muze
Kantoor van Afgifte: Brussel X
Erkenningsnummer P2 06218
Verantw. uitg. Marc Noppen - Laarbeeklaan 101 - 1090 Brussel
3 Driemaandelijks juli - augustus - september 2007 NR
het medisch magazine van het UZ Brussel
30 jaar
Rondetafelgesprek
Het UZ Brussel: het avontuur gaat door p. 6 geneeskunde.comzeg p. 14
3 30 jaar UZ Brussel: evolutie activiteiten 4 De eerste 30 jaar van een ziekenhuis - Van AZ-VUB naar UZ Brussel 6 Het UZ Brussel: het avontuur gaat door
voorwoord
in dit nummer
Wie zijn verleden niet kent, heeft geen toekomst
N.a.v. het 25-jarig bestaan van de Vrije Universiteit Brussel, verscheen in 1995 ‘ De Tuin van Akademos’, een waarlijk schitterend naslagwerk en verplichte nachttafellectuur voor elke rechtgeaarde VUB’er. Eén studie levert de ‘Historiek en betekenis van het Academisch Ziekenhuis van de VUB’. Hierin wordt een gedocumenteerd overzicht gegeven van de ontstaansgeschiedenis, de maatschappelijke en politieke context van het project, de basisbeginselen en structuur van het ziekenhuis en zijn relatie tot de moederuniversiteit, de werking en de interne en externe perikelen en bedreigingen die de levensloop van het ziekenhuis gedurende de eerste bestaansjaren hebben gekenmerkt. Zeer terecht leggen de auteurs de nadruk op de cruciale drijfkracht die de concretisatie van het toenmalige AZ heeft mogelijk gemaakt: “Het AZ is geworden wat het is dankzij een hele ploeg mensen die zich, van hoog tot laag op de hiërarchische ladder, heeft ingezet voor het welslagen van dit prestigieus project. Het collectief geheugen van het AZ verwijst nog steeds naar de doorslaggevende inzet van hoogleraren als Gepts, Kiekens, en Brouwer(…)”. In mijn ogen is dit nog altijd actueel: hier werkt nog steeds een ploeg, een familie, bestaat nog steeds dat ongeschreven en onbeschrijfbare AZ-gevoel (ik gebruik hier bewust nog de ‘AZ’ nomenklatuur). Het is een deel van ons erfgoed en dient gekoesterd te worden. Eveneens zeer terecht benadrukken de auteurs dat het toenmalige AZ een kind van zijn tijd was, van de toenmalige Belgische politieke en maatschappelijke context. Dit betekent in mijn ogen dat een instelling zoals de onze steeds een kind van zijn tijd moet zijn, en zich dus, om te overleven, moet aanpassen aan de veranderende maatschappelijke context. Zonder de oorspronkelijke filosofie daarbij te verraden, moeten wij het inzicht én de moed hebben om dit te realiseren. Dit vereist een bijna continu proces van analyse van die externe context, introspectie en zelfkritiek en aanpassen, corrigeren en implementeren waar nodig, een proces van teamspirit ook… Voor de patiënt mag het een geruststelling zijn dat de hele ‘ploeg’ van het UZ Brussel er werkelijk alles zal aan doen om een gepast antwoord te vinden op deze fenomenale uitdaging. Om het met Willem van Oranje te zeggen: “Het is niet nodig te hopen, alvorens te ondernemen. Zoals het niet nodig is onmiddellijk te slagen, om te volharden.”
9 (Meer dan) Dertig jaar oncologisch centrum 11 Het (Excellentie-)Centrum voor Reproductieve Geneeskunde: 25 jaar baanbrekend werk 14 geneeskunde.comzeg 17 De verpleegkundige, ‘partner’ in de zorgverlening 20 Dertig jaar klinische biologie in het UZ Brussel, back to the future
Marc Noppen, gedelegeerd bestuurder UZ Brussel en verantwoordelijke uitgever mUZe
22 UZ Brussel: missie, visie en waarden 23 Toekomst geneeskunde?
colofon
Facts or fiction?
muze is het driemaandelijks magazine van het UZ Brussel, Laarbeeklaan 101, 1090 Brussel, T 02 477 41 11, F 02 477 55 66, www.uzbrussel.be Verantwoordelijke uitgever Marc Noppen Coördinatie redactie, vormgeving en logistiek Edgard Eeckman en Dorrit Moortgat, T 02 477 80 80, F 02 477 55 66, e-mail
[email protected] Redactiecomité Johan Braeckman, Toon De Backer, Wim Distelmans, Edgard Eeckman, Martine Huybrechts, Patrick Lacor, Dorrit Moortgat, Marc Noppen, Marc Segers, Jan Schots, Brigitte Velkeniers Fotografie Marc De Beukeleer Werkten mee aan dit nummer Borms Marc, Corens Dirk, Corne Luc, Couck Pedro, Gorus Frans, Jacobs Freddy, Steenssens Laurette Lay-out MEGALUNATRIUMVIRAAT Drukwerk en verzending Leleu Printing NV Gedrukt op gerecycleerd papier met vegetale inkten Wie nog niet in ons adressenbestand zit, maar dit gratis tijdschrift graag wil ontvangen, kan dit melden op T 02 477 80 80
3 /2007
30 jaar UZ Brussel: evolutie activiteiten De officiële inhuldiging van het Universitair Ziekenhuis Brussel (toen nog AZ-VUB) vond plaats op 13 oktober 1977. Op dat ogenblik was het ziekenhuis echter al bijna zes maanden operationeel. Met de raadplegingen werd gestart op 18 april en de eerste patiënten werden gehospitaliseerd op 6 juni. De dag van de eerste opname waren er 15 bedden in gebruik. De dag van de officiële opening bedroeg het aantal beschikbare bedden 124. Eind 1980 telde het UZ Brussel al 439 bedden. In 1987 werd het toen door de overheid erkende aantal van 679 bedden bereikt. In 2006 werden 30 bedden overgenomen van het Dodoensziekenhuis. Vanaf januari 2009 zullen nog bijkomend 20 bedden in gebruik worden genomen in de afdeling kinder- en jeugdpsychiatrie, zodat het totaal aantal bedden 729 zal bedragen.
tie door daghospitalisatie werd ook vastgesteld in andere ziekenhuizen in binnen- en buitenland en werd door de overheid financieel aangemoedigd. In het UZ Brussel nam de gemiddelde verblijfsduur af van 13,2 dagen in 1979 tot 7,3 dagen in 2006 (-44,6%). Het aantal daghospitalisaties blijft tot op de dag van vandaag toenemen: de laatste 10 jaar met gemiddeld 5,3% per jaar, de laatste 20 jaar met 6,2% per jaar. Ook voor de poliklinische activiteit houdt de groei van de activiteiten aan met een gemiddelde van 2,3% per jaar tijdens de laatste tien jaars
Sinds de opening van het ziekenhuis kende het UZ Brussel een continue toename van het aantal gehospitaliseerde patiënten tot het midden van de jaren negentig: van 6 948 in 1979 tot 26 541 in 1995. In de jaren na 1995 schommelde het aantal opgenomen patiënten tussen 25 000 en 26 000. De uitbouw van de klassieke hospitalisatie in de periode vóór 1995 en de stabilisatie ervan na 1995 ging gepaard met een afname van de verblijfsduur en de ontwikkeling van de daghospitalisatie. De verkorting van de verblijfsduur en de substitutie van klassieke hospitalisa-
Daghospitaal
Bedden
Opnamen
800
30000
700 25000 600 20000
500 400
15000
300 10000
200
™
Opening Kinderziekenhuis
100
1980
1985 1990 1995 1984 ™Opening Oncologisch Centrum 1983 ™Start Centrum voor Reproductieve Geneeskunde
Poliklinische patiënten
35000
door Dirk Corens, verantwoordelijke beleids informatie
Verpleegdagen 500000
2000 2005 Opening hospitalisatie Kinder- en Jeugdpsychiatrie © 2009
5000
Verblijfsduur
250000
15
30000 200000 25000
12
400000 150000
20000 15000
100000 9
300000
10000
50000 5000
Opening Kinderziekenhuis
Opening Kinderziekenhuis
muze
1980
1985 1990 1995 1984 ™Opening Oncologisch Centrum 1983 ™Start Centrum voor Reproductieve Geneeskunde
™
™ 0
2000 2005 Opening hospitalisatie Kinder- en Jeugdpsychiatrie © 2009
200000
0
1980
1985 1990 1995 1984 ™Opening Oncologisch Centrum 1983 ™Start Centrum voor Reproductieve Geneeskunde
2000 2005 Opening hospitalisatie Kinder- en Jeugdpsychiatrie © 2009
6
D e e e r s t e d e r t i g j a a r v a n e e n z i e k e n hu i s
Van AZ-VUB naar UZ Brussel, met Luc Corne Na de splitsing van de ULB–VUB in het jaar 1968–1969, werd in de voorlopige raad van beheer van de VUB, onder het voorzitterschap van August De Winter en met Aloïs Gerlo als rector van de nieuwe universiteit, gedacht aan een medische faculteit met een eigen ziekenhuis. De eerste decaan van die faculteit was René Van den Driessche. door prof. Luc Corne, diensthoofd spoed gevallen, 1977-2007
De conceptie van het ziekenhuis Er werd grond gezocht, plannen werden gemaakt en al heel snel werd met de bouw van het AZ-VUB begonnen. Jammer genoeg werd geen locatie gevonden om de medische faculteit te integreren in de campus van de VUB. Voor de andere faculteiten van de universiteit werd het ‘Oefenplein’ van de rijkswacht gekozen. Ik maakte deel uit van deze voorlopige raad van beheer, en van het bureau als studentenafgevaardigde. Alles verliep zeer snel. Onze Franstalige collega’s deden nogal cynisch over ons initiatief. Ze gaven ons geen enkele kans.
gemengde verpleegeenheid. Die eerste dag werd één patiënt opgenomen in het ziekenhuis. De eerste nacht waren collega Hugo De Boeck en ikzelf ‘van wacht’. Andere collega’s waren oproepbaar. Die eerste dag was de enige dag dat er meer personeel was in het ziekenhuis dan patiënten.
