verblijfplaats. Iedereen weet dat daarmee Rome werd bedoeld. Daar zou hij gekruisigd zijn. Dat verklaart óók de koppeling van de naam van Petrus aan deze stad en aan ‘de kerk van Rome’. Petrus: het is en blijft een boeiend figuur.
5 Kennismaken met de 12 leerlingen van Jezus
ANDREAS: DIE VAN DAT KRUIS Andreas – één van de twaalf – blijkt de broer van Simon (Petrus) te zijn, en is dus ook een zoon van (bar) Jona, afkomstig uit Bethsaïda (later woonachtig in Kafar Nachum – Marcus 1:29). Op zich is Andreas een opmerkelijke naam voor een Joodse jongen, want het is een Griekse naam en dat verwacht je niet in een door en door Joods gezin (Handelingen 10:14). Het is Andreas die door Johannes de Doper opmerkzaam wordt gemaakt op Jezus. Hij zoekt Jezus vervolgens ook op en gaat met Hem mee (Johannes 1:35 t/m 42). Jezus had hem wel de vraag gesteld ‘wat/wie hij zocht?’ Jezus nodigt Andreas en nog iemand anders (naar alle waarschijnlijkheid is dat Johannes de evangelist geweest) bij hem thuis uit en ze blijven een dag lang bij de Heer. Waar zouden ze het toen over hebben gehad? Niemand die het weet! Maar het heeft wel een onvergetelijke indruk achtergelaten. Johannes weet later nog precies hoe laat het was: ‘ongeveer twee uur voor zonsondergang’ (Johannes 1:39). Voor Andreas ging er een nieuwe wereld open. Hij stapte daarna op z’n broer Simon(Petrus) af en zei hem: ‘Wij hebben de Messias gevonden’. Dit latere haantje de voorste heeft het dus mede aan z’n broertje te danken dat Hij Jezus leerde kennen. Is er iets mooiers dan iemand anders bij Jezus brengen?! Andreas is de eerste die zo door God gebruikt wordt om voor iemand anders tot zegen te zijn. Blijkbaar gunt Andreas het ook anderen om deel te hebben aan Jezus. Vandaag wordt nog wel gesproken over ‘de Andreasmethode’, waar christenen andere mensen uitnodigen om kennis te maken met Jezus.
6
Bij de wonderbaarlijke broodvermenigvuldiging valt Andreas een jongen met vijf gerstebroden en twee vissen op. Zou die jongen wat voor het oplossen van dit voedselprobleem kunnen betekenen? Maar tegelijkertijd is Andreas ook wel heel realistisch: ‘wat hebben we daaraan voor zoveel mensen? ‘ (Johannes 6:9). Regelmatig treffen we Andreas en Filippus samen. Die twee voelden zich kennelijk sterk met elkaar verwant en trokken in Jezus’ kring naar elkaar toe. Naast het feit dat ze discipel van Jezus waren, werden het ook goede vrienden. Dat komt wel vaker voor in Jezus’ kring. Andreas is ook één van de mannen die in het bijzonder geïnteresseerd blijkt te zijn in ‘de laatste dingen’. Hij vraagt er anders samen met z’n broer en die andere twee broers Jakobus en Johannes naar (Marcus 13: 3-4). We komen Andreas nog één keer tegen in het Nieuwe Testament en wel als één van de 120 mensen die biddend de komst van de Heilige Geest zitten af te wachten (Handelingen 1:13). Uit buitenbijbelse berichtgeving wordt ons over de periode na het Nieuwe Testament nog wel meer vermeld. Andreas zou in Klein-Azië actief zijn geweest en in Bithynië, Galatië en Pontus, tot hij in PatrasGriekenland gekruisigd werd. Het bijzondere x-kruis waaraan ze hem hingen, heet sindsdien ‘het Andreaskruis’. Wat deze man gemeen heeft gehad met zijn broer is dit: na de persoonlijke ontmoeting met Jezus stond zijn hele leven in dienst van zijn Meester. Dat is eigenlijk best een mooi voorbeeld.
