Kennis en rolopvatting van professionals gedurende ‘Alcohol mij ’n zorg?!’ Integrale aanpak vroegsignalering alcoholgebruik bij ouderen in de eerstelijn
Drs. Myrna Keurhorst Dr. Miranda Laurant Dr. Rob Bovens Juni 2014
1. Opzet van ‘Alcohol mij ’n zorg?!’ 1.1 Aanleiding 3 Nijmeegse zogenaamde ‘wijkateliers’, te weten de gemeente Heumen, en wijken Lent en Hazenkamp, hebben aangegeven graag aan de slag te willen gaan om overmatig alcoholgebruik onder ouderen in de betreffende wijken terug te dringen. Deze vraag werd bij het PVA neergelegd omdat lokale wijkmonitors uitwezen dat er in deze wijken meer overmatig alcoholgebruik bij ouderen werd geconstateerd in vergelijking met andere Nijmeegse wijken. Wijkateliers zijn lokale werkgroepen bestaande uit verschillende zorgdisciplines. Als antwoord op dat verzoek is een stuurgroep opgezet bestaande uit de drie wijkateliers, Zorggroep Zuid Gelderland, Iriszorg, Trimbosinstituut en programmacoördinator Radboudumc met afdelingen Eerstelijnsgeneeskunde en IQ healthcare. Elk wijkatelier had een lokale trekker (in Malden was dat de manager van het gezondheidscentrum, in Hazenkamp een huisarts en in Lent een wijkverpleegkundige). Het pilotproject is omgedoopt tot ‘Alcohol mij ’n zorg’. 1.2 Aanpak Om het bovengenoemde doel te bewerkstellingen heeft de stuurgroep verschillende implementatiepaden ingezet: ontwikkeling van een beleidsnotitie door ZZG; scholing in de thema’s kennis van ouderen en alcohol, vroegsignalering mogelijk problematisch gebruik, screeningsinstrument AUDIT-C en gesprekstechnieken om in gesprek te gaan met ouderen. Naar aanleiding van de scholing hebben zorgverleners uit de wijken gezamenlijk wijkspecifieke zorgpaden gedefinieerd. De scholingsgroepen zijn in ieder wijkatelier ingedeeld in twee niveaus: - Groepsniveau 1: bestond uit intermediairen die geschoold zijn in gebruik van de AUDIT-C bij vermoedens van problematisch alcohol gebruik en het, indien haalbaar met de oudere in gesprek gaan en motiveren om naar de huisarts te gaan. De nadruk van de scholing lag op kennis en bewustwording. Hierna spreken we van ‘de signaleerders’ - Groepsniveau 2: bestond uit intermediairen (huisartsen, wijkverpleegkundigen, maatschappelijk werkers, psychologen en POH) die naast signaleren en screenen ook de ouderen kunnen ondersteunen middels eenvoudig in te zetten interventies. Tijdens deze scholing was er naast kennis en bewustwording meer aandacht voor gesprekstechnieken (een voorloper van motiverende gespreksvoering). In het vervolg spreken we van ‘de uitvoerders’ Dit rapport gaat vooral in op de scholing die heeft plaatsgevonden ten behoeve van deskundigheidsbevordering van professionals. We evalueren de invloed van de scholing op kennis en rolopvatting met behulp van ingevulde vragenlijsten. 1.3 Metingen Metingen omtrent kennis en rolopvatting zijn driemaal uitgevoerd: direct voorafgaand aan de scholing, direct na afloop van de scholing en een half jaar na de scholing om te kijken in hoeverre de scholing beklijft. De kennis is getoetst met 13 kennisvragen, waarvan 1 vraag bestond uit 3 subvragen en 12 meerkeuzevragen. Rolopvatting is gemeten met de internationaal gevalideerde Shortened Alcohol and Alcohol Perceptions Questionnaire (SAAPPQ). Dit is een vragenlijst die 10 stellingen 1
bevat betreffende het werken met probleemdrinkers. Rolopvatting kent een onderverdeling van rolzekerheid en therapeutische betrokkenheid. Rolzekerheid besteedt aandacht aan de mate waarin professionals denken kennis en vaardigheden te bezitten om alcoholgebruik bij patiënten ter sprake te brengen en aan de mate waarin zij er zeker van zijn dat dit tot hun taak behoort. Therapeutische betrokkenheid gaat in op de motivatie, het zelfvertrouwen en tevredenheid over het werken met probleemdrinkers. De metingen van kennis en rolopvatting zijn opgesteld in afstemming met de stuurgroep. 