KENMERKEN VAN HET SCHEIDSRECHTERLIJK VONNIS IN HET VOLKENRECHT door
H.R.M . D E REU Assistent bij het Seminarie voor Volkenrecht en Internationale Politiek, Rijksuniversiteit Gent
IN LE ID IN G
De intèrnationale arbitrage heeft tot doel de tussenstaatse geschillen op te lossen op basis van eerbied voor het recht door rechters die de partijen hebben aangeduid x. Evenals het beroep op een gevestigde internationale jurisdictie strekt de arbitrage ertoe een betwisting tussen Staten door middel van een bindende uitspraak te beslechten. De toestemming van de betrokken Staten ligt hieraan ten grondslag. De internationale jurisdictie vertoont een permanent karakter, is onafhankelijk en is onderworpen aan regels die aan de wil der partijen ontsnappen. Het orgaan dat met de arbitrage is belast, wordt vrijelijk door middel van een overeenkomst tussen de twistende partijen opgericht. Deze bepalen zelf de bevoegdheid, de procedureregels en leggen de juridische bases waarop de sententie zal worden verleend. Gezien de instelling van de arbitrale jurisdictie volledig het werk is van de partijen, dient het willig karakter ervan te worden onderstreept. Het compromis is de overeenkomst waardoor de partijen de arbitrage organi seren. Het kan voorafgegaan zijn door andere verdragen, die de verplichting inhouden een beroep te doen op arbitrage en bij voorbaat op min of meer volledige wijze in het mechanisme voorzien. Het gebeurt ook dat niet alle regels uitsluitend door de partijen worden vastgelegd maar uit een multilateraal
1 Convention pour le reglement pacifique des conflits internationaux, 1899, art. 15; 1907, art. 37, S c o t t , J.B., Rapports faits aux Conférences de La Haye de 1899 et 1907, pp. 35 en 298.
96
H .R .M . D E R E U
de arbitrage en gehouden is regels toe te passen die de partijen hebben aanvaard. Alhoewel de conclusies van dergelijke instanties vaak worden geëerbiedigd, bezitten ze zeker niet het juridisch karakter van het scheidsrechterlijk vonnis. De arbitrale sententie is de akte waardoor een scheidsrechter of een college van scheidsrechters zich uitspreekt over een geschil dat de partijen hebben voorgelegd en dat voor hen bindend is en kracht van gewijsde b ezit5. Dergelijk vonnis is meestal het resultaat van een vrij lange procedure. W ij hebben ons voorgenomen in ’t kort de eindfaze ervan te schetsen. Onze bijzondere aandacht gaat uit naar de juridische gevolgen en kenmerken van het arbitraal vonnis, d.w.z. het bindend en definitief karakter van de uitspraak en de problemen die omtrent de uitvoering en de interpretatie ervan kunnen rijzen. Tenslotte zullen we de diverse gebreken en nietigheidsgronden analyseren.
1.
U IT B O U W V A N D E SEN TE N TIE
De sententie wordt uitgewerkt tijdens zittingen waarvan de beraadslaging geheim is 6. Naar aanleiding van het bekende Alabamageschil greep de delibe ratie plaats in aanwezigheid van de agenten en raadgevers van de partijen, die daarna een gedrukt exemplaar van de meningen der rechters ontvingen7. Deze praktijk is echter niet gevolgd, zodat in de regel alleen de leden van het gerechtshof aan de beraadslaging deelnemen8. De uitspraak wordt na discussie van de scheidsrechters, die een corps uitmaken, vastgelegd 9. Indien echter een
5 V a n B o g a e r t , E., Beginselen van het Vol\enrecht, 1964, p. 429; H a m b r o , E., L’exécu tion des sentences internationales, Liège, 1936, p. 8; S c h in d l f .r , D., Die Schiedsgerichtsbar\eit seit 1914, 1938, p. 171; L a m m a s c i i , H ., Die Rechtskraft internationaler Schiedsspriiche, 1913, p. 14; R a l s t o n , J., The Laur and procedure of International Tribunals, California, 1926, p. 207; L i m b u r g , J., « L ’autorité de chose jugée des décisions des juridictions inter nationales », R.C.A.D.I., 1929-V, pp. 523 e.v. Tenzij de partijen een akkoord hebben afgesloten waarbij het tegendeel werd bedongen, is de regel algemeen geldend; Dictionnaire de la terminologie du droit international, Sirey, 1960, p. 559. 6 Art. 51, Conv. v. Den Haag 1899, S c o t t , J.B., Rapports, op. cit., p. 84; art. 78, Conv. v. Den Haag 1907, id. op. cit., p. 306; Statuut art. 54; S t r u p p , K., Documents pour servir à l'histoire du droit des gens, 2e éd., t. IV, 2® partie, 1923, p. 625; art. 26, « Model Rules on Arbitral Procedure, International Law Commission », A.J.I.L., 1959, Off. Doc., p. 246; M e r i g n a c , A., Traité de droit public international, t. I, Paris, 1905, p. 524; S c h l o c h a u e r , H.J., « Schiedsgerichtsbarkeit Internationale », Wôrterbuch des Volkerrechts, S t r u p p , K. - S c h l o c h a u e r , H.J., B. III, Berlin, 1962, p. 188; Z o r n , P., Die beiden Haager Vriedens\onferenzen von 1899 und 1907, Berlin, 1915, p. 73; S c h i n d l e r , D., Die Schiedsgerichtsbarkeit seit 1914, Entwicklung und heutiger Stand, Stuttgart, 1938, p. 166. 7
L a p r a d e l l e , A., P o l it is , N., Recueil des arbitrages internationaux, t. II, p. 920; M., Traité de droit international public, t. II, pp. 446-447; Dahm, G., Vôl\errecht, B. II, Stuttgart, 1961, p. 538. de
Sib e r t ,
8 Art. 27, Model Rules, I.L.C., op. cit., A.J.I.L., 1959, p. 246. 9 C a r l s t o n , K.S., The Process of International Arbitration, New York, 1946, p. 43.
97
H E T S C H E ID S R E C H T E R L IJK V O N N IS
der rechters aan de deliberatie niet deelneemt, hetzij om persoonlijke redenen of op aansturen van de regering die hem heeft aangeduid, zal niettemin de rechtbank statueren10. In de doctrine en in de diplomatieke praktijk is de geldigheid van dergelijke uitspraken wel eens betwist geworden 11. Om kritiek dienaangaande te voorkomen, voorziet men best in de vervanging van de afwezige scheidsrechter. Volgens de modelregels uitgewerkt door de Commissie voor Internationaal Recht der Verenigde Naties, die zich met de codificatie van het volkenrecht inlaat, komt het de voorzitter van het Internationaal H of van Justitie toe de plaatsvervanger aan te duiden12. Uit het onderzoek van de doctrine13 en de verdragspraktijk 14 blijkt dat, 10 C a r l s t o n , K.S., op. cit., p.
47.
11 A c r e m a n t , A . , La procédure dans les arbitrages internationaux, Paris, 1905, pp. 130-131.
12 Art. 27, 2, Model Rules I.L.C., op. cit., A.J.I.L., 1959, p. 246. 13 H e f f t e r , A .G ., Le Droit international de l’Europe, v e r t a lin g J. B e r g s o n , B e r lin , P a ris, 1873, p . 209; B l u n t s c h l i , J., Das moderne Völkerrecht der civilisierten Staten als Rechtsbuch dargestellt, N ö r d li n g e n , 1868, p . 275; v o n B u l m e r i n c q , U., Völkerrecht, Handbuch des Öffentlich’Sn Rechts, F r e ib u r g u n d T ü b in g e n , 1884, p . 352; v o n H o l t z e n d o r f f , F ., Hand buch des Völkerrtchts, B . IV, H a m b u r g , 1889, p . 34; R i v i e r , A . , Principes du droit des gens, t. II, P a ris, 1896, p p . 183-184; M o d e lr e g e ls v a n h e t In s titu t d e d r o it in te rn a tio n a l, Sessie G e n è v e 1874, art. 21; M o o r e , J.B ., A Digest of International Law, W a s h in g t o n , 1906, v o l. VII, p p . 35 e .v .; v o n U l l m a n n , E., Völkerrecht, T ü b in g e n , 1908, p . 450; M e r i g h n a c , A ., Traité de droit, op. cit., I , p . 525; H a l l e c k ' s , International Law, t. I, p . 501; H a l l , W.E., A Treatise on International Law, 7nd e d ., O x fo r d , 1917, p . 374; H y d e , C .C ., International Law chiefly as Interpreted and Applied by the United States, v o l . II, B o s to n , 1922, p . 153; C a v a r é , L ., Le droit international public positii, t. II, P a ris, 1951, p . 212; D e l b e z , L ., Manuel de droit international public, P a ris, 1951, p . 277; S i b e r t , M ., Traité de droit inter national public, t. II, P a ris, 1951, p . 447; R e d s l o b , R ., Traité de droit des gens, P a ris, 1950, p . 355; S c h w a r z e n b e r g e r , G ., International Law, v o l . I , 2nd e d ., L o n d o n , 1949, p . 444; D a h m , G ., op. cit., II, p . 538; Z o r n , P ., op. cit., p . 73; S c h i n d l e r , D ., op. cit., p . 166; R a l s t o n , J., op. cit., p p . 109 e .v .; H u d s o n , M .O ., International Tribunals, p p . 114 e .v .; S im p s o n , L .J., H a z e l F o x , International Arbitration, L o n d o n , 1959, p. 222; H i l l , N .L ., * U n a n im o u s C o n s e n t in In te r n a tio n a l O r g a n iz a t io n », A.J.I.L., 1928, p p . 324 e .v .; D o m k e , M ., « Settlements o f D is p u te s P r o v is io n s in A x is Satellite P e a ce T r e a tie s », AJ.I.L., 1947, p . 912; C o n s e n t in i , F ., in té g r a le pp.
131
du
«
C ode
in te rn a tio n a l
d r o it d e s g e n s
»,
art.
d e la p a ix
et
de
la g u e r r e ,
227, R.G.D.I.P., 1935,
p.
471;
essai d ’ u n e c o d ific a t io n A c r e m a n t , A .,
op. cit.,
e .v .
14 Art. 9, Germany-Switzerland, Treaty of Conciliation, Arbitration and Compulsory Adjudication, Berne, 3 déc. 1921; H a b i c h t , M., Post-War Treaties for the Pacific Settlement of International Disputes, Cambridge, 1931, p. 26; art. XIV, Costa-Rica-Guatemala-HondurasNicaragua-Salvador, Treaty of Arbitration, Washington, Febr. 7, 1923, id. op. cit., p. 43; art. 9, Germany-Sweden, Treaty of Conc. and Arb„ Berlin, Aug. 29, 1924, id. op. cit., p. 153; art. IV, Argentina-Switzerland, Treaty of Arb., Buenos-Aires, Nov. 17, 1924, id. op. cit., p. 181; art. 9, Finland-Germany, Treaty of Conciliation and Arbitration, Berlin, March 14, 1925, id. op. cit., p. 210; art. 9, Estonia-Germany, Treaty of Conc. and Arb., Berlin, Aug. 10, 1925, id. op. cit., p. 261; art. 8, Germany-The Netherlands, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adj., The Hague, May 20, 1926, id. op. cit., p. 436; art. 8, DenmarkGermany, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adj., Berlin, June 2, 1926, id. op. cit., p. 400; art. VII, Columbia-Mexico, Treaty of Arb., Mexico, July 11, 1928, id. op. cit., p. 804;
98
H .R .M . D E REU
behalve in gevallen van arbitrage door een vorst of enige rechter, en bij ontsten tenis van bepalingen die uitdrukkelijk het tegendeel inhouden, de sententie bij meerderheidsstemming door de leden van het college wordt verleend. De gewone meerderheidsregel is van fundamentale aard en spruit voort uit de noodzakelijkheid een vonnis te vellen. Zelfs indien het compromis omtrent de stemmingsprocedure geen bepalingen bevat, blijkt hij in de praktijk van toepas sing te z ijn 15. Wanneer echter de rol van scheidsrechter, zoals in het Mosulgeval, is toevertrouwd aan een politiek orgaan dat de beslissingen met unani miteit dient te nemen, kunnen er omtrent de geldige stemming problemen ontstaan. Het Permanente H o f van Internationale Justitie heeft erop gewezen dat in dergelijke gevallen de unanimiteit, echter min de stemmen van de geschilvoerende partijen, vereist b lijft16. De uitspraak is schriftelijk opgesteld. Aangezien er van een absoluut vastge legde vorm geen sprake is, bestaan er in de praktijk diverse modaliteiten17. Eveneens bestaan er in de authentificatie van de sententie variantenls. Soms art. 46, 1, Traité instituant l’Union économique Benelux, La Haye, 3 févr. 1958, Annuaire européen, vol. V, La Haye, 1959, p. 184; Protocole d’un accord entre les Etats-Unis d’Améri que et la rèp. du Mexique pour le règlement de certaines contestations relatives au « Fonds pieux des Californies », Washington le 22 mai 1902, S c o t t ,, J.B., Les travaux de la Cour permanente d’arbitrage de La Haye, New York, 1921, p. 9; art. 7, Special Agreement concluded on Dec. 17, 1930, between the Kingdom of Sweden and the U.S.A. relating to the Arbitration of a Différence concerning the Swedish Motor Ships Kronprins Gustaf Adolf and Pacific, A.J.I.L., 1932, p. 836; art. 8, Annex II, Draft Fisheries Conv., March 9, 1964, A.J.I.L., 1964, Off. Doc., p. 1076; art. 34, P.C.A., Rules of Arbitration and Conciliation for Settlement of International Disputes between two Parties of which only one is a State, A.J.I.L., 1963, Off. Doc., p. 505; art. VI, Compromis of Arbitration between the U.S.A. and the Governm. of French Republ. relating to the Agreement of March 27, 1946, as amended, Paris, Jan. 22, 1963, A.J.I.L., 1963, Off. Doc., p. 1031; France-Algérie, Accord en matière d’arbitrage, Paris, 26 juin 1963, Annexe art. 4, a), R.G.D.I.P., Doc. 1964, p. 607. 15 S im p s o n , L.J., H a z e l Fox, op. cit., p. 222; C a v a r ê , L., op. cit., t. II, p. 212.
16 P.H.I.J., serie B n. 12, p. 28, Turks-Iraakse grens, Mosul case, Interprétation of art. 3 of the Treaty of Lausanne, G r e e n , L.C., International Law through the Cases, London, 1951, pp. 864-865. 17 C a v a r é , L ., op. cit., t. II, p. 210, vb. van sententie onder vorm van dubbele brief aan de partijen gericht, Mascate-Zanzibar, 2 april 1861, deling van de Staten Seyid-Saïd; d e L a p r a d e l l e , A., P o l i t i s , N., op. cit., t. II, p. 70; sententie alleen met beschikkend gedeelte, vb. aff. U.S. and Paraguay Navigation and C°, 13 aug. 1860, d e L a p r a d e l l e , A., P o l i t i s , N., op. cit., II, p. 51.
18 R i v i e r , A., op. cit., p. 184, volg. modelprocedure v.h. Institut de droit international, Genève, 1874, art. 23, moet de sententie getekend zijn door de leden of de meerderheid die voorstemde met melding dat de minderheid weigerde te tekenen; W e h b e r g , H ., « La contribution des conférences de la paix de La Haye au progrès du droit international », R.C.A.D.I., 1931-III, pp. 588 e.v.; M e r i g h n a c , A., op. cit., I, p. 525; Z o r n , P., op. cit., pp. 73 e.v.; H u d s o n , M .O ., and S o h n , L.B., « Fifty Years of Arbitration, in the Union of International Transport by Rail », A.J.I.L., 1943, p. 601; art. 28, P.C.A., Rules of Arbitration, op. cit., A.J.I.L., 1963, Off. Doc., p. 505.
