KantineOost 1 Rapportage van een praktijkonderzoek met makers in community arts In het kader van het Pomica-traject Jasmina Ibrahimovic (juli 2011)
Dossier 4
1
Onderzoeksverslag KantineOost 1 !"#$%&'()*+(,%-.*"/%"0(!*"1.2$10(3**"4%5 Onderzoeker: Jasmina Ibrahimovic
In de herfst van 2010 begon ik als embedded journalist te werken bij een nieuw sociaal-artistiek project van kunstenaarscollectief 5eKwartier. Het driejarige project KantineOost is gesitueerd in de na-oorlogse Haarlemse wijk Parkwijk. Ongeveer tegelijkertijd sloot ik me aan bij de Praktijkonderzoeksgroep van Community Arts Lab XL (CAL-XL). Van binnenuit de praktijk deed ik een half jaar lang onderzoek naar KantineOost. De pilot fase en de eerste fase van het project zijn inmiddels afgelopen, zo ook de eerste fase van het onderzoek. Dit verslag is een eerste stap om mij los te weken van het gezelschap, en te rapporteren wat ik hem gezien. Een eerste stap om de methodiek van de kunstenaars, en de methodiek van mij als onderzoeker overdraagbaar te maken voor een publiek van nieuwe makers en onderzoekers. Doordat ik meerdere petten op had in deze praktijk is mijn onderzoeksmethodiek vergelijkbaar met die van een etnograaf of een participatieve observator. Ik dompelde mij onder in het collectief van kunstenaars en betrad samen met hen een voor ons toen nog onbekende gemeenschap. In dit verslag beschrijf ik hoe het kunstenaarscollectief als een eige1n gemeenschap, met eigen codes conventies, een wijk als Parkwijk binnentreedt, en hoe het daar als een motor van positieve energie te werk ging. Aan de andere kant is dit onderzoek en dit verslag ook een eerste poging om een methodiek te ontwikkelen voor zelfreflectie van deelnemers. Dat houdt in dat ik in het tweede gedeelte van het verslag een beschrijving geef de methodes die ik toegepast heb om deelnemers te laten reflecteren op hun ervaringen met het project. De methodiek voor zelfreflectie van deelnemers zal in het verdere onderzoekstraject van CAL-XL gebruikt en door ontwikkeld worden. Voor de overdracht van de methodiek is het erg van belang te beschrijven welke rol de onderzoeker heeft, en op welke manier dat invloed heeft gehad op de onderzoeksresultaten. De vraag is of deze methodiek ook op zichzelf kan staan, zonder de intensieve aanwezigheid van de onderzoeker, zodat theatermakers, of deelnemers het zelf kunnen gebruiken. De derde doelstelling van dit verslag is dan ook om te reflecteren op de rol van de onderzoeker.
Inhoud
Context!
3
• • •
Het onderzoek! Beknopte omschrijving KantineOost! Beknopte omschrijving Parkwijk!
3 3 3
Methodiekbeschrijving 5eKwartier!
5
• • • • • • • •
Gemeenschapsvorming! Het hoofd van het kwartier! Een vat vol potentie! Vijf kwartier in een uur! Werken en denken vanuit het vijfde kwartier! Seizoensgebonden! Het praktische denken! Vijf kwartier binnen vier kwartier!
Methodiekbeschrijving zelfevaluatie deelnemers! • • •
Een inventarisatie van uitgeprobeerde instrumenten/methodieken/opdrachten! De zin/onzin van deze methodieken.! Plan van aanpak najaar 2011!
Overdracht methodiek en de rol van de onderzoeker! •
Wat was de rol van de onderzoeker, en hoe belangrijk was deze rol voor het verloop van het onderzoek?!
Bijlagen! • • • • • •
11 11 17 18
20 20
22
Bijlage 1. Verslagen kinderen! Bijlage 3. Negatief verhaal Rob Jordaan! Bijlage 4. Positief verslag Rob Jordaan, voorjaar 2011! Bijlage 5. Verslag Marianne Visser- van Klaarwater! Bijlage 6. Verslag Bep Uithol. Digitale Wijkkrant Haarlem-Oost! Bijlage 7. Vragenlijst schrijfopdracht!
(6789:8(;+<%"=#%1>)%">4*?(-*+/+%;#>'(@0($A42(BC@@(
5 7 7 8 8 9 9 9
B
23 26 27 28 30 31
6#+'%D' Het onderzoek In 2011 en 2012 worden jaarlijks acht tot tien community arts projecten betrokken in een traject van praktijkonderzoek, gedoopt Pomica: Praktijkonderzoek makers in community arts. Twee jaar lang werken onderzoekers samen met kunstenaars en deelnemers bij community arts projecten aan de volgende resultaten: 1. een (evaluatie)methodiek die deelnemers actief betrekt in het evalueren en documenteren van projecten, zodat zij zich sterker bewust worden van de betekenis ervan; 2. een beschrijving van de praktijkmethodiek van community arts die (met name) nieuwe community arts kunstenaars van dienst kan zijn; 3. een heldere reflectie op de eigen rol en invloed als onderzoeker binnen het maakproces.
Beknopte omschrijving KantineOost In het driejarig cultureel project KantineOost plant 5eKwartier samen met bewoners een mobiel bos in Parkwijk. Het centrale thema van het project is GROEI. Jongere en oudere bewoners adopteren een jonge boomstek in een pot, en verzorgen deze de komende drie jaar thuis in de tuin, balkon of schoolplein. Volwassen buurtbewoners krijgen een boom in ruil voor een verhaal. Deze verhalen worden door theatermakers in een theatrale vorm gegoten en teruggegeven aan de bewoners. De jonge bewoners, leerlingen van drie basisscholen in de buurt, krijgen muziek en beeldende workshops waarin ze op individueel niveau invulling geven aan het centrale thema GROEI. Ieder seizoen komen vervolgens alle bomen, en hun verzorgers bij elkaar in een KantineOost ʻbuurtbosʼ. Daarin worden de verhalen, kunstwerken van de leerlingen en gerechten uit de buurt gepresenteerd aan een groter publiek. Elk jaar groeit het bos, want steeds meer bewoners worden eigenaar van een boompje. Na drie jaar krijgen alle bomen een definitieve plek in het gerenoveerde Reinaldapark. Het project heeft de volgende doelstellingen: 1. wederzijds begrip kweken tussen bewoners onderling en bijdragen aan een nieuw gemeenschappelijk verhaal dat bijdraagt aan de identiteit van Parkwijk - door ontmoetingen te ensceneren waar persoonlijke kwaliteiten en verhalen van buurtbewoners zichtbaar worden. 2. buurtbewoners activeren en verantwoordelijk te maken voor hun eigen leefomgeving en een levend netwerk in de buurt - door buurtbewoners en organisaties uit de wijk actief te betrekken bij de ontwikkeling en de uitvoering van het project. 3. crosssectorale samenwerkingsverbanden in de wijk stimuleren - door organisaties uit diverse maatschappelijke sectoren (onderwijs, kunst, welzijnswerk) projectgewijs aan elkaar te verbinden ontstaat een levend lokaal netwerk dat als basis dient voor toekomstige, langdurige samenwerkingsverbanden. 4. Crossectorale werkwijze documenteren en overdraagbaar te maken - door redacteuren, fotografen en videomakers de werkwijze te laten vastleggen, expertmeetings te organiseren en een levend digitaal platform te creëren
Beknopte omschrijving Parkwijk In hun projectbeschrijving van maart 2011 schets 5eKwartier het volgende beeld van Parkwijk: “De naoorlogse wijk in Haarlem oost verdient aandacht omdat er sprake is van sociaal-maatschappelijke achterstand, eenzaamheid en segregatie. In Parkwijk ontstaat een nieuwe vorm van verzuiling: de autochtone, Turkse en Marokkaanse gemeenschap richt haar activiteiten in toenemende mate op de eigen achterban. Een substantieel aantal bewoners is laag opgeleid, velen zijn werkeloos. Met name eenoudergezinnen komen door gebrek aan netwerk en middelen in een sociaal isolement. Er is geen ontmoetingscentrum en het activiteitenaanbod van onderwijs, welzijn en bewonersinitiatieven is versnipperd. Een gedeelde toekomstvisie op de afstemming van welzijn, cultuur en sociaal maatschappelijke voorzieningen in de wijk ontbreekt.“
(6789:8(;+<%"=#%1>)%">4*?(-*+/+%;#>'(@0($A42(BC@@(
E
Tegelijkertijd wordt het park van Parkwijk, waar de wijk voor bijna de helft uit bestaat volledig gekapt en gesaneerd. 5eKwartier: “Wij zien de renovatie van het Reinaldapark als een belangrijk maatschappelijk momentum. Het hart van de wijk wordt komende drie jaar gesaneerd: een nieuwe leeflaag wordt aangebracht over de vervuilde grond van de voormalige vuilstort, en nieuwe paden, bruggen en waterverbindingen worden aangelegd. Parallel aan dit fysieke proces wil 5eKwartier samen met alle betrokkenen werken aan een groen, levend hart in Parkwijk. Dit is hét moment voor een nieuw gemeenschappelijk avontuur wat leidt tot nieuwe verhalen en een levend netwerk in de buurt.” Er zijn in Parkwijk meer dan tien sociale initiatieven van buurtbewoners en welzijnsorganisaties. Er zijn veel betrokken buurtbewoners met een hart voor de wijk. Echter, ze werken niet met elkaar samen, en hebben het gevoel dat dingen niet echt van de grond komen. Er is veel, maar het is versnipperd. Het lijkt allemaal erg veel energie te kosten, terwijl het ze niet veel energie oplevert. Daarnaast voelen ze zich niet serieus genomen door de gemeente Haarlem, omdat veel van de financiële aanvragen van buurtbewoners worden afgekeurd. 5eKwartier wilde niet de zoveelste organisatie in de wijk zijn die iets organiseert. Ze wilden juist van alles water al is gebruik maken. Alles samenbrengen, ideeën centraliseren, en gebruik maken van elkaars kwaliteiten om de plannen te kunnen uitvoeren. Titia Bouwmeester: “KantineOost is niet van 5eKwartier. Het is van alle samenwerkingspartners in Parkwijk. 5eKwartier is initiatiefnemer, en voert de regie omdat we uit ervaring weten dat we dat goed kunnen.” In de methodiekbeschrijving hieronder beschrijf ik hoe 5eKwartier zich heeft voortbewogen in de wijk, hoe ze deze samenwerking tot stand proberen te brengen, en op welke manier ze een positieve impuls gaven aan de wijk en zijn vele organisaties.
(6789:8(;+<%"=#%1>)%">4*?(-*+/+%;#>'(@0($A42(BC@@(
F
G%'H#<2%1I%>&H"2$)2+?(,%-.*"/%" Een methode beschrijven betekent letterlijk: beschrijven van de handelingen die tonen hoe iets gedaan is. Dus door middel van welke handelingen probeert een gezelschap zijn doelen te behalen. Ik had moeite met het idee dat ik die handelingen een voor een zou gaan beschrijven. Wat een gezelschap precies doet om zijn doelen te bereiken kunnen ze het beste zelf omschrijven. En een goed georganiseerde gezelschap als 5eKwartier dat doen dan ook geregeld in projectomschrijvingen, evaluaties, subsidie-aanvragen, etc. Langzamerhand kwam ik erachter dat het niet altijd de handelingen zijn die iets teweeg brengen. Achter de handeling zit een gedachte. Het is niet altijd wat je doet dat bepaalt hoe je het doel bereikt. Welke gedachte schuilt er achter doelen, beslissingen en daden? De vertrekvragen van deze methodiekbeschrijving zijn: Met welke bril kijkt 5eKwartier als collectief van kunstenaars, of Titia Bouwmeester als artistiek leider, naar de gemeenschap Parkwijk, en naar de mens an sich? En hoe zie je dat terug in de werkwijze? Hoe heeft 5eKwartier met hun mens- en wereldbeeld invloed op Parkwijk als gemeenschap? Hoe hebben ze de wijk betreed? Het verslag hieronder is een eerste aanzet tot het ontrafelen van de gedachten achter de handelingen van 5eKwartier. Maar eerst laat ik zien op welke manier ze wortelden in de wijk, voordat ze iets veroorzaken.
