Belastingdienst/ Kantoor Almelo 1
>
Postbus 5105
7600 GL ALMELO
Telefoon 0800 - 0543 Telefax
WENb Postbus 9009 6800 DL ARNHEM
. . . . . . . . . . . . .
Kennisgroep CAO
Datum
5 maart 2014 Uw kenmerk
Kenmerk
TM140305-caoPlb Betreft
Beoordeling CAO PLb op fiscale aspecten
Geachte heer, In mijn brief van 7 mei 2012 heb ik u geïnformeerd over de fiscale aspecten van de CAO Plb zoals deze gold van mei 2011 tot en met april 2013. In januari 2014 is een nieuwe cao voor de periode mei 2013 tot en met april 2015 afgesloten. In deze brief informeer ik u over de fiscale aspecten van deze nieuwe cao. Een belangrijk doelstelling van de beoordeling is, onveranderd, de werkgevers in staat te stellen om hun fiscale verplichtingen zo goed mogelijk na te komen. Net zoals de vorige keer is ook nu de beoordeling beperkt tot de in mijn ogen belangrijkste fiscale aspecten. De beoordeling heeft plaatsgevonden naar de wet- en regelgeving zoals die geldt per 1 januari 2014 en is dus inclusief de regels rondom de werkkostenregeling. Wellicht ten overvloede vermeld ik dat u aan deze beoordeling alleen vertrouwen kunt ontlenen voor zover ik fiscale aspecten expliciet benoem. Ik verzoek u om de cao-partijen van de inhoud van deze brief op de hoogte te stellen. Ik ga ervan uit dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd. Als u vragen of opmerkingen heeft, kunt u mij bereiken op doorkiesnummer 0546 - 472 386. Uiteraard kunt u ook bij mij terecht als u informatie wenst over de fiscale aspecten van niet in deze beoordeling betrokken cao-bepalingen.
Hoogachtend, namens de inspecteur
ON 555- 1Z*1ED
Belastingdienst/Kennisgroep CAO
Bezoekadres In uw antwoord datum en kenmerk van deze brief vermelden
Stationsstraat 5 ALMELO
Kenmerk
2
TM140305-caoPlb
CAO Plb 2013-2015 In deze rapportage verwijs ik naar het Handboek Loonheffingen 2014, uitgave januari 2014 (hierna: Handboek). In dit Handboek is zowel de werkkostenregeling opgenomen als de oude regelgeving van de vrije vergoedingen en verstrekkingen, “de overgangsregeling”. Indien de nummering van paragrafen over de werkkostenregeling en de overgangsregeling in het Handboek daartoe aanleiding geeft, verwijs ik in de rapportage eerst naar de werkkostenregeling en vervolgens naar de overgangsregeling. U kunt het Handboek raadplegen op of downloaden van de internetsite van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl). Deze site bevat ook de door de Belastingdienst uitgevoerde cao-beoordelingen (zoekterm: “cao-beoordelingen”). Tevens vindt u hier het laatste nieuws, waarover u zich door middel van een rss-feed kunt laten informeren. Met ingang van 1 januari 2011 is de werkkostenregeling ingevoerd. Dit is de nieuwe regeling van kostenvergoedingen en voorzieningen (verstrekkingen en het ter beschikking stellen van zaken) voor de werknemer. Hiertoe is de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) gewijzigd en zijn ook de uitvoeringsbepalingen herschreven. De nieuwe uitvoeringsbepalingen zijn vervat in de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 (hierna: URLB 2011). De Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 is vervallen. De werkkostenregeling houdt kort gezegd in dat de werkgever een vrije ruimte heeft van - in 2014 - 1,5% van het totaal van de individuele fiscale lonen van zijn werknemers. Tot dit bedrag kan de werkgever onbelast kostenvergoedingen en voorzieningen geven aan zijn werknemers. Daarnaast gelden nog enkele specifieke vrijstellingen en bovendien zijn er voorzieningen die de werkgever, hoewel ze als loon (in natura) zijn aan te merken, tegen een lagere waarde of nihilwaarde in aanmerking mag nemen. De werkgever kan in de jaren 2011 tot en met 