H E T S C H E ID S R E C H T E R L IJK V O N N IS
99
volstaat het dat elk der leden van het gerechtshof, die voor het vonnis hebben gestemd, ondertekenen ln, soms geschiedt de authentificatie door de handte kening van de voorzitter van het college en de griffier20. Naar het voorstel van de Commissie voor Internationaal Recht zoals in het art. 28 van de modelregels is opgenomen, zal de sententie getekend worden door de voorzitter en de leden die ze hebben gestem d21. In de sententie komen een aantal vermeldingen v o o r 22 die vaak overeenstemmen met de aanduidingen die art. 74 van het reglement aan het Internationaal H o f van Justitie voorschrijft 23. Benevens de dagtekening op datum waarop de uitspraak is verleend, bevat ze de naam van de scheidsrechters, de aanduiding van de partijen en hun agenten, de uiteenzetting van de procedure en de conclusies van de partijen. Daarna volgt een overzicht van de feitelijke omstandigheden en de rechtsmotivering, om te besluiten met het beschikkend gedeelte. Van essentiële aard is natuurlijk de aanduiding van het compromis en de overeenkomsten waarop de bevoegdheid van de arbiters berust. De arbitrale sententies dienen op al hun punten gemotiveerd te zijn. Deze regel schijnt definitief in het positief volkenrecht vastgelegd 24. De regel die de rechter verplicht de motieven van zijn beslissing uiteen te zetten is niet altijd gevolgd geworden. Vooral in arbitrages door vorsten ontbraken vaak motieven 25. 19 Conv. v. Den H aag, 1899, art. 52, S c o t t , J.B., Rapports op. cit., pp. 84-85. 20 Conv. v. Den Haag, 1907, art. 79, id. op. cit., p. 306; Columbia-Mexico, Treaty o£ Arbitration, Mexico, July 11, 1928, H a b i c h t , M., op. cit., art. VII, p. 804. 21 Art. 28, Model Rules, I.L.C., A.f.I.L., 1959, Off. Doc., p. 246. 22 Z orn, P., op. cit., pp. 70 e.v.; S oiiwarzenberger , G., International Latv, vol. I, p. 445; D ahm , G., op. cit., II, pp. 538 e.v.; S impson , J., H azel F ox, op. cit., pp. 224-225; H udson, M.O., International Tribunals, op. cit., pp. 313 e.v.; art. 79, conv. v. Den H aag 1907, S cott , J.B., op. cit., p. 306; art. 28, Model Rules I.L.C ., A.J.I.L., 1959, Off. Doc., p. 246; zie ook art. 2, m emorandum du 14 mai 1855, aff. Croft, Grande-Bretagne-Portugal, 7 févr. 1856, de L a pred elle , A. - Po litis N ., Recueil op. cit., II, p. 12; art. 2, memoran dum du 8mars 1861, Grande-Bretagne-Portugal, aff. Yuille Shortridge et Cie, 21 oct. 1861, id. op. cit., II, p. 89; Conv. du 21 sept 1868, commission mixte de Caracas, 15 nov. 1869, id. op. cit., II, p. 526; art. 2, Conv. du 4 sept. 1868, comm. mixte de Lim a, Etats-UnisPérou, id. op. cit., II, p. 585; art. 2, protoc. du 13 janv. 1869, Grande-Bretagne-Portugal, aff. Vile de Bulama, id. op. cit., II, p. 607, art. 9, p. 608; art. 2, prot. du 14 mars 1870, aff. du Canada, Brésil-Etats-Unis, 11 juillet 1870, id. op cit., II, p. 625; N ote doctrinale, aff. de l’Alabama, Etats-Unis-Grande-Bretagne, 14 sept. 1872, id. op. cit., II, pp. 920 e.v. 23 Art. 74, Rules of Court, 6th May 1946, R o s e n n e , S., The International Court of Justice, Leyden, 1957, Appendix 3, p. 559. 24 C a s t b e r g , F., « L ’excès de pouvoir dans la justice internationale », R.C.A.D.I., 1931-1, p. 389; C a r l s t o n , K .S ., The process of International Arbitration, New York, 1946, p. 50; v o n U l l m a n n , E., op. cit., p. 450; D e l b e z , L ., op. cit., p. 278; S i b e r t , M., op. cit., t. II, p. 447; D a h m , G., op. cit., II, p. 539; L a m m a s c h , H., Die Lehre von der Scheidsgerichtsbar\eit in ihrem ganzen Umfange, Stuttgart, 1914, pp. 186 e.v.; S t o v k o v i t c h , S., De l’autorité de la sentence arbitrale en droit international public, Paris, 1924, pp. 91 e.v. 25 R a l s t o n , J., op. cit., pp. 107 e.v.; A c c i o l y , H., Traité de droit int. public, Paris, 1941, t. II, p. 43; C a v a r é , L., op. cit., t. II, pp. 182, 210 e.v.; R o u sse a u , C h ., Droit int. public, Paris, 1953, pp. 493 e.v.; Argumenten contra motivering, A c r e m a n t , A., op. cit., pp. 137 e.v.
100
H .R .M . D E R E U
De motiveringsplicht kreeg meer concrete vorm sedert de oprichting van de gemengde commissies. Het was gebruikelijk dat ieder commissaris breedvoerig zijn visie op het probleem naar voor bracht. De opperscheidsrechter rechtvaar digde op zijn beurt de aanvaarde oplossing. De plicht tot motivering is tot een fundamentele procedureregel uitgegroeid en blijkt een essentieel element uit te maken van elke gezonde rechtsbedeling. Een aantal compromissoire overeenkomsten voorzien uitdrukkelijk in deze plicht2e. Het is een feit dat gemis aan motivering de mogelijkheid openlaat de sententie aan te vechten. In de doctrine is er zelfs beweerd dat gebrek aan motivering de sententie nietig m aakt27. D it betekent niet dat men verplicht is ieder detail van de redenering weer te geven of dat elk motief in de uitspraak het karakter van een uitspraak zou bezitten 2S. Wanneer men de praktijk nagaat is een grote diversiteit in de voorstelling van de motieven merkbaar, waarbij de nationale judiciaire gewoon ten niet zonder invloed zijn gebleven. Over het algemeen bestaat de tendens de motivering vrij breedvoerig uit te werken 29. Nadat de sententie is opgesteld en gestemd, volgt de uitspraak. De uitspraak wordt in openbare zitting voorgelezen in aanwezigheid van de raadgevers en agenten( der partijen, waarna ze aan de betrokken partijen wordt genotifi ceerd 30. De sententie wordt voor de partijen slechts effectief nadat ze werd 26 Great Britain-Mexico, Rules of Procedure of the Claims Commission established under the Convention of Nov. 19, 1926, art. XII, 1931, Off. Doc., p. 198; NetherlandsU.S.A., Conv. for Arbitration of Payment for Military Supplies, Washington, March 18, 1938, art. VII, A.J.I.L., 1940, Off. Doc., p. 189; Indus-Waters Treaty, Pakistan-India, Karachi Sept. 19, 1960, Annexure G (art. IX (5) 23, A.J.I.L., 1961, Off. Doc., p. 820; art. 29, P.C.A. Rules of Arbitration, A.J.I.L., 1963, Off. Doc., p. 505; art. VI, Compromis of Arbitration between the Government of the U.S.A. and the Gouvernement of the French Rep. relating to the Agreement of March 27, 1946, as amendend, Paris, Jan. 22, 1963, A.J.I.L., 1963, Off. Doc., pp. 1031-1032; France-Algérie, Accord en matière d ’arbitrage, Paris, 26 juin 1963, annexe art. 8, R.G.D.Ï.P., 1964, p. 608; art. 9, Compr. en vue de résoudre le différend quant à l’interprétation du traité du l'er oct. 1904, relativement à la frontière dans l’île de Timor, La Haye, 3 avril 1913, S c o t t , J.B., Les travaux, op. cit., p. 413; art. VII, Special Agreement U.S.A.-Netherlands (The Island of Palmas), 23 janv. 1925, A.J.I.L., 1928, p . 869; zie ook Ju r e t , P.M., « Observations sur la motivation des décisions juridictionnelles internationales », R.G.D.I.P., I960, p . 526. 27 S im p s o n , J. - H a z e l Fox, op. cit., p. 255; H o y e r , La solution pacifique des litiges internationaux, 1925, p. 277, afwezigheid van motieven staat vlg. hem gelijk met machtsoverschrijding. De sanctie is nietigheid; C a r l s t o n , K .S ., op. cit., p. 50; A c c i o l y , H ., op. cit., II, p. 44.
28 « Polish Postal Service in Danzig », C.P.J.I., Ser. B , n° 11, pp. 29-30, in H a m b r o , E., The Case Law of the International Court, vol. I, Leyden, 1952, p. 403; B e c k e t t , W.E., « Décisions o f the P.C.I.J. on Points of Law and Procedure of General Application », B.Y.B.I.L., 1930, p. 17. 29
Ju r e t ,
P.M., op. cit., R.G.D.I.P., 1950, p. 559.
30 Art. 54, Conv. v. Den Haag 1899, S c o t t , J.B., Rapports op. cit.,, p. 85, art. 80 en 81, conv. v. Den Haag 1907, id. op. cit., p. 306; art. 28, par. 3 en 4, Model Rules I.L.C., A.f.I.L., 1959, Off. Doc., p. 246; Dickson Car Wheel Company, U.S.A. v. United Mexican
101
H E T S C H E ID S R E C H T E R L IJK V O N N IS
uitgesproken 31. Van de regel der openbaarheid zal slechts worden afgeweken wanneer de verdragspartijen zulks hebben bepaald. D e sententie van het Brits-Frans scheidsgerecht in het geval Chevreau werd slechts een jaar na de uitspraak gepubliceerd. De partijen waren nl. overeengekomen dat het vonnis gedurende een termijn van drie maanden geheim zou blijven. Daarna zouden slechts gemachtigde vorsers er kennis kunnen van nemen 32. Het probleem of de betekening van de uitspraak aan derden wenselijk of vereist is, werd vooral met betrekking tot geschillen waarin de territoriale soevereiniteit in het gedrang kwam, onderzocht. Een absolute plicht de sententie aan derden te notificeren bestaat niet in het volkenrecht33. Er valt evenwel op te merken dat indien dergelijke betekening gebeurt en reserves vanwege derden uitlokt, de uitvoering van de sententie zou kunnen bemoeilijkt worden. Het komt veelvuldig voor dat het compromis een termijn vastlegt waarbinnen de sententie dient te worden verleend. Meestal begint de termijn te lopen sedert de oprichting van de scheidsrechterlijke instantie 34 of sedert het afsluiten van de mondelinge procedure 35. States, p.
691;
July 31,
by A m e r ic a n C o m m is s io n e r , Reports of I.A.A., G., op. cit., v o l . 1, p p . 448-449; D a h m , G., op. cit., II, A., op. cit., p p . 147 e .v . D is s e n t in g O p in io n
Sc h w a r z e n b e r g e r ,
A crem ant,
v o l. p.
IV, 540;
31 H u d s o n , M.O., op. cit., p. 118; G u e r m a n o f f , D ., L ’excès de pouvoir de 1‘arbilre, Paris, 1929, pp. 74 e.v.; S i b e r t , M., Traité, op. cit., II, p. 448, de sententie wordt pas verbindend na de notificatie ervan aan de partijen; zie ook S c h l o c h a u e r , H.J., WSrterbuch, op. cit., B. III, pp. 188-189.
32 H u d s o n , M.O., « The Chevreau Claim between France and Great Britain », A.J.I.L., 132, pp. 804-807; id., International Tribunals, op. cit., p. 118. 33 Ministère des Affaires étrangères, note du service juridique, dd. 12 février 1955, Kiss, A.C., Répertoire de la pratique française en matiire de droit international public, t. V, Paris, 1962, p. 58. 34 Art. XI, Protocol for Arbitration of the Landreau Claim against Peru, U.S.A.-Peru, May 21, 1921, Reports of International Arbitral Awards, U.N., vol. I, p. 351; Sentence arbitrale rendue par E. Borel, 18 avril 1925, réparation des annuités de la dette publique ottomane, art. 47 du traité de Lausanne, id. op. cit., I, p. 532; art. 3, conv. Etats-Unis d ’Amérique-republique du Mexique pour le règlement de réclamations, 4 juillet 1868, S cott, J.B., Les travaux de la C.P.A., p. 15; art. III, protocole entre l’Allemagne et le Vene zuela pour le renvoi de certains différends devant la C.P.A. de L a Haye, Washington, 7 m ai 1903, id. op. cit., p. 66; m émorandum du 14 m ai 1855 (aff. Croft), de L apradelle , A.P olitis , N ., op. cit., II, p. 13; art. 7, memorandum du 8 m ars 1861, aff. Yuille Shortridge et Cie, id. op. cit., p. 90; art. 4, conv. 4 févr. 1859, aff. de VU.S. and Paraguay Navigation C °, de L apradelle , A. - P olitis , N ., op. cit., II, p. 42; France-Algérie, accord en matière d ’arbitrage, 26 juin 1963, annexe, art. 8, R.G.D.I.P., 1964, p. 608. 35 Art. X, compromis d’arbitrage 31 juillet 1913, France-Espagne, propriétés religieuses, Rep. of I.A.A. ( U.N.), vol. I, p. 10; art. IV, Special Agreement U.S.A.-Norway, Norwegian Shipowners Claims, June 30, 1921, op. cit., vol. I, p. 311; art. 4, Conv. between the British Government and the Government of Costa Rica for the Submission to Arbitration of Certain Claims against the Governement of Costo Rica, San José de Costa Rico, Jan. 12, 1922, op. cit., vol. I, p. 373; art. 11, Exchange of Notes between the U.S.A.-Guatemala Providing
1 02
H .R .M . D E R E U
De termijn waarbinnen de sententie dient te worden verleend varieerd van 1 maand tot 1 of 2 jaar naar gelang het aantal kwesties die de arbitrale instantie te beoordelen krijgt. Indien het scheidsgerecht niet binnen de gestelde termijn het vonnis verleent moet het in beginsel als functus ofjicio worden beschouwd. Om dit te voorkomen voorzien de meeste arbitrageovereenkomsten in de mogelijkheid, zo nodig de gestelde termijn te verlengen. Soms is de arbitrale instantie gemachtigd de termijn, na notificatie aan de partijen, te verlengen 3(i. Vaak is de voorafgaandelijke toestemming van de partijen hiervoor vereist37. In dit laatste geval kan de oplossing van het geschil afhangen van het bijkomend akkoord dat over de termijn verlenging wordt afgesloten. Wanneer de scheidsrechterlijke instantie het vonnis heeft uitgesproken, dient ze als functus officio te worden beschouwd. Aldus verliest ze elke macht met betrekking tot de sententie , die door het rechterscollege zelfs niet meer kan worden geïnterpreteerd3S. Volgens Carlston is het eveneens uitgesloten de
for Arbitration of the Shufeldt Claim, Nov. 2, 1929, op. cit., vol. II p. 1082; art. 4, Agreement between the U.S.A.-Egypt Regarding Arbitration o f the Claim of G.J. Salem, Caïro, Jan. s20, 1931, op. cit., vol. II, p. 1164; Special Agreement Sweden-U.S.A., Dec. 17, 1930, Relating to Arbitration of a Différence Concerning the Swedish Motor Ships « Kronprins Gustaf Adolf » and « Pacific », op. cit., p. 1243; Conv. for Settlement of Difficulties from Opération of Smelter on Trail, Ottawa, April 15, 1935, U.S.A.-Canada, op. cit., vol. II, p. 1910; art. VII, protocole France-Japon, pour soumettre à un arbitrage certaines questions concernant l’interprétation des traités avec le Japon relativement aux baux à perpétuité, Tokyo, 25 août 1902, S cott, J.B., Les travaux de la C.P.A., p. 92; art. X , Protocole d ’un compromis entre les Etats-Unis d’Amérique et les Etats-Unis de Venezuela pour la décision et le règlement de certaines réclamations, Caracas, 13 février 1909, id. op. cit., p. 252; art. 9, Compromis d’arbitrage entre le gouvernement impérial russe et le gouvernement impérial ottoman, Constantinople, 22 juillet/4 août 1910, id. op. cit., p. 349; art. 8, compromis relatif à la question soulevée par la capture et la saisie momentanée du vapeur postal français « Carthage », Paris, 6 mars 1912, id. op. cit., p. 359; art. 8, compromis relatif à la question soulevée par la capture et la saisie momentanée du vapeur postal français » Manouba », Paris, 6 mars 1912, id. op. cit., p. 376; art. 7, Traité de Washington du 8 mai 1871, Etats-Unis-Grande-Bretagne, aff. de VAlabama, d e L a p r a d e l l e , A. - Politis, N., op. cit., t. II, p. 780; Conv. for Arbitration of Payement for Militairy Supplies, NetherlandsU.S.A., Washington, March 18, 1938, A.f.I.L., 1940, Off. Doc. 189. 36 Bv. art. XI, Protocol for Arbitration of the Landreau Claim against Peru, U.S.A.-Peru, 21 May 1921, Reports of I.A.A., vol. I, p. 351. 37 Art. IV, Special Agreement U.S.A.-Norway, Norwegian Shipowners Claims, June 30, 1921, op. cit., I, p. 311; art. 8, compromis relatif à la question soulevée par la capture et la saisie momentanée du vapeur postal français « Carthage », Paris, 6 mars 1912, S cott, J.B., Les travaux, op. cit., p. 359; Model Rules I.L.C., art. 24, A.J.I.L., 1959, Off. Doc., p. 245; zie over procedureproblemen Carlston, K.S., « Procédural Problems in International Arbitra tion », A.f.I.L., 1945, pp. 426 e.v. 38 R i v i e r , A., op. cit., II, pp. 186 e.v.; H a l l e c k , op. cit., I, p. 501; H y d e , C.C., International Law, op. cit., II, p. 154; D e l b e z , L., op. cit., p. 279; R o u s s e a u , Ch., Droit international public, Paris, 1953, p. 499; id., Droit int. public approfondi, Paris, 1961, pp. 289-290; G r z y b o w s k i , K., « Interprétation of Décisions of International Tribunals », A.f.I.L., 1941, pp. 485 e.v.; B e c k e t t , W.E., « Décisions of the Permanent Court of Inter-
H E T S C H E ID S R E C H T E R L IJK V O N N IS
103
sententie nog te wijzigen indien er bedrog werd gepleegd 39. Het scheidsgerecht zal echter na het verlenen van de uitspraak niet als junctus officio aangezien worden, indien de arbitrale instantie werd opgericht om geheel een contentieux te regelen. Dit is eveneens het geval indien het compromis bepaalt dat het scheidsgerecht binnen een bepaalde termijn voor een beroep in herziening kan gesaisisseerd worden 40. Ten slotte dienen we nog te wijzen op het bestaan van de praktijk volgens welke de leden van het scheidsgerecht, die de minderheid uitmaken, hun motie ven uiteenzetten over de punten waarmee ze niet akkoord gingen. Het zijn de Angelsaksische rechterlijke gewoonten die aan de praktijk der individuele opinies ten grondslag liggen41. Men spreekt van een afwijkende opinie wanneer een rechter wel akkoord gaat met de conclusies van het meerderheidsvonnis maar niet kan instemmen met de motivering ervan 12. Wanneer de scheidsrechter niet kan instemmen met de inhoud van het beschik kend gedeelte van de uitspraak, kan hij de redenen ervan in een afzonderlijke mening naar voor brengen 43. Artikel 52 van de conventie van Den Haag van 1899 voorziet in de vaststelling van de dissidente opinie echter niet in de publicatie ervan44. Dit recht is zelfs niet meer vermeld in de Conventie van Den Haag van 1907. De bezorgdheid de sententie als collectief werk van het rechtscollege te vrijwaren ligt hieraan ten grondslag. In de praktijk echter zijn de individuele opinies blijven voortbe-
national Justice on Points of Law and Procedure of General Application », B.Y.B.I.L., 1930, p. 17; M. Strong, arbiter in de gevallen Pelletier en Lazare ingevolge protocol, V.S.-Haïti, dd. 28 mei 1884 tot M. Preston, Minister van Haïti, 18 febr. 1886, Ex. Doc. 64, 49, Congr. 2 sess. 43; M o o r e , J.B., A Digest of International Law, Washington, 1906, vol. VII, p. 41; Staatssecretaris Sherman aan Mr. Rengifo, Columbiaanse zaakgelastigde, 5 mei 1897, For. Rel., 1898, 250, id. op. cit., VII, p. 43; C a iil s t o n , K.S., op. cit., p. 241; H u d s o n , M .O ., op. cit., p. 127 39 C a r l s t o n , K.S., op. cit., p. 228.