7 Kennismaken met de 12 leerlingen van Jezus
JUDAS ISKARIOT- VAN VRIENDSCHAP NAAR VERRAAD Iskariot betekent niets anders dan: man van/uit Kariot, een plaats waarvan men niet precies weet waar het lag en waarvoor men 3 mogelijke locaties aanwijst, alle in Judea. Hij is waarschijnlijk de enige niet-Galileër geweest in Jezus’ gezelschap. De andere leerlingen waren dat blijkbaar wel (Handelingen 1:11 en 2:7). Judas was dus een vreemde eend in de bijt, vandaar die toevoeging aan zijn naam (mede ter onderscheiding van die andere Judas, de zoon van Jacobus). Vol enthousiasme heeft hij zich bij die profeet uit Nazareth aangesloten. De andere leerlingen moeten een groot vertrouwen in Judas hebben gehad, want hij kreeg het beheer over de penningen. Johannes noemt hem ‘een dief’ (Johannes 12:6), maar dat zal hij met de kennis van later, achteraf zo opgeschreven hebben. Jezus moet er meer van hebben geweten, want zijn uitspraak in Johannes 6:70-71 liegt er niet om: Jezus zei: ‘Ikzelf heb jullie alle twaalf uitgekozen, en toch is een van jullie een duivel.’ Hiermee doelde hij op Judas, de zoon van Simon Iskariot, want hij, een van de twaalf, zou hem uitleveren. Eén van de twaalf zal zich gaandeweg in dienst van Gods tegenstander stellen. Wat zal er bij Judas een innerlijke strijd zijn geweest. Ook het gevoel van ‘zich in Jezus vergist te hebben’. Toen er in Bethanië een kruik met kostbare nardusmirre over Jezus’ voeten werd uitgegoten, was dat de druppel die de emmer van afkeer van Jezus liet overlopen voor Judas. Hij suggereert dat zij dat geld anders wel aan de armen had kunnen geven. Maar volgens Johannes was dat zeker geen oprechte gedachte van Judas. Johannes 12: 3-6: Maria nam een kruikje kostbare, zuivere nardusolie, zalfde de voeten van Jezus en droogde ze af met haar haar. De geur van de olie trok door het hele huis. Judas Iskariot, een van de leerlingen, degene die hem zou uitleveren, vroeg: ‘Waarom is die olie niet voor driehonderd denarie verkocht om het geld aan de armen te geven?’ 8
Dat zei hij niet omdat hij zich om de armen bekommerde – hij was een dief: hij beheerde de kas en stal eruit. Geen van de andere leerlingen had dit toen door! Jezus wel. Dat verklaart misschien ook, waarom Jezus niet de plaats noemt waar hij met z’n vrienden het Paasmaal zal gaan eten. Wilde Hij misschien voorkomen dat Judas dát moment zou verstoren? Toch komen we Judas daar later wel tegen. De bijbeluitleggers zijn het niet met elkaar eens over het feit of Judas wel of niet aan tafel zat, toen de Heer het Avondmaal vierde en instelde. Johannes 13: 21-30: Nadat hij dit gezegd had werd Jezus diepbedroefd, en hij verklaarde: ‘Waarachtig, ik verzeker jullie: een van jullie zal mij verraden.’ De leerlingen keken elkaar aan en vroegen zich af wie hij bedoelde. Een van hen, de leerling van wie Jezus veel hield, lag naast hem aan tafel aan, en Simon Petrus beduidde hem dat hij moest vragen wie Jezus bedoelde. Hij boog zich dicht naar Jezus toe en vroeg: ‘Wie, Heer?’ ‘Degene aan wie ik het stuk brood geef dat ik nu in de schaal doop,’ zei Jezus. Hij doopte een stuk brood in de schaal en gaf het aan Judas, de zoon van Simon Iskariot. Op dat moment nam de duivel bezit van Judas. Jezus zei: ‘Doe maar meteen wat je van plan bent.’ Niemand aan tafel begreep waarom hij dit zei; omdat Judas de kas beheerde, dachten sommigen dat Jezus bedoelde dat hij inkopen voor het feest moest doen, of dat hij iets aan de armen moest geven. Judas nam het brood aan en ging meteen weg. Het was nacht. Hij ging naar de overpriesters om zijn Heer te verraden. In Getsemane wijst Judas Jezus aan door middel van een (vrienden)kus. Na Jezus’ veroordeling door de Joodse Raad ontwaakte Judas’ geweten. Hij kon bij niemand terecht wat hem uiteindelijk tot zijn wanhoopsdaad bracht.
9 Kennismaken met de 12 leerlingen van Jezus
Mattheüs 27:3-5: Toen Judas, die hem had uitgeleverd, zag dat Jezus ter dood veroordeeld was, kreeg hij berouw. Hij bracht de dertig zilverstukken naar de hogepriesters en oudsten terug en zei: ‘Ik heb een zonde begaan door een onschuldige uit te leveren.’ Maar zij zeiden: ‘Wat gaat ons dat aan? Zie dat zelf maar op te lossen!’ Toen smeet hij de zilverstukken de tempel in, vluchtte weg en verhing zich. Judas, zijn naam staat in de Bijbel als een waarschuwing voor alle vrienden van Jezus. Wie vandaag een vriend van Jezus zegt te zijn, kan Hem morgen verraden. Helaas zijn er meer mensen geweest, die dan wel geen Judas heetten, maar wel dezelfde weg bewandelden. We zijn gewaarschuwd.