Van baby tot jonge volwassene De jonge zuigeling kende een explosieve groei. Alles kon, alles moest. De eerste heelkundige ingreep, de eerste radiografie, de eerste labo-onderzoeken, de eerste tandextractie met whisky als analgesie, de eerste pericardpunctie, de eerste angiografie van de arteria pulmonalis, de eerste autopsies; voor alles was het wel een eerste keer. Al snel groeide de baby tot een jonge volwassene, met de onver-
De bevalling van het project verliep vlot Sinds december 1976 was Louis Tielemans de geneesheer–directeur van het AZ-VUB. In februari 1977 Wijlen gedelegeerd bestuurder Louis Tielemans en Luc Corne: belde hij me op met de mededeling: twee boezemvrienden. “Je hoofdverpleegster wacht op je”. Andere collega’s werden ook gevraagd: Pierre–Paul Casteleyn en Frédéric Camu. mijdelijke groeipijnen. In februari 1978 startten Prof. Roland Six en Prof. René Kiekens hielden we met de eerste PUC. Het voertuig was een afeen oogje in het zeil. Het tijdperk van de ‘CCC’. gedankte Renault – break ‘geschonken’ door het Ik kende Louis Tielemans sinds 1965, sinds de ministerie van volksgezondheid. Vrachtwagens eerste kandidatuur geneeskunde. staken ons voorbij op de lichte helling van de Louis is altijd mijn beste vriend geweest en zal E 40 van het rondpunt Groot–Biigaarden richhet altijd blijven. ting Ternat. En toch konden we een aantal levens In april 1977 werden de eerste raadplegingen redden, in een gebied tussen de Ninoofsesteengehouden. Er waren nog geen wachtlijsten…Op weg en het kanaal Brussel–Antwerpen. 6 juni 1977 was het onze D-day met de opePUC staat voor ‘ploeg urgentie centrum’: het was ning van de spoedgevallendienst, twee bedde bedoeling een centrum te vormen, bestaande den voor intensieve geneeskunde, één uit brandweer, dringende geneeskundige hulp-
3 /2007
De spoedgevallendienst van het UZ Brussel vandaag
verlening en de autowegenpolitie (de zwaantjes). De bedoeling was een goede samenwerking zowel met de brandweer als de ‘zwaantjes’. Deze samenwerking werd geïnspireerd door het experiment op de ‘Périphérique’ van Parijs, waarbij medische interventieploegen met de moto tussen de files door naar de plaats van het incident reden. Om communautaire redenen kon het project niet doorgaan. Niet alleen door de individuele extra–murale hulpverlening verworven we aanzien, maar ook door onze voortrekkersrol in de rampenplanning in de regio Brussel–Vlaams-Brabant, met als één van de hoogtepunten het Heyzeldrama in 1985, de ramp met de Harold of Free Enterprise in 1987 en Euro 2000. Ook in de spoedgevallendienst werden een groot aantal innovaties ingevoerd: de Sixtijnse kapel waar de dagelijkse patiëntenbespreking plaatsvond, een systematische registratie van alle activiteiten op PC, sinds 1 januari 1985, nog altijd uniek in de wereld, de organisatie van een ‘Quality Assurance Program’ in 1987. Ondertussen groeide de dienst uit tot de grootste Vlaamse spoedgevallendienst.
De midlifecrisis Begin de jaren 2000 vertoonde het ziekenhuis de eerste symptomen van een beginnende midlifecrisis. Voor een ziekenhuis betekent dit onder
muze
andere: te weinig personeel en te veel patiënten met lange wachtlijsten in de meeste diensten. We werden het slachtoffer van ons succes.
Het einde van een eerste generatie, van AZ-VUB naar UZ Brussel Toen mijn vriend Louis Tielemans op 29 september 2005 in ons ziekenhuis overleed kwam er een einde aan deze eerste succesvolle fase van het ziekenhuis. Sinds 2001 ging ook mijn gezondheid achteruit. Ik bleef hopen op beterschap, maar moest mij in de zomer van 2006 neerleggen bij de realiteit: mijn rug zou me blijven beperken in mijn mogelijkheden. Daarom vroeg ik de nieuwe gedelegeerd bestuurder, collega Marc Noppen, samen een goede oplossing voor mijn toekomst in het ziekenhuis en de faculteit uit te werken. Die goede oplossing kwam er zeer snel, mede dankzij Raf Vandenbussche en de rector, collega Ben Van Camp. Collega Ives Hubloue werd op 1 mei 2007 het nieuwe diensthoofd van de spoedgevallendienst van het nieuwe UZ Brussel, 30 jaar na de geboorte van het AZ-VUB. Ik wil graag iedereen danken voor deze 30 jaar aangename samenwerking. Ik wens de nieuwe generatie veel succes in de komende jaren
Rondetafelgesprek
Het UZ Brussel: het avontuur gaat door De redactie van mUZe bracht tien mensen bij elkaar om terug te blikken op 30 jaar UZ Brussel. Het werd een boeiende gedachtenwisseling die duidelijk maakt dat de filosofie en de waarden die aan de basis lagen van de oprichting, vandaag nog even actueel zijn. Het ‘avontuur’ is nog lang niet voorbij.
Claude Sevens: “We begonnen echt aan een avon-
tuur toen en we waren ons daar bewust van. In datzelfde jaar 1977 verhuisde de UCL naar SaintLuc. Ook het Erasmusziekenhuis ging in datzelfde jaar met veel toeters en bellen open. Ze hadden er enorme ploegen, terwijl wij niemand hadden, niet één secretaresse”. De werkomstandigheden in het begin waren zeer moeilijk.
Those were the days “Het gebouw was nog niet helemaal afgewerkt, de labo’s waren nog niet uitgerust, we beschikten maar over zeer beperkte menselijke middelen. Men wilde dat alle diensten tegelijk zouden openen en dat was een
Roland Six:
gek idee natuurlijk.” Jean-Jacques Amy: “Avontuurlijk was het zeker omdat veel gynaecologen afhaakten toen ze vernamen dat ze gewoon loontrekkenden zouden zijn en geen privé-honoraria zouden kunnen aanrekenen. Op het vlak van de verloskunde was het avontuur nog spannender. Toen het ziekenhuis opende, nam het verloskwartier de ganse heelkundige activiteit in beslag en hadden we geen verloskamers. Gedurende jaren waren we toen één nacht op twee en één weekend op twee van wacht. Patiënten die hier op consultatie kwamen, moesten voor een bevalling in een eerste fase naar het Sint-Pietersziekenhuis en in een tweede fase naar het Erasmusziekenhuis.” Roland Six: “Een patiënt moest voor een scan met de ziekenwagen naar de radiologie van het Brugmanziekenhuis en kwam dan met de ziekenwagen weer terug naar ons ziekenhuis. We hadden geen keuken en al ons voedsel kwam van de keuken in het Brugmannziekenhuis en dat waren enkel koude schotels.” André Desmul: “Ik herinner mij dat er bij de eerste hospitalisatie geen brood voor het ontbijt bleek te zijn, men was vergeten een contract met een bakker af te sluiten. Diezelfde morgen is gedelegeerd bestuurder Louis Tielemans nog zelf broden gaan kopen bij een bakker”. Het ziekenhuis startte echt van nul. André Desmul: “Bijna alle grote ziekenhuizen waren het gevolg van een verhuis: bestaande diensten kregen een nieuwe locatie. Bij ons kwamen een aantal individuen uit verschillende ziekenhuizen samen zonder enige background van logistiek en op basis van wat men aan den lijve ondervond, werden aangepassingen gedaan. De zaken werden geor-
3 /2007
ganiseerd zonder vooringenomen plan en daardoor groeide het ziekenhuis organisch, progressief”. Maar dit alles deed blijkbaar niets af aan de inzet. Roland Six: “Elke dag was een verbetering. De sfeer was excellent, de contacten met de chirurgen waren uitstekend. Er was een bijzonder warme atmosfeer. Het was allemaal kleinschalig met weinig verplegend personeel, weinig artsen en weinig patiënten. Het gebeurde allemaal op een bijna familiale basis”.