40 ld. op. cit., p. 235; Conv. v. Den Haag 1907, art. 83, p. 306.
Scott,
J.B., Rapports op. cit.,
41 S i b e r t , M ., op. cit., II, p. 447.
42 S c h w a r z e n b e r g e r , G „ International Law, op. cit., vol. I, p. 444; id. A II annal of International Law, 4th éd., London, 1960, vol. II, p. 693, « Separate Opinions. 43 Id., A manual, op. cit., II, p. 682, « Dissenting Opinion »; zie ook, Dictionnaire de la terminologie du droit international, (Sirey,) 1960, p. 428. 44 S c o t t , J.B., Rapports op. cit., pp. 84-85; art. 9, Finland-Germany, Treaty of Conc. and Arb., Berlin, March 14, 1925, H a b i c h t , M., op. cit., p. 210; art. 9, Estonia-Germany, Treaty of Conc. and Arb., Berlin, Aug. 10, 1925, id. op. cit., p. 261 ;art. 8, Denmark-Germany, Treaty o f Conc., Arb. and Comp. Adjud., Berlin, June 2, 1926 ,id. op. cit., p. 460; S e r e n i , A.P., c Les opinions individuelles et dissidentes des juges des tribunaux inter nationaux », R.G.D.I.P., 1964, pp. 819 e.v.; H a m b r o , E., « Dissenting fipd Individual Opinions in the International Court o f Justice », Zeitschrift für Auslândisches offentliches Recht und Volherrecht, 1956-1957, pp. 234 e.v.
10 4
H .R .M . D E R E U
staan, zodat art. 28 van de modelregels uitgewerkt door de Commissie voor Internationaal Recht slechts aansluit bij de heersende gebruiken45. Het zijn vooral juristen met continentale tradities die hierop kritiek hebben uitgebracht46. Men acht de publicatie van individuele opinies in strijd met het prestige en de eerbied waarmee de sententie moet zijn aangedaan en geeft soms aanleiding tot talloze controverses die niet steeds de goede zaak dienen. Niettemin strekt de publicatie van individuele opinies ertoe niets in de duister te laten over de berechte zaak. Voor de regeringen die de arbitrageregeling hebben aanvaard betekent dit een bijkomende garantie omdat de openbare mening aldus kennis krijgt van de waarde zelf van de verleende sententie en de aangewende argumentaties beter kunnen beoordeeld w orden47.
2.
JURIDISCHE G E V O L G E N V A N D E SEN TE N TIE
De Staten doen beroep op een arbitrageregeling, opdat hun geschil zou worden beslecht door scheidsrechters, die een vonnis verlenen dat alleszins de partijen bindt. Zelfs indien de uitspraak zich er niet toe beperkt de aanspraken der partijen al dan niet in overeenstemming met het bestaande recht af te wegen, zijn ze erdoor gebonden en gehouden de sententie uit te voeren. Het vonnis heeft voor de Staten die het compromis hebben afgesloten, het gezag van het rechterlijk gewijsde. Derhalve is de uitspraak definitief en in de regel ieder rechtsverhaal uitgesloten48. De scheidsrechterlijke uitspraak vertoont echter een relatief karakter omdat haar gezag zich niet uitstrekt over derden en deze ook niet bin dt48. 45 Art. 28, 2, Model Rules I.L.C., A.J.I.L., 1959, Off. Doc., p. 246 : « unless otherwise provided in the compromis, any member of the tribunal, may attach his separate or dissenting opinion to the award ». 46 C a v a r é , L., op. cit., II, p. 212; S i b e r t , M., op. cit., II, p. 447; D a h m , G ., op. cit., II, p. 539; vb. controverse over de zaak Naomi Russel, Special Claims Commission, MexicoU.S.A., Reports of I.A.A., vol. IV, p. 878. 47 S im p s o n , J. - H a z e l F o x , op. cit., p . 225. 48 S t o y k o v i t c h , S ., De l'autorité de la sentence arbitrale en droit international public, 7; G u e r m a n o f f , D., op. cit., p p . 34 e .v .; S a l v i o l i , G ., « Les rè g le s g é n é ra le s de la p a ix » , R.C.A.D.I., 1933-IV, p p . 158 e .v .; A c r e m a n t , A., op. cit., p . 149; L i m b u r g , M ., « L ’ a u torité d e la c h o s e ju g é e d e s d é c is io n s d e s ju r is d ic tio n s in te rn a tio n a le s » , R.C.D.I., 1929-V, p p . 536 e .v .; M o o r e , J.B., op. cit., v o l. VII, p p . 55 e .v .; H y d e , C.C., op. cit., v o l. II, p . 157; S c h w a r z e n b e r g e r , G ., International Law, op. cit., v o l. I, p . 449; v o n G l a h n , G ., Law Among Nations, New Y o r k - L o n d o n , 1965, p . 464; W e n g l e r , W ., Vól/Eerrecht, B e r lin , G ô tt in g e n , H e id e lb e r g , 1964, B. I, p p . 746 e .v .; D a h m , G ., op. cit., II, p . 561; « D é lim it a t io n d e la fro n tiè r e p o lo n o - t c h é c o s lo v a q u e », C.P.I.J., ser. B, n ° 8, p . 38, in H a m b r o , E., The Case Law of the International Court, L e y d e n , 1952, v o l. I , p . 402; B o r e l , E., « Les v o ie s d e r e c o u r s c o n tr e les sen ten ces a rbitra les » , R.C.A.D.I., 1935-11, p p . 35 e .v . p.
49 C a r l s t o n , K.S., op. cit., p. 205.
H E T S C H E ID S R E C H T E R L IJK V O N N IS
105
a) Verbindend \ara\ter. Volgens art. 30 van de modelregels uitgewerkt door de Commissie voor Internationaal Recht, is de sententie voor de partijen verplichtend van zohaast ze is verleend 50. De conventies van Den Haag voegen eraan toe dat beroep op een arbitrageregeling impliceert dat de partijen zich verbinden te goeder trouw de uitspraak te eerbiedingen 51. Uit het onderzoek van de overeenkomsten, die in een arbitrale regeling voorzien, blijkt dat onder analoge of equivalente bewoor dingen het verplichtend karakter van de uitspraak wordt onderlijnd 62. De doctrine53 alsmede de arbitrale51 en diplomatieke praktijk55 sluiten 60 Model Rules I.L.C., AJ.I.L., 1959, Off. Doc., p. 246. 51 Art. 18, Conv. 1899, id. op. cit., p. 298; 306.
Scott,
J.B., Rapports, op. cit., p. 35; art. 37 en art. 84, Conv. 1907,
52 Art. 39, Convention européenne pour le règlement pacifique des différends, Strasbourg, 29 avril 1957, Annuaire européen, vol. V, p. 360; art. 16, Poland-Switzerland, Treaty of Conc. and Arb., Berne, March 7, 1925, H a b r ic h t , M „ op. cit., p. 203; art. 21, Czechoslovakia-Poland, Treaty of Conc. and Arb., Warsaw, April 23, 1925, id. op. cit., p. 240; art. 16, Poland-Sweden, Treaty of Conc. and Arb., Stockholm, Nov. 3, 1925, id. op. cit., p. 16; art. 17 ' (1) Austria-Poland, Treaty of Conc. and Arb., Vienna, April 16, 1926, id. op. cit., p. 403; art. 17, 1, Denmark-Poland, Treaty of Conc. and Arb., Copenhagen, April 23, 1926, id. op. cit., p. 420; art. 21, Poland-Kingdom of Serbs, Croats, Slovenes, Treaty of Conc. and Arb., Geneva, Sept. 18, 1926, id. op. cit., p. 503; art. 19, Czechoslovakia-Denmark, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjud., Prague, Nov. 30, 1926, id. op. cit., p. 511; art. 19, Denmark-Spain, Treaty of Conc. Arb. and Comp. Adjud., Helsingfors, May 31, 1928, id. op. cit., pp. 755-756; art. 19, Austria-Spain, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjud., Vienna, June 11, 1928, id. op. cit., p. 776; art. 19, LuxemburgSpain, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjud., Luxemburg, June 21, 1928, id. op. cit., p. 790; art. 7, Special Agreement, Dec. 17, 1930, Sweden-U.S.A., Relating to Arbitration of a Différence Concerning the Swedish Motor Ships « Kronprins Gustaf Adolf » and c Pacific >,A.f.I.L., 1932, p. 836; Indus Waters Treaty, Pakistan-India, Karachi, Sept. 19, 1960, Annexure G., art. IX (5 ), 20, A.J.I.L., 1961, Off. Doc., p. 820; art. 31, P.C.A., Rules of Arbitration and Conciliation for Seulement of International Disputes between Two Parties of which only One is a State », A.J.I.L., 1963, p. 505. 63
K.S., op. cit., p . 204; L i m b u r g , « L ’ a u to r ité d e ch o s e », R.C.A.D.I., t. 30, p . 566; M o r e l l i , « L a th é o r ie g é n é r a le d u p r o c è s in te rn a tio n a l », R.C.A.D.I., t. 61, p . 318; S i m p s o n , J. e n H a z e l F o x , op. cit., p . 229; L a m m a s c h , H., Die Lehre von der Schiedsgerichtsbar\eit in ihrem ganzen Umfange, S tu ttga rt, 1914, p p . 188 e .v .; H a b i c h t , M., Post-War Treaties for the Pacific Seulement of International Disputes, C a m b r id g e , 1931, p. 1053; S c o t t , J.B., Rapports, op. cit., p p . 58, 76-77; S c h i n d l e r , op. cit., p . 169; D o m k e , M., op. cit., A.J.I.L., 1947, p . 912; B e c k e t t , W.E., « Les q u e s tio n s d ’in té rê t g é n é r a l a u p o in t d e v u e ju r id iq u e d a n s la ju r is p r u d e n c e d e la C.P.J.I. », R.C.A.D.I., 1931-1, p p . 185 e .v .; C a v a r é , L., op. cit., II, p . 213; d e L a p r a d e l l e - P o l it is , N., op. cit., II, p p . 598 e n 603; S c h a c h t e r , O., » The E n fo r c e m e n t o f In te r n a tio n a l J u r id ica l a n d A r b it r a l D é c is io n s » , A.f.I.L., 1960, p . 2. ju g é e
Zie
d es
voetn oot
d é c is io n s
de
98;
C a rlston,
ju r id ic t io n s
in te rn a tio n a le s
54 Het compromis stelt de sententie verbindend, art. 2, compromis d’arbitrage, Lima, 2 février 1914, France-Pérou, aff. des réclamations françaises contre le Pérou, Reports of I.A.A., vol. I, p. 216; art. IV, Special Agreement, June 30, 1921, Norway-U.S.A., Norwegian Shipowners Claims, op. cit., I, p. 311; art. XI, Protocol for Arbitration, May 21, 1921, Peru-U.S.A., Landreau Claim, op. cit., I, p. 351; art. 2, Conv. between the British Governm.