2014 jaarlijks, aan het begin van het jaar, kiezen om de oude regelgeving (overgangsregeling) toe te passen. In dat geval hanteert hij de regelgeving zoals die luidde per 31 december 2010. Meer informatie over de werkkostenregeling kunt u vinden op de site van de Belastingdienst (zoekterm: “wkr”). De (loon)begrippen voor de diverse wetten waarop de loonheffingen zijn gebaseerd kunnen verschillen. De loonheffingen bestaan uit de loonheffing (loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen), de premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw). Als sprake is van loon voor alle loonheffingen spreek ik van “loon”. Artikel 1.3
Structuur
Volgens dit artikel geldt voor de bedrijven tevens een bedrijfs-cao, waarin de cao-partijen op ondernemingsniveau nadere afspraken maken, onder meer over het Benefit Budget. Hoewel deze bedrijfscao’s niet onder de reikwijdte van de onderhavige beoordeling vallen, wil ik hier toch een kanttekening bij plaatsen. Vanaf medio 2009 hebben de WENb en de Belastingdienst regelmatig overlegd over de fiscale gevolgen van het Benefit Budget. Ondanks het constructieve en zorgvuldige centrale overleg is gebleken dat over deze gevolgen gemakkelijk misverstanden ontstaan. Indien en voor zover bedrijven twijfelen over de fiscale aspecten van het in de onderhavige CAO geregelde Benefit Budget (zie bij artikel 13.1 en verder) kunnen zij, onder verwijzing naar deze brief, contact opnemen met de bevoegde inspecteur. Een dergelijke afstemming ligt, zo mogelijk, nog méér in de rede als sprake is van nadere afspraken over het Benefit Budget in een bedrijfs-cao.
Kenmerk
3
TM140305-caoPlb
Artikel 1.7
Pensioenregeling
Volgens dit artikel is de pensioenregeling ondergebracht bij Stichting Pensioenfonds ABP. Deze pensioenregeling heb ik niet beoordeeld. Artikel 2.2
Bijdrage aan de werknemersorganisatie
In dit artikel is overeengekomen dat de werkgever aan de gezamenlijke vakorganisaties die partij zijn bij de cao een jaarlijkse bijdrage in de kosten van het scholings- en vormingswerk verleent van € 16, - per werknemer. Deze betaling behoort in deze context niet tot het loon, omdat er geen sprake is van een schuld van de werknemer die de werkgever voor zijn rekening neemt. Er kan wel sprake zijn van loon als de werkgever kan bepalen wat zijn eigen werknemer in dit verband (via de vakorganisatie) weer zal genieten. De werkgever kan in een concreet geval, eventueel onder verwijzing naar deze brief, uitsluitsel vragen aan de bevoegde inspecteur. Artikel 2.11
Verbod beïnvloeding door derden
Dit artikel verbiedt de werknemer om, anders dan met toestemming van de werkgever, in verband met zijn arbeidsovereenkomst vergoedingen, beloningen en giften en dergelijke van derden aan te nemen. Wanneer de werknemer zonder medeweten van de werkgever loon van derden ontvangt (onder welke naam dan ook) valt dit niet onder het bereik van de Wet LB. In dat geval moet de werknemer dat loon als inkomen in zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen aangeven. Indien sprake is van dergelijk mèt toestemming van de werkgever aanvaard loon behoort dat mogelijk (wel) tot het loon waarover de werkgever loonheffingen moet inhouden. De werkgever of de werknemer kan desgewenst met de bevoegde inspecteur afstemmen of een beloning etc. van een derde tot het loon behoort. Artikel 2.16
Aansprakelijkheidsverzekering
Dit artikel geeft de werkgever in bepaalde situaties van schade, indien sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid, verhaalsrechten op de werknemer. Betalingen door werknemers aan werkgevers op grond van deze rechten vloeien voort uit het civiele recht en vormen geen negatief loon. Zie paragraaf 4.10 van het Handboek. Als de werkgever geen (of onvoldoende) gebruik maakt van zijn verhaalsmogelijkheden kan sprake zijn van loon. Artikel 2.20