10
JOHANNES, DE LEERLING VAN WIE JEZUS VEEL HIELD Johannes, één van de zonen van Zebedeüs, was een achterneef van Johannes de Doper. Hij zal ± 25 jaar zijn geweest, toen hij zich bij Jezus aansloot. Zijn moeder zal bij Jezus een vooraanstaande positie claimen voor haar beide zonen. Jezus maakt daarbij duidelijk dat je bereid moet zijn om met de minste positie genoegen te nemen. Jezus zelf is ook gekomen om te dienen, niet om gediend te worden. In zijn evangelie omschrijft Johannes zichzelf als ‘de leerling van wie Jezus veel hield’ (Johannes 19:26). Dat lijkt niet erg bescheiden, maar uit het feit dat de Heer aan het kruis aan Johannes vraagt om de rol van de zoon naar zijn moeder Maria op zich te nemen, duidt wel degelijk op een bijzondere band. Johannes neemt Maria op in zijn huis. Waarschijnlijk is dat zijn ouderlijk huis geweest, omdat we nergens lezen dat Johannes getrouwd was. Al eerder in zijn evangelie had Johannes zichzelf als zodanig omschreven. Dat was tijdens dat voorval bij de voetwassing. Eén van Jezus´ vrienden zal Hem zeer binnenkort verraden, horen ze de Heiland zeggen. Ieder vraagt zich af wie dat zou kunnen zijn? Uiteindelijk mag Johannes die vraag aan Jezus stellen. Zelfs haantjede-voorste Simon Petrus weet dat Johannes een bijzonder lijntje heeft. Met als gevolg dat Judas Iskariot wordt aangewezen en meteen wegging, de nacht in. Uit het paasverhaal blijkt dat Johannes als eerste bij het lege graf kwam (Johannes 20:4). Hij neemt de situatie goed in zich op en realiseert zich dat er geen sprake kan zijn van grafroof, omdat er een doek keurig opgerold lag. Hij spreekt hier uit dat hij gelooft wat hij ziet: Jezus is opgestaan.
11 Kennismaken met de 12 leerlingen van Jezus
Johannes verdwijnt na het evangelie een beetje uit ons gezicht. Paulus schrijft aan de mensen van Galatië, dat Jakobus, Petrus en Johannes de steunpilaren waren van de eerste christelijke kerk, die van Jeruzalem. Uit gegevens van andere geschriften ( o.a. van leerlingen van Johannes) heeft men geprobeerd een levensloop van Johannes te destilleren. Nog voor de verwoesting van Jeruzalem zou hij het land verlaten hebben om in Klein-Azië (Efeze) te gaan wonen. Die stad en omgeving is inderdaad een tijdlang het nieuwe centrum geweest van christelijk leven. Zijn evangelie zou hij daar opgeschreven hebben, voor niet-joodse oren van mensen die wel met diverse feiten bekend waren. Johannes veronderstelt in zijn evangelie dat ze weten dat Johannes de Doper gevangen is gezet (Johannes 3:24) en dat ze de zusters van Lazarus kennen (Johannes 11:1). Ook moeten de brieven van Johannes, drie in getal, hier hun oorsprong hebben. Uit de inhoud maken we op, dat de vervolging van christenen al om zich heen greep. Daar heeft de Romeinse keizer Domitianus (81 tot 96 n.Chr.) een sterke rol in gespeeld. Johannes moet zijn opgepakt waarna hij naar het eiland Patmos is verbannen, een barre rots in de Egeïsche zee. Daar kreeg hij van God de ´openbaring´ (dat moet aan het begin van de ´90er jaren zijn geweest). Johannes wordt ook wel ´de apostel der liefde´ genoemd, omdat hij dit begrip zo vaak hanteert (vooral in zijn brieven). Johannes is op hoge leeftijd een natuurlijke dood gestorven. Dat was met anderen leerlingen van Jezus soms wel anders! Er doen veel verhalen over Johannes de ronde. Maar het lijkt wel dat deze verhalen lang niet allemaal op feiten berusten. Daarom laten we deze informatie achterwege.
12
FILIPPUS….. MAAR WELKE? In de evangeliën staat Filippus in alle lijstjes van leerlingen van Jezus op nummer 5. Verder noemen de evangelisten hem nauwelijks. Als we het evangelie van Johannes niet hadden, zouden we hem nauwelijks kennen en er naar kunnen gissen waar Filippus deze betrekkelijk ‘hoge’ plaats op de lijstjes aan te danken heeft. Filippus is afkomstig uit Bethsaïda (Johannes 1:43 t/m 51), dat is een plaats vlak bij de plek waar de Jordaan het meer van Galilea instroomt. Ook hij is dus een Galileër. Over de familie en het beroep van Filippus lezen we niets. Nadat Filippus door Jezus geroepen werd, tracht hij een kennis uit Kana (Johannes 21:2) voor Jezus te winnen, het betreft een zekere Nathanaël. Filippus kende Jezus blijkbaar niet anders en ook niet beter als ‘de zoon van Jozef, uit Nazareth’. Ook Lucas meldt dat Jezus op die manier onder de mensen bekend was, toen Hij op dertig jarige leeftijd in het openbaar op ging treden (Lucas 3:23). Als Nathanaël schamper vraagt of er uit Nazareth wel iets goeds kan komen, geeft Filippus een diplomatiek en wijs