Nr. 32.269
SCHEIDSRECHTERLIJK VONNIS ter zake van een geschil tussen 1. A., 2. B., hierna te noemen “opdrachtgevers”, e i s e r s, gemachtigde: mevrouw mr. J.A. de Wolf, jurist in dienst van VvAA Rechtsbijstand te Utrecht, en 1. C., alsmede haar vennoten, 2. D., 3. E., hierna gezamenlijk te noemen “onderneemster”, v e r w e e r s t e r, gemachtigde: mr. A.R.M. van der Pluijm, advocaat te Leiden.
HET SCHEIDSGERECHT 1.
De ondergetekende, IR. P. DE JONG, lid-deskundige van het College van Arbiters van de Raad van Arbitrage voor de Bouw, is door de voorzitter van deze Raad overeenkomstig de statuten van de Raad benoemd tot enig scheidsman in dit geschil. De ondergetekende heeft zijn benoeming schriftelijk aanvaard. Bij brief d.d. 2 augustus 2010 is daarvan mededeling gedaan aan partijen. Overeenkomstig de statuten van de Raad is aan het scheidsgerecht toegevoegd mevrouw mr. J.M.G. Leferink, secretaris van de Raad.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE 2.
Voor de loop van het geding wordt verwezen naar de volgende stukken: - de memorie van eis d.d. 25 maart 2010, binnengekomen op 13 april 2010, met producties (1 t/m 23); - de memorie van antwoord, met producties (24 en 25); - de memorie van repliek; - de memorie van dupliek; - de pleitnotities van mevrouw mr. J.A. de Wolf.
3.
De mondelinge behandeling van het onderhavige geschil heeft plaatsgevonden op maandag 29 november 2010.
2 In het kader van de mondelinge behandeling heeft in aanwezigheid van voornoemde personen een bezichtiging van het werk plaatsgevonden. DE GRONDEN VAN DE BESLISSING de bevoegdheid 4.
De bevoegdheid van de ondergetekende tot beslechting van het onderhavige geschil bij scheidsrechterlijk vonnis staat onbetwist tussen partijen vast.
de feiten 5.
Tussen partijen staat het volgende vast: a.
In juli 2007 hebben opdrachtgevers met onderneemster een aannemingsovereenkomst gesloten ten behoeve van restauratiewerkzaamheden aan de voorgevel van hun woning tegen een aanneemsom van € 8.681,02 inclusief BTW;
b. De werkzaamheden omvatten het schoonmaken van de gevel door middel van het micro-nevelstralen, het herstellen van het metselwerk en het uithakken van voegen en het voorts opnieuw voegen (knipvoeg) en impregneren van de gevel; c.
Op deze overeenkomst zijn van toepassing de Algemene Verkoop-, Leverings- en Betalingsvoorwaarden van de Algemene Voegers Patroonsbond (productie 1 memorie van eis);
d. Medio november 2007 is onderneemster begonnen met de uitvoering van haar werkzaamheden; e.
Reeds enkele dagen nadat de voegwerkzaamheden waren uitgevoerd, hebben opdrachtgevers geconstateerd dat de voeg in hun gevel donkerder van kleur was dan bij de woningen met huisnummers 22 tot en met 30;
f.
Opdrachtgevers hebben onderneemster direct van dit kleurverschil op de hoogte gesteld;
g. Hoewel onderneemster er in eerste instantie nog van uit ging dat het kleurverschil zou verdwijnen, zodra de voegen voldoende zouden zijn gedroogd, heeft zij bij schrijven d.d. 12 juni 2008 van haar gemachtigde (productie 5 memorie van eis) aangeboden om het voegwerk op te ruwen; h. Nadat een proefstuk is opgesteld, hebben opdrachtgevers desalniettemin geconcludeerd dat nog steeds sprake is van een ongewenst kleurverschil;
3 i.
Op 3 september 2008 heeft het door opdrachtgevers ingeschakelde ZuidNederlands Expertisebureau B.V., verder te noemen “ZNEB”, de buitengevel in aanwezigheid van partijen geïnspecteerd. Van de bezichtiging is een rapport opgemaakt d.d. 25 november 2008 (productie 8 memorie van eis). Het ZNEB concludeert dat “het werk alleen maar hersteld kan worden door opnieuw uit te hakken en opnieuw te voegen”;
j.
