Kansrijk opgroeien in Lelystad Kadernota Jeugdhulp
Kansrijk opgroeien in Lelystad
Kadernota Jeugdhulp
7 januari 2014 versie raad
1
Kansrijk Opgroeien: kadernota Jeugdhulp Inhoud Samenvatting en kaderstellende uitspraken .......................................................................... 4 1. Algemeen .......................................................................................................................... 6 1.1 Transformatie van het sociale domein .......................................................................... 6 1.2 Op weg naar een nieuw jeugdstelsel: verandering noodzakelijk ................................... 7 1.3 Het voortraject ............................................................................................................. 8 1.4 Opzet van de nota........................................................................................................ 8 2. Uitgangspunten voor het nieuwe jeugdstelsel .................................................................... 9 2.1 Nieuwe Jeugdwet; kernelementen nieuw stelsel Jeugdhulp ......................................... 9 2.2 Visie en ambitie...........................................................................................................11 2.3 Uitgangspunten ...........................................................................................................12 3. Aard en omvang gebruik Jeugdzorg in Lelystad ...............................................................14 3.1 De provinciale (geïndiceerde) jeugdzorg .....................................................................14 3.2 Jeugdbescherming, jeugdreclassering en de opvang en behandeling van zorgmeldingen en meldingen bij vermoedens van kindermishandeling (AMK) ..................14 3.3 De gesloten jeugdzorg ................................................................................................15 3.4 De geestelijke gezondheidzorg voor jeugdigen (jeugd-GGZ) ......................................15 3.5 De zorg voor jeugdigen met een verstandelijke beperking ..........................................16 3.6 De begeleiding en persoonlijke verzorging van jeugdigen (inclusief vervoer) en kortdurend verblijf ten behoeve van jeugdigen ..................................................................16 3.7 Constateringen ...........................................................................................................17 4. Contouren van een nieuw Lelystads Jeugdstelsel ............................................................19 4.1 Schets op hoofdlijnen ..................................................................................................19 4.2 Basisvoorzieningen als fundament .............................................................................20 4.3 Pedagogische gemeenschap als krachtbron ...............................................................22 4.4 Jeugd&Gezinsteam als spil voor het bieden en arrangeren van passende ondersteuning ...................................................................................................................23 4.5 (Zeer) gespecialiseerde zorg wanneer nodig ..............................................................28 4.6 Gedwongen maatregelen als het niet anders kan .......................................................30 4.7 Persoonsgebonden budget .........................................................................................31 4.8 Positie jeugdigen en ouders ........................................................................................32 4.9 Verbinding passend onderwijs en decentralisatie jeugdzorg .......................................32 4.10 Verbinding Wmo/AWBZ en jeugdhulp .......................................................................34 4.11 Samenhang Jeugdzorg en Participatiewet ................................................................35
2
5. Inrichting Nieuw Lelystads Jeugdstelsel ...........................................................................36 6. Regionale samenwerking en zorgcontinuïteit....................................................................41 7. Financiën en bekostiging ..................................................................................................44 8. Vervolgtraject ..................................................................................................................47 Bijlagen ................................................................................................................................48
3
Samenvatting en kaderstellende uitspraken Het toekomstige jeugdstelsel is erop gericht dat ieder kind gezond en veilig opgroeit en zo zelfstandig mogelijk kan deelnemen aan het maatschappelijk leven. Ouders zijn hiervoor het eerste verantwoordelijk. Als dit niet vanzelf gaat, komt de overheid in beeld. Dan moet het jeugdstelsel snel, goed en op maat functioneren. Omdat het huidige jeugdstelsel verschillende tekortkomingen laat zien, is naar de mening van de regering een verandering oftewel een transformatie nodig. Daartoe wordt de verantwoordelijkheid voor de jeugdhulp overgedragen aan de gemeenten. Het waarmaken van die verantwoordelijkheid vraagt om een omslag. Vraaggericht werken en niet meer aanbodgericht, zoals nu vaak gebeurt. Mensen zullen bij een zich aandienende ondersteuningsof zorgvraag eerst de vraag moeten stellen ‘wat kan ik (en mijn directe omgeving) er zelf aan doen?’. Ondersteuning wordt geboden op basis van het ‘Wraparound care’ model. De eigen kracht van het gezin is het uitgangspunt en de ondersteuning is afgestemd op de behoefte van de jeugdige en het gezin. Een plan wordt niet voor, maar samen met het gezin en het persoonlijk netwerk opgesteld en met elkaar wordt gewerkt aan het behalen van concrete doelen. Wanneer verschillende professionals betrokken zijn, werken zij vanuit dezelfde geïntegreerde aanpak. De langgerekte ketenbenadering wordt omgevormd tot een cirkel rond kinderen, jongeren en opvoeders. Met de meeste kinderen en gezinnen gaat het goed. Zij zijn zelfredzaam en hebben voldoende aan de eigen omgeving en algemene voorzieningen voor preventie en participatie. Een deel van de gezinnen ervaart soms een probleem in de opvoeding en heeft behoefte aan ondersteuning. In sommige situaties is (ook) specialistische zorg nodig om een stabiele en veilige opvoedomgeving te realiseren. Waar nodig moet de benodigde zorg juist snel voorhanden zijn als het er om gaat de veiligheid van kinderen te waarborgen. Het nieuwe jeugdstelsel waar we naar toe werken moet ertoe leiden dat nog meer kinderen en gezinnen het op eigen kracht redden en dat minder specialistische jeugdhulp nodig is. Het moet professionals uitdagen tot het benutten en versterken van de pedagogische civil society, tot normaliseren en ontmedicaliseren. Daar waar complexe problemen om meer (specialistische) ondersteuning vragen, moet het stelsel mogelijkheden bieden om snel en op maat zorg te leveren. De ondersteuning is erop gericht dat samen met het gezin oplossingen worden gevonden, problemen worden niet overgenomen door professionals, ouders blijven verantwoordelijk en houden de regie. Daartoe willen we het jeugdstelsel laten bestaan uit 4 met elkaar verbonden segmenten: basisvoorzieningen, de pedagogische gemeenschap, Jeugd&Gezinsteam en (zeer) gespecialiseerde zorg. De gemeenten beschikken nog niet over alle informatie om een compleet beeld te geven in de advisering ten aanzien van sturing en financiering. Naar verwachting wordt in december 2013 het definitieve budget voor de jeugdhulp bekend. Hoe dit gaat uitpakken voor de gemeente Lelystad is nog niet te zeggen. Beslispunten: 1. Kennis te nemen van de kadernota jeugdhulp en als ambitie voor de gedecentraliseerde jeugdzorg vast te stellen: Kinderen en jongeren optimale kansen bieden om gezond en veilig op te groeien en zo zelfstandig mogelijk deel te nemen aan het maatschappelijk leven waarbij rekening gehouden wordt met zijn of haar ontwikkelingsniveau. Daarbij is het versterken van de eigen kracht essentieel evenals het bieden van passende ondersteuning waar nodig.
4
2. Voor de transformatie van de jeugdhulp als kaders vast te stellen: a. De ondersteuningsbehoefte van kind en gezin is leidend, in plaats van het ondersteuningsaanbod van instellingen. Aan professionals wordt de ruimte geboden om cliënten hulp en ondersteuning te bieden passend bij de ondersteuningsbehoefte. b. Tijdig en nabij bieden van de benodigde ondersteuning aan kind en gezin, zo zwaar als nodig, lichter zodra het kan. Beweging naar van minder gebruik van duurdere vormen van zorg en eerder terug naar lichtere vormen van zorg. 3. Voor de inrichting van een nieuw Lelystads jeugdstelsel als uitgangspunten vast te stellen: a. Basisvoorzieningen zijn het fundament en dienen krachtig te blijven vanwege hun socialiserende functie, openbare toegankelijkheid en grote bereik, en preventieve werking. b. Pedagogische gemeenschap als onderdeel van de samenleving is het domein dat versterkt moet worden om zo de zelfredzaamheid te vergroten en het netwerk rondom jeugdigen en gezinnen te verstevigen. c. Jeugd&Gezinsteams bieden en arrangeren passende ondersteuning waar eigen kracht en zelfredzaamheid niet voldoende zijn en bewerkstelligen door maatwerk een geringer beroep op specialistische zorg. De Jeugd&Gezinsteams werken gebiedsgericht en vervullen een spilfunctie in het functioneren van het hele jeugdstelsel. d. (Zeer) specialistische zorg en gedwongen maatregelen worden ingezet als voorliggende ondersteuning niet voldoende is. De aansluiting bij het Jeugd&Gezinsteam blijft behouden voor het arrangeren van samenhangende ondersteuning en afschalen naar lichtere zorgvormen zodra mogelijk. 4. Voor de bovenlokale samenwerking in te stemmen met de uitvoering van het Regionaal Transitie Plan (RTP) als onderdeel van het nieuwe Lelystadse jeugdstelsel. 5. Voor de financiering de volgende uitgangspunten vast te stellen: a. De middelen voor het sociaal deelfonds (ondersteuning, jeugd en werk) kunnen ontschot worden ingezet maar worden in de periode 2015 t/m 2018 zichtbaar opgenomen in de P&C cyclus. b. Het aantal open-eindregelingen zoveel mogelijk te beperken. c. Ter vereveningvan de uitgaven voor de Jeugdzorg en Wmo bij de eerstvolgende begrotingscyclus een voorstel uit te werken voor het instellen van een “budget materieel evenwicht”. Richtinggevende uitspraken: 1. Basis op orde: de basisvoorzieningen worden sterk gehouden door toekenning van subsidies. 2. Gebiedsgericht: zo dicht mogelijk bij het kind en het gezin in de buurt met Jeugd&Gezinsteams. 3. Stedelijk: centrale aansturing van het functioneren van het jeugdstelsel op goede kwaliteit en voldoende capaciteit in de onderscheiden gebieden. 4. Bovenlokale samenwerking met de zes Flevolandse gemeenten in de organisatie van een deel van het specialistische aanbod waar nodig, geënt op het lokale beleid. 5. De nieuwe Jeugdwet stelt ten aanzien van het persoonsgebonden budget een aantal beperkende voorwaarden. Doelmatige inzet van het persoonsgebonden budget blijft een waardevolle mogelijkheid om passende zorg te bieden. Wanneer professionals en cliënt inschatten dat de inzet van een persoonsgebonden budget het meest efficiënte en effectieve middel is voor de ondersteuning zal dit in principe worden toegekend. 6. De Jeugd&Gezinsteams worden aangestuurd door een actor die verantwoordelijk is voor de realisatie van de nieuwe werkwijze en de inzet van het maatwerkbudget. In de aanloopfase wordt de functie van actor ondergebracht bij de gemeente. 7. Bij een incident zijn wij bereid te leren van wat er is gebeurd en de ruimte die we nu in dit stelsel willen bieden aan professionals zoveel mogelijk in stand te houden. 8. In 2014 vindt monitoring plaats van de 0-situatie betreffende: vraag, gebruik, kosten en kwaliteit van de Jeugdhulp.
5
1. Algemeen 1.1 Transformatie van het sociale domein In het sociale domein voltrekt zich in hoog tempo een aantal fundamentele veranderingen. Gemeenten gaan de komende jaren de verantwoordelijkheid dragen voor de Jeugdzorg, voor nieuwe Wmo-taken vanuit de AWBZ en voor de Participatiewet. Hiermee worden gemeenten in belangrijke mate verantwoordelijk voor de activiteiten op het gebied van ondersteuning, begeleiding, verzorging en re-integratie. De decentralisatie van bevoegdheden, verantwoordelijkheden en middelen van het rijk naar lokaal niveau dwingt gemeenten, maatschappelijke instellingen, bedrijven en burgers om zich te bezinnen op hun rol en positie in het lokale sociale domein. Dit geldt ook voor de vierde decentralisatie, die van passend onderwijs, waarbij de regie niet zo zeer bij de gemeente, maar bij het onderwijs ligt. De noodzaak om samen te werken aan vernieuwing en nieuwe verhoudingen is groter dan voorheen. De ruimte daarvoor ook. Om de kansen die de decentralisaties bieden optimaal te benutten, is het zaak om te komen tot meer samenhang op het terrein van de participatie, 1 ondersteuning, begeleiding en jeugdhulp . Hiermee ontstaat een unieke kans om het complexe sociale domein flink te vereenvoudigen. Gemeenten krijgen meer taken en meer ruimte om zelf het beleid te bepalen. Onderstaand schema geeft een goed beeld van de volumes geldstromen in relatie tot de algemene uitkering uit het gemeentefonds die bij deze taken horen. Daarbij moet worden aangetekend dat de 2 wetgevingstrajecten AWBZ/Wmo en Participatiewet nog niet doorlopen zijn .
Het sociale stelsel in Nederland is sterk maar staat onder druk, niet in de laatste plaats door onhoudbare kostenstijgingen. De oplossing ligt in een integrale benadering die aansluit bij het sociale leven en problematiek die ruimte laat voor de verschillen tussen burgers en hun omgeving. Een integrale en meer generalistische aanpak in de basis in en nabij het dagelijks leven (eerste lijn), is zoals uit onderzoek van onder andere het Verwey-Jonker Instituut blijkt, ook goedkoper en effectiever. Bovendien lijkt zo’n aanpak duurzamer, als dit gebeurt in samenwerking met vrijwilligers in de buurt en in samenspel met de tweede lijn. 1 2
VNG, Bouwen op de kracht van burgers, 2012 Memo VNG-expertisecentrum gemeentefinanciën d.d. 29-08-2013
6
Een stelselwijziging waarbij met name de structuur centraal staat (nieuwe regels, wetten, financiële verhoudingen) is niet voldoende om een nieuwe manier van werken in het lokale sociale domein te bereiken. Dit vergt een transformatie naar een nieuw lokaal samenspel, een nieuwe cultuur, nieuwe verhoudingen en nieuwe werkwijzen. Gemeenten zijn – als lokale overheid, dicht bij de burger – als geen ander in staat die verandering respectievelijk transformatie gestalte te geven. Gemeenten hebben bij de bijstand en maatschappelijke ondersteuning in het kader van de Wmo laten zien dat zij de transformatie van ‘verzorgingsstaat’ naar ‘participatiemaatschappij’ succesvol kunnen vormgeven. De gemeente Lelystad als regisseur van het lokale sociale domein heeft er voor gekozen deze “samenhangende en integrale benadering” te vertalen naar een aanpak op de drie decentralisatie dossiers, met een scherpe focus op die verbindingen tussen de dossiers die daadwerkelijk in onderlinge samenhang ontwikkeld en uitgevoerd moeten worden. We doen dit geïnspireerd vanuit het . in 2008 verschenen rapport van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling ‘de ontkokering voorbij’ In dit kader heeft het college eerder in april 2013 een notitie over ondersteuning WWB-ers met een beperkte arbeidscapaciteit vastgesteld alsmede in september 2013 een notitie waarin de verbinding wordt gelegd tussen de decentralisatie Jeugdzorg en passend onderwijs. In deze nota richten we ons op de decentralisatie van de Jeugdzorg, die in het vervolg van deze nota Jeugdhulp wordt genoemd. Daar waar relevant wordt de verbinding met de andere dossiers gelegd zodat er sprake is van een samenhangende aanpak.
1.2 Op weg naar een nieuw jeugdstelsel: verandering noodzakelijk Het toekomstige jeugdstelsel is erop gericht dat ieder kind gezond en veilig opgroeit en zo zelfstandig mogelijk kan deelnemen aan het maatschappelijk leven, rekening houdend met zijn of haar ontwikkelingsniveau. Ouders zijn hiervoor het eerste verantwoordelijk. Als dit niet vanzelf gaat, komt de overheid in beeld. Dan moet het jeugdstelsel snel, goed en op maat functioneren. Omdat het huidige jeugdstelsel verschillende tekortkomingen laat zien, is naar de mening van de regering een verandering oftewel een omslag (transformatie) nodig die leidt tot: • preventie en uitgaan van eigen kracht van jeugdigen, ouders en het sociale netwerk; • minder snel medicaliseren, meer ontzorgen en normaliseren; • eerder (jeugd)hulp op maat voor kwetsbare kinderen; • integrale hulp met betere samenwerking rond gezinnen: één gezin, één plan, één regisseur; • meer ruimte voor jeugdprofessionals en vermindering van regeldruk. Het waarmaken van dit “nieuwe” stelsel vraagt om een omslag. Vraaggericht werken en niet meer aanbodgericht, zoals nu vaak gebeurt. En professionals die beginnen met de vraag ‘wat kunt u zelf?’ om vervolgens het ondersteuningsaanbod daarop af te stemmen. Dit vereist een omslag in de gehele samenleving. Mensen zullen bij een zich aandienende ondersteunings- of zorgvraag eerst de vraag moeten stellen ‘wat kan ik (en mijn directe omgeving) er zelf aan doen?’. De automatische reflex ‘daar hebben we de zorgverlener voor’ zal niet vanzelf verdwijnen. Daarvoor is tijd nodig. We moeten er naar toe dat er meer ondersteuning geboden wordt in de directe omgeving van mensen, deels ook door het eigen netwerk. Dat er minder langdurige gespecialiseerde zorg nodig is, en minder ‘bedden’ in voorzieningen waar kinderen langdurig moeten blijven. Maar waar nodig moet de benodigde zorg juist snel voorhanden zijn als het er om gaat de veiligheid van kinderen te waarborgen. Binnen de Jeugdhulp is de verschuiving van de zogenaamde duurdere zorg naar lichtere - en daarmee goedkopere arrangementen - reeds gaande. Jeugdzorginstellingen werken al meer en meer in de directe omgeving van mensen en bieden steeds meer maatwerk. Deze ontwikkeling zal met kracht moeten worden doorgezet willen we, als gemeente, in de toekomst de noodzakelijke zorg (licht of zwaar) kunnen garanderen en tegelijkertijd de aanzienlijke bezuiniging kunnen realiseren.
7
De consequenties voor de gemeente en haar lokale partners zijn ingrijpend. De voorbereidingen om op de transitiedatum van 1 januari 2015 als gemeente de verantwoordelijkheid voor de zorgverlening waar te maken zijn al anderhalf jaar in volle gang, en zullen met de vaststelling van deze kadernota in de volgende fase terecht komen: gericht op het daadwerkelijk realiseren van het nieuwe jeugdstelsel.
1.3 Het voortraject In de afgelopen anderhalf jaar zijn er tientallen besprekingen geweest met Jeugdhulpverleners, managers en belangenbehartigers betrokken bij de Jeugdhulp. Ook zijn er gesprekken geweest met vertegenwoordigers van cliënten en is de Wmo Cliëntenraad geraadpleegd. Verder is er een klankbordgroep van de raad ingesteld, waarin raadsleden in vijf sessies zijn geïnformeerd over ontwikkelingen rond de AWBZ en Jeugdhulp. Tenslotte heeft er op 4 november 2013 een conferentie plaats gevonden waarvoor raadsleden, professionals uit het veld van de (jeugd)zorg en de Wmo Cliëntenraad zijn uitgenodigd. In november/december 2013 is de concept kadernota voor advies voorgelegd aan de Wmo Cliëntenraad en de betrokken partijen. Er zijn diverse bijeenkomsten georganiseerd om de concept kadernota toe te lichten. De reacties zijn indien relevant voor de kaderstelling verwerkt in de kadernota Jeugdhulp. Bijlage 2 en 3 bevatten respectievelijk de antwoordbrief aan de instellingen en de reactie van het college op het advies van de Wmo Cliëntenraad.
1.4 Opzet van de nota In hoofdstuk 2 beschrijven we de opdracht die de gemeente krijgt als gevolg van de nieuwe Jeugdwet die naar verwachting per 1 januari 2015 in werking zal treden. Op basis daarvan formuleren wij in dit hoofdstuk onze visie en ambitie. Hoofdstuk bevat de gegevens over de aard en omvang van het huidige gebruik van jeugdhulp in Lelystad. Vervolgens worden in de hoofdstukken 4 en 5 de contouren en inrichting van het nieuwe Jeugdhulpstelsel zichtbaar. In deze hoofdstukken schetsen wij hoe Lelystad invulling kan geven aan de opgave om eigen kracht van jeugdigen en gezinnen te benutten en passende ondersteuning in de nabijheid te bieden. Verder is er aandacht hoe de sturing vorm kan krijgen en de beschikbaarheid van kwalitatieve zorg, met minder middelen, ook voor de toekomst behouden kan blijven. In hoofdstuk 6 gaan we in op de regionale samenwerking. Vanuit het motto ‘Lokaal waar mogelijk, regionaal waar nodig’ krijgt samenwerking vorm voor een doeltreffende en doelmatige uitvoering van de jeugdhulp. Beheersbaarheid van de kosten van de jeugdhulp is één van de redenen voor de overdracht van de zorg voor alle jeugd naar de gemeente. In hoofdstuk wordt ingegaan op de financiën als sturingsinstrument voor het nieuwe jeugdstelsel in Lelystad. Ten slotte is in hoofdstuk 8 aangegeven hoe het vervolgtraject eruit ziet. In bijlage 1 is de verklaring van begrippen en afkortingen opgenomen.
8
2. Uitgangspunten voor het nieuwe jeugdstelsel 2.1 Nieuwe Jeugdwet; kernelementen nieuw stelsel Jeugdhulp Op 17 oktober 2013 heeft de Tweede Kamer ingestemd met het wetsvoorstel houdende regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen (Jeugdwet). Daarin is aangegeven, zoals reeds eerder aangekondigd, dat de gemeenten vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk worden voor de Jeugdhulp en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. In deze paragraaf schetsen we in het kort de kernelementen van de Visie op Jeugdhulp, zoals vervat in de nieuwe Jeugdwet en de toelichting daarop. Op grond van de evaluatie van de Wet Jeugdzorg (WJz) en het onderzoek van de parlementaire werkgroep Toekomstverkenning Jeugdzorg kan worden geconstateerd dat de belangrijkste tekortkomingen van het huidige stelsel zijn: a) een te grote druk op gespecialiseerde zorg, waarbij onvoldoende gebruik wordt gemaakt van preventieve en lichte ondersteuning, van zorg en van de kracht van de jeugdige zelf en zijn sociale omgeving; b) tekortschietende samenwerking rond kinderen en gezinnen, als gevolg van verschillende bestuurslagen en verschillende wettelijke systemen. Hierdoor is sprake van gescheiden financieringsstromen en gescheiden verantwoordelijkheden; c) afwijkend gedrag wordt onnodig gemedicaliseerd; d) het kosten opdrijvend effect als afgeleide van deze knelpunten. Omdat het huidige jeugdstelsel de hierboven genoemde tekortkomingen laat zien, is de nieuwe Jeugdwet aan de Tweede en nu Eerste Kamer voorgelegd. Een wet die een omslag (transformatie) bevorderd die leidt tot: - preventie en uitgaan van eigen kracht van jeugdigen, ouders en het sociale netwerk; - minder snel medicaliseren, meer ontzorgen en normaliseren; - eerder (jeugd)hulp op maat voor kwetsbare kinderen; - integrale hulp met betere samenwerking rond gezinnen: één gezin, één plan, één regisseur; - meer ruimte voor jeugdprofessionals en vermindering van regeldruk. Het toekomstige stelsel van jeugdhulp is erop gericht dat ieder kind gezond en veilig opgroeit en zo zelfstandig mogelijk kan deelnemen aan het maatschappelijk leven, rekening houdend met zijn of haar ontwikkelingsniveau. Ouders zijn hiervoor het eerste verantwoordelijk. Als dit niet vanzelf gaat, komt de overheid in beeld. Dan moet het jeugdstelsel snel, goed en op maat functioneren. Wat verstaan we onder Jeugdhulp? Jeugdhulp is breed gedefinieerd. Het omvat de ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en hun ouders bij alle denkbare opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen. Hieronder valt zowel een vorm van ambulante hulp als een verblijf bij pleegouders, zowel hulp in een medisch kinderdagverblijf als psychiatrische zorg. Onder het begrip ‘jeugdhulp’ vallen niet preventie en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Niettemin is de gemeente daar in het nieuwe stelsel wel verantwoordelijk voor en dient zij daar in het beleidsplan ook aandacht aan te besteden. In het wetsvoorstel voor de Jeugdwet is de leeftijdsgrens tot 18 jaar het uitgangspunt voor jeugdhulp en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen. Jeugdhulp kan doorlopen tot maximaal het 23ste levensjaar, voor zover deze hulp niet onder een ander wettelijk kader valt. Voor jeugdreclassering en jeugdhulp voortvloeiend uit een strafrechtelijke beslissing geldt op basis van de Jeugdwet geen leeftijdsgrens. Voor preventie geldt op basis van de Jeugdwet evenmin een
9
leeftijdsgrens, in het huidige beleid wordt voor de preventieve ondersteuning de leeftijdsgrens van 23 jaar gehanteerd. In het volgende hoofdstuk geven we een toelichting op deze verschillende soorten jeugdhulp en de omvang van het gebruik door Lelystadse jeugdigen. Van recht op zorg naar jeugdhulpplicht Een belangrijke wijziging in de nieuwe Jeugdwet betreft de verandering “Van recht op zorg naar jeugdhulpplicht.” In de huidige wetgeving is voor de meeste zorgvormen (geïndiceerde jeugdzorg, jeugd-vb en jeugd-ggz) een recht op zorg opgenomen, terwijl ouders en andere opvoeders de primaire verantwoordelijkheid dragen voor het realiseren van een veilige en stimulerende opvoedomgeving. Het recht op zorg in het huidige stelsel leidt er toe dat eerder dan nodig en wenselijk is, gezocht wordt naar oplossingen buiten de bestaande leefmilieus. Dit heeft geleid tot overbelasting van de jeugdsector en tot wachtlijsten. Extra complicerend is dat de indicatiestelling, zoals deze nu is vormgegeven, veel tijd, energie en geld kost. Het vaak langdurige en bureaucratische proces waarbinnen de indicatie tot stand komt is ook vanuit inhoudelijk oogpunt problematisch. De analyse van wat er met een kind aan de hand is en wat er zou moeten gebeuren, is in de meeste gevallen een momentopname, terwijl kinderen en hun omgeving zich snel ontwikkelen. In dit wetsvoorstel wordt het wettelijk recht op zorg vervangen door een jeugdhulpplicht voor gemeenten, vergelijkbaar met de huidige compensatieplicht in de Wmo. De gemeente treft daar waar een jeugdige of de ouders dit nodig hebben bij problemen met het opgroeien, de zelfredzaamheid of maatschappelijke participatie, een voorziening op het gebied van jeugdhulp. Uitgangspunt hierbij blijft echter de eigen kracht van de jeugdige en de ouders. De gemeente is alleen gehouden een voorziening te treffen als de jeugdige en de ouders er op eigen kracht niet uitkomen. Vervolgens beslist de gemeente of en welke voorziening een jeugdige nodig heeft. Persoonsgebonden Budget Een andere essentiële wijziging betreft het Persoonsgebonden Budget (PGB). Na de transitie krijgen jeugdigen en hun ouders die een aanspraak kunnen maken op een individuele voorziening de keuze tussen een voorziening in natura of een budget. Echter, de substantiële groei van het aantal PGB’s binnen de zorg voor jeugd heeft in de nieuwe wet geleid tot beperkende voorwaarden waaronder jeugdigen en hun ouders kunnen kiezen voor een PGB. Zo moeten de jeugdigen en hun ouders er blijk van geven dat zij over de vaardigheden beschikken om de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoren zelf bij derden in te kunnen kopen. Daarnaast dienen de jeugdige en de ouder de stelling te onderbouwen dat zij de individuele voorziening in plaats van ‘in natura’ door middel van een budget geleverd wensen te krijgen. Om dit te doen zullen zij moeten aantonen dat zij zich voldoende hebben georiënteerd op de voorziening ‘in natura’. Ten slotte moet de jeugdhulp die de jeugdige en de ouders met het budget wensen in te kopen voldoen aan kwaliteitseisen. Daarnaast kan er in een tweetal situaties geen PGB worden verstrekt. Dit is het geval indien er sprake is van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en indien de jeugdige opgenomen is met een machtiging gesloten jeugdhulp. De gemeente kan daarnaast bij verordening nog andere gevallen bepalen waarin het niet doelmatig is om een budget te verstrekken. Lokaal en regionale samenwerking In de nieuwe Jeugdwet is regionale samenwerking vastgelegd voor een doeltreffende en doelmatige uitvoering. Dit geldt voor een aantal taken, zoals de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering, bepaalde specialistische vormen van zorg en gesloten jeugdhulp in het kader van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen. Vaak gaat het om dure vormen van zorg of zorg waarvoor specifieke kennis nodig is bij de zorgaanbieder.
10
2.2 Visie en ambitie Uit de schets in het vorige hoofdstuk blijkt dat gemeente Lelystad voor een aanzienlijke opgave staat. Met de verantwoordelijkheid voor alle zorg voor jeugd komt immers niet alleen de uitvoering van nieuwe taken naar de gemeente. Onze taak is het anders te doen en daarmee de beoogde transformatie van de zorg voor jeugd te realiseren en passende ondersteuning voor de toekomst (financieel) houdbaar te maken. Vanuit het bewustzijn dat daarvoor een omslag nodig is in het aanwenden van de eigen kracht door gezinnen en hun omgeving en door professionals die de ondersteuning arrangeren, wordt een nieuw Lelystads jeugdstelsel gevormd. Ontplooiing van de Lelystadse jeugd Gemeente Lelystad wil kansen geven aan kinderen. Het beleid voor onze jeugd is erop gericht dat onze kinderen gezond en veilig opgroeien, hun talenten ontwikkelen en naar vermogen meedoen. In ons land behoort de jeugd nog steeds tot de gelukkigste van de wereld, toch heeft één op de zeven minderjarigen (en in Lelystad ligt dat hoger) een indicatie voor professionele jeugdzorg of passend onderwijs. Dat moet veranderen. En dat begint in de directe omgeving en nabijheid van kind en gezin. 3 Of in de woorden van Micha de Winter (2011) ‘Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding’. Een belangrijke rol is daarbij weggelegd voor de sociale netwerken in de opvoedomgeving, waarin het gaat om met elkaar te komen tot actie, participatie, emancipatie en gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. Dat betekent niet dat de specialistische expertise niet meer nodig is. Alleen deze moet op een andere manier worden ingezet, zodat juist minder mensen deze specialistische zorg nodig hebben. Het is dan een kwestie van professioneel vakmanschap om ouders, de omgeving, onderwijs en eerstelijns zorgverleners in staat te stellen beter met opvoedingsvragen en opvoedingsproblemen om te gaan. En ja, ook dan blijven er altijd kinderen die specialistische zorg of ondersteuning nodig hebben. Gewoon opvoeden 4 Of zoals Jo Hermanns oproept: ‘Kinderen moeten weer opgevoed worden en niet te snel behandeld. Ouders moeten gesteund worden en niet te snel naar een “gedragsmanagement programma” gestuurd worden. Scholen moeten de moeilijkste kinderen niet ervaren als een last maar juist als een professionele uitdaging. Burgers in het publieke domein zouden weer plezier in kinderen op straat moeten krijgen en zich mede verantwoordelijk moeten voelen voor hun welzijn.’ Deze omslag naar het meer benutten van de pedagogische civil society (samenwerken aan de ontwikkeling van het kind en uitgaan van de eigen kracht) en een andere inzet van specialistische ondersteuning (ontschotting tussen preventieve, lichte en zware zorg en ondersteuning) kenmerkt de opgave waar Lelystad aan werkt bij de decentralisatie van de jeugdzorg. Ambitie Op basis van het vorenstaande formuleren wij als ambitie: Kinderen en jongeren optimale kansen bieden om gezond en veilig op te groeien en zo zelfstandig mogelijk deel te nemen aan het maatschappelijk leven waarbij rekening gehouden wordt met zijn of haar ontwikkelingsniveau. Daarbij is het versterken van de eigen kracht essentieel, evenals het bieden van passende ondersteuning waar nodig.
3
De hoogleraren Micha de Winter(UniversiteitUtrecht) en Jo Hermanns (Universiteit van Amsterdam) zijn beiden autoriteit op het gebied van opvoeden en opgroeien. Zie voetnoot 3
4
11
2.3 Uitgangspunten In de Visie op hoofdlijnen decentralisatie AWBZ en Jeugdzorg die in 2012 door de raad is vastgesteld, zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd: Meer participatie en zelfredzaamheid De gemeente streeft naar een samenleving waarin iedereen participeert. Dat is niet voor elke inwoner eenvoudig en vanzelfsprekend. Hier ligt dan ook een belangrijke opgave voor de gemeente om in te zetten op het bevorderen van de participatie en verhogen van de zelfredzaamheid. De eigen kracht en verantwoordelijkheid van de burger en zijn sociale netwerk (waaronder nabuurschap) staat centraal Iedere inwoner van Lelystad heeft talenten en mogelijkheden. Dit geldt ook voor burgers die tijdelijk of permanent problemen ervaren op één of meer leefgebieden. Wij willen beleid dat gericht is op het ontdekken en stimuleren van talenten. In houding en gedrag sluiten zorg en dienstverlening aan op initiatieven en oplossingsmogelijkheden van bewoners zelf. Steun is waar mogelijk preventief en eindig Hulpverleners zoeken actief de kracht op van het gewone leven dat zich afspeelt in gezinnen, scholen, bedrijven, jongerencentra, buurthuizen, sportclubs, kerk, moskee, amateurkunst, winkels, uitgaansleven en vrijwillige verbanden. Een kleine groep heeft echter permanente hulp nodig, waarbij soms de organisatie van het dagelijks leven of bijvoorbeeld de opvoeding van kinderen wordt overgenomen. Waar de kracht van de samenleving niet toereikend is, faciliteert de gemeente de vraaggerichte zorg en dienstverlening. Kanteling van begeleiding We willen een aanpak gebaseerd op de veerkracht van mensen en hun netwerken. Niet elk signaal leidt tot een professionele interventie of aanpassing. Soms is niets doen beter. Het doel is niet om directe hulp te bieden maar om iemand te helpen zelf hulp te organiseren. Elke tweede (en derde) vraag van een sociaal werker zou moeten luiden: wat heeft u zelf gedaan om het op te lossen? En hoe kunnen wij u helpen om dit wel te laten lukken? Het vraagt om een mentaliteitsverandering bij uitvoerende professionals. Zware problematiek wordt in beginsel overgelaten aan professionals. Samenhangend aanbod voor iedereen De gemeente is verantwoordelijk voor een samenhangend aanbod voor preventie, ondersteuning en zorg. We doen daarbij niet aan specifiek doelgroepenbeleid. Maar voor bevolkingsgroepen die aantoonbaar achterblijven zoeken we naar effectieve(re) interventies binnen het generieke beleid. We handelen vanuit vertrouwen en loslaten Dit betekent dat we accepteren dat we niet overal over gaan en dat we (als gemeente) het niet altijd het beste weten. Het gaat om kanteling van gedachten en kansen bij iedereen: cliënten, professionals en vrijwilligers. Opvoeden door ouders versterken Plicht voor ouders om goed op te voeden, voor professionals om die opvoeding te ondersteunen en voor gemeenten om de benodigde zorg te leveren. Hulp zoveel mogelijk in de directe leefomgeving (thuis, school, buurt) aanbieden Een sterke opvoedcontext waarbinnen jeugdigen en gezinnen worden geholpen waar dat kan. Goed toegeruste professionals met voldoende handelingsruimte. Vindplaats- en contextgerichte inzet van hulp en ondersteuning. Op weg naar een nieuw jeugdstelsel
12
Met het nieuwe jeugdstelsel willen we hulp bieden waar nodig, dichtbij het gezin en met professionals die samenwerking rond kind en gezin bieden. Daarbij is versterking van de werking van het preventieve domein nodig en wordt een andere denk- en handelwijze gevraagd van organisaties en professionals (die de regie bij het gezin laat, geen problemen overneemt, maar begeleidt bij het zoeken naar een oplossing en de eigen kracht). En uiteindelijk moeten de veranderingen ook leiden tot minder inzet van duurdere zorg. Daarom formuleren wij de volgende kaders, die gezamenlijk met de uitgangspunten uit de visie op hoofdlijnen gehanteerd worden voor het nieuwe jeugdstelsel: Kaders voor het nieuwe jeugdstelsel A. B. C. D.
De ondersteuningsbehoefte van kind en gezin is leidend, in plaats van het ondersteuningsaanbod van instellingen. Ruimte aan de professionals om hun vak te kunnen uitoefenen en zo cliënten hulp en ondersteuning te bieden passend bij de ondersteuningsbehoefte. Tijdig en nabij bieden van de benodigde ondersteuning aan kind en gezin, zo zwaar als nodig, lichter zodra het kan. Minder gebruik van duurdere vormen van zorg en eerder terug naar lichtere vormen van zorg.
13
3. Aard en omvang gebruik Jeugdzorg in Lelystad De genoemde aantallen in dit hoofdstuk zijn gebaseerd op de Jeugdmonitor van het CBS en de gegevens van Vektis, het bureau voor gegevensbeheer van de zorgverzekeraars/zorgkantoren. 5 Opgemerkt moet worden dat deze cijfers af kunnen wijken van de andere bronnen.
3.1 De provinciale (geïndiceerde) jeugdzorg Binnen de provinciale jeugdzorg kunnen we een onderscheid maken tussen de Bureaus jeugdzorg (BJZ) en de instellingen voor jeugd- en opvoedhulp (J&O). De BJZ’s voeren reguliere taken uit in het zogenaamde vrijwillige kader en justitiële taken in het zogenaamde gedwongen kader. Tot de reguliere taken behoren indicatiestelling, casemanagement, melding kindermishandeling en consultatie/deskundigheidsbevordering van voorliggende voorzieningen. Tot de justitiële taken behoren de ‘regiefuncties’ voor jeugdbescherming (inclusief voogdij) en jeugdreclassering. Bij het BJZ is ook het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) ondergebracht. Hulp bij opvoed- en opgroeiproblemen gericht op jeugdigen tot 18 jaar en hun gezinnen kan gaan om ambulante zorg (thuis of bij de zorgaanbieder), daghulp (bijv. bij een medisch dagverblijf of een dagprogramma voor jeugd die door problemen niet naar school gaan), pleegzorg en residentiële zorg (24 uurs verblijfszorg). De daadwerkelijke J&O wordt verstrekt door de daarin gespecialiseerde instellingen. Zij verzorgen een veelheid aan uiteenlopende programma’s (inclusief crisisopvang). In Lelystad zijn er drie grote gespecialiseerde instellingen: Intermetzo (voorheen LSG Rentray), Triade en Vitree, zij verzorgen de daadwerkelijke J&O. Omvang Jeugd & opvoedhulp
Verbijzondering Alleen ambulant Verblijf accommodatie Pleegzorg Sub totaal
Aantal 295 125 220 640
6
%L 1,69 0,72 1,26 3,67
7
% Ned 0,90 0,44 0,52 1,86
Bron: CBS november 2013
3.2 Jeugdbescherming, jeugdreclassering en de opvang en behandeling van zorgmeldingen en meldingen bij vermoedens van kindermishandeling (AMK) In de jeugdzorg wordt gesproken over dwang en drang. Het liefst wordt gewerkt vanuit het vrijwillig kader. Soms kan drang nodig zijn, dus met een kinderbeschermingsmaatregel als stok achter de deur. De dwang heeft betrekking op de jeugdbeschermings- en de jeugdreclasseringsmaatregelen. De jeugdbeschermingsmaatregel heeft betrekking op het gedrag van de ouder. Jeugdbescherming is een maatregel die de rechter dwingend oplegt wanneer een gezonde en veilige ontwikkeling van een kind of jongere (ernstig) wordt bedreigd, zoals geweld en agressie in het gezin. Als vrijwillige hulp niet (voldoende) helpt kan de kinderrechter twee maatregelen opleggen: ondertoezichtstelling of ontheffing/ontzetting uit het ouderlijk gezag. Jeugdreclassering kan worden ingezet bij jongeren die een strafbaar feit hebben gepleegd en is een combinatie van intensieve hulp aan en controle op een jongere. In tegenstelling tot de 5
Mogelijke oorzaken voor afwijkingen zijn onder andere: het niet goed toepassen van het woonplaatsbeginsel, foutief hanteren van de leeftijdsgrens of het hanteren van een ander peiljaar door verschillende gegevensverstrekkers. 6 http://www.voordejeugd.nl/images/pdf/gemeente/Lelystad.pdf geeft aan 17416 jeugdigen 0t/m17 jaar in Lelystad in 2010 7 http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=7461BEV&D1=0&D2=a&D3=018&D4=60&HDR=T,G3,G1&STB=G2&VW=T geeft aan 3514478 jeugdigen 0t/m17 jaar landelijk in 2010
14
jeugdbeschermingsmaatregel heeft jeugdreclassering betrekking op het gedrag van de jongeren zelf. Jongeren van 12 tot 18 jaar komen in aanmerking voor begeleiding door de jeugdreclassering. Vanaf 12 jaar kan een kind voor strafbare feiten worden vervolgd. Doel is het terugdringen van herhaling van het plegen van een delict of ernstig schoolverzuim. Het AMK is een onderdeel van BJZ en is toegankelijk voor iedereen die zich zorgen maakt over kinderen in zijn of haar omgeving en denkt aan kindermishandeling. Het AMK heeft een adviesfunctie, een consultatiefunctie en onderzoeksfunctie. Alle burgers en professionals kunnen er terecht met 8 vragen, zorgen en meldingen over kindermishandeling. Zorgmeldingen kunnen leiden tot een onderzoek van het AMK of worden in het vrijwillige kader afgehandeld. Op dit moment vindt er een ontwikkeling plaats dat het AMK en het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) samen moeten gaan in één meldpunt: het Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK). Omvang Jeugdbescherming Jeugdreclassering Aanmeldingen BJZ Aanmeldingen AMK
Aantal 455 135 515 200
9
%L 2,61 0,78 2,96 1,15
10
% Ned 1,31 0,46 1,60 0,82
Bron: CBS november 2013
3.3 De gesloten jeugdzorg De jeugdzorg plus – oftewel gesloten jeugdzorg - biedt intensieve hulp aan jongeren met ernstige gedragsproblemen die zich aan de noodzakelijke behandeling dreigen te onttrekken en voor wie een machtiging gesloten jeugdzorg is afgegeven door de kinderrechter. Flevoland heeft zelf geen voorzieningen, de meeste jongeren worden opgevangen in de provincie Gelderland (Eefde/Nijkerk). Omvang Aantal Jeugdzorgplus
20
Bron: CBS november 2013
3.4 De geestelijke gezondheidzorg voor jeugdigen (jeugd-GGZ) De geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen (jeugd-GGZ) biedt hulp aan kinderen en jongeren met psychiatrische of psychosociale klachten die zo ernstig zijn, dat zij in hun ontwikkeling worden bedreigd. De hulp wordt verleend door (klinisch) psychologen, psychiaters en (sociaal-) psychiatrisch verpleegkundigen. De toegang tot de jeugd-GGZ wordt nu nog gevormd door huisarts, psychiater en BJZ. Het merendeel van de verwijzingen naar de jeugd-GGZ komt van de huisarts. Deze zorg wordt deels gefinancierd uit de Zorgverzekeringswet (Zvw) (kortdurend) en deels uit de AWBZ (langdurig). Het kan gaan om ambulante behandeling, dagbehandeling of intramurale behandeling (klinische opname, begeleid wonen) en begeleiding.
