Zorgverzekeraars Nederland / Kenniscentrum DBC
Kwaliteitsindicatoren ten behoeve van de zorginkoop 2006
kenniscentrum DBC september 2005
Inhoudsopgave
Inleiding en verantwoording Set aandoeningsspecifieke inkoopindicatoren Werkwijze ontwikkeling kwalteitsindicatoren Uitgangspunten Werkgroep kenniscentrum DBC
3 3 3 3 5
Inkoopindicatoren
7
Overzichtslijst inkoopindicatoren
7
segment B
Liesbreuk Incontinentie vrouw Blaastumor Diabetes Diabetes kinderen Staaroperaties Spataderen Heupen en knieën Hernia
9 11 14 16 21 23 26 29 34
segment A
Borstkanker Nierdialyse Cystic fibrosis
38 42 44
september 2005
2
Inleiding en verantwoording Set aandoeningsspecifieke inkoopindicatoren Voor u ligt de set van aandoeningsspecifieke kwaliteitsindicatoren ter facilitering van zorgverzekeraars en instellingen/ medische staven om te komen tot kwaliteitsafspraken in 2006. Het initiatief om een landelijke en uniforme set van indicatoren uit te werken houdt verband met het bestaan van het nieuwe DBC systeem en met name het onderhandelingsdeel, segment B, waarover instellingen en zorgverzekeraars vanaf 2005 voor het eerst vrije prijs- en kwaliteitsafspraken kunnen maken. Aangezien er een behoefte bestaat bij zorgverzekeraars en zorgaanbieders om in 2006 op basis van de DBC-systematiek beter geëquipeerd afspraken te kunnen maken over kwaliteit van de geleverde zorg, ic. aandoeningen, is de laatste maanden hard gewerkt om een aantal daarop aansluitende indicatoren op te leveren. Alhoewel nog niet op alle onderdelen van het geprezen AIRE-instrument getoetst, zijn ze voldoende onderbouwd om voor de korte termijn waardevol te zijn en gebruikt te kunnen worden bij de inkoop van zorg. De set is samengesteld door het kenniscentrum DBC van Zorgverzekeraars Nederland met steun van externe deskundigen, patiëntenverenigingen en uiteindelijk besproken met aangewezen experts van de betrokken wetenschappelijke verenigingen en het CBO. Dankzij deze constructieve samenwerking bestaat er een brede basis om met indicatoren het komende jaar aan de slag te gaan. Werkwijze ontwikkeling kwaliteitsindicatoren Het kenniscentrum DBC van ZN heeft allereerst met hulp van externe deskundigen op basis van wetenschappelijke richtlijnen (zowel uit binnen- als buitenland) en literatuuronderzoek zo veel mogelijk informatie over de benoemde aandoeningen verzameld. Daarnaast zijn deskundigen uit de medische wereld geraadpleegd om een toelichting te verkrijgen op de bestaande richtlijnen, wetenschappelijke publicaties en om zo goed mogelijk aan te sluiten bij de klinische praktijk. De door ZN gekozen indicatoren zijn beschreven naar analogie van de Basisset prestatieindicatoren 2004 van de Inspectie voor de Gezondheidszorg IGZ). Het format uit de rapportage van de IGZ is hierbij zo veel mogelijk gevolgd, waarbij volgens dat stramien onderstaande items per indicator zijn uitgewerkt: • • • • •
verantwoording van de keuze van de indicator de exacte vraagstelling, beschrijving benoemen van teller en noemer definiëring en typering van de indicator (structuur, proces, uitkomst) rapportage (wijze van meten, registreren en rapporteren)
Uitgangspunten De volgende uitgangspunten zijn gehanteerd bij de totstandkoming van de inkoopindicatoren: •
De selectie van gekozen indicatoren bouwt voort op het voorafgaande werk van het kenniscentrum DBC van ZN zoals beschreven in de DBC Inkoopgids 2005 (Uitgegeven door Elsevier Gezondheidszorg). Primair gaat het daarbij om inzicht in de productkwaliteit, die passend is bij de DBC-systematiek. Per aandoening zijn aldus inkoopindicatoren beschreven.
september 2005
3
•
Voor de zorgverzekeraar zijn van de zes ‘CVZ’-dimensies van kwaliteit voor het doel van ontwikkeling van aandoeningsspecifieke inkoopindicatoren effectiviteit, patiëntgerichtheid en doelmatigheid de belangrijkste. Het streven van zorgverzekeraars naar het optillen van de algehele kwaliteit van zorgverlening is aanvullende op eisen van andere stakeholders, zoals de IGZ die met name veiligheid en effectiviteit bovenaan hebben staan, terwijl NPCF, Consumentenbond en patientenverenigingen zich vooral inspannen om toegankelijkheid patiëntgerichtheid en patiëntbejegening te borgen.
•
Indien er een uitkomstindicator beschikbaar is, heeft die de voorkeur boven een structuur- of procesindicator. Er moet op eenvoudige wijze gegevens over verzameld kunnen worden en deze moeten eenduidig interpreteerbaar zijn. Enerzijds is bij de keuze van de indicatoren zo veel mogelijk aangesloten bij bestaande registraties in ziekenhuizen. Anderzijds zijn in enkele gevallen indicatoren benoemd waar alleen succesvol gebruik van gemaakt kan worden indien de bijbehorende registraties van de grond komen. Deze laatste indicatoren zijn in het leven geroepen, omdat men van mening is dat deze in de nabije toekomst noodzakelijkerwijs gerealiseerd moeten worden.
•
Er is enige overlap met de indicatoren uit de ‘basisset prestatieindicatoren’ van IGZ, indien duidelijk is dat de ‘overlap’-indicatoren waardevol zijn voor de contractering van instellingen. De ‘overlap’ indicatoren zullen door zorgverzekeraars dus vanuit een andere rol gebruikt worden dan ze door de IGZ gehanteerd worden.
•
Er is voor gekozen om voor het merendeel indicatoren voor aandoeningen uit het B segment te ontwikkelen. Daarnaast worden ook een aantal aandoeningen van het A segment meegenomen om tegemoet te komen aan een brede discussie over kwaliteit en die aldus een zekere spreiding van aandoeningen over de gehele ziekenhuiszorg dient te beslaan.
•
Er is gezorgd voor beperking van het aantal indicatoren per aandoening. Dit heeft als doel om te komen tot die indicatoren die als specifiek waardevol voor de zorginkoop gezien worden en tegelijkertijd kernachtig zijn met het doel tot de essentie van de kwaliteit van zorgverlening. Er is gestreefd, zo ver als dat mogelijk was en in overeenstemming met de wensen van zowel zorgaanbieders als zorgverzekeraars, niet meer dan vier indicatoren per aandoening te ontwikkelen.
•
In een aantal gevallen is (deelname aan) complicatieregistratie als kwaliteitsindicator gekozen. De werkgroep kenniscentrum is van mening dat daarnaast in principe alle implantaten zouden moeten worden geregistreerd, maar gezien het ontbreken van landelijke afspraken daarover, heeft het geen zin om het in de set op te nemen. Bij uitzondering is wel een complicatieregistratie voor gewrichtsprotheses bij heup- en knievervanging. In het buitenland is die van zodanig groot belang gebleken, dat invoering in Nederland niet langer kan uitblijven. De kosten zullen zich naar verwachting ruimschoots terugverdienen.
september 2005
4
Hieronder staat de lijst met aandoeningen waarvoor indicatoren zijn ontwikkeld: • • • • • • • •
liesbreuk incontinentie vrouw blaastumor diabetes (internistisch en pediatrisch) staaroperaties spataderen (chirurgisch en dermatologisch) heupen en knieën hernia (neurochirurgisch, orthopedisch en neurologisch)
• • •
borstkanker cystic fibrosis dialyse
segment B
segment A
Adviezen en voorstellen vanuit de wetenschappelijke verenigingen Alle betrokken wetenschappelijke verenigingen hebben op twee na commentaar op de indicatoren geleverd. Dit commentaar is met aangewezen experts van de verenigingen besproken en verwerkt. De Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) heeft geen commentaar willen leveren op de indicatoren voor incontinentiebehandeling. Men heeft wel aangekondigd dat er vóór het begin van 2006 indicatoren beschikbaar zullen zijn die met het kenniscentrum DBC besproken en door de beroepsgroep aanvaard zullen zijn. De indicatoren voor incontinentie zijn in de set wel gehandhaafd, voor het geval er onverhoopt geen evidence based indicatoren vóór 2006 opgeleverd worden. De Nederlandse Vereniging van Urologie (NVU) heeft geen commentaar willen leveren op de indicatoren voor blaastumor en heeft ook geen alternatieve indicatoren voorgesteld. De door het kenniscentrum DBC ontwikkelde indicatoren voor blaastumor gelden dus voor 2006, tenzij de NVU alsnog met een alternatief komt. Door het Integraal Kankercentrum Noord-Nederland (IKN) is commentaar geleverd op twee oncologische aandoeningen in de set: mammatumor en blaastumor. Dit commentaar is verwerkt in het format. Werkgroep kenniscentrum DBC Binnen het kenniscentrum DBC wordt alle informatie getoetst door een werkgroep. De groep is samengesteld uit adviserend geneeskundigen van verschillende zorgverzekeraars en enkele toehoorders. Voorzitter en medisch coördinator kenniscentrum DBC is Gerrit Salemink, adviserend geneeskundige (Achmea). Coördinator van het kenniscentrum DBC is Geert Eijsink, beleidsmedewerker bij Zorgverzekeraars Nederland. Binnen de groep adviserend geneeskundigen is specifieke expertise aanwezig op het gebied van bedrijfskunde, cardio-thoracale chirurgie, fysiotherapie, gastro-enterologie, heelkunde, huisartsgeneeskunde, interne geneeskunde, kindergeneeskunde, sociale geneeskunde en vaatchirurgie.
september 2005
5
De werkgroep bestaat verder uit: • • • • • • • • • • • • • • •
H. Bruins Slot, adviserend geneeskundige Delta Lloyd R.P. Braat, vrijgevestigd medisch adviseur, toehoorder vanuit CTG/ZAio M. van Eijkeren, toehoorder vanuit CVZ M. van Eijndhoven, adviserend geneeskundige, toehoorder vanuit CVZ I.J.M. Harms, adviserend geneeskundige Menzis Zorg en Inkomen M.H. Hemrika, adviserend geneeskundige Agis N. Huiskes, adviserend geneeskundige CZ Actief in gezondheid B.P. Geerdes, adviserend geneeskundige ZN J.T.A. te Gussinklo, adviserend geneeskundige Achmea B. Jambroes, adviserend geneeskundige VGZ-IZA G. Ligtenberg, toehoorder vanuit CVZ J.W.A. van Loenhout, toehoorder vanuit CVZ J. W. Schouten, arts ZN J.G. de Vries, arts zorginkoop VGZ-IZA A.M. Witteman, adviserend geneeskundige Univé
De werkgroep is ondersteund door de volgende externe experts: • • • •
M. Berg, hoogleraar sociaal medische wetenschappen Instituut Beleid&Management Gezondheidszorg Erasmus Universiteit Rotterdam en Partner Plexus Medical Group E.J.M. van Erp, gynaecoloog, vrijgevestigd adviseur bij de Praktijk F. Keuter, anesthaesioloog, vrijgevestigd adviseur bij Meditrina M. Stokdijk, senior adviseur Plexus Medical Group
september 2005
6
Inkoopindicatoren Overzichtslijst van aandoeningsspecifieke inkoopindicatoren voor 2006 (in deze lijst worden de indicatoren alleen vermeld, de beschrijvingen volgen hierna)
Hernia inguinalis/Liesbreuk 1. gebruik van kunststof matjes bij volwassenen, open techniek en endoscopisch 2. aantal dagbehandelingen bij volwassenen
Incontinentie vrouw 1. 2. 3. 4.
gebruik van gestandaardiseerde vragenlijst aantal geopereerde patiënten met voorafgaande conservatieve behandeling urodynamisch onderzoek voorafgaande aan operatie gebruik van semi-kwantitatief meetsysteem bij prolapspatiënten (POP-Q)
Blaastumor 1. gestructureerde bespreking in een multidisciplinair team preoperatief 2. bewijs dat patiënten met spierinvasieve (recidief)blaascarcinomen zijn voorgelicht over alle radicale behandelmogelijkheden 3. aantal radicale cystectomieën per jaar
Diabetes 1. 2. 3. 4.
geïntegreerde diabeteszorg (conform IGZ) gemiddelde HbA1c-waarde bij type I en II (conform IGZ) tweejarige oogheelkundige controle (conform IGZ) cholesterol en gewicht bij diabetespatiënten
Diabetes kinderen 1. 2. 3. 4.
aantal kinderen met klinische opnames (> 24 uur) toegankelijkheid van het diabetesteam ingevuld EPD en zorgpas HbA1c-waarde bij kinderen in behandeling
Cataract/Staaroperaties 1. 2. 3. 4.
aantal microchirurgische operaties per jaar per oogheelkundige maatschap/vakgroep complicatieregistratie bij cataractoperaties (conform IGz) complicaties bij cataractoperaties aantal heroperaties <30 dagen na cataractoperaties (na te gaan door de verzekeraar)
september 2005
7
Varices/Spataderen 1. 2. 3. 4.