106
H .R .M . D E R E U
and the Governm. of Costa Rica for the Submission to Arbitration of Certain Claims against the Government of Costa-Rica, San José de Costa Rica, Jan. 12, 1922, Tinoco case, op. cit., I, p. 372; art. 1 en 5, Special Agreement, 13 sept. 1927, Royaume-Uni-Ethiopie, aff. de l'attaque de la caravane du Maharao de cutch, op. cit., II, p. 823; art. VIII, Special Agreement, Jan. 23, 1925, Netherlands-U.S.A., Shufeldt Claim, op. cit., II, p. 1082; art. III, Conv. en vue de régler par la voie de l’arbitrage le désaccord au sujet de la souveraineté de l’île de Clipperton, Mexico, 2 mars 1909, Mexique-France, op. cit., vol. II, p. 1107; 5, compromis, l®1' août 1930, Royaume-Uni-Portugal, aff. Campbell, op. cit., vol. II, p. 1147; art. 1, Agreement U.S.A.-Egypt Regarding Arbitration of the Claim of George J. Salem, Caïro, Jan. 20, 1931, op. cit., II, p. 1163; art. VII, Special Agreem., Dec. 17, 1930, Sweden-U.S.A., aff. the Kronprins Gustaf Adolf, op. cit., II, p. 1243; art. XIV, Special Agreem. GuatemalaHonduras, Washington, 10 July 1930, aff. Honduras Borders, op. cit., II, p. 1312; art. 6, compromis, 5 mai 1936, Belgique-France, diff. concernant l’accord Tardieu-Jaspar du 12 jan vier 1930, op. cit., III, p. 1705; art. XII, Conv. of Ottawa, April 15, 1935, U.S.A.-Canada, aff. Trail Smelter, op. cit., III, p. 1910; art. VIII, General Claims Conv., Washington, Sept. 8, 1923, Mexico-U.S.A., op. cit., IV, p. 13; art. VIII, Special Claims Conv., Mexico-City, 10 sept. 1923, Mexico-U.S.A., op. cit., IV, p. 781; art. 8, Conv. Great Britain-United Mexican States, 19 nov. 1926, British-Mexican Claims Commission, op. cit., V, p. 10; art. 8, Conv. France-United Mexican States, Sept. 25, 1924, French-Mexican Claims Commission, op. cit., V, pp. 315-316; art. 17, Conv. France-United Mexican States, Aug. 2, 1930, op. cit., V, p. 320; art. IX, Conv. Germany-Mexico, Mexico, March 16, 1925, German-Mexican Claims Commission, op. cit., V, p. 570; art. IV, Agreem. U.S.A.-Austria and Hungary for the Détermination of the Amounts to be paid by Austria and by Hungary in Satisfaction of their Obligation under the Treaties concluded by the U.S. with Austria on Aug. 24, 1921, and with Hungary on Aug. 29, 1921, Nov. 26, 1924, Tripartite Claims Commission, op. cit., VI, p. 200; art. VII, Claims Conv. U.S.A.-Panama, July 28, 1926, op. cit., VI, p. 304; art. VI, Spec. Agreem. U.S.A.-Germany providing for the Détermination of the Amount of the Claims against Germany, Berlin, Aug. 10, 1922, op. cit., VII, p. 14; art. 14, Protocol of an Agreement U.S.A.-Republic Mexico, Washington, May 22, 1902, Pious Fund of the Californias, op. cit., IX, p. 10; art. II, Conv. U.S.A.-Germany, Great Britain, 7 nov. 1899, Samoan Claims, op. cit., IX, p. 21; art. 1, Protocol 17 febr. 1903, U.S.A.-Venezuela, Mixed Claims Commission, op. cit., IX, p. 115; art. 1, Protocol BelgiumVenezuela, March 7, 1903, Mixed Claims Commission, op. cit., IX, p. 321; art. 1, Protocol Febr. 28, 1903, Netherlands-Venezuela, Mixed Claims Commission, op. cit., X, p. 709; art. 1, Protocol April 2, 1903, Spain-Venezuela, Mixed Claims Commission, op. cit., X, p. 737; art. 1, Protocol, March 10, 1903, Sweden, Norway-Venezuela, Mixed Claims Commission, op. cit., X, p. 763; art. X, Treaty Brazil-Great Britain, London, 6 nov. 1901, Guiana Boundary Case, op. cit., XI, p. 18; art. VII, Protocol, Santo Domingo, 31 jan. 1903, Dominican Republic-U.S.A., San Domingo Improvement Company Claims, op. cit.,, XI, p. 33; art. VII, Bonilla-Gamez Treaty of 7 Oct. 1894, Boundary Case between Honduras and Nicaragua, op. cit.,, XI, p. 108; art. IX, Compromis, La Paz, 30 déc. 1902, Boundary Case between Bolivia and Peru, op. cit., XI, p. 140; art. V, Protocol U.S.A.-Venezuela, Caracas, Febr. 13, 1909, Orinoco Steamship Company Case, op. cit., XI, pp. 234-235; art. III, Compromis June 24, 1910, U.S.A.-Mexico, Chamizal Case, op. cit., XI, pp. 313-314; Protocol of Submission, City of Santiago, Dec. 1, 1909, Chile-U.S.A., AIsop Claim, op. cit., XI, p. 356; art. XII, Compr., 28 oct. 1909, Italie-Colórnbie, aff. Cerrutti, op. cit., XI, p. 384; art. X, compr., Constantinople, 22 juillet-4 août 1910, Russie-Turquie, aff. dé l'indemnité russe, op. cit., XI, p. 430; art. 10, compr., La Haye, 3 avril 1913, Pays-Bas-Portugal, aff. de Vile de Timor, op .cit., XI, p. 488; art. VII, conv. Washington, March 17, 1910, CostaRica-Panama, Boundary Case between Costa Rica and Panama, op. cit., XI, p. 526; Arbitration Agreement, Madrid, 26 dec. 1944, Italy, Spain, United Kingdom, U.S.A., the Case of Regalo Attilio and other Vessels, op. cit., XII, p. 3; (3) Exchange of Notes constituting an Agreement Greece-United-Kingdom, Athens, 5 Oct. 1953, Diverted Cargoes Case, op. cit., XII,
H E T S C H E ID S R E C H T E R L IJK V O N N IS
107
hierbij aan zodat onbetwistbaar het verbindend karakter van de arbitrale sententie tot het positief recht blijkt te behoren. Ter illustratie willen we niet nalaten een uniek arbitragegeval te vermelden. De berg Aaroo is gelegen op de grenslijn tussen het koninkrijk Saoedi-Arabië en Yemen. De legers van Yemen bezetten de berg en voerden aan dat ze hiertoe door de inwoners van Aaroo waren uitgenodigd. Negotiaties teneinde de territoriale soevereiniteitskwestie op te lossen mislukten. De Iman van Yemen telegrafeerde aan koning Abdul
p. 57; Agreement, London, Febr. 24, 1955, Greece, United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland, Ambatielos Claim, op. cit., XII, p. 87; art. 22, Conv. générale du 3 juin 1955, France-Tunisie, décision du président du conseil arbitral franco-tunisien, 2 avril 1957, op. cit., XII, p. 275; art. X, 3, Resolution 388 (V ) adopted on 15 Dec. 1950 by the General Assembly of the U.N. (Economie and Financial Provisions relating to Libya, op. cit, XII, p. 355; art 83 (6) Traité de paix avec l’Italie, Paris, 10 février 1947, op. cit., XIII, p. 2; Arrangement particulier qui a attribué compétence à la commission de conciliation franco-italienne pour le règlement de certains différends, échange de notes en vue de régler certaines questions résultant des modifications apportées à la frontière, Rome, 27 sept. 1951, op. cit., XIII, p. 22; zie ook art. 18, Règlement de procédure de la Comm. de conciliation, op. cit., XIII, p. 28; art. XII, compr. 31 juillet 1913, France-Royaume-Uni, Espagne-Portugal,' aff. des propriétés religieuses expropriées, verwijst voor al niet in het compromis is voorzien naar de Conv. van Den Haag van 1907, op. cit., I, p. 11; compromis France-Italie, Paris, 6 mars 1912, aff. du Carthage, art. X, zelfde verwijzing, op. cit., XI, p. 456; compr. France-Italie, Paris, 6 mars 1912, aff. Manotiba, art. 10, op. cit., XI, p. 470; Agreement of 4 april 1914, Tegucigalpa, Great Britain-Honduras, art. VI, La Masica Case, op. cit., XI, p. 552; art. 7, arrangement concernant la soumission à l’arbitrage d’un différend survenu entre le commissaire aux revenus gagés et le gouvernement allemand relativement à l’interprétation de l’art. 11, titre III de l’annexe I de l’accord conclu à Londres le 9 août 1924 entre la Commission des réparations et le gouvernement allemand, Berlin, 26 avril 1926, op. cit., II, p. 759; art. 8, compr., Berlin, 24 nov. 1908, Allemagne-France, aff. Casablanca, op. cit., XI, p. 125; art. VI, compr., 4 mars 1930, France-Royaume-Uni, aff. Chevreau, verwijst naar de Conv. van Den Haag van 1899, op. cit., V, p. 1116; art. V, compr. arbitral, 13 oct. 1904, France-Grande-Bretagne, aff. des Boutres de Mascate, op. cit., XI, p. 90; Commissie V.S.-Venezuela 1885, Ralston, op. cit., pp. 117-118; P.H.A., aff. du Fonds pieux des Californies, S cott, J.B., Travaux, op. cit., p. 6; V.S.-Canada, aff. Trail Smelter, Reports o f I.A.A., vol. III, pp. 1950 e.v. en geciteerde precedenten. 55 O.N.U., Conseil de Sécurité, 819e séance, 2 juin 1958, Discours de M. Georges Picot, représentant de la France, Kiss, A.C., Répertoire de la pratique française en matière de droit international public, Paris, 1962, t. V, pp. 7-8; Ministère des Affaires étrangères, note du service juridique, Kiss, A.C., op. cit., V, pp. 15-16; M. Barthelemy-Saint Hilaire, Ministre des Affaires étrangères à M. Challemel-Lacour, ambassadeur de la République française à Londres, 20 déc. 1880, Kiss, A.C., op. cit., V, p. 20; Chambré des députés, 2e séance, 19 avril 1928, rapport fait au nom de la commission des affaires étrangères chargée d’examiner le projet de la loi portant approbation du traité de conciliation et d’arbitrage obligatoire conclu entre le Danemark et 1a France, Paris, 5 juillet 1926, par M. Paul Bastid, Kiss, A.C., op. cit., V, p. 30; Ministère des Affaires étrangères, note du service juridique, 30 mai 1934, Kiss, A.C., op. cit., V, pp. 30-31; Ministère des Affaires étrangères, note du service juridique, Kiss, A.C., op. cit., V, p. 32; M. Barthélemy-Saint Hilaire, Ministre des Affaires étrangères, à M. de Saint-Vallier, ambassadeur de France à Berlin, 10 déc. 1880, Kiss, A.C., op. cit., V, p. 54; Ministère des Affaires étrangères, note du service juridique, 30 mai 1934, Kiss, A.C., op. cit., V, p. 59.
108
H .R .M . D E R E U
A ziz (Ibn Saud) een rekwest om het geschil door arbitrage te beslechten. Deze laatste zou als enige rechter uitspraak doen, en de verleende sententie zou als verplichtend en definitief door de partijen worden aanvaard. Ibn Saud is op het voorstel ingegaan en heeft een vonnis tegen zichzelf uitgesproken 56. Wanneer men de basis van het verplichtend karakter van de sententie nagaat, dient erop gewezen dat deze in het conventioneel recht berust. Het is een feit dat de sententie evenals de arbitrage op een compromis steunt. Het fundament is een verdrag dat de wil der partijen tot uitdrukking brengt67. Zelfs bij afwezigheid van uitdrukkelijke bepalingen, waarbij het verbindend karakter van de sententie wordt onderstreept, impliceert de wil der partijen, wanneer ze een arbitrageregeling aanvaarden, dat ze zich aan het vonnis zullen onder werpen 5S. Indien de noodzaak niet voorhanden is dergelijke verbintenis na te komen, kan meteen de vraag worden gesteld omtrent de waarde van de scheidsrechterlijke regeling zelf. Het arbitraal vonnis zal derhalve in de regel door de partijen achteraf niet dienen goedgekeurd te worden of aan een ratificatieprocedure onderworpen z ijn 59. De vraag die rijst is wat in de sententie de partijen bindt. Zonder twijfel bindt het' beschikkend gedeelte de betrokken Staten. Het is zelfs zo dat het gezag van het rechterlijk gewijsde zich uitstrekt over hetgeen in de sententie rechtstreeks het beschikkend gedeelte fundeert. Het Permanente H o f van Internationale Justitie heeft dit in diverse uitspraken onderlijnd eo. Niettemin
56 v o n G l a h n , G ., Law among Nations, New York-London, 1965, pp. 466-467; Tekst van telegrammen en sententie cf. Q u i n c y W r i g h t , « The Arbitration of the Aaroo Mountain », A.J.I.L., 1939, pp. 356-359. 67 C a v a r é , L., « L ’arrêt de Ia C.I.J. du 18 novembre 1960 et les moyens d’assurer l’exécution des sentences arbitrales », Mélanges offerts à Henri Rolin, Problèmes de droit des gens, Paris, 1964, pp. 40 e.v., en geciteerde werken; art. VII, Bonilla-Gamez Treaty, 7 oct. 1894, Reports of I.A.A., vol. XI, p. 108, « The arbitral décision... shall be held as a perfect, binding and perpetual treaty between the High Contracting Parties........
58 d e V a t t e l , E., Le droit des gens, ou principes de la loi naturelle, vol. II, The Classics of Int. Law, L . II, chap. XVIII, par. 329, p. 519; G u e r m a n o f f , D ., op. cit., p. 31; D a h m , G ., op. cit., pp. 563-564; L a u t e r p a c h t ' s O p p e n h e i m , International Law, 1952, vol. II, p. 75, note 3; C a r l s t o n , K.S., op. cit., p. 211. 59 F a u c h i l l e , P., Traité de droit international public, t. I, 3® p a rtie , P a ris, 1926, p p . 551552, 565; C a v a r é , L., op. cit., II, p . 219; R o u s s e a u , Ch., Droit international public, Paris, 1953, p . 499; id., Droit international public appronfondi, P a ris, 1961, p . 289; art. 234, C o n s e n t in i,
F .,
«
C o d e in te rn a tio n a l
in té g r a le d u d r o it d e s g e n s r e g e l,
art.
gem engde
10,
com pr.
c o m m is s ie
de
V e n e z u e la -G r o o t
van
la p a ix
», R.G.D.I.P., 1935,
C a ra ca s, d e
et d e
p.
472;
B ritta n n ië ,
L a p r a d e lle
la g u e r r e ,
u its p ra a k
-
essai
d ’ u n e c o d ific a t io n
u it z o n d e r in g o p d e n ie t-r a tific a tie -
P o litis ,
d d . 15 n o v . 1869 op. cit., II, p . 571,
door
de
is uiterst
z e ld z a a m .
60 Chorzow Factory Case, C.P.J.I., Ser. A, n° 7, p. 81, n° 17, pp. 39-40, zie hierover J.L. - H a z e l F o x , op. cit., pp. 229 e.v.; « German Interests in Polish Upper Silesia », S c h w a r z e n b e r g e r , G., International Law, op. cit., p. 454. S im p s o n ,
109
H E T S C H E ID S R E C H T E R L IJK V O N N IS
niet elk motief dat in de sententie wordt aangehaald bezit noodzakelijk een bindende macht. Naar aanleiding van het geval Chorzow Factory heeft rechter Anzilotti in een afwijkende mening hierop de nadruk gelegd 61. Het Permanente H of van Arbitrage formuleert het principe als volgt : « Considérant que toutes les parties d’un jugement ou d’un arrêt concernant les points débattus au litige s’éclairent et se complètent mutuellement et qu’elles servent toutes à préciser le sens et la portée du dispositif, à déterminer les points sur lesquels il y a chose jugée et qui pourtant ne peuvent être remis en question; Considérant que cette règle ne s’applique pas seulement aux jugements des tribunaux institués par l’Etat, mais également aux sentences arbitrales, rendues dans les limites de la compétence fixées par le compromis; ' Considérant que ce même principe doit, à plus forte raison, être appliqué aux arbitrages internationaux » 62.
Om de materiële grenzen af te bakenen van wat kracht van gewijsde bezit in de sententie, heeft men beroep gedaan op het onderscheid tussen petitum en causa p etendiG3. De aanwending van dergelijke criteria is aangevochten geworden. Bin Cheng heeft aangetoond dat het gebruik van de criteria petitum en causa petehdi, met te veel reserves moet worden aangewend om bruikbaar te zijn in het volkenrecht6é. Het is reeds voorgekomen dat de arbitrale instantie een zaak door meerdere opeenvolgende uitspraken regelt. In dergelijke gevallen zal elk der uitspraken het gezag en het rechterlijk gewijsde bezitten 65. Ze mogen echter niet verward worden met de beslissingen die in de loop der procedure kunnen genomen worden teneinde deze te vergemakkelijken. Dergelijke beslissingen zijn van louter administratieve aard 66. Wanneer een scheidsgerecht een uitspraak verleent en de principes hierin
61 P.C.I.f., Se r. A, n° 13, p. 24; < When I say that (in ly the terms of a judgment are binding, I do not mean that only what is actually written in the operative part constitutes the Court’s décision. On the contrary, it is certain that it is almost always necessary to refer to the statement of reasons to understand clearly the operative part and above all to ascertain the causa petendi. But, at all events, it is the operative part which contains the Court’s binding décision... », in S i m p s o n , J.L., H a z a l F o x , op. cit., p. 230. 62 P.H.A., L’affaire du fonds pieux, Mexique-Etats-Unis, p. 5. 63 Trail Smelter Case, U.S.A.-Canada, A.f.I.L., op. cit., p. 452.
Scott,
1941, p. 701;
J.B., Travaux, op. cit., Sch w arzen berg er,
G.,
64 B in C h e n g , General PrincipUs of Law as applied by International Courts and Tribunals, London, 1953, pp. 343 e.v. 65 S im p s o n , J., - H a z e l o f I.A.A., vol. III, p. 1952.
Fox,
op. cit., p. 234; Trail Smelter Case, U.S.A.-Canada, Reports
66 Vb. Duits-Amerikaanse commissie, overeenkomst dd. 10 aug. 1922, Reports of I.A.A., vol. VII, p. 21; H u d s o n , M.O., International Tribunals, Washington, 1944, p. 111.
110
H .R .M . D E R E U
uiteenzet die het rechterscollege zich voorneemt te volgen bij de oplossing van geschillen die worden voorgelegd, kunnen er omtrent de rechtskracht ervan problemen ontstaan. In het geval Georges Pinson 07 verklaarde de Frans-Mexikaanse Gemengde Commissie dat dergelijke principiële uitspraak het verbindend karakter van een sententie bezit en met kracht van het rechterlijk gewijsde is aangedaan. Niettemin besloot de commissie dat opinies van algemene draag wijdte in de motivering van de sententies zouden worden opgenomen opdat de instanties de richtlijnen zouden kennen, die de commissie wenst te volgen bij de afhandeling van de volgende zaken. Op te merken valt dat de toepassing van de regel res judicata o.m. identiteit van de partijen veronderstelt, wat bij een administratieve beslissing wel kan worden betwist es. Een internationaal rechterscollege zal er ongetwijfeld toe geneigd zijn de redenering die het heeft aangehouden in eigen uitspraken van toepassing te stellen op latere analoge juridische kwesties die het te beoordelen krijgt. Er bestaat echter geen algemene rechtsregel die de arbitrale instanties verplicht eigen precedenten of die van andere internationale rechterscolleges aan te wenden. De doctrine van het stare decisis bestaat niet in het volkenrecht69. Niettemin ,volgen de scheidsrechterlijke instanties vaak hun eigen precedenten alsook die van analoge rechtercolleges wanneer ze gevestigd zijn op basis van eenzelfde verdrag70. Ze bezitten natuurlijk de bevoegdheid de nodige onder scheiden te maken die noodzakelijk blijken en afhangen van het specifiek karakter van het geval dat hun wordt voorgelegd 71. b) Uitvoering van de sententie. Staten die beroep hebben gedaan op een arbitrageregeling moeten de verleende sententie te goeder trouw uitvoeren 72. Uit het onderzoek van de verdragen, die 67 Georges Pinson Case, Franco-Mexican Claims Commission, Reports of I.A.A., vol. V, p. 334. 68 S im p s o n , J. - H a z e l Fox, op. cit., pp. 235-236. 69 S c h w a r z e n b e r g e r , G., op. cit., I, pp. 463-464; D a h m , G., op. cit., II, pp. 561-562;
M., op. cit., p. 1049, voetn. 26; K i n g , N.B., « An Innovation in International Tribunals, The Swiss-Allied Accord », A.f.I.L., 1952, p. 470; S t o y k o v i t c h , S., op. cit., pp. 102 e.v. H a b ic h t,
70 General Claims Comm. of Mexico-U.S., Singer Sewing Machine C° v. United Mexican States, Parsons Trading C° v. United Mexican States, Reports of I.A.A., vol. IV, pp. 411, 418; Claims Comm. of Great Britain and Mexico, John Gill v. United Mexican States, Inter Oceanic Railway of Mexico Ltd. etc. v. United Mexican States, Vera Cruz Railways Ltd. v. United Mexican States, id. op. cit., vol. V, pp. 157, 178, 221; zie ook R a l s t o n , J., op. cit., pp. 123-124; S im p s o n , J.L. - H a z e l Fox, op. cit., pp. 236 e.v. 71 L a u t e r p a c h t , H „ The Development of International Law by the Permanent Court of International Justice, London, 1958, p. 14. 72 C a v a r é , L., op. cit., II, p. 220; S c h i n d l e r , D ., op. cit., p. 169; v o n G l a h n , G ., op. cit., pp. 478-479; S c h w a r z e n b e r g e r , G ., A Manual of International Law, 4th éd., vol. I, p. 246; W e h b e r o , H., « Le protocole de Genève », R.C.A.D.I., 1925-11, p. 69.