Naar aanleiding van een in opdracht van onderneemster door J. Koek Gevelconsultancy B.V., verder te noemen “Koek Gevelconsultancy”, uitgevoerd onderzoek d.d. 17 februari 2009 (productie 14 memorie van eis) heeft onderneemster bij schrijven van haar gemachtigde d.d. 20 februari 2009 aangeboden om het voegwerk bij te kleuren door middel van de toepassing van silicaatverf. Het verzoek van opdrachtgevers om de voegen uit te hakken en opnieuw te voegen wordt door onderneemster afgewezen;
k.
Nadat een proefstuk is opgesteld, hebben opdrachtgevers geconcludeerd dat het resultaat wederom niet acceptabel is. Bij schrijven d.d. 10 augustus 2009 (productie 15 memorie van eis) van hun gemachtigde hebben opdrachtgevers een beroep gedaan op ontbinding van de overeenkomst. Voorts kondigen zij aan een derde opdracht te zullen geven tot het uitvoeren van de noodzakelijke herstelwerkzaamheden, waarbij de hiermee gepaard gaande kosten op onderneemster zullen worden verhaald;
l.
Op 18 november 2009 heeft het door opdrachtgevers ingeschakelde ZNEB de buitengevel in aanwezigheid van opdrachtgevers wederom geïnspecteerd. Van de bezichtiging is een rapport opgemaakt d.d. 16 december 2009 (productie 18 memorie van eis). Het ZNEB concludeert dat “Vanwege het slordige aanzien en de eigenschappen van de silicaatverf, zoals beschreven onder punt 8, stelden wij vast dat de geboden oplossing niet voldoet aan de eisen die daaraan gesteld mogen worden.”;
de vordering 6.
Opdrachtgevers zijn van mening dat onderneemster toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiend uit de aannemingsovereenkomst. Het voegwerk in de voorgevel vertoont een onacceptabel kleurverschil ten opzichte van de in r.o. 5 onder e. genoemde woningen,
4 aldus opdrachtgevers. Onderneemster erkent – aldus opdrachtgevers – dat sprake is van kleurverschil maar weigert dit op adequate wijze op te lossen. 7.
Op grond van het voorgaande hebben opdrachtgevers een beroep gedaan op de ontbinding van de aannemingsovereenkomst. Voorts zijn zij van mening op terechte gronden aanspraak te kunnen maken op de kosten van herstel uit te voeren door een derde, welke door het ZNEB zijn begroot op € 6.500,00.
8.
Naast het bedrag ad € 6.500,00 vorderen opdrachtgevers van onderneemster terugbetaling van een bedrag ad € 780,94 inclusief BTW in verband met het niet impregneren van de voorgevel.
9.
Voorts vorderen opdrachtgevers van onderneemster een bedrag ad € 95,00 ter zake van het herstel door derden van de vensterbank alsmede een bedrag ad € 80,00 van het opslaan van de zonwering (“markies”) van 2008 tot 2010.
10.
Tot slot vorderen opdrachtgevers van onderneemster betaling van de wettelijke rente over een bedrag ad (€ 6.500,00 + € 780,94 =) € 7.280,94 vanaf 24 april 2008 tot de dag der algehele voldoening alsmede betaling van de door hen gemaakte kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid € 2.349,66.
11.
Opdrachtgevers concluderen: “VORDERING: [opdrachtgevers] verzoeken uw scheidsgerecht voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [onderneemster] al dan niet hoofdelijk bij scheidsrechterlijk vonnis te veroordelen tot terugbetaling van het bedrag ad € 780,94 (is € 656,25 te vermeerderen met € 124,69 aan BTW) zijnde de kosten in verband met het impregneren; voorts verzoeken [opdrachtgevers] uw gerecht [onderneemster] voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad (hoofdelijk) te veroordelen tot betaling van € 6.500,00 ter zake van de door de expert begrote schade bij herstel door derden en de reparatiekosten in verband met schade aan de vensterbank door toedoen van [onderneemster] welke € 95,00 bedragen alsmede de kosten van opslag van de markies gedurende 2008 tot 2010 ad € 80,00 (2x € 40,00) alsmede de expertisekosten ten bedrage van € 1.400,63 en € 949,03;
5 tevens verzoeken [opdrachtgevers] uw scheidsgerecht [onderneemster] hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de reeds aangezegde wettelijke rente vanaf 24 april 2008 over het bedrag ad € 780,94 en € 6.500,00”. het verweer 12.