CEAP-classificatie hanteren Duplexonderzoek standaard voor operatie indicatie (na afwijkend Doppler-onderzoek) Duplexonderzoek preoperatief voor localisatie van te behandelen plekken Aantal enkelzijdige operaties in dagbehandeling
Heupen en knieën 1. 2. 3. 4.
Beschikbaarheid geprotocolleerd intake/ontslagtraject Deelname aan implantaatregistratie Deelname aan complicatieregistratie, aantal postoperatieve wondinfecties dat tot heroperatie leidt. Percentage heroperaties per jaar (na te gaan door de verzekeraar)
Hernia/Lumbosacraal radiculair syndroom, HNP 1. Percentage patiënten met LRS in behandeling bij de neuroloog bij wie een operatie-indicatie wordt gesteld 2. Aantal dagen tussen het stellen van de operatie-indicatie en de operatie: mediaan en spreiding 3. Aantal dagen tussen aanvraag en uitvoering van een MRI scan: mediaan en spreiding 4. Implementatie Roland schaal voor effectregistratie 5. Aantal heroperaties binnen 30 dagen na een HNP-operatie (na te gaan door de verzekeraar)
Mammacarcinoom/Borstkanker 1. 2. 3. 4.
aantal patiënten preoperatief besproken in multidisciplinair overleg aantal operaties per nieuw gediagnosticeerd mammacarcinoom aantal mastecomieën van het totaal aantal nieuw gediagnosticeerde mammacarcinomen Aanwezigheid van structuur/organisatie om schildwachtklier-procedure bij T1-2 NO-1 te kunnen aanbieden en uitvoeren. 5. Aantal patiënten geopereerd binnen vier weken na diagnose
Nierdialyse 1. Instelling is HKZ of sectorspecifiek NIAZ-gecertificeerd of is dit binnen 1,5 jaar 2. Enkele elementen uit het kwaliteitssysteem van het Hans Mak Instituut.
Cystic fibrosis/Taaislijmziekte 1. 2. 3. 4.
Minimale voorwaarden voor een CF-centrum Longfunctie (FEV1) percentage van voorspeld Voedingstoestand Tenminste 80% van de routinecontroles volgens Europese consensus
september 2005
8
Hernia inguinalis/ Liesbreuk 1. Gebruik van kunststof matjes bij volwassenen, open techniek en endoscopisch Waarom Kwaliteitsindicator
De voordelen van het gebruik van matjes bij liesbreukoperaties bij volwassenen zijn vele malen bewezen in grote onderzoeken, reviews en prospectieve trials. Ze leidt tot minder postoperatieve klachten en minder recidieven.
Beschrijving
Het percentage van de patiënten geopereerd met Mesh-techniek.
Teller
Aantal patiënten voor liesbreukoperatie met Mesh van 1 januari tot en met 31 december.
Noemer
Totaal aantal patiënten voor liesbreukoperatie van 1 januari tot en met 31 december.
Exclusie
Kinderen
Type indicator
Procesindicator
Rapportage
Percentage operaties met Mesh-techniek van 1 januari t/m 31 december: A: totaal aantal operaties: B: aantal met Mesh techniek Percentage: B/A*100% =
Toelichting
De voor- en nadelen van open Mesh-technieken tegenover endoscopische Meshtechnieken worden buiten beschouwing gelaten.
Literatuur
EBRO-richtlijn Orde en Vereniging van Heelkunde Clinical Evidence BMJ McCormack et al., EU Hernia Trialist Collaboration, Lapscopic vs open techniques for hernia repair, 2003 NHS NICE
2. Aantal dagbehandelingen bij volwassenen Waarom Kwaliteitsindicator
In de meeste landen is het percentage operaties in dagbehandeling gestegen door de komst van de nieuwe technieken. In 2004 lag het percentage in Nederland rond de 50%.
Beschrijving
Het percentage operaties in dagbehandeling
Teller
Aantal liesbreukoperaties in dagbehandeling van 1 januari tot en met 31 december
Noemer
Totaal aantal liesbreukoperaties van 1 januari tot en met 31 december
Exclusie
Kinderen
Type indicator
Procesindicator
Rapportage
Percentage operaties in dagbehandeling: A: totaal aantal operaties B: aantal operaties in dagbehandeling Percentage B/A*100% =
september 2005
9
Toelichting
Literatuur
Dagbehandeling is in Nederland gedefinieerd als een behandeling waarvoor niet in het ziekenhuis overnacht wordt. In het buitenland gaat het veelal om behandelingen die binnen 24 uur worden afgehandeld. Alle technieken komen in aanmerking voor dagbehandeling EBRO richtlijn Nederlandse Vereniging voor Heelkunde Prismant: Landelijke Medische Registratie (LMR) Ziekenhuisstatistieken Mokete et al., Evolution of an inguinal hernia surgery practice, 2001
september 2005
10
Incontinentie vrouw 1. Gebruik van gestandaardiseerde vragenlijst Waarom Kwaliteitsindicator
Momenteel is de anamnese vaak onvolledig en subjectief (NVOG richtlijn). Een gestandaardiseerde vragenlijst maakt de anamnese compleet en maakt vergelijkingen in het kader van wetenschappelijk onderzoek mogelijk. De NVOG richtlijn adviseert daarom om de anamnese aan te vullen met een klinische vragenlijst die als meet- of diagnostisch classificatie-instrument kan worden gebruikt. Achterin de richtlijn van de NVOG is een klinische vragenlijst opgenomen
Beschrijving
Volgt u de NVOG-richtlijn op het punt van de gestandaardiseerde intake-vragenlijst bij verwijzing voor incontinentieklachten ?
Teller
Aantal patiënten verwezen voor incontinentie met bij intake gebruikte gestandaardiseerde vragenlijst van 1 januari tot en met 31 december
Noemer
Totaal aantal patiënten verwezen voor incontinentie van 1 januari tot en met 31 december
Exclusie Type indicator
Procesindicator
Rapportage
A: Totaal aantal patiënten verwezen B: Aantal gestructureerde intake Percentage B/A*100%=
Toelichting
Streven is100% van de patiënten met verwijzing voor incontinentieklachten.
Literatuur:
Richtlijn Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie, 2004 Richtlijn Nederlandse vereniging voor Urologie (Uroweb), 2003 Nederlandse Huisartsen Genootschap, NHG-Standaard Publicaties Lagro-Jansen 1991, 1996 Van der Vaart, NTvG, 2000 Jarvis, Urogynaecology audit: Clinical Urogynaecology, 2000 Viktrup et al., The handling of urinary incontinence in Danish general practices, BMC Richtlijn International Continence Society Scottish international Guidelines Network: no. 79: Management of urinary incontinence in primary care
2. Aantal geopereerde patiënten met voorafgaande conservatieve behandeling Waarom Kwaliteitsindicator
Bij stressincontinentie worden in eerste instantie conservatieve behandelingen aanbevolen in alle richtlijnen. Chirurgische technieken kunnen hierdoor vermeden of uitgesteld worden. Bekkenbodemtraining is de primaire behandeling.
Beschrijving
Bij hoeveel voor stressincontinentie geopereerde vrouwen is bekkenbodemtraining voorafgegaan?
Teller
Aantal voor incontinentie geopereerde patiënten met voorafgaande bekkenbodemtraining van 1 januari t/m 31 december
Noemer
Totaal aantal voor incontinentie geopereerde patiënten van 1 januari t/m 31 december
Exclusie
Patiënten met urge-incontinentie
september 2005
11
Type indicator
Procesindicator
Rapportage
A: Totaal aantal patiënten geopereerd B: Aantal met conservatieve behandeling vooraf Percentage is B/A*100%=
Toelichting
Streven is 100%
Literatuur:
Richtlijn Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie, 2004 Richtlijn Nederlandse vereniging voor Urologie (Uroweb), 2003 Richtlijn Koninklijk Nederlands Genootschap Fysiotherapie (KNGF), 1998 Nederlandse Huisartsen Genootschap, NHG-Standaard Evidence summary of Cochrane and DARE reviews Berghmans et al., Conservative treatment for women with stress incontinence and bladder overactivity. Proefschrift 2000 Maastricht Clinical Evidence, IDevd00414: conservative treatment of stress incontinent women, 2005.
3. Urodynamisch onderzoek voorafgaande aan de operatie Waarom Kwaliteitsindicator
Bij de behandeling van incontinentie zijn verschillende specialismen betrokken: gyneacologen, urologen, fysiotherapeuten etc. Diverse behandelstrategieën kunnen worden uitgevoerd. Bij besluit te opereren hoort een UDO om de operatiesoort en techniek te bepalen.
Beschrijving
Wordt bij alle patiënten die voor operatie in aanmerking komen een UDO verricht?
Teller
Aantal patiënten voor incontinentie OK met preoperatief UDO van 1 januari t/m 31 december
Noemer
Totaal aantal patiënten voor incontinentie OK van 1 januari t/m 31 december
Exclusie Type indicator
Procesindicator
Rapportage
A: Totaal aantal geopereerde patiënten B: Aantal met preoperatief UDO Percentage is B/A*100% =
Toelichting
Naar schatting wordt bij 90% van de patiënten die voor operatie in aanmerking komen een UDO uitgevoerd. Bij patiënten met pure stressincontinentie is een UDO wellicht niet noodzakelijk.
Literatuur:
Richtlijn Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie, 2004 Richtlijn Nederlandse vereniging voor Urologie (Uroweb), 2003 Royal College of Obs. and Gynaecology: Guideline 35, 2003 Surgical Treatment of urodynamic stress incontinence NICE
september 2005
12
4. Gebruik van semi-kwantitatief meetsysteem voor prolapspatiënten Waarom Kwaliteitsindicator
Het symptoom urine incontinentie komt veel voor bij patiënten met prolapsverschijnselen. Operatieindicaties en de te gebruiken techniek, zowel voor incontinentie als voor prolapsproblematiek, hangen af van de ernst van de prolaps. Aanbevolen wordt om te classificeren volgens het internationale POP-Q systeem.
Beschrijving
Documenteert u systematisch bij patiënten met incontinentieklachten de mate van prolaps volgens het POP-Q systeem?
Teller
Aantal patiënten met incontinentieklachten, gedocumenteerd volgens het POP-Q systeem van 1 januari t/m 31 december
Noemer
Alle behandelde patiënten met incontinentieklachten van 1 januari t/m 31 december
Exclusie Type indicator
Procesindicator
Rapportage
A: alle behandelde patiënten B: patiënten gedocumenteerd volgens POP-Q Percentage is B/A*100% =
Toelichting Literatuur
Bump, Mattiasson, The standardisation of Terminology of female pelvic organ prolapse and pelvic floor dysfunction, 1996 Thakar, Stanton, Management of genital prolapse:clinical review, BMJ 2002 Muir, Barber, Adoption of the pelvic organ prolapse quantification system in peer review literature, Cleveland clinic foundation, 2003
september 2005
13
Blaastumor 1. Gestructureerde bespreking in een multidisciplinair team voorafgaande aan cystectomie Waarom Kwaliteitsindicator
Protollen voor behandeling en follow-up van hoog-risico oppervlakkige tumoren en spierinvasieve en recidief blaaskanker horen te worden afgestemd in een MDT waarin een radiotherapeut, oncoloog, patholoog, radioloog en uroloog met ervaring in cystectomie en urinedeviaties zitting hebben. Tevens is dit het gremium om behandeling van individuele patiënten vast te stellen.en te bespreken met de patiënt.