H E T S C H E ID S R E C H T E R L IJK V O N N IS
111
in een vreedzame regeling van internationale geschillen voorzien73, blijkt dat dit principe als een inherente karakteristiek van de arbitrageregeling kan worden aangezien. Artikel 30 van de modelregels uitgewerkt door de Commissie voor Interna tionaal Recht sluit bij de verdragspraktijk aan en houdt in dat de sententie : « shall be carried out in good faith, immediately, unless the tribunal has allowed a time limit for the carrying out of the award or of any part of it » 74.
Vaak legt het compromis de nadruk op de uitvoering te goeder trouw 75 en
73 Conv. van Den Haag 1899, art. 18 en 31, Conv. 1907, art. 37, S cott, J.B., Travaux, op. cit., pp. XLV, XLVI en LIV; art. 18, Germany-Switzerland, Treaty of Con., Arb. and Comp. Adjud., Berne, Dec. 3, 1921, H abicht, M., op. cit., p. 30; art. 15, Hungary-Switzerland, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjud., Budapest, June 18, 1924, id. op. cit., p. 102; art. V, Argentina-Switzerland, Treaty of Arb., id. op. cit., p. 181; art. 16, Poland-Switzerland, Treaty of Conc. and Arb., Berne, March 7, 1925, id. op. cit., p. 203; art. 21, CzechoslovakiaPoland, Treaty of Conc. and Arb., Stockholm, Nov. 3, 1925, id. op. cit., p. 326; art. 17, Rumania-Switzerland, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjud., Berne, Feb. 3, 1926, id. op. cit., p. 380; art. 17 (1), Austria-Poland, Treaty of Conc. and Arb., Vienna, April 16, 1926, id. op. cit., p. 403; art. 17 (1 ), Denmark-Poland, Treaty of Conc. and Arb., Copenhagen, April 23, 1926, id. op. cit., p. 420; art. 19, Germany-The Netherlands, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adj., The Hague, May, 20, 1926, id. op .cit., p. 442; art. 19, Denmark-Germany, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjud., Berlin, June 21, 1926, id. op. cit., p. 466; art. XI, Italy-Spain, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjud., Madrid, Aug. 7, 1926, id. op. cit., p. 493; art. 21, Poland-Kingdom of Serbs, Croats, Slovenes, Treaty of Conc. and Arb., Geneva, Sept. 18, 1926, id. op. cit., p. 503; art. 19, CzechoslovakiaDenmark, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjud., Prague, Nov. 30, 1926, id. op. cit., p. 511; art. 10, Germany-Italy, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjud., Rome, Dec. 29, 1926, id. op. cit., p. 532; art. 15, Hungary-Italy, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjud., Rome, April 5, 1927, id. op. cit., p. 577; art. 11, Portugal-Spain, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjuc., Lisbon, Jan. 18, 1928, id. op. cit., p. 668; art. 8, Greece-Rumania, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjud., Geneva, March 21, 1928, id. op. cit., p. 715; art. 18, Italy-Turkey, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjud., Rome, May 30, 1928, id. op. cit., p. 746; art. IX, Treaty of Arb., Colombia-Mexico, Mexico, July 11, 1928, id. op. cit., pp. 804-805; art. 18, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjud., Helsingfors, Aug. 21, 1928, id. op. cit., pp. 813-814; art. 13, Greece-Italy, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjud., Rome, Sept. 23, 1928, id. op. cit., p. 832; art 4 (6 ), Protocol for the Pacific Settlement of International Disputes, Geneva, Oct. 2, 1924, id. op. cit., p. 930; art. 2, Conv. U.S.A.-Mexico pour le règlement des réclamations, 4 juillet 1868, S cott, J.B., Les travaux, op. cit., p. 15; art. 2, The NetherlandsSiam, Treaty of Conc., Arb., The Hague, Oct. 27, 1928, Habicht, M., op. cit., p. 892. 74 Model Rules I.L.C., A.J.I.L., 1959, Off. Doc., p. 246. 76 Art. 2, compromis Lima, 2 févr. 1914, France-Pérou, réclamations des créanciers français, Reports of I.A.A., vol. I, p. 216; art. III, compromis, Mexico, 2 mars 1909, MexiqueFrance, aff. Vile de Clipperton, op. cit., vol. II, p. 1107; (5) compromis Lisbonne, I er août 1930, Royaume-Uni-Portugal, aff. Campbell, op. cit., vol. II, p. 1147; art. XIV, compromis, Washington, July 16, 1930, Guatemala-Honduras, Honduras Borders Case, op. cit., vol. II, p. 1312; Special Agreement, Sept. 8, 1923, Mexico-U.S.A., General Claims Conv., art. VIII, op. cit., vol. IV, p. 13; art. VIII, Special Agreement, Sept. 10, 1923, Mexico-U.S.A., Special Claims Comm., op. cit., vol. IV, p. 781; art. 8, Conv. Dec. 5, 1930, Great Britain-Mexico, Claims Commission, op. cit., vol. V, p. 10; art. 8, Conv., Sept. 25, 1924, France-Mexico,
112
H .R .M . D E R E U
stipuleert de verbintenis dat de betrokken Staten de nodige maatregelen ter uitvoering zullen treffen76. Soms worden er in de arbitrage overeenkomst afzonderlijke bepalingen opgenomen, die de modaliteiten van de schadeloosstel ling op het oog hebben teneinde een vlotte uitvoering mogelijk te m aken77. Claims Commission, op. cit., vol. V, pp. 315-316; Compromis, Dec. 30, 1902, La Paz, Bolivia-Peru, Boundary Case, art. IX, op. cit., vol. XI, p. 140; art. 10, compromis, Constantinople, 22 juillet-4 août 1910, Russie-Turquie, aff. de l'indemnité russe, op. cit., vol. XI, p. 430; art. 10, compromis, La Haye, 3 avril 1913, Pays-Bas-Portugal, aff. de l'ile de Timor, op. cit., vol. XI, p. 488. 76 Art. 2, Arbitration Conv., City of San José de Costa Rica, Jan. 12, 1922, Great BritainCosta Rica, Tinoco case, « Both Governments soîemnly undsrta\e to conform to the décision of the arbitrator, whatever it may be, and to comply with it without delay, as final and beyond appeal, pledging to this effect the national honour and they shall ta\e such measures as may requisite to carry out the arbitral award », op. cit., vol. I, p. 372; art. XII, Conv. o f Ottawa, April 15, 1935, U.S.A.-Canada, Trail Smelter Case, op. cit., vol. III, p. 1910; Arbitration Agreement, Madrid, Dec. 29, 1944, Italy-Spain-United Kingdom-U.S.A., Case of Regolo Attilio and other Vessels, op. cit., vol. XII, p. 3; art. 10, compromis en vue de résoudre le différend quant à l’interprétation du traité du 1er octobre 1904, relativement à la frontière dans l’île de Timor, La Haye, 3 avril 1913, S c o t t , J.B., Les travaux, op. cit., p. 413. ' 77 Special Agreement Guatemala, Nov. 2, 1929, U.S.A.-Guatemala, Shufeldt Claim, art. 13, Reports of I.A.A., vol. II, pp. 1081-1082; art. V, Protocol, Washington, Febr. 27, 1903, France-Venezuela, Mixed Claims Commission, op. cit., vol. X, p. 4; art. 3 en 4, Protocol, Paris, Febr. 19, 1902, France-Venezuela, Mixed Claims Commission, op. cit., vol. X, p. 12; art. V, Protocol, Febr. 13, 1903, Washington, Germany-Venezuela ,op. cit., vol. X , p. 360; art. 5, Protocol, Febr. 13, 1903, Washington, Italy-Venezuela, Mixed Claims Commission, op. cit., vol. X, p. 480; art. 5, Protocol, Washington, Febr. 26, 1903, Mexico-Venezuela, Mixed Claims Commission, op. cit., vol. X, p. 690; Protocol, Washington, Febr. 28, 103, NetherlandsVenezuela, Mixed Claims Commission, op cit., vol. X, p. 710; art. V, Protocol, Washington, April 2, 1903, Spain-Venezuela, Mixed Claims Commission, op. cit., vol. X, p. 738; (3) Proto cole, Paris, 24 mai 1886, Colombie-Italie, aff. Spadafora, op. cit., vol. XI, pp. 6-7; art. VIII, Conv. 24 June 1910, Mexico-U.S.A., Chamizal Case, op. cit., vol. XI, p. 314; art. 10 en 12, compromis, 28 oct. 1909, Colombie-Italie, aff. Cerruti, op. cit., vol. XI, pp. 383-384; art. VII, Arrangement Great Britain-Honduras, Tegucigalpa, April 4, 1914, La Masica Case, op. cit., vol. XI, p. 552; déclarations échangées Etats-Unis-Russie, 26 août-8 septembre 1900, aff. des navires, op. cit., vol. IX, p. 58; art. 5, Protocol, Febr. 17, 1903, U.S.A.-Venezuela, Mixed Claims Comm., op. cit., vol. IX, p. 116; art. V, Protocol, March 7, 1903, BelgiumVenezuela, Mixed Claims Comm., op. cit., vol. IX, p. 322; art. 5, Protocol, May 7, 1903, Great Britain-Venezuela, Mixed Claims Commission, op. cit., vol. IX, p. 352; art. 10, Protocol, May 22, 1902, U.S.A.-Mexico, The Pious Fund Case, op. cit., vol. IX, p. 10; art. X, Conv., Dec. 20, 1927, General Claims Comm., op. cit., vol. V, p. 570; U.S.A.-Mexico, art. X, Conv. Gen. Claims Comm., op. cit., vol. IV, p. 14; art. IX, Conv., Franco-Mexican Mixed Claims Comm., op. cit., vol. V, p. 316; art. VIII, Conv., July 1926, U.S.A.-Panama, Gen. Claims Comm., op. cit., vol. VI, p. 304; Het scheidgereicht is bevoegd de voorwaarden van uitvoering der sententies vast te leggen, zie bv. : art. IX, compromis Lisbonne, 31 juil let 1913, France-Espagne, aff. des propriétés religieuses, op. cit., vol. I, p. 10; art. IX, Protocol Caracas, Febr, 13, 1909, U.S.A.-Venezuela, Orinoco-Steamship Company Case, op. cit., vol. XI, p. 235; art. 9, compromis, Paris, 6 mars 1912, France-Italie, aff. du Manouba, op. cit., vol. XI, p. 470; art. 20. Conv. générale, France-Tunisie, 3 juin 1955, op. cit., vol. XII, p. 275.
H E T S C H E ID S R E C H T E R L IJK
v o n n is
113
Wanneer het scheidsgerecht opdracht heeft een grensgeschil te beslechten, gebeurt het dat een speciale technische commissie wordt opgericht, die belast is met de grensafbakening zoals ze door de scheidsrechter bij vonnis is vastgelegd78. Het is duidelijk dat, indien een specifiek orgaan in het leven wordt geroepen teneinde de uitvoering van de sententie te verzekeren, het over de nodige machten moet beschikken om de taak tot een goed einde te brengen. Tevens moet de bevoegdheid van dergelijk orgaan duidelijk worden omschre ven om verdere betwistingen tussen de betrokken Staten uit de sluiten 79. Onder welke voorwaarden de sententie dient te worden uitgevoerd hangt natuurlijk af van de inhoud van het vonnis zelf. Sommige uitspraken beperken er zich toe een juridisch standpunt nader te omschrijven en vereisen van geen der partijen een specifieke akte van uitvoering. Wanneer een of beide partijen tot een bepaalde houding bij vonnis worden genoopt, kan men tot de uitvoering overgaan zonder af te wachten o f de partner niet in gebreke blijft so. De onmoge lijkheid de sententie in haar geheel uit te voeren belet niet noodzakelijk een gedeeltelijke uitvoering. In een arbitrage met betrekking tot de grensregeling tussen Columbia en Venezuela wees de Zwitserse Federale Raad erop, dat Columbia juist, had gehandeld wanneer het een vroeger verleende sententie slechts gedeeltelijk had uitgevoerd en nog bepaalde gebieden had bezet gehouden. Een volledige uitvoering was onmogelijk omdat er terminologische onzekerheden bestonden in de sententie sl. Het principe dat hier dient te worden onderstreept is dat de sententie de Staat verplicht. Hij is gehouden het vonnis uit te voeren ook indien het Parlement voor de uitvoering zou moeten over gaan tot de stemming van kredieten o f een wijziging van de interne wetgeving noodzakelijk blijkt 82.
78 Art. 3, compromis, Bogota, 3 nov. 1916, Columbia-Venezuela, Questions des limites, op. cit., vol. I, p. 226; art. XV, compromis, Washington, July 16, 1930, Guatemala-Honduras, Honduras Borders en Additional Conv., July 16, 1930, op. cit., vol. II, pp. 1312-1313 e.v.; art. V, Traité de paix, 21 juillet 1938, Bolivie-Paraguay, différend relatif au Chaco, op. cit., vol. III, p. 1820; art. 7, Conv. Washington, March 17, 1910, Costa Rica-Panama, Boundary Case, op. cit., vol. XI, pp. 526-527. 79 S im p s o n , J. - H azel Fox, op. cit., p. 261; Grensarbitrage tussen Columbia en Venezuela, 1922, Reports of I.A.A., vol. I, pp. 284-286; French Zones Case, Frankrijk en Zwitserland riepen een scheidsgerecht in het leven om uit te maken hoe gevolg zou worden verleend aan de uitspraak van het P.H.I.J., op. cit., vol. III, p. 1457.
80 Aff. des frontières Colombo-vénézuéliennes, sententie Bern, 24 maart 1922, op. cit., vol. I, pp. 279 e.v.; S im p s o n , J. - H a z e l Fox, op. cit., p. 262, H a m b r o , E., L'exécution, op. cit., p. 63. 81 Cf. supra, voetn. 80. 82 S i b e r t , M „ op. cit., II, pp. 463 e.v.; R o u s s e a u , C h ., Droit int. public, 1953, p. 499;
S., op. cit., p. 143; C a v a r é , L., op. cit., II, p. 214; Sénat, séance du 11 mai 1891, déclaration de M. Ribot, ministre des Aff. étrangères, Kiss, A.C., Répertoire de la pratique française en matibe de droit international public, t. I, Paris, 1962, pp. 89 en 90; Uitvoering zonder tijdslimiet, M. Ribot, ministre des Affaires étrangères, à M. Waddington, S to y k o v itc h ,
114
H .R .M . D E R EU
Het geval Société commerciale de Belgique verdient, wat de verplichte uitvoering betreft, wel enige aandacht. Het Permanente H of van Internationale Justitie verklaarde hierover het volgende : « Si les sentences sont définitives et obligatoires, il est certain que le gouverne ment hellénique est tenu de les exécuter, et de les exécuter telles quelles : il ne peut donc pas prétendre subordonner l’acquittement des condamnations pécuniaires prononcées à sa charge aux conditions de règlement de la dette publique extérieure de la Grèce, puisque cela n’a pas été admis par les sentences; il ne peut non plus imposer comme condition préalable à un paiement l’abandon de n’importe quel droit reconnu à la société par les dites sentences. Puisque le Gouvernement hellénique déclare reconnaître la chose jugée découlant des sentences arbitrales, il ne saurait contester cette conclusion du Gouvernement belge sans se mettre en contradiction avec lui-même » 83.