8
Zorgmeldingen dienen eveneens gemeld te worden in ESAR. ESAR is de Flevolandse Verwijsindex Risicojongeren (VIR) en staat voor Elektronisch Signaleringssysteem Alle Risicojeugd. ESAR is bedoeld om risicojeugd (jongeren met problemen op meerdere leefgebieden) vroegtijdig te signaleren en te ondersteunen. Het systeem registreert geen WAT (geeft dus geen inzicht in dossiers), maar alleen DAT informatie. Na het ontstaan van een match wisselen professionals informatie uit binnen de kaders van ethiek en beroepsgeheim. 9 http://www.voordejeugd.nl/images/pdf/gemeente/Lelystad.pdf geeft aan 17416 jeugdigen 0t/m17 jaar in Lelystad in 2010 10 http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=7461BEV&D1=0&D2=a&D3=018&D4=60&HDR=T,G3,G1&STB=G2&VW=T geeft aan 3514478 jeugdigen 0t/m17 jaar landelijk in 2010
15
GGZ (forensische zorg) beweegt zich op het snijvlak van twee werelden in het kader van het jeugdstrafrecht, t.w. strafrecht en zorg. Forensische zorg wordt meestal door de rechter opgelegd als onderdeel van een straf en/of maatregel aan iemand met een psychische of psychiatrische stoornis die een strafbaar feit heeft gepleegd. Centraal staat de benodigde combinatie van behandeling en beveiliging. De behandeling vindt plaats tijdens of na de straf, maar kan ook de straf vervangen. De forensische zorg is erop gericht de maatschappelijke veiligheid te vergroten. Omvang Lelystad Eerstelijns psychologische zorg Tweedelijns zorg GGZ
Aantal cliënten 224 1.193
Bron: Vektis
3.5 De zorg voor jeugdigen met een verstandelijke beperking 11
De ondersteuning en zorg aan jeugdigen met een verstandelijke beperking en bijkomende problematiek (gedragsproblematiek, psychiatrische problemen) wordt overgeheveld naar de gemeenten. Deze groep jeugdigen met een verstandelijk beperking is een diverse populatie met een grote verscheidenheid aan problematiek. Bij de zorg die verleend wordt kan het gaan om ambulante behandeling, dagbehandeling, intramurale behandeling en begeleiding. Een deel van de ondersteuning, hulp en zorg bestaat uit een aantal vormen van langdurige multidisciplinaire en specialistische verblijfszorg waarbij permanent toezicht nodig is in verband met gebrek aan regie. Dit deel zal voor jeugdigen onder de 18 jaar beschikbaar blijven in de kern-AWBZ. De verantwoordelijkheid voor overige vormen van ondersteuning komt dus naar de gemeente, ook wanneer ondersteuning langdurig nodig is vanwege de aard en ernst van de verstandelijke beperking. Ten aanzien de jeugdigen met een licht verstandelijke beperking en gedragsproblemen is de herkenning van de problematiek een aandachtspunt. Het gedrag van het kind valt uit de toon en ook de schoolprestaties zijn niet optimaal. Omdat er vaak niets opvallends te zien is, wordt niet snel aan een licht verstandelijke beperking gedacht. Tijdige herkenning en het bieden van passende ondersteuning is juist ook bij deze kinderen en jongeren (en hun ouders) van groot belang. Soms is op het juiste moment een zetje in de goede richting voldoende om perspectief en vertrouwen te bieden, soms is een intensief traject – inclusief professionele ondersteuning - nodig om het gezin en het netwerk om het gezin heen te versterken.
3.6 De begeleiding en persoonlijke verzorging van jeugdigen (inclusief vervoer) en kortdurend verblijf ten behoeve van jeugdigen Door een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of somatische of psychiatrische 12 problemen kunnen jeugdigen niet of onvoldoende zelfredzaam zijn. Begeleiding of persoonlijke
11
Volgens internationale criteria is sprake van een verstandelijke handicap als het IQ lager dan 70 is, maar in Nederland onderscheiden we ook de categorie licht verstandelijk gehandicapten (IQ 70-85) die in aanmerking kan komen voor zorg als er sprake is van beperkingen in de sociale redzaamheid, leer- en/of gedragsproblemen als gevolg van van het verminderd cognitief functioneren. 12 Het gaat hierbij om activiteiten die de zelfredzaamheid van cliënten bevorderen, behouden of compenseren. Het doel is het voorkomen van opname in een instelling of verwaarlozing. Het kan hier bijvoorbeeld gaan om het oefenen van vaardigheden die zelfredzaamheid tot doel hebben, het compenseren of herstellen van beperkt of afwezig regelvermogen of het overnemen van toezicht. Binnen de begeleiding wordt onderscheid gemaakt tussen individuele begeleiding en groepsbegeleiding (dagbesteding).
16
13
verzorging kan nodig zijn om het tekort aan zelfredzaamheid op te heffen. In sommige gevallen is 14 een jeugdige aangewezen op kortdurend verblijf om daarmee de mantelzorger te ontlasten. Het kabinet heeft aangekondigd dat er geen nieuwe indicaties meer worden afgegeven voor de lichtere intramurale AWBZ indicaties (verblijfsindicatie). Dit leidt ertoe dat een groeiende groep jeugdigen geen gebruik meer kan maken van de AWBZ en het beroep op begeleiding, persoonlijke verzorging (inclusief vervoer) of kortdurend verblijf zal toenemen. De omvang van de laatste twee groepen samen: AWBZ Zorg in Natura PGB
Intramuraal Extramuraal Intramuraal Extramuraal
Aantal cliënten 26 197 8 - 40 1052 - 1653
Bron: Vektis
3.7 Constateringen Op basis van de nu beschikbare cijfers valt op te maken dat Lelystad op alle vormen van jeugdhulpverlening hoger scoort dan het landelijk gemiddelde. Bij de jeugd- en opvoedhulp is het gebruik van ambulante zorg het hoogst, gevolgd door pleegzorg. De opbouw van jeugdhulp heeft de vorm van een piramide. Met de meeste kinderen en gezinnen gaat het goed. Zij zijn zelfredzaam en hebben voldoende aan de eigen omgeving en algemene voorzieningen voor preventie en participatie. Een deel van de gezinnen ervaart soms een probleem in 15 de opvoeding en heeft behoefte aan ondersteuning . In sommige situaties is (ook) specialistische 16 zorg nodig om een stabiele en veilige opvoedomgeving te realiseren. In onderstaand figuur is dit beeld weergegeven.
Aantal: 1280
Aantal: 3035
Totaal 0t/m17: 17416
13
Persoonlijke verzorging is alles wat mensen (als ze gezond zijn) gebruikelijk als zelfzorg uitvoeren. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om hulp bij douchen, aankleden, scheren, ogen druppelen of naar de wc gaan. 14 Het gaat hier om het logeren in een instelling gedurende maximaal drie etmalen per week, alleen als er permanent toezicht en ontlasting van de mantelzorger die gebruikelijke zorg levert noodzakelijk is. 15 In dit deel van de piramide valt de gemeentelijk zorg. Aantallen zijn indicatief omdat individueel gebruik niet bekend is. 16 In dit deel van de piramide valt de regionale zorg. Aantallen zijn indicatief omdat individueel gebruik niet bekend is.
17
Aantekening: bovenstaande is een indicatief beeld waarin ook sprake is van dubbelingen: een jongere die specialistisch hulp krijgt, kan ook ondersteuning uit de tweede laag ontvangen. De geestelijke gezondheidzorg voor jeugdigen (jeugd-GGZ) Wat betreft de GGZ in Lelystad heeft Lelystad een hoger percentage kinderen met een autistische aandoening dan landelijk. Bij deze groep is er met name veel medicatiecontact om te zorgen dat er bij veranderingen in het leven een goede afstemming van de medicatie blijft. De zorg voor jeugdigen met een verstandelijke beperking De groep jeugdigen met een verstandelijk beperking is een diverse populatie met een grote verscheidenheid aan problematiek, waarbij voor sommigen langdurige ondersteuning nodig is. Nu zijn er nog te weinig gegevens bekend om een meer specifieke uitsplitsing te maken op basis van problematiek of zorgvorm. In de uitwerking zal hieraan aandacht worden besteed. In Nederland heeft ongeveer 15% van alle jeugdigen een licht verstandelijke beperking of een laag IQ. Ruim de helft van deze jeugdigen komt goed terecht; ze kunnen zich op volwassen leeftijd voldoende redden in de samenleving. Wel hebben ze daarbij op bepaalde gebieden ondersteuning nodig vanuit 17 het sociale netwerk of van algemene en specifieke voorzieningen. Cijfers voor de Lelystadse populatie zijn op dit moment nog niet bekend. De uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en van jeugdreclassering Lelystad heeft een relatief hoog percentage jongeren die vallen onder Jeugdbescherming en – reclassering maatregelen.
17
http://www.voordejeugd.nl/images/pdf/handreikingen/Handreiking_LVB_2013.pdf
18
4. Contouren van een nieuw Lelystads Jeugdstelsel 4.1 Schets op hoofdlijnen Met de meeste kinderen en gezinnen gaat het goed. Zij zijn zelfredzaam en hebben voldoende aan de eigen omgeving en algemene voorzieningen voor preventie en participatie. Een deel van de gezinnen ervaart soms een probleem in de opvoeding en heeft behoefte aan ondersteuning. In sommige situaties is (ook) specialistische zorg nodig om een stabiele en veilige opvoedomgeving te realiseren. In onderstaande figuur is dit nog eens weergegeven.
Het nieuwe jeugdstelsel moet ertoe leiden dat nog meer kinderen en gezinnen het op eigen kracht redden en dat minder specialistische jeugdhulp nodig is. Het moet professionals uitdagen tot het benutten en versterken van de pedagogische civil society, tot normaliseren en ontmedicaliseren. Daar waar complexe problemen om meer (specialistische) ondersteuning vragen, moet het stelsel mogelijkheden bieden om snel en op maat zorg te leveren. De ondersteuning is erop gericht dat samen met het gezin oplossingen worden gevonden, problemen worden niet overgenomen door professionals, ouders blijven verantwoordelijk en houden de regie. Daartoe willen we het jeugdstelsel laten bestaan uit 4 met elkaar verbonden segmenten. Het zwaartepunt van het nieuwe stelsel bevindt zich binnen het blauw omcirkelde. Hieronder is dat in een figuur verbeeld. In de volgende paragrafen volgt de toelichting.
19
4.2 Basisvoorzieningen als fundament
Basisvoorzieningen dragen bij aan een stimulerende, veilige en gezonde omgeving voor alle jeugdigen van -9 maanden tot 23 jaar. In de basisvoorzieningen werken professionals en vrijwel alle ouders en kinderen komen er of maken er gebruik van. Denk daarbij aan het consultatiebureau, peuterspeelzalen, scholen, kinderopvang, huisartsen, de schoolarts en andere eerstelijnsvoorzieningen in de gezondheidszorg. Maar ook meer algemene voorzieningen als het welzijnswerk en sportwijkwerkers. Het gaat om vrij toegankelijke activiteiten en ondersteuning, dichtbij ouders en jeugdigen, in de vorm van het geven van algemene informatie en advies, het monitoren van de gezondheid en ontwikkeling van jeugdigen, het aanleren van vaardigheden, het geven van onderwijs en het versterken van het sociale netwerk rondom het gezin. De nadruk in de basisvoorzieningen ligt op preventieve voorlichting en advies, het stimuleren van vaardigheden en talenten en het normaliseren in plaats van medicaliseren. Ouders en jeugdigen vinden ondersteuning om snel weer zelf op weg te kunnen, er wordt voorkomen dat later meer hulp nodig is. De professionals in de basisvoorzieningen zijn met elkaar verantwoordelijk voor een samenhangende integrale benadering van opvoedvragen en ondersteuning van kinderen en gezinnen. De samenwerking en de kwaliteit daarvan is essentieel om de preventieve werking ten volle te benutten en het beroep op langduriger of zwaardere zorg te voorkomen. Zo willen wij bereiken dat de basisvoorzieningen voor opvoeden en opgroeien samen met de kracht van de pedagogische gemeenschap volstaan voor minimaal 85% van onze jeugdigen. Bestaande samenwerking doorontwikkelen: het CJG gaat op in het nieuwe stelsel De huidige praktijk waarbij de gemeente verantwoordelijk is voor de preventieve zorg voor jeugd en de verbinding met de huidige jeugdzorg is als volgt te schetsen. In de afgelopen jaren hebben Lelystadse instellingen geïnvesteerd in samenwerking. Dit heeft zich ontwikkeld tot een netwerk waarin professionals uit onderwijs, voorschool, jeugdgezondheidszorg, maatschappelijk werk, welzijn en jeugdzorg elkaar weten te vinden. Dit netwerk werkt onder de naam Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) voor alle jeugdigen van -9 maanden tot 23 jaar.
20
De CJG-partners hanteren binnen het CJG de stelregel één kind, één gezin, één plan (één aanspreekpunt). Daarbij geldt: . Het belang van het kind in de context van het gezin/de omgeving is een gemeenschappelijk belang van de partners, die daartoe optimaal willen samenwerken. . Ondersteuning is gericht op het zo zelfstandig en zo maximaal mogelijk laten participeren van ouders en jongeren in de maatschappij. . Investeren in de professional, die daadkrachtig is en afspraken nakomt, afstemming zoekt en tijdig en adequaat overdraagt. . Samenhangend aanbod en een integrale aanpak gebaseerd op de ondersteuningsbehoefte van het kind/gezin. In de huidige praktijk uit zich dit door een werkwijze waarbij op de scholen voor het primair onderwijs een vaste CJG-consulent beschikbaar is voor vragen van ouders, leerlingen en leerkrachten. Er is een nauwe samenwerking tussen de CJG-consulent, intern begeleider en schoolmaatschappelijk werker. Bij complexere problematiek wordt in het kernteam 12- (dat gebiedsgericht per stadsdeel is georganiseerd) met elkaar een integrale aanpak afgesproken vanuit 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur. Voor het voortgezet onderwijs zijn de Zorgadviesteams op school de plek waar de integrale aanpak wordt afgesproken. Het CJG heeft contact gelegd met de sociale wijkteams. Via de weg van het sociale wijkteam, die fungeert als ogen en oren in de wijk, kunnen ook signalen van (beginnende) problemen in gezinnen worden opgepakt. Met elkaar zoeken de betrokken professionals afstemming over de aanpak. Daarmee is samenwerking op het snijvlak van preventie en jeugdzorg in de leefomgeving van kind en gezin vormgegeven. Dit is waardevol en draagt bij aan het krachtig functioneren van de basisvoorzieningen. Nu wij als gemeente verantwoordelijk worden voor alle zorg voor jeugd kan hiermee niet worden volstaan. Met behoud van de resultaten van de samenwerking, is doorontwikkeling nodig tot het nieuwe Lelystadse jeugdstelsel waarin het huidige CJG opgaat. Waar de huidige CJG samenwerking meer raakt aan de complexere of zwaardere problematiek zal het niet in de basisvoorzieningen, maar in het derde segment van het nieuwe jeugdstelsel (4.4 Jeugd&Gezinsteam) worden geïntegreerd. Verbinding met de huisarts De huisarts is van oudsher een laagdrempelige ingang voor gezinnen, ouders of jeugdigen met vragen of problemen en vervult dus een belangrijke rol als basisvoorziening. Kleine problemen zijn snel opgelost. Bij ernstigere problemen verwijst de huisarts door naar specialistische hulp. Er is nog geen sprake van een stevige werkrelatie tussen het CJG en de huisartsen over het opstellen van een integrale aanpak bij problemen op meerdere leefgebieden. Een dergelijke werkrelatie is belangrijk bij het voorkomen van erger en het inzetten van de lichtst mogelijke effectieve ondersteuning. Nog belangrijker wordt het als problemen niet meer binnen de basisvoorzieningen kunnen worden opgelost en zwaardere of intensievere ondersteuning nodig is. De huisartsen zijn onder de nieuwe Jeugdwet verwijzer naar gespecialiseerde hulp. Om tot het juiste integrale arrangement van ondersteuning te komen is verbinding van de huisarts met het nieuwe Lelystadse jeugdstelsel onmisbaar. Samen met de huisartsen voeren wij gesprekken om met elkaar de voorwaarden te bespreken, waaronder zij optimaal invulling kunnen geven aan hun rol en zij vertrouwen kunnen hebben in de werking van het nieuwe jeugdstelsel, in het bijzonder het Jeugd&Gezinsteam.
21
Eerste segment: Basisvoorzieningen Bevorderen dat de basisvoorzieningen wezenlijk bijdragen aan normaliseren en ontmedicaliseren vanuit de reguliere werkzaamheden. Er vindt doorontwikkeling plaats van de CJG samenwerking tot een nieuw Lelystads jeugdstelsel. Met de huisartsen zijn afspraken over de wijze waarop zij met het jeugdstelsel verbonden zijn. Professionals in de basisvoorzieningen benutten als vanzelfsprekend hun deskundigheid en expertise om samen met kinderen en gezinnen en hun omgeving tot resultaten te komen die inzet van zwaardere ondersteuning voorkomen.
4.3 Pedagogische gemeenschap als krachtbron
Een stimulerende, gezonde en veilige omgeving draagt bij aan de kansen voor kinderen om zich te ontwikkelen. De ouders zijn het belangrijkst in het opvoeden van hun kind. Zij hebben eigen kracht en deskundigheid, eigen normen en waarden. Een sterke pedagogische gemeenschap of pedagogische civil society in onze gemeente, de buurten en wijken is de krachtbron voor het jeugdstelsel. In een sterke pedagogische gemeenschap is een grotere zelfredzaamheid mogelijk en zijn er stevige netwerken te realiseren rond de jeugdigen en gezinnen. Wij werken aan het versterken van de pedagogische gemeenschap. Volgens het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) wordt onder de ‘pedagogische civil society’ verstaan: ‘gemeenschappelijke activiteiten van burgers rondom het grootbrengen van kinderen’. In een ‘goed functionerende pedagogische civil society’, zo stelt het NJi, ‘bestaat er bij burgers de bereidheid om in de eigen sociale netwerken en in het publieke domein de verantwoordelijkheid rond het opgroeien en opvoeden van kinderen te delen.’ Micha de Winter omschrijft het als ‘dat deel van de samenleving waar burgers (kinderen, jongeren, ouders en andere volwassenen) in vrijwillige verbanden verantwoordelijkheid nemen voor een pedagogisch klimaat waarin het goed opvoeden en opgroeien is, in samenwerking met of juist als tegenkracht tot overheden (gemeenten, de jeugdsector, het welzijnswerk), bedrijven en andere civil society organisaties (bijvoorbeeld sportverenigingen). Vrijwilligers doen veel werk binnen de civil society, denk aan scouting, de Kindertelefoon en kindervakantiekampen (jeugd). Projecten zijn o.a. Humanitas, School’s Cool, de Voorleesexpres,
22
Home-Start en Moeders Informeren Moeders (opvoed- en opgroeiondersteuning) en er zijn verenigingen en initiatieven die zich inzetten voor de vrijetijdsbesteding van kinderen en hun ouders (sport-, dans- en knutselclubs bijvoorbeeld). Wij verwachten dan ook van professionals dat zij optimaal samenwerken met deze vrijwilligers, en hun inzet en expertise optimaal benutten. Er verschijnen steeds meer digitale vormen waarbij mensen in de wijk elkaar informeren, ontmoeten, vinden en versterken. Het gaat via social media, lotgenotencontacten, ruil- en dienstensites. Veel gezinnen zullen met de juiste informatie zelf een antwoord weten te vinden op hun vraag of een oplossing voor hun probleem. Bestaande voorbeelden zijn de websites Jongin Lelystad en CJG Lelystad. Een voorbeeld van een digitale ontwikkeling zijn de websites voor “online matching” tussen aanbod en vraag op het gebied van burenhulp, mantelzorg, klussendiensten, oppas en andere zaken waarmee mensen elkaar kunnen helpen. Er bestaan in het land al talloze initiatieven (door particulieren op eigen initiatief) op dit gebied, zoals de website wehelpen.nl). In de digitale ontmoetingsplekken ligt een kans om in de toekomst de eigen kracht en zelfredzaamheid van gezinnen, jeugdigen en opvoeders te versterken. De potenties van deze digitale ontwikkelingen willen wij gebruiken voor het versterken van de pedagogische gemeenschap. Tweede segment: Pedagogische gemeenschap Versterken van de pedagogische gemeenschap. Professionals erkennen en herkennen de eigen kracht van ouders, stimuleren de betrokkenheid van de omgeving bij kinderen en gezinnen, onderkennen de inzet en expertise van de omgeving en betrokken vrijwilligers en benutten deze optimaal. Daarbij worden de digitale ontwikkelingen ten volle aangegrepen.
4.4 Jeugd&Gezinsteam als spil voor het bieden en arrangeren van passende ondersteuning
Soms verloopt de ontwikkeling van een kind niet als verwacht en kan de omgeving van het kind (familie, buurt, school en andere basisvoorzieningen) niet voldoende steun bieden of bijdragen aan een oplossing. Met het nieuwe jeugdstelsel willen we dat waar hulp nodig is, deze integraal wordt geboden (één gezin, één plan, één regisseur), dichtbij het gezin georganiseerd.
23
Wraparound care Waar de eerdere schotten tussen verantwoordelijkheden c.q. financieringsstromen een onnatuurlijke scheiding brachten tussen de vormen van ondersteuning met een verschillende intensiteit of zwaarte, is het nu zaak deze op elkaar te laten aansluiten. Zoals eerder benoemd is daarvoor een andere denk- en handelwijze gevraagd van organisaties en professionals (die de regie bij het gezin laat, geen problemen overneemt maar begeleidt bij het zoeken naar een oplossing en de eigen kracht). In deze benadering staat het versterken van de zelfredzaamheid centraal, daarbij wordt gewerkt op basis van het ‘Wraparound care’ model. De eigen kracht van het gezin is het uitgangspunt en de ondersteuning is afgestemd op de behoefte van de jeugdige en het gezin. Een plan wordt niet voor, maar samen met het gezin en het persoonlijk netwerk opgesteld en met elkaar wordt gewerkt aan het behalen van concrete doelen. Wanneer verschillende professionals betrokken zijn, werken zij vanuit dezelfde geïntegreerde aanpak. De langgerekte ketenbenadering wordt omgevormd tot een cirkel rond kinderen, jongeren en opvoeders. Een cruciale rol voor Jeugd&Gezinsteams Om de geïntegreerde aanpak te realiseren willen wij Jeugd&Gezinsteams vormen die werken met jeugdigen en gezinnen waar de problemen complex zijn geworden. Het Jeugd&Gezinsteam biedt begeleiding en ondersteuning aan gezinnen en kinderen die het opvoeden, opgroeien of op orde houden van hun leven (tijdelijk) niet op eigen kracht kunnen. Vaak is er sprake van problematiek op meerdere leefgebieden (zoals werk, opleiding, financiën, gedrag, gezondheid) of van problematiek bij meerdere gezinsleden. Het Jeugd&Gezinsteam biedt begeleiding integraal en afgestemd, zodat dit effectief kan worden ingezet. Met één regisseur in het gezin wordt zorg gedragen voor afgestemde hulp en een duidelijk aanspreekpunt voor het gezin (één gezin, één plan, één regisseur). De Jeugd&Gezinsteams vormen het schakelpunt waar signalen van complexere problematiek leiden tot een deskundige analyse van de ondersteuningsbehoefte en het bieden van passende zorg dichtbij het gezin. Tevens moet het op- en afschalen van zorg hier geregeld worden. Professionals uit diverse organisaties, met verschillende deskundigheden, vormen met elkaar een multidisciplinair team dat bovenstaande taken uitvoert. Met deze Jeugd&Gezinsteams wordt het mogelijk om de ondersteuning op maat te arrangeren, licht of zwaar, kort of lang. De Jeugd&Gezinsteams zijn de spil van het nieuwe Lelystadse jeugdstelsel. Het is een geheel nieuwe vorm van het organiseren van de ondersteuning. De Jeugd&Gezinsteams vervullen een cruciale rol bij het verhogen van de kwaliteit van de ondersteuning én de vermindering van het gebruik van (dure) specialistische voorzieningen. De expertise van diverse soorten ambulante hulp uit het huidige stelsel wordt in het Jeugd&Gezinsteam samengevoegd. Ambulante hulp die in het huidige stelsel nog vanuit de ‘tweede lijn’ wordt geboden, wordt nu in het Jeugd&Gezinsteam gebracht. De ondersteuning die gezinnen met complexe problematiek in het huidige stelsel van de ‘eerste lijn’ ontvangen wordt eveneens in het Jeugd&Gezinsteam gebracht. Met de jeugdzorginstellingen en de partners van het CJG hebben wij de gedachte rondom de vorming van Jeugd&Gezinsteams verkend en draagvlak gevonden voor een verdere uitwerking. Hierbij wordt een gebiedsgerichte inzet van de Jeugd&Gezinsteams als meest gewenste gezien. Een verdeling analoog aan de sociale wijkteams lijkt hierin logisch, daarbij wordt ook de werkrelatie aangehaald met de professionals op de basisscholen. Maar ook een team rond de scholen voor voortgezet onderwijs is een optie, aangezien de aansluiting van het Jeugd&Gezinsteam op de structuur binnen het voortgezet onderwijs vraagt om een ander schaalniveau. Met het oog op een evenwichtige verdeling van de expertise en capaciteit en een optimale omvang van de Jeugd&Gezinsteams worden de varianten één of meerdere teams nader uitgewerkt.
24
Derde segment: Jeugd&Gezinsteam Voor de ondersteuning van jeugdigen en gezinnen met complexere problematiek vormen we Jeugd&Gezinsteams. Deze ontwikkelen zich tot zelfsturende teams die beschikken over diverse expertise, bestaan uit generalistische werkers en bewerkstelligen door het arrangeren van ondersteuning op maat dat een geringer beroep op dure specialistische zorg nodig is. De Jeugd&Gezinsteams werken gebiedsgericht. Het concept van de Jeugd&Gezinsteams wordt uitgewerkt. Het concept van de Jeugd&Gezinsteams moet nader worden uitgewerkt. Voor een iets verdergaande beeldvorming willen wij in aanvulling op het bovenstaande enkele belangrijke aspecten van het Jeugd&Gezinsteam nader belichten. Achtereenvolgens zijn dat: . het team als doeltreffende vorm; . het op- en afschalen van zorg; . de verbinding met anderen in de wijk: . de professionals in het team bieden zelf hulp; . het generalistisch werken.
Ondersteuning doeltreffend organiseren Door verschillende expertise samen te brengen in een team wordt het hulpaanbod doelmatiger en overzichtelijker: voor ouders, voor de professionals in de basisvoorzieningen én voor de aansturing door de gemeenten. Vanuit de situatie in Lelystad is dit te duiden als de doorontwikkelde samenwerking van het huidige CJG. Van de huidige samenwerking van professionals van verschillende organisaties naar taakvolwassen en zelfsturende teams, die ook de resultaatverantwoordelijkheid dragen voor alle vormen van jeugdhulp in de buurt. Hiermee organiseren we een bundeling van zorg: verschillende expertises samengesmeed in een stevig generalistisch team, dichtbij de gezinnen, snel beschikbaar en zonder lange indicatieprocedures. Wij verwachten dat deze opzet bijdraagt aan efficiënter werken (minder intakes, indicaties, wachttijd) en een geringer beroep op dure specialistische zorg. En daarmee dus minder kosten. Maatwerk waarmaken Het toepassen van 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur is een plan van aanpak en de basis voor het gezinsvolgsysteem. Het moet, bij adequate toepassing, het mogelijk maken de ontwikkelingen van de gezinssituatie en bereikte resultaten of veranderende ondersteuningsbehoefte te volgen om maatwerk te kunnen leveren: de zorg die daadwerkelijk past bij de situatie van kind en gezin. Het Jeugd&Gezinsteam vormt het schakelpunt met het preventief domein en met de (zeer) specialistische zorg. Signalen uit het preventief domein (basisvoorzieningen) worden opgepakt en de ondersteuningsbehoefte van het gezin wordt vastgesteld. Andersom moet zodra het kan een lichtere vorm van zorg worden geboden nadat tijdelijk zware of zeer gespecialiseerde zorg is verleend. Het op- en afschalen van zorg is om meerdere redenen van belang. Allereerst omdat de zorgvrager in de dagelijkse praktijk ook het passende ondersteuningsantwoord moet krijgen. Niet te licht maar ook niet te zwaar. Verder omdat de zorgvraag in de loop van de tijd kan veranderen en de zorgarrangementen (lichter of zwaarder) daarin moeten meebewegen. Het gaat om beschikbaarheid van de juiste zorg. Adequaat op- en afschalen van hulpverlening is ook bepalend voor het benutten van de eigen kracht van gezinnen en jeugdigen of hun netwerk en omgeving. Bij de basisvoorzieningen kwam de sleutelpositie van de huisartsen al aan de orde. Bij complexe of zwaardere problematiek is de verbinding van de huisarts met het Jeugd&Gezinsteam nog zwaarwegender. Aansluiting van de huisartsen op de werkwijze van op- en afschalen is noodzakelijk, gelet op de verwijsbevoegdheid naar gespecialiseerde hulp. Vertrouwen van de huisartsen in de
25
kwaliteit van het Jeugd&Gezinsteam bij de analyse van de zorgvraag en het arrangeren van passende ondersteuning is een voorwaarde om de meerwaarde van deze nieuwe werkwijze tot zijn recht te laten komen. Daarom achten wij de gesprekken die wij voeren met de huisartsen zo van belang. Jeugd&Gezinsteam staat in verbinding met buurt en wijk We hebben aangegeven dat het Jeugd&Gezinsteam de regie voert op 1 gezin, 1 plan en de passende ondersteuning bepaalt en arrangeert. Daartoe onderhoudt het Jeugd&Gezinsteam een scherpe werkrelatie met andere professionals in de buurt en wijk, zoals het sociaal wijkteam, de huisartsen en alle andere basisvoorzieningen. Het is belangrijk dat signalen snel op de goede plek terecht komen. Problematiek van ouders kan samenhang hebben met de opvoed- en opgroeisituatie van een kind. Of de beperking van een kind kan de leefsituatie van de ouders ernstig beïnvloeden. Dan mag het er in de praktijk niet toe doen waar het signaal binnenkomt. De ervaring moet zijn dat een vraag rond opvoeden en opgroeien indien nodig zo snel mogelijk leidt tot handelen door de professionals van het Jeugd&Gezinsteam. Zij moeten geworteld zijn in de wijk, de wijk kennen, andere professionals en actieve vrijwilligers kennen en door hen gekend worden. Op scholen, bij verenigingen en instellingen. De professionals uit het Jeugd&Gezinsteam hebben ook een functionele lijn met de professionals uit de veiligheidsketen, zoals politie en veiligheidshuis. Zowel het Jeugd&Gezinsteam als het sociale wijkteam opereren in de wijk. Beide teams komen achter de voordeur en ontvangen hulpvragen uit de wijk die problemen uit alle leefdomeinen bestrijken. In alle gevallen geldt het principe “één gezin, één plan, één regisseur”. In de regel geldt dat als het zwaartepunt van de ondersteuning ligt bij het kind, dan zorgt het Jeugd- en gezinsteam voor het plan en voor de regisseur. Ligt het zwaartepunt bij de ouder/volwassene, dan zorgt het sociaal wijkteam voor het ondersteuningsplan en de regisseur. Als er een kind bij betrokken is, dan vindt altijd afstemming plaats tussen het sociale wijkteam en het Jeugd&Gezinsteam. Het ondersteuningsplan kan dus zowel inzet vanuit de jeugdhulp als vanuit de Wmo bevatten. Tegelijkertijd zijn er ook verschillen tussen beide teams. Zo werkt het Jeugd&Gezinsteam in samenwerking met kind en gezin, met name in geval van complexe vragen en biedt ook zelf de ondersteuning. In tegenstelling tot het sociale wijkteam dat over het algemeen werkt voor volwassenen, en zelf geen ondersteuning biedt, maar doorverwijst naar de juiste (basis)voorziening of ondersteuning. Overigens geldt dat waar het signaal in eerste instantie ook terecht komt, dit zonder vertraging zal moeten leiden tot de juiste vervolgactie. De routes voor een inwoner zijn dan als volgt:
26
Aan de relatie tussen het Jeugd&Gezinsteam en het sociale wijkteam zal specifiek aandacht worden besteed bij de uitwerking van het nieuwe Lelystadse jeugdstelsel, zodat sprake is van een afgestemde werkwijze. Daarbij wordt ook gekeken naar een eenduidige werkhouding en registratie binnen beide teams, evenals breed voor het sociale domein, om te zorgen dat werkelijk integraal naar de ondersteuningsvraag van een inwoner wordt gekeken. Als voorbeeld daarvan valt te denken aan het gebruik van een instrument zoals de ‘zelfredzaamheidmatrix’ (ontwikkeld met professionals in 18 Brabant ) die de verschillende domeinen benoemt en snel inzicht geeft van de benodigde acties. Dit wordt in de uitwerking verder ontwikkeld. Een voorbeeld van een zelfredzaamheidsmatrix
Ambulante ondersteuning dichtbij het gezin Gezinnen die meer hulp nodig hebben dan de basisvoorzieningen zelf kunnen bieden krijgen ambulante begeleiding van het Jeugd&Gezinsteam. Deze begeleiding kan variëren. Van enkele gesprekken met ouders die zich geen raad weten met hun opstandige puber. Tot een langdurig begeleidingstraject voor een gezin met meervoudige problematiek. Met het gezin stelt de professional van het Jeugd&Gezinsteam als aanspreekpunt en regisseur, een gezinsplan op. Samen wordt bekeken wie kunnen helpen bij het realiseren van de gezinsdoelen. Zo nodig schakelt de professional daarbij specialisten in (zie 4.5 en 4.6). De professionals van het Jeugd&Gezinsteam werken dus daadwerkelijk met het gezin.
18
Uit: Andersson, Eiffers en Felix 2013, Instrumentarium voor de frontlijn in het sociale domein
27
Generalistisch werken De werkwijze met een Jeugd&Gezinsteam gaat uit van de professionaliteit van de hulpverlener. Aan de kennis en vaardigheden van de professionals worden hoge eisen gesteld. Van professionals in het Jeugd&Gezinsteam wordt verwacht dat zij generalistisch kunnen werken. Zij kunnen breed kijken naar wat er in het gezin speelt, wat er met de jeugdige of ouder aan de hand is en zijn in staat daar passende ondersteuning, hulp of zorg bij te zoeken. Zij werken allemaal op of hebben nauwe relaties met de plekken in de wijk waar kinderen en gezinnen komen (basisvoorzieningen en pedagogische gemeenschap). Het uitgangspunt bij het verlenen van hulp en bij alle vragen van ouders is het aanboren van de eigen kracht van ouders en kinderen, zoveel mogelijk in hun eigen omgeving. De generalistische werkers zijn stevige hulpverleners die met uiteenlopende complexe vraagstukken in een gezin overweg kunnen en het gezin daarin ondersteunen. Binnen het Jeugd&Gezinsteam heeft deze generalistisch werkende hulpverlener aandachtsgebieden (bijvoorbeeld op het gebied van verstandelijke beperking, contextueel werken, omgaan met zware multiproblematiek, gedragswetenschap etc.) en maken de hulpverleners gebruik van elkaars deskundigheden op verschillende vakgebieden. De professionals van het Jeugd&Gezinsteam beschikken gezamenlijk over een brede expertise: door hun verschillende achtergronden brengen ze kennis bij elkaar. Het Jeugd&Gezinsteam beschikt over pedagogische en sociaal maatschappelijke expertise en heeft ook basiskennis over psychiatrie en verstandelijk gehandicapten. Alle professionals herkennen veiligheidsvraagstukken. Deze brede expertise maakt dat het Jeugd&Gezinsteam in staat is om veel hulp zelf te verlenen, zoals opvoedhulp, gezinscoaching, maar ook intensieve jeugdhulp. Uit het bovenstaande blijkt hoezeer het gaat om een nieuwe werkwijze: het gaat om generalistisch werken, de professional overziet alle leefgebieden (1 gezin, 1 plan, 1 regisseur), werkt integraal en kan zowel enkelvoudige als complexe opvoed- en ontwikkelproblematiek en (ambulante) gezinsbegeleiding en zorg zelf oppakken.
4.5 (Zeer) gespecialiseerde zorg wanneer nodig
Soms kan een probleem niet opgelost worden door inzet vanuit het Jeugd&Gezinsteam alleen en is het nodig dat het Jeugd&Gezinsteam meer specialistische hulp inroept. Of de hulp die nodig is, is zo
28
specialistisch dat deze buiten het Jeugd&Gezinsteam moet worden gegeven. En er kunnen omstandigheden zijn dat de veiligheid van de jeugdige in het geding is (zie 4.6) en er gedwongen maatregelen nodig zijn. Hiermee bevinden we ons in de top van de piramide en in segment 4 van het nieuwe Lelystadse jeugdstelsel. Daarbij moeten we denken aan de volgende vormen van gespecialiseerde zorg: . residentiële zorg . pleegzorg . gesloten jeugdzorg (jeugdzorg plus) . jeugdreclasseringsmaatregelen . jeugdbeschermingsmaatregelen . forensische zorg . zeer gespecialiseerde dagbehandeling . Jeugd-GGZ: specialistische GGZ (i.t.t. generalistische basis GGZ) . Jeugd-VB: dagbehandeling en residentiële zorg In het Regionaal Transitieplan is opgenomen hoe deze vormen van gespecialiseerde zorg in onze regio van de zes Flevolandse gemeenten zijn georganiseerd. Daarnaast kan gespecialiseerde zorg op lokaal niveau beschikbaar zijn en naar het oordeel van het Jeugd&Gezinsteam ingezet worden. Het vergt nog nadere uitwerking welke vormen van ondersteuning en zorg precies binnen de reikwijdte van de samenstelling en expertise van het Jeugd&Gezinsteam vallen en voor welke specialistische zorgvormen (anders dan de opsomming hierboven) een beroep wordt gedaan daarbuiten. Jeugd&Gezinsteam houdt aansluiting bij het gezin Wij willen de gespecialiseerde zorg en opvang (langdurig/specifiek/intensief) zo organiseren dat het een aanvulling is op de voorliggende zorg voor jeugd. Het doel daarbij is om te voorzien in een kwalitatief, effectief en zo efficiënt mogelijk georganiseerd aanbod, voor vragen waarin de ondersteuning die het Jeugd&Gezinsteam ter beschikking heeft niet (geheel) kan voorzien. Het Jeugd&Gezinsteam maakt de keuze voor de inzet van deze hulp aan de hand van de vraaganalyse (soms is diagnose nodig vanuit andere expertise dan aanwezig in het Jeugd&Gezinsteam). Jeugdigen die tijdelijk hulp ontvangen buiten de dagelijkse omgeving van het gezin keren (meestal) ook weer terug naar de hulp binnen de dagelijkse omgeving. In de praktijk zullen gespecialiseerde hulpverleners de hulp die zij bieden ook zoveel mogelijk aansluiten bij het bestaande netwerk van ondersteuners en zal wanneer de complexiteit van de hulp dat vereist, de casusregie voor het gezin altijd plaatsvinden vanuit het Jeugd&Gezinsteam (één gezin, één plan, één regisseur). Ook bij deze zwaardere trajecten blijft het uitgangspunt het aanboren van de eigen kracht van ouders en kinderen, zoveel mogelijk in hun eigen omgeving. Het Jeug&Gezinsteam houdt aansluiting bij het gezin waarmee de hulp en ondersteuning in het gezin (zeer specialistisch, licht en zwaar) in samenhang wordt geboden en waarmee het intensiveren en afbouwen van de specialistische hulp in afstemming plaats vindt. Hier geldt dus evenzeer dat de diverse betrokken professionals werken vanuit één geïntegreerde aanpak volgens het Wraparound care model. Bovenlokaal worden afspraken gemaakt over criteria voor de toegang tot de bovenlokaal georganiseerde specialistische voorzieningen. Deze afspraken werken als poortwachterfunctie tegen oneigenlijke toestroom naar bovenlokaal georganiseerde voorzieningen vanuit gemeenten. Bij de uitwerking van het concept van het Jeugd&Gezinsteam wordt hierop aansluiting gezocht.
