Kansrijke locaties voor jachthavens aan het IJ & IJmeer concept | september 2009
Colofon Productie Dienst Ruimtelijke Ordening Informatie T 020 552 7970
[email protected] Beeldmateriaal Dienst Ruimtelijke Ordening
september 2009
Inleiding Water en Amsterdam zijn al eeuwenlang met elkaar verbonden. In eerste instantie werden de waterwegen vooral gebruikt voor af- en ontwatering en het transport
ordeningsperspectief roept het de volgende vraag op: Welke Amsterdamse locaties zijn kansrijk voor jachthavenontwikkelingen?
van goederen en personen. Naast het functionele gebruik kwam vanaf de jaren vijftig het recreatieve gebruik van water sterk in opkomst, dat in enkele decennia is uitgegroeid tot een toeristisch product van grote economische betekenis. Vanuit die historie is het vanzelfsprekend dat de gebruiksfuncties en de belevingswaarde van water en oevers in de ruimtelijke plannen voor de stedelijke gebieden aan het IJ en IJmeer veel aandacht krijgen. Water, zo wordt verondersteld, levert een bijdrage aan een attractief vestigingsmilieu voor bewoners en bedrijven en versterkt het stadsbeeld. In de plannen gaat het over ‘wonen aan het waterfront’, ‘publieksfuncties en historische elementen aan het waterplein’, ‘stimuleren van de pleziervaart’, ‘versterken van het open waterkarakter’, ‘netwerk van op- en afstap voorzieningen voor vervoer over water’ etc. etc. In veel plannen, van Houthavens tot IJburg, zijn ligplaatsen opgenomen ten behoeve van de pleziervaart. De voorstellen variëren van kleine verenigingshavens tot internationale full service jachthavens. Een aantal is in voorbereiding, andere bevinden zich nog in de studie- of ideeënfase. Aanleiding De jachthavens worden in de plannen vooral bekeken vanuit de rol van sfeermaker. Markttechnische en ruimtelijke aspecten blijven veelal onbelicht. Vanuit het ruimtelijke
1 2 3
Enerzijds is de realisatie van ligplaatsen nodig om het tekort aan passantenligplaatsen terug te brengen en de wachtlijsten voor vaste ligplaatsen bij bestaande jachthavens weg te werken. Aan de andere kant moet de vraag naar ligplaatsen niet worden overschat. De realisatie van alle initiatieven, tegelijk dan wel gefaseerd, is wat betreft de schaarse ruimte in de stad en de geringe groeiverwachting van de pleziervaart niet gewenst. Niet alleen in Amsterdam ook elders in de regio (Lelystad, Almere, Muiden) wordt een toename van het aanbod verwacht. Daar komt bij dat het realiseren van jachthavens een complexe aangelegenheid is, zowel in stedelijk als landelijk gebied. De ruimteclaims van diverse functies buitelen over elkaar heen en tegelijkertijd remt natuur- en milieuwetgeving de realisatie af. In 2007 is door DRO een verkenning afgerond naar vraag en aanbod van ligplaatsen in Amsterdam en in de regio; naar de groeiverwachting van de vraag; de doelgroepen en passantenstromen; de consumptieve bestedingen; wetgeving; en naar de trends in de pleziervaart die ruimtelijke consequenties hebben. Om inzicht te krijgen in de betekenis van Amsterdam als vaardoel voor de pleziervaart is een onderzoek uitgezet bij 6 jachthavens in de regio. Op basis van de verkenning, het waterrecreatieonderzoek en de stedenbouwkundige plannen waarin jachthavens zijn opgenomen, is een kaart gemaakt die een gewenst ontwikkelingsscenario verbeeldt. Vervolgens is een workshop gehouden met de betrokken stadsdelen (Noord, Zeeburg, Centrum),
d.d. 4 juni 2007. O.a. recreatievaart versus beroepsvaart; natuurwetgeving; en centrale regie. Het Structuurschema Groene Ruimte is door het verschijnen van de Nota Ruimte komen te vervallen.
projectbureaus (Noordwaarts en IJburg), gemeentelijke diensten (Haven Amsterdam, Binnenwaterbeheer, DRO, OGA) en Rijkswaterstaat.1 De workshop gaf aanleiding voor verdieping van een aantal vraagstukken2 en een uitwerking van de kaarten. Doel In de eerste plaats is de verkenning bedoeld om op basis van de groeiverwachting en de trends in de pleziervaart een standpunt in te nemen over het al dan niet faciliteren van jachthavenontwikkelingen. Ondanks dat de ontwikkeling van jachthavens over het algemeen een particuliere aangelegenheid is, is de lokale overheid nog altijd de regisseur die de taak heeft de verdeling van de ruimte conform de behoeften van burgers en bedrijven goed te regelen en te streven naar een ruimtelijke meerwaarde van het stedelijke landschap. Ten aanzien van de facilitering van jachthaveninitiatieven zal de Amsterdamse overheid ook flankerende maatregelen moeten nemen (baggeren, aanleg kades en bestrating haventerrein) die veel kosten met zich meebrengen. Naast inzicht in de vraag en aanbodontwikkelingen en de trends is een wensbeeld wat betreft pleziervaart noodzakelijk om een goede afweging te kunnen maken voor gerichte investeringen en het creëren van kansen voor een positief economisch en ruimtelijk resultaat. Dat ontbreekt nu waardoor beslissingen niet of niet in samenhang worden genomen, onduidelijk is welke partijen wat en wanneer gaan doen en (tegenstrijdige) beleidsmaatregelen ad hoc worden bedacht. Ook tijdens de workshop werd duidelijk dat de betrokken projectbureaus behoefte hebben aan een overzicht, zodat zij in onderhandelingen met initiatiefnemers afwegingen kunnen maken of het initiatief in de context past. Die context is deels bekend, maar door de complexiteit van
de inhoudelijke randvoorwaarden heeft (hebben) de betrokken wethouder(s) nog geen uitspraak kunnen doen hoe een coördineerde aanpak tot stand moet komen. Deze rapportage heeft tot doel de informatie die in 2007 is verzameld te bundelen tot een overzicht en een wensbeeld en aanbevelingen mee te geven aan het bestuur. Beleid en bevoegdheden In de paragraaf “Balans tussen rood en groen/blauw” uit de Nota Ruimte staat dat “de beschikbaarheid van bereikbare en toegankelijke ‘groene’ en ‘blauwe’ recreatie- en sportvoorzieningen in en rond de (grote) steden geen gelijke tred
3
houdt met de vergaande verstedelijking van de laatste jaren. Het aantal inwoners is toegenomen, maar ook de eisen die zij hebben met betrekking tot de vrijetijdsbesteding en de benodigde hoeveelheid sport- en recreatievoorzieningen.3 In de Nota Ruimte is de beleidsvisie van de Stichting Recreatie Toervaart Nederland verankerd. Deze beleidsvisie benoemt knelpunten (onder andere in verbindingen en tekort aan ligplaatsen) in het vaarwegennet van Nederland en formuleert acties ter verbetering. In januari 2002 heeft het kabinet de Integrale Visie IJsselmeergebied 2030, “De koers verlegd” vastgesteld. De visie beschrijft hoe in het IJsselmeergebied met toekomstige
Het Structuurschema Groene Ruimte is door het verschijnen van de Nota Ruimte komen te vervallen.
ontwikkelingen die extra ruimte vragen, kan worden omgegaan, waarbij rekening gehouden wordt met de kernkwaliteiten van het gebied. Het gebied omvat het IJsselmeer, het Markermeer, het IJmeer en de Randmeren. De belangrijkste koerswijziging is het openhouden van deze wateren. De provincies Friesland, Noord-Holland en Flevoland hebben in november 2004 de “Kadernota Markermeer & IJsselmeer” vastgesteld (Anonymus 2005). Dit is een gezamenlijke bouwsteen bij de totstandkoming van afzonderlijke ruimtelijke plannen. In deze nota wordt ondermeer ingegaan op de huidige situatie en de te verwachten ontwikkeling van
de recreatievaart. In de Kadernota wordt in navolging van de Integrale Visie IJsselmeergebied 2030 een zonering van het recreatief gebruik aangegeven van relatief intensief in het zuiden (IJmeer en zuidwestelijk deel randmeren), een overgang in het midden (Markermeer en zuidelijk IJsselmeer) en relatief extensief in het noorden (noordelijk IJsselmeer). Specifiek voor het IJmeer wordt door niet minder dan zeven overheden en maatschappelijke organisatie samengewerkt aan de Toekomstvisie IJmeer (2005). De visie schetst kansen om met de ecologische winst van een robuuster ecosysteem in het IJmeer de gewenste condities te creëren voor verstedelijking aan de westzijde van Almere, voor vergroting van de economische dynamiek in de regio, voor de noodzakelijke aansluiting tussen Amsterdam en Almere en voor een veel sterker gedifferentieerd aanbod van recreatieve functies in en rond het water. Het Ontwikkelingsperspectief IJmeer–Markermeer (2008) bouwt daar op voort. Het ontwikkelingsperspectief schept kansen om de attractiviteit voor recreatief gebruik verder uit te bouwen. Mensen moeten van het water, het landschap, de cultuurhistorie en de natuur kunnen genieten. Daarmee krijgen Markermeer en IJmeer een belangrijke rol in de verdere ontwikkeling van de Noordvleugel van de Randstad en in het inlopen van het tekort aan recreatievoorzieningen. De groei in de watersport kan worden opgevangen door het aantal vaarbestemmingen uit te breiden en nieuwe, beschutte ankerplekken te realiseren. Het aanbod aan recreatieve voorzieningen langs de oevers wordt uitgebreid, in diversiteit en omvang. Samen met maatschappelijke organisaties is gewerkt aan een pakket van maatregelen dat uitgaat van zowel zonering- als ontwikkelingskeuzes in een duurzame relatie met de ecologische kwaliteit. Waterrecreatie is één van de speerpunten van het programma “Water als economische drager” waarmee de provincie Noord-Holland watersportprojecten met werkgelegenheid en economische besteding als belangrijkste
uitgangspunt programmeert. Het doel is uitbreiding van attractiemogelijkheden voor de watersporter en verbetering van de aanlegfaciliteiten in de havensteden. Amsterdam heeft in 2002 het Waterplan vastgesteld waarin is aangegeven dat waterrecreatie planmatig moet worden gespreid over de stad, dat de pleziervaart buiten de binnenstad moet worden gestimuleerd en dat vaarroutes moeten worden opgewaardeerd. Dit doel kan worden bereikt door waterrecreatie gebiedsgericht te stimuleren en voorzieningen te verbeteren en uit te bouwen. Daarbij hoort ook het opstellen en handhaven van gebruiksregels voor het water. In de Kansenkaarten bij het Waterplan Amsterdam wordt voor de Amsterdamse wateren aangegeven wat de huidige situatie is en wat het streefbeeld is voor de toekomst. De kaarten zijn bedoeld om het denken over de mogelijkheden (en beperkingen) van het water voor de toekomstige ontwikkelingen aan te scherpen. Aan het IJ en de zuidelijke IJ-oevers zal bij de herinrichting de mogelijkheden voor waterrecreatie worden uitgebreid. In het project “Water op orde” (2004) dat gezamenlijk door DWR, BBA en GHA4 is opgesteld, zijn de taken en bevoegdheden en verantwoordelijkheden tot ordening van het Amsterdamse water beschreven. De twee belangrijkste onderdelen zijn: toezicht op het (statisch en dynamisch) gebruik van vaarwater en de verantwoordelijkheden voor het op diepte houden van vaarwater. In de verantwoordelijkheden rond het water is een driedeling te maken die onderscheid maakt naar water als fysiek systeem, water als transportsysteem en water als onderdeel van de openbare ruimte. Het beheer van het watersysteem als fysiek systeem is een verantwoordelijkheid van Waternet. Binnenwaterbeheer en het Havenbedrijf zijn nautisch vaarwegbeheerders, maar vanuit verschillende opdrachtgevers (resp. Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied en het College
4
Dienst Waterbeheer en Riolering (sinds januari 2006 Waternet), Binnenwaterbeheer Amsterdam, Gemeentelijk Havenbedrijf Amsterdam
5
Handboek Recreatie en Toerisme
van B&W) en een verschillend perspectief. Het Havenbedrijf focust op een economische ontwikkeling van de Amsterdamse haven, terwijl BBA zich richt op de nautische consequenties van ruimtelijke herinrichting van de stad(sdelen). Het beheer en de inrichting van water als onderdeel van de openbare ruimte is een verantwoordelijkheid die berust bij de stadsdelen. Zij zijn bevoegd voor het kade- en oevergebruik zoals het afgeven van vergunningen voor steigeraanleg. Hierbij moeten wel de voorwaarden van de waterbeheerder en de nautisch vaarwegbeheerder in acht worden genomen. Van de betrokken stadsdelen heeft stadsdeel Zeeburg in 2004 de Nota Waterrecreatie vastgesteld en is door Amsterdam Centrum in 2007 het afmeerbeleid voor pleziervaartuigen in de binnenstad geformuleerd. De stadsdelen Zuideramstel en Westerpark hebben in navolging van het Centrum eveneens een afmeerbeleid vastgesteld. In Amsterdam Noord zijn diverse maatschappelijke organisaties actief op het gebied van recreatiewater. Definitie en afbakening Onder watersport verstaan we de recreatievorm die gebruik maakt van pleziervaartuigen. De term sport is niet verwonderlijk, omdat vele vormen van watersport plaatsvinden in wedstrijdvorm. Met name veel zeilers ervaren het zeilen als sportbeoefening, ook al nemen zij zelden deel aan echte wedstrijden. Het begrip waterrecreatie wordt ook meer en meer gebruikt. Hieronder vallen alle vormen van recreatie op, aan en in het water. Onder watertoerisme wordt het maken van meerdaagse tochten per pleziervaartuig verstaan. Het is niet eenvoudig om van een varend pleziervaartuig te zeggen of het wordt gebruikt door een watersporter, waterrecreant of een watertoerist. In het algemeen wordt gebruik gemaakt van dezelfde voorzieningen en hetzelfde water.5 De waterrecreatie is onder te verdelen in vaargerichte waterrecreatie (toervaren met motorboot, zeilen, kanovaren,
roeien) en niet-vaargerichte waterrecreatie (zonnen en zwemmen, windsurfen, hengelen, duiken). In deze rapportage gaat het om de vaargerichte waterrecreatie en in het bijzonder het toervaren en zeilen, de pleziervaart. Een belangrijk onderscheid in de watersport is die in kleine en grote watersport. De kleine watersport wordt gedefinieerd als watersport waarbij gebruik wordt gemaakt van eenvoudige voorzieningen en kleine vaartuigen: kano’s, roeiboten, zeilplanken en zeil- en motorboten tot ongeveer 6 meter. Soms wordt in publicaties het begrip ‘kleine watersport’ breder getrokken en omvat het naast golfsurfen, kitesurfen, jetskiën, en waterskien/wakeboarden ook dagrecreatieve activiteiten als vissen, zwemmen, schaatsen en sportduiken. De grote watersport betreft kajuitzeilboten en kajuitmotorboten die uiteenlopende voorzieningen vragen zoals een netwerk van vaargebieden en ligplaatsen in jachthavens. De definitie van een jachthaven die in de verkenning gehanteerd is, is als volgt. Er is sprake van een jachthaven als er verhuur van vaste lig- en/of passantenplaatsen voor de recreatievaart en/of chartervaart dan wel winterstallingactiviteiten plaatsvinden. In de verkenning is niet ingegaan op jachthavens met minder dan 20 ligplaatsen, op openbare ligplaatsen (aan kades en oevers) en op privé ligplaatsen bij woningen en bedrijven. Varen betekent vooral stilliggen (in een haven of openbare aanlegplaats) en is in plaats van routegebonden vaker locatiegebonden. Waar nodig is ingegaan op routes en eventuele knelpunten daarin. Voor de Amsterdamse jachthaveninitiatieven zijn zowel de Oost-Westverbindingen (van IJmeer naar Noordzee) maar zeker ook de noord-zuidroutes (van Waterland naar de Amstel) van essentieel belang. In de verkenning is ook aandacht besteed aan veiligheid. Hoewel het IJ een verbindende schakel is, is het geen vaardoel op zich in verband met de aanwezige beroepsvaart. Leeswijzer In het volgende hoofdstuk zijn de sterke en zwakke kenmerken van Amsterdam weergegeven als locatie voor de pleziervaart. Naast een korte historische ontwikkeling van de
pleziervaart is de positie van Amsterdam als watersportstad beschreven in de context van vaargebieden en vaardoelen. In hoofdstuk 3 is ingegaan op de vraagkant van de pleziervaart. Op basis van onderzoeksgegevens en trends en ontwikkelingen worden de kansen en bedreigingen geschetst die van invloed zijn op de sterke en zwakke kenmerken van Amsterdam als watersportstad. Hoofdstuk 4 behandelt de ontwikkelingen aan de aanbodzijde van de pleziervaart. Zowel het aantal ruimtelijke uitbreidingsmogelijkheden als (sectorale) ontwikkelingen (de kansen en bedreigingen) die
van invloed zijn op de realisatie van ligplaatsen, komen aan bod. Tot slot worden in het vijfde hoofdstuk de conclusies weergegeven en aanbevelingen geformuleerd ten aanzien van de vraag welke locaties kansrijk zijn en waar de stad op in moet zetten.