Onderneemster heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert: “dat De Raad wordt verzocht de vorderingen van [opdrachtgevers] af te wijzen met veroordeling van [opdrachtgevers] in de kosten van deze arbitrage een bijdrage in de vergoeding van rechtsbijstand daaronder begrepen.”
de beoordeling van het geschil gebreken herstel kleurverschil voegwerk € 6.500,00 13.
Tussen partijen staat onbetwist vast dat na uitvoering van de werkzaamheden de woning van opdrachtgevers qua uiterlijk een (nagenoeg) gelijke uitstraling zou krijgen als de reeds in 2000 gerestaureerde gevels van de woningen met huisnummers 22 tot en met 30. Deze gevels vormen het uitgangspunt voor de opdracht.
14.
Voorts staat tussen partijen niet ter discussie dat sprake is van kleurverschil in het voegwerk tussen de woning van opdrachtgevers en de woningen met huisnummers 22 tot en met 30. De voegen in de gevel van opdrachtgevers zijn donkerder van kleur dan bij de overige woningen.
15.
Op grond van het voorgaande concludeert arbiter dat sprake is van een gebrek in de nakoming van de aannemingsovereenkomst, waarvoor onderneemster aansprakelijk is.
16.
Tussen partijen is een geschil ontstaan over de wijze waarop het kleurverschil van het voegwerk in de voorgevel van de woning van opdrachtgevers en de reeds eerder gerestaureerde woningen met huisnummer 22 tot en met 30 dient te worden weggenomen.
17.
Onder verwijzing naar het rapport van het ZNEB d.d. 25 november 2008 zijn opdrachtgevers van mening dat het werk alleen hersteld kan worden door op-
6 nieuw uit te hakken en opnieuw te voegen. De kosten van herstel - uitgevoerd door derden - zijn door het ZNEB begroot op € 6.500,00. 18.
Bij schrijven d.d. 10 augustus 2009 van hun gemachtigde hebben opdrachtgevers – nadat een proefstuk was aangebracht – het aanbod van onderneemster om de voegen met silicaatverf te schilderen afgewezen. Ter onderbouwing van dit besluit hebben opdrachtgevers het ZNEB andermaal opdracht gegeven de door onderneemster uitgevoerde werkzaamheden inclusief eerdergenoemd proefstuk te beoordelen. Dit heeft geresulteerd in het rapport van het ZNEB d.d. 16 december 2009. Het aanbrengen van een silicaatverf zal over de gehele gevel – aldus het ZNEB – leiden tot onaanvaardbare slordigheden (stenen worden besmet met verf en de voegen worden ongelijk geschilderd). Bovendien zal na enige jaren - omdat sprake is van een oppervlaktebehandeling - het aanzien van de gevel opnieuw de kleur aannemen, zoals dat in de huidige situatie het geval is. Met andere woorden, er zal geen sprake zijn van duurzaam herstel.
19.
Onderneemster deelt het standpunt van opdrachtgevers niet. Onder verwijzing naar het rapport van Koek Gevelconsultancy d.d. 17 februari 2009 alsmede de resultaten van het op basis hiervan aangebrachte proefstuk is onderneemster van mening een redelijk aanbod tot herstel te hebben gedaan. Door middel van de toepassing van silicaatverf is het kleurverschil nagenoeg opgeheven.
20.
Voor wat betreft het door opdrachtgevers aangevoerde argument dat de door onderneemster aangeboden voorziening niet duurzaam is, verwijst zij naar het rapport van Consol betontechnisch adviesburo, verder te noemen “Consol” (productie 25 memorie van antwoord). Op grond van dit rapport kan – aldus onderneemster - vastgesteld worden dat toepassing tot een duurzaam kleurresultaat leidt.