Beschrijving
Is er een gestructureerde multidisciplinaire preoperatieve bespreking van patiënten met genoemde typen blaastumoren
Teller
Aantal patiënten met een hoogrisico oppervlakkige blaastumor of spierinvasief/recidief blaascarcinoom dat preoperatief gestructureerd multidisciplinair wordt besproken van 1 januari tot en met 31 december
Noemer
Totaal aantal patiënten met een dergelijke blaastumor dat is behandeld van 1 januari tot 31 december
Exclusie Type indicator
Structuur
Rapportage
A: Aantal patiënten behandeld: B: Aantal patiënten preoperatief multidisciplinair besproken: Percentage B/A*100%=
Toelichting
Patiënten krijgen zo een meer effectieve behandeling, waardoor overleving en kwaliteit van leven verbeteren.
Literatuur:
Richtlijnen NVU/EAU NICE recommendations Balddercancer NICE evidence research: systematic reviews: MDT’s and Cancernetworks Improving outcomes in Urological cancer NICE 2002 Expert Review of Anticancer Therapy,2002,said Husain,.James NHS, Cancercare in England and Wales, 2001 Cancer Network: Cancerstandards, 2005 UK
2. Bewijs dat patiënten met spierinvasieve en recidief blaascarcinomen zijn voorgelicht over alle radicale behandelmogelijkheden Waarom Kwaliteitsindicator
De behandeling van spierinvasieve en/of recidiverende blaastumoren heeft consequenties voor de kwaliteit van leven van de patiënt. Er is een grote comorbiditeit en er bestaan risico’s: mortaliteit van de cystectomie of bestraling, systemische verschijnselen bij blaasinstillaties, de urinedeviatie etc.
Beschrijving
Hoe worden patiënten geïnformeerd over behandelmogelijkheden en betrokken bij de beslissing over de behandeling. Welke behandelmogelijkheden worden geboden.
Teller
september 2005
14
Noemer Exclusie Type indicator
Procesindicator
Rapportage
Beschrijving van de wijze waarop de patiënten worden geïnformeerd en beschrijving van de behandelmogelijkheden die kunnen worden geboden.
Toelichting
Participatie van de patiënt bij behandelkeuzes en realistische voorlichting vergroten de objectieve en subjectieve kwaliteit van leven tijdens en na de behandeling.
Literatuur:
Richtlijnen Urologie (UROweb) Eur Association of Urology, maart 2004 Recommendations for QoL in Bladder Cancer:referenties 1 tm 21 p. 22/23, referenties 1 tm 3 p.13 National Comprehensive Cancer Network USA, Treatment Guidelines of Bladder Cancer for Patients:Making Decisions about Bladder Cancer Treatment, 2003 Department of Health UK/Wales, Cancer Standards, Introduction to Urological Cancer Services, 2004 NICE 2002, Improving outcomes in Urological Cancer,Manual. NICE recommendations Bladdercancer 2002, p. 86 tm 88, 92, 93 NICE evidence research Bladdercancer 2002 Borden, Clark, Hall, Current Opinion Oncology Bladdercancer, p. 275- 280, may 2005
3. Aantal cystectomieën per jaar Waarom Kwaliteitsindicator
De gepubliceerde mortaliteit van de radicale cystectomie is de laatste jaren gedaald naar 1,5-3,5 %. Comorbiditeit, tumorstadium (niet de leeftijd) en de ervaring van de chirurg /team zijn bepalend voor de uitkomsten. Cystectomie-operaties zijn gecompliceerde ingrepen ,die moeten worden uitgevoerd door chirurgen en teams met expertise in dit soort chirurgie, conform eisen bij andere gecompliceerde oncologische radicaaloperaties.
Beschrijving
Aantal cystectomieën dat per jaar wordt uitgevoerd
Teller Noemer Exclusie Type indicator
Uitkomst/structuur
Rapportage
Aantal cystectomieën tussen 1 januari en 31 december, totaal van de maatschap en spreiding.
Toelichting
Gestreefd moet worden naar registratie van peri-operatieve mortaliteit.
Literatuur
september 2005
Recommendations and Research Evidence Bladdercancer NICE,Clinical Institute of Excellence Radical Surgery, topic 1:The Urological Cancer Network and MDTs Journal of Clinical Oncology, vol 22, no 14, 2004 Paul Lange,Daniel Lin, Editorial:Does the Who and How of Surgery in Bladder Cancer Matter? Birkmeyer, Stukel, Siewers et al., The New England J o M, 2003, 349, 2117-2127, Surgeon Volume and Operative Mortality in the US Guidelines Europese en Nederlandse Urologen Verenigingen, EAU, hoofdstuk7, cystectomy p. 9-14. Gschwend et al., Controversies in Uro-Oncology 2002 Outcome of Patients undergoing radical cystectomy for invasive bladdercancer Stein JP, J of Urol 2003,:editorial, Contemporary Concepts of Rad Cystect and the treatment of Bladder Cancer, Stein,Lieskovsky,Cote et al., J Clin Oncology, 2001;19, Radical Cystectomy in the Treatment of invasive Bladder Cancer Hollenbeck,Miller,Taub et al., Urology, 2004;64, Aggressive treatment of Bladder Cancer is associated with improved overall Survival among Patients 80 years or older
15
Diabetes 1. Geïntegreerde diabeteszorg (overgenomen van: IGZ/NFU/NVZ/OMS)1,2 Waarom kwaliteitsindicator
Diabetes Mellitus is een stofwisselingsziekte waarbij een relatief of absoluut tekort aan het hormoon insuline bestaat. Door de aard van de complicaties, welke ten gevolge van de ziekte optreden is een goede afstemming tussen de verschillende zorgverleners / zorginstellingen, tussen eerste – en tweede lijn, van groot belang. Het ziekenhuis is niet als enige verantwoordelijk voor de kwaliteit van diabeteszorg. Wel draagt het ziekenhuis een grote verantwoordelijkheid voor het realiseren van een optimale afstemming tussen de verschillende organisaties en zorgverleners. Er is sprake van geïntegreerde diabeteszorg als er duidelijke werkafspraken en taakomschrijvingen zijn voor de betrokken instellingen en hulpverleners bij diabeteszorg en er een casemanager of coördinator voor de patiënt is aangewezen. Hierbij is het wenselijk dat er één regionale (elektronische) registratie bestaat, die toegankelijk is voor alle hulpverleners en op alle locaties (zie schema toelichting).
Vraagstelling
Is er in uw ziekenhuis sprake van geïntegreerde diabeteszorg?
Type indicator
Structuurindicator - ziektespecifiek
Rapportage
- Er is sprake van geïntegreerde diabeteszorg: Ja / Nee* Indien ja: hoe hebt u dit vorm gegeven?: - Zijn er afspraken over de samenwerking tussen interne geneeskunde, neurologie, oogheelkunde en chirurgie Ja / Nee* - Zijn er werkafspraken tussen betrokken instellingen en hulpverleners uit de 1e en 2e lijn Ja / Nee* - Is er een casemanager/ coördinator/ diabetesverpleegkundige voor patiënt Ja / Nee* - Is er één regionale (transmurale) registratie Ja / Nee* - Is er toegang tot deze registratie voor alle betrokken hulpverleners op alle locaties? Ja / Nee* - Andere kenmerken die in uw ziekenhuis van belang zijn:
Toelichting
Inkopers kunnen niet afwijken van de wijze waarop IGZ deze indicator opvraagt om verwarring te voorkomen. Het is echter van bijzonder belang voor de implementatie van landelijke ICT-kwaliteitsparameters dat het registratiesysteem bestaat uit een EPD en/of zorgpas.
* doorhalen wat niet van toepassing is
1
https://webcollect.rivm.nl/deverbetermeter/ Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO: Ontwikkeling van indicatoren op basis van evidence-based richtlijnen. Met beschrijvingen van drie klinische praktijkprojecten en een huisartsgeneeskundig praktijkproject. 2002 ISBN 90-7690662-9 2
september 2005
16
2. Gemiddelde HbA1C-waarde bij diabetes type I en II (IGZ/NFU/NVZ/OMS)3 Waarom kwaliteitsindicator
De kans op ernstige complicaties zoals hart- en vaatziekten, retinopathi4e, neuropathie en nefropathie vermindert door een juiste instelling van de bloedglucosewaarde. De HbA1c waarde is hierbij als maat te gebruiken.
Vraagstelling
Wat is de gemiddelde HbA1c waarde bij patiënten met diabetes type I en type II voor de periode van 1 januari tot en met 31 december?
Teller a.
Som van alle HbA1c waardes van patiënten met diabetes type I van 1 januari tot en met 31 december.
Teller b.
Som van alle HbA1c waardes van patiënten met diabetes type II van 1 januari tot en met 31 december.
Noemer a.
1) Aantal HbA1c bepalingen bij patiënten met diabetes type I van 1 januari tot en met 31 december. 2) Aantal patiënten met diabetes type I bij wie HbA1c bepaling(en) zijn verricht van 1 januari tot en met 31 december.
Noemer b.
1) Totaal aantal HbA1c bepalingen bij patiënten met diabetes type II van 1 januari tot en met 31 december. 2) Aantal patiënten met diabetes type II bij wie HbA1c bepaling(en) zijn verricht van 1 januari tot en met 31 december.
Exclusie
Zwangeren
Type indicator
Procesindicator, Diabeteszorg
3
https://webcollect.rivm.nl/deverbetermeter/ UKPDS, s.g., Intensive blood-glucose control with sulphonylureas or insulin compared with conventional treatment and risk of complications in patients with type 2 diabetes (UKPDS 33). UK Prospective Diabetes Study (UKPDS) Group. Lancet, 1998. 352(9131): p. 837-53. 4
september 2005
17
Rapportage
Als uw ziekenhuis verschillende locaties/vestigingen heeft waar patiënten met diabetes worden behandeld, is het van belang dat u van alle locaties/vestigingen apart gegevens rapporteert. Diabetes type I Teller a som HbA1c bij type I : … Noemer a1 aantal bepalingen HbA1c bij type I : … Noemer a2 aantal patiënten met type I : … Gem. aantal HbA1c metingen per patiënt per jaar : … Gemiddelde HbA1c : … Diabetes type II Teller b som HbA1c bij type II : … Noemer b1 aantal bepalingen HbA1c bij type II : … Noemer b 2 aantal patiënten met type II : … Gem. aantal HbA1c metingen per patiënt per jaar : … Gemiddelde HbA1c : … Laboratoriumreferentie (normaalwaarde die uw laboratorium hanteert): … Welke databron(nen) heeft u gebruikt?: ZIS landelijk registratiesysteem n.l.: Eigen registratiesysteem n.l.:
3. Tweejaarlijkse oogheelkundige controle bij diabetes (IGZ/NFU/NVZ,OMS)3 Waarom kwaliteitsindicator
Retinopathie is een complicatie die bij diabetes kan optreden en die uiteindelijk tot blindheid leidt. Blindheid kan voorkomen worden door regelmatige screening en tijdig behandeling van geconstateerde afwijkingen. Het regelmatig verrichten van oogheelkundig onderzoek is daarom een basiselement van goede diabeteszorg. Er wordt uitgegaan van een jaarlijkse screening. De exacte frequentie is afhankelijk van verschillende factoren. Indien de diabeteszorg goed is georganiseerd is de hier gevraagde informatie bekend.
Vraagstelling
Wat is het percentage van de bij de internist bekende patiënten met diabetes die in de periode van 1 januari tot en met 31 december een fundusscopie of fundusfotografie hebben ondergaan?
Teller
Aantal bij de internist bekende patiënten met diabetes, dat in de periode van 1 januari tot en met 31 december een fundusscopie of fundusfotografie hebben ondergaan.
Noemer
Aantal bij de internist bekende patiënten met diabetes in de periode van 1 januari tot en met 31 december.
Exclusie
Patiënten jonger dan 16 jaar.