Wanneer de Griekse regering overmacht inroept om de niet uitvoering te rechtvaardigen zegt het H o f dat in dit geval het absoluut nodig is dat de rechter, gesaisiseerd over de niet uitvoering, bevoegd weze om ten gronde de situatie die men aanvoert te onderzoeken M. Wanneer de uitvoering van een arbitrale sententie in strijd komt met een interne rechterlijke of andere beslissing en indien het intern recht niet of slechts gedeeltelijk toelaat de gevolgen van dergelijke beslissingen of maatregelen teniet te doen, staan we voor ernstige uitvoeringsproblemen. In de meeste verdragen, die in een verplichte arbitrageregeling voorzien is een bepaling opgenomen om aan deze precaire toestand het hoofd te bieden. In de regel zal de arbitrale instantie de benadeelde partij op billijke wijze genoegdoening verschaffen 8S. ambassadeur de la République française à Londres, le 3 juin 1891, id. op. cit., I, pp. 98-99; Regelmatige en permanente uitvoering, M. Waddington, ambass. de la République française, â Londres, au Marquis de Salisbury, principal secrétaire d’Etat aux Affaires étrangères, le 28 mai 1891, id. op. cit., V, p. 55; M. Ribot, ministre des Aff. étrangères, à M. Wadding ton, 3 juin 1891, id. op. cit., V, pp. 55-56, le 6 juin 1891, id. op. cit., V, p. 56; Cour de Paris, l re chambre, arrêt du 1er févr. 1938, Mumm en Cie c. Sté Vinicole de Campagne, id., op. cit., V, p. 57, Clunet, 1938, p. 268, R.G.D.I.P., 1941-1945, pp. 148-149; « Exécution interne de décisions juridictionnelles internationales » (c. d’Etat, 10 mars 1933, Reitlinger), kritiek van Ch. R o u sse a u , R.G.D.I.P., 1935, p. 229. 83 Société commerciale de Belgique, C.P.J.I., sér. A /B , n° 78, p. 176 in H a m b r o , E., The Case Law of the International Court, vol. I, Leyden, 1952, p. 412. 84 Socóbel, id. op. cit., I, pp. 412-413. 85 Art. 10, Germany-Switzerland, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjud., Berne, Dec. 3, 1921, H a b r ic h t , M., op. cit., p. 26; Hungary-Switzerland, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjud., Budapest, June 18, 1924, id. op. cit., p. 102; art. 10, Germany-Sweden, Treaty of Conc. and Arb., id. op. cit., p. 153; art. 21, Estonia-Finland-Latvia-Poland, Treaty of Conc. and Arb., Helsingfors, Jan. 17, 1925, id. op. cit., pp. 192-193; art. 16, PolandSwitzerland, Treaty of Conc. and Arb., Berne, March 7, 1925, id. op. cit., pp. 210-211; art. 21, Czechoslovakia-Poland, Treaty of Conc. and Arb., Warsaw, April 23, 1925, id. op. cit., pp. 240-241; art. 10, Estonia-Germany, Treaty of Conc. and Arb., Berlin, Aug. 10, 1925, id. op. cit., pp. 261-262; art. 16, Poland-Sweden, Treaty of Conc, and Arb., Stockholm, Nov. 3, 1925, id. op. cit., p. 326; art. 8, Norway-Sweden, Treaty of Conc. and Arb., Oslo, Nov. 25, 1925, id. op. cit., p. 333; art. 8, Denmark-Sweden, Treaty of Conc. and Arb., Stockholm, Jan. 14, 1926, id. op. cit., pp. 354-355; art. 8, Denmark-Norway, Treaty of
H E T S C H E ID S R E C H T E R L IJK V O N N IS
115
In de doctrine wordt erop gewezen dat uiterst zelden staten hebben geweigerd zich naar de arbitrale uitspraak te gedragen 8G. In een haast klassiek geworden geschil, nl. Norwegian shipowners claims tussen de Verenigde Staten en Conc. and Arb., Copenhagen, Jan. 15, 1926, id. op. cit., p. 360; art. 8, Finland-Sweden, Treaty of Conc. and Arb., Helsingfors, Jan. 29, 1926; id. op. cit., p. 365; art. 8, Denmarkl7inland, Treaty of Conc. and Arb., Helsingfors, Jan. 30, 1926, id. op. cit., p. 371; art. 8, Hnland-Norway, Treaty of Conc. and Arb., Helsingfors, Febr. 3, 1926, p. 385; art. 17, (2), Austria-Poland, Treaty of Conc. and Arb., Vienna, April 16, 1926, id. op. cit., pp, 403-404; art. 10, Spain-Switzerland, Treaty of Conc. and Arb. and Comp. Adjud., Madrid, April 20, 1926, id. op. cit., p. 411; art. 17 (2 ), Denmark-Poland, Copenhagen, April 23, 1926, Treaty of Conc. and Arb., id. op. cit., p. 420; art. 20, Belgium-Sweden, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjuc., Brussels, April 30, 1926, id. o f. cit., pp. 429-430; art. 20, AustriaSweden, Treaty o f Conc., Arb. and Comp. Adjud., Stockholm, May 28, 1926, id. op. cit., pp. 453-454; art. 9, Denmark-Germany, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjud., Berlin, June 2, 1926, id. op. cit., pp. 460-461; art. 10, Italy-Spain, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjud., Madrid, Aug. 7, 1926, id. op. cit., p. 493; art. 21, Poland-Kingdom of Serbs, Croats, Slovenes, Treaty of Conc. and Arb., Geneva, Sept. 18, 1926, id. op. cit., p. 503; art. 19, Czechoslovakia-Denmark, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjud., Prague, Nov. 30, 1926, id. op. cit., p. 511; art. 20, Belgium-Switzerland, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjud., Brussels, Febr. 5, 1927, id. op. cit., p. 542; art. 20, Belgium-Denmark, Treaty of Conc., Arb. and Comp. ’ Adjud., Brussels, March 3, 1927, id. op. cit., p. 560; art. 20, BelgiumFinland, Treaty of Conc. Arb. and Comp. Adjud., Stockholm, March 4, 1927, id. op. cit., p. 570; art. 20, Belgium-Portugal, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjud., Brussel, July 9, 1927, id. op. cit., pp. 596-597; art. 21, Belgium-Spain, Treaty of Conc. Arb. and Comp. Adjuc., Brussels, July 19, 1927, id. op. cit., pp. 607-608; art. 18, Italy-Lithuania, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjud., Rome, Sept. 17, 1927, id. op. cit., p. 626; art. 17, FinlandSwitzerland, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjud., Berne, Nov. 16, 1927, id. op. cit., pp. 659-660; art. 10, Portugal-Spain, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjud., Lisbon, Jan. 18, 1928, id. op. cit., p. 668; art. 21, Denmark-Spain, Treaty of Conc. Arb. and Comp. Adjud., Copenhagen, March 14, 1928, id. op. cit., p. 711; art. 6, Denmark-Haïti, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjud., Washington, April 5, 1928, id. op. cit., pp. 723-724; art. 22, Spain-Sweden, Treaty of Conc. Arb. and Comp. Adjud., Madrid, April 26, 1928, id. op. cit., pp. 735-736; art. 21, Finland-Spain, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjud., Helsingfors, May 31, 1928, id. op. cit., p. 756; art. 21, Austria-Spain, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjud., Vienna, June 11, 1928, id. op. cit., pp. 776-777; art. 21, Luxemburg-Spain, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjud., Luxemburg, June 21, 1928, id. op. cit., p. 791; art. 17, Finland-Italy, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjud., Helsingfors, Aug. 21, 1928, id. op. cit., p. 813; art. 22, Greece-Italy, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjud., Rome, Sept. 23, 1928, id. op. cit., p. 832; art. 20, Portugal-Switzerland, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjud., Berne, Oct. 17, 1928, id. op. cit., p. 842; art. 19, Belgium-Poland, Treaty of Conc., Arb., Brussels, Oct. 25, 1928, id. op. cit., p. 857; art. 32,The General Act for the Pacific Settlement of International Disputes, Sept. 26, 1928, id. op. cit., p. 947; art. 48, Traité instituant l’Union économique Benelux, La Haye, 3 février 1958, Annuaire eur., vol. V, p. 184; art. 12, annexe 2, Draft Fisheries Conv., March 9, 1964, A.J.I.L., 1964, Off. Doc., p. 1077; art. 30, Conv. européenne pour le règlement pacifique des différends, Strasbourg, 29 avril 1957, Annuaire européen, vol. V, p. 356; zie ook B o r e l , E., * L'acte général de Genève », R.C.A.D.I., 1929-11, p. 579; M à k o w s k i , J., « La conciliation, l’arbitrage et le règlement judiciaire », R.G.D.I.P., 1927, pp. 287-288; S t o y k o v it c h , S., op. cit., pp. 125 e.v. 86 W e h b e r g , H., « Das Problem eines internationalen Staatengerichtshofes », in Dos W e r\ vom Haag, B II, München-Leipzig, 1912, p. 105; S c h ü c k i n g , W „ « Der Staaten-
116
H .R .M . D E R E U
Noorwegen, bracht de Amerikaanse regering kritiek uit op de verleende sententie maar weigerde niet deze uit te voeren. « By this action the Government of the United States gives tangible proof of its desire to respect arbitral awards and it again acknowledges dévotion to the principle of arbitral settlements even in the face of a décision proclaiming certain theories of law which it cannot accept » 87.
De redenen die aan de oorsprong der niet-uitvoering liggen zijn van tweeërlei aard ss. Op intern vlak kunnen er zich feitelijk moeilijkheden voordoen wanneer bv. de Staat tot zeer zware betalingen wordt genoopt en hierbij op tegenstand van de openbare opinie stuit. Er kunnen zich ook moeilijkheden voordoen met betrekking tot autoriteiten waarvan de tussenkomst noodzakelijk is om de sententie uit te voeren en die vaak niet dezelfde zijn als die welke het compromis hebben uitgewerkt. De motieven van internationale aard die worden ingeroepen om zich aan de uitvoering te onttrekken zijn over het algemeen een of ander gebrek van de sententie. Er dient onmiddellijk aan toegevoegd dat vaak derge lijke houding voortspruit uit politieke overwegingen. H oe kan een Staat in wiens voordeel een arbitraal vonnis is verleend de partner in het geschil tot uitvoering dwingen ? Diverse procédés kunnen hierbij worden aangewend. Gezien het willig karakter van de uitvoering in het klassiek volkenrecht89 is de succesrijke partij meestal aangewezen op de aanwending van coërcitieve maatregelen waarover zijzelf beschikt om de weigerige Staat er toe aan te zetten de arbitrale sententie uit te voeren. Dergelijke unilaterale
verband der Haager Konferenzen », in Das Wer\ vom Haag, B I, 1912, p. 291; S i m p s o n , J. H a z e l F o x , op. cit., p. 263; S é f é r ia d e s , S ., « Principes généraux du droit international de la paix », R.C.A.D.I., 1930-IV, p. 464; H u d s o n , M.O., International Tribunals, op. cit., p. 129; C a v a r é , L ., op. cit., II, p. 220; id., Mélanges Rolin, op. cit., pp. 41-42; de L o u t e r , J., Het stellig volkenrecht, d. II, p. 131; D e l b e z , L . , Manuel, op. cit., p. 279; A c c i o l y , H ., op. cit., II, pp. 40-41; H a m b r o , E., L’exécution des sentences internationales 1936, pp. 11 e.v., overzicht van gevallen; S c h a c h t e r , O., « The Enforcement of International Judicial and Arbitral Décisions », A.J.I.L., 1960, p. 2; F a u c h i l l e , P., op. cit., I, 3e partie, p. 552; S c h w a r z e n b e r g e r , G ., International Law, op. cit., I, pp. 474 e.v.; R ou sseau , C h ., Droit international public, op. cit., p. 501; v o n G l a h n , op. cit., p. 479. 87 Letter to the Secretaryof State to the Norvegian Minister at Washington, Febr. 26, 1923, Reports I.A.A., vol. I, p. 344. 88 Ministère des Affaires étrangères, note du service juridique, dd. 30 mai 1934, Kiss, A.C. op. cit., V, pp. 59-60; S c h a c h t e r , O., « T h e Enforcement », op. cit., A.J.I.L., 1960, pp. 4 e.v.; D e V is s c h e r , C h ., Théories et réalités en droit international public, boek I V ; M o r g e n t h a u , H., Politics among Nations, p. 343; C a v a r é , L., « L ’arrêt de la C.I.J.... », Mélanges H. Rolin, op. cit., p. 42. 89 A c c i o l y , H., op. cit., II, p. 40; R o u s s e a u , Ch., Droit international public, 1953, p. 501; id., Droit international appronfondi, 1961, p. 291; S c e l l e , G., « Règles générales de droit de la paix », R.C.A.D.I., 1933-IV, p. 506.
H E T S C H E ID S R E C H T E R L IJK V O N N IS
117
maatregelen kunnen van diplomatieke90, economische aard z ijn 91 en soms gepaard gaan met militaire druk. Voorgesteld werd dat de Staat schuldeiser zou kunnen overgaan tot het aanslaan van de bezittingen van de Staat schulde naar wanneer ze op het grondgebied van de schuldeisende Staat zijn gelegen 92. Meer controverseerbaar is de kwestie o f de krediteur het recht bezit bezittingen te doen aanslaan die zich niet op zijn territorium bevinden. Samenwerking en toestemming van derde Staten is aldus vereist om de gevolgen van niet uitvoering te ondervangen. Schachter is zelfs van oordeel dat derde Staten tot dergelijke samenwerking zijn gehouden om de uitvoering van de sententie te verzekeren. Ze zullen de bezittingen, die zich op hun respectievelijke grondgebieden bevinden en de debiteur toebehoren, aan de schuldeiser overmaken 93. De mogelijkheid bestaat de uitvoering op bezittingen van de debiteur te bekomen bij beslissing van de nationale rechtbank. In het geval Socobel tegen Griekenland wees de Recht bank van Brussel erop dat de arbitrale sententie een beslag op de bezittingen van de debiteurstaat toeliet. Z e verklaarde echter dat de arbitrale uitspraak om in België uitvoerbaar te zijn het exequatur moest bekomen. Men was van oordeel dat de onmogelijkheid van uitvoering tegen de Belgische Staat zich niet uitstrekt ten voordele van een vreemde Staat die in België een verbintenis heeft afge sloten 04. Volgens Schachter moet een uitzondering op de staatsimmuniteit toegelaten worden, wanneer de instanties tot doel hebben de uitvoering van een arbitraal vonnis te verwezenlijken, dat ingevolge het internationaal gewoonterecht als verplichtend wordt erkend °5. Kan men tot machtsvertoon of gebruik van wapengeweld overgaan om de aarzelende Staat tot uitvoering aan te zetten ? In het klassiek volkenrecht was
90
Negotiaties, protest, breuk van de betrekkingen, protest voor internationale instanties.
H a m b r o , E., V exécution, op. cit., pp. 47 e.v.; Lsna Goldfields Case, zie S c h a c h t e r , O., op. cit., A.J.I.L., 1960, p. 7; Over middelen om de risico’s van niet-uitvoering te beperken, zie S i b e r t , M., op. cit., II, pp. 466 e.v.; d e T a u b e , M., « Les origines de l’arbitrage internationale, Antiquité et Moyen-âge », R.C.A.D.I., 1932, t. IV, pp. 102 e.v.; Over de procédé’s bij weigering van uitvoering, zie ook D a h m , G ., op. cit., II, pp. 565 e.v.; v o n G l a h n , op. cit., pp. 479 e.v.; S c h i n d l e r , Die Schiedsgerichtbar\eit, op. cit., pp. 169 e.v.
91 Retorsie-maatregelen,
92 D u m a s , « Les sanctions de l’arbitrage international, » 1905, passim; « Sanctions of International Arbitration », A.J.I.L., 1911; S c h a c h t e r , O., op. cit., A.J.I.L., 1960, p. 7; zie R o s e n n e , S ., The International Court of Justice, 1957, chap. IV, baseert zich op de actie van Engeland in de uitspraak over het Korfoe kanaal. 93 S c h a c h t e r , O., op. cit., A.J.I.L., 1960, pp. 8-12 S im p s o n , J. - H a z e l F o x , op. cit.,
p. 268. 94 S c h a c h t e r , O., op. cit., A.J.I.L., 1960, pp. 12-13 en bijgaande verwijzingen.
95 ld,, op. cit., p. 14.
118
H .R .M . D E REU
het aanwenden van geweld zeker niet uitgesloten om de uitvoering van de sententie te bewerkstelligen 0
Ingevolge art. 2, paragraaf 3 en 4 van het Handvest, wordt algemeen aanvaard dat unilaterale aanwending van geweld uitgesloten is os. Het gebruik van geweld is ingevolge art. 51 van het Handvest mogelijk bij zelfverdediging, indien een gewapende aanval tegen een lid van de Verenigde Naties is gericht, en ingevolge een coërcitieve actie uitgaande van een bevoegd orgaan der Verenigde Naties Indien een Staat in wiens voordeel een sententie is verleend door geweld belet wordt de rechten te genieten die hem toekomen, dan bezit hij vlg. Prof. Schwarzenberger het recht met geweld terug te slaan100. Andere ^auteurs zijn van oordeel dat de voorwaarden van wettige zelfverde diging moeten verenigd zijn opdat de beantwoording met geweld rechtmatig zou z ijn 101. 98 Bv. Vlootdemonstratie van Italië tegen Columbia ( Cerruti Case), A.J.I.L., 1912, p. 965; op. cit., A.f.I.L., 1960, p . 14. 97 Convention (II) concernant Ia limitation de l’emploi de la force pour le recouvrement de dettes contractuelles, art. 1, S c o t t , J.B., Rapports, op. cit., p. 489; G u a n i , A., « La solidarité internationale dans l’Amérique », R.C.A.D.I., 1925, III, pp. 289 e.v.; R o u sseau , Ch., Droit international public, 1953, p. 501, p. 333; Z o r n , P., op. cit., pp. 89 e.v. S c h a c h t e r , O .,
98 Art. 2, 3, « All members shall settle t/ieir international disputes by peaceftil mealis in such a tnanner that international peace and security, and justice are note endangered. 4, All Members shall refrain in the international relations from the threat or use of force against the territorial integrity or political independence of any State, or in any other manner inconsistent with the purposes of the United Nations », v a n A s b e c k , F.M., V e r z i j l , J.H.W., U.N. Tcxtbool{t Leiden, 1954, p. 30; S c h a c h t e r , O., op. cit., A.f.I.L., 1960, p. 16; S i m p s o n , J. - H a z e l F o x , op. cit., p. 268; V u l c a n , « L ’exécution des décisions de la Cour internationale de Justice d’après la Charte des Nations Unies », R.G.D.I.P., 1947, pp. 192-195, na onderzoek van de bepalingen van het Handvest komt de auteur tôt de conclusie dat : * Pour nous, donc, un Etat membre des Nations Unies qui voit que la décision judiciaire lui donnant gain de cause n’est pas exécutée par son adversaire, continue d’avoir la faculté d’employer la force contre celui-ci, afin d’obtenir exécution de la dite décision. » 99 Je ssü p , A Modem Law of Nations, 1948, p p . 157 e.v.; Draft Code of Offences against the Peace and Security of Mankind, resol. 177 (II), 21 nov. 1947, G.A., art. 2 (3 ), A.f.I.L., 1955, Off. Doc., p p . 21-22; W r i g h t , Q ., « Intervention », A.f.I.L., 1957, p . 257. 100 S c h a c h t e r , O., op. cit., A.f.I.L., 1960, p. 16, verwijst naar S c h w a r z e n b e r g e r , G., Report to International Law Association, 1958 on « Some Aspects of the Principle of Self-Defense », p. 24. 101 B o w e t t , D.W., Self-Defense in International Law, New York, 1958, p. 17; S c h a c h te r,
O., op. cit., A.f.I.L., 1960, p. 16.