Gemeenschapsvorming Aan het einde van hun voorgaande project De Verhalenkeuken in de Slachthuisbuurt, verhuisde 5eKwartier in de zomer van 2010 met hun studio van de binnenstad van Haarlem naar de rand van de Slachthuisbuurt, grenzend aan Parkwijk. Een actieve buurtbewoner van Parkwijk, Rob Jordaan, die er lucht van had gekregen dat 5eKwartier in Parkwijk aan het werk zou gaan, kwam een kijkje nemen, en een videoverslag maken van de verhuizing. Hij interviewde Titia Bouwmeester voor de camera en stelde haar een kritische maar brandende vraag: “als al die verschillende gemeenschappen en culturen in Parkwijk al jaren naast elkaar leven en niet kunnen samenwerken, hoe denkt 5eKwartier daar dan verandering in te brengen?” Titia denkt even na en antwoordt dan: “omdat wij een hele leuke groep mensen om ons heen verzamelen, die daar echt heel hard aan werken”. Het antwoord lijkt misschien onnozel in de eerste plaats, maar raakt de kern van de denkwijze achter de methodiek van 5eKwartier. Dat beschrijf ik verder in het verslag. Maar allereerst, hoe kwam 5eKwartier binnen in de gemeenschap van Parkwijk? Wat waren de eerste stappen, en hoe heeft zich dat ontwikkeld? (a) E e r s t e s t a p p e n! Na de zomerstop zetten in de eerste plaats Titia Bouwmeester en haar partner Ted van Leeuwen de eerste stappen in Parkwijk. Ze woonden wijkraad-vergaderingen en andere belangrijke bewoners-bijeenkomsten bij en stelden zich bescheiden en behulpzaam op. Niet veel later breidden ze hun kern uit met Aafke van der Leij, een hele jonge, sociale en vrolijke productieleider. Ilse van Dijk, werd als zakelijk leider even vervangen door een tijdelijke kracht Judith Verberne. Op de eerste officiële productiedag in september 2010 zaten we met een team van acht mensen om de tafel. Twee muzikanten, twee theatermaaksters waar 5eKwartier vast mee samenwerkt, en ik als ʻembedded journalistʼ. De pilot van KantineOost begon met het fietsen door de wijk. Titia als reisleider. Ze liet ons de meest interessante plekken van de wijk zien en vertelde grofweg wat er speelde. Ze wees een gebouw aan, De Sprong. Een oud schoolgebouw midden in de wijk, die nu nauwelijks in gebruik was. Ze vertelde dat ze graag daar een werkplaats voor KantineOost zou willen maken. Vervolgens probeerde het kleine groepje makers de wijk te leren kennen via zijn sleutelfiguren. We woonden met zʼn allen wijkraad-vergaderingen bij, en ontmoetten steeds meer mensen persoonlijk. Na wat kennis genomen te hebben van Parkwijk, zijn mensen en geschiedenis, organiseerde 5eKwartier Soepsalons waarin op een theatrale manier de geschiedenis van Parkwijk werd verteld. Sleutelfiguren in de
(6789:8(;+<%"=#%1>)%">4*?(-*+/+%;#>'(@0($A42(BC@@(
,
wijk, actieve wijkbewoners, historici en beleidsmakers zaten daar met zʼn allen aan één lange tafel. Voor hun neus werd de maquette van Parkwijk opgebouwd uit soepgroenten. Terwijl ze in de garende soep roerde, schetste Titia in enorme stappen de totstandkoming van het stuk land dat nu Parkwijk heet, en maakte daarbij sprongen van duizenden jaren. Door het ver uitzoomen in de tijd, werd Parkwijk een plek die altijd al aan het veranderen was, en altijd al migratie kende. Bouwmeester: “Mensen zien in dat geschiedenis cyclisch is. Dat dingen als migratie komen en gaan, en dat vreemdelingen niet iets van deze tijd alleen zijn”. Je zou kunnen stellen dat de problematiek van Parkwijk en de definities van ʻParkwijkerʼ of ʻNederlanderʼ zijn, tijdens de Soepsalons op een bijna kinderlijke manier werd gerelativeerd. Tussen het grote geschiedenisverhaal door werden interventies gepleegd door theatermakers en muzikanten. Zij vertelden in theatrale scènes persoonlijke verhalen van buurtbewoners die ze hadden verzameld in de paar weken dat ze er waren. Aan het einde van het geschiedenisverhaal was de soep gaar, en at de hele tafel met elkaar soep en deelde hun ervaringen over de wijk. Ieder vanuit zijn eigen oogpunt. De Soepsalons werden gehouden in de Sprong, het oude schoolgebouw waar Titia al eerder veel potentie in zag. Op deze manier probeerde 5eKwartier de structuren van de wijk te doorgronden, de geschiedenis en problematiek van de wijk te leren begrijpen en dat proces terug te geven aan mensen die hart voor de wijk hebben. Deze sleutelfiguren zijn uiteindelijk zeer belangrijke samenwerkingspartners van KantineOost 1 geworden. (b) Ve r t a k k i n g e n De tweede stap in Parkijk was met KantineOost 1. 5eKwartier dijde uit, en vormde een eigen kleine gemeenschap bestaande uit twintig medewerkers en kunstenaars. Nu kon dat, nu de eerste voorzichtige stap gezet was en men bekend was 5eKwartier. Vlak voor deze periode werden ook de plannen concreter. In tegenstelling tot de herfst wist 5eKwartier nu precies wat ze wilden doen in Parkwijk. Het plan om bomen te gaan planten werd geboren en hartelijk ontvangen door de buurt. Nu 5eKwartier de moeite genomen had om eerst de verhalen van de bewoners aan te horen, te zien wat er speelt in de wijk, en ze inspelen op wat Parkwijkers na aan het hart gaat, zijn ze welkom. Hier begon de positieve impuls al. Het negatieve geluid over het kappen van het park, kreeg een positieve tegenhanger; het planten van een nieuw bos met terugkerende buurtbossen. ! Het team van mensen waarmee 5eKwartier zich uitbreidde zorgde ook voor een goede inbedding in de wijk en maakte dat het aantal mensen die deel uitmaakten van KantineOost groter werd. De kunstenaars en medewerkers werden door 5eKwartier uitgekozen om hun optimisme, zelfstandigheid, onafhankelijkheid, en inspirerende en innovatieve manier van denken. De kunstenaars gingen persoonlijke banden aan met Parkwijkers en het team waaruit KantineOost bestond breidde zich zo uit. De kunstenaars werden de takken van de boom, die ook weer eigen vertakkingen hadden. Zo groeide de boom van KantineOost steeds verder door. Bouwmeester: “Kunstenaars zijn per definitie mensen die het onmogelijke mogelijk proberen te maken”. Het zijn mensen die een voorbeeldfunctie kunnen hebben voor anderen, door de manier waarop ze tegen het leven aankijken.” Dit gezelschap van kunstenaars infiltreert in de wijk en werkte gedurende drie maanden als een katalysator van positieve, creatieve en daadkrachtige energie in het hart van de wijk: de Sprong en Prinses Beatrixdreef. Een hele concrete verandering in de fysieke ruimte was het feit dat het steeds drukker werd in de Sprong. Veel organisaties in de wijk zagen (na de Soepsalons) het belang van het gebouw in. Inmiddels zijn er vijf organisaties die de ruimte permanent in gebruik hebben genomen, en delen. (c) W o r t e l e n Bouwmeester: “Inmiddels begin ik hier te wortelen en voelt Parkwijk als mijn wijk aan” Tegen het einde van KantineOost wortelde 5ekwartier steeds meer in Parkwijk. De twee gemeenschappen (5eKwartier en Parkwijkers) vloeiden steeds meer in elkaar over. Parkwijk neemt langzamerhand de houding van 5eKwartier over, en 5eKwartier is niet meer te gast, maar een onderdeel van de wijk geworden. Inmiddels zijn er vaste samenwerkingsverbanden ontwikkeld met de scholen, en bewonersverenigingen. En er worden plannen
(6789:8(;+<%"=#%1>)%">4*?(-*+/+%;#>'(@0($A42(BC@@(
J
gemaakt voor verdere samenwerking in het najaar. De organisaties in Parkwijk zien in hoe belangrijk het is samen te werken, en probeert het heft in eigen handen te nemen. Tot nu toe is de samenwerking nog niet heel concreet geworden, maar het idee is er wel. Het nieuwe credo lijkt te zijn ʻsamenwerken en elkaar helpenʼ, tegenover ʻer is al heel veel hier, en het werkt toch allemaal nietʼ van daarvoor.
Het hoofd van het kwartier Welke gedachtengang zit er achter deze handelingen? Een keer zei Titia tegen me: “Mijn artistiek leiderschap en regie zit hem in het maken van het projectplan en deze op de juiste manier overdragen aan het team van medewerkers en kunstenaars, zodat het ook hun project wordt”. Als het plan goed doordacht is, valt alles met elkaar samen, en loop het project bijna vanzelf. Toch is er een continue spanning tussen de controle en vrijheid van de artistieke leiding. Titia Bouwmeester staat open voor alle ideeën, maar verliest haar hoofddoelen nooit uit het oog. Samen met Ilse van Dijk als haar geweten en rechterhand bewaakt ze de basisdoelen. In de praktijk merkte ik een tweestrijd in Titia regie: Enerzijds gelooft ze dat het project pas goed wordt als er ruimte voor verandering van het plan is, en buiten het aantal momenten dat ze af en toe een theatermaker een tip geeft, bemoeit ze zich vrij weinig met het maakproces van de makers. Anderzijds houdt ze heel erg de controle, en gaat alles tot in de puntjes door haar vingers. Dat geldt met name voor de communicatie en overdracht van het project. Wat je uitstraalt moet kloppen met de doelstellingen van KantineOost, en moet passen in Parkwijk. De kunstenaars zijn bijvoorbeeld heel erg vrij in hun kunst, maar de bewoners moeten zich er wel in kunnen herkennen. Samen met de kunstenaars zoekt continu naar de juiste taal, net zolang totdat die gevonden is. Als zij en de kunstenaars en 5eKwartier-medewerkers dezelfde taal spreken, die aansluit bij de doelstellingen van KantineOost, zijn ze helemaal vrij om te doen wat ze wordt ingegeven. Ook is het haar werk om de juiste mensen op de juiste plek te zetten. Als dat goed gaat, loopt de rest vanzelf. Ze kent de mensen met wie ze werkt goed, en steekt er veel energie in om het idee van een project aan hen uit te leggen. Opvallend is dan te zien hoe, achteraf alles toch zo verlopen is zoals dat zij het van tevoren in het projectplan heeft geschreven. Hoe kan dat? Waar begint de regie?
Een vat vol potentie De kern van de methodiek is 5eKwartiers visie op, en inzet van mensen. Soms kreeg ik het gevoel dat Titia een extra functie in haar ogen had; een functie waarbij er bij het kijken naar een persoon een pop-up verschijnt van een lijst aan vaardigheden en kwaliteiten. Kwaliteiten die, mits op de juiste manier, op de juiste plek, en de juiste tijd benut worden, enorm krachtig kunnen zijn. Zo lijkt 5eKwartier veel mensen te zien: als een vat vol potentie. Niet alleen de kunstenaars, maar ook de buurtbewoners en organisaties in de wijk worden aan deze blik onderworpen. Het begint al bij het zoeken naar samenwerkingspartners in de wijk. Ze kijkt naar welke sleutelfiguren er in de wijk zijn, en benadert hen met de vraag om samen te werken. 5eKwartier kijkt niet naar welke status, baan of achtergrond de mensen hebben, maar naar wat ze concreet kunnen en het allerliefste doen. Vervolgens vraagt ze hen om een concrete taak uit te voeren, bijvoorbeeld te koken. Uiteindelijk blijkt dat die persoon heel goed kan koken. Dat zorgt voor zelfvertrouwen en plezier, en dat de persoon gaat stralen. Wat betreft haar keuze voor de kunstenaars gaat het ongeveer hetzelfde. Samen met zakelijk leider Ilse van Dijk en productieleider Aafke van der Leij, zoekt ze naar de kunstenaars die met hun karaktereigenschappen en vaardigheden goed passen in KantineOost en in Parkwijk. 5eKwartier heeft een groot vertrouwen in de mensen met wie ze werken. Ze vertrouwen op de kwaliteiten waarvan ze weten dat een bepaalde persoon die heeft. Vervolgens krijgt die persoon alle vrijheid van de wereld om te doen wat die gene het beste kan. Daarmee krijgen ze ook een grote verantwoordelijkheid over het vervullen van die functie. De functie van Titia Bouwmeester als regisseur is om dat proces te monitoren, te stimuleren en te sturen. De taak van zakelijk leider Ilse van Dijk is om deze plannen realistisch en haalbaar te maken, en die van Aafke van der Leij om te zorgen dat alle voorwaardes er zijn zodat iedereen ongestoord kan doen waar die het beste in is.