29
Vierde segment: (Zeer) gespecialiseerde zorg en gedwongen maatregelen In het regionaal transitieplan regelen wij met de zes Flevolandse gemeenten hoe wij bovenlokaal de gespecialiseerde zorg organiseren. Ten aanzien van de lokaal beschikbare gespecialiseerde zorg houdt het Jeugd&Gezinsteam aansluiting bij het gezin. Dit is essentieel voor het arrangeren van passende en samenhangende ondersteuning en daarmee het behouden van bereikte resultaten en het voorkomen van onnodig opnieuw inzetten van zware zorg.
4.6 Gedwongen maatregelen als het niet anders kan Kinderen moeten veilig op kunnen groeien. Bij signalen van onvoldoende veiligheid moet zorgvuldig worden gehandeld. In het uiterste geval leidt dit tot een jeugdbeschermingsmaatregel. In het geval van een jeugdige die zeer ernstige gedragproblemen heeft kan dit leiden tot gedwongen zorg en behandeling in een gesloten jeugdzorginstelling. Vertoont een jeugdige risicovol of crimineel gedrag dan kan een jeugdreclassering-maatregel volgen. Dit zijn gedwongen vormen van hulp die door de kinderrechter uitgesproken moeten worden. Met elkaar willen we voorkomen dat het zo ver komt. Hulp in het gedwongen kader vormt vanwege de toegang via de rechter een specifiek onderdeel van de gespecialiseerde zorg in het vierde segment van het nieuwe Lelystadse jeugdstelsel. In de nieuwe situatie voert een gecertificeerde instelling de jeugdbescherming en jeugdreclassering uit. Dit is een instelling die voldoet aan de kwaliteitseisen uit de Jeugdwet èn aan de extra kwaliteitsnormen die in een ministeriële regeling worden vastgelegd. In de huidige situatie doet BJZ de uitvoering van jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen. Jeugdbescherming: Signalen van zorg over de ontwikkeling of vermoedens van mishandeling worden afgegeven door het Jeugd&Gezinsteam, professionals (huisartsen, jeugdzorgwerkers, politie, leerkrachten, schuldhulpverleners, etc.) en burgers (buren, familie, bekenden). Het Advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling AMHK) fungeert als herkenbaar meldpunt en doet bij een melding onderzoek of sprake is van kindermishandeling of huiselijk geweld. Het AMHK of de gecertificeerde instelling zijn bevoegd om bij de Raad voor de Kinderbescherming een melding te doen. De Raad voor de Kinderbescherming onderzoekt of een jeugdbeschermingsmaatregel nodig is. De kinderrechter bepaalt vervolgens of een jeugdbeschermings-maatregel wordt opgelegd. De jeugdbeschermingsmaatregel wordt door de gecertificeerde instelling uitgevoerd. Jeugdreclassering: Soms komen jeugdigen in aanraking met de politie. Voor zwaardere delicten zal de politie een proces verbaal opmaken en vervolgens een melding doen bij de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad voor de Kinderbescherming voert een onderzoek uit en adviseert de Officier van Justitie of de kinderrechter over de straf en het opleggen van een jeugdreclasseringsmaatregel. De jeugdreclasseringsmaatregel wordt door de gecertificeerde instelling uitgevoerd. Het bovenstaande schetst globaal het verloop richting het opleggen van een gedwongen maatregel. Gedurende het proces is het Jeugd&Gezinsteam nauw betrokken. Integrale aanpak bij drang en dwang Er is een grens als het gaat om werken op basis van vrijwilligheid. Als de veiligheid van een kind in het geding is moet er gehandeld worden. Als de professional van het Jeugd&Gezinsteam zich zorgen maakt over de veiligheid van een kind dan onderneemt hij/zij actie. Voorop staat dat de situatie terugkeert waarbij aan de eisen voor veiligheid wordt voldaan. Daarbij laten wij de integrale aanpak niet los. Het Jeugd&Gezinsteam houdt waar mogelijk de regie op één gezin, één plan. In voorkomende situaties kan het Jeugd&Gezinsteam de specifieke expertise van het SAVE team
30
(Samenwerken Aan Veiligheid) inschakelen, een vernieuwende vorm voor het toepassen van drang en dwang die aansluit bij de uitgangspunten van het nieuwe Lelystadse jeugdstelsel. BJZ Flevoland ontwikkelt een werkwijze op basis van de SAVE methode waarbij de veilige situatie voor het kind hersteld wordt en gedwongen maatregelen worden voorkomen. En dus werken aan veiligheid vanuit een vrijwillig kader. Samen met de ouders, het netwerk rondom het gezin en de bij het gezin betrokken hulpverleners. Het SAVE team werkt vanuit een grondhouding die de regie bij het gezin laat. Dit biedt de mogelijkheid voor het Jeugd&Gezinsteam om een SAVE medewerker te consulteren en samen te werken in de hulpverlening aan gezinnen. Is er meer drang en dwang nodig, dan kan een SAVE medewerker worden betrokken bij de begeleiding. Gezinnen die te maken krijgen met gedwongen vormen van hulpverlening, zoals jeugdbescherming of jeugdreclassering worden in de toekomst beter bediend vanuit de gedachte gezin centraal en één gezin, één plan. Één en dezelfde professional uit het SAVE team kan vanuit verschillende regelingen/maatregelen het ene gezicht vormen naar het betreffende gezin. Uiteindelijk kan de SAVE medewerker de rechter vragen om een maatregel op te leggen (gedwongen hulpverlening, Onder Toezicht Stelling). Het gaat dan niet langer om vrijwillige hulp, maar om gedwongen hulp. Vierde segment: (Zeer) gespecialiseerde zorg en gedwongen maatregelen Gedwongen maatregelen zijn soms nodig. Maar met de inzet van Jeugd&Gezinsteam die daarbij ondersteund kunnen worden door medewerkers van het SAVE team proberen we dit zoveel mogelijk te voorkomen. In alle situaties wordt gewerkt vanuit een grondhouding die de regie bij het gezin laat. Als gedwongen hulp toch nodig is, verloopt het verzoek aan de rechter via de SAVE medewerker. Het Jeugd&Gezinsteam blijft het aanspreekpunt voor het gezin en kan na afloop van de maatregel de nazorg en afschaling van zorg arrangeren.
4.7 Persoonsgebonden budget Het persoonsgebonden budget (PGB) biedt mensen met een beperking de mogelijkheid zelf zorg in te kopen en zelf te bepalen door wie en wanneer zij geholpen en/of begeleid worden. Het PGB kan aldus bijdragen aan het behouden van de eigen regie. Het PGB is in de jeugdwet opgenomen als ‘moetbepaling’. Dit betekent dat de gemeente deze optie moet bieden. Echter, de substantiële groei van het aantal PGB’s binnen de zorg voor jeugd heeft in de nieuwe wet geleid tot beperkende voorwaarden waaronder jeugdigen en hun ouders kunnen kiezen voor een PGB. De volgende beperkende voorwaarden zijn in de jeugdwet opgenomen: - De klant is in staat het PGB te beheren De jeugdigen en hun ouders moeten er blijk van geven dat zij over de vaardigheden beschikken om de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoren zelf bij derden in te kunnen kopen. - De klant kan aantonen dat het reguliere aanbod niet geschikt is De jeugdige en zijn ouder dienen de stelling dat zij de individuele voorziening in plaats van het reguliere aanbod (zorg in natura) door middel van een budget geleverd wensen te krijgen, te onderbouwen. Om dit te doen zullen zij moeten aantonen dat zij zich voldoende hebben georiënteerd op het reguliere aanbod (zorg in natura). - De jeugdhulp, die met het PGB wordt ingekocht, is van goede kwaliteit De jeugdhulp die de jeugdige en zijn ouders met het budget wensen in te kopen moet voldoen aan de kwaliteitseisen. Deze professionals moeten voldoen aan dezelfde kwaliteitseisen als de professionals die het reguliere aanbod (zorg in natura) leveren.
31
Verder is de bepaling opgenomen dat de gemeente de cliënt niet langer een PGB in geld mag geven maar alleen in de vorm van een trekkingsrecht via de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De SVB keert het geld uit aan de zorgaanbieder. Daarnaast kan er in een tweetal situaties geen PGB worden verstrekt. Dit is het geval indien er sprake is van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en indien de jeugdige opgenomen is met een machtiging gesloten jeugdhulp. Desalniettemin biedt het bovengenoemd wettelijk kader de mogelijkheid om er een Lelystadse inkleuring aan te geven. Daarbij willen wij in de uitwerking de mogelijkheden in beeld brengen om het PGB als het passende instrument bij bepaalde zorgarrangementen in te kunnen zetten. Persoonsgebonden budget Het PGB voor jeugdhulp is in de nieuwe wetgeving toegestaan als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: de klant is in staat het PGB te beheren; de klant kan aantonen dat het reguliere aanbod (zorg in natura) niet toereikend is; de jeugdhulp die met een PGB wordt ingekocht, is van goede kwaliteit; In een verordening kunnen nadere voorwaarden worden uitgewerkt en zou een hardheidsclausule kunnen worden opgenomen op basis waarvan het college kan besluiten in uitzonderlijke, specifieke situaties af te wijken van deze bepalingen. Doelmatige inzet van het persoonsgebonden budget blijft een waardevolle mogelijkheid om passende zorg te bieden. Daarom is het van belang om in de uitwerking de mogelijkheden van het PGB als het passende instrument bij bepaalde zorgarrangementen in beeld te brengen.
4.8 Positie jeugdigen en ouders Participatie bij beleidsvorming De Jeugdwet stelt dat jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen met meer dan tien medewerkers een cliëntenraad dienen te hebben. Hoe de gemeente de inspraak op haar beleid moet regelen is in de jeugdwet niet vastgelegd. In de uitwerking zoeken wij naar nieuwe vormen hoe cliënten te betrekken bij beleidsvorming. Bijvoorbeeld door gebruik te maken van digitale toepassingen om een grotere en bredere groep jeugdigen en ouders te bereiken. Klachtenregeling Daarnaast is het belangrijk dat jeugdigen en ouders goed weten waar ze met welke klachten terecht kunnen. Dit zal in de verdere uitwerking worden meegenomen. Vertrouwenspersoon De jeugdwet geeft de gemeenten de opdracht er voor te zorgen dat jeugdigen en ouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon zal de jeugdige of ouder ter zijde staan wanneer zich problemen voordoen tussen hen en de zorgaanbieders. De taken en bevoegdheden van de vertrouwenspersoon werken wij uit in een verordening.
4.9 Verbinding passend onderwijs en decentralisatie jeugdzorg Zowel in het onderwijs als in het preventieve jeugdbeleid gaat het om kinderen, jongeren en hun ouders, en we zijn erop gericht dat onze kinderen gezond en veilig opgroeien, hun talenten ontwikkelen en naar vermogen meedoen. Op 9 oktober 2012 werd de Wet passend onderwijs door de Eerste Kamer aanvaard. Met deze wet worden de samenwerkingsverbanden primair en voortgezet
32
19
onderwijs verantwoordelijk voor het onderwijs aan alle kinderen, met uitzonderingen van kinderen in de zogenaamde Regionale Expertise Centra (REC’s), cluster 1 (voor blinde kinderen) en cluster 2 (voor dove of slechthorende kinderen en/of kinderen met ernstige spraak-taalmoeilijkheden). De samenwerkingsverbanden krijgen met ingang van 1 augustus 2014 een zorgplicht. Zij moeten een passende onderwijsplek bieden aan alle leerlingen, binnen de school waar een ouder zijn/haar kind aangemeld heeft, of anders op een andere school binnen (of buiten) het samenwerkingsverband. Passend onderwijs heeft overigens niet alleen betrekking op kinderen die extra aandacht nodig hebben omdat hun (school)ontwikkeling achterblijft, maar ook op (hoogbegaafde) kinderen die extra aandacht nodig hebben omdat zij ver voorlopen op de rest. De stelselwijziging in het jeugddomein en de invoering van passend onderwijs zijn parallelle ontwikkelingen. Ook de Wet passend onderwijs heeft als ambitie om de verantwoordelijkheid voor goede ondersteuning eenduidiger bij één partij neer te leggen (in dit geval de schoolbesturen verenigd in een samenwerkingsverband) en meer kinderen ondersteuning te kunnen bieden in reguliere in plaats van speciale onderwijsvoorzieningen. Ook is bij beide ontwikkelingen daarbij een omslag nodig naar het meer benutten van de pedagogische civil society (samenwerken aan de ontwikkeling van het kind en uitgaan van de eigen kracht), en een andere inzet van specialistische ondersteuning (ontschotting tussen preventieve, lichte en zware zorg en ondersteuning). Het is daarom van belang om tijdig de samenhang tussen deze twee ontwikkelingen te benoemen, en uitgangspunten vast te stellen waarlangs beide trajecten verder uitgewerkt worden. Daarom heeft het college hierover in september 2013 al een notitie vastgesteld (zie bijlage 4) die als startnotitie laat zien welke samenhang is te zien en welke uitgangspunten bij de aanpak ter hand worden genomen. Daarbij is gekozen voor een gezamenlijke opgave van de gemeentelijke zorg voor jeugd en passend onderwijs die uitgaat van het bieden van optimale kansen voor kinderen en jongeren op een volwaardige plek in de samenleving, dus op een zo hoog mogelijke (start)kwalificatie. Het versterken van de eigen kracht evenals het bieden van passende ondersteuning waar nodig zijn hierbij essentieel. De realiteit daarbij is dat in beide transities forse bezuinigingen vragen om scherpere keuzes. Passend onderwijs en de zorg voor jeugd waarvoor de gemeente in zijn geheel verantwoordelijk wordt, gaan beide uit van een nieuwe benadering van ondersteuning en hulp. De uitgangspunten zoals die worden gedeeld door PO-raad, VO-raad en VNG, en door ons als gemeente Lelystad bij de verdere uitwerking zullen worden gehanteerd, zijn: 1. Vroegtijdig ondersteunen van de eigen kracht van jeugdigen en ouders (in plaats van overnemen) 2. Kijken naar mogelijkheden, kansen en oplossingen (in plaats van problemen en beperkingen) 3. Importeren van ondersteuning (in plaats van verwijzen en exporteren van het kind/gezin met een probleem) 4. Integraal beoordelen van meervoudige ondersteuningsbehoeften, dicht bij de signaleringsplaats (in plaats van in aparte, verre indicatiecommissie) 5. Vaststellen van ondersteuningsbehoeften samen met jongeren, ouders en opvoedprofessionals (in plaats van over hun hoofden heen) 6. Snel en nabij bieden van passende ondersteuning (in plaats van slagboomdiagnostiek en indicatiestelling) 7. Integrale ondersteuning in/door (speciaal) onderwijs en hulpverlening in één arrangement (in plaats van specialistische hulp voor geïsoleerde problemen) 8. Ondersteuningsbehoefte van kind/ouders zijn leidend (in plaats van hulpaanbod en instellingsbelangen)
19
In Lelystad zijn de schoolbesturen met ingang van 1 november 2013 verenigd in twee samenwerkingsverbanden: één voor het voortgezet onderwijs (schoolbesturen binnen gemeente Lelystad), en één voor het primair onderwijs (schoolbesturen binnen gemeente Lelystad en Dronten). De regio-indeling en taken van het samenwerkingsverband zijn landelijk bepaald.
33
Deze overeenkomsten en benadering passen naadloos in de algemene Lelystadse uitgangspunten en ontwikkelopgaven van de reeds vastgestelde ‘Visie op hoofdlijnen decentralisaties AWBZ en Jeugdzorg’. Daarom zullen bovengenoemde acht overeenkomsten worden gehanteerd als criteria bij de verdere uitwerking van de samenhang tussen passend onderwijs en jeugdzorg. Deze verdere uitwerking heeft een plek gekregen in deze kadernota. Passend onderwijs wordt door het onderwijs zelf verder uitgewerkt in ondersteuningsplannen die in een ‘Op Overeenstemming Gericht Overleg’ in de Stuurgroep Talentontwikkeling worden besproken. De uitkomsten daarvan worden meegenomen in een nieuwe Kadernota Lelystadse Educatieve Agenda die in de tweede helft van 2014 aan de raad ter besluitvorming wordt aangeboden.
4.10 Verbinding Wmo/AWBZ en jeugdhulp Vanaf 1 januari 2015 wordt de gemeente verantwoordelijk voor de integrale ondersteuning van inwoners. Verschillende functies uit de AWBZ worden overgeheveld naar de gemeente: individuele begeleiding, groepsbegeleiding, dagbesteding en kortdurend verblijf. Voor mensen met een beperking die ouder zijn dan 18 jaar wordt dit geregeld in de Wmo die hiervoor wordt aangepast. De ondersteuning van jeugdigen tot 18 jaar is onder de nieuwe Jeugdwet gebracht. In de Visie op hoofdlijnen decentralisatie AWBZ en Jeugdzorg die in 2012 door de raad is vastgesteld, zijn grotendeels gelijkluidende uitgangspunten geformuleerd voor deze twee decentralisaties. Daarmee is een verbondenheid gerealiseerd die ertoe leidt dat de ontwikkeling en uitwerking van het transformatieproces voor beide decentralisaties in samenhang verloopt. De gemeente wordt verantwoordelijk voor cliëntondersteuning in het kader van de gewijzigde Wmo. De middelen die nu vanuit de AWBZ ter financiering van de ondersteuningsorganisatie MEE worden ingezet, worden vanaf 1 januari 2015 overgeheveld naar de gemeenten. Binnen de kadernota Wmo/AWBZ wordt richting gegeven aan een uitwerking van cliëntondersteuning in Lelystad die overzichtelijk en deskundig is. Diverse vormen van cliëntondersteuning worden zoveel mogelijk geclusterd. Bij de uitwerking dient aandacht te zijn voor de aansluiting bij het nieuwe Lelystadse Jeugdstelsel, zodat ook de groep jonger dan 18 jaar optimaal gebruik kan maken van cliëntondersteuning. Een belangrijk aandachtspunt bij de uitwerking en toepassing van het principe één gezin, één plan, één regisseur is dat voor inwoners en professionals duidelijk is waar men met een ondersteuningsvraag , signaal of verwijzing terecht kan. In het kader van de (door)ontwikkeling van het Centrum Jeugd en Gezin is een duidelijke ingang dichtbij scholen, kinderopvang en peuterspeelzalen, en het vrijetijdsdomein gerealiseerd. In het nieuwe Lelystadse jeugdstelsel wordt hierop zorgvuldig voortgebouwd om ook de toegang tot de meer complexe of zware hulp voor jeugdigen laagdrempelig te organiseren. De centrale toegang voor ondersteuningsvragen in het kader van de Wmo ligt bij het sociale wijkteam. Aan de relatie tussen het Jeugd&Gezinsteam en het sociale wijkteam zal specifiek aandacht worden besteed bij de uitwerking van het nieuwe Lelystadse jeugdstelsel, zodat sprake is van een afgestemde werkwijze. Het Advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK) vervult een belangrijke rol in de voorzieningen om de veiligheid van jeugd in de opvoed- en opgroeisituatie te bevorderen. Huiselijk geweld kan zich voordoen in allerlei situaties en relaties. Het AMHK wordt wettelijk verankerd in de gewijzigde Wmo, omdat de Wmo ziet op alle burgers en niet alleen jeugdigen. Er is dan één wettelijk kader voor alle meldingen van huiselijk geweld en kindermishandeling. De ontwikkeling van het AMHK is relevant voor zowel de nieuwe Wmo infrastructuur als voor het nieuwe jeugdstelsel. De nieuwe Jeugdwet geldt voor jeugdigen tot 18 jaar. Daarbij kan het voorkomen dat daarna nog ondersteuning nodig blijft waarvoor de gemeente in het kader van de Wmo verantwoordelijk is. Een aandachtspunt is dat een soepele overgang van de meerderjarig geworden jeugdige naar passende
34
vormen van ondersteuning wordt geregeld. De samenhang van de Wmo infrastructuur en het nieuw jeugdstelsel vormt een goede basis daarvoor.
4.11 Samenhang Jeugdzorg en Participatiewet Jongeren die gebruik maken van voorzieningen uit de jeugdzorg hebben vaak problemen op meerdere gebieden. In de driehoek jeugdzorg, onderwijs en sociale zekerheid beïnvloeden wetwijzigingen in het ene domein de andere domeinen. In het domein van de sociale zekerheid wordt de Participatiewet ingevoerd. In de Participatiewet worden de Wet werk en bijstand (Wwb), de Wet sociale werkvoorziening (WSW) en een deel van de Wajong samengevoegd. Met de Participatiewet wil het kabinet bereiken dat zoveel mogelijk mensen deelnemen (participeren) aan werk. De verwachting is dat de wet 1 januari 2015 ingaat. Dit zijn de hoofdlijnen van het wetsvoorstel:
Vanaf 1 januari 2015 is de Wajong er alleen nog voor jonggehandicapten die duurzaam volledig arbeidsongeschikt zijn.
De Wet sociale werkvoorziening (Wsw) wordt afgesloten voor nieuwe werknemers.
Wie mogelijkheden heeft om te werken, moet werken.
Arbeidsbeperkten worden via een Werkbedrijf naar reguliere werkgevers begeleid. Instrumenten als loonkostensubsidie en begeleiding ‘on the job’ kunnen daarbij worden ingezet. Daarnaast kan de gemeente beschut werken organiseren.
Ruim 300 inwoners van Lelystad hebben een werkplek bij de sociale werkvoorziening, waaronder ook 20 31 jeugdigen in de leeftijd van 17-26 jaar . Daarnaast telt Lelystad 1.250 inwoners met een Wajong 21 uitkering, waaronder 490 jonger dan 25 jaar . In de toekomst zal de Wajong alleen nog toegankelijk zijn voor volledig arbeidsongeschikten. In de praktijk blijkt dat 25% van de Wajong-ers (aangepast) werk heeft, veelal met behulp van een loonkostensubsidie, in het kader van de Wsw of met behulp van loondispensatie. Volgens landelijke gegevens van het CBS wordt ruim 80% van de Wajonguitkeringen gegeven aan jongeren met een psychische aandoening of gedragsstoornis. De verwachting is dat deze doelgroep voor wat betreft de arbeidstoeleiding en participatie binnen het gemeentelijk domein komt te vallen. Deze groep is wat betreft participatie-voorzieningen tot nu toe min of meer buiten de gemeentelijke scope gebleven maar dat wil niet zeggen dat deze groep geen gebruik maakt van de lokale zorg- en welzijnsinfrastructuur. Integendeel, het ligt in de lijn der verwachting dat de Wajong populatie hier een aanzienlijk beroep op doet. De wijzigingen in de Wajong hebben de meeste raakvlakken met jeugdzorg en passend onderwijs. De kennis en expertise die voorheen bij het UWV was ondergebracht om deze doelgroep adequaat te begeleiden moet binnen het gemeentelijk domein verder ontwikkeld worden. In de periode 2015-2018 zullen alle personen met een Wajong uitkering worden gekeurd. Iedereen met verdiencapaciteit die nog niet aan het werk is, kan aanspraak maken op de Participatiewet (begeleiding en eventueel inkomensondersteuning). In de toekomst komen jongeren met een arbeidshandicap en verdiencapaciteit niet meer in aanmerking voor de Wajong. Samenwerking tussen jeugdhulp, passend onderwijs, en werkgevers zal moeten leiden tot passende arrangementen waarmee deze jongeren een zo zelfstandig mogelijke positie op de arbeidsmarkt krijgen en behouden. En indien loonvormende arbeidsparticipatie (nog) niet binnen de mogelijkheden behoort kan er een beroep gedaan worden op de andere reguliere participatievoorzieningen uit het WMO domein of specialistische participatievoorzieningen beschut werken/of arbeidsmatige dagbesteding. 20 21
Bron: concern voor werk 11-10-2012 Bron: CBS 10-10-2012
35
5. Inrichting Nieuw Lelystads Jeugdstelsel
In hoofdstuk 5 zijn de contouren geschetst van het nieuwe Lelystadse jeugdstelsel en is een toelichting gegeven op de opbouw daarvan. In de figuur hierboven is dat nogmaals herhaald. De bestaande kracht van de pedagogische gemeenschap en de preventieve werking van de huidige basisvoorzieningen vormen een vertrouwde basis. De inzet van het Jeugd&Gezinsteam vormt een geheel nieuw segment in de organisatie van de ondersteuning waarin de transformatie van de jeugdzorg het meest nadrukkelijk gestalte krijgt. Het vormt ook de verbinding met de inzet van de (zeer) gespecialiseerde hulp en het gedwongen kader. Het gaat om een enorme verandering, waarbij het opvoeden en opgroeien van kinderen in kwetsbare situaties of met complexe problematiek aan de orde is. De belangrijke schakelfunctie van het Jeugd&Gezinsteam moet niet haperen. Het proces van transformatie en het optimaal functioneren van het Jeugd&Gezinsteam als schakel in het jeugdstelsel vereist sturing. Sturing binnen het Lelystadse Jeugdstelsel De sturing in het nieuwe jeugdstelsel wordt op hoofdlijnen bepaald door de wettelijke regels die aan de gemeenten worden opgelegd. In de Jeugdwet wordt de gemeentelijke verantwoordelijkheid vormgegeven als een voorzieningenplicht à la de Wmo. De gemeente wordt een redelijke mate van beleidsvrijheid gelaten om haar eigen invulling aan de uitvoering en sturing te geven. Veel zal echter ook afhangen van de vraag of en hoe de rijksoverheid (met ministeriële regelingen en Algemene Maatregelen van Bestuur) nadere regels zal stellen met betrekking tot zaken als voorzieningenniveau, bekostigingswijze, beleidsinformatie, registratie-verplichtingen en bovenlokale samenwerking. De Jeugdwet biedt hiervoor in ieder geval alle ruimte. In een (meerjaren)beleidsplan stelt de gemeenteraad de hoofdzaken van het te voeren beleid vast (visie, doelstellingen, resultaten, e.d.). In een verordening stelt de gemeenteraad bovendien regels over de door het College te verlenen individuele voorzieningen (voorwaarden voor toekenning, wijze van beoordeling en afwegingsfactoren). Zowel beleidsplan als verordening zijn verplichtingen op grond van de nieuwe Jeugdwet. Beide instrumenten zijn ook bedoeld om burgers helderheid en inspraak te geven over de gemeentelijke keuzes. Jaarlijks geeft de begrotingscyclus een nadere uitwerking aan de doelen en de hoogte van de beschikbare budgetten. Het College stelt in een uitvoeringsplan jaarlijks de activiteiten vast die worden ondernomen en gefinancierd om de doelen te bereiken. De gemeente stuurt op het nieuwe jeugdstelsel verder op vier niveaus: dicht bij de burgers via subsidie aan basisvoorzieningen, gebiedsgericht via de Jeugd&Gezinsteams, stedelijk via een
36
centrale aansturing en een flexibel maatwerkbudget, en regionaal in samenwerking met de andere gemeenten binnen Flevoland. Sturing op het Jeugd&Gezinsteam Belangrijk uitgangspunt bij de inrichting van deze sturing is dat de gemeente weg blijft bij de operationele zorgverlening. Het zijn de welzijn- en zorginstellingen zelf die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de zorgverlening nu en in de toekomst. De gemeente zal echter tegelijkertijd wel stevig moeten sturen op het waarmaken van de beschreven opgaven. Binnen het netwerk Centrum voor Jeugd en Gezin werken op dit moment professionals op het gebied van welzijn, zorg en onderwijs intensief samen, waarbij inmiddels de 2e lijn jeugdzorgprofessionals zijn aangehaakt. Dit model werkt op basis van een onderlinge samenwerking. De komende tijd is de opgave die van de instellingen gevraagd wordt erg groot om de zorg op een andere manier te organiseren, zoals hiervoor aan de hand van de vier segmenten in het Lelystadse Jeugdstelsel is geschetst. Om straks samen deze verandering vorm te geven zal de samenwerking op een hoger plan moeten worden gebracht. Daarin vormt het Jeugd&Gezinsteam een belangrijk element. De bestaande instellingen vullen de Jeugd&Gezinsteams met professionals, maar om de onderlinge samenwerking binnen de teams te versterken, kiezen we er niet voor de sturing van deze teams door de bestaande instellingen te laten plaatsvinden. Essentieel voor het slagen van de Jeugd&Gezinsteams is een gedegen aansturing in opdracht van de gemeente. De opdrachtnemer is een persoon die in de uitvoering van zijn taak niet instellingsgebonden is en in staat is de expertise van de instellingen effectief bij elkaar te brengen ten gunste van het functioneren van de Jeugd&Gezinsteams. Iemand die de nieuwe werkwijze binnen de teams (van zelfsturing, flexibel, vraaggericht, samenwerken, snel schakelen en dergelijke) ondersteunt en mogelijk maakt. Iemand die ook verantwoordelijk is, samen met de teams, dat het maatwerk budget wordt ingezet waar nodig. Deze functionaris (we noemen hem/haar voor het gemak ‘actor’):
is zakelijk manager; stuurt niet inhoudelijk de teams aan, want dat zijn zelfsturende teams, maar gaat wel over de manier waarop wordt gewerkt (eigen kracht eerst - samen met ouders en kinderen werken – zelfsturing waarmaken – e.d.); gaat ook over de capaciteitsinzet: welke omvang heeft een team (capaciteit) nodig, passend bij de vraag in de wijk; beheert een ‘maatwerkbudget’ beschikbaar voor extra inzet (van een Jeugd&Gezinsteam, de basis, specialisten, afhankelijk van de specifieke ondersteuningsvraag); is een vertrouwd aanspreekpunt voor zowel de professionals als de gemeente.
De uitwerking van het concept Jeugd&Gezinsteam en het vervolgens opbouwen van de teams zal in de eerste helft van 2014 moeten plaatsvinden. Ook de positionering van de actor wordt hierbij uitgewerkt. Managen van incidenten Incidenten in de jeugdzorg leiden regelmatig tot veel commotie in de media en de politiek. Dit is begrijpelijk omdat de jeugdzorg zicht richt op de bescherming van een zeer kwetsbare groep in onze samenleving, namelijk kinderen met serieuze problemen. Voorbeelden die iedereen zich zal herinneren zijn de gruwelijke van het meisje Savanna en het misbruik van kinderen binnen de jeugdzorg waarvoor de commissie Samson aandacht vroeg. Het zijn voorbeelden die met elkaar gemeen hebben dat ze mensen direct en emotioneel raken. Het zijn daarmee ook voorbeelden waarbij de druk groot is om direct te reageren met maatregelen die de bescherming van kinderen moeten vergroten. Elke maatregel brengt echter ook kosten met zich mee (extra bureaucratie, extra personele inzet, te snel het kind uit huis halen om risico’s te vermijden (in plaats van het belang van het kind centraal te stellen) e.d.). De bestuurlijke valkuil van haastige en disproportionele interventies wordt wel aangeduid als ‘risico-regelreflex’. Uiteraard hopen we dat dergelijke incidenten zich in Lelystad niet voor zullen doen. Tegelijkertijd is het een illusie te veronderstellen dat we hier niet mee
37
te maken krijgen. Het is van belang al in deze fase vast te stellen dat we (ook bij incidenten) met elkaar moeten willen leren van wat er is gebeurd, maar de ruimte die we nu in dit stelsel willen bieden aan professionals, wel zo veel mogelijk in stand moeten houden. Met de keuze van een Jeugd&Gezinsteam en de actor als eerste aanspreekpunt, creëren we voorwaarden voor optimale inzet van de professionaliteit, en daarmee, optimale ondersteuning voor onze kinderen. De actor is bij incidenten in staat de professional te verdedigen en te zorgen dat ruimte die nodig is om optimaal te kunnen blijven functioneren, behouden blijft. Ook kan de actor inzichtelijk maken wat er te leren valt van het incident op het moment dat het heeft plaatsgevonden. Financiële sturing Minstens zo bepalend bij de sturing is de bekostigingssystematiek. Het Lelystadse Jeugdstelsel kent een gelaagdheid zoals hieronder gevisualiseerd:
De Jeugdhulpmiddelen (nieuwe budget en de reeds bestaande reguliere budgetten) waarover de gemeente Lelystad vanaf 1 januari 2015 beschikt zullen in de hier gevisualiseerde stromen ingezet worden. De subsidieverlening aan instellingen zoals MDF en Welzijn Lelystad zullen qua bekostigingsystematiek (vooralsnog) in de periode 2015-2017 niet wijzigen. Dat geldt echter niet voor de inhoudelijke afspraken. Zo zullen beide instellingen medewerkers moeten “afstaan” respectievelijk detacheren aan het Jeugd&Gezins-team. Wat betreft de bekostiging van de Jeugdzorginstellingen met hun specialisten is er sprake van zakelijke afspraken tussen de zes Flevolandse gemeenten en de Jeugdzorginstellingen. Deze zijn vastgelegd in het Regionaal Transitie Arrangement (RTA) en het Regionaal Transitie Plan (RTP) 2014-2017. In hoofdstuk 7 Lokaal en regionale samenwerking: “lokaal waar mogelijk, regionaal waar nodig” wordt hier uitvoeriger op ingegaan. Hier is relevant dat één van de afspraken betreft de financiële ombuiging, (2014-2017), van de regionale naar lokale Jeugdhulp. Een deel van de middelen die hiermee vrijkomen zal aangewend worden voor de versterking van de lokale werkstructuur en vraaggericht sturen op de zorgarrangementen. Tevens is afgesproken dat er specialistische e Jeugdhulpmedewerkers, uit de 2 lijn, worden ingezet binnen de lokale werkstructuur. In Lelystad het Jeugd&Gezinsteam. Het Jeugd&Gezinsteam wordt gevuld met professionele capaciteit uit verschillende organisaties voor de uitvoering van de zorg voor jeugd op basis van bovenstaande bekostiging. Ten behoeve van de inzet van extra specialisten of andere maatwerkoplossingen waarop de capaciteit en expertise van het Jeugd&Gezinsteam niet is toegerust is een maatwerkbudget beschikbaar. Dit maatwerkbudget wordt beheerd door de actor.
38
In hoofdstuk 8 Financiën en bekostiging wordt verder ingegaan op de bekostigingssystematiek. Sturing De gemeente stuurt op het nieuwe jeugdstelsel op vier niveaus: dicht bij de burgers via subsidie aan basisvoorzieningen, gebiedsgericht via de Jeugd&Gezinsteams, stedelijk via een centrale aansturing en een flexibel maatwerkbudget, en regionaal in samenwerking met de andere gemeenten binnen Flevoland. De gemeente blijft weg van de operationele zorgverlening. Het Jeugd&Gezinsteam vormt de spil van het jeugdstelsel en een is belangrijk element voor versterking van de samenwerking. Essentieel voor het slagen van de Jeugd&Gezinsteams is aansturing door een actor: Een zakelijk manager ondersteunt de nieuwe werkwijze binnen de Jeugd&Gezinsteams en is verantwoordelijk dat het maatwerkbudget wordt ingezet waar nodig. Incidenten in de jeugdzorg leiden tot veel commotie. Het is van belang we vaststellen dat we met elkaar moeten willen leren van wat er is gebeurd, maar de ruimte die we nu in dit stelsel willen bieden aan professionals zo veel mogelijk in stand moeten houden. De actor is bij incidenten in staat de professional te verdedigen en te zorgen dat ruimte die nodig is om optimaal te kunnen blijven functioneren behouden blijft.
Samenvatting van de hoofdstukken 4, 5 en 6 Ambitie Kinderen en jongeren optimale kansen bieden om gezond en veilig op te groeien en zo zelfstandig mogelijk deel te nemen aan het maatschappelijk leven waarbij rekening gehouden wordt met zijn of haar ontwikkelingsniveau. Daarbij is het versterken van de eigen kracht essentieel evenals het bieden van passende ondersteuning waar nodig. Kaders voor het nieuwe jeugdstelsel A. De ondersteuningsbehoefte van kind en gezin is leidend, in plaats van het ondersteuningsaanbod van instellingen. B. Ruimte aan de professionals om hun vak te kunnen uitoefenen en zo cliënten hulp en ondersteuning te bieden passend bij de ondersteuningsbehoefte. C. Tijdig en nabij bieden van de benodigde ondersteuning aan kind en gezin, zo zwaar als nodig, lichter zodra het kan. D. Minder gebruik van duurdere vormen van zorg en eerder terug naar lichtere vormen van zorg. Het nieuwe Lelystadse jeugdstelsel is opgebouwd uit vier elementen. Eerste segment: Basisvoorzieningen Bevorderen dat de basisvoorzieningen wezenlijk bijdragen aan normaliseren en ontmedicaliseren vanuit hun reguliere werkzaamheden. Er vindt doorontwikkeling plaats van de CJG samenwerking tot een nieuw Lelystads jeugdstelsel. Met de huisartsen zijn afspraken over de wijze waarop zij met het jeugdstelsel verbonden zijn. Professionals in de basisvoorzieningen benutten als vanzelfsprekend hun deskundigheid en expertise om samen met kinderen en gezinnen en hun omgeving tot resultaten te komen die inzet van zwaardere ondersteuning voorkomen. Tweede segment: Pedagogische gemeenschap Versterken van de pedagogische gemeenschap. Professionals erkennen en herkennen de eigen kracht van ouders, stimuleren de betrokkenheid van de omgeving bij kinderen en gezinnen,
39
onderkennen de inzet en expertise van de omgeving en betrokken vrijwilligers en benutten deze optimaal. Daarbij worden de digitale ontwikkelingen ten volle aangegrepen. Derde segment: Jeugd&Gezinsteam Voor de ondersteuning van jeugdigen en gezinnen met complexere problematiek vormen we Jeugd&Gezinsteams. Deze ontwikkelen zich tot zelfsturende teams die beschikken over diverse expertise, bestaan uit generalistische werkers en bewerkstelligen door het arrangeren van ondersteuning op maat dat een geringer beroep op dure specialistische zorg nodig is. De Jeugd&Gezinsteams werken gebiedsgericht. Het concept van de Jeugd&Gezinsteams wordt uitgewerkt. Vierde segment: (Zeer) gespecialiseerde zorg en gedwongen maatregelen In het regionaal transitieplan regelen wij met de zes Flevolandse gemeenten hoe wij bovenlokaal de gespecialiseerde zorg organiseren. Ten aanzien van de lokaal beschikbare gespecialiseerde zorg houdt het Jeugd&Gezinsteam aansluiting bij het gezin. Dit is essentieel voor het arrangeren van passende en samenhangende ondersteuning en daarmee het behouden van bereikte resultaten en het voorkomen van onnodig opnieuw inzetten van zware zorg. Gedwongen maatregelen zijn soms nodig, maar met de inzet van Jeugd&Gezinsteam die daarbij ondersteund kunnen worden door medewerkers van het SAVE team proberen we dit zoveel mogelijk te voorkomen. In alle situaties wordt gewerkt vanuit een grondhouding die de regie bij het gezin laat. Als gedwongen hulp toch nodig is, verloopt het verzoek aan de rechter via de SAVE medewerker. Het Jeugd&Gezinsteam blijft het aanspreekpunt voor het gezin en kan na afloop van de maatregel de nazorg en afschaling van zorg arrangeren. De ondersteuning kan gegeven worden in de vorm van een persoonsgebonden budget (PGB). In de nieuwe Jeugdwet gelden daarvoor beperkende voorwaarden die leiden tot het minder toekennen van een PGB: de klant is in staat het PGB te beheren; de klant kan aantonen dat het reguliere aanbod (zorg in natura) niet toereikend is; de jeugdhulp die met een PGB wordt ingekocht, is van goede kwaliteit; In een verordening kunnen nadere voorwaarden worden uitgewerkt en zou een hardheidsclausule kunnen worden opgenomen op basis waarvan het college kan besluiten in uitzonderlijke, specifieke situaties af te wijken van deze bepalingen. Tevens in de uitwerking de mogelijkheden in beeld brengen van het PGB als het passende instrument bij bepaalde zorgarrangementen. De gemeente stuurt op het nieuwe jeugdstelsel op vier niveaus: dicht bij de burgers via subsidie aan basisvoorzieningen, gebiedsgericht via de Jeugd&Gezinsteams, stedelijk via een centrale aansturing en een flexibel maatwerkbudget, en regionaal in samenwerking met de andere gemeenten binnen Flevoland. De gemeente blijft weg van de operationele zorgverlening. Het Jeugd&Gezinsteam vormt de spil van het jeugdstelsel en een is belangrijk element voor versterking van de samenwerking. Essentieel voor het slagen van de Jeugd&Gezinsteams is aansturing door een actor: Een zakelijk manager ondersteunt de nieuwe werkwijze binnen de Jeugd&Gezinsteams en is verantwoordelijk dat het maatwerkbudget wordt ingezet waar nodig. Incidenten in de jeugdzorg leiden tot veel commotie. Het is van belang we vaststellen dat we met elkaar moeten willen leren van wat er is gebeurd, maar de ruimte die we nu in dit stelsel willen bieden aan professionals zo veel mogelijk in stand moeten houden. De actor is bij incidenten in staat de professional te verdedigen en te zorgen dat ruimte die nodig is om optimaal te kunnen blijven functioneren behouden blijft.