H E T S C H E ID S R E C H T E R L IJK V O N N IS
11 9
Het gebruik van geweld zou aldus gerechtvaardigd lijken indien door aanwending van geweld de uitvoering van de sententie wordt verhinderd, die substantiële territoriale rechten toekende of voorzag in een recht van doorgang van vitaal belang. Wanneer de Staten zich hebben verbonden geen beroep te doen op geweld om hun aanspraken kracht bij te zetten, wordt de tussenkomst van Internationale Organisaties als het middel bij uitstek beschouwd om de uitvoering van de arbitrale sententies te verzekeren. Artikel 13, paragraaf 4 van het Volkenbondverdrag bevat de juridische uitdrukking van dit beginsel en luidt als volgt : « Les membres de la Société s’engagent à exécuter de bonne foi les sentences rendues et à ne pas recourir à la guerre contre tout membre de la Société qui s’y conformera. Faute d’exécution de la sentence, le conseil propose les mesures qui doivent en assurer l’effet » 102.
Deze tekst werd door Griekenland ingeroepen toen Bulgarije de arbitrale sententie met betrekking tot de bossen van centraal Rhodope niet had uitgevoerd. Bulgarije heeft echter de wil te kennen gegeven de sententie uit te voeren van zohaast de financiële toestand dit toeliet. Aangezien een overeenkomst tussen de partijen tot stand kwam heeft de Raad van de Volkenbond geen standpunt moeten innem en103. Art. 94 (2 ) van het Handvest der Verenigde Naties bepaalt dat * If any party to a case fails to perform the obligations incumbent upon it under a judgment rendered by the court, the other party may have recourse to the Security Council, which may, if it deems necessary, make recommandations or décidé upon measures to be taken to give effect to the judgment » 104.
In het Handvest, in tegenstelling met het verdrag tot oprichting van de Volkenbond, komen geen bepalingen voor met betrekking tot de uitvoering van de arbitrale sententies. Uit het onderzoek van de voorbereidende werkzaam heden tot oprichting van de Verenigde Naties blijkt, dat er wel commentaren en voorstellen werden ingediend die duidelijk geïnspireerd zijn door art. 13 van het Volkenbondverdrag en dit gemis naar voor brengen 105. Ze leren ons
C.A., Droit international et histoire diplomatique, Paris, 1950, p. 293; C.C., op. cit., II, pp. 163 e.v.; C a v a r é , L., op. cit.. Mélanges Rolin, pp. 46 e.v.; Pacific Settlement of Disputes in the Covenant of the League of Nations, A Paper issued by the Reference Division to the U.N. Information Organisation, London, International Conciliation, 1946, pp. 200 e.v.; H a m b r o , E., L'exécution, op. cit., p. 68. 102 C o l l i a r d ,
H yde,
103 R o u s s e a u , Ch., Droit international public, 1953, pp. 501-502; Tekst van de sententie Unden, Reports of the I.A.A., vol. III, pp. 1391-1436; commentaar van N o s t i t z - W a l l w i t z , Zeitschrift für Auslaniisches öffentliches Recht und Völkerrecht, 1934, pp. 652-668; S c h i n d l e r , D., op. cit., pp. 170-171; B a s d e v a n t , J., « Règles générales du droit de la paix », R.C.A.D.I., 1936-IV, pp. 561 e.v.; H a m b r o , E., L’exécution, op. cit., p. 29. 104 v a n
A sb eck ,
F.M.,
V e r z ijl,
J.H.M., U.N. Texlboo!(, op. cit., p. 58.
U.N.C.I.O.) vol. II, pp. 503-504, 336, 233, 246, 421, 368-369, 208, 209, 211, 225, 229-230; vol. XIII, pp. 522-523, 507, 509.
120
H .R .M . D E R E U
echter zeer weinig omtrent de redenen waarom art. 94 (2 ) van het Handvest zich tot de uitspraken van het Internationaal H o f van Justitie beperkt. Volgens Simpson en Hazel Fox kan de niet-uitvoering van een arbitrale sententie niettemin een actie van de Veiligheidsraad of een bespreking in de Algemene Vergadering rechtvaardigen op grond van hun algemene bevoegd heden inzake geschillen o f bedreiging van de vredeloe. Aldus is het mogelijk de nodige aanbevelingen te stemmen of dwingende maatregelen te treffen. Op te merken valt dat in dergelijke gevallen waarschijnlijk eerder politieke dan juridische aspecten zullen overheersen. Uit het onderzoek van de constitutieve verdragen van de internationale intergouvernementele organisaties blijkt dat er slechts een gering aantal overeen komsten in een sanctie voor de niet-uitvoering van een arbitraal vonnis voorziet. Het verdrag tot oprichting van de Benelux-Economische Unie verwijst in laatste instantie de benadeelde partij, bij niet-uitvoering van een arbitraal vonnis, naar het Internationaal H o f van Justitie 107. D e gevolgen voor de niet-uitvoering van het vonnis verleend door het Internationaal H of ressorteren onder het hogervermelde art. 94 van het Handvest der Verenigde Naties. Het constitutief verdrag van de Internationale Burgerlijke Luchtvaartorganisatie voorziet in een meer specifieke sanctielos. Artikel 88 bepaalt dat de vergadering het stemrecht kan opschorten van ieder lid dat zich niet gedraagt naar een uitspraak van een arbitrale rechtbank. Daarenboven hebben de verdrags partijen zich verbonden niet toe te laten dat een luchtlijn van een lidstaat zal functionneren op hun territoria indien de Raad heeft beslist dat deze lijn niet in overeenstemming is met en definitieve uitspraak van het Internationaal H of van Justitie of van een arbitrale instantie (art. 87). D e Europese Conventie voor de vreedzame oplossing van Geschillen bepaalt dat, indien een partij in het geschil de verbintenissen die ingevolge een arbitrale sententie op haar rusten niet nakomt, de benadeelde partij beroep kan doen op de Raad van Ministers van de Raad van Europa. De Raad kan indien hij het nodig oordeelt bij gekwalificeerde meerderheid van twee derden der stemmen de nodige aanbevelingen verlenen ten einde de uitvoering van de sententie te verzekeren 109. Het is een feit dat moeilijkheden in verband met de uitvoering vaak voort
106 S im p s o n J. - H a z e l F o x , op. cit., p. 2 6 8 .
107 Benelux economische Unie, art. 50, P e a s l e e , A.J., International Governmental Orga nisations, Constitutional Documents, vol. I, 1961, p. 95. 108 P e a s l e e , A.J., op. cit., II, p. 1009, M a n k i e w i c z , de l’aviation civile », A.F.D.I., 1957, p. 385.
R .H .,
« Organisation internationale
109 Art. 3 9 , par. 2 , Annuaire europeen, op. cit., vol. V, 1 9 5 9 , p. 3 6 0 ; S a l m o n , ƒ., « La convention européenne pour le règlement pacifique des différends », R.G.D.I.P., 1 9 5 9 , p. 5 3 .
H E T S C H E ID S R E C H T E R L IJK V O N N IS
121
spruiten uit betwistingen omtrent de juiste draagwijdte van de sententie. Aldus stelt zich het probleem van de interpretatie van het arbitraal vonnis 110. In de regel zijn de scheidsrechterlijke instanties onbevoegd hun eigen uitspra ken te interpreteren 1U. Gezien na het verlenen van het vonnis het scheidsgerecht als functus ojficio is te beschouwen, is de toestemming van de betrokken Staten voor het bekomen van een interpretatie vereist. Het is reeds voorgekomen dat de betrokken Staten een overeenkomst afsloten waarbij de interpretatie van een sententie wordt gegeven. Als voorbeeld verwijzen we naar het verdrag van 18 november 1954 dat werd afgesloten tussen Engeland en Portugal. Het regelde de interpretatiemoeilijkheden die gerezen waren ingevolge de arbitrale sententie, die op 30 mei 1905 door de koning van Italië werd verleend waarbij de westgrens van het koninkrijk Barotse werd afgebakend 112. Het afsluiten van een speciaal compromis kan ook aan de grondslag liggen van een nieuwe arbitrage om de gerezen interpretatiemoeilijkheden uit de weg te ruimen113. Diverse verdragen die in een verplichte arbitrageregeling voorzien houden een bepaling in, dat geschillen omtrent de uitvoering en interpretatie dienen onderworpen te worden aan de jurisdictie die zelf het vonnis heeft verleend 114.
110 S i b e r t , M., op. cit., p. 460; D a h m , G., op. cit., II, pp. 556 e.v.; C a v a r é , L., op. cit.,
II, p. 214. 111 S c h w a r z e n b e r g e r , G ., International Law, vol. I, p. 449; S im p s o n , J. - H a z e l Fox, op. cit., p. 245; G r z y b o w s k i , K., « Interprétation of Décisions of International Tribunals », A.J.I.L., 1941, pp. 484 e.v.; H u d s o n , M.O., International Tribunals, op. cit., p. 123; contra : W i t t e n b e r g , L’organisation judiciaire, la procédure et la sentence arbitrale internationales, 1937, pp. 361-362; C a r l s t o n , K .S ., op. cit., p. 241. 112 U.N.T.S., vol. 210, p. 290; B a s t id , S., J.Cl.dr.int., t. II, fasc. 249, 9, 1961, p. 8.
c
L’organisation judiciaire internationale »,
113 P.H.A., Pious Fund Case, 14 oct. 1902, Reports of I.A.A., op. cit., vol. IX, p. 11; Arbitrage van Chief Justice White, Sept. 12, 1914, interpreteerde de sententie van president Loubet, 11 sept. 1900, grensgeschil tussen Panama en Costa Rica, C a r l t o n , K.S., op. cit., p. 101; Reports of I.A.A., op. cit., vol. XI, pp. 540 e.v.; zie ook : art. VIII, Special Agreement, Jan. 23, 1925, Netherlands-U.S.A., Island of Palmas Case, op. cit., vol. II, p. 833; Echange de notes signées à Lisbonne, 8 juillet 1931, Germany-Portugal, Execution of Award of June 30, 1930, op. cit., vol. III, p. 1374. 114 Art. 82, Conv. 1907, S c o t t , J.B., Les Travaux, op. cit., p. XV; Denmark-Finland, art. 10, Treaty o f Conc. and Arb., Helsingfors, Jan. 30, 1926, H a b i c h t , M., op. cit., pp. 371-372; Finland-Sweden, art. 10, Treaty of Conc. and Arb., Helsingfors, Jan, 29, 1926, id. op. cit., p. 360; Denmark-Norway, art. 10, Treaty of Conc. and Arb., Copenhagen, Jan. 14, 1926, id. op. cit., p. 360; art. 12, Germany-Switzerland, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjud., Berne, Dec. 3, 1921, id. op. cit., p. 27; Brazil-Zwitzerland, Treaty of Arb. and Comp. Adjud., Rio de Janeiro, June 23, 1924, art. 5, id. op. cit., p. 106; art. 12, Germany-Sweden, Treaty of Conc. and Arb., Berlin, Aug. 29, 1924, id. op. cit., p. 154; art. 12, Finland-Germany, Treaty of Conc. and Arb., Berlin, March 14, 1925, id. op. cit., p. 211; art. 12, Estonia-Germany, Treaty of Conc. and Arb., Berlin, Aug. 10, 1925, id. op. cit., p. 262; art. 10, Norway-Sweden, Treaty of Conc. and Arb., Oslo, Nov. 25, 1925, id. op. cit., p. 334; art. 10, Denmark-Sweden, Treaty of Conc. and Arb., Stockholm, Jan. 14, 1926, id. op. cit., p. 335; art. 17, Rumania-Switzerland, Berne, Febr. 3, 1926,
122
H .E .M . D E R E U
D it beginsel vinden we terug in art. X X X III van de modelregels uitgewerkt door de codificatiecommissie der Verenigde Naties. Binnen de termijn van drie maand na de uitspraak van de sententie kunnen de partijen zich tot de arbitrale instantie wenden, die zelf gestatueerd heeft. Indien echter het om een of andere reden onmogelijk is het interpretatiegeschil voor dergelijk rechterscollege te brengen kan het probleem aan het Internationaal H o f van Justitie worden voorgelgd, tenzij de partijen bij akkoord reeds een andere oplossing hebben bereikt. Wanneer een beroep op interpretatie wordt gedaan, komt het de rechterlijke instantie toe te beslissen of en in welke mate de uitvoering van de sententie dient te worden opgeschort totdat het interpretatiegeschil is beslecht11r’. De nadruk dient gelegd op het feit dat het rekwest tot interpretatie slechts ertoe mag strekken de zin en de draagwijdte van hetgeen verplichtend door de sententie werd gewezen te verduidelijken. Deze procedure laat de oplossing van punten, die niet beslecht werden, niet toe, omdat de interpretatie niet het middel mag uitmaken om opnieuw kwesties in discussie te brengen, waarover regelmatig en definitief werd gevonnist116.