antwoord: ‘Ga zelf maar kijken (kom en zie)’. Je kunt iemand het best overtuigen door de persoon het zelf te laten ervaren. Bij de spijziging van de 5000 vroeg Jezus aan Filippus waar ze brood zouden kunnen kopen om alle mensen te eten te geven? Filippus vraagt zich (Galilees nuchter) af, waar ze al het geld vandaan moeten halen omdat 200 denarie niet voldoende zal zijn voor zo’n grote hoeveelheid mensen (Johannes 6: 5 t/m 7). Vlak voor het drama rondom Jezus’ veroordeling en terechtstelling, komen we Filippus tegen in Jeruzalem (Johannes 12:20 t/m 22). Grieken uit die stad zouden Jezus graag willen ontmoeten. Dat ze daarvoor Filippus uitkiezen is helemaal niet zo vreemd. Zijn naam is Grieks en dat moet deze ‘vreemdelingen’ een goede entree hebben geleken. Blijkbaar durft Filippus hierin niet alleen te bemiddelen, maar overlegt hij eerst met Andreas (dat is ook een Griekse naam!!!!), waarna ze samen naar Jezus stappen. 13 Kennismaken met de 12 leerlingen van Jezus
Als er in de discipelkring vragen zijn over de plek waar Jezus heengaat en Hij die mooie woorden spreekt over ‘het Huis van zijn Vader met de vele kamers’, en dat Hij (Jezus) de Weg, de Waarheid en het Leven is, gaat dit de bedachtzame Filippus blijkbaar te ver, en vraagt brutaal ‘Laat ons de Vader zien, Heer, meer verlangen we niet.’ (Johannes 14: 1 t/m 8). Met teleurstelling in zijn stem, zegt Jezus: Ik ben nu al zolang bij jullie, en nog ken je me niet, Filippus? Wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien’. Filippus komt uit de berichten van Johannes inderdaad op ons over als een nuchtere-, bedachtzame man. Na de uitstorting van de Heilige Geest komen we Filippus nergens meer tegen. Een oude traditie zegt dat de apostel in Klein-Azië gewerkt zou hebben en in Efeze gestorven en begraven zou zijn. Aangezien dat gebied het uitbreidingsterrein van de oudste kerk was, zou dat heel goed kunnen. Probleem bij de naam ‘Filippus’ is, dat hij zo nu en dan ook verward wordt met die andere Filippus, de evangelist. Er zijn mensen die beweren dat dit één en dezelfde is. Toch lijkt dit niet erg aannemelijk, omdat deze Filippus in Handelingen 6:5 genoemd wordt in het rijtje van 7 ‘wijze mannen’ die de eerste diakenen zullen zijn. Zo tekent Lucas hem ook voor ons uit in zijn Handelingen van de apostelen (Handelingen 21:8-9), wanneer hij hem in Ceasarea aantreft en 4 ongetrouwde dochters heeft die profetessen blijken te zijn. Daarvoor werkte deze Filippus met succes in Samaria (Handelingen 8:5-13), komen we hem ook tegen langs de weg van Gaza naar Jeruzalem, waar hij met een hoge Ethiopiër meelift en de man onderweg doopt. We gaan er van uit dat dit een andere Filippus is, dan die ‘ene van de twaalf’.
14
BARTOLOMEÜS ‘Van wie ben je d’r één’, is onder ons een gebruikelijke vraag. Je vader en je moeder plaatsen je in een brede(re) kring. Zo kennen we uit de Bijbel de zoon van Timeüs (Bartimeüs), de zoon van Abbas (Barabbas) en nu maken we kennis met de zoon van Tolomeüs: Bartolomeüs. Misschien was de vader in die tijd beter bekend dan z’n zoon, wij weten niks van de man. Ook van een Bartolomeüs weten we uit Bijbelse bronnen niks. Bijbelgeleerden veronderstellen dan ook dat deze Bartolomeüs dezelfde is als Natanaël, de man die ons door Johannes wordt voorgesteld in Johannes 1 vers 45vv. Ze dragen ons daar 2 argumenten voor aan: - Op de leerlingenlijsten staan Filippus en Bartolomeüs altijd op nummer 5 en 6, na Petrus en Andreas, Jakobus en Johannes. Deze volgorde zien we ook bij Johannes, alleen is daar Natanaël nummer 6 en het was Filippus die hem met Jezus in aanraking bracht. Dat verklaart de verbinding bij Mattheüs en Lucas: Filippus en Bartolomeüs. - In Johannes 21 vers 2 wordt melding gemaakt dat er zes van ‘de leerlingen = een vaste uitdrukking voor de kring van de twaalf’ met Petrus gaan vissen. Onder hen is Natanaël. Hij is dus ‘één van de twaalf’. Maar omdat de naam Natanaël niet in het lijstje van de twaalf voorkomt, maar wel die van Bartimeüs, ziet men dat ook als bewijs dat het hier om dezelfde persoon gaat. Daarmee komt Bartimeüs uit de anonimiteit. Hij droeg een echte joodse naam: Natanaël (betekenis: God heeft gegeven) en was dus afkomstig uit Galilea. Waarschijnlijk was ook hij door de prediking van Johannes de doper gegrepen. We weten niet op welke wijze Filippus Jezus heeft leren kennen, maar vol blijdschap deelt hij aan Natanaël mee, dat ze ‘de man gevonden hebben over wie Mozes in de wet geschreven heeft en over wie ook de profeten spreken: Jezus, de zoon van Jozef’. 15 Kennismaken met de 12 leerlingen van Jezus