2. Kenmerken van Amsterdam als locatie voor de pleziervaart Amsterdam watersportstad? In Amsterdam wordt water al eeuwenlang gebruikt voor het personen- en goederenvervoer per schip én voor de pleziervaart. Op schilderijen uit de zeventiende eeuw is te zien hoe Nederlanders zich in die tijd op het water vermaakten met roei- en zeilboten. Al in 1622 werd het water nabij de ‘Oude Stadsherberg’ (ten westen van het huidige Centraal Station) door het stadsbestuur officieel aangewezen als ligplaats voor jachten, waarmee het de eerste officiële jachthaven ter wereld was. Recreatie op het water was in die tijd vooral weggelegd voor de rijke burgers. In de negentiende eeuw ontstonden in Amsterdam verschillende zeilverenigingen en gecombineerde zeil- en roeiverenigingen met als hoofdactiviteit het organiseren van wedstrijden en evenementen op het IJ. Beschikte in 1742 in totaal 40 Amsterdammers over een pleziervaartuig, nu is dat aantal gestegen tot, bij benadering, 15.000 boten. Met name vanaf de jaren zestig toen mensen meer vrije tijd kregen en het economisch beter ging, trok men massaal de buitenlucht in om te recreëren. Sinds de jaren tachtig is de stedelijke bevolking sterk toegenomen en met de afgenomen hoeveelheid vrije tijd krijgen de bewoners steeds meer behoefte aan recreatiemogelijkheden dichtbij huis, in en rondom de stad. Naast de gestegen behoefte, stellen mensen, vanwege sterke welvaartsgroei, ook steeds meer eisen aan gemak en comfort. De toename van de stedelijke bevolking van Amsterdam concentreert zich in sterke mate langs het IJ en IJmeer. Wonen aan het water is hip en recreëren op en rond het water is voor heel veel mensen ‘a way of life’. Niet alleen watersporters, ook bewoners en toeristen hebben het water en de
7 8 9
Ter vergelijking, de Noordzeehavens hebben een gemiddelde bezettingsgraad van 66%. Cijfermateriaal afkomstig van Waterrecreatie Advies, Lelystad, 2006 Het aantal commerciële en verenigingsjachthavens ligt in Amsterdam ongeveer gelijk.
-kant ontdekt. Amsterdam heeft als pluspunt dat het zowel aan groot open water ligt (IJmeer en verder), een verbinding heeft met de Noordzee als gebieden met veel binnenwater. De stad is door haar ligging goed bereikbaar voor vele typen watersporters. Maar veel watersporters varen Amsterdam voorbij, omdat er niet voldoende passantenligplaatsen zijn. Dat is een gemiste kans en Amsterdam moet daar iets aan doen, wil ze zich ook in de toekomst presenteren als Amsterdam watersportstad aan het IJ. Vaargebieden en jachthavens rond Amsterdam De recreatieve watersport in Amsterdam valt uiteen in twee hoofdgroepen. Een deel richt zich op het buitenwater (groot vaarwater) en vaart op het IJmeer, het IJssel- en Markermeer en/of op de Randmeren. Het andere deel is op het binnenwater gericht, waarbij naast de regio Amsterdam ook omringende vaargebieden als de Zaanstreek, Zuid Kennemerland, de Westeinderplassen en de Vechtstreek kunnen worden genoemd. Van de 372 jacht- en of passantenhavens in de hiervoor genoemde gebieden liggen er 168 (45%) aan buitenwater. In totaal hebben de havens de beschikking over bijna 52.000 ligplaatsen, waarvan 4100 specifiek voor passanten zijn. Het aantal passanten in het totale vaargebied bedraagt ongeveer 360.000. Het IJmeer is het belangrijkste recreatieve vaarknooppunt van Nederland. Het aandeel van het IJmeer (inclusief de Amsterdamse havens op het buitenwater gericht) in de totale jachthavencapaciteit bedraagt 29 havens met ruim 3300 ligplaatsen, waarvan 327 specifiek voor passanten. De meeste ligplaatsen (circa 30.000) liggen in jachthavens aan buitenwater. Deze havens zijn gemiddeld groter dan die
in het binnengebied, waardoor hun aandeel in de beschikbare ligplaatscapaciteit ook groter is (59%). De gemiddelde bezettingsgraad van jachthavens aan buitenwater en binnenwater verschilt niet zoveel. Wel zijn er regionale verschillen. In het IJmeer en in Zuid Kennemerland rondom Haarlem is de bezettingsgraad hoog (resp. 98,3% en 97,3%), zodat lang niet iedereen daar de gewenste ligplaats kan vinden.7 De jachthavens aan groot vaarwater trekken aanzienlijk meer passanten (93%) dan de havens in het binnengebied (7%). Populair zijn de havens van Enkhuizen en Hoorn. Amsterdam komt op de 3de plaats gevolgd door Medemblik, Velsen, Edam-Volendam, Texel, Waterland en Muiden. Op het IJsselmeer en Markermeer wordt vooral gezeild (90%). In het IJmeer en de Randmeren neemt het percentage motorboten toe (aandeel zeilboten is 54%). In de Zaanstreek en Zuid-Kennemerland is de verhouding 50%-50%. Op de Westeinderplassen, in de Vechtstreek en het binnengebied van Amsterdam varen meer motorboten dan zeilboten.8 Amsterdamse jachthavens Amsterdam heeft 55 jachthavens die samen ruim 4300 ligplaatsen beschikbaar hebben. Dat is 15% van alle jachthavens in het hiervoor beschouwde gebied. Samen hebben deze havens 8,5% van de totale ligplaatscapaciteit. De jachthavens zijn dus relatief klein, gemiddeld hebben ze 79 ligplaatsen (zie tabel 1). Kenmerkend voor de jachthavens in Amsterdam is dat de meeste laagdrempelig en betaalbaar zijn. Samen met de geringe omvang heeft dit tot gevolg dat er vaak sprake is van achterstallig onderhoud en een eenvoudig en beperkt voorzieningenaanbod. De karakteristieke gezellige en gemoedelijke sfeer van veel havens wordt enerzijds mede door deze eenvoud bepaald en anderzijds door een scala aan nautische werkplaatsen en klusactivitei-
Tabel 1. Aantal ligplaatsen in jachthavens en het aandeel van Amsterdam in het totale vaargebied.
Aantal havens Buitenwater Binnenwater Totaal Totale vaargebied Aandeel Amsterdam
Aanstal ligplaatsen
21 34 55 372 14,8%
Gemiddeld aantal plaatsen per haven
1747 2625 4372 51.173 8,5%
bron: Waterrecreatie Advies, Lelystad, 2006
Tabel 2. Indeling pleziervaartuigen en vaarwater
Categorieën pleziervaartuig
8
A.
Zeilboten
B.
Motorboten
C. D.
Roeiboten Kano’s
1. 2. 3. 2. 3.
met kajuit ( vrijwel altijd met motor) open met motor zonder motor zeilplank met kajuit met maximum snelheid >20 km/u met maximum snelheid < 20 km/u zonder kajuit met maximum snelheid >20 km/u met maximum snelheid < 20 km/u waterscooter
Soort vaarwater
Categorieën pleziervaartuig
1. 2. 3. 3a. 4. 5. 6.
A1 A1, B1 A1, A2, A3, B1, B2, B3 A2, A3, B2, B3, C,D A1, B1 A1, B1 A1, A2, B1, B2, C, D
open zee grootschalige wateren binnen kustlijn meren kleine, afgesloten meren grote rivieren grote scheepvaartkanalen vaarten, sloten/grachten
83 77 79 138
Aantal specifieke passantenplaatsen 92 58 150 4.115 3,6%
Aantal passanten 22.496 331 22.827 362.303 6,3%
ten9. Daarentegen zijn er ook bij die meer weg hebben van afgesloten parkeerterreinen voor boten waarvan de bijdrage aan het stedelijke vrijetijdsprogramma nagenoeg nihil is. Naast ‘sjofel’ hoort chique, maar de luxe jachthavens die we kennen van buitenlandse havensteden zijn in Amsterdam niet te vinden. Ook op het gebied van duurzaamheid valt nog een wereld te winnen. Het duurzaamheidaspect zou naast de functionele en omgevingsaspecten een plek moeten krijgen bij de inrichting en het functioneren van een jachthaven. Van de 55 Amsterdamse havens zijn er 21 gericht op het buitenwater en 34 havens liggen aan het binnenwater. Naast boten in havens kent Amsterdam vele openbare aanlegmogelijkheden. Naar schatting liggen ruim 12.000 boten buiten de jachthavens in, met name, het centrum van de stad. De verhouding tussen het aantal boten buiten en binnen havens is over het algemeen één op vijf. In Amsterdam is dat precies andersom. Hier liggen meer eigen boten buiten de havens. Hoewel de stad bekend staat om de talloze openbare aanlegplaatsen in de grachten, overnacht jaarlijks een handjevol passanten (4%) op het binnenwater, en dan voornamelijk in jachthavens. De meerderheid (96%) kiest voor een ligplaats in één van de havens aan het IJ. Vooral de
Sixhaven is favoriet, gevolgd door de haven van WSV Aeolus. Voor de 23.000 passanten die Amsterdam jaarlijks aandoen, worden onverhuurde boxen gebruikt of ligplaatsen die door de vaste huurders tijdelijk niet bezet worden. Havens die veel passanten trekken, hebben naast de vaste ligplaatsen soms aanvullend nog specifieke passantenplaatsen die niet op jaar- of seizoenbasis verhuurd worden. Binnen Amsterdam zijn naar verhouding weinig specifieke passantenplaatsen (namelijk 150) en vanwege de hoge bezettingsgraad van de havens zijn onverhuurde boxen schaars. De recreatievloot In Amsterdam en omgeving is een grote verscheidenheid aan pleziervaartuigen. Dat heeft te maken met de gevarieerdheid aan wateren die bijna allemaal met elkaar in vaarbare verbinding staan. Met uitzondering van open zee komen alle soorten vaarwater in of in de nabijheid van Amsterdam voor. Dat betekent niet dat op alle wateren een gelijke verdeling over de diverse categorieën pleziervaartuigen wordt aangetroffen. De pleziervaartuigenvloot is in te delen in vier typen: zeilboten, motorboten, roeiboten en kano’s (zie tabel 2). In deze
rapportage worden roeiboten en kano’s buiten beschouwing gelaten. De categorie kajuitzeiljachten (A1) rond de 20 meter, varen vanwege hun diepgang vrijwel uitsluitend op zee en de grote buitenwateren. In de omgeving van Amsterdam zijn ze te vinden op het IJsselmeer en op het Noordzeekanaal en het IJ als verbindende schakels. De kleinere kajuitzeiljachten (tot 15 meter) worden voornamelijk aangetroffen op het IJmeer, het Markermeer, de Nieuwe Meer, de grote kanalen, het IJ en de Kostverlorenvaart die als onderdeel van de staande mast route worden gebruikt als verbindingsroutes tussen de grotere wateren. Deze schepen vormen een belangrijke groep gebruikers van de jachthavens aan het IJ, zoals de Sixhaven en Aeolus en de havens aan de Nieuw Meer. Zeilboten, met of zonder motor, (cat.A2) met een lengte tot 8 meter komen voornamelijk voor op de Nieuwe Meer, het IJmeer, de stadsplassen en, met motor, op de verbindende wateren zoals de Amstel, de Kostverlorenvaart en de Amstelkanalen. De motorboten of motorkruisers in categorie B1 variëren in lengte van circa 5 meter tot meer dan 50 meter. Boten met een lengte tot circa 20 meter komen voor op het IJmeer, de Nieuwe Meer, de Kostverlorenvaart, de Amstel(kanalen) en
de Vecht. De grotere exemplaren voornamelijk op het grote buitenwater zoals IJsselmeer, Markermeer en Waddenzee. De meeste boten in deze categorie hebben een maximum snelheid tot ± 20 km/uur. Het aantal boten dat een hogere maximum snelheid kan bereiken, neemt gestaag toe in Nederland. De open motorboot (cat.B2) valt onder te verdelen in twee groepen, de zogenaamde speedboten en de overige, dat wil zeggen sloepen en allerlei vis- en bijboten met een lichte buitenboordmotor. De laatste twee categorieën zijn, met uitzondering van de speedboten waar speciale vaarzones voor zijn aangewezen, sterk vertegenwoordigd op het binnenwater van Amsterdam. Vanwege de doorvaarthoogte van de bruggen is het aandeel motorboten op de grachten en de Amstelkanalen nagenoeg 100%. In tegenstelling tot de motorkruisers liggen de meeste (kleinere) open motorboten buiten de jachthavens. Samenvatting sterke en zwakke kenmerken van Amsterdam voor de pleziervaart Sterke kenmerken ■■ De stedelijke oriëntatie op het water ■■ Ligging aan verschillend vaarwater ■■ De voorzieningenrijkdom van de stad ■■ Gevarieerde jachthavenlocaties (stedelijke en groene omgeving, buiten- en binnenwater) ■■ Sfeer in de havens Zwakke kenmerken ■■ Lange historie pleziervaart contrasteert met een lage beleidsprioriteit ■■ Geringe differentiatie in ligplaatsenaanbod: luxe segment ontbreekt ■■ Beperkt aantal passantenligplaatsen ■■ Lange wachtlijsten bij jachthavens buitenwater ■■ Bijdrage van de jachthavens aan het stedelijk vrijetijdsprogramma is gering
3. Trends en ontwikkelingen in de pleziervaart Marktontwikkelingen in de regio Het aantal pleziervaartuigen is in het IJsselmeer- en Randmerengebied in 2007 ten opzichte van 2006 met bijna 1% toegenomen tot 32.600.10 In opdracht van Rijkswaterstaat wordt sinds 1994 door Waterrecreatie Advies bijgehouden hoeveel boten er jaarlijks bijkomen. De groei is over die periode redelijk constant gebleven. Gemiddeld neemt het aantal boten in het gehele vaargebied met bijna 350 per jaar toe. In het IJmeer was de botengroei de afgelopen jaren het sterkst, per jaar kwamen er bijna 100 bij. Naar schatting zal in de komende decennia het aantal pleziervaartuigen in het IJsselmeer- en Randmerengebied met circa 8.000 toenemen. Voor de jaren tot 2010 wordt uitgegaan van een toename van 350 boten per jaar; voor 2010-2020 van 300 per jaar en voor 2020-2030 van 250 per jaar. Dit is een voorzichtig groeiscenario, gebaseerd op een bijgestelde prognose naar aanleiding van de economische recessie aan het begin van het decennium. Voor het IJmeer zal dat betekenen dat er tot 2030 vraag zal zijn naar 2400 extra ligplaatsen, waarvan een deel in Amsterdam. Bezettingsgraad, wachtlijsten en passanten Door de hoge bezettingsgraad van de havens aan het buitenwater van Amsterdam is een vaste ligplaats nauwelijks te vinden. De meeste havens hebben wachtlijsten en de gemiddelde wachtduur kan oplopen tot 10 jaar in bijvoorbeeld Durgerdam. De drukfactor (de hoogte van de wachtlijst in verhouding tot de totale capaciteit) is in de regio nergens zo groot als bij de Amsterdamse havens aan het buitenwater. Ruim 700 boten staan hier op de wachtlijst. Uit het recreantenonderzoek dat in de zomer van 2006 heeft plaatsgevon-