Strijden Er was ook tegenreactie. Roland Six: “Er gingen stemmen op over het feit dat Brugmann en SintPieters ontmand waren van Nederlandstalige geneesheren waardoor ze daar geen Nederlandstalige patiënten meer te woord konden staan.“ Jean-Jacques Amy: “In augustus 1977 werd ik eenmalig uitgenodigd op de medische raad en ik heb toen bekend gemaakt dat als gynaecoloog abortus een facet van mijn activiteiten was en dat ik dus van plan was abortussen te verrichten. De reactie daarop was zeer negatief omdat op dat ogenblik de oprichting van een antenne van de KUL in Dilbeek overwogen werd, dus vlakbij ons ziekenhuis, en men wilde niet provoceren. Ik heb aangedrongen, ik heb het gehaald en ik ben ook altijd gesteund achteraf. We hadden als Vlaamse vrijzinnigen, een kleine minderheid, duidelijk te maken met de vijandigheid van een katholiek gezinde meerderheid. We hebben moeten bewijzen dat we even goed, zoniet beter waren dan zij.” Roland Six: “Vanuit de overheid zijn we nu nog altijd relatief slecht bedeeld. Ik denk aan de metro die er maar niet komt. De afrit- en opritten van de mogelijke ontwikkeling van die antenne van de KUL in Dilbeek destijds zijn er. Er zijn dus op- en afritten van een ziekenhuis dat er nooit gekomen is, terwijl wij na 30 jaar nog altijd geen deftige afrit hebben.” Brigitte Velkeniers: “Dat is nog steeds de strijd van vandaag. De filosofie die zo belangijk was om de studenten aan te trekken naar onze faculteit vervaagt. Vroeger ging men naar de Vrije Universiteit Brussel omdat de universiteit vrijzinnig was, nu speelt de nabijheid een belangrijkere rol bij hun belissing om voor een bepaalde universiteit te kiezen. Eén van de grootste uitdagingen vandaag is daarom het profileren van onze campus en van wat wij als universiteit en universitair ziekenhuis kunnen
muze
betekenen. Vandaag kan je daarenboven maar je mannetje staan als je goed bent, niet omdat je vrijzinnig bent. Je moet open staan voor alles. Goed zijn is de beste garantie.”
Engagement is kritisch: “Er was bij de start tussen de geneesheren een politiek bewustzijn, een sociale bewogenheid, een militantisme. Dat is geleidelijk aan verzacht door het recruteren van mensen van andere generaties die niet dezelfde situaties hebben gekend: de 2de WO, de moeilijke jaren die daarop volgden, de sociale onlusten van 1960‘61 en 1968. Dat jaar is wat mij betreft determinerend geweest in mijn politiek denken en mijn politieke actie. De identiteit van het ziekenhuis is op politiek en sociaal vlak veranderd. 30 jaar geleden was werken in dit ziekenhuis een visitekaartje van progressiviteit.” Brigitte Velkeniers relativeert: “Er is nog altijd een engagement van geneesheren, maar de problemen die zich nu in de maatschappij stellen zijn verschillend van toen. Ook vandaag beoefenen we in dit ziekenhuis een geneeskunde die voor iedereen toegankelijk is en waar de patiënt centraal staat. Het engagement is er nog, maar het zit op een ander niveau dan de grote politieke kwesties van toen.” Claude Sevens beaamt: “De gedrevenheid en motivatie zijn er nog altijd. Ik ken veel patiënten die – behalve voor bepaalde speerpunten – niet gemakkelijk weg gaan en trouw blijven aan het ziekenhuis. De meerwaarde zit in de kwaliteit van onze basisgeneeskunde” Brigitte Velkeniers: “Dat heeft natuurlijk met onze historiek te maken. Andere ziekenhuizen moesten geen inspanning doen om patiënten te hebben. We hebben moeJean-Jacques Amy
Boven
Pierre-Paul Casteleyn en Brigitte Velkeniers onder
Claude Sevens en Helmut Loeb
Martine Huybrechts, Jean-Jacques Amy, André De Smul en Toon De Backer
ten opbouwen. Dat is ook het meest fragile element. Er mag geen te grote druk komen van papierwerk en informatica waardoor dat aspect wat verwaarloosd zou kunnen worden, het moet door alles heen gevrijwaard worden.” Huisarts Johan Vergootte: “Ik stuurde nu en dan ook een Franstalige patiënt. Je moest die wat overtuigen, maar ze kwamen dan zeer enthousiast terug ; ze hadden opgemerkt dat er een verschil is in behandeling tussen Nederlandstalige en Franstalige geneesheren. In dit ziekenhuis werden ze meer ‘au serieux’ genomen.” Huisarts Martine Huybrechts: “De patiënt staat ook vandaag nog altijd centraal en daar mogen we trots op zijn, mensen voelen aan dat ze geen nummer zijn.” Johan Vergootte: “Ik had ooit een BV als patiënt en die zei: “Ik moet een operatie ondergaan, wat zou ik best doen?” Een aantal ziekenhuizen had al remedies voorgesteld. Ik heb hem op consultatie ge-
Johan Vergootte en Roland Six
stuurd naar het UZ Brussel en er bleek inderdaad dat sommige chirurgen hadden aangestuurd op iets dat meer opbracht boven iets dat echt medisch noodzakelijk was. De vriendelijkheid, zowel van het medisch korps als van het verplegend en administratief personeel, onderscheidt ons ook”. De sociale functie is gebleven? Jean-Jacques Amy: “Het is inderdaad een belangrijk kenmerk dat de poliklinische activiteit is gepersonaliseerd, dat een patiënt weet dat hij of zij de volgende keer bij dezelfde arts zal terechtkomen. In de loop van de jaren ontstaat dan overmijdelijk een band tussen arts en patiënt(e) en de arts is vaak op de hoogte van de familiale context. Op dat vlak onderscheiden we ons ook van andere ziekenhuizen.” Brigitte Velkeniers: “Dat sociale is en blijft een belangrijk kenmerk. De patiënt kan hier zonder probleem een raadpleging bij de prof krijgen, elders is er enkel gepersonaliseerde raadpleging
Wie namen deel aan het debat? Dr. Johan Vergootte was huisarts in Ganshoren van 1970 tot 2002. Prof. Roland Six was diensthoofd interne geneeskunde van het UZ Brussel. Hij was er werkzaam van 1977 tot 1997. Prof. Claude Sevens was diensthoofd klinische chemie in het UZ Brussel. Ze was er actief van 1977 tot 2002. Prof. Helmut Loeb was diensthoofd pediatrie in het UZ Brussel. Hij werkte in het ziekenhuis van 1979 tot 1994.
Prof. Toon De Backer is afdelingshoofd kinderheelkunde. Hij startte in het UZ Brussel in 1981. Prof. André Desmul coördineerde van bij de start de operationele groep in het UZ Brussel. Nadien heeft hij o.m. de consultatie algemene heelkunde uitgebouwd. Hij was hier werkzaam van 1977 tot 1993. Prof. Jean-Jacques Amy was diensthoofd gynecologie-andrologie en obstetrie. Hij was actief in het UZ Brussel van 1977 tot 1997.
Dr. Martine Huybrechts is huisarts in Wemmel, voorzitster van de huisart senkring Wemmel en maakt deel uit van het bestuur van Harno, de huisart senkring van de Brusselse noordrand. Prof. Brigitte Velkeniers is dienst– hoofd interne geneeskunde en endocrinologie. Ze startte in het UZ Brussel in 1980. Prof. Pierre-Paul Casteleyn is diensthoofd orthopedie en trauma tologie. Hij is reeds verbonden aan het ziekenhuis sinds 1979.
3 /2007
bij een prof en gewone raadplegingen zijn voor de assistenten. Bij ons is de drempel minder hoog dan in andere ziekenhuizen. Ook tussen de verschillende niveaus binnen het ziekenhuis zijn de drempels laag.” Pierre-Paul Casteleyn: “Door het feit dat het medisch korps in loondienst is, kunnen we de beslissing tot een heelkundige ingreep nemen puur voor de patiënt. Men weet dat wij een sociale geneeskunde uitoefenen: als je écht wil weten of je moet geöpereerd worden, ga dan naar het UZ Brussel. Dat is ook de link tussen sociaal en kwaliteit.”
Bescheiden “Het begin was bescheiden. En die bescheidenheid is gebleven. Dat is trouwens een klein verwijt dat ik maak aan het ziekenhuis. De huisartsen worden overstelpt met tijdschriften van ziekenhuizen waar ze zich lovend uitlaten over hun diensten. Hier wordt dat weinig gedaan. Naar de huisartsen toe is er te weiJohan Vergootte:
nig promotie.” Martine Huybrechts: “Er wordt de laatste tijd getracht daar iets aan te doen. We moeten inderdaad meer belang hechten aan de uitstraling naar buiten toe. Als we zien tot wat het ziekenhuis op 30 jaar is uitgegroeid, mogen we toch trots zijn. Dat moeten we dan ook kenbaar maken. En we moeten ook de nadruk blijven leggen op het Vlaams karakter van het ziekenhuis, zeker binnen Brussel. In een Franstalig ziekenhuis in Brussel kent men geen Nederlands meer.“ Claude Sevens: “Het taalkenmerk onderscheidt ons werkelijk. Ook Franstaligen worden hier beter onthaald dan in een ander ziekenhuis. We zijn het enige universitair ziekenhuis dat echt tweetalig en zelfs meertalig is.” PierrePaul Casteleyn: “De generatie van 30 jaar geleden is aan het uitsterven. Om niet een ziekenhuis te worden als een ander moeten we erin slagen om de basiswaarden door te geven aan de volgende generaties.“ Een duidelijke boodschap om mee af te ronden…
( MEE R D AN )
Dertig jaar oncologisch centrum Overtuigd van het feit dat de optimale behandeling van patiënten met kanker een pluridisciplinair karakter moet hebben, besliste de overheid van de Vrije Universiteit Brussel al in 1975 om een autonoom kankercentrum op te richten, geïntegreerd in het toenmalige AZ-VUB. Het concept van ‘geïntegreerd pluridisciplinair kankercentrum’, toen uniek voor Vlaanderen, kreeg jaren later niet alleen navolging in veel andere ziekenhuizen maar diende ook als voorbeeld voor de huidige wetgeving op de oncologische zorgprogramma’s.
muze
Vandaag de dag wordt in het oncologisch centrum van het UZ Brussel aan patiënten met kanker een patiëntgerichte en kwalitatief hoogstaande zorg geboden. Een multidisciplinair team van artsen, verpleegkundigen, psychologen, diëtisten en sociaal verpleegkundigen staat er klaar voor de opvang van de patiënt en zijn familie. In ons oncologisch centrum wordt aandacht besteed aan álle aspecten van de kankerproblematiek. Daarbij wordt een humane benadering van de patiënt en zijn familie hoog in het vaandel gedragen. In het centrum wordt ‘evidence based medicine’ toegepast. Bovendien beschikt het centrum over een erkend zorgprogramma oncologie wat onder meer betekent dat doorgedreven diagnostische onderzoeken en complexe behandelingen kunnen aangeboden worden.
door dr. Laurette Steenssens, medisch directeur
Het Novalistoestel op radiotherapie: in 2000 een primeur voor Europa
Daartoe werd en wordt o.a. geïnvesteerd in bestralingstoestellen die up to date zijn. Zo werd in 1994 de intensiteitsgemoduleerde radiotherapie door middel van het Peacocksysteem ingevoerd (het eerste in Europa), werd in 2000 een Novalistoestel voor hersenbestraling met submillimetrische precisie in gebruik genomen (een primeur voor Europa) en werd in 2005 en 2006 een tomotherapietoestel aangekocht voor de toediening van zeer precieze stralingsdosissen.