Dat wil er bij Natanaël nog niet in. Zijn woonplaats Kana ligt dicht tegen Nazareth aan en de reputatie van dat stadje en van de mensen die er vandaan komen, was zeer bedenkelijk: kan uit Nazareth iets goeds vandaan komen? Filippus kan weinig anders doen dan Natanaël uitnodigen: ga zelf maar kijken (kom en zie, in de vorige vertaling – ook de tekst op de herdenkingssteen uit 1985 in de hal van onze Kruiskerk). Het pleit voor Natanaël dat hij Filippus en zichzelf een kans geeft. Menigeen is zo overtuigd van het eigen gelijk, dat deze kans niet wordt benut. De beschrijving van Natanaël door Jezus is een groots compliment: ‘dit is nu een echte Israëliet, een mens zonder bedrog’. ‘Waar kent U mij van?’ vraagt deze verbaasd. Hij kan zich niet voorstellen dat Jezus en hij elkaar eerder ontmoet hebben. ‘Ik had je al gezien voordat Filippus je riep, toen je onder de vijgenboom zat’. Dit woord van Jezus is voor Natanaël een openbaring. Wij weten niet wat er onder die vijgenboom aan de hand was. Ook de evangelist Johannes weet het niet, anders had hij het ons meegedeeld. Maar Natanaël wist genoeg: ‘Rabbi, U bent de Zoon van God, U bent de koning van Israël’. Jezus zegt dat hem nog grotere dingen geopenbaard zullen worden. Verder is ons van Natanaël/ Bartolomeüs weinig bekend. Legenden laten hem reizen maken naar Libië, Parthië en Macedonië, maar dat berust niet op betrouwbare informatie.
16
JACOBUS (DE ZOON VAN ALFEÜS) EN THADDEÜS In dit hoofdstuk maken we kennis met….. twee leerlingen van Jezus. Het zijn niet de meest bekenden, om eerlijk te zijn. Maar ook minder bekende leerlingen van Jezus mogen best even voor het voetlicht komen. Van Jacobus kennen we alleen zijn naam en die van z’n vader. We zouden dus kort over hem kunnen zijn. Wij kunnen het ook niet helpen dat de informatie zo schaars is. Omdat er meerdere figuren met de naam Jacobus in het Nieuwe Testament rondlopen, is het natuurlijk niet uitgesloten dat één van hen die zoon van Alfeüs is. Hier volgt het meest bekende rijtje: 1- Jacobus, de zoon van Zebedeüs, de broer van Johannes 2- Jacobus, de zoon van Alfeüs 3- Jacobus, de vader van de apostel Judas (Lucas.6:16, Handelingen 1:13) 4- Jacobus, de broer van Jezus (Mattheüs 13:55 Handelingen 12:17 Galaten 2:9) 5- Jacobus, de jongere, zoon van Maria (Marcus 15:40) ….. of is dat dezelfde als ‘ nr. 4’? ‘Onze’ Jacobus kan niet de vader van de apostel Judas zijn geweest, wat sommigen beweren, want dan zouden ‘vader en zoon’ in Jezus’ kring van leerlingen hebben gezeten en dan was dat wel op enigerlei manier ter sprake gekomen. Er zijn ook theorieën ontwikkeld waarmee wordt beweerd dat Jacobus de zoon van Maria van Klopas (Johannes 19:25) zou zijn en als een neef van Jezus wordt gezien. Maar alle argumenten daarvoor zijn niet op controleerbare gegevens gebaseerd. De andere genoemde Jacobussen vallen allemaal af. Rest ons niets dan te concluderen: we weten het niet. Misschien wel omdat het zo’n veel voorkomende naam is. 17 Kennismaken met de 12 leerlingen van Jezus
En hoe zit het met Thaddeüs? De Staten Vertaling geeft deze Thaddeüs nog een andere naam: Lebbeüs (Mattheüs 10:3). Die laatste naam zou verwant zijn aan het Hebreeuwse woord ‘leb’ wat hart betekent, maar ook duidelijk kan maken dat iemand ‘lef’ heeft, moedig is. De naam Thaddeüs is een Aramese naam, verwant aan het woord ‘todah’= lofprijzing. Lucas noemt Thaddeüs helemaal niet, noemt hem ook niet met z’n andere naam Lebbeüs, maar heeft het over Judas, de zoon van Jacobus (Handelingen 1:13). Ook de naam Judas betekent ‘lof’. ’t Zou zomaar kunnen, dat Lucas, de evangelist met het meeste historisch besef, ons z’n werkelijke naam Judas geeft, terwijl de andere evangelisten die naam graag vermeden, vanwege de gebeurtenis met die andere Judas uit hun kring: Judas Iskariot. Ook Johannes noemt z’n oorspronkelijke naam – Judas – maar vermeldt er dan wel bij ‘niet Iskariot’ (Johannes 14:22). Deze Judas begrijpt aanvankelijk niet goed waarom Jezus zich slechts zou openbaren aan de mensen die Hem liefhebben en niet aan de wereld. Men heeft deze Judas-Thaddeüs-Lebbeüs lange tijd gezien als de schrijver van de kleine Judas-brief in het NT. Gezien de aanhef van die brief, komt Judas, de broer van Jacobus en ….. Jezus daar eerder voor in aanmerking. Van de levensloop van deze apostel is ons verder weinig bekend. Twee mannen om eens over na te denken. Wat zou er van hen geworden zijn, voor wie zouden ze tot zegen zijn geweest?