10
den, blijkt dat bijna 17% van de geïnterviewde waterrecreanten (zonder een ligplaats in Amsterdam) belangstelling heeft voor een vaste ligplaats in Amsterdam of het IJmeer.11 Ook passanten vinden moeilijk een plek. Gezien de passagecijfers van de Oranjesluizen (ruim 80.000 per jaar) en het aantal passanten dat jaarlijks in Amsterdamse havens verblijft (circa 23.000), varen veel boten Amsterdam voorbij. Het recreantenonderzoek bevestigt dit als door 75% van de watersporters wordt aangegeven dat ze meerdere keren per jaar geen ligplaats kan krijgen om in Amsterdam te kunnen overnachten. Het aantrekken van meer passanten kan, vanwege de hoge bezettingsgraad en het beperkte aantal specifieke passantenplekken, niet zonder het toevoegen van meer ligplaatsen. In het totale IJsselmeergebied is 12,4% van de ligplaatsen specifiek voor passanten, in Amsterdam is dit slechts 3,4%, namelijk 150 ligplaatsen van de 4300. Bevolkingsconcentraties aan het water Als gevolg van de nieuwbouwontwikkelingen van IJburg en de IJ-oevers zullen in de toekomst ongeveer 80.000 mensen aan het IJ en IJmeer komen wonen. Verwacht wordt dat een deel van de bewoners belangstelling heeft voor watersportmogelijkheden en behoefte heeft aan een ligplaats al dan niet in een jachthaven. In Nederland zijn circa 200.000 zeil- en motorboten, waarvan 80% een ligplaats heeft in een jachthaven. In Nederland zijn circa 200.000 zeil- en motorboten, waarvan 80% een ligplaats heeft in een jachthaven. Dat betekent dat 1 op de 100 mensen ligplaatshouder is. Dit is een gemiddelde voor heel Nederland, dat wil zeggen dat waterrijke gebieden zoals IJburg veel hoger zullen scoren.12 In Lelystad is de verhouding (inclusief ligplaatshouders van
Dit is exclusief het binnenwater van Amsterdam en de eerder genoemde vaargebieden in de Zaanstreek, Zuid Kennemerland, de
Westeinderplassen en de Vechtstreek.
buiten de stad) bijvoorbeeld al 1 op 30. In een advies uit 2002 voor IJburg en Zeeburgereiland, opgesteld door Terp Beheer BV, is op basis van een enquête onder belangstellenden voor een woning op IJburg rekening gehouden met een potentiële vraag van 500 ligplaatsen vanuit het primaire woongebied (IJburg en Zeeburgereiland).13 Dat is een zeer voorzichtige inschatting van 1 boot per 110 inwoners. Waterrecreatie Advies schatte de behoefte op IJburg hoger in, namelijk op 1 boot/ligplaats per 50 inwoners. Echter, toen IJburg 6000 inwoners telde, waren er al 600 lid van de watersportvereniging, dat is 10%! Hoewel dit inclusief gezinsleden is en mensen die geen ligplaats ambiëren, maar deelnemen aan activiteiten, is dit wel een indicatie. De 120 ligplaatsen zijn al gereserveerd en de vereniging kent inmiddels een wachtlijst. Het is aanlokkelijk om deze percentages en verhoudingsgetallen te extrapoleren naar de totale toekomstige bevolking van IJburg en de IJ-oevers, maar niet alle toekomstige woonbuurten geven direct aanleiding voor watersportmogelijkheden en niet alle inwoners zullen, gezien de ervaringcijfers in Amsterdam, een ligplaats in een jachthaven nastreven. Om het aantal potentiële ligplaatshouders te kunnen bepalen, is een voorzichtige inschatting gemaakt die uitgaat van de verhouding 1:70, gemiddeld voor de totale toekomstige bevolking van IJburg én de IJ-oevers.14 Behoefte aan vaste en passantenligplaatsen Resumerend leveren de bovengenoemde ontwikkelingen aan de vraagkant de volgende aantallen vaste en passantenligplaatsen op: ■■ tot 2030 zijn 2400 extra ligplaatsen nodig in het vaargebied IJmeer om aan de vraag te kunnen voldoen ■■ bij de havens aan het IJ en IJmeer staan circa 700
IJburg. Dimensus, Breda, 2002 13
Voor deelgebieden van IJburg wordt uitgegaan van een verhouding van 1:25 Vaargedrag IJsselmeergebied & Waddenzee. Waterrecreatie Advies, 2002. Monitor watersport IJsselmeer- en Randmerengebied. Waterrecreatie-
11
Advies WV IJburg. Waterrecreatie Advies, november 2005
14
12
Ontwikkelingsvisie jachthavens IJburg en Zeeburgereiland. Terp Beheer BV., Amersfoort, 2002; Behoefte aan aanlegvoorzieningen in
advies, sinds 1994. In Amsterdam is 1 op de 50 inwoners bootbezitter, maar er is slechts 1 ligplaats houder per 200 inwoners.
■■
■■
■■
bootbezitters op een wachtlijst om meer passanten te kunnen opvangen, is een toename (i.c. een verdubbeling) van minimaal 150 specifieke passantenligplaatsen nodig 17% van de deelnemers aan het onderzoek Watersport Amsterdam 2006 heeft interesse in een ligplaats in Amsterdam of het IJmeer. De behoefte aan een jachtof passantenhaven is door 98% van de respondenten genoemd de verwachting is dat van de 80.000 toekomstige inwoners van IJburg en de IJ-oevers ruim 1100 een ligplaats voor hun boot wensen, waarvan tenminste 20% in een jachthaven
Trends in de pleziervaart De trends in de pleziervaart worden niet alleen gekenmerkt door een kwantitatieve groei van het aantal boten en de vraag naar ligplaatsen. De kwalitatieve ontwikkelingen hebben minstens zoveel ruimtelijke consequenties. De belangrijkste trends zijn: ■■ ■■ ■■
veranderingen in het vaargedrag de groeiende vraag naar voorzieningen op de wal het groter worden van boten
Staande mast Gouwzee IJsselmeer Randmeren Noordzeekanaal (deel 1) Markermeer IJmeer Noordzeekanaal (deel 2)
■■
een verschuiving in doelgroepen
Vaargedrag In zijn algemeenheid gaat de hoge waardering voor beleving en de behoefte aan variatie gepaard met toenemende consumptieve bestedingen en ruimtelijke claims. In de watersport komt dit onder andere tot uiting in een verschuiving van het vaargedrag. De populariteit van spannende vaargebieden zoals de Waddenzee en de Noordzee neemt toe. Door de groeiende belangstelling voor het grote vaarwater varen veel watersporters via Amsterdam naar de Noordzee of het IJsselmeer en verder. Een rondje NoordHolland is enorm geliefd. De ligging van Amsterdam op het kruispunt van deze belangrijke vaargebieden krijgt daardoor nog meer betekenis. Hoewel het IJ geen vaardoel op zich is, is het voor grotere boten de toegang tot de stad en de verbindingsweg tussen IJsselmeer en Noordzee. Voor het recreantenonderzoek Watersport Amsterdam 2006 is gekeken naar de afgelegde routes van de recreanten. Daarin valt op dat Amsterdam een rol speelt bij 55% van alle gevaren en geplande routes. In het volgende diagram zijn de trajecten vanuit en naar Amsterdam weergegeven. Van de watersporters die in Amsterdam het vragenformulier hebben ingevuld, heeft bijvoorbeeld 24% de dag ervoor gevaren of vaart de dag erop over het Noordzeekanaal. Met een deel van het Noordzeekanaal wordt bedoeld dat men halverwege afslaat, bijvoorbeeld naar Velsen-Zuid (via Zijkanaal C) of naar Zaanstad (via de Zaan). Naast de behoefte aan groot vaarwater is er een andere beweging gaande. Hoewel op het IJmeer, Markermeer en in het Randmerengebied het bootbezit gestaag toeneemt, uit zich dat niet in meer vaarbewegingen in die gebieden. Op basis van sluispassages en de jaarlijkse monitor blijkt zelfs dat het aantal geregistreerde passanten gedaald is.15 De oorzaak is dat het aantal lange vakanties afneemt ten gunste van
Figuur 1. Afgelegde vaartrajecten van en naar Amsterdam
15
De bestedingen hebben betrekking op watersport gerelateerde uitgaven zoals liggeld, winterstalling, onderhoud, brandstof, bruggeld,
kosten voor overnachting en indirecte uitgaven voor boodschappen, horeca, cultuur en winkelen
kortere die gecombineerd worden met activiteiten op de wal of verblijf in de haven. In veel gevallen hebben watersporters fietsen aan boord of trekken de stad in. Voor toervaarders met motorboot zijn de stranden en eilandjes in het Randmerengebied bijzonder in trek. Voor Amsterdam is dit verschillend vaargedrag een aantrekkelijke trend, omdat het vanwege de ligging van beide doelgroepen kan profiteren. Behoefte aan walvoorzieningen De toenemende behoefte aan beleving, luxe, comfort en gemak heeft niet alleen een veranderend vaargedrag tot gevolg. Het gevolg is ook een groeiende vraag naar voorzieningen. Uit het onderzoek Watersport Amsterdam 2006 blijkt dat in Amsterdam zelfs de meest elementaire voorzieningen ontbreken. Er is een tekort aan lig- en passantenplaatsen dichtbij centrumstedelijke voorzieningen. En er is vraag naar betere sanitaire voorzieningen, een watersportwinkel, een brandstofstation en meer passantenplekken in de grachten. Men vindt bovendien dat Amsterdam veel meer veilige ligplaatsen moet aanbieden. Veilig in de betekenis van toezicht, maar ook beschutte ligging en individuele boxen in plaats van het naast elkaar ‘stapelen’ (“hoe gezellig dat ook is”) van meerdere schepen. De afstand van de havens tot de binnenstad is eveneens een punt van aandacht. Dit geeft aan hoe belangrijk goede (pont)verbindingen zijn en een voldoende aanbod van horeca en detailhandel in de directe omgeving van de jachthavens. Ofschoon Amsterdam zich op deze punten kan verbeteren, besteden ligplaatshouders en passanten nu al naar schatting 17 miljoen euro per jaar in de hoofdstad.16 Driekwart van de deelnemers aan het onderzoek bezocht Amsterdam gemiddeld 2 keer per jaar met de boot, maar 20% van deze groep geeft aan niet in Amsterdam te willen overnachten in verband met onveiligheid. En 63% van de
deelnemers aan het onderzoek vaart Amsterdam gemiddeld 3 keer per jaar voorbij zonder te stoppen. Langer, breder en hoger Eén van de belangrijkste trends in de recreatievaart die ruimtelijke consequenties heeft is het groter worden van boten. Bovengenoemd vaargedrag is een gevolg van deze trend. Nieuwe boten in de vaargebieden Markermeer en IJmeer zijn gemiddeld 9,5 tot 10 meter lang en steeds vaker uitgerust met moderne technologie. Het IJsselmeer komt wat betreft bootlengte daar nog boven. Ook op het binnenwater neemt de bootlengte toe. Aangezien schepen meer comfort en technologie te bieden hebben, is het mogelijk dat het vaarseizoen zich uitstrekt van april tot oktober. Het aantal dagen dat per jaar gevaren wordt, neemt toe naarmate men meer op het groot vaarwater is gericht.17 Zowel op het niveau van de haven als het vaargebied heeft het groter worden van vaartuigen consequenties: ■■ behoefte aan grotere ligplaatsen in havens en grotere wachtplaatsen bij bruggen ■■ behoefte aan dieper en ruimer vaarwater ■■ bruggen in het grote vaarwater vormen steeds meer een belemmering ■■ het vaarseizoen wordt langer Doelgroepen Aangezien het aantal grotere schepen (met zeewaardige capaciteiten) toeneemt, zijn meer buitenlanders in staat grotere afstanden af te leggen. Het aantal Belgen, Fransen en Engelsen dat per zeilschip naar Nederland komt, neemt dan ook toe. Naar verwachting zal in de komende jaren een deel van de oudere watersporters overstappen van een zeiljacht naar een motorboot en in toenemende mate om wateren vragen die gemakkelijk zijn te bevaren. Vooral de Randmeren zijn in trek bij motorkruisers. Bij grotere motorboten worden IJs-
16
selmeer en Markermeer interessant. De behoefte aan ruime ligplaatsen in of nabij overzichtelijk vaarwater zal daarom toenemen. Ook ontstaat zo behoefte aan een uitbreiding van bevaarbaar water. In tegenstelling tot de oudere watersporter is het aanschaffen van een eigen boot voor jongeren vaak niet weggelegd. Aangezien het aantal vaarbewijzen dat binnen deze groep wordt afgegeven toeneemt, liggen hier kansen voor de verhuurmarkt. Uit het onderzoek Watersport in Amsterdam 2006 blijkt de behoefte aan het huren van boten ook bij de huidige bezitters van, met name, grotere boten (die niet op het binnenwater kunnen komen) te bestaan. Van oudsher is de pleziervaart vooral een bezigheid die een sterke vertegenwoordiging van de midden en hogere inkomensgroepen laat zien. Uitbreiden naar de lagere inkomensgroepen door onder andere de verhuurmarkt een impuls te geven, is een interessante uitdaging. Als gevolg van de trends komen voor Amsterdam doelgroepen in zicht die nu nog onvoldoende bediend worden: passanten en vaste ligplaatshouders met zeewaardige jachten uit binnen- en buitenland bootbezitters op wachtlijsten in Amsterdam en de regio passanten die op zoek zijn naar een veilige plek om te overnachten en Amsterdam nu nog voorbij varen oudere watersporters die overstappen op een motorboot potentiële huurders van boten nieuwe bewoners c.q. bootbezitters aan het IJ en IJmeer De mate waarin deze doelgroepen Amsterdam als vaardoel of thuishaven kiezen, hangt af van het aanbod van ligplaatsen en de ontwikkelingen die op de korte en lange termijn van invloed zijn op de realisatie ervan. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de ontwikkelingen aan de aanbodkant.