40
6. Regionale samenwerking en zorgcontinuïteit ‘Lokaal waar mogelijk, regionaal waar nodig’ Het overgrote deel van de gemeenten kan de verantwoordelijkheid voor de gespecialiseerde jeugdzorg/hulp niet alleen dragen. De financiële risico's zijn daarvoor te groot. Om deze reden is in de nieuwe Jeugdwet regionale samenwerking vastgelegd voor een doeltreffende en doelmatige uitvoering. Dit geldt voor een aantal taken, zoals de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering, bepaalde specialistische vormen van zorg en gesloten jeugdhulp in het kader van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen. Lelystad maakt deel uit van de regionale samenwerking “Zorg voor Jeugd” Flevoland. Hierin werken Almere, Dronten, Noordoostpolder, Urk, Zeewolde en Lelystad samen. Dit gebeurt vooralsnog met de provincie Flevoland en de vier jeugdzorgpartners (Bureau Jeugdzorg, Intermetzo (voorheen LSGRentray),Triade en Vitree). Het uitgangspunt van deze samenwerking is daarbij ‘lokaal waar mogelijk, regionaal waar nodig’. Flevolandse regionale samenwerking Op 4 oktober 2012 hebben de Flevolandse gemeenten en de provincie Flevoland het Convenant Zorg voor Jeugd Flevoland ondertekend. Dit convenant bekrachtigt de samenwerking voor een soepele overgang van provinciale jeugdzorgtaken aan de gemeenten. Samen met de jeugdzorgpartners is vervolgens gewerkt aan de totstandkoming van het Koersdocument Zorg voor Jeugd Flevoland. In dit koersdocument zetten de partijen een gezamenlijke koers uit voor de transitie en transformatie van de jeugdzorg. Het koersdocument is door alle partijen vastgesteld op 29 oktober 2012. Om deze regionale samenwerking te bekrachtigen is op 17 december 2012 een samenwerkingsovereenkomst ondertekend tussen de Flevolandse gemeenten en jeugdzorgpartners. Binnen de regio Flevoland zijn de taken, mede op basis van de nieuwe Jeugdwet, op het gebied van zorg voor jeugd als volg verdeeld: Taak
Niveau (lokaal, regionaal en bovenregionaal)
Organisatie eerste lijn en Ambulante hulp
Lokaal
Pleegzorg, Residentieel en Crisisopvang
Regionaal
Specifieke jeugdhulp VB
Ambulant lokaal Residentieel regionaal Ambulant lokaal Residentieel regionaal Regionaal
Specifieke jeugdhulp J-GGZ Jeugdbescherming en Jeugdreclassering Meldpunten Huiselijk geweld en Kindermishandeling Jeugdzorg Plus
Regionaal Bovenregionaal
Op basis van de evaluatie van het convenant in 2013 is de vervolgstap gezet om de zes Flevolandse gemeenten de verantwoordelijkheid te geven over de invulling van de beleidsprioriteiten in 2014 in het Uitvoeringsprogramma 2014. Het uitvoeringsprogramma kan gezien worden als de opmaat van de samenwerking na de transitiedatum 1 januari 2015. In 2014 ligt de focus op het continueren en waar mogelijk verbreden/verdiepen van de lokale proeftuinen en snijvlakexperimenten. Aanvullend wordt hard gewerkt om experimenteerruimte te creëren om te komen tot een geïntegreerd ondersteuningsaanbod voor de doelgroep met gecombineerde J-(L)BB, JZ, J-GGZ problematiek.
41
Continuïteit van zorg Uitgangspunt is dat gemeenten vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe Jeugdwet verantwoordelijk zijn voor alle jeugdigen en ouders die een beroep doen op jeugdhulp. Met het oog op continuïteit van zorgverlening is in de nieuwe Jeugdwet gekozen voor een overgangsjaar (2015) met betrekking tot jeugdigen die een “indicatie” hebben op de transitiedatum. Deze indicatiebesluiten blijven nog een jaar na inwerkingtreding van de Jeugdwet gelden, met dien verstande dat de gemeente vanaf het moment van inwerkingtreding de (financieel) verantwoordelijke partij wordt. Uitzondering hierop is de pleegzorg, hiervoor geldt dat het recht op deze zorg behouden blijft totdat cliënten 18 jaar worden of de zorg niet meer nodig hebben. Bestuurlijk (Rijk-VNG-IPO) is afgesproken dat in zogenaamde regionale transitiearrangementen (RTA) door de gemeente(n) wordt aangegeven hoe de continuïteit van zorg, de continuïteit van de hiervoor benodigde infrastructuur en de beperking van frictiekosten worden gerealiseerd in het overgangsjaar 2015. Gemeenten stellen na goed overleg met de huidige financiers en de relevante aanbieders het arrangement op. De Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd (TSJ) heeft van het Rijk de opdracht gekregen om het totstandkomingsproces te monitoren en de eindproducten te beoordelen. De TSJ onderscheidt drie verschillende categorieën: 1. regio’s die òf al met aanbieders afspraken hebben gemaakt over zorgcontinuïteit en behoud van zorginfrastructuur òf met helderheid over het beschikbare budget snel tot afspraken kunnen komen; 2. regio’s die met extra maatregelen, processtappen en voorbereidende werkzaamheden nog tijdig deze afspraken kunnen realiseren; en 3. regio’s waar de TSJ niet verwacht dat onder andere met helderheid over het beschikbare budget voor 2015 tijdig afspraken met aanbieders gemaakt kunnen worden. Het RTA Flevoland is ingedeeld in categorie 2. De TJS stelt het volgende: De regio werkt nauw samen met de belangrijkste zorgaanbieders voor deze regio. Ook de samenwerking met BJZ is goed, waarbij wordt geëxperimenteerd met de ‘SAVE-methodiek’. Met deze methodiek is de regio samen met BJZ beter in staat om de continuïteit van BJZ te garanderen. De regio biedt zekerheid door met bestaande aanbieders afspraken voor 2015 te maken. De beoogde bezuinigingen worden over drie jaren verspreid. Aanbieders geven aan dat er nog veel onzeker is voor alle partijen, maar wel vertrouwen te hebben in het gezamenlijk vinden van oplossingen. Regionaal Transitie Arrangement (RTA) en Regionaal Transitie Plan (RTP) 2014-2017 Het Regionaal Transitie Arrangement (RTA) is een indicatief document dat de zorgcontinuïteit regelt en zich richt op het overgangsjaar 2015. Parallel is gewerkt aan het opstellen van het Regionaal Transitie Plan (RTP) 2014-2017. Het RTP is opgebouwd op basis van het RTA en kan gezien worden als een vertaling van het RTA. Het RTA en RTP kennen een beperkte mate van vrije beleidsruimte voor de gemeenten daar waar het betrekking heeft op het “overgangsjaar” 2015. De daarop volgende jaren wordt die beleidsruimte voor de gemeente groter. Het RTP beschrijft de uitgangspunten, richtlijnen en afspraken die de transformatie moeten bevorderen naar het nieuwe Jeugdstelsel en heeft betrekking op de onderdelen waarop regionaal zal (moeten) worden samengewerkt. Het uitgangspunt daarbij is ‘lokaal waar mogelijk, regionaal waar nodig’. Dit regionale transitieplan heeft betrekking op de jaren 2014 tot en met 2017. Het RTP wordt jaarlijks geactualiseerd en ter besluitvorming aan de gemeenteraad voorgelegd. In het kort schetsen we hier waar het RTA en RTP betrekking op hebben. In verband met de grote mate van onzekerheid voor gemeenten is in de samenwerking besloten het RTA geen juridische status te geven. Daarom is het RTA ter kennisname (en niet besluitvormend) aan college en raad aangeboden. Besluitvorming over de bovenregionale samenwerking zal integraal plaats vinden. Op deze wijze kan een compleet
42
beeld in samenhang worden geschetst. In de bijlagen 5 en 6 zijn het RTA en RTP integraal opgenomen. De financiële aspecten van het RTP komen in hoofdstuk 7 aan de orde.
Cliënten in zorg op de overgangsdatum, en/of cliënten met een aanspraak op zorg, mogen hun traject afmaken bij dezelfde aanbieder, of mogen hun aanspraak verzilveren. Ombuiging van 25% van het historisch bepaalde budget (meicirculaire 2013) van regionaal naar lokaal. Hier wordt nu al naartoe gewerkt. Na het experiment met 3% ombuiging in 2013, zetten de huidige aanbieders van de provinciale jeugdzorg 10% van hun budget in voor de ombuiging naar lichtere vormen van ondersteuning, dichter bij de leefomgeving van kind en gezin. De jeugdzorgpartners zetten vaste medewerkers in per gemeente voor een structurele inbedding van de vernieuwde werkwijze in de jeugdhulp. De jeugdzorgpartners stellen vaste medewerkers per gemeente beschikbaar ten behoeve van deskundigheidsbevordering, consultatie en triage (het maken van een voorselectie naar zorgbehoefte). Het omvormen van indicaties naar toegang; de toegangsfunctie van BJZ wordt geïntegreerd binnen de lokale ondersteuningsstructuur. Toegang tot het regionale aanbod wordt lokaal bepaald op basis van regionaal vastgestelde criteria. De regie blijft altijd lokaal. Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK). De voorbereidingen voor het samenvoegen van het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling tot het AMHK zijn gestart. In een verdere uitwerking is specifieke aandacht voor de lokale aansluiting. Het AMHK fungeert als regionaal meldpunt voor gevallen of vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling en is verantwoordelijk voor het onafhankelijk onderzoek van meldingen. Voor Jeugdbescherming en Jeugdreclassering wordt geëxperimenteerd met gecombineerde functies in één werker (generieke jeugdbeschermer). Besloten is tot het samenwerkingsmodel ‘inkoop per gemeente met bestuurlijke afstemming’. Een definitieve keuze over inkoopmodellen, sturingsinformatie, opdrachtgeverschap/ onderaannemerschap en kostprijssystematiek wordt ambtelijk voorbereid.
De bovenlokale afspraken in het RTP komen voort uit de noodzaak om continuïteit van zorg te kunnen bieden in de overgangsfase en kwaliteit en beschikbaarheid van zorg in de toekomst te kunnen realiseren door het kiezen van de juiste schaal of vereist volume. In het gezamenlijk proces is voortdurend getoetst aan de eigen lokale structuur en zich ontwikkelende denkrichting. Daardoor zijn de afspraken in het RTP in harmonie met het beoogde nieuwe Lelystadse jeugdstelsel. Zoals eerder geschetst in hoofdstuk 5 (paragraaf 5.4 Jeugd&Gezinsteam als spil voor het bieden en arrangeren van passende ondersteuning) vervult het Jeugd&Gezinsteam in het Lelystadse Jeugdstelsel een spilfunctie. De afspraken in het RTP leveren daaraan een bijdrage. De jeugdhulpaanbieders leveren capaciteit in het Jeugd&Gezinsteam en de toegangsfunctie tot zeer gespecialiseerde hulp (en meer nog de zorg voor passende arrangementen voor ondersteuning op maat) wordt daarbinnen gesitueerd. Het Jeugd&Gezinsteam heeft ook een functionele lijn met het AMHK en een wisselwerking met de gecertificeerde instelling die de jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen uitvoert. In het RTA zijn uitspraken gedaan over de zorgcontinuïteit die gelden voor bovenlokaal en lokaal aanbod. Het RTP beschrijft vervolgens de uitgangspunten, richtlijnen en afspraken die de transformatie moeten bevorderen naar het nieuwe Jeugdstelsel en heeft betrekking op de onderdelen waarop regionaal zal (moeten) worden samengewerkt. Afspraken over de zorgcontinuïteit met betrekking tot de lokaal te organiseren zorg in het RTA moet in het vervolgtraject worden meegenomen.
43
7. Financiën en bekostiging Beheersbaarheid van de “zorgrekening” vereist sturing van de gemeente De gemeente is de eerst verantwoordelijke voor het realiseren, beheren en bewaken van het nieuwe Lelystadse Jeugdhulpstelsel. Beheersbaarheid van de “zorgrekening” is één van de redenen voor de overdracht van de zorg naar de gemeente. De huidige zorgstelsels AWBZ en Jeugdzorg kennen een financieel open einde. Als na de transitie dit “open einde” bij zorgarrangementen en -trajecten zou worden gecontinueerd, is de beheersbaarheid van de toekomstige zorgrekening niet te garanderen. Dit maakt het waarmaken van het nieuwe Jeugdstelsel Lelystad dan ook hoogst urgent. Eén van de sturingsinstrumenten is het geld. Daarbij moet worden aangetekend dat wat betreft de Jeugdhulp in 2015 sprake is van een overgangsregeling. Zo heeft iedereen die een indicatie heeft voor Jeugdhulp op 31 december 2014 in 2015 recht heeft op de daar aan gerelateerde zorg. Dit heeft tot gevolg dat het ombuigen van middelen van de duurdere zorg naar de lichtere (lokale) zorgarrangementen in aanvang geleidelijk zal plaatsvinden. Ombuiging van 25% van regionaal naar lokale zorgarrangementen Om de inhoudelijke ambities van de (samenwerkende) gemeenten te realiseren, is het nodig dat er een ombuiging plaatsvindt van regionale vormen van zorg naar lokale vormen van zorg. De zes Flevolandse gemeenten hebben met de Jeugdzorginstelling afgesproken om een ombuiging van 25% te realiseren van regionaal naar lokale zorgarrangementen in de periode 2014-2017. De explicitering van deze ombuigingstaakstelling in concrete bedragen zal plaatsvinden nadat in december aanstaande door het Rijk uitsluitsel is gegeven over de (definitieve) Jeugdhulpbudgetten in 2015, 2016 en 2017. Parallel aan deze ombuiging zullen bestaande aanbieders te maken krijgen met een bezuinigingsopdracht van minimaal 10%. Sociaal deelfonds Het rijk is voornemens de gelden van de 3 decentralisaties over de gemeenten te verdelen via een sociaal deelfonds, als een apart onderdeel binnen het gemeentefonds. Het sociaal deelfonds wordt als één geheel gepresenteerd maar daarbinnen is zichtbaar welk budget de gemeente krijgt voor zorg, jeugd of werk. Het sociaal deelfonds geeft de gemeente de mogelijkheid de budgetten breed in te zetten en op een breed terrein integraal beleid te voeren. Wij willen de mogelijkheid open houden om de budgetten ontschot in te zetten, maar vinden het voor de korte termijn, gezien de omvang en de complexiteit van de dossiers, wenselijk zicht te houden op de budgetten (zorg, jeugd, werk) die voor de afzonderlijke dossiers beschikbaar zijn. Wij geven er daarom de voorkeur aan het sociaal deelfonds als één geheel presenteren, maar in de periode 2015 t/m 2018 de middelenstromen afgebakend in de begroting en in de P&C verantwoordingsdocumenten op te nemen. Sturing en financiering De gemeenten beschikken nog niet over alle informatie om een compleet beeld te geven in de advisering ten aanzien van sturing en financiering. In december 2013 ligt het macrobudget (nagenoeg) vast. Op basis van de decembercirculaire gemeentefonds zal het budget voor de jeugdhulp in Lelystad in 2015 € 26,7 miljoen bedragen. De verdeling van het budget zal nog worden aangepast op basis van verbeterde cijfers. In mei 2014 is het definitieve budget voor de jeugdhulp bekend. In 2015 zal het budget voor gemeenten gebaseerd worden op de uitgaven van jeugdhulp op gemeenteniveau van 2012. Vanaf 2016 zal de verdeelsleutel geleidelijk van het historische verdeelmodel omslaan naar een verdeel model op basis van objectieve kenmerken. Hoe dit gaat uitpakken voor de gemeente Lelystad is nog niet te zeggen. Aannemelijk is dat het Lelystadse Jeugdhulpbudget, los van de bezuiniging van 15%, in verhouding met andere gemeente verder zal terugvallen. De reden hiervoor is dat Lelystad in verhouding tot andere gemeenten een fors hoger gebruik van jeugdzorg kent. Het in de decembercirculaire opgevoerde budget voor Lelystad is op dat hogere gebruik gebaseerd. We
44
houden er dus rekening mee toepassing van het objectieve verdeelmodel de opgave voor onze gemeente verzwaart.
Afbeelding: Stapsgewijs is meer zekerheid mogelijk over macrobudget 2015 Het is uit oogpunt van beheersbaarheid van de zorgrekening verstandig dat het uitgangspunt wordt gehanteerd dat de Jeugdhulpverlening in Lelystad, na 1 januari 2015, wordt bekostigt binnen de door het Rijk beschikbaar gestelde Jeugdhulpbudgetten. Gelet op de bestaande onzekerheden (ook bij de Wmo) over het structurele budget verdient het aanbeveling om bij de invoering van de nieuwe taken een soort vereveningbudget in te stellen voor de Wmo en Jeugdhulp (Budget materieel evenwicht Wmo en Jeugdhulp) om schommelingen in de inkomsten en uitgaven te kunnen opvangen. (Regionale-) afspraken over opdrachtgeverschap en ondernemerschap Op basis van de VNG Handreiking Opdrachtgeverschap en Ondernemerschap wordt in samenwerking met de zes Flevolandse gemeente een advies voorbereid met betrekking tot de financiering en sturing (inclusief de toekomstige bekostigingssystematiek) van en op de Jeugdhulpverlening. Uitgangspunten Bekostigingssystematiek De volgende uitgangspunten worden in lijn met het Regionaal Transitieplan (RTP),door Lelystad gehanteerd, bij de inrichting van de bekostigingssystematiek(en);
Van aanbod naar maatwerk Jeugdhulp Stimuleert het doeltreffend arrangeren van Jeugdhulp; Beperken openeind zorgarrangementen. Niet fraudegevoelig; Financiering op een wijze die btw-heffing voorkomt;
Frictiekosten Alle partijen in Flevoland hebben zich gecommitteerd aan het realiseren van de continuïteit van zorg en aan het beperken van de frictiekosten. In het regionale transitiearrangement is uitgewerkt hoe de samenwerkende gemeenten zorgcontinuïteit (en bijbehorende infrastructuur) realiseren en hoe frictiekosten beperkt kunnen worden.
45
Voorbehoud ten aanzien van het Regionaal Transitiearrangement en Regionaal Transitieplan Gemeenten krijgen pas in mei 2014 uitsluitsel over de hoogte van het budget voor de jeugdhulp. Bovendien wordt vanaf 2016 een nieuw verdeelmodel (op basis van objectieve standaarden in plaats van historische) toegepast. Daarom moet een voorbehoud worden gemaakt ten aanzien van de haalbaarheid van de afspraken in het Regionaal Transitiearrangement (RTA) en het Regionaal Transitieplan (RTP). Op basis van de inzichten per december 2013 kan een voorlopige analyse worden gemaakt van hoe het verwachte budget zich verhoudt tot de voorlopige afspraken in het RTA en RTP. Deze analyse moet worden bijgesteld zodra er uitsluitsel is over het budget per 2015 en de jaren daarna. De mogelijkheid bestaat dus dat op bepaalde punten aanpassing van de afspraken nodig is met het oog op de realiteit en haalbaarheid. Monitoring en risico´s Om goed te kunnen monitoren en sturen na de transitie hebben de gemeenten informatie nodig op het gebied van de vraag, het gebruik, de kosten en de kwaliteit van jeugdzorg. Hiervoor wordt een set van indicatoren ontwikkeld. Op dit moment wordt er landelijk vanuit de VNG en KING, samen met gemeenten gewerkt aan een werkbaar model. Voor 1 januari 2015 moet er een uitgekristalliseerd systeem van monitoring gerealiseerd zijn, waarmee in maart 2014 gewerkt wordt om de 0-situatie in beeld te brengen. Indien er een sociaal deelfonds wordt ingesteld, wordt dit zodanig ingericht dat in de periode 20152018 de geldstromen: Jeugdhulp, AWBZ/WMO en Participatie afgebakend worden opgenomen in de begroting. Ook de reserveringen zullen langs deze drie onderscheiden geldstromen worden ingedeeld. De bekostiging van de Jeugdhulp in Lelystad plaatsvindt binnen de door het Rijk beschikbaar te stellen Jeugdhulpgelden. Uitgangspunten bekostigingssystematiek: Van aanbod naar maatwerk Jeugdhulp Stimuleert het doeltreffend arrangeren van Jeugdhulp; Beperken openeind zorgarrangementen. Niet fraudegevoelig; Financiering op een wijze die btw-heffing voorkomt; In 2014 vindt monitoring plaats van de 0-situatie betreffende: vraag, gebruik, kosten en kwaliteit van de Jeugdhulp.
46
8. Vervolgtraject Op 1 januari 2015 wordt de gemeente verantwoordelijk voor de nieuwe taken. In de periode daar naar toe zal nog heel veel moeten gebeuren om de overgang en de transitie goed te laten verlopen. Het gaat hierbij o.a. om: -
Inrichten en opstarten van de Jeugd&Gezinsteam(s) en de ACTOR en benodigde deskundigheid; Verbinding huisarts en generalistische basis GGZ binnen het jeugdstelsel: bouwen aan een netwerk; Nadere analyse en uitwerken PGB; Versterken pedagogische gemeenschap (zoals digitaal platform) en de benodigde omslag bij professionals (o.a. door instrument ontwikkeling zoals zelfredzaamheidsmatrix); Inrichten overdracht en overgangsperiode; Versterken van de eigen kracht : “wat kunt u zelf?”; Positionering AMHK en inrichten dwang en drang en specialistische ondersteuning bovenlokaal en in samenhang met de lokale werkstructuur; Inrichten cliëntondersteuning en –vertegenwoordiging, klachtenregeling, vertrouwenspersoon; (Risico) Analyse Jeugdhulpbudget 2015 en volgende jaren, ook rekening houdend met het objectief verdeelmodel; Opdrachtgeverschap en ondernemerschap; Monitoring 0-meting; Beleidsplan en Verordening Jeugdhulp Lelystad; Inrichten van de interne organisatie op basis van uitgangspunt geen operationele zaken in huis; P&C traject; control en verantwoording; Handhaving, toezicht en kwaliteit, certificering en inspectie in regionaal verband organiseren; Communicatie: opstellen communicatieplan richting cliënten/burgers, partijen.
Op basis van de uitwerking van de diverse trajecten kan een beleidsplan en een verordening worden opgesteld, conform de bepalingen in de nieuwe Jeugdwet. Aan de raad zal in het derde kwartaal van 2014 het beleidsplan Jeugdhulp en de verordening Jeugdhulp ter besluitvorming worden aangeboden.
47
Bijlagen
Bijlage 1 Verklaring begrippen en afkortingen Bijlage 2 Antwoordbrief aan de instellingen Bijlage 3 Reactie college op advies Wmo Cliëntenraad Bijlage 4 Notitie Samenhang decentralisatie jeugdzorg en passend onderwijs Bijlage 5 Regionaal Transitiearrangement (RTA) Bijlage 6 Regionaal Transitieplan (RTP)
48
Bijlage 1 Verklaring begrippen en afkortingen
AMK
Advies- en Meldpunt Kindermishandeling.
AMHK
Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling. Samenvoeging van het AMK en Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG).
AWBZ
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Wettelijke verzekering voor zorg en begeleiding bij langdurige ziekte, handicap of ouderdom.
Begeleiding (AWBZ)
Het geven van (beroepsmatige) ondersteuning op het gebied van structuur, dagritme en praktische hulp bij taken, gericht op het bevorderen, behouden of vergroten van zelfredzaamheid van mensen met een ernstig regieverlies of een ernstig invaliderende aandoening of beperking. Binnen de begeleiding wordt onderscheid gemaakt tussen begeleiding individueel en begeleiding groep (dagbesteding).
Behandeling
Hulp om te genezen of om te voorkomen dat aandoening of een handicap erger wordt.
Beschut werken
Werken onder begeleiding voor mensen met weinig perspectief op de arbeidsmarkt.
BJZ
Bureau jeugdzorg. Bureau Jeugdzorg is de toegangspoort voor de gehele jeugdzorg. Dit betekent dat medewerkers van Bureau Jeugdzorg elk verzoek om hulp beoordelen en vervolgens vaststellen welke zorg nodig is. Ze begeleiden kinderen, jongeren en ouders, of verwijzen door naar andere hulpverleners.
Dagbesteding (AWBZ)
Ook wel begeleiding groep genoemd. Het gaat om de structurele tijdsbesteding met een welomschreven doel waarbij de cliënt actief wordt betrokken en die hem zingeving verleent.
Diagnose
Bij een diagnose wordt bij een patiënt een ziekte of aandoening vastgesteld. Een diagnose kan ook bepalen welke verzorging of verpleging iemand nodig heeft.
Eerste lijns (Gezondheidszorg)
alle niet-gespecialiseerde, vrij toegankelijke voorzieningen in de gezondheidszorg en de hulp- en dienstverlening in de directe woonomgeving van de cliënt.
Extramura(a)l(e) (zorg)
Zorg die beschikbaar is voor mensen die zelfstandig wonen.
Gebruikelijke zorg
Gebruikelijke zorg is de normale, dagelijkse zorg. Bijvoorbeeld ouders die zorgen voor hun kind. Of een man die zorgt voor zijn vrouw. Bij gebruikelijke zorg heeft u geen recht op AWBZ-zorg.
GGZ
Geestelijke gezondheidszorg. Een deelgebied binnen de gezondheidszorg dat behandeling, begeleiding en verzorging biedt aan mensen met psychische problemen, evenals preventie.
49
Geïndiceerde jeugdzorg
Jeugdzorg waar een cliënt recht op heeft als gevolg van een indicatiebesluit van bureau jeugdzorg.
Gesloten jeugdzorg
(gesloten) verblijf en gedwongen behandeling in speciale jeugdzorginstellingen voor jongeren met ernstige gedragsproblemen.
Hardheidsclausule
Bij een hardheidsclausule wordt een uitzondering gemaakt, waardoor u geen eigen bijdrage voor zorg in de AWBZ hoeft te betalen. Deze uitzondering geldt als minderjarige, inwonende kinderen dringend zorg nodig hebben. Een zorgverzekeraar kan deze uitzondering maken op advies van een instelling voor algemeen maatschappelijk werk of de Raad voor de Kinderbescherming.
Indicatie
Besluit waarin is vastgelegd of iemand recht heeft op zorg. Als dat het geval is, is ook vermeld hoeveel zorg deze persoon krijgt en voor welke periode.
Intramura(a)l(e) (zorg)
Ook wel residentiële zorg genoemd. Zorg die verleend wordt aan mensen die langer dan 24 uur in een instelling verblijven.
J&O
Jeugd- en Opvoedhulp.
Jeugdhulp
1. ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen; 2. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, en 3. het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, met dien verstande dat de leeftijdgrens van achttien jaar niet geldt voor jeugdhulp in het kader van jeugdstrafrecht.
Jeugdbescherming
Een kind heeft recht op een gezonde ontwikkeling; zo niet dan treedt de jeugdbescherming op; onvrijwillige hulpverlening op grond van een door de kinderrechter uitgesproken maatregel, waardoor het ouderlijk gezag wordt beperkt of ontnomen omdat er sprake is van een ernstige bedreiging voor het kind vanwege mishandeling of verwaarlozing, van een ernstige wetsovertreding door minderjarige of als het ouderlijk gezag ontbreekt; onderdeel van jeugdzorg.
Jeugd-GGZ
geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen. Een deelgebied binnen de gezondheidszorg dat behandeling, begeleiding en verzorging biedt aan mensen met psychische problemen, evenals preventie.
50
Jeugdhulpplicht
Het wettelijke recht op zorg zoals deze nu nog bestaat, wordt vervangen door een jeugdhulpplicht van gemeenten. Gemeenten moeten als eerste inzetten op preventie, eigen kracht en hulp en ondersteuning vanuit de sociale omgeving. Als dat onvoldoende soelaas biedt, is het college verplicht een voorziening op het gebied van jeugdhulp treffen. De gemeente beslist zelf of en welke voorziening een jeugdige nodig heeft. Zij is echter wel verplicht een deskundige te laten adviseren en beoordelen of en welke jeugdhulpvoorziening nodig is. Als een gemeente tekort schiet in haar ‘jeugdhulpplicht’ is het in eerste instantie aan de gemeenteraad om aan de bel te trekken. Als sprake is van ernstige en structurele nalatigheid van een gemeente, moet de provincie zich erover buigen.
Jeugdreclassering
Hulpverlening aan jeugdigen die verdacht worden van of veroordeeld zijn wegens een strafbaar feit.
Kanteling
Werkwijze/proces waarbij de omslag van claim- en aanbodgericht werken naar vraag- en resultaatgericht werken centraal staat. Centrale doelstelling is het stimuleren van particiaptie en zelfredzaamheid van alle burgers. Het vraag- en resultaatgericht werken krijgt o.a. vorm in een keukentafelgesprek.
Kortdurend verblijf (AWBZ)
Logeren gedurende maximaal drie etmalen per week in een AWBZinstelling. Het gaat om inwoners die permanent toezicht nodig hebben. Ook is er een noodzaak tot ontlasting van de mantelzorger die permanent toezicht houdt.
Mantelzorger
Iemand die langdurig en onbetaald zorgt voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende in zijn of haar omgeving.
MEE
Organisatie die mensen met een beperking ondersteunt en adviseert bij het vinden van zorg. MEE is er bijvoorbeeld voor mensen met een lichamelijke handicap of chronische ziekte, een verstandelijke handicap of autisme. MEE heette voorheen Sociaal-Pedagogische Dienst (SPD).
Ouderlijk gezag
De biologische ouders voeren het gezag (recht om beslissingen te nemen over een minderjarig kind) uit over een minderjarige.
Participatie
Deelname van (groepen) burgers aan de samenleving, zoals het hebben van werk, volgen van onderwijs, betrokken zijn bij leefbaarheid van de eigen omgeving.
Participatiewet
De Participatiewet voegt de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening en een deel van de Wajong samen. Met de Participatiewet wil het kabinet bereiken dat zoveel mogelijk mensen deelnemen in de samenleving.
Passend Onderwijs
Passend onderwijs beoogt dat zo veel mogelijk leerlingen regulier onderwijs kunnen volgen. Het speciaal onderwijs verdwijnt niet. Kinderen die het echt nodig hebben, kunnen nog steeds naar het speciaal onderwijs. De Wet passend onderwijs treedt 1 augustus 2014 in werking.
51
Pedagogische civil society/ gemeenschap
Gemeenschappelijke activiteiten van burgers rondom het grootbrengen van kinderen. De pedagogische civil society is er voor en door iedereen die direct of indirect betrokken is bij opvoeden, opgroeien en gezondheid van de jeugd.
Persoonlijke verzorging (AWBZ)
Het ondersteunen bij of het overnemen van lichaamsgebonden zorg, zoals wassen, aankleden, hulp bij eten, drinken of toiletgebruik.
PGB
Persoonsgebonden budget. Een geldbedrag waarmee de cliënt zelf de zorg in kan kopen.
Toegang
Het proces vanaf het moment waarop de burger zich meldt (of wordt gemeld) bij het sociaal wijkteam met een ondersteuningsvraag, tot het bieden van passende ondersteuning.
Tweede lijns (Gezondheidszorg)
zorg die alleen toegankelijk is na verwijzing door een zorgaanbieder uit de eerste lijn, zoals een huisarts.
Verblijf
vast of tijdelijk wonen in een instelling.
Voogdij
Anderen dan de biologische ouders voeren het gezag uit over een minderjarige.
VVE
Voor- en vroegschoolse educatie
Wmo
Wet maatschappelijke ondersteuning. Gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van alle burgers.
WSW
Wet Sociale Werkvoorziening. Regelt de verplichting van gemeenten om mensen, die vanwege hun beperking niet aan werk kunnen komen, de mogelijkheid te bieden onder aangepaste omstandigheden te werken.
Zelfredzaamheid
Het vermogen om zelfzorgactiviteiten uit te voeren zonder professionele hulp.
Zorg in natura
Zorg verleend door een instelling die via gemeente of zorgkantoor wordt betaald.
ZVW
Zorgverzekeringswet.
52
Bijlage 2
Geadresseerde
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk 131078330
datum
behandeld door EM Kamann
algemeen nummer 14 0320
bijlagen
BLD-SMB dossiernummer
onderwerp Reactie op de concept Kadernota Jeugdhulp
pr-nummer
Geachte heer/mevrouw, Er zijn zeventien schriftelijke reacties ontvangen van instellingen op de concept kadernota. Een lijst van de instellingen waarvan we een reactie hebben ontvangen, is in de bijlage toegevoegd. Er is een aantal rode draden te halen uit deze reacties. Zo valt uit de meeste reacties te lezen dat de instelling zich op hoofdlijnen kan vinden in de kadernota. Het is goed te constateren dat er draagvlak lijkt voor de ingezette lijn en visie die wij als gemeente in de kadernota hebben verwoord. Een aantal instellingen benoemt in hun reactie ook het belang van (nieuwe) dwarsverbanden. Wij zijn het eens dat het van belang is om vanuit het ‘kind en gezin centraal’ dwarsverbanden tussen de domeinen ondersteuning en zorg, armoede, schuldhulpverlening, participatie, onderwijs en werk te leggen. Ook het belang van de dwarsverbanden tussen bijvoorbeeld de basisvoorzieningen en het Jeugd&Gezinsteam wordt door de reacties onderstreept. Naast deze positieve reacties, hebben de betrokken instellingen aandachtspunten voor het vervolg. Dat is ook logisch gezien de omslag die nodig is, de bezuinigingen die ermee gepaard gaan, en de fase waarin de transitie zich nu bevindt. De meeste opmerkingen en zorgen gaan over de verdere uitwerking van het Jeugd&Gezinsteam. Over het algemeen wordt de inrichting van een gebiedsgericht team van professionals ondersteund. Hoewel ook wordt opgemerkt dat aansluiting van het Jeugd&Gezinsteam op de structuur binnen het voortgezet onderwijs vraagt om een ander schaalniveau. Wij erkennen dat, en hebben dat ook in de nota scherper aangegeven. Nader uitgewerkt moet worden welke deskundigheid in het Jeugd&Gezinsteam nodig is om het team optimaal te kunnen laten functioneren. Daar worden in een aantal reacties ook concrete suggesties voor gedaan, die we zullen meenemen. In de kadernota wordt het Jeugd&Gezinsteam naast het sociale wijkteam gepositioneerd. En in veel reacties komt het belang van samenhang tussen deze twee teams terug. Wij zijn het daar helemaal mee eens, en onderstrepen het belang van de samenwerking (en regie) rond kind en gezin. Dit is in de nota dan ook nog wat nadrukkelijker verwoord. Tegelijkertijd zijn er ook verschillen tussen beide teams. Zo werkt het Jeugd&Gezinsteam in samenwerking met kind en gezin, met name in geval van complexe vragen en biedt ook zelf de
ons kenmerk
datum
pagina 2
ondersteuning. In tegenstelling tot het sociale wijkteam dat over het algemeen werkt voor volwassenen, en zelf geen ondersteuning biedt, maar doorverwijst naar de juiste (basis)voorziening of ondersteuning. Dit verschil tussen beide teams is nu ook opgenomen in de nota. Daarnaast is in de reacties een aantal andere punten genoemd, zoals het juiste schaalniveau voor de complexe hulp, aandacht voor specifieke groepen cliënten en de consequenties voor het vervoer van mensen. Dit zijn zaken die we hebben genoteerd, en bij de verdere uitwerking aandacht zullen geven. Ook hebben instellingen in hun reactie ons soms vragen gesteld, die we individueel zullen terugkoppelen. Concreet is ook een aantal aanpassingen gevraagd op de nota. Bijvoorbeeld om het plaatje dat het nieuwe stelsel visualiseert aan te passen. We hebben naar de diverse opmerkingen gekeken, maar zijn van mening dat dit voor dit moment een heldere visualisatie is. Wij hebben er voor gekozen het plaatje alleen aan te passen door naast welzijn ook sport en cultuur bij de basisvoorzieningen te noemen, om daarmee de breedte van de basis te benadrukken. De suggestie om het uitgangspunt van wraparound care nog iets consistenter in de tekst door te voeren, hebben we wel aangepast in de tekst. Daarnaast is in een aantal reacties verzocht om een specifieke instelling of beroepsgroep op te nemen in de nota. Dit is echter een kadernota op hoofdlijnen, met hier en daar als voorbeeld een concrete instelling en de nota heeft dan ook op dit moment niet de intentie volledig te zijn. We hebben bij de uitwerking zeker oog voor de betrokken partners. Een groot aantal instellingen was ook aanwezig bij de bijeenkomst op 29 november waarin ambtelijk een toelichting is gegeven op de kadernota. Ook daar waren over het algemeen complimenten voor de kadernota die er nu ligt. Aanvullend op de bovenstaande punten uit de schriftelijke reacties, werden daar ook zorgen geuit over het vervolg van het persoonsgebonden budget (PGB). De kaders daarover zijn voornamelijk een weergave van de aangescherpte wettekst. Maar voor een deel van de instellingen, en zeker een deel van de cliënten, is het een groot zorgpunt hoe dit voor hen in de toekomst zal uitpakken. Wij zijn ons als gemeente hiervan bewust, en zullen dit zorgvuldig in de uitwerking oppakken. Dit heeft ook geleid tot een aanpassing in de nota en het explicieter maken van ons standpunt ten aanzien van het PGB. Er blijkt uit al deze reacties ook een grote betrokkenheid om bij het vervolg en de verdere uitwerking actief mee te denken. De instellingen en cliëntvertegenwoordigers zullen dan ook actief bij het vervolg betrokken worden. U ontvangt de nota zoals door college vastgesteld begin januari van ons. Het hoofd van de afdeling beleid
J. de Vries
ons kenmerk
datum
pagina 3
BIJLAGE lijst van instellingen waarvan een schriftelijke reactie is ontvangen Sportbedrijf SKL Villa Kinderfun Welzijn Lelystad Icare Verpleging en Verzorging Icare JGZ GGD Flevoland MEE IJsseloevers MDF Kwintes Een kinder- en jeugdpsycholoog Een eerstelijns psycholoog Triade GGZ Centraal Fornhese ‘ s Heeren Loo Indigo Centraal Intermetzo
Wmo Cliëntenraad Lelystad t.a.v. mevrouw L. van Vliet Lemmerstraat 127 8244 DJ LELYSTAD
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk 131077977
datum
behandeld door DL Huilmand
doorkiesnummer 0320 - 278723
bijlagen
BLD-SMB dossiernummer
onderwerp Reactie op advies Wmo Cliëntenraad kadernota Jeugdhulp
pr-nummer
Geachte Wmo Cliëntenraad, Wij danken u voor uw advies over de concept Kadernota Jeugdhulp. U geeft aan dat uw advies onder tijdsdruk tot stand is gekomen. Wij waarderen de inspanning en inzet van de Wmo Cliëntenraad bij het samenstellen van dit gedegen advies. Het spijt ons dat twee leden hun steun aan het advies hebben onthouden. Wij hebben er vertrouwen in dat het advies zoals dat er nu ligt, voldoende breed is gedragen om verder mee te gaan. Wij hebben de door u geformuleerde aandachtspunten zorgvuldig bekeken. In deze brief informeren op welke wijze wij uw advies betrekken bij de definitieve kadernota en de uitwerking van het beleid. Aan de hand van uw aandachtspunten hebben wij, indien relevant, onze reactie geformuleerd. Aandachtspunten Wmo Cliëntenraad: 1. Het is een prettig leesbare nota. Respectvol uitgaan van iemands mogelijkheden is beter dan uitgaan van iemands onmogelijkheden. Wij gaan er vanuit dat de gemeente Lelystad bij de verdere uitwerking van deze nota er voor zal zorgen dat kinderen met opgroei- en opvoedproblemen en/of een beperking (en hun ouders) kwalitatief goede ondersteuning krijgen om goed en veilig op te groeien en zich zo goed mogelijk te kunnen ontwikkelen. 2. De nota legt de nadruk op vraaggericht in plaats van aanbodgericht werken. Bij de totstandkoming van deze nota heeft vooral vraaggericht overleg plaatsgevonden met zorgaanbieders. De cliënten (ouders en kinderen met opgroei en opvoedproblemen en/of een beperking) zijn in een zeer laat stadium betrokken bij de nota. Wij adviseren u hen in een vroeg stadium bij de nadere uitwerking van Jeugdbeleid te betrekken. Reactie: Wij zijn zeker van plan gesprekken met cliëntvertegenwoordigingen voort te zetten bij de verdere uitwerking van het beleid. Er is inderdaad in eerste instantie overleg geweest met de aanbieders van jeugdhulp en de CJG-partners en in een later stadium is het contact gelegd met cliëntvertegenwoordigers. Wij streven ernaar de huidige contacten met
ons kenmerk
datum
pagina 2
cliëntvertegenwoordigers te verbreden naar alle doelgroepen van de jeugdhulp. . 3. Wij zijn geschrokken van de Lelystadse cijfers ten opzichte van landelijke gemiddelden. Is er onderzoek naar de oorzaak gedaan? Reactie: Er bestaat geen onderzoek dat antwoord geeft op de vraag hoe het komt dat het gebruik van jeugdzorg in Lelystad hoger is dan gemiddeld. Statistische gegevens over bevolkingssamenstelling, opleidings- en inkomensniveau e.d. geven geen verklaring het hogere zorggebruik in Lelystad. In ieder geval is ons duidelijk dat wij in Lelystad voor een grote opgave staan om de jeugdhulp voor de toekomst beschikbaar te kunnen houden. 4. Wij adviseren u alle voor de Jeugdhulp beschikbaar gestelde gelden te oormerken. Ook de gelden die beschikbaar zijn voor de transitie van de Jeugdhulp. Wij vinden het verstandig de komende jaren de budgetten voor Wmo, jeugd en werk te monitoren. Reactie: Wij kunnen dit advies gedeeltelijk overnemen. De rijksmiddelen van de drie decentralisaties worden als een apart budget (sociaal deelfonds) aan de gemeente toegekend. Daarbinnen is zichtbaar welk budget beschikbaar is voor de uitvoering van de Wmo, de Jeugdwet en de Participatiewet. Wij willen de mogelijkheid houden de middelen uit het sociaal deelfonds ontschot in te zetten maar wel zichtbaar te houden wat voor de verschillende onderdelen wordt ingezet. Daarnaast is de bedoeling een “budget materieel evenwicht” voor de Wmo en Jeugdzorg in te stellen waarmee schommelingen in de inkomsten en uitgaven opgevangen kunnen worden. Dit zal in de eerste helft van 2014 verder worden uitgewerkt. Verder heeft de raad een reserve ingesteld voor het opvangen van grote tekorten tengevolge van de decentralisaties. 5. Bij besluitvorming vanuit de regionale samenwerking adviseren wij u de Wmo cliëntenraad te raadplegen als inwoners van Lelystad hier mee te maken krijgen. Reactie: Wij zullen bij relevante besluiten, of deze nu lokaal of regionaal zijn, de cliëntvertegenwoordiging betrekken. 6. Wij adviseren u in de tekst te verduidelijken: o Het woord “vehikel” betekent: gammel vervoermiddel, dat wordt 2x niet bedoeld. o Pagina 5Het begrip `verevening` met een voorbeeld toe te lichten. o Pagina 7Geen verwijzing bij 3 o Pagina 11 Wie is Jo Hermans o Pagina 22Wie is Micha de Winter o In piramides Bij VVE vermelden: Vroegschoolse Voorschoolse Educatie o Pagina 37Wat wordt verstaan onder ‘stevige’ professionals in schema o Pagina 41Laatste zin is onduidelijk o Pagina 46Hoe is de kopgroep samengesteld. Is er ook een cliënt- vertegenwoordiger aan toegevoegd. Reactie: o Wij zullen het woord “vehikel” vervangen o In de passage over verevening zal worden verduidelijkt dat het gaat om het opvangen van schommelingen in de uitgaven. o De professoren Jo Hermanns en Micha de Winter zijn beiden autoriteit op het gebied van opvoeden en opgroeien. Wij nemen hiervoor een verwijzing op in de kadernota Jeugdhulp. o De afkorting VVE zal worden opgenomen in de begrippenlijst achter in de nota. o In paragraaf 4.4. van de kadernota Jeugdhulp wordt de vorm van het Jeugd&Gezinsteam als spil voor het bieden en arrangeren van passende ondersteuning geschetst. Deze paragraaf schetst ook de rol en kwaliteit van de hulpverlener in het Jeugd&Gezinsteam. Daarop wordt gedoeld in het schema financiële sturing in hoofdstuk 5.