18
MATTHEÜS Volgens het evangelie heeft Jezus ook een tollenaar aan z’n groep van leerlingen verbonden. Marcus (2:14) en Lucas (5:27)noemen hem Levi, de zoon van Alfeüs, Mattheüs noemt hem Mattheüs (9:9), want het gaat hier over hemzelf. Waarschijnlijk hebben we te maken met iemand die onder twee namen bekend was. Dat kwam wel vaker voor. Mattheüs was tollenaar, en dus een collega van de bekende Zacheüs. Tollenaars inden het belastinggeld voor keizer Tiberias, die de inwoners van zijn rijk steeds meer last oplegde, om daarmee de manschappen in zijn leger van soldij te voorzien. Een tollenaar pachtte een tolhuis en verhoogde het verschuldigde tolgeld met een eigen heffing om daarvan te kunnen bestaan. Soms waren dat buitensporig hoge toeslagen. Met name op dat laatste hadden de mensen kritiek, omdat deze heffing in hun ogen onnodig zwaar uitviel. In combinatie met het feit dat een tollenaar hand- en spandiensten verleende aan de bezetter (Rome) maakte hen niet geliefd onder de bevolking. Johannes de Doper, die in een grensgebied woonde en ongetwijfeld veel mensen sprak die hun boosheid over de tollenaars ventileerden, zegt tegen tollenaars die zich bij de Jordaan hebben laten dopen: vorder niet meer dan wat jullie is opgedragen (Lucas 3:13), want hij wist precies waar de schoen wrong. In het Nieuwe Testament worden tollenaars en zondaars vaak in één adem genoemd. De roeping van de tollenaar Levi-Mattheüs vindt plaats in KafarNachum. Het valt op dat er staat dat Jezus hem ‘zag’, want de meeste mensen keurden tollenaars geen blik waard. De vraag ‘volg mij’ valt als een mokerslag in Mattheüs z’n leven. Hij stond gelijk op en volgde de Heer. Dat zal niet zomaar een impulsieve beslissing zijn geweest. Daar moet het één en ander aan vooraf zijn gegaan. Misschien was deze tollenaar wel één van de door Johannes 19 Kennismaken met de 12 leerlingen van Jezus
gedoopten! Wie zal het zeggen? Hij nodigt de Heer en zijn leerlingen uit voor een maaltijd. Daar schuiven ook collega-tollenaars en andere zondaars bij aan, alsof er bij Mattheüs ook gelijk die drang is om dit overweldigende in zijn leven ook aan anderen te gunnen. Het wordt Jezus niet in dank afgenomen, als Hij op de uitnodiging ingaat. En op de vraag naar het ‘waarom’ komt dan die veelzeggende zin: ‘Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar zieken wel’. Wie kan er bezwaar hebben, dat Jezus als ‘geestelijke ’dokter zieke mensen bezoekt. De naam Levi horen we niet meer, na opname in de kring van Jezus. Voortaan zal deze tollenaar bekend zijn onder de naam Mattheüs. En deze Mattheüs is ook de schrijver van het evangelie. Hij richt zich daarbij vooral tot de Joden, om hen aan te tonen dat Jezus werkelijk hun langverwachte Messias is. Van de verdere levensloop van Mattheüs weten we weinig. Legende zijn er genoeg. Volgens de ene is hij onthoofd, volgens de andere gestenigd, volgens een derde verbrand. In Handelingen 1:13 wordt zijn naam voor het laatst genoemd en daarna wordt het duister. Maar zijn levensgetuigenis mag een stralend licht zijn.
