Keep it cool! Eindmeting en evaluatie van het Arboplusconvenant Recreatie Eindrapport
Een onderzoek in opdracht van het Sociaal Fonds Recreatie namens de BBC Recreatie Lennart de Ruig Projectnummer: B3307 Leiden, 29 juni 2007
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Research voor Beleid. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van Research voor Beleid. Research voor Beleid aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
2
Voorwoord In december 2004 is door sociale partners met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de (verblijfs)recreatiebranche een arboplusconvenant gesloten. Het vertrekpunt was een veelheid aan thema’s: van beperking van het ziekteverzuim tot het verminderen van fysieke belasting, agressie en geweld en - voor de zwembaden - ook fysische belasting. We hadden een korte tijd om al deze veel omvattende onderwerpen waar te maken. Een behoorlijke uitdaging ook voor partijen om met deze veelal complexe onderwerpen aan de slag te gaan. Steeds opnieuw moesten afwegingen worden gemaakt om onze gestelde doelen te bereiken. Dat is voor een groot deel goed gelukt: •
We hebben de branche bereikt, al hebben we gemerkt dat het soms lang duurt voordat werkgevers en werknemers de producten opnemen om er daadwerkelijk mee aan de slag gaan.
•
We hebben mooie producten gemaakt die zijn aangeslagen en niet in de onderste bureaulade zijn geschoven.
•
We hebben veel informatie op een toegankelijke manier in de branche gebracht en het ontoegankelijke onderwerp arbo een andere plek gegeven in veel bedrijven.
Best aardige resultaten dus, maar we waren hier en daar te ambitieus. Sommige zaken zijn minder goed verlopen of hebben nog niet tot resultaten geleid. Sociale partners in de recreatiebranche hebben nu in ieder geval een handvat en een methode ontwikkeld om blijvend aandacht te vragen voor arbeidsomstandigheden. We hebben er allemaal veel van geleerd maar we zijn nog niet klaar. Ook daar hebben we afspraken over gemaakt. Natuurlijk behouden we de goede zaken van het arboplusconvenant en hebben we deze geborgd bij het Sociaal Fonds Recreatie. Wat viel verder op? Onze branche is publiciteitsgevoelig en dat is een factor om rekening mee te houden. Verder is onze branche nog voor een groot deel afhankelijk van het seizoen en dat beperkt je in het uitzetten van maatregelen. De aanbevelingen in het rapport raden wij van harte aan. Het is absoluut noodzakelijk om te blijven werken aan gezonde werkomstandigheden. Iedereen die heeft meegewerkt aan het convenant, in werkgroepen, expertmeetings, bijeenkomsten en vergaderingen en zich heeft ingespannen om dit arboplusconvenant te laten slagen, willen ik namens de BBC van harte bedanken voor hun inzet.
Marnix de Weerd, Voorzitter Branchebegeleidingscommissie
3
4
Inhoudsopgave
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
1
2
Inleiding
15
1.1
Het Arboplusconvenant Recreatie
15
1.2
Evaluatiemodel
16
1.3
Opzet van het onderzoek
18
1.3.1
Documentenstudie en interviews
18
1.3.2
Werknemersenquête (eindmeting)
19
1.3.3
Werkgeversenquête
22
Doelmatigheid 2.1
2.2
3
23
Projectorganisatie
23
2.1.1
Knooppunt Recreatie
23
2.1.2
BBC
25
Verloop proces
25
2.2.1
Knooppunt Recreatie
26
2.2.2
Communicatie
29
2.2.3
BBC
31
2.3
Ervaringen uit het veld
32
2.4
Conclusie
36
Realisatie en bereik van de maatregelen 3.1
3.2
3.3 4
7
37
Realisatie
37
3.1.1
Ziekteverzuim
37
3.1.2
Agressie en geweld
39
3.1.3
Fysieke belasting
41
3.1.4
Fysische werkomstandigheden
42
Bekendheid en gebruik van de maatregelen
44
3.2.1
Ziekteverzuim
44
3.2.2
Lichamelijke belasting
45
3.2.3
Agressie en geweld
46
3.2.4
Fysische werkomstandigheden
47
Conclusie
47
Doelbereik
49
4.1
Ziekteverzuim
49
4.2
Fysieke belasting
50
4.3
Agressie en geweld
51
4.4
Fysische werkomstandigheden
52
4.5
Conclusie
53
5
5
Doeltreffendheid 5.1
6
55
Belemmerende factoren
55
5.1.1
Binnen de branche
55
5.1.2
Externe factoren
56
5.2
Ervaring doeltreffendheid werkgevers en werknemers
58
5.3
Conclusie
59
Duurzaamheid 6.1
61
Afspraken over borging op brancheniveau
61
6.1.1
Normerende borging
61
6.1.2
Infrastructurele borging
62
6.1.3
Instrumentele borging
62
6.2
Borging(sbehoefte) op organisatieniveau
6.3
Kansen en bedreigingen borging
64
6.3.1
Kansen
65
6.3.2
Bedreigingen
65
6.4
63
Conclusie
66
1
Literatuur en bronnen
67
2
Kosten en baten
69
3
Realisatie producten en diensten
71
4
Checklist interviews
73
5
Vragenlijst werknemers
75
6
Vragenlijst werkgevers
91
7
Resultaten enquête werknemers
101
8
Resultaten enquête werkgevers
121
Bijlage
6
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
De afgelopen 2,5 jaar hebben de sociale partners (RECRON, FNV Recreatie, CNV Recreatie en ABVAKABO FNV) en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) in het kader van het ‘Arboplusconvenant Recreatie’ gewerkt aan het verbeteren van de arbeidsomstandigheden in de recreatiebranche. In het convenant zijn concrete afspraken gemaakt over de volgende onderwerpen: Ziekteverzuim Fysieke belasting Agressie en geweld Fysische werkomstandigheden. In opdracht van de Branche Begeleidings Commissie (BBC) heeft Research voor Beleid de eindmeting en evaluatie van het convenant uitgevoerd. Het onderzoek bestond uit een bronnenstudie, gesprekken met BBC-leden en de projectorganisatie, een enquête onder werknemers (eindmeting) en een telefonische enquête onder werkgevers. In dit hoofdstuk vatten we de belangrijkste bevindingen van het onderzoek samen, trekken we overstijgende conclusies en doen we aanbevelingen.
Samenvatting Deze samenvatting is opgebouwd aan de hand van de bouwstenen die het ministerie van SZW heeft geformuleerd in de Handreiking Evaluatieonderzoek. Doelmatigheid Onder doelmatigheid verstaan we de wijze waarop het uitvoeringsproces heeft plaatsgevonden en of dat conform de ‘geest’ en afspraken van het convenant is geweest. Voor de uitvoering is een projectorganisatie opgezet die bestond uit de bureaus Orbis (met name verantwoordelijk voor procesbegeleiding BBC) en Van der Reest Arbeidsmarktstrategie (VdrA; met name verantwoordelijk voor het brancheloket ‘Knooppunt Recreatie’). De taken van het Knooppunt Recreatie bestonden ondermeer uit het uitvoeren van bedrijfsbezoeken, netwerkbijeenkomsten, het inrichten van pilotgroepen, het onderhouden van een helpdesk en het coördineren van de communicatie. De aanpak van het Knooppunt was in het bijzonder gericht op de middelgrote en grote bedrijven, omdat daar de meeste werknemers werkzaam zijn. Bedrijven fungeerden als hefboom om het verzuim en de arbeidsrisico’s onder werknemers te verminderen. Over het algemeen heeft de projectorganisatie haar hoofdtaken naar tevredenheid van de BBC en conform het plan van aanpak uitgevoerd. In het eerste convenantjaar waren er enkele serieuze knelpunten in de uitvoering: De kwaliteit die VdrA leverde bij de bedrijfsbezoeken, de financiële verantwoording en subsidieplanning en de poging tot aanvraag van ESF-subsidies was in het eerste convenantjaar beneden verwachting. De dienstverlening is verbeterd na enkele personele wisselingen, een tussentijdse evaluatie van de projectorganisatie en de afspraak dat een van de projectorganisaties (Orbis) eindverantwoordelijk is voor de dienstverlening.
7
Eén van de speerpunten van de projectorganisatie, het organiseren van netwerkbijeenkomsten over het convenant voor werkgevers en werknemers, is minder succesvol geweest dan verwacht. De inspanningen om bedrijven te bereiken en enthousiasmeren stonden niet in verhouding tot de opkomst. De BBC heeft dan ook juist gehandeld door te stoppen met dit speerpunt en te investeren in de meer succesvolle bedrijfsbezoeken. Achteraf gezien had eerder ingrijpen van de BBC of de projectorganisatie op deze punten wellicht de tijdelijke stagnatie in de uitvoering kunnen voorkomen. De BBC was eindverantwoordelijke voor het convenant en heeft conform afspraken gewerkt. Succesfactoren van de BBC waren de constructieve sfeer en de flexibele instelling. Deze hebben ertoe bijgedragen dat men ondanks gewijzigde omstandigheden (zoals nieuwe wet- en regelgeving), op basis van voortschrijdend inzicht, gericht bleef op de te behalen resultaten van het convenant en de aansluiting van producten en diensten bij de branche. Een complicerende factor was de lage organisatiegraad in de branche, waardoor de slagkracht en betrokkenheid van de werknemersorganisaties wellicht beperkter was dan mogelijk. De communicatie ten slotte is grondiger aangepakt dan afgesproken in het plan van aanpak. Het ingehuurde communicatiebureau heeft met de ontwikkeling van een hoogwaardig(e) logo, website en huisstijl en een uitgebreide mix van communicatiemiddelen een belangrijke rol gespeeld. De communicatie is conform afspraak breed ingezet en qua ‘toon’ gericht geweest op de recreatiebranche (praktisch, laagdrempelig, visueel). Het convenant en de communicatie-uitingen zijn bekend bij ruim de helft van de werkgevers. Een onverwacht effect is dat het convenant – ondanks dat het vooral gericht was op (middel)grote bedrijven – ook redelijk bekend is bij werknemers van kleine ondernemingen. Waarschijnlijk speelt hierbij mee dat medewerkers van kleine bedrijven, bij gebrek aan een professioneel arbobeleid, vaker zelf op zoek gaan naar informatie. Realisatie en bereik van de maatregelen De meeste voorgenomen maatregelen uit het plan van aanpak zijn gerealiseerd. Sommige maatregelen op het gebied van ziekteverzuim zijn niet tot stand gekomen en de meeste maatregelen op het gebied van fysieke belasting hebben een andere invulling gekregen. Dit is gebeurd op basis van voortschrijdend inzicht waarvoor duidelijke argumenten en aanwijsbare oorzaken zijn aangedragen: nieuwe wetgeving die de maatregelen overbodig maakt, subsidie voor de maatregelen uit andere bronnen en een aanpak die beter aansluit bij de organisatie en cultuur van recreatiebedrijven. Het is een succesfactor dat de BBC zich niet vastpinde op het plan van aanpak van het convenant. Hierdoor is de energie gestoken in het realiseren van praktisch toepasbare, op de recreatiebranche toegesneden hulpmiddelen. De bekendheid van producten en diensten schommelt tussen de kwart en meer dan vier vijfde van de werkgevers. Het gebruik tussen de nul en de helft van de werkgevers. De volgende instrumenten springen er uit.
8
Tabel S.1
Bekendste en meest gebruikte producten en diensten bij werkgevers
Hoge bekendheid
Veel gebruikt
digitale branche Risico Inventarisatie en Evaluatie
RI&E (22%, 1.738 downloads)
(RI&E) (52%)
cursus ‘Preventiemedewerker’ (48%)
cursus ‘Preventiemedewerker’ (68%)
Oplossingenboek (1.743 downloads)
cursus ‘Omgaan met Agressie’ (85%)
Toolkit ‘Verzuim’ (12%)
Deze succesvolle producten en diensten hebben gemeen dat zij aansluiten bij wettelijke verplichtingen (RI&E en preventiemedewerker), inspelen op urgente thema’s (agressie en geweld) en/of direct praktisch toepasbaar zijn (zoals de RI&E en het Oplossingenboek). Een minder groot succes zijn de toolkits ‘Lichamelijke belasting’ en ‘Ongewenst gedrag’ en de cursussen ‘Verzuimmanagement’ en ‘Lichamelijke belasting’ (feitelijk een rondgang door het bedrijf). Achter de lage bekendheids- en gebruikscijfers van deze producten schuilen verschillende factoren. Bij de cursus ‘Verzuimmanagement’ spelen het lage verzuim in de branche, de verzadigde markt voor verzuimcursussen en de weinig aansprekende naam waarschijnlijk een rol. De naam ‘toolkit’ werd tijdens de telefonische enquête waarschijnlijk niet geassocieerd met de informatiemap waar het feitelijk om gaat. Bovendien belanden de toolkits bij de personen die de bijbehorende cursus hebben gevolgd of verantwoordelijk zijn voor het arbobeleid. Dat is niet altijd de persoon met wie is gesproken. Het beperkte gebruik van de cursus ‘Lichamelijke belasting’ hangt mogelijk samen met de relatief late totstandkoming (eind 2006). Het convenant kent geen doelstellingen voor de bekendheid en het gebruik van producten en diensten. Er is dus geen maatstaf waaraan de bekendheids- en gebruikscijfers zijn te relateren. In ieder geval was niet te verwachten dat een overgrote meerderheid van de bedrijven de producten en diensten kent en gebruikt. De effectieve looptijd van het convenant was kort en het convenant kende vier thema’s. Hierdoor was de BBC genoodzaakt de onderwerpen van het convenant te prioriteren en sequentieel aan te pakken. Dit brengt met zich mee dat sommige instrumenten aan het eind van de convenantsperiode zijn gerealiseerd. Doelbereik Onder doelbereik wordt verstaan in welke mate de kwantitatieve doelstellingen van het convenant zijn behaald. Het doelbereik is gebaseerd op de eindmeting onder werknemers. Het bestand van de eindmeting is gewogen naar leeftijd en geslacht van de totale werknemerspopulatie in april 2007. Hiermee geeft de eindmeting een representatief beeld van de werknemers in april 2007. Paragraaf 1.3.2 gaat uitvoerig in op de methodologische achtergronden van de eindmeting. In de volgende paragraaf geven we verklaringen voor het al dan niet behalen van de doelstellingen. Over het percentage ziekteverzuim is de doelstelling opgenomen dat deze met 20% moet zijn gedaald. Deze doelstelling is niet behaald. Het toch al lage verzuim in de recreatiebranche van 3,9% (nulmeting) is nagenoeg gelijk gebleven en bedraagt 4,1% (eindmeting). Wel is het werkgerelateerde verzuim voor de functiegroepen ‘techniek en groen’ en ‘schoonmaak en logistiek’ afgenomen. De doelstelling op het gebied van fysieke belasting betreft een reductie van het percentage werknemers dat klachten van het bewegingsapparaat geheel of gedeeltelijk toeschrijft aan het werk van 43% naar 35%. Deze doelstelling is niet behaald. Het percentage werknemers
9
met klachten is significant gestegen van 43% naar 50%. De stijging gaat samen met een stijging van het percentage werknemers dat werkt onder belastende omstandigheden. Het convenant bevat voor het thema agressie en geweld de doelstelling dat het percentage werknemers dat aangeeft de afgelopen 12 maanden één of meerdere keren blootgesteld te zijn aan agressie en geweld, specifiek gekeken naar lastig gedrag enerzijds en serieuze bedreiging en/of lichamelijke agressie anderzijds, aan het einde van de convenantperiode met 20% is gereduceerd. Deze doelstelling is niet behaald. De risicopopulatie die blootstaat aan lichamelijke agressie en/of serieuze bedreiging is significant gestegen van 16% naar 20%. De populatie die te maken heeft met lastig gedrag is ongeveer gelijk gebleven. Uit cijfers van de Arbeidsinspectie blijkt wel dat zweminrichtingen zich bewuster zijn van de risico’s van agressie en geweld en vaker maatregelen nemen om het personeel te beschermen. Ten slotte is op het gebied van fysische werkomstandigheden in zweminrichtingen de doelstelling geformuleerd dat de risicopopulatie die is blootgesteld aan belastende fysische werkomstandigheden in zweminrichtingen – te weten geluid, temperatuur, vochtigheid en chloor of andere chemische stoffen in de lucht, is gedaald. De doelstelling is niet behaald. De risicopopulatie is licht gestegen. Doeltreffendheid Doeltreffendheid heeft betrekking op de relatie tussen de maatregelen die in het kader van het Arboplusconvenant zijn ontwikkeld, en de effecten van die maatregelen. De meeste werknemers en werkgevers schatten in dat het convenant een bijdrage heeft geleverd aan het verbeteren van de arbeidsomstandigheden, maar dat die bijdrage beperkt is. Hoe is dat mogelijk, als er de afgelopen jaren een branchebrede structuur ontstaan is voor arbodienstverlening en er veel maatregelen zijn gerealiseerd? Het antwoord is dat het nog te vroeg is om de effecten van het convenant vast te stellen. Hiervoor zijn de volgende redenen en oorzaken te noemen: Doordat het convenant vier thema’s kende, was de BBC genoodzaakt de maatregelen sequentieel aan te pakken. Daarbij komt dat er nog geen branchebreed arbobeleid was en de BBC de maatregelen dus ‘van de grond af’ moest bedenken, ontwikkelen, testen en implementeren. Dit heeft tot gevolg gehad dat de effectieve looptijd, waarbinnen de producten en diensten beschikbaar zijn, zeer kort is geweest: Verzuim:
vanaf eind 2005
Agressie en geweld:
vanaf begin 2006
Fysieke belasting:
vanaf eind 2006
Fysische werkomstandigheden:
vanaf begin 2007
De seizoenen zijn voor deze branche nog een extra vertragende factor geweest. Alleen buiten het hoogseizoen, tussen oktober en maart, zijn werkgevers en werknemers te bereiken. In die periode vragen andere onderwerpen en partijen ook de aandacht. Het is dan ook te zien dat het gebruik van de producten en diensten nog aan de lage kant is. De branche had te maken met een ‘lastige’ uitgangssituatie voor het behalen van de doelstellingen. Allereerst was het verzuim fors lager dan het landelijk gemiddelde (in 2003 4,7%). Daarnaast kent de branche enerzijds een groep werkgevers die arbo weinig prioriteit geeft en anderzijds een groep werkgevers die een voor de sector vooruitstrevend arbobeleid voeren. Om werkelijk de thema’s van het convenant aan te pakken bij de eerstgenoemde groep, was het wellicht nog te vroeg. Voordat gedrag van werknemers of werkgevers verandert, moeten zij zich eerst bewust zijn van gevaren en deze vervolgens herkennen en erkennen. Een effectieve periode van een à twee jaar is dan te kort.
10
Bij de vooruitstrevende groep heeft het convenant waarschijnlijk vooral ondersteunend gewerkt bij het eigen arbobeleid. Het is niet te verwachten dat het convenant bij deze bedrijven een sterk effect heeft gehad op het verminderen van het toch al lage verzuim en het voorkomen van arbeidsrisico’s. De doelstelling van 20 procent reductie van het ziekteverzuim is destijds door het ministerie van SZW voor alle Arboplusconvenanten als uitgangspunt genomen. Gezien het lage verzuimpercentage in de recreatiebranche bij de nulmeting was dit een zeer ambitieuze doelstelling. Het voordeel van ambitieuze doelen is dat zij motiverend kunnen werken. Het nadeel is dat het behalen van de doelstelling – zeker bij de beginsituatie in deze branche en de korte effectieve looptijd – een schier onmogelijke opgave is. Achteraf gezien had het stellen van een reëel doel dat aangepast is aan de branchespecifieke situatie de haalbaarheid vergroot. Bij de meeste maatregelen zijn werkgevers als hefboom gebruikt om het verzuim en de arbeidsrisico’s bij werknemers te verminderen. Dat is gezien de korte looptijd van het convenant en het verloop in de branche door in- en uitstroom van seizoens- en hulpkrachten een efficiënte keuze geweest. De keerzijde is dat de werknemers pas worden bereikt als werkgevers producten en diensten afnemen en ook daadwerkelijk toepassen in de organisaties. Dat is dus nog niet altijd het geval. Voor het specifieke thema ‘agressie en geweld’ uit het convenant is veel maatschappelijke en politieke aandacht geweest. Gedurende de looptijd van het convenant zijn er enkele incidenten in zweminrichtingen geweest die media-aandacht genereerden. De Arbeidsinspectie heeft tussen juli 2005 en februari 2006 gecontroleerd of zwembaden maatregelen nemen. Samen met de aandacht van het convenant kan dit er toe hebben geleid dat zwembadmedewerkers gevoeliger zijn geworden voor tekenen van agressie en geweld. Dit bewustwordingsproces is een positieve ontwikkeling en een van de successen van het convenant. De keerzijde is dat hierdoor mogelijk meer werknemers melding maken van ongewenst gedrag dan tijdens de nulmeting in 2004. Het convenant liep gedurende een periode van voorzichtige economische opleving, wat doorgaans leidt tot een opwaartse druk op het ziekteverzuim. Ten slotte speelt een seizoenseffect mee bij het doelbereik. De eindmeting is gehouden in april 20071 en de nulmeting in juni 2004. De eindmeting omvat dus voornamelijk de vaste kern van personeel binnen recreatiebedrijven, terwijl de nulmeting in sterkere mate ook de tijdelijke seizoens- en hulpkrachten omvat. De laatste groepen verzuimen minder. Het is niet uit te sluiten dat de iets andere samenstelling van de eindmeting een opwaarts effect geeft op het ziekteverzuim en de prevalentie van de arbeidsrisico’s fysieke belasting, agressie en geweld en fysische werkomstandigheden. Duurzaamheid De mate van borging van de convenantsproducten zegt iets over het structurele of incidentele karakter van het convenant. Onder borging verstaan we de duurzame verankering van de afspraken en activiteiten in beleid op drie niveaus: Instrumenteel (behouden producten en diensten) Infrastructureel (aanwijzen verantwoordelijke partij) Normerend (bindende sectorale afspraken).
1
Het convenant loopt af op 1 juli 2007. Vanwege de doorlooptijd van de werknemersenquête en de verwerking daarvan was het houden van de enquête in juni geen optie.
11
De BBC en projectorganisatie hebben vanaf het begin van het convenant op verschillende wijzen rekening gehouden met de borging. Daarbij is vooral aandacht besteed aan de infrastructurele borging via SFRecreatie en de borging van instrumenten (instrumentele borging). De sociale partners zijn namelijk verantwoordelijk voor de producten en cursussen na de convenantperiode. Hiermee is verzekerd dat producten en diensten gebruikt kunnen blijven worden door werkgevers en werknemers en dat actualisatie mogelijk is. Infrastructurele borging bestaat ook uit het voortzetten van het netwerken die tijdens de convenantperiode zijn ontstaan. Er zijn geen afspraken gemaakt over het voortzetten van het Knooppunt Recreatie. Voortzetting van het Knooppunt zou bevorderend werken op de borging, omdat daar veel kennis aanwezig is. Verder zijn er geen sectoraal bindende afspraken gemaakt over de borging van het convenant (normerende borging). Wel is in de CAO Recreatie opgenomen dat een werkgroep na afloop van het convenant onderzoekt welke activiteiten moeten worden voortgezet en hoe die gefinancierd moeten worden. De inzet van sociale partners is het opstellen van een Arbocatalogus. Of en hoe maatregelen exact worden geborgd, is niet zeker. Vrij algemeen is de indruk dat het arbobeleid met het convenant in de branche vooral op de kaart is gezet. Er zijn zinvolle hulpmiddelen en aantrekkelijke communicatie-uitingen ontwikkeld. Niet alle werkgevers en werknemers kennen en gebruiken de hulpmiddelen, maar werkgevers zijn wel zeer enthousiast over voortzetting van (elementen van) het convenant. Tussen de 87 en 97 procent vindt het zinvol als elementen van het convenant blijven bestaan. Er is dus nog een slag te maken om veilig en gezond werken onderdeel te laten worden van de dagelijkse routine van alle werkgevers en werknemers. Het voortzetten en intensiveren van de communicatie over arbobeleid in de branche en hulp bij de implementatie van maatregelen, kunnen hieraan een bijdrage leveren.
Conclusies De doelstellingen van het Arboplusconvenant Recreatie zijn niet behaald. Dat wil niet zeggen dat het convenant in de praktijk geen succes is. Achteraf gezien was het een bijna onmogelijke opgave de doelen te bereiken. De belangrijkste redenen en oorzaken zijn dat de branche te maken had met een ‘nadelige’ uitgangssituatie voor het behalen van de doelstellingen, waaronder een laag verzuim in vergelijking met het landelijk gemiddelde en een vrij forse groep ondernemingen met een weinig ontwikkeld arbobeleid en een beperkt draagvlak voor arbo. Ook de randvoorwaarden van het convenant waren beperkend. Het convenant kende vier ambitieuze doelstellingen die binnen 2,5 jaar bereikt dienden te worden. De effectieve looptijd, waarin de maatregelen zijn gerealiseerd en werknemers en werkgevers ze (kunnen) gebruiken, was veel korter. De seizoenen zijn voor deze branche een extra vertragende factor geweest. Ten slotte zijn de doelstellingen gericht geweest op werknemers, terwijl de meeste maatregelen gericht waren op werkgevers. Werknemers worden dan pas bereikt als werkgevers producten en diensten afnemen en ook daadwerkelijk toepassen in de organisatie. Daarvoor is een periode van een à twee jaar te kort. De kracht van het convenant heeft gelegen in het op de rails zetten van het arbobeleid met het Knooppunt Recreatie, een reeks praktische toepasbare producten en diensten en het verspreiden van die producten en diensten via een mix van aantrekkelijk vormgegeven communicatiemiddelen. De kennis over en het draagvlak en de aandacht voor arbo zijn in
12
de recreatiebranche door de inspanningen van de convenantspartijen zeker toegenomen. Tekenend hiervoor is het hoge percentage werkgevers dat enthousiast is over voortzetting van de producten en dienstverlening. Nu het onderwerp stevig op de agenda van de branche en de individuele bedrijven staat en er gebruik gemaakt kan worden van branchebrede dienstverlening op het gebied van arbo, is het zaak de successen te verzilveren.
Aanbevelingen Er zijn verschillende mogelijkheden de successen van het convenant verder uit te bouwen. Hieronder volgen enkele aanbevelingen. 1 Het convenant is in mindere mate gericht geweest op kleine bedrijven en (hun) werknemers. Grote en middelgrote organisaties kennen het convenant en de producten beter, maar gebruiken ze nog niet allemaal. Het intensiveren van de communicatie richting deze groepen kan verder bijdragen aan het draagvlak voor arbo en het gebruik van instrumenten. Hiervoor zouden good practices binnen bedrijven geïdentificeerd en verspreid kunnen worden. In aanmerking komen bijvoorbeeld de bedrijven die zijn bezocht door het Knooppunt Recreatie, hebben gewerkt met de producten en diensten van het convenant en daarmee ook aantoonbare successen hebben geboekt. 2 Ook de daadwerkelijke toepassing van producten en diensten in ondernemingen dient gestimuleerd te worden. Effectieve instrumenten daarvoor zijn vrijwillige bedrijfsbezoeken, maar ook andere instrumenten als handhaving, sancties en subsidies zijn mogelijk. Een voor de hand liggende optie is het opnemen van instrumenten in de CAO en/of een Arbocatalogus. De CAO is in ieder geval bekend bij en gewaardeerd door werkgevers en werknemers en biedt dus goede aanknopingspunten. 3 Het is belangrijk dat de kennis die in de branche is opgedaan over arbo ook binnen de branche blijft. Het is dan logisch dat het Knooppunt Recreatie in een of andere vorm als uitvoeringsorgaan behouden blijft. 4 Het risico bestaat dat de communicatie rondom de beschikbare producten en diensten en het updaten van de producten, diensten en communicatiemiddelen op een lager pitje komt te staan nu het convenant afloopt. Juist nu er zinvolle instrumenten zijn ontwikkeld en het draagvlak voor arbo groeit, zou hiervan een speerpunt gemaakt kunnen worden. 5 De resultaten van de onderzoeken en congressen op het gebied van geluid en chloor vormen voor partijen aanleiding om deze onderwerpen op de agenda van de branche te houden. In de komende jaren wordt het van belang om ook te komen met concrete nieuwe instrumenten en maatregelen. 6 Een objectieve verzuimregistratie is van belang om de vinger aan de pols te houden. Daarmee wordt ondermeer duidelijk of de seizoenen invloed hebben op door werknemers opgegeven verzuimcijfers. Deelname van bedrijven aan het branchearrangement Verzuim en Zorg van Aegon leidt tot een meer eenduidige registratie, maar 100 procent dekking is waarschijnlijk nooit te behalen. Wellicht kunnen andere mogelijkheden worden verkend, zoals het opnemen van een representatieve selectie van bedrijven in een registratiesysteem. 7 De komende krapte op de arbeidsmark geeft aanleiding om meer te doen aan optimale behoud en inzet van medewerkers. Een modern arbobeleid helpt daarbij. De producten en diensten daarvan zijn dankzij het convenant nu voorhanden. Gezien de hoogconjunctuur, die een opwaartse impuls geeft aan ziekteverzuim en arbeidsrisico’s, moet preventie van verdere stijging (in plaats van daling) van verzuim en arbeidsrisico’s mogelijk zijn.
13
14
1
Inleiding
Sinds 1999 bestaan de arboconvenanten nieuwe stijl. Arboconvenanten worden gesloten door drie partijen: werkgevers, werknemers en de overheid. In de eerste fase tot eind 2003 zijn de arboconvenanten vooral gericht geweest op de preventie van ziekteverzuim door de arbeidsomstandigheden te verbeteren. In de tweede fase zijn vooral Arboplusconvenanten gesloten. Hierin staat de versterking van het verzuim- en re-integratiebeleid centraal.
1.1
Het Arboplusconvenant Recreatie
De recreatiebranche telt bij elkaar zo’n 1.500 bedrijven, met circa 33.000 werknemers.1 In oktober 2003 hebben de sociale partners van de branche - RECRON, FNV Horecabond2, CNV Bedrijvenbond 3 - en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) een intentieverklaring ondertekend.4 Hierin zijn afspraken gemaakt voor het afsluiten van een convenant ter verbetering van de arbeidsomstandigheden. De recreatiebranche is door de sociale partners en niet op aanwijzing van het ministerie aangemeld voor het convenant (‘zelfmelder’). Daarna is in december 2004 het Arboplusconvenant afgesloten tussen de sociale partners en de overheid. In dit convenant zijn concrete afspraken gemaakt over de verbetering van de werkomstandigheden binnen de branche, langs vier dimensies: Ziekteverzuim Fysieke belasting Agressie en geweld Fysische werkomstandigheden. Het Arboplusconvenant eindigt formeel op 1 juli 2007, maar na 1 april 2007 konden er geen maatregelen meer geïmplementeerd worden. Ter voorbereiding op het Arboplusconvenant is in 2004 een nulmeting uitgevoerd door Research voor Beleid. Mede op basis van deze nulmeting zijn kwantitatieve doelstellingen ontwikkeld voor de reductie van het ziekteverzuim, reductie van de risicopopulatie inzake fysieke belasting, agressie en geweld en verbetering van fysische werkomstandigheden in zwembaden. In het Plan van Aanpak van het Arboplusconvenant worden diverse maatregelen geconcretiseerd. Afgesproken is een eindmeting en evaluatie te houden met als doel de effectiviteit van het Arboplusconvenant en de genomen maatregelen te toetsen.
1
2 3 4
In 2004 heette de branche nog Verblijfsrecreatie en zweminrichtingen, intussen is de naam veranderd in ‘Recreatie’. Uit onderzoek van het Bedrijfschap Horeca en Catering blijkt dat er gedurende een jaar circa 33.000 werknemers binnen de branche werkzaam zijn (stroomcijfer). Inmiddels voor de recreatiebranche FNV Recreatie geheten. Inmiddels voor de recreatiebranche CNV Recreatie geheten. Intussen is de ABVAKABO FNV ook partij bij het convenant.
15
Doelstellingen van het Arboplusconvenant: Reductie van het ziekteverzuim in totaal met 20%. De aandacht gaat hierbij vooral uit naar maatregelen gericht op vermindering van het aandeel werkgerelateerd verzuim in het bijzonder voor de functiegroepen ‘techniek en groen’, ‘schoonmaak en logistiek’ en ‘zwembadmedewerkers’. Reductie van de risicopopulatie die is blootgesteld aan fysieke belasting. Het percentage werknemers dat klachten van het bewegingsapparaat geheel of gedeeltelijk toeschrijft aan het werk – naar aanleiding van tillen, houding en repeterende bewegingen - is aan het einde van de convenantperiode met 20% gereduceerd, van 43% naar 35%. Reductie van de risicopopulatie die is blootgesteld aan agressie en geweld. Het percentage werknemers dat aangeeft de afgelopen 12 maanden één of meerdere keren blootgesteld te zijn aan agressie en geweld, specifiek gekeken naar lastig gedrag enerzijds en serieuze bedreiging en/of lichamelijke agressie anderzijds, is aan het einde van de convenantperiode met 20% gereduceerd van respectievelijk 47% naar 38% en van 16% naar 13%. Reductie van de risicopopulatie, die is blootgesteld aan belastende fysische werkomstandigheden in zweminrichtingen – te weten geluid, temperatuur, vochtigheid en chloor of andere chemische stoffen in de lucht. Aandacht van partijen gaat aan het einde van de convenantperiode in het bijzonder uit naar een aanzienlijke reductie van het percentage werknemers, werkzaam in zweminrichtingen, dat aangeeft altijd of vaak last te hebben van een hinderlijke galm van geluid en/of hinderlijk lawaai door machines .
1.2
Evaluatiemodel
Voor het uitvoeren van een evaluatie is een evaluatiemodel essentieel. Dit model loopt als een rode draad door het gehele onderzoek heen. Zo bepaalt het de gegevens waarnaar gezocht wordt, de wijze van gegevensverzameling, de analyse van de gegevens en de rapportage van het onderzoek. In dit onderzoek heeft Research voor Beleid gebruik gemaakt van het onderstaande model. Dit model sluit aan op de Handreiking evaluatieonderzoek van het ministerie van SZW. De nummers in het model verwijzen naar de zeven bouwstenen uit deze handreiking 1. Arbeidsomstandigheden (arbo- en verzuimbeleid, blootstelling risico's)
Kosteneffectiviteit (7)
Doelmatigheid (3)
1
Input
Uitvoering
(mensen en middelen)
(maatregelen, activiteiten)
Doeltreffendheid (4)
Resultaten (2,5) (realisatie en bereik maatregelen, good practices)
Effecten (1,6) (bereik doelstellingen, verbetering arbeidsomstandigheden)
Doelbereik (1), realisatie en bereik van de maatregelen (2), doelmatigheid (3), doeltreffendheid (4), verspreiding van good practices (5), duurzaamheid van de resultaten (6), kosten en baten (7).
16
In het kort houdt het model het volgende in. De input bestaat uit de middelen die sociale partners en de overheid inzetten om de geformuleerde doelstellingen te realiseren. In dit geval zijn dit het Arboplusconvenant, de projectorganisatie en de financiële bijdrage. Vervolgens worden deze middelen gebruikt om diverse maatregelen te treffen en activiteiten uit te voeren. Deze uitvoering leidt tot resultaten. Werkgevers en werknemers raken bekend met de maatregelen uit het convenant, nemen deel aan activiteiten, gebruiken producten of diensten en implementeren maatregelen in het bedrijf. Dit moet vervolgens de beoogde effecten tot gevolg hebben. Uiteindelijk moet het beleidsproces leiden tot betere arbeidsomstandigheden. In de evaluatie worden de verschillende elementen van het model in hun onderlinge samenhang onderzocht. Specifieke aandacht gaat uit naar de doeltreffendheid (heeft het proces geleid tot de gewenste effecten?), de doelmatigheid (zijn de ingezette middelen in het uitvoeringsproces efficiënt besteed?) en de kosteneffectiviteit (wat zijn de opbrengsten in verhouding tot de ingezette middelen?). De onderzoeksvragen zijn vervolgens ingedeeld in dit evaluatiekader: Uitgangssituatie en input 1
Wat waren de uitgangspunten, verwachtingen en doelstellingen van betrokken partijen bij de totstandkoming van het Arboplusconvenant?
