Positief opgroeien in Assen! 23 jaar
18 jaar
12 jaar
- 9 maanden
0 jaar
4 jaar
Beleidskader jeugd(hulp) 2015 – 2016 Organisatie: Gemeente Assen Datum: 19 juni 2014 Status: Inspraakversie, 25 juni 2014 vrijgegeven door college van B&W
Inhoudsopgave Samenvatting
3
Inleiding
5
1.
Analyse 1.1. Vastgestelde kaders en uitgangspunten 1.1.1. Wettelijke kaders 1.1.2. Visiedocumenten en -kaders 1.2. De belangrijkste wijzigingen in de Jeugdzorg 1.2.1. Voor de inwoners 1.2.2. Voor de gemeente 1.2.3. Voor de aanbieders 1.3. Cijfers en feiten 1.3.1. Over de zorgvraag 1.3.2. Over de aanbieders
6 6 6 7 8 8 8 9 9 9 10
2.
Sociale opgave 2.1. Wat is de doelgroep? 2.2. Ambities voor de zorg voor jeugd 2.3. Hoe waarborgen wij integraliteit?
11 11 11 12
3.
Regie- en Sturingsopgave 3.1. Rol en positionering binnen de regio 3.2. Regie en sturing op de uitvoering 3.3. Regie en sturing op de kwaliteit
14 14 14 16
4.
Van ambitie naar uitvoering 4.1. Wettelijke kaders 4.2. Asser uitvoering 4.3. Toeleiding jeugdhulp 4.4. Inkoop 4.4.1. Regionale afspraken 4.4.2. Opgave zorgaanbieders 4.4.3. Contractering 4.4.4. Monitoring 4.5. Aanbod jeugdhulp 4.5.1. De Drentse jeugdzorgketen 4.5.2. Transformeren van de jeugdhulp 4.5.3. Aanbod in Assen 4.6. Cliënten en kwaliteit 4.7. Aansluiting onderwijs
17 17 17 18 19 19 19 20 20 20 21 22 22 23 24
5.
Financiële en juridische kaders 5.1. Financiële kaders 5.1.1. Asser budget 5.1.2. Borgen van taken Bureau Jeugdzorg 5.1.3. Financieel kader preventief jeugdbeleid 5.2. Ontwikkeling van een bekostigingsmodel 5.3. Uitvoering juridisch kader
27 27 27 28 28 29 29
1
6.
5.4. Vooruitblik op financiële risico’s in 2015 en 2016
29
Proces
30
Bijlage 1. Toelichting op de interventieniveaus PoD
31 31
2
Samenvatting van de kaders voor jeugd(hulp) 2015 – 2016 1. Zorgcontinuïteit en geleidelijk transformeren in 2015 en 2016 Drenthe kiest voor een eigen aanpak van de transitie van de jeugdzorg. Uitgangspunt is een overgangsperiode van drie jaar (2014-2016) in plaats van één jaar zoals wettelijk verreist. In Drenthe is afgesproken dat kinderen en jongeren die voor 1 januari 2015 een indicatie voor jeugdzorg hebben gekregen, in 2015 en 2016 recht houden op passende zorg. 2. Inzet op preventie, vindplaatsgericht en vraaggericht werken Door meer in te zetten op preventie en het tijdig signaleren van (potentiële) problemen bij jeugdigen willen wij de inzet van (zeer) specialistische vormen van jeugdzorg terugdringen. Jeugdigen kunnen met hun vragen terecht bij professionals in hun directe omgeving zoals scholen, kinderopvang, peuterspeelzalen en het centrum voor jeugd en gezin. Niet het aanbod van activiteiten of voorzieningen is leidend, maar de vraag die een jeugdige en/of zijn ouders heeft. Wij werken met het principe één kind-één gezin-één plan (één regisseur). 3. Aanbod van hulp is flexibel toegankelijk, samenhangend en eigen kracht staat voorop Vanaf 1 januari 2015 staat bij het bieden van ondersteuning of hulp het principe van eigen kracht van de jeugdige, zijn ouders en de omgeving voorop. De uitgangspunten van Positief Opgroeien Drenthe (PoD) zijn het fundament van de jeugdzorgketen. Het aanbod van jeugdhulp vormt één samenhangende keten waarbij een jeugdige met zijn ouders op basis van de vraag die er leeft op elke plek in de keten kan ‘instappen’. Bij de uitvoering van de jeugdhulp wordt gewerkt op basis van vijf principes om te komen tot daadwerkelijk transformeren: 1. Ieder kind groeit op in een positief stimulerende omgeving 2. burgers, gemeenten en zorgaanbieders bouwen met elkaar aan een participerende samenleving 3. wij hanteren het principe van ‘matched care’: in maximaal twee stappen is een vraag rond jeugdhulp op de juiste plek 4. geen verslechtering van wachttijd, geen overdiagnostiek 5. op alle interventieniveaus zijn zorg, kennis en attitude in samenhang. 4. Sturing en regie De gemeente Assen stuurt op maatschappelijke effecten en resultaat. Dit start bij de inkoop van ondersteuning en hulp. Uitvoeringsorganisaties ontvangen heldere kaders en randvoorwaarden, daarbinnen krijgen zij de ruimte om te innoveren en de zorg zodanig vorm te geven dat deze verantwoord is. Gemeenten, aanbieders en inwoners zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor alle kinderen uit Assen die ondersteuning of hulp nodig hebben. Wij zorgen niet voor, maar zorgen dat. In de uitvoering van jeugdhulp wordt gestuurd op een verschuiving van zwaardere naar lichtere zorg en werken we samen met andere gemeenten. Voor de meest kwetsbare mensen geldt dat er een beroep gedaan kan blijven worden op de overheid. 5. Samenwerken met aanbieders, klanten en gemeenten Om de ambities en doelstellingen voor de komende periode te kunnen realiseren werken we samen met aanbieders van hulp en ondersteuning, met klanten en met gemeenten. Aanbieders: Wij bieden de kaders en daarbinnen de ruimte .We zijn zakelijk op het resultaat. Klanten: De positie van de cliënt willen we versterken. Gemeenten: Voor de uitvoering van de jeugdhulp gaan gemeenten op verschillende niveaus samenwerken. Wij kiezen in Drenthe voor een lichte vorm van intergemeentelijke samenwerking voor de inkoop en bekostiging van de jeugdhulp.
3
6. Inkoop De inkoop voor de nieuwe gemeentelijke taken op het gebied van jeugdhulp vindt plaats op Drents niveau. Gemeenten gaan gezamenlijk verplichtingen aan om de continuïteit van jeugdzorg te garanderen. Hierbij wordt minimaal gebruik gemaakt van de huidige zorgaanbieders. 7. Financieel Op basis van de meicirculaire 2014 is in Drenthe voor de jeugdhulp in 2015 circa € 128 miljoen beschikbaar. Het Assense aandeel hiervan is €24,6 miljoen. De financiële kaders voor het budget jeugdhulp zijn taakstellend. In 2016 zal sprake zijn van een vermindering met 6% en in 2017 minus een korting van het rijk van 4%. Vanaf 2016 bestaat het risico op een forse vermindering van het macrobudget basis van het nieuwe landelijke verdeelmodel. Voor de bekostiging van de jeugdhulp die gezamenlijk in Drenthe wordt ingekocht wordt gekozen voor een eenvoudig verrekenmodel tussen gemeenten onderling. Afrekening van de (zeer) specialistische zorg vindt solidair plaats binnen de gemeenten. Voor het overige deel wordt afgerekend op basis van gebruik. De lichte vormen van ondersteuning en hulp (preventie) worden lokaal bekostigd. Hiervoor is in Assen op basis van de meicirculaire 2014 circa € 1,5 miljoen beschikbaar.
4
Inleiding Op 1 januari 2015 treedt de nieuwe Jeugdwet in werking. Met deze wet worden de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van alle ondersteuning en hulp voor de jeugd. Deze decentralisatie moet bijdragen aan een gezonde ontwikkeling, participatie, burgerschap en veiligheid van jeugdigen. De nieuwe Jeugdwet en de decentralisatie van de zorg voor jeugd geeft de gemeente Assen nieuwe verantwoordelijkheden. Deze verantwoordelijkheden worden integraal opgepakt vanuit het gehele sociale domein waarin ook de decentralisaties van de WMO en Participatiewet onderdeel zijn. Bij de transitie jeugdzorg staat het kind voor ons centraal. Onze kinderen moeten gezond en veilig kunnen opgroeien. Dit is primair de verantwoordelijkheid van de ouders en opvoeders. Maar wanneer dit om één of andere reden niet lukt moet de overheid kunnen ingrijpen en ouders hulp en ondersteuning bieden, omdat kinderen een bijzondere bescherming verdienen. De gemeenteraad is verplicht om periodiek een plan op te stellen dat richting geeft aan de te nemen beslissingen. Het plan moet in ieder geval duidelijkheid bieden over de thema’s preventie, jeugdhulp, uitvoering van kinderbescherming en jeugdreclassering. De formele kant van het nemen van beslissingen staat in de verordening. De gemeenteraad moet dit beleidskader en de verordening vóór 1 november 2014 vaststellen. In dit beleidskader jeugd(hulp) vindt u onze uitgangspunten en kaders voor het vormgeven van de nieuwe taken. Een belangrijk uitgangspunt is continuïteit van zorg voor 2015 – 2016 en een geleidelijke transformatie naar de nieuwe vorm en inhoud van de jeugdhulp. Veel van de uitgangpunten en kaders kennen hun basis in het Regionale Transitie Arrangement Drenthe en de Assense visies voor het sociale domein. Deze uitgangspunten geven vanaf 2014 vorm aan de transitie en de uitvoering van de jeugdhulp. Leeswijzer Het beleidskader begint in hoofdstuk 1 met de vastgestelde kaders en uitgangspunten en een beschrijving van de wijzigingen voor inwoners, gemeente en aanbieders. Hierbij wordt een beeld gegeven van de feiten en cijfers die hier betrekking op hebben. Hoofdstuk twee beschrijft de sociale opgave van de transitie van de jeugdzorg. We geven hierin aan wat onze ambities zijn voor de zorg voor jeugd. De nieuwe verantwoordelijkheden betekenen ook nieuwe opgaven voor regie en sturing. Hoofdstuk drie gaat in op rol en positionering binnen de regio en de regie en sturing op uitvoering en kwaliteit. Hoofdstuk vier biedt een weergave van de toeleiding naar jeugdhulp, de inkoop en het aanbod van jeugdhulp. Cliënten en kwaliteitsbeleid en de aansluiting met het onderwijs maken hier deel vanuit. In hoofdstuk vijf zijn tenslotte de financiële en juridische kaders opgenomen. Afgesloten wordt met het proces naar totstandkoming van het beleidskader en de vervolgstappen die nog gemaakt gaan worden. In de bijlage vindt u een nadere toelichting op het aanbod van jeugdhulp.