(6789:8(;+<%"=#%1>)%">4*?(-*+/+%;#>'(@0($A42(BC@@(
K
Vijf kwartier in een uur En dat is ook wel nodig, want anders dan de naam doet vermoeden, is er bij 5eKwartier nooit tijd over. In de wereld van 5eKwartier is geen seconde verloren tijd, en lijkt een uur uit vijf kwartier te bestaan. Werken bij dit gezelschap betekent doorwerken, in het moment zijn en meteen optimaal produceren. Alle ideeën worden snel omgezet naar daden. En alle betrokken personen zetten bijna continu hun beste beentje voor. Niet alleen wordt iedereen aangespoord te doen wat die gene het beste kan, maar ook om dat zo snel en goed mogelijk te doen. 5eKwartier is een organisatorische leerschool. 5eKwartier gaat ervan uit dat buurtbewoners en organisaties in de wijk beter kunnen leren organiseren. Maar ook leren dat samenwerken betekent gebruik maken van elkaars kwaliteiten. Ze kunnen leren dat dingen soms gewoon moeten worden uitgeprobeerd, voordat ze dood-besproken worden. De snelheid van werken zou echter ook als een kritiek-punt gezien kunnen worden. 5eKwartier wil dat Parkwijk iets opsteekt van de levensvisie, werkwijze en/of organisatietalent, maar dan zouden ze hier ook meer tijd aan moeten besteden. Ze zouden meer tijd kunnen nemen om mensen van andere organisaties binnen de organisatie van 5eKwartier te betrekken. Vaak kunnen de organisaties door de snelheid van het werk, niet bijhouden hoe 5eKwartier te werk gaat, en oogt veel van de handelingen chaotisch. Terwijl ze dat helemaal niet zijn.
Werken en denken vanuit het vijfde kwartier Binnen onze dagelijkse realiteit, die meer dan ooit vraagt om het nut van de kunst, maakt 5eKwartier ruimte voor het vijfde kwartier binnen een uur; het extra kwartiertje, dat eigenlijk alleen bestaat in de verbeelding. Nergens wordt het nut van de verbeelding zo concreet als in de praktijk van 5eKwartier. Het vijfde kwartier is een denkbeeldige extra ruimte in onze gedachte, die zorgt dat we buiten de grenzen van de realiteit kunnen kijken en denken. Het is het gedeelte dat onze creativiteit en inlevingsvermogen stimuleert. De kunstenaar denkt en opereert per definitie in ʻhet vijfde kwartierʼ gebied: Het gebied dat door middel van verbeelding, symboliek en inlevingsvermogen communiceert. Er zijn een hele hoop dingen in het menselijk bestaan dat niet binnen de vier kwartier van een uur vallen. Die buitenboord van wat we als individu kunnen bevatten vallen, maar er toch zijn. Daar in die ruimte vinden we chaos en verwarring, maar ook een wereld vol onbegrensde mogelijkheden. Mogelijkheden waarbij we, als we ons inleven, misschien wel buiten onze geleefde ervaringen kunnen denken. Waarbij we ons in kunnen leven in het verhaal van iemand anders. 5eKwartier is ook een leerschool voor inlevingsvermogen en verbeelding. Hieronder drie voorbeelden uit de praktijk. (d) W o r k s h o p s o p s c h o l e n Heel concreet zag ik dat in de workshops die ze verzorgden op drie basisscholen in de buurt. Kunstenaars gaven beeldende workshops, waarbij leerlingen hun eigen nest bouwden, en muziekworkshops, waar leerlingen hun eigen groei-lied schreven. Sanne Groot, de directeur van één van de samenwerkingsscholen zei tegen me: “Kinderen leren niet alleen door te rekenen en te schrijven. Soms is het belangrijker om iets met plezier te ondernemen. Deze wijk is al sober genoeg en de leerlingen komen niet altijd uit een goed gezin. Je moet de kinderen stimuleren om nieuwsgierig en leergierig te zijn. Dat doe je niet door ze weer een rekenopdracht te geven. Door het KantineOost-project zag ik de vonkeling in hun ogen weer. Dat maakt dan weer dat ze gemotiveerder zijn om ook die rekenopdracht goed te doen.” Een andere docent gaf aan dat pure aanwezigheid van creatieve en muzikale mensen op school al inspirerend werkt, zowel voor de leerkrachten als voor de leerlingen. Tijdens de workshops stuitten kunstenaars een aantal keren tegen de vaste patronen van de leerlingen. Ook ik merkte bij mijn schrijfopdrachten met de leerlingen hoe erg ze vast zaten in het denken in termen van ʻgoedʼ en ʻfoutʼ. De reden dat ze alles doen binnen de school is om de
(6789:8(;+<%"=#%1>)%">4*?(-*+/+%;#>'(@0($A42(BC@@(
L
opdracht zo goed mogelijk uit te voeren, en niet om zicht te ontwikkelen. De opdracht van de kunstenaars was niet gebaseerd op goed of fout, en was op vele manieren te interpreteren. Dat maakte dat de leerlingen gestimuleerd werden buiten hun patroon te denken. Maar ook heel concreet: de moeite die ik zelf ondervond bij het proberen de kinderen uit een vaste patroon te halen (e) B u u r t b e w o n e r s v e r t e l l e n e n l u i s t e r e n n a a r v e r h a l e n “Het is me al snel duidelijk geworden dat het 5eKwartier anders tegen bepaalde dingen aankijkt dan dat ik dat zou doen” schrijf een kritische buurtbewoner, Rob Jordaan, in zijn blog. Doordat ook de meest kritische buurtbewoners hun verhaal aan een theatermaker vertelden werden ze gehoord, en hadden ze daardoor oor om naar andere verhalen te luisteren van andere buurtbewoners. Door de vorm waarin de theatrale scènes gegoten waren stond de ontmoeting tussen de theatermaker en de buurtbewoner centraal. De toeschouwer kijkt niet direct naar een buurtbewoner en zijn verhaal, maar via de ogen van de theatermaker. Dat maakt ze ontvankelijk voor andermans verhaal. Daarnaast worden ze bij het zelf vertellen van het verhaal gestimuleerd een bepaalde positie in te nemen in hun eigen narratief. Ze zien in dat ze kunnen kiezen hoe ze zichzelf aan de ander presenteren, en dat iemand anders dat op een hele eigen manier kan interpreteren. Buurtbewoners worden door de persoonlijke verhalen niet bewust van de maakbaarheid van het beeldvorming van de ander, en van jezelf. Ze worden zich bewust dat ze ervoor kiezen om op een bepaalde manier naar zichzelf of de ander te kijken. Of dat ze zichzelf in een positie hebben geplaatst waarin ze helemaal niet willen zijn (denk aan hardnekkige stigmaʼs van ʻde asoʼ of ʻde allochtoonʼ. (f) H e t R e i n a l d a p a r k Het derde voorbeeld van de verandering van de kijk op iets belangrijks in de wijk door de komst van 5eKwartier is de sloop van het Reinaldapark. Buurtbewoners zijn al meer dan een jaar bezig met het protest tegen de sloop van het park. Ze begrijpen niet waarom dat moet, geloven de verhalen over vervuiling niet en voelen zich ongehoord door de gemeente Haarlem. Wethouders lijken zich niet veel aan te trekken van hun protest-bijeenkomsten en petities. Dat maakte dat de actieve bewoners in de wijk in een negatieve spiraal terecht kwamen. 5eKwartier loste het probleem van de sloop van het park niet op. De kap is inmiddels begonnen. Maar ze veranderden het perspectief erop door geen energie te besteden aan iets negatiefs waar niks meer aan te doen is, maar door positieve, productieve energie te gebruiken en nu alvast nieuwe bomen voor het park te gaan planten, waarbij de bewoners eigenaar zijn van een boom. Dat geeft de bewoners het gevoel enigszins zeggenschap te hebben over hun leefomgeving, zonder te blijven hangen in een negatieve spiraal. Er zijn veel bewonersorganisaties in de wijk. Dat betekent dat veel bewoners veel hart voor de wijk hebben. Alle organisaties willen iets ondernemen dat de wijk beter maakt. Met KantineOost hebben de bewoners iets zelf ondernomen om hun ongenoegen te uiten, en het heft in eigen handen te nemen. Ze hebben iets ondernomen wat hen minder afhankelijk maakt van de gemeente. Dat is in een hele concrete vorm emancipatie van de buurt.
Kunstenaar als rolmodel 5eKwartier gelooft in de kunstenaar als rolmodel, en in de zwaan-kleef-aan methode. Door er te zijn, door in de wijk te werken leren buurtbewoners op een andere manier naar hun buurt te kijken, en zien misschien andere mogelijkheden. Door langdurig te wortelen in de wijk beïnvloedt de gemeenschap van kunstenaars, met hun wereldbeeld, visie en handelingen de gemeenschap van bewoners en organisaties. Het is fysiek en geestelijk een zwaan-kleef-aan methode. De gedachte is dat door de aanwezigheid van kunstenaars, en door de herhaaldelijke sociaal-kunstzinnige interventies te plegen, mensen de visie overnemen en zelf ook, net zoals 5eKwartier optimistischer, creatiever en zelfstandiger worden. Daarmee zou de wijk een emancipatie ondergaan. De chemie tussen 5eKwartier en Parkwijk is nog maar net gestart. Hoe meer het gezelschap wortelt in de wijk, des te meer zullen deze twee gemeenschappen één gemeenschap worden. De KantineOost-gemeenschap.
(6789:8(;+<%"=#%1>)%">4*?(-*+/+%;#>'(@0($A42(BC@@(
M
(6789:8(;+<%"=#%1>)%">4*?(-*+/+%;#>'(@0($A42(BC@@(
@C
G%'H#<2%1I%>&H"2$)2+?(=%4N%)*4A*/%(<%%4+%5%"> Op welke wijze zijn de deelnemers benaderd om zelf te reflecteren op het proces, hoe staan zij tegenover zelfreflectie en in welke maten heeft de gebruikte methodiek een bijdrage geleverd aan zelfreflectie van de deelnemers?