2. Resultaten 2.1 Beschrijving van de deelnemende professionals bij aanvang In totaal waren er 102 professionals bij de scholingen aanwezig, waarvan 96 professionals de voormeting hebben ingevuld. In tabel 1 worden karakteristieken uit de 3 wijkateliers weergegeven. Uit deze tabel is af te leiden dat veruit de meeste aanwezige professionals bij de scholing afkomstig waren uit Heumen. Verder verschilde de samenstelling van aanwezigen bij de scholing sterk per wijk. De beroepsgroep ‘overig’ is zeer divers en niet onder een inhoudelijke noemer samen te vatten, maar bestond voornamelijk uit ouderenadviseurs, fysiotherapeuten, diëtisten, maatschappelijk werkers, eerstelijns psychologen en oefentherapeuten. Tabel 1. Eigenschappen van deelnemende professionals voorafgaand aan de scholing Heumen Lent Hazenkamp
Totaal
Aantal vragenlijsten
47
29
20
96
Aantal signaleerders
11
16
4
31
Aantal uitvoerders
36
13
16
65
Beroepen - Huisarts - POH - Wijkverpleegkundige - Wijkziekenverzorgende - Anders - Onbekend
5 6 11 0 14 11
1 2 4 5 15 2
5 2 3 0 10 0
11 10 18 5 39 13
% voldoenden Kennistoets - % voldoenden in groep 1 - % voldoenden in groep 2
71% (n=13) 83% 68%
29% (n=8) 18% 40%
56% (n=4) 75% 50%
55% (N=25)# 48% 58%
Gemiddelde rolzekerheid (SD) * - in groep 1 - in groep 2#
4,3 (0,9) 4,0 (0,7) 4,4 (0,9)
4,3 (1,0) 3,9 (0,9) 4,6 (1,1)
4,6 (1,0) 3,9 (1,0) 4,9 (1,0)
4,4 (1,0) 3,9 (0,8) 4,6 (1,0)
Gemiddelde therapeutische betrokkenheid (SD) * - in groep 1 - in groep 2
4,2 (0,5)
4,0 (0,8)
4,2 (0,9)
4,2 (0,7)
4,1 (0,5) 4,3 (0,5)
3,9 (0,6) 4,2 (0,9)
4,1 (1,3) 4,2 (0,7)
4,0 (0,7) 4,2 (0,7)
#
Significant verschil; SD= Standaard deviatie; * Minimum score is 1, maximum score is 7. Dus hoe hoger de score, hoe positiever
2
Voorafgaand aan de scholing (voormeting) werd in Lent op kennis door ongeveer een derde een voldoende gescoord. In Heumen en Hazenkamp waren deze scores aanzienlijk hoger. Het aantal voldoenden op de kennistoets is dan ook significant verschillend per wijkatelier (p=0,01). Een significant verschil wil zeggen dat het verschil in scores per wijkatelier niet op toeval berust, maar door andere factoren veroorzaakt wordt, bijvoorbeeld door de samenstelling van de aanwezigen. Verder was er geen verschil tussen de groepsniveaus (p=0,43). Kijkend naar de rolopvatting, is zowel de rolzekerheid als de therapeutische betrokkenheid niet verschillend per wijk (respectievelijk p=0,32 en p=0,44), maar wel verschillend tussen groepsniveaus: de uitvoerders scoorden gemiddeld 0,6 punten hoger op rolzekerheid (p<0,01) dan de signaleerders. Voor therapeutische betrokkenheid was er geen verschil tussen de groepsniveaus (p=0.08). 2.2 Effect van scholing op kennis 57 professionals hebben zowel de voormeting als de 1e nameting direct na afloop van de kennistoets helemaal ingevuld (incompleet ingevulde kennisvragen worden hier dus niet in meegenomen). Hierbij hebben alle professionals op 1 na, een voldoende gehaald voor de kennistoets, dus het kennisniveau is significant verbeterd (p<0,01). De 2e nameting – na een half jaar – is door veel minder zorgverleners voltooid dan bij de 1e nameting direct na afloop van de scholing. In totaal hebben 34 zorgverleners de 2e nameting ingevuld. Desalniettemin blijft het kennisniveau hoog: 84% scoorde een voldoende op de kennistoets. Dit blijft een significante verbetering ten opzichte van de voormeting (p<0,01). De signaleerders en uitvoerders hebben beide hun kennisniveau in gelijke mate verbeterd. Dit geldt zowel op zeer korte termijn (1e nameting; β=-0,25; p=0,11) als op langere termijn (2e nameting; β=0,03; p=0,91). De kennisverbetering verschilde bij nameting 1 wel tussen de wijkateliers (p=0,04), echter bij de 2e nameting werd dit verschil opgeheven (p=0,41). Ook blijkt dat het kennisniveau bij de 2e meting voor alle wijken hetzelfde is (p=0,74). 