Bovendien neemt het centrum deel aan klinische studies en evalueert en introduceert het op die manier regelmatig nieuwe moleculaire behandelingen. Wat betreft kankerpreventie en opsporing neemt het centrum niet alleen deel aan het bevolkingsgericht vroegtijdig opsporingswerk voor borstkanker, maar verzorgt het bovendien een spreekuur kankerpreventie voor specifieke doelgroepen en personen.
Expertisecentrum Het oncologisch centrum is een expertisecentrum met internationale uitstraling. De verschillende disciplines doen aan klinisch onderzoek, zetten zelf studies op of nemen eraan deel. Verschillende onderzoeksgroepen doen aan fundamenteel vorsingswerk en investeren in translationeel onderzoek. Zo heeft het centrum onder andere naam verworven in het domein van de familiale kanker, in de vaccinatie- en immunotherapie van kanker, in de stamceltransplantatie en de studie en behandeling van multipel myeloom, en zoals reeds gezegd, in de radiotherapie. De verwezenlijking van het oncologisch centrum danken we aan wijlen professor Smets die aan de wieg stond van dit centrum alsook aan de mensen die de fakkel van hem overnamen: professor Guy Storme, professor Ben Van Camp, professor Jacques De Grève, dokter Robert Sacré en hun medewerkers Een patiënt krijgt chemotherapie.
10
3 /2007
Het (Excellentie-)Centrum voor Reproductieve Geneeskunde: 25 jaar baanbrekend werk Het Centrum voor Reproductieve Geneeskunde (CRG) van het UZ Brussel wordt vandaag wereldwijd erkend als een excellentiecentrum dat aan de internationale top staat inzake voorplantingsgeneeskunde en waar baanbrekend werk wordt verricht in de ontwikkeling en toepassing van reproductieve technieken. Het centrum werd opgericht in 1983 en inmiddels zagen meer dan 10.000 baby´s het levenslicht na een behandeling van hun ouders in het
muze
CRG. Jaarlijks worden er thans meer dan 3500 eicelpick-ups verricht. Vele patiënten komen uit het buitenland. Het CRG is ontstaan vanuit een intense klinischwetenschappelijke samenwerking van verschillende diensten van het UZ Brussel, met name de diensten fertiliteit (aanvankelijk nog als een onderdeel van de dienst gynaecologie o.l.v. prof. Jean-Jacques Amy, later als autonome dienst o.l.v. prof. Paul Devroey), de dienst RIA-labo o.l.v. prof. André van Steirteghem en de dienst medische genetica o.l.v. prof. Inge Liebaers. Het groot succes van het CRG steunt in de eerste plaats op een strategische visie die de medische
11
door dr. Jan Schots, medisch directeur en hoofdgeneesheer
De inspiratie kwam jarenlang van de twee drijvende krachten en pioniers, de wetenschappelijk - klinische tandem André Van Steirteghem en Paul Devroey. Sinds het emeritaat van André Van Steirteghem in december 2005 is de laboratorium -wetenschappelijke coördinatie van het CRG overgenomen door prof. Josiane Van der Elst.
Paul Devroey en André Van Steirteghem als pioniers van het CRG
Paul Devroey en André Van Steirteghem op de uitreiking door The Aristotle University of Thessaloniki van een gezamenlijk eredoctoraat (31 mei 2007)
en wetenschappelijke complementariteit van de verschillende betrokken diensten versterkt. Enerzijds een medische praktijk die steeds gebaseerd is op een doorgedreven kwaliteitszorgsysteem en waarbij nieuwe fertiliteitsprogramma´s steeds gecontroleerd worden op hun resultaten (slaagpercentages, effecten voor de patiënt, ..) en anderzijds voortdurend wetenschappelijk onderzoek inzake bevruchtingstechnieken, dragen dit succes.
Mijlpalen in de geschiedenis van het CRG 1980 Installatie spermabank in UZ Brussel (toen AZ-VUB) 1980 – 1982 Eerste vruchtbaarheidsbehandelingen (ovulatie-inductie, donorinseminatie, fertiliteitschirurgie bij de vrouw) 1981 Donorinseminatie ook voor alleenstaande en lesbische vrouwen 1982 Opstart IVF-laboratorium 1983 Eerste eicelpick-up´s na stimulatie en eerste zwangerschappen na IVF Eerste hormoonbepalingen op bloed ipv. op urine Afdeling Fertiliteit van UZ Brussel wordt Centrum voor Reproductieve Geneeskunde (integratie van laboratorium met kliniek)
12
Het groot klinisch, wetenschappelijk en publiek succes van het CRG is ook te danken aan een zeer bijzondere en humanistische visie op leven en procreatie die het onderzoek en de praktijk van Paul Devroey en André Van Steirteghem voortdurend heeft gestimuleerd en die mee aan de basis lag en nog steeds ligt van innovatieve ontwikkelingen.
In het CRG werden meerdere ‘World en Europese firsts’ gerealiseerd: 1. de ZIFT (Zygote Intra Fallopian Transfer)poging waarbij gefertiliseerde eicellen in de eileider werden teruggeplaatst; 2. de eerste gerschap na het terugplaatsen van ingevroren gedoneerde embryo’s;
1984 Invriezen van overtallige embryo´s A. van Steirteghem richt mee ESHRE op (The European Society of Human Reproduction) 1985 De eerste baby wordt geboren uit een ingevroren en gedooid embryo. Een primeur voor België. 1986 Eerste zwangerschap na inplanting van een ingevroren en gedooid donorembryo. Een wereldprimeur. Eerste ZIFT-zwangerschap. Eveneens een primeur op wereldniveau Wetenschappelijke publicatie in The Lancet. Eerste experimenten met blastomeerbiopsieën op muizenembryo's. 1987 Wetenschappelijke publicatie in The New England Journal of Medicine (NEJM). 1988 Eerste experimenten met geassisteerde fertilisatie op muizeneicellen. 1990 Eerste SUZI-pogingen bij de mens (subzonale injectie) 1991 Eerste ICSI-zwangerschap. Een wereldprimeur. 1992 Geboorte eerste ICSI-baby. Wetenschappelijke publicaties in The Lancet.
3 /2007
3. de eerste zwangerschap ontstaan door het gebruik van recombinant FSH; 4. de eerste zwangerschap na het terugplaatsen van embryo’s ontstaan met ingevroren bijbalsperma; 5. de eerste zwangerschap na pre-implan tatie genetische diagnose voor de slijmziekte, zogenaamd cystic fibrosis; 6. de eerste stamcellijnen met genetisch abnormale embryo’s; 7. de eerste zwangerschappen na het gebruik van compatibele embryo’s, de zogenaamde saviour babies; 8. de eerste zwangerschap na de injectie van één spermatozoön in de eicel, de zogenaamde ICSI-techniek (Intracytoplasmatische sperma-injectie). Al deze ingrepen werden steeds begeleid door een ethische evaluatie en de kinderen die geboren werden, werden nauwgezet opgevolgd. De meest relevante world first is uiteraard het optreden van zwangerschappen die ontstaan zijn door gebruik van micro-injectie (ICSI-tech-
De huidige tandem van het CRG: Josiane Van der Elst en Paul Devroey
niek). Deze applicatie wordt nu wereldwijd gebruikt voor honderdduizenden ICSI-pogingen per jaar. Zij heeft geleid en zal leiden tot de geboorte van miljoenen kinderen bij echtparen waar de man zijn vrouw niet op een natuurlijke manier kan bevruchten
Meer info: http://www.brusselsivf.be
1992 Eerste zwangerschap na stimulatie met synthetische hormonen. Eerste zwangerschap via ICSI- bevruchting na mesa-ingreep (microchirurgische epididymaire sperma-aspiratie – een microchirurgische ingreep op de bijbal). Een wereldprimeur. 1993 Eerste zwangerschap via ICSI-bevruchting na TESE-ingreep (testiculaire sperma-extractie) Start van het PGD-ICSI programma samen met het Centrum voor Medische Genetica (CMG) van UZ Brussel (PGD staat voor pre- implantatie Genetische Diagnostiek) 1994 Eerste geboorte van een gezonde baby via ICSI na PGD. Een wereldprimeur. Wetenschappelijke publicatie in JAMA. 1995 Wetenschappelijke publicatie in The Lancet. 1997 Erkenning als Europees opleidingscentrum door de EAA (European Academy of Andrology) 1998 Wetenschappelijke publicaties in The Lancet en in NEJM.