2
Welke middelen zijn ingezet ter uitvoering van het convenant?
Uitvoering 3
Welke uit te voeren maatregelen en activiteiten zijn geformuleerd en hoe zijn deze uitgewerkt?
4
Zijn de voorgenomen maatregelen en activiteiten uitgevoerd en op welke wijze is dit verlopen? Wat waren de taken van de BBC, de projectorganisatie, de klankbordgroepen, de uitvoerende organisaties, etc.? Welke maatregelen, activiteiten en producten zijn er ontwikkeld, verspreid en uitgevoerd? Hoe oordelen betrokkenen over het proces van uitvoering?
5
Zijn er succes- of belemmerende factoren te benoemen in de uitvoering van het convenant?
Resultaten 6
Hebben de communicatie- en voorlichtingsactiviteiten de werkgevers en werknemers bereikt? Zijn zij op de hoogte van de maatregelen uit het convenant? Hoe oordelen zij over de duidelijkheid, frequentie, gebruikte kanalen en de inhoud van de informatie?
7
Zijn de maatregelen daadwerkelijk geïmplementeerd?
8
Wat zijn de ervaringen van werkgevers en werknemers met de activiteiten en producten en hoe oordelen zij over de bruikbaarheid en kwaliteit ervan?
9
Welke activiteiten en producten zijn te beschouwen als successen en in welke mate zijn deze overdraagbaar?
17
Effecten 10 Is er verschil opgetreden ten opzichte van de nulmeting: in de mate waarin fysieke werkbelasting voorkomen? in het ziekteverzuim? in het voorkomen van agressie en geweld? in blootstelling aan belastende fysische omstandigheden? 11 Zijn de gekwantificeerde doelstellingen (op branche- en deelsectorniveau) van het convenant bereikt? Zo ja, wat was de meerwaarde van de convenantactiviteiten? Zo nee, wat zijn hiervoor verklaringen? 12 Heeft het convenant geleid tot bewustwording bij werkgevers en werknemers over de noodzaak van een goed arbobeleid en het voorkomen van knelpunten op het gebied van arbeidsrisico's/gezondheidsklachten? Overkoepelende conclusies doeltreffendheid, doelmatigheid en kosteneffectiviteit 13 Welke conclusies zijn op basis van antwoorden op de voorgaande vragen te trekken over de doeltreffendheid van het convenant (hebben de maatregelen bijgedragen aan het bereiken van de effecten)? 14 Welke conclusies zijn te trekken over de doelmatigheid van de uitvoering (is er een balans tussen inzet van middelen en uitvoering)? 15 Wat is de kosteneffectiviteit van het convenant (wat is de omvang van de baten ten opzichte van de kosten)? Duurzaamheid 16 Zijn de resultaten en effecten van het convenant duurzaam? Zijn er afspraken over voortzetting van het beleid op branche of sectoraal niveau? Hebben bedrijven de convenantmaatregelen geïntegreerd in de bedrijfsvoering? Is er commitment bij de convenantpartijen voor voortzetting van het beleid? 17 Wat is de behoefte bij ondernemers en werknemers aan verdere ondersteuning op het gebied van arbeidsomstandigheden in de toekomst?
1.3
Opzet van het onderzoek
Het onderzoek bestond uit een studie van documenten, interviews met de leden van de BBC en de projectorganisatie, een schriftelijke enquête onder werknemers en een telefonische enquête onder werkgevers. Hieronder lichten we deze onderzoeksactiviteiten toe.
1.3.1
D o c u m e n te n s t u d i e e n i n t e r v i e w s
Documentenstudie Tijdens het onderzoek zijn alle relevante stukken bestudeerd die gedurende de looptijd van het Arboplusconvenant zijn verschenen, zoals vergaderverslagen, notities en rapporten. Deze informatie biedt een goede basis om de uitvoering van het convenant en de besluitvorming te reconstrueren. Concreet zijn de volgende documenten bestudeerd: Het Arboplusconvenant Het plan van aanpak Verslagen van de BBC-vergaderingen Notities van de projectorganisatie
18
Uitgevoerd onderzoek (o.a. nulmeting arbeidsomstandigheden, onderzoeken naar geluid en fysische werkomstandigheden in zwembaden) Producten en diensten Communicatie-uitingen De website www.keep-it-cool.nl Interviews Met alle leden van de BBC1 is een face-to-face interview gehouden om inzicht te krijgen in de wijze waarop het convenant is uitgevoerd, de (visie op) de resultaten die zijn bereikt en de mogelijkheden voor borging van het arbobeleid in de branche. Voor de interviews is een checklist opgesteld (zie bijlage 4).
1.3.2
W e r k n e m e r s e n q u ê te ( e i n d m e t i n g )
De werknemersenquête had tot doel inzicht te geven in de mate van realisatie van de doelstellingen van het Arboplusconvenant, de bekendheid, het gebruik en de beoordeling van het convenant. Monitor arboconvenanten Overeenkomstig de afspraken met het ministerie van SZW is net als bij de nulmeting (grotendeels) gebruik gemaakt van de standaardmodules van de Monitor Arboconvenanten. Het ministerie heeft de Monitor Arboconvenanten laten ontwikkelen met als doel een instrument te hebben om arbeidsrisico’s in verschillende sectoren in beeld te brengen. De Monitor Arboconvenanten is een modulair opgebouwde schriftelijke vragenlijst, bestemd voor werknemers. Aan de bij de nulmeting gebruikte modules is nog een module over de bekendheid en het gebruik van het Arboplusconvenant toegevoegd. De vragenlijst is opgenomen in bijlage 5. Steekproef werknemers Om de vragenlijsten onder werknemers in de recreatie te verspreiden, zou net als bij de nulmeting bij voorkeur gebruik gemaakt moeten worden van de werknemersadministratie van het UWV (uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen). Dit zou de vergelijkbaarheid bevorderen. Medewerking van het UWV was echter niet mogelijk, vanwege: 1 de korte doorlooptijd van dit onderzoek (de start was in maart, het eindrapport moest voor 1 juli 2007 zijn afgerond) 2 de overdracht van de heffings- en inningsadministratie van het UWV naar de Belastingdienst tussen 2006 en 2009. De ervaring is dat het medewerking vragen aan het UWV, zeker nu er sprake is van een overgangssituatie, een tijdrovende aangelegenheid is. In overleg met de BBC is gebruik gemaakt van de adresgegevens die zijn ondergebracht bij de Stichting Pensioenfonds Recreatie (SPRecreatie). Sinds eind 2004 kent de branche een eigen pensioenfonds dat verplicht is voor de hele bedrijfstak.2 Net als het UWV-bestand is dit bestand dekkend voor de gehele werknemerspopulatie. De uitvoering is ondergebracht bij Interpolis Pensioenbeheer. Werkgevers zijn verplicht melding te maken van iedere 1 2
Met uitzondering van een persoon die helaas tijdens de onderzoeksperiode ziek was. Hiervoor waren werknemers ondergebracht in het Pensioenfonds Horeca en Catering.
19
werknemer die in of uit dienst treedt. Uit het totale adressenbestand, dat eind maart 2007 24.794 namen telde, is een willekeurige steekproef getrokken. De steekproefopzet is dezelfde als bij de nulmeting. Er is gestratificeerd naar type bedrijf (1.350 medewerkers in zweminrichtingen en 2.050 werknemers in de verblijfsrecreatie). Vanwege de vergelijkbaarheid met de nulmeting zou de eindmeting idealiter in dezelfde periode moeten plaatsvinden (juni). De recreatiebranche telt in het hoogseizoen namelijk meer (veelal jonge) seizoens- en hulpkrachten. Uit de nulmeting bleek dat deze groep minder verzuimt. Het was echter niet mogelijk de eindmeting in juni te houden, omdat het convenant op 1 juli 2007 afloopt. Om tijdig een eindrapport te kunnen afleveren, was enquêtering in de maand april nodig. Zoals hieronder zal blijken, heeft het meetmoment van de eindmeting (april 2007) mogelijk invloed gehad op de samenstelling van de respons op het werknemersonderzoek. Uitvoering schriftelijke enquête De schriftelijke enquête is verzonden op 13 april 2007. De werknemers hadden tot en met 9 mei de tijd om de vragenlijst in te vullen en te retourneren. Om de respons te verhogen hebben de werknemers twee weken na verzending van de vragenlijst een herinneringsbrief ontvangen waarin zij nogmaals werden gevraagd deel te nemen aan het onderzoek. De geretourneerde vragenlijsten zijn ingevoerd. De gegevens zijn door de onderzoeker, in samenwerking met het Analysebureau van Research voor Beleid opgeschoond, bewerkt en geanalyseerd. Respons Net als bij de nulmeting zijn in totaal 3.400 vragenlijsten verstuurd naar werknemers. Daarvan zijn er 756 geretourneerd (22%). In vergelijking met de nulmeting is de respons beduidend lager uitgevallen. Bij de nulmeting retourneerden 1.079 medewerkers de vragenlijst, dat is 32% van de steekproef. Een verklaring is het uitzonderlijk mooie weer in april 2007 en het feit dat de meivakantie in de responsperiode viel. Tijdens mooi weer en de vakantieperiode is het voor medewerkers in de recreatiebranche bijzonder druk. Een andere mogelijke verklaring is het gebruik van het adressenbestand van SPRecreatie in plaats van het adressenbestand van het UWV. Gedurende de responsperiode belden enkele werknemers naar Research voor Beleid om te melden dat zij niet meer werkzaam zijn in de branche en de vragenlijst daarom niet invulden. Navraag bij SPRecreatie leverde op dat werknemers na uitdiensttreding nog een half jaar opgenomen blijven in het adressenbestand, vanwege de administratieve afwikkeling. Het adressenbestand van SPRecreatie is mogelijk dus minder ‘up to date’ dan dat van het UWV. Of en in hoeverre dit daadwerkelijk het geval is, is onduidelijk. Representativiteit en weging De samenstelling van de groep respondenten van de eindmeting is vergeleken met de samenstelling van de werknemerspopulatie ten tijde van de enquête (april 2007). Daaruit blijkt dat er vrij grote verschillen zijn. In de onderste tabel is de eindmeting vergeleken met de populatie.
20
Tabel 1.1
Populatie en respons naar geslacht en leeftijdsklasse Respons eindmeting
Werknemerspopulatie april 2007
Man
27%
38%
Vrouw
73%
62%
t/m 24 jaar
15%
35%
25 t/m 34 jaar
16%
17%
35 t/m 44 jaar
25%
21%
45 t/m 54 jaar
30%
17%
55 jaar en ouder
13%
9%
Vrouwen hebben beduidend vaker gerespondeerd dan mannen. Werknemers van 45 tot en met 54 jaar hebben vaker gerespondeerd dan jongeren tot en met 24 jaar. De scheve verhoudingen in de eindmeting zouden er toe kunnen leiden dat verkeerde conclusies worden getrokken over de realisatie van de doelstellingen van het convenant. Om dit te voorkomen, is de eindmeting gewogen naar de verhoudingen in de populatie (geslacht en leeftijd). Dit betekent dat aan iedere respondent een gewicht is toegekend en dat het gewicht hoger is als de respondent behoort tot de ondervertegenwoordigde categorieën. Deze weging op basis van leeftijd en geslacht voorkomt dat de respons op de enquête afwijkt van de gehele werknemerspopulatie. De eindmeting geeft hierdoor een representatief beeld van de stand van zaken onder werknemers in april 2007. De eindmeting is qua werknemerssamenstelling niet helemaal vergelijkbaar met de nulmeting. Door het moment van enquêteren (april) en het gebruik van een ander bestand omvat de eindmeting vooral de vaste kern van werknemers in de branche die het hele jaar door werkzaam zijn. De nulmeting van juni 2004 beschreef in sterkere mate ook de groep tijdelijke seizoenswerknemers. De eindmeting verschilt op de volgende aspecten: Het pensioenbestand is deels vervuild met werknemers die uit dienst zijn en dus de vragenlijst niet invullen. Dit zullen vaker jonge (seizoens)krachten zijn die in het naseizoen van 2006 nog in de branche werkzaam waren. Bedrijven nemen in april de veelal jonge hulp- en seizoenskrachten aan. Deze groep wordt dan opgenomen in het pensioenbestand, maar is feitelijk nog niet werkzaam. De respons zal dus lager uitvallen bij deze groep. Tegenover de lage respons bij jonge seizoenskrachten staat een hoge respons van ouderen en vrouwen. Dit hangt mogelijk samen met de vrij hoge respons bij de zweminrichtingen, waar meer vrouwen en ouderen werken dan in de verblijfsrecreatie.1 De hoge respons bij de zweminrichtingen is te verklaren doordat er in het voorseizoen relatief meer mensen werkzaam zijn dan in de verblijfsrecreatie. Het uitzonderlijke mooie weer in april 2007 kan bovenstaande effecten versterkt hebben. Juist werknemers die minder te maken hebben met seizoensdrukte (zoals de vaste kern van wat ouder, veelal vrouwelijk personeel in binnenzwembaden) hebben de vragenlijst ingevuld (zie bijlage 7).
1
Bedrijfschap Horeca en catering, Trendonderzoek in-, door- en uitstroom van werknemers 2004-2005. Verblijfsrecreatie en zweminrichtingen (2006) en de samenvatting en beoordeling van het trendonderzoek door Research voor Beleid.
21
Herweging van de eindmeting naar de verhoudingen in de nulmeting is niet mogelijk, omdat seizoensmedewerkers niet zijn opgenomen als aparte categorie in de vragenlijsten van de nul- en eindmeting. Bij wijze van test is de eindmeting wel gewogen naar de verhoudingen in de nulmeting op de kenmerken ‘aantal jaren werkzaam in de organisatie’ en ‘contracttype’ (vragen 5 en 6 vragenlijst werknemers). Deze kenmerken vertonen mogelijk samenhang met het al dan seizoenskracht-zijn. Deze wegingsmethode leidde echter niet tot andere conclusies over de realisatie van de doelstellingen. Daarom is deze weegmethode niet gehanteerd bij de presentatie van tabellen in dit rapport.
1.3.3
W e r k ge ver s e n q uê te
De werkgeversenquête had tot doel een beeld te geven van de mate waarin de in het convenant genomen maatregelen hun weg hebben gevonden naar de werkgevers. De steekproef is getrokken uit het werkgeversbestand (op vestigingsniveau) van het Sociaal Fonds Recreatie (SFRecreatie). De steekproef was niet volledig aselect. De qua omzet grootste tien bedrijven zijn benaderd. Daarnaast zijn 190 willekeurige andere bedrijven benaderd. Er heeft geen weging van de resultaten plaatsgevonden. Dit leidt waarschijnlijk niet tot een vertekend beeld, omdat niet alle grote bedrijven hebben gerespondeerd. De respons op de enquête is 50% (100 zweminrichtingen en verblijfsrecreatiebedrijven). De enquête geeft daarmee een indicatief beeld. Bij een dergelijke steekproefomvang kunnen de uitkomsten van de enquête maximaal 9,5% afwijken van de werkelijke percentages bij alle 1.500 bedrijven uit de branche (bij een betrouwbaarheidsniveau van 95%). De respons is weergegeven in tabel 1.2. Tabel 1.2
Respons naar grootteklasse in aantal werknemers
Grootteklasse
Respons
Kleine bedrijven (1 t/m 9 werknemers)
49
Middelgrote bedrijven (10 t/m 49 werknemers)
34
Grote bedrijven (50 en meer werknemers)
17
Totaal
100
Gevraagd is naar de persoon binnen de organisatie die verantwoordelijk is voor het arbobeleid. In de meeste gevallen is gesproken met de directeur/eigenaar of de algemeen manager. De vragen gingen in op bekendheid, gebruik en oordeel over het convenant en de convenantsproducten en diensten en de borging van arbobeleid in de organisatie en in de branche. De vragenlijst is opgenomen in bijlage 6.
22
2
Doelmatigheid
In dit hoofdstuk staat de doelmatigheid van het Arboplusconvenant Recreatie centraal. Onder doelmatigheid verstaan we de wijze waarop het uitvoeringsproces heeft plaatsgevonden en of dat conform de ‘geest’ en afspraken van het convenant is geweest. Allereerst zijn in paragraaf 2.1 de projectorganisatie en delen uit het Plan van Aanpak weergegeven. Vervolgens behandelt paragraaf 2.2 het verloop van het proces en paragraaf 2.3 de ervaringen uit het veld. Het hoofdstuk geeft daarmee antwoord op de volgende onderzoeksvragen: Welke middelen zijn ingezet ter uitvoering van het convenant? Wat waren de taken van de BBC, de projectorganisatie, de uitvoerende organisaties, etc? Hoe oordelen betrokkenen over het proces van uitvoering?
2.1
Projectorganisatie
Het Arboplusconvenant heeft een totale looptijd van 2½ jaar: van 9 december 2004 tot 1 juli 2007.1 Gedurende de looptijd is een infrastructuur opgezet die belast is met de projectorganisatie en de concrete uitvoering van het convenant: het Brancheloket Recreatie, vanaf medio 2005 Knooppunt Recreatie geheten. De totstandkoming, aansturing en evaluatie van het Arboplusconvenant is in handen van de branchebegeleidingscommissie (BBC). In deze paragraaf komen het plan van aanpak en de gemaakte afspraken over de projectorganisatie aan de orde.
2.1.1
Knooppunt Recr eati e
Hoofdtaken en speerpunten Het Knooppunt Recreatie is ingesteld als projectorganisatie. Het Plan van Aanpak noemt de volgende concrete hoofdtaken van het Knooppunt Recreatie: 1 procesondersteuning van de BBC 2 inhoudelijk: uitvoering van het convenant a.
bewaking en uitvoering van het Plan van Aanpak
b.
helpdeskfunctie
c.
verzamelen en verspreiden branchespecifieke informatie (o.a. kerncijfers)
d.
het onderhouden van contacten met diverse partijen betrokken bij het Plan van Aanpak
e.
inhoudelijke en procesmatige aansturing van externe bureaus betrokken bij de uitwerking van het Arboplusconvenant
f.
bewaking van financiën en verzorgen van periodieke rapportages over de voortgang.
In het Plan van Aanpak zijn verscheidene maatregelen genoemd om de doelstellingen te realiseren. Het volgende hoofdstuk gaat nader in op deze maatregelen. Om de maatregelen bekend te maken in de branche en aan te laten sluiten bij de branchespecifieke situatie en behoeften, zijn enkele speerpunten benoemd van het Knooppunt Recreatie.
1
Vanaf 1 april 2007 mogen geen nieuwe activiteiten meer worden ingezet voor het convenant.
23
Dat zijn: Bedrijfsbezoeken: Om de branche actief te betrekken bij het Arboplusconvenant is een bedrijfsconsulent ingezet die bedrijven bezoekt. Deze face-to-face werkwijze behoorde tot één van de succesfactoren van de pilot re-integratie die liep van 2001 tot 2004. Ter indicatie is afgesproken 20 grote, 50 middelgrote en 50 kleine bedrijven te bezoeken. De doelstellingen van de bedrijfsbezoeken zijn samen te vatten als: het inventariseren van de wensen en behoeften van bedrijven op het gebied van arbo en verzuim het enthousiasmeren van bedrijven om gebruik te maken van de producten en diensten die zijn ontwikkeld tijdens het Arboplusconvenant het ondersteunen van bedrijven bij de aanpak van verzuim en arbeidsrisico’s. Expertgroepen/netwerkbijeenkomsten: Afgesproken is 16 netwerkbijeenkomsten te organiseren waarbij werkgevers en werknemers kennis en ervaringen uitwisselen over de onderwerpen in het Arboplusconvenant. Inrichten pilotgroepen: Het Knooppunt Recreatie test de praktische toepasbaarheid uit van nieuwe, nog niet uitgewerkte maatregelen, producten en diensten, methoden en technieken door middel van pilotgroepen. Afspraken met het Sociaal Fonds Recreatie: Het Sociaal Fonds Recreatie adviseert in activiteiten en subsidieert activiteiten. De uitvoering hiervan komt aan bod in het hoofdstuk duurzaamheid. Speciale aandacht in het plan van aanpak is er voor het verkrijgen van ESF-subsidie. Uit de ESF-middelen kunnen de organisatiekosten (ontwikkelings- en uitvoeringskosten) en de verletkosten van trainingen, cursussen en dergelijke worden betaald. Indien ESF-subsidies niet of niet voldoende ingezet konden worden, was de BBC genoodzaakt andere keuzes in de uitvoering van de maatregelen het Plan van Aanpak te maken. Communicatie Het Knooppunt Recreatie speelde een centrale rol in de communicatie. Het faciliteerde en coördineerde alle communicatie en fungeert als aanspreekpunt voor werkgevers en werknemers bij arbogerelateerde onderwerpen. In het Plan van Aanpak is afgesproken een half jaar na ingang van het convenant een communicatieplan op te stellen. Daarin dienden in ieder geval de volgende onderdelen te worden opgenomen: Bedrijfsbezoeken Expertmeetings: samenstelling van groepen werkgevers en groepen werknemers Ontwikkelen van een website Periodieke nieuwsbrief Ontwikkelen van een presentatie die gebruikt kan worden in bijvoorbeeld het werkoverleg of tijdens een districtsledenvergadering van de RECRON Specifiek communicatieplan voor agressie en geweld Regionaal georganiseerde voorlichtingsbijeenkomsten (voor werkgevers en werknemers) over de maatregelen uit het Arboplusconvenant Perscontacten. Bij de communicatie ging speciale aandacht uit naar de werknemersvertegenwoordiging in de vorm van de Ondernemingsraden (OR’en) en Personeelsvertegenwoordigingen (PVT’en).
24
De belangrijkste redenen voor het betrekken van de OR/PVT waren het creëren van draagvlak voor maatregelen, het feit dat de OR/PVT het onderwerp arbeidsomstandigheden vanuit de invalshoek van werknemers bekijkt en dat de OR/PVT specifieke kennis van de werkvloer heeft. Aan OR/PVT diende de projectorganisatie de volgende informatie aan te bieden: Informatie over rechten en plichten van OR/PVT inzake arbobeleid Informatie over de voortgang van de activiteiten en projecten in het kader van het Arboplusconvenant Het Plan van Aanpak behorende bij het Arboplusconvenant Informatiebijeenkomsten gedurende de convenantperiode.
2.1.2
BBC
In de BBC was tijdens de intentiefase nog geen sprake van een vertegenwoordiger van ABVAKABO FNV. Aangezien ABVAKABO FNV in 2004 ook CAO-partij werd, heeft ondertekening mede op verzoek van de andere partijen in december 2004 ook door deze vakbond plaatsgevonden. Er zijn ook pogingen gedaan om de Vereniging Sport en Gemeenten1 bij het convenant te betrekken. Overwegingen, mede van financiële aard deden deze partij besluiten niet deel te nemen. Daarmee bestond de BBC uit de volgende partijen: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) Vereniging van Recreatieondernemers Nederland (RECRON) FNV Recreatie (bij het ondertekenen van het convenant FNV Horecabond geheten) CNV Recreatie (bij het ondertekenen van het convenant CNV BedrijvenBond geheten) ABVAKABO FNV. De taken van de BBC waren volgens het Plan van Aanpak: Het voeren van regie over de uitvoering van het Arboplusconvenant Bespreken en vaststellen van noodzakelijke wijzigingen van de afspraken Afstemmen met de diverse achterbannen over voortgang en gemaakte afspraken Bewaking van de uitvoering en het maken van een jaarverslag voor de branche. Afgesproken is dat de BBC in 2005 tien keer bijeenkomt, in 2006 zes keer en in 2007 vier keer. Binnen de BBC zijn werkgroepen geformeerd voor de thema’s geluid, chloor en communicatie.
2.2
Verloop proces
In deze paragraaf staat het verloop van het proces centraal. Onder proces verstaan we de wijze waarop de uitvoering heeft plaatsgevonden. Met andere woorden: hoe verliep de aansturing binnen de projectorganisatie en op welke wijze is gecommuniceerd? De bevindingen zijn gebaseerd op een documentenstudie en interviews met BBC-leden.
1
Destijds LC geheten: Nederlands Instituut voor Lokale Sport & Recreatie.
25
2.2.1
Knooppunt Recr eati e
Algemeen Het Knooppunt Recreatie is in februari 2005 door de BBC ingesteld als projectorganisatie. Voor de uitvoering van de taken van het Knooppunt Recreatie zijn de bureaus Orbis en Van der Reest Arbeidsmarktstrategie (VdrA) aangetrokken. Deze bureaus zijn een samenwerkingsrelatie aangegaan met een gelijkwaardige verhouding, waarbij Orbis de rol vervult van procesbegeleider en aanspreekpunt voor de BBC en VdrA de operationele uitvoering op zich neemt. De twee organisaties achter het Knooppunt vullen elkaar aan qua deskundigheid. Van der Reest heeft kennis van de recreatiebranche en veel contacten met ondernemers en het Sociaal Fonds Recreatie. Orbis heeft veel ervaring met de procesbegeleiding van arboconvenanten. Het Knooppunt bouwde voort op de kennis die is opgedaan bij de regionale pilot reintegratie die liep van 2001 tot 2004. Deze pilot is opgestart door de sociale partners. Bij de pilot was het Regiepunt Re-integratie Verblijfsrecreatie belast met de uitvoering en het onderhouden van contacten met bedrijven. Het Knooppunt werkte aan de hand van werkplannen voor 2005, 2006 en 2007. In het werkplan van 2005 is op basis van input van de BBC een prioritering van thema’s en aanpak voor de hele convenantsperiode aangebracht. In december 2005 heeft de BBC enkele kritische kanttekeningen geplaatst bij de prestaties en het functioneren van de projectorganisatie. Naar aanleiding daarvan is de dienstverlening van de projectorganisaties geëvalueerd. Uit die evaluatie en de interviews met BBCleden blijkt dat de financiële rapportages niet voldeden en de kwaliteit van VdrA op sommige punten niet voldeed aan de verwachtingen: Wat betreft de financiële rapportages waren er twee knelpunten. Met name in het eerste loopjaar van het convenant kreeg de BBC onvoldoende sturingsinformatie. BBC-leden hadden liever een overzicht gezien van de uitputting van uren en geld in plaats van uren alleen. Het tweede knelpunt was dat de gedetailleerde begroting die door Orbis in de offerte was opgesteld één-op-één is overgenomen als subsidieplanner. Aangezien de begroting moet voldoen aan de subsidieregels van het ministerie van SZW, leidde dit tot een buitengewoon tijdrovend en inefficiënt verantwoordingsproces. Zo is enige tijd verloren gegaan die besteed had kunnen worden aan de ‘inhoud’ van het convenant. Een andere methode van begroten door de projectorganisatie had dit kunnen voorkomen. De kwaliteit die VdrA leverde bij de poging tot aanvraag van ESF-subsidies en de bedrijfsbezoeken was in het eerste convenantjaar beneden verwachting. Het aanvragen van ESF-subsidies heeft lang geduurd. Dit is te wijten aan het gebrek aan kennis van ESF van een medewerker van de projectorganisatie. Uiteindelijk was in oktober 20051 het ESF-loket gesloten en kon er geen subsidieaanvraag meer worden ingediend. Sneller ingrijpen van de BBC, de procesbegeleider of aanbesteding bij een inhoudelijk deskundige partij had mogelijk het teleurstellende resultaat kunnen voorkomen. Het wegvallen van ESF-middelen is opgevangen door de subsidieregeling Educatief Verlof van SFRecreatie in te zetten voor de uitvoeringskosten van cursussen. De BBC had graag gezien dat er bij de bedrijfsbezoeken in het eerste jaar systematischer en planmatiger gewerkt werd en er een helder inzicht werd gegeven in de resultaten van de inspanningen. Op basis daarvan had de BBC meer informatie kunnen krijgen 1
Persbericht ministerie van SZW 28 oktober 2005: ‘Subsidiemogelijkheden Europees Sociaal Fonds volledig benut’.
26
of een koerswijziging nodig was. Dit knelpunt is opgelost sinds er in het tweede jaar wel werd gewerkt met informatieve, overzichtelijke rapportages. De knelpunten in de uitvoering hebben er tijdelijk toe geleid dat de hoofdtaken ‘procesondersteuning van de BBC’ en het ‘bewaken en uitvoeren van het plan van aanpak’ minder adequaat zijn uitgevoerd dan mogelijk was geweest. Na personele wisselingen bij VdrA en een nieuwe afspraak over de verhoudingen tussen de twee projectorganisatie zijn de knelpunten opgelost. De uitvoering is sindsdien over het geheel genomen naar tevredenheid van de BBC verlopen. Wel was de financiële verantwoording een punt dat veel aandacht bleef vragen van de BBC. De BBC is met name tevreden over de ondersteuning (o.a. voorbereiding en organisatie vergaderingen), de kwaliteit van de startnotities over de verschillende maatregelen uit het plan van aanpak en de kwaliteit en aansturing van de ingehuurde externe bureaus voor cursussen, communicatie en onderzoek. Het verzamelen en verspreiden van branchespecifieke informatie is minder frequent gebeurd omdat deze informatie minder zinvol was dan van tevoren ingeschat. Verder is de helpdesk minder geraadpleegd dan verwacht. Bedrijfsbezoeken 1 Eén van de speerpunten van het Knooppunt Recreatie was het bezoeken van bedrijven om de branche actief te betrekken bij het convenant. Deze bedrijfsbezoeken zijn uitgevoerd in twee fasen. In 2005 stond het ‘halen’ van informatie bij kleine, middelgrote en grote bedrijven centraal. Daarbij bezocht een consulent van het Knooppunt bedrijven om: te vragen naar hun behoeften ten aanzien van arbo, verzuim en het convenant te inventariseren welke bestaande oplossingen en werkwijzen de bedrijven kennen voor het beperken van verzuim, agressie en geweld, lichamelijke belasting en fysische belasting bedrijven uit te nodigen voor bijeenkomsten in het kader van het convenant. In 2006 veranderde de insteek van de bezoeken van ‘halen’ naar ‘brengen’ van informatie, doordat er producten en diensten beschikbaar kwamen (zie volgende hoofdstuk). Daarnaast verschoof in 2006 de aandacht naar middelgrote en grote bedrijven. De argumentatie hierbij was dat het efficiënter is om deze bedrijven te bezoeken, omdat hiermee meer werknemers zijn te bereiken. De BBC schatte in dat 60% van de werknemers in de branche werkzaam is bij de grootste ondernemingen. Ten slotte maakte de BBC vanaf 2006 onderscheid in ontwikkeltijd (tijdens het drukke seizoen van april tot oktober) en contacttijd (tijdens de rustige maanden oktober tot april). In totaal zijn in 2005 en 2006 120 bedrijven bezocht2: 31 groot (gemiddeld aantal werknemers: 350) 59 middelgroot (gemiddeld aantal werknemers: 25) 22 klein (gemiddeld aantal werknemers: 6) 6 holdings (gemiddeld aantal werknemers 1200). Uit de evaluatie van de bedrijfsbezoeken door de projectorganisatie en de gesprekken met BBC-leden komt naar voren dat het resultaat van de bedrijfsbezoeken naar tevredenheid is, maar het uitvoeringsproces niet altijd vlekkeloos is verlopen. Wat de uitvoering betreft verliep het maken van afspraken met bedrijven moeizaam. Een randvoorwaarde in de recreatiebranche is dat er tussen april en september geen bedrijven 1
2
Paragraaf gebaseerd op de evaluatie van de bedrijfsbezoeken door de projectorganisatie: VDRA/Orbis, Keepit Cool kwam naar u toe! Bedrijfsbezoeken in het Arboconvenant Recreatie 2005-2007. Een aantal van deze bedrijven is dubbel bezocht.
27
bezocht kunnen worden in verband met het hoogseizoen. Een knelpunt in het eerste jaar van de bezoeken was dat de BBC onvoldoende inzicht kreeg in de methode en resultaten. Dat is verholpen toen er vanaf 2006 systematisch werd gerapporteerd over de bedrijfsbezoeken. De resultaten zijn als volgt: De doelstellingen van de bezoeken zijn bijna allemaal behaald. Het evalueren van de arbodienst en het doorlichten van het verzuim- en arbobeleid kwam in ieder gesprek aan de orde, maar kon volgens de consulent van het Knooppunt niet altijd zo goed uitgediept worden als gewenst. Bij 50 bedrijfsbezoeken heeft het Knooppunt Recreatie verzocht een enquêteformulier in te vullen. Daarvan zijn er zeventien ingevuld en geretourneerd. De bezochte bedrijven beoordeelden de deskundigheid van de adviseur met een 7,8, en het bezoek als geheel met een 7,5. De bedrijfsbezoeken hebben een stimulerende rol gespeeld bij de afname van de keep it cool-cursussen Omgaan met agressie (zie volgende hoofdstuk). Meer dan 50% van de gegeven cursussen Omgaan met agressie, zijn afgenomen door bedrijven waar een bedrijfsbezoek heeft plaatsgevonden. Van de bezochte bedrijven heeft 30% naar aanleiding van het bedrijfsbezoek gebruik gemaakt van de helpdesk van het Knooppunt Recreatie. De bedrijfsbezoeken zijn over het geheel genomen conform afspraak en naar tevredenheid van de BBC verlopen. Netwerkbijeenkomsten Een ander speerpunt van het Knooppunt Recreatie waren de netwerkbijeenkomsten. Hieronder vallen enerzijds bezoeken van het Knooppunt Recreatie aan reguliere bijeenkomsten in de branche en anderzijds speciaal door het Knooppunt georganiseerde bijeenkomsten voor werkgevers en werknemers over het Arboplusconvenant. De reguliere bijeenkomsten die het Knooppunt heeft bezocht, betreffen: Districtsledenvergaderingen van de RECRON Ledenvergaderingen van CNV en FNV Ledenvergaderingen RECRON (recreatie in het algemeen en specifiek: zweminrichtingen) Reguliere activiteiten in de branche (Recreatech) Aansluiten bij reguliere netwerken (bijvoorbeeld Brabant campings, Campings Zeeland) Aansluiten bij overleggen (met regiomanagers) van middelgrote en grote bedrijven (bijvoorbeeld bij Center Parcs, Landal, RCN, Sportfondsen Nederland, Optisport). Tijdens de reguliere bijeenkomsten gaf het Knooppunt Recreatie een presentatie over de onderwerpen en producten en diensten van het Arboplusconvenant. Uit de informatie van het Knooppunt blijkt dat werkgevers en werknemers bereid waren het brancheloket een rol te laten spelen in de reguliere overleggen en enthousiast waren om mee te werken aan de bijeenkomsten. De bijeenkomsten over het convenant voor werkgevers en werknemers zijn tussen 2005 en medio 2006 gehouden. Het doel was per bijeenkomst 50 deelnemers aan te trekken, met een minimum van tien. In totaal zijn acht bijeenkomsten georganiseerd, waarvan er één vanwege te weinig aanmeldingen niet is doorgegaan. Per bijeenkomst waren er tussen de zeven en 31 deelnemers. De bijeenkomsten in 2006 zijn geëvalueerd met behulp van evaluatieformulieren. Daaruit blijkt dat de deelnemers de bijeenkomsten gemiddeld een 7,5 geven.