5
1. Analyse 1.1. Vastgestelde kaders en uitgangspunten Volgens de Jeugdwet moet de gemeenteraad periodiek een plan vaststellen waarin de richtingen staan aangegeven voor de door het college en gemeenteraad te nemen beslissingen over jeugdhulp. Deze richtingen komen niet uit de lucht vallen. De afgelopen jaren is in Asser- en Drents verband vastgelegd welke visie en uitgangspunten gelden bij invoering én uitvoering van de nieuwe Jeugdwet. 1.1.1. Wettelijke kaders Het wettelijk kader voor de gehele transitie Jeugdzorg is de Jeugdwet. Deze biedt regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen. Jeugdwet De Jeugdwet legt de wettelijke basis voor de uitvoering van jeugdhulp in de breedste zin: van preventie tot aan gedwongen opname of jeugdreclassering. Het doel van de Jeugdwet is een vereenvoudigd, efficiënter en effectiever stelsel, ‘met het uiteindelijke doel het versterken van de eigen kracht van de jongere en van het zorgend en probleemoplossend vermogen van diens gezin en sociale omgeving’1. De gemeenteraad stelt periodiek een plan op voor de uitvoering van de Jeugdwet. Dit plan bevat ten minste: a. gemeentelijke visie en doelstellingen; b. uitvoering van het beleid en de samenhang tussen preventie en jeugdhulp; c. de te behalen resultaten en wijze van monitoring; d. de waarborg van het op verantwoorde wijze aanbieden van jeugdhulp; e. de wijze waarop college en gemeenteraad aandacht hebben voor de behoeften van kleine doelgroepen die (zeer) specialistische jeugdzorg nodig hebben. Passend Onderwijs Op 1 augustus 2014 treedt de Wet op het Passend Onderwijs in werking. Alle scholen zijn dan verplicht om voor alle leerplichtige kinderen/jongeren die extra ondersteuning nodig hebben een passende onderwijsplek te realiseren. Ouders melden hun kind aan bij een school. De school moet vervolgens een passende onderwijsplek vinden binnen de eigen school of op een andere school. De verantwoordelijkheid verschuift hierdoor van de ouders naar het onderwijs. Er is sprake van gespiegelde wetgeving tussen Passend Onderwijs en Jeugdzorg. Dit betekent dat jeugdhulp en interne zorg op scholen op elkaar moeten aansluiten. De gemeente heeft geen financiële verantwoordelijkheid in Passend Onderwijs. Maar als er jeugdzorgmiddelen voor het onderwijs worden ingezet, is wel overeenstemming verplicht tussen gemeenten en onderwijs. WMO 2015 Per 1 januari 2015 wordt de gemeente ook verantwoordelijk voor een belangrijk deel van de ondersteuning aan burgers die zelf onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat tot participatie in de samenleving. Deze ‘decentralisatie AWBZ’ wordt opgenomen in de nieuwe Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning (WMO 2015). Dit heeft twee consequenties voor de jeugdhulp: 1) Een groot deel van de zorg die nu nog via de AWBZ aan jeugdigen wordt verleend valt per 1 januari 2015 onder de Jeugdwet. 2) Het Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK) krijgt zijn wettelijke basis in de WMO 2015, de kwaliteitseisen en de toezichtsparagraaf uit de Jeugdwet zijn van toepassing op het AMHK. 1
Tweede Kamer, vergaderjaar 2012 – 2013, 33 684 , nr. 3. Memorie van Toelichting op de Jeugdwet, pagina 2.
6
De WMO 2015 is ook op een ander gebied van belang voor de Jeugdwet. Jongvolwassenen die tot hun 18e (of uiterlijk hun 23e) zorg ontvingen op grond van de Jeugdwet moeten hierna ook goede zorg kunnen ontvangen vanuit de WMO. De scheiding van de wetten mag er niet toe leiden dat zorg tijdelijk niet wordt gegeven door deze overgang. Andere belangrijke wetgeving De gemeente is op grond van de Wet op de Publieke Gezondheid (Wpg) verantwoordelijk voor de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg (JGZ). De JGZ heeft als doel ‘het bevorderen, beschermen en bewaken van de gezondheid en de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van jeugdigen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar’2. De JGZ richt zich voornamelijk op preventie voor alle kinderen en jongeren. Van de gemeente wordt, als verantwoordelijke, verwacht dat er samenhang is tussen JGZ en de preventie en jeugdhulp. Kinderbeschermingsmaatregelen zoals onder toezichtstelling en ontheffing of ontzetting ouderlijk gezag zijn apart geregeld. De nieuwe Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen gaat over de inhoud van de maatregelen zelf en staat los van de organisatie van de jeugdhulp. Wel is er een duidelijk verband tussen beide wetten die op 1 januari 2015 ingaan. Vanuit de Jeugdwet zal een gecertificeerde instelling de maatregelen voor kinderbescherming uitvoeren. 1.1.2. Visiedocumenten en –kaders De transitie van de jeugdzorg sluit aan bij ontwikkelingen in Drenthe die al langer gaande waren. Dit beleidskader borduurt voort op de lijn uit eerder vastgestelde visiedocumenten en kaders. Het gaat om gemeentelijke en provinciale documenten. Als jeugd en toekomst tellen Alle twaalf Drentse gemeenten hebben in 2012 het visiedocument ‘Als jeugd en toekomst tellen’ vastgesteld. Dit heeft een vertaling gekregen in de Drentse pilot Jeugd. In de visie en pilot is de ambitie voor de jeugdzorg benoemd. Het gaat om het actief ondersteunen van alle kinderen, ouders en opvoeders in Drenthe en het bieden van ondersteuning op maat. De aanpak van de jeugdzorg is oplossingsgericht en positief. De aanpak sluit aan op de dagelijkse leefwereld en de bestaande sociale structuren rondom kind en gezin. Jeugdzorg gaat uit van eigen kracht, ondersteunend, voorkantsturing, maatwerk en erbij halen/komen. Gemeenten willen vanuit een gedeelde visie regisseren. Zij maken resultaatgerichte afspraken met de aanbieders van jeugdzorg en investeren niet alleen voor de korte termijn. Regionaal transitiearrangement Met het eind 2013 afgesloten Regionaal transitiearrangement kiest Drenthe voor een eigen aanpak van de transitie jeugdzorg. Uitgangspunt is een overgangsperiode van drie jaar in plaats van één jaar zoals wettelijk vereist. Belangrijk onderdeel van het transitiearrangement is de garantie dat kinderen en jongeren die voor 1 januari 2015 een indicatie voor jeugdzorg hebben, ook in 2015 en 2016 passende zorg ontvangen. Met de zorginstellingen in Drenthe zijn hierover afspraken gemaakt. Zij hebben toegezegd hetzelfde aantal of zelfs meer cliënten te behandelen voor het dan beschikbare budget. Voor de zeer specialistische zorg worden afspraken in Noord Nederlands verband gemaakt. De methode Positief Opgroeien Drenthe (PoD) is bijzonder effectief gebleken in het begeleiden van kinderen en gezinnen met opvoedingsproblemen. Door deze methodiek in de gehele provincie in te voeren willen de gemeenten bereiken dat minder mensen zwaardere zorg nodig hebben. Drenthe reserveert 2% van het beschikbare budget voor de jeugdzorg voor het provincie breed invoeren van Positief Opgroeien Drenthe.
2
Tweede Kamer, vergaderjaar 2012 – 2013, 33 684 , nr. 3. Memorie van Toelichting op de Jeugdwet, pagina 29.