muze
1999 Officiële opening van het vernieuwde CRG (nieuwe lokatie). Eerste kinderterugkomdag telt 2000 bezoekers. 2000 Start van genetische screening samen met het Centrum voor Medische Genetica. 2003 Ontwikkeling van een eerste stamcellijn uit een menselijk embryo. Een Belgische primeur. 2004 Review over Pre-implantatie Genetische Diagnostiek (PGD) in The Lancet 2005 Prof. dr. A. Van Steirteghem gaat met emeritaat. De eerste zwangerschappen na het gebruik van compatibele embryo’s, de zogenaamde saviour babies. Een Belgische primeur. Samenwerkingsakkoord met de Clinica Alemana uit Santiaga de Chili, één van de meest toonaangevende ziekenhuizen in Zuid-Amerika. Internationale ISO-accreditatie 15189 voor de laboratoria voor Embryologie en Andrologie van het CRG. 2006 Wetenschappelijke publicatie in NEJM
13
geneeskunde.comzeg Londen, 1874. - Het was een van die mistige avonden, waarin de buitenlucht doordrongen was van een reumatische vochtigheid. De straten waren leeg, of leken dat toch, want zij werden door dr. Patrick Lacor, afdelingshoofd interne geneeskunde
slechts moeizaam verlicht door het schijnsel van de lantaarns, dat eigenlijk nauwelijks meer was dan een wazig aureool rondom de lichtbron aan de toppen van de palen.
In die gelige vlekken bleven waterdruppeltjes zichtbaar hangen, want wind stond er niet. Op de kasseien lag een gedempte glans. De straatkatten leken verdwenen. Zij lieten voor een keer de vuilnishopen, die her en der lagen, onaangeroerd. De stad leek te slapen, onder de deken van de haar vertrouwde winterlucht. Ergens klonken voetstappen, zuinig afgemeten tikken, want geluid werd gauw gesmoord in de kleffe lucht. Eerst werd een vage schaduw zichtbaar op de grond, dan dook uit de mist de gestalte op waaraan die toebehoorde. Een slanke figuur, met hoge hoed en gehuld in een zwarte jas met schouderpanden, die op en neer wipten op de cadans van zijn snelle stap, wat hem iets vleermuisachtigs gaf. Zijn gang was kordaat, misschien doordat de kilte hem dreef, misschien omdat hij op weg was naar een afspraak. Of misschien beide. De figuur hield halt bij de poort van een hoog gebouw, dat niet op een fantasierijke architectuur kon bogen. De muren waren opgetrokken in grauwe baksteen en telden slechts spaarzaam aangebrachte vensters. Naast de poort was een bronzen plaat aan de muur bevestigd. Het metaal was
14
beslagen maar de erin gegraveerde letters waren van dichtbij goed leesbaar. Health, Health and sons, stond er, in een kaligrafie die overdadig aandeed op de achtergrond van de troosteloze muren. De figuur las de woorden op de plaat, haalde een gehandschoende hand vanonder een der schouderpanden van zijn jas tevoorschijn en greep de klopper, die de vorm had van een klein mensenhart. Hij mepte hem enkele keren fors tegen de poort. Het gebons klonk verrassend luid en galmend in het omhulsel van de avondlijke mist. Na wat veraf gestommel, ging een luikje open in de poort. Vanachter een minuscuul traliewerkje staarde een oog naar de figuur met de hoed en de jas met de schouderpanden. “Meneer Health verwacht mij”, zei de figuur. “Ik ben…” Maar de rest van zijn woorden verdronk in het luide gekriep van een grendel die omhoog ging, waarna de poort een stukje openschoof, nog tegengehouden door een ketting. “Toon mij de brief”, zei het hoofd waaraan het starende oog toebehoorde. De figuur reikte de portier een opgerold stuk papier aan. Die grabbelde het vast, ontrolde het en las wat erop stond, terwijl zijn neus als een wijzer over de regels bewoog. Hij knikte bevestigend, liet het stuk papier onder zijn cape verdwijnen en maakte de ketting los. Met een hand wenkte hij de figuur binnen. “Het kantoor van meneer Health is boven”, zei hij, en zwaaide in de richting van de wenteltrap. Terwijl de figuur die opliep, klonk achter zijn rug de bons van de dichtslaande poort en het naargeestige geluid van de zich sluitende grendel.
“U bent stipt op tijd”, zei… Het kantoor van meneer Health deed innemend gemoedelijk aan. Het was er behaaglijk warm en er hing de bedwelmende geur van tabak en leer. “U bent stipt op tijd”, zei meneer Health vanachter een imposante werktafel, na een snelle blik op het horloge dat aan een gouden ketting op zijn buik bengelde. Hij was gezet en grijsharig, en droeg een mouwloos vest. De figuur groette meneer Health beleefd. Hij nam zijn hoed af en ging ook in op het uitnodigend gebaar van zijn gastheer om de jas met de schouderpanden uit te trekken. Hijzelf was een jongeman van een jaar of
3 /2007
vijfentwintig, met scherp gesneden gelaatstrekken, heldere ogen met een onderzoekende blik, en een fijne, streepvormige snor. Hij zette zich neer in een met strak leder beklede stoel voor de werktafel van meneer Health. “Ik zoek werk, zoals u weet”, opende hij het gesprek. “Ik stuurde u reeds mijn curriculum op, dus u weet dat ik dokter in de geneeskunde ben, en dat ik aan de slag wil om mijn kennis toe te passen, zieken te onderzoeken, praktijkervaring te verwerven en natuurlijk een leefloon te vergaren.” Meneer Health knikte. “Ik heb uw dossier inderdaad hier voor mij liggen”, zei hij. “Het komt erop neer dat u solliciteert naar een baan bij Health, Health and sons…” “Precies!” “…en niet bij University College Hospital, of een van de andere ziekenhuizen in deze stad?” “Precies! Ik las uw advertentie en was gegrepen door een gevoel van…euh…opwindende uitdaging.” Meneer Health glimlachte en leunde achterover in zijn stoel, met een houding die zelfverzekerdheid en trots verried. Hij haakte beide duimen in de armopeningen van zijn vest en zei, de kin geheven: “Health, Health and sons zal inderdaad het aanschijn van de geneeskunde veranderen! Zoals je weet is onze slogan: Health is wealth! Gezondheid is de grootste rijkdom!” “Precies!”, viel de man met de snor hem bij. “Ik zei dus”, ging Health voort, “Gezondheid is de grootste rijkdom, voor de patiënt…” “Precies!” “…maar ook voor de leverancier!” Er viel een stilte. Meneer Health knikte geestdriftig van ja, maar de ander keek hem vragend aan. “De leverancier, meneer Health?” “Inderdaad, mijn beste fellow, de leverancier!” Meneer Health sprong recht en begon in een grote cirkel rondom zijn bureau en zijn bezoeker te stappen, één hand gevouwen op de rug en één hand bezwerend in de hoogte. “Health, Health and sons, beste fellow, is een firma die gezondheid levert. De vraag is de ziekte, het aanbod is de therapie. Het resultaat is gezondheid, waarvan de prijs uiteraard het inkomen van de leverancier bepaalt. Is
muze
de vraag groot, met andere woorden, zijn er veel zieken, dan beperken wij het aanbod, met andere woorden, dan krimpen wij ons aantal werknemers, onze dokters dus, in en kunnen wij hogere honoraria innen. De dokters werken dan wel harder, maar zij zijn dat gewoon. Is de vraag laag, met andere woorden, zijn er geen zieken, dan verhogen wij simpelweg de vraag, door terug meer dokters aan het werk te zetten en hen massaal aan preventie te laten doen, dat wil zeggen ziekten zoeken die er niet zijn en die zij dus gemakkelijk kunnen behandelen zodat zij niet uitbreken, waardoor de klanten evenzeer bereid zijn hogere honoraria te betalen. Worden die niet-zieken uiteindelijk toch ziek, dan was de preventie eigenlijk niet nutteloos, want dan stijgt de vraag dus terug, en dan kunnen wij nog hogere honoraria innen, die wij dan met een kleine kunstgreep, namelijk het terug beknotten van het aantal dokters, nog kunnen opdrijven, mits die dokters nog een beetje harder werken -een klein beetje maar- wat zij overigens wel gewoon zijn in tijden van stijgende vraag.”
“U wilt gezondheid? U krijgt ze.” Hier zweeg hij even en hij monsterde de man met de snor. Die had een lichtelijk verontruste blik in de ogen gekregen, maar trachtte die te verbergen achter een nadenkende frons. Maar net toen hij op het punt stond iets te zeggen –zijn lippen hadden al de vorm van de klank in wording aangenomen- hervatte Health zijn betoog. “De maatschappij vraagt erom én is er rijp voor. Er lééft wat in dit land, zegt men, en dat is juist. Maar dankzij wie leeft het? Dankzij ons, mijn beste fellow. Dankzij ons, dankzij de handelaars in gezondheid! Wie niet ziek is, gaat niet dood, en leeft dus. Maar voor wat, hoort wat, natuurlijk. Dat is logisch, dat is economie. Health, Health and sons innoveert, maar geen innovatie zonder kapitaal, zoals je weet. Wij investeren, anticiperen en genereren, maar willen ook incasseren. Gezondheid is niet meer dan een begerenswaardige grondstof, en Health, Health and sons zal ze leveren. Aan wie ze maar wil.”