28
De aanwezigen zijn tevreden over de inhoud, de kleine groepen, de interactie en persoonlijke aandacht. Medio 2006 heeft de BBC de netwerkbijeenkomsten stopgezet. De ruimte in de begroting die hierdoor ontstond is geïnvesteerd in de bedrijfsbezoeken. Reden voor het stopzetten is dat de inspanningen1 om bedrijven te enthousiasmeren voor de bijeenkomsten niet in verhouding stonden tot het resultaat. Bij navraag (via belrondes) is gebleken dat werkgevers en werknemers niet hebben deelgenomen aan netwerkbijeenkomsten omdat: ondernemers per post en per mail een ‘overkill’ aan informatie krijgen over allerhande onderwerpen het seizoen net start waardoor het thema arbo geen prioriteit heeft (veel ondernemers zijn dan ook niet bereikbaar) de netwerkbijeenkomsten één van de vele bijeenkomsten zijn (men heeft volle agenda’s) het onderwerp bij sommige personen geen prioriteit heeft de mailing / brief niet bij de juiste perso(o)n(en) aankomt. Te concluderen is dat de netwerkbijeenkomsten niet conform het plan van aanpak gedurende de hele looptijd van het convenant zijn gehouden. Op basis van het heldere argument dat de kosten niet opwegen tegen de baten, heeft de BBC besloten de bijeenkomsten stop te zetten. Dat is een zorgvuldige afweging geweest.
2.2.2
C o m m u n i cat i e
Communicatieplan en -middelen Zoals afgesproken in het plan van aanpak heeft de projectorganisatie een half jaar na ingang van het convenant een communicatieplan opgesteld. Het communicatieplan gaat in op: de kern van de boodschap per doelgroep (ondernemers en werknemers per functiegroep) en per thema/doelstelling de te gebruiken communicatiekanalen (waaronder een website, nieuwsbrief, presentatie) de planning van de communicatieactiviteiten de ‘toon’ van de communicatie. Aan het communicatieplan gaat een analyse vooraf. Op basis van een inventarisatie bij personen die de branche goed kennen, blijkt dat relatief veel ondernemers weinig prioriteit geven aan arbo en het onderwerp associëren met lastige regelgeving en verplichtingen. Werknemers zijn niet altijd bewust bezig met het onderwerp of onderkennen de risico’s niet. Het communicatieplan concludeert op grond daarvan dat de communicatie van arbo laagdrempelig, praktisch, visueel, beperkt, gericht op de resultaten (gezond en veilig werken) en zoveel mogelijk via bestaande kanalen dient plaats te vinden. Voor het bedenken van een overkoepelend thema voor de communicatie en het ontwikkelen van de communicatiemiddelen, heeft de BBC het bureau 2 in beweging aangetrokken. Het resultaat is het thema ‘Keep it cool’ en het bijbehorende logo. De communicatiemiddelen bestaan uit overkoepelende middelen en middelen die zijn gekoppeld aan een van de vier thema’s van het convenant (ziekteverzuim, fysieke belasting, agressie en geweld en fysische
1
Onder andere e-mailing RECRON-bestand (1600 mails), brieven niet-RECRON leden (600 brieven), e-mailing namens alle regiomanagers RECRON (1200 mails), nabellen contacten Knooppunt (90 gesprekken).
29
belasting). Het Knooppunt Recreatie heeft conform het plan van aanpak een rol gespeeld bij het verspreiden van de communicatiemiddelen. De overkoepelende communicatie bestond ondermeer uit een website (keep-it-cool.nl), een awarduitreiking en een prijzenpakket. De onderstaande tabel geeft weer hoe de overkoepelende communicatie vorm is gegeven. Tabel 2.1
Overkoepelende communicatie
Naam communicatiemiddel Inhoud
Verzonden
Website
Nvt
www.keep-it-cool.nl met informatie over risico’s, producten en diensten etc.
Keep it cool Award
Awarduitreiking voor bedrijven met een
11.000 leaflets ter aankondiging
slimme oplossing voor betere arbeids-
ingestoken in toolkits (zie tabel 2.2)
omstandigheden Prijzenpakket
Verloting van prijzen onder bezoekers
Nvt
website die vragen over gezond en veilig werken goed beantwoorden Folder cursusaanbod
Overzicht van de cursussen in het kader
535
van het convenant free publicity
Doorlopende publiciteit in vakmedia (o.a.
Nvt
Recreatie, digitale nieuwsbrief RECRON, SZW-nieuwsbrief Arboconvenanten), nieuwskranten van ABVAKABO FNV en speciale publicatie van FNV Recreatie.
De themagerelateerde communicatie is geïntroduceerd aan de hand van een stappenplan. De onderstaande tabel geeft weer hoe deze communicatie is vormgegeven. Tabel 2.2
Themagerelateerde communicatiemiddelen
Naam communicatiemiddel
Inhoud
Verzonden
Gericht op werkgevers 1. teaser met free card
Een opvallende introductie van het
Aan alle RECRONleden en SFRecrea-
thema, waarin de verschillende beschik-
tie-aangeslotenen en uitgedeeld op
bare producten en diensten (zie volgend
bijeenkomsten en vergaderingen
hoofdstuk) worden aangestipt. 2. e-mailing
Volgend op de free card met directe klik naar de site keep it cool voor meer informatie
3. toolkit
Een handige, aantrekkelijk vormgegeven informatiemap waarin het thema aan de hand van ‘hapklare brokken’ informatie
Verzuim: 1.024 Ongewenst gedrag: 1.036 Lichamelijk belasting: 762
wordt gepresenteerd. Gericht op werknemers 1. themabulletins
Interviews met collega’s uit de branche
Verzuim: 12.074
presenteren de verschillende invals-
Ongewenst gedrag: 9.698
hoeken van het thema. De achterzijde
Lichamelijke belasting: 22.207
van het themabulletin is een werkplek-
Geluid: 5.000
poster waarop het thema ‘met een knipoog’ is gevisualiseerd.
30
De communicatieactiviteiten zijn conform het plan van aanpak en het communicatieplan gericht geweest op de benoemde doelgroepen, thema’s en externe (pers)contacten. Daarbij is ook de ‘toon’ gerealiseerd die het communicatieplan omschrijft als laagdrempelig, praktisch, visueel, etc. De BBC is erg tevreden over de communicatieactiviteiten en de kwaliteit van het ingehuurde communicatiebureau. Werknemervertegenwoordiging Het plan van aanpak besteedt speciale aandacht aan het betrekken van werknemersvertegenwoordigingen. Hiervoor heeft het Knooppunt Recreatie de volgende activiteiten verricht: In 2006 is speciaal voor ondernemingsraden een presentatie ontwikkeld. Naast de convenantonderwerpen werd daarin specifiek aandacht besteed aan de rol, taken en verantwoordelijkheden van de OR, juist als het gaat om gezond werken. Bij de bedrijfsbezoeken bij grotere ondernemingen is de OR steeds uitgenodigd. Op FNV Recreatie bijeenkomsten in het Spoorwegmuseum in Utrecht en het Watermuseum in Arnhem zijn presentaties gehouden door het Knooppunt Recreatie. De OR van Landal Greenparks is bezocht. FNV Platform OR’en. Er heeft een landelijke bijeenkomst met OR-leden uit verschillende recreatieondernemingen plaatsgevonden, waar het Knooppunt een presentatie en discussie verzorgde. In het plan van aanpak staan geen kwantitatieve doelstellingen voor het betrekken en bereiken van de werknemersvertegenwoordigingen genoemd en er is geen onderzoek geweest onder OR’en en PVT’en, dus daarover is geen eenduidig oordeel te geven. De indruk bestaat dat de werknemersvertegenwoordigingen minder zijn bereikt dan mogelijk. Het Knooppunt Recreatie heeft moeite gedaan om nog meer OR-leden te zien. Pogingen bij CNV en ABVAKABO FNV1 hebben niet geresulteerd in het bereiken van die achterbannen. Een sterkere rol van de werknemersorganisaties bij het betrekken van de werknemersvertegenwoordiging zou mogelijk hebben geleid tot meer bereikte OR’en en PVT’en.
2.2.3
BBC
Alle partijen die het Arboplusconvenant hebben ondertekend waren vertegenwoordigd in de BBC. Het secretariaat was in handen van de projectorganisatie. De voorzitter van de BBC is werkzaam bij Center Parcs. Aan de BBC is eind 2005 een vertegenwoordiger van de zweminrichtingen toegevoegd. Tot medio 2006 heeft een medewerker van Waardergolf deelgenomen aan de BBC als vertegenwoordiger van de zweminrichtingen. Na zijn vertrek is hij vervangen door een medewerker van Sportfondsen. Ten slotte is begin 2007 de vertegenwoordiger van CNV vervangen door een collega. De wisselingen hebben geen gevolgen gehad voor de inhoud van de vergaderingen van de BBC en de continuïteit van de activiteiten. De BBC is in de convenantsperiode in totaal zeventien keer bijeengekomen. Van alle vergaderingen zijn notulen gemaakt. Deze notulen zijn voorafgaand aan de eerstvolgende vergadering naar de BBC-leden verstuurd, vergezeld van een agenda. De BBC heeft daarmee gehandeld conform is afgesproken in het Arboplusconvenant. 1
ABVAKABO FNV is nog niet volledig geïnstitutionaliseerd in de branche. De vakbond maakt nog geen deel uit van de fonds-CAO.
31
Tijdens de interviews met BBC-leden is ingegaan op de samenwerking in de BBC en de indrukken die zijn opgedaan tijdens de vergaderingen. De volgende indrukken zijn genoemd: Binnen de BBC heerste een constructieve sfeer. De betrokken partijen leefden zich in elkaars standpunten in. Dit heeft tot gevolg gehad dat de werkgeversorganisatie rekening hield met de werknemers en de werknemersorganisaties rekening hielden met de werkgevers. De BBC had een flexibele instelling. Het is tijdens de uitvoering van het convenant een aantal maal nodig geweest de gemaakte afspraken te heroverwegen. Oorzaken waren wijzigingen in wet- en regelgeving en voortschrijdend inzicht over de benodigde maatregelen om doelstellingen te behalen. Daarbij is het niet nodig geweest opnieuw te onderhandelen over de gemaakte afspraken in het plan van aanpak. Richtsnoer was steeds het ontwikkelen van maatregelen die het best aansluiten bij de branche en potentieel het meeste effect hebben. In de branche is de organisatiegraad onder werknemers laag. De vertegenwoordigers van de bonden hebben beperkte tijd en middelen beschikbaar voor het Arboplusconvenant. Hierdoor is de slagkracht van de bonden waarschijnlijk minder groot geweest dan mogelijk. Wellicht zijn werknemers (zie hoofdstuk doelbereik) en OR-leden hierdoor minder bereikt dan mogelijk was geweest. Het ministerie van SZW heeft een onderhandelaar geleverd met veel ervaring in andere convenanten en een sterke betrokkenheid bij de details van de uitvoering van het convenant, met name bij de financiën. Voor een correcte financiële verantwoording is een dergelijke sterke inbreng te bestempelen als een succesfactor. De keerzijde was dat de financiële verantwoording noodzakelijkerwijs een tijdrovend onderdeel werd van de BBCvergaderingen.
2.3
Ervaringen uit het veld
In deze paragraaf gaan we in op de ervaringen die werkgevers en werknemers met het convenant hebben. De ervaringen met de producten en diensten van het convenant behandelen we in het volgende hoofdstuk. Onderwerpen die hier aan bod komen zijn de bekendheid van het convenant en de communicatie-uitingen. In een telefonische enquête onder 100 bedrijven is aan de persoon die verantwoordelijk is voor het arbobeleid gevraagd of hij/zij het Arboplusconvenant kent. Dezelfde vraag is gesteld aan werknemers. Tabel 2.3
Bekendheid van het Arboplusconvenant bij werkgevers en werknemers Werkgevers (n=100)
Werknemers (n=750)
klein (t/m 9 wn)
groot (> 9 wn)
klein (t/m 9 wn)
groot (> 9 wn)
Ja, daar ben ik goed mee bekend
10%
16%
5%
7%
Ja, daar heb ik ooit van gehoord
39%
51%
39%
29%
Nee, nooit van gehoord
51%
33%
55%
62%
100%
100%
100%*
100%**
Totaal
Bron: Telefonische enquête werkgevers en schriftelijke enquête werknemers * 1% heeft deze vraag niet ingevuld **2% heeft deze vraag niet ingevuld.
32
Het convenant is redelijk bekend bij de werkgevers. In totaal is 58% van de benaderde personen er goed mee bekend of heeft er van gehoord. Bedrijven met meer dan 9 werknemers kennen het convenant beter dan kleinere bedrijven, wat in lijn is met de aanpak van de convenant. Werknemers zijn minder bekend met het convenant, wat ook in lijn is met de aanpak van het convenant. In totaal zegt 36% het convenant te kennen. Opmerkelijk is dat werknemers van kleine ondernemingen het convenant iets beter kennen dan werknemers van grotere ondernemingen. Waarschijnlijk speelt hierbij mee dat medewerkers van kleine bedrijven, bij gebrek aan een professioneel arbobeleid, vaker zelf op zoek gaan naar informatie. Aan de bedrijven is gevraagd via welk communicatiekanaal zij voor het eerst bekend zijn geraakt met het convenant. Tabel 2.4
Wijzen waarop bedrijven voor het eerst bekend zijn geraakt met het Arboplusconvenant (meer antwoorden mogelijk) zweminrichtingen
verblijfsrecreatie
totaal
7%
5%
47%
63%
59%
6%
10%
9%
Via het hoofdkantoor
24%
5%
10%
Anders
35%
29%
31%
6%
5%
5%
Via de website www.keep-it-cool.nl Via de werkgeversorganisatie RECRON Via mijn werkcontacten / collega-bedrijven
Weet niet/geen mening
-
Bron: Telefonische enquête werkgevers
Veel werkgevers zijn via de RECRON voor het eerst bekend geraakt met het convenant. Dit geldt met name voor de verblijfsrecreatiebedrijven. Zwembaden zijn vaker dan de verblijfsrecreatie via het hoofdkantoor bekend geraakt met het convenant. De communicatieuitingen die zijn ontwikkeld in het kader van het Arboplusconvenant worden weinig genoemd. Totaal 5% van de bedrijven heeft het convenant leren kennen via de website keepit-cool. Hierbij speelt waarschijnlijk mee dat de convenantscommunicatie nog niet was ontwikkeld toen bedrijven voor het eerst hoorden van het convenant. Onder ‘anders, namelijk’ worden het blad Recreactie, bedrijfsbezoeken, ‘de CAO’, de ‘media’ of vakbeurzen (zoals Recreatech) genoemd. Uit deze lijst blijkt dat de personen waarmee is gesproken niet altijd goed kunnen herinneren hoe men voor het eerst bekend is geraakt met het convenant. Dit kan tot gevolg hebben dat de algemeen bekende communicatiekanalen vaker zijn genoemd dan de specifieke communicatiekanalen van het convenant. Aan werknemers is in de schriftelijke enquête gevraagd met welke informatiebronnen zij bekend zijn.
33
Tabel 2.5
Bekendheid informatiebronnen Arboplusconvenant (meer antwoorden mogelijk) %
Eén of meer Keep it Cool Specials en/of posters (themabulletins)
17%
Toolkit ongewenst gedrag
3%
Toolkit lichamelijke belasting
2%
Geen van deze informatiebronnen
75%
Niet ingevuld
4%
Weet niet
11%
Bron: Enquête werknemers
De themabulletins zijn het bekendst onder werknemers. Deze zijn dan ook verspreid onder bijna alle werknemers. Over de bekendheid van de freecards is geen informatie, omdat die geen item waren in de werknemersvragenlijst. Driekwart van de werknemers kent geen van de informatiebronnen. De website keep-it-cool is sinds eind 2005 online. Naar de bekendheid van www.keep-itcool.nl is tijdens de telefonische enquête onder bedrijven ook specifiek gevraagd. Dezelfde vraag is gesteld aan de werknemers in de schriftelijke enquête. De antwoorden geven een beeld van het gerapporteerde gebruik. We zetten het gerapporteerde gebruik af tegen het geregistreerde gebruik van deze website. Tabel 2.6
Bekendheid van keep-it-cool.nl bij werkgevers en werknemers Werkgevers (n=100)
Werknemers (n=750)
klein (t/m 9 wn)
Groot (>9 wn)
Klein (t/m 9 wn)
Bekend
40%
65%
15%
11%
Onbekend
59%
35%
85%
87%
100%
100%
100%
100%*
Totaal
Groot (>9 wn)
Bron: Telefonische enquête werkgevers en schriftelijke enquête werknemers. *2% heeft deze vraag niet ingevuld.
Keep-it-cool is redelijk bekend bij de personen waarmee gesproken is binnen de bedrijven.1 Iets meer dan de helft kent de website. Onder werknemers is de website veel minder bekend. Wanneer gekeken wordt naar het feitelijke bezoek van de website is daarbij uiteraard geen onderscheid te maken tussen werkgevers, werknemers en andere bezoekers. De onderstaande tabel geeft de unieke bezoekers weer van oktober 2005 tot en met medio mei 2007. Tot een uniek bezoek wordt een bezoek vanuit een bepaald IP-adres gerekend. Dit zegt niets over het aantal personen dat de site bezoekt, omdat meerdere personen vanuit één IP-adres kunnen inloggen, of één persoon meerdere IP-adressen of een variabel IPadres kan hebben.
1
Meestal de directeur/eigenaar, manager, bedrijfsleider of medewerker personeelszaken.
34
Figuur 2.1
Unieke bezoekers www.keep-it-cool.nl per maand
3.053
3500
639
jan06
feb06
2.451
2.395
2.182
2.019
1.345
1.313 923
1.077 833
670
805
1000
643
1.033
1500
1.138
2000
2.027
1.749
2500
2.296
3000
206
500
0 okt- nov- dec05 05 05
mrt- apr- mei06 06 06
jun06
jul06
aug- sep06 06
okt- nov- dec06 06 06
jan07
feb07
mrt- apr- mei07 07 07
Bron: www.keep-it-cool.nl/usage
De website heeft maandelijks tussen de 200 en 3.000 unieke bezoekers, met een piek in de eerste helft van 2007 rond de uitreiking van de Keep it Cool award en de verzending van informatie naar werknemers en werkgevers. Het aantal bezoekers wordt iedere maand opnieuw geteld, dus uitspraken over het totaal aantal unieke bezoeken zijn niet te doen. Ten slotte presenteren we de bekendheid van de themabulletins verzuim, ongewenst gedrag en lichamelijke belasting onder werkgevers en werknemers. De volgende tabel geeft de bekendheid van de themabulletins weer bij de personen met wie gesproken is binnen bedrijven. Tabel 2.7
Bekendheid themabulletins 1 bij werkgevers Bekend
Onbekend
Weet niet
klein
groot
klein
groot
klein
groot
(t/m 9 wn)
(> 9 wn)
( t/m 9 wn)
(> 9 wn)
(t/m 9 wn)
(> 9 wn)
Themabulletin Verzuim
30%
42%
67%
57%
2%
2%
Themabulletin Ongewenst gedrag
30%
48%
67%
53%
2%
-
Themabulletin Lichamelijke belasting
28%
44%
69%
57%
2%
-
Bron: Telefonische enquête werkgevers.
De bekendheid en het gebruik van de themabulletins ligt bij kleine organisaties met minder dan tien werknemers lager dan organisaties met tien of meer werknemers. De themabulletins zijn gemiddeld bij ruim een derde van de werkgevers bekend. Dat is een vrij hoge score, omdat de themabulletins niet speciaal op werkgevers gericht zijn. Van de werkgevers die de themabulletins kennen, gebruikt 28% een of meer bulletins ook in de organisatie.
1
In juni 2007 is ook het themabulletin ‘geluid’ gerealiseerd.
35
Hierbij valt te denken aan het op de werkplek ophangen van de poster die op de achterkant staat. Opvallend is dat de bekendheid en het gebruik onder de zweminrichtingen beduidend hoger ligt dan in de verblijfsrecreatie. Met name het themabulletin ongewenst gedrag is bekender onder zweminrichtingen (45%) dan in de verblijfsrecreatie (36%). Ongewenst gedrag komt dan ook vaker voor in zweminrichtingen, zo bleek uit de nulmeting.
2.4
Conclusie
De hoofdtaken zijn door de projectorganisatie over de hele convenantsperiode gezien naar tevredenheid van de BBC uitgevoerd. In het eerste convenantjaar waren er wel enkele serieuze knelpunten in de uitvoering. De kwaliteit die VdrA leverde op de bedrijfsbezoeken, financiële verantwoording en de poging tot aanvraag van ESF-subsidie was niet naar verwachting van de BBC. De dienstverlening is verbeterd na enkele personele wisselingen, een tussentijdse evaluatie van de projectorganisatie en een nieuwe afspraak over de hiërarchische verhoudingen tussen de twee uitvoerende bureaus. Eén van de speerpunten van de projectorganisatie, het organiseren van netwerkbijeenkomsten over het convenant voor werkgevers en werknemers, is minder succesvol geweest dan verwacht. De inspanningen om bedrijven te bereiken en enthousiasmeren stonden niet in verhouding tot de opkomst. De BBC heeft dan ook juist gehandeld door te stoppen met dit speerpunt en te investeren in de meer succesvolle bedrijfsbezoeken. Achteraf gezien had eerder ingrijpen van de BBC of de projectorganisatie op deze punten wellicht de tijdelijke stagnatie in de uitvoering kunnen voorkomen. De BBC heeft conform afspraken gewerkt. Succesfactoren van de BBC zijn de constructieve sfeer en de flexibele instelling. Deze hebben ertoe bijgedragen dat men ondanks gewijzigde wet- en regelgeving, op basis van voortschrijdend inzicht, gericht bleef op de te behalen resultaten van het convenant en de aansluiting bij de branche. Een complicerende factor is de lage organisatiegraad in de branche, waardoor de slagkracht en betrokkenheid van de werknemersorganisaties wellicht beperkter was dan mogelijk. De communicatie ten slotte is grondiger aangepakt dan afgesproken. Het ingehuurde communicatiebureau heeft met de ontwikkeling van een hoogwaardig(e) logo, website en huisstijl en een uitgebreide mix van communicatiemiddelen een belangrijke rol gespeeld. De communicatie is conform afspraak breed ingezet en qua toon en middelen gericht op de recreatiebranche geweest. Het convenant en de communicatie-uitingen zijn bekend bij ruim de helft van de werkgevers. Een onverwacht effect is dat het convenant – ondanks dat het vooral gericht was (middel)grote bedrijven – ook redelijk bekend is bij werknemers van kleine ondernemingen. Waarschijnlijk speelt hierbij mee dat medewerkers van kleine bedrijven, bij gebrek aan een professioneel arbobeleid, vaker zelf op zoek gaan naar informatie.
36
3
Realisatie en bereik van de maatregelen
Dit hoofdstuk gaat in op de realisatie en het bereik van de convenantsmaatregelen en daaruit voorvloeiende producten en diensten. De onderzoeksvragen die in dit hoofdstuk centraal staan, zijn: Welke maatregelen, activiteiten en producten en diensten zijn er ontwikkeld, verspreid en uitgevoerd? Zijn de maatregelen daadwerkelijk geïmplementeerd? Wat zijn de ervaringen van werkgevers en werknemers met de producten en diensten? In paragraaf 3.1 zetten we de voorgenomen maatregelen af tegen de gerealiseerde maatregelen. Paragraaf 3.2 staat in het teken van bekendheid en gebruik. Tot slot geven we in paragraaf 3.3 de conclusies weer.
3.1
Realisatie
In deze paragraaf beschrijven we per doelstelling welke maatregelen zijn gerealiseerd. De gerealiseerde maatregelen zijn afgezet tegen de voorgenomen maatregelen in het plan van aanpak. In de loop van het convenant is bij de realisatie een structuur ontstaan. Bij iedere doelstelling (behalve bij fysische werkomstandigheden) is in ieder geval een cursus, een toolkit en een themabulletin met op de achterkant een poster ontwikkeld (zie paragraaf 2.2.2 communicatie). Ieder thema komt terug in de digitale branchespecifieke Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E). In bijlage 3 is een overzicht opgenomen van alle gerealiseerde producten en diensten.
3.1.1
Z i e k t e v e rz u i m
Het thema verzuim stond vooraan de planning van de convenantsonderwerpen. Begin 2005 is een start gemaakt met de ontwikkeling van maatregelen. Vanwege door het ministerie van SZW verplichte doelstelling van 20 procent reductie kende de BBC er een hoge prioriteit aan toe. In de onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de voorgenomen maatregelen uit het Plan van Aanpak op het gebied van verzuim. In de rechterkolommen staat of de maatregel daadwerkelijk is gerealiseerd en welke alternatieve maatregel(en) is(zijn) genomen.
37
Tabel 3.1
Voorgenomen en gerealiseerde maatregelen op het gebied van verzuim
Voorgenomen maatregelen
Gerealiseerd?
Naam (alternatieve) gerealiseerde maatregel
a. Sectorale aanpak arbodienstverlening Gerealiseerd
Branchearrangement verzuim en zorg Helpdesk Knooppunt Recreatie
b. Branchespecifieke RI&E
Gerealiseerd
Digitale branche RI&E
c. Verzuimregistratie
Niet gerealiseerd
d. Cursus Verzuimbegeleiding voor
Gerealiseerd
Cursus Verzuimmanagement
e. Toolkit casemanagement
Gerealiseerd
Toolkit Verzuim
f. Innovatieve activiteiten re-integratie
Niet gerealiseerd
-
g. Best practices in de branche
Niet gerealiseerd
-
-
leidinggevenden
(voorkomen instroom vrouwen WAO)
De meeste maatregelen op het gebied van verzuim zijn gerealiseerd in 2005 en begin 2006: De eerste gerealiseerde maatregel is de digitale branche RI&E. De aanzet tot de ontwikkeling van dit instrument is gedaan onder verantwoordelijkheid van de RECRON. De implementatie en implementatiekosten waren voor rekening van het Arboplusconvenant. De RI&E is sinds eind 2005 te downloaden vanaf de website keep-it-cool en is door het Arboplatform erkend. De laatste update vond plaats in april 2007. Eind 2005 is de sectorale aanpak arbodienstverlening van start gegaan. Het Knooppunt Recreatie fungeert hierbij als aanspreekpunt voor bedrijven bij ziekmeldingen, reintegratie en vragen. Op basis van twee draagvlakonderzoeken bij bedrijven is ervoor gekozen de sectorale dienstverlening op het gebied van verzekeringen (zorg en verzuim), arbodienstverlening en re-integratie onder te brengen in een branchearrangement, verzorgd door Aegon. Bedrijven kunnen zelf bepalen welke modules ze van het branchearrangement afnemen. Aan een of meer modules nemen momenteel 166 bedrijven deel die in totaal circa 4.660 medewerkers hebben. Dat is ongeveer een vijfde van het totaal aantal werknemers in de branche. De Toolkit Verzuim – een informatiemap voor leidinggevenden over het omgaan met verzuim – is ontwikkeld door Orbis en VdrA en geredigeerd door het communicatiebureau 2 in Beweging. Eind 2005 is de toolkit gerealiseerd. De toolkit is met een begeleidend schrijven verspreid onder 1.024 bedrijven met personeel. De cursus verzuimmanagement van Vrooland Advies bv ten slotte is sinds de eerst helft van 2006 af te nemen. Een vertragende factor bij de realisatie was de voorgenomen aanvraag van ESF-subsidie en het wegvallen van deze mogelijkheid. De cursus verzuimmanagement is net als andere cursussen ondergebracht in het cursuspakket dat SFRecreatie aanbiedt en extra subsidieert. De BBC vindt de naam bij nader inzien niet zo gelukkig gekozen. Er is overwogen de cursus een andere naam te geven, maar dat is tot op heden niet gebeurd. Niet gerealiseerd (binnen het Arboplusconvenant) zijn een eenduidige sectorale verzuimregistratie, het ontwikkelen van innovatieve activiteiten op het gebied van re-integratie en het starten van pilots in de branche op basis van best practices bij het voorkomen en verminderen van instroom van vrouwen in de WAO c.q. langdurig verzuim.
38
Hieronder geven we per maatregel weer wat de redenen en oorzaken zijn van het nietrealiseren: De projectorganisatie heeft een notitie afgeleverd in de BBC waarin de keuzemogelijkheden voor eenduidige verzuimregistratie op een rij zijn gezet en een advies is gegeven over een mogelijke aanpak. Op advies van de projectorganisatie heeft de BBC toen besloten te bezien of dit meegenomen kon worden in het branchearrangement. De wijze van registreren bij Aegon leidt tot eenduidigheid, maar kan nooit aan de hele branche worden opgelegd. Naarmate er meer bedrijven gebruik gaan maken van het arrangement zal het verzuim steeds eenduidiger worden geregistreerd. Het ontwikkelen van innovatieve activiteiten op het gebied van re-integratie betrof een voortzetting van de pilots re-integratie die liepen van 2001 tot 2004. Op basis van de tussentijdse resultaten heeft de BBC besloten verdere activiteiten op dit punt te staken. De BBC had twijfels over de feitelijke resultaten van het project. De opbrengst was te gering om investeringen aantrekkelijk te maken. Een andere financiering werd gezocht en gevonden bij de arbeidsmarktprojecten van het ministerie van SZW. Over best practices bij het voorkomen van WAO-instroom heeft de projectorganisatie voorstellen gedaan die in pilotvorm zijn te implementeren. Uitvoering hiervan bleek niet relevant, omdat de WAO-instroom bijzonder klein is. Bovendien werd per 1 januari 2006 de WIA (Wet Inkomen naar Arbeidsvermogen) ingevoerd. In het branchearrangement is een WIA-module opgenomen.
3.1.2
Ag r e s s i e e n g e w e l d
De uitvoering van maatregelen op het gebied van agressie en geweld is medio 2005 op de agenda gekomen. Het thema is bij het begin van het convenantsperiode aangepakt met als argumenten: de prioriteit van het onderwerp, de mogelijkheid om in te spelen op eventuele ontwikkelingen in de branche naar aanleiding van het geplande bezoek van de Arbeidsinspectie in 2005 en de mogelijkheid direct aan te sluiten bij het bestaande initiatief van de RECRON. Dat initiatief was het Actieplan gepresenteerd op de Geweld(dad)ig Ondernemen dag.1 Onderstaande tabel bevat een overzicht van de voorgenomen maatregelen uit het Plan van Aanpak op het gebied van agressie en geweld. In de rechterkolommen staat of de maatregel daadwerkelijk is gerealiseerd en welke alternatieve maatregel(en) is(zijn) genomen.
1
Op 24 februari 2005 in de Eemhof te Zeewolde.
39
Tabel 3.2
Voorgenomen en gerealiseerde maatregelen op het gebied van agressie en geweld
Voorgenomen maatregelen
Gerealiseerd?
1. Pilots
Alternatieve realisatie Pilots agressie en geweld
Naam (alternatieve) gerealiseerde maatregel
a. Incidentenregistratie b. Normen en waardentraject c. Toezicht d. Opvang 2. Cursussen en instrueren werknemers
Gerealiseerd
a. Gedrags- en vaardigheidstrainingen
Cursus Omgaan met agressie Toolkit Ongewenst gedrag
b. Werkinstructies en protocollen 3. Module agressie en geweld RI&E
Gerealiseerd
(onderwerp in de) RI&E
Voorafgaand aan de ontwikkeling en realisatie van maatregelen rondom agressie en geweld zijn pilots georganiseerd. Deze pilots dienden informatie op te leveren over de meest effectieve wijze van implementeren van de aanpak van agressie en geweld, zoals verwoord in het bestaande Actieplan van de RECRON. Hiermee is bewust afgeweken van de oorspronkelijke opzet van de pilots zoals voorgesteld in het plan van aanpak Arboplusconvenant. Door gebruik te maken van de bestaande kennis in het Actieplan hoefde niet meer onderzocht te worden hoe de registratie van incidenten, de opvang, het toezicht houden en het normenen waardentraject vormgegeven diende te worden. De pilots zijn gehouden bij acht bedrijven, die als groep de diversiteit in (kern)activiteiten, de omvang en de verschillende problematiek van werkgevers zoveel mogelijk vertegenwoordigden. Enkele belangrijke resultaten zijn: het label agressie en geweld wordt te negatief en klantonvriendelijk bevonden, zweminrichtingen hebben duidelijk andere problematiek dan de verblijfsrecreatie en de problematiek verschilt dusdanig per bedrijf dat zoveel mogelijk maatwerk nodig is. Op basis van de resultaten van de pilots zijn ondermeer aanbevelingen gedaan voor de ontwikkeling van de toolkit ongewenst gedrag en de cursus omgaan met agressie. De branchespecifieke cursus omgaan met agressie is medio 2006 gerealiseerd en wordt verzorgd door Dragt & Van Ernich. De cursus vervangt de bestaande agressiecursus van het Sociaal Fonds Recreatie en biedt als meerwaarde een module conflictbeheersing. Net als andere cursussen is deze cursus opgenomen in het aanbod van SFRecreatie en bestaat de mogelijkheid hiervoor extra subsidie aan te vragen. De deelnemers zijn zeer tevreden over de kwaliteit van deze cursus. De toolkit voor agressie en geweld (ongewenst gedrag) is ook gerealiseerd in 2006. Deze bevat een praktische handleiding voor de aanpak van agressie en geweld in de bedrijven. De Toolkit maakt onderdeel uit van het cursusmateriaal. De toolkit is verspreid onder 1.036 bedrijven met personeel. Ten slotte is medio 2006 de digitale branche RI&E op basis van de resultaten van de pilots aangepast op het onderwerp agressie en geweld. Hiervoor is een aparte module ontwikkeld.
40
3.1.3
F y s i e ke be l a s t i n g
Het thema fysieke belasting1 is voor het grootste deel opgepakt in 2006. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de voorgenomen maatregelen uit het Plan van Aanpak op het gebied van lichamelijke belasting. In de rechterkolommen staat of de maatregel daadwerkelijk is gerealiseerd en welke alternatieve maatregel(en) is (zijn) genomen. Tabel 3.3
Voorgenomen en gerealiseerde maatregelen op het gebied van lichamelijke belasting
Voorgenomen maatregelen
Gerealiseerd?
a. Bekendmaken normen en richtlijnen
Alternatieve realisatie
Naam (alternatieve) gerealiseerde maatregel Toolkit Lichamelijke belasting
b. Blijvend actualiseren van oplossingen Alternatieve realisatie
Oplossingenboek
c. Inventarisatiemethodiek knelpunten,
Oplossingenboek
Gerealiseerd
Toolkit Lichamelijke belasting
oplossingen en producten en diensten
(onderwerp in de) RI&E d. Ontwikkelen en geven van cursussen
Alternatieve realisatie
Cursus Lichamelijke belasting
Alternatieve realisatie
Cursus preventiemedewerker
houding en beweging e. Werken met praktijkcoaches
De meeste maatregelen op het gebied van fysieke belasting hebben een invulling gekregen die beter aansluit bij de branche (praktisch, laagdrempelig) dan de maatregelen die voorzien waren in het plan van aanpak. Dit is gebeurd in overleg met VHP Ergonomie, het bureau dat in juni 2006 is aangetrokken voor de ontwikkeling van de maatregelen. De volgende maatregelen zijn gerealiseerd: In plaats van het ‘sec’ bekendmaken van normen en richtlijnen is een toolkit (informatiemap) ontwikkeld die werkgevers en medewerkers kunnen gebruiken bij het implementeren van maatregelen om fysieke belasting te voorkomen of verminderen. De verwachting was dat een dergelijke praktische tool beter aansluit bij de recreatiebranche. De toolkit is geschreven door VHP en sluit qua stijl aan bij de andere toolkits (verzuim en ongewenst gedrag). Sinds september 2006 verspreidt het Knooppunt Recreatie de toolkit. In totaal zijn er 762 verzonden naar bedrijven. Het blijvend actualiseren van oplossingen zou in eerste instantie geschieden op basis van expertgroepen/netwerkbijeenkomsten. In het eerste convenantsjaar bleek er weinig animo voor expertgroepen/netwerkbijeenkomsten. Daarom is een interactief digitaal oplossingenboek ontwikkeld. Dit hulpmiddel is gevuld met bestaande belastingbeperkende oplossingen uit de branche en andere aanverwante branches. Op grond van nieuwe oplossingen die naar voren komen in bedrijfsbezoeken (zie onder) en die bedrijven zelf digitaal aanleveren, wordt het oplossingenboek aangevuld. In september 2006 is het oplossingenboek op de website keep-it-cool gezet. In 2007 is het aangevuld met oplossingen op het gebied van geluidsbeperking. In het plan van aanpak was afgesproken een inventarisatiemethodiek te ontwikkelen waarmee bedrijven knelpunten, oplossingen en producten en diensten in kaart kunnen brengen. Dit heeft eind 2006 vorm gekregen in drie met elkaar samenhangende produc-
1
In de convenantcommunicatie consequent lichamelijke belasting genoemd.