Een inventarisatie van uitgeprobeerde instrumenten/methodieken/opdrachten In een community arts project gaat vaak veel energie zitten in het vinden van enthousiaste deelnemers en hen binden aan het project. En als ze zover zijn wordt er vaak veel van ze gevraagd. Deelnemers aan community arts projecten steken uit pure enthousiasme voor het project er veel tijd en energie in. Is het dan wel realistisch te denken dat ze ook nog bereid zijn om opdrachten voor zelfreflectie uit te voeren? Kun je van deelnemers verwachten dat ze nóg meer tijd zullen steken in het project? In de eerste instantie was zowel 5eKwartier als ik erg terughoudend naar het idee om deelnemers opdrachten te geven. Naast het feit dat je veel van ze vraagt, is het ook zo dat je op een hele concrete manier interventie pleegt in het proces van de maker. Want; wanneer in het proces vraag je ze de zelf-evaluatie uit te voeren? En op welke manier beïnvloedt dat het proces? Vanwege deze terughoudendheid ben erg voorzichtig te werk gegaan met dit onderdeel van het onderzoek. Nog niet wetende dat het ondanks alles best wel een succes zou worden. Ik ben vooral gaan zoeken naar welke methodes het minste energie zouden kosten en naar manieren om het te combineren met andere werkzaamheden binnen het project. Uiteindelijk heb ik vijf verschillende methodes uitgevoerd, bij drie verschillende doelgroepen: 1) kinderen van groep 5 t/m 8; 2) twee volwassen buurtbewoners en; 3) een aantal ʻpartnersʻ van het project zoals de directeur en cultuurcoördinatoren van de drie betrokken scholen waar 5eKwartier met KantineOost nauw mee samenwerkt. Allereerst schets ik hieronder de methodes, en later reflecteer ik erop. (a) E e n s c h r i j f o p d r a c h t a a n k i n d e r e n Eén van de belangrijkste doelgroepen van KantineOost zijn kinderen, en hun ouders. Meer dan 300 leerlingen van groepen 5 t/m 8 werkten mee aan de eerste fase van het project. Om het behapbaar te maken besloot ik vier kinderen van Brede School Parkrijk gedurende drie maanden te ʻvolgenʼ (van het KantineOost Voorjaarsbos op 23 maart tot en met het KantineOost Zomerbos van 12 t/m 15 mei). Ik koos voor deze school omdat ik daarmee de beste banden had. Omdat alleen kinderen van groepen 5 een boompje hebben geadopteerd koos ik voor twee kinderen uit groep 5, en twee kinderen uit groep 6 die workshops muziek kregen. Ondertussen kwam ik er achter dat de cultuurcoördinator van deze school, Maria Hoed, die ik inmiddels vrij goed had leren kennen, een groepje kinderen verzameld had onder de noemer ʻactivity reportersʼ: een groepje jonge journalisten. Telkens als er een activiteit in de wijk was, stuurde zij de kinderen op pad om verslag te leggen vanuit hun eigen visie. De kinderen hadden een eigen webdomein binnen het domein van de school en binnen het domein van de bewonersorganisatie Ontmoet Elkaar in Parkwijk. Ik merkte dat de activity reporters niet zo heel actief waren de laatste tijd. Er was namelijk niet veel tijd om de kinderen intensief te begeleiden. Daarom besloot ik Maria te vragen om samen met haar de kinderen te begeleiden. Ik had contacten met de wijkkrant, en kon ervoor zorgen dat hun stukjes in de wijkkrant zouden verschijnen. Voorafgaand zou ik de kinderen een korte workshop schrijven geven, waarin ik ze uitlegde wat het inhoudt om vanuit de ik-persoon te reflecteren op een gebeurtenis. Vanwege tijdgebrek heb ik uiteindelijk de workshop niet zelf kunnen geven, maar stuurde ik een documentje met informatie aan de juf waarin ik ze aanstuurde zintuigelijk te schrijven: Wat zie je, wat hoor je, wat ruik je, en uiteindelijk: wat betekent dat voor je?
(6789:8(;+<%"=#%1>)%">4*?(-*+/+%;#>'(@0($A42(BC@@(
@@
Het eerste dat de ʻactivity reportersʼ in mijn opdracht uitvoerden was het schrijven van een verslag vanuit persoonlijk perspectief over de Boomfeestdag op 23 maart. Uiteindelijk werden het vijf kinderen uit groep 5 die op die dag een boompje zouden planten, en de twee kinderen uit groep 6 (Nowen en Aissa) die meer een beschouwend stukje zouden schrijven over wat ze als buitenstaander zagen. Het resultaat was: Zeven verslagen van zeven kinderen vanuit eigen perspectief. De verslagen zijn in de digitale Wijkkrant HaarlemOost verschenen. Reflectie schrijfopdracht: Hoe sympathiek de verslagen ook waren, de kinderen schreven bijna allemaal hetzelfde. Ze beschreven de gebeurtenis in chronologische volgorde, zonder enige emotie of mening. Het was een opeenstapeling van feiten. Ik merkte dat de kinderen erg gewend zijn om opdrachten uit te voeren, en in een bepaald patroon te schrijven. Ze vragen zich niet af: wat vind ik hiervan of wat doet dit met mij? Maar: hoe voer ik deze opdracht het beste uit? Hoe haal ik het hoogste cijfer? Hoe haal je kinderen uit dit opdracht-gewijs denken; het denken in termen van ʻgoedʼ en ʻfoutʼ. Zowel ik als onderzoeker, maar ook de kunstenaars, zijn op zoek naar ervaring. Ik ben geneigd te denken dat hun aangeleerde schrijfvaardigheid en de volgzaamheid die ze op school leren, in de weg zit om hun eigen ervaring te omschrijven; om te voelen wat iets met ze doet en dit naar buiten te communiceren. Voor de volgende keer besluit ik de kinderen meer begeleiding te geven bij het uitvoeren van de opdracht. En ik gaf ze een ander soort opdracht mee. Schrijven is per definitie iets is wat je op school doet, en niet een eerste impuls voor kinderen. De volgende opdracht zou een foto-opdracht worden. (b) b e e l d o p d r a c h t k i n d e r e n / 3 f o t o m o m e n t e n v a s t l e g g e n Voor de foto-opdracht ben ik persoonlijk met het groepje van vier kinderen gaan zitten. Twee leerlingen uit groep 5, Britney en Oskar, en twee uit groep 6, Aissa en Nowen. Ik haalde ze op een middag uit de klas en vertelde hen dat ik hun verslagen heel mooi vond, en vroeg ze of ze het leuk zouden vinden om mij opnieuw te helpen met de verslaglegging van KantineOost. Dit keer zonder tekst, maar met fotoʼs. Ik legde ze de opdracht stap voor stap uit: tijdens de workshops die ze van 5eKwartier kunstenaars krijgen (groep 5 beeldende vorming en groep 6 t/m 8 muziekworkshops) namen ze maximaal (!) drie fotoʼs van een bijzonder moment tijdens de les. Ik vertelde ze dat het niet meer dan drie fotoʼs per persoon mochten zijn, dus dat ze heel goed moesten bedenken waarvan ze een foto zouden maken. Ongeveer twee weken later kwam ik terug met 4 x 3 geprinte fotoʼs. Uit die drie fotoʼs moesten er vervolgens weer één kiezen en beargumenteren waarom dat de meest bijzondere foto is. Om praktische redenen kon ik uiteindelijk alleen met Britney langdurig gaan zitten om het over haar fotoʼs te hebben. Reflectie foto-opdracht: Fotoʼs maken was laagdrempeliger voor de kinderen. Maar dit keer leek het alsof ze, doordat de opdracht zo makkelijk was, er minder energie in hadden gestoken. Dit leidde opnieuw niet tot een grotere bewustwording. De fotoʼs waren bijna allemaal hetzelfde. Er stonden mede-leerlingen voor, geposeerd met hun kunstwerk dat ze tijdens de beeldende kunst workshop hebben gemaakt. In mijn gesprek met Britney vroeg ik haar: waarom vind je deze foto het mooist? Ze antwoordde dat haar beste vriendin erop staat, en dat haar kunstwerk de mooiste is. Een uur met Britney vloog voorbij. Net toen we een beetje in een dialoog begonnen te raken was de tijd om. Ik merkte dat ik pedagogische vaardigheden miste om ons gesprek sneller tot de kern te voeren. We spraken niet dezelfde taal. Zij stelde zich op als leerlinge, terwijl ik niet wist hoe te communiceren als juf. Britney wilde vooral de opdracht zo goed mogelijk uitvoeren, en probeerde het daarom zo letterlijk mogelijk te doen. Mijn vragen als waarom heb je op dat moment deze foto gemaakt? waren voor haar abracadabra. Aan het einde van het uurtje met Britney vertelde ik haar mijn dilemma. Ik vroeg haar: wat zou jij nou willen laten zien van dit project, en hoe? Ze antwoordde meteen, kort en duidelijk: ik zou graag een krantje willen
(6789:8(;+<%"=#%1>)%">4*?(-*+/+%;#>'(@0($A42(BC@@(
@B
maken waarmee ik de groei van mijn boompje, en mijn eigen groei kan laten zien aan mijn klasgenoten. In haar antwoord ontdekte ik een aantal kernaspecten: 1. een krant heeft meerdere vormen van vertellen (beeld en tekst, interview, column, etc), 2. een krant is periodiek, komt om de zoveel tijd uit, en 3. de krant heeft een duidelijk doelgroep. Het laatste is misschien wel het belangrijkste: de doelgroep van de krant is voor Britney niet ik of de juf, maar haar klasgenoten. Ik bedacht me dat als ik de doelgroep verander, zij ook hun houding naar de opdracht toe veranderen. Een goede tip, van een negenjarige. Tips! - Maak gebruik van wat er al is. Wordt er in de klas al aandacht besteed aan het project? Is er een mediacoach? Een persoonlijke begeleider van de kinderen? Bedenk met welk sleutelfiguur in de wijk of op school zou je kunnen samenwerken en hoe jullie het beste elkaars wensen aan elkaar kunnen aanpassen. - Steek voldoende tijd om de opdrachten te doordenken (hoe moet ik de opdracht aan de kinderen presenteren?) Steek voldoende tijd om de opdracht over te dragen aan de leerlingen, en om het achteraf met de kinderen te bespreken. - Maak gebruik van de kennis die er al is: de kinderen kunnen je het beste vertellen wat zij leuk vinden om te doen. En de docenten hebben de didactische vaardigheden om je te helpen bij de vraagstelling. - Zoek naar reflectiemethodes die natuurlijk aanvoelen voor kinderen van die leeftijd. Moet het altijd in een opdracht? Of altijd in de vorm van een verslag of tekst? Valkuilen. - Alleen de leerlingen die al goed meedoen, en actief zijn in de klas maken de opdracht zoals je het vraagt. Omdat zij het vervolgens naar jouw wens doen, ben je geneigd alleen aan deze kinderen aandacht te besteden. - Houd je onderzoeksdoel goed voor ogen. Je wilt niet alleen verhalen verzamelen van mooie ervaringen, maar je wilt een methode ontwikkelen die bijdraagt aan een bewustere ervaring van het project. Een valkuil is dat je zo blij bent en een mooi verhaaltje, dat je al het idee hebt dat de missie volbracht is. - Bedenk je dat de leerlingen je moeten leren kennen, en jij hen. Dan pas kun je aan ze aflezen hoe ze iets hebben ervaren, en zullen ze je in vertrouwen nemen. Dat heeft tijd nodig. Je moet er vaak zijn, en een herkenbaar persoon worden.