Uit onderzoeken naar vaargedrag constateert Waterrecreatie Advies dat watersporters die voornamelijk op de Noordzee varen
de meeste dagen per jaar op het water zijn, gemiddeld 65. Uit onderzoeken naar vaargedrag constateert Waterrecreatie Advies dat watersporters die voornamelijk op de Noordzee varen de meeste dagen per jaar op het water zijn, gemiddeld 65.
Samenvatting kansen en bedreigingen aan de vraagkant Kansen ■■ Het IJmeer is de afgelopen jaren de sterkste groeier wat betreft het aantal gebiedseigen pleziervaartuigen ■■ Groot potentieel passanten aanwezig dat nog niet bediend wordt ■■ Behoefte aan vaste ligplaatsen blijft onverminderd hoog ■■ Behoefte aan recreëren dichtbij huis neemt toe en biedt kansen voor de waterrecreatie ■■ Toename van woningbouwlocaties aan het water waardoor het aantal potentiële waterrecreanten mogelijk groeit: een deel zal overwegen een boot aan te schaffen of te huren ■■ Amsterdam kan profiteren van verschillend vaargedrag: van een avontuurlijk rondje Noord-Holland tot activiteiten op de wal ■■ Nieuwe doelgroepen (buitenlanders, jongeren, huurmarkt) bieden kansen voor jachthavens Bedreigingen ■■ De botengroei vlakt af onder invloed van economische ontwikkelingen ■■ Beperkte doorstroming waardoor wachtlijsten blijven bestaan ■■ Passanten wijken uit naar andere havensteden ■■ Kwaliteitseisen van de waterrecreant nemen toe: het inspelen op de behoefte aan luxe en comfort blijft noodzakelijk, maar vergt flinke investeringen
4. Kansrijke locaties en realisatie van het aanbod Planontwikkelingen in de regio In het IJsselmeergebied zijn plannen voor ruim 11.000 nieuwe ligplaatsen. Een derde betreft uitbreidingsplannen bij bestaande havens; een deel van de havens kan nog binnen de bestaande havenkom ligplaatsen toe voegen; en een derde groep zijn gemeenten en projectontwikkelaars die plannen hebben voor nieuwe jachthavens.18 Tabel 3 geeft een overzicht van de plannen in Amsterdam en de regio tot 2030. Uit de vetgedrukte tabelgegevens blijkt dat de plancapaciteit de gewenste extra capaciteit overstijgt. Dit is in plannen voor havens aan zowel het IJmeer, het Markermeer en het Gooimeer aan de orde. De grootste uitbreidingsplannen heeft Almere waar ongeveer 3000 ligplaatsen onderdeel moeten gaan uitmaken van de ontwikkeling van de kuststrook van het IJmeer. Zolang er in Almere, Amsterdam en Muiden geen havens worden gerealiseerd, profiteert Lelystad. De concur-
rentie met het Randmerengebied is niet groot, omdat het gebied een eigen kwaliteit heeft en een specifieke doelgroep trekt: de oudere watersporter met motorboot.
In onderstaand overzicht zijn per locatie de sterke en zwakke kenmerken aan de hand van de volgende indicatoren weergegeven:
Plannen en potentiële jachthavenlocaties in Amsterdam In Amsterdam is voor bijna 200 ligplaatsen verspreid over twee locaties de ruimtelijke planvorming en realisatie in gang gezet. Voor 13 andere locaties zijn jachthavens in stedenbouwkundige plannen opgenomen of is anderszins aangegeven dat waterrecreatieve functies gewenst zijn. Niet voor alle locaties is een programma uitgewerkt en soms zijn niet meer dan ideeën genoemd voor een latere ontwikkelingsfase, zoals voor de oost- en westwaartsen. In totaal gaat het om nog eens 1600 ligplaatsen.
■■ ■■ ■■ ■■ ■■ ■■
ligging bereikbaarheid doelgroepen programma wensbeeld randvoorwaarden
Tabel 3. Aantal ligplaatsen en uitbreidingsplannen van havens aan buitenwater in Amsterdam en regio Vaargebied
Huidig aantal ligplaatsen
Amsterdam IJmeer Totaal Markermeer Gouwzee Totaal IJsselmeer Gooimeer
1750* 1710** 3460 3430 1980 5410 10.025 2910
* Amsterdam buitenwater
18
Plancapaciteit tot 2030
Bron: Monitor watersport IJsselmeergebied 2006. Waterrecreatieadvies, februari 2007
Gewenste extra capaciteit in 2030
1820 2890 4710 3075 700 3775 1240 1370
Gewenste totale capaciteit in 2030
2400
5800
2010 1175 290
7420 11.200 3200
1. Buiksloterham/Johan van Hasseltkanaal
2. NDSM
Ligging Transformatiegebied (stedelijk woon/werkgebied); (toekomstige) trendy stedelijke setting; aan buitenwater (groot vaarwater, gedeeld gebruik met beroepsvaart); gunstig t.o.v. de Staande Mastroute en het Noordzeekanaal; gunstig t.o.v. binnenstad; karakteristieke industriële panden in directe omgeving.
Ligging Transformatiegebied (stedelijk woon/werkgebied); trendy stedelijke setting; aan buitenwater (groot vaarwater, gedeeld gebruik met beroepsvaart); gunstig t.o.v. binnenstad, vrij uitzicht op de stad; ligging op het zuiden; karakteristieke industriële panden in directe omgeving.
Bereikbaarheid Per auto goed bereikbaar, mogelijk parkeerdruk; pontverbinding aanwezig, bereikbaarheid met overig OV slecht; (toekomstige) bruggen kunnen doorvaart belemmeren.
Bereikbaarheid Per auto goed bereikbaar; pontverbinding aanwezig, bereikbaarheid met overig OV slecht; (toekomstige) bruggen kunnen doorvaart belemmeren.
Doelgroepen Vaste ligplaatshouders (Amsterdamse markt; i.v.m. parkeerdruk beperkte mogelijkheden voor de regionale markt); bootlengte >7 à 8m.; passanten (regionaal, (inter)nationaal), bootlengte >9m.
Doelgroepen Passanten uit stad en regio, bootlengte >7 à 8m.; dagjesmensen en vakantiegangers met charterschepen, bootlengte >20m; bijzondere vaartuigen/jachtbouw.
Programma Max. 400 ligplaatsen, circa 10% specifieke passantenligplaatsen; jachthaven gerelateerde voorzieningen zoals een havenkantoor, water- en stroomtappunten, afvalinzamelpunt, opstelplaats voor kraan, trailerhelling; horeca, detailhandel; aanhaken op cultuurhistorische aspecten, nautische bedrijvigheid en beleving.
Programma Openbare aanlegplekken voor ’kort parkeren’ (NDSM midden); passantenligplaatsen (NDSM west) voor opvang vanaf de Staande Mastroute; aanlegplekken voor de chartervaart (NDSM midden); vaste ligplaatsen voor bijzondere schepen en chartervaart (NDSM midden en west); water- en stroomtappunten, afvalinzamelpunt; kleinschalige evenementen op waterplein (te water laten van bijzondere schepen); aanhaken op cultuurhistorische aspecten en beleving.
Wensbeeld Een beschutte jachthaven aan de westzijde van de stad voor vaste ligplaatshouders uit Amsterdam (en eventueel omgeving); het bieden van overnachtingsmogelijkheden voor passanten (o.a. van de Staande Mastroute) is van belang; in dit deel van de stad watersport en -recreatie stimuleren o.a. door kleinschalige nautische evenementen en verhuur van boten; in combinatie met NDSM terrein grootschalige (landelijke) nautische evenementen mogelijk; de jachthaven is geen afgesloten parkeerterrein, maar onderdeel van de stad (ook niet bootbezitters profiteren van de voorzieningen/evenementen). Randvoorwaarde Toetsing aan habitat- en vogelrichtlijn; parkeeroplossingen zoeken; veiligheidsmaatregelen treffen i.v.m. beroepsvaart; bereikbaarheid binnenstad d.m.v. ponten (dag en nacht) garanderen; mogelijkheden voor jachthavengerelateerde voorzieningen afhankelijk van de gebiedsontwikkeling van Buiksloterham en het programma bij NDSM.
Wensbeeld ‘Kort parkeren’ voor passanten vanuit de stad en de regio mogelijk maken en een aantal aanlegplaatsen voor de chartervaart en bijzondere schepen toevoegen; vaste plekken bij NDSM midden vermijden i.v.m. het vrije uitzicht; eventueel vaste ligplaatsen als blijkt dat Buiksloterham geen mogelijkheden heeft; kleinschalige evenementen zoals te water laten van schepen (NDSM midden en oost; grootschalige (landelijke) nautische evenementen mogelijk maken (NDSM oost, midden en west)..
Randvoorwaarde Handhaving afmeren openbare plekken regelen conform parkeren op straat; aanlegplekken chartervaart alleen i.c.m. detailhandel (in directe omgeving) mogelijk i.v.m. bevoorrading; frequente pontverbinding noodzakelijk voor passanten.
3. Minervahaven Ligging Transformatiegebied (gemengd stedelijk werkgebied; aan buitenwater (groot vaarwater, gedeeld gebruik met beroepsvaart). Bereikbaarheid Afhankelijk van planontwikkeling. Doelgroepen Doelgroepen vergelijkbaar met die van de locaties Buiksloterham/ Johan van Hasseltkanaal en Zeeburgereiland. Programma Nog niet benoemd (zie wensbeeld). Wensbeeld Sterke kenmerken van de locatie zijn de strategische ligging ten opzichte van de Noordzee en het IJsselmeer, de aanwezigheid van diep vaarwater en de aanwezigheid van nautische bedrijvigheid; vanwege transformatiestatus mogelijkheid om in een vroeg stadium een regionale jachthaven in de plannen uit te werken, mits er voldoende marktvraag is of andere locaties aan de westkant uitgesteld worden of geen doorgang vinden; de locatie biedt kansen voor grootschalige nautische evenementen en andere waterrecreatieve voorzieningen (voor o.a. zwemmen, roeien en surfen); een zwak kenmerk is de relatief grote afstand tot een stedelijk woon/voorzieningengebied. Randvoorwaarde Marktvraag moet voldoende zijn; een stedelijke context is vereist, aangezien en groene setting hier niet voor de hand ligt.
4. Houthaven Ligging Transformatiegebied (gemengd woon/werkgebied); aan buitenwater (groot vaarwater, gedeeld gebruik met beroepsvaart); gunstig t.o.v. binnenstad. Bereikbaarheid Afhankelijk van planontwikkeling. Doelgroepen Vergelijkbaar met jachthavens in het Oostelijk Havengebeid en Haveneiland-Oost: buurtbewoners. Programma 100 ligplaatsen; verder nog niet benoemd (zie wensbeeld). Wensbeeld Sterke kenmerken van de locatie zijn de strategische ligging ten opzichte van verschillend vaarwater en de aanwezigheid van diep vaarwater; vanwege transformatiestatus mogelijkheid in een vroeg stadium een buurtjachthaven (inclusief de nodige basisvoorzieningen) in de plannen uit te werken; de locatie biedt kansen voor kleinschalige nautische evenementen en andere waterrecreatieve voorzieningen (voor o.a. zwemmen, roeien en surfen). Randvoorwaarde Afstemming (wat betreft doelgroepen) met andere jachthavens aan de westkant van de stad is vereist.
5. Westerdokseiland Ligging Aan buitenwater (groot vaarwater, gedeeld gebruik met beroepsvaart); gunstig t.o.v. de Staande Mastroute en het Noordzeekanaal; gunstig t.o.v. binnenstad; centraal, trendy stedelijke setting; gemengd woonwerkgebied; goede uitvaarmogelijkheden naar groter water. Bereikbaarheid Per auto redelijk goed bereikbaar, mogelijk parkeerdruk; met OV matig bereikbaar. Doelgroepen Passanten met zeewaardige jachten uit binnen- en buitenland, bootlengte >10m. Programma 60 specifieke passantenligplaatsen; water- en stroomtappunten, afvalinzamelpunt; aanhaken op luxe en comfort.
6. Sixhaven Ligging Aan buitenwater, gunstig t.o.v. alle recreatieve vaarwegen; centraal, stedelijke setting; ligging op het zuiden. Bereikbaarheid Per auto matig bereikbaar, mogelijk parkeerdruk; bereikbaarheid met OV optimaal. Doelgroepen Passanten (regionaal, (inter)nationaal), bootlengte >9m.; beperkt aantal vaste ligplaatshouders (bestaande huurders), bootlengte >7 à 8m. Programma 150 ligplaatsen, overwegend passantenligplaatsen; jachthavengerelateerde voorzieningen; horeca; aanhaken op beleving.
Wensbeeld Een beschutte, (sociaal) veilige haven met luxe ligplaatsen dichtbij het centrum.