7
Assense visie Zorg en Welzijn Leidend voor de gemeente Assen zijn de sturende principes uit de visie op zorg en welzijn ‘In Assen kun je op elkaar bouwen’. Deze visie gaat ervan uit dat mensen meer verantwoordelijkheid nemen voor zichzelf en hun directe omgeving onder het motto van een actieve en bereidwillige samenleving. Dit betekent dat de overheid een stap terug doet en meer kiest voor een regisserende en faciliterende rol. Voor de zorg voor de meest kwetsbare mensen kunnen inwoners een beroep blijven doen op de overheid. Oog voor jeugd Meer specifiek voor het onderdeel jeugd is de visie op zorg en welzijn vertaald in een aantal doelstellingen. In 2016 kunnen kinderen, jongeren en hun ouders in hun directe omgeving terecht met vragen, op de ‘vindplaats’. Kinderen, jongeren en hun ouders zitten zelf aan het stuur bij het vinden van een oplossing in hun eigen omgeving. In Assen staat geen kind buitenspel. Vrijwilligers en professionals zijn getraind in het herkennen van signalen. Ieder gezin heeft één vast aanspreekpunt. Hulp wordt zo dichtbij mogelijk georganiseerd en gericht op positieve oplossingen. Er is één plan per gezin zonder scheidslijnen tussen zorg voor jeugd en volwassenen en tussen zorg binnen en buiten een instelling. De gemeente stimuleert intensieve samenwerking tussen onder andere Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG), onderwijs, voorscholen en welzijn. De gemeente stuurt daarbij op resultaat voor kinderen, jongeren en hun ouders. Participatie van kinderen en jongeren wordt versterkt. 1.2. De belangrijkste wijzigingen in de Jeugdzorg De decentralisatie van een compleet stelsel dat jaren versnipperd heeft bestaan brengt veranderingen met zich mee. 1.2.1. Voor de inwoners Met de keuze voor continuïteit krijgen jeugdigen en gezinnen die op 31 december 2014 zorg ontvangen, deze zorg ook na 1 januari 2015. In Drenthe is afgesproken dat kinderen en jongeren die voor 1 januari 2015 een indicatie voor jeugdzorg hebben gekregen, in 2015 en 2016 recht houden op passende zorg. Vanaf 1 januari 2015 staat bij het bieden van ondersteuning of hulp het principe van eigen kracht van de jeugdige, zijn ouders en de omgeving voorop. Hiermee houden jeugdigen en hun ouders zolang mogelijk zelf de regie. Pas wanneer de jeugdige en zijn omgeving er niet op eigen kracht uitkomen, wordt jeugdhulp ingezet. Ook bij de inzet van jeugdhulp blijft het uitgangspunt de eigen kracht en het netwerk rondom een jeugdige zo veel mogelijk te gebruiken. Doordat de gemeente voor de gehele jeugdhulp verantwoordelijk wordt, kunnen inwoners rekenen op een integrale benadering en hebben zij minder last van versnippering. Jeugdigen en gezinnen krijgen te maken met de gemeente als het gaat om jeugdhulp. Zij biedt de hulp zo passend mogelijk aan. Zo mogelijk hebben een jeugdige en zijn ouders keuzevrijheid met betrekking tot de activiteiten van jeugdhulp of in de aanbieder. Het uitgangspunt is dat een jeugdige en zijn ouders in maximaal twee stappen bij de juiste hulp zijn. 1.2.2. Voor de gemeente De gemeente is straks bestuurlijk en financieel verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de Jeugdwet. De gemeente is beleidsmaker, opdrachtgever, uitvoerder en financieel verantwoordelijke voor alle vormen van jeugdhulp. Het Rijk blijft systeemverantwoordelijke. Dat houdt in dat het Rijk ervoor zorgt dat de randvoorwaarden voor de uitvoering van de Jeugdwet op orde zijn. Waar nodig ondersteunt zij de gemeenten tijdens en na de decentralisatie. Met de decentralisatie van de jeugdhulp is een korting gemoeid. Deze loopt op tot € 450 miljoen structureel in 2017. Dit komt neer op een vermindering van 12,7% van het landelijke budget. De
8
aanname is dat gemeenten deze korting kunnen opvangen door meer inzet op preventie en een integrale aanpak. In de meicirculaire van 2014 is het definitieve budget voor Assen voor 2015 bekend geworden; dit betreft € 24,6 miljoen. Of dit meer of minder is dan wat nu aan zorg voor de Asser jeugdigen wordt besteed is op dit moment nog niet bekend. Van de gemeenten wordt verwacht dat zij voldoende uitvoeringskracht organiseren om alle jeugdigen die dat nodig hebben verantwoorde jeugdhulp te bieden. In geval van preventieve of lichte jeugdhulp kan dit vaak op lokaal niveau worden gerealiseerd. Er zijn echter vormen van jeugdhulp waarvoor het niet mogelijk is. Bijvoorbeeld omdat het heel kostbaar is of om een hele beperkte doelgroep gaat. Voor deze vormen van jeugdhulp is het noodzakelijk dat gemeenten met elkaar gaan samenwerken op (sub)regionaal of bovenregionaal niveau. Voor Assen bestaat de subregio uit de vijf Noord- en Midden Drentse gemeenten Aa en Hunze, Assen, Midden – Drenthe, Noordenveld en Tynaarlo. De regio is vastgesteld op de provincie Drenthe. Met betrekking tot de jeugdbescherming en jeugdreclassering wordt samengewerkt met de gemeenten uit de provincies Drenthe en Groningen. 1.2.3. Voor de aanbieders Voor de meeste aanbieders betekent de decentralisatie van de jeugdzorg dat zij te maken krijgen met een nieuwe opdrachtgever en financier. Dit betekent een andere manier van sturing, verantwoording en bekostiging. Nieuw is ook de werkwijze met meer nadruk op eigen kracht, het aanbieden van zorg nabij en in het kader van een integrale aanpak mogelijke samenwerking met andere aanbieders. Het functioneren onder één regisseur (1 kind – 1 plan – 1 regisseur) is hier onderdeel van. In sommige gevallen zullen aanbieders zich moeten laten certificeren om bepaalde vormen van jeugdhulp te mogen uitvoeren. 1.3. Cijfers en feiten Waar gaat het in Assen nu feitelijk over? Wat is de zorgvraag en welke zorgaanbieders zijn er actief? De financiële kaders vindt u in hoofdstuk 5. 1.3.1. Over de zorgvraag Met 85% van de jongeren gaat het goed. Zij groeien op in een gezin en omgeving die problemen vanuit eigen kracht oppakt, soms met wat lichte ondersteuning. Bij ongeveer 10 % van de jeugdigen is er onvoldoende eigen kracht of is de eigen kracht niet voldoende om problemen tijdens het opvoeden en opgroeien aan te kunnen pakken. Deze jeugdigen en hun ouders kunnen met behulp van korte interventies of ondersteuning door professionals vaak weer verder. Ten slotte is er een groep van ongeveer 3 tot 5 % waar sprake is van (zeer) specialistische problematiek waarvoor een (zeer) gespecialiseerd hulpaanbod nodig is. De percentages die hierboven zijn genoemd, zijn geen harde cijfers maar aannames gebaseerd op de landelijk bekende vraag naar zorg. Het kan dus zijn dat de percentages in een gemeente of regio hiervan afwijken. Vooralsnog wordt in Assen uitgegaan van dezelfde verdeling en hierop is de ambitie ook geformuleerd. In Assen is 27,24 % van alle inwoners tussen de 0 tot 23 jaar. Dat zijn er momenteel ruim 18.000. In het najaar van 2014 vindt voor de continuïteit van zorg een eenmalige gegevensoverdracht plaats van het aantal jeugdigen in zorg in Drenthe. Dit maakt het exacte aantal cliënten in jeugdhulp inzichtelijk. Voor wat betreft de preventieve ondersteuning en hulp zijn er voor Assen al een aantal gegevens bekend. Zo hebben in 2013 in Assen 783 kinderen3 contact gehad met het schoolmaatschappelijk 3
Deze kinderen zitten in het primair-, voortgezet- of speciaal onderwijs, of bij een MBO-instelling.
9
werk. Hiervan hebben 259 kinderen meegedaan aan sociale vaardigheidstrainingen, is in 21 gevallen home videotraining ingezet en zijn er voor 54 kinderen maatjes gevonden in het kader van Mentor4You. Vanuit de Integrale Jeugdgezondheidszorg zijn in 2013 712 kinderen besproken in de zorg- en adviesteams op de scholen. Van de 210 aanmeldingen in 201bij Bureau Jeugdzorg zijn er 41 (terug)verwezen naar het voorliggend veld. Vanuit het voorliggend veld zijn er 5 doorverwijzingen geweest naar Bureau Jeugdzorg. 1.3.2. Over de aanbieders In het regionaal transitiearrangement (RTA) zijn met aanbieders afspraken gemaakt over de continuïteit van zorg en de samenwerking om te komen tot passende zorginfrastructuur voor de verschillende soorten zorg. De volgende zorgaanbieders hebben het RTA ondertekend: orthopedagoog generalist, Drenthe Ambiq, Promens Care, Het Poortje jeugdinrichtingen, GGD Drenthe, GGZ Drenthe, Accare Drenthe/Overijssel, Yorneo (mede namens de landelijk werkende instellingen (LWI)), Bureau Jeugdzorg Drenthe, De Trans en Van Boeijen. Na de ondertekening van het RTA zijn er gesprekken gestart met MEE Drenthe over de jeugdhulp die vanuit deze organisatie wordt aangeboden. MEE Drenthe heeft bewust niet deelgenomen aan het RTA omdat er lang onduidelijkheid was vanuit het Rijk welk deel van het MEE-aanbod aan jeugdhulp over zou gaan naar gemeenten. Met de vrijgevestigden (een deel daarvan is verenigd in KLIK), PGB-aanbieders en huisartsen worden aparte gesprekken gevoerd om afspraken te maken over de overgang van de jeugdhulp. Per 1 januari 2015 geldt dat de taken van Bureau Jeugdzorg (BJZ) op het gebied van Jeugdbescherming en Jeugdreclassering worden ondergebracht bij een gecertificeerde instelling voor de provincies Groningen en Drenthe (2Noord). Het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK)wordt samengevoegd met het steunpunt huiselijk geweld en worden als Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK) ondergebracht bij de GGD Drenthe. Hieraan is ook de expertise en kennis van het voormalige servicecentrum van BJZ gekoppeld. De Toegangstaken van BJZ worden onderdeel van de lokaal georganiseerde toegang. Het functioneel werkgeverschap wordt vooralsnog belegt bij de gecertificeerde instelling 2Noord.