ons kenmerk
datum
pagina 3
o De zin over de ombuiging van 10% in 2014 van de regionale middelen zal worden verduidelijkt. o De opsomming van de acties in het vervolgtraject (hoofdstuk 8) bij de uitwerking van de kadernota Jeugdhulp is aangepast en de zin over een “kopgroep” is geschrapt. Voor alle uitwerkingstrajecten geldt dat per traject moet worden bekeken hoe de samenstelling van werkgroepen wordt. Daarbij hebben wij ook aandacht voor de cliëntvertegenwoordiging. 7. Op pagina 4 wordt vermeld dat het huidige jeugdstelsel verschillende tekortkomingen laat zien. Wij willen graag weten wat die tekortkomingen zijn teneinde na te gaan of het nieuwe beleid hiervoor oplossingen biedt. Reactie: Dit staat verderop in de nota toegelicht in paragraaf 1.2. Daar staat onder meer beschreven waar de stelselwijziging voor de jeugdhulp toe moet leiden. 8. Bij 3.5 pag. 16 en pag. 18 wordt alleen ingegaan op de jeugd met een licht verstandelijke beperking. Veel jongeren met een verstandelijke beperking met een IQ lager dan 70 en vaak meervoudige beperkingen behoren niet tot deze groep. Zij wonen bij hun ouders en zullen hun hele leven zorg, ondersteuning en begeleiding nodig hebben. Graag opnemen. Reactie: De betreffende passages zullen worden aangevuld. 9. Wij adviseren u in de nota aandacht te geven aan de kwaliteitscriteria waaraan de inkoop en uitvoering van de jeugdhulp moet voldoen. Aandacht voor de toegankelijke zorgvraag, regie van de cliënt, veiligheid, bejegening, afstemming en overdracht tussen professionele en niet professionele betrokkenen, continuïteit, tevredenheids-onderzoek, etc. kunnen aan deze nota worden toegevoegd. Wij adviseren u de kwaliteitscriteria/programma van eisen voor de inkoop en levering van ondersteuning met ons en betrokken cliënten en ouders in een vroeg stadium te bespreken. Reactie: In de kadernota Jeugdhulp wordt op diverse plaatsen het belang van een goede kwaliteit van de jeugdhulp benoemd. De nieuwe Jeugdwet bevat kwaliteitseisen aan jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen. In de uitwerking in 2014 van de verschillende onderdelen en in de afspraken met jeugdhulpaanbieders wordt het aspect kwaliteit door ons meegenomen. Wij zullen bij de uitwerking een cliëntvertegenwoordiging betrekken. 10. Op pag. 23 wordt gesproken over de potentie van de digitale ontwikkelingen om de eigen kracht te versterken. Wij missen hier een aansprekend voorbeeld. Reactie: Een goede informatievoorziening is een belangrijk instrument om de zelfredzaamheid te bevorderen. Veel gezinnen zullen met de juiste informatie zelf een antwoord weten te vinden op hun vraag of een oplossing voor hun probleem. Bestaande voorbeelden zijn de websites Jongin Lelystad en CJG Lelystad. Een voorbeeld van een digitale ontwikkeling zijn de websites voor “online matching” tussen aanbod en vraag op het gebied van burenhulp, mantelzorg, klussendiensten, oppas en andere zaken waarmee mensen elkaar kunnen helpen. Er bestaan al talloze initiatieven op dit gebied (zoals wehelpen.nl). Wij willen deze ontwikkelingen verder stimuleren en ondersteunen. 11. Het werken met deskundige Jeugd en Gezinsteams juichen wij toe. Evenals het inzetten van eén plan en één regisseur per gezin. Een deskundige actor kan bijdragen tot goede jeugdhulp. Wij hopen dat de praktijk dit zal bevestigen. Enkele aandachtspunten willen we benoemen: de relatie tussen regisseur en ouder kan kwetsbaar zijn, beiden willen de regie houden over de inzet en kwaliteit van hulp en ondersteuning, waarbij de ouder in een afhankelijke positie verkeert. Wie controleert de regisseur? Op welke laagdrempelige wijze kan een hulpvrager zijn ontevredenheid uiten over het ondersteuningsplan of de uitvoering daarvan. Wij kunnen ons voorstellen dat het ondersteuningsplan door beide partijen ondertekend moet worden en bij het ontbreken van een
ons kenmerk
datum
pagina 4
handtekening van de cliënt een gesprek plaatsvindt met een onafhankelijk vertrouwenspersoon. Die ook voor ontevredenheid tijdens de uitvoering benaderbaar is. Reactie: In de kadernota Jeugdhulp staat beschreven dat het gaat om de eigen kracht en regie van het gezin en om het gesprek waarin met het gezin de ondersteuningsbehoefte in kaart wordt gebracht. Daaruit volgt het opstellen van een gezinsplan met doelen en resultaten. Wij zijn het met u eens dat bij het vorm geven van het Jeugd&Gezinsteam veel punten aandacht vragen. Dit vereist een zorgvuldige uitwerking. De door u genoemde aandachtspunten nemen wij mee bij de uitwerking van het concept Jeug&Gezinsteam. 12. De regisseur verwijst door naar de professionele aanbieders. Hoe onafhankelijk vindt dit plaats en hoe wordt de cliënt betrokken bij deze keuze. Hoe kan de cliënt ontevredenheid kenbaar maken zonder direct gevolg voor de relatie met de regisseur. Reactie: Deze vragen zullen wij als aandachtspunten aan de orde laten komen bij de verdere uitwerking van het Jeugd&Gezinsteam. (zie reactie op het vorige punt) 13. Het persoonsgebonden budget. Voor ons is nog niet duidelijk hoe de gemeente hier mee om zal gaan. Wij hechten er waarde aan dat een pgb tot de mogelijkheden blijft bestaan tegen stringente voorwaarden. In een aantal gevallen maakt een pgb het mogelijk goedkoper en meer efficiënt ondersteuning op maat in te kopen. Reactie: Wij zijn ons als gemeente bewust van de zorg van cliënten over hoe de veranderde wetgeving rond het persoonsgebonden budget voor hen zal uitpakken. Dit heeft ook geleid tot een aanpassing in de nota en het explicieter maken van ons standpunt over de inzet van het persoonsgebonden budget als passend instrument in bepaalde gevallen. Wij zullen dit in de uitwerking zorgvuldig oppakken. 14. Bij 4.7. op pag. 30 staat dat ´de klant kan aantonen dat het reguliere aanbod niet geschikt is´. Wij willen dat graag veranderen in: de klant kan uitleggen waarom het reguliere aanbod niet geschikt is. Het lijkt ons, om trauma´s bij kinderen te voorkomen, niet goed te moeten aantonen dat het reguliere aanbod mislukt is. Uitgangspunt moet zijn, dat ouders hun kind goed kennen en weten wat geschikte hulp is. Reactie: Het wetsvoorstel voor de nieuwe Jeugdwet schrijft voor dat de jeugdige of zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de zorg niet passend vinden. Bij die onderbouwing zo licht de wetgever toe, moeten zij aantonen zich voldoende te hebben georiënteerd op de beschikbare ondersteuning. In onze reactie op het vorige punt hebben wij al aangegeven dat wij de mogelijkheid voor een persoonsgebonden budget als passend instrument in de uitwerking zorgvuldig oppakken. 15. Er zijn familieleden die hun baan hebben opgezegd om zorg en ondersteuning te verlenen of zzpers die jarenlang een groot deel van hun inkomen vanuit een pgb verwerven. Hoe luidt de regeling voor deze mensen. Voor incidentele hulp op afroep blijft een pgb een ideale voorziening, die in veel gevallen naar volle tevredenheid door niet professionals wordt verleend. Reactie: Zoals hierboven aangegeven zullen wij dit in de uitwerking zorgvuldig oppakken. 16. Wij adviseren u meer aanbieders in een wijk werkzaam te laten zijn. Beperkte keuzevrijheid is niet prettig als er geen ‘klik’ is tussen vrager en aanbieder. Reactie: In de kadernota Jeugdhulp beschrijven wij het Jeugd&Gezinsteam als spil in de gebiedsgerichte benadering voor complexe of zwaardere problematiek. Hier is geen sprake van één specifieke
ons kenmerk
datum
pagina 5
organisatie als aanbieder, maar van een team. Het team is samengesteld uit professionals op basis van hun verschillende expertise. 17. Bij 4.10 wordt aandacht gevraagd voor de samenhang tussen Wmo/AWBZ en jeugdhulp. Gezien deze samenhang zijn wij bereid als Wmo Cliëntenraad ook te adviseren op dit jeugdhulpbeleid. Reactie: Op basis van deze kadernota wordt nog veel uitgewerkt. Daarbij zal ook aandacht zijn voor hoe wij structureel vorm kunnen geven aan de advisering door de cliëntvertegenwoordiging. Vanzelfsprekend bespreken wij dit ook met de Wmo Cliëntenraad. Wij zijn blij dat de Wmo Cliëntenraad vooruitlopend op hetgeen hiervoor wordt uitgewerkt bereid is geweest om te adviseren over de kadernota Jeugdhulp. 18. Wij hechten grote waarde aan het monitoren van het transitieproces en de tevredenheid van cliënten inzake de jeugdhulp. Wij adviseren u in de kadernota op te nemen hoe de kwaliteit wordt gemeten. Dit om tijdig het beleid of de uitwerking daarvan te kunnen bijsturen. Reactie: Wij hechten hier ook grote waarde aan. Wij hebben nog niet uitgewerkt hoe we de kwaliteit willen meten. Een van de instrumenten is een klanttevredenheidsonderzoek maar er zijn daarnaast ook andere instrumenten. In de verdere uitwerking zullen wij dit verder concretiseren. 19. Er moet een onafhankelijk laagdrempelig meldingspunt komen voor niet tevreden cliënten. Een vertrouwenspersoon kan deze rol vervullen. Reactie: Wij zijn het met u eens dat het belangrijk is dat er een vertrouwenspersoon is. De gemeente is ervoor verantwoordelijk dat conform de bepalingen in de Jeugdwet een vertrouwenspersoon wordt aangesteld. 20. Medio 2015 zouden cliënt ervaringsonderzoeken uitgevoerd kunnen worden om na te gaan hoe de beleving is van cliënten ten aanzien van de gevoerde keukentafel-gesprekken (sluit aanbod aan op vraag, getoonde kennis van gevolgen van beperking, heeft men zelf de regie, is ondersteuning op maat geleverd, is men tevreden, wat kan beter, etc.). Dit is arbeidsintensief maar wellicht mogelijk uit te voeren door vrijwilligers van belangenorganisaties onder leiding van onafhankelijk CMO. In de jaren daarna steekproefsgewijs uitvoeren. Reactie: De werkwijze van het Jeugd&Gezinsteam zal op basis van de kadernota Jeugdhulp nader worden uitgewerkt. Wij vinden het een goed idee om te onderzoeken hoe de beleving van cliënten is van het gesprek met de professional van het Jeugd&Gezinsteam bij het analyseren van de ondersteuningsbehoefte. 21. Het beroep op vrijwilligers en mantelzorgers neemt toe. Ruimhartigheid ten aanzien van respijtzorg is noodzakelijk. Naast ondersteuning en het overnemen van zorgtaken moet het door anderen vervullen van taken als huishouding, tuinonderhoud, e.d. van de mantelzorger mogelijk zijn om overbelasting te voorkomen. Zie ons eerder uitgebrachte gevraagde advies inzake de nota informele zorg 2013-2016. Reactie gemeente: Wij onderschrijven dit volkomen. In de bovengenoemde nota informele zorg is besloten tot een uitbreiding van de mantelzorgondersteuning vanaf 2014. Vooruitlopend op deze uitbreiding heeft Welzijn Lelystad het voortouw genomen om te komen tot een mantelzorgconvenant met verschillende zorgpartijen. Het is goed dat de cliëntenraad bij dit traject is aangehaakt. Mantelzorgondersteuning is een verantwoordelijkheid van zowel de gemeente als de zorg- en welzijnspartijen. Het is van groot belang dat er voldoende en de juiste vormen van respijtzorg in onze stad aanwezig zijn. Vanaf 2015 wordt het beroep op vrijwilligers en mantelzorgers groter, hiermee wordt het belang van goede en voldoende ondersteuning ook groter. Respijtzorg kan op verschillende manieren worden geboden. Een voorbeeld hiervan is een voorziening zoals het
ons kenmerk
datum
pagina 6
Respijthuis in Alkmaar waar zorgvragers tijdelijk kunnen verblijven zodat de mantelzorger(s) tijdelijk hun zorgtaken kwijt zijn. Conform de nota informele zorg wordt het thema informele zorg nadrukkelijk meegenomen in de drie decentralisaties. In 2014 wordt verder uitgewerkt welke aanvullende ondersteuning nodig is. Dit is gebaseerd op het huidige aanbod, de extra vraag die ontstaat naar de inzet van mantelzorgers en de behoeften die mantelzorgers hebben. De ontwikkeling van een voorziening zoals het Respijthuis is een van de mogelijkheden In de opdracht aan de Jeugd&Gezinsteams om met de jeugdige en het gezin een integraal plan te maken zit besloten dat er aandacht is voor de informele zorg en het behouden daarvan.
22. De wederkerige inzet van mensen met een uitkering voor mensen met een beperking vraagt om nadere uitwerking. Onze ervaring is dat het vinden van vrijwilligers voor incidentele ondersteuning eenvoudiger is dan voor structurele ondersteuning. Reactie: Dat klopt. Het college heeft hiervoor een nota vastgesteld over tegenprestatie naar vermogen. Een en ander wordt de komende periode verder uitgewerkt. 23. Wij vragen in de nota aandacht te besteden aan het vervoer van jeugdigen onder andere van en naar hun dagbesteding. Reactie: Wij zijn het met u eens dat aan dit onderwerp aandacht moet worden besteed. Dit zal deel uitmaken van de uitwerking. De kadernota Jeugdhulp geeft de richting voor de totale uitwerking aan, maar gaat nog niet in op alle verschillende ondersteunings- en hulpvormen. 24. Tot slot zijn wij van mening dat op korte termijn informatie (en niet alleen digitaal) moet worden verstrekt aan alle inwoners. Er heerst veel onzekerheid vooral bij jongeren en ouders die nu al gebruik maken van jeugdhulp. Reactie: De informatie aan inwoners zal expliciet worden opgenomen in het op te stellen communicatieplan. Er is op dit moment nog veel onduidelijk over de concrete gevolgen voor individuele cliënten waardoor wij nu nog geen zekerheid kunnen geven. In ieder geval zullen wij inzetten op het verstrekken van informatie (via media en via voorlichtingsbijeenkomsten) over de nieuwe Jeugdwet. Wij hebben in het bovenstaande onze reactie op uw advies geformuleerd. Wij vertrouwen erop dat hieruit blijkt dat wij uw advies zorgvuldig hebben gewogen en hoe wij uw aandachtpunten zullen betrekken bij de verdere uitwerking.
Hoogachtend, het college van de gemeente Lelystad, de secretaris,
de burgemeester,
Bijlage 4
Notitie samenhang decentralisatie jeugdzorg en passend onderwijs
Notitie samenhang decentralisatie jeugdzorg en passend onderwijs
Inhoud INLEIDING
3
1.
4
2.
3.
4.
Achtergronden onderwijs en preventieve ondersteuning jeugd 1.1.
Lelystadse Educatieve Agenda en passend onderwijs
4
1.2.
Preventieve ondersteuning jeugd (WMO) en decentralisatie van de jeugdzorg
6
Huidig aanbod
8
2.1.
Programma 1 'ledereen doet mee'
8
2.2.
Programma 2 'Op weg met talent'
9
Samenhang passend onderwijs en jeugdzorg
10
3.1.
Gedeelde opgave passend onderwijs en jeugdzorg
10
3.2.
Gedeelde uitgangspunten passend onderwijs en jeugdzorg
10
Vervolgproces uitwerking passend onderwijs en jeugdzorg
11
4.1.
Gedeelde verantwoordelijkheden passend onderwijs en jeugdzorg
11
4.2.
Werkagenda en vervolg proces
12
Bijlage 1
14
2 Concept Notitie samenhang
Jeugdzorg
en Passend onderwijs 4 juni
2013
^
INLEIDING Zowel in het onderwijs als in het preventieve jeugdbeleid gaat het om kinderen, jongeren en hun ouders, en we zijn erop gericht dat onze kinderen gezond en veilig opgroeien, hun talenten ontwikkelen en naar vermogen meedoen. Dan is het opmerkelijk, zoals Pieter Hilhorst stelt in zijn R M O advies , dat in een land waarin de jeugd toch nog steeds tot de gelukkigste van de wereld behoort, één op de zeven minderjarigen een indicatie heeft voor professionele jeugdzorg of speciaal onderwijs? Alleen al uit financieel oogpunt is de groei die hierin heeft plaatsgevonden, onhoudbaar. Bovendien wordt steeds meer duidelijk dat de weg van steeds meer en zwaardere interventies niet tot de gewenste resultaten leidt. Dit constateert ook Jo Hermanns al in 2009 in zijn oratie 'het opvoeden verleerd'. Als verklaring geeft hij aan dat wij als medeburgers van onze jeugdigen het opvoeden verleerd lijken te zijn en dat we instellingen en professionals nodig hebben, 'die geleerd hebben voor jeugdproblemen' om onze opvoedproblemen in het publieke domein op te lossen. Zorg en goede bedoelingen worden daarbij meer dan voorheen vertaald in het inschakelen van gespecialiseerde deskundigen. Daarmee worden tal van opvoedingsproblemen vertaald in psychopathologie, ontwikkelingsstoornissen, handicaps en/of disfunctionele gezinsinteracties. Deze leiden vervolgens tot een indicatie en daarna tot een behandeling in een van de instituties voor gespecialiseerde zorg. 1
De opgave is om te zorgen dat wat normaal is, ook weer de gewoonste zaak van de wereld te laten zijn. Het moet dus anders: meer in de directe omgeving en nabijheid van kind en gezin. Of in de woorden van Micha de Winter (2011) 'Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding'. Een belangrijke rol is daarbij weggelegd voor de pedagogische civil society waarin het gaat om met elkaar te komen tot actie, participatie, emancipatie, gemeenschappelijke verantwoordelijkheid en nabijheid. Dat betekent niet dat de specialistische expertise niet meer nodig is. Alleen deze moet op een andere manier worden ingezet, zodat juist minder mensen deze specialistische zorg nodig hebben. Het is dan een kwestie van professioneel vakmanschap om ouders, de omgeving, onderwijs en eerstelijns zorgverleners in staat te stellen beter met opvoedingsvragen en opvoedingsproblemen om te gaan. En ja, ook dan blijven er altijd kinderen die specialistische zorg of ondersteuning nodig hebben. Of zoals Jo Hermanns oproept: "Kinderen moeten weer opgevoed worden en niet te snel behandeld. Ouders moeten gesteund worden en niet te snel naar een "gedragsmanagement programma" gestuurd worden. Scholen moeten de moeilijkste kinderen niet ervaren als een last maar juist als een professionele uitdaging. Burgers in het publieke domein zouden weer plezier in kinderen op straat moeten krijgen en zich mede verantwoordelijk moeten voelen voor hun welzijn.' Deze omslag naar het meer benutten van de pedagogische civil society (samenwerken aan de ontwikkeling van het kind en uitgaan van de eigen kracht), en een andere inzet van specialistische ondersteuning (ontschotting tussen preventieve, lichte en zware zorg en ondersteuning) vindt zowel plaats in het onderwijs met de beweging van passend onderwijs, als in het preventieve jeugdbeleid met de decentralisatie van de jeugdzorg. Deze notitie is bedoeld om de gezamenlijk opgave van deze twee bewegingen te benoemen en een bestuurlijk kader te bieden voor de verdere uitwerking hiervan, leidend tot een concrete werkagenda (hoofdstuk 3 en 4). Om zicht te hebben wat de huidige uitgangssituatie is en de bredere context, wordt eerst ingegaan op het onderwijsbeleid en preventieve jeugdbeleid binnen de gemeente Lelystad afzonderlijk, en het huidige aanbod dat vanuit de gemeente daarbij wordt financieerd (hoofdstuk 1 en 2).
1
Uit: "De gewoonste zaak van de wereld" RMO//Pieter Hillhorst & Michiel Zonneveld 3 Concept Notitie samenhang
Jeugdzorg
en Passend onderwijs
4 juni
2013
1.
Achtergronden onderwijs en preventieve ondersteuning jeugd
1.1.
Lelystadse Educatieve Agenda en passend
onderwijs
De Lelystadse Educatieve Agenda (LEA) fungeert als een ontwikkelagenda waarin de belangrijkste thema's worden benoemd waaraan door de onderwijspartners en gemeente de komende jaren gewerkt wordt. O m in Lelystad gezamenlijk aan onderwijs te werken is het nodig om een gedeelde visie te hebben op het onderwijs en de taken die het onderwijs heeft. De visie op onderwijs, zoals die eerder door schoolbesturen en gemeente in Lelystad is geformuleerd, luidt: Elke leerling (m/v) de optimale kans bieden op een succesvolle schoolloopbaan, die perspectief biedt voor zijn verdere ontwikkeling, en leidt tot een voor hem zo hoog mogelijk haalbare (start)kwalificatie op de arbeidsmarkt. Visueel ziet de visie er als volgt uit:
won gezet
mcxrtm Voorschoolse pc!]': "Je
ik •
l
coroprtefues
--
./->•
Met de permanente beleidsagenda van de L E A is de aanpak van deze complexe opgave samengevat in een viertal speerpunten: kwalitatief goed onderwijs, horizontale samenwerking versterken, verticale samenwerking versterken, hoogwaardig aanbod & goede infrastructuur. De L E A kadernota 'Presteren met Onderwijs' is op 11 januari 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. In het uitwerkingsplan worden de bovengenoemde vier speerpunten meegenomen binnen een zestal inhoudelijke dossiers, te weten: 1. W E / J o n g L e r e n 2. Brede School 3. Passend onderwijs 4. Voorkomen van voortijdig schoolverlaten 5. V M B O / M B O / H B O / arbeidsmarkt 6. Huisvesting Passend onderwijs staat voor maatwerk in het onderwijs. Voor elk kind en iedere jongere onderwijs dat aansluit bij zijn of haar mogelijkheden en talenten. Met de invoering van passend onderwijs zijn samenwerkingsverbanden, en in het verlengde daarvan de schoolbesturen verantwoordelijk voor de interne leerlingenzorg en lichte en zware onderwijsondersteuning. Dit moet ertoe leiden dat kinderen zo regulier mogelijk naar school gaan, waar nodig met passende ondersteuning. Hierna schematisch weergegeven. Geen kind tussen wal en schip dus.
4 Concept Notitie samenhang
Jeugdzorg
en Passend onderwijs 4 juni 2013
411e k i n d e r e n
succesvol op school
kinderen volgen onderwijs dat bij hen past
Kinderen leven gezond
Er is specialistische en toegankelijke zorg voor kinderen die dat no dig hebben Bron: referentiekader
Het onderwijs op de scholen is van goede kwaliteit
invoering passend
Kinderen voelen zich veilig
Er zijn voldoende fysieke voorzieningen van goede kwaliteit
onderwijs
Het wettelijk kader passend onderwijs schetst de hoofdlijnen voor de verdere vormgeving ervan. In de beleidsbrief van de minister staan de volgende voorwaarden voor het nieuwe stelsel: • Leerlingen krijgen zo goed mogelijk onderwijs • Ouders zijn betrokken bij hun kind op school • Docenten zijn goed toegerust • Scholen werken samen met jeugdzorg en gemeenten • Doelmatige investeringen Daarbij geeft het referentiekader van de P O en V O raad drie met elkaar samenhangende lijnen waarlangs de inhoudelijke veranderingen die met passend onderwijs worden beoogd, kunnen worden beschreven: 1. van curatie naar preventie 2. van indiceren naar arrangeren 3. van sectoraal naar integraal en intersectoraal Een centrale rol bij passend onderwijs is weggelegd voor de samenwerkingsverbanden die voor 1 november 2013 in een formeel rechtspersoon moeten zijn ondergebracht. In deze samenwerkingsverbanden zijn alle schoolbesturen binnen een regio vertegenwoordigd. Het samenwerkingsverband voor het primair onderwijs omvat daarbij naast Lelystad ook de schoolbesturen binnen de gemeente Dronten, het voortgezet onderwijs bestaat alleen uit Lelystad. Het stelsel passend onderwijs kent een veranderde wijze van bekostiging. Het samenwerkingsverband krijgt met passend onderwijs de mogelijkheid om een eigen systematiek te ontwikkelen voor het besteden van middelen, die niet meer zo zwaar leunt op het vaststellen van stoornissen bij kinderen, maar meer op de te bieden oplossing voor het kind. Dit biedt meer flexibiliteit om de ondersteuningsbehoefte van kinderen via maatwerk in te vullen. Doordat Lelystad echter in vergelijking met het landelijke gemiddelde (de norm) in Lelystad veel meer leerlingen in het speciaal onderwijs zitten, heeft de veranderde financieringssystematiek echter ook grote gevolgen op het beschikbare budget. Met ingang van 2019 hebben zowel het primair onderwijs, als het voortgezet onderwijs, (bij ongewijzigd beleid) te maken met een tekort van ruim 1,8 miljoen euro (een halvering van hun ondersteuningsbudget).
5 Concept Notitie samenhang
Jeugdzorg
en Passend onderwijs 4 juni 2013
1.2.
Preventieve ondersteuning jeugd (WMO) en decentralisatie
van de jeugdzorg
De taken die gemeenten op dit terrein uitvoeren zijn: de jeugdgezondheidszorg en het preventieve jeugdbeleid waar taken als informatie en advies, signalering, licht ambulante hulpverlening, toeleiding naar zorg en de coördinatie van zorg deel van uitmaken. In het preventieve jeugdbeleid neemt het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) een belangrijke plek in. Het C J G is in Lelystad opgezet als een samenwerkingsverband en een netwerk waarin onderwijs, voorschool, jeugdgezondheidszorg, maatschappelijk werk, welzijn en de jeugdzorg elkaar vinden. Daarmee is samenwerking op het snijvlak van preventie en jeugdzorg in de leefomgeving van kind en gezin vormgegeven. De zorgpartners en het onderwijs hanteren binnen het C J G de stelregel één kind, één gezin, één plan (één aanspreekpunt). Daarbij geldt: • Het belang van het kind in de context van het gezin/de omgeving is een gemeenschappelijk belang van de C J G partners, die daartoe optimaal willen samenwerken. • Ondersteuning is gericht op het zo zelfstandig en zo maximaal mogelijk laten participeren van ouders en jongeren in de maatschappij. • Investeren in de professional, die daadkrachtig is en afspraken nakomt, afstemming zoekt en tijdig en adequaat overdraagt. • Samenhangend aanbod en een integrale aanpak gebaseerd op de ondersteuningsbehoefte van het kind/gezin. 2
1
^^^SjffllPBP^ ^ ^^"••••••^
Met de decentralisatie komt ook de zwaardere (nu nog geïndiceerde tweedelijns) zorg onder verantwoordelijkheid van de gemeente. De doelstelling van de transitie Jeugdzorg is om de verkokerde manier van werken binnen de zorg voor jeugd aan te pakken en daarbij de grote druk op gespecialiseerde zorg terug te dringen. Met de stelselwijziging komt de verantwoordelijkheid voor preventie van opvoedproblemen, de inzet van vroegsignalering tot en met de (zware) gespecialiseerde zorg in één hand te liggen: die van de gemeenten. Daar komen alle taken bij die nu op regionaal of provinciaal niveau zijn verankerd: toegangstaken voor de geïndiceerde jeugdzorg; ambulante jeugdzorg; open residentiële zorg; semi-residentiële zorg; pleegzorg; crisishulp; justitieel kader: jeugdreclassering en jeugdbescherming advies- en meldpunt kindermishandeling kindertelefoon Ook worden de landelijke jeugdzorgtaken gedecentraliseerd die nu zijn verankerd in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) of de Zorgverzekeringswet (Zvw): • Overheveling extramurale begeleiding jeugd uit de A W B Z naar (vooralsnog) de Wmo, als onderdeel van decentralisatie Begeleiding/AWBZ; • Geestelijke gezondheidzorg voor jeugdigen (jeugd-GGZ); • Zorg voor jeugd met een licht verstandelijk beperking (jeugd-LVB) • Verder zal de gesloten jeugdzorg (JeugdzorgPlus), die nu rechtstreeks door het Rijk wordt bekostigd, worden overgeheveld naar het gemeentelijk domein. In het door de raad vastgestelde beleidskader voor de decentralisaties van de A W B Z en de Jeugdzorg, de "Visie op hoofdlijnen decentralisaties AWBZ en Jeugdzorg" (2012), zijn algemene uitgangspunten geformuleerd die in dit traject leidend zijn: a. Meer participatie en zelfredzaamheid b. De eigen kracht en verantwoordelijkheid van de burger en zijn sociale netwerk (waaronder nabuurschap) staat centraal De CJG partners hebben de samenwerking uitgewerkt in de notitie "Samenwerken in het Centrum voor Jeugd en Gezin"
6 Concept Notitie samenhang
Jeugdzorg
en Passend onderwijs 4 juni
2013
c. d. e. f. g. h.
Steun is waar mogelijk preventief en eindig Kanteling van begeleiding Samenhangend aanbod voor iedereen W e handelen vanuit vertrouwen en loslaten Opvoeden door ouders versterken Hulp zoveel mogelijk in de directe leefomgeving (thuis, school, buurt) aanbieden
De 'Visie op hoofdlijnen decentralisaties AWBZ en Jeugdzorg 'formuleert ook ontwikkelopgaven die in ieder geval aan de orde moeten komen bij de uitwerking van de decentralisaties. Voor de beschrijving van de uitgangspunten en opsomming van de ontwikkelopgaven, zoals opgenomen in de "Visie op hoofdlijnen decentralisaties AWBZ en Jeugdzorg", zie bijlage 1. Het verdere traject van de decentralisatie jeugdzorg vraagt om de uitwerking van een zestal "bouwstenen" De bouwstenen die komend jaar richting de Kader- en uitwerkingsnota Jeugdzorg nader worden uitgewerkt zijn: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Versterking opvoedomgeving: eigen kracht en gezin centraal Toegang: de bereikbaarheid en de toeleiding naar de zorg Doorontwikkeling van het Centrum voor Jeugd en Gezin Integrale aanpak multi-probleem gezinnen Passend onderwijs: zorg op en rond de school Zicht op vraag en aanbod nu en straks
7 Concept Notitie samenhang
Jeugdzorg
en Passend onderwijs 4 juni
2013
2.
Huidig aanbod
2.1.
Programma
1 'ledereen doet mee'
Kijkend naar de doorlichting van programma 1 Iedereen doet mee is prestatieveld 2: "preventieve voorzieningen voor problemen met opgroeien en problemen met opvoeden" het onderdeel dat in relatie tot de samenhang tussen decentralisatie jeugdzorg en passend onderwijs relevant is. Samengevat bestaat het aanbod uit vroege interventies voor jeugd en gezin thuis (opvoedings- en gezinsondersteuning, gezinscoaching), op school (CJG-consulent, schoolmaatschappelijk werk/jeugdpreventiewerk) en in de buurt (jongerencoaches) en jeugdgezondheidszorg voor alle jeugdigen van 0 tot 19 jaar. Het aanbod preventieve zorg voor jeugd als essentiële voorliggende voorziening op de jeugdzorg zien wij als een belangrijke basis voor het vormgeven van de decentralisatie jeugdzorg, met behoud van kwaliteit en houdbaar voor de toekomst. 3
Preventieve voorzieningen gericht op het versterken van het opgroeien en opvoeden
Beleidsvrijheid
Lasten 2013
Jeugdgezondheidszorg 0-4 jaar: consultatiebezoeken voor kinderen van 0 tot 4 jaar krijgen, en daarnaast het bieden van informatie en advies aan ouders en indien nodig extra consulten of huisbezoeken.
Nee, wettelijke taak
€ 1.071.253
Jeugdgezondheidszorg 4-19 jarigen: periodieke gezondheidsonderzoeken voor alle kinderen van 4 tot 19 jaar krijgen, en daarnaast het bieden van informatie en advies aan ouders en indien nodig extra consulten of huisbezoeken.
Nee, wettelijke taak
€ 686.505
J a , eigen gemeentelijk beleid
€ 657.780
Gedeeltelijk, wettelijke taak
€ 161.119
4
Ambulant jongerenweri< .signaleren van wensen en behoeften, toeleiden naar activiteiten en hulpverlening. Daarnaast hebben de werkers een intermediaire rol bij situaties waar overlast van jongeren wordt ervaren. Ook wordt Ambulante jeugdhulpverlening geboden, een laagdrempelig en direct toegankelijk hulpverleningsaanbod voor jongeren van 12 tot 23 jaar. 5
Samenwerkingsverband Centrum Jeugd en Gezin (CJG): het betreft de kosten voor administratieve ondersteuning, de bereikbaarheid en monitoring van het C J G , het bijhouden van de C J G website en het technisch onderhoud van de Jongin website, dossiervorming en E S A R . Vaste CJG consulent en schoolmaatschappelijk wenk op basisscholen: directe benadering van ouders en vroege interventie, actieve samenwerking tussen de intern begeleider en schoolmaatschappelijk werk. Jeugdpreventiewerk rond middelbare scholen: het jeugdpreventiewerk zorgt voor vroegtijdige signalering en ondersteuning en begeleiding van de risicojongeren binnen zorgstructuur van de VO-scholen. Onderzoek en rapportage over jongeren die in het voortgezet onderwijs dreigen uit te vallen door veelvuldig verzuim. Preventie jeugdcriminaliteit op scholen: preventie-activiteiten voor jongeren gericht op voorkomen van criminaliteit. Opvoed- en gezinsondersteuning: spreekuren, cursussen en informatievoorziening, Homestart, ondersteuning tijdens zwangerschappen bij verhoogd risico, bemoeizorg zorgmijdend gedrag. Gezinscoaching: aanpak gezinsproblematiek waarbij oplossingen worden gezocht zodat het kind zich beter kan ontwikkelen. Sociaal cultureel kinderwerk: het betreft hier welzijnsactiviteiten voor basisschoolkinderen in vakanties en aansluitend aan de schooltijden. Doel is om kinderen een interessant en leerzaam buitenschools activiteitenaanbod te bieden
J a , eigen gemeentelijk beleid.
J a , eigen gemeentelijk beleid.
J a , eigen gemeentelijk beleid.
€560.810
€ 507.536
€ 283.920
Stand van zaken doorontwikkeling Centrum voor Jeugd en Gezin, brief aan de raad 11 januari 2012 4 Vanaf januari 2013 worden de termen ambulant jongerenwerk en ambulante jeugdhulpverlening niet meer gebruikt en wordt de functionaliteit aangegeven met de term jongerencoaches. Zie vorige voetnoot. 5
8 Concept Notitie samenhang
Jeugdzorg
en Passend onderwijs 4 juni 2013
2.2.
Programma 2 'Op weg met talent'
Kijkend naar de doorlichting van programma 2 Op weg met talent zijn twee onderdelen in relatie tot de samenhang tussen decentralisatie jeugdzorg en passend onderwijs relevant: '3. Passend onderwijs' en '4. voorkomen van voortijdig schooluitval' zijn primair betrokken. Kijkend naar extra aanbod naast het reguliere in het kader van talentontwikkeling zijn ook onderdelen uit '1. Voor en Vroegschoolse Educatie' en '2. Brede School' relevant. Passend onderwijs kan ook een rol spelen op de onderwijs huisvesting, maar onderwijshuisvesting op zich heeft niets met passend onderwijs te maken en wordt daarom hierbij buiten beschouwing gelaten.
Beleidsvrijheid
Lasten 2013
J a , eigen gemeentelijk beleid
€ 177.294
Leerlingenvervoer, de gemeente is verplicht de vervoerskosten te betalen voor leerlingen die binnen z e s kilometer van hun huis geen passend onderwijs kunnen krijgen.
Nee, wettelijke taak
€ 1.285.147
RMC/Leerplicht: uitvoering van de leerplichtwet en R M C wetgeving: het doorverwijzen en begeleiden van (risico)jongeren naar onderwijs of leren en werken. E n waar nodig repressief optreden naar jongeren (proces verbaal).
Nee, wettelijke taak
€ 55.000
Zorgstructuur VO en MBO: geoormerkte rijksuitkering voor bestrijding voortijdig schoolverlaten, wordt besteed aan het versterken van de zorgstructuur in het V O en M B O , zoals O p de Rails klassen.
Nee, moet worden besteed aan V S V
€465.315
Gemeentelijke studiebijdrage: het vergoeden van de reiskosten voor jongeren die tussen de 16 en 18 zijn en nog geen ov-kaart hebben, maar wel moeten reizen om hun school te bereiken. Het moet wel om een opleiding gaan die in Lelystad niet wordt aangeboden.
J a , eigen gemeentelijk beleid
€41.602
Voor en Vroegschoolse Educatie: voor het uitvoeren van W E ontvangen wij een geoormerkte rijksbijdrage. In 2013 wordt daarvoor een W E aanbod gerealiseerd op 13 peuterspeelzalen, en 13 scholen. Daarbij wordt met name ingezet op het verhogen van het bereik naar 8 0 % , op scholing, educatief partnerschap en huisbezoeken, sluitende aanpak met het consultatiebureau, harmonisatie van de voorschoolse voorzieningen, doorlopende lijnen en goede overdracht.
Nee, het is een geoormerkte rijksbijdrage
€ 2.424.000
Brede School: er zijn op dit moment 23 basisscholen die wij subsidiëren in het kader van de brede school. Voor een brede school is een activiteitensubsidie beschikbaar. Met de kadernota is met ingang van 2013 € 22.000 bezuinigd en dit is met de Actualistienota Brede School concreet ingevuld.
J a , eigen gemeentelijk beleid
€ 193.000
Combinatiefuncties Brede School: een deel van de activiteiten van de Brede School worden uitgevoerd door de mensen op de combinatiefuncties. In totaal wordt 11,4 fte combinatiefuncties bij het Sportbedrijf, Stichting S c h O O L , Kubus en Welzijn Lelystad ingezet voor activiteiten en talentontwikkeling bij kinderen. Dit gebeurt op basis van cofinanciering, waarbij het rijk 4 0 % van de kosten van deze 11,4 fte draagt. Wij ontvangen vanuit het rijk hiervoor een bijdrage € 228.000.
J a , eigen gemeentelijk beleid
€ 623.695
Passend onderwijs, VSV, W E en Brede School Schoolbegeleiding: dit budget wordt door het samenwerkingsverband primair onderwijs besteed om het versterken van de zorg op en rond de basisschool, zoals door extra uren orthopedagogie en de ondersteuning van de Intern Begeleiders.
9 Concept Notitie samenhang
Jeugdzorg
en Passend onderwijs 4 juni 2013
3.
Samenhang passend onderwijs en jeugdzorg
3.1.