20
THOMAS We kennen hem en we kennen hem niet. Van zijn familie en vroegere levensomstandigheden weten we niets. De eerste drie evangelisten gaan Thomas zwijgend voorbij. Ze nemen hem alleen op in het overzichtslijstje van Jezus’ leerlingen. Thomas (is Aramees) betekend: Tweeling (in het Grieks luidt z’n naam: Dydimus). Men heeft die naam wel verklaard uit het concrete feit, dat Thomas twee kanten heeft en op ons een beetje indruk maakt van een gespleten figuur. Thomas ligt voortdurend met zichzelf overhoop. Hij wordt gezien als een twijfelaar. Meer voor de hand lijkt het, dat Thomas een tweelingbroer of zus heeft gehad, die mogelijk al vroeg (bij de geboorte?) gestorven is. We kennen hem dus niet en tóch kennen wij hem wel, want Johannes heeft drie momentopnamen voor ons bewaard, die elkaar mooi aanvullen en een beeld van hem geven. Volgens Johannes 10 hield Jezus zich op in de omgeving van de Jordaan, toen Hij te horen kreeg dat z’n goede vriend Lazarus ernstig ziek was. Het duurde nog wel twee dagen voordat Jezus afreisde en dan nog proberen de leerlingen hun Meester ervan te weerhouden om naar het hem vijandige Judea te gaan. Als Jezus zich niet laat ompraten, is het Thomas die zegt “laten ook wij maar gaan, om met Hem te sterven” (Johannes 11:16). Dit getuigt van grote liefde voor Jezus, maar laat ook zien dat hij het ergste vreest. Hier zien we iets van de zwaarmoedige kijk van Thomas op de dingen. In zijn afscheidsrede probeert Jezus zijn vrienden al een beetje voor te bereiden op z’n vertrek. Hij zegt daarbij heel troostvol “jullie kennen de weg waar Ik heenga” (Johannes 14:4). Ruw valt Thomas Jezus in de rede: “wij weten niet eens waar U naar toe gaat, Heer, hoe zouden we dan de weg daarheen kunnen weten?” (Johannes 14:5). Hieruit blijkt ook een intense verbondenheid en interesse/nieuwsgierigheid naar Jezus.
21 Kennismaken met de 12 leerlingen van Jezus
Na de laatste Pesachmaaltijd met Jezus, aan de vooravond van zijn gevangenneming, waren er voor Thomas moeilijke uren aangebroken. Zwaarmoedig als hij was, kon Thomas het na Jezus’ dood niet meer uithouden in de kring van discipelen. Hij kiest voor de eenzaamheid. Op de avond van de opstandingsdag, hebben Jezus’ vrienden de boodschap van enkelen uit hun midden gehoord: Jezus leeft! Toch zijn ze voorzichtig en bang en houden de deur gesloten. Thomas is er niet bij. Misschien hebben ze hem wel gevraagd, maar wilde hij niet! De volgende morgen zoeken de andere leerlingen Thomas op: “wij hebben de Heer gezien”, zeggen ze. En dat klopt, want Jezus was aan hen verschenen, ondanks de dichte deur. En dan wordt Thomas bijna boos en reageert ongekend fel: “alleen als ik de wonden van de spijkers in zijn handen zie en met mijn vingers kan voelen, en als ik mijn hand in zijn zij kan leggen, zal ik geloven” (Johannes 2,25). Een week later is Thomas er wel bij. Hij krijgt een herkansing en grijpt die met beide handen aan. Nog steeds leeft er angst, want de deuren zitten weer potdicht. Opnieuw verschijnt de Heer. En deze nodigt Thomas uit: “leg je vingers hier en kijk naar mijn handen en leg je hand in mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof.” (Johannes 20:27). Thomas kan nu alleen maar stamelen: “mijn Heer, mijn God” (Johannes 20:28). Kort en bondig belijdt deze zwaarmoedige twijfelaar zijn geloof. We mogen Johannes dankbaar zijn voor deze momenten. Van de verdere levensloop van Thomas weten we niets. Legendes en andere verhalen over hem zijn er genoeg. Blijkbaar heeft deze figuur erg tot de verbeelding gesproken. Wie herkent zichzelf niet in die twijfel?
22
SIMON DE ZELOOT In de evangeliën van Mattheüs en Marcus wordt Simon ‘Kananeüs’ genoemd (Mattheüs 10;4, Marcus 3; 18). Zo was ook zijn Aramese ‘bijnaam’. Lucas heeft het naar het Grieks vertaald. Kananeüs en Zeloot betekenen hetzelfde: ijveraar. Omdat God ‘ijverig’ wordt genoemd (Exodus 34;14 NBG), werd onder de Joden het ijveren voor God als een eer beschouwd. De bekeerde Joden tijdens de zendingsreizen van Paulus worden door Jakobus ‘ijveraars van de wet’ (Handelingen 21; 10 NBG) genoemd. Paulus typeert zichzelf ook als ‘een ijveraar voor God’ (Handelingen 22; 1 NBG). Zowel Jacobus als Paulus gebruiken daarvoor het woord Zeloot. Zo staat Simon uit de kring van Jezus dus ook bekend. Maar was Simon ook betrokken bij de groep Zeloten, die als politieke beweging bekend stonden door hun gewelddadig verzet tegen de Romeinse bezetter? Waarschijnlijk wel. Van de Jood Mattheüs wordt ons gemeld dat hij tollenaar was (dat waren de mensen die met de Romeinse vijand heulden) en van de Jood Simon wordt ons gemeld dat hij Zeloot was (dat waren de mensen die compleet aan de andere kant van de tollenaars stonden). Jezus heeft zijn volgelingen uit kringen gehaald, die elkaar niet bepaald opzochten. Op zich al een bijzondere daad. De groep Zeloten was door Judas de Galileër bij elkaar gebracht, als protest tegen het aanstellen van een Romeinse stadhouder in Judea. De Zeloten vonden de Farizeeën te laks. Zij zeiden te wachten op de komst van de Messias en alle menselijke inspanning zou daarbij ongewenst zijn. De Zeloten zagen dit als een teken van zwakte en ontrouw. De Farizeeën zelf verdachten Jezus zelf ook van Zelotische contacten. Zijn optreden en zijn uitspraken vond men sterk aan deze beweging verwant. De vraag aan Jezus, of een gelovige ook belastinggeld mocht betalen, was natuurlijk een strikvraag. Men 23 Kennismaken met de 12 leerlingen van Jezus
hoopte dat hij ‘nee’ zei, dan kon dat aan het Romeinse gezag doorgebrieft worden en zouden Jezus vrije dagen geteld zijn. Het blijft bijzonder dat Jezus uit die kring een leerling koos. Nergens horen we dat dit tot problemen heeft geleid. In de kerkelijke traditie heeft men in deze Simon ook nog wel een familielid van Jezus willen zien. Het zou dan om een neef gaan, die ook nog een rol in de eerste kerk (van Jeruzalem) gespeeld zou hebben. Legenden genoeg. Maar wij moeten ons er misschien gewoon tevreden mee stellen, dat we niets meer van Simon weten dan zijn naam en zijn bijnaam. Dat zegt al genoeg!