Preventief medisch onderzoek
Volgens dit artikel moet de werkgever de werknemer in het kader van het gezondheidsbeleid periodiek een preventief medisch onderzoek aanbieden. Voor de fiscale aspecten van dit artikel is van belang of de werkgever wel of niet de werkkostenregeling toepast. Als de werkgever de werkkostenregeling toepast en het medisch onderzoek plaatsvindt op de werkplek èn dat onderzoek tevens als een voorziening op grond van de Arbeidsomstandighedenwet kwalificeert, geldt voor de voorziening een zogenoemde nihilwaardering. Feitelijk betekent dit dat de waarde van de voorziening weliswaar tot het loon behoort, maar dat zij toch (door de nihilwaardering) onbelast blijft. Van
Kenmerk
4
TM140305-caoPlb
belang is onder meer dat sprake moet zijn van een voorziening. Deze term is bedoeld om vergoedingen uit te sluiten. Als de werkgever aan de werknemer de kosten van een preventief medisch onderzoek vergoedt, behoort de vergoeding tot het loon. Ik verwijs naar paragraaf 20.2.5 van het Handboek. Als de werkgever de werkkostenregeling (nog) niet toepast geldt de facto géén uitsluiting voor vergoedingen. Wel geldt onverkort de voorwaarde dat de voorziening of vergoeding op de Arbeidsomstandighedenwet moet zijn gebaseerd. Ik verwijs naar paragraaf 27.3 van het Handboek. Artikel 3.4
Telewerken/thuiswerken
Volgens dit artikel kunnen de werkgever en de werknemer in een telewerkovereenkomst nadere afspraken maken om thuis te werken en/of te telewerken. Voor de fiscale aspecten van dit artikel is van belang of de werkgever wel of niet de werkkostenregeling toepast. Als de werkgever de werkkostenregeling toepast is van belang dat een werkruimte in de eigen woning van de werknemer niet als werkplek kwalificeert. Fiscaal geldt voor sommige werkplekvoorzieningen, al dan niet onder voorwaarden, een nihilwaardering. Dit betekent dat de voorziening als zodanig weliswaar loon vormt maar feitelijk, door dit loon op nihil te waarderen, toch onbelast blijft. Omdat de werkruimte thuis géén werkplek in fiscale zin is, kan in beginsel geen nihilwaardering gelden. De enige uitzondering betreft voorzieningen die rechtstreeks uit het arbeidsomstandighedenbeleid voortvloeien dat de werkgever op grond van de Arbeidsomstandighedenwet voert. Uitsluitend voor deze voorzieningen kwalificeert de werkruimte thuis wèl als werkplek in fiscale zin. Uitsluitend deze voorzieningen komen dus in aanmerking voor een nihilwaardering. Ik verwijs naar de paragrafen 20.1.2 en 20.2.5 van het Handboek. Tevens verwijs ik naar onderdeel 4.10 van het besluit van 18 september 2013, nr. BLKB2013/0799M (zie http://wetten.overheid.nl/BWBR0033939/) waarin meer informatie is opgenomen inzake het begrip werkplek. Als de werkgever de werkkostenregeling (nog) niet toepast gelden voor de werkruimte thuis en de inrichting hiervan aparte fiscale regels. Voor meer informatie over de vergoeding van de kosten van thuis telewerken verwijs ik naar de paragrafen 4.7 en 27.45 van het Handboek. Artikel 3.5
Medische keuringen
Volgens dit artikel is op medische keuringen in verband met het aangaan of wijzigen van een arbeidsverhouding de Wet op de medische keuringen van toepassing. Daarbij is tevens bepaald dat de kosten van de medische keuring voor rekening van de werkgever komen. Ik verwijs naar de fiscale aspecten bij artikel 2.20 van de CAO. Artikel 4.9
Jubileumgratificatie