41
ten en diensten: de RI&E (zie boven), het oplossingenboek (zie boven) en een cursus/rondgang (zie onder). Het ontwikkelen en geven van cursussen houding en beweging heeft niet plaatsgevonden. Uit de bedrijfsbezoeken bleek dat weinigen hier enthousiasme voor voelden. In plaats daarvan is eind 2006 een cursus (feitelijk een rondgang) lichamelijke belasting gerealiseerd die op het bedrijf wordt gegeven. Bedrijven kunnen met subsidie van SFRecreatie bezoek aanvragen van een ergonoom. Deze signaleert knelpunten en draagt oplossingen aan. Bij het bezoek worden de toolkit en het oplossingenboek verspreid. Het werken met praktijkcoaches ten slotte heeft in gewijzigde vorm doorgang gevonden. In het plan van aanpak was uitgegaan van het opleiden en aanstellen van professionele arboondersteuners zoals de ‘Ergocoaches’ in de gezondheidszorg. Uiteindelijk is gekozen voor een kleinere opzet waarbij is aangesloten bij de wettelijke verplichting om sinds 1 juli 2005 minste één werknemer aan te wijzen als ‘preventiemedewerker’.1 De preventiemedewerker helpt bij de RI&E en het plan van aanpak dat daaruit volgt, adviseert de OR en/of medewerkers over goede arbeidsomstandigheden en voert zelf mede maatregelen uit. De preventiemedewerker hoeft volgens de wet geen speciale cursus te volgen, zolang hij of zij maar over de specifieke kennis van arborisico’s beschikt die voor het bedrijf relevant is. Sinds de zomer van 2005 geeft Keurcompany voor recreatiebedrijven een facultatieve cursus om medewerkers te scholen tot preventiemedewerkers. Hierop is subsidie van SFRecreatie van toepassing.
3.1.4
F y s i s c h e w e r k om s t a n d i g h e d e n
De maatregelen op het gebied van fysische werkomstandigheden zijn als laatste van de convenantsonderwerpen, in 2007, gerealiseerd. Reden hiervoor is dat de BBC heeft gewacht op de resultaten van een buiten het convenant om lopend onderzoek in opdracht van het ministerie van SZW naar chloor en klachten bij zwembadmedewerkers2 en de vervolgonderzoeken hierop naar klachten bij zwembadgasten3 en alternatieven voor chloor,4 beiden uitgevoerd in opdracht van het ministerie van VROM. Omdat het thema (hinderlijk) geluid in zwembaden net als chloor tot de doelstelling fysische werkomstandigheden behoort, zijn de onderwerpen samen naar achteren geschoven in de planning. In de onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de voorgenomen maatregelen uit het Plan van Aanpak op het gebied van fysische werkomstandigheden. In de rechterkolommen staat weergegeven of de maatregel daadwerkelijk is gerealiseerd en welke alternatieve maatregel(en) is (zijn) genomen.
1
2
3 4
Bedrijven met meer dan 15 werknemers dienen een werknemer aan te stellen. In een bedrijf met minder dan 15 werknemers mag de werkgever de taken van de preventiemedewerker op zich nemen. IRAS en NKAL, Invloed van luchtkwaliteit op het voorkomen van klachten bij personeel van zwemgelegenheden. (februari 2006). RIVM, Chloor in zwembaden; lopend onderzoek naar effecten op de luchtwegen (januari 2007). KIWA Water Research, Oriënterend onderzoek naar desinfectietechnieken voor zwembadwater (juni 2007). Nog te verschijnen.
42
Tabel 3.4
Voorgenomen en gerealiseerde maatregelen op het gebied van fysische werkomstandigheden
Voorgenomen maatregelen
Gerealiseerd?
a. Pilot reductie hinderlijk geluid
Gerealiseerd
Naam (alternatieve) gerealiseerde maatregel Auditief onderzoek naar gehoorschade bij
1. metingen om blootstelling te bepalen
zwembadmedewerkers
2. steekproef auditieve onderzoek
Twee pilots over aanpak van geluid en
3. instrumentontwikkeling reductie
gehoorbescherming
blootstelling
Expertmeeting geluid
4. bewustwording werknemers b. Onderzoek chloor en andere stoffen
Special geluid Gerealiseerd
Symposium chloor
De voorgenomen maatregelen ter reductie van hinderlijk geluid in zweminrichtingen zijn gerealiseerd: De BBC heeft eind 2006 Arbounie opdracht gegeven onderzoek te doen naar de daadwerkelijke gehoorschade bij zwembadmedewerkers die optreedt als gevolg van de blootstelling aan geluid in zwembaden. Het kostte veel moeite hiervoor de benodigde 120 medewerkers te werven. Een van de conclusies is dat er onder zwembadmedewerkers meer slechthorenden zijn die voldoen aan de criteria voor beroepsslechthorendheid dan verwacht. Dit hangt hoogstwaarschijnlijk samen met blootstelling aan schadelijke geluidsniveaus in binnenzwembaden in het verleden.1 In maart 2007 is een expertmeeting georganiseerd waarop de voorlopige resultaten van het geluidsonderzoek zijn gepresenteerd en preventiemaatregelen zijn besproken. Verder heeft Arbounie twee pilotonderzoeken uitgevoerd naar de aanpak van geluid in een ‘normaal’ zwembad en een zwemparadijs. Hierbij is een module geluid voor de RI&E ontwikkeld die bij de pilotbaden is getoetst op praktische inzetbaarheid en effectiviteit. Gehoorbescherming was geen specifiek onderwerp van de pilots, omdat de pilotbaden al werken met bescherming (otoplastieken). De resultaten van pilots zijn neergelegd in een rapport met aanbevelingen.2 Het plan van aanpak voorzag ook in een communicatietraject dat moest leiden tot bewustwording van de risico’s en aanpak van geluid bij zwembadmedewerkers. Aan het einde van de convenantsperiode is hiervoor een geluidsspecial ontwikkeld in de stijl van de specials verzuim, agressie en lichamelijke belasting. Deze special is in juni 2007 verspreid. De voorgenomen maatregel in het plan van aanpak ‘onderzoek chloor en andere stoffen’ behelsde het medewerking verlenen aan de lopende chlooronderzoeken en het gebruiken van de onderzoeksresultaten bij overleg over eventuele maatregelen en de implementatie daarvan. De realisatie van deze maatregel heeft vorm gekregen in het publiceren van de onderzoeksresultaten via de communicatiekanalen van het convenant en de convenantspartijen. Daarnaast heeft het Nationaal Platform Zwembaden/NRZ, het branche-instituut voor de zwembaden, in samenwerking met Infomil van Senter Novem, in opdracht van de BBC een symposium over chloor georganiseerd. Het symposium vond plaats in maart 2007 en behandelde de resultaten van de onderzoeken in opdracht van de ministeries van SZW en VROM.
1
2
Arbounie, Aanpak van geluid in zwembaden. Rapportage van een onderzoeks- en adviestraject in het kader van het Arboplusconvenant Recreatie. (juni 2007). Idem.
43
De belangrijkste resultaten van het symposium zijn dat alternatieven voor chloor in kaart zijn gebracht, ruimte is ontstaan voor innovaties en het onderwerp op de bestuurlijke agenda is gezet.
3.2
Bekendheid en gebruik van de maatregelen
Deze paragraaf behandelt de bekendheid en het gebruik van de maatregelen en de daaruit voortgekomen producten en diensten onder werkgevers en werknemers. De nadruk ligt hierbij op de bekendheid en gebruik onder werkgevers. Aan 100 bedrijven is in de telefonische enquête gevraagd of zij de instrumenten kennen die zijn ontwikkeld tijdens de convenantsperiode. 1 Hierbij is gesproken met degene die verantwoordelijk is voor het arbobeleid, meestal de directeur/eigenaar, manager/bedrijfsleider of medewerker personeelszaken. Bij de bedrijven die een hulpmiddel kennen is tevens gevraagd of zij dat ook gebruiken en toepassen in de organisatie. Hiermee is een beeld te verkrijgen van het bereik van het convenant.
3.2.1
Z i e k t e v e rz u i m
De volgende tabel geeft een overzicht van de bekendheid en gebruik van de producten en diensten op het gebied van verzuim bij degene met wie gesproken is in het bedrijf. Deze instrumenten zijn niet gericht op werknemers en zijn daarom niet meegenomen in de werknemersenquête. De percentages tellen (horizontaal) op tot 100%, maar kleine afwijkingen door afrondingsverschillen zijn mogelijk. Onder gebruik kan ook worden verstaan: deelname en toepassing. Tabel 3.5
Bekendheid en gebruik producten en diensten ziekteverzuim werkgevers Onbekend klein
Bekend en gebruik
groot
klein
groot
Bekend, geen gebruik klein
groot
Cursus verzuim
63%
55%
2%
6%
35%
39%
Toolkit verzuim
76%
65%
6%
18%
18%
18%
RI&E
51%
45%
18%
26%
31%
30%
Branchearrangement
61%
67%
Aegon: 166 deelnemende bedrijven
Bron: Telefonische enquête bedrijven
Als de verschillende producten en diensten worden vergeleken, valt op dat de RI&E en de cursus verzuimmanagement het bekendst zijn. De cursus verzuimmanagement wordt echter weinig afgenomen. Dit lijkt volgens de BBC samen te hangen met de weinig aantrekkelijke naam en het relatief lage verzuim in de branche. Bovendien was met subsidie van SFRecreatie al zes jaar een verzuimcursus af te nemen, waardoor de markt verzadigd was. De digitale branche RI&E is wat betreft downloads een succes te noemen. Tot eind mei 2007 is de RI&E 1.738 keer gedownload. Het gemak van internet speelt hierbij zeker een rol. Afgaande op de cijfers in de tabel gebruiken niet alle bedrijven de branche RI&E ook daadwerkelijk. 1
De enquête geeft met 100 bedrijven een indicatief beeld. Percentages wijken maximaal 9,5% af van de werkelijke percentages onder alle bedrijven in de branche (met 95% waarschijnlijkheid).
44
Daaronder vallen bedrijven die zelf een RI&E hebben laten ontwikkelen voor de convenantsperiode. De toolkit verzuim en het branchearrangement zijn het minst bekend. Mogelijk dat meer bedrijven de toolkit zouden kennen als in de enquête gesproken was over ‘informatiemap’ (want dat is de toolkit feitelijk). Van degenen die de toolkit kennen zegt minder dan de helft er gebruik van te maken. Dat is opmerkelijk, omdat de toolkit naar bijna alle bedrijven in de branche is verzonden. Dit kan er op duiden dat verzuim in veel bedrijven geen issue is voor de werkgever. De toolkit wordt dan weinig geraadpleegd. De bekendheid van het branchearrangement als geheel is niet groot, omdat veel bedrijven een of meer modules afnemen (met een andere naam). Van de modules van het arrangement maken volgens Aegon anno maart 2007 166 bedrijven gebruik. Van de niet-gebruikers onder de 100 geënquêteerde bedrijven zegt 44% in de toekomst deel te willen nemen aan het arrangement. Daartegenover staat een groep van gelijke omvang die daarvan geen gebruik wenst te maken. Voor alle producten en diensten en diensten geldt dat de bekendheid en het gebruik toenemen met de bedrijfsgrootte. Kleine bedrijven zijn veel minder op de hoogte van de producten en diensten van het Arboplusconvenant en maken er ook minder gebruik van. Dit is in lijn met de convenantscommunicatie, die met name sinds 2006 gericht was op (middel)grote bedrijven.
3.2.2
L i c h a m e l i jk e b e l a s ti ng
De volgende tabel geeft een overzicht van de bekendheid en gebruik van de producten en diensten op het gebied van lichamelijke belasting. Tabel 3.6
Bekendheid en gebruik producten en diensten lichamelijke belasting werkgevers Onbekend
Bekend en gebruik
Bekend, geen gebruik
klein
groot
klein
groot
klein
groot
Cursus lichamelijke belasting
69%
57%
2%
0-6%*
29%
37%
Toolkit lichamelijke belasting
86%
63%
2%
12%
12%
25%
Cursus preventiemedewerker
39%
24%
39%
59%
23%
18%
Bron: Telefonische enquête werkgevers. * 6% van de respondenten weet niet of iemand in het bedrijf heeft deelgenomen aan deze cursus. Het maximaal mogelijke gebruik is dus 6% van de bedrijven.
De producten en diensten die zijn ontwikkeld op het gebied van fysieke belasting laten een sterk wisselend beeld zien qua bekendheid. De cursus preventiemedewerker is zeer bekend en wordt ook relatief vaak afgenomen. Uit cijfers van SFRecreatie blijkt dat in 2006 en 2007 voor 69 cursisten subsidie is aangevraagd.1 Een verklaring voor het succes is de wettelijke verplichting voor bedrijven een preventiemedewerker te hebben per 1 juli 2005. Kleine bedrijven met minder dan 10 werknemers zeggen vaak dat zij geen preventiemedewerker hebben. De werkgever mag deze taken op zich nemen.
1
Omdat waarschijnlijk niet alle werkgevers een subsidieaanvraag hebben gedaan, kan het werkelijke aantal cursisten hoger liggen.
45
De cursus en toolkit lichamelijke belasting zijn beduidend minder bekend, met name onder kleine bedrijven. Deze producten zijn dan ook eind 2006 gerealiseerd, toen de convenantscommunicatie gericht was op (middel)grote bedrijven. De geïnterviewde personen of hun collega’s nemen de cursus en toolkit nauwelijks af. Uit gegevens van SFRecreatie blijkt dat voor zes cursisten subsidie is aangevraagd. 1 Oorzaak voor de geringe totale bekendheid en gebruik is waarschijnlijk de relatief late totstandkoming van de cursus en toolkit. Verder speelt mee dat ieder bedrijf één toolkit opgestuurd heeft gekregen. Het is dus mogelijk dat de geënquêteerde persoon binnen het bedrijf de toolkit niet kent en raadpleegt, maar het bedrijf de toolkit wel in huis heeft als naslagwerk. Het oplossingenboek ten slotte is niet opgenomen in de tabel. Hiervan is bekend dat het 1.743 keer is geopend op de website keep-it-cool, vergelijkbaar met de RI&E (1.738 downloads). Dit is een indicatie dat het oplossingenboek net als de RI&E qua gebruik een succesvol instrument is.
3.2.3
Ag r e s s i e e n g e w e l d
De volgende tabel geeft een overzicht van de bekendheid en gebruik van de producten en diensten op het gebied van agressie en geweld Tabel 3.7
Bekendheid en gebruik producten en diensten agressie en geweld werkgevers Onbekend
Bekend en gebruik
Bekend, geen gebruik
klein
groot
klein
groot
klein
groot
Cursus omgaan met agressie
22%
8%
12%
30-34%*
65%
59%
Toolkit ongewenst gedrag
67%
53%
4%
12-14%**
29%
32%
Bron: Telefonische enquête werkgevers *4% weet niet of er medewerkers in het bedrijf deze cursus hebben gevolgd. Het maximaal mogelijke gebruik is dus 34%. **2% weet niet of medewerkers in het bedrijf deze toolkit hanteren. Het maximaal mogelijke gebruik is dus 14%
Van de producten en diensten en diensten tegen agressie en geweld is de cursus omgaan met agressie zeer bekend bij werkgevers (gemiddeld kent 85% de cursus). Ook 23% van de werknemers kent deze cursus. De cursus omgaan met agressie is daarmee het bekendst van alle convenantsproducten, ondanks dat hij pas medio 2006 tot stand is gekomen. Onder zwembaden is hij iets bekender dan in de verblijfsrecreatie. Tot april 2007 hebben ruim 200 mensen de cursus gevolgd. Zij waarderen de inhoud, het programma en de trainer zeer hoog: gemiddeld een 8,4. De cursus omgaan met agressie is daarmee een van de grootste successen van het convenant te noemen. De toolkit ongewenst gedrag is verspreid als cursusboek onder de deelnemers van de cursus omgaan met agressie. Van de werknemers kent 3% de toolkit ongewenst gedrag. Dat is een relatief hoog percentage, gezien de 200 deelnemers aan de cursus. De toolkit is ook verspreid onder bijna alle bedrijven met personeel. De toolkit is minder bekend bij werkgevers dan de cursus en wordt ook minder gebruikt. Net als bij de andere toolkits geldt hierbij waarschijnlijk dat deze toolkit onvoldoende zijn weg richting de verantwoordelijken voor arbobeleid heeft gevonden. Grote organisaties kennen en gebruiken de toolkit beduidend vaker dan kleine organisaties.
1
Omdat waarschijnlijk niet alle werkgevers een subsidieaanvraag hebben gedaan, kan het werkelijke aantal cursisten hoger liggen.
46
Het benoemen van agressie en geweld als arbeidsrisico is op zichzelf ook een succes in de recreatiebranche. In de periode voor het convenant was het thema min of meer een taboe. Gedurende de convenantsperiode zijn partijen zich bewuster geworden van de oorzaken, risico’s en oplossingen van ongewenst gedrag.
3.2.4
F y s i s c h e w e r k om s t a n d i g h e d e n
Rondom het thema fysische werkomstandigheden in zweminrichtingen (chloor en geluid) zijn geen concrete producten en diensten voor werkgevers en/of werknemers ontwikkeld. Chloor en geluid zijn met de onderzoeken, pilots, expertmeeting en het symposium vooral verkend en op de agenda gezet van sociale partners, overheid en andere belanghebbenden. Het chloorcongres is druk bezocht. De waardering van de deelnemers was zeer hoog voor zowel de informatievoorziening, de sprekers, als de organisatie. De belangrijkste resultaten van het congres zijn dat alternatieven voor chloor in kaart zijn gebracht, ruimte is ontstaan voor innovaties en het onderwerp op de bestuurlijke agenda is gezet. De expertmeeting over hinderlijk geluid in zwembaden was op uitnodiging en daarom kleinschaliger dan het chloorcongres. De kwaliteit was volgens de BBC-leden goed. De resultaten van het gehooronderzoek onder zwembadmedewerkers bevestigen de noodzaak van nadere maatregelen. Er zijn onder zwembadmedewerkers meer slechthorenden die voldoen aan de criteria voor beroepsslechthorendheid dan verwacht en dit hangt hoogstwaarschijnlijk samen met het werken in binnenbaden.1
3.3
Conclusie
De meeste voorgenomen maatregelen uit het convenant zijn gerealiseerd. Sommige maatregelen op het gebied van verzuim zijn niet gerealiseerd en de meeste maatregelen op het gebied van lichamelijke belasting hebben een andere invulling gekregen. Dit is gebeurd op basis van voortschrijdend inzicht waarvoor duidelijke argumenten en aanwijsbare oorzaken zijn aangedragen: nieuwe wetgeving die de maatregelen overbodig maakt, subsidie voor de maatregelen uit andere bronnen en een aanpak die beter aansluit bij de (meestal kleine en middelgrote) recreatiebedrijven. Het is een succesfactor dat de BBC zich niet vastpinde op het plan van aanpak. Hierdoor is de energie gestoken in het realiseren van praktisch toepasbare, op de recreatiebranche toegesneden producten en diensten. De bekendheid van producten en diensten schommelt tussen de kwart en meer dan vier vijfde van de werkgevers. Het gebruik tussen de nul en de helft van de werkgevers. De succesvolle producten en diensten hebben gemeen dat zij aansluiten bij wettelijke verplichtingen (RI&E en preventiemedewerker), inspelen op urgente thema’s (agressie en geweld) en/of direct praktisch toepasbaar zijn (zoals de RI&E en het Oplossingenboek). Een minder groot succes zijn de toolkits ‘Lichamelijke belasting’ en ‘Ongewenst gedrag’ en de cursussen ‘Verzuimmanagement’ en ‘Lichamelijke belasting’ (feitelijk een rondgang door het bedrijf).
1
Arbounie, Aanpak van geluid in zwembaden. Rapportage van een onderzoeks- en adviestraject in het kader van het Arboplusconvenant Recreatie. (juni 2007).
47
Achter de lage bekendheids- en gebruikscijfers van deze producten schuilen verschillende factoren. Bij de cursus ‘Verzuimmanagement’ spelen het lage verzuim in de branche, de verzadigde markt voor verzuimcursussen en de weinig urgente naam waarschijnlijk een rol. Bij de toolkits speelt mee dat werkgevers tijdens de enquête de naam waarschijnlijk niet associëren met de informatiemap waar het feitelijk om gaat. Bovendien belanden de toolkits bij de personen die de bijbehorende cursus hebben gevolgd of verantwoordelijk zijn voor het arbobeleid. Dat is niet altijd de persoon met wie is gesproken. Het beperkte gebruik van de cursus ‘Lichamelijke belasting’ hangt mogelijk samen met de relatief late totstandkoming (eind 2006). Het convenant kent geen doelstellingen voor de bekendheid en het gebruik van producten en diensten. Er is dus geen maatstaf waaraan de bekendheids- en gebruikscijfers zijn te relateren. In ieder geval was het niet te verwachten dat een meerderheid van de bedrijven de producten en diensten kent en gebruikt. De effectieve looptijd van het convenant was kort en het convenant kende vier thema’s. Hierdoor was de BBC genoodzaakt de onderwerpen van het convenant te prioriteren en sequentieel aan te pakken. Dit brengt met zich mee dat sommige instrumenten aan het eind van de convenantsperiode zijn gerealiseerd.
48
4
Doelbereik
In dit hoofdstuk staat het doelbereik van het Arboplusconvenant Recreatie centraal. Onder doelbereik wordt verstaan in welke mate de kwantitatieve doelstellingen van het convenant zijn behaald. Per onderwerp bespreken we het doelbereik. Onderzoeksvragen die in dit hoofdstuk aan de orde komen, zijn: Is er verschil opgetreden ten opzichte van de nulmeting: in de mate waarin fysieke werkbelasting voorkomt? in het ziekteverzuim? in het voorkomen van agressie en geweld? in blootstelling aan belastende fysische omstandigheden? Zijn de gekwantificeerde doelstellingen (op branche- en deelsectorniveau) van het convenant bereikt? Het hoofdstuk is gebaseerd op de eindmeting onder werknemers. Het bestand van de eindmeting is gewogen naar leeftijd en geslacht van de totale werknemerspopulatie in april 2007. Hiermee wordt de oververtegenwoordiging van vrouwen en ouderen in de respons rechtgetrokken. De eindmeting geeft een representatief beeld van de stand van zaken onder werknemers in april 2007.
4.1
Ziekteverzuim
Op het gebied van ziekteverzuim is in het Arboplusconvenant de volgende doelstelling genoemd: Het ziekteverzuimpercentage is in totaal met 20% gereduceerd. De aandacht zal hierbij vooral uitgaan naar maatregelen gericht op vermindering van het aandeel werkgerelateerd verzuim in het bijzonder voor de functiegroepen ‘techniek en groen’, ‘schoonmaak en logistiek’ en ‘zwembadmedewerkers’.
Uitgangspunt bij het trekken van conclusies over het behalen van de verzuimdoelstelling is het verzuimpercentage van 3,9% in de nulmeting in juni 2004. Bij dezelfde berekenwijze in de eindmeting is het resultaat een verzuimpercentage van 4,1%. Het – toch al lage – verzuim in de recreatiebranche is dus nagenoeg gelijk gebleven.1 De verzuimdoelstelling van het convenant is in het bijzonder gericht op werkgerelateerd verzuim voor de functiegroepen ‘techniek en groen’, ‘schoonmaak en logistiek’ en ‘zwembadmedewerkers’. De volgende tabel vergelijkt de percentages uit de nul- en de eindmeting.
1
Het kleine verschil is statistisch niet significant.
49
Tabel 4.1
Percentage werknemers dat hun klachten geheel of gedeeltelijk toeschrijft aan het werk, op het aantal personen dat zich het afgelopen jaar ziek heeft gemeld, naar functie
Functie
% werknemers nulmeting % werknemers eindmeting
Procentueel verschil
Techniek en groen
40%
33%
-17,5%
Schoonmaak en logistiek
39%
34%
-12,8%
Zwembad
44%
48%
+9,1%
Bron: Enquête werknemers
Het werkgerelateerde verzuim is bij de in het convenant genoemde functiegroepen ‘techniek en groen’ en ‘schoonmaak en logistiek’ redelijk fors gedaald. Dat is een succes te noemen, omdat de werknemers in functiegroepen vaak ouder zijn en specifieke problemen hebben. Zwembadmedewerkers schrijven hun klachten iets vaker toe aan het werk. Al met al is te concluderen dat de verzuimdoelstelling formeel gezien niet is behaald, het verzuimpercentage is niet met 20% gedaald. Maar een belangrijk element van verzuim - het werkgerelateerde verzuim – is voor de functiegroepen ‘techniek en groen’ en ‘schoonmaak en logistiek’ wel afgenomen.
4.2
Fysieke belasting
Het Arboplusconvenant noemt de volgende doelstelling op het gebied van fysieke belasting: Reductie van het percentage werknemers dat aangeeft klachten van het bewegingsapparaat geheel of gedeeltelijk toe te schrijven aan het werk – naar aanleiding van tillen, houding en repeterende bewegingen – van 43% naar 35%.
In de eindmeting is werknemers gevraagd naar klachten aan het bewegingsapparaat en de mate waarin zij die toeschrijven aan het werk. De volgende tabel geeft de antwoorden en percentages weer. Tabel 4.2
Percentage werknemers dat klachten van het bewegingsapparaat toeschrijft aan het werk % werknemers nulmeting
% werknemers eindmeting
Procentueel verschil
Geheel of gedeeltelijk
43%
50%
+16,3%
Misschien
28%
23%
-17,9%
Niet
28%
27%
-7,1%
100%
100%
Totaal Bron: Enquête werknemers
Het percentage werknemers dat zegt klachten van het bewegingsapparaat geheel of gedeeltelijk toe te schrijven aan het werk is gestegen van 43% naar 50%. Deze stijging is statistisch significant en kan dus niet aan toeval worden toegeschreven. De doelstelling op het gebied van fysieke belasting is niet gehaald.
50
Opvallend is dat de stijging samengaat met een stijging van het percentage werknemers dat werkt onder belastende omstandigheden (waaronder het tillen van zware lasten, werken in een ongemakkelijke houding, uitvoeren van repeterende bewegingen). De onderstaande tabel toont de opvallendste verschillen tussen de nul- en eindmeting. Tabel 4.3
Opvallende verschillen nul- en eindmeting op werken onder belastende omstandigheden
Moet u in uw werk Buigen of draaien met u hoofd/nek?
Lang achtereen staan?
Lopen?
Geknield of gehurkt werken?
Lichamelijk actief zijn?
% Nulmeting
% Eindmeting
vaak/regelmatig
62%
66%
soms/zelden
38%
34%
vaak/regelmatig
58%
66%
soms/zelden
42%
38%
vaak/regelmatig
58%
62%
soms/zelden
42%
38%
vaak/regelmatig
32%
39%
soms/zelden
68%
61%
vaak/regelmatig
66%
73%
soms/zelden
34%
27%
Bron: Enquête werknemers
In hoeverre werknemers daadwerkelijk vaker onder belastende omstandigheden werken, is onzeker. De belangrijkste oorzaak voor de verschillen tussen de nul- en eindmeting is waarschijnlijk de iets andere populatie. De eindmeting omvat in sterkere mate de vaste kern van werknemers, die vaker onder belastende omstandigheden werken dan seizoenskrachten. Seizoenskrachten ervaren de werkomstandigheden vanwege hun korte dienstverband waarschijnlijk ook als minder zwaar.
4.3
Agressie en geweld
Het thema agressie en geweld kende de volgende doelstelling: Reductie van de risicopopulatie welke is blootgesteld aan agressie en geweld. Het percentage werknemers dat aangeeft de afgelopen 12 maanden één of meerdere keren blootgesteld te zijn aan agressie en geweld, specifiek gekeken naar lastig gedrag enerzijds en serieuze bedreiging en/of lichamelijke agressie anderzijds, is aan het einde van de convenantperiode met 20% gereduceerd van respectievelijk 47% naar 38% en van 16% naar 13%. In de eindmeting is net als in de nulmeting aan werknemers gevraagd of zij in de afgelopen twaalf maanden te maken hebben gehad met lichamelijke agressie en/of serieuze bedreiging aan de ene kant en lastig gedrag aan de andere kant. De onderstaande tabel geeft de risicopopulatie weer die is blootgesteld aan deze vormen van agressie en geweld.
51
Tabel 4.4
Blootstelling aan agressie en geweld % werknemers nulmeting
% werknemers eindmeting
Procentueel verschil
16%
20%
+25%
47%
49%
+4,1%
Lichamelijke agressie en/of serieuze bedreiging Lastig gedrag Bron: Enquête werknemers
In totaal staat 20% van de werknemers bloot aan lichamelijke agressie en/of serieuze bedreiging. Daarmee is de risicopopulatie significant met 25% gestegen ten opzichte van de nulmeting. De populatie die te maken heeft met lastig gedrag is licht gestegen naar 49%. Deze stijging is niet significant. De conclusie luidt dat de doelstelling op het gebied van agressie en geweld niet is gehaald. De risicopopulatie is niet gedaald. Cijfers van de Arbeidsinspectie, die betrekking hadden op zweminrichtingen, plaatsen deze conclusie in een ander daglicht. Uit een vergelijking tussen inspectieprojecten van de Arbeidsinspectie in 1998 en 2006 blijkt dat het bewustzijn in zweminrichtingen groter is geworden. In 2006 deed 82% van de baden voldoende om medewerkers te beschermen tegen agressie en geweld door bezoekers. In 1998 was nog maar 40% van de zwembaden zich bewust van de risico’s van lastige bezoekers voor het personeel.
4.4
Fysische werkomstandigheden
Ten slotte is op het gebied van fysische werkomstandigheden in zweminrichtingen de volgende doelstelling geformuleerd: Reductie van de risicopopulatie, welke is blootgesteld aan belastende fysische werkomstandigheden in zweminrichtingen – te weten geluid, temperatuur, vochtigheid en chloor of andere chemische stoffen in de lucht. Aandacht van partijen gaat in het bijzonder uit naar een aanzienlijke reductie van het percentage werknemers, werkzaam in zweminrichtingen, dat aangeeft altijd of vaak last te hebben van een hinderlijke galm van geluid en/of hinderlijk lawaai door machines, aan het einde van de convenantperiode. Er is tijdens het sluiten van het convenant gekozen geen kwantitatieve doelstelling te formuleren op het gebied van fysische werkomstandigheden. Er waren op basis van de nulmeting en bevindingen van de Arbeidsinspectie indicaties dat ‘chloor’ en ‘geluid’ in zweminrichtingen een arbeidsrisico vormden. Wetenschappelijk bewijs voor de relatie tussen chloor en geluid en klachten bij zwembadmedewerkers was er nog niet. Eén van de doelen van het Arboplusconvenant was – in de woorden van de BBC-leden – vooral deze onderwerpen ‘op de agenda’ te zetten. Het is dus niet mogelijk vast te stellen in welke mate de doelstelling op het gebieden van fysische werkomstandigheden is behaald. Wel is te zeggen of er sprake is van een reductie van de risicopopulatie.
52
De volgende tabel geeft het percentage werknemers dat altijd of vaak last heeft van de belastende fysische werkomstandigheden geluid en chloor in zweminrichtingen. Tabel 4.5
Overlast geluid en chloor in zweminrichtingen
Last van hinderlijke galm van geluid
Last van lawaai van machines
Last van te veel chloor
% Nulmeting
% Eindmeting
altijd
9%
11%
vaak
17%
19%
soms
32%
38%
nooit
42%
32%
altijd
3%
4%
vaak
8%
7%
soms
28%
28%
nooit
62%
61%
altijd
8%
10%
vaak
12%
12%
soms
46%
51%
nooit
34%
27%
Bron: Enquête werknemers
Het percentage werknemers dat altijd of vaak last heeft van hinderlijke galm van geluid is significant toegenomen. Het percentage medewerkers dat last heeft van lawaai van machines en te veel chloor is nagenoeg gelijk gebleven. Aangezien de risicopopulatie niet is gedaald, is deze doelstelling niet behaald. Hierbij is de kanttekening op zijn plaats dat de eindmeting voor deze doelstelling te vroeg heeft plaatsgevonden. In de eerste maanden van 2007, vlak voor de eindmeting, zijn de eerste maatregelen op het gebied van chloor en geluid genomen. Het is dus niet te verwachten dat de risicopopulatie gedaald zou zijn.
4.5
Conclusie
Over het percentage ziekteverzuim is de doelstelling opgenomen dat deze met 20% moet zijn gedaald. Deze doelstelling is niet behaald. Het toch al lage verzuim in de recreatiebranche van 3,9% is nagenoeg gelijk gebleven en bedraagt 4,1%. Wel is het werkgerelateerde verzuim voor de functiegroepen ‘techniek en groen’ en ‘schoonmaak en logistiek’ afgenomen. De doelstelling op het gebied van fysieke belasting betreft een reductie van het percentage werknemers dat klachten van het bewegingsapparaat geheel of gedeeltelijk toeschrijft aan het werk van 43% naar 35%. Deze doelstelling is niet behaald. Het percentage werknemers is significant gestegen van 43% naar 50%. De stijging gaat samen met een stijging van het percentage werknemers dat werkt onder belastende omstandigheden. Het convenant bevat voor het thema agressie en geweld de doelstelling dat het percentage werknemers dat aangeeft de afgelopen 12 maanden één of meerdere keren blootgesteld te zijn aan agressie en geweld, specifiek gekeken naar lastig gedrag enerzijds en serieuze bedreiging en/of lichamelijke agressie anderzijds, aan het einde van de convenantperiode met 20% is gereduceerd. Deze doelstelling is niet behaald. De risicopopulatie die blootstaat aan lichamelijke agressie en/of serieuze bedreiging is significant gestegen van 16% naar 20%.
53
De populatie die te maken heeft met lastig gedrag is ongeveer gelijk gebleven. Uit cijfers van de Arbeidsinspectie blijkt wel dat zweminrichtingen zich bewuster zijn van de risico’s van agressie en geweld en vaker maatregelen nemen om het personeel te beschermen. Ten slotte is op het gebied van fysische werkomstandigheden in zweminrichtingen de doelstelling geformuleerd dat de risicopopulatie die is blootgesteld aan belastende fysische werkomstandigheden in zweminrichtingen – te weten geluid, temperatuur, vochtigheid en chloor of andere chemische stoffen in de lucht, is gedaald. De doelstelling is niet behaald. De risicopopulatie is licht gestegen. Het is echter niet realistisch een daling te verwachten, omdat in de eerste helft van 2007 een start is gemaakt met het nemen van maatregelen, dat is vlak voor de eindmeting. Een relativering bij het doelbereik is hier op zijn plaats. De eindmeting omvat voornamelijk de vaste kern van personeel binnen recreatiebedrijven, terwijl de nulmeting in sterkere mate ook de tijdelijke seizoens- en hulpkrachten omvat. De laatste groepen verzuimen minder. De iets andere samenstelling van de eindmeting kan een negatief effect hebben op het ziekteverzuim en het vóórkomen van de arbeidsrisico’s fysieke belasting, agressie en geweld en fysische werkomstandigheden.