24
JAKOBUS Jakobus is met z’n broer Johannes de enige onder ‘de twaalf’ van wie ons de ouders bekend zijn. Zijn vader droeg een echt Joodse naam: Zabdai, in het Grieks Zebedeüs. Van beroep was deze man visser. De woonplaats kennen we niet, al wordt wel aangenomen dat het de vissersstad Kafar Nachum (het stadje van Nachum) geweest zal zijn. In Marcus 1:19-20 zien we Zebedeüs met z’n zonen Jakobus en Johannes aan boord van één schip en met knechten. Zoals we al eerder ontdekten (bij Johannes) heette de moeder van Jakobus Salomé en dat was een zuster van Maria. Deze jongens waren dus neven van Jezus. Uit diverse informatie in Bijbel maken geleerden op, dat het gezin goed in de slappe was zat. We nemen dat dus maar aan. Jakobus droeg ook een echt-Joodse naam: Jakob was in het Grieks Jakobus geworden. Vaker dan met z’n eigen naam, noemen de evangelisten hem samen met z’n broer: de zonen van Zebedeüs. Jezus had een bijzondere lijn met Jakobus, want hij was één van de drie die hem volgden in het huis van Jaïrus en op de Taborberg van de verheerlijking. Ook in Gethsemané is hij bij de worsteling van Jezus, maar valt samen met de anderen in slaap. Volgens Marcus 3:17 had Jezus aan Jakobus en Johannes de bijnaam Boanerges – zonen des donders – gegeven. Dat heeft Jezus wel heel goed gezien. In Lucas 9:51-56 zijn deze jongens buiten zichzelf van verontwaardiging over het feit dat de Samaritanen Jezus op zijn reis naar Jeruzalem geen onderdak hebben willen geven. Ze moeten gedacht hebben aan wat Elia overkomen is (2 Koningen 1) en vragen rood van kwaadheid: Heer, wilt U dat wij vuur uit de hemel afroepen dat hen zal verteren? Hier zijn ‘zonen des donders’ aan het woord. Volgens Marcus 10:35vv. kwamen Jakobus en Johannes Jezus vragen om een ereplek in zijn kring (ter linker- en ter rechterzijde zitten). De andere evangelisten laten dat de moeder van dit tweetal (Salomé) vragen. Die doet dat maar wat graag en onderstreept misschien het 25 Kennismaken met de 12 leerlingen van Jezus
feit dat het gezin tot een betere maatschappelijke stand gerekend kan worden en zij van mening is/zijn dat zoiets zich terugvertaald in macht/aanzien. Jezus wijst de mensen terecht. Zo gaat het in zijn kring niet. Gelukkig nemen de anderen het deze twee jongens kwalijk. Zij leggen de verantwoordelijkheid voor deze onbescheiden vraag niet neer bij hun moeder. Het is waarschijnlijk dat de evangelist Johannes (Jakobus’ broer) zijn broer in zijn evangelie noemt, zonder dat hij hem met name aanduidt. Dat doet hij wel met de andere leerlingen, niet met Jakobus die hij omschrijft als ‘een andere leerling’ (Johannes 18:15, 16). Daarmee bedoelde hij niet zichzelf, want hij omschrijft zichzelf als ‘de discipel die Jezus lief had’. In Handelingen 12:2 lezen we dat Jakobus door Herodes met het zwaard gedood werd. Daarmee is hij de eerste uit de kring van de twaalf die dit lot ondergaat. Herodes laat in die tijd meerdere volgelingen van Jezus oppakken. Waarom hij Jakobus liet doden blijft een vraag. Dat Jakobus beaamde dat hij de beker kon drinken die Jezus moest drinken wordt op een bijzondere manier realiteit in zijn leven.
26
27 Kennismaken met de 12 leerlingen van Jezus
28