Gedeelde opgave passend onderwijs en jeugdzorg
In de beleidsbrief over de stelselwijziging jeugd "Geen kind buiten spel" van de staatssecretarissen van V W S en V & J wordt gesteld dat alle inspanningen van ouders, professionele opvoeders en de overheid erop zijn gericht dat onze kinderen gezond en veilig opgroeien, hun talenten ontwikkelen en naar vermogen meedoen. De zorg voor jeugd is dus veelomvattend, en raakt ook de (onderwijs)zorg en ondersteuning op de school. Bovendien zijn de meeste kinderen in de jeugdzorg leerplichtig, en volgen dus (passend) onderwijs. De gedeelde opgave van de gemeentelijke zorg voor jeugd en passend onderwijs is dan ook: Kinderen en jongeren optimale kansen te bieden op een volwaardige plek in de samenleving, dus op een zo hoog mogelijke (startkwalificatie. Daarbij is het versterken van de eigen kracht essentieel evenals het bieden van passende ondersteuning waar nodig. En de realiteit daarbij is dat in beide transities forse bezuinigingen vragen om scherpere keuzes.
3.2.
Gedeelde uitgangspunten
passend onderwijs en jeugdzorg
Passend onderwijs en de zorg voor jeugd waarvoor de gemeente in zijn geheel verantwoordelijk wordt gaan beide uit van een nieuwe benadering van ondersteuning en hulp. De uitgangspunten zoals die worden gedeeld door PO-raad, VO-raad en V N G , en dus ook door ons als gemeente Lelystad, zijn: 1. Vroegtijdig ondersteunen van de eigen kracht van jeugdigen en ouders (in plaats van overnemen) 2. Kijken naar mogelijkheden, kansen en oplossingen (in plaats van problemen en beperkingen) 3. Importeren van ondersteuning (in plaats van verwijzen en exporteren van het kind/gezin met een probleem) 4. Integraal beoordelen van meervoudige ondersteuningsbehoeften, dicht bij de signaleringsplaats (in plaats van in aparte, verre indicatiecommissie) 5. Vaststellen van ondersteuningsbehoeften samen met jongeren, ouders en opvoedprofessionals (in plaats van over hun hoofden heen) 6. Snel en nabij bieden van passende ondersteuning (in plaats van slagboomdiagnostiek en indicatiestelling) 7. Integrale ondersteuning in/door (speciaal) onderwijs en hulpverlening in één arrangement (in plaats van specialistische hulp voor geïsoleerde problemen) 8. Ondersteuningsbehoefte van kind/ouders zijn leidend (in plaats van hulpaanbod en instellingsbelangen) Deze overeenkomsten in benadering passen naadloos in de algemene Lelystadse uitgangspunten en ontwikkelopgaven van de reeds vastgestelde 'Visie op hoofdlijnen decentralisaties AWBZ en Jeugdzorg'. Daarom zullen bovengenoemde acht overeenkomsten worden gehanteerd als criteria bij de verdere uitwerking van de samenhang tussen passend onderwijs en jeugdzorg.
10 Concept Notitie samenhang
Jeugdzorg
en Passend onderwijs 4 juni
2013
4. Vervolgproces uitwerking passend onderwijs en jeugdzorg 4.1.
Gedeelde verantwoordelijkheden
passend onderwijs en jeugdzorg
Met de decentralisatie van de jeugdzorg en de invoering van Passend onderwijs worden gemeenten en schoolbesturen gezamenlijk verantwoordelijk voor de afstemming tussen zorg voor kinderen en jongeren en onderwijsondersteuning. Naast duidelijk onderscheiden eigen verantwoordelijkheden hebben de partners een gezamenlijk belang en een gezamenlijke verantwoordelijkheid: het zorgen voor samenhang tussen onderwijsondersteuning in de school en jeugd- en welzijnsvoorzieningen, opvoedings- en opgroeiondersteuning en jeugdhulp buiten de school. En in bredere zin ook voor samenhang ten aanzien van voor- en vroegschoolse educatie, voortijdig schoolverlaten en de overgang onderwijs-arbeidsmarkt. De verschillende verantwoordelijkheden als het gaat om de decentralisatie van de jeugdzorg en passend onderwijs zijn in het volgende schema (van de V N G ) helder weer gegeven. 3-katommenschema
Passend enderwijs £rt zorg
GEMEENTEN
S A M E N W E R K I N G S A G E N DA
MnsmBaHMHnH * • • • •
voerjeugd
leerplicht onderwijshuisvesting leerlingenvervoer onderwijsachterstanden aansluiting arbeidsmarkt
• preventief jeugdbeleid • jeugdgezondheidszorg • wmo-functies (oa. decentralisatie begeleiding) • Na decentralisatie jeugdzorg: • Jeugdhulp • toegang tot kinderbescherming en jeugdreclassering
K U G D ONDERWIJS ZORG
- samenhangende onderwas-, onderst eunirtgs- en hulpstructuur voor jeugd - preventie - signalering • beoordeling - toewijzing • ondersteuning/ hulpaanbod * overgangen voorschoolspo-vo-mbo • consequenties Passend onderwijs voor leerlingenvervoer • consequenties Passend onderwas voor onderw^shuisvesting • tegengaan voortijdig schoolverlaten en » aanpak tfiui&zitters • aansluiting onderwijsarbeidsmarkt V(S)0 en MBO
SCHOOLBESTUREN
BmMM^MTOMMMB samenwerkingsverband PO en VO beschreven in ondersteuningsplan • dekkend aanbod van basis-en extra ondersteuning • verdeling, bestedingen toewijzing van middelen voor ondersteuning • procedure en entera voor toelaatbaarheid (V) SO en sbao
• plaatsingen terugplaatsing • beoogde en bereikte kwantitatieve en kwalitatieve resultaten • informeren ouders • ondersteuningsplannen PO en VO afstemmen
Het schema laat zien welke thema's op het snijvlak van de onderscheiden verantwoordelijkheden liggen. Het laat zien dat ook wanneer de wetgeving de primaire uitvoeringstaak bij één partij legt, een thema op het snijvlak kan liggen. Het schema is een hulpmiddel om met behoud van de onderscheiden verantwoordelijkheden afstemming en samenhang te realiseren in de gemeentelijke zorg voor jeugd en passend onderwijs.
11 Concept Notitie samenhang
Jeugdzorg
en Passend onderwijs 4 juni
2013
4.2.
Werkagenda en vervolg proces
De afstemming van de gemeentelijke zorg voor jeugd en passend onderwijs moet het komend jaar gestalte krijgen en in besluitvorming worden vastgelegd. Deze afstemming krijgt concreet vorm aan de hand van een tweetal processen: • Wij hebben als gemeente besloten in 2013 een Kadernota Jeugdzorg op te stellen. Voor zover dit plan de afstemming van en effectieve samenwerking bij de uitvoering van jeugdhulp met het onderwijs betreft, moet dit besproken worden in een "op overeenstemming gericht overleg" . Dit betekent bespreking van het concept in de Stuurgroep Welzijn en Zorg èn in de Stuurgroep Talentontwikkeling. • De samenwerkingsverbanden hebben de verplichting voor 1 maart 2014 een Ondersteuningsplan Passend Onderwijs op te stellen en dit in een "op overeenstemming gericht overleg" met de gemeente te bespreken. Dit betekent bespreking in het Bestuurlijk Overleg Passend Onderwijs (als verlengde van de Stuurgroep Talentontwikkeling). De uitkomsten hiervan vinden hun plek in de (nieuwe) kademota L E A die in de tweede helft van 2014 aan de raad wordt aangeboden. 6
De acht uitgangspunten zoals geformuleerd in de vorige paragraaf worden gebruikt om de geschetste parallelle processen af te stemmen en inhoudelijk aan te toetsen. De thema's die in beide processen aan de orde zullen komen als het gaat om de verdere uitwerking van de aansluiting passend onderwijs en jeugdzorg, komen voort uit de 'middelste kolom' van het hierboven opgenomen schema. Deze zijn hieronder in een tabel opgenomen. Daarbij zullen een groot aantal zaken in de tweede helft van 2013 uitgewerkt worden, en besproken op bestuurlijk niveau met de partners. De vergaderdata van de Stuurgroep Talentontwikkeling waarin dit plaats kan vinden zijn 19 september en 28 november. De Stuurgroep Welzijn en Zorg is op 9 september, en daarna in januari pas weer. Dat betekent gezien bovengenoemd traject dat een extra vergadering in november gepland zal worden. Ten behoeve van de uitwerking van het eerste thema in onderstaande tabel (samenhangende onderwijs-, ondersteuning-, en hulp-structuur voor jeugd) is een (eenmalig) bestuurlijk overleg waarin onderwijs en zorgpartners samen met de gemeente wenselijk. Dit zou in oktober gepland moeten worden gezien de beide processen (Kadernota Jeugdzorg en Ondersteuningsplannen).
De verplichting daartoe zal, voor zover op dit moment bekend, opgenomen zijn in de nieuwe Jeugdwet
12 Concept Notitie samenhang
Jeugdzorg
en Passend onderwijs 4 juni
2013
Thema
Omschrijving
Uitwerking
1. Samenhangende onderwijsondersteuning- en hulpstructuur voor jeugd.
Hierbij toetsen we ook de huidige interventies uit bijlage 2 en 3 aan de eerder genoemde acht criteria. Dit maakt duidelijk op welke wijze de gemeentelijke interventies de samenhang versterken, waar zich hiaten en dubbelingen voordoen, waar kansen liggen voor verbetering. Met het hiermee verworven inzicht wordt het mogelijk vanuit de onderscheiden verantwoordelijkheden in samenhang de gemeentelijke interventies door te ontwikkelen.
Dit wordt meegenomen bij de Kadernota Jeugdzorg in samenhang met de Ondersteuningsplannen van het onderwijs. De uitkomsten van de ondersteuningsplannen worden meegenomen bij de Kadernota L E A . Om dit bestuurlijk met de verschillende partners te bespreken komt er een extra bestuurlijk overleg tussen gemeente, onderwijs en zorg in oktober 2013.
2. Overgangen voorschoolspo-vo-mbo
Door goede afspraken over de overdracht, gerichte aandacht en ondersteuning op maat, kan de uitval van leerlingen worden voorkomen. Bovendien zijn net als doorlopende leerlijnen, ook doorlopende zorglijnen van belang om continuïteit van het aanbod te garanderen
Dit past binnen de reguliere zaken van de L E A en zal een aandachtspunt vormen bij de doorontwikkeling van het C J G binnen de Kadernota Jeugdzorg.
3. Consequenties passend onderwijs voor het leerlingenvervoer
De verordening van het leerlingenvervoer is net aangepast. De tweede tranche vraagt om verdergaande gesprekken met het onderwijs.
Uitwerking tweede tranche leerlingen vervoer vindt plaats in samenhang met de ondersteuningsplannen van het onderwijs. Dit krijgt een plek in de kadernota 2014.
4. Consequenties passend onderwijs voor onderwijs huisvesting
Door de opvang van leerlingen met een specifieke ondersteuningsbehoefte in het regulier onderwijs kunnen aanpassingen in de huisvesting nodig zijn.
Hiervoor wordt een aanvulling op het beleidskader onderwijs huisvesting opgesteld. Onderwijshuisvesting is één van de dossiers binnen de L E A . Dit krijgt een plek in het IHP 2014.
5. Tegengaan voortijdig schoolverlaten
Bestrijden van V S V is een reguliere taak
Dit is één van de dossiers binnen de L E A .
6. Aanpak thuiszitters
Thuiszitten moet zo veel mogelijk worden voorkomen, en hier is een cruciale rol voor leerplicht weggelegd om scholen op het zorgplicht/ondersteuningsplicht aan te spreken.
Dit past binnen het dossier voortijdig schoolverlaten van de L E A .
7. Aansluiting onderwijs, arbeidsmarkt V ( S ) 0 en MBO
In de notitie 'Bestedingen Budget kwetsbare jongeren' is ten aanzien voor 2013 hier invulling aan gegeven, deze zal voor 2014 geactualiseerd moeten worden.
Notitie bestedingen budget kwetsbare jongeren 2014 die eind 2013 door college wordt vastgesteld.
13 Concept Notitie samenhang
Jeugdzorg
en Passend onderwijs 4 juni
2013
Bijlage 1.
Uitgangspunten en ontwikkelopgaven uit de vastgestelde "Visie op hoofdlijnen decentralisaties AWBZ en Jeugdzorg"
Meer participatie en zelfredzaamheid De gemeente streeft naar een samenleving waarin iedereen participeert. Dat is niet voor elke inwoner eenvoudig en vanzelfsprekendheid. Hier ligt dan ook een belangrijke opgave voor de gemeente om in te zetten op het bevorderen van de participatie en verhogen van de zelfredzaamheid. De eigen kracht en verantwoordelijkheid van de burger en zijn sociale netwerk (waaronder nabuurschap) staat centraal Iedere inwoner van Lelystad heeft talenten en mogelijkheden. Dit geldt ook voor burgers die tijdelijk of permanent problemen ervaren op één of meer leefgebieden. Wij willen beleid dat gericht is op het ontdekken en stimuleren van talenten. In houding en gedrag sluiten zorg en dienstverlening aan op initiatieven en oplossingsmogelijkheden van bewoners zelf. Steun is waar mogelijk preventief en eindig Hulpverleners zoeken actief de kracht op van het gewone leven dat zich afspeelt in gezinnen, scholen, bedrijven, jongerencentra, buurthuizen, sportclubs, kerk, moskee, amateurkunst, winkels, uitgaansleven en vrijwillige verbanden. Een kleine groep heeft echter permanente hulp nodig, waarbij soms de organisatie van het dagelijks leven of bijvoorbeeld de opvoeding van kinderen wordt overgenomen. Waar de kracht van de samenleving niet toereikend is, faciliteert de gemeente de vraaggerichte zorg en dienstverlening. Kanteling van begeleiding W e willen een aanpak gebaseerd op de veerkracht van mensen en hun netwerken. Niet elk signaal leidt tot een professionele interventie of aanpassing. S o m s is niets doen beter. Het doel is niet om directe hulp te bieden maar om iemand te helpen zelf hulp te organiseren. Elke tweede (en derde) vraag van een sociaal werker zou moeten luiden: wat heeft u zelf gedaan om het op te lossen? En hoe kunnen wij u helpen om dit wel te laten lukken? Het vraagt om een mentaliteitsverandering bij uitvoerende professionals. Zware problematiek wordt in beginsel overgelaten aan professionals. Samenhangend aanbod voor iedereen De gemeente is verantwoordelijk voor een samenhangend aanbod voor preventie, ondersteuning en zorg. W e doen daarbij niet aan specifiek doelgroepenbeleid. Maar voor bevolkingsgroepen die aantoonbaar achterblijven zoeken we naar effectieve(re) interventies binnen het generieke beleid. We handelen vanuit vertrouwen en loslaten Dit betekent dat we accepteren dat we niet overal over gaan en dat we (als gemeente) het niet altijd het beste weten. Het gaat om kanteling van gedachten en kansen bij iedereen: cliënten, professionals en vrijwilligers. Opvoeden door ouders versterken Plicht voor ouders om goed op te voeden, voor professionals om die opvoeding te ondersteunen en voor gemeenten om de benodigde zorg te leveren. Hulp zoveel mogelijk in de directe leefomgeving (thuis, school, buurt) aanbieden Een sterke opvoedcontext waarbinnen jeugdigen en gezinnen worden geholpen waar dat kan. Goed toegeruste professionals met voldoende handelingsruimte. Vindplaats- en contextgerichte inzet van hulp en ondersteuning. De ' Visie op hoofdlijnen decentralisaties AWBZ en Jeugdzorg' formuleert ontwikkelopgaven die in ieder geval aan de orde moeten komen bij de uitwerking van de decentralisaties:
14 Concept Notitie samenhang
Jeugdzorg
en Passend onderwijs 4 juni
2013
• • • •
• • • •
• • • • • •
Het principe van "stepped care/ wraparound care/ eigen kracht voorop" moet binnen het domein van zorg en welzijn met kracht worden waargemaakt; Dit principe kan ook op andere leefgebieden worden gehanteerd; Mensen die een uitkering ontvangen betrekken en inzetten bij de dienstverlening in de buurt en wijk; Voor mensen met een uitkering en beperkte arbeidscapaciteit onderzoeken welke arrangementen geboden kunnen worden. Daarbij valt te denken aan bepaalde vormen van dagbesteding en werken in de dienstverlening op wijkniveau; Het actief betrekken van wijkbewoners/vrijwilligers bij begeleiding- en dagbestedingactiviteiten bij en voor Lelystedelingen die ondersteuning en zorg ontvangen; Uitwerking en uitvoering visie "Nieuwe werken in de Wijk"; Het aanbieden van begeleiding- en dagbestedingactiviteiten in de welzijnsaccommodaties; De zorg plaatsgericht en dichtbij de mensen organiseren. Voor jeugdigen betekent dat de samenwerking met het onderwijs (en daarmee de afstemming met passend onderwijs) essentieel is; Zorgen dat voor jeugdigen de specifieke ondersteuning op school is afgestemd met de benodigde ondersteuning in de thuissituatie; Het samenspel en de wisselwerking tussen de 0 , 1 en de 2 lijn op gang brengen. Deze laatste werkend vanuit een gezamenlijke opdracht; 1 en 2 lijn zorgen gezamenlijk voor een passend hulpaanbod of zorg die afgestemd is op de thuissituatie en leefomgeving van de zorgvrager; Samen met professionals zorgen voor een effectieve aanpak van multiproblematiek volgens het principe één gezin en één plan; In het kader van de bevordering van de vereenvoudiging van de ondersteuning en zorgverlening, nut en noodzaak van de indicatiestelling nader bestuderen; Uitgaande van de eigen verantwoordelijkheid zal de meerwaarde van het persoonsgebonden budget (PGB) en de financiële consequenties binnen het toekomstige stelsel kritisch worden bezien. e
e
e
e
e
15 Concept Notitie samenhang
Jeugdzorg
en Passend onderwijs 4 juni
2013
Bijlage 5
Regionaal Transitie Arrangement
Regionaal Transitiearrangement “Zorg voor jeugd” Flevoland Vooraf De afspraak tussen VWS, VNG en IPO om te komen tot een regionaal transitiearrangement is door de regio Flevoland voortvarend opgepakt. Op 1 juli 2013 heeft het Bestuurlijk Overleg Transitie Sociaal Domein de opdracht verstrekt om het regionaal transitiearrangement op te stellen met behulp van externe expertise. Na een korte voorbereidingsperiode is - gebruik makend van diverse bronnen - een uitvraag gedaan aan 270 aanbieders die zorg aanbieden aan een of meer gemeenten in Flevoland. Dit aantal blijft toenemen, er melden zich nog regelmatig nieuwe zorgaanbieders. De uitvraag heeft geleid tot een respons van 55 aanbieders. De regio heeft twee bijeenkomsten gehad met aanbieders. Hiervan hebben ruim 50 aanbieders gebruik van gemaakt. Tijdens deze bijeenkomsten is door aanbieders uitgesproken dat zij zich niet als sector kunnen en/of willen laten vertegenwoordigen. Met 3 aanbieders en met Bureau Jeugdzorg Flevoland is sprake van geformaliseerde samenwerking op regionaal niveau. Deze organisaties zijn betrokken bij de ontwikkeling van de regionale samenwerking en het bepalen van de ambities van de regio. Een beperkt aantal van de overige aanbieders is betrokken bij de transitie en transformatie op lokaal niveau. Geconstateerd wordt dat: a. de uitvraag nog een te beperkt en onevenwichtig beeld oplevert om een verantwoorde toedeling van de middelen te maken. Aangezien de budgetten voor de uitvoering van de zorg voor jeugd nog fors kunnen fluctueren hebben wij grote bedenkingen bij de mate van representativiteit van de informatie; b. de toekomstige financiering van de jeugdhulp af zal wijken van de bedragen genoemd in de meicirculaire gemeentefonds 2013. Als de decentralisatie met een hoge korting gepaard gaat, zullen gemeenten niet in staat zijn de continuïteit te waarborgen. c. de aanbieders niet in staat zijn de frictiekosten op korte termijn en op basis van de incomplete informatie te berekenen; d. op basis van de huidige informatie niet is te voorspellen of de bestaande aanbieders dezelfde zorg kunnen bieden en of hier infrastructuur voor is gewaarborgd. De regio Flevoland is verantwoordelijk voor de continuïteit van de zorg. Om deze verantwoordelijkheid te kunnen nemen, is een proces nodig waarbij het regionale transitiearrangement de eerste stap is. In dit arrangement geeft de regio de denkrichting en het ambitieniveau aan in percentages. Op basis van de gegevens van de meicirculaire, de gegevens van Vektis en de uitvraag hebben wij een rekenmodel ontwikkeld waarin de denkrichting van de regio voor de toekomstige toedeling van de middelen is verwerkt. Door de tijdsdruk en het ontbreken van relevante gegevens is het niet mogelijk harde uitspraken te doen. Het rekenmodel geeft dus slechts een voorzichtige indicatie. Zo zullen de aangereikte gegevens ook moeten worden geïnterpreteerd. De regio gaat samen met de aanbieders hier regionaal en lokaal verder invulling aan geven en neemt de tijd om consequenties in beeld te brengen, door te rekenen en indien nodig het beleid aan te passen.
Regionaal Transitiearrangement Flevoland Versie d.d. 18 oktober 2013
1
1
Algemene gegevens
Basisgegevens regio 1.1 Naam regio: Regio Flevoland Vertegenwoordigend transitiemanager: A.C. Ekas, regionaal coördinator transitie Jeugdzorg Flevoland 1.2 (Vertegenwoordigers van) betrokken partijen Het arrangement is bestuurlijk door de onderstaande vertegenwoordigers van gemeenten na overleg met zorgaanbieders (aanbieders van jeugdzorg, jeugdbescherming /jeugdreclassering en het AMK) en de huidige financiers ter informatie aangereikt aan de colleges en gemeenteraden. Gemeenten op alfabetische volgorde: A: Almere B: Dronten C: Lelystad D: Noordoostpolder E: Urk F: Zeewolde
wethouder I.R. Smidt wethouder J. de Graaf wethouder M. Jacobs wethouder H. Bogaards wethouder G. Post wethouder W. Prins
In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van de aanbieders en de huidige financiers. De aanbieders (270 aanbieders in Flevoland) zijn met een uitvraag benaderd. Daarbij is het verzoek gedaan op 3 of 4 september deel te nemen aan draagvlakbijeenkomsten. In de bijlage is aangegeven welke aanbieders aan dit verzoek gehoor hebben gegeven. Met de provincie Flevoland en de provinciale jeugdzorgpartners en Bureau Jeugdzorg Flevoland is een convenant respectievelijk samenwerkingsovereenkomst afgesloten waarin de continuïteit van zorg bestuurlijk is vastgelegd. De regio Flevoland wil ook met vertegenwoordigers van de overige sectoren in overleg. Dit verzoek is op 3 en 4 september (nogmaals) gedaan. 1.3 Betrekkingen De afspraken in dit arrangement hebben betrekking op alle regionale jeugdzorg waarvoor gemeenten verantwoordelijk zijn vanaf 1 januari 2015, voor maximaal 1 jaar, met uitzondering van pleegzorg. Voor 2014 zijn er afspraken gemaakt met de provincie over de provinciale jeugdzorg in het Uitvoeringsprogramma. Het Uitvoeringsprogramma 2014 is een coproductie tussen provincie en gemeenten. Vanaf 2013 is in de regio Flevoland gestart met een brede visie op de transitie en transformatie Jeugd voor wat betreft de provinciale jeugdzorg. In 2014 wordt dit voortgezet. Dit regionale arrangement heeft betrekking op de zorgproducten zoals beschreven in hoofdstuk 2, paragraaf 2.2. Dit regionale arrangement heeft betrekking op cliënten die op 31-12-2014 in zorg zijn (zittende cliënten) en op cliënten die op 31-12-2014 een aanspraak op zorg hebben, maar deze zorg op dat moment nog niet krijgen (wachtlijstcliënten). Daarbij merkt de regio Flevoland op dat in 2014 gestart moet worden met de transformatie om de continuïteit van zorg in 2015 te kunnen garanderen. Dit betekent concreet een ombuiging met ingang van 2015 van ten minste 10% van de zorg die in de regio wordt ingekocht naar zorg die op lokaal niveau wordt ingekocht. Naast ombuigen betekent dit ook dat er anders gewerkt moet worden. Innovaties zijn nodig en worden gestimuleerd om effectief de zorg binnen de beschikbare middelen uit te kunnen Regionaal Transitiearrangement Flevoland Versie d.d. 18 oktober 2013
2
voeren, waar nodig (en gewenst) met nieuwe aanbieders voor zover bestaande aanbieders dit niet kunnen bieden. Met de provincie en de jeugdzorgpartners worden momenteel afspraken gemaakt over ombuiging en innovatie. Met het Zorgkantoor (in Flevoland Achmea) en de Zorgverzekeraars worden oriënterende gesprekken gevoerd om de ombuiging en innovaties te realiseren. 1.4 Rollen en verantwoordelijkheden Algemeen Dit regionale transitiearrangement is opgesteld onder de verantwoordelijkheid van de zes Flevolandse gemeenten. In Flevoland wordt van oudsher al op diverse sociaal maatschappelijke en economische terreinen samengewerkt. Dit gebeurt op de verschillende domeinen op verschillende manieren, in samenwerking, als centrumgemeenten of vanuit andere invalshoeken. Sinds 2011 is in Flevoland (gemeenten Almere, Dronten, Lelystad, Noordoostpolder, Urk en Zeewolde) een bestuurlijk overleg Transitie Sociaal Domein Flevoland actief. Hierbinnen wordt de regionale samenwerking vorm gegeven vanuit het algemene standpunt ‘lokaal wat lokaal kan en regionaal wat regionaal moet’. De samenwerking beslaat de diverse decentralisaties (Participatiewet, AWBZ, Zorg voor Jeugd) en vindt plaats op zowel bestuurlijk als ambtelijk niveau. Het bestuurlijk overleg wordt voorgezeten door de wethouder van de gemeente Zeewolde, de gemeente Almere biedt de ambtelijke ondersteuning. Binnen de samenwerking is oog voor de eigen identiteit van gemeenten, maar ook voor andere lopende samenwerkingsverbanden. Op 4 oktober 2012 hebben de Flevolandse gemeenten en de provincie Flevoland het convenant ‘Zorg voor jeugd Flevoland’ ondertekend. Met dit convenant wordt de samenwerking bekrachtigd voor een soepele overgang van de jeugdzorgtaken van de provincie aan de gemeenten. In het vervolg hierop is door gemeenten, provincie en jeugdzorgpartners (Vitree, Intermetzo (voorheen LSG-Rentray), Triade en Bureau Jeugdzorg) gewerkt aan de totstandkoming van het ‘Koersdocument Zorg voor jeugd Flevoland’. In dit koersdocument spreken de partijen een gezamenlijke koers uit voor de transitie en transformatie van de jeugdzorg. Het koersdocument is vastgesteld op 29 oktober 2012. In aanvulling op het convenant en het koersdocument is op 17 december 2012 een samenwerkingsovereenkomst ondertekend tussen de Flevolandse gemeenten, provincie en jeugdzorgpartners. In deze overeenkomst wordt de samenwerking bekrachtigd en worden de kaders vastgelegd voor de uitwerking van een transitieplan in 2013. In lijn met het werkplan voor de regionale samenwerking transitie Sociaal Domein hebben de zes Flevolandse gemeenten op 1 juli 2013 tijdens het Bestuurlijk Overleg Transitie Sociaal Domein besloten om voor de juridische samenwerking uit te gaan van het model: inkooprelaties per gemeente met bestuurlijk afstemming. Vanuit de genoemde samenwerkingsovereenkomst wordt invulling gegeven aan de werkstructuur, die bestaat uit een partijenoverleg bestuurlijk (POB) en een partijenoverleg ambtelijk(POA). Het POB, bestaande uit de wethouders van de Flevolandse gemeenten belast met de portefeuille jeugd, gedeputeerde provincie Flevoland belast met de portefeuille jeugd en de bestuurders van de jeugdzorgpartners, geeft opdracht aan het POA. Het voorzitterschap is Regionaal Transitiearrangement Flevoland Versie d.d. 18 oktober 2013
3
belegd bij de wethouder van de gemeente Zeewolde, de ambtelijke ondersteuning wordt geboden door de gemeente Almere. Het POA, bestaat uit ambtenaren jeugd van de Flevolandse gemeenten en de provincie Flevoland en een vertegenwoordiging van de Flevolandse jeugdzorgpartners. Het POA bereidt bestuurlijke besluitvorming voor rondom het Transitieplan. Ondersteund door de inzet van werkgroepen worden de onderwerpen binnen het transitieplan nader uitgewerkt en geplaatst binnen de transitieagenda. Het POA komt, onder voorzitterschap van gemeente Almere, eens per maand in het Provinciehuis bijeen, tot in ieder geval de inwerkingtreding van de nieuwe Jeugdwet. De transitie/transformatie van de jeugdzorg wordt in samenhang gebracht met de andere transities binnen het sociale domein, passend bij de gewenste sociale infrastructuren binnen de betrokken gemeenten, waarbij het uitdrukkelijke uitgangspunt voor dit transitiearrangement de onderdelen zijn waarop regionaal gaat worden samengewerkt. De overige onderdelen zijn lokaal bepaald en worden lokaal uitgewerkt. Binnen de totale transitie zal een goede aansluiting tussen lokaal en regionaal beleid geborgd worden. Zorgaanbieders Het arrangement is opgesteld na goed overleg met bij de gemeente bekende aanbieders. In week 32 en 33 zijn alle aanbieders (270) aangeschreven met de uitvraag op basis van het format van het transitiebureau jeugd. De adresgegevens zijn afkomstig uit de gegevens die in de regio zijn verzameld en van Vektis en van organisaties die zich zelf gemeld hadden. In week 36 zijn twee bijeenkomsten gerealiseerd waar de eerste resultaten van de uitvraag zijn gepresenteerd en een eerste toedeling van de middelen is besproken op basis van de uitvraag, het gewenste regionale en lokale beleid en het historisch budget. We gaan een traject in waarbij we met de aanbieders in gesprek gaan en een nadere uitwerking realiseren. De contacten met het zorgkantoor en de zorgverzekeraar vinden op zowel ambtelijk als bestuurlijk niveau plaats, waarbij gezamenlijk gekeken wordt naar de mogelijkheden tot verbinding en versterking van elkaar. De provincie Flevoland, als financier, maakt onderdeel uit van de samenwerking, de overleggen worden in POB gevoerd. In dit stadium is het lastig om voor 2015 al harde gegevens op te leveren, deels onder de tijdsdruk, maar grotendeels omdat de beschikbare gegevens niet voldoende inzicht bieden om harde uitspraken te doen naar de toekomst toe. Daarom willen de gemeenten in Flevoland een aantal voorbehouden uitspreken, die zijn opgenomen in hoofdstuk 6.
Regionaal Transitiearrangement Flevoland Versie d.d. 18 oktober 2013
4
2
Relevante zorgproducten
Voor de uitvraag is gebruik gemaakt van het format van het transitiebureau jeugd. Daaraan zijn toegevoegd de onderdelen jeugdreclassering en jeugdbescherming. In dit hoofdstuk treft u aan: a. het totaaloverzicht van de producten waarvoor in dit arrangement een toedeling van het budget voor plaatsvindt; b. het overzicht van de producten in het kader van de regionale samenwerking regio Flevoland; c. het overzicht van de producten op lokaal niveau (per gemeente). Daarbij merken wij op dat overzicht onder a. is gebaseerd op de huidige structuur en wetgeving. Wij zijn hier in de overzichten b. en c. ook zoveel mogelijk van uitgegaan zodat beoordeeld kan worden of de regio voldoende voorziet in de continuïteit van zorg. Wij gaan regionaal en lokaal de terminologie aanpassen. Ook de inhoud van de producten wordt aangepast aan de nieuwe verantwoordelijkheden. Uiteraard heeft dit ook gevolgen voor de wijze waarop de inkoop van de producten plaatsvindt. De regio en de gemeenten behouden zich het recht voor de huidige systematiek, waaronder de DBC-systematiek van de jeugdggz, aan te passen aan het te voeren regionale en lokale beleid waarin normaliseren centraal staat.
Regionaal Transitiearrangement Flevoland Versie d.d. 18 oktober 2013
5
2.1
Overzicht producten en financiering zorg voor jeugd transitiebureau jeugd
Regionaal Transitiearrangement Flevoland Versie d.d. 18 oktober 2013
6
2.2
Overzicht producten regio Flevoland
Gecertificeerde instelling
Jeugd- en opvoedhulp
AMHK
Jeugd-ggz Jeugd-ggz (Zvw en AWBZ)
(Bureau Jeugdzorg)
Activiteiten AMK
Verblijf pleegzorg
Beschermd wonen
Informatie en advies
Jeugdbescherming
Verblijf 24 h
Langdurige zorg en begeleiding
Onderzoek mishandeling
Jeugdreclassering
Verblijf jeugdzorgPus*
Opstarten hulp
Zorg met verblijf
Behandeling
Crisis 24 uur
Voortgezet verblijf
Spoedeisende zorg (Crisis) Spoedeisende zorg
Regionaal Transitiearrangement Flevoland Versie d.d. 18 oktober 2013
7
2.3
Overzicht lokale producten gemeenten in Flevoland
Jeugd- en opvoedhulp
Jeugd-ggz
Preventie
Preventie
(ZAT en CJG) Diagnostiek Wmo prestatieveld Zorgmelding
Kortdurende behandeling
Jeugdhulp
Toeleiding hulp (toegang), incl. machtiging jeugdzorgplus Ambulante hulp
Gezinsbehandeling en -begeleiding Verslavingszorg
Langdurige zorg en begeleiding
Dagbehandeling*
Persoonlijke verzorging Gezinsmanagement / gezinsgeneriek werken
Eerstelijns psycholoog •
Regionaal Transitiearrangement Flevoland Versie d.d. 18 oktober 2013
dagbehandeling voor kinderen met leerplichtontheffing valt onder de regionale samenwerking
8
3
Continuïteit van zorg en infrastructuur
Vanuit de transitie Zorg voor Jeugd krijgen gemeenten de verantwoordelijkheid voor alle vormen van zorg voor jeugd. De Flevolandse wethouders (gemeenten Almere, Dronten, Lelystad, Noordoostpolder, Urk en Zeewolde) zien de decentralisatieopgaven als kans om samenwerking te organiseren. Het uitgangspunt daarbij is ‘lokaal waar mogelijk, regionaal waar nodig’. De transitie biedt gemeenten de mogelijkheid om vernieuwingen aan te brengen die zorgen dat de eigen regie en eigen kracht van jongeren en hun ouders wordt aangesproken opdat jongeren gezond en veilig op kunnen groeien en uiteindelijk kunnen participeren in de samenleving. De bezuiniging op het budget maakt dat gemeenten de instroom, doorstroom en uitstroom in de gespecialiseerde jeugdhulp slimmer, efficiënter en effectiever moeten vormgeven. Op 4 oktober 2012 hebben de Flevolandse gemeenten en de provincie Flevoland het convenant ‘Zorg voor jeugd Flevoland’ ondertekend. Dit convenant bekrachtigt de samenwerking voor een soepele overgang van de jeugdzorgtaken van de provincie aan de gemeenten. De inhoud van het convenant richt zich op overeenstemming over de onderdelen: • proces en verantwoordelijkheid; • ruimte voor vernieuwing, in- en doorstroom; • continuïteit; • monitoring en sturing; • communicatie. Om dit op een juist manier te laten verlopen zijn voor 2013 de volgende uitgangspunten afgesproken: • te bewerkstelligen dat minder zware zorg nodig is; • 3% minder toestroom in de jeugdzorg; • 3% van het provinciale budget jeugdzorg kan door gemeenten worden ingezet voor experimenten om de toestroom richting jeugdzorg te verminderen; • in 2013 wordt op basis van een evaluatie een besluit genomen over het percentage beschikbare provinciale budget voor vernieuwde activiteiten in 2014. In het Bestuurlijk Overleg Transitie Sociaal Domein van 1 juli 2013 is besloten tot het samenwerkingsmodel ‘Inkoop per gemeente met bestuurlijke afstemming’. Dit betekent dat de individuele gemeenten contracten sluiten met aanbieders. Aangesloten wordt bij de publiekrechtelijke rechtspersoon die iedere gemeente is. De contracten worden qua inhoud en vorm wel afgestemd om te voorkomen dat ze te veel uiteenlopen en complex worden voor aanbieders die voor meerdere gemeenten werken. Deze afstemming van afspraken tussen gemeenten wordt vastgelegd in een bestuurlijk convenant/samenwerkingsovereenkomst. Op basis van de evaluatie van het convenant in 2013 is de vervolgstap gezet om de zes Flevolandse gemeenten de verantwoordelijkheid te geven over de invulling van de beleidsprioriteiten in 2014 voor wat betreft de provinciale gefinancierde jeugdzorg. De denkrichting is om uiterlijk in 2017 te komen tot een gerealiseerde ombuiging van ten minste 25% van het historisch bepaalde budget (meicirculaire) van regionaal naar lokaal. Parallel aan deze ombuiging zullen bestaande aanbieders te maken krijgen met een bezuinigingsopdracht van minimaal 10%. Dit percentage is opgebouwd uit de rijksbezuinigingen en het landelijke arrangement en een noodfonds. De bezuiniging op de AWBZ is hierin nog niet meegenomen. Dit is afhankelijk van het definitief beschikbare budget voor gemeenten en de definitieve wettekst en AmvB’s.
Regionaal Transitiearrangement Flevoland Versie d.d. 18 oktober 2013
9
De beleidsprioriteiten die zijn benoemd in het Provinciaal Uitvoeringsprogramma 2014 (UP hebben betrekking op experimenten (verbreden / verdiepen van proeftuinen en snijvlakexperimenten), anders werken, het AMHK, Jeugdbescherming en jeugdreclassering, pleegzorg, jeugdzorgplus en nog een aantal andere aandachtspunten (zie bijlage UP2014 beleidsdeel). De eerste 3 maanden van 2014 worden gebruikt om te onderzoeken en te implementeren en daarna wordt uitgevoerd. Halverwege het jaar vindt een eerste evaluatie van het UP 2014 plaats op grond waarvan bijsturing mogelijk is. Sturing en financiering De wettelijke taken van provincie, zorgkantoor en zorgverzekeraars op het gebied sturing en financiering verdwijnen per 1 januari 2015. Vooruitlopend op de transitie hebben de Flevolandse gemeenten besloten een uitspraak te doen over de toekomstige omvang. De basis van de toekomstige omvang van de regionale zorg wordt gelegd in het Regionaal Transitiearrangement. Het doel is jeugdhulp realiseren op de wijze zoals gemeenten dit met elkaar bespreken op basis van het transitieplan binnen de beschikbare middelen. Een definitieve keuze over inkoopmodellen, sturingsinformatie, opdrachtgeverschap/ondernemerschap en kostprijssystematiek wordt ambtelijk voorbereid op basis van voor- en nadelen van de huidige kostprijssystematiek en wetgeving. De bekostiging van zorg is daarbij een resultaat van de visie die de Flevolandse gemeenten hebben op de sturing en financiering van de Jeugdhulp met als uitgangspunten: • Er wordt zoveel mogelijk ingestoken op preventie ter voorkoming van zwaardere zorg • Het uitgangspunt voor alle hulpverleners is één huishouden, één plan, één aanpak • Bij de (boven)regionale voorzieningen wordt nadrukkelijk aangesloten op de couleur locale van de zorgstructuren binnen gemeenten. • Per zorgvorm prestatie-indicatoren benoemen • Geen perverse prikkels/ financiering op basis van kwaliteit en resultaat • Niet fraudegevoelig • Bedrijfseconomische criteria afhankelijk van schaalgrootte en product • Financiering op een wijze die btw-heffing voorkomt • Flevolandse kinderen/gezinnen hebben in principe te allen tijden voorrang ten opzichte van niet-Flevolandse kinderen/gezinnen. De gemeenten kunnen per (lokale) zorgvorm verschillende vormen van bekostiging en financiering hanteren. Bij het inkopen van zorgvormen door de 6 gemeenten, die op basis van regionale en bovenregionale samenwerking wordt georganiseerd, dient rekening te worden gehouden met de kenmerken van de doelgroep per zorgvorm. Het gaat daarbij om per zorgvorm te bepalen in hoeverre het hier gaat om kwetsbare groepen, meervoudige problematiek en langdurige zorgrelaties. Sturing en financiering vinden plaats vanuit de al eerder genoemde opdracht om uiterlijk 2017 te komen tot een gerealiseerde ombuiging van ten minste 25% van het historisch bepaalde budget (meicirculaire 2013) van regionaal naar lokaal. Toegang De toeleiding naar zorg is het samenspel van activiteiten dat leidt tot het realiseren van ondersteuning en hulp. In dit thema wordt invulling gegeven aan hoe de toegang tot de regionaal georganiseerde ondersteuning georganiseerd wordt. Uitgangspunt voor alle gemeenten is dat de regie altijd lokaal blijft. Toegang tot het regionale aanbod wordt lokaal bepaald, op basis van regionaal vastgestelde criteria. Belangrijk aandachtspunt is dat kinderen en gezinnen die het echt nodig hebben, ook daadwerkelijk ondersteuning krijgen.