10
2. Sociale opgave 2.1. Wat is de doelgroep? Jeugdhulp is bedoeld voor alle jeugdigen van – 9 maanden tot 23 jaar en hun ouders/opvoeders. In Assen zijn dit de volgende aantallen (m.u.v. ongeborenen): Per 1 januari 2014 (bron CBS) Leeftijd 0 tot 23 jaar 0 t/m 3 jaar 4 t/m 11 jaar 12 t/m 18 jaar 19 t/m 22 jaar Totaal Assen
Aantal 18.306 2.890 6.742 6.036 2.638 67.190
Percentage (van totaal inwoners) 27,24 % 4,3 % 10,03 % 8,98 % 3,93 % 100 %
2.2. Ambities voor de zorg voor jeugd Kinderen in Assen hebben het recht om gezond en veilig te kunnen opgroeien. Ouders en opvoeders zijn hier als eerste verantwoordelijk voor en wanneer zij hierbij hulp nodig hebben, wordt deze hulp op maat aangeboden. Daarbij staat de eigen kracht van het gezin en de omgeving voorop. Om deze basisgedachte concreet vorm te geven zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd4: -
Oplossingen zijn slim, simpel en samenhangend Iedereen doet mee Eigen kracht voorop! Inzet op preventie Vindplaats- en vraaggericht werken Integrale aanpak: één kind – één gezin – één plan (één regisseur) Hulp nabij halen Continuïteit van zorg Nieuw voor oud
Vanuit de basisgedachte en de uitgangspunten hebben wij de volgende ambities geformuleerd voor de zorg voor jeugd5: Inzet op preventie, vindplaatsgericht en vraaggericht werken Door meer in te zetten op preventie en het tijdig signaleren van (potentiële) problemen bij jeugdigen willen wij de inzet van (zeer) gespecialiseerde vormen van jeugdzorg terugdringen. Dit vergt een bredere kijk en nauwe samenwerking van instellingen, professionals en anderen die de jeugdige en zijn gezin tegenkomen in hun dagelijks leven om zo nodig te komen tot een integrale aanpak. Jeugdigen en hun ouders kunnen binnen het Asser model met hun vragen terecht bij professionals in hun directe omgeving. Het gaat dan om scholen, kinderopvang, peuterspeelzalen, buurten en het Centrum voor Jeugd en Gezin. Het CJG in Assen is geen plek, maar een samenwerking tussen verschillende organisaties. Via het CJG kan geschakeld worden naar intensievere en/of zwaardere 4
Deze uitgangspunten volgen uit de verschillende (visie) documenten en (wettelijke) kaders die de afgelopen jaren zijn vastgesteld: Programma Doen – Oog voor Jeugd, Veranderagenda, collegeprogramma 2014 – 2018, maar ook de door ons vastgestelde regionale documenten Als Jeugd en Toekomst tellen en het Regionaal Transitiearrangement. 5 Deze ambities volgen uit verschillende (visie) documenten en kaders die de afgelopen jaren zijn vastgesteld: Programma Doen – Oog voor Jeugd, Veranderagenda, collegeprogramma 2014 – 2018, maar ook de door ons vastgestelde regionale documenten Als Jeugd en Toekomst tellen en het Regionaal Transitie arrangement
11
vormen van ondersteuning en vindt zo nodig afstemming en samenwerking plaats met het Buurtteam en Inwonersplein om een integrale aanpak te waarborgen. Uitgangspunt blijft dat de jeugdige en zijn ouders binnen twee stappen op de juiste plek zijn. De ondersteuning is vraaggericht, licht en dichtbij. Niet het aanbod aan activiteiten of voorzieningen is leidend, maar de vraag die de jeugdige en/of zijn ouders heeft. Bij de vraag wordt een positieve oplossing gezocht die aansluit bij de zwaarte van de vraag en zo dichtbij mogelijk wordt georganiseerd. Alle inzet van ondersteuning en hulp is zo veel mogelijk erop gericht om de jeugdige en zijn omgeving zo snel mogelijk weer in hun eigen kracht zetten zodat zij het weer zelf kunnen. Wanneer er zwaardere hulp nodig is, wordt deze snel ingezet. Ook dan is de inzet er mede op gericht om zo snel mogelijk minder zware hulp in te zetten. Voor de groep (kwetsbare) jeugdigen waarvan duidelijk is dat zij structureel ondersteuning nodig hebben is deze beschikbaar. Bij de inzet van deze structurele ondersteuning wordt echter ook gekeken naar wat de jeugdige en zijn omgeving (op termijn weer) zelf kunnen doen. De overgang naar ‘volwassenenzorg’ verloopt soepel, er is sprake van een doorgaande lijn. Brede ondersteuningsvragen van jeugdigen op het gebied van zorg, onderwijs en/of werk en inkomen worden integraal opgepakt. Daarbij maken wij gebruik bestaande arrangementen voor jeugdigen. Waar nodig versterken wij deze. Eén kind – één gezin – één plan (één regisseur) Wij werken vanuit het principe één kind – één gezin – één plan. Dit plan maakt geen onderscheid tussen zorg voor jeugd en volwassenen en tussen zorg binnen en buiten een instelling. De regie ligt primair bij de jeugdige en zijn ouders. Zij zitten zelf aan het stuur bij het vinden van een oplossing. Wanneer deze oplossing niet in de eigen omgeving te vinden is, of de problematiek te zwaar is om door het gezin op te pakken, krijgen zij ondersteuning van één vaste aanspreekpunt die ook kan optreden als regisseur richting andere professionals en instanties. Vanuit de nieuwe visie op Zorg en Welzijn en de Jeugdwet is er ruimte voor nieuwe concepten voor ondersteuning en zorg. Deze concepten sluiten aan op de vraag en worden samen met en door professionals en cliënten ontwikkeld. Participatie Jeugdigen doen mee in Assen en participeren naar eigen vermogen. Het gaat dan om deelname aan het onderwijs, werk en de samenleving op een positieve en constructieve manier. Ook krijgen jeugdigen de ruimte om te adviseren over het ontwikkelen van de stad en het geven van vorm en inhoud aan de actieve en bereidwillige samenleving en om activiteiten te organiseren. Beschikbare voorzieningen Binnen het aanbod aan activiteiten en voorzieningen is er aandacht voor de keuzevrijheid van de jeugdige en/of zijn ouders. 2.3. Hoe waarborgen wij integraliteit? De transitie jeugdzorg staat niet op zichzelf. Er liggen verbindingen met de AWBZ/WMO, Participatiewet , Passend Onderwijs en met de Veranderagenda Zorg en Welzijn. Om te komen tot een integrale aanpak van al deze verschillende ontwikkelingen zijn de volgende acties ondernomen:
12
Drenthe Alle Drentse gemeenten hebben besloten de uitgangspunten van Positief Opgroeien Drenthe (PoD) te hanteren. Deze werkwijze wordt herkend en gehanteerd door alle professionals die werken met de jeugd in de jeugdhulp, het onderwijs en de voorschoolse voorziening. Voorlopersaanpak Binnen deze aanpak zijn de betrokken gemeenten en schoolbesturen in Noord – Midden Drenthe sinds 2013 bezig met de afstemming en relatie tussen Passend Onderwijs en Zorg voor Jeugd. Er zijn bestuurlijke uitgangspunten geformuleerd en daarop volgend de benodigde acties bepaald. Deze zijn terug te vinden in § 4.7. In Assen Bij de decentralisaties AWBZ/WMO, Participatiewet en Jeugdzorg wordt gewerkt met de uitgangpunten van de Veranderagenda Zorg en Welzijn: slim, simpel en samenhangend beleid, eigen kracht voorop, ook kwetsbare mensen doen mee, 1 gezin – 1 plan – 1 regisseur en nieuw voor oud. In combinatie met de programmatische aansturing zorgt dit voor verbindingen en een integrale aanpak. In Assen wordt gewerkt aan de ‘Toegang’ tot zorg en ondersteuning. De eerste stappen hierin zijn gezet met de realisatie van het Inwonersplein waarin momenteel de gemeente, Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD) en Gemeentelijke Kredietbank (GKB) samenwerken op het gebied van WMO, inkomen en schulden. Experimenten met Buurtteams zijn een opmaat naar een meer decentrale toegang. De Toegang onderscheidt drie ‘hoofdingangen’ waarbij naast het inwonersplein en de buurtteams de toegang jeugd een ingang vormt. Binnen de totale ‘Toegang’ wordt zo veel mogelijk een integrale aanpak gehanteerd, bijvoorbeeld door standaard te werken met een brede intake. Ook worden er goede samenwerkingsafspraken gemaakt tussen de verschillende betrokken partijen.
13
3. Regie- en Sturingsopgave 3.1. Rol en positionering binnen de regio Samenwerking met andere gemeenten, lokaal maatwerk waar mogelijk Voor de uitvoering van de jeugdhulp gaan de gemeenten straks op verschillende niveaus samenwerken. Het gaat om bovenregionale, regionale en subregionale samenwerking en sturing. Het niveau hangt af van de complexiteit en/of zwaarte van de vorm van jeugdhulp. Bovenregionaal: Groningen en Drenthe De Groningse en Drentse gemeenten kopen gezamenlijk jeugdbescherming en jeugdreclassering in. In deze samenwerking onder de noemer 2Noord sturen zij tijdens de RTA-periode gezamenlijk op de uitvoering van jeugdbescherming, jeugdreclassering en het zeer gespecialiseerd jeugdzorgaanbod. Voor het zeer gespecialiseerd aanbod wordt ook samenwerking gezocht tussen Groningen, Friesland en Drenthe. De sturing krijgt haar uitwerking in gezamenlijke opdrachten met een financieel en inhoudelijk kader, resultaat- en verantwoordingsafspraken en het leveren van een bijdrage aan monitoring. Voor het aanbieden van jeugdbescherming en jeugdreclassering moeten instellingen gecertificeerd zijn. Regionaal: Drenthe Tijdens de RTA-periode zullen de gemeenten in Drenthe een licht vorm van samenwerking aangaan. Op dit moment is er een projectorganisatie voor de Drentse samenwerking op de transitie jeugdzorg ingericht. Hierbinnen vindt ambtelijk en bestuurlijk afstemming plaats en wordt besluitvorming voorbereid. De gemeenten blijven eindverantwoordelijk voor de besluitvorming door college en raad als het gaat om kaderstelling, controle , beleid en de budgetten. In de regio wordt samengewerkt bij het doorontwikkelen van Positief Opgroeien Drenthe (PoD). De interventieniveaus van PoD zijn ook de basis voor de gezamenlijke inkoop van hulp en ondersteuning. Zie hiervoor ook § 4.4 Inkoop en § 5.3. Uitvoering juridisch kader. De regionale sturing krijgt zijn uitwerking in inkoopopdrachten voor de specifieke jeugdzorgaanbieders. Subregionaal: Noord- en Midden-Drenthe De subregio Noord- en Midden-Drenthe bestaat uit de gemeenten Aa en Hunze, Assen, Midden – Drenthe, Noordenveld en Tynaarlo. Er wordt bestuurlijk en ambtelijk samengewerkt bij het plan Versterking Voorliggend Veld (§ 4.5.2.), zorgstructuur Voortgezet Onderwijs en samenwerking onderwijs, werk en zorg. Daarnaast wordt per thema gekeken welke schaal het meest geschikt is: lokaal of subregionaal. 3.2. Regie en sturing op de uitvoering De gemeente Assen stuurt op maatschappelijke effecten en resultaat, dit start bij de inkoop van ondersteuning en hulp. Uitvoeringsorganisaties ontvangen heldere kaders en randvoorwaarden waaraan zij moeten voldoen. Daarbinnen krijgen zij ruimte om te innoveren en de zorg zodanig vorm te geven dat deze verantwoord is. Gemeente, aanbieders en inwoners zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor alle kinderen uit Assen die ondersteuning of hulp nodig hebben. Wij zorgen niet voor, maar zorgen dat.