Wensbeeld Een recreatieve hotspot midden in het centrum van Amsterdam waar zowel bewoners als watersporters een plek vinden voor ontspanning en (waterrecreatief) vertier; een beeldbepalend gezicht voor de stad; meer zichtbaarheid van de jachthaven.
Randvoorwaarde Manoeuvreerruimte en boxmaten voldoende groot; sociale veiligheid waarborgen.
Randvoorwaarde Verenigingshaven inpassen in stedelijke ontwikkeling; parkeeroplossingen zoeken; veiligheidsmaatregelen treffen i.v.m. beroepsvaart.
7. Oosterdok Ligging Aan binnenwater, doorvaartbeperking; centraal, stedelijke setting. Bereikbaarheid Per auto matig bereikbaar, parkeerdruk; bereikbaarheid met OV optimaal. Doelgroepen Chartervaart, bootlengte >20m.; dagjesmensen en vakantiegangers met charterschepen ; passanten en bewoners met eigen vaartuigen, bootlengte <8m. Programma Aanlegplaatsen chartervaart; ‘kort parkeren’ passanten en stadsbewoners; beperkt aantal vaste ligplaatsen chartervaart; water- en stroomtappunten, afvalinzamelpunt; kleinschalige evenementen op waterplein; aanhaken op beleving. Wensbeeld Een recreatieve hotspot midden in het centrum van Amsterdam waar zowel bewoners als toeristen en recreanten een plek vinden voor ontspanning en (waterrecreatief) vertier; ‘kort parkeren’ voor passanten vanuit de stad en regio mogelijk maken; kleinschalige nautische evenementen en verhuur van boten; van een passieve naar een actieve plek. Randvoorwaarde Handhaving afmeren openbare plekken regelen conform parkeren op straat; oplossing voor huidige situatie vaste ligplaatsen chartervaart.
8. Kompaseiland Ligging Nog te ontwikkelen; aan buitenwater (groot vaarwater, gedeeld gebruik met beroepsvaart). Bereikbaarheid Beperkt; sterk afhankelijk van planontwikkeling. Doelgroepen Chartervaart, bootlengte >20m. Programma Vaste ligplaatsen voor charterschepen; aanhaken op nautische bedrijvigheid. Wensbeeld Een rustige, beschutte thuishaven voor de chartervaart (opvang vanuit Oosterdok?). Randvoorwaarde Beschutte ligging garanderen; dagelijkse voorzieningen in directe omgeving toevoegen; veiligheidsmaatregelen i.v.m. beroepsvaart.
9. Noordoostelijke IJ-oever Ligging Transformatiegebied; aan buitenwater, groen/blauwe setting. Bereikbaarheid Sterk afhankelijk van planontwikkeling. Doelgroepen Watersporters die willen recreëren in een groene omgeving in de nabijheid van het stedelijk centrum. Programma Nog niet benoemd (zie wensbeeld). Wensbeeld Sterke kenmerken van deze locatie zijn de ligging op het zuiden, de aanwezigheid van diep vaarwater, een groene omgeving en de aanwezigheid van nautische bedrijvigheid; de locatie biedt kansen voor een jachthaven in combinatie met andere (water)recreatieve voorzieningen (waterspeeltuin). Randvoorwaarde Sterke oriëntatie (wat betreft programma) op groene omgeving door beperkte aanwezigheid van een stedelijk woon/voorzieningengebied; afstemming met andere havens aan de oostkant van de stad is vereist.
10. Entrepothaven Ligging Aan binnenwater, beschutte ligging; gemengd woonwerkgebied, moderne architectuur.
Bereikbaarheid Per auto redelijk goed bereikbaar, parkeerdruk, per OV matig bereikbaar
Doelgroepen (Buurt)bewoners, bootlengte <8m.; passanten, bootlengte <8m.
Programma 200 vaste ligplaatsen, enkele passantenligplaatsen; water- en stroomtappunten, afvalinzamelpunt.
Wensbeeld Buurtjachthaven; ‘kort parkeren’ voor passanten vanuit de stad mogelijk maken; verhuur motorsloepen/waterfietsen/kano`s; kleinschalige nautische evenementen
Randvoorwaarde Veiligheidsmaatregelen i.v.m. beroepsvaart
11. Zeeburgereiland Ligging Transformatiegebied (stedelijk woon/werkgebied); aan buitenwater; goede uitvaarmogelijkheden naar groot vaarwater (gedeeld gebruik met beroepsvaart); gunstig t.o.v. luw vaarwater; gunstig t.o.v. de Staande Mastroute; aan ring A-10. Bereikbaarheid Per auto goed bereikbaar, mogelijk parkeerdruk, per OV matig bereikbaar. Doelgroepen Passanten (regionaal, (inter)nationaal), bootlengte >9m.; vaste ligplaatshouders (Amsterdamse en regionale markt), bootlengte >8m.; beperkt aantal ligplaatsen chartervaart (thuishaven), bootlengte >20m. Programma 500 vaste ligplaatsen, circa 10% passanten, jachthaven gerelateerde voorzieningen zoals een havenkantoor, water- en stroomtappunten, afvalinzamelpunt, opstelplaats voor kraan, trailerhelling; horeca en detailhandel; zeilschool; aanhaken op duurzaamheid. Wensbeeld Een beschutte duurzame jachthaven aan de oostzijde van de stad voor vaste ligplaatshouders uit Amsterdam en omgeving; het bieden van voldoende overnachtingsmogelijkheden voor passanten; kleinschalige evenementen en verhuur van boten; de jachthaven is geen afgesloten parkeerterrein voor vaartuigen, maar onderdeel van het woonwerkgebied, zodat zowel bewoners als watersporters een plek vinden voor ontspanning en (waterrecreatief) vertier. Randvoorwaarde Toetsing habitat- en vogelrichtlijn; parkeeroplossingen zoeken; veiligheidsmaatregelen i.v.m. beroepsvaart.
12. Haveneiland Oost Ligging Aan buitenwater; beschutte ligging (binnenhaven); gunstig t.o.v. luw vaarwater; doorvaartbeperking (sluis); gemengd woonwerkgebied. Bereikbaarheid Per auto goed bereikbaar, mogelijk parkeerdruk; per OV goed bereikbaar. Doelgroepen Buurtbewoners, bootlengte <8m; chartervaart, bootlengte >20m. Programma 130 vaste ligplaatsen; enkele ligplaatsen voor chartervaart; water- en stroomtappunten, afvalinzamelpunt, verenigingsgebouw. Wensbeeld Buurtjachthaven; kleinschalige activiteiten voor bewoners. Randvoorwaarde Toetsing habitat- en vogelrichtlijn, parkeeroplossingen zoeken, veiligheidsmaatregelen i.v.m. beroepsvaart.
13. IJburg 2e fase Ligging Aan buitenwater; goede uitvaarmogelijkheden naar groot vaarwater (gedeeld gebruik met beroepsvaart); gunstig t.o.v. de Staande Mastroute; gemengd woonwerkgebied. Bereikbaarheid Per auto goed bereikbaar, parkeerdruk, per OV goed bereikbaar
Doelgroepen Passanten (regionaal, (inter)nationaal), bootlengte >9m.; chartervaart, bootlengte >20m.; enkele vaste ligplaatshouders (Amsterdamse markt; i.v.m. parkeerdruk beperkte mogelijkheden voor regionale markt), bootlengte >8 m. Programma Max. 400 ligplaatsen, groot aandeel passantenligplaatsen, deel vaste ligplaatsen voor lokale markt, enkele aanlegplekken chartervaart; beperkt aantal vaste ligplaatsen chartervaart (thuishaven); horeca en detailhandel; jachthavengerelateerde voorzieningen; aanhaken op beleving. Wensbeeld Een beschutte passantenhaven op de Staande Mastroute; ‘kort parkeren’ voor passanten vanuit de stad mogelijk maken; kans om chartervaart te spreiden over de stad. Randvoorwaarde Toetsing habitat- en vogelrichtlijn; parkeeroplossingen zoeken; veiligheidsmaatregelen i.v.m. beroepsvaart.
Kwalitatieve ontwikkelingen in het jachthavenaanbod Het benutten van de kansen die zich aan de vraagkant voordoen is in eerste instantie afhankelijk van het aantal ligplaatsen dat in Amsterdam gerealiseerd kan worden en van de financiële mogelijkheden die jachthavens hebben om te anticiperen op de behoeften van de moderne watersporter. Om in de markt te blijven, ontwikkelen veel jachthavens zich steeds meer tot toeristischrecreatieve hotspots die onderdeel uitmaken van het stedelijk vrijetijdsprogramma. Dat betekent niet alleen het aanbieden van grotere en comfortabeler ligplaatsen. De kritische waterrecreant zal het pas de moeite waard vinden om naar een (stedelijke) haven te varen als daar een concentratie is van watersportvoorzieningen, horeca, landgebonden recreatie (zoals fietsen, cultuurbezoek) en detailhandel die elkaar op een klein oppervlak versterken. Van belang is dat de authenticiteit van de locatie in tact blijft en het aanbod voldoende onderscheidend is. Dit wordt nogal eens ondermijnd door de schaalvergroting binnen de sector die enerzijds nodig is voor een rendabele exploitatie19 , maar anderzijds kan leiden tot jachthavens die steeds meer op elkaar gaan lijken en meer van hetzelfde bieden. Jachthavens die investeren in een kwalitatief goed product, zich onderscheiden naar bijvoorbeeld luxe of duurzaamheid, onderdeel uitmaken van het stedelijke leven en een beeldbepalend gezicht bieden, profiteren van de ontwikkelingen aan de vraagzijde. Een rendabele exploitatie en het genereren van inkomsten creëren draagvlak voor voorzieningen en zijn nodig om maatregelen te kunnen treffen op het gebied van afvalstoffen en afvalwater, veiligheid, geluidhinder, bodembescherming, energie- en waterbesparing. Eisen zoals vermeld in het AMVB Besluit Jachthavens en waaraan iedere jachthaven moet voldoen. De effecten op omgeving en milieu hebben ertoe geleid dat de laatste jaren veel aandacht wordt besteed aan een integrale benadering van het concept ‘duurzame jachthaven’. Naast milieu besteedt een duurzame jachthaven ook aandacht aan zijn sociale gezicht, aan voorlichting voor de watersporter, bewuste inkoop van levensmiddelen, eisen voor zijn toeleveranciers en is (uiteraard) winstgevend. Duurzaam betekent niet dat er andere dingen worden gedaan in een jachthaven, maar dat de dingen anders worden gedaan. Dit is tegelijkertijd een manier om als jachthaven onderscheidend te zijn. Het gevaar is dat strengere milieueisen zoveel kosten met zich meebrengen dat de jachthaven onbetaalbaar wordt voor veel watersporters of dat bijvoorbeeld faciliteiten voor kluswerkzaamheden uit het jachthavenprogramma en uit de stad dreigen te verdwijnen.
19
Hiswa geeft aan dat minimaal 350 ligplaatsen nodig zijn voor een rendabele bedrijfsvoering
Sectorale ontwikkelingen De realisatie van nieuwe ligplaatsen wordt in steeds sterkere mate beïnvloed door sectorale ontwikkelingen. In eerste instantie liggen daar de grootste bedreigingen, zoals de steeds grotere stempel die de natuurwetgeving drukt op de vaargebieden rond Amsterdam. Natura 2000 De vaargebieden rond Amsterdam zijn, onder de Vogelrichtlijn, aangewezen als Speciale Beschermingszones (SBZ’s). De gebieden maken onderdeel uit van het Europese netwerk van beschermde gebieden, Natura 2000. Voor elk aangewezen Natura 2000 gebied moet het bevoegd gezag een beheerplan opstellen waarin de beschermingsmaatregelen staan beschreven en welke activiteiten wel of niet zonder vergunning zijn toegestaan. Doel van de bescherming is de instandhouding van natuurlijke habitats en soorten binnen de SBZ’s. Een gevolg is dat ieder project of plan getoetst moet worden of het significante gevolgen heeft voor de instandhoudingdoelstellingen van het gebied. Deze zogenaamde voortoets geldt ook voor plannen die buiten het gebied liggen, maar wel gevolgen kunnen hebben (de zgn. externe effecten) en voor goedgekeurde plannen die in samenhang gevolgen hebben (de zgn. cumulatieve effecten). De toets wordt door de initiatiefnemer voorgelegd aan het bevoegd gezag die het beoordeeld op de kans of het plan significante schadelijke effecten heeft. Als dat niet het geval is dan is een vergunning (op grond van de Natuurbeschermingswet) niet nodig. Is er wel kans op schadelijke gevolgen maar zijn ze waarschijnlijk aanvaardbaar dan kan een vergunning worden verleend, maar pas nadat onderzoek heeft uitgewezen dat de verstoring of verslechtering inderdaad aanvaarbaar is. Is het bevoegd gezag van mening dat de gevolgen wel significant schadelijk kunnen zijn dan is een passende beoordeling nodig om aan te tonen of dat daadwerkelijk het geval is. Als, naar aanleiding van de passende beoordeling blijkt dat er geen negatief effect is, dan wordt de vergunning onder voorwaarden verleend. Is er wel een negatief effect, maar niet significant dan moet via een verstorings- of verslechteringstoets aangetoond worden of het negatieve effect aanvaarbaar is. Is de kans van een significant negatief effect wel aanwezig dan kan een vergunning alleen worden verleend als er sprake is van een dringende reden van groot openbaar belang (bijv. werkgelegenheid), als goed onderzocht is dat dit belang niet kan worden gediend op minder schadelijke wijze en als compenserende en mitigerende maatregelen worden getroffen. Dat het vergunningentraject voor de realisering van ligplaatsen complex en tijdrovend is en de planvorming zich daardoor voortsleept, bewijst de stand van zaken in het IJsselmeergebied. Van de ruim 11.000 geplande ligplaatsen is slechts een beperkt deel goedgekeurd en getoetst.
Op de uitvoeringspraktijk van de wet is veel kritiek gekomen. Voor de pleziervaart betreft dit onder andere: ■■ De bewijslast die nodig is om met zekerheid vast te kunnen stellen of een plan of project significant schadelijke effecten heeft, vergt veel onderzoek (kosten en tijd) waardoor veel (kleine) projecten vertragen en/of geen doorgang vinden; ■■ De zekerheid kan bovendien vanwege het ontbreken van wetenschappelijke kennis over verstoringseffecten niet gegeven worden; ■■ Door het ontbreken van kennis worden normen geïntroduceerd die niet voldoende onderbouwd zijn, waardoor effectvoorspellingen discutabel zijn; ■■ Het significantieniveau is niet vastgesteld waardoor niet duidelijk kan worden beoordeeld wanneer een effect significant is; ■■ Er zijn geen geografische grenzen afgesproken waarbinnen plannen en projecten worden meegenomen om de cumulatieve effecten te kunnen vaststellen.