(c) E e n s c h r i j f o p d r a c h t a a n v o l w a s s e n e n De opdracht waarvan de uitkomst mij het meest positief verraste is de schrijfopdracht aan volwassen deelnemers. In de eerste instantie dacht ik dat ik de volwassen deelnemers nooit zover zou krijgen om ervoor te gaan zitten, en te schrijven over hun ervaring. Maar al snel kwam ik erachter dat deelnemers zoveel meemaken, en dat het project hen zo raakt, dat ze er graag over willen schrijven. In de eerste plaats schrijven ze uit een soort dankbaarheid naar de kunstenaars, en in de tweede plaats omdat ze er zo vol van zijn dat het natuurlijk aanvoelt om erover te schrijven. Let wel, hier gaat het dus om positieve deelnemers. Deelnemers die een negatieve ervaring hebben gehad, zullen er niet veel tijd in willen steken. Wel zullen we waarschijnlijk bereid zijn in een gesprek te vertellen wat aan het project hen niet aanstond. Tussen de twee grote presentaties door, het Voorjaarsbos op 23 maart en het Zomerbos van 12 t/m 15 mei, reisde een groepje kunstenaars door de wijk op zoek naar verhalen van buurtbewoners. Alle bewoners die een persoonlijk ʻgroeiʼ-verhaal vertelden kregen een jonge boom ter adoptie. En andersom: alle bewoners die een boompje wilden adopteren, kregen die in ruil voor een persoonlijk verhaal. De theatermakers gingen naar het huis van de bewoner, luisteren naar het verhaal, en kwamen een week later terug om het verhaal en het boompje op een theatrale manier naar de bewoner te brengen. De scènes werden in de eerste plaats
(6789:8(;+<%"=#%1>)%">4*?(-*+/+%;#>'(@0($A42(BC@@(
@E
gespeeld in de huiskamer van de bewoner, en later in het Zomerbos getoond aan een groter publiek. Af en toe ging ik met een theatermaker mee naar een huiskamerscène. Daar zag ik hoe ontroerd en kwaetsbaar zowel de theatermaker als de bewoner waren. Ik merkte dat er iets bijzonders gebeurde tussen de twee. De centrale vraag in de theatrale scènes was niet: hoe vertaal ik het verhaal van de bewoner naar een theatrale vertelling, maar: wat is de kern van de ontmoeting tussen mij en de ander, en hoe laat ik die ontmoeting zien in de theatrale scène? De vraag was niet: wie ben jij? Maar: wie ben ik ten opzichte van jou? Waarin lijken we op elkaar en waarin helemaal niet? De scènes waren zowel voor de maker, als de toeschouwers een oefening in inleving. Hoever kunnen we ons in elkaar inleven? Wat is daarvoor nodig? Vol van deze ervaring wilde ik van twee scènes die ik gezien heb, de bewoners vragen te schrijven over hun ervaring. Ik mailde ze een aantal vragen die ze aan leidraad gebruikt hebben bij het schrijven. De centrale vragen waren: hoe het voelt om je eigen verhaal op deze manier terug te krijgen? Is je denkwijze/visie over de theatermaker veranderd? Ben je anders naar jezelf, en/of naar je verhaal gaan kijken door het zien van de scène? Twee totaal verschillende bewoners hebben vervolgens een behoorlijk uitgebreid verhaal geschreven. De aanpak om de twee bewoners hierin te betrekken was ook totaal verschillend. Hieronder beschrijf ik beide apart. Rob Jordaan Rob Jordaan is een ʻechteʼ Parkwijker. Dat wil zeggen: hij woont al heel zijn leven in Parkwijk en is opgegroeid in het gedeelte van Parkwijk waar de vroegere woonschool stond. Een aso-buurt werd het vroeger genoemd, en de mensen die er woonden en wonen dragen nog steeds dat stigma bij zich. Maar Parkwijk, en ook de oude woonschool buurt is in de afgelopen jaren behoorlijk van bevolkingssamenstelling veranderd. Er zijn veel nieuwe mensen komen wonen, ook veel allochtonen. Voor de mensen uit de woonschool voelt dat als een bedreiging aan. Rob heeft een hele beschermende houding naar Parkwijk toe. Hij is heel actief in de wijk, en registreert en documenteert alles wat er gebeurt. Dat plaatst hij vervolgens op zijn -door Parkwijkers- veel gelezen blog. Rob zʼn houding naar 5eKwartier was niet altijd even positief. In de pilot van het project schreef hij op 19 september 2010 in zijn blog: “Het 5eKwartier ervaar ik als een apart eilandje dat enkel aan zichzelf denkt en geen respect heeft voor de wijk waarin ze te gast zijn.” [zie bijlage 3] Sinds dat 5ekwartier het idee heeft bomen te gaan platen voor het nieuwe park is Rob Jordaan, net zoals veel bewoners, om. Daarnaast heeft 5ekwartier theatermaakster Brigitte Defaix veel tijd geïnvesteerd om een band op te bouwen met Rob. Brigitte is gefascineerd door het uitsluitingsmechanisme dat de mens veroorzaken en het stigma dat de woonschoolbuurt nog met zich meedraagt. Ze wil graag weten hoe dat stigma zich van generatie op generatie voortzet en ontwikkelt. Ga je jezelf buitensluiten als je je je ooit vroeger buitengesloten hebt gevoeld? Brigitte is een sociaal en open mens. Haar eerlijkheid en vrolijkheid is ontwapenend. Het klikte vrijwel meteen tussen Brigitte en Rob. Tijdens de boomfeestdag op 23 maart kwam Rob op mijn en Brigitteʼs uitnodiging naar het Voorjaarsbos. Rob kende mij toen alleen nog als journalist van 5eKwartier. Niet als onderzoeker. Op die dag vroeg ik hem terloops hoe het gaat met zijn blog. Hij vertelde dat hij de laatste keer niet zoveel meer schrijft, en dat hij een schop onder zʼn kont nodig heeft. Ik bood hem aan om hem, als collega journalist, aan te sporen meer te schrijven. Dat vond hij een goed idee. Tegelijkertijd lag er een vraag van de Wijkkrant bij mij om een verhaal over de huisscènes te schrijven voor de krant. Ik greep de kans en vroeg Rob om het stuk zelf te schrijven. Onder het motto: ik kan nooit zo goed als jijzelf vertellen wat je hebt meegemaakt. Het ging niet makkelijk, en ik moest hem een paar keer achter zʼn broek aanzitten, maar het resultaat was een prachtig persoonlijk verhaal over zijn ervaring en relatie met Brigitte en 5eKwartier [zie bijlage 4]. Marianne Visser- van Klaarwater
(6789:8(;+<%"=#%1>)%">4*?(-*+/+%;#>'(@0($A42(BC@@(
@F
Marianne is een heel ander verhaal. Zij woont sinds een paar jaar in Parkwijk, komt uit een goed milieu, is journalist, en heeft al een eigen boek over spiritualiteit uitgebracht. Marianne is erg spiritueel, gevoelig en katholiek. In de eerste instantie wilde ik haar niet vragen om te schrijven, omdat ik bang was dat het een te afstandelijk, journalistiek opiniestuk zou worden. Toch vroeg ik haar naar aanleiding van een aantal vragen die ik haar stuurde iets te schrijven. Ik wist dat ze het leuk zou vinden om te doen, en dat de drempel niet hoog was om te schrijven. Ik had al een aantal keer met haar gesproken over haar ervaring en wist dat het haar diep had geraakt. Toen ik haar belde om te vragen of ze iets wilde schrijven, legde ik ook uit dat ik op zoek ben naar een manier waarop zij als deelnemer kan reflecteren op wat er gebeurd is. Wat is het precies dat haar zo raakte? En is ze iets meer te weten gekomen over haarzelf? Of over de theatermaakster in kwestie? Marianne schreef uiteindelijk ook, met zoals Rob Jordaan, een prachtig persoonlijk verhaal waarin heel duidelijk wordt wat het is dat haar raakte, en op welke manier. [zie bijlage 5] Reflectie schrijfopdracht volwassenen: De schrijfopdracht voor volwassenen ervaar ik als een groot succes. Het heeft de potentie om verder door ontwikkeld te worden als methodiek. Als de band tussen de deelnemer en de onderzoeker goed is, en de deelnemer heeft een positieve ervaring met het project, blijkt zo een schrijfopdracht ook niet teveel gevraagd te zijn. Dit kun je dus niet toepassen als de ervaring negatief is. Dan kun je beter een gesprek aangaan. Het feit dat de deelnemer zal moeten gaan zitten en nadenken over wat hij op papier zet, is al een eerste stap naar reflectie. Alles waar ze zich bewust van werden, en wat ze meemaakten door de theatrale scènes moesten ze nu naar buiten communiceren. Dat maakt dat ze de ervaring moesten herkauwen, en analyseren waarom iets hen op een bepaalde manier geraakt heeft. Door het schrijven van het verslag kreeg de community arts ervaring een extra belevenis-dimensie. Alsof de deelnemers het opnieuw beleefden, maar dan met hun analytisch vermogen, in plaats van emotie. De combinatie van die twee belevingen kan er wellicht voor zorgen dat de beleving van het geheel vollediger wordt. Niet alleen hebben ze emotioneel iets ervaren, en raakten ze ontroerd, maar ze hebben ook nog voor een buitenstaander geanalyseerd wat hen zo raakte, en waarom. Daardoor worden zij niet alleen de passieve toeschouwers van de scène, maar doen ze er zelf ook iets mee. Hun rol verandert van passieve toeschouwer, naar actieve toeschouwer. Wel is het belangrijk met welke intentie de tekst geschreven wordt. Wie hebben de deelnemers in hun hoofd achterhoofd als ze de reflectie schrijven? Bij Rob Jordaan was de doelgroep Parkwijkers, die de wijkkrant lezen. Bij Marianne Visser- van Klaarwater was ik als onderzoeker de doelgroep. Dat verschil merk je niet heel erg in de twee teksten, maar dat komt waarschijnlijk omdat ze dezelfde type vragen als leidraad hebben gehad. Ik denk dat de juiste doelgroep voor een reflectie de onderzoeker is: de nauw betrokken buitenstaander. In mijn vraagstelling zocht ik steeds naar de verhouding tussen de kunstenaar en de deelnemer. Het ging mij niet alleen om de theatrale scènes, maar om de verhouding tussen de theatermaker en de bewoner: hoe verhoud de een zich tot de ander? Ontstaat er een gelijkwaardig dialoog? Daarom bevatten de vragen altijd de rol van de theatermaker en vroeg ik naar de kijk op de theatermaker door de deelnemer. Voor de volgende keer zou ik meer deelnemers reflectieverslagen willen laten schrijven. Ook zou ik in het vervolg meer willen experimenteren met de doelgroep. Wat gebeurt er bijvoorbeeld wanneer de deelnemers het schijven aan hun familielid, en wat gebeurt er als ze het schrijven voor de theatermaker zelf? Daarnaast zie ik voor de verdere ontwikkeling van deze methodiek, de mogelijkheid om de impact van het project op persoonlijk niveau te toetsen door dezelfde deelnemers op periodieke basis verslagen te laten schrijven waarin bepaalde themaʼs steeds terugkomen. Themaʼs die te maken hebben met de eerste
(6789:8(;+<%"=#%1>)%">4*?(-*+/+%;#>'(@0($A42(BC@@(
@,
doelstelling van KantineOost: Wederzijds begrip kweken tussen bewoners onderling en bijdragen aan een nieuw gemeenschappelijk verhaal dat bijdraagt aan de identiteit van Parkwijk. Door het periodiek te doen, en steeds dezelfde soort vragen te stellen wordt de verandering toetsbaar. Je kunt in de vraagstelling vragen over hun visie op de wijk verwerken, over hun leven, en over de ander. Daarnaast geloof ik dat het steeds stellen van deze vragen op zichzelf al bijdraagt aan de beleving van die specifieke doelstelling voor de deelnemers.
(d) k l a s s i e k i n t e r v i e w / p r a t e n o v e r h e t p r o j e c t Interview Sanne Groot (directeur OBS de Zuiderpolder): Wat niet mocht ontbreken in mijn zoektocht naar de beste methodiek voor zelfreflectie is het klassieke interview. Eén op één gesprek, waarbij de interviewer de vragen stelt en de geïnterviewde antwoord geeft. Maar zelfs hier kun je in meerdere en mindere mate een reflectieve houding aansturen. Sanne Groot is de directeur van een van de samenwerkingsscholen: OBS De Zuiderpolder. Op een dag liep ik hem tegen het lijf terwijl ik fotoʼs aan het ophangen was op scholen. We raakten aan de praat over het project waarbij hij interessant licht wierp op de Boomfeestdag die toen net achter de rug was. Ik besloot om een keer terug te komen voor een ʻechtʻ interview, en legde het onderzoek uit. Hij vertelde me in dat eerste gesprek dat hij niet tegen alle (welzijns)organisaties die willen samenwerken ja zegt. Ook wilde ik hem vragen hoe hij denkt dat ik de kinderen zou kunnen laten reflecteren op het project. Daarnaast zou Sanne af en toe een reflectie schrijven over zijn eigen ervaring met het project. Dat is er echter nooit van gekomen. Hij had het te druk. Het interview is gehouden na de boomfeestdag. Op 7 april. Dit is het moment tussen twee presentatiemomenten in. De kinderen die workshops kregen op school waren toen inmiddels op de helft. Het interview heb ik opgenomen op video. Ik was in dit interview vooral op zoek naar de reflectie van hem als professional op het project. Niet zozeer naar zijn beleving als persoon. Uit dit interview kwamen wat dingen aan het licht die ik meteen aan de kunstenaars teruggegeven heb, waardoor ze er meteen iets mee konden doen. Omdat dat goed werkte, ben ik later in opdracht van 5ekwartier met alle scholen gaan praten. Reflectie interview: Technisch ging het interview goed. Ik wist gedurende het hele interview gerichte vragen te stellen. Maar toch miste ik iets, dat er wel was in mijn eerste gesprek met Sanne. Dit keer sprak heel erg vanuit de 'directeur' rol. De vorige keer sprak hij met veel meer emotie en vanuit zijn hart, als persoon. Echter, toen was het geen interview, maar een gesprek. en niet gefilmd, en ik had geen vragen voor mijn neus. Toen ik met hem terug fietste naar het station werd hij pas weer zichzelf. Het had denk ik te maken met mijn 'afstandelijke' houding, en de filmcamera. Ik benaderde hem dit keer ook niet als 'mens', maar als directeur van de school. Ook ik was niet Jasmina, maar ʻde onderzoekerʼ. Dus werd hij een directeur, niet Sanne. Voor de evaluatie van het project was dat goed, maar voor het verzamelen van ervaringen/getuigenissen van hen als deelnemer aan het project was het minder goed. Tips! - Socio-artistieke projecten spreken mensen vaak aan op hun persoon/individu. Heel persoonlijk en direct. Het is daarom goed om je als onderzoeker bewust te zijn van je vraagstelling en houding: welk reactie lokken je vragen en je houding uit? En wat voor soort reactie zoek je? Hoe benader je de deelnemer? Als individu, als Parkwijker, als professional, als Haarlemmer, etc. In het geval van het bovenstaande interview stelde ik mijzelf voor als onderzoeker, en niet als Jasmina, en werd Sanne Groot de directeur, niet Sanne als persoon, die ik eerder had ontmoet. De reactie op het project, en de manier waarop de persoon reflecteert is dus beïnvloedbaar.