21.
Op grond van het voorgaande is onderneemster van mening dat opdrachtgevers ten onrechte haar aanbod om het voegwerk in te kleuren met silicaatverf hebben afgewezen. Indien en voor zover opdrachtgevers blijven bij hun weigering om onderneemster in de gelegenheid te stellen alsnog herstel uit te voeren, kunnen zij – aldus onderneemster - slechts aanspraak maken op de
7 door haar ter zake bespaarde kosten, welke worden begroot op € 1.200,00 inclusief BTW. 22.
Ter mondelinge behandeling is door onderneemster desgevraagd bevestigd dat bij de bepaling van het in r.o. 21 genoemde bedrag uit is gegaan van drie dagdelen (lees: dagen) alsmede de toepassing van silicaatverf in twee tot drie lagen, in samenhang met behoedzame verwerking ter voorkoming van slordigheden.
23.
Arbiter heeft zich tijdens bezichtiging van het werk een goed oordeel kunnen vormen omtrent de aard en omvang van de door opdrachtgevers gestelde tekortkoming. Op grond van zijn bevindingen stelt arbiter het navolgende vast.
24.
Tijdens de bezichtiging heeft arbiter vastgesteld dat het kleurverschil ter plaatse van het proefstuk met de gevels van de woningen met huisnummers 22 tot en met 30 nagenoeg is opgeheven.
25.
Voorts is door arbiter vastgesteld dat de door opdrachtgevers gestelde slordigheden in de vorm van gevelstenen die zijn besmet met verf slechts in zeer beperkte vorm aanwezig zijn. Bovendien is de verf – gelijk door arbiter ter plaatse is geconstateerd - op eenvoudige wijze te verwijderen.
26.
Mede op grond van het rapport van Consol alsmede de tijd die inmiddels is verstreken tussen het moment van aanbrengen van het proefstuk – omstreeks maart 2009 - en de bezichtiging op locatie, ziet arbiter geen aanleiding om te twijfelen aan het duurzame karakter van het door onderneemster aangeboden herstel.
27.
Overigens is door opdrachtgevers gesteld dat zij pas bij de memorie van antwoord van de als productie 25 bijgevoegde verklaring van Consol d.d. 12 april 2010 kennis hebben kunnen nemen en derhalve het herstelaanbod van onderneemster dus ook nooit eerder hebben kunnen weigeren.
28.
Arbiter volgt opdrachtgevers niet in hun standpunt. Vaststaat dat opdrachtgevers - ook nadat zij kennis hebben genomen van de verklaring van Consol bij hun eerdere weigering zijn gebleven om onderneemster niet in de gelegenheid te stellen herstel uit te voeren, overeenkomstig haar aanbod van 20 februari 2009. Met andere woorden, de verklaring van Consol is voor op-
8 drachtgevers blijkbaar niet van invloed geweest om op hun besluit terug te komen. Zij hielden en houden onverminderd vast aan het opnieuw uithakken en opnieuw voegen van het werk. 29.
Rekening houdend met het voorgaande is arbiter van oordeel dat onderneemster opdrachtgevers bij monde van haar gemachtigde op 20 februari 2009 een redelijk aanbod tot herstel heeft gedaan. Ten onrechte zijn opdrachtgevers niet op dit aanbod ingegaan.
30.
Tijdens de mondelinge behandeling is opdrachtgevers dit oordeel voorgehouden en hebben opdrachtgevers desgevraagd verklaard vast te houden aan herstel door derden. Aldus bespaart onderneemster zich – zo stelt arbiter vast – de door haar te maken kosten van herstel. Arbiter acht het redelijk dat bij de beoordeling van het geschil met deze bespaarde kosten rekening wordt gehouden en niet met de kosten van herstel door derden.
31.
Door
onderneemster
zijn
de
door
haar
bespaarde
kosten
begroot
op € 1.200,00 inclusief BTW. 32.
Anders dan onderneemster is arbiter van oordeel dat dit bedrag - zoals opdrachtgevers ook stellen - geen juiste weergave is van de door haar bespaarde kosten.