In dit artikel is het recht op een jubileumgratificatie geregeld. Zo heeft de werknemer die 10, 20, 30, 40 of 50 jaar onafgebroken bij (rechtsvoorgangers) van de werkgever in dienst is geweest recht op een gratificatie die oploopt van 25% tot 200% van het salaris. Daarnaast voorziet de regeling in enkele aanwijzingen voor de berekening van de in aanmerking te nemen diensttijd en salaris. Fiscaal geldt een - afwijkende - regeling voor diensttijduitkeringen. Een gratificatie tot maximaal het loon over een maand is vrijgesteld na het bereiken van een diensttijd van tenminste 25 jaar of tenminste 40 jaar. Ik verwijs naar paragraaf 19.2.1 van het Handboek, waarin onder meer staat welk salaris de werkgever in aanmerking mag nemen. Voor het bepalen van de diensttijd mag de werkgever alleen die
Kenmerk
5
TM140305-caoPlb
perioden meetellen gedurende welke de werknemer van - in materieel opzicht - dezelfde werkgever loon heeft genoten. Ook de tijd welke is doorgebracht bij eerdere werkgevers vallend onder dezelfde CAO telt mee voor het berekenen van de diensttijd. Artikel 5.12
Financiële gevolgen bij verandering van rooster
Volgens dit artikel mag de werkgever het rooster van de werknemer veranderen. Hij moet dan de voor de werknemer onvermijdelijk direct daaruit voortvloeiende financiële gevolgen voor zijn rekening nemen. In voorkomende gevallen behoort een dergelijke schadevergoeding mogelijk niet tot het loon. Ik verwijs naar paragraaf 4.13.3 van het Handboek. De werkgever kan, eventueel onder verwijzing naar deze brief, in concrete gevallen uitsluitsel vragen aan de voor hem bevoegde inspecteur. Artikelen 6.1 t/m 6.3
Overwerktoeslag
In deze artikelen is het recht op overwerktoeslag geregeld. De vergoeding van het reguliere uurloon met daarbij de toeslag voor overwerk behoort tot het loon. Indien sprake is van overwerkloon in de betekenis van een beloning voor arbeid welke een werknemer verricht gedurende de tijd die uitgaat boven de voor die werknemer geldende normale arbeidsduur mag de werkgever voor de loonheffing de tabellen voor bijzondere beloningen toepassen. Ik verwijs naar paragraaf 7.3.6 van het Handboek. Artikel 9.6
Schadevergoeding bij intrekken vakantieverlof
Volgens dit artikel kan de werkgever, bij dringend bedrijfsbelang, verleend vakantieverlof intrekken. Als de werknemer daardoor geldelijke schade lijdt zal de werkgever die schade vergoeden. In voorkomende gevallen behoort een dergelijke schadevergoeding mogelijk niet tot het loon. De werkgever kan, eventueel onder verwijzing naar deze brief, in concrete gevallen uitsluitsel vragen aan de voor hem bevoegde inspecteur. Artikel 11.3
Deeltijd ouderen
In dit artikel is geregeld dat de (oudere) werknemer, in overleg met zijn werkgever, door het inzetten van diverse bronnen zoals (doelgebonden) verlof, het Benefit Budget en de levensloopregeling, zijn arbeidsduur kan verkorten. Indien de werknemer voortijdig stopt met - in voldoende mate - werken kan in fiscaal opzicht sprake zijn van een regeling voor vervroegd uittreden (RVU). In dat geval is werkgever een eindheffing verschuldigd van 52% over de werkgeversbijdrage aan die regeling. Ik verwijs naar paragraaf 24.3 van het Handboek. Bij de vraag of de werknemer in voldoende mate blijft werken staat de toetsing van het feitelijke werkpatroon per week centraal. De werknemer moet per week gedurende tenminste 50% feitelijk plegen te werken. Deze 50% wordt gerelateerd aan de arbeidsduur van 10 jaar vóór de pensioendatum. Onderbrekingen wegens ziekte, arbeidsongeschiktheid en jaarlijks vakantieverlof zijn daarbij toegestaan zonder dat die het 50%-criterium beïnvloeden. Bij samenloop van verlofregelingen kan echter een RVU ontstaan. Ik verwijs naar V&A 12-003 op www.belastingdienstpensioensite.nl (V&A Handreikingen pensioen LB), zoals in september 2013 geactualiseerd.