Type indicator
Procesindicator, Diabeteszorg
Rapportage
Als uw ziekenhuis verschillende locaties/vestigingen heeft waar patiënten met
september 2005
18
diabetes worden behandeld, is het van belang dat u van alle locaties/vestigingen apart gegevens rapporteert. Teller aantal diabetespatiënten met fundusscopie of fundusfotografie … Noemer totaal aantal bij de internist bekende diabetespatiënten : … Percentage :… Welke databron(nen) heeft u gebruikt?: ZIS landelijk registratiesysteem n.l.: Eigen registratiesysteem n.l.:
4. Cholesterol en gewicht bij diabetespatiënten Waarom kwaliteitsindicator
Alleen al het verbeteren van de bloedsuikercontrole en het behandelen van hypertensie scheelt € 160 miljoen per jaar aan uitgaven5. De NDF/CBO-richtlijn6 stelt dat er behandeld moet worden bij een diastolische bloeddruk van meer dan 90 mmHg, en meer dan systolisch 140 mmHg bij patiënten < 60 jaar, of bij meer dan systolisch 160 mmHg bij patiënten ≥ 60 jaar 7. De behandeling van risicofactoren als hyperlipidemie en hypertensie valt binnen de diabetes DBC.8 Cholesterol is een belangrijke marker9 en de behandeling van een te hoog cholesterol (≥ 6.5 mmol/l) is onderdeel van de zorgstandaard van de NDF. Voor beide bovenstaande indicatoren bestaat een benchmark voor het interpreteren van de eigen indicator10. Overgewicht is de meest diabetogene factor van de leefstijlfactoren. Het belang van gewichtsverlies en beweging is groot en kan medicamenteuze behandeling voorkomen, uitstellen of vereenvoudigen. De hieronder genoemde indicatoren worden ook gebruikt bij de evaluatie van eerstelijns diabeteszorg11
Beschrijving
Registratie van cholesterolgehalte en gewicht bij diabetesbehandeling
5
RIVM rapport: “De kosteneffectiviteit van preventie” (uitgave 260601001 / 2003). RIVM rapport: “Effecten van preventie van diabetes op complicaties en kosten, een eerste schatting” (2003) 6 Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO: Ontwikkeling van indicatoren op basis van evidence-based richtlijnen. Met beschrijvingen van drie klinische praktijkprojecten en een huisartsgeneeskundig praktijkproject. 2002 ISBN 90-76906-62-9 7 NDF, Zorgstandaard voor Goede Diabeteszorg: Een eerste voorwaarde voor een nieuw financieringsmodel. 2003, Nederlandse Diabetes Federatie: Amersfoort. http://www.diabetesfederatie.nl/ 8 http://www.dbconderhoud.nl/actueel/index 9 http://www.hartstichting.nl/Go/HartStichting/pub_hart_bestel_info_main.asp?rID=350&mID=5636 10 DiabCare database. Uit: CBO: Ontwikkeling van indicatoren op basis van evidence-based richtlijnen. 2002 ISBN 90-76906-62-9 11 Diabeteszorg Beter, VWS, juni 2005
september 2005
19
Rapportage a
Aantal patiënten met met een afwijkend lipidenspectrum (minstens één van de volgende waarden afwijkend van de volgende normaalwaarden): totaal cholesterol < 5,0 mmol/l LDL cholesterol < 2,6 mmol/l HDL cholesterol > 1,0 mmol/l trigliceriden < 3,0 mmol/l Aantal patiënten waarbij het lipidenspectrum tenminste eenmaal is gemeten in het afgelopen kalenderjaar Totaal aantal behandelde diabetespatiënten (Voor deze bepaling dient het gemiddelde van alle bepalingen uit een kalenderjaar te worden genomen)
Exclusie
Patiënten met een vastgestelde specifieke oorzaak voor hypercholesterolemie naast Diabetes Mellitus als 2e diagnose
Rapportage b
Aantal patiënten met een Body Mass Index ( BMI) <25 kg/cm2 Aantal patiënten met een Body Mass Index ( BMI) >25<30 kg/cm2 Aantal patiënten met een Body Mass Index ( BMI) >30 kg/cm2 Totaal aantal behandelde diabetespatiënten Voor deze beoordeling kan de laagst gemeten BMI-waarde van het afgelopen jaar worden genomen.
Type indicator
Uitkomstindicator, samenstelling populatie
Opmerking
De resultaten dienen te worden beoordeeld aan de hand van het percentage patiënten dat in de tweede lijn wordt behandeld.
september 2005
20
Diabetes kinderen 1. Aantal kinderen met klinische opnames (≥ 24 uur) Waarom kwaliteitsindicator
Het percentage (dag)opnames is een goede indicatie voor de kwaliteit van de geleverde zorg. Indicatie voor opname is een ontregeling met (dreigende) ketoacidose. Voor tieners lijken de streefwaarden van de NDF zorgstandaard niet altijd haalbaar12.
Beschrijving
Percentage kinderen met klinische opnames (≥ 24 uur)
Teller a
Aantal patiënten met tenminste 1 klinische opname in het kalenderjaar
Noemer a
Totaal aantal patiënten onder behandeling voor DM in het kalenderjaar
Exclusie
Meerdere opnames per patiënt binnen 1 jaar tellen niet mee. De opnames dienen wel verband te houden met de Diabetes Melltitus zelf (instellen of wegens ontregeling, of wegens aantonen/uitsluiten veelvoorkomende comorbiditeit).
Type indicator
Uitkomstindicator
Rapportage
Totaal aantal patiënten (in kalenderjaar): …. (noemer a) Aantal patiënten met ≥1 klinische opname (in kalenderjaar): … (teller a) Percentage kinderen met klinische opnames (≥ 24 uur) (teller a / noemer a)x100: ….%
Toelichting
Dit kan als een uitkomstindicator worden beschouwd, omdat het voor kinderen zeker belangrijk is om zo min mogelijk in een ziekenhuis te worden opgenomen. Het zal ook zeker het streven van het behandelteam zelf zijn. Dit is een indicator om een eerste beeld te krijgen van de zorg rondom kinderen met diabetes. Op basis van de verkregen inzichten zal de indicator worden aangepast.
2. Toegankelijkheid van het diabetesteam rechtstreeks voor de patiënt Waarom kwaliteitsindicator
Voor consultatie dient het diabetes-team 24-uurs beschikbaarheid van een diabetesverpleegkundige en kinderarts rechtstreeks voor de patiënt te realiseren13
Beschrijving
24-uurs rechtstreekse toegankelijkheid kinder-diabetes-verpleegkundige (KDVK) en/of kinderarts (per telefoon)
Exclusie
Nvt
Type indicator
Structuur indicator
Rapportage
Is de kinder-diabetes-verpleegkundige (KDVK) en/of kinderarts gedurende 24 uur rechtstreeks toegankelijk (per telefoon en e-mail)? Ja/Nee
Toelichting
24-uurs beschikbaarheid: rechtstreekse telefonische bereikbaarheid
12 13
Richtlijn voor de behandeling van kinderen en tieners met diabetes, NDF/ISPAD/IDF, 2003.(www.diabetesfederatie.nl) Richtlijn voor de behandeling van kinderen en tieners met diabetes, NDF/ISPAD/IDF, 2003.(www.diabetesfederatie.nl)
september 2005
21
3. Gebruik Electronisch Patiëten Dossier (EPD) en/of Zorgpas Waarom kwaliteitsindicator
Betrouwbare up to date informatie is van groot belang bij kinderdiabetes, een chronische ziekte met kans op acute exacerbaties. Een integraal gebruikt EPD en/of Zorgpas zorgt ervoor dat behandelaars geen overbodige diagnostiek verrichten en de behandeling optimaal kunnen afstemmen
Beschrijving
Aanwezigheid en gebruik EPD en/of Zorgpas
Soort indicator
Structuurindicator
Rapportage
Gebruiken de behandelaars van kinderdiabetes een EPDen/of Zorgpas om alle diagnostiek en behandeling vast te leggen en met elkaar te communiceren? Ja/Nee Hebben alle behandelaars toegang tot het EPD/Zorgpas? Ja/Nee
Toelichting
Deze indicator is opgenomen met als doel de landelijke implementatie van ICTkwaliteitsparameters te stimuleren
4. HbA1c-waarde bij kinderen in behandeling voor diabetes Waarom kwaliteitsindicator
Het is van belang om naast structuur- en procesindicatoren ook de uitkomst van zorg te meten. Dit kan het beste aan de hand van het HbA1c-waarde.
Beschrijving
Het aantal kinderen die in behandeling zijn bij het centrum met een HbA1cpercentage hoger dan 10%(DCCT gecalibreerd)
Teller
Aantal kinderen en jongeren met diabetes waarbij het HbA1c percentage (tijdens de laatste meting in het jaar) hoger is dan 10%
Noemer
Totaal aantal kinderen en jongeren met diabetes in behandeling
Soort indicator
Uitkomstindicator
Rapportage
A: aantal kinderen met een HbA1c percentage hoger dan 10% bij de laatst uitgevoerde meting in het jaar B: totaal aantal kinderen in behandeling van 1 januari t/m 31 december A/B* 100%
Toelichting
De NDF heeft een groot aantal parameters in de zorgstandaard opgenomen, waaruit deze als meest directe uitkomstindicator is gekozen.
september 2005
22
Cataract / Staaroperatie 1. Aantal microchirurgische operaties per jaar per oogheelkundige maatschap/vakgroep Waarom kwaliteitsindicator
Het voorkomen van complicaties bij cataract hangt samen met de microchirurgische vaardigheden van de oogarts. Het aantal microchirurgische operaties per jaar welke de oogarts verricht is daarbij mogelijk van belang.
Beschrijving
Het totaal aantal microchirurgische ingrepen van de oogheelkundige maatschap/vakgroep per jaar en de spreiding daar binnen
Type indicator
Structuur indicator
Rapportage
Totaal aantal microchirurgische ingrepen Totaal aantal microchirurgische ingrepen verricht door de oogartsen in de oogheelkundige maatschap/vakgroep tussen 1 januari en 31 december. Spreiding (minimum – maximum) Laagste aantal microchirurgische ingrepen door één oogarts in de oogheelkundige maatschap/vakgroep: Hoogste aantal microchirurgische ingrepen door één oogarts in de oogheelkundige maatschap/vakgroep
Literatuur:
Prismant, Utrecht. http@//www.prismant.nl Klaver CCW, Wolfs RCW, Vingerling JR, Hofman A, de Jong PTVM. Age-specific prevalence and causes of blindness and visual impairment in an older population. Arch Ophthalmol 1998;116:653-658. Lundström M, Barry P, Leite E, Seward H, Stenevi U. 1998 European Cataract Outcom Study. J Cataract Refract Surg 2001; 27:1176-1184.
2. Complicatieregistratie bij cataractoperatie (overgenomen van IGZ/NFU/NVZ/OMS) Waarom kwaliteitsindicator
Bij cataract is er sprake van een geleidelijke vertroebeling van de lens met als gevolg een daling van de gezichtsscherpte die uiteindelijk tot blindheid kan leiden. Cataract kan chirurgisch goed behandeld worden. Jaarlijks worden er in Nederland ongeveer 80.000 tot 90.000 operaties uitgevoerd. Een cataract operatie kan echter gepaard gaan met ernstige complicaties zoals infecties, het loslaten van de retina, intraoculaire dislocaties en bloedingen. De registratie en de analyse van complicaties kan de kwaliteit van de cataract chirurgie verbeteren.
Beschrijving
Houdt u bij cataractoperaties een complicatieregistraties bij.
Type indicator
Structuurindicator, ziektespecifiek
Rapportage
Als uw ziekenhuis verschillende locaties/vestigingen heeft waar patiënten met cataract worden behandeld, is het van belang dat u van alle locaties/vestigingen apart gegevens registreert. Complicatieregistratie: Ja / Nee* Wat voor registratiesysteem gebruikt u: ………
Toelichting
Wereldwijd worden blindheid en visuele beperkingen voor ongeveer 50% door de oogaandoening cataract veroorzaakt. In 2000 werd het aantal personen in
september 2005
23
Nederland met cataract op 297.100 geschat. Per jaar komen hier ongeveer nog 59.200 nieuwe gevallen bij. Tussen 1971 en 2000 is het aantal personen met cataract sterk gestegen. Op basis van demografische ontwikkelingen is het de verwachting dat het aantal personen met gezichtsvermogen- of visusstoornissen tussen 2000 en 2020 zal stijgen. Bij cataract is er sprake van een geleidelijke vertroebeling van de lens met als gevolg een daling van de gezichtsscherpte die zonder behandeling uiteindelijk tot blindheid kan leiden. Afhankelijk van de vorm van slechtziendheid en het stadium van de ziekte zal de kwaliteit van leven meer of minder sterk aangetast zijn. Cataract kan verholpen worden door een chirurgische ingreep waarbij de troebele lens wordt vervangen door een kunstlens. Deze behandeling wordt jaarlijks in Nederland ongeveer 80.000 tot 90.000 keer verricht. Gezien de stormachtige ontwikkelingen op het gebied van instrumentarium en technologie en daarmee een toename van de complexiteit van de behandeling, is het noodzaak dat de verouderde richtlijn uit 1995 wordt aangepast. Daarnaast is het wenselijk dat de registratie van onder andere complicaties, geoptimaliseerd wordt, zodat er meer inzicht verkregen kan worden in de uitkomsten en daarmee in de kwaliteit van de cataractchirurgie. Omdat een cataract operatie gepaard kan gaan met ernstige complicaties zoals infecties, het loslaten van de retina, intraoculaire dislocaties en bloedingen, kunnen registratie en analyse van complicaties ertoe bijdragen dat oorzaken van complicaties worden achterhaald en complicaties daarmee in de toekomst voorkomen kunnen worden. Additionele toelichting vanuit het Kenniscentrum ZN: als het centrum/de instelling nog geen complicatieregistratie voert, gaat de voorkeur uit naar CPO * doorhalen wat niet van toepassing is
3. Complicaties bij cataractoperaties Waarom kwaliteitsindicator
Een cataractoperatie kan gepaard gaan met ernstige complicaties zoals infecties, het loslaten van de retina, intraoculaire dislocaties en bloedingen. Een belangrijke complicatie is achterkapselruptuur waarbij glasvochtverlies optreedt in de voorste oogkamer. In dit geval vindt vitrectomie plaats waarbij vitrectomieapparatuur wordt gebruikt. Het gebruik van vitrectomieapparatuur wordt geregistreerd. De registratie en de analyse van complicaties kan de kwaliteit van de cataract chirurgie verbeteren.