54
5
Doeltreffendheid
In dit hoofdstuk geven we de doeltreffendheid van het Arboplusconvenant weer. Onder doeltreffendheid verstaan we de relatie tussen de maatregelen die in het kader van het convenant zijn ingezet en de effecten van deze maatregelen. Aangezien de doelstellingen van het convenant niet zijn behaald, gaan we eerst in op de factoren die het behalen van de doelstellingen hebben belemmerd. Daarna behandelt paragraaf 5.2 de door werkgevers en werknemers waargenomen doeltreffendheid.
5.1
Belemmerende factoren
De BBC heeft de afgelopen 2,5 jaar gewerkt aan het realiseren van zinvolle arboproducten en diensten voor de branche en het communiceren daarover. Hoe is het te verklaren dat de doelstellingen niet zijn behaald? Hieronder gaan we in op belemmerende factoren binnen de branche en externe factoren.
5.1.1
Binnen de branche
Binnen de branche spelen drie met elkaar samenhangende factoren een cruciale rol. 1. Korte effectieve looptijd Het convenant heeft een korte effectieve looptijd gehad. Doordat er vier verschillende thema’s waren, was de BBC genoodzaakt de maatregelen sequentieel aan te pakken. Dit heeft tot gevolg gehad dat de effectieve looptijd, waarbinnen de producten en diensten beschikbaar zijn, zeer kort is geweest: Verzuim:
vanaf eind 2005
Agressie en geweld:
vanaf begin 2006
Fysieke belasting:
vanaf eind 2006
Fysische werkomstandigheden:
vanaf begin 2007
De seizoenen zijn voor deze branche nog een extra vertragende factor geweest. Alleen buiten het hoogseizoen, tussen oktober en maart, zijn werkgevers en werknemers te bereiken. In die periode vragen andere onderwerpen en partijen ook de aandacht. Het is dan ook te zien dat het gebruik van de producten en diensten nog aan de lage kant is. 2. Beginsituatie Het onderwerp arbo stond, zoals aangegeven in het plan van aanpak van het convenant, bij veel bedrijven niet op de agenda anno 2004. De branche kent veel kleine en middelgrote ondernemingen en het ziekteverzuim was laag in vergelijking met het landelijk gemiddelde, waardoor er waarschijnlijk weinig gevoel van urgentie binnen ondernemingen was. Om werkelijk het verzuim, agressie en geweld, fysieke belasting en fysische werkomstandigheden aan te pakken, was het wellicht nog te vroeg. Voordat gedrag van werknemers of werkgevers verandert, moeten zij zich eerst bewust zijn van gevaren en deze vervolgens herkennen en erkennen. Een effectieve periode van een à twee jaar is dan te kort. Hierbij komt ook dat het aanbieden van collectieve arbodienstverlening in de vorm van arboproducten en -diensten nieuw was voor de branche. De BBC kon bij de meeste maatregelen niet voortbouwen op bestaand arbobeleid in de branche en moest de maatregelen dus ‘van de grond af’ bedenken,
55
ontwikkelen, testen en implementeren. Individuele bedrijven moesten wennen aan deze nieuwe manier van werken (en worden benaderd). 3. Ambitieuze doelstellingen De doelstelling van 20 procent reductie van het ziekteverzuim is destijds door het ministerie van SZW voor alle Arboplusconvenanten als uitgangspunt genomen. Gezien het lage verzuimpercentage in de recreatiebranche bij de nulmeting was dit een zeer ambitieuze doelstelling. Het voordeel van ambitieuze doelen is dat zij motiverend kunnen werken. Het nadeel is dat het behalen van de doelstelling – zeker bij de beginsituatie in deze branche en de korte effectieve looptijd – een schier onmogelijke opgave is. Achteraf gezien had het stellen van een reëel doel dat aangepast is op de branchespecifieke situatie de haalbaarheid vergroot. 4. Werkgevers als hefboom Bij de meeste maatregelen zijn werkgevers als hefboom gebruikt om het verzuim en de arbeidsrisico’s bij werknemers te verminderen. Dat is gezien de korte looptijd van het convenant en het verloop in de branche door in- en uitstroom van seizoens- en hulpkrachten ook een efficiënte keuze geweest. De keerzijde is dat de werknemers pas worden bereikt als werkgevers producten en diensten afnemen en ook daadwerkelijk toepassen in de organisatie. Uit hoofdstuk 3 bleek dat dat niet altijd het geval is.
5.1.2
Ext e r n e f a c t o r e n
Buiten de branche hebben drie factoren een rol gespeeld bij de doeltreffendheid. 1. Hoogconjunctuur Algemeen geldt dat er een relatie is tussen de conjunctuur en het ziekteverzuim.1 In tijden van hoogconjunctuur stijgt het ziekteverzuim, terwijl het ziekteverzuim in tijden van laagconjunctuur daalt. Verschillende mechanismen spelen hierbij mogelijk een rol. Ten eerste zullen werknemers zich in tijden van hoge werkloosheid uit angst voor ontslag minder makkelijk ziek melden. Andere mechanismen zijn dat in hoogconjunctuur meer werknemers uit marginale arbeidsmarktgroepen (en daarmee met een slechtere gezondheid) worden aangenomen die bij economische teruggang ook weer als eersten hun baan kwijtraken.2 Volgens het Centraal Planbureau beleeft de Nederlandse economie al sinds 2004 een opleving en verdubbelde het groeitempo in 2006 zelfs tot 3 procent. Als gevolg daarvan neemt de werkloosheid af en is het aantal vacatures gestegen.3 Aangezien we dus momenteel een periode van hoogconjunctuur meemaken, is het waarschijnlijk dat dit ook in de recreatiebranche een opwaartse druk op de verzuimcijfers heeft gegeven. 2. Maatschappelijk aandacht agressie en geweld Voor het specifieke thema ‘agressie en geweld’ uit het convenant is veel maatschappelijke en politieke aandacht geweest. Gedurende de looptijd van het convenant zijn er enkele incidenten in zweminrichtingen geweest die media-aandacht genereerden. De Arbeidsinspectie heeft tussen juli 2005 en februari 2006 gecontroleerd of zwembaden maatregelen ne1 2
3
CPB, De conjunctuurgevoeligheid van ziekteverzuim (Den Haag 2005). H. Lindner en T.J. Veerman, Nederland wordt beter. De effecten van beleid en conjunctuur op het ziekteverzuim (Den Haag / Leiden 2003). Centraal Planbureau, Centraal Economisch Plan 2007.
56
men.1 Samen met de aandacht van het convenant kan dit er toe hebben geleid dat zwembadmedewerkers gevoeliger zijn geworden voor tekenen van agressie en geweld. Agressie en geweld zijn geen ‘part of the job’ meer, maar worden door werknemers mogelijk sneller aangemerkt als een probleem. Er heeft dus een bewustwordingsproces plaatsgevonden. 3. Wetswijzigingen verzuim en re-integratie Al sinds 1992 is in de wetgeving rondom ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid een groot aantal wijzigingen ingevoerd. Daarnaast is nieuwe wetgeving in werking getreden, zoals de WIA, de WVP en de Wet VLZ. Doel van deze nieuwe wetten is werkgevers er toe te bewegen het ziekteverzuim en het aantal arbeidsongeschikten binnen het eigen bedrijf aan te pakken. Veel van deze maatregelen bevatten financiële prikkels voor zowel werknemers als werkgevers. Een aantal maatregelen is voor en tijdens de uitvoering van het Arboplusconvenant ingevoerd. In april 2002 is de Wet Verbetering Poortwachter (WVP) in werking getreden met als doel het ziekteverzuim en de WIA-instroom terug te dringen. De wet omvat een aantal maatregelen die tot doel hebben een zieke werknemer eerder en effectiever te begeleiden naar het eigen of ander werk. De wet dwingt werknemers en werkgevers om bij een WAO-aanvraag voldoende te hebben gedaan om WAO-intrede te voorkomen. De inspanningen moeten worden vastgelegd in een re-integratieverslag. Als het UWV bij de WAO-keuring vaststelt dat de werknemer te weinig heeft gedaan om weer te gaan werken kan WAO-toekenning worden geweigerd; als het UWV vindt dat de werkgever in gebreke is gebleven kan de periode waarin de werkgever het verzuiminkomen moet doorbetalen verlengd worden met maximaal een jaar. Lindner en Veerman concluderen op basis van hun onderzoek dat WVP vooral een succes is bij grotere bedrijven. 2 De geschatte invloed bedraagt een daling van 0,7 procentpunt van het verzuim in het jaar 2002. Bij kleine bedrijven nemen zij een omgekeerd effect waar. De auteurs opperen dat dit laatste te wijten kan zijn aan de procedurele veranderingen in de verzuimbegeleiding zoals de WVP die vraagt. Deze zouden bij kleine bedrijven voor meer bureaucratische procedures en vertraging hebben gezorgd. Een tweede wet die invloed heeft gehad is de Wet Verlenging Loondoorbetaling bij Ziekte (Wet VLZ) die is ingevoerd per 1 januari 2004. Het uitgangspunt van deze wet en de daaruit voortvloeiende regelingen is het (financieel) stimuleren van werkgevers én werknemers om te komen tot een adequate werkhervatting van de zieke werknemer, ondermeer door: De loondoorbetalingverplichting van werkgevers te verlengen van 1 jaar (52 weken) naar 2 jaar (104 weken). Het verlengen van de loondoorbetalingverplichting geeft werkgevers een groter financieel belang om zieke werknemers te re-integreren. Ook voor werknemers een financiële prikkel in te voeren: in het Najaarsakkoord 2004 is afgesproken dat de loondoorbetaling in de eerste twee jaren van ziekte maximaal 170 procent van het laatstverdiende loon bedraagt. Het is aan de CAO-partijen om de verdeling van de loondoorbetaling over de eerste twee ziektejaren nader uit te werken.
1
Arbeidsinspectie, Inspectieproject Zwembaden. A730. (2006). Lindner H, T.J. Veerman. Nederland wordt beter. De effecten van beleid en conjunctuur op het ziekteverzuim. Den Haag / Leiden, 2003. 2
57
De WIA is per 1 januari 2006 de opvolger van de WAO. Door de WIA is het accent verlegd van wat mensen niet meer kunnen, naar wat zij wel kunnen. Het nadrukkelijke doel is om werknemers voor uitval te behoeden, of hen waar mogelijk bij het arbeidsproces te betrekken. De WIA geldt voor mensen die op of na 1 januari 2004 arbeidsongeschikt zijn geworden. Degenen die voor die datum al arbeidsongeschikt waren, blijven onder de WAO vallen. De drie genoemde maatregelen hebben hoogstwaarschijnlijk ook in de recreatiebranche een beperkend effect op het ziekteverzuim gehad. Dat blijkt niet uit de eindmeting. Het gunstige effect van wetswijzigingen kan teniet zijn gedaan door het effect van hoogconjunctuur op het ziekteverzuim. Ook heeft het meetmoment zeer waarschijnlijk geleid tot een opwaartse druk op het verzuim.
5.2
Ervaring doeltreffendheid werkgevers en werknemers
In deze paragraaf behandelen we de door werkgevers en werknemers waargenomen relatie tussen doelbereik en de ingezette maatregelen. Werkgevers is gevraagd een oordeel te geven over de mate waarin het Arboplusconvenant heeft bijgedragen aan het verbeteren van de arbeidsomstandigheden in het bedrijf. Zij konden daarbij een cijfer geven van 1 tot en met 10. Het gemiddelde is berekend en de cijfers zijn gegroepeerd in vijf categorieën. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen bedrijven die één of meer producten of diensten gebruiken en bedrijven die dat niet doen. Tabel 5.1
Oordeel over de bijdrage van het Arboplusconvenant aan het verbeteren van arbeidsomstandigheden, naar gebruikers en niet-gebruikers van producten of diensten Gebruikers
Niet-gebruikers
Totaal
-
-
-
40%
14%
27%
Middelgrote bijdrage (5-6)
33%
33%
33%
Kleine bijdrage (3-4)
15%
9%
12%
Zeer kleine/geen bijdrage (1-2)
13%
44%
29%
100%
100%
100%
5,6
3,6
4,5
40
43
83
Zeer grote bijdrage (9-10) Grote bijdrage (7-8)
Totaal Gemiddeld oordeel tussen 1-10 N Bron: Enquête werkgevers
Het Arboplusconvenant heeft volgens de meeste werkgevers een ‘middelgrote bijdrage’ geleverd aan het verbeteren van de arbeidsomstandigheden. Gemiddeld geven zij een 4,5. Gebruikers van een of meer producten of diensten vinden veel vaker dat het convenant een grote bijdrage heeft geleverd. Het gemiddelde cijfer (5,6) is bij gebruikers hoger dan bij niet-gebruikers (3,6). Tot de groep gebruikers behoren vaker grote organisaties met 100 en meer werknemers.
58
Werkgevers hebben ook een inschatting gemaakt van het effect van de individuele producten en diensten op de doelstellingen verzuim, fysieke belasting en agressie en geweld. Alleen werkgevers die de producten of diensten en diensten hebben toegepast, kregen deze vraag voorgelegd. Omdat dat er weinig zijn1, wordt het beeld bepaald door ‘uitschieters’ naar boven en beneden. Hierdoor is het lastig harde conclusies te verbinden aan de uitkomsten. De algemene inschatting van werkgevers is dat de meeste producten of diensten enig effect hebben gehad op verzuim, fysieke werkomstandigheden en omgaan met agressie en geweld. Eén hulpmiddel springt er boven uit: de cursus omgaan met agressie. Een groot deel van de afnemers schat in dat de werknemers hierdoor veel beter kunnen omgaan met agressie en geweld. Aan werknemers is gevraagd of zij vinden dat de aandacht voor arbeidsomstandigheden de afgelopen twee jaar in hun organisatie is toegenomen, afgenomen of gelijk is gebleven. Tabel 5.2
Toename aandacht arbeidsomstandigheden in afgelopen twee jaar volgens werknemers Aantal
%
30
4%
Toegenomen
191
29%
Gelijk gebleven
333
45%
64
9%
Sterk toegenomen
Afgenomen Sterk afgenomen
25
3%
Niet van toepassing, werk er nog niet zo lang
35
8%
Niet ingevuld
21
3%
699
100%
Totaal Bron: Enquête werknemers
De meeste werknemers vinden dat de aandacht voor arbeidsomstandigheden gelijk is gebleven, maar er is een redelijk grote groep die vindt dat de aandacht is toegenomen. Uit de antwoorden van werkgevers en werknemers is te concluderen dat het convenant wel degelijk een effect heeft gehad op de arbeidsomstandigheden in de branche. De inschatting is alleen dat het effect nog relatief klein is.
5.3
Conclusie
De doeltreffendheid van de maatregelen van het convenant is beperkt. De meeste werknemers en werkgevers schatten in dat het convenant een bijdrage heeft geleverd aan het verbeteren van de arbeidsomstandigheden, maar dat die bijdrage beperkt is. Dat heeft niet gelegen aan de inspanningen van de BBC. Er is de afgelopen jaren een branchebreed structuur ontstaan voor arbodienstverlening en er zijn veel maatregelen gerealiseerd. Het is echter nog te vroeg om de effecten van deze maatregelen vast te stellen. De branche had te maken met een ‘lastige’ uitgangssituatie. Het verzuim was laag, het arbobeleid moest nog worden ontwikkeld en veel werkgevers gaven arbo weinig prioriteit in de bedrijfsvoering. 1
Er hebben immers 100 werkgevers meegedaan aan de enquête.
59
Voorts liep het convenant gedurende een periode van voorzichtige economische opleving, wat doorgaans een nadelig effect heeft op het ziekteverzuim. Achteraf gezien is te stellen dat het gezien deze omstandigheden en de randvoorwaarden van het convenant (de vier ambitieuze doelstellingen en de korte looptijd) een bijna onmogelijke opgave was om de doelen te bereiken.
60
6
Duurzaamheid
Een belangrijke vraag is in hoeverre de convenantsafspraken en activiteiten die uit het Arboplusconvenant Recreatie zijn voortgekomen zijn geborgd. Onder borging verstaan we de ‘verankering’ van de afspraken en activiteiten in beleid. De mate van borging zegt iets over het structurele of incidentele karakter van het convenant. Er is onderscheid gemaakt tussen de borging op brancheniveau (paragraaf 6.1) en op organisatieniveau (paragraaf 6.2). Daarnaast identificeren we in paragraaf 6.3 kansen en bedreigingen voor borging van het convenant. Daarmee beantwoordt dit hoofdstuk de volgende onderzoeksvragen: Zijn er afspraken over voortzetting van het beleid op brancheniveau? Is er commitment bij de convenantpartijen voor voortzetting van het beleid? Hebben bedrijven de convenantmaatregelen geïntegreerd in de bedrijfsvoering? Wat is de behoefte bij ondernemers en werknemers aan verdere ondersteuning op het gebied van arbeidsomstandigheden in de toekomst?
6.1
Afspraken over borging op brancheniveau
In een studie naar borging op brancheniveau wordt een onderscheid gehanteerd, dat ook in het licht van de voorliggende evaluatie nuttig is.1 Geborgde initiatieven en activiteiten zijn te ordenen in drie hoofdtypen: normerende, infrastructurele en instrumentele borging. De meest verregaande vorm van verankering in beleid is normerende borging. Organisaties kunnen in dat geval niet vrijblijvend omgaan met de naleving. Afspraken over borging zijn min of meer als norm opgelegd aan de sector, bijvoorbeeld in een CAO. Bij infrastructurele borging gaat het om het creëren van ondersteunende infrastructuur. De betrokken partijen brengen (een deel van) het ontwikkelde instrumentarium onder bij bestaande organisaties in de sector. De derde vorm van borging is instrumenteel en slaat op het beschikbaar houden en regelmatig actualiseren van het aanbod van activiteiten, instrumenten en producten of diensten voor de doelgroepen van het convenant.
6.1.1
N o r m e r e nd e b o r g i ng
De meest verregaande vorm van borging is vastlegging in bindende schriftelijke afspraken voor de hele sector. Een arbo(plus)convenant is daarvan een belangrijk voorbeeld. Tijdens de looptijd van het Arboplusconvenant recreatie zijn twee bindende schriftelijke afspraken gemaakt. De branche RI&E is aangemeld bij www.rie.nl (Arbo Platform Nederland) en in de CAO vastgelegd en daarmee een officieel erkend branche-instrument. Als bedrijven met 25 of minder werknemers een erkende branche RI&E gebruiken, komen zij in aanmerking voor de lichtere RI&E-toets. Doordat de branche RI&E door sociale partners van de recreatiebranche eveneens is vastgelegd in de CAO, geldt in het geheel geen toets meer voor deze bedrijven.
1
Bureau Bartels, Borging van arboconvenanten (juli 2006).
61
In de CAO Recreatie is een protocol opgenomen dat er “een werkgroep [wordt] ingesteld die zal onderzoeken welke activiteiten moeten worden voortgezet na afloop van het Arboconvenant en hoe dat gefinancierd moet worden. De werkgroep zal tevens de mogelijkheden van een arbocatalogus bekijken.”1 Deze afspraak biedt een basis voor normerende borging, omdat de CAO-partijen hierbij betrokken zijn. De concrete invulling ligt evenwel niet vast. Concluderend is te stellen dat er op de branche RI&E na nog geen sectoraal bindende afspraken zijn over borging van het convenant.
6.1.2
Infrastructurele borging
Een belangrijke vorm van infrastructurele borging bestaat uit het aanwijzen van een partij die de te borgen activiteiten en instrumenten in de toekomst zal voortzetten. Daarnaast bestaat infrastructurele borging uit het voortzetten van netwerken/platformen die tijdens de convenantperiode zijn ontstaan. Met het aanwijzen van een partij die de convenantsinstrumenten in de toekomst zal voortzetten, hebben de BBC en de projectorganisatie al in een vroeg stadium rekening gehouden. Gedurende de looptijd van het convenant heeft de BBC ervoor gezorgd dat een groot deel van de producten of diensten en cursussen is ondergebracht bij andere partijen die na de convenantsperiode verantwoordelijk (kunnen) zijn voor het arbeidsomstandighedenbeleid. Sociale partners zijn eigenaar van instrumenten en cursussen en SFRecreatie is verantwoordelijk voor de uitvoering. Bovendien is de subsidieregeling ‘Educatief Verlof’ van SFRecreatie ook na de convenantsperiode van toepassing op de convenantscursussen. De tijdens het convenant ontwikkelde producten of diensten zijn via de sociale partners dus goed geborgd. Er zijn (nog) geen afspraken over het voortzetten van het Knooppunt Recreatie als servicepunt, helpdesk, aanjager of deskundige partij op het gebied van arbeidsomstandigheden in de branche. De basis voor borging van het thema chloor is na het chloorsymposium gelegd door de betrokken partijen. Afgesproken is ondermeer dat NPZ/NRZ het initiatief neemt om met de betrokken partijen te spreken over vervolgactiviteiten. Het ministerie van VROM wil het thema verdiepen en experimenteren met alternatieven. Ook wordt nagedacht over concrete maatregelen, zoals voorlichting, een keurmerk, en het opnemen van de thema’s in een Arbocatalogus.
6.1.3
I n s t r u m e n t e l e b o r gi n g
Instrumentele borging is gericht op het in stand houden, blijvend aanbieden, actualiseren en doorontwikkelen van instrumenten en activiteiten die tijdens het convenant zijn ontwikkeld. De inspanningen van de BBC en de projectorganisatie hebben geleid tot verschillende producten of diensten, die voor de branche beschikbaar blijven. Borging van de uitvoering via de bestaande infrastructuren in de branche verzekert in principe dat de producten of diensten ook geactualiseerd blijven. 1
CAO Recreatie van 1 juli 2006 tot 1 juli 2008. Protocol IV, p. 62.
62
Het gaat hierbij om: de RI&E (uitvoering SFRecreatie) het helpdesknummer 0900-RECREATIE (uitvoering SFRecreatie) de website keep-it-cool (uitvoering SFRecreatie) de cursussen (zijn opgenomen in het cursusaanbod van SFRecreatie en zijn met subsidie van SFRecreatie af te nemen) het branchearrangement (wordt verzorgd vanuit RECRON) de toolkits en themabulletins (ondergebracht bij SFRecreatie). Al met al is te stellen dat de instrumentele borging adequaat is geregeld.
6.2
Borging(sbehoefte) op organisatieniveau
In deze paragraaf gaan we in op de borging van de maatregelen en producten of diensten van het convenant en de borgingsbehoefte bij bedrijven. Uit hoofdstuk 4 bleek dat niet alle maatregelen en producten of diensten hun weg al hebben gevonden naar de bedrijven in de branche. Er zijn vooral veel kleine bedrijven die de maatregelen en producten of diensten niet kennen. Ook ligt het gebruik van de meeste producten of diensten vrij laag. Eenzelfde conclusie trekt het Knooppunt Recreatie uit de bedrijfsbezoeken: “De bedrijfsbezoeken maken duidelijk dat op de verschillende convenantonderwerpen nog verdere verbetering mogelijk en wenselijk is. Gezond werken is nog niet opgenomen als ‘de normale manier van werken”.1 De producten of diensten van het convenant zijn op organisatieniveau dus nog niet overal geborgd. Niet alleen kennis en gebruik van producten of diensten, maar ook de ontwikkeling van het eigen arbobeleid is een aspect van borging op organisatieniveau. In de enquête onder werkgevers is gevraagd of het bedrijf bezig is met de verdere ontwikkeling van het arbobeleid. Daarbij is nagegaan of kennis of gebruik van het Arboplusconvenant daaraan heeft bijgedragen. De onderstaande figuur geeft de antwoorden weer. Figuur 6.1 Actief bezig met verdere ontwikkeling arbobeleid naar gebruik en kennis van het Arboplusconvenant 60%
48%
50%
48%
38%
40%
33%
23%
20%
29%
28%
30% 25%
21% 19%
17%
18%
16% 14% 11%
10%
9%
0% heel actief
actief gebruikers
niet-gebruikers
nauwelijks actief kennis
niet actief
geen kennis
Bron: Enquête werkgevers 1
VDRA/Orbis, Keep-it Cool kwam naar u toe! Bedrijfsbezoeken in het Arboconvenant Recreatie 2005-2007.
63
In totaal is ruim de helft van de bedrijven (heel) actief bezig met de verdere ontwikkeling van het arbobeleid. Gebruikers en kenners van het convenant zijn er vaker actief mee bezig. Dat kan er op wijzen dat het convenant een stimulerende rol speelt. Het omgekeerde is ook mogelijk: bedrijven die actief hun arbobeleid ontwikkelen, maken (daarbij) vaker gebruik van het Arboplusconvenant. Dat laatste lijkt het geval. Vooral (middel)grote bedrijven zeggen actief bezig te zijn met de ontwikkeling van het arbobeleid. Deze organisaties hadden het thema arbo waarschijnlijk al voor de convenantsperiode op de agenda staan. Concluderend is te stellen dat het convenant onder de organisaties in de branche nog onvoldoende is geborgd. De andere zijde van de medaille is de borgingsbehoefte bij werkgevers. Aan werkgevers is in de telefonische enquête gevraagd of het zinvol zou zijn elementen van het convenant voort te zetten na de convenantsperiode. Het antwoord hierop is een bijna eenstemmig ‘ja’: In totaal vindt 87% het (heel) zinvol als de deskundigheid van het Knooppunt Recreatie op enigerlei wijze bewaard blijft en voortgezet wordt. Ook over het behouden van de producten of diensten die zijn gericht op veilig en gezond werken (cursussen, toolkits en dergelijke) zijn de bevraagde werkgevers enthousiast: 95% wil deze behouden. Maar liefst 97% vindt het zinvol als er binnen de branche regelmatig voorlichting wordt gegeven over veiligheid en preventie. Werkgevers zouden het dus zeer zinvol vinden als elementen van het convenant voort worden gezet. Uit de reacties van werkgevers op de enquête blijkt dat er bedrijven zijn die naar aanleiding van de enquête meer interesse zijn gaan vertonen in het onderwerp arbo en de convenantsproducten of diensten. Dit wijst er op dat het voortzetten van communicatie en voorlichting over arbeidsomstandigheden en de convenantsproducten of diensten voorziet in een behoefte bij werkgevers. Een andere bevestiging hiervan is te vinden in de suggesties die werkgevers doen bij het vergroten van het nut van het convenant. Volgens 34% had het nut van het convenant groter kunnen zijn. Bijna al deze werkgevers zeggen dat er meer bekendheid aan het convenant gegeven had kunnen worden. Velen hebben er wel van ‘gehoord’, maar er weinig van ‘gezien’. (Nog) meer persoonlijke communicatie (genoemd worden bedrijfsbezoeken en belrondes) zou het nut volgens bedrijven vergroten.
6.3
Kansen en bedreigingen borging
Uit paragraaf 6.1 bleek dat met name de normerende en infrastructurele borging van het Arboplusconvenant op brancheniveau nog niet helemaal vastligt. Paragraaf 6.2 constateerde dat het de convenantsmaatregelen hun weg nog niet naar alle bedrijven hebben gevonden. Het is met het oog op het maken van afspraken over de borging dus relevant inzicht te hebben in de kansen en bedreigingen voor borging.
64
6.3.1
Kansen
De volgende kansen voor borging zijn te onderscheiden: Uit de gesprekken met de BBC-leden en leden van de projectorganisatie blijkt dat er voldoende draagvlak is om elementen van het convenant voort te zetten. Vrij algemeen is het gevoel dat het arbobeleid met het convenant in de branche op de kaart is gezet, maar dat er nog een slag te maken is om veilig en gezond werken onderdeel te laten worden van de dagelijkse routine van alle werkgevers en werknemers. Er is personele overlap tussen enkele BBC-leden en de CAO-partijen van het Georganiseerd Overleg Recreatie (GOR). De toewijding die BBC-leden hebben getoond in de BBC bevordert de borging buiten de BBC. De recreatiebranche is sterk in ontwikkeling en heeft de afgelopen jaren een professionaliseringsslag doorgemaakt op het gebied van CAO/arbeidsvoorwaarden, arbeidsmarkt en opleidingen. Bij een branche die zich dusdanig profileert is te verwachten dat er ook een branchebreed arbeidsomstandighedenbeleid wordt ontwikkeld. Dat er vanuit de CAO een werkgroep is ingesteld die op basis van het convenant aanbevelingen doet voor het arbobeleid in de branche, bevestigt dit. De wensen en behoeften van bedrijven en werknemers en de nuttigste maatregelen en producten of diensten worden als uitgangspunt genomen bij de afspraken over voortzetting van onderdelen van het convenant. Dit bevordert het draagvlak voor voortzetting en voorkomt dat er energie wordt gestoken in de minder kansrijke onderdelen van het convenant. De ontwikkelde cursussen en producten of diensten zijn in principe houdbaar voor de toekomst en ook bruikbaar na de convenantperiode. De convenantmaatregelen voorzien in een behoefte van werkgevers en werknemers. Ondanks de vrij lage bekendheid- en gebruikscijfers zijn bijna alle werkgevers zeer enthousiast over voortzetting van het convenant. Ook de maatschappelijke aandacht voor veilig en gezond werken, waaronder het kunnen omgaan met agressie en geweld, zal niet snel wegebben. De verwachte krapte op de arbeidsmarkt leidt tot een grotere vraag naar personeel. Om bij een vergrijzende en ontgroenende arbeidsmarkt voldoende werknemers te behouden, is het van belang het ziekteverzuim te beperken. Het belang van branchebreed arbobeleid neemt hierdoor toe. De afgelopen jaren hebben individuele werkgevers en sociale partners steeds meer verantwoordelijkheid gekregen voor het verzuim- en re-integratiebeleid (onder andere Wet VLZ en WIA). Hierdoor neemt het belang van een goed arbobeleid op bedrijfs- en brancheniveau toe.
6.3.2
B e d r e i g i ng e n
De volgende bedreigingen voor borging zijn te onderscheiden: Juist nu het thema arbo op de agenda staat in de branche en er zinvolle, branchespecifieke producten of diensten zijn ontwikkeld, zou van de communicatie een speerpunt gemaakt kunnen worden. Hierover zijn nog geen afspraken gemaakt. Een risico is dat de convenantproducten of diensten onvoldoende voor het voetlicht gebracht blijven worden. Na de convenantsperiode wordt het thema arbo buiten het constructieve, tripartiete BBCoverleg geplaatst en wordt het onderdeel van bipartiet overleg tussen CAO-partijen. Hierdoor is er geen specifieke aandacht meer voor arbo en wordt het een van de vele CAOonderwerpen.
65
De kennis van het convenant ligt bij specifieke personen en partijen. Die kennis gaat deels verloren als het Knooppunt Recreatie, de projectorganisaties en het ministerie van SZW na afloop van het convenant niet meer betrokken zijn bij het arbobeleid in de branche. Er is nog geen concreet alternatief voor of een afspraak over voortzetting van het Knooppunt Recreatie. De ervaring is dat een hoge organisatiegraad onder werknemers en (daardoor) sterke werknemersorganisaties de borging van maatregelen in arboconvenanten bevorderen.1 De organisatiegraad is in de recreatiebranche relatief laag. Het convenant kent veel thema’s. Bij het maken van afspraken over de borging zal een nadere selectie misschien nodig zijn, gezien de beschikbare middelen. De bijdrage van het ministerie van SZW valt na de convenantsperiode weg. Dat leidt tot een forse beperking van de middelen. Hiervoor zullen de sociale partners vervangende middelen moeten zoeken.
6.4
Conclusie
De BBC en projectorganisatie hebben vanaf het begin van het convenant op verschillende wijzen rekening gehouden met de borging. Daarbij is vooral aandacht besteed aan de infrastructurele borging via SFRecreatie en de borging van instrumenten (instrumentele borging). De sociale partners zijn namelijk verantwoordelijk voor de uitvoering van producten of diensten en cursussen na de convenantperiode. Hiermee is verzekerd dat producten of diensten gebruikt kunnen blijven worden door werkgevers en werknemers en dat actualisatie mogelijk is. Infrastructurele borging bestaat ook uit het voortzetten van het netwerken die tijdens de convenantperiode zijn ontstaan. Er zijn geen afspraken gemaakt over het voortzetten van het Knooppunt Recreatie. Voortzetting van het Knooppunt zou bevorderend werken op de borging, omdat daar veel kennis aanwezig is. Verder zijn er geen sectoraal bindende afspraken gemaakt over de borging van het convenant (normerende borging). Wel is in de CAO Recreatie opgenomen dat een werkgroep na afloop van het convenant onderzoekt welke activiteiten moeten worden voortgezet en hoe die gefinancierd moeten worden. De inzet is het opstellen van een Arbocatalogus. Of en hoe maatregelen exact worden geborgd, is niet zeker. Vrij algemeen is de indruk dat het arbobeleid met het convenant in de branche vooral op de kaart is gezet. Er zijn zinvolle producten of diensten en aantrekkelijke communicatieuitingen ontwikkeld. Niet alle werkgevers en werknemers kennen en gebruiken de producten of diensten, maar werkgevers zijn wel enthousiast over voortzetting van (elementen van) het convenant. Er is dus nog een slag te maken om veilig en gezond werken onderdeel te laten worden van de dagelijkse routine van alle werkgevers en werknemers. Het voortzetten en intensiveren van de communicatie over arbobeleid in de branche en hulp bij de implementatie van maatregelen, kunnen hieraan een bijdrage leveren.
1
Bureau Bartels, Borging van arboconvenanten (juli 2006).
66
Bijlage 1
Literatuur en bronnen
Bronnen Arbo-intentieverklaring verblijfsrecreatie en zweminrichtingen inzake Arboplusconvenant, 20 oktober 2003. Arboplusconvenant sector Recreatie, 9 december 2004. CAO Recreatie van 1 juli 2006 tot 1 juli 2008. Folder branchearrangement Verzuim en Zorg Aegon. Keep it Cool specials (themabulletins) ‘Verzuim’, ‘Ongewenst gedrag’, ‘Lichamelijke belasting’ en ‘Geluid’. Ministerie van SZW, brief ‘Tweedefaseconvenanten’, 20 juni 2003. Plan van aanpak behorende bij het Arboplusconvenant Recreatie, 9 december 2004. Toolkits ‘Verzuim’, ‘Ongewenst gedrag’ en ‘Lichamelijke belasting’. Verslagen van de BBC-vergaderingen en daarbij besproken notities, 2005-2007. Websites www.keep-it-cool.nl www.sectorrecreatie.nl www.arboconvenanten.szw.nl Literatuur Arbeidsinspectie, Inspectieproject Zwembaden. A730. (2006). Arbounie, Aanpak van geluid in zwembaden. Rapportage van een onderzoeks- en adviestraject in het kader van het Arboplusconvenant Recreatie. (juni 2007). Bedrijfschap Horeca en catering, Trendonderzoek in-, door- en uitstroom van werknemers 2004-2005. Verblijfsrecreatie en zweminrichtingen (2006) en de samenvatting en beoordeling van het trendonderzoek door Research voor Beleid. Bureau Bartels, Borging van arboconvenanten (juli 2006). Centraal Planbureau, Centraal Economisch Plan 2007. CPB, De conjunctuurgevoeligheid van ziekteverzuim (Den Haag 2005). H. Lindner en T.J. Veerman, Nederland wordt beter. De effecten van beleid en conjunctuur op het ziekteverzuim (Den Haag / Leiden 2003). IRAS en NKAL, Invloed van luchtkwaliteit op het voorkomen van klachten bij personeel van zwemgelegenheden. (februari 2006). KIWA Water Research, Oriënterend onderzoek naar desinfectietechnieken voor zwembadwater (juni 2007). Nog te verschijnen. Research voor Beleid, Arbeidsomstandigheden in de verblijfsrecreatie en zweminrichtingen. Nulmeting arboplusconvenant (oktober 2004). RIVM, Chloor in zwembaden; lopend onderzoek naar effecten op de luchtwegen (januari 2007). VDRA/Orbis, Keep-it Cool kwam naar u toe! Bedrijfsbezoeken in het Arboconvenant Recreatie 2005-2007 (2007).