Kenmerk
6
TM140305-caoPlb
Artikel 12.2
Verhuiskostenvergoeding
Volgens dit artikel ontvangt de werknemer die in het bedrijfsbelang verhuist, onder voorwaarden, een vergoeding van verhuiskosten. Deze vergoeding is onbelast als de verhuizing voldoende verband met de dienstbetrekking heeft. Ik verwijs naar paragraaf 20.1.6 / 27.41 van het Handboek. De werkgever kan, eventueel onder verwijzing naar deze brief, in concrete gevallen uitsluitsel vragen aan de voor hem bevoegde inspecteur. Artikel 12.3
Terugbetaling verhuiskostenvergoeding
In dit artikel is bepaald in welke situaties de werknemer een verhuiskostenvergoeding moet terugbetalen. Een gehele of gedeeltelijke terugbetaling van een vergoeding die niet tot het loon behoort, komt niet in mindering op het loon. Zie paragraaf 4.10 van het Handboek. Artikel 12.4
Pensionkosten
Deze bepaling heeft betrekking op de mogelijkheid om, voorafgaande aan een verhuizing, pension(kosten) te verstrekken. Voor de fiscale aspecten van tijdelijke huisvesting buiten de woonplaats is van belang of de werkgever wel of niet de werkkostenregeling toepast. Ik verwijs naar paragraaf 20.1.2 / 27.17 van het Handboek. De werkgever kan, eventueel onder verwijzing naar deze brief, in concrete gevallen uitsluitsel vragen aan de voor hem bevoegde inspecteur. Hoofdstuk 13
Benefit Budget
Het Benefit Budget biedt de werknemer de mogelijkheid zijn arbeidsvoorwaarden op zijn persoonlijke situatie af te stemmen. De cao bevat een raamregeling die op bedrijfsniveau nader kan worden ingevuld. De afgelopen jaren hebben de WENb en de Belastingdienst over de vormgeving van het Benefit Budget regelmatig centraal overleg gevoerd. De in de cao opgenomen regeling kwalificeert in fiscaal opzicht als een cafetariaregeling. Voor een meer uitvoerige weergave van de fiscale gevolgen het Benefit Budget verwijs ik naar mijn brief van 12 mei 2012, waarin de beoordeling van de tot mei 2013 geldende CAO Netwerkbedrijven is opgenomen (zie www.belastingdienst.nl). Tevens verwijs ik naar de fiscale aspecten bij artikel 1.3 van de cao. Ondanks het constructieve en zorgvuldige centrale overleg is gebleken dat over de fiscale gevolgen van het Benefit Budget gemakkelijk misverstanden ontstaan. Indien en voor zover bedrijven twijfelen over de fiscale aspecten van een eigen invulling van het in de onderhavige CAO geregelde Benefit Budget, kunnen zij onder verwijzing naar deze brief, contact opnemen met de bevoegde inspecteur. Artikel 14.1
Persoonlijk ontwikkelingsbudget
Volgens dit artikel krijgt de werknemer jaarlijks een persoonlijk ontwikkelingsbudget van € 500. Dit budget is bedoeld voor verbetering van zijn employability of versterking van zijn positie op de in- of externe arbeidsmarkt. De werknemer moet het bedrag binnen drie jaar benutten, daarna vervalt het budget. De fiscale gevolgen van dit budget zijn afhankelijk van het beheer. Mogelijk is sprake van loon. Ook als het budget wordt aangewend voor, bijvoorbeeld, studiekosten is sprake van loon, tenzij de werkgever
Kenmerk
7
TM140305-caoPlb
aantoont dat er sprake is van een gerichte vrijstelling (zie paragraaf 20.1.4 van het Handboek) of een vrije vergoeding (zie paragraaf 27.38 van het Handboek). Omdat de afwikkeling van het budget meerdere kalenderjaren kan bestrijken kunnen zich complicaties voordoen. Een vergoeding van in een eerder kalenderjaar gemaakte kosten kan alleen onbelast blijven als de werknemer in dat eerdere kalenderjaar al een onvoorwaardelijk recht op vergoeding van die kosten had. Ik verwijs naar onderdeel 4 (werkkostenregeling) of onderdeel 3 (geen werkkostenregeling) van het besluit van 18 september 2013, nr. BLKB2013/0799M (zie http://wetten.overheid.nl/BWBR0033939/). Artikelen 14.2 en 14.3 Studiekostenvergoeding en terugvordering Volgens artikel 14.2 komen de kosten van een bedrijfsgerichte