c) Definitief karakter van de sententie. Uit het onderzoek van de arbitrale praktijk der moderne tijden blijkt dat het gebruikelijk is de sententie als definitieve regeling van het geschil te beschouwen. Tal van compromis en verdragen, die in een arbitrale regeling voorzien, bepalen uitdrukkelijk dat het verleende vonnis definitief is en de kracht van het
id. op cit., p. 380; art. 21, Poland-Kingdom of Serbs, Croats, Slovenes, Treaty o f Conc. and Arb., Geneva, Sept. 18, 1926, id. op. cit., p. 503; art. 7, General Treaty of Inter-American Arb., Washington, Jan. 5, 1929, id., op. cit., p. 960; art. VIII, Agreement relating to the Arb. of Différences respecting Sovereignty over the Island of Palmas, U.S.A.-Netherlands, Jan. 23, 1928, Reports of I.A.A., vol. II, p. 833; art. IV, Compromis, 27 jan. 1909, Great Britain-U.S.A., the North Atlantic Coast Fisheries Case, op. cit., vol. XI, p. 176; art. 10, compr. 3 avril, Pays-Bas-Portugal, aff. de 1'ik de Timor, op. cit., vol. XI, p. 488; art. 7, Compr. of Arb. between the Government of the U.S.A. and the Governement of the French Republic relaating to the Agreement of March 27, 1946, as Amended, Paris Jan. 22, 1963, A.J.I.L., 1963, Off. Doc., p. 1032; art. 10, Finland-Norway, Treaty of Conc. and Arb., Helsingfors, Febr. 3, 1926, H a b i c h t , M., op. cit., p. 385; art. 11, Germany-The Netherlands, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjud., The Hague, May 20, 1926, id. op. cit., p. 437; art. 11, Denmark-Germany, Treaty of Conc., Arb. and Comp. Adjud., Berlin, June 2, 1926, id. op. cit., p. 461; art. 21, Czechoslovakia-Poland, Treaty of Conc. and Arb., Warsaw, April 23, 1925, id. op. cit., p. 241; art. 21, Poland-Sweden, Treaty of Conc. and Arb., Stockholm, Nov. 3, 1925, id. op. cit., p. 327. 115 Art. 33, Model Rules, I.L.C., A.J.I.L., 1959, Off. Doc., p. 247. 116 S im p s o n J. - H a z e l Fox, op. cit., pp. 246-247; over de interpretatie-methodes zie
F., Lehrbuch des Völ\errechts, B . II, München-Berlin, 1964, p. 51; C a v a r é , L., op. cit., II, p. 215; S c o t t , J.B., Les travaux, op. cit., p. 5; Pious Fund Case, Reports of I.A.A., vol. IX, p. 12. B erber,
H E T S C H E ID S R E C H T E R L IJK V O N N IS
123
rechterlijk gewijsde bezit117. D e doctrine evenals de diplomatieke praktijk sluiten hierbij aan en beklemtonen dat in de regel tegen het arbitraal vonnis 117 Décision arbitrale de M Abor, relative à l’application de la convention francoespagnole du 7 janvier 1962 à l’impôt sur les bénéfices de guerre, Reports of I.A.A., vol. I, p. 302; art. IV, Special Agreement, June 30, 1921, U.S.A.-Norway (Norwegtan Shipowners Claims), op. cit., vol. I, p. 311; art. XI, Prot. for Arb. of the Landreau Claim against Peru, May 21, 1921, op. cit., vol. I, p. 351; art. 2, Conv. between the British Governement and the Government of Costa Rica for the Submission to Arb. of Certain Claims against the Government of Costa Rica, San José de Costa Rica, Jan, 12, 1922, op. cit., vol. I, p. 372; Protocol 30 dec. 1922 tussen Duitse regering en de commissie voor schadeloosstelling met betrekking tot de interpretatie van art. 260 van het verdrag van Versailles, op. cit., vol. I, p. 432; Agreement German’s Industrial Charges Law, Aug. 30, 1924, par. 69 (1 ), op. cit., vol. II, p. 747; art. VIII, Special Agreement U.S.A.-The Netherlands ( Island of Palmas case), op. cit., vol. II, p. 833; art. 2, Protocol of Arb. Chili-Peru, Washington, July 20, 1922, op. cit., vol. II, p. 923; 11, Exchange of Notes between U.S.-Guatemala providing for Arb. of the Shufeldt claim, Guatemala, Nov. 2, 1929, op. cit., vol. II, p. 1082; art. 1, Agreement between the U.S.A. and Egypt regarding Arb. of the G.J. Salem Claim, Cairo, Jan. 20, 1931, op. cit., vol. II, p. 1163; Dissenting Opinion of Dr. F.K. Nielsen, op. cit.,, vol. II, p. 1204; art. VII, Special Agreement relating to Arb. of a Case concerning to Swedish Motor Ships, « Kronprins Gustaf Adolf » and « Pacific », Kingdom of Sweden-U.S.A., Dec. 17, 1930, op. cit., vol. II,’ p. 1243; art. XIV, Treaty of Arb., Guatemala-Honduras, Washington, July 16, 1930 ( Honduras Borders Case), op. cit., vol. II, p. 1312; art. XII, Additional Conv. to the Treaty of Arb. between Guatemala and Honduras, Washington, July 16, 1930, op. cit., vol. II, p. 1315; art. 1, Agreement between Germany, Belgium, Great Britain and Northern Ireland, Canada, Australia, New-Zealand, the Union of South Africa, India, France, Greece, Italy, Japan, Poland, Rumania, Czechoslovakia and Yugoslavia regarding the Complete and Final Settlement o f the Question of Réparations, The Hague, Jan. 20, 1930, op. cit., vol. III, p. 1373; Agreem. Great Britain-Panama in the matter of the Death of James Pugh, van kracht okt. 15, 1932, op. cit., vol. III, p. 1442; Agreement Germany-Comm. Saar Territory (Pensions of Officials), Baden-Baden, Dec. 21, 1925, op. cit., vol. III, p. 1556; Arrangement effected by Exchange of Notes between the U.S.A.-Great Britain for the Disposai of certain Pecuniary Claims arising out of the Recent War, May 19, 1927, op. cit., vol. III, p. 1770; Conv. for the Settlement of Difficulties arising from Opération of Smelter at Trail, Ottawa, April 15, 1935, art. III, op. cit., vol. III, p. 1908; art. XI, op. cit., vol. III, p. 1910, Décision April 16, 1938, pp. 1911-1912, 1939-1940, 1949-1957; art. XIV, Prot. d’un accord Etats-Unis d’Amérique-rép. du Mexique, pour le règlement de certaines contestations relatives au Fonds pieux des Californies, Washington, 22 mai 1902, S c o t t , J.B., Les travaux de la C.P.A., p. 12; art. 2, Conv. entre lesEtats-Unis d’Amérique et la république du Mexique, pour le règlement des réclamations, 4 juillet 1868, id. op. cit., p. 15; art. 4, Prot. entre l’Allemagne-Venezuela relatif au règlement des réclamations allemandes, Washington, 13 février 1903, id. op. cit., p. 74; art. 1, Prot. entre la France et les Etats-Unis du Venezuela pour le règlement des réclamations contre le Venezuela, Washington, 27 fé vrier 1903, id. op. cit., p. 77; art. 2, Prot. entre la France et le Japon pour soumettre à un arbitrage certaines questions concernant l’interprétation des traités avec le Japon relativement aux baux à perpétuité, Tokio, 28 août 1902, id. op. cit., p. 91; art. V, Prot. d ’un compromis U.S.A.-Venezuela, pour la décision et le règlement de certaines réclamations, Caracas, 13 février 1909, id., op. cit., p. 251; art. 1, Prot. d’une conv. entre U.S.A.-Venezuela, pour soumettre à l’arbitrage toutes les réclamations pendantes de citoyens des Etats-Unis d’Amérique contre la rép. du Venezuela, Washington, 17 févr. 1903, id. op. cit., p. 254; art. 3, compromis d’arbitrage entre le gouv. imp. de Russie et le gouv. imp. ottoman, Constantinople, 22 juillet-4 août 1910, id. op. cit., p. 347, alsook art. 10, id. op. cit., p. 349; art. 7, Netherlands-
124
H .R .M . DE R E U
geen rechtsverhaal mogelijk is, noch in beroep noch in verbreking voor een rechterlijke instantiells. Wanneer echter de sententie aan duidelijkheid mist of onverstaanbaar of onuitvoerbaar mocht blijken, kan bezwaarlijk het gezag van het rechterlijk gewijsde onvoorwaardelijk worden aangehouden. Hetzelfde geldt wanneer
U.S.A., Conv. for Arb. of Payment for Military supplies, Washington, March 18, 1938, 1940, Off. Doc., p. 190; U.S.A.-Peru, Comm. mixte de Lima, compr. 4 déc. 1868, d e L a p r a d e l l e - P o l i t i s , N., op. cit., II, p. 585; art. 81, Conv. van Den Haag 1907, art. 54, Conv. van Den Haag 1899, S c o t t , J.B., Les travaux, op. cit., p. LXIV; art. 46, Traité instituant l’union économique Benelux, La Haye, 3 févr. 1958, Annuaire européen, vol. V, 1959, p. 184; Indus Waters Treaty, Karachi, Sept. 19, 1960, Annex G., art. IX (5), 23, A.J.I.L., 1961, Off. Doc., p. 820; art. 7, Traité général d’arbitrage inter-américain, Washington, 5 janv. 1929, R.G.D.I.P., 1929, Doc., p. 583; zie ook Model Rules I.L.C., art. XXXII, A.J.I.L., 1959, Off. Doc., p. 247; art. 8, France-Algérie, Accord en matière d’arbitrage, 26 juin 1963, annexe, R.G.D.I.P., 1964, p. 608. Gevallen : Troubles de Panama, 18 mai 1866, Ralston, f., op. cit., p. 48; Freylinghuysen, v. U.S. ex. rel. key, U.S. Supreme Court, 1884, L.D. Orfield and E.D. Re, Cases and Materials on International Law, London, 1956, p. 580; Award n° 1, Arbitral Tribunal provided fqr in Art. 15 of the Agreement made with Germany on Jan. 20, 1930, and referred to in the Final Act of The Hague Conference of 1929 and 1931 ,Reports of the I.A.A., vol. III, pp. 1377-1378, 1385; Philadelphia-Giraud National Bank (U.S.) v. Germany and Direktion des Disconto Gesellschaft impleded April 21, 1930, Mixed Claims Comm., op. cit., vol. VIII, p. 70; Lehigh Valley Railroad Company, Agency of Canadian Car and Foundry Comp. Ltd., and various Underwriters (U.S.), v. Germany, Opinion of the German Commiss. on the Question of Reopening, 6 May 1933, op. cit., vol. VIII, pp. 170-175; aff. des navires « Media » et ♦ Good Return », Equateur-Etats-Unis, 17 avril 1865, de Lapra d e ll e - Politis, N., op. cit., II, p. 427; Fabiani Case, French-Venezuelan Claims Comm., Prot. dd. 1902, Ralston, J., op. cit., pp. 48-49; Pious Fund Case, 14 oct. 1902, Reports of J.A.A., op. cit., vol. IX, p. 13, zie ook Ralston, J., op. cit., pp. 49 e.v.; C.P.A., Compagnie de navigation de l’orénoque, 25 oct. 1910, S cott, J.B., op. cit., p. 228, Ralston, J., op. cit., p. 51; P.H.I.J., Socobel, ser. A /B , n° 78, p. 174; Adviezen m.b.t. Pools-Tsjechoslovaakse grens (kwestie Jaworzina), n° 8 ser. B, p. 38, grensafbakening Albanie en het klooster van St.-Naoum, n° 9 ser. B, pp. 21-22, Poolse postdienst in de vrije stad Danzig, n° 11, ser. B, p. 24, baseerde het P.H.I.J. haar beoordeling van de juridische gevolgen van internationale uitspraken met arbitraal karakter op het principe res judicata dat er de grondslag van uitmaakt, zie ook Ralston, J., op. cit., p. 50; Heirs of Massiani Case, Opinion of the Venezuelan Commissioner, Aug. 28, 1903, Reports of I.A.A., vol. X, p. 163; Société vinicole de Cham pagne v. Mumm-Champagne et Cie, Annual Digest of Public International Law Cases, 1935-1937, pp. 487-488. The Essentials of International Public Law, N e w Y o r k , 1921, p . 337; Handboek van het volkenrecht, d . II, Z w o ll e , 1933, p . 200; B i n C h e n g , General Principles, op. cit., p p . 336 e .v .; S c h w a r z e n b e r g e r , G ., A Manuel, op. cit., v o l. I, p . 245; S t r u p p , K., « L e d r o it d u ju g e in te rn a tio n a l d e statuer s e lo n l ’é q u it é », R.C.A.D.I., 1930-III, p p . 363, 366, 370; C o s e n t i n i , F ., « C o d e in te rn a tio n a l d e la p a ix et d e la g u e r r e , E ssai d ’u n e c o d ific a t io n in té g r a le d u d r o it d es g e n s », R.G.D.I.P., 1935, p . 471; M a r k o v i t c h , J .Y ., Du caractère définitif des sentences arbitrales en droit international public, A i x - e n P r o v e n c e , 1937, passim; S im p s o n , J. - H a z e l F o x , op. cit., p . 228; D o m k e , M ., « S e u le m e n t o f D is p u te s P r o v is io n s in A x is S atellite P e a ce T r e a tie s », A.J.I.L., 1947, p . 912; C a v a r é , L ., op. cit., II, p . 217; C ir c u la ir e d e M . B a rth é le m y -S a in t H ila ir e , M in is tr e d es A ffa ir e s é tran gères, 118
H e r s h e y , A .S .,
F r a n ç o i s , J .P .A .,
125
H E T S C H E ID S R E C H T E R L IJK V O N N IS
een nieuw feit wordt ontdekt dat een bepalende invloed op de sententie zou hebben uitgeoefend. Daarom heeft men in de praktijk aanvaardt dat arbitrale vonnissen, die ernstige gebreken vertonen als nietig kunnen worden aangezien en werden er voor sommige gevallen middelen van rechtsverhaal uitgewerkt. De klemtoon dient gelegd op het feit dat in beginsel het onmogelijk is een kwestie opnieuw in geding te brengen, die tussen dezelfde partijen regelmatig werd beslecht119. Het definiteif karakter van het vonnis sluit echter niet uit dat problemen van bijkomstig belang het voorwerp van een later onderzoek uitmaken en aldus een oplossing krijgen 12°. Doordat de arbitrale sententie slechts een verbindend en definitief karakter bezit uitsluitend t.o.v. de geschilvoerende partijen en alleen met betrekking tot de zaak die ter beoordeling werd voorgelegd, is het vonnis door een relativiteit gekenmerkt. Het relatief karakter van de sententie is te verklaren door het feit dat het bindend karakter ervan berust op een compromis. Evenals het compromis geldt het gezag van het rechterlijk gewijsde slechts voor de contrac terende partijep,. Voor Staten die aan het compromis vreemd zijn, zal de sententie geen effect sorteren121. Dit neemt niet weg dat derde Staten rechtstreeks of onrechtstreeks in een arbitraal vonnis geïnteresseerd kunnen zijn. Dit zou bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de scheidsrechter bij vonnis een multilaterale conventie interpreteert waardoor diverse Staten zijn gebonden, die echter geen partij zijn tot het arbitragecompromis. Dergelijke toestand kan praktische
aux agents diplomatiques de la République française, le 20 juin 1881, Kiss, A.C., op. cit., V, p. 38; Chambre des députés, séance du 12 juillet 1925, Rapport fait au nom de la commission des finances chargée d’examiner un projet de loi portant fixation du budget général de l’exercice 1926 (min. des aff. étr.) par Henry Simon, Kiss, A.C., op. cit., V, p. 60; Kwestie van Brits-Guyana voor het 4e comité v.d. Alg. Vergadering van de Verenigde Naties (22 febr. 1962) m.b.t. arbitrage tussen Groot-Brittannië en Venezuela over de grens van Brits-Guayna, 1899, zie L a u t e r p a c h t , E., The Contemporary Practice of the United Kingdom in the Field of International Law, 1962-1, London, 1962, pp. 123-124. 119 M é r i g n h a c , A., Traité, op. cit., I, pp. 561 e.v.; S c h w a r z e n b e r g e r , G., International Law, op. cit., vol. I, p. 453; aff. des fonds pieux des Californies, Reports of I.A.A., vol. IX, p. 11. 120 C a v a r é , L., op. cit., II, p. 218; R a l s t o n , J., op. cit., p. 51; S im p s o n J. op. cit., pp. 228 e.v.; bv. betalingsvoorwaarden in een bepaalde munt.
H azel
Fox,
op. cit., II, p. 461; S c e l l e , G., Manuel, op. cit., pp. 534-535; F r a n op. cit., II, p. 201; Bos, M ., Les conditions du p o cès en droit international public, Bibliotheca Visseriana, t. XXXVI, 1957, p. 81; C a r l s t o n , K.S., op. cit, pp. 124 e.v.; R o u s s e a u , C ., Droit international public, p. 499; C a v a r é , L ., op. cit., II, p. 215; d e L a p r a d e l l e - P o l i t i s , op. cit., p. 266; S t o y k o v i t c h , S ., D e l’autorité de la sentence arbitrale en droit international public, pp. 109 e.v., A c c i o l y , H., Traité de droit int. public, t. II, Paris, 1942, p. 45; S c h w a r z e n b e r g e r , G., International Law, op. cit., I, pp. 451 e.v.; S c h i n d l e r , D., Die Schiedsgerichtsbar\eit seit 1914, op. cit., p. 168. 121 S i b e r t , M .,
ç o is ,
f .P .A .,
126
H .R .M . D E R E U
moeilijkheden met zich brengen omdat het mogelijk is dat eenzelfde tekst voor de verdragspartners een diverse betekenis kan krijgen122. Om aan dergelijke problemen het hoofd te bieden werd op de Conferentie van den Haag van 1907 door M. Asser een voorstel ingediend, dat aan de basis ligt van artikel 84. Het bepaalt dat « La sentence arbitrale n’est obligatoire que pour les parties en litige. Lorsqu’il s’agit de l’interprétation d ’une convention à laquelle ont participé d’autres Puissances que les parties en litige, celles-ci avertissent en temps utile toutes les Puissances signataires. Chacune de ces Puissances a le droit d’intervenir au procès. Si une ou plusieurs d’entre elles ont profité de cette faculté, l’interprétation contenue dans la sentence est également obligatoire à leur égard » 123.
In de praktijk heeft in de regel de interpretatie van een multilateraal verdrag door de scheidsrechter verleend, slechts de waarde van een precedent, ook indien dit voor de andere verdragspartners belangrijk kan worden geacht. In sommige zaken werd het probleem van de rechten toebehorend aan derden gesteld 12é. Bijvoorbeeld toen de grens tussen Guiana en Venezuela bij arbitraal vonnis werd afgebakend, maakte Brazilië rechtsreserves op het betwiste gebied 125i ( Wordt vervolgd.) 122 L i m b u r g , J., « L ’autorité de chose jugée des décisions des juridictions internationales », R.C.A.D.I., 1929, t. V, pp. 550 e.v.; R e u t e r , P., Droit international public, Paris, 1958, pp. 304 e.v.; R ou sse au , C., « Le règlement arbitral et judiciaire et les Etats tiers », Mélanges H. Rolin, 1964, pp. 301 e.v., S i b e r t , M ., op. cit., II, p. 462; Institut de droit int., 1897, 14® Comm. de la constitution d’un ou plusieurs tribunaux int. chargés d’interpréter les conventions d’unions internationales, Annuaire, 1897, pp. 106 e.v.; 1902, séance plén. du 23 sept. 1902, Annuaire, 1902, pp. 332-335; 1904, séance du 26 sept. 1904, Annuaire, 1904, pp. 197 e.v.; Résolutions de Grenade 1956, sur la clause modèle de compétence obligatoire de la C.I.J., Annuaire, 1956, Résolutions de Neuchatel 1959 sur la compétence obligatoire des instances judiciaires et arbitrales internationales; v o n U l l m a n n , E., Völkerrecht, op. cit., p. 450; M e r i g n h a c , A., Traité, op. cit., I, pp. 529 e.v.; F a u c h i l l e , P,. op. cit., I, 3® partie, p. 569; D a h m , G., Völkerrecht, B. II, 1961, pp. 521 e.v.; S t o y k o v it c h , S ., op. cit., pp. 114 e.v. 123 Conv. van Den Haag 1907, art. 84, S c o t t , J.B., Rapports, op. cit., p. 366; Conv. van Den Haag 1899, art. 56, id. op. cit., pp. 86-87; zie ook art. 33, Conv. européenne pour le règlement pacifique des différends, Strasbourg, 29 avril 1957, Annuaire européen, vol. V., 1959, p. 358. 124 Zaak Costa-Rica tegen Nicaragua en de betwisting over de geldigheid van het BryanChamorro verdrag voor het centraal Amerikaans H of van Justitie, R o u sseau , C., op. cit., Mélanges Rolin, pp. 306-307; C a r l s t o n , K .S ., op. cit., pp. 127 e.v.; S t o y k o v it c h , S., op. cit., pp. 131 e.v.; Arbitrale sententie verleend op 1 juli 1816 ingevolge art. 69 van de slotakte van de Wenercongres 9 juni 1815 in de zaak van de devolutie van het hertogdom Bouillon, Tekst in d e L a p r a d e l l e en P o l it is , op. cit., pp. 261-262, kommentaar R ou sse au , C ., op. cit., Mélanges Rolin, pp. 305-306. 125 R.G.D.I.P., 1901, p. 71, id. op. cit., Doc., p. 18; R a l s t o n , J., op. cit., p. 52; J. - H a z e l F o x , p. 228; R o u s se a u , C ., op. cit., Mélanges Rolin, p. 306; A c c i o l y , H ., op. cit., II, p. 46; C a r l s t o n , K.S., op. cit., p. 126; S t o y k o v it c h , S ., op. cit., p. 110.
S im p so n