67
68
Bijlage 2
Kosten en baten
In deze bijlage behandelen we de kosten en baten van het Arboplusconvenant Recreatie. KPMG heeft een rekenmodel ontwikkeld waarmee een kosten/batenanalyse van arboconvenanten is te maken. Voor de vulling van dit model zijn gedetailleerde branchegegevens nodig over de lonen en het aantal zieken en WAO-ers. Deze gegevens ontbreken in de recreatiebranche. Daarom hebben we ervoor gekozen de kosten en baten kort te beschrijven. Kosten Arboplusconvenant De totale begroting van het Arboplusconvenant bedraagt € 1.375.000,-. Hiervan is € 750.000,- bijdragen door de branche. Het ministerie van SZW droeg € 625.000,- bij. De grootste lasten zijn de kosten voor de proces- en projectbegeleiding geweest (inclusief het Knooppunt Recreatie). Het overige geld is besteed aan onder andere de ontwikkeling van producten en diensten (cursussen, pilots, toolkits), communicatie en onderzoek. Baten Arboplusconvenant Het is een stuk minder eenvoudig de baten van het Arboplusconvenant in kaart te brengen. Een gangbare methode om de baten van een convenant inzichtelijk te maken is het frictiekostenmodel. Om dit model te hanteren is het nodig inzicht te hebben in de veranderingen in het ziekteverzuimcijfer, het aantal werknemers in de branche en informatie over de totale loonkosten per fte en het gemiddelde bruto jaarloon. Helaas zijn niet al deze gegevens beschikbaar. De frictiekostenmethode is zonder deze informatie niet bruikbaar. De vraag is wat dan wel de baten van het convenant zijn. Op dit moment is het lastig daar uitspraken over te doen. De in het plan van aanpak aangekondigde voorzieningen en doelactiviteiten zijn ofwel gerealiseerd ofwel er is aan gewerkt, maar zaken zijn nog niet geïmplementeerd door de werkgevers. De doelstellingen zijn op dit moment niet bereikt. Op dit moment is de conclusie dat het Arboplusconvenant (nog) niet geleid heeft tot directe financiële baten voor de branche. Wanneer de producten die ontwikkeld zijn hun weg vinden naar de werkgevers is het aannemelijk dat het convenant de komende jaren de werkgevers een kostenbesparing kan opleveren door een daling van het ziekteverzuim danwel door het voorkomen van een stijging als gevolg van hoogconjunctuur.
69
70
Bijlage 3
Realisatie producten en diensten
4e kwart.'05
1e kwart.'06
2e kwart.'06
3e kwart.'06
4e kwart.'06
1e kwart.'07
Algemeen Kick off bijeenkomst
20 sept. 05
Free publicity
sept. 05
Website
sept. 05
Prijzenpakket op de site
okt. 05
Awardprogramma op de site
okt. 05
Beschikbaarheid gadgets (mokken, keycords, stickers, t-shirts, petjes)
okt. 05
Cursusbrochure
jun. 06
Leaflet Awardprogramma
jun. 06
Mailing Awardprogramma aan FNV-leden
aug. + sept.06
FNV Manifestatie
jan. 07
Recreatech
feb. 07
Verzuim RI&E
nov. 05
Cursus preventiemedewerker
nov. 05
Branche arrangement
nov. 05
Netwerkbijeenkomsten Preventiemedewerker + RI&E
nov./dec. 05
Toolkit Verzuim
mrt. 06
E-mailing toolkit Verzuim
mrt. 06
Themabulletin Verzuim
mrt. 06
Freecard verzuim
apr. 06
Cursus Verzuimmanagement
apr. 06
E-mailing branchearrangement
aug./sept. 06
apr. 07
Agressie Expertbijeenkomst Agressie Cursus Omgaan met Agressie Netwerkbijeenkomsten Verzuim en Agressie Themabulletin Agressie
mrt. 06 apr. 06 april/mei 06 jun. 06
Toolkit Hinderlijk gedrag
jul. 06
Freecard Hinderlijk gedrag
jul. 06
E-mailing Toolkit Agressie
aug. 06
Lichamelijke belasting Cursus Lichamelijke belasting
jun. 06
Toolkit Lichamelijke belasting
sept. 06
Digitaal oplossingenboek
sept. 06
E-mailing Lichamelijke belasting
okt. 06
Free card Lichamelijke belasting
okt. 06
Themabulletin Lich. Belasting
nov. 06
Fysische belasting Symposium Chloor
mrt. 07
Digitaal oplossingenboek
mei 07
Rapport Geluid in zwembaden
mei 07
Themabulletin Geluid
mei 07
71
72
Bijlage 4
Checklist interviews
Interviews evaluatie Arboplusconvenant Recreatie B3307, 23 maart 2007
Uitgangssituatie en input 1. Wat waren de belangrijkste uitgangspunten bij de totstandkoming van het arboplusconvenant? 2.
Wat waren de belangrijkste doelstellingen voor uw organisatie bij de totstandkoming van het arboplusconvenant?
3.
Waarom is er gekozen voor doelen op het niveau van de risicopopulatie en niet ook op het niveau van bedrijven?
4.
Waarom zijn de doelen op het gebied van fysische werkomstandigheden niet gekwantificeerd?
5.
Waren de gestelde doelen reëel qua ambitie?
6.
Is het reëel de gestelde doelen te behalen binnen de tijdspanne (9 dec 2004 tot 1 juli 2007)?
7.
Wat waren de verwachtingen over het behalen van de doelen?
Uitvoering 8. Hoe is het opzetten van het brancheloket verlopen? a. Duur oprichting b. Rol projectorganisatie hierbij c. Rol convenantpartijen d. Eigen deskundigheid e. Gebruik gemaakt van externe deskundigheid 9.
In hoeverre heeft het brancheloket uitvoering kunnen geven aan zijn hoofdtaken? a. procesondersteuning BBC b. bewaking en uitvoering Plan van Aanpak c. helpdeskfunctie d. verzamelen en verspreiden branchespecifieke info e. onderhouden contacten met partijen betrokken bij PvA f. inhoudelijke en procesmatige aansturing van externe bureaus g. bewaking van financiën en verzorgen van periodieke rapportages over de voortgang
10. Waren de doelen en maatregelen uit het Plan van Aanpak voldoende uitgewerkt om daaruit activiteiten te kunnen ontplooien en producten te kunnen ontwikkelen? 11. Zijn alle voorgenomen maatregelen uit het plan van aanpak uitgevoerd? Waarom wel/niet? Welke wel/niet? 12. Welke activiteiten en producten zijn op basis van de maatregelen uit het Plan van Aanpak geformuleerd/ontwikkeld?
73
13. In hoeverre is bij de ontwikkeling van maatregelen en activiteiten rekening gehouden met de specifieke kenmerken van de branche? (Veel kleine bedrijfjes, seizoenswerkers, veel parttimers, lager- en middelbaar geschoolden) 14. In hoeverre is de aandacht voor werkgerelateerd verzuim vooral gericht is op de functiegroepen techniek en groen, schoonmaak en logistiek en zwembadmedewerkers? 15. In hoeverre is er bij de communicatie van het Arboplusconvenant rekening gehouden met de specifieke kenmerken van de branche? (Veel kleine bedrijfjes, seizoenswerkers, veel parttimers, lager- en middelbaar geschoolden) 16. Hoe oordeelt u over de uitvoering van de maatregelen, activiteiten en producten? 17. Wat zijn de kritische succes en faalfactoren bij de uitvoering van het convenant geweest?
Resultaten 18. Wat is uw indruk van de mate waarin de communicatie- en voorlichtingsactiviteiten de werkgevers en werknemers hebben bereikt? 19. Wat is uw indruk van de mate waarin de maatregelen, activiteiten en producten zijn geimplementeerd door bedrijven en gebruikt door werknemers? 20. Wat is uw indruk van de ervaringen van werkgevers en werknemers met de activiteiten en producten en hun oordeel over de bruikbaarheid en kwaliteit ervan? 21. Wat is uw inschatting van het behalen van de doelstellingen? 22. Waren de doelstellingen volgens u ook behaald als het convenant niet was uitgevoerd? 23. Wat zijn succes- en faalfactoren bij het behalen van resultaten en doelstellingen geweest? 24. Welke externe factoren kunnen een rol spelen bij het al dan niet behalen van doelstellingen? 25. Welke activiteiten en producten zijn volgens u te beschouwen als successen en in welke mate zijn deze overdraagbaar? Zijn er good practices te benoemen?
Kosten/baten 27. Wat is uw inschatting van de verhouding tussen kosten en baten?
Borging 26. Is het zinvol de activiteiten rondom het convenant voort te zetten? Waarom? 27. Welke plannen zijn er over voortzetting van convenantsactiviteiten? 28. Wat is uw indruk van de mate waarin bedrijven de maatregelen hebben geïntegreerd in de bedrijfsvoering? 29. Wat is uw indruk van de behoefte bij ondernemers en werknemers aan verdere ondersteuning op het gebied van arbeidsomstandigheden in de toekomst?
74
Bijlage 5
Vragenlijst werknemers
Vragenlijst medewerkers Sector Recreatie
75
B3307/april 2007
Copyright Fysieke Belasting © 2002, TNO / LOCOmotion / SKB / vhp producten BV, Hoofddorp / Bennekom / Amsterdam / Den Haag Agressie en Geweld © 2002, IVP / SKB , Zaltbommel / Amsterdam Verzuim © 2002, AStri / Research voor Beleid, Leiden / Leiden Fysische werkomstandigheden © 2004, Research voor Beleid, Leiden Alle rechten voorbehouden. Deze uitgave mag niet worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar worden gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op een andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Hoewel bij de uitgave de uiterste zorg is nagestreefd kan voor de aanwezigheid van eventuele (druk-) fouten en/of onvolledigheden niet worden ingestaan en aanvaarden de auteurs en uitgever derhalve geen aansprakelijkheid. Dit is een anoniem onderzoek. De gegevens die u verstrekt worden uitsluitend gebruikt voor statistisch onderzoek op het gebied van arbeid en gezondheid.
76
Inleiding Deze vragenlijst is bedoeld voor werknemers in de recreatiebranche en de zwembaden. De vragenlijst is opgesteld om te onderzoeken of de werkomstandigheden zijn verbeterd. Goede werkomstandigheden dragen bij aan het werkplezier en zijn belangrijk om gezond te blijven. Door mee te doen aan dit onderzoek kunt u een bijdrage leveren aan het verbeteren van de werkomstandigheden in de sector recreatie. In 2004 werd door de werkgevers- en werknemersverenigingen in uw branche samen met het Ministerie van Sociale Zaken een ‘arboplusconvenant’ ondertekend. In dit arboplusconvenant zijn afspraken gemaakt die ervoor moeten zorgen dat de werkomstandigheden in de branche verbeteren. De resultaten van dit onderzoek worden onder meer gebruikt om te bepalen of de afspraken zijn gehaald. Deze vragenlijst bevat onder andere vragen over uw werkhouding, handelingen en uw werkomgeving. De vragen hebben betrekking op uw eigen werkplek. Als u de keuze tussen de antwoordmogelijkheden moeilijk vindt, kies dan het antwoord dat u het beste vindt passen bij uw werksituatie. Het invullen van de vragen neemt ongeveer 25 minuten van uw tijd in beslag. W ILT U BIJ HET INVULLEN VAN DE VRAGENLIJST EEN BLAUW OF ZWART SCHRIJVENDE PEN GEBRUIKEN? H o e v u l t u d e vr a g e nl i j s t i n ?
·
Aankruisen van antwoorden. De meeste vragen kunt u beantwoorden door het antwoord van uw keuze als volgt aan te kruisen: 7 (het vakje niet helemaal inkleuren!).
·
Wilt u een antwoord corrigeren dan dient u het foutief aangekruiste hokje volledig op te vullen en een ander hokje van uw keuze aan te kruisen 7.
·
Soms wordt gevraagd om een getal in te vullen in een vakje. Schrijf dan één cijfer per vakje, zodat het hele cijfer binnen het vakje komt. Bijvoorbeeld: Wat is uw lengte?
1
6
5
centimeter
Eén of meer antwoorden Op de meeste vragen kan maar één antwoord worden gegeven. Indien op een vraag meer antwoorden mogelijk zijn, staat dat nadrukkelijk bij de vraag vermeld. Doorverwijzing Soms kunt u één of meer vragen overslaan. In dat geval staat achter het aangekruiste antwoord - of na de vraag - met welke vraag u verder dient te gaan. Na het invullen kunt u de vragenlijst in bijgevoegde antwoordenvelop naar ons terugsturen. Een postzegel is niet nodig. U wordt verzocht de vragenlijst niet dubbel te vouwen of te kreuken. We stellen het op prijs als u de vragenlijst vóór 9 mei 2007 terug kunt sturen. Mocht u nog vragen hebben over het onderzoek of over het invullen van de vragenlijst dan kunt u bellen naar 071-525 3672 of mailen naar
[email protected]. Succes met invullen van de vragenlijst en alvast bedankt voor uw medewerking!
77
PERSOONSGEGEVENS Wilt bij de invulvragen steeds 1 cijfer of BLOKLETTER per hokje invullen en bij keuzevragen het hokje van uw antwoord aankruisen 7 ? 1.
Wat is uw geboortejaar?
19 2.
Wat is uw geslacht?
Vrouw
Man
3.
Wat is de hoogste opleiding die u heeft afgemaakt?
Basisonderwijs (lagere school)
Middelbaar beroepsonderwijs (MBO)
VMBO (LBO/MAVO)
Hoger beroepsonderwijs (HBO)
HAVO/VWO
Wetenschappelijk onderwijs (universiteit)
4.
Hoeveel jaar bent u werkzaam in de sector recreatie? Jaren
5.
Hoeveel jaar bent u werkzaam bij het bedrijf waar u momenteel werkt? Jaren
6.
Wat voor een type contract heeft u?
7.
Fulltime Flexitime Parttime Hulpkracht
Wat is de omvang van uw dienstverband? uren per week (volgens contract)
8.
Werkt u méér uren dan in uw contract is vastgesteld?
9.
Ja, structureel (vaak) Ja, incidenteel (af en toe) Nee, nooit (sla de volgende vraag over)
Zo ja, hoeveel (extra) uren is dat? (gemiddeld per week) uren per week
10.
Heeft u een leidinggevende functie?
Nee Ja
78
11. Tot welke categorie behoren uw werkzaamheden? Indien u meerdere soorten werkzaamheden verricht, kies dan het soort werkzaamheden waaraan u de meeste uren besteedt. (maximaal één antwoord aankruisen)
Techniek en groen Ontvangst en veiligheid Schoonmaak en logistiek Zwembad
Recreatie en vermaak Voedsel bereiden en bedienen Winkelverkoop Leidinggevend/ staf Administratie Anders, namelijk (s.v.p. in het vak schrijven)
12.
Bij welk type bedrijf werkt u? (meer antwoorden mogelijk)
Bungalowpark Camping Groepsaccommodatie Zweminrichting Anders, namelijk (s.v.p. in het vak schrijven)
13. Hoeveel personen werken er op het bedrijf waar u werkzaam bent? Het gaat om het totaal aantal personeelsleden dat gedurende het hele jaar door op het bedrijf werkt. Als het bedrijf meer dan 1 vestiging heeft, geef dan alleen het aantal werknemers aan van het park/de locatie waar u werkt.
1 tot en met 4 5 tot en met 9 10 tot en met 19 20 tot en met 49 50 tot en met 99 100 of meer
79
FYSIEKE BELASTING
ja, een enkele keer
nee, nooit
14. Had u de afgelopen 12 maanden last (pijn, ongemak) van uw:
ja, regelmatig
Klachten over uw nek, rug en ledematen
ja, langdurig
Onder ‘fysieke belasting’ wordt verstaan de belasting van uw lichaam door uw werkhouding of de handelingen die u in uw werk verricht. Zo kunnen bijvoorbeeld tillen en bukken een belasting vormen voor uw rug.
15. Hebben de hierboven aangekruiste klachten te maken met uw werk?
Ja, geheel Ja, gedeeltelijk Misschien Nee
16. Wat was de directe aanleiding van uw klachten?
Sportblessure Ongeval Huidaandoening Verrekking of verstuiking Snijwond of brandwond Aangeboren afwijking Reumatische aandoening Hernia
(meer antwoorden mogelijk)
80
Geen van bovenstaande oorzaken
zelden/nooit
soms
regelmatig
(heel) vaak
Tillen 17. Moet u in uw werk lasten van meer dan 5 kg: - tillen? - duwen of trekken? - dragen?
18. Moet u in uw werk zeer zware lasten van meer dan 25 kg: - tillen? - duwen of trekken? - dragen? 19. Moet u in uw werk tillen: - in een ongemakkelijke houding? - met de last ver van het lichaam? - met een gedraaid bovenlichaam? - met een last boven borsthoogte? - met één hand? - met een last die slecht is vast te pakken of vast te houden?
Houding 20. Moet u in uw werk buigen of draaien met: - uw bovenlichaam? - uw hoofd/nek? - uw polsen/handen?
21. Moet u in uw werk lang achtereen in een voorovergebogen of gedraaide houding werken met: - uw bovenlichaam? - uw hoofd/nek? - uw polsen/handen?
22. Moet u in uw werk: - in ongemakkelijke houdingen werken? - langdurig in dezelfde houding werken? - ver reiken met uw handen of armen? - uw armen geheven houden?
23. Moet u in uw werk lang achtereen: - staan? - zitten? - lopen? - geknield of gehurkt werken?
Repeterende bewegingen 24. Moet u in uw werk vele malen per minuut dezelfde bewegingen maken met: -
uw uw uw uw uw
bovenlichaam? hoofd/nek? arm(en)? hand(en)/polsen? vingers?
81
zelden/nooit
soms
regelmatig
(heel) vaak
Kracht, trilling en beweging 25. Moet u in uw werk: - Kracht zetten met uw armen of handen? - Stevig knijpen met uw handen? - Grote kracht uitoefenen op gereedschappen of apparaten?
- Heeft u in het werk trillend(e) gereedschap of apparaten in uw handen? - Rijdt u in het werk in voertuigen? - Moet u in uw werk lichamelijk actief (in beweging) zijn?
26. Hoeveel minuten per dag werkt u doorgaans met uw handen? (indien niet van toepassing vul dan een ‘0’ in)
- boven schouderhoogte?
ongeveer
minuten per dag
- onder kniehoogte?
ongeveer
minuten per dag
AGRESSIE EN GEWELD Als werknemer kunt u te maken krijgen met agressie en geweld op het werk. De volgende vragen hebben betrekking op het aantal eventuele incidenten, de daders en de gevolgen van agressie en geweld. In deze vragenlijst onderscheiden we drie verschillende soorten van agressie en geweld: lichamelijke agressie, serieuze bedreiging en lastig gedrag. Wat het onderscheid is tussen deze drie soorten wordt bij de onderstaande vragen steeds kort uitgelegd.
Lichamelijke agressie Onder ‘lichamelijke agressie’ verstaan wij situaties tijdens uw werk waarin men lichamelijk agressief tegen u was (ongeacht of u daarbij verwondingen opliep). Dat wil zeggen: u bent geslagen, bespuugd, geschopt, vastgegrepen, met voorwerpen bekogeld, gebeten, gekrabd, geduwd, gestoken of gestompt. 27. Hoe vaak heeft u de afgelopen 12 maanden tijdens uw werk een situatie meegemaakt waarin lichamelijke agressie tegen u werd gebruikt?
Afgelopen jaar niet Afgelopen jaar één of meerdere keren Iedere 6 maanden één of meerdere keren Iedere 3 maanden één of meerdere keren Iedere maand één of meerdere keren Iedere week één of meerdere keren
28. Als u terugdenkt aan de laatste keer dat tijdens uw werk lichamelijke agressie tegen u werd gebruikt, tot welke categorie behoorden de daders?
Niet van toepassing Klanten / gasten Collega’s en/of leiding Overig, namelijk (s.v.p. in het vak schrijven)
82
Serieuze bedreiging Het gaat hier om situaties waarin u serieus werd bedreigd tijdens uw werk. Bijvoorbeeld: dat iemand dreigde u iets aan te doen, u fors intimideerde, met een wapen dreigde of met lichamelijk geweld tegen u of uw familie-leden, of gedreigd werd u op een ander moment te grazen te nemen. Het gaat hier om bedreigingen, waarbij geen lichamelijke agressie tegen u werd gebruikt. 29. Hoe vaak bent u de afgelopen 12 maanden tijdens uw werk serieus bedreigd?
Afgelopen jaar niet Afgelopen jaar één of meerdere keren Iedere 6 maanden één of meerdere keren Iedere 3 maanden één of meerdere keren Iedere maand één of meerdere keren Iedere week één of meerdere keren
30. Als u terugdenkt aan de laatste keer dat u serieus werd bedreigd tijdens uw werk, tot welke categorie behoorden de daders?
Niet van toepassing Klanten / gasten Collega’s en/of leiding Overig, namelijk (s.v.p. in het vak schrijven)
Lastig gedrag Het gaat hierbij om situaties tijdens uw werk waarin iemand u lastig viel, zonder dat hierbij sprake was van lichamelijke agressie en/of serieuze bedreiging. Bijvoorbeeld: constant treiteren, pesten, negeren, constant afspraken niet nakomen, blijven zeuren, u belachelijk proberen te maken, spullen vernielen in uw bijzijn, zichzelf pijn (dreigen te) doen in uw aanwezigheid, gevolgd worden buiten het werk, uw spullen stelen, u uitschelden of beledigen, discriminerende of ongewenste opmerkingen tegen u maken, u ongewenst aanklampen, provoceren, of zich bij herhaling niet aan de regels houden. 31. Kunt u aangeven hoe vaak u de afgelopen 12 maanden tijdens uw werk te maken heeft gehad met lastig gedrag?
Afgelopen jaar niet Afgelopen jaar één of meerdere keren Iedere 6 maanden één of meerdere keren Iedere 3 maanden één of meerdere keren Iedere maand één of meerdere keren Iedere week één of meerdere keren
32. Als u terugdenkt aan de laatste keer dat u te maken had met lastig gedrag tijdens uw werk, tot welke categorie behoorden de daders?
Niet van toepassing Klanten / gasten Collega’s en/of leiding Overig, namelijk (s.v.p. in het vak schrijven)
83
Letsel en/of klachten ten gevolge van agressie en geweld Onderstaande vragen hebben betrekking op letsel en/of klachten ten gevolge van agressie en geweld tijdens het werk. Denkt u hierbij aan de incidenten die u (mogelijk) de afgelopen 12 maanden heeft meegemaakt. nee
ja
weet niet
33. Heeft u de afgelopen 12 maanden ten gevolge van lichamelijk geweld: - licht letsel opgelopen (schaafwonden, blauwe plekken, bloedneus, blauw oog etc.) in uw werk? - ernstig letsel opgelopen (steekwond, botbreuk, bewusteloosheid, kneuzingen etc.) in uw werk?
34. Heeft u de afgelopen 12 maanden ten gevolge van agressie en geweld in uw werk: -
u zich wel eens ziek moeten melden op uw werk? langer dan 4 weken verzuimd van uw werk? wel eens minder goed gefunctioneerd in uw werk? langer dan 4 weken minder goed gefunctioneerd in uw werk? uw plezier in het werk verloren? serieus overwogen van baan te veranderen?
35. Bent u de afgelopen 12 maanden vaak op uw hoede voor agressie en geweld in uw werk?
36. Heeft u als gevolg van agressie- of geweldsincidenten die u de afgelopen 12 maanden in uw werk heeft meegemaakt, op dit moment nog één of meer van de volgende klachten? -
last van beelden en herinneringen over het incident, die u niet van u af kunt zetten. bepaalde plaatsen, taken of personen vermijden omdat u er angstig van wordt er niet aan willen denken en/of er niet over willen praten schrikreacties bij gebeurtenissen die lijken op het agressie- en of geweldsincident. neerslachtigheid, als u eraan denkt of er aan herinnerd wordt.
nee
ja
37. Maatregelen
-
weet niet
Heeft uw werkgever maatregelen genomen om agressie en geweld op het werk te voorkomen of te verminderen?
- Heeft u van uw werkgever informatie gekregen over wat u moet doen als u agressie en/of geweld ondervindt?
84
ZIEKTEVERZUIMGEGEVENS Ziekteverzuim afgelopen jaar (de laatste 12 maanden) Onder ziekteverzuim wordt ook verstaan: minder uren of dagen werken dan normaal wegens ziekte, ongeval of andere gezondheidsredenen (niet volledig kunnen werken, bijvoorbeeld halve dagen). Normaal zwangerschapsverlof wordt niet als ziekte opgevat. 38. Hoe lang heeft u zich in totaal gedurende de afgelopen 12 maanden wegens ziekte, ongeval of andere gezondheidsredenen van uzelf ziek gemeld?
0 dagen (de rest van de vragen over ziekteverzuim hoeft u niet in te vullen Æ ga door naar pagina 13)
Minder dan 1 week
1 week of meer, namelijk
weken
39. Hoe vaak heeft u zich gedurende de afgelopen 12 maanden wegens ziekte, ongeval of andere gezondheidsredenen van uzelf ziek gemeld? keer 40. Hoe lang was de langste aaneengesloten periode in de afgelopen 12 maanden dat u zich ziek heeft gemeld wegens ziekte, ongeval of andere gezondheidsredenen van uzelf?
Minder dan 1 week
1 tot en met 6 weken
7 tot en met 13 weken
14 tot en met 26 weken 27 tot en met 51 weken Alle 12 maanden
41. Met wat voor soort klachten heeft u zich in de afgelopen 12 maanden wegens ziekte, ongeval of andere gezondheidsredenen van uzelf ziek gemeld? (meer antwoorden mogelijk)
Rugklachten K lachten nek, schouders, armen, polsen, handen K lachten heup, benen,knieën, voeten P sychische klachten, overspannen, burnout C onflict op het werk Klachten hart- en vaatstelsel Overige klachten,
Klachten luchtwegen Klachten maag of darmen Huidklachten, allergie Klachten oren, ogen Griep, verkoudheid
namelijk (s.v.p. in het vak schrijven)
42. Heeft u de indruk dat één of meer van deze klachten het gevolg waren van het werk dat u deed?
Ja, hoofdzakelijk gevolg van mijn werk Ja, voor een deel gevolg van mijn werk Nee, geen gevolg van mijn werk Æ ga door naar vraag 44 Weet niet Æ ga door naar vraag 44
85
43. Zo ja, door welke omstandigheden in uw werk werden deze klachten (voor een deel) veroorzaakt? (meer antwoorden mogelijk)
Werkdruk, werkstress Emotioneel te zwaar (door omgaan met gasten, klanten etc.) Lichamelijk te zwaar (tillen, lang staan, sjouwen, gebruik zware of trillende apparaten etc.) Langdurig dezelfde handelingen verrichten, langdurig achter de computer werken Problemen met leiding, werkgever Problemen met collega’s of ondergeschikten Problemen met gasten / klanten Problemen met geluid, temperatuur, luchtvochtigheid, chloor of andere chemische stoffen Geweld, seksuele intimidatie Bedrijfsongeval Anders, namelijk (s.v.p. in het vak schrijven)
44. Houdt uw ziekteverzuim verband met een langdurige aandoening, ziekte of handicap?
Ja
Nee 45. Bent u op dit moment wegens ziekte, ongeval of andere gezondheidsredenen van uzelf niet aan het werk?
Ja, ik werk momenteel helemaal niet Nee, ik werk wel maar minder uren dan normaal Nee, ik werk het normaal aantal uren maar verricht wel aangepast werk Nee, ik ben gewoon aan het werk
Let op: de volgende vragen hebben betrekking op de laatste 2 maanden.
Ziekteverzuim afgelopen 2 maanden (de laatste 8 weken) 46. Heeft u gedurende de afgelopen 2 maanden wegens ziekte, ongeval of andere gezondheidsredenen van uzelf het werk verzuimd?
Ja
N ee Æ ga door naar pagina 13 47. Hoe vaak heeft u gedurende afgelopen 2 maanden wegens ziekte, ongeval of andere gezondheidsredenen van uzelf het werk verzuimd? keer
48. Hoeveel werkdagen heeft u gedurende de afgelopen 2 maanden wegens ziekte, ongeval of andere gezondheidsredenen van uzelf het werk verzuimd? (Tel alleen de dagen waarop u normaal gesproken zou werken, dus niet de tussenliggende vrije dagen) werkdagen
86
FYSISCHE WERKOMSTANDIGHEDEN Ook het klimaat (bijvoorbeeld de temperatuur of luchtvochtigheid) en het geluid op uw werkplek maken deel uit van uw werkomstandigheden en bepalen of u uw werk in een gezonde omgeving kunt doen. We willen graag weten hoe u deze omstandigheden in uw eigen werkomgeving beoordeelt.
Æ DIT VRAGENBLOK HOEFT U ALLEEN IN TE VULLEN ALS U WERKZAAM BENT IN EEN ZWEMBAD
49. Werkomgeving Onderstaande vragen hebben betrekking op uw werkomgeving. Wilt u aangeven hoe vaak de volgende omstandigheden op uw werkplek van toepassing zijn? altijd
vaak
soms nooit
-
De ventilatie op mijn werkplek is goed
-
In mijn werk heb ik last van een hinderlijke galm van geluid
-
In mijn werk heb ik last van hinderlijk lawaai door machines, apparaten of installaties
nee
ja
weet niet
-
De temperatuur op mijn werkplek is goed
-
In mijn werk heb ik last van een te veel aan chloor (of andere chemische stoffen) in de lucht
-
In mijn werk heb ik last van een vochtige omgeving
-
In mijn werk heb ik last van een te koude omgeving
-
In mijn werk heb ik last van een te warme omgeving
-
In mijn werk heb ik last van een benauwde omgeving
50. Getroffen maatregelen door werkgever
-
De aanvoer van lucht is mechanisch geregeld
-
De afvoer van lucht is mechanisch geregeld
-
Mijn werkplek is voorzien van geluidsisolatie
-
Vindt u dat uw bedrijf voldoende doet om een prettig binnenklimaat (een goede luchtkwaliteit) te realiseren?
-
Vindt u dat uw bedrijf voldoende doet om geluidsoverlast tot een minimum te beperken?
-
Vindt u dat uw bedrijf voldoende doet om blootstelling aan chloor tot een minimum te beperken?
-
De temperatuur op mijn werkplek is goed te regelen
-
Op mijn werkplek zitten ventilatieroosters in muren, ramen of daken
87
ARBOPLUSCONVENANT De volgende vragen gaan over het arbeidsomstandighedenbeleid (arbobeleid) op uw werk en over het Arbo-plusconvenant voor de recreatiebranche en de zwembaden. Æ DIT VRAGENBLOK IS WEER VOOR IEDERE MEDEWERKER BESTEMD. 51. Vindt u dat de aandacht voor arbeidsomstandigheden binnen uw organisatie de afgelopen 2 jaar is toegenomen, afgenomen of gelijk is gebleven?
Sterk toegenomen
Toegenomen
Gelijk gebleven
Afgenomen
Sterk afgenomen
Niet van toepassing, werk er nog niet zo lang
Weet niet 52. Bent u bekend met het Arboplusconvenant Recreatie?
Ja, daar ben ik goed mee bekend
Ja, daar heb ik ooit van gehoord
Nee, nooit van gehoord In het Arboplusconvenant hebben werkgevers- en werknemersorganisaties afspraken gemaakt met als doel arbeidsomstandigheden in de recreatiebranche en de zwembaden te verbeteren. Hiervoor zijn er de afgelopen jaren activiteiten uitgevoerd en producten ontwikkeld. De volgende vragen gaan over enkele van deze activiteiten en producten. Informatie en communicatie 53. Bent u bekend met de website van het Knooppunt Recreatie: www.keep-it-cool.nl ?
Ja
Nee Æ ga door naar vraag 56 54. Hoe vaak heeft u deze website gedurende de afgelopen 12 maanden ongeveer bezocht?
Nooit
Tussen de 1 en de 5 keer
Tussen de 5 en de 10 keer
Meer dan 10 keer
Weet niet 55. Hebben de informatie, downloads, tips en dergelijke op de website bijgedragen aan uw kennis van veilig en gezond werken?
Ja
Nee
Weet niet 56. Naast de website zijn er ook andere informatiebronnen over arbeidsomstandigheden in de recreatiebranche. Met welke van onderstaande informatiebronnen bent u bekend? (meer antwoorden mogelijk)
Keep it Cool Nieuwsbrief
Keep it Cool Special verzuim (inclusief poster)
Keep it Cool Special ongewenst gedrag (inclusief poster)
Keep it Cool Special lichamelijke belasting (inclusief poster)
Toolkit ongewenst gedrag
Toolkit lichamelijke belasting
Geen van deze informatiebronnen Æ ga door naar vraag 59
Weet niet Æ ga door naar vraag 59
88
57. Heeft de informatievoorziening over arbeidsomstandigheden in de recreatiebranche (website en andere informatiebronnen) bijgedragen ja, heel aan uw kennis over: veel
- verzuim? - lichamelijke belasting (tillen, bukken, zitten etc)? - omgaan met agressie?
58. Heeft de informatievoorziening ertoe bijgedragen dat u of uw werkgever aanpassingen heeft gemaakt in uw werk om: - verzuim te voorkomen of te verminderen? - lichamelijk belasting te voorkomen of te verminderen? - agressie te voorkomen of te verminderen?
ja, nee weet een helemaal niet beetje niet
nee
ja
weet niet
Preventiemedewerkers Preventiemedewerkers zijn werknemers die naast hun uitvoerende taken een extra verantwoordelijkheid op zich nemen voor de preventie en vermindering van fysieke belasting. De preventiemedewerker vervult de rol van aanspreekpunt: samen met andere werknemers kijkt hij of zij hoe bepaalde belastende werkzaamheden zijn te voorkomen of minder belastend zijn te maken. 59. Heeft uw bedrijf een preventiemedewerker?
Ja, dat ben ik zelf Æ ga door naar vraag 62
Ja
Nee Æ ga door naar vraag 62
Weet niet Æ ga door naar vraag 62 60. Hoe tevreden bent u met de ondersteuning van de preventiemedewerker?
Zeer tevreden
Tevreden
Neutraal
Ontevreden
Zeer ontevreden
Weet niet 61. Heeft de preventiemedewerker ertoe geleid dat uw werkomstandigheden zijn verbeterd?
Ja, heel veel
Ja, een beetje
Nee, nauwelijks
Nee, helemaal niet
Weet niet Cursussen Via het Knooppunt Recreatie en de website www.keep-it-cool.nl worden cursussen aangeboden aan werknemers in de recreatiesector en de zwembaden. 62. Van welke van onderstaande cursussen bent
Cursus Lichamelijke belasting
Cursus Omgaan met agressie
Cursus Verzuim
Cursus Preventiemedewerker Æ ga door
Geen van deze cursussen Æ ga door
Weet niet Æ ga door
u op de hoogte? (meer antwoorden mogelijk)
naar het einde van de vragenlijst naar het einde van de vragenlijst naar het einde van de vragenlijst
89
63. Welke van deze cursussen heeft u zelf gevolgd? (meer antwoorden
Cursus Lichamelijke belasting
Cursus Omgaan met agressie
Cursus Verzuim
Cursus Preventiemedewerker Æ ga door naar het einde
Geen van deze cursussen Æ ga door naar het einde
Weet niet Æ ga door naar het einde
mogelijk)
van de vragenlijst van de vragenlijst van de vragenlijst
64. (Alleen invullen als u de cursus Lichamelijke belasting heeft gevolgd) Heeft de cursus Lichamelijke belasting bijgedragen aan uw kennis over lichamelijke belasting?
Ja, heel veel
Ja, een beetje
Nee, niet veel
Nee, helemaal niet
Weet niet 65. (Alleen invullen als u de cursus Lichamelijke belasting heeft gevolgd) Past u de kennis die u heeft opgedaan tijdens de cursus Lichamelijke Belasting in de praktijk toe?