studie en opleiding volledig voor rekening van de werkgever. Als voorwaarde geldt dat de werkgever en de werknemer voor aanvang van de studie of opleiding schriftelijke afspraken maken. In artikel 14.3 is een terugvorderingsregeling opgenomen. Vergoedingen in verband met een studie of een opleiding die een werknemer volgt behoren, voor zover er werkelijk sprake is van beroeps- of studiekosten, niet tot het loon. Een gehele of gedeeltelijke terugbetaling van een vergoeding die niet tot het loon behoort, komt niet in mindering op het loon. Ik verwijs naar paragraaf 4.10 van het Handboek en naar onderdeel 5.2 van het besluit van 18 september 2013, nr. BLKB2013/0799M (zie http://wetten.overheid.nl/BWBR0033939/). Artikel 15.3
Tegemoetkoming arbeidsongeschiktheidsverzekering
Volgens dit artikel heeft de werknemer, onder voorwaarden, recht op een tegemoetkoming in de door hem zelf te betalen premie van een bepaalde collectieve arbeidsongeschiktheidsverzekering. Uit de tekst van artikel 15.3 leid ik af dat de werknemer de premie rechtstreeks zelf aan de verzekeraar betaalt. De waarde van de rechten die de werknemer aan de verzekering ontleent behoort als aanspraak tot het loon, tenzij die rechten naar aard en strekking overeenkomen met rechten op grond van werknemersverzekeringen. Indien de aanspraak belast is, behoren eventuele uitkeringen niet (nogmaals) tot het loon. Als sprake is van een aanspraak, vormt de tegemoetkoming een deel van de waarde van die aanspraak. De werkgever dient in beginsel de volledige premie als loon aan te merken. De betaling van de tegemoetkoming aan de werknemer als zodanig is uiteraard niet (dubbel) belast. Als sprake is van rechten die naar aard en strekking overeenkomen met de rechten die bijvoorbeeld uit de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of uit de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen voortvloeien, dan behoren eventuele uitkeringen (wel) tot het loon. Als geen sprake is van een aanspraak, behoort de tegemoetkoming als zodanig (wel) tot het loon. Hierdoor treedt gedeeltelijk een dubbele heffing op. De werkgever en de werknemer kunnen deze dubbele heffing voorkomen als de werkgever de (integrale) premie rechtstreeks aan de verzekeraar betaalt. Als de werkgever het door de werknemer te betalen deel van de premie op zijn loon inhoudt behoort dat werknemersdeel niet tot het loon. Ik verwijs naar paragraaf 19.1.4 van het Handboek. Kortom: de wijze van betalen maakt in fiscaal opzicht groot verschil! De werkgever kan, eventueel onder verwijzing naar deze brief, in concrete gevallen uitsluitsel vragen aan de voor hem bevoegde inspecteur. Artikel 16.2
Uitkering bij overlijden
Deze paragraaf bevat het recht op een overlijdensuitkering ter grootte van het salaris over drie maanden. Naast deze uitkering betaalt de werkgever het salaris door over de maand waarin de werknemer
Kenmerk
8
TM140305-caoPlb
overlijdt. Voor de gevolgen van (de aanspraak op) een (eenmalige) overlijdensuitkering voor de loonheffingen verwijs ik naar de paragrafen 19.1.7 en 19.1.8 van het Handboek. In deze paragrafen staan uitvoerig de gevolgen beschreven van een aantal te onderscheiden situaties. De uitkering waarop de CAO recht geeft is, samen met de doorbetaling over de maand waarin de werknemer overlijdt, hoger dan drie maal het loon over een maand. Hierdoor is een deel van de aanspraak belast. Dat is niet het geval als de werkgever het loon dat betrekking heeft op de maand waarin de werknemer overlijdt als regulier loon belast. Artikel 16.3 en 16.4
Uitkering bij overlijden als gevolg van een bedrijfsongeval
Deze artikelen geven de nabestaanden van een door een bedrijfsongeval overleden werknemer, onder voorwaarden, recht op een tijdelijke uitkering in de vorm van een toeslag op het pensioen. De pensioenregeling heb ik in dit kader niet beoordeeld. Artikel 16.5