Beschrijving
Aantal cataractoperaties met peroperatief vitrectoomgebruik
Type indicator
Procesindicator
Teller
Aantal aan cataract geopereerde ogen waarbij peroperatief vitrectomie apparatuur werd gebruikt tussen 1 januari en 31 december
Noemer
Totaal aantal aan cataract geopereerde ogen tussen 1 januari en 31 december
Rapportage
A: aantal operaties met peroperatief vitrectoomgebruik B: totaal aantal cataractoperaties A/B*100%=
september 2005
24
Literatuur:
Vajpayee RB, Sharma N, Dada T, Gupta V, Kumar A, Dada VK. Management of posterior capsule tears. Surv Ophthalmol . 2001 May-Jun;45(6):473-88. Review. Chan FM, Mathur R, Ku JK, Chen C, et al. Short term outcomes in eyes with posterior capsule rupture during cataract surgery. J Cataract Refract Surg 2003;29(3):537-41.
4. Aantal heroperaties na cataractoperatie (na te gaan door de zorgverzekeraar) Waarom kwaliteitsindicator
Een cataractoperatie kan gepaard gaan met ernstige complicaties zoals infecties, het loslaten van de retina, intraoculaire dislocaties en bloedingen. Ernstige complicaties nopen veelal tot een heroperatie.
Beschrijving
Aantal heroperaties aan hetzelfde oog <30 dagen na een cataractoperatie
Teller
Aantal operaties aan hetzelfde oog <30 dagen na een cataractoperatie van 31 januari t/m 31 december
Noemer
Totaal aantal cataractoperaties van 1 januari t/m 2 december
Type indicator
Uitkomstindcator
Rapportage
A: aantal heroperaties <30 dagen B: totaal aantal cataractoperaties A/B*100%=
september 2005
25
Varices/ spataderen 1. Hanteren van CEAP classificatie Waarom kwaliteitsindicator
Het hanteren van en classificatiesysteem om de ernst van de varicosis vast te stellen, wordt aanbevolen. CEAP (clinical signs, etiologic classification, anatomic distribution, pathofysiological dysfunction) is daarvoor geschikt. Middels de classificatie kan de populatie in behandeling in beeld worden gebracht.
Beschrijving
Classificeert u de patiënten die zich in uw instelling aandienen met varicesklachten volgens de C van de CEAP klasse.
Teller
Aantal patiënten met varicesklachten in CEAP-klasse 1 en 2 van 1 januari t/m 31 december
Noemer
Totaal aantal patiënten met varicesklachten in behandeling van 1 januari t/m 31 december
Exclusie Type indicator
Procesindicator
Rapportage
A: aantal patiënten in CEAP-klasse 1 en/of 2 B: totaal aantal patiënten met in behandeling voor varicesklachten Percentage is A/B*100%=
Toelichting
CEAP-klasse: 0. geen zichtbare klachten en reticulaire varices 1. teleangiectasieën 2. varices 3. oedeem 4. huidafwijkingen door veneuze insufficiëntie 5. huidafwijkingen door genezen ulcera 6. actieve ulcera crures
Literatuur
Nicolaides et al., Investigation of Chronic Venous insufficiency Circulation, 14-11-2000 Cornu-Thenard:Do we need a better scoringsystem?, Chir Belgica, 2004 Saarinen et al., The role of subjective symptomsin relation to clinical class, disability, and reflux in superficial veins in patients with primary varicose veins Phlebology, 2003 BMJ, The Edinburgh vein study, 1999 Kakkos et al., Validation of the new venous severity scoring system in varicose vein surgery, J Vasc Surg, 2003 Sue Simpson et al., HCNA, Varicose Veins, 2002
september 2005
26
2. Standaard Duplex-onderzoek voor indicatie behandeling (na een afwijkend standaard Doppler onderzoek in de lies/knieholte) Waarom kwaliteitsindicator
De duplexsonografie is vanwege zijn niet-invasieve karakter, zijn herhalingsmogelijkheid en zijn omvangrijke zeggingskracht aangaande het gehele vaatsysteem de standaardmethode in de vaatdianostiek. Er is een aanzienlijke variatiecoëfficient maar de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid is goed.Indicatie voor soort ingreep afhankelijk van beoordeling oppervlakkig en diepe systeem (geldt voor operatie en scleroseren van hemodynamisch belangrijke varices)
Beschrijving
Wordt standaard een duplexonderzoek na een afwijkend standaard doppleronderzoek in de lies/knieholte verricht om de indicatie voor de behandeling te stellen?
Teller
Aantal patienten met duplexonderzoek na een afwijkend standaard doppler onderzoek in de lies/knieholte ter indicatie van voor een behandeling van 1 januari tot en met 31 december
Noemer
Totaal aantal patiënten behandeld voor varices van 1 januari tm 31 december
Exclusie Type indicator
Procesindicator
Rapportage
A: aantal patiënten met duplexonderzoek B: totaal aantal patiënten voor varicesbehandeling Percentage is A/B*100% =
Toelichting
Geen stamvaricesoperatie zonder duplex
Literatuur
Richtlijn Nederlandse Vereniging van Dermatologie Richtlijn Nederlandse Vereniging van Heelkunde Leitlinien Phlebologie 2004 Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk Richtlijn HCNA Varicose Veins 2002 ( Health Care Needs Assessments), UK The Edinburgh Vein Study of venous disorders in the general population
3. Preoperatief Duplex onderzoek voor localisatie Waarom kwaliteitsindicator
Duplex wordt steeds meer routinematig gebruikt om preoperatief varicose venen te evalueren. Het visualiseert de venen direct en identificeert de bloedstroom door de veneuze kleppen. Het duplex onderzoek is nauwkeuriger dan Hand Held Doppler, maar vergt meer tijd, meer kosten en meer ervaring. De beste onderzoeksresultaten worden verkregen bij de chirurg als onderzoeker direct preoperatief. Het gebruik van Duplex heeft invloed op de recidief-ratio.
Beschrijving
Preoperatief duplex onderzoek voor localisatie van de plekken ter behandeling bij operaties van de vena saphena parva en venae perforantes
Teller
Aantal patiënten met direct preoperatief duplexonderzoek voor varicesoperatie van 1 januari t/m 31 december
Noemer
Totaal aantal patiënten voor varicesoperatie van 1 januari t/m 31 december
september 2005
27
Exclusie Type indicator
proces
Rapportage
A: Aantal patiënten met preoperatief duplexonderzoek B: Totaal aantal patiënten met varicesoperatie Percentage is A/B*100%=
Toelichting
Streven is 100%
Literatuur
Richtlijn Phlebologie Duitsland,Zwitserland Oostenrijk Richtlijn Nederlandse Vereniging voor Heelkunde Richtlijn Nederlandse Vereniging voor Dermatologie Blomgren et. al., Random Clinical Trial of routine preoperativ duplex imaging before varicose vein surgery Br J Surg,2005 Jutley et al., Preoperativ assessment of primary varicose veins, a duplex study of venous incompetence, Eur J of EndoVasc Surg, 2001 Mercer et. al., Preoperative duplex imaging is required before all operations of prim varic veins, Br J Surg, 1998. Georgiev, The preoperative duplex examination, Derm. Surg, 1998
4. Aantal enkelzijdige operaties in dagbehandeling Waarom kwaliteitsindicator
In principe zijn alle ingrepen mogelijk in dagbehandeling. Uitzondering zijn de ingrepen bij patiënten met hoge comorbiditeit. In 2004 vond 70%van de enkelzijdige varicesoperaties in dagbehandeling plaats.
Beschrijving
Aantal operaties in dagbehandeling
Teller
Aantal patiënten in dagbehandeling geopereerd voor varices van 1 januari t/m 31 december
Noemer
Totaal aantal patiënten geopereerd voor varices van 1 januari tm 31 december
Exclusie Type indicator
structuur
Rapportage
A: totaal aantal patiënten geopereerd B: aantal patiënten geopereerd in dagbehandeling Percentage is B/A*100%=
Toelichting
Wat betreft het aandeel van de patiënten dat in dagbehandeling wordt geopereerd is wordt gestreefd naar een percentage van 80%. Om een ingreep in dagbehandeling te laten plaatsvinden dient geregeld te zijn: preoperatieve beoordeling door anesthesioloog, thuis adequate opvang en vervoer naar huis.
Literatuur Richtlijn Phlebologie Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk 2004 Richtlijn Nederlandse Vereniging van Heelkunde Richtlijn Nederlandse Vereniging van Dermatologie Guidelines American Venous Forum Prismant: LMR Ziekenhuisstatistieken Liew et al., Aust NZ J Surg 1994:Day-only admission for varicose vein surgery Ellison et. al., Venous disease:epidemiology,management and delivery of care: a Springer Verlag 1999::
september 2005
28
Heupen/ knieën 1. Beschikbaarheid geprotocolleerd intake/ontslagtraject1 Waarom kwaliteitsindicator
Deelname aan zogenaamde intake/ontslagtrajecten resulteert in snellere mobilisatie, een lager aantal heropnames, kosteneffectieve, tijdsbesparende, patiëntvriendelijke en kwalitatief hoogwaardige zorg3,4,5,6.
Beschrijving
Percentage patiënten met knie- of heupvervanging die per jaar participeren in een geprotocolleerd intake/ontslagtraject
Teller
Aantal patiënten met een knie- of heupvervanging die participeerden in een geprotocolleerd groepsgericht intake/ontslagtraject van 1 januari t/m 31 december
Noemer
Aantal patiënten met heup- of knievervanging van 1 januari t/m 31 december
Exclusie
Revisieoperaties
Type indicator
Procesindicator
Rapportage Aspecten geprotocolleerd groepsgericht Ja* Nee Ontwikkeling intake/ontslagtraject Preoperatieve groepsgewijze voorlichting Preoperatieve voorbereiding door anaesthesioloog Planning ketenzorg Groepsgewijze opname Operatie van de groep op dezelfde dag Groepsgewijze start van de revalidatie Vooraf vastgelegde nabehandeling resulterend in een vooraf vastgelegde en korte ligduur * invullen wat van toepassing is. Als u ‘Ontwikkeling’ heeft ingevuld kunt u dan de verwachte einddatum van het project noteren (dd-mm-jj): …..-…..-…..
Aantal totale of gedeeltelijke heup- en knievervangingen van 1 januari tot en met 31 december: In GGI/O* Niet in GGI/O Totaal aantal ……….. ……….. heupvervangingen: Totaal aantal ……….. ……….. knievervangingen: + + Totaal in het ziekenhuis: ……….. ……….. = …...% / *Geprotocolleerd groepsgericht intake/ontslagtraject Toelichting:……… Toelichting
september 2005
29
1. 2. 3. 4. 5. 6.