2.3 Effect van scholing op rolopvatting Bij de vragen omtrent rolopvatting, hebben 71 professionals zowel in de voormeting als in de 1 e nameting direct na afloop van de scholing, bruikbare vragenlijsten ingevuld. Direct na afloop van de scholing zijn de professionals gemiddeld 1 hele punt op de 7-puntsschaal van rolzekerheid vooruit gegaan (significant: p<0,01; SD 0,88). Op de langere termijn is het verschil met de voormeting nog 0,75 punt op de 7-puntsschaal, maar blijft significant (p<0,01; SD 0,93). Voor therapeutische betrokkenheid zien we een kleiner effect: direct na afloop van de scholing zijn de professionals er gemiddeld 0,23 punt op vooruit gegaan (significant: p=0<01; SD 0,63). Op de lange termijn is dit verschil weg (p=0,78; SD 0,71). De wijkateliers verschillen niet in de effecten op rolzekerheid en therapeutische betrokkenheid tussen de drie wijkateliers (resp. p=0,42; p=0,35). Dit blijft onveranderd op de lange termijn (resp. p=0.08; p=0,15). Op de lange termijn waren er gelijke niveaus in rolzekerheid en therapeutische betrokkenheid tussen de drie wijkateliers (respectievelijk p=0,24; p=0,33).
3
Naast verschillen tussen wijkateliers, bekijken we ook eventuele verschillen tussen groepsniveaus. Het effect op rolopvatting was bij de signaleerders sterker dan bij de uitvoerders: (β=-0,76; p<0,01). Echter op de langere termijn, bij de 2e nameting, wordt het verschil tussen de groepsniveaus weer opgeheven (β=-0,31; p=0,40). Bij therapeutische betrokkenheid zien we een zelfde patroon: bij de 1e nameting lieten de uitvoerders minder verbetering zien in therapeutisch betrokken (β=-0,56; p<0,01), maar op de langere termijn is er geen verschil meer tussen de groepsniveaus (β=-0,18; p=0,52). Op de lange termijn waren er gelijke niveaus in rolzekerheid en therapeutische betrokkenheid tussen de signaleerders en uitvoerders (respectievelijk p=0,18; p=0,50). 3. Conclusie De belangrijkste bevindingen na afloop van de scholing: - Het kennisniveau voorafgaand aan de scholing verschilde sterk per wijkatelier - Door de scholing is het aantal voldoenden op de kennistoets verhoogd van 55% naar 84% na een half jaar. Er is dus blijvende kennisverbetering opgetreden - Na de scholing is de rolzekerheid en therapeutische betrokkenheid van de signaleerders (niveau 1) sterker vooruit gegaan dan die van de uitvoerders (niveau 2). Hierdoor zijn de rolzekerheid en therapeutische betrokkenheid die voorafgaand aan de scholing nog verschillend waren, na afloop gelijk getrokken tussen de beide niveaus. - De scholing laat blijvende verbetering in rolzekerheid van de professionals zien, maar niet in therapeutische betrokkenheid Geconcludeerd kan worden dat de scholing veranderingen bij de professionals teweeg heeft gebracht. Het kennisniveau heeft een boost gekregen en blijft hoog op de langere termijn. De kennisverbetering verschilde niet tussen de groepsniveaus, hieruit zou af te leiden kunnen zijn dat de scholing afdoende was afgepast op de beide groepsniveaus. De grootste vooruitgang in kennis werd gezien in Lent, echter hier was ook de grootste ruimte voor verbetering. Effecten in rolopvatting zagen we op lange termijn in het domein rolzekerheid maar niet bij therapeutische betrokkenheid. Dat betekent dat het scholingsaanbod wellicht nog beter afgestemd kan worden op de motivatie, het zelfvertrouwen en tevredenheid over het werken met probleemdrinkers. Verder was er een grotere verbetering in rolzekerheid en therapeutische betrokkenheid te zien bij de signaleerders, echter daar was ook nog de grootste ruimte voor verbetering. Een kanttekening bij deze resultaten is dat de respons op de 2e nameting erg laag was in vergelijking met het aantal zorgverleners dat aan de scholing heeft deelgenomen. Dat betekent dat de effecten op lange termijn indicatief zijn; om dit met meer betrouwbaarheid te toetsen zou onderhavige pilot moeten worden uitgebouwd met een betere respons en een controlegroep die geen scholing heeft gehad.
4