■■
■■
In veel toetsen worden ook zachte projecten en plannen meegenomen, terwijl de wet aangeeft dat alleen goedgekeurde projecten en plannen meegewogen hoeven te worden. De discussie over de uitvoeringspraktijk rond Natura 2000 en in breder verband de betekenis van het IJmeer voor de omringende verstedelijking heeft ertoe geleid dat een stedelijke schaalsprong alleen mogelijk is als tegelijkertijd een ecologische schaalsprong plaatsvindt. Want alleen als de natuurkwaliteit verbetert, is het mogelijk om ook ruimte te bieden aan andere ontwikkelingen zoals het aanleggen van nieuwe jachthavens.
Europese Kaderrichtlijn Water Sinds eind 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Die moet er voor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is. De uitvoering van de KRW vraagt een grote inspanning van verschillende partijen, zowel internationaal, nationaal als
regionaal. Het is nog niet duidelijk welke gevolgen de KRW precies heeft voor de recreatie. Welke inspanning geleverd moet worden voor de KRW, wordt de komende jaren duidelijk. Uiteindelijk worden de doelen en maatregelen in 2009 vastgesteld in het stroomgebied beheerplan. Het betreft de volgende vier internationale stroomgebieden namelijk Schelde, Eems, Maas en Rijn. De KRW kent chemische én ecologische doelen. Vanuit de recreatiesector (het sectoroverleg R&T) is aangegeven dat een studie naar de gevolgen van de KRW voor de sector wenselijk is. De Directie Platteland van het Ministerie van LNV heeft de Stichting Recreatie gevraagd een verkenning uit te voeren. Aan de hand van de maatregelpakketten is nagegaan welke kansen en bedreigingen de KRW voor de verschillende recreatieactiviteiten met zich meebrengt. De 72 maatregelen variëren van het periodiek onderwater zetten van gebieden, de aanleg van een zuiveringsmoeras, het versmallen van watergangen tot het inrichten van beschermingsgebieden waarbij recreatie deels wordt toegestaan of
verboden wordt. De verkenning toont aan dat de KRW-maatregelen om de waterkwaliteit te verbeteren zowel positieve als negatieve effecten kunnen hebben. Het realiseren van een natuurvriendelijke oever kan bijvoorbeeld positief zijn voor de beleving van de kanoër, maar de toegankelijkheid van diezelfde oever voor vissers verminderen. De Stichting adviseert de recreatiesector betrokken te blijven bij de verdere uitwerking van de maatregelenpakketten. Het IJ als transportvaarweg en stedelijk plein Op het IJ en andere vaarwegen waar de pleziervaart het water moet delen met de beroepsvaart vraagt de veiligheid om aandacht. De havenactiviteiten nemen toe en dit heeft zijn weerslag op het aantal aanwezige binnenvaartschepen in stedelijk gebied wat gemakkelijk tot conflicten kan leiden met de pleziervaart. Het IJ is voor de pleziervaart de verbindende schakel tussen de verschillende typen vaargebieden in en rond Amsterdam. De Staande Mastroute komt via de Houthaven in dit gebied uit. De Amstelroute komt uit op het Oosterdok. En vanaf het Noorden mondt het Noordhollandskanaal via de Willemsluizen in het Afgesloten IJ uit. Behalve watersporters zijn de voornaamste gebruikers de binnenvaart, de zee- en riviercruise, de veerponten (o.a. de Fast Ferry), de zeevaart en in mindere mate de chartervaart, partyschepen en rondvaartboten. Het aantal vaarbewegingen op het IJ neemt toe. Door een groei in overslag en containervervoer zijn er meer, maar vooral grotere binnenvaartschepen aanwezig op het IJ. Deze schepen zijn, met enkele tienduizenden schepen per jaar, nadrukkelijk aanwezig, varen snel en hebben altijd voorrang. Ze varen zowel via het IJ en Westpoort richting het Noordzeekanaal als naar het IJsselmeer en het AmsterdamRijnkanaal. De zeevaart is voornamelijk geconcentreerd in het westelijk havengebied tot aan de Nieuwe Houthaven.
Kleinere zeeschepen varen ook naar de Oranjewerf en de Wijnterminal. De zeecruise vaart met ongeveer 100 schepen per jaar tot aan de Passenger Terminal bij de monding van de IJhaven. Het aantal zeecruiseschepen steeg de afgelopen jaren van 78 naar 100 schepen en stijgt mogelijk verder naar 118 schepen per jaar. De riviercruise neemt gestaag toe naar verwachting ruim 1200 schepen per jaar. De schepen hebben Amsterdam als eindbestemming en varen doorgaans niet verder dan de ligplaatsen rond het Centraal Station. Van de ruim 550 traditionele zeilschepen en motorboten die in Nederland tot de chartervaart worden gerekend, is slechts een fractie in Amsterdam te vinden. In het Afgesloten IJ wordt de pleziervaart geadviseerd stuurboordwal te houden om de vaarroute aan de overige scheepvaart kenbaar te maken. Vanaf het Noordhollandskanaal dient de pleziervaart over te steken evenwijdig aan de oostelijke kant van de route van de pont ‘IJ-veer’. Buiten de betonde vaargeul is er voldoende diepgang voor de pleziervaart. Naast het IJ zijn de omgeving van de Oranjesluizen en de monding van het Amsterdam-Rijnkanaal plekken waar beroeps- en pleziervaart samen komen en waar regels gelden voor het oversteken van het knooppunt. Ten noorden van het KNSM- en Javaeiland moet de pleziervaart de zogenaamde ‘fietspaden’ volgen; deze liggen zowel aan de zuid- als aan de noordkant van de vaargeul en worden aangegeven met aanvullende markering (recreatiebetonning). Het Oranjesluizencomplex bestaat uit 4 schutsluizen: de Noordersluis, de Middensluis, de Zuidersluis en de Prins Willem Alexandersluis (PWA). De beroepsvaart en de recreatievaart worden hier gescheiden; de Prins WillemAlexandersluis (gelegen aan de zuidkant) wordt uitsluitend voor de beroepsvaart ingezet en de Noordersluis uitsluitend
voor de pleziervaart. In het hoogseizoen wordt de recreatievaart zo nodig ook door de Midden- en Zuidersluis geschut. De recreatievaart dient zich op te stellen in de jachtenfuiken (wachtplaatsen) nabij de Noordersluis en zich (via de marifoon of via de op de remming aanwezige intercoms) te melden voor het schutten. Aan de noordzijde van Schellingwouderbrug loopt een vaargeul onder de vaste zijoverspanningen van de brug door. Deze vaargeul is speciaal aangelegd voor de recreatievaart met beperkte masthoogte. De pleziervaartuigen die geen gebruik hoeven te maken van het beweegbare gedeelte van de brug worden aanbevolen om deze vaargeul te nemen, welke wordt aangeduid door het bord ‘Sport’. Na het passeren van de brug hoort de pleziervaart ter hoogte van de Zeeburgertunnel het Buiten-IJ loodrecht over te steken om haar weg langs de stuurboordzijde van de vaarweg te vervolgen. Ook westwaarts geldt de verplichting om de stuurboordzijde van de betonde vaarweg te volgen. Voor de richting Utrecht (via het Amsterdam-Rijnkanaal) dient het Afgesloten IJ ter hoogte van de Oranjewerf loodrecht over gestoken te worden. Het ARK heeft een beperkte breedte en door de verticale oevers ontstaat er veel golfslag door de beroepvaart. Vanwege de grote dode hoek is de pleziervaart lang niet altijd zichtbaar en is de beroepsvaart vaak niet bekend met de aanbevolen vaarroutes voor de pleziervaart. Voor de pleziervaart gelden dus duidelijke regels en adviezen. En steeds meer schippers van pleziervaartuigen beschikken over een vaarbewijs en marifoon. In Nederland zijn een vaarbewijs en marifoon verplicht voor vaartuigen vanaf 15 meter. In de ons omringende landen is een vaarbewijs nodig voor schepen langer dan 7 meter. Maar waar het vooral op misloopt zijn gedrag en communicatie. Ondanks marifoonverplichting en vaarbewijs weet men vaak niet waar men op moet letten, worden verkeersborden en tekens niet herkend en spreekt men elkaars taal niet. Voor bewoners die
nauwelijks over nautische vaardigheden beschikken en met hun bootje het IJ of het ARK zigzaggend oversteken geldt dat des te meer. De pleziervaart is de laatste jaren sterk toegenomen en door de ontwikkeling van beide IJ-oevers tot stedelijk woongebied zal de vrijetijdsbesteding aan en op het water een nog grotere rol gaan spelen. Een groot deel van het IJ komt centraler te liggen en zal steeds meer worden gezien als stedelijk plein. Ook het water rond IJburg, het Oostelijk Havengebied en in het gebied ten westen van het Centraal Station is aantrekkelijk voor verschillende vormen van waterrecreatie. Een toename van verschillende soorten van watersport leidt er toe dat ook waterrecreanten onderling ‘last’ van elkaar kunnen hebben. Met name roeiers ondervinden niet alleen hinder van beroepsvaart, maar ook van bijvoorbeeld de gemotoriseerde recreatievaart, zo blijkt uit onderzoek van de Provincie Zuid-Holland. De waterrecreanten geven aan dat er te snel gevaren wordt, vooral door motorboten. Vooral de snelheid van speedboten is sommigen een doorn in het oog. De speedboten geven vaak geen voorrang, veroorzaken veel golfslag en schieten soms in volle vaart zwemgebieden in. De golfslag maakt (kleine) catamarans tijdelijke stuurloos, laat roeiboten vollopen en verstoort vissers. Rond IJburg heeft RWS de maximum vaarsnelheid teruggebracht van 20 naar 7,5 km/u rond de eilanden en 12 km/u in de betonde vaargeulen. Het stimuleren van het gebruik van het binnenwater van Amsterdam is een manier om de risico’s te beperken die ontstaan als de beroepsvaart en de pleziervaart in elkaars vaarwater zitten.
Samenvatting kansen en bedreigingen aan de aanbodkant Kansen ■■ Variatie in locatiespecifieke eigenschappen (type water, sfeer, landgebruik, relatieve ligging) geeft de mogelijkheid te differentiëren in type havens ■■ Differentiatie in type havens biedt de kans om verschillende doelgroepen te bedienen en verschillende typen waterrecreatie/recreatievaart te spreiden over de stad ■■ Specialistische vraag groeit, o.a. vraag naar luxe en comfort neemt toe en biedt zicht op goede winstmarges ■■ Weinig concurrentie binnen Amsterdam ■■ Waterrecreatieve ontwikkeling, met name aan de westkant van de stad, staat nog in de kinderschoenen; de locaties zijn goed ontsloten via pontverbindingen
Bedreigingen ■■ Haalbaarheid exploitatie kleine en traditionele jachthavens is twijfelachtig ■■ Schaalvergroting combineert echter slecht met schaarse stedelijke ruimte en een aantrekkelijk stadsbeeld ■■ Vergunningentraject is, als gevolg van natuur- en milieuwetgeving tijdrovend en kostbaar en leidt regelmatig tot uitstel of afstel van planvorming ■■ Functie van het Afgesloten IJ als vaarsnelweg beperkt uit veiligheidsoverwegingen de typische Amsterdamse pleziervaart ■■ Het stedelijk leven concentreert zich steeds meer op het water, maar er is nog te weinig aandacht voor de gevolgen van het gebruik van het water door de stedelingen ■■ Door achterblijven investeringen in nieuwe pontverbindingen blijft oostelijk deel IJ-as en IJmeer slecht bereikbaar ■■ Verschraling aanbod en levendigheid dreigt door beperking ruimte voor nautische bedrijvigheid
5. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen Inleiding Amsterdam heeft een lange traditie op het gebied van de pleziervaart. Niet verwonderlijk dat in stedenbouwkundige plannen voor het IJ en IJmeer veel aandacht is voor de gebruiksfuncties en de beleveniswaarde van het water en de oevers. De IJ-as is in stedenbouwkundig opzicht enorm populair. Binnen afzienbare tijd zullen er 80.000 mensen komen wonen. Wonen in de stad betekent ook recreëren dichtbij huis. Met een scala aan voorzieningen binnen handbereik kiezen veel mensen voor een woonplek in de stad. Wonen aan het water is hip en een ‘way of life’. Vanwege die betekenis en vanuit de Amsterdamse historische ontwikkeling van de pleziervaart, ligt recreëren op, in en aan het water voor de hand. Niet alleen het aantal Amsterdamse pleziervaartuigen neemt toe, de stad wordt jaarlijks ook bezocht door tienduizenden watersporters uit binnen- en buitenland.
aan buitenwater in de nabijheid van het bruisende centrum. Aan het buitenwater van het IJ en IJmeer zijn 21 havens gevestigd.