14
In Drents verband is onderstaand basismodel voor samenwerking vastgesteld door zowel gemeenten als uitvoeringsorganisaties. Het groene gedeelte staat voor de 85% van de jeugdigen waar het goed mee gaat. Zij hebben geen of hooguit ondersteuning nodig tot en met PoD-interventieniveau 3. In het gele middengedeelte gaat het om de 10 % van de jeugdigen die verder kunnen met behulp van korte interventies en/of ondersteuning op PoD interventieniveau 4 tot en met 6. Het rode gedeelte voor de 5% van de jeugdigen die aangewezen is op gespecialiseerde vormen van jeugdzorg. Het gaat dan om PoD-interventieniveaus 7 en 8. De gezamenlijke ambitie is het reduceren van de gespecialiseerde vormen van jeugdzorg van 5% naar 3% van de jeugdigen. Het aandeel jeugdigen dat een beroep doet op korte interventies of ondersteuning willen wij terugdringen van 10% naar 7%. Dit leidt uiteindelijk tot een vergroting van het aandeel jeugdigen dat zelfstandig of met lichte ondersteuning opgroeit van 85% naar 90%.
Om deze gezamenlijke ambitie te realiseren maakt de gemeente Assen vooraf goede afspraken over maatschappelijke effecten en resultaten. In de afspraken met de aanbieders worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: - Sturen op resultaat en effect, de invulling is aan de organisaties; - Lichte verantwoordingsadministratie; - Vergelijkbaarheid van gegevens tussen organisaties en gemeenten; - Zakelijk op resultaat; - Zo nodig bijstellen van beleid of bijsturen in de opdracht; - Regie op kwaliteit, (doorloop)tijd en geld (beheersing van de kosten); Managementsturing is van groot belang voor de resultaatsturing en cultuurverandering op de werkvloer; De twaalf Drentse gemeenten richten samen met de gecontracteerde zorgaanbieders een bestuurlijk overlegplatform in. Dit toetst de voortgang van de transformatie, de uitvoering van het transformatieplan jeugdhulp en het RTA. Voor de sturing en control op de gezamenlijk ingekochte jeugdhulp met de twaalf gemeenten wordt een eenvoudig en transparant systeem gehanteerd. ‘Ervaring opdoen’ is daarbij een belangrijk uitgangspunt. Het systeem richt zich op: - De toegang tot jeugdhulp; - Het gebruik van ingekochte zorg door de afzonderlijke gemeenten; - Het bewaken van de budgettaire kaders; - De kwaliteit van de aanbieders; - De kwaliteit van de dienstverlening (waaronder leveringsplicht en overgangsrecht). In de nieuwe governance-structuur met aanbieders ligt de nadruk op het waarborgen van de onderlinge samenhang tussen sturen, beheersen, verantwoorden en toezichthouden. Dit moet
15
leiden tot het effectief en efficiënt behalen van de vooraf vastgestelde doelstellingen. Dit is echter niet van de één op andere dag gerealiseerd, wij werken hier in stappen naartoe. 3.3. Regie en sturing op de kwaliteit De gemeente Assen stuurt op de inkoop en inzet van kwalitatief goede ondersteuning en hulp. De basiskwaliteit voor jeugdhulp is vastgelegd in de Jeugdwet en geldt als minimumnorm. Er is sprake van één kwaliteitsregime, met één toezichthouder en één handhaver. De gemeente Assen werkt nauw samen met de Inspectie Jeugdzorg conform de afspraken vastgelegd in ‘Factsheet Afsprakenkader; afstemming gemeenten en rijksinspecties over de uitvoering van het landelijk toezicht in het jeugddomein’. Om de basiskwaliteit in de jeugdhulp te bereiken zijn in de Jeugdwet verschillende opdrachten en kwaliteitseisen opgenomen aan gemeenten en aanbieders van jeugdhulp. Het voert te ver om alle opdrachten en kwaliteitseisen hier te benoemen. Deze paragraaf gaat over het toezicht en de handhaving van de kwaliteit. In de verordening legt de gemeenteraad de wettelijke basis voor het bestrijden van ten onrechte ontvangen individuele voorzieningen of persoonsgebonden budgetten (PGB) en het oneigenlijk gebruik of misbruik van de wet. De wetgever heeft ervoor gekozen om één (basis)kwaliteitsregime in de Jeugdwet vast te leggen, geldend voor alle jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen. De Inspectie Jeugdzorg, die onder ministerie van VWS valt, is aangewezen als toezichthouder en handhaver op de kwaliteit in algemene zin bij de jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen. Dit houdt in dat gemeenten niet rechtstreeks toezicht houden of kunnen handhaven bij de instellingen op het voldoen aan de minimumkwaliteitseisen uit de wet. Wel kunnen gemeenten bij de inkoop nadere kwaliteitseisen stellen aan de jeugdhulp. Bij het niet voldoen aan deze eisen kan het contract worden ontbonden. Gecertificeerde instellingen mogen als enige kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering uitvoeren. De certificering gebeurt door een landelijke instelling, aangewezen door het ministerie van Veiligheid en Justitie. De Inspectie Jeugdzorg houdt toezicht op het voldoen aan de wettelijk gestelde kwaliteitseisen.
16
4. Van ambitie naar uitvoering In dit hoofdstuk wordt op hoofdlijnen aangegeven hoe de ambities zoals opgenomen in voorgaande hoofdstukken worden vertaald naar (kaders voor) uitvoering. 4.1. Wettelijke kaders De Jeugdwet is het kader voor de overdracht en uitvoering van de jeugdhulp door gemeenten. In de Jeugdwet staan de bepalingen die de verantwoordelijkheid van de gemeente regelen. Daarnaast is voor de jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen bepaald waaraan zij minimaal moeten voldoen. De Jeugdwet geeft aan waar het beleid van de gemeente op gericht moet zijn als het gaat om preventie, jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering en de uitvoering hiervan: a) Het voorkomen van dan wel vroegtijdig signaleren van en interveniëren bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen: b) Het versterken van het opvoedkundig klimaat in gezinnen, wijken, buurten, scholen, kinderopvang en peuterspeelzalen; c) Het bevorderen van de opvoedvaardigheden van de ouders zodat zij in staat zijn hun verantwoordelijkheid te dragen voor de opvoeding van hun kind(eren); d) Het inschakelen, herstellen en versterken van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige, zijn ouders en de personen die tot hun sociale omgeving behoren, waarbij voor zover mogelijk wordt uitgegaan van hun eigen kracht; e) Het bevorderen van de veiligheid van de jeugdige in de situatie waarin hij opgroeit; f) Integrale hulp aan de jeugdige en zijn ouders als sprake is van multiproblematiek. g) Het tot stand brengen en uitvoeren van familiegroepsplannen en het verlenen van hulp op basis van familiegroepsplannen. Jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen zijn verantwoordelijk voor het leveren van verantwoorde hulp. Het gaat om hulp van een goed niveau die veilig , doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verleend. 4.2. Asser Uitvoering
Niet zorgen voor, maar zorgen dat. Wij geven de ruimte voor eigen kracht en ondersteunen daar waar dat nodig is.
Jeugdigen, ouders en hun omgeving zijn zo veel mogelijk in staat om zelf vragen en problemen aan te pakken. Zo nodig helpt een professional in de nabije omgeving hen hierbij op weg. Hiervoor investeert de gemeente Assen in preventie. Vragen kunnen zo tijdig worden gesteld en problemen kunnen worden voorkomen of in ieder geval vroeg gesignaleerd. Inwoners en instellingen in de directe omgeving van jeugdigen zijn als eerste aangewezen om vragen te beantwoorden en problemen vroegtijdig te signaleren. Investeren in deze omgeving (gezin, buurten, wijken) en het voorliggend veld (scholen, kinderopvang, peuterspeelzalen, CJG) is noodzakelijk om de gestelde ambities te realiseren. Hulp aan jeugdigen en ouders wordt op maat aangeboden. De vraag is hierin leidend. De jeugdige en zijn ouders zijn en blijven zelf verantwoordelijk en worden hier ook op aangesproken. Uitgangspunt bij het bieden van hulp is niet ‘zorgen voor, maar zorgen dat’. Het probleem wordt niet voor de jeugdige en zijn omgeving opgelost, maar door de jeugdige. De regie blijft dus altijd bij de jeugdige en
17
zijn omgeving, tenzij het echt niet anders kan. Inzet van hulp is daarom altijd gericht op het inschakelen, herstellen en versterken van de eigen kracht van de jeugdige en zijn omgeving. Vragen en problemen worden in samenhang aangepakt. In geval van multi-problematiek is er sprake van een integrale aanpak volgens het principe: één kind – één gezin – één plan (één regisseur). Dit plan blijft van de jeugdige en zijn ouders en is niet vrijblijvend. Het perspectief, resultaat van de ingezette hulp en de eigen mogelijkheden maken onderdeel uit van het plan. De continuïteit van zorg wordt voor de periode 2014 – 2016 gewaarborgd door het nakomen en uitwerken van het RTA met alle Drentse gemeenten. 4.3. Toeleiding jeugdhulp Een jeugdige en zijn ouders kunnen in hun directe omgeving terecht met vragen en problemen. Het CJG is het schakelpunt naar zwaardere en/of intensievere vormen van ondersteuning en hulp, de jeugdige en zijn ouders zijn binnen twee stappen bij de juiste hulp. Ondersteuning en hulp worden nabij het gezin gehaald en sluiten aan de op de vraag. Dit wordt gerealiseerd volgens het principe ‘slim, simpel en samenhangend’. In de provincie Drenthe is het van belang dat de toeleiding naar jeugdhulp vanuit de verschillende gemeenten op basis van dezelfde uitgangspunten plaatsvindt. In dit kader zijn regionaal de volgende kaders met elkaar afgesproken: - ‘Toeleiding naar hulp gaat via een eenvoudig model via het uitgangspunt ‘matched care’ dat hulp ‘nabij haalt’ via maximaal twee schakelpunten. Het eerste schakelpunt is verbonden met het sociaal domein. Het tweede schakelpunt is de ingang tot specialistische jeugdhulp waaronder tevens de gedwongen jeugdhulp. - Ouders en jeugdige zijn zelf verantwoordelijk en worden daarop aangesproken en waar nodig ondersteund vanuit het voorliggende veld door een kernpartner in het CJG. Dit gebeurt ook bij de inzet van vrijwillige of gedwongen hulp. - Tot en met PoD niveau 3 is hulp vrij toegankelijk. Niveau 4 wordt via een professional ingezet. De niveaus 5 en hoger zijn niet vrij toegankelijk - Het plan uit 1gezin-1plan-1aanspreekpunt is eigendom van ouders en jongere. Het plan is niet vrijblijvend voor betrokkenen en het perspectief, resultaat van de ingezette hulp en de eigen mogelijkheden van ouders en jongeren zijn onderdeel van het plan. - In het normale leven wordt de toeleiding naar hulp georganiseerd. - De decentralisatie jeugdzorg wordt in eerste instantie gezien als de doorontwikkeling van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG)’. In Assen verloopt de toeleiding naar jeugdhulp via de ‘Toegang’. De Toegang bestaat uit het Inwonersplein, de buurtteams en de toegang jeugd en biedt toegang naar alle voorzieningen in het sociale domein. De toegangsfunctie jeugd is er voor jeugdigen van – 9 maanden tot 23 jaar en hun ouders. Er is in Assen bewust gekozen voor een aparte toegang voor de jeugd die aansluit bij het dagelijks leven van jeugdigen en hun ouders, het zogeheten vindplaatsgericht werken. Het CJG Assen is een samenwerkingsmodel waarbij uitvoering plaatsvindt op de vindplaatsen van de jeugdigen en hun ouders. Het CJG is in de uitvoering verantwoordelijk voor advies, informatie, preventie en vrij toegankelijke lichte vormen van hulpverlening . In het Asser CJG werken consultatiebureaumedewerkers, jeugdverpleegkundigen, schoolmaatschappelijke werkers en jeugdartsen samen. Ook professionals die met jeugd werken kunnen bij het CJG terecht voor advies. Via het CJG kan geschakeld worden naar intensievere en/of zwaardere vormen van hulp op PoD niveau 4 en hoger.