M Kooistra, FJ van Oosterhout, CN van Dijk, GP Westert. Centrum voor Preventie- en Zorgonderzoek, RIVM. Kwaliteitsindicatoren voor orthopedisch handelen: een basisset voor en door het veld (tussenrapportage augustus 2004). www.jointcare.nl Dowsey MM, Kilgour ML, Santamaria NM, Choong PF. Clinical pathways in hip and knee arthroplasty: a prospective randomised controlled study. Med J Aust 1999; 170(2):59-62 Choong PFM, Langford AK, Dowsey MM, Santamaria NM. Clinical pathway for fractured neck of femur: a prospective, controlled study. Med J Aust 2000; 172:423-426 Moderne patiëntenzorg in Nederland. G. Schrijvers 2002 e.a. ISBN 90352 25651. Elsevier. Balen van R. Hip fracture in the elderly. Impact, recovery and early geriatric nursing home rehabilitation. 2003
september 2005
30
2. Deelname aan implantaatregistratie Waarom kwaliteitsindicator
Implantaatregistratie is een noodzakelijke voorwaarde voor de kwaliteitsbewaking voor totale heup/knie behandeling. In Nederland wordt het revisiepercentage voor de totale heupprothese op 12 – 13% geschat. Centrale implantaatregistratie kan de revisielast terugdringen en leidt tot tijdige uitkomstinformatie1,2.
Beschrijving
Deelname aan een gestandaardiseerde implantatenregistratie voor orthopedische implantaten.
Teller Noemer Exclusie Type indicator
Procesindicator
Rapportage Participeert U in een gestandaardiseerde implantatenregistratie voor de orthopedische implantaten? Ja, sinds …. / …. / …. (dd/mm/jj) □ Nee, voorgenomen vanaf …. / …. / …. (dd/mm/jj) □ Nee, want … □ *Aankruisen en invullen wat van toepassing is. Toelichting:……… Toelichting
1. 2.
Centrale registratie Op dit moment ontbreekt het in Nederland aan een centrale registratie waardoor er weinig zicht is op de verschillende uitkomsten (survival rate, kwaliteit van producten, juiste handelswijze, complicaties, prestaties van instellingen e.d.) in de Nederlandse situatie. De Nederlandse Orthopaedische Vereniging is gereed om een dergelijk systeem te beheren. Naar schatting kan dit voor €10,- per prothese onderdeel (gemiddeld 3 per prothese) per jaar. Dit betekent voor 23.000 heupen en z’n 10.000 knieën €330.000,- per jaar. Op korte termijn kan 100% participatie van de ziekenhuizen worden verwacht. Na een aantal jaar kan 100% volledige registratie worden verwacht. Bekostiging kan via de DBC prijsstelling plaatsvinden. De zorgverzekeraars zeggen toe voor diegenen die de registratie effectueren €20,- per DBC toe te kennen.
Herberts P, Malchau H.Long-term registration has improved the quality of hip replacement: a review of the Swedish THR Register comparing 160,000 cases.Acta Orthop Scand. 2000 Apr;71(2):111-21 Maloney WJ, The Orthopaedic Forum. National joint replacement registries: has the time come? The Journal of Bone and Joint Surgery (American) 2001 83:1582-85
september 2005
31
3. Deelname aan complicatieregistratie/percentage wondinfecties dat leidt tot heroperatie Waarom kwaliteitsindicator
Infectiepreventie (zie toelichting) leidt tot minder complicaties per jaar. Resultaten van PREZIES (PREventie van ZIEkenhuisinfecties door Surveillance) laten zien dat het risico op ziekenhuisinfecties afneemt door surveillance1.
Beschrijving
Deelname aan de gestandaardiseerde PREZIES surveillance module ‘postoperatieve wondinfecties’ in de afgelopen drie jaar voor electieve primaire totale heup- en knieoperatie Percentage postoperatieve wondinfecties dat leidt tot heroperatie.
Teller Noemer Exclusie
Revisies en spoedingrepen volgens de definitie van PREZIES2
Type indicator
Procesindicator
Rapportage A. Heeft u dit kalenderjaar of de twee jaren daarvoor deelgenomen aan de surveillance module ‘postoperatieve wondinfecties’ van PREZIES voor de totale heupoperatie en knieoperatie (DBC’s: 511 1701 223 en 511 1801 223)*? □ Ja, tussen …. / …. / …. en …. / …. / …. (dd/mm/jj) □ Nee, voorgenomen tussen …. / …. / …. en …. / …. / …. (dd/mm/jj) □ Nee, want … *Aankruisen en invullen wat van toepassing is. Toelichting:…………. De verzekeraar kan vragen naar inzicht in de gegevens van de PREZIESregistratie. B. Wat is het percentage postoperatieve wondinfecties voor primaire totale heup- en knieoperaties (DBC’s: 511 1701 223 en 511 1801 223) tussen 1 januari en 31 december? Toelichting:…………. Toelichting
1. 2. 3.
..….. %
Per definitie is een postoperatieve wondinfectie een ziekenhuisinfectie van de operatiewond als deze binnen 30 dagen na de operatie optreedt. Als er sprake is van een implantaat van niet-humane oorsprong geldt voor diepe wondinfecties een termijn van een jaar3.
Eveline Geubbels, Prevention of surgical site infections through surveillance. ISBN 90-393-3104-9. ook: www.prezies.nl/publicaties www.prezies.nl Handboek, basisbegrippen Werkgroep Infectie Preventie. Registratie ziekenhuisinfecties. Leiden, 2003
september 2005
32
4. Percentage heroperaties per jaar (na te gaan door verzekeraar) Waarom kwaliteitsindicator
Luxaties, infecties en andere complicaties kunnen onder andere worden veroorzaakt door operatietechniek1,2,3, de ervaring van de orthopedisch chirurg en ziekenhuis4 en het gekozen implantaat 5,6. Complicaties kunnen leiden tot een heroperatie.
Beschrijving
Het percentage patiënten met een heroperatie < 1 jaar na operatie.
Teller
Het aantal heroperaties (1703) < 1 jaar na de totale heupoperatie (1701) en het aantal heroperaties (1803) < 1 jaar na een totale knieoperatie (1801) van 1 januari t/m 31 december
Noemer
Het aantal totale heup- en knieoperaties (1701, 1801) van 1 januari t/m 31 december
Exclusie Type indicator
Uitkomstindicator
Rapportage Percentage heroperaties bij heup- en knievervangingen van 1 januari t/m 31 december: A. Totaal aantal DBC’s 511 1701 223 ……….. B. Totaal aantal DBC’s 511 1703 223/213< 1 jaar na A* ……….. C. Totaal aantal DBC’s 511 1801 223 ……….. D. Totaal aantal DBC’s 511 1803 223/213< 1 jaar na C* ……….. Percentage heroperaties ((B+D)/(A+C))*100% ……….. * Bij B en D tellen ook de heroperaties mee, waarvan de primaire operatie in het voorafgaande kalenderjaar plaatsvond Databron…. Toelichting…. Toelichting
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Op dit moment vindt geen instellingsoverstijgende registratie plaats, waardoor ziekenhuizen onvoldoende zicht hebben op de heroperaties die elders worden uitgevoerd. Aangezien verzekeraar de verzekeringsnemer wel instellingsoverstijgend kan volgen, is de verzekeraar de aangewezen partij voor deze analyse. Hierbij vallen wel verzekeringsnemers uit die van verzekeraar wisselen.
M Kooistra, FJ van Oosterhout, CN van Dijk, GP Westert. Centrum voor Preventie- en Zorgonderzoek, RIVM. Kwaliteitsindicatoren voor orthopedisch handelen: een basisset voor en door het veld (tussenrapportage augustus 2004). Grinten van der M, Verhaar JA. Luxatie van totale heupprothese; risicofactoren en behandeling. Ned Tijdschr Geneeskd 203; 147(7):286-290 Martinez AA, Herrera A, Cuenca J, Panisello JJ, Tabuenca A. Comparison of two different posterior approachs for hemiarthorplasty of the hip. Arch Orthop Trauma Surg 2002;122(1):51-52 Solomon DH, Losina E, Baron JA, Fossel AH, Guadagnoli E, Lingard EA et al. Contribution of hospital characteristics to the volume-outcome relationship: dislocation and infection following total hip replacement surgery. Arthritis Rheum 2002;46(9):2436-2444 Kelley SS, Lachiewicz PF, Hickman JM, Paterno SM. Relationship of femoral head and acetabular size to the prevalence of dislocation. Clin Orthop 1998;(355):163-170 Fender D, van der Meulen JH, Gregg PJ. Relationship between outcome and annual surgical experience for the charnley total hip replacement. Results from a regional hip register. J Bone Joint Surg Br 2003;85(2):187-190
september 2005
33
Lumbosacraal radiculair syndroom/ HNP (rughernia) 1.
Percentage operatie-indicaties bij patiënten met radiculair syndroom in behandeling bij de neuroloog
Waarom kwaliteitsindicator
Het merendeel van de patiënten met radiculair syndroom (70 tot 90%1) geneest middels conservatieve behandeling2,3,4. De huisarts verwijst naar de neuroloog als de conservatieve behandeling niet succesvol is, als er sprake is van progressieve uitval en/of als er twijfel is aan de diagnose. (NHG-standaard). De neuroloog vraagt een MRI aan als er een operatieindicatie bestaat.
Beschrijving
Percentage patiënten bij wie door de neuroloog een radiculair syndroom is vastgesteld en voor wie door de neuroloog een MRI-scan wordt aangevraagd.
Teller
Aantal patiënten met radiculair syndroom bij wie door de neuroloog een MRI wordt aangevraagd, van 1 januari t/m 31 december
Noemer
Aantal patiënten bij wie door de neuroloog een radiculair syndroom is vastgesteld van 1 januari t/m 31 december
Exclusie Type indicator
Procesindicator
Rapportage
A: aantal patiënten met LSR-syndroom bij wie een MRI is aangevraagd B: aantal patiënten in behandeling voor LSR-syndroom A/B*100%=
Toelichting
Er is geen uitzondering gemaakt voor HNP patiënten met een absolute operatieindicatie omdat dit slechts een zeer klein aantal patiënten betreft. De score op deze indicator is natuurlijk sterk afhankelijk van de case-mix. Goede afspraken tussen eerste en tweede lijn leiden ertoe dat het aantal conservatief behandelbare patiënten in de tweede lijn laag is en het percentage operatieindicaties relatief hoog. Met andere woorden: de aard van de afspraken met de eerste lijn bepalen in grote mate de case-mix van de neuroloog. Indien dit aantoonbaar het geval is graag vermelden onder ‘toelichting’.
1. 2. 3. 4.
Gibson JNA, Grant IC, Waddell G. Surgery for lumbar disc prolapse. The Cochrane Database of Systematic Reviews 2000, issue 3. Dawson E, Bernbeck J. The surgical treatment of low back pain. Phys Med Rehabil Clin N Am. 1998, issue 9. Long DM. Decision making in lumbar disc disease. Clin Neurosurg. 1992, issue 39 Weber H. The natural history of disc herniation and the influence of intervention. Spine. 1994, issue 19.
september 2005
34
2. Aantal dagen tussen operatie-indicatie en operatie: mediaan en spreiding Waarom kwaliteitsindicator
Wanneer de operateur eenmaal een operatie-indicatie stelt, dient de OK zo snel mogelijk plaats te vinden om onnodige pijn bij de patiënt te voorkomen. Een relatief lange periode tussen een operatie-indicatie en de operatie kan duiden op ongewenst laat opereren door bijvoorbeeld niet goed georganiseerde patiëntenstromen binnen de instelling.
Beschrijving
Mediaan en spreiding van het aantal dagen tussen de operatie-indicatie en de operatie
Teller
Aantal dagen tussen de relatieve operatie-indicatie en de operatie, van 1 januari t/m 31 december
Noemer
Totaal aantal patiënten met een relatieve operatie-indicatie, wachtend op operatie tussen 1 januari t/m 31 december
Exclusie
Patiënten met absolute operatie-indicatie
Type indicator
Procesindicator
Rapportage A. Totaal aantal HNP patiënten met relatieve operatie-indicatie B. Verdeling over de populatie van het aantal dagen tussen relatieve operatie-indicatie en operatie Berekening van mediaan en spreiding Databron(nen): …………………………… Toelichting…………………………………….. Toelichting
september 2005
Het gaat hier om electieve chirurgie. Patiënten met een absolute operatieindicatie zijn uitgezonderd omdat dat niet-electieve chirurgie is. De Treeknorm voor opname na indicatiestelling is 7 weken
35
3. Aantal dagen tussen aanvraag en uitvoering van een MRI-scan: mediaan en spreiding Waarom kwaliteitsindicator
Vanwege het belang van de MRI-scan voor de indicatiestelling bij een HNP operatie, is goede beschikbaarheid van de MRI-scan belangrijk. Hoe langer de wachttijd voor een scan, hoe langer de onzekerheid voor zowel specialist als patiënt. Een relatief lange periode tussen aanvraag en uitvoering van een MRIscan kan duiden op onvoldoende beschikbaarheid of niet goed georganiseerde inzet van ondersteunende afdelingen binnen de instelling.