33.
Onderneemster heeft in haar opgave bij memorie van dupliek (onder 19 pagina 7) geen rekening heeft gehouden met de kosten van steigermateriaal en de kosten verbonden aan het afplakken van het glas in de voorgevel. Bij het vaststellen van de door onderneemster bespaarde kosten dient derhalve ook met deze kosten rekening te worden gehouden.
34.
Op grond van het voorgaande stelt arbiter in billijkheid een bedrag ad € 2.000,00 ter zake van de door onderneemster bespaarde kosten vast. Dit bedrag wordt aan opdrachtgevers toegewezen.
herstel vensterbank € 95,00 35.
Tijdens de uitvoering van het werk is een steen gevallen op de dorpel ter plaatse van een raam met een lichte hoekbeschadiging tot gevolg. Opdrachtgevers vorderen een bedrag van € 95,00 ten behoeve van de vervanging van deze dorpel door derden.
9 36.
Bij memorie van antwoord heeft onderneemster haar aansprakelijkheid voor deze schade erkend. Nu onderneemster bovendien de hoogte van het gevorderde bedrag ter mondelinge behandeling heeft aanvaard, ligt de vordering van opdrachtgevers voor toewijzing gereed.
kosten opslag zonwering 37.
In verband met de uitvoering van de werkzaamheden door onderneemster is de aan de voorgevel van de woning bevestigde zonwering verwijderd. Dit in verband met de noodzakelijke plaatsing van steigers door onderneemster.
38.
Nadat tussen partijen discussie is ontstaan omtrent het kleurverschil in het voegwerk zijn de steigers geruime tijd blijven staan. Dit mede in verband met het feit dat de gevel nog geïmpregneerd diende te worden.
39.
Uiteindelijk zijn de steigers begin februari 2009 door onderneemster verwijderd. De gevel is niet geïmpregneerd.
40.
Opdrachtgevers vorderen thans een bedrag ad € 80,00 (2 x € 40,00) ter zake van de kosten van opslag van de zonwering in de periode 2008 tot 2010. Onderneemster heeft gemotiveerd verweerd gevoerd, stellende dat slechts rekening dient te worden gehouden met een bedrag ad € 40,00 ten behoeve van de opslag nu zij de steigers reeds in februari 2009 heeft verwijderd.
41.
Tussen partijen staat onbetwist vast dat onderneemster medio november 2007 met haar werkzaamheden is begonnen en dat hiermee slechts een beperkte tijdspanne gemoeid zou zijn.
42.
In verband met de problematiek rond het voegwerk is deze planning niet gehaald. Opdrachtgevers zijn gedurende lange tijd geconfronteerd met de aanwezigheid van steigers in hun voortuin, waardoor het eveneens onmogelijk was om de zonwering opnieuw op te laten hangen. Bovendien diende de voorgevel nog geïmpregneerd te worden. Uiteindelijk heeft onderneemster de steigers begin februari 2009 verwijderd.
43.
Met opdrachtgevers is arbiter van oordeel dat het in de gegeven omstandigheden voor de hand ligt om de zonwering in de tussenliggende periode elders op te slaan, ter voorkoming van schade aan de zonwering. De kosten van op-
10 slag acht arbiter bovendien redelijk. Aldus volgt toewijzing van het bedrag ad € 80,00. niet uitgevoerde werkzaamheden 44.
Tussen partijen staat onbetwist vast dat onderneemster de overeengekomen werkzaamheden met betrekking tot het impregneren van de voorgevel niet heeft uitgevoerd. In verband hiermee vorderen opdrachtgevers bij memorie van eis van onderneemster een bedrag ad € 780,94 inclusief BTW.
45.
Bij memorie van antwoord heeft onderneemster gemotiveerd verweer gevoerd tegen de hoogte van deze vordering, waarbij zij concludeert slechts een bedrag ad € 228,42 aan opdrachtgevers schuldig te zijn.
46.
Nadat opdrachtgevers bij memorie van repliek nog een laatste nuance met betrekking tot het in r.o. 45 genoemde bedrag hebben aangevoerd, zijn partijen het er uiteindelijk over eens dat onderneemster een bedrag ad € 251,84 dient terug te betalen. Dit bedrag zal derhalve aan opdrachtgevers worden toegewezen.
wettelijke rente 47.