18
Binnen de toegangsfunctie jeugd is bij schakeling naar zwaardere vormen van ondersteuning en hulp (POD niveau 4 t/m8) sprake van een (boven)regionale verbinding. Op een aantal onderdelen is een uniforme werkwijze met de twaalf Drentse gemeenten het uitgangspunt om de toeleiding naar de zwaardere vormen van zorg goed te laten verlopen. Huisartsen, jeugdartsen en medisch specialisten vormen binnen de Jeugdwet een aparte groep die jeugdigen ook mogen verwijzen naar jeugdhulp. Het college is verantwoordelijk voor het toegankelijk maken en houden van jeugdhulp via verwijzing door huisarts, jeugdarts of medisch specialist. Het AMHK (Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling) is direct toegankelijk voor burgers en professionals voor advies, consultatie en melding voor alle vormen van geweld en-of afhankelijkheidsrelaties en zorgwekkende situaties. Er vindt aansluiting plaats tussen het AMHK en de praktijk van onder meer de CJG’s en scholen. Binnen het justitiële domein worden onder meer maatregelen in het kader van jeugdbescherming en jeugdreclassering opgelegd. Hierbinnen zijn de Raad voor de kinderbescherming, de Rechtelijke macht en veiligheidshuizen belangrijke partijen waarmee samenwerking is of wordt vormgegeven. 4.4. Inkoop Voor 2015 en 2016, vindt de inkoop voor de nieuwe gemeentelijke taken op het gebied van de jeugdhulp op Drents niveau plaats. De twaalf Drentse gemeenten gaan gezamenlijk verplichtingen om de continuïteit van de jeugdzorg te garanderen is. Hierbij wordt minimaal gebruik gemaakt van de huidige zorgaanbieders.
4.4.1. Regionale afspraken In het Regionaal Transitiearrangement (RTA) is continuïteit van zorg afgesproken tussen gemeenten en zorgaanbieders voor jaren 2015 en 2016. Voor de inkoop van zorg houdt dit in dat de lopende behandelingen of afgegeven indicaties afgemaakt kunnen worden. Om dit te realiseren moet de noodzakelijke infrastructuur in stand worden gehouden. Daarom is ervoor gekozen om in 2015 en 2016 de huidige aanbieders te blijven contracteren. Voor de realisatie hiervan zijn op Drents niveau de volgende uitgangspunten geformuleerd: - De realisering van de niet-vrij toegankelijke jeugdhulp vindt plaats binnen de beschikbare gedecentraliseerde rijksmiddelen. - In 2015 en 2016 vindt de inkoop voor de nieuwe gemeentelijke taken op het gebied van de jeugdzorg op Drents niveau plaats. - De twaalf Drentse gemeenten gaan gezamenlijk, binnen de kaders en volumes van de via de meicirculaire 2014 voor jeugdzorg beschikbare middelen, verplichtingen aan zodat in ieder geval de continuïteit gegarandeerd is. - Bij het aangaan van deze verplichtingen worden de uitgangspunten van de noodzakelijke transformatie uit het RTA ingevuld. Wel wordt zoveel mogelijk voortgeborduurd op de huidige bekostigingsmodellen. 4.4.2. Opgave zorgaanbieders De gemeenten houden de zorgaanbieders eraan dat ze in de RTA periode hetzelfde aantal jeugdigen dat in 2014 zorg krijgt, passende hulp blijven bieden. Dit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de zorgaanbieders. Tegelijkertijd spreken wij met de zorgaanbieders af dat er geen wachtlijsten gaan ontstaan. Op basis van de huidige cijfers gaan wij ervan uit dat in 2015 in ieder geval 15.200 jeugdigen jeugdhulp kunnen krijgen. Het precieze aantal jeugdigen in zorg wordt najaar 2014 bepaald.
19
De bezuiniging die eind 2016 in totaal 20% van het budget ten opzichte van 2014 bedraagt heeft hier geen invloed op. Globaal is de bezuiniging als volgt verdeeld over de verschillende jaren: 2015 -> 10%, 2016 -> 6% en 2017 -> 4%. De zorgaanbieders opereren zelfstandig op de markt van jeugdhulp, maar werken ook samen en geven gezamenlijk invulling aan de volgende vormen van zorg: dagbehandeling, verblijf, ambulante gespecialiseerde jeugdhulp, integrale vroeghulp, crisisinterventie. De onderlinge samenwerking houdt een actieve onderlinge informatieplicht in. De aanbieders delen vooraf voornemens, innovatie en veranderingen in het zorgaanbod en zorgen voor afstemming. Met de twaalf Drentse gemeenten worden accountteams ingevuld voor het relatiebeheer met de zorgaanbieders. Ook met de accountteams worden voornemens, innovatie en veranderingen in het zorgaanbod door aanbieders vooraf gedeeld en afgestemd. De accountteams zorgen voor monitoring van de acties uit het transformatieplan en individuele transformatieplannen. 4.4.3. Contractering Voor de inkoop van jeugdhulp gaan de gemeente uit van de huidige aanbieders. Dit biedt voldoende variatie en keuzevrijheid voor cliënten. Het uitgangspunt voor het contracteren is continuïteit van zorg. Om het aantal contractanten te beperken wordt gewerkt met een systeem van hoofd- en subcontractanten. Hierbij kunnen ook collectiviteiten (waar zorgaanbieders zich vrijwillig kunnen aansluiten) als contractant fungeren. De domeinindeling6 wordt in ieder geval in 2015 gebruikt om de transitie optimaal te kunnen laten verlopen en om tegelijkertijd de transformatie in gang te zetten. Wij kiezen hierbij voor een ‘zachte landing’. Ook werken wij toe naar een vorm van resultaatgericht contracteren. Tot die tijd is sprake van prestatiegericht contracteren. Voor zeer specialistische functies van zorg zien wij samenwerking op de schaal van Noord Nederland (Groningen, Friesland en Drenthe) noodzakelijk. 4.4.4. Monitoring Zorgaanbieders die jeugdhulp in Drenthe willen leveren (vanaf interventieniveau drie) nemen verplicht deel aan het ‘factlab jeugdhulp’ dat jaarlijks door PIONN wordt georganiseerd. Het factlab maakt inzichtelijk hoeveel ‘unieke cliënten’ er in zorg zitten. Hiervoor leveren de betrokken zorgaanbieders gegevens aan die direct worden geanonimiseerd . Voor monitoring van de voortgang van de transformatie komt er een zogenoemde transitie- en transformatiemeter. Met dit instrument worden resultaten en processen gevolgd. 4.5. Aanbod jeugdhulp Het aanbod jeugdhulp vormt één samenhangende keten. De uitgangspunten en de methodiek van Positief Opgroeien Drenthe (PoD) zijn het fundament van de jeugdzorgketen. In Assen zetten wij actief in op preventief jeugdbeleid en het versterken van het voorliggend veld. Naast ondersteuning en hulp in natura, zien wij het persoonsgebonden budget als een goed instrument voor individueel maatwerk.
6
Het betreft drie domeinen: de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) die onder de Wet op de jeugdzorg tot 2015 gefinancierd werd via de zorgverzekeringswet, de (licht)verstandelijk beperkten (L)VB) gefinancierd tot 2015 via de AWBZ en de opvoeden opgroeiondersteuning en de jeugdbescherming en jeugdreclassering, tot 2015de begrotingsgefinancierde zorg.
20
4.5.1. De Drentse Jeugdzorgketen In Drenthe hebben gemeenten, provincie en zorgaanbieders afgesproken dat zij werken met een ordening in acht interventieniveaus. Dat varieert van lichtste interventies zoals voorlichting tot het zwaarste zoals verblijf, gecombineerd met behandeling en dagbesteding. In het model hieronder zijn deze interventieniveaus nader uitgewerkt.