15
“Aan wie ze maar wil betalen”, vulde de man met de snor aan. “Natuurlijk, mijn beste. U wilt gezondheid? U krijgt ze. Maar u betaalt, natuurlijk. Wat koopt men vandaag de dag nog voor niks? Niks, natuurlijk!” “Ziekte, misschien?”, opperde de man met de snor voorzichtig. “Gelukkig maar!”, riep Health uit, en hij hief zijn handen gespreid ten hemel, als vangnetten voor het manna dat daaruit voor hem neerdalen zou. De man met de snor dacht na, terwijl hij zijn beide slapen met zijn vingertoppen masseerde. “Uw systeem gaat uit van de gezondheid als product en de patiënt als koper. De dokter is dan de handelaar.” Health zette zich terug neer in zijn stoel, achter de werktafel, terwijl hij instemmend knikte. “Maar wat als wij stellen dat gezondheid een basisbehoefte is en de patiënt een dolende zieke?”, ging de man met de snor voort. “De dokter kan dan onmogelijk nog handelaar zijn. Hij wordt een dienaar, die zijn kennis gebruikt om de zieke beter te maken.” Health schudde zijn hoofd. Ontkennend en afkeurend. “Health, Health and sons verlaat bewust het allang uitgesleten pad van de dienende zorg. Geneeskunde kost geld, iedereen weet dat. Mag deze kunde dan ook niet wat geld opbrengen? Waarom zouden dokters hun tijd en hun gaven niet vruchtbaar kunnen besteden? There's no business like health business!” “Maar het gaat toch niet om geld, als de dokter bij het ziekbed arriveert?” Nu was de man met de snor rechtgesprongen en hij had zich gebogen over het tafelblad, steunend op beide handen. Zijn hoofd was vijf duim verwijderd van dat van Health en zijn ogen droegen de blik van de man op de kade die hoopvol toekijkt of de drenkeling de reddingsboei grijpen zal. Health keek hem emotieloos aan en nam de map ter hand, die het dossier van de sollicitant bevatte. Hij klapte haar open, haalde er enkele papieren uit, bekeek
16
ze haast achteloos en schoof ze terug op hun plaats. Hij sloot de map terug en schoof ze terzijde. “U bent niet rijp voor uitdaging en vernieuwing, geloof ik”, zei hij. “En u begrijpt de rol niet die u zou kunnen spelen bij Health, Health & sons. Ik heb een visie op de toekomst, mijn beste fellow.” De man met de snor liet het tafelblad los, deed een stap achteruit en pakte zijn jas op. Terwijl hij zijn hoed opzette, zei hij: “U kijkt naar de toekomst, maar wie kijkt naar de patiënt?” Health grijnsde een tikje kwaadaardig en zei: “The art of medicine consists of amusing the patient while nature cures the disease. Die is van Voltaire, mijn beste.” De man met de snor knoopte zijn jas dicht en antwoordde: “We are here to add what we can to life, not to get what we can from it. Die is van mijzelf, meneer Health.” Health aanhoorde hem zwijgend en liet zich wegzakken in zijn stoel, als gaf hij de strijd en de discussie op.
“Hoe was uw naam alweer?” “U lijkt niet op de trein van de tijd te willen springen”, zuchtte hij. “Dat is jammer voor u. U bent verloren en u zult verdwalen in de échte wereld van de geneeskunde.” De man met de snor opende de deur van het kantoor, draaide zich nog eenmaal om, en zei: “Ik keer terug naar Montreal en ik zal blijven zoeken, meneer Health.” “Doe dat”, grinnikte die vanachter zijn werktafel. “En hopelijk bereikt u iets, meneer…euh…hoe is uw naam alweer?” “Osler”, meneer. “William Osler.” In de verlaten straat klonken voetstappen, zuinig afgemeten tikken, want geluid werd gauw gesmoord in de kleffe lucht. De mist omsloot de slanke figuur, met hoge hoed en zwarte jas met schouderpanden, die op en neer wipten op de cadans van zijn snelle stap, wat hem iets vleermuisachtigs gaf. Zijn gang was kordaat, misschien doordat de kilte hem dreef, misschien omdat hij op weg was naar een afspraak. Of misschien beide
3 /2007
De verpleegkundige, ‘partner’ in de zorgverlening Individuele medische verpakkingen en wegwerpmaterialen deden in 1977 - het jaar dat het AZ-VUB zijn deuren opende voor de eerste patiënten - langzaam hun intrede in de ziekenhuizen. In het AZ was vanaf de opening al dit comfort beschikbaar, bijna ongehoorde nooit meegemaakte luxe die in een schril contrast stond met de groene stoffen steriele velden, blinkende komprestrommels, door herhaalde sterilisatie verkleurde instrumenten en bot geworden naalden die nooit individueel beschikbaar waren. Een beschouwing over verpleegkunde vroeger en nu, 30 jaar later, door Freddy Jacobs en Marc Segers (diensthoofd verpleegkunde). Vandaag kunnen we inderdaad enkel maar met enige nostalgie en glimlachend terugblikken op deze voorbije situaties die meestal met een heel ritueel gepaard gingen. Een ingewikkeld verband volgens de regels uitvoeren was zeker geen evidentie.
oneerd dan de stuit van de patiënt. Wetenschappelijk onderzoek heeft echter aangetoond dat deze methoden meer schade toebrachten dan dat zij baatten. Door de jaren heen is de aanpak geëvolueerd naar ver doorgedreven wisselhoudingen met evaluatieschalen, aandacht voor voeding en gebruik van speciale matrassen die de druk opheffen. Het verpleegkundig departement werd door de visitatiecommissie van de Vlaamse overheid overigens gefeliciteerd voor zijn anti-decubitusbeleid… Voor de diabetespatiënten bestond de monitoring enkel uit het meten van glucose en aceton in de urine (glucosurie – acetonurie). Een vrij rudimentaire test die gebruikt werd om de insulinebehoefte van de patiënt in te schatten. Een arbeidsintensieve bedoening met urinestaaltjes – proefbuisjes – doseertabletten. Insuline was toen nog varkensinsuline en de keuzemogelijkheid was heel beperkt, kort- semi- of langwerkende insuline aan 40 IE per ml. Vandaag wordt de patiënt minutieus opgevolgd d.m.v. vingerprik (dextrostix), vier tot zes maal daags en ervaart men deze controles als de dood
Enkele specifieke cases Decubituspreventie als het middel bij uitstek om lelijke derdegraadswonden en necrose te vermijden vindt met mondjesmaat zijn opgang. Bij elke patiëntenronde werden ruggen en stuiten rijkelijk van ijsfricties, haardroger, kamferalcool, mercurochroom en dermalex voorzien ter voorkoming en behandeling van ‘doorliggen’. De hand van de zorgverlener was meestal beter doorbloed en gefricti-
muze
17
door Freddy Jacobs, verantwoordelijke cel professionalisering
gewoonste zaak. Varkensinsuline is vervangen door humaan insuline. De keuzemogelijkheid en combinatievormen van insuline zijn nu talrijk aanwezig, de insulinespuit is vervangen door insuline-pen, 40 IE werden 100 IE /ml. Verpleegkundige diabeteseducatoren en specialisten zijn ingeschakeld om de zorg voor de diabetespatiënt te optimaliseren. De onwetende diabeticus van weleer is een goed ingelichte en geëduceerde patiënt geworden die zelf mede betrokken wordt in de zorg voor zijn aandoening.
De dagelijkse werking De nieuwste bedden waren bij de start in het ziekenhuis beschikbaar, ja zelfs het voeteinde kon apart omhoog gezet worden en trendelenburg en anti- trendelenburg was voorzien. Weg met de bedblokken! Hier en daar was er zelfs een bed dat kon, stel je voor, op hoogte gebracht worden, nooit gekende luxe! Vandaag beschikken we over elektrische bedden die ook door de patiënt in alle mogelijke posities kunnen gebracht worden. Dit type bed is niet alleen een zegen voor de patiënt, maar verhoogt ook in belangrijke mate het comfort van de verpleegkundige. De kamerinfrastructuur is eveneens mee geëvolueerd (althans reeds in de meeste kamers want de verbouwingswerken zijn nog
Boven:
Een patiëntenkamer en een verpleegpost uit de beginperiode
Onder:
Een recent vernieuwde kamer en verpleegpost
18
aan de gang): een frigo, kluisje en flat-screen tv behoren nu tot de standaard uitrusting en de vroegere toiletruimte is een mooie functionele badkamer met douche geworden. Toezicht op de patiënt gebeurde zonder veel apparatuur. De inloopsnelheid van het infuus werd meestal manueel geregeld; debietregelaars en andere regelkamers waren de voorlopers van infuus en spuitpomp. Vandaag is het ondenkbaar een infuus met medicatie toe te dienen zonder elektronische sturing. Veiligheid en nauwkeurigheid staan voorop! De kwikthermometer werd door de milieuwetgeving verbannen uit de instelling. Eerst kwam de digitale thermometer en nu de infrarode oor thermometer. De patiënt wordt niet meer wakker geschud om 5 à 6 uur ‘s morgens om een thermometer onder de oksel te plaatsen. De meting duurt nu nog seconden in plaats van minuten. In 1977 beschikte het AZ al over een vrij revolutionair medicatiedistributiesysteem, gebaseerd op uni-dosering en geregistreerde toediening via individuele medicatieboeken. Toch was de manuele werking van dit systeem niet te onderschatten en arbeidsintensief. Herinner je de tijd dat de verpleegkundige onder de middag de me-
3 /2007
Voorschrift en distributie geneesmiddelen vroeger (links) en nu (rechts)
dicatievoorraad van iedere patiënt telde en manueel bijbestelde. Stilaan zijn we geëvolueerd naar een prachtig elektronisch medicatiebeheerssysteem. Medicatieboeken ruimden plaats voor laptops. Geen papier meer, beperkte administratie en foutenlast tot een minimum gereduceerd .