(6789:8(;+<%"=#%1>)%">4*?(-*+/+%;#>'(@0($A42(BC@@(
@J
- Denk goed na over de vraagstelling: ben je op zoek naar een ervaring, een beleving van iemand, stel dan zo open mogelijke vragen, en geef zo min mogelijk eigen invulling. Een goede start van het gesprek zou dan zijn: beschrijf de gebeurtenis/presentatie/project aan een buitenstaander die er niet bij geweest is. Echter, wil je heel concreet evalueren en uitzoeken hoe bepaalde aspecten van het project bevallen zijn, moet de vraagstelling ook heel toegespitst zijn op wat je wilt weten. - Het is altijd goed om tijdens het interview mensen te enthousiasmeren om te vertellen. Prikkel ze, om vanuit hun hart te praten. Valkuilen - té persoonlijk worden - Mensen woorden in de mond leggen - Oost-Indisch doof zijn: alleen luisteren naar de mooie ervaringen. OF: iets interpreteren dat niet zo bedoeld is (check belangrijke gingen na door ze bijvoorbeeld te herhalen).
De zin/onzin van deze methodieken. Eens zei een van mijn docentes op de Universiteit tegen me: “Als je je eigen onderzoek doet, vind je in alles bewijs voor je standpunt. Je ziet wat je wilt zien. Ook als dat helemaal niet klopt.” Dat is bij het schrijven van dit verslag ook steeds mijn angst. Als je zo nauw met deelnemers samenwerkt, als je ze zo goed hebt leren kennen, hoe weet je dan dat je ze niet beïnvloedt? Hoe weet je hoe zuiver je resultaten zijn? Misschien leg je ze niet tijdens dat ene interview de woorden in de mond, maar misschien wel in een eerder gesprek? Of door je vraagstelling, houding, verwachting. Misschien kennen ze je inmiddels al zo goed, dat ze weten wat je wilt horen, en dat zeggen om je maar te helpen. Al deze vragen kunnen dit soort onderzoeksresultaten als getuigenissen totaal waardeloos maken. Maar je kunt ze ook inzetten als een kracht. Ja, het is zo dat ik de deelnemers zo goed ken, en dat ik al bijna van tevoren weet wat ze zullen zeggen, hoe ze zullen reageren. En zij kennen mij zo goed dat ze weten waar ik naar op zoek ben. Maar draagt dat dan niet bij aan een bewustwordingsproces of reflectie? Misschien kun je die kracht dusdanig inzetten dat de deelnemers op den duur zich bepaalde reflectieve vragen zullen stellen alleen al bij het drinken van een kopje koffie met je. Van belang is wel dat de onderzoeker kritisch blijft op dit punt. Je moet in de gaten houden dat je naast het zoeken naar getuigenissen en ervaringen, op zoek bent naar een methode om de deelnemers te laten reflecteren, misschien zelfs te emanciperen. Van passieve toeschouwer naar actieve toeschouwer die nadenkt over wat er gebeurt in het proces, en hoe dat komt. Het is van belang in de gaten te houden dat er twee doelen zijn in het ontwikkelen van deze methodiek. Enerzijds wil je getuigenissen verzamelen om uit de eerste hand te tonen welke werking community arts projecten hebben op de deelnemers. Hiermee wil je toetsen of dat wat de community arts maker denkt te veroorzaken, ook daadwerkelijk veroorzaakt wordt, in de ervaring van de deelnemer. Daarvoor zijn de schriftelijke getuigenissen, en het klassieke interview een goede methode (mits verder uitgewerkt en ontwikkeld). Anderzijds wil je dat de deelnemers gaan reflecteren op wat er gebeurt. Je wilt dat de passieve positie van de deelnemer verandert in een reflecterende, actieve positie. Dat is hele andere koek. Hoe kun je hier als onderzoeker meer in sturen? Met name bij kinderen bevind je je al gauw in een psychologische, of op zijn minst pedagogische hoek. En dat moet dan maar net je specialisatie zijn. Mijn veronderstelling is dat de deelnemers, zoals bijvoorbeeld Rob Jordaan, zich bewuster geworden is van zijn ervaring, en zijn relatie tot de theatermaakster door het schrijven van het persoonlijke reflectieverslag. Maar is dat zo? Kun je aannemen dat er spraken is van positieverandering, alleen door het schrijven van de verslagen, of het praten over de ervaring?
(6789:8(;+<%"=#%1>)%">4*?(-*+/+%;#>'(@0($A42(BC@@(
@K
Een oplossing kan misschien gezocht worden in het neerleggen van de vraag bij de deelnemer zelf. Je kunt vragen stellen als: ben je sinds het schrijven over je ervaring, anders in het project gaan staan? Bekijkt je het nu vanuit een andere hoek? Of ben je je bewuster van de invloed die het project op je heeft of kan hebben? Andere ideeën om de zelfreflectie van deelnemers te vergroten is door bijvoorbeeld in groepsverband te gaan zitten en te praten over de ervaring. Doordat je mensen verzamelt die ongeveer dezelfde soort ervaring hebben gehad, kunnen ze elkaar prikkelen om bepaalde aspecten naar boven te halen die iemand wel voelt, maar niet aan denkt om het te vertellen. Ook kun je de deelnemers vragen te schrijven over welke verandering de deelname aan het project heeft gehad. Een andere belangrijke vraag is: Waarom besluiten mensen mee te werken aan een reflectieverslag? Tot nu toe deden de deelnemers het voor mij, en uit dankbaarheid naar de theatermakers toe. Ze wilden graag teruggeven wat ze hebben ervaren. Ik vraag me af of de deelnemers dit wel zo gauw allen voor zichzelf zouden doen. Wat betreft de zelfreflectie van kinderen: ik werk merkte dat ik met mijn vragen op het vlak van de kunstenaars zit. Ook zij proberen met de workshops de kinderen bewuster te maken van het project, van hun eigen groei, en van de natuur. Misschien is het in zo een geval genoeg om de ervaringen te verzamelen, door er met ze over te praten, door ze te laten vertellen, of door een rollenspel te doen waarbij de leerlingen laten zien wat er gebeurt tijdens een presentatie.
Plan van aanpak najaar 2011 (a) D o o r o n t w i k k e l i n g s c h i j f o p d r a c h t v o l w a s s e n e n - Meer schrijfopdrachten geven aan enthousiaste schrijvers. - Experimenteren met de doelgroep aan wie ze schrijven - Periodiek schrijven, zodat het later kan worden vergeleken - Deelnemers confronteren met wat ze eerst zeiden en wat ze later zeggen - Vragen/proberen te achterhalen of de deelnemers anders tegen hun ervaring aankijken door erover te schrijven. (b) D o o r o n t w i k k e l i n g ( j o u r n a l i s t i e k e ) o p d r a c h t e n k i n d e r e n - Krantje maken waarin verschillende manieren van schrijven, en verschillende media gebruikt kunnen worden - Minder invulling geven aan wat ze moeten schrijven, maar de kwaliteit wel hoog houden door het niet te vrijblijvend te presenteren. - Doelgroep aan wie de kinderen schrijven veranderen van ʻaan de onderzoeker/journalist/docentʼ naar ʻklasgenoot/vriendje/vriendinnetje/broertje/zusjeʼ. (c) D o o r o n t w i k k e l i n g z e l f r e fl e c t i e m e t h o d e n m e t k i n d e r e n - Andere manieren van reflecteren vinden > re-enactment: in groepsverband een belangrijk moment in het project door henzelf na laten spelen. - Meer samenwerken met docenten en mediacoach in het vormgeven van opdrachten. (d) D o o r o n t w i k k e l i n g : r e fl e c t e r e n d o o r t e p r a t e n - Groepssessies organiseren ipv alleen op individueel niveau praten. - Vaker op de koffie gaan voor een informeel gesprek over hoe ze het vinden.
(6789:8(;+<%"=#%1>)%">4*?(-*+/+%;#>'(@0($A42(BC@@(
@L
(6789:8(;+<%"=#%1>)%">4*?(-*+/+%;#>'(@0($A42(BC@@(
@M
;)%"<"*&H'(5%'H#<2%1(%+(<%("#4()*+(<%(#+<%"=#%1%"( Wat was de rol van de onderzoeker, en hoe belangrijk was deze rol voor het verloop van het onderzoek? Door mijn rol als inside onderzoeker hadden de deelnemers niet het idee “onderzocht” te worden, maar het idee dat ze mij hielpen bij mijn onderzoek door iets op te schrijven. Ze deden het niet voor zichzelf, maar omdat ze, uit dankbaarheid, graag iets wilden terugdoen voor mij, of 5eKwartier. Voor sommige partners, zoals de directeuren en coördinatoren van de betrokken basisschool, werd ik een vertrouwenspersoon aan wie ze vragen over het project konden stellen. Niet alle deelnemers wisten meteen dat ik ook onderzoek deed, maar zagen mij als onderdeel van het 5ekwartier-team en als journalist. Dat was op een gegeven moment lastig geworden, omdat ik de informatie die ze mij gaven wel wilde gebruiken voor het onderzoek. Je moet dan voorzichtig zijn in hoe je het brengt. Ik zei dan bijvoorbeeld: naast dat ik betrokken ben bij 5eKwartier-team, ben ik ook onderzoek aan het doen. De informatie die je mij gaf zou ik daar goed in kunnen gebruiken. Vind je het goed dat ik dat voor mijn onderzoek gebruik? Dit werkte goed bij alle deelnemers aan wie ik het op deze manier, achteraf, gebracht heb. Het is belangrijk om te onthouden dat dit soort onderzoek, net zoals etnografisch onderzoek, altijd volledig rust op de subjectieve waarneming van de onderzoeker. Daar zit de kracht, en de zwakte. Het enige wat je kunt doen om de aannames te versterken, is alles zo transparant mogelijk houden: iedere stap die je zet bijhouden en documenteren, en iedere aanname dubbel checken. Een ander goed instrument om de argumentatie van de onderzoeker te versterken is een derde partij inschakelen, die op een afstand van de praktijk, van het onderzoek en van de onderzoeker staat en af en toe kritische vragen stelt. Dat zou goed een collega onderzoeker kunnen zijn. De praktijkonderzoeker, in deze vorm, staat met één, soms twee benen in de praktijk. Hij is uitstekend op de hoogte van de doelstellingen en werkwijze van de desbetreffende community arts maker: weet wat de maker wil bereiken. Ook kent hij de wijk goed, en leert de deelnemers persoonlijk kennen. En tegelijkertijd kan (en moet) de onderzoeker er af en toe uitstappen om te bezinnen en het proces te beschouwen vanaf de zijlijn. Een praktijkonderzoeker kan -mits hij zichzelf constant aanspoort om zo alert mogelijk te zijn- door zijn nabijheid de meest subtiele veranderingen oppikken en erop reflecteren. Iets dat een buitenstaander niet kan zien, en de community arts maker vaak niet ziet doordat hij er zo in zit. Als het gaat om het tonen van de kracht van community arts, en het laten zien van de verandering die het teweeg kan brengen in een wijk of persoonlijke levens van mensen, is de praktijkonderzoeker de persoon die de kracht van de desbetreffende praktijk van binnenuit kan tonen aan de buitenwereld. Dit onderzoek kan alleen zelfstandig staan (zonder de onderzoeker) op het moment dat iemand anders de functie van de nabije buitenstaander overneemt. Dat kan bijvoorbeeld een projectleider zijn. Maar die zijn vaak geneigd te zoeken naar positieve dingen, of punten die ze kunnen verbeteren. Een buitenstaander kan iets aan het voetlicht brengen zonder er meteen iets mee te moeten. Hij kan het gewoon naar de oppervlakte halen, en beschouwen als het gevolg van de interventie. Dat kan dan vervolgens iets zeggen over de community arts praktijk of over de wijk, of de interventie.
Belangrijke tips voor een mede-onderzoeker - Wees transparant in hoe je redeneert. Hou een dagboek bij met alle stappen die je neemt in het onderzoek, en beargumenteer waarom je die neemt. Op deze manier ontwikkel, en verantwoord je je eigen methodiek. - Probeer vooraf en achteraf metingen te maken door deelnemers periodiek te laten reflecteren.