Ja, volledig
Ja, deels
Nee
Weet niet 66. (Alleen invullen als u de cursus Omgaan met agressie heeft gevolgd) Heeft de cursus Omgaan met agressie bijgedragen aan uw kennis over het voorkomen en verminderen van agressie?
Ja, heel veel
Ja, een beetje
Nee, niet veel
Nee, helemaal niet
Weet niet 67. (Alleen invullen als u de cursus Omgaan met agressie heeft gevolgd) Pas u de kennis die u heeft opgedaan over het voorkomen en verminderen van agressie in de praktijk toe?
Ja, volledig
Ja, deels
Nee
Weet niet 68. (Alleen invullen als u de cursus Verzuim heeft gevolgd) Heeft de cursus Verzuim bijgedragen aan uw kennis over het voorkomen en verminderen van verzuim?
Ja, heel veel
Ja, een beetje
Nee, niet veel
Nee, helemaal niet
Weet niet 69. (Alleen invullen als u de cursus Verzuim heeft gevolgd) Past u de kennis die u heeft opgedaan tijdens de cursus Verzuim in de praktijk toe?
Ja, volledig
Ja, deels
Nee
Weet niet
Dit is het einde van de vragenlijst.
Hartelijk dank voor het invullen!
90
Bijlage 6
Vragenlijst werkgevers
Vragenlijst telefonische enquête werkgevers Evaluatie Arboplusconvenant recreatie Inleiding Goede…, u spreekt met … van Research voor Beleid. Wij voeren in opdracht van werkgevers- en werknemersorganisaties in de sector Recreatie en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de evaluatie uit van het Arboplusconvenant Recreatie. Ik ben op zoek naar de directeur of iemand binnen uw bedrijf die verantwoordelijk is voor het arbobeleid. Indien juiste persoon aan de lijn: Goede…, u spreekt met … van Research voor Beleid. Wij voeren in opdracht van de werkgevers- en werknemersorganisaties in de sector Recreatie en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de evaluatie uit van het Arboplusconvenant Recreatie. Het is van groot belang dat ook werkgevers bij deze evaluatie worden betrokken. De vragen hebben betrekking op de bekendheid van het convenant, het oordeel over het convenant en een mogelijk vervolg op het convenant. Wilt u hieraan meewerken? De enquête duurt ongeveer 10 minuten. Alles wat u mij vertelt wordt uiteraard vertrouwelijk behandeld en anoniem verwerkt.
ACHTERGRONDKENMERKEN ORGANISATIE Om te beginnen stel ik u enkele vragen over de achtergrondkenmerken van uw organisatie 1. Hoeveel werknemers heeft uw organisatie op dit moment (uitzendkrachten en gedetacheerden niet meegerekend en oproep- en hulpkrachten wel meegerekend)? Enq: Het gaat om het aantal werknemers in personen. Als het bedrijf meer dan 1 vestiging heeft, geef dan het aantal werknemers aan van de locatie waar de respondent werkt.
0 Æ einde vragenlijst
1 tot en met 4
5 tot en met 9
10 tot en met 19
20 tot en met 49
50 tot en met 99
100 of meer 2. Wat is uw functie binnen de organisatie? Enq: antwoorden oplezen
Directeur / eigenaar
Hoofd afdeling personeel en organisatie
Medewerker personeel en organisatie
Arbocoördinator
Anders, nl …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 3. Wat is de hoofdactiviteit van uw organisatie? (Meerdere antwoorden mogelijk)
Bungalowpark
Camping
Groepsaccommodatie
Zwembad
Anders, nl …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… B3307/26 maart 2007
91
BEKENDHEID ARBOPLUSCONVENANT 4. Bent u bekend met het Arboplusconvenant Recreatie?
Ja, daar ben ik goed mee bekend
Ja, daar heb ik ooit van gehoord
Nee, nooit van gehoord Æ Ga door met vraag 6 In het Arboplusconvenant hebben werkgevers- en werknemersorganisaties in 2004 afspraken gemaakt met als doel arbeidsomstandigheden in de recreatiebranche en de zwembaden te verbeteren. Hiervoor zijn er de afgelopen jaren activiteiten uitgevoerd en producten ontwikkeld. 5. Op welke wijze bent u bekend geraakt met het Arboplusconvenant Recreatie? (Meer antwoorden mogelijk)
Via de website www.keep-it-cool.nl
Via experts van het Knooppunt Recreatie
Via de werkgeversorganisatie RECRON
Via de werknemersorganisatie (FNV Recreatie, CNV Recreatie, ABVAKABO FNV)
Via mijn werknemers
Via mijn werkcontacten / collega-bedrijven
Anders, nl …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Weet niet
COMMUNICATIE ROND HET ARBOPLUSCONVENANT 6. In
hoeverre bent u bekend met de website van Ken ik goed Ken ik een beetje Heb ik alleen maar van gehoord Æ Ga door Ken ik niet Æ Ga door Weet niet Æ Ga door
het Knooppunt Recreatie: www.keep-it-cool.nl ?
met vraag 9 met vraag 9 met vraag 9
7. Hoe vaak heeft u deze website gedurende de afgelopen 12 maanden ongeveer bezocht?
Nooit
Tussen de 1 en de 5 keer
Tussen de 5 en de 10 keer
Meer dan 10 keer
Weet niet 8. Heeft de informatie over arbeidsomstandigheden op de website bijgedragen aan uw kennis van arbeidsrisico’s?
Ja, door de website weet ik nu veel meer over arbeidsrisico’s
Ja, door de website weet ik nu iets meer over arbeidsrisico’s
Nee, ik ben niet of nauwelijks meer over arbeidsrisico’s te weten gekomen
Weet niet 9. In het kader van het Arboplusconvenant zijn drie specials van de nieuwsbrief ‘Keep it cool’ uitgegeven. Er is een special over verzuim, ongewenst gedrag en lichamelijke belasting. De achterkant van de nieuwsbrief bestaat uit een poster. Kent u de Keep it Cool special of de bijbehorende poster over:
- Verzuim? - Ongewenst Gedrag? - Lichamelijke belasting?
92
Ja, goed
Ja, een beetje
Ja, ooit van gehoord
Nee, niet Æ Ga door met vraag 11
Weet niet Æ Ga door met vraag 11
10. Gebruikt u één of meer van de specials of de posters in uw organisatie?
Ja
Nee
Weet niet 11. Weet u dat er experts van het Knooppunt Recreatie langs kunnen komen die uitleg geven over de ontwikkelde instrumenten, maatregelen en trainingen rondom arbeidsomstandigheden en verzuim?
Ja, daar weet ik van
Ja, daar heb ik wel eens van gehoord
Nee, dat weet ik niet Æ Ga door met vraag 13 12. Heeft u van deze mogelijkheid gebruik gemaakt?
Ja
Nee
Weet niet
MAATREGELEN VERZUIM- EN REÏNTEGRATIEBELEID De volgende vragen gaan over maatregelen op het gebied van verzuim en reïntegratie. Product Arboplusconvenant: Cursus verzuimmanagement 13. Bent u bekend met de cursus verzuimmanagement?
Ja
Nee Æ Ga door met vraag 17
Weet niet Æ Ga door met vraag 17 14. Heeft u deelgenomen aan de cursus verzuimmanagement?
Ja, ikzelf
Ja, een collega Æ Ga door met vraag 16
Nee Æ Ga door met vraag 17
Weet niet Æ Ga door met vraag 17 15. Past u de opgedane kennis over verzuim toe in uw organisatie?
Ja, volledig
Ja, deels
Nee
Weet niet 16. Heeft deelname aan de cursus naar uw inschatting geleidt tot minder ziekteverzuim in uw organisatie?
Ja, heel veel
Ja, een beetje
Nee, nauwelijks
Nee, helemaal niet
Weet niet Producten Arboplusconvenant: Toolkit Verzuim 17. Bent u bekend met de Toolkit Verzuim?
Ja
Nee Æ Ga door met vraag 21
Weet niet Æ Ga door met vraag 21
93
18. Heeft u gebruik gemaakt
Ja, ikzelf
Ja, een collega Æ Ga
Nee Æ Ga
Weet niet Æ Ga
van de Toolkit Verzuim? door met vraag 20 door met vraag 21 door met vraag 21
19. Past u de informatie en tips over verzuim uit de Toolkit Verzuim toe in uw organisatie?
Ja, volledig
Ja, deels
Nee
Weet niet 20. Heeft de Toolkit Verzuim naar uw inschatting geleidt tot minder ziekteverzuim in uw organisatie?
Ja, heel veel
Ja, een beetje
Nee, nauwelijks
Nee, helemaal niet
Weet niet Product Arboplusconvenant: Cursus preventiemedewerker 21. Bent u bekend met de cursus preventiemedewerker?
Ja
Nee Æ Ga door met vraag 25
Weet niet Æ Ga door met vraag 25 22. Heeft uw organisatie een preventiemedewerker?
Ja, dat ben ik zelf als werkgever
Ja, daartoe heeft onze organisatie een speciale medewerker aangesteld
Nee Æ Ga door met vraag 25
Weet niet Æ Ga door met vraag 25 23. Heeft het aanstellen van de preventiemedewerker volgens uw inschatting ertoe geleid dat de werkomstandigheden in uw organisatie zijn verbeterd?
Ja, heel veel
Ja, een beetje
Nee, nauwelijks
Nee, helemaal niet
Weet niet 24. Heeft het aanstellen van de preventiemedewerker volgens uw inschatting geleid tot minder ziekteverzuim in uw organisatie?
Ja, heel veel
Ja, een beetje
Nee, nauwelijks
Nee, helemaal niet
Weet niet Product Arboplusconvenant: Risico Inventarisatie en Evaluatie 25. Bent u bekend met de speciaal voor de recreatiebranche gemaakt digitale Risico Inventarisatie en –Evaluatie (RI&E)?
Ja
Nee
Weet niet
94
26. Maakt u gebruik van de voor de recreatiebranche gemaakte digitale Risico Inventarisatie en –Evaluatie (RI&E)?
Ja
Nee
Weet niet Product Arboplusconvenant: Branchearrangement Verzuim en Zorg 27. Bent u bekend met het AEGON Recron Arrangement Verzuim en Zorg?
Ja
Nee
Weet niet Æ Indien ‘nee’ of ‘weet niet’ de volgende tekst: Het AEGON Recron Arrangement Verzuim en Zorg bestaat uit een op de recreatiebranche afgestemd totaalpakket voor arbodienstverlening, verzuimverzekering en zorgverzekering. Het pakket kunt u als geheel afnemen of u kunt onderdelen afnemen. 28. Zou u in de toekomst als werkgever gebruik willen maken van het branchearrangement of onderdelen daarvan?
Ja, daar maak ik al gebruik van
Ja, zeker
Ja, misschien
Nee
Weet niet
FYSIEKE BELASTING De volgende vragen gaan over het arbeidsrisico fysieke belasting. Daaronder verstaan we zware belasting van het lichaam door tillen, dragen, trekken en duwen. 29. Bent u op de hoogte van manieren waarop fysieke overbelasting kan worden voorkomen?
Ja
Nee
Weet niet 30. Heeft u in de afgelopen twee jaar maatregelen genomen om fysieke overbelasting te verminderen?
Ja
Nee Æ Ga door met vraag 33
Weet niet Æ Ga door met vraag 33 31. Welke maatregelen heeft u de afgelopen 2 jaar genomen? (Meer antwoorden mogelijk. Spontaan laten noemen)
Vaststellen maximaal tilgewicht op 25 kilogram
Iemand binnen de organisatie aangesteld die fysieke belasting in de gaten houdt (preventiemedewerker)
Medewerkers op cursus Lichamelijke belasting gedaan
Toolkit Lichamelijk belasting geraadpleegd
Praktijkdeskundige in huis gehad
Instructie/voorlichting
Aanpassingen van de werkplek
Aanbevelingen uit RI&E (Risico Inventarisatie en Evaluatie) uitgevoerd
Anders, nl ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Weet niet
95
32. Heeft het Arboplusconvenant ertoe bijgedragen dat u deze maatregelen heeft genomen?
Ja
Nee
Weet niet Producten Arboplusconvenant: Cursus Lichamelijke belasting 33. Bent u bekend met de cursus Lichamelijke belasting?
Ja, die ken ik goed
Ja, die ken ik een beetje
Ja, ooit van gehoord
Nee, die ken ik niet Æ Ga door met vraag 37
Weet niet Æ Ga door met vraag 37 34. Is er iemand uit uw bedrijf op deze cursus geweest?
Ja, ikzelf
Ja, medewerkers/collega’s
Nee Æ Ga door met vraag 37
Weet niet Æ Ga door met vraag 37 35. Heeft de cursus Lichamelijke Belasting volgens uw inschatting ertoe geleid dat de werkomstandigheden in uw organisatie zijn verbeterd?
Ja, heel veel
Ja, een beetje
Nee, nauwelijks
Nee, helemaal niet
Weet niet 36. Heeft de cursus Lichamelijke Belasting volgens uw inschatting geleid tot minder ziekteverzuim in uw organisatie?
Ja, heel veel
Ja, een beetje
Nee, nauwelijks
Nee, helemaal niet
Weet niet Toolkit lichamelijke belasting 37. Bent u bekend met de Toolkit lichamelijke belasting?
Ja, die ken ik goed
Ja, die ken ik een beetje
Ja, ooit van gehoord
Nee, die ken ik niet Æ Ga door met vraag 42
Weet niet Æ Ga door met vraag 42 38. Heeft u gebruik gemaakt van de Toolkit lichamelijke belasting?
Ja, ikzelf
Ja, een collega Æ Ga door met vraag 40
Nee Æ Ga door met vraag 42
Weet niet Æ Ga door met vraag 42 39. Past u de informatie en tips uit de Toolkit lichamelijke belasting toe in uw organisatie?
Ja, volledig
Ja, deels
Nee
Weet niet
96
40. Heeft de Toolkit lichamelijke belasting volgens uw inschatting ertoe geleid dat de werkomstandigheden in uw organisatie zijn verbeterd?
Ja, heel veel
Ja, een beetje
Nee, nauwelijks
Nee, helemaal niet
Weet niet 41. Heeft de Toolkit lichamelijke belasting volgens uw inschatting geleid tot minder ziekteverzuim in uw organisatie?
Ja, heel veel
Ja, een beetje
Nee, nauwelijks
Nee, helemaal niet
Weet niet
MAATREGELEN AGRESSIE EN GEWELD Cursus Omgaan met agressie 42. Bent u bekend met de cursus Omgaan met agressie?
Ja, die ken ik goed
Ja, die ken ik een beetje
Ja, ooit van gehoord
Nee, die ken ik niet Æ Ga door met vraag 46
Weet niet Æ Ga door met vraag 46 43. Zijn er medewerkers van uw bedrijf op deze cursus geweest?
Ja
Nee Æ Ga door met vraag 46
Weet niet Æ Ga door met vraag 46 44. Heeft de cursus Omgaan met Agressie volgens uw inschatting ertoe geleid dat medewerkers beter kunnen omgaan met voorvallen rond agressie en geweld?
Ja, heel veel
Ja, een beetje
Nee, nauwelijks
Nee, helemaal niet
Weet niet 45. Heeft de cursus Omgaan met Agressie volgens uw inschatting geleid tot minder ziekteverzuim in uw organisatie?
Ja, heel veel
Ja, een beetje
Nee, nauwelijks
Nee, helemaal niet
Weet niet Toolkit Ongewenst gedrag 46. Bent u bekend met de Toolkit Ongewenst Gedrag?
Ja, die ken ik goed
Ja, die ken ik een beetje
Ja, ooit van gehoord
Nee, die ken ik niet Æ Ga door met vraag 51
Weet niet Æ Ga door met vraag 51
97
47. Heeft u gebruik gemaakt van de Toolkit Ongewenst Gedrag?
Ja
Nee Æ Ga door met vraag 51
Weet niet Æ Ga door met vraag 51 48. Hoe bruikbaar vindt u de Toolkit Ongewenst Gedrag?
Zeer bruikbaar
Bruikbaar
Neutraal
Onbruikbaar
Zeer onbruikbaar
Weet niet 49. Heeft de Toolkit Ongewenst Gedrag volgens uw inschatting ertoe geleid dat u en uw medewerkers beter kunnen omgaan met voorvallen rond agressie en geweld?
Ja, heel veel
Ja, een beetje
Nee, nauwelijks
Nee, helemaal niet
Weet niet 50. Heeft de Toolkit Ongewenst Gedrag volgens uw inschatting geleid tot minder ziekteverzuim in uw organisatie?
Ja, heel veel
Ja, een beetje
Nee, nauwelijks
Nee, helemaal niet
Weet niet
OORDEEL ARBOPLUSCONVENANT 51. Wat is uw algeheel oordeel over de mate waarin het Arboplusconvenant heeft bijgedragen aan het verbeteren van de arbeidsomstandigheden (in het bedrijf)? Interviewer lees voor: Geeft u daarbij een cijfer van 1 tot en met 10, waarbij 1 staat voor ‘geen enkele bijdrage’ en 10 voor een ‘zeer grote bijdrage’. Geen enkele bijdrage
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Zeer grote bijdrage
Weet niet
52. Had het nut van het Arboplusconvenant volgens u groter kunnen zijn?
Ja
Nee Æ Ga naar vraag 54
Weet niet Æ Ga naar vraag 54 53. Hoe had volgens u het nut van het Arboplusconvenant groter kunnen zijn? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
98
Weet niet
Toekomst van arbeidsomstandigheden binnen de Recreatie 54. Is uw organisatie of de keten of het concern waartoe uw organisatie behoord actief bezig met het verder ontwikkelen van het arbobeleid?
Ja, heel actief
Ja, actief
Nee, nauwelijks actief
Nee, niet actief
Weet niet 55. Is het volgens u zinvol om de tijdens het convenant vergaarde kennis te bewaren, toepasbaar en up-to-date te houden?
Heel zinvol
Zinvol
Neutraal
Nauwelijks zinvol
Niet zinvol
Weet niet 56. Bent u het ermee eens dat de cursussen, toolkits en dergelijke die gericht zijn op veilig en gezond werken voor de Recreatiebranche behouden moeten blijven?
Helemaal mee eens
Mee eens
Niet eens/ niet oneens
Mee oneens
Helemaal mee oneens
Weet niet 57. Vindt u het zinvol dat er regelmatig voorlichting wordt gegeven op het gebied van veiligheid en preventie (bijvoorbeeld via een website of een nieuwsbrief)?
Zinvol
Neutraal
Nauwelijks zinvol
Niet zinvol
Weet niet 58. In hoeverre bent u het eens met de volgende stelling: Zonder de instrumenten van het Arboplusconvenant Recreatie zou mijn bedrijf minder aandacht besteden aan arbobeleid en arbeidsomstandigheden Helemaal mee eens Mee eens Niet eens / niet oneens Mee oneens Helemaal mee oneens Weet niet / geen mening Dit is het einde van de enquête. Heeft u nog opmerkingen over het Arboplusconvenant of over hoe daarmee is omgegaan in het bedrijf? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Hartelijk dank voor uw medewerking. In de tweede helft van dit jaar worden de resultaten van het onderzoek gepubliceerd.
99
100
Bijlage 7
Resultaten enquête werknemers
De genoemde aantallen in deze bijlage betreffen de ongewogen, werkelijke aantallen werknemers. De percentages zijn gewogen naar de verhoudingen in de populatie op de kenmerken geslacht en leeftijd per april 2007. De eerste tabellen zijn niet genummerd, omdat het samenvoegingen zijn van vragen uit de Monitor Arboconvenanten. Vanaf vraag 51 corresponderen de tabellen met de vragen uit de enquête in bijlage 5. Leeftijd 0-meting
1-meting
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
%
Jonger dan 25
276
26%
116
35%
25 t/m 34 jaar
193
18%
124
17%
35 t/m 44 jaar
236
22%
191
21%
45 t/m 54 jaar
232
22%
225
17%
55 jaar en ouder
129
12%
97
9%
1066
100%
753
100%
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
%
673
66%
553
62%
Totaal
Geslacht 0-meting Vrouw Man
1-meting
350
34%
201
38%
1023
100%
754
100%
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
%
58
6%
31
4%
Vmbo (lbo/mavo)
346
33%
278
30%
Havo/vwo
165
16%
268
17%
Mbo
342
33%
75
37%
Hbo
114
11%
86
11%
13
1%
8
1%
1038
100%
746
100%
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
%
korter dan 2 jaar
115
11%
57
12%
2 t/m 5 jaar
442
42%
197
34%
6 t/m 10 jaar
175
17%
227
28%
11 t/m 15 jaar
127
12%
91
9%
16 jaar of langer
184
18%
174
17%
1043
100%
746
100%
Totaal
Opleiding 0-meting Basisonderwijs (lagere school)
Wo Totaal
1-meting
Jaren werkzaam sector 0-meting
Totaal
1-meting
101
Jaren werkzaam instelling 0-meting
1-meting
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
%
korter dan 2 jaar
153
15%
89
17%
2 t/m 5 jaar 6 t/m 10 jaar 11 t/m 15 jaar 16 jaar of langer
483 169 113 135
46% 16% 11% 13%
212 238 80 135
35% 28% 8% 13%
1053
100%
754
100%
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
%
316 133 438 140
31% 13% 43% 14%
214 109 366 51
28% 15% 43% 13%
1027
100%
740
100%
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
%
60 221 171 206 45 311
6% 22% 17% 20% 4% 31%
37 151 143 184 38 186
8% 24% 16% 20% 6% 26%
1014
100%
739
100%
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
%
Ja, structureel (vaak)
375
37%
306
44%
Ja, incidenteel (af en toe) Nee, nooit
466 163
46% 16%
353 82
45% 11%
1004
100%
741
100%
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
%
1 tot 3 3 tot 6 6 tot 10 10 uren of meer
243 310 99 138
31% 39% 13% 17%
181 246 75 118
29% 36% 15% 21%
Totaal
790
100%
620
100%
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
%
800 245
77% 23%
560 190
74% 26%
1045
100%
750
100%
Totaal
Soort contract 0-meting Fulltime Flexitime Parttime, vast Hulpkracht Totaal
1-meting
Omvang dienstverband 0-meting 0 uren Minder dan 12 uur 12 tot 20 uur 20 tot 32 uur 32 tot 36 uur 36 tot en met 40 uur Totaal
1-meting
Overwerk 0-meting
Totaal
1-meting
Overuren per week 0-meting
1-meting
Leidinggevend 0-meting Nee Ja Totaal
102
1-meting
Tot welke categorie behoren uw werkzaamheden? 0-meting
1-meting
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
%
Techniek en groen
106
10%
57
10%
Ontvangst en veiligheid
132
12%
68
8%
Schoonmaak en logistiek
109
10%
93
10%
Zwembad
262
24%
240
34%
57
5%
45
9%
185
17%
82
13%
Winkelverkoop
20
2%
20
3%
Leidinggevend/ staf
83
8%
44
5%
Administratie
90
8%
48
5%
Anders
27
3%
23
3%
1071
100%
720
100%
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
%
Techniek en groen
106
10%
57
10%
Ontvangst en veiligheid
132
12%
68
8%
Schoonmaak en logistiek
109
10%
93
10%
Zwembad
262
24%
240
34%
Recreatie/vermaak, horeca of winkel
262
24%
147
25%
Leidinggevende/staf of administratie
173
16%
92
10%
27
3%
23
3%
1071
100%
720
100%
Recreatie en vermaak Voedsel bereiden en bedienen
Totaal
Tot welke categorie behoren uw werkzaamheden? 0-meting
Anders Totaal
1-meting
Bij welk type bedrijf werkt u? 0-meting
1-meting
%
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
Bungalowpark
37%
390
33%
256
Camping
29%
309
20%
124
7%
75
3%
30
45%
476
51%
399
Groepsaccommodatie Zweminrichting Ander type bedrijf
10%
101
10%
72
100%
1056
100%
756
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
%
1 t/m 4
81
8%
39
5%
5 t/m 9
142
13%
52
8%
10 t/m 19
202
19%
128
17%
20 t/m 49
346
32%
280
37%
50 t/m 99
151
14%
80
11%
100 of meer
143
13%
172
22%
1065
100%
751
100%
Totaal
Organisatieomvang 0-meting
Totaal
1-meting
103
Had u de afgelopen 12 maanden last van uw: %
0-meting Ja, langdurig
Nek
7%
Ja, regelmatig
18%
18%
Ja, een enkele keer
25%
25%
Nee, nooit
50%
50%
Ja, langdurig Schouders
7%
7%
Ja, regelmatig
16%
16%
Ja, een enkele keer
25%
24%
Nee, nooit
52%
53%
Ja, langdurig Boven in de rug
Onder in de rug
Ellebogen
4%
4%
Ja, regelmatig
11%
13%
Ja, een enkele keer
22%
22%
Nee, nooit
63%
61%
Ja, langdurig
10%
9%
Ja, regelmatig
20%
22%
Ja, een enkele keer
32%
34%
Nee, nooit
38%
35%
Ja, langdurig
2%
3%
Ja, regelmatig
4%
4%
Ja, een enkele keer
8%
8%
86%
85%
Ja, langdurig
4%
3%
Ja, regelmatig
9%
8%
Ja, een enkele keer
18%
17%
Nee, nooit
Nee, nooit
Polsen/handen
Heupen/dijen
69%
72%
Ja, langdurig
3%
3%
Ja, regelmatig
6%
5%
Ja, een enkele keer
10%
12%
Nee, nooit
81%
79%
Ja, langdurig Knieën
4%
5%
Ja, regelmatig
12%
11%
Ja, een enkele keer
19%
24%
Nee, nooit
65%
60%
Ja, langdurig Enkels/voeten
1-meting
7%
5%
4%
Ja, regelmatig
13%
12%
Ja, een enkele keer
20%
29%
Nee, nooit
62%
55%
Hebben de hierboven aangekruiste klachten te maken met uw werk? 0-meting
1-meting
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
%
Ja, geheel
112
11%
114
14%
Ja, gedeeltelijk
321
32%
271
36%
Misschien
277
28%
166
23%
Nee
278
28%
169
27%
Totaal
988
100%
720
100%
104
Wat was de directe oorzaak van uw klachten? 0-meting
1-meting
%
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
12%
113
16%
86
Ongeval
6%
56
7%
48
Huidaandoening
4%
36
3%
20
11%
101
13%
74
Snijwond of brandwond
2%
19
2%
10
Aangeboren afwijking
5%
43
4%
26
Reumatische aandoening
5%
47
4%
38
Hernia
5%
44
5%
38
64%
592
59%
423
100%
931
100%
685
Sportblessure
Verrekking of verstuiking
Geen van bovenstaande oorzaken Totaal
Tillen %
Moet u in uw werk lasten van meer dan 5 kg: tillen?
Duwen of trekken?
Dragen?
Moet u in uw werk zeer zware lasten van tillen?
Meer dan 25 kg: duwen of trekken?
Dragen?
0-meting
1-meting
(Heel) vaak
10%
12%
Regelmatig
23%
27%
Soms
34%
33%
Zelden/nooit
33%
27%
(Heel) vaak
7%
10%
Regelmatig
20%
22%
Soms
28%
32%
Zelden/nooit
45%
37%
(Heel) vaak
9%
11%
Regelmatig
19%
22%
Soms
32%
35%
Zelden/nooit
40%
32%
(Heel) vaak
1%
2%
Regelmatig
5%
6%
Soms
16%
22%
Zelden/nooit
77%
70%
(Heel) vaak
2%
4%
Regelmatig
6%
7%
Soms
18%
21%
Zelden/nooit
74%
68%
(Heel) vaak
1%
2%
Regelmatig
3%
4%
Soms
14%
16%
Zelden/nooit
82%
77%
(Heel) vaak
3%
3%
Moet u in uw werk tillen: in een ongemakkelijke
Regelmatig
7%
9%
houding?
Soms
28%
28%
Zelden/nooit
Met de last ver van het lichaam?
Met gedraaid bovenlichaam?
62%
59%
(Heel) vaak
1%
2%
Regelmatig
4%
4%
Soms
18%
21%
Zelden/nooit
77%
73%
(Heel) vaak
2%
2%
Regelmatig
6%
6%
Soms
20%
24%
Zelden/nooit
72%
67%
105
Tillen (vervolg) %
Met last boven borsthoogte?
Met één hand?
0-meting
1-meting
(Heel) vaak
2%
2%
Regelmatig
5%
8%
Soms
18%
24%
Zelden/nooit
75%
67%
(Heel) vaak
5%
6%
Regelmatig
9%
7%
Soms
18%
24%
Zelden/nooit
69%
64%
(Heel) vaak
1%
2%
Met een last die slecht is vast te pakken of vast te
Regelmatig
7%
7%
houden?
Soms
24%
32%
Zelden/nooit
68%
58%
Tillen5kg 0-meting Nee Ja Totaal
1-meting
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
%
652
60%
436
54%
427
40%
321
46%
1079
100%
757
100%
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
%
968
90%
661
86%
Tillen25kg 0-meting Nee Ja
1-meting
111
10%
96
14%
1079
100%
757
100%
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
%
840
78%
564
74%
239
22%
193
26%
1079
100%
757
100%
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
%
5 kg tillen met
116
27%
94
27%
5 kg tillen zonder
Totaal
Verzwarende omstandigheden 0-meting Nee Ja Totaal
1-meting
Tillen met verzwarende omstandigheden 0-meting
1-meting
203
48%
133
43%
25 kg tillen met
70
16%
65
20%
25 kg tillen zonder
38
9%
29
10%
427
100%
321
100%
Totaal
106
Houding %
0-meting
1-meting
(Heel) vaak
27%
31%
Regelmatig
33%
32%
Soms
22%
22%
Zelden/nooit
18%
15%
Uw hoofd/ nek?
(Heel) vaak Regelmatig Soms Zelden/nooit
28% 33% 20% 19%
33% 33% 17% 18%
Uw polsen/ handen?
(Heel) vaak Regelmatig Soms Zelden/nooit
29% 31% 19% 20%
33% 30% 19% 18%
(Heel) vaak
11%
11%
Regelmatig Soms Zelden/nooit
15% 21% 53%
17% 27% 46%
Voorovergebogen of gedraaide houding werken met uw hoofd / nek?
(Heel) vaak Regelmatig Soms Zelden/nooit
9% 15% 21% 55%
10% 17% 23% 50%
Werken met: uw polsen/ handen?
(Heel) vaak Regelmatig Soms Zelden/nooit
10% 13% 20% 57%
10% 16% 22% 52%
Moet u in uw werk buigen of draaien met: uw bovenlichaam?
Moet u in uw werk lang achtereen in een gedraaide houding werken met uw bovenlichaam?
(Heel) vaak
5%
7%
Regelmatig Soms Zelden/nooit
11% 31% 53%
12% 34% 47%
Langdurig in dezelfde houding werken?
(Heel) vaak Regelmatig Soms Zelden/nooit
15% 22% 23% 41%
15% 23% 25% 38%
Ver reiken met uw handen of armen?
(Heel) vaak Regelmatig Soms Zelden/nooit
7% 14% 27% 52%
7% 15% 30% 48%
Moet u in uw werk: in ongemakkelijke houdingen werken?
(Heel) vaak
5%
5%
Regelmatig Soms Zelden/nooit
9% 23% 63%
9% 24% 62%
Moet u in uw werk lang achtereen: staan?
(Heel) vaak Regelmatig Soms Zelden/nooit
41% 23% 17% 19%
51% 24% 12% 13%
Zitten?
(Heel) vaak Regelmatig Soms Zelden/nooit
12% 15% 24% 48%
12% 15% 22% 51%
Uw armen geheven houden?
Lopen?
Geknield of gehurkt werken?
(Heel) vaak
38%
41%
Regelmatig Soms Zelden/nooit
25% 18% 19%
26% 16% 17%
(Heel) vaak
5%
7%
Regelmatig
13%
17%
Soms
28%
27%
Zelden/nooit
54%
50%
107
Moet u in uw werk vele malen per minuut dezelfde bewegingen maken met: %
0-meting
1-meting
(Heel) vaak
12%
15%
Repeterende bewegingen maken met uw
Regelmatig
17%
20%
bovenlichaam?
Soms
22%
26%
Zelden/nooit
49%
39%
(Heel) vaak
12%
17%
Uw hoofd/ nek?
Uw arm(en)?
Uw hand(en)/ pols(en)?
Uw vinger(s)?
Regelmatig
18%
20%
Soms
22%
24%
Zelden/nooit
48%
40%
(Heel) vaak
20%
23%
Regelmatig
23%
23%
Soms
20%
21%
Zelden/nooit
38%
33%
(Heel) vaak
21%
23%
Regelmatig
24%
23%
Soms
19%
22%
Zelden/nooit
35%
32%
(Heel) vaak
17%
18%
Regelmatig
21%
18%
Soms
18%
23%
Zelden/nooit
44%
40%
0-meting
1-meting
Kracht, trilling en beweging % (Heel) vaak
11%
17%
Moet u in uw werk: kracht zetten met uw armen of
Regelmatig
23%
24%
handen?
Soms
28%
28%
Zelden/nooit
38%
32%
Stevig knijpen met uw handen?
(Heel) vaak
7%
7%
Regelmatig
14%
14%
Soms
23%
30%
Zelden/nooit
56%
48%
(Heel) vaak
3%
4%
Grote kracht uitoefenen op gereedschappen of
Regelmatig
8%
10%
apparaten?
Soms
20%
22%
Zelden/nooit
70%
63%
(Heel) vaak
2%
2%
Heeft u in het werk trillend(e) gereedschap of
Regelmatig
5%
8%
apparaten in uw handen?
Soms
13%
12%
Zelden/nooit
81%
77%
Rijdt u in het werk in voertuigen?
(Heel) vaak
6%
8%
Regelmatig
6%
6%
Soms Zelden/nooit
7%
9%
81%
76%
(Heel) vaak
43%
50%
Moet u in uw werk lichamelijk actief (in beweging)
Regelmatig
24%
25%
zijn?