In ruimtelijke plannen voor het IJ en IJmeer is op 13 locaties een jachthavenprogramma met in totaal zo’n 1800 ligplaatsen in meer of mindere mate uitgewerkt. De ‘toekomstige’ jachthavens worden echter vooral bekeken vanuit de rol van sfeermaker. Markttechnische en ruimtelijke aspecten blijven veelal onbelicht. Vanuit het ruimtelijke ordeningsperspectief roept het de volgende vraag op:
Er is echter ook een aantal zwakke kenmerken. De bestaande jachthavens aan het buitenwater hebben de hoogste bezettingsgraad (98,3%) van het totale IJsselmeergebied. Bedrijfseconomisch is dat gunstig, maar veel jachthavens kampen hierdoor met lange wachtlijsten voor vaste ligplaatsen. Het aantal passanten dat in Amsterdam overnacht, is met 23.000 aanzienlijk, maar minder groot dan men op basis van de sluispassages mag verwachten. Voor hen is het vanwege de hoge bezettingsgraad lastig een plek te vinden om te overnachten. Het aandeel specifieke passantenligplaatsen (150) is met 3,6% van de totale capaciteit (ruim 4100) in het IJsselmeergebied bijzonder laag. Ondanks de gunstige ligging van de stad en het aantrekkelijke voorzieningenaanbod staat Amsterdam op de derde plaats van populaire havens, na Enkhuizen en Hoorn. De Amsterdamse jachthavens zijn relatief klein met gemiddeld zo’n 79 ligplaatsen. Over het algemeen worden ze gekenmerkt door een gemoedelijke sfeer en bieden ze veel mogelijkheden voor kluswerkzaamheden. Anderzijds zijn er ook jachthavens die meer weg hebben van parkeerterreinen voor boten. Dat is één van de
Welke Amsterdamse locaties zijn kansrijk voor jachthavenontwikkelingen? Amsterdam en in het bijzonder de potentiële jachthavenlocaties zijn beoordeeld op hun sterke en zwakke kenmerken. Op basis van trends en ontwikkelingen aan zowel de vraag- als de aanbodzijde zijn de kansen en bedreigingen geschetst en is een wensbeeld geformuleerd. Wat kenmerkt Amsterdam als watersportstad? De huidige Amsterdamse capaciteit aan ligplaatsen bedraagt 4300 ligplaatsen in 55 jachthavens. Ze liggen verspreid over de stad, zowel aan binnenwater omringd door veel groen als
Amsterdam heeft als watersportstad een aantal sterke en zwakke kenmerken. Een belangrijk pluspunt is de Amsterdamse ligging op het kruispunt van verschillende vaargebieden. Het IJmeer is het belangrijkste recreatieve vaarknooppunt van Nederland en Amsterdam speelt een rol in 55% van de afgelegde vaartrajecten van watersporters in de regio. Hoewel het IJ geen vaardoel op zich is, is het voor grotere boten de toegang tot de stad en de verbindingsweg tussen IJsselmeer en Noordzee. Bovendien heeft Amsterdam een omvangrijk en gevarieerd voorzieningenaanbod tegen een decor van historische gebouwen en moderne architectuur dat mensen uit alle windstreken aantrekt.
belangrijkste zwakke kenmerken van Amsterdam als watersportstad: veel jachthavens dragen nauwelijks bij aan het stedelijke vrijetijdsprogramma en veel bieden weinig meer dan ligplaatsen. Conclusie 1. De ligging van Amsterdam op het kruispunt van verschillende vaargebieden met het IJ als centrale verbindingsas wint door de hernieuwde stedelijke oriëntatie op het water aan belang voor de waterrecreatieve behoeften van de toekomstige bewoners van de IJ-oevers en IJburg. Aanbeveling 1. Meer aandacht voor de consequenties die de enorme recreatiebehoefte dichtbij huis met zich meebrengt voor de bruikbaarheid van het water en de oevers, zowel wat betreft de toegankelijkheid en de inrichting als de variatie aan gebruiksmogelijkheden en afstemming van het vrijetijdsaanbod. Conclusie 2. De lange historie van Amsterdam als stad voor de pleziervaart contrasteert sterk met de ‘onzichtbaarheid’ van jachthavens in het stedelijke leven en met de onderbenutting van de uitstekende ligging van de stad aan verschillende en gevarieerde vaargebieden. Aanbeveling 2. Niet tolereren dat jachthavens in stedelijk gebied als gesloten ‘parkeerterreinen’ functioneren, maar stimuleren dat ze onderdeel worden van het stedelijke vrijetijdsaanbod door het aanbieden van een breed waterrecreatief programma, zodat verschillende mensen (bewoners én passanten) op verschillende momenten er verschillende activiteiten kunnen ondernemen.
Welke kansen bieden de ontwikkelingen aan de vraagzijde? Voor het IJmeergebied, waar Amsterdam vanuit het perspectief van de pleziervaart toe behoort, is geschat dat tot 2030 circa 2400 ligplaatsen extra nodig zijn om aan de vraag te kunnen voldoen. Het gebied beschikt nu over 3400 ligplaatsen, dat is inclusief de Amsterdamse ligplaatsen aan het buitenwater. De laatste jaren was de botengroei in het IJmeer het sterkst.
Gemiddeld kwamen er jaarlijks ongeveer 100 pleziervaartuigen bij. De toename van het aantal pleziervaartuigen is weliswaar afhankelijk van economische ontwikkelingen, maar de gestage groei is zodanig dat het kansen biedt voor de realisatie van ligplaatsen. Want die zijn hard nodig: er staan zo’n 700 bootbezitters geregistreerd op wachtlijsten bij de jachthavens aan het buitenwater. Uit de enquête onder watersporters uit de regio blijkt dat 17% geïnteresseerd is in een vaste ligplaats in Amsterdam of het IJmeer.
Daarnaast zal het aantal potentiële bootbezitters door de bewoning van de beide IJ-oevers en IJburg flink toenemen. Toen IJburg 6000 inwoners telde, waren al 600 mensen lid van de watersportvereniging. Geschat is dat door de waterrijke omgeving 1 op de 70 bewoners een boot zal aanschaffen, waarvan een deel een ligplaats in een jachthaven zal prefereren. Dat betekent dat Amsterdam voor de IJ-as in de toekomst kan rekenen op ruim 1000 potentiële bootbezitters. De kansen liggen echter ook bij het toeristisch potentieel. Nu vaart maar liefst 75% van de watersporters de stad meerdere keren per jaar voorbij, omdat er geen overnachtingplaats te vinden is. Van hen is 98% geïnteresseerd in een passantenhaven in Amsterdam. Naast kwantitatieve ontwikkelingen zijn er in de watersport ook kwalitatieve trends aan de orde. De belangrijkste is het groter en luxer worden van boten wat tot gevolg heeft dat het vaargedrag verandert. Er is een tendens naar groter en uitdagender vaarwater. Een rondje Noord-Holland is bijvoorbeeld razend populair. Door het zeewaardiger worden van boten neemt het aantal buitenlandse gasten uit Engeland, België, Frankrijk en Scandinavië toe. Naast de behoefte aan groot vaarwater is er een andere beweging gaande. Hoewel op het IJmeer, Markermeer en in het Randmerengebied het bootbezit gelijkmatig toeneemt, uit zich dat niet in meer vaarbewegingen in die gebieden. Op basis van sluispassages en de jaarlijkse monitor van Waterrecreatie Advies blijkt zelfs dat het aantal geregistreerde passanten gedaald is. De verklaring is dat er meer activiteiten op de wal worden ondernomen en dat de tijd die men in jachthavens doorbrengt, toeneemt. In veel gevallen hebben watersporters fietsen aan boord of trekken de stad in. Voor toervaarders met motorboot zijn de stranden en eilandjes in het Randmerengebied bijzonder in trek. Naast belevenis en variatie is er behoefte aan meer comfort, gemak én veiligheid. Door het groter worden van boten steken watersporters met gemak de Noordzee over, maar geven de watersporters in havens de voorkeur aan een veilige ligplaats. Veilig in de betekenis van ruim, comfortabel en sociaal veilig. In een enquête gaf 20% van de watersporters aan niet in Amsterdam te willen
overnachten, omdat men denkt of vindt dat het er onveilig is. Veel watersporters missen goede jachthavengerelateerde voorzieningen in de stad. Ook hechtten mensen veel aan exclusiviteit, authenticiteit, kleinschaligheid, sfeer en persoonlijke aandacht en is horeca het belangrijkste argument om aan wal te gaan. De trends bieden ook kansen voor de verhuurmarkt. Doelgroepen zijn de jongeren die nog geen boot kunnen aanschaffen en zeilende watersporters uit binnen- en buitenland die met een kleiner vaartuig het binnenwater op willen. Hoewel de kwaliteitseisen van de watersporters aanzienlijke investeringen vergen, is het verschillende vaargedrag een aantrekkelijke trend voor Amsterdam. Vanwege de strategische ligging kan de stad van verschillende (nieuwe) doelgroepen profiteren.
Conclusie 3. Er is een tekort aan vaste ligplaatsen en passantenplekken. Het IJmeer is de sterkste groeier van gebiedseigen boten en tot 2030 zijn 2400 ligplaatsen nodig om in de behoefte te voorzien. Een geschat aantal van circa 1000 potentiële ligplaatshouders bevindt zich onder de toekomstige bevolking van de beide IJ-oevers en IJburg. Verder zijn er zo’n 700 mensen geregistreerd op wachtlijsten bij jachthavens aan het buitenwater. Aanbeveling 3. Het aantal specifieke passantenligplaatsen in de nabijheid van het stedelijk centrum verdubbelen (+150) om het Amsterdamse aandeel in de totale passantenopvang flink te verhogen. Het aantal vaste ligplaatsen aanzienlijk uitbreiden (+1700) om aan de lokale en regionale vraag te voldoen en het aantal wachtlijsten te reduceren. De ontwikkelingen aan de vraagkant zijn echter zodanig dat het aanbod daar gefaseerd op moet worden afgestemd (tot 2030). Conclusie 4. Het groter worden van boten, de vraag naar luxe en de behoefte aan walvoorzieningen leiden tot nieuwe doelgroepen (passanten uit binnen- en buitenland, ouderen, bewoners) die nu nog onvoldoende bediend worden in Amsterdam. De ligging van Amsterdam op het kruispunt van belangrijke vaargebieden krijgt daardoor nog meer betekenis. Aanbeveling 4. Een differentiatie van het ligplaatsenaanbod nastreven en fors investeren in jachthavengerelateerde voorzieningen (sanitair, jachthavenwinkel, horeca, comfortabele, veilige en ruime ligplaatsen) om te voorkomen dat (binnen- en buitenlandse) passanten uitwijken naar andere havensteden en potentiële vaste ligplaatshouders, waaronder bewoners, gedwongen zijn elders te recreëren.
Welke ontwikkelingen aan de aanbodzijde zijn van invloed? In de plannen van Amsterdam en de regio IJmeer zit een capaciteit van ruim 4700 ligplaatsen. Hoewel het IJmeer al enkele jaren een flinke botengroei laat zien en door de stedelijke woningbouwontwikkelingen het potentieel waterrecreanten groter wordt, overtreft de plancapaciteit in sterke mate de marktvraag in het IJmeergebied. Toch bieden de ontwikkelingen aan de aanbodkant enorme kansen voor Amsterdam. De potentiële jachthavenlocaties - die al dan niet in plannen zij opgenomen en uitgewerkt zijn verschillend wat betreft ligging (t.o.v. het stedelijk centrum en vaarroutes), omgeving (bestaand, nieuwbouw, transformatie), functie (woongebied, woon/werkgebied, stedelijk centrum, werkgebied) en bereikbaarheid (wel/geen parkeermogelijkheden, wel/geen OV, wel/geen pontverbinding) waardoor verschillende typen waterrecreatie gespreid kunnen worden over de stad en potentiële doelgroepen bediend kunnen worden. De kritische consument met specialistische behoeften biedt uitzicht op goede winstmarges. Bovendien is er weinig concurrentie in Amsterdam en is met name het westelijk deel van de stad nog nauwelijks ontwikkeld op het gebied van waterrecreatie. Naast kansen zijn er ook bedreigingen als gevolg van ontwikkelingen aan de vraag- en aanbodkant. De pleziervaart is uitermate gevoelig voor economische ontwikkelingen waardoor de botengroei onder invloed van een recessie sterk kan afnemen. Aangezien consumenten steeds kieskeuriger worden, grilliger in hun vrijetijdsgedrag en steeds minder gebonden zijn aan één plek, vergt het veel investeringen om ze vast te houden. Eén van de grootste bedreigingen is het uitstellen van de planvorming van jachthavenontwikkelingen als gevolg van het tijdrovende en kostbare vergunningentraject dat de natuurbeschermingswetgeving verplicht. Door onzekerheid over het al dan niet verstoren van vogelpopulaties in de nabijgelegen Speciale Beschermingszones (Natura 2000)
worden jachthavens steeds meer buiten de planvorming gehouden. Of een ruimtelijk plan voor een jachthaven wordt opgeknipt om onder de drempel te blijven, maar dit is geen structurele oplossing. De kleine en grote watersport in Amsterdam hebben een verschillende impact op de Natura 2000 gebieden.
Conclusie 5. Variatie in locatiespecifieke eigenschappen (type water, sfeer, landgebruik, relatieve ligging) geeft de mogelijkheid te differentiëren in type havens om verschillende doelgroepen te bedienen en verschillende typen waterrecreatie (i.q. pleziervaart) te spreiden over de stad.
De ruimtelijke ontwikkelingen aan het IJ en IJmeer en de ontwikkelingen binnen de beroepsvaart zorgen voor meer drukte in het gebied. De nieuwe bewoners zullen hun ‘recht’ op verblijf op en aan het water opeisen en allerlei vormen van waterrecreatie willen ontplooien. Hoewel het stedelijk leven zich concentreert op het water, is er nog weinig aandacht voor de ruimtelijke consequenties van het vrijetijdsgedrag.
Aanbeveling 5. Aanstellen van een stedelijke coördinator die de regie en fasering van de jachthavens leidt, zorgt draagt over de afstemming en zonering van de jachthavenprogramma’s zodat de gewenste havenprofileringen tot stand komen en ‘meer van hetzelfde’ wordt voorkomen.
De ontwikkelingen in de waterrecreatiesector zijn gericht op schaalvergroting. Grotere jachthavens genereren meer inkomsten waardoor meer draagvlak ontstaat voor voorzieningen op het jachthaventerrein. De inkomsten zijn bovendien nodig om maatregelen te kunnen treffen op het gebied van afvalstoffen en afvalwater, veiligheid, geluidhinder, bodembescherming, energie- en waterbesparing. Door de schaalgrootte zijn jachthavens lastig in te passen in stedelijk gebied en wordt er getwijfeld of sfeer en persoonlijke aandacht nog wel voldoende kunnen worden gewaarborgd. Anderzijds biedt de stad zelf steeds minder mogelijkheden voor bijvoorbeeld nautische bedrijfsactiviteiten. Ook hierdoor dreigt een verschraling van het aanbod en de levendigheid.
Conclusie 6. Hoewel de plancapaciteit de marktvraag in sterke mate overtreft, treedt tegelijkertijd als gevolg van de natuurbeschermingswetgeving vertraging en afstel op van jachthavenontwikkelingen wat tot een beperking van het aantal ligplaatsen kan leiden waardoor een belangrijke vorm van recreatie (dichtbij huis) en toerisme wegvalt. Aanbeveling 6. Na vaststelling van het jachthavenprogramma voor Amsterdam als geheel, is, nog voor de ruimtelijke planvorming daadwerkelijk start, een integraal juridisch onderzoek naar alle milieueffecten en het aandragen van maatregelen om de eventuele schadelijke effecten te verminderen essentieel. Dit om te voorkomen dat voor ieder bestemmingsplan het onderzoek opnieuw (als onderdeel van de MER) gedaan moet worden. Het onderzoek resulteert in een juridisch advies op detailniveau. Van belang is om de wensen van Amsterdam op het gebied van waterrecreatie kenbaar te maken bij de provincie en AGV die de beheerplannen Natura 2000 en KRW opstellen. Daarnaast het jachthavenprogramma ter advisering aan natuurbeschermingsorganisaties voorleggen om procederen te voorkomen.