(6789:8(;+<%"=#%1>)%">4*?(-*+/+%;#>'(@0($A42(BC@@(
BC
- Hoe diep je ook in het project zit, neem minstens een dag in de week de tijd om de verbinding met de praktijk, de wijk, het gezelschap, helemaal te verbreken. Je moet de ruimte in je hoofd vrijhouden om erop te kunnen reflecteren. - Spoor jezelf aan altijd alert te zijn op wat er gebeurt. Schrijf dilemmaʼs en onderbuikgevoelens meteen op, ook degenen die op het eerste gezicht misschien nihil lijken. Vaak zijn je eerste impulsen het belangrijkst. - Denk na hoe je jezelf voorstelt. Mensen antwoorden je aan de hand van hoe je je voorstelt, aan de hand van hoe je houding is, en aan de hand van wat je vraagstelling. Denk na over wat je wilt weten, besef wat voor type informatie dat is, en ga vervolgens na welke houding en vragen deze informatie ontlokken. Soms is het goed om je heel informeel op te stellen, en persoonlijk contact te zoeken. Maar soms kan het ook heel nuttig zijn om de afstandelijke onderzoeker te zijn. Mensen geven je dan ander soort informatie. - Bedenk dat alles informatie is voor je onderzoek. Ook als mensen weigeren mee te werken aan het project of het onderzoek. - Kijk vooral naar de krachten en interesses van de deelnemers. Bepaal per persoon wat een geschikte methode is om de zelfreflectie uit te voeren. Het moet vooral leuk zijn om te doen. Dan krijg je het beste resultaat. Bij de een is dat schrijven, bij de ander fotoʼs maken, en weer bij de ander misschien een rollenspel of praatgroep sessie.
(6789:8(;+<%"=#%1>)%">4*?(-*+/+%;#>'(@0($A42(BC@@(
B@
O2$4*?%+ 1.Verslagen kinderen groep 5 en 6 2.Foto-opdracht groep 5 (zie bijgevoegd pdf bestand) 3.Negatief verslag Rob Jordaan najaar 2010 4.Positief verslag Rob Jordaan voorjaar 2011 5.Verslag Marianne Visser- van Klaarwater 6.Verslag Bep Uithol, eigen initiatie 7.Vragenlijst schrijfopdracht
(6789:8(;+<%"=#%1>)%">4*?(-*+/+%;#>'(@0($A42(BC@@(
BB
Bijlage 1. Verslagen kinderen Kinderen uit groep 5, en twee kinderen uit groep 6 van de Brede School Parkrijk heb ik gevraagd te schrijven over de Boomfeestdag in Parkwijk. Ik stelde mezelf voor als journalist en vroeg hen om mij te helpen met de verslaglegging. De opdracht luidde: Schrijf vanuit jezelf over wat je ziet en meegemaakt hebt. Ze hebben het allemaal de volgende dag beschreven. Ik heb de tekst overgetypt, spelfouten eruit gehaald, maar de spaties en enters zijn origineel zoals de kinderen het hebben opgeschreven. Ik moet er nadrukkelijk bij zeggen dat alle kinderen bij het inleveren zeiden: “maar het is nog niet af!” ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Britney de Boer, groep 5. Boomfeestdag in het Reinldapark “Ooh en aah” deed het publiek toen ik met mijn klasgenoten begon aan het vogelfluitconcert. Toen de burgemeester met zijn toespraak begon werd mijn klasgenootje omver gelopen door de journalisten. Toen had ze erg pijn aan haar rug. Als eerste hebben we een naamplaatje gemaakt waar je je naam op moest zetten en een groeizin. Mijn groeizin was “ik groei totdat ik kapster ben”. Ik heb deze groeizin gekozen omdat ik later kapster wil worden. Daarna gingen we een boom planten. Ik koos een appelboom. En we hebben ook nog een spelletje gedaan. Het spel was ʻde boom wordt steeds dikker en dikker en dan de boom wordt steeds dunner en dunnerʼ zo gaat het spel. We hebben ook een ander spel gedaan, dat spel heette ʻboompje verwisselenʼ. Ook de scholen Martin Luther King en Zuiderpolder deden mee. [ de eerste zin van haar tekstje was de eerste zin die in het persbericht van het Haarlems Dagblad verscheen. Zij nam de zin over en veranderde het perspectief van ʻde kinderenʼ naar ʻwijʼ. De rest heeft ze wel zelf bedacht.] -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Ossama, groep 5 Nationale Boomfeestdag 23 maart 2011 Ik heb gisteren een boom geplant. Met grond in een plantenbak gezet. Ik moest er ook nog een net omheen doen. Mijn groeizin was: “ik groei als een giraffe” -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Aissa, groep 6 (werd gevraagd om activity reporter te zijn) Boomplantdag We hebben vogelgeluiden nageaapt. We hebben onze naam op een geel papiertje geschreven. En hoe ik groei. Ze spelen een spelletje. Als ze een vogelsoort noemen dan moeten ze vliegen. Als ze geen vogel noemen dan moeten ze niet vliegen.
(6789:8(;+<%"=#%1>)%">4*?(-*+/+%;#>'(@0($A42(BC@@(
BE
Als ze toch vliegen dan zijn ze ʻafʼ. Nu moeten ze een boom kiezen en er mogen drie bomen meedoen. Wie als laatste is, is af. Nu gaan ze de bomen planten. Ze doen er eerst aarde in, dan de boom, dan het water, en dan maken ze een knoop in het netje en hangen de gele kaart eraan. Mijn boom is een appelboom. We komen met onze bomen op de foto, en dan moeten we de boom neerzetten. Daarna krijgen we koek, limonade, en yoghurt en mogen we spelen. Mijn groeizin was “ik groei naar de zon” Ik heb dit gekozen omdat ik net zo groot wil worden als de zon. -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Nowen, groep 6 ʻactivity reporterʼ Boomplantdag Groepen 5 en 4 zijn bomen aan het planten voor het Reinaldapark. Het was een mistige dag. Ze planten bomen. Ze hebben een plantenpot nodig en een klein boompje. Maar natuurlijk ook potgrond. Eerst leggen ze de plantenpot neer en daarna leggen ze het boompje in de plantenpot en daarna doen ze de potgrond in de plantenpot met het boompje erin. Vervolgens giet je er water in en dan nog je naamplaatje erop. Nu is het niet meer mistig. De zon schijnt. De boompjes zijn nu waarschijnlijk in de groei. Mijn groeizin is: “ik groei naar de sterren in de hemel” -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Giovanni, groep 5 [geen titel] Ik heb gisteren een boom geplant in het park. Het Reinaldapark is helemaal kaal. Alle bomen zijn gekapt. Het park ik helemaal leeg. Maar met onze hulp krijgen we een nieuw park. Mijn groeizin is: “Ik groei als een trein” -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Oskar, groep 5 Boomfeestdag 2011
(6789:8(;+<%"=#%1>)%">4*?(-*+/+%;#>'(@0($A42(BC@@(
BF
Ik zag veel jongen boompjes staan toen ze werden geplant. De jonge boompjes stonden in potten met een net er omheen. De kinderen waren erg opgewonden. Ze konden bijna niet wachten tot ze er een kregen. Ik zag dat er kinderen geïnterviewd werden. Er waren ook veel cameraʼs om ons heen en zo. Mijn vrienden waren ook bij de boomplantdag, van de Zuiderpolder en van Marin Luther King. We waren in groepjes verdeeld. Mijn groeizin: “Ik groei met mijn vrienden en door blijheid” ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Megan, groep 5 Boomfeestdag 23-03-2011 Ik was gisteren met mijn klas naar de boomplantdag geweest. Er waren ook andere groepen. Zoals de Zuiderpolder en de Martin Luther King. We werden in twee groepen verdeeld. De eerste groep begon met een groeizin. De tweede groep begon met het influiten van het vogelhuisje. Er waren boswachters bij. Mijn groeizin wil ik niet zeggen, want hij is stom. [later vertelde Megan me haar groeizin toch, het was: ʻIk groei naar de hemel en naar mijn teddy beerʼ]
(6789:8(;+<%"=#%1>)%">4*?(-*+/+%;#>'(@0($A42(BC@@(
B,
Bijlage 3. Negatief verhaal Rob Jordaan Nazomermarkt met voorjaarsgevoel Gepost op 19 September, 2010 De markt was met 140 kramen geheel uitverkocht tot grote vreugde van de organisatie waarvan de naam “Ontmoet elkaar in Parkwijk” inmiddels een begrip aan het worden is in Parkwijk. Het wekkertje ging al vroeg bij de stichting omdat de marktopbouw al om 06:00 uur plaats moest vinden. Ikzelf (Rob Jordaan) ben ook enorm betrokken geweest bij de nazomermarkt. Ik nam marktkraam uitgifte en indeling op me hoede en kan u vertellen dat daar een hoop vrije tijd in gaat zitten. Maar ook ik geniet als ik zie dat alles, op één a twee foutjes na, goed is verlopen. Door een inschattingsfoutje van het 5eKwartier die met een pipohut de Prinses Beatrixdreef op kwam rijden, vielen twee marktkramen in elkaar waardoor er schade aan opgestelde waren ontstond. De stichting gaat de standhouder van die kramen een bloemetje sturen en het 5eKwartier zal opdraaien voor de schade. Na een vette plensbui gehad te hebben, hoopten we op een zonnetje die gelukkig kwam. Daarna bleef het de gehele dag droog. Publiek dat even een uurtje op de markt kwam heeft heel wat leuke optredens moeten missen. Bij de kapperszaak van Ton Karpes stond een live band in het zonnetje te spelen, op podium waren de rapper`s Rody en Cas, de andere Rob met zijn drive-in, turnpakken demonstratie, wethouder Jan Nieuwenburg (opening) en het 5eKwartier. Tussendoor kwam ook de Jong Damiate band ons opvrolijken. Wethouder Jan Nieuwenburg ging in gesprek met jeugd die een eigen mediagroep heeft gevormd in Parkwijk. Over het algemeen kan de markt als goed bezocht beschouwd worden al viel het publiek bij het podium wel wat tegen totdat……. ……Totdat 5eKwartier kwam optreden met hun 5eKwartier-orkest. In dit concert met liedjes uit alle delen van de wereld met een “gast”optreden van de Brede school Parkrijk stroomde publiek uit alle hoeken aan. Het was publiek dat het 5eKwartier had uitgenodigd, gezien over de rest van de dag dit publiek niet aanwezig was bij het podium. Het was enorm opvallend hoe 5eKwartier vrijwel de gehele middag het podium in beslag nam om hun apparatuur te installeren, instrumenten te stemmen enz. enz. waardoor er dus geen verdere activiteiten op podium konden plaatsvinden. En dat voor slechts een paar liedjes die ze ten gehore brachten. Het 5eKwartier ervaar ik als een apart eilandje na de nazomermarkt die enkel aan zichzelf denkt en geen respect heeft voor de wijk waarin ze “te gast” zijn. Dit bleek ook uit het feestje met eigen meegebrachte versnaperingen die ze hadden meegenomen terwijl de organisatie van de markt en de wijkbewoners tegenover hun op een horecaplatform zaten. Hoezo integreren en interesse in een wijk, om er een jaar lang o.a. kunst en toneel te willen brengen???? Sorry dat ik een lang verhaal typ maar ik moest `t van me afduwen en ondanks dat ik wat ergernis wegschrijf had ik enorm genoten van de liedjes die de kinderen en het 5eKwartier ons aanboden. Ik dank Brede School Parkrijk, hun leerlingen, alle vrijwilligers, Stichting DOCK en Stichting ontmoet elkaar in Parkwijk en een ieder die ik vergeet te noemen, voor een geweldige dag waarop standhouders nu al hebben laten weten….”wanneer is de markt volgend jaar?” Want wij zijn erbij! Ik heb voor diegene nieuws… WIJ ZIJN ER OOK BIJ! zaterdag 17 september 2011 is de volgende Nazomermarkt. Rob.