Beschrijving
Mediaan en spreiding van het aantal dagen tussen de aanvraag en de uitvoering van een MRI-scan
Teller
Aantal dagen tussen de aanvraag en uitvoering van een MRI-scan, van 1 januari t/m 31 december
Noemer
Totaal aantal aanvragen MRI-scan voor HNP patiënten, van 1 januari t/m 31 december
Exclusie
Spoed aanvragen
Type indicator
Procesindicator
Rapportage A. Totaal aantal aanvragen MRI-scan voor HNP patiënten B. Verdeling over de populatie van het aantal dagen tussen aanvraag en uitvoering MRI-scan Berekening van mediaan en spreiding Databron(nen): …………………………… Toelichting:……………………………. Toelichting
september 2005
Spoed aanvragen zijn uitgezonderd omdat deze voorrang krijgen en zodoende de lengte van het reguliere aanvraag-traject binnen de instelling kunnen vertekenen. De Treeknorm voor diagnsotiek/indicatiestelling is 4 weken
36
4. Implementatie effectregistratie Waarom kwaliteitsindicator
Het is van belang om het effect van de behandeling van radiculair-syndroom en HNP te vast te leggen. Geldt zowel de conservatieve als de chirurgische behandeling. De Roland Disability Questionnaire for Sciatica is daarvoor geschikt. Deze is voor Nederland gevalideerd.
Beschrijving
Implementeert u de Roland schaal om het effect van de behandeling van radiculair syndroom vast te leggen
Noemer Teller Type indicator
Procesindicator
Rapportage
Ja/Nee/Nog niet
Toelichting
De score dient in geval van chirurgische behandeling zowel preoperatief als direct postoperatief en na acht weken te worden afgenomen.
Literatuur
Atlas SJ, Deyo RA. The Maine Lumbar Spine Study, part II. 1-Year Outcomes of Surgical and Nonsurgical Management of Sciatica. Spine 1996; 15: 1777-1786. Atlas SJ, Keller RB, Deyo RA. Surgical and non-surgical Management of Sciatica Secondary to a Lumbar Disc Herniation. Five-Year Outcomes from the Maine Lumbar Spine Study. Spine 2001 15; 26(10): 11791187 Roland M, Morris R. A study of the natural history of backpain. I: Development of a reliable and sensitive measure of disability in low-backpain. Spine 1983;8:141-4. Patrick DL, Deyo RA. Assessing health related quality of life in patients with sciatica. Spine 1995;20:1899909. Deyo RA. Comparitive Validity of the Sickness Impact Profile and Shorter Scales for Functional Assessment in Low-Back Pain. Spine 1986; 11: 951-954
5. Aantal heroperaties <30 dagen na een HNP-operatie (na te gaan door de verzekeraar) Waarom kwaliteitsindicator
Ook na heroperaties kunnnen complicaties voorkomen. Ernstige complicaties leiden mogelijk tot heroperatie. Deze zal niet altijd plaatsvinden in hetzelfde ziekenhuis of behandelcentrum waar de primair operatie heeft plaatsgevonden.
Beschrijving
Aantal operaties aan de wervelkolom binnen 30 dagen na een HNP-operatie
Teller
Aantal operaties aan de wervelkolom <30 dagen na een HNP-operatie van 31 januari t/m 31 december
Noemer
Totaal aantal HNP-operaties van 1 januari t/m 1 december
Type indicator
Uitkomstindicator
Rapportage
A: Aantal heroperaties aan de wervelkolom B: Totaal aantal HNP-operaties C: relateren aan primaire behandelcentrum
september 2005
37
Mammatumor, diagnostiek en chirurgische behandeling van borstkanker 1. Aantal patiënten preoperatief besproken in multidisciplinair overleg Waarom Kwaliteitsindicator
Het multidisciplinair overleg draagt in veel opzichten bij aan de kwaliteit van het proces rond de patiënt met een mammaca: minder operaties per patiënt (diagnostische ingrepen, heroperaties en complicaties). Harmonisatie van voorlichting, begeleiding van patiënt.
Beschrijving
1. Is multidisciplinair overleg aanwezig? 2. Is er een protocol op grond waarvan patiënten in het MDO worden besproken? 3. Worden alle patiënten met maligniteit preoperatief in het MDO besproken (dus het aantal patiënten wat besproken is)?
Teller
Aantal patiënten met een mammacarcinoom die gedocumenteerd preoperatief multidisciplinair zijn besproken zijn van 1 januari t/m 31 december
Noemer
Totaal aantal patiënten bij wie een mammacarcinoom is vastgesteld van 1 januari t/m 31 december
Exclusie Type indicator
Structuurindicator
Rapportage
Ja/Nee Ja/Nee A: totaal aantal nieuwe patiënten B: aantal patiënten preoperatief besproken in MDO Percentage B/A*100% =
Toelichting
Literatuur:
In een multidisciplinair team zitten chirurg, radioloog, radiotherapeut (zo mogelijk), patholoog en mammacareverpleegkundige Richtlijn Kwaliteitsinstituut voor de Zorg CBO. Richtlijnen Brit Association Of Surg.Oncolygy National Institute of Clinical Excellence-NICE: guidelines breast cancer Guideline National Breast Cancer Centre Australia on muldisciplinary breast cancer care
2. Aantal operaties per nieuw gediagnosticeerd mammacarcinoom Waarom kwaliteitsindicator
Multdisciplinaire preoperatieve bespreking van alle patiënten met een mamma afwijking leidt tot betere precisie van de diagnose en een afname van het aantal operaties per patiënt met een mammacarcinoom
Beschrijving
Hoeveel operaties zijn er gemiddeld gedaan per patiënt met een nieuw gediagnosticeerde maligne mamma afwijking
Teller
Totaal aantal operaties aan de mamma bij patiënten met nieuw gediagnosticeerde maligne mamma afwijking van 1 januari t/m 31 december
Noemer
Aantal patiënten met een operatieindicatie aan de mamma bij een nieuw gediagnostiseerde maligne mamma afwijking van 1 januari t/m31 december
Exclusie
Aanvullend okselkliertoilet na schildwachtklierprocedure wordt niet gezien als
september 2005
38
heroperatie Type indicator
Uitkomstindicator
Rapportage
A: aantal operaties B: aantal patiënten A/B is het gemiddelde aantal
Toelichting
Steven is het aantal ingrepen van gemiddeld 1,7 te verminderen naar 1,3.
Literatuur:
Borstkankervereniging Nederland Richtlijnen Kwaliteitsonderzoek voor de Gezondheidszorg CBO Richtlijnen British Association Of Surg. Oncology Clinical Evidence searchgroup BMJ National Comprehensive Cancer Network: Treatment of Breast Cancer AHRQ, measuring the quality of breast cancer care in women, 2004
3. Aantal mastectomieën van het totaal aantal nieuw gediagnosticeerde
mammacarcinomen Waarom Kwaliteitsindicator
Het aantal mastectomieën neemt af. Grote onderzoeken en reviews hebben aangetoond dat de overleving met mammasparende technieken aangevuld met radiotherapie en adjuvante chemotherapie te vergelijken is met die van borstverwijderende operaties. Belangrijkste winst is de quality of life met mammasparende technieken. Informatie over de voor en nadelen van mammasparende technieken wordt verstrekt door de mammacare verpleegkundige en radiotherapeut.
Beschrijving
1. Aantal patiënten van totaal aantal nieuw gediagnosticeerde mammacarcinomen dat preoperatief gezien is door een mammacare verpleegkundige? 2. Aantal patiënten van totaal aantal nieuw gediagnosticeerde mammacarcinomen dat preoperatief gezien is door een radiotherapeut 3. Hoeveel mastectomie operaties worden er gedaan bij patiënten met een nieuw gediagnosticeerd carcinoom.
Teller
Aantal patiënten met nieuw gediagnostiseerd carcinoom stadium T1/2 tot 3 cm. met mastectomie van 1 januari t/m 31 december
Noemer
Totaal aantal geopereerde patiënten met nieuw gediagnosticeerd carcinoom stadium T1/2 tot 3 cm die geopereerd zijn.
Exclusie
Patiënten die primair voor andere behandeling dan operatie in aanmerking komen
Type indicator
Uitkomstindicator
Rapportage
A: aantal mastectomie B: totaal aantal geopereerde patiënten Percentage is A/B*100%
Toelichting
MST komt in aanmerking voor ongeveer 70% van alle gediagnosticeerde mammacarcinomen. De keuze van de patiënt voor een bepaalde techniek, wordt bepaald door de harmonisatie van informatie en voorlichting.(bv preoperatief consult radiotherapie etc).
september 2005
39
Literatuur
American Cancer Society Richtlijnen BASO Richtlijnen CBO: niveau 1 recommendation/A1 Evidence p. 17 Clinical Oncology, the appropriate rate of breastconserving surgery; an evidence-based estimate, may 2003 Richtlijnen German Association of the Scientific Medical Societies, German Agency for Quality in Medicin resp AWMF en AeZQ Molenaar e.a. Br J Cancer: Predictors of patients choices for breast conserving therapy of mastectomy, 2004
4. Aanwezigheid van structuur/organisatie om schildwachtklier procedure bij te
kunnen aanbieden en uitvoeren. Waarom Kwaliteitsindicator
OkselKlierDissectie(OKD) was tot voor kort inherent onderdeel van de behandeling van T1-2NO-1 tumoren met als doel: optimale regionale tumorbeheersing, overlevingsverbetering en prognostische informatie De OKD heeft echter aanzienlijke morbiditeit. De okselklieren van bij bevolkingsonderzoek gevonden mammacarcinomen zijn in 70% van de gevallen negatief.Een methode om OKD te voorkomen of selectiever toe te passen is de SchildWachtKlier procedure. Prospectieve studie van juli 2005: QoL (fysiek en psychologisch) significant beter na SWK Dit vereist een multidisciplinaire benadering van radiologie,chirurgie en pathologie. Training en vaardigheden in de techniek een voorwaarde.
Beschrijving
Wordt de SWK procedure aangeboden en standaar uitgevoerd bij operaties voor T1-2 N0-1 tumoren, tenzij er contra-indicaties zijn?
Teller Noemer Exclusie
Contraindicaties zie toelichting
Type indicator
Structuur/proces
Rapportage
Ja/Nee
Toelichting
De SWK is in Nederland een geaccepteerde methodevoor okselstadiering. Contraindicaties (inter)nationaal: - Voor maligniteit verdachte okselklieren - Multiple tumorhaarden - Tumorgrootte meer dan 5 cm - Recente chirurgie in oksel - Status na grote tumorexcisie (vooraf chemo)
Literatuur:
CBO richtlijn voor diagnostiek en behandeling van mammacarcinoom, 2005. American Society of BreastsurgeonsConsensus statement of guidelines for performance of sentinel lymphadenectomy etc. BC Cancer Agency, Guidelines for Lymphatic mapping etc. Purushotham et al., Journal of clinical Oncology: Morbidity after sentinel node etc, juli 2005 Gipponi et al., sent lymphnode as a new marker for therapeutic planning in breast cancer patients, J of surg Oncology, maart 2004 Adaad, Tamer. British women’s choice between SNB and ax node clearance voor breast cancer, Curr med res opinion 2003
september 2005
40
5. Aantal patiënten geopereerd binnen vier weken na diagnose Waarom kwaliteitsindicator
Tussen diagnose en therapeutische operatie is een wachttijd nodig om de patiënt bedenktijd te geven voor verwerking van het ziekteproces etc. De Borstkankervereniging Nederland geeft een optimale operatieplanning aan tussen 2-en 3 weken.
Beschrijving
Hoeveel patiënten met een mammaca worden binnen 4 weken therapeutisch geopereerd na diagnose?
Teller
Aantal pat met nieuwe diagnose mammaca binnen 4 weken na diagnose geopereerd van 1 januari t/m 31 december
Noemer
Totaal aantal geopereerde patiënten met nieuw gediagnosticeerd mammaca van 1 januari t/m 31 december
Exclusie
Patiënten die primair voor een andere behandeling dan operatie in aanmerking komen.