Naast het bedrag ad € 6.500,00 vorderen opdrachtgevers de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 april 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
48.
Onderneemster heeft verweer gevoerd door te stellen dat de wettelijke rente niet verschuldigd is, omdat zij opdrachtgevers reeds op 20 februari 2009 een redelijk voorstel heeft gedaan en dit voorstel door laatstgenoemden van de hand is gewezen. Als gevolg hiervan is – aldus onderneemster – het recht van opdrachtgevers op toekenning van de wettelijke rente komen te vervallen.
49.
Arbiter stelt vast dat onderneemster steeds bereid is geweest tot het uitvoeren van herstelwerkzaamheden. Allereerst heeft zij getracht middels het opruwen van de voegen het kleurverschil weg te nemen. Nadat dit niet tot het gewenste resultaat heeft geleid, heeft onderneemster vervolgens op 20 februari 2009 aangeboden om herstel uit te voeren middels het aanbrengen van silicaatverf. Dit aanbod is door opdrachtgevers afgeslagen.
50.
Gelet op de bereidheid van aanneemster alsnog het gebrek te herstellen, is zij niet in verzuim komen te verkeren. Nu van verzuim geen sprake is, wijst arbi-
11 ter de wettelijke rente over het bedrag ad € 2.000,00 eerst toe vanaf de datum van dit vonnis. 51.
Voorts vorderen opdrachtgevers naast het bedrag ad € 780,94 de wettelijke rente over dit bedrag eveneens vanaf 24 april 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
52.
Onderneemster heeft verweer gevoerd door te stellen dat over deze post geen rente verschuldigd is nu deze eerst opeisbaar is bij de eindafrekening na voltooiing van het werk.
53.
Tussen partijen is onbetwist komen vast te staan dat opdrachtgevers een bedrag ad € 251,84 onverschuldigd hebben betaald. Anders dan onderneemster is arbiter van oordeel dat onderneemster in beginsel vanaf het moment dat de betaling heeft plaatsgevonden over het teveel betaalde bedrag de wettelijke rente verschuldigd is.
54.
Nu door onderneemster geen verder verweer is gevoerd tegen deze vordering van opdrachtgevers om de wettelijke rente met ingang van 24 april 2008 toe te wijzen, is arbiter van oordeel dat de rentevordering vanaf deze datum voor toewijzing vatbaar is.
ontbinding overeenkomst 55.
In het voorgaande is komen vast te staan dat arbiter van oordeel is dat onderneemster bij schrijven d.d. 20 februari 2009 van haar gemachtigde een redelijk voorstel tot herstel heeft gedaan. Ten onrechte hebben opdrachtgevers dit aanbod van de hand gewezen. Nu onderneemster niet in de gelegenheid is gesteld om de aangeboden herstelwerkzaamheden uit te voeren, zijn opdrachtgevers als gevolg hiervan in schuldeisersverzuim komen te verkeren.
56.
Gelet op het bovenstaande komt aan opdrachtgevers naar het oordeel van arbiter geen recht tot ontbinding van de overeenkomst toe. De ontbinding treft derhalve geen doel.
12 kosten onderzoek ZNEB (€ 2.349,66) 57.
Met betrekking tot de door opdrachtgevers gevorderde expertisekosten van het ZNEB d.d. 23 oktober 2008 ten bedrage van € 1.400,63 inclusief BTW en 15 december 2009 ten bedrage van € 949,03 inclusief BTW overweegt arbiter als volgt.
58.
Uit hoofde van artikel 6:96 lid 2 onder b BW kan aanspraak worden gemaakt op betaling van redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, mits die kosten in de gegeven omstandigheden redelijk zijn, zowel gezien de aanleiding om ze te maken als naar de omvang.
59.
Gelet op de discussie die tussen partijen is ontstaan met betrekking tot de wijze van herstel van het kleurverschil, is het begrijpelijk dat opdrachtgevers een deskundige hebben benaderd om hen van advies te dienen. De aanleiding tot het maken van de kosten - voor zover deze betrekking hebben op het rapport van het ZNEB d.d. 25 november 2008 ten bedrage van € 1.400,63 - kan derhalve naar het oordeel van arbiter als redelijk worden beschouwd.