(6789:8(;+<%"=#%1>)%">4*?(-*+/+%;#>'(@0($A42(BC@@(
BJ
Bijlage 4. Positief verslag Rob Jordaan, voorjaar 2011 Het 5eKwartier. Ik hoorde voor het eerst van deze creatieve bende toen er een feest in de slachthuisbuurt was een aantal jaar terug. Het is me toen al snel duidelijk geworden dat het 5eKwartier anders tegen bepaalde dingen aankijkt dan dat ik dat zou doen. Ze zien veel dingen met een knipoog en kunst en cultuur staan best wel hoog in ʻt vaandel. Met één vrouw binnen de organisatie van het 5eKwartier ontstond eigenlijk best wel een goede band, ondanks dat ik niets met kunst heb. Haar naam is Brigitte. Toen ik haar voor de eerste keer ontmoete dacht ik: die vrouw heeft een steekje los. En wat bleek, die heeft ze ook. Maar gelukkig is ze wel enorm prettig gestoord. Nu er in het Reinaldapark in Parkwijk-Haarlem een kale vlakte is ontstaan door de enorme bomenkap, kan iedere Parkwijker een boom als een “baby” adopteren in ruil voor een verhaal. Zo vertelde ik mijn verhaal aan Brigitte, die alles heeft verwerkt in een soort van toneelspel. In dat toneelspel kwam mijn hele verhaal ter sprake dat ik aan haar vertelde. Eerst dacht ik: wat is zij nu allemaal aan `t doen? Ik wist me geen houding te geven en wist niet wat te doen. Het is namelijk heel vreemd om te zien hoe je levensverhaal als een hoorspel aan je getoond wordt. Op een bepaald moment kreeg ik de bedoeling van `t spel door en wist ik mee te spelen. Bepaalde dingen in het toneelspel grepen me wel aan, zoals `t lied dat ze ging zingen. Het lied gaat over ....tja t gaat over als ik ooit dood ben ... Na afloop heb ik met Brigitte nog even `t toneelspel besproken om voor de grote opvoering de puntjes op de i te zetten. Op 12 mei as zal mijn verhaal in het Reinaldapark als toneelspel worden opgevoerd voor een groot publiek. Door zo`n toneelspel dat over jezelf gaat kom je wel jezelf tegen. En het is best confronterend om jezelf te zien door de ogen van een ander. Maar ik kan niet anders zeggen dan dat Brigitte van het 5eKwartier haar best heeft gedaan om eens een kijkje te nemen in `t leven van Rob Jordaan. Het is en blijft in mijn ogen nog steeds een maf wijf, dat prettig gestoord is. De reden dat ik een boom wil adopteren is dat ik altijd in het verleden leef. De boom zie ik als iets voor als ik ooit dood ben. Ik heb gekozen voor een kastanjeboom die ik nu aan het grootbrengen ben. Kastanjeboom omdat, als ik er ooit niet meer ben, mijn kinderen en kleinkinderen dan in het Reinaldapark bij “MIJN”boom kastanjes kunnen zoeken en desnoods ook weer kunnen planten waardoor er altijd een stukje Rob Jordaan zal blijven leven. De boom zal ik 3 jaar lang opvoeden in mijn tuin waarna het in 2014 een plekje in het nieuwe Reinaldapark zal krijgen. Ca 3 keer per jaar komen alle bomen die door wijkbewoners worden grootgebracht even naar het Reinaldapark. Zo ook op12 mei... U komt toch ook kijken naar het toneelspel over mijn leven en de komst van meer dan 100 bomen? Rob Jordaan.
(6789:8(;+<%"=#%1>)%">4*?(-*+/+%;#>'(@0($A42(BC@@(
BK
Bijlage 5. Verslag Marianne Visser- van Klaarwater Een verhaal voor een boom Tijdens de Zomerbraderie van Parkwijk in Haarlem aan het eind van zomer 2010 kwam ik voor het eerst in contact met Kantine Oost. Er kwam een dame naar me toe met een videocamera. Ze vroeg me wie ik was en maakte een filmpje. Ik heb toen iets verteld en maakte snel daarna kennis met Titia. Zij wees op de vele flatgebouwen van Parkwijk met achter elk raam een andere bewoner. Kantine Oost was vooral benieuwd naar de verhalen van de mensen in deze wijk. Parkwijk dankt haar naam aan het feit dat een park, het Reinaldapark, 1/3 van de oppervlakte beslaat. En juist dat park werd nu gekapt. Tijdens de boomplantdag op 23 maart 2011 hoorde ik van een heel leuke actie: in ruil voor een verhaal kregen bewoners van Parkwijk een boom. Zo kregen de bewoners een gezicht, zij het anoniem. Ik gaf me er meteen voor op. Een week later, 31 maart, kwam Daniëlle de Vree naar mij toe. Juist die dag was het 28 jaar geleden dat ik in het huwelijk trad met mijn man Roel Visser, die op 23 november 2008 overleden was. Tijdens zijn ziekte waren we verhuisd naar Parkwijk, waar ik nu een leuk, boeiend en sociaal actief leven leid. Nu, uitgerekend op onze trouwdag, zou ik mijn verhaal vertellen aan een voor mij volstrekt onbekende dame. Tot mijn grote verrassing klikte het onmiddellijk tussen ons. Daniëlle vroeg naar mijn geboortedatum en vergeleek deze met de Keltische bomenriem. Ik ben een vrije geest, evenals Daniëlle. Voor mij was het alsof we elkaar al jaren kenden. Wat me vooral opviel was, dat zij heel goed kan luisteren en zich in kan leven. Ik praatte vrij gemakkelijk over mijn leven, maar voelde ook wel de tranen branden en schaamde me er niet voor toen deze eruit kwamen. Het voelde zo vertrouwd en warm. Ik zag het bezoek als een cadeautje van Roel ter ere van onze trouwdag. Ik dacht, dat het alleen een interview betrof om mijn verhaal op te schrijven. Dat was niet zo. Van de essentie maakte Daniëlle een eenakter van zoʼn 8 à 10 minuten. Ik vond het een hele eer, dat er een toneelstukje over mijn leven kwam. Zelf heb ik veel over mijn leven gepubliceerd, vooral ook door het boek over mijn jeugd ʻAltijd anders: paragnost tegen wil en dank (Gopher. 2001). Daarin beschreef ik hoe of een paranormaal gevoelig kind de wereld om zich heen ervaart. Na het gesprek of er voor, dat weet ik niet meer zo precies, vroeg Daniëlle naar mijn lievelingslied. Ik dacht, dat ik dat zelf zou zingen en had ʻkon je nog maar even bij me zijnʼ; uit de Phantom of the Opera gekozen. Omdat Daniëlle dat niet kende, koos ze voor Alone/together van Barbara Streisand. Ik vond dat een heel mooi lied en goed passen bij de eenakter. Ook onderstreept het de titel van mijn nog uit te geven boek: ʻIn liefde voor eeuwig verbondenʼ, over ziekte en sterven van mijn man. Een week later droeg Daniëlle bij mij thuis het toneelstukje voor. Mijn vriend was erbij en een bevriend echtpaar uit de buurt. Ik had ook drie anderen uitgenodigd, maar die vonden het zo vreemd dat ze niet kwamen. Later kwamen ze wel toen het stukje werd voorgedragen op de Beatrixdreef tijdens het Zomerbos van Kantine Oost. Ze waren toen diep ontroerd, evenals de keer dat Daniëlle het stukje bij mij thuis voordroeg. Door naar dit stukje uit mijn eigen leven te kijken, drong de essentie van dit verhaal opeens tot me door. Voor het eerst besefte ik wat een enorme stap mijn man en ik gezet hadden om te verhuizen naar een voor ons onbekende plaats, terwijl hij nog maar zo kort te leven had. Waar hadden we, had ik de moed vandaan gehaald. Vanuit het geloof, dat er meer is dan alleen het aardse bestaan. Vanuit het vertrouwen dat je leven geleid wordt. Door gehoor te geven aan en te vertrouwen op dat stemmetje in mijn hoofd. Dat had mij aangeraden om van het saaie Lelystad te verhuizen naar de cultuurrijke en Bourgondisch gezellige stad
(6789:8(;+<%"=#%1>)%">4*?(-*+/+%;#>'(@0($A42(BC@@(
BL
Haarlem. We hadden het toen gewoon gedaan, nu pas werd ik me, door de voordracht van Daniëlle, bewust van onze moed daartoe. Als teken van moed kreeg ik een eikenboom. Tijdens de voordracht op de zomerbraderie speelde een man op de achtergrond saxofoon. Voor mij verbeeldde dat Roel, die door onze liefde nog steeds met mij verbonden is. Aan het eind liep Daniëlle naar de saxofonist. Zo zie ik mijn leven ook: aan het eind daarvan keer ik terug naar Roel. Dat is ook de essentie van het in liefde voor eeuwig verbonden zijn. Daniëlle verbeeldde dit einde zo mooi, dat het mij diep ontroerde. Ook anderen werden door dit stuk geraakt. Sommige toeschouwers begrepen door mijn reactie, dat deze voordracht mijzelf betrof. Ik vond het niet erg. Integendeel: het deed me juist goed om hun reacties te ontvangen. Het voelde allemaal heel warm. Het was fijn om met Daniëlle nog even na te praten. Ik vond het ook heel mooi, dat ze voor de voordracht een zwart pak had aangetrokken. Dat stond haar trouwens erg goed. Ik heb ook Danielle iets beter leren kennen. Ze is een fijn mens, met veel voor mij herkenbare trekken. Ben ik iets over mezelf te weten gekomen wat ik nog niet wist? Ja, ik ben moediger dan ik dacht. Marianne Visser van Klaarwater
(6789:8(;+<%"=#%1>)%">4*?(-*+/+%;#>'(@0($A42(BC@@(
BM
Bijlage 6. Verslag Bep Uithol. Digitale Wijkkrant Haarlem-Oost (Dit verslag is niet geschreven in mijn opdracht, maar was een eigen initiatief van de bewoonster. Ze plaatste het in de wijkkrant, om te laten weten dat zij een boompje voor het nieuwe park kweekt.)
8 april 2011 Een kleine kastanje voor Bep Op boomfeestdag in het Reinaldapark konden schoolkinderen en buurtbewoners een boompje adopteren. Ze gaan dat drie jaar lang op school en thuis verzorgen, waarna het in het park wordt gezet. Donderdag kreeg Bep Uithol ʻhaarʼ boompje thuis. [red.] Tekst & foto: Bep Uithol Vorige week, 31 maart, werd er een appelboom bij me thuis gebracht door Femke van het 5eKwartier. Ze vroeg me waarom ik een boom wilde. Ik vertelde dat ik een liefhebster van het park ben en graag een boom voor het nieuwe park wil opkweken. Ik heb een tuin en heb dus best ruimte voor een grote boom. Na ons gesprek nam Femke de boom weer mee terug, wat ik niet leuk vond, want ik had erop gerekend dat hij zou blijven. Maar na de belofte dat ze op 7 april samen met Aafke zou terugkomen met een andere boom ging ik toch akkoord. Vrijdag was het zover. Nu heb ik in mijn tuin een Tamme Kastanje staan. Deze moet in de pot blijven zodat hij mobiel blijft om vier per jaar samen te komen met de andere bomen om zo te zien of ze allemaal goed groeien. Het is de bedoeling dat de kastanje en de andere boompjes na vele jaren met elkaar een echt bos zullen vormen. Ik hoop met mijn boom een bijdrage te leveren aan een mooi en nieuw Reinaldapark.
(6789:8(;+<%"=#%1>)%">4*?(-*+/+%;#>'(@0($A42(BC@@(
EC
Bijlage 7. Vragenlijst schrijfopdracht De vragen die ik als richtlijn voor het schrijven aan volwassen bewoners stuurde waren: - wanneer heb je voor het eerst van 5eKwartier/KantineOost gehoord, en hoe? wat dacht je er toen over? - wanneer heb je de theatermaker voor het eerst ontmoet, en hoe? wat dacht je toen over haar? - wat had je van tevoren verwacht/ wat dacht je van tevoren dat er zou gebeuren? - beschrijf het gebeuren (van de scène en de boomadoptie) aan een buitenstaander die er helemaal niets over weet - wat heeft je verrast? - wat heeft je het meest geraakt? - hoe was het erna, om met Brigitte erover te praten? - ben je iets over jezelf te weten gekomen dat je nog niet wist? - heb je Brigitte beter leren kennen? hoe denk je nu over haar? anders dan eerst?
(6789:8(;+<%"=#%1>)%">4*?(-*+/+%;#>'(@0($A42(BC@@(
E@
2