Regionaal Transitiearrangement Flevoland Versie d.d. 18 oktober 2013
10
De criteria voor toegang zijn opgesplitst in 3 onderdelen: Criteria op uitvoering Onder criteria op uitvoering wordt verstaan de gegevens en informatie die nodig zijn om iemand toegang te verlenen. Er wordt een wenselijke basis benoemd bij de uitwerking van het transitieplan gegevensset benoemd die een aanvraag in ieder geval moet bevatten. Verzoeken tot regionale jeugdhulp worden, met uitzondering van crisissituaties, alleen in behandeling genomen als er een schriftelijke onderbouwing op de gestelde criteria overlegd wordt. Criteria op veiligheid Als het om de veiligheid van een kind wordt gebruik gemaakt van de bestaande systemen STEP en LIRIK. Uitgezocht moet worden of deze, of vergelijkbare methoden ook bij de JGGZ toegepast kunnen worden. Voor de meest extreme situaties lijkt het van belang om de huidige functie van de zorgtafel in te bedden in de toeleiding naar alle vormen van regionale jeugdhulp. Criteria op deskundigheid Met de criteria op uitvoering wordt een bepaald niveau beoogd. Een logisch gevolg is derhalve dat er ook criteria gesteld worden aan de lokale werkers die voor de doorverwijzing verantwoordelijk zijn. Ze moeten aan de wettelijke eisen voldoen. Iedere jeugdhulpverlener moet zijn geregistreerd. Criteria zijn in de ambtelijke werkgroep al geformuleerd en krijgen hun beslag in april 2014 en worden geëvalueerd in oktober 2014, waarna een definitieve set wordt opgesteld. De route voor crisis/acute veiligheidsvraagstukken wordt nader uitgewerkt vòòr april 2014 en vervolgens regionaal vastgesteld. 3.1 Gebruikte definitie continuïteit van zorg Continuïteit van zorg wordt gedefinieerd als het continueren van de zorg waar cliënten per 31-12-2014 gebruik van maken, voor de periode van 1 jaar, bij dezelfde aanbieder als waar zij op deze datum zorg krijgen (tenzij de cliënt van zorgaanbieder wil wisselen). Dit betekent dat continuïteit van zorg afgebakend is voor maximaal het gehele kalenderjaar 2015; indien de indicatie in 2015 afloopt geldt de zorgcontinuïteit voor maximaal de loopduur van de indicatie. Deze cliënten worden ook wel zittende’ cliënten genoemd. De uitzondering hierop is Pleegzorg. Kinderen in pleegzorg mogen tot zij meerderjarig zijn bij het huidige pleeggezin blijven. 3.2 Gebruikte definitie infrastructuur Continuïteit van zorg wordt beredeneerd vanuit het individu en niet vanuit de instelling. Echter, om continuïteit van zorg te garanderen zijn instellingen benodigd; zij leveren immers de bestaande zorginfrastructuur in 2015. Om te realiseren dat zittende cliënten bij de bestaande aanbieder in zorg blijven is borging van die infrastructuur nodig. Hieronder wordt verstaan de jeugdhulpaanbieders die zorg uitvoeren in het kader van continuïteit van zorg voor de periode van een jaar – en voor pleegzorg langer. Concreet betekent dit dat bestaande zorgproducten/residentiële voorzieningen aangeboden moeten blijven worden in het kalenderjaar 2015 voor die cliënten waar continuïteit van zorg voor geldt. Na 2015 geldt dit niet meer. Hierbij verwijst de regio naar het gestelde onder 1.3. 3.3 Afspraken realisatie continuïteit van zorg De gemeentes van Flevoland stellen zich op het standpunt dat de werkelijke totale kosten van de zorgpartners per 1 januari 2015, niet hoger mogen zijn dan het werkelijk beschikbare budget op 1 januari 2015. Het is een opdracht aan provincie, zorgpartners en gemeenten om ervoor te zorgen dat deze situatie zich niet voordoet.
Regionaal Transitiearrangement Flevoland Versie d.d. 18 oktober 2013
11
Op hoofdlijnen wordt beschreven hoe de afspraken tot stand zijn gekomen en langs welke lijnen. Onder de volgende uitgangspunten wordt verklaard dat met de gemaakte afspraken de continuïteit van zorg gewaarborgd wordt en de benodigde infrastructuur stand houdt. De vier provinciale jeugdzorgpartners maken samen een plan hoe de residentiële voorzieningen verantwoord omgebogen kunnen worden. Voor kinderen van buiten Flevoland, die op de overgangsdatum in Flevoland zorg of opvang ontvangen, geldt dat de gemeente van herkomst (woonplaatsbeginsel) voor de continuïteit en financiering van zorg verantwoordelijk is. Aanbieders zullen worden verzocht die gemeenten drie maanden voor de overgangsdatum te informeren. Maatregelen voor jeugdbescherming en jeugdreclassering en de activiteiten van het AMK De 6 Flevolandse gemeenten hebben van de provincie een subsidie ontvangen voor het vormgeven van een AMHK. Gemeenten zitten op dit moment met de aanbieders om tafel om dit nader invulling te geven en om gezamenlijk te komen tot een voor deze regio passend AMHK. Een advies naar aanleiding van deze overleggen zal in december 2013 gereed zijn, zodat de start volgens een nieuwe werkwijze in 2014 kan worden geïmplementeerd. De maatregelen JR en JB zullen in 2015 worden uitgevoerd door de huidige partner. In 2014 zal vanuit de samenwerking vormgegeven worden aan de inkoop per 2016. Pleegzorg Er is nu geen maximale duur voor pleegzorg. Vanuit het belang van het kind willen we dat kinderen bij dezelfde pleegouders kunnen blijven, ook als dit langer is dan één jaar. In Flevoland is een scheve verdeling van vraag en aanbod van plekken voor pleegkinderen. Er moet aandacht zijn voor een evenwichtige verdeling. Tot die tijd moeten er afspraken worden gemaakt die uit gaan van het solidariteitsbeginsel (in de vorm van een brede compensatie voor de ‘opvang’ gemeente). Dit zal worden uitgewerkt in het transitieplan. Vooral het woonplaatsbeginsel moet hierbij aandacht krijgen. Wettelijke positie Bureau Jeugdzorg BJZ Flevoland positioneert zich naar de toekomst als regionaal uitvoerder van JB en JR, waarbij zij tevens een toegevoegde waarde willen bieden bij dwang en drang in de lokale structuren. Vanuit de afspraken in het provinciale uitvoeringsprogramma 2014 worden huidige werkers van bureau Toegang van BJZ gepositioneerd in de lokale gemeentelijke structuren. Het onderdeel dwang en drang (JB/JR) zal voor 2015 regionaal ingekocht blijven worden bij BJZ Flevoland. In 2014 zal gezamenlijk vorm gegeven worden aan de definitieve inkoop per 2016.
Regionaal Transitiearrangement Flevoland Versie d.d. 18 oktober 2013
12
4
Frictiekosten
4.1 Budget 2015 Een inschatting van het budget voor de functies die onderdeel uitmaken van het landelijk arrangement moet blijken uit een nadere analyse en gesprekken met instellingen. De VNG verwacht uiterlijk eind september een schatting te geven van het budget dat er landelijk mee gemoeid is. Omdat het regionaal transitiearrangement bestuurlijk moet zijn vastgesteld voor 31 oktober en rekening houdend met de besluitvormingsprocessen van de gemeenten, is eind september te laat om de uitkomst te verwerken in dit arrangement. Tot op heden is deze informatie ook nog niet bekend. Het is belangrijk te realiseren dat het landelijk arrangement slechts gaat over een beperkt deel van het totale budget dat is gemoeid met het nieuwe jeugdstelsel. In dit arrangement nemen wij data van de jeugdzorgplus en de afname van landelijke werkende instellingen op (peiljaar 2012). Wij reserveren op basis hiervan een percentage van het budget voor de bovenregionale samenwerking. Wij gaan ervan uit dat op landelijk niveau overeenkomsten voor de inkoop worden opgesteld die wij alleen benutten als de inkoop concreet aan de orde is. Inkoop vindt derhalve plaats op basis van de feitelijke vraag en de regio biedt geen garantie tot afname. De regio Flevoland ziet in principe geen aanleiding om met andere regio’s afspraken te maken. Mocht die aanleiding ontstaan, dan nemen wij hierin onze verantwoordelijkheid. Gemeenten maken gezamenlijk bestuurlijke afspraken waarbij inkoop met bestuurlijke afstemming het uitgangspunt is. De afspraken worden uitgewerkt in het transitieplan Zorg voor Jeugd Flevoland, waarover regionaal overeenstemming is bereikt op 17 oktober 2013. Het Regionaal Transtieplan Zorg voor Jeugd Flevoland 2014-1017 zal worden vastgesteld door de individuele colleges en gemeenteraden in samenhang met de lokale plannen voor het sociale domein. 4.2 Denkrichting Budgetverdeling 2015 De hierna opgenomen tabel geeft de denkrichting van de budgetverdeling in de regio Flevoland aan.
Regionaal Transitiearrangement Flevoland Versie d.d. 18 oktober 2013
13
Tabel 1 – Budgetverdeling regionale en lokale jeugdzorgproducten
Omzet jeugdzorg Flevoland naar productgroep Omzet Omzet Omzet Omzet
Toegangsfunctie ( BJZ) Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) Jeugdbescherming Jeugdreclassering
Jeugd en opvoedhulp Omzet Dagbehandeling Omzet Verblijf pleegzorg Omzet Verblijf 24-uurszorg Omzet Verblijf Jeugdzorg Plus Omzet Verblijf Jeugdzorg Plus (behandeling) Omzet Spoedeisende zorg (crisisopvang, BJZ crisis) Omzet Overig J&O
Jeugd- GGZ Omzet Diagnostiek Omzet Kortdurende behandeling Omzet Gezinsbehandeling Omzet Verslavingszorg Omzet Beschermd wonen Omzet Langdurige zorg (persoonlijke verzorging) Omzet Langdurige zorg (zorg met verblijf) Omzet Langdurige zorg (voortgezet verblijf) Omzet Eerstelijns psycholoog Omzet Overig Jeugd (L) VB Omzet Zorg thuis (individuele begeleiding) Omzet Zorg thuis (dagbesteding met vervoer) Omzet Zorg thuis (kortdurend verblijf c.q. logeren) Omzet Zorg thuis (persoonlijke verzorging) Omzet Zorg thuis (behandeling voor jeugd-vb met vervoer) Omzet Zorg thuis (gespecialiseerde behandeling en begeleiding) Omzet Gespecialiseerde behandeling en begeleiding met verblijf Omzet Overig Preventie en ambulante jeugdhulp Omzet Preventie (ZAT, CJG, GGZ) Omzet Ambulante Jeugdhulp Omzet Totaal Omzet Regionaal Omzet Gemeentelijk
Verdeling 2012
Verandering 2015 t.o.v. 2012
Verdeling 2015
G=Gemeentelij k
% 2,8% 1,7% 4,1% 1,8%
% -100,0% -10,0% -10,0% -3,0%
% 0,0% 1,7% 4,1% 2,0%
R=Regionaal G R R R
2,7% 3,1% 6,4% 0,1% 0,0% 1,4% 4,2%
-10,0% -3,0% -15,0% -10,0% -10,0% -15,0% -10,0%
2,7% 3,4% 6,0% 0,1% 0,0% 1,3% 4,2%
R R R R R R R
1,5% 15,7% 3,6% 1,6% 1,0% 1,5% 16,7% 0,0% 0,4% 6,8%
-25,0% -25,0% 10,0% 0,0% -10,0% -3,0% -10,0% -10,0% -3,0% -10,0%
1,2% 13,1% 4,4% 1,8% 1,0% 1,6% 16,7% 0,0% 0,5% 6,8%
G G G G R G R R G G
2,0% 4,7% 0,4% 0,1% 0,3%
-3,0% -3,0% -3,0% -3,0% -3,0%
2,1% 5,0% 0,4% 0,1% 0,3%
G G G G G
1,3%
-3,0%
1,4%
G
5,3% 1,2%
-10,0% -3,0%
5,3% 1,3%
R G
0,0% 7,8%
0,0%
3,0% 8,6%
G G
100,0%
-10,0%
100,0%
48,5% 51,5%
-10,1% -9,9%
48,4% 51,6%
Bron: Enquête jeugdzorginstellingen, Panteia, Samenwerkende gemeenten Flevoland
Toelichting kortingspercentages rekenmodel Om de inhoudelijke ambities van de (samenwerkende) gemeenten te realiseren, is het nodig dat er een ombuiging plaatsvindt van regionale vormen van zorg naar lokale vormen van zorg. De regio streeft naar een ombuiging van 25% in 2017. Om dit te kunnen realiseren, wordt de ombuiging in 2015 gesteld op in totaal 10%. Binnen het raamwerk van zorgvormen hanteren wij hiertoe een aantal kortingspercentages. Daarnaast wordt uitgegaan van een korting op het totaalbudget 2015 van minimaal 10%. 3%: met dit percentage wordt uitgedrukt dat het - gezien de doelen van het gemeentelijk en regionaal beleid - wenselijk is dat het aanbod in omvang afneemt maar dat het aanbod niet primair valt onder de ombuiging van 25% (2017) van regionale naar lokale hulpvormen. 10%: met dit percentage wordt uitgedrukt dat het wenselijk is dat het regionale aanbod in omvang afneemt waardoor het lokale aanbod kan worden versterkt, dit aanbod valt primair onder de ombuiging van 25% (2017). Regionaal Transitiearrangement Flevoland Versie d.d. 18 oktober 2013
14
15%: met dit percentage wordt uitgedrukt dat dit aanbod primair valt onder de ombuiging van 25% (2017) en dat de prioriteit in ombuiging bij deze zorgvormen ligt. 25%: met dit percentage wordt uitgedrukt dat het huidige gebruik van het aanbod ruim boven het landelijk gemiddelde ligt en dat het noodzakelijk is om fors in de omvang van het aanbod in te grijpen. De middelen blijven ingezet worden in de ambulante jeugdhulp, maar niet bij voorbaat bestemd voor dit specifieke aanbod. 4.3 Uitvoeringskosten Panteia heeft een inschatting gemaakt van de uitvoeringskosten. Het is op dit moment alleen mogelijk om een heel globale inschatting te maken van de uitvoeringskosten. Deze inschatting is alleen bedoeld om de gedachtevorming over de uitvoeringskosten verder te helpen. De cijfers zijn op dit moment nog onvoldoende gefundeerd. Voor dit Regionaal Transitiearrangement is de inschatting van de uitvoeringskosten voor gemeenten gebaseerd op veronderstellingen die later getoetst moeten worden. Een meer exacte berekening van de uitvoeringskosten kan gegeven worden als de daadwerkelijke vormgeving van de uitvoering bekend is. In deze paragraaf komen eerst de middelen die het rijk voor de uitvoering beschikbaar stelt aan de orde. Panteia heeft een verdeling gemaakt van dit budget over de zes gemeenten en deze bedragen omgerekend in FTE. Vervolgens is een inschatting gemaakt van de benodigde capaciteit voor de uitvoering. Middelen vanuit het Rijk voor uitvoering Het kabinet stelt, naast de uitvoeringskosten van de huidige uitvoerders in totaal € 55 euro miljoen structureel beschikbaar voor uitvoeringskosten van zorg voor jeugd en begeleiding. Voor de inschatting van de middelen die de zes gemeenten in Flevoland mogelijk krijgen heeft Panteia de volgende stappen doorlopen: 1. Vaststellen verdeling van de totaalbudgetten jeugdzorg over de verschillende gemeenten (op basis van de meicirculaire). Zie tabel 2. 2. Vaststelling van de procentuele verdeling van de middelen voor de jeugdzorg over de zes gemeenten. Aandeel in budget Flevoland, Zie tabel 2. 3. Een schatting van het bedrag dat elke gemeente in Flevoland van het rijk krijgt voor de uitvoeringskosten (aandeel van de 55 miljoen euro). Panteia heeft deze schatting gemaakt op basis van de verdeling van de budgetten voor jeugdzorg over gemeenten in de meicirculaire 2013 (zie tabel 2). Het is nog niet duidelijk of het rijk deze verdeling ook zal toepassen. 4. Panteia heeft deze bedragen vertaald in FTE’s. Tabel 3 toont per gemeente het aandeel in het budget van de uitvoeringskosten. Per gemeente is daaruit het beschikbare aantal FTE’s afgeleid, op basis van werkzaamheden op niveau van gemiddeld schaal 11 BBRA en salariskosten inclusief overhead conform de Handleiding Overheidstarieven 2013.
Regionaal Transitiearrangement Flevoland Versie d.d. 18 oktober 2013
15
Tabel 2 - Verdeling beschikbare budget jeugdzorg en uitvoeringskosten over gemeenten in Flevoland Gemeenten
Beschikbare budget jeugdzorg 2015
Aandeel in budget Flevoland
Aandeel in budget Nederland
Aandeel in budget uitvoeringskosten
Almere
€ 59.754.864
50%
1,78%
€ 981.343
Dronten
€ 10.612.086
9%
0,32%
€ 174.280
Lelystad
€ 27.761.970
23%
0,83%
€ 455.930
Noordoostpolder
€ 10.875.120
9%
0,32%
€ 178.600
Urk
€ 4.038.959
3%
0,12%
€ 66.331
Zeewolde
€ 5.844.870
5%
0,17%
€ 95.989
€ 118.887.869
100%
3,55%
€ 1.952.473
100,00%
€ 55.000.000
Totaal Flevoland Totaal Nederland
€ 3.348.999.995
Tabel 3 - Uitvoeringskosten jeugdzorg 2015 per gemeente Aandeel in budget Uitvoeringskosten (Euro’s)
Beschikbaar FTE o.b.v. rijksbijdrage uitvoeringskosten
Almere
981.343
9,4
Dronten
174.280
1,7
Lelystad
455.930
4,4
Noordoostpolder
178.600
1,7
Urk
66.331
0,6
Zeewolde
95.989
0,9
Totaal regio Flevoland
1.952.473
18,7
Bron: Meicirculaire 2013, Berekeningen Panteia
Inschatting van uitvoeringskosten De taken die naar de gemeenten komen liggen op het vlak van beleid, zorginkoop en coördinatie op regionaal niveau. Zeker voor de kleinere gemeenten verwachten wij dat een de totale FTE in tabel 2 niet voldoende is om uitvoering te kunnen geven aan de nieuwe taken. Aan de taken voor zorginkoop, beleid en coördinatie van regionaal beleid verwachten wij dat de kleinere gemeenten minimaal 3 FTE per gemeente voor nodig hebben. Hierbij benadrukken wij nogmaals dat het een zeer globale inschatting is. Het daadwerkelijk benodigde aantal wordt bepaald door hoe gemeenten hun taken gaan organiseren en dat is op dit moment onbekend. Dat zijn voor de vier kleinere gemeenten 12 FTE, terwijl daar op basis van de beschikbare uitvoeringskosten 4,9 FTE aan toegerekend is. Een verschil van 7,1 FTE wat gelijk is aan een tekort van €731.549. Als de kleinere gemeenten 3 FTE nodig hebben dan schatten wij dat Lelystad het dubbele aantal (6 FTE) nodig heeft en het dubbele aantal van Lelystad bij Almere (12 FTE). Dit is een verhoging op basis van vaste taken en het aantal jeugdigen per gemeente. Dit is voor Lelystad en Almere Regionaal Transitiearrangement Flevoland Versie d.d. 18 oktober 2013
16
een verschil van 4,2 FTE. Dit is gelijk aan een tekort van € 443.853. Gegeven deze uitgangspunten zou het budget voor uitvoering van de nieuwe taken niet bijna € 2 miljoen moeten zijn, maar € 3,14 miljoen. De berekening laat een voor gemeenten onbevredigend beeld zien van de realiteit, welke vele vragen oproept. Tabel 4 – Uitvoeringskosten jeugdzorg 2015 per gemeente Aandeel in Beschikbaar FTE budget o.b.v. Uitvoeringskosten rijksbijdrage (Euro’ s) uitvoeringskosten
Schatting feitelijk benodigd aantal FTE voor uitvoering en coördinatie
Schatting aanvullend budget benodigd voor uitvoering en coördinatie (Euro’s)
Almere
981.343
9,4
12
272.741
Dronten
174.280
1,7
3
139.241
Lelystad
455.930
4,4
6
171.112
Noordoostpolder
178.600
1,7
3
134.921
Urk
66.331
0,6
3
247.190
Zeewolde
95.989
0,9
3
217.532
1.952.473
18,7
30
1.182.737
Totaal regio Flevoland
Bron: Meicirculaire 2013, Berekeningen Panteia
Kanttekeningen: Bij de bovenstaande berekeningen zijn in ieder geval de volgende kanttekeningen te zetten: • Het is de vraag of de uitvoeringskosten evenredig toenemen met het aantal jeugdigen? Onduidelijk is welke rol schaalgrootte speelt. • De mate van samenwerking tussen gemeenten is eveneens bepalend voor het aantal benodigde FTE’s per gemeente. 4.4 Inventarisatie frictiekosten door zorgaanbieder Zoals eerder is aangegeven, is het op dit moment niet mogelijk de frictiekosten van de aanbieders van alle sectoren aan te geven. Hierna treft u de geschatte frictiekosten aan voor het provinciaal aanbod. Op basis van de denkrichting in het arrangement kunnen in het vervolgproces overige aanbieders gebruik maken van het rekenmodel om voor de eigen organisatie een inschatting van de frictiekosten te kunnen maken (voor meer informatie zie bijlage). Wel moeten we hierbij opmerken dat de berekening van de frictiekosten alleen de provinciale jeugdzorg betreft. Naar verwachting zullen de kosten hoger zijn als ook de AWBZ en volwassenenzorg worden meegerekend. Om de invloed van dit scenario op de frictiekosten te berekenen, hebben we een inschatting gemaakt van de omzet per subsector die door dit scenario wordt gegarandeerd gedurende 1 jaar (2015). Dit is de omzet die gepaard gaat met het verlenen van zorg aan cliënten die op Regionaal Transitiearrangement Flevoland Versie d.d. 18 oktober 2013
17
de transitiedatum een geldig indicatiebesluit hebben. Bepaald moet dus worden welk percentage van de jaaromzet van een instelling bestaat uit de verlening van zorg aan cliënten met een geldige indicatie op 1 januari. Dit hebben we gedaan op basis van gegevens over de gemiddelde doorlooptijden per subsector. Als de gemiddelde doorlooptijd een jaar bedraagt, dan heeft de gemiddelde cliënt op een peildatum nog een half jaar recht op zorg. Of anders geformuleerd: gemiddeld genomen is (bij een gemiddelde doorlooptijd van een jaar) 50% van de jaaromzet afkomstig van cliënten die op 1 januari reeds geïndiceerd waren. In dat geval is 50% van de jaaromzet gegarandeerd. Een grote kanttekening bij deze werkwijze is dat deze geen rekening houdt met de spreiding van doorlooptijden. Iedere cliënt wordt geacht een gemiddelde doorlooptijd te hebben, terwijl er in de praktijk wellicht sterke afwijkingen naar boven (langere doorlooptijden dan gemiddeld) en naar beneden zijn. Omdat hierover geen gegevens beschikbaar zijn kon dit niet worden meegenomen in het onderzoek. Het omzetverlies in de varianten A, B en C is dan vervolgens alleen van toepassing op het deel van de omzet dat niet is gegarandeerd1. In plaats van dat er (bijvoorbeeld) 20% afgaat van de totale omzet, gaat dit nu alleen af van het niet-gegarandeerde deel. Het omzetverlies per subsector wordt dus kleiner (met uitzondering van de toegangsfunctie van BJZ waar het overgangsscenario niet op van toepassing is). De frictiekosten berekenen we vervolgens op basis van dit (kleinere) omzetverlies. Onderstaande tabel toont een schatting van de totale omzet en frictiekosten voor het – ten tijde van deze frictiekostenanalyse - provinciaal gefinancierde jeugdzorgaanbod.
1
In feite gaat het hier om indirecte omzetgarantie, namelijk omzet die gegarandeerd is via het recht op zorg voor cliënten, in tegenstelling tot de ‘harde’ omzetgarantie voor instellingen in scenario 3.
Regionaal Transitiearrangement Flevoland Versie d.d. 18 oktober 2013
18
Tabel 5 – Geschatte frictiekosten provinciaal aanbod Omzetdaling
15%
20%
30%
45,0
45,0
45,0
FTE 2012
579
579
579
Omzetdaling 2012-2015 (Mln. Euro)
-7,1
-9,7
-14,0
-88
-122
-177
21,8
32,1
77,6
Frictiekosten: Personeel/wachtgeld (Mln. Euro)
0,5
1,0
4,0
Frictiekosten Huisvesting: in eigendom (Mln. Euro)
0,8
1,2
1,9
Frictiekosten Huisvesting: huur (Mln. Euro)
0,7
0,9
1,2
2
3
7
-0,15
-0,28
-0,51
-7
-9
-7
1,7
2,9
6,5
Omzet 2012 (Mln. Euro)
Personeelsdaling 2012-2015 Gedwongen ontslag (FTE)
Totale frictiekosten (Mln. Euro) Invloed van overgangsregeling: afname frictiekosten (Mln. Euro) Afname frictiekosten % Frictiekosten met overgangsregeling (Mln. Euro)
Wachtgelden voor personeel van instellingen: • kosten voor direct personeel • kosten voor overhead Kapitaallasten: • kosten huisvesting Kosten voor het opbouwen van nieuwe expertise, het opleiden en certificeren etc. worden niet als frictiekosten bezien. Frictiekosten kunnen ook de kosten voor gemeenten, provincies en Rijk omvatten. Deze worden echter in de regionale transitiearrangementen buiten beschouwing gelaten: dit betreft alleen de kosten voor jeugdzorgaanbieders. In het POB van 17 oktober 2013 hebben de aanbieders van de provinciale jeugdzorg zich gecommitteerd aan het naleven van de gemaakte afspraken waarmee continuïteit van zorg, borging van de infrastructuur en daarmee de beperking van frictiekosten gerealiseerd worden. 4.5 Beperken frictiekosten In de doorrekening van de frictiekosten op instellingsniveau worden ook de effecten van een overgangsregeling in kaart gebracht. De regeling houdt in dat het recht op zorg van cliënten die voor de transitiedatum van 1 januari 2015 een geldig indicatiebesluit hebben, voor 1 jaar gehandhaafd blijft. Dit kunnen zowel cliënten zijn die gebruik maken van zorg als cliënten die hun indicatie (nog) niet verzilverd hebben (bijvoorbeeld omdat ze op een wachtlijst staan). Voor cliënten in pleegzorg blijft het recht behouden totdat zij 18 jaar worden of de zorg niet Regionaal Transitiearrangement Flevoland Versie d.d. 18 oktober 2013
19
meer nodig hebben. De overgangsregeling wordt in de landelijke doorrekening op sectorniveau aangeduid als “Scenario 2”. In de overgangsregeling zal de zorg en ook de omzet uiteindelijk naar hetzelfde niveau dalen als in de situatie zonder overgangsregeling. Het grote verschil zit in de overgangsperiode2 waardoor de afname meer geleidelijk verloopt. Doordat een deel van de zorg (omzet) later wordt afgebouwd is er meer ruimte voor natuurlijk verloop van personeel. Bovendien is er meer tijd voor het vinden van een koper bij huisvesting dat in eigendom is en meer ruimte voor het vinden van een oplossing bij gehuurde huisvesting. De regio Flevoland benadrukt dat de frictiekosten vooral veroorzaakt worden door de kabinetsbezuinigingen en de ombuigingen van intramuraal naar ambulant, niet door de transitie zelf. De gemeenten zijn hiervoor niet verantwoordelijk en kunnen deze kosten ook niet compenseren. De jeugdzorgpartners binnen de regionale samenwerking Zorg voor Jeugd Flevoland hebben aangegeven zich zorgen te maken over de mogelijkheid tot het bieden van continuïteit van zorg bij de huidige bezuinigingen. In de handreiking Regionale Transitiearrangementen jeugd staan drie manieren hoe om te gaan met frictiekosten, namelijk: niets doen, frictiekosten reduceren of een vergoeding voor frictiekosten aanbieden. In Flevoland wordt gekozen voor de tweede optie: het bieden van praktische suggesties om frictiekosten te reduceren en wat daarbij overwegingen zijn. De regio Flevoland kiest er voor om de frictiekosten zoveel mogelijk te beperken door: Het vroegtijdig voorkomen van frictiekosten Een van de meest effectieve manieren om de frictiekosten te verminderen is het verschaffen van duidelijkheid door gemeenten in haar beleidsvoornemens vanaf 2014 ev. aan de zorgaanbieders. De zorgaanbieders zijn dan in staat om hun bedrijfsvoering vroegtijdig aan te passen en kunnen dan voorsorteren. In 2013 is hier al een begin meegemaakt. In het kader van het Uitvoeringsprogramma 2014 gaan de 6 gemeenten, de provincie en de zorgaanbieders van de provinciale jeugdzorg een plan van aanpak voorbereiden om de ombuiging van 10 % van regionale jeugdhulp naar lokale ondersteuning te realiseren. Dit kan echter ook inhouden dat er afspraken worden gemaakt tussen gemeenten en bepaalde jeugdzorgaanbieders om de budgetverschuivingen bij de aanbieders geleidelijk te laten plaatsvinden. Het voordeel hiervan is dat de jeugdzorgaanbieders meer tijd hebben om te anticiperen op een nieuwe situatie (denk aan zware vormen van intramurale jeugdhulp die moeten worden omgebogen). Gemeenten willen dit zelfde ombuigingstraject ook ingaan met de zorgverzekeraars en het zorgkantoor. Op 17 oktober jl. is er een overleg geweest met Achmea om de mogelijkheden tot innovatie ten behoeve van de transformatie te bespreken. Tijdens de bijeenkomsten met de zorgaanbieders op 3 en 4 september jl. werd duidelijk dat de zorgaanbieders rekening houden met een daling van de omzet. Met het Regionale Transitiearrangement wordt in percentages per productgroep aangegeven wat de verandering in 2015 ten opzichte van 2012 in omzet is. Dit stelt de zorgaanbieders in staat om binnen hun eigen organisatie maatregelen te treffen om de omzetdaling op te vangen.
2
Deels is deze overgangsperiode nu al gestart omdat bekend is dat de transitie er aan gaat komen. De mate waarin instellingen nu al effectieve voorbereidingsmaatregelen kunnen nemen, wordt echter vooralsnog wel beperkt door onbekendheid met het toekomstig gemeentelijk beleid en de definitieve inhoud van de Jeugdwet.
Regionaal Transitiearrangement Flevoland Versie d.d. 18 oktober 2013
20
Coördinatie op regionaal niveau De zorgaanbieders van de provinciale jeugdzorg zijn in 2013 al gestart met meer flexibiliteit inbouwen van de kostenstructuur, bijvoorbeeld door het opzeggen van huurcontracten, gebouwen in de verkoop, invoeren van een personeelsstop en een flexibele schil van personeel op te bouwen. Voor wat betreft dit laatste zal de mogelijkheid worden onderzocht om te komen tot een vorm van mobiliteitscentrum voor personeel vanuit de jeugdzorg, waarbij de expertise behouden kan blijven voor de regio. De doelstellingen van dit mobiliteitscentrum zijn: • bieden van ondersteuning aan de 4 jeugdzorgpartners van de provinciale jeugdzorg, waarbij onderzocht wordt om dit uit te breiden naar GGZ en AWBZ; • bieden van faciliteiten aan medewerkers om hun loopbaan elders, binnen of buiten de sector en Flevoland, voort te zetten; • behoud van goed gekwalificeerd personeel voor Flevoland voor nu en in de toekomst.
Regionaal Transitiearrangement Flevoland Versie d.d. 18 oktober 2013
21
5
Koppeling met landelijke afspraken
5.1 Regio vs. landelijk Voor zover de cliënten uit de regio Samenwerkende gemeenten Flevoland specialistische jeugdzorg ontvangen die valt onder het landelijk transitiearrangement, gelden de voorwaarden van dat arrangement. In de subcommissie Jeugd van 12 juni 2013 is besloten de landelijk afspraken via het landelijk coördinatiemodel vorm te geven. • Landelijk coördinatiebureau sluit raamovereenkomst namens alle gemeenten; • Via dit bureau wordt gezorgd voor monitoring, beheer en contractmanagement; • Inzetten en bekostigen van zorg vindt plaats via individuele gemeenten. Het resultaat van de afspraken kent de vorm van een ‘raamovereenkomst’ tussen gemeenten en aanbieders van jeugdzorg gericht op de specifieke functie die het betreft. De raamovereenkomst beschrijft de rechten en plichten tussen de gemeenten en aanbieders. Binnen de kaders van deze raamovereenkomst kunnen individuele regionale samenwerkingsverbanden of individuele gemeenten de zorg ‘afroepen’ overeenkomstig de in de overeenkomst gestelde voorwaarden. In tabel 6 treft u een overzicht van de functies die worden ingekocht vanuit het landelijke transitiearrangement De VNG zal bij de vormgeving van de landelijke coördinatie ook een beroep doen op de inkoopexpertise bij andere organisaties en verantwoordelijkheden, zoals zorgverzekeraars, departementen en brancheorganisaties. De regio Flevoland gaat er van uit dat er geen afnameverplichting voortvloeit uit deze regeling.
Regionaal Transitiearrangement Flevoland Versie d.d. 18 oktober 2013
22
Tabel 6 – functies landelijk transitiearrangement
Regionaal Transitiearrangement Flevoland Versie d.d. 18 oktober 2013
23
6
Realisatie arrangement
6.1
Onderdelen van dit arrangement die onder voorbehoud van wijzigingen worden voorgelegd aan de TSJ De regio Flevoland maakt voorbehoud 1. Ten aanzien van toe- of afname van het aantal gebruikers in 2015; 2. Ten aanzien van het budget dat kan wijzigen in de meicirculaire van 2014; 3. Ten aanzien van inwerkingtreding van de jeugdwet als deze op relevante onderdelen wordt aangepast; 4. Ten aanzien van de kwaliteitseisen waaraan aanbieders van jeugdhulp zullen moeten voldoen (opgenomen in de jeugdwet); 5. Ten aanzien van de frictiekosten. Tevens wil de regio Flevoland een voorbehoud maken ten aanzien van budgetwijziging (meicirculaire 2014) en volumewijzigingen. Aangezien de budgetten voor de uitvoering van de zorg voor jeugd nog fors kunnen fluctueren hebben wij grote bedenkingen bij de mate van representativiteit van de informatie in het regionale transitiearrangement. Gezien de grote mate van onzekerheid t.a.v. volume van het aanbod en hoogte van budget vragen wij ons af of hiermee de zorgcontinuïteit bij de zorgaanbieders gegarandeerd is en eveneens de infrastructuur gewaarborgd. Daarnaast laat de hoogte van het beschikbare budget voor uitvoeringskosten nu al een tekort zien. Op basis van de huidige informatie is niet te voorspellen of de bestaande aanbieders dezelfde zorg kunnen bieden. Bovendien zijn wij van mening dat wij niet verantwoordelijk zijn voor de zorgcontinuïteit ten behoeve van de cliënt en de infrastructuur die hiervoor nodig is, laat staan het beperken van de frictiekosten bij de zorgaanbieders, wanneer deze decentralisatie met een hoge korting gepaard gaat. Bovenstaande kan in de regio Flevoland ook in een ander licht komen te staan bij een op handen zijnde provinciale herverdeling, waarbij de regio volledig uiteen zal vallen en andere aansluitingen zullen moeten worden gezocht. De regio Flevoland ontleent geen juridische status aan dit document en kiest voor het slechts informeren van de colleges en gemeenteraden.
Regionaal Transitiearrangement Flevoland Versie d.d. 18 oktober 2013
24
Bijlage 6
Regionaal Transitie Plan
Transitieplan jeugd, regio Flevoland, versie 18-10-2013
Regionaal Transitieplan Zorg voor Jeugd Flevoland 2014 - 2017
1
Transitieplan jeugd, regio Flevoland, versie 18-10-2013
Inhoudsopgave 1.
Aanleiding __________________________________________________ 3
2.
Algemeen___________________________________________________ 4
3.
Continuïteit van zorg in relatie tot de transformatie ________________ 6 Uitgangspunten __________________________________________________ 6 Ombuigen naar lokaal aanbod ______________________________________ 6
4.
Samenwerkingsafspraken _____________________________________ 9 Thema Regionale samenwerking ____________________________________ 9 Thema Sturing en financiering______________________________________ 10 Thema Toegang en vraagverheldering _______________________________ 12 Thema Interne processen en overgangsmaatregelen____________________ 13 Thema Kwaliteit en toezicht________________________________________ 13 Thema Monitoring en risico´s ______________________________________ 14 Communicatie __________________________________________________ 15
5.
Planning___________________________________________________ 16
Bijlagen __________________________________________________________ 21 Convenant Zorg voor Jeugd Flevoland _______________________________ 21 Koersdocument Zorg voor Jeugd Flevoland ___________________________ 21 Samenwerkingsovereenkomst Zorg voor Jeugd Flevoland________________ 21 Keuzenotitie Regionaal Transitieplan Zorg voor Jeugd Flevoland __________ 21 Uitvoeringsprogramma 2014 _______________________________________ 21 Transitiearrangement Zorg voor Jeugd Flevoland_______________________ 21
2
Transitieplan jeugd, regio Flevoland, versie 18-10-2013
1. Aanleiding Gemeenten krijgen met ingang van 1 januari 2015 de verantwoordelijkheid voor alle vormen van zorg voor jeugd. Vanaf 2013 is in de regio Flevoland gestart met een brede visie op de transitie en transformatie van zorg voor jeugd. Het Partijenoverleg Jeugdzorg Bestuurlijk, bestaande uit de zes Flevolandse wethouders jeugd, de jeugdzorgpartners (Intermetzo ((voorheen LSG-Rentray)), Vitree, Triade en Bureau Jeugdzorg) en de gedeputeerde jeugdzorg van de provincie Flevoland, heeft de opdracht gegeven om te komen tot een Regionaal Transitieplan Zorg voor Jeugd Flevoland. Het uitdrukkelijk uitgangspunt voor dit Transitieplan zijn de onderdelen waarop regionaal zal (moeten) worden samengewerkt. De overige onderdelen zijn lokaal bepaald en zullen lokaal worden uitgewerkt. De transitie jeugdzorg is onderdeel van de transities binnen het sociale domein. Daarmee is er sprake van een intensieve interactie tussen de ontwikkelingen in de jeugdzorg en het bredere sociale domein, voor iedere gemeente. Dit regionale transitieplan is daarom afgestemd met gemeentelijke beleidsplannen voor het sociale domein (in ontwikkeling).
3
Transitieplan jeugd, regio Flevoland, versie 18-10-2013
2. Algemeen Dit Transitieplan Zorg voor Jeugd Flevoland beschrijft de concrete uitwerking van de visie op de transformatie van zorg voor jeugd. De Flevolandse wethouders (gemeenten Almere, Dronten, Lelystad, Noordoostpolder, Urk en Zeewolde) zien de decentralisatieopgaven als kans om samenwerking te organiseren. Het uitgangspunt daarbij is ‘lokaal waar mogelijk, regionaal waar nodig’. Dit regionale transitieplan is van kracht in de jaren 2014 tot en met 2017. Het Plan wordt jaarlijks geactualiseerd. De transitie biedt gemeenten de mogelijkheid om vernieuwingen aan te brengen die zorgen dat de eigen regie en eigen kracht van jongeren en hun ouders wordt aangesproken opdat jongeren gezond en veilig op kunnen groeien en uiteindelijk kunnen participeren in de samenleving. De bezuiniging op het budget maakt dat gemeenten de instroom, doorstroom en uitstroom in de gespecialiseerde jeugdhulp slimmer, efficiënter en effectiever moeten gaan vormgeven. Op 4 oktober 2012 hebben de Flevolandse gemeenten en de provincie Flevoland het Convenant Zorg voor Jeugd Flevoland1 ondertekend. Dit convenant bekrachtigt de samenwerking voor een soepele overgang van provinciale jeugdzorgtaken aan de gemeenten en richt zich inhoudelijk op overeenstemming over de onderdelen: • • • • •
Proces en verantwoordelijkheid Ruimte voor vernieuwing, in- en doorstroom Continuïteit Monitoring en sturing Communicatie
Ten behoeve van de overgang zijn voor 2013 de volgende uitgangspunten afgesproken: • Te bewerkstelligen dat minder zware zorg nodig is • 3% minder toestroom in de jeugdzorg • 3% van het provinciale budget jeugdzorg kan door gemeenten worden ingezet voor experimenten om de toestroom richting jeugdzorg te verminderen • In 2013 wordt op basis van een evaluatie een besluit genomen over het percentage beschikbare provinciale budget voor vernieuwde activiteiten in 2014 In het kader van het convenant tussen gemeenten en provincie is samen met de jeugdzorgpartners (Vitree, Intermetzo ((voorheen LSG-Rentray)), Triade en Bureau Jeugdzorg) gewerkt aan de totstandkoming van het Koersdocument Zorg voor Jeugd Flevoland2. In dit koersdocument spreken de partijen een gezamenlijke koers uit voor de transitie en transformatie van de jeugdzorg. Het koersdocument is door alle partijen vastgesteld op 29 oktober 2012. Om deze regionale samenwerking te bekrachtigen is op 17 december 2012 een samenwerkingsovereenkomst3 ondertekend tussen de Flevolandse gemeenten en jeugdzorgpartners. In deze overeenkomst zijn de kaders vastgelegd voor de uitwerking van een transitieplan Zorg voor Jeugd Flevoland in 2013. 1 2
3
Convenant Zorg voor Jeugd Flevoland, bijlage 1 Koersdocument Zorg voor Jeugd Flevoland, bijlage 2
Samenwerkingsovereenkomst Zorg voor Jeugd Flevoland, bijlage 3
4
Transitieplan jeugd, regio Flevoland, versie 18-10-2013
Op basis van de evaluatie van het convenant in 2013 is de vervolgstap gezet om de zes Flevolandse gemeenten de verantwoordelijkheid te geven over de invulling van de beleidsprioriteiten in 2014. Besluitvorming is vastgelegd in het Uitvoeringsprogramma 20144. Ten behoeve van de transformatie ligt de focus in 2014 op het continueren en waar mogelijk verbreden/verdiepen van de proeftuinen en snijvlakexperimenten: • • • • •
Een goeie moat kan gien kwoad! (Urk) Integratie Sterk in de Klas en Oké op school: 1+1=3 (Almere) Over en Weer (Lelystad) Sterk in de Klas (Dronten, Lelystad, Noordoostpolder en Almere) Eén toegang tot onderwijszorg en jeugdhulp in het basisonderwijs (Dronten, Zeewolde)
Hoewel deze proeftuinen met provinciale middelen worden gefinancierd, zijn gemeenten inhoudelijk opdrachtgever, en maken gemeenten afspraken met de zorgaanbieders over de uitvoering. Tevens zal experimenteerruimte gecreëerd worden om te komen tot een geïntegreerd ondersteuningsaanbod voor de doelgroep met gecombineerde J-(L)VG, provinciale jeugdzorg, J-GGZ problematiek.