Type indicator
Procesindicator
Rapportage
A: aantal patiënten geopereerd binnen 4 weken B: totaal aantal geopereerde patiënten Percentage is A/B*100%
Toelichting
Streven is 100% Datum diagnose is de datum van de PA-diagnose waarbij de maligniteit is vastgesteld
september 2005
41
Nierdialyse 1. De instelling is HKZ- of sectorspecifiek NIAZ-gecertificeerd of aantoonbaar bezig met een traject dat binnen anderhalf jaar tot certificatie leidt Waarom kwaliteitsindicator
In Nederland worden ruim 5000 nierpatiënten met dialyse behandeld in 59 dialysecentra voor volwassenen en 4 voor kinderen. Hiermee gaat jaarlijks een bedrag van ca. 400 miljoen euro gepaard, gemiddeld ca. € 75.000,- per patiënt per jaar. Het grootste deel van deze kosten is gerelateerd aan de behandeling zelf (personeelskosten, dialyseapparatuur, materialen)1. In het kader van de deregulering is dialyse een onderdeel geworden van de gewone gezondheidszorg, waardoor de bijzondere overheidscontrole van de Wet Bijzondere Medische Verrichtingen (WBMV) is weggevallen. Om de kwaliteit van dialysezorg blijvend te borgen heeft VWS in 2002 een aantal betrokken koepelorganisaties verzocht certificatie en accreditatie van dialysezorg te bevorderen. In Nederland is de kwaliteitsborging bij dialyse gebaseerd op het HKZcertificatieschema Dialysecentra. Het certificatieschema Dialysecentra (2003) heeft betrekking op alle activiteiten ten behoeve van hemodialyse, peritoneale dialyse, acute dialyse en predialyse voor volwassenen. Ook de voorbereiding van niertransplantaties valt hieronder. Verder omvat het schema de ISO 9001:2000-normering, de visitatiestellingen van NfN/LVDT en normen voor kinderdialyse. Zorggerelateerde kwaliteitsindicatoren zijn een onderdeel van de certificatie. Bij het opstellen van het schema waren zorgaanbieders, zorgverzekeraars en patiënten betrokken en kan daarom rekenen op een groot draagvlak.
Beschrijving
De instelling is HKZ-gecertificeerd, sectorspecifiek NIAZ-geaccrediteerd of, in het geval van nieuwe centra, de instelling is aantoonbaar bezig met een traject dat binnen één á anderhalf jaar tot certificatie leidt
Type indicator
Procesindicator
Rapportage Het dialysecentrum is in het bezit van Ja Nee * Ontwikkeling** HKZ-accreditatie sectorspecifieke NIAZ-accreditatie * Indien nee, motivatie: **Indien ontwikkeling, verwachte datum ….. -…….. - ……. accreditatie (dd/mm/jj): Toelichting…………….. De verzekeraar kan vragen naar de uitkomsten van de instelling op de kwaliteitsindicatoren die onderdeel zijn van het certificeringsysteem (zie toelichting): Hemoglobine Percentage (%) patiënten met Hb onder de norm van 6,8 mmol/L per peildatum Hb, gemiddelde van de afdeling, op peildatum 1x per 3 mnd Shuntonderhoud Hoe is de verdeling van vaattoegangen: % AV fistels, grafts,
september 2005
42
Peritoneale dialyse Dialysedosis
Toelichting
permanente catheters. Aantal tromboses per patiënt-dialysejaar Techniekoverleving op tijdstip 2 jaar HD: % patiënten dat bij 3x/wk dialyse een geleverde Kt/V < 1,2 heeft PD: % patiënten met een wekelijkse totale Kt/V < 2,0
Interpretatie van de uitkomsten op de kwaliteitsindicatoren die onderdeel zijn van het certificeringsysteem is zonder kennis van de casemix van het centrum niet mogelijk. Het Hans Mak Instituut ondersteunt de activiteiten voor toetsbare kwaliteitsborging (o.a. kwaliteitstoets, registratie in Renine, vaststellen en onderhouden van normen, richtlijnen en prestatie-indicatoren) en financiert deze voor ongeveer €1,- per hemodialysebehandeling (resp. €0,43 per dag peritoneale dialysebehandeling)
1.
Hans Mak Instituut: www.hansmakinstituut.nl
september 2005
43
Cystic Fibrosis/ taaislijmziekte 1. Voldoet centrum aan 3 minimale voorwaarden voor een CF-centrum Waarom kwaliteitsindicator
Behandeling van CF-patiënten dient plaats te vinden in CF-centra uit een oogpunt van effectiviteit en doelmatigheid. Aan CF-centra zijn in de Europese consensus voorwaarden gesteld.
Beschrijving
Voldoet de te contracteren instelling aan de volgende 3 minimale voorwaarden vooreen CF centrum: Minimale voorwaarden voor een CF-centrum: 1. Volume per CF-centrum: minimaal 50 patiënten aan wie continue/chronische zorg wordt geboden 2. CF-team: CF-specialist (kinderarts/longarts), fysiotherapeut, diëtist, CFverpleegkundige, sociaal werker, psycholoog, klinisch farmacoloog, microbioloog, secretaresse, database manager 3. Het CF-team is 24 uur bereikbaar voor de patiënt, inclusief de dossiers van CF-patiënten Enkele aanvullingen aan de oorspronkelijke beschrijving van de minimale voorwaarden zijn schuin weergegeven. Toelichting: -Ad 2: De diverse leden van het CF-team zijn aanwezig (en tot een specifieke persoon herleidbaar) en wekelijks betrokken bij CF-care. -Ad 3: Men dient aan te tonen hoe de 24 uurs bereikbaarheid, inclusief de dossiers) is gegarandeerd, hoe de patiënt hierover geïnstrueerd is en welk protocol de instelling hiervoor hanteert (o.a. zijn de diverse leden van het CFteam voor de patiënt herkenbaar toegankelijk zijn, bv. middels schriftelijke informatie met bereikbaarheidsgegevens)
Noemer Teller Type indicator
Structuurindicator
Rapportage
Ja/Nee Toelichting:…………
Toelichting
Deze indicator is een entry-criterium; een voorwaarde voor een instelling voordat overige indicatoren relevant zijn. CF-centra: UMC Groningen CF Centrum Oost (UMC Nijmegen, Dekkerswald) UMC Maastricht UMC Utrecht Haga ziekenhuizen Erasmus MC CF Centrum Noord-West (AMC, VU, MCA)
september 2005
44
Literatuur
Walters S. Doctor-patient relationship in cystic fibrosis – a patient’s perspective. Holist Med 1990;6:157-62 Mahadeva R, Webb K, Westerbeek RC, et al. Clinical outcome in relation to care in centres specializing in cystic fibrosis: cross sectional study. BMJ 1998; 316:1771-5 Johnson C, Butler SM, Konstan MW, et al. Factors influencing outcomes in cystic fibrosis. A center based analysis. Chest 2003;123:20-7 Kerem E, Conway S, Elborn S, Heijerman H (For the Consensus Committee), Standards of care for patients with cystic fibrosis: a European consensus. Journal of Cystic Fibrosis 4 (2005) 7 – 26
september 2005
45
2. Longfunctie (FEV1), percentage van voorspeld Waarom kwaliteitsindicator
Longfunctie is een belangrijke maat voor de ernst en prognose van patiënten met cystic fibrosis1. Het percentage van voorspeld FEV1 (forced expiratory volume in 1 seconde) is hiervoor een goede en veelgebruikte maat.
Beschrijving
Percentage longfunctie (FEV1) van voorspeld
Teller
Som van de hoogste FEV1 (percentage van voorspeld) van alle patienten onder behandeling in het centrum tussen 1-1 en 31-12
Noemer
Totale aantal patienten dat onder behandeling is van het centrum tussen 1-1 en 31-12
Exclusie
Patiënten op wachtlijst voor transplantatie Kinderen jonger dan 6 jaar
Type indicator
Uitkomstindicator
Rapportage 6 tot 18 jaar 18 jaar en ouder Toelichting
Literatuur
Percentage FEV1 van voorspeld ….. % ….. %
Deze indicator wordt sterk beinvloed door leeftijdsverdeling van de populatie onder behandeling. Bij 0-6 jaar is de FEV1 niet betrouwbaar te meten Kerem E, Conway S, Elborn S, Heijerman H (For the Consensus Committee), Standards of care for patients with cystic fibrosis: a European consensus. Journal of Cystic Fibrosis 4 (2005) 7 – 26 Kerem E, Reisman J, Corey M, et al. Prediction of mortality in patients with cystic fibrosis. N Engl J Med 1992;326:1187-91 Ramsey BW, Boat TF. Outcome measures for clinical trials in CF: summary of a cystic fibrosis conference. J Pediatr 1994;124:177-92 Rosenfeld M, Pepe MS, Longton G, et al. Effect of choice of reference equation on analysis of pulmonary function in cystic fibrosis patients. Pediatr Pulmonol 2001;31:227-37
september 2005
46
3. Voedingstoestand Waarom kwaliteitsindicator
CF gaat in ongeveer 80% van alle patiënten gepaard met een exocriene pancreasstoornis. Daarnaast hebben patiënten met CF een hoge calorie behoefte, tot 150% van normaal. De voedingstoestand van de patiënt is naast de longfunctie de belangrijkste indicator voor de prognose. Daarom is toevoeging van pancreasenzymen en een goed gebalanceerde hoogcalorische voeding met vitaminesuppletie belangrijk1.
Beschrijving
Gewicht voor lente (Z-score) voor kinderen en de body mass index voor volwassenen
Teller
Som van hoogste Z-score of som van hoogste BMI-score van 1 januari t/m 31 december
Noemer
Totale aantal kinderen tot 18 jaar of totaal aantal volwassenen van 1 januari t/m 31 december
Exclusie Type indicator
Uitkomstindicator
Rapportage Tot 18 jaar: gemiddelde Z-score 18 jaar en ouder: gemiddelde BMI-score Toelichting……………..
Voedingstoestand ….. …..
Toelichting Literatuur
Kerem E, Conway S, Elborn S, Heijerman H (For the Consensus Committee), Standards of care for patients with cystic fibrosis: a European consensus. Journal of Cystic Fibrosis 4 (2005) 7 – 26
4. Tenminste 80% van de routinecontroles volgens Europese consensus Waarom kwaliteitsindicator
Tijdens de routinecontroles (gemiddeld 6 keer per jaar) van CF-patiënten wordt de pulmonale conditie van de patiënt poliklinisch gecontroleerd. De Europese consensus beschrijft het optimale controleschema1.
Beschrijving
Percentage routinecontroles voor CF-patiënten uitgevoerd volgends de richtlijnen in de Europese consensus
Teller
Totaal aantal consulten conform de specificatie van routine controles tussen 1 januari en 31 december
Noemer
Totaal aantal consulten bij alle patienten die onder behandeling zijn van het centrum tussen 1 januari en 31 december
Exclusie Type indicator
Procesindicator
Rapportage
Het berekende percentage routine consulten voldoet aan de specificatie (waarbij tenminste 80% als ondergrens wordt gehanteerd voor adequate CF-zorg) Ja / nee Toelichting……………..
september 2005
47
Toelichting
Specificatie routinecontroles volgens Europese consensus: Bij dit polikliniekbezoek wordt de pulmonale conditie van de patiënt als volgt in kaart gebracht: ________________________________________________________________ 0 – 6 jaar Ieder bezoek Symptomen en tekenen van long ziekte (Anamnese en lichamelijk onderzoek) Lengte en gewicht Sputum kweek / hoest wat Longfunctie (spirometrie indien mogelijk m.b.t. leeftijd) Jaarlijks X-thorax Longvolumina (indien mogelijk m.b.t. leeftijd) ________________________________________________________________ ouder dan 6 jaar Ieder bezoek Symptomen en tekenen van long ziekte (Anamnese en lichamelijk onderzoek) Longfunctie (spirometrie) Indien FEV1 < 50% pred. dan perifere zuurstof saturatie Lengte en gewicht Sputumkweek / hoest wat Jaarlijks Longfunctie onderzoek (longvolumina) Indien FEV1 < 50% dan capillaire PaCO2 meting X-thorax ________________________________________________________________
Literatuur
september 2005
Kerem E, Conway S, Elborn S, Heijerman H (For the Consensus Committee), Standards of care for patients with cystic fibrosis: a European consensus. Journal of Cystic Fibrosis 4 (2005) 7 – 26
48