Soms
12%
9%
Zelden/nooit
21%
16%
108
Minuten per dag handen boven schouderhoogte Totaal Gem. Ongew. Aantal
0-meting
1-meting
48,9*
14,2
955
572
* Hoog door enkele 'uitbijters'
Minuten per dag handen boven schouderhoogte 0-meting
1-meting
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
%
0 minuten
483
51%
316
53%
1 t/m 15
151
16%
97
20%
16 t/m 45
85
9%
87
15%
46 t/m 100
97
10%
72
13%
101 t/m 250
88
9% 572
100%
0-meting
1-meting
32,6
36,5
936
685
251 of meer Totaal
51
5%
955
100%
Minuten per dag handen onder kniehoogte Totaal Gem. Ongew. Aantal
Minuten per dag handen onder kniehoogte 0-meting
1-meting
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
%
0 minuten
497
53%
335
45%
1 t/m 15
153
16%
101
16%
16 t/m 45
95
10%
80
14%
46 t/m 100
87
9%
80
13%
101 t/m 250
85
9%
76
10%
251 of meer
19
2%
13
2%
936
100%
685
100%
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
%
956
91%
668
90%
Totaal
Afgelopen 12 maanden lichamelijke agressie 0-meting Afgelopen jaar niet Afgelopen jaar één of meerdere keren
1-meting
75
7%
55
8%
Iedere 6 maanden één of meerdere keren
7
1%
5
2%
Iedere 3 maanden één of meerdere keren
4
0%
2
0%
Iedere maand één of meerdere keren
4
0%
4
0%
Iedere week één of meerdere keren Totaal
1046
100%
1
0%
735
100%
109
Daders laatste keer agressie 0-meting
1-meting
%
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
92%
971
90%
673
Klanten/gasten
7%
78
8%
58
Collega's en/of leiding
0%
5
2%
8
Overig
1%
7
0%
1
Totaal
100%
1056
100%
740
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
%
Afgelopen jaar niet
904
87%
640
85%
Afgelopen jaar één of meerdere keren
Niet van toepassing
Afgelopen 12 maanden serieus bedreigd 0-meting
1-meting
105
10%
78
12%
Iedere 6 maanden één of meerdere keren
12
1%
8
2%
Iedere 3 maanden één of meerdere keren
9
1%
5
1%
Iedere maand één of meerdere keren
7
1%
3
1%
1037
100%
734
100%
Totaal
Afgelopen 12 maanden lichamelijke aggressie/Afgelopen 12 maanden serieus bedreigd 0-meting
1-meting
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
%
0
908
84%
623
80%
1
119
11%
107
16%
2
52
5%
27
5%
1079
100%
757
100%
Totaal
Daders laatste keer bedreiging 0-meting
1-meting
%
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
Niet van toepassing
88%
921
85%
644
Klanten/gasten
11%
120
13%
79
Collega's en/of leiding
1%
10
2%
13
Overig
1%
6
0%
3
Totaal
100%
1052
100%
739
Afgelopen 12 maanden lastig gedrag 0-meting
1-meting
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
%
Afgelopen jaar niet
557
53%
409
51%
Afgelopen jaar één of meerdere keren
258
25%
187
26%
Iedere 6 maanden één of meerdere keren
49
5%
36
5%
Iedere 3 maanden één of meerdere keren
58
6%
32
5%
Iedere maand één of meerdere keren
77
7%
43
8%
Iedere week één of meerdere keren
43
4%
30
5%
1042
100%
737
100%
Totaal
110
Daders laatste keer lastig gedrag 0-meting
1-meting
%
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
Niet van toepassing
55%
577
52%
414
Klanten/gasten
38%
397
42%
262
Collega's en/of leiding
9%
98
5%
52
Overig
1%
12
1%
6
Totaal
100%
1054
100%
734
0-meting
1-meting
61%
98%
2%
2%
Letsel en/of klachten ten gevolge van agressie en geweld tijdens het werk % Heeft u de afgelopen 12 maanden ten gevolge van lichamelijk geweld:- licht letsel opgelopen - ernstig letsel opgelopen (steekwond, botbreuk, bewusteloosheid, kneuzingen etc) in uw werk?
Nee Ja N.v.t.
37%
Nee
62%
Ja
100%
0%
N.v.t.
38%
Heeft u de afgelopen 12 maanden ten gevolge van
Nee
64%
98%
agressie en geweld in uw werk:- wel eens verzuimd
Ja
1%
2%
van uw werk?
N.v.t.
35%
Nee
64%
99%
1%
1%
- langer dan 4 weken verzuimd van uw werk?
- wel eens minder goed gefunctioneerd in uw werk?
- langer dan 4 weken minder goed gefunctioneerd in uw werk?
- uw plezier in het werk verloren?
- serieus overwogen van baan te veranderen?
Bent u de afgelopen 12 maanden vaak op uw hoede voor agressie en geweld in uw werk? - last van beelden en herinneringen erover, die u niet van u af kunt zetten - bepaalde plaatsen, taken of personen moeten mijden omdat u er angstig van wordt - er niet aan willen denken en/ of er niet over willen praten - schrikreacties bij gebeurtenissen, die lijken op het agressie- en of geweldsincident - neerslachtigheid, als u eraan denkt of er aan herinnerd wordt
Ja N.v.t.
35%
Nee
57%
90%
8%
10%
Ja N.v.t.
35%
Nee
64%
98%
1%
2%
Ja N.v.t.
35%
Nee
57%
86%
9%
14%
Ja N.v.t.
34%
Nee
59%
88%
7%
12%
Ja N.v.t.
34%
Nee
49%
77%
Ja
21%
23%
N.v.t.
31%
Nee
59%
96%
2%
4%
Ja N.v.t.
39%
Nee
58%
96%
4%
4%
Ja N.v.t.
39%
Nee
59%
98%
3%
2%
Ja N.v.t.
39%
Nee
58%
97%
2%
3%
Ja N.v.t.
39%
Nee
57%
94%
4%
6%
Ja N.v.t.
39%
111
Maatregelen % Heeft werkgever maatregelen genomen om agressie en geweld te voorkomen/verminderen
Heeft u informatie gekregen over wat te doen
Wilt u een cursus omgaan met agressie en geweld volgen
0-meting
1-meting
Nee
21%
26%
Ja
36%
40%
Weet niet
43%
33%
Nee
36%
35%
Ja
43%
47%
Weet niet
21%
18%
Nee
50%
Ja
29%
Weet niet
21%
Afgelopen 12 maanden verzuimd 0-meting Ongew. Aantal
%
1-meting Ongew. Aantal
%
0 dagen
550
52%
338
49%
minder dan 1 week
274
26%
183
27%
1 week of meer
239
22%
217
24%
1063
100%
738
100%
0-meting
1-meting
Totaal
Weken verzuimd Totaal Gem.
8,3
8,3
Ongew. Aantal
225
203
Weken verzuimd 0-meting Ongew. Aantal 4 weken of korter
%
1-meting Ongew. Aantal
%
131
58%
115
58%
5 t/m 10 weken
43
19%
47
24%
11 weken of langer
51
23%
41
19%
225
100%
203
100%
0-meting
1-meting
Totaal
Aantal malen verzuimd Totaal Gem.
1,9
1,8
Ongew. Aantal
481
391
Aantal malen verzuimd 0-meting Ongew. Aantal 1 of 2 keer
396
3 keer of vaker Totaal
% 82%
1-meting Ongew. Aantal 314
% 79%
85
18%
77
21%
481
100%
391
100%
0-meting
1-meting
,9
,9
1031
729
Aantal malen verzuimd Totaal Gem. Ongew. Aantal
112
Duur langste verzuimperiode 0-meting
1-meting
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
%
Minder dan 1 week
354
63%
211
60%
1 t/m 6 weken
136
24%
131
29%
7 t/m 13 weken
37
7%
26
5%
14 t/m 26 weken
18
3%
14
3%
27 t/m 51 weken
16
3%
9
2%
Alle 12 maanden
5
1%
11
2%
566
100%
402
100%
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
%
Minder dan 1 week
354
63%
211
60%
1 tot en met 6 weken
Totaal
Duur langste verzuimperiode 0-meting
1-meting
136
24%
131
29%
7 tot en met 13 weken
37
7%
26
5%
14 weken of langer
39
7%
34
6%
566
100%
402
100%
0-meting
1-meting
Totaal
Verzuimfrequentie Totaal Gem.
1,9
3,0
Ongew. Aantal
552
384
0-meting
1-meting
Verzuimpercentage Totaal Gem.
3,9
4,1
Ongew. Aantal
982
683
Soort klachten verzuim 0-meting
1-meting
%
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
Rugklachten
17%
91
18%
72
Klachten nek, schouders, armen, polsen, handen
10%
53
17%
71
Klachten heup, benen, knieën, voeten
12%
65
15%
62
Psychische klachten, overspannen, burnout
9%
46
5%
23
Conflict op het werk
4%
20
3%
12
Klachten hart- en vaatstelsel
2%
10
1%
5
11%
55
8%
36
Klachten maag of darmen
7%
37
11%
42
Huidklachten, allergie
5%
24
3%
11
Klachten oren, ogen
4%
19
3%
16
52%
273
51%
195
19%
100
24%
98
100%
523
100%
406
Klachten luchtwegen
Griep, verkoudheid Overige klachten, namelijk Totaal
113
Klachten gevolg werk 0-meting
1-meting
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
%
Ja, hoofdzakelijk gevolg van mijn werk
57
10%
55
13%
Ja, voor een deel gevolg van mijn werk
117
21%
100
25%
Nee, geen gevolg van mijn werk
345
62%
220
62%
35
6%
554
100%
375
100%
Weet niet Totaal
Omstandigheden klachten 0-meting
1-meting
%
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
33%
61
31%
51
5%
10
5%
7
33%
62
39%
65
achter de computer werken
14%
26
18%
32
Problemen met leiding, werkgever
13%
25
16%
24
Problemen met collega's of ondergeschikten
5%
9
6%
8
Problemen met gasten, klanten
2%
3
2%
2
37%
69
34%
49
Geweld, seksuele intimidatie
1%
2
4%
5
Bedrijfsongeval
5%
9
6%
8
16%
30
8%
13
100%
187
100%
158
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
%
452
83%
315
82%
Werkdruk, werkstress Emotioneel te zwaar (door omgaan met gasten, etc) Lichamelijk te zwaar (tillen, reiken, sjouwen gebruik zware of trillende apparaten etc) Langdurig dezelfde handelingen verrichten, langdurig
Problemen met geluid of klimaat
Anders, namelijk Totaal
Langdurige aandoening/handicap/ziekte 0-meting Nee Ja
1-meting
93
17%
85
18%
545
100%
400
100%
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
%
Ja, ik werk momenteel helemaal niet
47
9%
25
6%
Nee, ik werk wel maar minder uren dan normaal
22
4%
21
5%
Totaal
Op dit moment wegens ziekte niet aan het werk 0-meting
1-meting
Nee, ik werk het normaal aantal uren maar wel aangepast werk
7
1%
11
2%
Nee, ik ben gewoon aan het werk
476
86%
345
88%
Totaal
552
100%
402
100%
Ongew. Aantal
%
Ongew. Aantal
%
Nee
423
72%
243
62%
Ja
163
28%
162
38%
Totaal
586
100%
405
100%
Ziekteverzuim afgelopen 2 maanden 0-meting
114
1-meting
Aantal malen verzuimd afgelopen 2 maanden Totaal
0-meting
1-meting
Gem.
2,0
1,9
Ongew. Aantal
134
146
0-meting
1-meting
Werkdagen verzuimd afgelopen 2 maanden Totaal Gem.
8,9
7,8
Ongew. Aantal
146
148
0-meting
1-meting
Werkomgeving %
Temperatuur werkplek goed
Ventilatie werkplek goed
Galm van geluid
Lawaai van machines
Te veel chloor
Te vochtig
Te koud
Te warm
Benauwde omgeving
Altijd
10%
8%
Vaak
35%
35%
Soms
40%
41%
Nooit
15%
16%
Altijd
16%
12%
Vaak
30%
30%
Soms
37%
40%
Nooit
17%
18%
Altijd
5%
10%
Vaak
9%
17%
Soms
28%
33%
Nooit
58%
41%
Altijd
2%
4%
Vaak
5%
6%
Soms
29%
27%
Nooit
63%
63%
Altijd
4%
7%
Vaak
7%
11%
Soms
29%
42%
Nooit
59%
40%
Altijd
12%
18%
Vaak
13%
24%
Soms
25%
28%
Nooit
49%
30%
Altijd
1%
1%
Vaak
5%
9%
Soms
32%
27%
Nooit
62%
62%
Altijd
16%
22%
Vaak
27%
33%
Soms
40%
35%
Nooit
17%
10%
Altijd
7%
10%
Vaak
19%
26%
Soms
42%
43%
Nooit
32%
20%
115
Getroffen maatregelen door werkgever % Temperatuur goed te regelen
Ventilatieroosters aanwezig
Aanvoer lucht mechanisch geregeld
Afvoer lucht mechanisch geregeld
Voorzien van geluidsisolatie
Bedrijf doet voldoende voor prettig binnenklimaat
Bedrijf doet voldoende om geluidsoverlast te beperken Bedrijf doet voldoende om blootstelling aan chloor te beperken
0-meting
1-meting
Nee
52%
53%
Ja
30%
26%
Weet niet
17%
21%
Nee
25%
20%
Ja
58%
63%
Weet niet
18%
18%
Nee
28%
15%
Ja
45%
61%
Weet niet
27%
24%
Nee
26%
16%
Ja
45%
60%
Weet niet
29%
24%
Nee
39%
40%
Ja
22%
19%
Weet niet
39%
41%
Nee
31%
37%
Ja
45%
42%
Weet niet
24%
21%
Nee
15%
21%
Ja
54%
53%
Weet niet
31%
26%
Nee
10%
13%
Ja
57%
59%
Weet niet
33%
28%
51. Vindt u dat de aandacht voor arbeidsomstandigheden binnen uw organisatie de afgelopen 2 jaar is toegenomen, afgenomen of gelijk is gebleven? Ongew. Aantal Sterk toegenomen
1-meting
30
4%
Toegenomen
191
29%
Gelijk gebleven
333
45%
Afgenomen
64
9%
Sterk afgenomen
25
3%
Niet van toepassing, werk er nog niet zo lang
35
8%
Niet ingevuld
21
3%
699
100%
Ongew. Aantal
1-meting
Totaal
52. Bent u bekend met het Arboplusconvenant Recreatie?
Ja, daar ben ik goed mee bekend
63
6%
Ja, daar heb ik ooit van gehoord
250
30%
Nee, nooit van gehoord
419
62%
24
2%
756
100%
Niet ingevuld Totaal
116
53. Bent u bekend met de website van het Knooppunt Recreatie: www.keep-it-cool.nl ?
Ja Nee Niet ingevuld Totaal
Ongew. Aantal
1-meting
79
11%
661
87%
16
2%
756
100%
54. Hoe vaak heeft u deze website gedurende de afgelopen 12 maanden ongeveer bezocht? Ongew. Aantal
1-meting
Nooit
22
26%
Tussen de 1 en de 5 keer
48
56%
Tussen de 5 en de 10 keer
6
5%
Meer dan 10 keer
2
2%
Niet ingevuld
15
11%
Totaal
93
100%
55. Hebben de informatie, downloads, tips en dergelijke op de website bijgedragen aan uw kennis van veilig en gezond werken? Ongew. Aantal
1-meting
Ja
35
47%
Nee
23
37%
Niet ingevuld
17
17%
Totaal
75
100%
56. Naast de website zijn er ook andere informatiebronnen over arbeidsomstandigheden in de recreatiebranche. Met welke van onderstaande informatiebronnen bent u bekend? (meer antwoorden mogelijk) Ongew. Aantal
1-meting
Keep it Cool Nieuwsbrief
72
9%
Keep it Cool Special verzuim (inclusief poster)
16
2%
Keep it Cool Special ongewenst gedrag (inclusief poster)
20
3%
Keep it Cool Special lichamelijke belasting (inclusief poster)
22
3%
Toolkit ongewenst gedrag
23
3%
Toolkit lichamelijke belasting
20
2%
559
75%
Geen van deze informatiebronnen Niet ingevuld
26
4%
Weet niet
77
11%
756
100%
Totaal
57. Heeft de informatievoorziening over arbeidsomstandigheden in de recreatiebranche (website en andere informatiebronnen) bijgedragen aan uw kennis over: Nee helemaal Ja, heel veel
Ja, een beetje
niet
Niet ingevuld
8%
41%
22%
29%
Lichamelijke belasting (tillen, bukken, zitten etc)?
10%
43%
19%
28%
Omgaan met agressie?
10%
38%
24%
28%
Verzuim?
117
58. Heeft de informatievoorziening ertoe bijgedragen dat u of uw werkgever aanpassingen heeft gemaakt in uw werk om: Nee
Ja
Niet ingevuld
Verzuim te voorkomen of te verminderen?
43%
26%
31%
Lichamelijk belasting te voorkomen of te verminderen?
39%
33%
28%
Agressie te voorkomen of te verminderen?
32%
36%
32%
Ongew. Aantal
1-meting
59. Heeft uw bedrijf een preventiemedewerker?
Ja, dat ben ik zelf
32
7%
Ja
165
37%
Nee
252
53%
Niet ingevuld Totaal
18
3%
467
100%
Ongew. Aantal
1-meting
60. Hoe tevreden bent u met de ondersteuning van de preventiemedewerker?
Zeer tevreden
8
7%
Tevreden
53
29%
Neutraal
65
42%
Ontevreden
8
4%
Zeer ontevreden
8
5%
23
13%
165
100%
Niet ingevuld Totaal
61. Heeft de preventiemedewerker ertoe geleid dat uw werkomstandigheden zijn verbeterd? Ongew. Aantal
1-meting
Ja, heel veel
11
10%
Ja, een beetje
65
44%
Nee, nauwelijks
35
21%
Nee, helemaal niet
20
13%
Niet ingevuld
22
12%
153
100%
Totaal
62. Van welke van onderstaande cursussen bent u op de hoogte? (meer antwoorden mogelijk) Ongew. Aantal
1-meting
Cursus Lichamelijke belasting
22
2%
Cursus Omgaan met agressie
182
23%
Cursus Verzuim
25
3%
Cursus Preventiemedewerker
39
4%
Geen van deze cursussen
466
64%
Niet ingevuld
22
3%
Weet niet
67
9%
756
100%
Totaal
118
63. Welke van deze cursussen heeft u zelf gevolgd? (meer antwoorden mogelijk) Ongew. Aantal
1-meting
Cursus Lichamelijke belasting
3
1%
Cursus Omgaan met agressie
91
44%
Cursus Verzuim
5
2%
Cursus Preventiemedewerker
14
6%
Geen van deze cursussen
89
39%
Niet ingevuld
20
11%
Weet niet Totaal
2
1%
214
100%
64. Heeft de cursus Lichamelijke belasting bijgedragen aan uw kennis over lichamelijke belasting? Ongew. Aantal
1-meting
Ja, een beetje
3
100%
Totaal
3
100%
65. Past u de kennis die u heeft opgedaan tijdens de cursus Lichamelijke Belasting in de praktijk toe? Ongew. Aantal
1-meting
Ja, deels
3
100%
Totaal
3
100%
66. Heeft de cursus Omgaan met agressie bijgedragen aan uw kennis over het voorkomen en verminderen van agressie? Ongew. Aantal
1-meting
Ja, heel veel
23
21%
Ja, een beetje
50
64%
Nee, niet veel
9
9%
Nee, helemaal niet
4
5%
Niet ingevuld
3
2%
89
100%
Totaal
67. Pas u de kennis die u heeft opgedaan over het voorkomen en verminderen van agressie in de praktijk toe? Ongew. Aantal
1-meting
Ja, volledig
15
17%
Ja, deels
59
64%
Nee
7
7%
Niet ingevuld
6
11%
87
100%
Totaal
68. Heeft de cursus Verzuim bijgedragen aan uw kennis over het voorkomen en verminderen van verzuim? Ongew. Aantal
1-meting
Ja, heel veel
2
47%
Ja, een beetje
2
28%
Nee, niet veel
1
25%
Totaal
5
100%
119
69. Past u de kennis die u heeft opgedaan tijdens de cursus Verzuim in de praktijk toe? Ongew. Aantal
1-meting
Ja, volledig
1
26%
Ja, deels
4
74%
Totaal
5
100%
120
Bijlage 8
Resultaten enquête werkgevers
1. Hoeveel werknemers heeft uw organisatie op dit moment (uitzendkrachten en gedetacheerden niet meegerekend en oproepkrachten wel meegerekend)? Aantal
%
Klein (1 t/m 9)
49
49%
Midden (10 t/m 49)
34
34%
Groot (50 en meer)
17
17%
100
100%
Totaal
2. Wat is uw functie binnen de organisatie? Enq: antwoorden oplezen Aantal
%
46
46%
Directeur / eigenaar Hoofd afdeling personeel en organisatie Medewerker personeel en organisatie Arbocoördinator Anders, namelijk Totaal
1
1%
10
10%
2
2%
41
41%
100
100%
3. Wat is de hoofdactiviteit van uw organisatie? (Meerdere antwoorden mogelijk) Aantal
%
Bungalowpark
22
22%
Camping
38
38%
Groepsaccommodatie Zwembad Buitensport Anders, namelijk Totaal
7
7%
29
29%
6
6%
11
11%
100
100%
Gepercenteerd op aantal respondenten
3. Wat is de hoofdactiviteit van uw organisatie?
Zweminrichtingen Verblijfsrecreatie en overig Totaal
Aantal
%
29
29%
71
71%
100
100%
Gepercenteerd op aantal respondenten
4. Bent u bekend met het Arboplusconvenant Recreatie? Aantal
%
Ja, daar ben ik goed mee bekend
13
13%
Ja, daar heb ik ooit van gehoord
45
45%
Nee, nooit van gehoord
42
42%
100
100%
Totaal
121
5. Op welke wijze bent u bekend geraakt met het Arboplusconvenant Recreatie? (meer antwoorden mogelijk)
Via de website www.keep-it-cool.nl Via de werkgeversorganisatie RECRON
Aantal
%
3
5%
34
59%
Via mijn werkcontacten / collega-bedrijven
5
9%
Via het hoofdkantoor
6
10%
18
31%
Anders, namelijk. Weet niet/geen mening Totaal
3
5%
58
100%
Gepercenteerd op aantal respondenten
6. In hoeverre bent u bekend met de website van het Knooppunt Recreatie: www.keep-it-cool.nl ? Aantal
%
Ken ik goed
10
10%
Ken ik een beetje
26
26%
Heb ik alleen maar van gehoord
17
17%
Ken ik niet
47
47%
100
100%
Totaal
7. Hoe vaak heeft u deze website gedurende de afgelopen 12 maanden ongeveer bezocht?
Nooit Tussen de 1 en de 5 keer
Aantal
%
5
14%
23
64%
Tussen de 5 en de 10 keer
5
14%
Meer dan 10 keer
3
8%
36
100%
Totaal
8. Heeft de informatie over arbeidsomstandigheden op de website bijgedragen aan uw kennis van arbeidsrisico's? Aantal
%
Ja, door de website weet ik nu veel meer over arbeidsrisico'
6
17%
Ja, door de website weet ik nu iets meer over arbeidsrisico'
12
33%
Nee, ik ben niet of nauwelijks meer over arbeidsrisico's te
16
44%
Weet niet/geen mening Totaal
2
6%
36
100%
9. Kent u de Keep it Cool special of de bijbehorende poster over: Verzuim? Aantal
%
Ja, goed
13
13%
Ja, een beetje
13
13%
Ja, ooit van gehoord
10
10%
Nee, niet
62
62%
Weet niet/geen mening Totaal
122
2
2%
100
100%
9. Kent u de Keep it Cool special of de bijbehorende poster over: Ongewenst Gedrag? Aantal
%
Ja, goed
17
17%
Ja, een beetje
12
12%
Ja, ooit van gehoord
10
10%
Nee, niet
60
60%
Weet niet/geen mening Totaal
1
1%
100
100%
9. Kent u de Keep it Cool special of de bijbehorende poster over: Lichamelijke belasting? Aantal
%
Ja, goed
16
16%
Ja, een beetje
13
13%
Ja, ooit van gehoord Nee, niet Weet niet/geen mening Totaal
7
7%
63
63%
1
1%
100
100%
10. Gebruikt u één of meer van de specials of de posters in uw organisatie? Aantal
%
Ja
14
28%
Nee
35
70%
Weet niet/geen mening Totaal
1
2%
50
100%
11. Weet u dat er experts van het Knooppunt Recreatie langs kunnen komen die uitleg geven over de ontwikkelde instrumenten, maatregelen en trainingen rondom arbeidsomstandigheden en verzuim? Aantal
%
Ja, daar weet ik van
26
26%
Ja, daar heb ik wel eens van gehoord
16
16%
Nee, dat weet ik niet
58
58%
100
100%
Totaal
12. Heeft u van deze mogelijkheid gebruik gemaakt?
Ja Nee Weet niet/geen mening Totaal
Aantal
%
2
5%
39
93%
1
2%
42
100%
13. Bent u bekend met de cursus verzuimmanagement?
Ja Nee Totaal
Aantal
%
41
41%
59
59%
100
100%
123
14. Heeft u deelgenomen aan de cursus verzuimmanagement?
Ja, ikzelf
Aantal
%
4
10%
Nee
37
90%
Totaal
41
100%
15. Past u de opgedane kennis over verzuim toe in uw organisatie? Aantal
%
Ja, volledig
3
75%
Ja, deels
1
25%
Totaal
4
100%
16. Heeft deelname aan de cursus naar uw inschatting geleidt tot minder ziekteverzuim in uw organisatie? Aantal
%
Ja, een beetje
3
75%
Nee, helemaal niet
1
25%
Totaal
4
100%
17. Bent u bekend met de Toolkit Verzuim?
Ja Nee Totaal
Aantal
%
30
30%
70
70%
100
100%
18. Heeft u gebruik gemaakt van de Toolkit Verzuim?
Ja, ikzelf Ja, een collega
Aantal
%
11
37%
1
3%
Nee
18
60%
Totaal
30
100%
19. Past u de informatie en tips over verzuim uit de Toolkit Verzuim toe in uw organisatie? Aantal
%
Ja, volledig
3
27%
Ja, deels
6
55%
Nee
2
18%
11
100%
Totaal
20. Heeft de Toolkit Verzuim naar uw inschatting geleidt tot minder ziekteverzuim in uw organisatie? Aantal
%
Ja, een beetje
2
17%
Nee, nauwelijks
3
25%
Nee, helemaal niet
5
42%
Weet niet/geen mening
2
17%
12
100%
Totaal
124
21. Bent u bekend met de cursus preventiemedewerker? Aantal
%
Ja
68
68%
Nee
31
31%
Weet niet/geen mening Totaal
1
1%
100
100%
22. Heeft uw organisatie een preventiemedewerker? Aantal
%
Ja, dat ben ik zelf als werkgever
18
26%
Ja, daartoe heeft onze organisatie een speciale medewerker a
30
44%
Nee
20
29%
Totaal
68
100%
23. Heeft het aanstellen van de preventiemedewerker volgens uw inschatting ertoe geleid dat de werkomstandigheden in uw organisatie zijn verbeterd?
Ja, heel veel Ja, een beetje Nee, nauwelijks Nee, helemaal niet Weet niet/geen mening Totaal
Aantal
%
4
8%
14
29%
9
19%
19
40%
2
4%
48
100%
24. Heeft het aanstellen van de preventiemedewerker volgens uw inschatting geleid tot minder ziekteverzuim in uw organisatie? Aantal
%
Ja, heel veel
2
4%
Ja, een beetje
3
6%
Nee, nauwelijks
3
6%
35
73%
Nee, helemaal niet Weet niet/geen mening Totaal
5
10%
48
100%
25. Bent u bekend met de speciaal voor de recreatiebranche gemaakt digitale Risico Inventarisatie en -Evaluatie (RI&E)?
Ja Nee Totaal
Aantal
%
52
52%
48
48%
100
100%
26. Maakt u gebruik van de voor de recreatiebranche gemaakte digitale Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E)? Aantal
%
Ja
22
42%
Nee
30
58%
Totaal
52
100%
125
27. Bent u bekend met het AEGON Recron Arrangement Verzuim en Zorg?
Ja Nee Totaal
Aantal
%
36
36%
64
64%
100
100%
28. Zou u in de toekomst als werkgever gebruik willen maken van het branchearrangement of onderdelen daarvan?
Ja, daar maak ik al gebruik van Ja, zeker
Aantal
%
3
3%
1
1%
Misschien
43
43%
Nee
44
44%
Weet niet/geen mening Totaal
9
9%
100
100%
29. Bent u op de hoogte van manieren waarop fysieke overbelasting kan worden voorkomen?
Ja Nee Totaal
Aantal
%
83
83%
17
17%
100
100%
30. Heeft u in de afgelopen twee jaar maatregelen genomen om fysieke overbelasting te verminderen? Aantal
%
Ja
60
60%
Nee
39
39%
Weet niet/geen mening Totaal
1
1%
100
100%
31. Welke maatregelen heeft u de afgelopen 2 jaar genomen? (Meer antwoorden mogelijk. Spontaan laten noemen) Aantal
%
Vaststellen maximaal tilgewicht op 25 kilogram
1
2%
Instructie/voorlichting
5
8%
Aanpassingen van de werkplek
7
12%
Aanbevelingen uit RI&E (Risico Inventarisatie en Evaluatie) Anders, namelijk Weet niet/geen mening Totaal
4
7%
49
82%
1
2%
60
100%
Gepercenteerd op aantal respondenten
32. Heeft het Arboplusconvenant ertoe bijgedragen dat u deze maatregelen heeft genomen?
Ja Nee Weet niet/geen mening Totaal
126
Aantal
%
9
15%
49
82%
2
3%
60
100%
33. Bent u bekend met de cursus Lichamelijke belasting? Aantal
%
4
4%
Ja, die ken ik een beetje
14
14%
Ja, ooit van gehoord
19
19%
Nee, die ken ik niet
63
63%
100
100%
Ja, die ken ik goed
Totaal
34. Is er iemand uit uw bedrijf op deze cursus geweest?
Ja, ikzelf Nee Weet niet/geen mening Totaal
Aantal
%
1
3%
33
89%
3
8%
37
100%
35. Heeft de cursus Lichamelijke Belasting volgens uw inschatting ertoe geleid dat de werkomstandigheden in uw organisatie zijn verbeterd? Aantal
%
Nee, helemaal niet
1
100%
Totaal
1
100%
36. Heeft de cursus Lichamelijke Belasting volgens uw inschatting geleid tot minder ziekteverzuim in uw organisatie? Aantal
%
Nee, helemaal niet
1
100%
Totaal
1
100%
37. Bent u bekend met de Toolkit lichamelijke belasting?
Ja, die ken ik goed Ja, die ken ik een beetje Ja, ooit van gehoord Nee, die ken ik niet Totaal
Aantal
%
7
7%
11
11%
8
8%
74
74%
100
100%
38. Heeft u gebruik gemaakt van de Toolkit lichamelijke belasting?
Ja, ikzelf Ja, een collega
Aantal
%
5
19%
2
8%
Nee
19
73%
Totaal
26
100%
39. Past u de informatie en tips uit de Toolkit lichamelijke belasting toe in uw organisatie? Aantal
%
Ja, volledig
2
40%
Ja, deels
3
60%
Totaal
5
100%
127
40. Heeft de Toolkit lichamelijke belasting volgens uw inschatting ertoe geleid dat de werkomstandigheden in uw organisatie zijn verbeterd? Aantal
%
Ja, heel veel
1
14%
Ja, een beetje
1
14%
Nee, nauwelijks
3
43%
Nee, helemaal niet
1
14%
Weet niet/geen mening
1
14%
Totaal
7
100%
41. Heeft de Toolkit lichamelijke belasting volgens uw inschatting geleid tot minder ziekteverzuim in uw organisatie? Aantal
%
Ja, heel veel
1
14%
Ja, een beetje
1
14%
Nee, nauwelijks
1
14%
Nee, helemaal niet
3
43%
Weet niet/geen mening
1
14%
Totaal
7
100%
42. Bent u bekend met de cursus Omgaan met agressie? Aantal
%
Ja, die ken ik goed
28
28%
Ja, die ken ik een beetje
30
30%
Ja, ooit van gehoord
27
27%
Nee, die ken ik niet
15
15%
100
100%
Totaal
43. Zijn er medewerkers van uw bedrijf op deze cursus geweest? Aantal
%
Ja
21
25%
Nee
62
73%
Weet niet/geen mening Totaal
2
2%
85
100%
44. Heeft de cursus Omgaan met Agressie volgens uw inschatting ertoe geleid dat medewerkers beter kunnen omgaan met voorvallen rond agressie en geweld? Aantal
%
10
48%
Ja, een beetje
7
33%
Nee, nauwelijks
1
5%
Nee, helemaal niet
2
10%
Ja, heel veel
Weet niet/geen mening Totaal
128
1
5%
21
100%
45. Heeft de cursus Omgaan met Agressie volgens uw inschatting geleid tot minder ziekteverzuim in uw organisatie? Aantal
%
Ja, heel veel
2
10%
Ja, een beetje
1
5%
Nee, nauwelijks
4
19%
11
52%
Nee, helemaal niet Weet niet/geen mening Totaal
3
14%
21
100%
46. Bent u bekend met de Toolkit Ongewenst Gedrag? Aantal
%
Ja, die ken ik goed
10
10%
Ja, die ken ik een beetje
12
12%
Ja, ooit van gehoord
17
17%
Nee, die ken ik niet
60
60%
Weet niet/geen mening Totaal
1
1%
100
100%
47. Heeft u gebruik gemaakt van de Toolkit Ongewenst Gedrag?
Ja Nee Weet niet/geen mening Totaal
Aantal
%
8
21%
30
77%
1
3%
39
100%
48. Hoe bruikbaar vindt u de Toolkit Ongewenst gedrag? Aantal
%
Zeer bruikbaar
4
50%
Bruikbaar
4
50%
Totaal
8
100%
49. Heeft de Toolkit Ongewenst gedrag volgens uw inschatting ertoe geleid dat u en uw medewerkers beter kunnen omgaan met voorvallen rond agressie en geweld? Aantal
%
Ja, heel veel
3
38%
Ja, een beetje
4
50%
Nee, nauwelijks
1
13%
Totaal
8
100%
50. Heeft de Toolkit Ongewenst gedrag volgens uw inschatting geleid tot minder ziekteverzuim in uw organisatie? Aantal
%
Ja, heel veel
2
25%
Ja, een beetje
2
25%
Nee, helemaal niet
4
50%
Totaal
8
100%
129
51. Wat is uw algeheel oordeel over de mate waarin het Arboplusconvenant heeft bijgedragen aan het verbeteren van de arbeidsomstandigheden(in het bedrijf)? Aantal
%
Geen bijdrage
24
29%
Kleine bijdrage
10
12%
Middelgrote bijdrage
27
33%
Grote bijdrage
22
27%
Totaal
83
100%
51. Wat is uw algeheel oordeel over de mate waarin het Arboplusconvenant heeft bijgedragen aan het verbeteren van de arbeidsomstandigheden(in het bedrijf)?
Gemiddeld
4,5
Minimum
1
Maximum
8
Aantal
83
52. Had het nut van het Arboplusconvenant volgens u groter kunnen zijn? Aantal
%
Ja
34
34%
Nee
26
26%
Weet niet/geen mening
40
40%
100
100%
Totaal
54. Is uw organisatie of de keten of het concern waartoe uw organisatie behoord actief bezig met het verder ontwikkelen van het arbobeleid? Aantal
%
Ja, heel actief
16
16%
Ja, actief
42
42%
Nee, nauwelijks actief
24
24%
Nee, niet actief
17
17%
Weet niet/geen mening Totaal
1
1%
100
100%
55. Is het volgens u zinvol om de bij het Knooppunt Recreatie vergaarde kennis te bewaren, toepasbaar en up-to-date te houden? Aantal
%
Heel zinvol
17
17%
Zinvol
69
69%
Neutraal
3
3%
Nauwelijks zinvol
4
4%
Niet zinvol
4
4%
Weet niet/geen mening
3
3%
100
100%
Totaal
130
56. Bent u het ermee eens dat cursussen, toolkits en dergelijke die gericht zijn op veilig en gezond werken voor de Recreatiebranche behouden moeten blijven? Aantal
%
Helemaal mee eens
36
36%
Mee eens
59
59%
Mee oneens
3
3%
Weet niet/geen mening
2
2%
100
100%
Totaal
57. Vindt u het zinvol dat er regelmatig voorlichting wordt gegeven op het gebied van veiligheid en preventie, (bijvoorbeeld via een website of een nieuwsbrief)? Aantal
%
Heel zinvol
34
34%
Zinvol
63
63%
Neutraal
1
1%
Nauwelijks zinvol
2
2%
100
100%
Totaal
58. In hoeverre bent u het eens met de volgende stelling: Zonder de instrumenten van het Arboplusconvenant Recreatie zou mijn bedrijf minder aandacht besteden aan arbobeleid en arbeidsomstandigheden
Helemaal mee eens Mee eens Niet eens / niet oneens Mee oneens Helemaal mee oneens Weet niet/geen mening Totaal
Aantal
%
5
5%
28
28%
4
4%
45
45%
7
7%
11
11%
100
100%
Heeft u nog opmerkingen over het arboplusconvenant en hoe daarmee is omgegaan binnen het bedrijf ?
Nee Ja, namelijk Totaal
Aantal
%
80
80%
20
20%
100
100%
131
132
Research voor Beleid Schipholweg 13-15 Postbus 985 2300 AZ Leiden tel: 071 525 37 37 fax: 071 525 37 02 e-mail:
[email protected] www.research.nl
133