4
Uitvoeringsprogramma 2014, bijlage 4
5
Transitieplan jeugd, regio Flevoland, versie 18-10-2013
3.
De transformatie
Uitgangspunten De zes gemeenten hebben met de provincie Flevoland, de provinciale jeugdzorgpartners en Bureau Jeugdzorg Flevoland een convenant respectievelijk samenwerkingsovereenkomst afgesloten waarin de continuïteit van zorg bestuurlijk is vastgelegd. Voor wat betreft de regionale samenwerking zijn de volgende uitgangspunten verwoord: eigen kracht, opvoeden versterken, dichtbij huis, het kind en het gezin staan centraal, zorg voor jeugd lokaal uitgevoerd, aansluitend op de lokale cultuur en behoefte, innovatie en ontkokering en betaalbare zorg binnen het beschikbare budget. Op basis van deze set wordt samengewerkt. Tevens wordt het uitgangspunt gehanteerd, dat cliënten in zorg op de overgangsdatum, en/of cliënten met een aanspraak op zorg, hun traject mogen afmaken bij dezelfde aanbieder, of hun aanspraak mogen verzilveren. Hieruit volgend is het Transitiearrangement5 op 13 september 2013 bestuurlijk vastgelegd vanuit de volgende denkrichting: Ombuigen naar lokaal aanbod De denkrichting is om uiterlijk in 2017 te komen tot een gerealiseerde ombuiging van ten minste 25% van het historisch bepaalde budget (meicirculaire 2013) van regionaal naar lokaal. Deze transitie wordt ingezet door in 2014 10% van het aan de aanbieders van jeugdzorginstellingen beschikte bedrag in te zetten voor lokaal jeugdbeleid. De overgang van regionale zorg naar lokale zorg is als volgt vastgelegd: Crisiszorg Onderzoeken van mogelijkheden van het ontwikkelen van één crisisdienst voor zowel jeugdzorg, J-GGZ, J-(L)VB, GGD, verslavingszorg (OGGz) en het Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling. Residentieel Continu verblijf in een tehuis of instelling voor een bepaalde periode. Jeugdzorg, JGGZ en J-(L)VB onderzoeken de mogelijkheden van op- en afschalen. Zij onderzoeken de mogelijkheid deze vormen zoveel mogelijk om te zetten naar vormen van zorg dichtbij gezinnen, waar mogelijk naar ambulante vormen of naar lokale voorzieningen. Experimenten worden opgezet waarbij de vraag centraal staat: “Hoe kun je jongeren helpen op een andere manier dan residentieel, effectiever en korter.” Daarbij ook aandacht voor het behoud van contact met het gezin - en betrokkenheid van de gezinsregisseur - bij 24 uurszorg. Semi-residentieel Thuisverblijf met behandeling of activiteiten op een vaste locatie, waaronder dagbehandeling. Idem residentieel.
5
Transitiearrangement Zorg voor Jeugd Flevoland, bijlage 5
6
Transitieplan jeugd, regio Flevoland, versie 18-10-2013
Eveneens wordt nadrukkelijk ingestoken op: Het lokaal organiseren van ambulante taken naar de maat van de betreffende gemeente De jeugdzorgpartners zetten vaste medewerkers in per gemeente voor een structurele inbedding van de vernieuwde werkwijze in de jeugdhulp. Lokaal organiseren van toegangstaken naar de maat van de betreffende gemeente De jeugdzorgpartners stellen vaste medewerkers per gemeente beschikbaar ten behoeve van deskundigheidsbevordering, consultatie en triage (het maken van een voorselectie naar zorgbehoefte). Met als doel een constructieve bijdrage te leveren aan de lokale vernieuwde werkwijze voor toegang tot jeugdhulp, waarbij de ondersteuning meer gericht wordt op het gezin, de school en de omgeving, dan op het kind alleen en er oog is voor af- en opschaling. Het omvormen van indicaties naar toegang De toegangsfunctie van BJZ wordt geïntegreerd binnen de lokale ondersteuningsstructuur. Voorbeelden van andere werkprocessen zijn: Snijvlakexperiment (Dronten/NOP), Integrale zorgtoewijzing (Almere) en Integrale Jeugdgezondheidszorg (Almere) en de harmonisatie onderwijs-jeugdhulp (Zeewolde), Over en Weer (Lelystad). Verbinden van huisartsen In de nieuwe jeugdwet krijgen huisartsen en jeugdartsen een grotere rol in de toegang naar jeugdhulp. Om op een eenduidige manier de toegang tot ondersteuning te kunnen vormgeven is samenwerking met de huis- en jeugdartsen noodzakelijk. Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK) 1. Uitvoering geven aan het advies van de projectgroep AMK/SHG met specifieke aandacht voor de lokale aansluiting. Het AMHK fungeert als regionaal meldpunt voor gevallen of vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling en is verantwoordelijk voor het onafhankelijk onderzoek van meldingen. De beoordeling van signalen vindt plaats in een multidisciplinair team (Lelystad/Dronten/Zeewolde, Noordoostpolder/Urk en Almere). De AMHKmeldingen die na beoordeling door het AMHK kunnen worden overgedragen aan de lokale ondersteuningsstructuur ontvangen op lokaal niveau de nodige ondersteuning. 2. Meldcode Kindermishandeling Wij onderschrijven de meldcode en spreken de verwachting uit dat Bureau Jeugdzorg en de jeugdzorgaanbieders deze code hanteren, scholing daarover aan bieden en garanderen dat alle medewerkers een Verklaring Omtrent Gedrag hebben. Jeugdbescherming en Jeugdreclassering Voor Jeugdbescherming en Jeugdreclassering wordt geëxperimenteerd met gecombineerde functies in één werker (generieke jeugdbeschermer). De jongere en/of het gezin wordt ondersteund door een werker van BJZ zonder hierbij over een apart jeugdhulpaanbod te spreken en de intentie om jeugdhulp uit te voeren. Wel kunnen zij indien nodig jeugdhulp inzetten.
7
Transitieplan jeugd, regio Flevoland, versie 18-10-2013
Pleegzorg Eerste keus blijft om de oplossing te zoeken in de eigen leefsituatie (bij ouders thuis), dan netwerk pleegzorg, daarna een pleeggezin. Het uitgangspunt bij pleegzorg is zoveel mogelijk gericht op terugkeer naar huis. Vraag en aanbod moeten in evenwicht worden gebracht. Daarnaast dienen afspraken gemaakt te worden over de kosten voor pleeggezinnen buiten de eigen gemeente binnen Flevoland. Dit betreft de kosten voor pleegzorg, maar ook de kosten voor (passend) onderwijs. Jeugdzorg Plus De lokale nazorg dient afgestemd te zijn op het gezinsplan. Dit onderdeel wordt uitgewerkt in een landelijk arrangement. Aanvullende lokale aandachtspunten • Ontwikkelen van uniforme gesprekstechnieken (Almere). • Ontwikkelen van een digitale ondersteuningsstructuur ten behoeve van de professional en de jongeren en/of ouders (Lelystad, Zeewolde, Dronten en Almere). • Weekenddetentie in relatie tot de gedragsbeïnvloedende maatregel (Urk). De genoemde intenties zijn in het Uitvoeringsprogramma 2014 gemaakt. De eerste 3 maanden van 2014 worden gebruikt om de afspraken te onderzoeken en te implementeren waarna uitvoering kan worden gestart. Halverwege het jaar vindt een eerste evaluatie plaats op grond waarvan bijsturing mogelijk is.
8
Transitieplan jeugd, regio Flevoland, versie 18-10-2013
4. Samenwerkingsafspraken In het Bestuurlijk Overleg Transitie Sociaal Domein van 1 juli 2013 is besloten tot het samenwerkingsmodel ‘Inkoop per gemeente met bestuurlijke afstemming`. Dit betekent dat de individuele gemeenten contracten sluiten met aanbieders, en daarmee opdrachtgever zijn voor regionaal georganiseerde zorg of opvang aan kinderen uit de betreffende gemeente. Aangesloten wordt bij de publiekrechtelijke rechtspersoon die iedere gemeente is. De contracten worden qua inhoud en vorm wel afgestemd om te voorkomen dat ze te veel uiteenlopen en complex worden voor aanbieders die voor meerdere gemeenten werken. Deze afstemming van afspraken tussen gemeenten wordt vastgelegd in een bestuurlijk convenant/samenwerkingsovereenkomst. Daarbij wordt het solidariteitsbeginsel uitgewerkt, zodat een incidentele grote vraag naar bovenregionale zorg uit een gemeente door een achterblijvende vraag uit een andere gemeente kan worden gecompenseerd. Daarnaast zijn er middels het vaststellen van de Keuzenotitie Regionaal Transitieplan Zorg voor Jeugd Flevoland6 tijdens het Bestuurlijk Overleg Transitie Sociaal Domein van 1 juli 2013 een aantal keuzes gemaakt die thematisch zijn uitgewerkt. Thema Regionale samenwerking Het thema Regionale samenwerking omschrijft de samenwerking rondom de specialistische vormen van jeugdzorg met de bijbehorende innovaties en de schaal waarop dat gebeurt. De schalen waarop jeugdzorg in de regio plaatsvindt, worden hieronder benoemd: • Lokaal niveau: dit niveau is de eigen gemeente. Het inwoneraantal van de Flevolandse gemeenten varieert van 19.000 tot 190.000 inwoners. • Regionaal niveau: dit niveau komt overeen met de 6 Flevolandse gemeenten als geheel, de provincie Flevoland. De omvang van het totaal aantal inwoners is ca. 400.000. • Bovenregionaal niveau: dit niveau overstijgt het provinciale niveau en het inwonertal is boven de 400.000.
6
Keuzenotitie Regionaal Transitieplan Zorg voor Jeugd Flevoland, bijlage 6
9
Transitieplan jeugd, regio Flevoland, versie 18-10-2013
Binnen de regio Flevoland zijn alle taken op het gebied van zorg voor jeugd als volgt verdeeld. Taak
Niveau (lokaal, regionaal en bovenregionaal)
Organisatie eerste lijn en Ambulante hulp
Lokaal
Pleegzorg, Residentieel en Crisisopvang
Regionaal
Specifieke jeugdhulp VB
Ambulant lokaal Residentieel regionaal Ambulant lokaal Residentieel regionaal Regionaal
Specifieke jeugdhulp J-GGZ Jeugdbescherming en Jeugdreclassering Meldpunten Huiselijk geweld en Kindermishandeling Jeugdzorg Plus
Regionaal Bovenregionaal
Binnen het thema regionale samenwerking maken gemeenten gezamenlijk bestuurlijke afspraken waarbij individuele inkoop per gemeente met bestuurlijke afstemming het uitgangspunt is. Afspraken moeten gemaakt worden o.a. op de volgende onderdelen: • Definities; • Doel en duur van de overeenkomst • Zeggenschap; • Opzet ambtelijke organisatie/ondersteunende structuur; • Hoofdverplichtingen deelnemers; • Risicoverdeling; Naar rato van inbreng; Naar veroorzaking o.d. • Clausules onvoorziene omstandigheden; • Bijkomende bepalingen: adreskeuze, wijze van communicatie, volledigheid tekst en wijzigingen tekst, ontbinding, arbitrage enz. Daarnaast geven partijen (gemeenten en zorgpartners) nader invulling aan de reeds eerder genoemde uitgangspunten: eigen kracht, opvoeden versterken, dichtbij huis, het kind en het gezin staan centraal, zorg voor jeugd lokaal uitgevoerd, aansluitend op de lokale cultuur en behoefte, innovatie en ontkokering en betaalbare zorg binnen het beschikbare budget. De uitwerking hiervan is gereed in 1e kwartaal 2014. Thema Sturing en financiering De wettelijke taken van provincie, zorgkantoor en zorgverzekeraars op het gebied sturing en financiering van jeugdzorg verdwijnen per 1 januari 2015. Vooruitlopend op de transitie hebben de Flevolandse gemeenten besloten een uitspraak te doen over de toekomstige omvang. Het regionaal transitiearrangement vormt een basis voor de budgetverdeling over regionale en lokale jeugdhulpproducten. Panteia heeft voor Flevoland de budgetverdeling per productgroep in kaart gebracht middels een rekenmodel. In het
10
Transitieplan jeugd, regio Flevoland, versie 18-10-2013
regionaal transitiearrangement is gewerkt met percentages, daar de huidige beschikbare informatie nog te weinig houvast biedt. De gemeenten beschikken nog niet over alle informatie om een compleet beeld te geven in de advisering ten aanzien van sturing en financiering. In de meicirculaire van 2014 wordt het definitieve budget voor de jeugdzorg bekend. De geldstroom van Rijk naar gemeenten zal na een ingroeipad verlopen via een objectief verdeelmodel dat onderdeel is van het Gemeentefonds. Hiermee wordt beoogd om een doelmatige besteding van middelen te bewerkstelligen. Alleen in 2015 zal het budget voor gemeenten gebaseerd worden op de uitgaven van jeugdhulp op gemeenteniveau om 2012. Vanaf 2016 zal de verdeelsleutel geleidelijk op meer objectieve kenmerken van gemeenten worden gebaseerd. Sturing en financiering vindt plaats vanuit de al eerder genoemde opdracht om uiterlijk 2017 te komen tot een gerealiseerde ombuiging van ten minste 25% van het historisch bepaalde budget (meicirculaire 2013) van regionaal naar lokaal. Een plan van aanpak wordt uiterlijk april 2014 in samenwerking met aanbieders opgesteld. Uitgangspunten Bekostiging De bekostiging van zorg is een resultaat van de visie die de Flevolandse gemeenten hebben op de sturing en financiering van de Jeugdhulp met als uitgangspunten: • Bij de (boven)regionale voorzieningen wordt nadrukkelijk aangesloten op de couleur locale van de zorgstructuren binnen gemeenten; • Er wordt zoveel mogelijk ingestoken op preventie ter voorkoming van zwaardere zorg; • Het uitgangspunt voor alle hulpverleners is één huishouden, één plan, één aanpak; • Per zorgvorm prestatie-indicatoren benoemen; • Geen perverse prikkels/ financiering op basis van kwaliteit en resultaat; • Niet fraudegevoelig; • Bedrijfseconomische criteria afhankelijk van schaalgrootte en product; • Financiering op een wijze die btw-heffing voorkomt; • Flevolandse kinderen/gezinnen hebben in principe te allen tijden voorrang ten opzichte van niet-Flevolandse kinderen/gezinnen. Bekostigingsvormen De gemeenten kunnen per (lokale) productgroep verschillende vormen van bekostiging en financiering hanteren. Bij het inkopen van ondersteuning door de 6 gemeenten, die op basis van regionale en bovenregionale samenwerking wordt georganiseerd, dient rekening te worden gehouden met de kenmerken van de doelgroep per productgroep. Het gaat daarbij om per productgroep te bepalen in hoeverre het hier gaat om kwetsbare groepen, meervoudige problematiek en langdurige zorgrelaties. Regionale afspraken over opdrachtgeverschap en opdrachtgeverschap Het is belangrijk dat voorafgaand aan het vormgeven van de samenwerking wordt nagedacht over een aantal zaken dat het mogelijk maakt om heldere opdrachtgever/opdrachtnemer relatie binnen de samenwerking aan te gaan. Deze afspraken kunnen vastgelegd worden in een document, waar de werkgroepen regionale samenwerking en interne processen de voorbereidingen voor treffen. In het najaar van 2013 komt de VNG met een Handreiking Opdrachtgeverschap en Ondernemerschap. Aan de hand van deze handreiking wordt door de werkgroep financiering en sturing een concreet advies voorbereid. Frictiekosten
11
Transitieplan jeugd, regio Flevoland, versie 18-10-2013
Alle partijen in Flevoland hebben zich gecommitteerd aan het realiseren van de continuïteit van zorg en aan het beperken van de frictiekosten. In het regionale transitiearrangement is uitgewerkt hoe de samenwerkende gemeenten zorgcontinuïteit (en bijbehorende infrastructuur) realiseren en hoe frictiekosten beperkt kunnen worden. Een definitieve keuze over inkoopmodellen, sturingsinformatie, opdrachtgeverschap/ondernemerschap en kostprijssystematiek wordt ambtelijk voorbereid op basis van voor- en nadelen van de huidige kostprijssystematiek en wetgeving. Een advies voor het POB is gereed eind 2013/begin 2014. Dit afhankelijk van de noodzakelijke beschikbare informatie. Thema Toegang en vraagverheldering De toeleiding naar zorg is het samenspel van activiteiten dat leidt tot het realiseren van ondersteuning en hulp. In dit thema wordt invulling gegeven aan hoe de toegang tot de regionaal georganiseerde ondersteuning georganiseerd wordt. Uitgangspunt voor alle gemeenten is dat de regie altijd lokaal blijft. Toegang tot het regionale aanbod wordt lokaal bepaald, op basis van regionaal vastgestelde criteria. Belangrijk aandachtspunt is dat kinderen en gezinnen die het echt nodig hebben, ook daadwerkelijk ondersteuning krijgen. De criteria voor toegang en vraagverheldering zijn opgesplitst in 3 onderdelen: Criteria op uitvoering Onder criteria op uitvoering wordt verstaan de gegevens en informatie die nodig zijn om iemand toegang te verlenen. Er is een wenselijke basis gegevensset benoemd die een aanvraag in ieder geval moet bevatten. Verzoeken tot regionale jeugdhulp worden, met uitzondering van crisissituaties, alleen in behandeling genomen als er een schriftelijke onderbouwing op de gestelde criteria overlegd wordt. Criteria op veiligheid Als het om de veiligheid van een kind gaat, wordt gebruik gemaakt van de bestaande systemen STEP en LIRIK. Waarbij wel wordt opgemerkt dat, met uitzonderingen daargelaten, het systeem ingevuld dient te worden samen met de ouder of jongere. Uitgezocht moet worden of deze methoden ook bij de GGZ toegepast kunnen worden. Voor de meest extreme situaties lijkt het van belang om de huidige functie van de zorgtafel in te bedden in de toeleiding naar alle vormen van regionale jeugdhulp. Deze discussie moet in relatie gebracht worden met de aanpalende discussie die gevoerd wordt om te komen tot een regionale crisisdienst op het brede sociale domein. Criteria op deskundigheid Met de criteria op uitvoering wordt een bepaald niveau beoogd. Een logisch gevolg is derhalve dat er ook criteria gesteld worden aan de lokale werkers die voor de doorverwijzing verantwoordelijk zijn. Ze moeten aan de wettelijke eisen voldoen. Iedere jeugdwerker moet zijn geregistreerd. Competenties/criteria zijn in de ambtelijke werkgroep reeds geformuleerd en krijgen hun beslag in april 2014 en worden geëvalueerd in oktober 2014, waarna een definitieve set wordt opgesteld.
12
Transitieplan jeugd, regio Flevoland, versie 18-10-2013
De route voor crisis/acute veiligheidsvraagstukken wordt nader uitgewerkt voor april 2014 en vervolgens regionaal vastgesteld. Thema Interne processen en overgangsmaatregelen Interne processen hebben betrekking op de bedrijfsvoering van uitvoerende organisaties maar ook op de interne processen binnen de gemeente. De bedrijfsvoering van uitvoerende organisaties en de gemeenten worden geraakt door de stelselwijziging. Hoe de nieuwe werkwijzen van invloed zijn op de inrichting van de interne organisatie en werkprocessen wordt inzichtelijk gemaakt per maart 2014. Gemeenten zullen zelf van tevoren de keuzes maken welke zorg lokaal zal worden gecontinueerd en welke niet en hoe deze ingevuld wordt. De overgangsmaatregelen zijn verder uitgewerkt in het Transitiearrangement en Uitvoeringsprogramma, zie hoofdstuk 3. Uitgangspunten zijn in ieder geval: Uitgangspunten: simpeler, strakker in tijd (zorg logistieke principes: 1 proces voor regionale samenwerking) en transparant Gezin en jeugdige centraal, bij plaatsing gaat veiligheid/risico voor gemeente van herkomst in Flevoland. De mogelijkheden worden onderzocht van het opzetten een provinciaal mobiliteitscentrum voor personeel vanuit de jeugdzorg. De doelstellingen van dit mobiliteitscentrum zijn: • bieden van ondersteuning aan de 4 jeugdzorgpartners van de provinciale jeugdzorg, waarbij onderzocht wordt om dit uit te breiden naar GGZ en AWBZ; • bieden van faciliteiten aan medewerkers om hun loopbaan elders, binnen of buiten de sector en Flevoland, voort te zetten; • behoud van goed gekwalificeerd personeel voor Flevoland voor nu en in de toekomst. Thema Kwaliteit en toezicht Er moet richting gegeven worden aan het kwaliteitsbeleid voor het bovenlokale zorgaanbod, met als uitgangspunt dat de bovenlokale jeugdhulp minimaal voldoet aan de landelijke kwaliteitseisen. Het gaat om de kwaliteitseisen die voortvloeien uit de nieuwe jeugd Wet en/of kwaliteitseisen waarvoor al meetinstrumenten bestaan, aangevuld met eisen in het kader van de uitgangspunten eigen kracht/ zelfredzaamheid eerst en één kind, één gezin, één plan. In de Jeugdwet worden de volgende kwaliteitseisen gesteld aan alle vormen van jeugdhulp7: • de norm van “verantwoorde hulp”; • gebruik van een hulpverleningsplan of plan van aanpak als onderdeel van verantwoorde hulp; • de systematische kwaliteitsbewaking door de jeugdhulpaanbieder; • een verklaring omtrent het gedrag (VOG) voor alle medewerkers van een jeugdhulpaanbieder, uitvoerders van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering; • de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling; 7
Voor de eisen ‘verantwoorde hulp’, ‘(hulpverlenings)plan’, ‘medezeggenschap’ en ‘systematische kwaliteitsbewaking’ is de uitvoering afgestemd op de aard en intensiteit van de jeugdhulp en de omvang van de instelling. Het hulpverleningsplan kan mondeling worden overeengekomen, maar als de jeugdige of zijn ouders daarom vragen, wordt het hulpverleningsplan binnen veertien dagen op schrift gesteld.
13
Transitieplan jeugd, regio Flevoland, versie 18-10-2013
• •
de meldplicht calamiteiten en geweld; de verplichting aan de jeugdhulpaanbieders om de vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen.
De professionalisering van de jeugdzorg is al ruim voor de transitie jeugdzorg ingezet en nog steeds in volle gang. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het wetsvoorstel professionalisering jeugdzorg. Dit behelst onder meer dat er in de toekomst twee beroepen in de jeugdzorg. Gemeenten gaan het protocol maatschappelijke onrust aanpassen om voorbereid te zijn bij ernstig geweld tegen, of moord van, kinderen. Met alle ontwikkelingen die gaande zijn is het in het korte tijdsbestek dat voor ons ligt niet mogelijk om te komen tot een veelomvattend instrument waarin alle kwaliteitsaspecten een plek krijgen. Ook op landelijk niveau is een dergelijk instrument niet voor handen. De wetenschappelijke discussie over de meest betrouwbare ‘meting’ van het effect van hulp is niet afgerond. Er zijn geen instrumenten die nauwkeurig voortgang op het stimuleren van eigen kracht meten. Om niet teveel veranderingen gelijktijdig in te zetten wordt ervoor gekozen bestaande instrumenten gedurende de transitie te blijven gebruiken, waaronder de prestatieindicatoren die de laatste jaren zijn ingevoerd in de provinciale jeugdzorg. Daarbij dienen instellingen rekening te houden met de mogelijkheid dat gemeenten aanvullende kwaliteitseisen kunnen stellen. Uiteraard dient dit alles te geschieden binnen de wettelijke kaders. Toezicht In de Jeugdwet heeft de Inspectie Jeugdzorg (IJZ) als taak het onderzoeken van de kwaliteit van de jeugdhulp in algemene zin. De inspectie zal ook handhaven. De inspectie zal calamiteiten (ernstig gevolg voor cliënt of omgeving) onderzoeken, en instellingen blijven verplichten om incidenten (onveilige situaties waarbij de gevolgen beperkt bleven) te registreren. Daarnaast houdt zij met de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) toezicht op de naleving van de wet door de jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen. Tot slot wordt in de Jeugdwet een rol voor de Inspectie Veiligheid en Justitie opgenomen voor het toezicht op de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen. Klachtenafhandeling en medezeggenschap De jeugdhulpaanbieder en de gecertificeerde instelling zijn verplicht om een klachtenregeling te treffen. Tevens zijn de jeugdhulpaanbieder en gecertificeerde instellingen gehouden een cliëntenraad in het leven te roepen. De taak van de cliëntenraad behelst het binnen de doelstellingen van de instelling behartigen van de gemeenschappelijke belangen van de cliënten. De gemeenten krijgen daarnaast de opdracht om ervoor te zorgen dat jeugdigen en ouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon. De invulling is een lokale aangelegenheid. Thema Monitoring en risico´s Bij het thema Monitoring en risico´s gaat het om alle risico´s van zorg voor jeugd. Dus om de risico’s van totale toekomstige zorgstructuur, waaronder de huidige ambulante/geïndiceerde zorg, AWBZ zorg, ZVW zorg, (doelgroep specifiek) zorg voor de kinderen met een (licht) verstandelijke beperking (LVB), speciaal en passend onderwijs. Ten aanzien van onderwijs geldt dat elke gemeente lokaal verantwoordelijk is voor een integrale aansluiting van Onderwijszorg en Jeugd(hulp)zorg.
14
Transitieplan jeugd, regio Flevoland, versie 18-10-2013
Om ook na 1 januari 2015 te kunnen monitoren is het van belang dat er in iedere gemeente een centraal punt is waar informatie wordt geregistreerd en kan worden opgevraagd. Elke gemeente moet vanuit eenzelfde format de gewenste basisinformatie bijhouden, maar kan zelf optioneel aanvullende informatie toevoegen. Het gaat primair om procesinformatie. Inhoudelijke informatie ligt bij de ondersteunende/uitvoerende partij. De beschikbaarheid van een uniform registratiesysteem/hulpmiddel is een noodzakelijke voorwaarde om monitoring in de toekomst mogelijk te maken. NB: Dit geldt voor alle vormen van jeugdhulp! Bij de kanteling ligt de focus op effecten, het monitoren van resultaten. Hierbij is van belang dat er gegevens bekend zijn (geregistreerd worden) over de situatie vooraf, de situatie achteraf en het proces ernaartoe. De effecten van de behandeling zijn moeilijk te meten, omdat er altijd meerdere factoren, ook extern, een rol spelen. In ieder geval is het van belang om de tevredenheid van de cliënten en hun omgeving mee te nemen als onderdeel van de monitorfunctie (op zowel de verwachtingen als ook het resultaat). Om goed te kunnen monitoren en sturen na de transitie hebben de gemeenten informatie nodig op het gebied van de vraag, het gebruik, de kosten en de kwaliteit van jeugdzorg. Hiervoor wordt een minimale set van indicatoren ontwikkeld voor maart 2014, die in september 2014 wordt geëvalueerd. Voor 1 januari 2015 is er een helder systeem van monitoring gerealiseerd zodat zowel het lokale als het regionale deel van de jeugdzorg effectief gemonitord en gestuurd kan worden. Er ontbreekt een informatisering systeem waar ouders/verzorgers en kinderen direct toegang toe hebben. Dit is een noodzakelijke voorwaarde voor een multidisciplinair toegankelijk systeem, waar verschillende organisaties in kunnen kijken (onder voorwaarden) en de focus ligt op procesmatige afspraken met inachtneming van privacywetgeving. Op dit moment wordt er landelijk vanuit de VNG en KING, samen met gemeenten gewerkt aan een werkbaar model. Communicatie Communicatie is primair de verantwoordelijkheid van de individuele gemeente. De regionale boodschap wordt ook lokaal gecommuniceerd. Communicatie over het proces van de regionale samenwerking wordt door middel van een e-book onder regie van de provincie in november gepubliceerd.
15
Transitieplan jeugd, regio Flevoland, versie 18-10-2013
5. Planning Wat Transformatie/cultuurverandering
Toelichting In dit transitieplan is terecht veel aandacht voor de transformatie van de wijze waarop hulpverlening gaat werken. Onze ambitie is een fundamentele verandering van de wijze waarop jeugdhulp wordt uitgevoerd.
Voorgestelde activiteit (verder uit te werken) 1. Een programma van inhoudelijke bijeenkomsten/lezingen/discussie over de transformatie, bedoeld voor alle hulpverleners (wijkteams, GGZ, JGZ, onderwijs). In deze bijeenkomsten gaan medewerkers met elkaar in gesprek over anders werken8, en committeren zij zich aan een nieuwe aanpak.
Anders werken moet bij alle betrokkenen ‘tussen de oren’ gaan zitten. Waarschijnlijk is een inzet van meerdere jaren nodig, in 2014 kunnen wij hiermee een start maken.
2014 gedurende 2014 (uitvoering) 2.
8
Wanneer November-december 2013 (voorbereiding, planning activiteiten
Opzetten van een expertteam die vragen van medewerkers kan beantwoorden, veldbezoeken aflegt, gevraagd en ongevraagd adviseert etc. Dit team waakt erover dat de hulpverlening niet in ‘oude patronen’ terugvalt. Overigens kan zo’n team eventueel ook locaal georganiseerde hulpverlening adviseren.
Handvat voor de nieuwe aanpak zijn de “bakens voor de transformatie jeugdbeleid” zoals door de VNG zijn opgesteld.
16
Januari 2014 (voorbereiding) 2014 gedurende 2014 (uitvoering)
Transitieplan jeugd, regio Flevoland, versie 18-10-2013
Wat Van regionaal aanbod naar lokaal aanbod, 25% in 2017
Toelichting In het transitieplan is opgenomen dat in 2017 25% van het nu regionaal georganiseerd hulpaanbod vervangen is door lokaal georganiseerd hulp en ondersteuning. Concreet betekent dit dat het aandeel 24 uurszorg incl. pleegzorg, crisiszorg, en het aandeel jeugdbescherming/jeugdreclassering afneemt ten gunste van eerstelijns en ambulante hulp.
Voorgestelde activiteit (verder uit te werken) 3. Een plan uitwerken voor de geleidelijke afbouw van residentiële voorzieningen in de jaren 2014, tot 2017. Wij geven de instellingen de opdracht om dit plan te ontwikkelen. De schattingen van noodzakelijke afname uit het Panteia rapport zijn hierbij leidend. We betrekken dit plan vervolgens bij in 2014 te voeren gesprekken met instellingen over de inkoop in 2015.
Wanneer November-2013- januari 2014 (Instellingen stellen afbouwplan op) Juni 2014 afbouwplan betrekken bij inkoopafspraken 2015
4.
Onderzoek naar mogelijkheden van één gecombineerde crisisdienst voor jeugdzorg, J-GGZ, J-LVB, GGD, OGGz en AMHK. Wij laten dit onderzoek uitvoeren, wel met nauwe betrokkenheid van deze partners
Eerste kwartaal 2014 (opdrachtverlening) Tweede kwartaal 2014 (uitvoering onderzoek) Tweede helft 2014 (afspraken met partners over gecombineerde crisisdienst in 2015)
5.
Onderzoek naar mogelijkheden op- en afschalen 24 uurs zorg. Wij geven een externe partij de opdracht, opnieuw in nauwe samenwerking met de zorgpartners.
Eerste kwartaal 2014 (opdrachtverlening) Tweede kwartaal 2014 (uitvoering onderzoek) Tweede helft 2014 (afspraken met partners over effectieve open afschaling)
6.
Vaste medewerkers per gemeenten. Dit wordt voor 2014 geregeld via de provinciale beschikkingen aan de aanbieders jeugdzorg. Wij maken per gemeente afspraken met de instellingen bilateraal afspraken met de gemeenten.
November-december 2013 (bilaterale afspraken over inzet per gemeenten) 2014 gedurende 2014 (uitvoering)
17
Transitieplan jeugd, regio Flevoland, versie 18-10-2013
7.
Toegang BJZ binnen lokale ondersteuningsstructuur. Dit wordt geregeld via de provinciale beschikking aan Bureau Jeugdzorg Flevoland. BJZ maakt zelf afspraken met de gemeenten.
November-december 2013 (bilaterale afspraken over BJZ inzet per gemeenten) 2014 gedurende 2014 uitvoering)
Een kwalitatieve en kwantitatieve monitor van de proeftuinen. Uitvoerende instellingen krijgen de opdracht te rapporteren over de effecten van de proeftuinen. Daarbij meer aandacht voor de kwantitatieve aspecten dan in de in 2013 uitgebrachte monitor. In 2014 komen twee analytische voortgangsrapportages uit.
mei en november 2014 (Monitor beschikbaar en besproken).
Vermindering instroom geïndiceerde zorg
In het transitieplan is opgenomen de afspraak uit het uitvoeringsprogramma om 10% van het budget provinciale jeugdzorg wordt in te zetten voor proeftuinen. Uitgangspunt is dat hiermee de instroom in de geïndiceerde zorg afneemt.
8.
Advies en meldpunt Huiselijk geweld en kindermishandeling
In het transitieplan is opgenomen dat het AMHK en de verbintenis van het AMHK met multidisciplinaire teams wordt doorontwikkeld.
9.
Ontwikkelingsplan AMHK vaststellen en relatie tot de multidisciplinaire teams verder uitwerken. 10. De mogelijkheid onderzoeken om het AMHK in te bedden in de ‘nieuwe’ regionale crisisdienst
December 2013 (Vaststellen plan AMHK, incl. keuze institutionele inbedding).
11. Instellingen aanspreken op gebruik meldcode. De provincie heeft dit al gedaan voor de instellingen die provinciale subsidie ontvangen. Als gemeenten kunnen we de andere partners schriftelijk verzoeken een meldcode intern door te voeren.
Eerste kwartaal 2014 (Brief naar alle zorgpartners met verzoek/herinnering toepassen meldcode kindermishandeling)
Ook willen we dat de meldcode kindermishandeling voor alle hulpverleners gaat gelden.
Jeugdbescherming en jeugdreclassering
In het transitieplan is opgenomen dat er een experiment komt met een SAVE werker (combinatie jeugdbescherming en jeugdreclassering)
12. Experiment uitvoeren met een SAVE werker. BJZ krijgt hiervoor de opdracht.
November-december 2013 (opdracht aan BJZ) Eerste kwartaal 2014 (beoordeling en voorbereiding) Tweede helft 2014 (uitvoering en evaluatie)
Pleegzorg
In het transitieplan is opgenomen dat pleegzorg gericht moet zijn op snelle terugkeer naar huis. Wij geven voorkeur aan een netwerkpleegzorgplaatsing boven een plaatsing in een pleeggezin. Wij willen een oplossing voor het probleem dat onderwijsinstellingen in gemeenten met veel pleeggezinnen voor kosten van extra begeleiding opdraaien.
13. Meedoen met sturingsoverleg van de provincie met pleegzorgaanbieder Vitree
2014 (deelname aan sturingsoverleg met Vitree)
18
Transitieplan jeugd, regio Flevoland, versie 18-10-2013
Regionale samenwerking
In het transitieplan is opgenomen dat we de volgende zorgvormen op regionaal niveau gaan organiseren • Pleegzorg, residentiële zorg (ook voor VB en GGZ doelgroep) en crisisopvang • Specifieke vormen van J-GGZ • Justitiële jeugdzorg • AMHK • Jeugdzorg plus
14. Inkoopafspraken voor regionaal aanbod 2015 maken met de huidige aanbieders. Elke gemeente geeft gewenste volume aan, met inachtneming van: • continuïteit van zorg cliënten in zorg of met een aanspraak op 1-1-2015 • afspraak om frictiekosten beperkt te houden (uitgewerkt in het transitiearrangement)
Eerste kwartaal 2014 (inschatting maken van in 2015 te kopen zorg (zorgvorm, aanbieder, wijze van rapporteren) Juni 2014 (inkoopafspraken 2015 maken met aanbieders) September 2014 (ontvangst offertes/aanvragen) Oktober/november 2014 (verzenden opdrachtbrieven/contracten)
Sturing en financiering
In het transitieplan is opgenomen dat het gemeenten vrij om verschillende vormen van bekostiging en financiering te hanteren, aansluitend bij wat in het locale domein wordt toegepast
15. In de inkoopafspraken 2015 houden we rekening met de verschillende bekostigingsvoorkeuren van individuele gemeenten. Waar nodig zoeken we (bestuurlijke) afstemming.
Eerste kwartaal 2014 (gemeenten maken keuze mbt bekostiging) April-mei 2014 (afstemmingsoverleg) Juni 2014 (bekostigingsystematiek betrekken bij inkoopafspraken 2015)
16. ontwikkeling uniforme criteria doorverwijzing naar tweede lijn, externe opdracht, uit te voeren in samenspraak met sector 17. oefenen met triage bij verwijzingen naar zware zorg; gezamenlijke evaluatie aan de hand van instroomcijfers per gemeente
Tweede kwartaal 2014
In dit transitieplan is opgenomen dat er – met uitzondering van crisissituaties – alleen op basis van gedegen, schriftelijk vastgelegde, informatie van toegang naar regionaal georganiseerde zorg sprake kan zijn: • Veiligheid van het kind blijft een leidend criterium. Hierbij worden bestaande systemen als STEP en LIRIK gebruikt. • Verder moet ervoor worden gezorgd dat alleen geregistreerde professionals kunnen verwijzen naar regionaal georganiseerde zorg, en dat er eenduidige criteria zijn gehanteerd bij doorverwijzing. Dat is schriftelijk vastgelegd. • Toegang bij crisissituaties wordt apart geregeld. Toegang en vraagverheldering
Bij de inrichting van de locale hulpstructuur wordt rekening gehouden met bovengenoemde criteria, en met de AMvB’s. In 2014 vindt lokaal triage plaats voordat er sprake is van doorverwijzing of indicatie door het BJZ.
19
2014
Transitieplan jeugd, regio Flevoland, versie 18-10-2013
Interne processen en overgangsregelingen
De overgangsregelingen zijn in hoofdlijnen vastgelegd in het regionale transitiearrangement. Om de continuïteit van zorg te garanderen wordt in 2013 geoefend met de overdracht van cliënten in zorg, mede aan de hand van de ervaring wordt een draaiboek over de overdracht van 31-12- 2014/1-1- 2015 opgesteld.
18. vooronderzoek mobiliteitscentrum regio Flevoland 19. inzichtelijk maken hoe de nieuwe werkwijzen van invloed zijn op de inrichting van de interne organisatie en werkprocessen (i.s.m. regionale samenwerking en sturing en financiering) 20. draaiboek overdracht
Onderzocht wordt of het een toegevoegde waarde heeft om t.b.v. het behoud van kennis en expertise van huidige medewerkers voor de toekomst en voor de begeleiding van medewerkers van werk naar werk een regionaal mobiliteitscentrum op te zetten Kwaliteit en toezicht
In dit transitieplan is opgenomen dat landelijke (en wettelijk vastgelegde) kwaliteiteisen van kracht zijn. Deze worden voor instellingen in AMvB’s bekend gemaakt. In de regionaal georganiseerde jeugdzorg zullen op termijn alleen geregistreerde professionals kunnen werken, zoals voorzien in het landelijke traject professionalisering jeugdzorg.
December 2013 Maart 2014
Medio 2014
21. Opstellen kwaliteits- en veiligheidscriteria voor het regionaal te regelen deel van de jeugdzorg. besluitvorming en publicatie
Tweede kwartaal 2014
22. vaststellen van beleid en sturingsinformatie (aansluiten bij AMvB’s jaardocument zorg etc
Eerste helft 2014
.
Voor het toezicht op veilige en verantwoorde zorg wordt aangesloten bij het kwaliteitskader. Verder zorgen we ervoor, dat aanbevelingen van de landelijke inspectie worden uitgevoerd. Instellingen registreren incidenten en melden calamiteiten (bij dood of zeer ernstige gevolgen voor jeugdige of door toedoen jeugdige) bij de inspectie. Monitoring en risico’s
Ontwikkeling van beleids- en sturingsinformatie voor regionaal in te kopen zorg voor jeugdigen
20
Transitieplan jeugd, regio Flevoland, versie 18-10-2013
Bijlagen
Convenant Zorg voor Jeugd Flevoland Koersdocument Zorg voor Jeugd Flevoland Samenwerkingsovereenkomst Zorg voor Jeugd Flevoland Keuzenotitie Regionaal Transitieplan Zorg voor Jeugd Flevoland Uitvoeringsprogramma 2014 Transitiearrangement Zorg voor Jeugd Flevoland
21