60.
Dit ligt anders ten aanzien van de kosten van het aanvullende rapport van het ZNEB d.d. 16 december 2009 ten bedrage van € 949,03. Zoals reeds in r.o. 19 vastgesteld, hebben opdrachtgevers reeds bij schrijven d.d. 10 augustus 2009 van hun gemachtigde te kennen gegeven niet in te gaan op het aanbod tot herstel middels het aanbrengen van silicaatverf. Pas enkele maanden nadat dit besluit reeds was genomen, hebben opdrachtgevers andermaal het ZNEB ingeschakeld.
61.
Anders dan opdrachtgevers is arbiter van oordeel dat een redelijke aanleiding tot het maken van de kosten van het aanvullende rapport van het ZNEB d.d. 16 december 2009 ontbreekt.
62.
Op grond van het voorgaande acht arbiter het billijk opdrachtgevers ter zake een bedrag ad € 1.400,63 toe te wijzen.
hoofdelijkheid 63.
Opdrachtgevers hebben het scheidsgerecht verzocht om onderneemster hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de door hen gevorderde bedragen.
13
64.
Nu door onderneemster ter zake van deze vordering van opdrachtgevers geen verweer is gevoerd, is arbiter van oordeel dat deze voor toewijzing vatbaar is.
de proceskosten en overige vorderingen 65.
Gelet op de mate waarin partijen in principiële en in financiële zin in het gelijk en ongelijk zijn gesteld acht arbiter het billijk dat opdrachtgevers 2/3 deel en onderneemster 1/3 deel van de proceskosten draagt.
66.
De door de Raad gemaakte kosten hebben tot en met het depot van dit vonnis ter griffie van de rechtbank te Amsterdam bij moderatie € 3.131,49 (waarvan € 482,26 aan BTW) bedragen en zijn verrekend met de door opdrachtgevers gedane stortingen. Arbiter bepaalt de tegemoetkoming in de kosten van rechtsbijstand van onderneemster naar de meerdere mate van ongelijk van opdrachtgevers in billijkheid op € 733,33.
67.
Ter zake van de proceskosten dient derhalve door onderneemster aan opdrachtgevers te worden voldaan (1/3 van € 3.131,49 =) € 1.043,83 € 733,33 = € 310,50.
68.
Arbiter zal het vonnis, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
69.
Hetgeen meer of anders is gevorderd dient te worden afgewezen.
DE BESLISSING Arbiter, rechtdoende als goed man naar billijkheid: VEROORDEELT onderneemster aan opdrachtgevers hoofdelijk, dat als de één heeft betaald de ander zal zijn bevrijd, € 2.000,00 (tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening; VEROORDEELT onderneemster aan opdrachtgevers hoofdelijk, dat als de één heeft betaald de ander zal zijn bevrijd, te betalen € 251,84 (tweehonderd eenenvijftig euro en vierentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 24 april 2008 tot de dag der algehele voldoening; VEROORDEELT onderneemster aan opdrachtgevers hoofdelijk, dat als de één heeft betaald de ander zal zijn bevrijd, te betalen (€ 95,00 + € 80,00 =) € 175,00 (een-
14 honderd vijfenzeventig euro) ter zake van het herstel van de vensterbank en de opslag van de zonwering; VEROORDEELT onderneemster ter zake van de kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid aan opdrachtgevers hoofdelijk, dat als de één heeft betaald de ander zal zijn bevrijd, te betalen € 1.400,63 (eenduizend vierhonderd euro en drieënzestig cent); VEROORDEELT onderneemster ter verrekening van de proceskosten aan opdrachtgevers hoofdelijk, dat als de één heeft betaald de ander zal zijn bevrijd, te betalen € 310,50 (driehonderd tien euro en vijftig cent); VERKLAART dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; WIJST AF hetgeen meer of anders is gevorderd. Aldus gewezen te Amsterdam, 21 maart 2011
w.g. P. de Jong