Een deel van de interventie niveaus zijn vrij toegankelijk en het overige deel is via drie mogelijke routes toegankelijk 1) na verwijzing door een door het college aangewezen functionaris 2) na verwijzing door een huisarts, jeugdarts of medisch specialist 3) na een uitspraak van een rechter In bijlage 1 zijn de verschillende interventieniveaus en vormen van aanbod nader toegelicht. Wij hebben de ambitie dat een jeugdige met zijn ouders op elke plek in de keten kan ‘instappen’. De plek van instappen is verbonden aan de vraag die de jeugdige heeft. Hij is binnen twee stappen op de juiste plek. Binnen de voorzieningen kan snel worden op- of afgeschaald naar een zwaardere of lichtere voorziening, zodat het aanbod blijft aangesloten op de vraag die er leeft. Niet alleen instappen kan op elke plek en op elk moment, ook het uitstappen (met uitzondering van jeugdigen die zich in het gedwongen kader bevinden). Als de jeugdige en zijn ouders weer op eigen kracht verder kunnen, is er geen voorziening meer nodig en stappen ze uit de keten. De keten onthoudt wel wat er is gebeurd. Als instappen later weer nodig blijkt dan gebeurt dit zo soepel mogelijk. Het aanbod in de jeugdhulpketen bestaat uit passende en gerichte interventies. Daarbij vervangen lichtere en kortdurende interventies in de eigen omgeving, waar mogelijk de zware, langdurende interventies buiten de eigen omgeving.
21
4.5.2. Transformeren van de jeugdhulp Bij de uitvoering van de jeugdhulp gaan wij met de volgende vijf principes (the big five) werken aan het daadwerkelijk transformeren van de jeugdhulp. Deze principes zijn: 1) Ieder kind groeit op in een positief stimulerende omgeving. 2) Burgers, gemeenten en zorgaanbieders bouwen met elkaar aan een participerende samenleving. 3) Wij hanteren het principe van ‘matched care’: in maximaal twee stappen is een vraag rond jeugdhulp op de juiste plek. 4) Geen verslechtering in wachttijd, geen overdiagnostiek. 5) Op alle interventieniveaus zijn zorg, kennis en attitude in samenhang. De aanbieders van jeugdhulp en preventie werken samen per interventieniveau. De ambitie is om op alle interventieniveaus vindt de zorg in samenhang plaats te laten vinden. Dit realiseren wij door op alle niveaus vanuit de verschillende invalshoeken na te denken over de rol in aanbod, kennis en attitude die zowel het preventieve domein als de meer gespecialiseerde zorgvormen hebben. Op alle niveaus van hulp zijn beide velden betrokken waarbij de inzet van het preventieve veld en gespecialiseerde veld verschuift naarmate de hulp lichter of zwaarder van aard is. De samenwerking tussen aanbieders uit jeugdhulp en preventie vraagt om formalisering en zien wij al niet vrijblijvend. De samenwerking tussen de aanbieders uit de verschillende vormen van jeugdhulp en preventie ziet er per interventieniveau als volgt uit: Interventieniveau 1. algemene voorlichting 2. gerichte training/voorlichting 3. t/m 5 gesprekken 4. 5 – 12 gesprekken 5. 12 – 20 gesprekken 6. meer dan 20 gesprekken 7. zorg overdag 8. verblijf -
-
Voorliggend veld
Gespecialiseerde zorg
De aanpak in zorg tussen Licht Verstandelijk Beperkten (LVB) en Verstandelijk Beperkten (VB) wijkt in de basis af. Daarom wordt voor de zorg voor LVB en VB vanaf interventieniveau 5 onderscheid gemaakt in de noodzakelijke interventies. Voor LVB geldt het uitgangspunt dat er een positieve ontwikkeling tot stand komt. Voor de VB is het creëren van stabiele situatie het hoofddoel. Voor de interventieniveaus 3 en 4 geldt in algemene zin dat de regie en coördinatie lokaal plaatsvindt. Voor interventieniveau 4 geldt dat deze niet autonoom in te zetten is, maar een interventie betreft die aansluit op een door een generalist gesignaleerde behoefte. De bevoegdheid hiertoe wordt aan deze ‘generalisten’ toegewezen.
Crisisopvang In Drenthe komt één gezamenlijke crisisdienst met één centraal telefoonnummer voor crisismeldingen. 4.5.3. Aanbod in Assen In Drents verband is afgesproken dat de gemeenten zelf zorgen voor de interventies tot en met PoDniveau 3. Vanaf PoD-niveau 4 worden de interventies door de gemeenten gezamenlijk georganiseerd.
22
Preventief Jeugdbeleid Preventief Jeugdbeleid is er op gericht te voorkomen dat jeugdigen een verwijzing krijgen en duurdere vormen van jeugdhulp gaan gebruiken. Dit kan door informatie en advies , preventieve activiteiten, kortlopende interventies en het nabij halen van specialistische kennis. Daarnaast wordt gewerkt met het versterken van sociale netwerken en staat de versterking van de eigen kracht van het gezin voorop. Om deze nieuwe werkwijze te implementeren is er een subregionaal plan Versterken Voorliggend Veld (VVV) opgesteld. Onder het voorliggend veld wordt verstaan de plekken waar jeugdigen en hun ouders zich langs hun natuurlijke leeroutes bewegen zodat preventief en vroegtijdig ingrijpen hier goed mogelijk is. In 2014 richt dit plan zich met name op de professionals binnen het CJG. Vanaf 2015 wordt hierbij ook het vrijwillig- en professioneel kader dat werkt met jeugd betrokken. In het plan VVV is uitgegaan van de regionale beleidskaders op het gebied van toeleiding (§ 4.3.) en aanbod (§ 4.5.1.) jeugdhulp. Thema’s in het plan VVV zijn professionele ontmoetingen, rollen taken en verantwoordelijkheden, competenties, privacy en de inzet van vrijwilligers. Persoonsgebonden budget Het persoonsgebonden budget (PGB) blijft mogelijk in de nieuwe Jeugdwet. De Jeugdwet gaat uit van een voorziening in natura, tenzij de jeugdige of ouders wensen dat er een PGB wordt verstrekt. Aan het verstrekken van een PGB is een aantal wettelijke voorwaarden (artikel 8.1.1. Jeugdwet) verbonden: - Naar het oordeel van het college moet de jeugdige of zijn ouders op eigen kracht (eventueel met hulp vanuit de omgeving of door een professional) voldoende in staat zijn de aan de PGB verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. - De jeugdige en zijn ouders moeten motiveren waarom zij een individuele voorziening niet passend achten. - Naar het oordeel van het college moet de jeugdhulp die met de PGB wordt ingekocht van goede kwaliteit zijn. Overigens ontvangen de jeugdige of zijn ouders niet het geld van het PGB, maar bestedingsruimte. De Sociale Verzekeringsbank doet de daadwerkelijke betalingen namens de gemeente. Wij zien het PGB als een bruikbaar instrument voor individueel maatwerk. Inwoners hebben hiermee directe zeggenschap over hun ondersteuning. Daarom handhaven wij voor de cliënt de mogelijkheid van het PGB. De komende tijd wordt gebruikt om zicht te krijgen op het huidige gebruik van PGB in relatie tot de noodzakelijke bezuinigingen en de kwaliteit van de verleende zorg. Voor 2015 e.v. is onze ambitie om (solitaire) aanbieders van PGB-zorg in het veld van ondersteuning en jeugdhulp mee te laten gaan met de transformatiedoelstellingen. 4.6. Cliënten en kwaliteit Jeugdigen en hun ouders zijn betrokken bij hun eigen hulp. De positie van de cliënt willen we versterken. Met het cliëntenbeleid stellen wij de rechten van cliënten vast en stimuleren wij hun betrokkenheid bij gemeente en zorginstellingen zodat hun positie wordt versterkt. Hierbij onderscheiden wij: 1) De regierol van gemeenten om cliëntenbeleid te formuleren en daarbij: a) cliëntondersteuning te bieden door informatie, advies en algemene ondersteuning. Dit versterkt zelfredzaamheid en participatie (conform de nieuwe WMO). b) zelf vormgeven aan cliëntenparticipatie. Het gaat hierbij om de invloed die jeugdigen, ouders en jeugdzorgcliënten hebben op de ontwikkeling en invulling van het jeugdbeleid.