Elektronisch verpleegkundig dossier Zorgplannen, eigenlijk bladen met summiere patiëntengegevens, die eerst dagelijks, nadien wekelijks werden overgeschreven, hebben een lange weg afgelegd om een goed uitgebouwd verpleegdossier te worden waarbij de zorgnoden en de interventies op een wetenschappelijk correcte manier genoteerd worden. Op korte termijn zal het verpleegkundig dossier volledig elektronisch aangeboden worden. Deze ontwikkelingen worden ook versneld doorgevoerd omdat men van overheidswege steeds meer interesse betoont naar verpleegkundige gegevens in het kader van financiering en kwaliteit. Vandaag hebben we dan ook informatiesysteemverpleegkundigen ingeschakeld in ons departement die zorgen voor de ontwikkeling van een op evidentie gebaseerd elektronisch verpleegkundig dossier dat volledig geïntegreerd is in het patiëntendossier en het ziekenhuisinformatiesysteem. Het UZ Brussel is hiermee koploper in België.
muze
Taakverpleging van de jaren ‘70 is geëvolueerd naar teamverpleging. Patiëntentoewijzing en totaalbenadering zijn begrippen die eveneens eind jaren ‘70 zijn ontstaan. Het takenpakket van de verpleegkundige is gewijzigd: het patiëntentransport is weggevallen met de intrede van de brancardiers, het plaatsen van bestellingen, aanvullen van voorraden en uitpakken van materieel zijn flink gereduceerd sinds de komst van de logistieke medewerkers. Sinds de toevoeging van een afdelingssecretaresse zijn ook de administratieve taken voor de verpleegkundigen teruggeschroefd. Vandaag krijgen ook zorgkundigen een plaats in de organisatie. Met de jaren is een verpleegafdeling anders gestructureerd. Waar er vroeger enkel verpleegkundigen, een hoofdverpleegkundige en hulpverpleegkundigen de dienst uitmaakten, zien we vandaag een heel gediversifieerd team op het veld staan waar de verpleegkundige een grotere bevoegdheid en verantwoordelijkheid in draagt.
Meer ‘zorg’ voor de patiënt De verpleegkundige kan zich meer en beter bezig houden met de ‘zorg’ voor de patiënt en de coördinatie van deze zorg. Een zorg die veel meer inzicht en kennis vraagt en die veel specialistischer is geworden. Voor 30 jaar was de rol van de verpleegkundige louter uitvoerend, de arts gaf opdracht en de verpleeg-
19
kundige voerde uit. Langzaam heeft ook hier een belangrijke verschuiving plaatsgevonden. Referentieverpleegkundigen werden door de jaren heen met mondjesmaat ingeschakeld, elke afdeling beschikt nu al over een 5-tal van deze verpleegkundigen ter bewaking van de kennis en ter verspreiding van de know-how. Het is ook quasi onmogelijk geworden voor een individu om de kennis over alle specialistische domeinen te kunnen beheersen. Verpleegkundigen hebben zich dus verdiept in deelgebieden van de zorg: wondzorg, diabeteszorg, stomazorg, ziekenhuishygiëne, palliatieve zorg, … zijn hier een aantal voorbeelden van. Binnen de verpleegkundige beroepsuitoefening werd ook ruimte gecreëerd voor wetenschappelijk onderzoekswerk. De verpleegkundige manifesteert zich vandaag als specialist in bepaalde aspecten van de zorg met een ruime autonomie, wordt om advies gevraagd en is partner van de arts.
Landschapsverandering Het landschap is aanzienlijk en ingrijpend veranderd, de patiënten worden ouder. Het aantal opnames op een gemiddelde verpleegafdeling steeg met de jaren van 350 naar 1.300 patiënten per jaar. De patiënten blijven minder lang in het ziekenhuis aanwezig, de verblijfsduur is van 12 naar 6 à 7 dagen teruggelopen. De patiënt is zeer mondig geworden, discussieert mee en participeert. De landschapsverandering maakt dat de inzet van beschikbare middelen ook heel anders dient te gebeuren: doordacht, zorgvuldig en correct gedoseerd. In een tijdsspanne van 30 jaar zien we een ingrijpende evolutie plaatsvinden. De goed opgeleide verpleegkundige van weleer die zowat alles deed op een afdeling is nu vandaag een specialistische medewerker geworden, die zich met veel meer kennis en inzicht op een zeer professionele manier verantwoordelijk stelt voor modelzorg, modelzorg waar kwaliteit, patiëntveiligheid en professionaliteit centraal staan. Het enthousiasme waarmee we onze patiënten als ‘mens’ verzorgen, is door de jaren heen evenwel niet veranderd. Zelfs in onze jachtige, technische maatschappij is het respect en de aandacht voor de patiënt en zijn omgeving niet gewijzigd, integendeel zelfs. We kunnen daarom de volgende 30 jaar van het UZ Brussel met een gerust gemoed tegemoet zien
20
Dertig jaar Het Louis Tielemans Paviljoen, een ontwerp van het architectenbureau Samyn en Partners, tekent zich met zijn koepelvormige contour af tegen de eerder kubistische vormen van het hospitalisatiegebouw. Het gebouw herbergt de vernieuwde laboratoria voor hematologie, klinische chemie en radio-immunologie. Jaarlijks worden er meer dan 3 miljoen ontledingen op bloed of andere biologische vochten uitgevoerd. In het jaar dat het ziekenhuis 30 jaar bestaat, staat het symbool voor het nieuw elan van het Universitair Ziekenhuis Brussel. Een toelichting door dr. Pedro Couck en prof. Frans Gorus, diensthoofd klinische chemie en radio-immunologie.
Op de eerste verdieping is het hart van het laboratorium, het zogenaamde kernlaboratorium, gevestigd. Hier komen de monsters aan en worden de meest courante ontledingen en alle dringende testen uitgevoerd. Dit gedeelte van het laboratorium is dan ook alle dagen 24 uur op 24 uur operationeel. Het is geconcipieerd als één grote open ruimte waar personeel en auto matische analysetoestellen samengebracht zijn uit de verschillende diensten die voorheen geografisch gescheiden waren. Dit geïntegreerd technisch platform creëert de noodzakelijke architecturale voorwaarden voor optimaal gebruik van personeel en toestellen en voor het verder uitbouwen van automatisatie.
Een volledig nieuwe labostructuur Samen met de dienst informatieverwerking werd een systeem uitgewerkt waardoor de aanvragende arts vanop de verpleegeenheid of consultatie via de computer de aanvraag
3 /2007
klinische biologie in het UZ Brussel, back to the future voor bloedonderzoeken naar het laboratorium kan sturen. Tezelfdertijd worden ter plekke een papieren aanvraagformulier en kleefetiketten met streepjescode gedrukt die het order en elke afnamebuis op unieke wijze zullen identificeren. Na monstername kunnen de monsters in een grote huls geplaatst worden die via een buispostsysteem rechtstreeks naar het trieercentrum van het laboratorium verzonden wordt. De aankomst van de bloedafnamemonsters in het labo wordt geregistreerd door de streepjes code van het order te scannen. Daarna wordt elke buis in een apart gondeltje geplaatst dat zich voortbeweegt op een ‘intelligente’ lopende band. Dit systeem vormt nu de ruggengraat van het labo en weet via de computer vooraf wat er dient te gebeuren met elke buis die langsheen de reisweg telkens herkend wordt via haar unieke streepjescode. Sommige buizen worden in rekken gesorteerd dichtbij één van de grote automatische toestellen waar de eigenlijke ontledingen gebeuren. De laborant kan deze buizen dan zelf op het toestel plaatsen. Andere buizen worden zonder menselijke tussenkomst via een robotarm in een centrifuge geplaatst, gecentrifugeerd en verdeeld in correct geïdentificeerde dochterbuizen. Last but not least, kunnen vele buizen via de lopende band rechtstreeks aangeboden worden aan automatische toestellen die het biologisch materiaal via een pipetteerarm rechtstreeks uit de buizen opzuigen en chemisch ontleden. De computer groepeert tenslotte alle resultaten voor elke patiënt en stuurt, na de nodige kwaliteitscontrole en validatie, de resultaten elektronisch naar het patiëntendossier.
muze
In 1977 startte het laboratorium voor klinische biologie met een paar laboranten die enkele tienduizenden testen per jaar uitvoerden; dertig jaar later werken er meer dan 100 personeelsleden, die jaarlijks meer dan 3 miljoen testen uitvoeren. Gedurende de laatste 10 jaar steeg de activiteit nog met meer dan een derde, ondanks een quasi onveranderd personeelsbestand. Enkel doorgedreven automatisatie laat toe om de steeds toenemende werkbelasting op te vangen. Aangezien heel wat laboranten binnen de komende 10 jaar op pensioen zullen gaan, moet bovendien op het groeiend tekort aan afstuderende laboratoriumtechnologen geanticipeerd worden.
Risico op menselijke fouten minimaliseren Daarnaast beoogt het nieuwe laboratorium concept het risico op menselijke fouten in de monsterbehandeling te minimaliseren. Het
21
door Pedro Couck, resident klinische biologie en radioimmunologie
missie
Waarom UZ Brussel: MISSIE, VISIE en WAARDEN Respect In het Universitair Ziekenhuis Brussel komt de patiënt altijd op de eerste plaats met respect voor hem als mens, ongeacht zijn afkomst, taal, sociale status of filosofische overtuiging.