Uitkering bij pensionering
Dit artikel geeft de werknemer bij het eindigen van de arbeidsovereenkomst vanwege pensionering of flexibel uittreden, onder voorwaarden, recht op een uitkering van anderhalf maal zijn salaris. Deze uitkering behoort tot het loon. Artikel 16.6
Jubileumgratificatie naar evenredigheid
Volgens deze bepaling ontvangen werknemers die de eerstvolgende jubileumgratificatie als bedoeld in artikel 4.9 van de CAO niet halen, onder voorwaarden, een gratificatie naar evenredigheid van de feitelijke diensttijd. Een dergelijke gratificatie behoort in beginsel tot het loon voor de loonheffingen. Mogelijk is de vrijstelling na het bereiken van een diensttijd van 25 of 40 jaar van toepassing. Ik verwijs naar de fiscale aspecten bij artikel 4.9 van de CAO. Artikel 17.7
Loonaanvulling, bij arbeidsongeschiktheid
Volgens dit artikel heeft de werknemer die minder dan 35% arbeidsongeschikt is, onder voorwaarden, recht op een aanvulling op het loon bij een andere werkgever of op een aanvulling op zijn WW-uitkering. Dergelijke aanvullingen vormen loon uit vroegere dienstbetrekking waarover geen premies werknemersverzekeringen verschuldigd zijn. Als de werknemer zijn loonheffingskorting niet langer bij zijn (oude) werkgever wil laten toepassen, zal hij dat schriftelijk aan die (oude) werkgever moeten verzoeken. Ik verwijs naar paragraaf 2.3 van het Handboek. Artikel 17.15
Bijzondere voorzieningen
Volgens dit artikel vergoedt de werkgever de naar zijn oordeel noodzakelijke ziektekosten of verzorgingskosten die (anders) voor rekening de werknemer (zouden) blijven. De werkgever kan hiervoor nadere regels vaststellen. De fiscale gevolgen van de toepassing van het eerste en het tweede lid kunnen verschillen.
Kenmerk
9
TM140305-caoPlb
In het eerste lid is sprake van een voorwaardelijk recht op (een) vergoeding(en). Tot en met 2008 waren vergoedingen die een werkgever vrijwillig gaf voor ziektekosten van een werknemer onder voorwaarden vrijgesteld. Die vrijstelling is met ingang van 1 januari 2009 vervallen. Indien de werkgever “nadere regels” stelt zoals in het tweede lid genoemd kunnen die regels fiscaal tot de conclusie dwingen dat het recht op vergoedingen als zodanig al tot het loon behoort. Dat is in elk geval zo als uit die regels rechten voortvloeien die als een ziektekostenregeling kwalificeren. Ik verwijs naar paragraaf 19.1.1 van het Handboek. Artikel 18.6
Loonaanvulling, bij werkloosheid
Deze bepaling geeft de werknemer die elders een dienstbetrekking aanvaardt onder voorwaarden recht op een aanvulling op zijn WW-uitkering. Ik verwijs naar de fiscale aspecten bij artikel 17.7 van de CAO. Artikel 18.9
Verhuiskosten
Volgens dit artikel heeft de werknemer, onder voorwaarden, recht op een verhuiskostenvergoeding als de verhuizing noodzakelijk is voor een nieuw dienstverband. In het algemeen kan een werkgever verhuiskosten die bij een werknemer opkomen omdat hij een dienstbetrekking elders aanvaardt niet onbelast vergoeden. Als een werkgever dergelijke kosten, in feite kosten van een andere dienstbetrekking van de werknemer, toch vergoedt is die vergoeding in beginsel belast. Uiteraard kan de nieuwe werkgever, beoordeeld vanuit de nieuwe dienstbetrekking, die kosten mogelijk wel onbelast vergoeden. In bijzondere situaties kan de werkgever ook een onbelaste verhuiskostenvergoeding geven aan de werknemer waar hij de dienstbetrekking mee beëindigt. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als vanwege het einde van de dienstbetrekking de werknemer niet langer van een dienstwoning gebruik kan maken. Indien een werkgever twijfelt over de fiscale gevolgen van de verhuiskostenvergoeding en forse risico’s wil vermijden kan hij, eventueel onder verwijzing naar deze brief, contact opnemen met de voor hem bevoegde inspecteur.