Conclusie 7. Het IJ ontwikkelt zich, naast vaarsnelweg, steeds meer als stedelijk plein. De snelheid en de grootte van de binnenvaartschepen op het IJ conflicteert met die van de pleziervaart. Wat betreft de pleziervaart zijn twee groepen te onderscheiden: de ervaren watersporter en de (overwegend) Amsterdamse gelegenheidschippers. De eerste categorie is doorgaans bekend met de vaarregels op het IJ, de laatste vaak niet. Aanbeveling 7. De oplossing ligt niet in het verplicht stellen van een vaarbewijs voor bezitters van kleine bootjes, de gelegenheidsschippers. Voor hen gaat het plezier er dan al gauw af. Goede voorlichting werkt beter. Een maatregel als het afscheiden van de vaargeul (en op enkele plekken een vast oversteekpunt) van de rest van het water kan ook helpen. Een snelheidsbeperking van de binnenvaart ter hoogte van het CS (zoals nu reeds aan de orde is i.v.m. de aanleg van de Noord-Zuidlijn) is eveneens het overdenken waard. Tot slot is een onderzoek gewenst naar het werkelijke aantal ongelukken en de veroorzakers ervan. Conclusie 8. Voor het bereiken van voldoende winstmarges richten jachthavenexploitanten zich steeds meer op het aanbieden van veel ligplaatsen. Schaalvergroting combineert echter slecht met schaarse stedelijke ruimte en een aantrekkelijk stadsbeeld. Hoewel de economische haalbaarheid van kleine jachthavens twijfelachtig is, biedt de stedelijke omgeving van Amsterdam door de beperkte concurrentie en een potentiële specialistische vraag voldoende goede vooruitzichten. Aanbeveling 8. Aantrekken van jachthavenexploitanten die zich weten te onderscheiden en in staat zijn specifieke niches in de markt te vinden. Bijvoorbeeld in luxe en comfort; duurzaamheid; nautische cursussen en vaardigheden; gastvrijheid en horeca; belevenis; aanhaken op cultuurhistorische aspecten of nautische bedrijvigheid.
Welke locaties zijn kansrijk en welke jachthavenprofielen passen daarbij? De sterke kenmerken van Amsterdam als watersportstad en de ontwikkelingen en trends aan de vraag- en aanbodzijde leiden ertoe dat de IJ-IJmeeras is onder te verdelen in vier clusters waarbinnen volop kansen zijn voor de realisatie van jachthavens met een onderscheidend profiel (zie kaart). De clusters zijn:
te maken aan de bevolking. Kleinschalige evenementen zoals het dopen en te water laten van schepen past bij deze plek, net als specialistische beursen en tentoonstellingen op innovatief nautisch gebied. Om een deel van de vraag naar ligplaatsen op te vangen zijn binnen dit cluster ligplaatsen voor de pleziervaart een goede aanvulling.
■■ ■■ ■■ ■■
Buiksloterham: regionaal/lokaal georiënteerde jachthaven voor vaste ligplaatshouders, maar waar vanwege de ligging aan de staande mastroute ook passantenligplaatsen gewenst zijn. Een no-nonsense jachthaven in de luwte van het trendy NDSM terrein waar kluswerkzaamheden mogelijk zijn en men ook ’s nachts komend van de staande mast route een ligplaats kan krijgen. Enkele plekken voor de chartervaart zijn gewenst.
Innovatief Nautisch Centrum Internationaal Toeristische Haven Groene Haven Watersportcentrum Amsterdam
Innovatief Nautisch Centrum Het westelijk deel van de IJ-IJmeeras heeft nauwelijks voorzieningen voor de pleziervaart, terwijl het gebied aan de grote vaarbindingen ligt (de Staande Mastroute en het Noordzeekanaal, verbindingen naar de Zaanstreek en het Hollandse Plassengebied), goede pontverbindingen heeft met het centrum van Amsterdam en deels getransformeerd wordt tot een gemengd stedelijk werkgebied. Het gebied heeft lange tijd een exclusieve functie gehad voor internationale havenactiviteiten waarvan op- en overslag van goederen de voornaamste is. Geleidelijk wordt echter aan beide IJ-oevers de transformatie ingezet wat inhoudt dat er meer ruimte komt voor gemengd stedelijke werkfuncties. Dit maakt het mogelijk de nautische functie van het gebied te verbreden met innovatieve bedrijvigheid zoals jachtbouw en toeleveranciers, onderhoud- en reparatie van bijzondere schepen met een uitloop van nautische spin-off richting IJplas en Zaandam. Een deel van de historische karakteristieke panden op de IJ-oevers heeft inmiddels een nieuwe bestemming gekregen als ruimte voor creatieve bedrijvigheid en horeca. De toestroom van bezoekers aan festivals en horeca geven aanleiding om de nautische functies meer zichtbaar
Gewenste jachthavenprofielen voor dit cluster zijn:
NDSM(oost/midden/west): het NDSM terrein heeft vanwege de zonnige ligging, uitzicht en historie alle kwaliteiten in huis voor een waterrecreatieve ontwikkeling. De locatie is nu al een bestemming voor bijzondere schepen en dat kan versterkt worden met nautische bedrijvigheid (‘jachtbouw meer een gezicht geven’) en evenementen (‘te water laten van schepen’). Mogelijkheden voor ‘kort parkeren’ van de boot past bij deze plek waar het een komen en gaan is van mensen die een bezoek willen brengen aan de plaatselijke horeca en (nautische) evenementen en van het uitzicht komen genieten. ‘Kort parkeren’ heeft de voorkeur boven vaste ligplaatsen. Deze kunnen immers bij Buiksloterham gerealiseerd worden. De twee locaties vullen elkaar aan. Houthaven: kleinschalige buurthaven voor bewoners van de nieuwe woonwijk. Een nieuwe wijk aan het water brengt een enorme behoefte aan ligplaatsen met zich mee voor de typische Amsterdamse bootjes. De buurthaven is geen
concurrent van de regionale jachthaven, omdat de doelgroep anders is. Van belang is het reguleren c.q. aan banden leggen van afmeermogelijkheden aan openbare kaden en oevers. Minervahaven: afhankelijk van de planontwikkeling van het gebied en de marktvraag naar ligplaatsen is deze locatie op de langere termijn een goed alternatief voor Buiksloterham en Zeeburgereiland. Een wensbeeld zou kunnen zijn: regionaal georiënteerde jachthaven met een watersportgebonden bedrijvenpark, hotelfaciliteiten en waterwoningen/boothuizen, nautische evenementen en wedstrijden. Internationaal Toeristische Haven Naarmate Noord zich ontwikkelt, komt het IJ meer in het centrum te liggen. Net achter het Centraal Station is het IJ op zijn smalst en een plek waar veel gebruikers elkaar kruisen. Door de aanwezige stedelijke dynamiek en voorzieningenrijkdom is dit dé plek voor passanten uit binnen- en buitenland. Hoewel forse uitbreiding van het aantal ligplaatsen vanwege de drukte niet aan de orde is, is een betere benutting van het water en zichtbaarheid van de bestaande jachthavens gewenst. De profilering van jachthavens wordt naast de ligging ook bepaald door programmering. Voor
vaste ligplaatsen is eigenlijk geen ruimte, alleen al vanwege de parkeerdruk op de wal is dat niet mogelijk. Ook kluswerkzaamheden en nautische bedrijvigheid zijn in dit cluster zeer beperkt aan de orde. De locaties moeten het vooral hebben van een gedifferentieerd ligplaatsenaanbod voor passanten, het actief aangehaakt zijn op beleving en inzetten op horeca.
(zoals fietsen, cultuurbezoek) en detailhandel die elkaar op een klein oppervlak versterken en waar ook de niet-watersporter graag komt. De huidige eigendomssituatie staat een ontwikkeling naar een passantenhaven echter nog in de weg.
Westerdokseiland: een luxe passantenhaven met ruime comfortabele steigers waar de (inter)nationale watersporter zijn zeewaardige jacht kan afmeren tegen een decor van moderne architectuur in een historische (nautische) omgeving. Kleinschalig, maar met allure en gericht op rust en comfort in een stedelijke ambiance.
Oosterdok: heeft vanwege de centrale ligging dezelfde kwaliteiten als de Sixhaven en Westerdokseiland, maar oogt door het statische gebruik niet als een recreatieve hotspot waar recreanten uit alle windstreken neerstrijken voor uiteenlopende al dan niet watergerelateerde activiteiten. Een betere benutting kan door kleinschalige (water)recreatieve evenementen toe te laten en actief gebruik van het wateroppervlak voor ‘kort parkeren’ door bewoners en passanten. Voorwaarde is opvang elders van een deel van de chartervaart.
Sixhaven: een vernieuwde passantenhaven die watersporters uit binnen- en buitenland trekt die bovenop de stedelijke dynamiek willen zitten en profiteren van de onuitputtelijke voorzieningenrijkdom in het stedelijk centrum. Deze potentiële recreatieve hotspot lift mee op de ontwikkeling van Overhoeks, maar zal zelf nog de nodige vernieuwingen moeten doorstaan. Het wensbeeld is een concentratie van watersportvoorzieningen, horeca, landgebonden recreatie
Groene Haven De oostkant van het IJ is een gebied waar de zuidoever reeds is getransformeerd tot stedelijk woongebied. De noordoever daarentegen huisvest uiteenlopende typen bedrijvigheid van industrieel tot creatief. Een verborgen troef is het groene karakter van deze omgeving dat zich uitstrekt van het Vliegenbos tot het Flevopark. Een jachthaven in de directe nabijheid van stedelijke voorzieningen én in een groene
Gewenste jachthavenprofielen voor dit cluster zijn:
omgeving is een kans die benut moet worden. Er liggen reeds jachthavens verspreid in dit gebied, maar afstemming van het aanbod en zichtbaarheid in het totale stedelijke vrijetijdsprogramma kan veel beter. Een goede pontverbinding met het centrum van de stad hoort daarbij. Gewenste jachthavenprofielen voor dit cluster zijn: Entrepothaven: een kleinschalige buurthaven voor bewoners van de omliggende wijken en waar ook een enkele passant welkom is. De buurthaven draagt bij aan een betere benutting van het water in dit deel van de stad. Van belang is het reguleren c.q. aan banden leggen van afmeermogelijkheden aan openbare kaden en oevers. Kompaseiland: deze stepping stone beoogt een groene oase te worden verbonden aan nautische bedrijvigheid. Naast gewenste ligplaatsen voor binnenvaartschepen is dit een interessante locatie voor de noodzakelijke opvang van de chartervaart, mits de locatie voldoende beschut is en er detailhandel (uitbreiding Brazilië!) in de omgeving wordt toegevoegd. Het Kompaseiland is als potentiële jachthavenlocatie niet interessant.
Noordoostelijke IJ-oever: afhankelijk van de planontwikkeling van het gebied en de marktvraag naar ligplaatsen is deze locatie op de langere termijn de enige locatie waar een groen/blauwe setting mogelijk is in aansluiting op de parken van Noord, de zijkanalen en insteekhavens. Een wensbeeld zou kunnen zijn: een stedelijke variant van Giethoorn met een kleinschalige jachthaven gecombineerd met B&B/ hotelfaciliteiten en waterwoningen/boothuizen, aanvullende waterrecreatieve voorzieningen, fiets/wandelroutes en een waterspeeltuin à la Neeltje Jans. Watersportcentrum Amsterdam Het Buiten IJ en het IJmeer dat er op aansluit, is vanwege de ligging aan open vaarwater en een weids uitzicht dé locatie waar een watersportcentrum op zijn plaats is en een substantiële toevoeging van ligplaatsen bijdraagt aan de totale vraagbehoefte. IJburg heeft zowel een ruwe als luwe kant zodat én de grote én de kleine watersport hier kansen heeft. Het heeft, als moderne tegenhanger van de historische IJsselmeerstadjes, potentie voor de ontwikkeling van een passantenhaven en een aanloop- en thuishaven voor de chartervaart. Voorwaarde is een snelle pontverbinding met het centrum en voldoende stedelijke voorzieningen en activiteiten in de
directe nabijheid. Naargelang IJburg en Zeeburgereiland meer bewoond raken, zal ook de parkeerdruk verder toenemen. Zeeburgereiland heeft een betere autobereikbaarheid dan IJburg en kan zich met een jachthaven richten op de regionale markt van vaste ligplaatshouders. Ruimte voor nautische bedrijvigheid (onderhoud- en reparatie, winterstalling, scheepsbouw) is op de potentiële locaties beperkt, maar de watersportbedrijven aan de Diemerzeedijk zijn een goed alternatief. Deze jachthavens komen door de ontwikkeling van IJburg in een geheel ander perspectief te liggen. Door opwaardering van het gebied en het benutten (d.w.z. openen) van de Ipenslotersluis kan hun concurrentiepositie sterk verbeteren en dragen ze bij aan een logische overgang van de stad binnen en buiten de Ring. Gewenste jachthavenprofielen voor dit cluster zijn: Haveneiland–Oost: kleinschalige buurthaven voor bewoners van de nieuwe woonwijk. Een nieuwe wijk aan het water brengt een enorme behoefte aan ligplaatsen met zich mee voor de typische Amsterdamse bootjes. Door de ligging aan groot vaarwater is het echter aannemelijk dat het aandeel grotere boten op IJburg hoger ligt dan elders in Amsterdam. De afmeermogelijkheden aan openbare kaden en oevers zijn
dan weliswaar een aanvulling, maar dienen evenwel gereguleerd te worden. Zeeburgereiland: regionaal/lokaal georiënteerde jachthaven voor vaste ligplaatshouders, waar vanwege de ligging aan de staande mastroute ook passantenligplaatsen gewenst zijn. Zeeburgereiland is de oostelijke variant van Buiksloterham, maar dan net even anders door de directe uitvaarmogelijkheden richting IJsselmeer en de beschutte IJburgbaai waar alle denkbare waterrecreatieve activiteiten plaats kunnen vinden. IJburg 2e fase: een passantenhaven met een modern havenfront als tegenhanger van de historische IJsselmeerstadjes. Naast passanten uit de regio is de plek geschikt als aanloophaven voor de chartervaart en een openbaar vervoerverbinding over water. Een voorwaarde voor het trekken van passanten en charterschepen zijn voldoende voorzieningen (met name horeca) en activiteiten in de directe nabijheid van de haven.
Conclusie 9. Van de potentiële locaties zijn drie gericht op passanten (korte termijn: Sixhaven en Westerdokseiland; lange termijn/wensbeeld: Centrumeiland), twee havens (Zeeburgereiland, Buiksloterham) hebben potentie als regionaal georiënteerde haven, drie als buurthaven (Entrepothaven, Haveneiland–Oost, Houthaven), twee locaties (Minervahaven, Noordoostelijke IJ-oever) zijn alternatieven voor de lange termijn. De overige drie locaties (NDSM, Oosterdok, Kompaseiland) zijn geschikt voor andere nautische functies (chartervaart, ‘kort parkeren’, waterrecreatieve evenementen). Aanbeveling 9. Prioriteit geven aan de opwaardering van de Sixhaven, de ontwikkeling van Westerdokseiland en van Zeeburgereiland en Buiksloterham. De buurthavens mee laten liften met de ontwikkeling van hun omgeving, en de overige (niet-jachthaven)locaties geleidelijk vorm geven zodat Amsterdam op de kaart wordt gezet als watersportstad. De passantenhavens vormen geen concurrentie voor elkaar, vanwege de verschillende doelgroepen, het tijdsaspect en de grote vraag naar passantenligplaatsen. De regionaal georiënteerde havens moeten gefaseerd (in de tijd) worden aangelegd.