Toegankelijke basisgeneeskunde en spitstechnologie van de hoogste kwaliteit Het Universitair Ziekenhuis Brussel streeft op regionaal, nationaal en internationaal vlak naar een totaalpakket aan erkende gezondheidsdiensten van de hoogste kwaliteit dat zowel basisgeneeskundige zorg als spitstechnologie omvat en toegankelijk is voor iedereen.
Onderwijs en vrij onderzoek
boven
Deze ‘intelligent’ lopende band is de ruggengraat van het labo. onder
Elk buisje met bloed wordt herkend door een unieke streepjescode.
creëert tevens extra mogelijkheden om de meer arbeidsintensieve gespecialiseerde sectoren van de laboratoria verder uit te bouwen, die ook in het nieuwe gebouw gelokaliseerd zijn, naast en onder het kernlaboratorium. De activiteit van sommige van deze sectoren is zelfs verdubbeld in de loop van de voorbije 10 jaar. De speerpuntactiviteiten spitsen zich toe op het ontwikkelen van testen en adviezen in het domein van diabetes en stofwisselingsziekten, intoxicaties, infertiliteit, afwijkingen van bloedcellen, stoornissen van de bloedstolling en het afweersysteem. Het nieuwe laboratoriumgebouw huisvest ook de bèta-cel bank, een steriele ruimte voor het bereiden en zuiveren van humane insulinecellen in het kader van een internationaal celtransplantatieproject bij type 1 diabetespatiënten
22
Als universitair ziekenhuis oefent het Universitair Ziekenhuis Brussel een onderwijsopdracht uit en organiseert het wetenschappelijk onderzoek. Het onderschrijft de basiswaarden van de Vrije Universiteit Brussel waarvan het deel uitmaakt: het principe van ‘vrij onderzoek’ en het principe van de ‘democratische besluitvorming’. Het ziekenhuis werkt nauw samen met de faculteit geneeskunde en farmacie en met andere faculteiten.
Nederlandstalig, open, gedreven, innovatief, onafhankelijk Het Nederlandstalige Universitair Ziekenhuis Brussel wil een open, gedreven en innovatieve werkgemeenschap zijn met respect voor het welzijn van de medewerkers binnen een financieel gezonde en onafhankelijke organisatie.
UZ Brussel - Zoeken, weten, helpen
3 /2007
de basisfilosofie actualiseren? 0p 3 oktober 2006 besliste de raad van bestuur van de Vrije Universiteit Brussel een commissie in te stellen ‘ter voorbereiding van de herziening van het beheersreglement AZ-VUB en de actualisering van de basisfilosofie’. Op verzoek van prof. Marc Noppen, lid van de commissie en gedelegeerd bestuurder van het UZ Brussel, werd deze opdracht gesplitst en werd het onderdeel ‘actualisering van de basisfilosofie’ versneld behandeld, dit met het oog op de vernieuwingsoperatie gestart binnen het UZ Brussel. Tot op vandaag is de oorspronkelijke tekst ‘Basisfilosofie’, zoals goedgekeurd door de RAZ in 1977, nog steeds ongewijzigd van kracht. Deze tekst is dus 30 jaar oud en behoeft daarom enige actualisering. De belangrijkste reden hiertoe is het feit dat het statuut van de universitaire ziekenhuizen inmiddels bij wet werd vastgelegd in artikel 4 van de Wet op de Ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987. De voorwaarden waaraan moet worden voldaan om aangeduid te worden als universitair ziekenhuis liggen vast in het Koninklijk Besluit van 7 juni 2004. Dit KB bepaalt de erkenningsnormen waaraan ziekenhuizen moeten voldoen om het label ‘universitair ziekenhuis’ te kunnen bekomen. Een tweede reden is het feit dat, dertig jaar later, de evolutie van de geneeskundige praktijk, de maatschappelijke evolutie en de veranderingen in de universitaire organisatie eveneens een actualisering noodzaken.
De ‘basisfilosofie’ De oorspronkelijke basisfilosofie heeft zeker nog een belangrijke historische betekenis. Ze geeft namelijk de oorspronkelijke beweegredenen van de stichters van het ziekenhuis goed weer: realisatie van een Nederlandstalig ziekenhuis, verbonden aan de faculteit geneeskunde, met een sociale functie en een zorg- en opleidingsaanbod dat zowel de ‘alledaagse’ tweedelijnspathologie als ‘supergespecialiseerde’ geneeskunde omvat. De beheersvorm en administratieve procedures moeten de soepelheid en efficiëntie waarborgen die nodig zijn voor een correcte dagelijkse werking van het ziekenhuis. Tenslotte werd gestipuleerd dat de persoonlijke waardigheid en levensbeschouwing van de patiënten optimaal dient geëerbiedigd te worden. Deze basisfilosofische waarden zijn nog steeds actueel
muze
Toekomst geneeskunde? Facts or fiction? De geneeskunde vandaag is niet meer te vergelijken met 100 jaar geleden. Zal deze evolutie met dezelfde snelheid aanhouden? En hoe zal dit het toekomstbeeld van de geneeskunde bepalen? De vaak paternalistische arts-patiënt relatie en het beleid vanuit deze relatie is vandaag geëvolueerd. Beslissingen worden vaak gestuurd door richtlijnen, standaarden en protocollen, maar ook door overheid en zorgverzekeraars. Toch blijft de individuele betrokkenheid van patiënt en arts centraal in het beslissingsproces. De onvoorspelbare evolutie van geavanceerde technologieën en wetenschapskennis plaatst ons voor nieuwe uitdagingen. In de eerste plaats zal het biomedisch onderzoek met de ontrafeling van het menselijk genoom, het transcriptoom (die de RNA samenstelling in de cel bepaalt) en het proteoom (die de aard en de hoeveelheid eiwitten bepaalt) het mogelijk maken, erfelijke defecten te detecteren of nog die aandoeningen te voorspellen die veroorzaakt worden door een samenspel van genen en omgevingsfactoren (diabetes mellitus, allergie, degeneratieve aandoeningen,…). Deze technologieën laten ook toe de reactie van het lichaam op bijvoorbeeld infecties of nog op toegediende producten en farmaca te voorspellen. Gentherapie, reproductief en therapeutisch klonen, ‘tissue engineering’ (biologische en synthetische ma-
23
door prof. Brigitte Velkeniers, diensthoofd interne geneeskunde
teries voor weefselherstel) en biomechanische hulpmiddelen openen nieuwe thera peutische perspectieven in de geneeskunde. Permanente ziekten, gebreken, niet fungerende organen zouden dan op een bijna natuurlijke manier kunnen geregenereerd of gesubstitueerd worden. ‘Robotics and Imaging’ zijn vandaag al een realiteit: geavanceerde vormen van beeldanalyse en reconstructie hebben geleid tot minimale invasieve heelkunde en computergestuurde chirurgie. Ook de ontwikkeling van de kunstmatige intelligentie in de geneeskunde combineert kennisbanken en redeneermechanismen. Het is dan ook niet meer ondenkbaar dat binnen afzienbare tijd de arts-gebruiker de diagnose stelt via informatica en tegelijk het advies voor behandeling krijgt. En wat over biosensoren, nanotechnologie en nano-elektronica? Het is inderdaad niet meer ondenkbaar dat minuscule apparaten onze lichaamsfuncties zullen meten zodat op een discrete manier onze gezondheid in het oog kan gehouden worden. Deze sensoren zouden draadloos kunnen verbonden zijn met een centrale die de gegevens verzamelt en ook aangepaste beslissingen neemt. Ook diagnostische biosensoren zouden eenvoudig en accuraat (zonder bloedonderzoek) een afwijking kunnen detecteren. Op deze manier wordt een continue monitoring van ons lichaam mogelijk en zouden nanorobotten moleculaire reparaties kunnen uitvoeren. In deze veranderende hoogtechnologische geneeskunde stelt zich de vraag of de arts wordt vervangen door de computer en of de gezondheidszorg nog onpersoonlijker wordt of juist een heilzame werking zal hebben door permanent afgestemd te zijn op de individuele patiënt.
MET DANK AAN Acco Medische Boekhandel
Leuven
Alcomel Zichem Architectenbureau Storme-Van Ranst Antwerpen
rion Rent Schaarbeek D Ethias Hasselt Sterima Malysse Kortrijk Vanderstraeten Lummen
24
Zoals Isaac Asimov voorspelde in de jaren ’60 zal de gemiddelde overleving van de mens gestadig toenemen, hopelijk met een betere levenskwaliteit en zonder permanente ziekten of gebreken. De mens binnen 100 jaar wordt geboren en gescreend met chips voor zijn genetische en eiwitsamenstelling. Hij/zij wordt individueel begeleid voor preventie van aandoeningen, gemonitord op afstand voor wat fout kan lopen en misschien uitgerust met nanorobots die door propellers lokaal onmiddellijk behandelen wat fout gaat. Toch kan men zich de vraag stellen of expertsystemen en informatica geen beperkte kijk hebben op de zieke mens en welke belangrijke maatschappelijke en ethische veranderingen zullen gekoppeld zijn aan de voorspellende geneeskunde. Maar misschien is er geen plaats meer voor geneeskunde als de technologische revolutie de mens gezond houdt? Het enige probleem wordt dan de overbevolking, tenzij ook leven en dood op kunstmatige wijze kunnen worden geregeld…