23
c) toezien op de toepassing van cliëntenbeleid door instellingen. d) verantwoordelijk zijn dat jeugdigen en ouders/opvoeders een beroep kunnen doen op een vertrouwenspersoon7. 2) Toepassing van cliëntenbeleid door instellingen. Zij dragen zorg voor invulling van een cliëntenraad, het opstellen van een klachtenregeling en het aanstellen van een vertrouwenspersoon. Punt 1a wordt in Assen uitgewerkt binnen de WMO. Hiervoor loopt een provinciaal traject waaraan Assen deelneemt. De punten 1b t/m 1d worden ook provinciaal opgepakt. Op basis van de landelijk uitgezette lijnen wordt provinciaal en subregionaal invulling gegeven aan het cliëntenbeleid. Alle gemeenten in Nederland hebben een principeakkoord gegeven op collectieve financiering van ‘het vertrouwenswerk’. Volgend uit dit principebesluit wordt het vertrouwenswerk in Drenthe gewaarborgd voor de RTA-periode 2014 – 2016. Hierbij zijn als aandachtpunten opgenomen: - Het landelijk besluit mag niet de consequentie hebben dat het vertrouwenswerk op afstand komt te staan. In Drenthe wordt een regionaal gezicht gewaarborgd. - Als de landelijke termijn afwijkt van de RTA-periode, wordt in ieder geval de RTA-periode aangehouden. - De belangenbehartiging van pleeggezinnen in Drenthe worden tijdens de RTA-periode ingekocht bij Stichting Pleegwijzer. Er wordt samenhang aangebracht in de inrichting van vertrouwenswerk en klachtrecht binnen het sociale domein. In de RTA-periode wordt een visie opgesteld op cliëntenbeleid, -participatie en –ondersteuning, en het doorvoeren van verbeteringen. De provinciale werkgroep cliëntenbeleid en de WMO werkgroep cliëntenondersteuning zullen hiervoor een eerste aanzet/voorstel ontwikkelen. Voor de samenwerking tussen gemeenten en instellingen wordt ingezet op voortzetting van de huidige samenwerking. Professionals zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van de uitvoering. Wij verwachten van zorgaanbieders dat zij werken en denken als maatschappelijke ondernemers. Vanuit onze regie- en sturingstaak op kwaliteit zullen wij zorgdragen voor ‘good governance’, innovatiekracht, verminderen van regeldruk en handelingsruimte voor professionals. 4.7. Aansluiting onderwijs De gemeenten Aa en Hunze, Assen, Midden Drenthe en Tynaarlo in de regio Noord en Midden Drenthe zullen aansluiten bij de afspraken die gemaakt zijn in het kader van het Op Overeenstemming Gericht Overleg (OOGO) Passend Onderwijs op 24 januari jl. Tijdens het OOGO zijn de Ondersteuningsplannen van de samenwerkingsverbanden primair- en voortgezet onderwijs in de regio besproken. Voor jeugd en onderwijs in relatie tot zorg is er sprake van een natuurlijke ‘toegang’ tot zorg, georganiseerd op de leefroutes van ouders en kinderen. Er wordt gewerkt aan een helder eindbeeld van de toegang tot zorg inclusief de rol van welzijn en onderwijs. De visie Positief Opgroeien Drenthe (PoD) zal hierin een verbindende factor zijn, omdat deze voor zowel welzijnspartners, onderwijs als het jeugddomein een kader bieden om de samenwerking te operationaliseren. Voor de gemeenten in Noord en Midden Drenthe zijn daarbij de uitgangspunten uit de Ondersteuningsplannen van de beide Samenwerkingsverbanden zeer herkenbaar en bieden 7
De gemeente is er verantwoordelijk voor dat jeugdigen en ouders een beroep kunnen doen op een vertrouwenspersoon. Conform het besluit op 18 juni 2014 door de Algemene Ledenvergadering van de Vereniging Nederlandse Gemeenten worden vanuit het macrobudget middelen vrijgemaakt om landelijk het vertrouwenswerk in te kopen.
24
aanknopingspunten voor het versterken van de samenhang tussen passend onderwijs en de gemeentelijke benadering in Zorg voor Jeugd. Deze uitgangspunten betreffen: - Kind nabij - Preventie en zorg op maat - Vindplaats/wijkgericht - Eén kind, één plan, één regisseur - Geen thuiszitters - Samenwerking tussen onderwijs en de ketenpartners - Betrokkenheid van ouders Afgesproken is dat de missie en visie8, alsmede de uitgangspunten zoals vastgelegd in de Ondersteuningsplannen, het richtinggevend beleidskader vormen, ook ten aanzien van de afstemming met de Jeugdhulpplannen. Wij zullen zoals in het OOGO afgesproken op basis van een Ontwikkelagenda nadere uitwerking geven aan de kwaliteit van de jeugdhulp in relatie tot het onderwijs, inclusief het MBO waar eveneens aan een Passend Onderwijs wordt gewerkt. Alhoewel de gemeenten in formele zin geen OOGO met het MBO voeren, is het MBO een relevante overlegpartner in de afstemming met de zorg. Onderwerpen op de Ontwikkelagenda zijn: - Aansluiting onderwijs-zorg - Thuiszitters/leerplicht - Leerlingenvervoer - Transparante overlegstructuur en communicatie. Tijdens het OOGO hebben de beide samenwerkingsverbanden een aantal wensen geformuleerd voor wat betreft de aansluiting onderwijs en zorg. Deze wensen zijn geëxpliciteerd in de Ondersteuningsplannen. Het betreft o.a. kwaliteitsaspecten, toegang tot de zorg, terugkoppeling vanuit jeugdhulp naar onderwijs, wachttijden, etc. Afgesproken is dat deze wensen in de uitwerking van de Ontwikkelagenda daar waar mogelijk zal plaatsvinden. Uitwerking van de Ontwikkelagenda voor Noord- en Midden Drenthe zal plaatsvinden in het Regio-overleg Passend Onderwijs en Zorg voor jeugd. Onderwijs, maar ook de voorschoolse voorzieningen, wordt gerekend tot het voorliggend veld en heeft daarmee een belangrijke rol bij het streven naar vermindering van de inzet van zwaardere jeugdzorg. Onderwijs vervult in signalering en eerste opvang nu al een belangrijke rol en kan die nog versterken. Het onderwijs zal daartoe door de gemeenten in het kader van de plannen Versterking Voorliggend Veld in staat worden gesteld. Gespecialiseerde dyslexiezorg In overleg met de samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs (en de MBO’s) zal worden bepaald op welke wijze de bestaande verwijsstructuur naar de gespecialiseerde dyslexiezorg ingevuld gaat 8
De missies uit beide samenwerkingsverbanden zijn erop gericht een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen de scholen te realiseren en wel zodanig dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelproces kunnen doormaken en leerlingen die extra ondersteuning behoeven een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen. De visie: voor alle leerlingen in Noord- en Midden Drenthe realiseren de samenwerkingsverbanden passend onderwijs. Passend onderwijs en ondersteuning wordt zoveel mogelijk in de eigen woonomgeving aangeboden. Indien het in het belang is van de ontwikkeling van een kind, wordt de leerling begeleid naar een speciale voorziening. Leraren vormen de spil in het onderwijs en de ondersteuning. Uitgangspunt is regulier onderwijs waar het kan, speciaal waar het nodig is.
25
worden. Van belang is dat enerzijds de toegang goed geregeld wordt (zodat passende zorg wordt verleend, maar ook budgettaire kaders gehanteerd worden) en anderzijds een dekkend aanbod wordt verzorgd voor kinderen, ouders en scholen. De aanbieders van dyslexiezorg in Drenthe, zijn gestart met een gezamenlijk overleg. De bestaande bekostigingstitel (DBC’s: diagnose behandelcombinaties) wordt in stand gehouden, de eisen voorwaarden en kaders voor de gespecialiseerde dyslexiezorg zijn daarmee duidelijk en hanteerbaar vastgesteld. Over de rol van de schoolbesturen, van de gemeenten en over de te hanteren tarieven worden afspraken gemaakt. Gemeenten nemen gezamenlijk het initiatief om dit overleg met de zorgaanbieders in te richten. Lokaal en regionaal Onderwijsvoorzieningen (zowel in PO, VO als MBO) die een regionale functie hebben zijn gebaat met eensluidende en eenduidige afspraken over de betrokkenheid van jeugdzorg en het nabij halen er van. Dit betreft zowel de niet-geïndiceerde zorg als de geïndiceerde. Gemeenten zullen binnen hun eigen verantwoordelijkheid en autonomie streven naar die eenduidige afspraken.
26
5. Financiële en juridische kaders 5.1. Financiële kaders Het voor jeugdhulp beschikbare budget is het bedrag dat gemeenten ontvangen als doeluitkering jeugdhulp. Hiervan gaat 3% af voor uitvoeringskosten en 2% voor de doorontwikkeling Positief opgroeien Drenthe (PoD). Deze 5% is in het RTA is afgesproken. 5.1.1. Asser budget Op basis van de meicirulaire ziet de verdeling van het macrobudget jeugdhulp er op basis van historische gegevens en een eerste macro korting, als volgt uit. Gemeente Aa en Hunze Assen Borger - Odoorn Coevorden Emmen Hoogeveen Meppel Midden-Drenthe Noordenveld Tynaarlo Westerveld de Wolden Totaal
Mei – circulaire 2014 5.562.427 24.605.577 5.980.304 8.270.254 31.423.389 16.652.092 8.293.514 7.116.837 5.955.565 6.759.709 4.262.598 3.406.783 128.289.049
Aantal jeugdigen < 18 5.152 15.166 5.259 7.434 22.014 12.076 7.276 7.111 6.338 6.974 3.705 5.087 103.592
Deze bedragen moeten nog worden gekort met de 5% voor uitvoeringskosten en doorontwikkeling PoD. In 2016 zal er sprake zijn van nog eens een vermindering met 6% en in 2017 minus 4% korting vanuit het rijk. Deze bedragen zijn inclusief decentralisatie-uitkering 2014 die het Rijk beschikbaar stelt. Voor Assen betreft dit € 1,5 miljoen. De financiële kaders voor het budget jeugdhulp zijn taakstellend. Er vindt monitoring per interventieniveau plaats. Hiervoor categoriseren wij de aanbieders op interventieniveaus. Gedurende de looptijd van het RTA is sprake van behoedzaam financieel beleid. Het budget is zo veel mogelijk bestemd voor hulp en zo min mogelijk voor overhead. De verdeling van het totaal budget wordt ingericht in vier domeinen en onderverdeeld in 15 deelbudgetten. Onderstaande verdeling moet beschouwd worden als flexibel en een eerste ordening die nog verdere uitwerking behoeft. Domein Licht verstandelijke beperking (LVB)
Onderdeel Intramuraal Extramuraal
Budget x € 1.000.000 10 12
Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ)
Basis GGZ Specialistische GGZ Klinisch
6 21 4
Jeugdzorg
Ambulant Pleegzorg
11 6
27
Specifiek
Jeugdzorg Plus Verblijf Deeltijd Toegang
5 8 5 4
Dyslexie Jeugdbescherming en Jeugdreclassering Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK), onderdeel meldpunt kindermishandeling Persoonsgebonden budgetten
2 5 2
Totaal
10 111
Tabel 1: indicatieve bedragen (waarin rekening is gehouden met ombuiging 2015 en afromen van Drentse opslag en reservering landelijke functies) De deelbudgetten zijn indicatieve budgetten ten behoeve van de inkoop voor de periode 2015-2016 en geven een plafondwaarde aan. Het uitgangspunt is om per interventieniveau budget toe te kennen. De hierboven weergegeven verdeling van budget moet de komende jaren dankzij het ingezette beleid veranderen. Het doel van de transformatie jeugdhulp is immers dat er meer budget wordt ingezet in ambulante trajecten en minder in klinische of residentiële jeugdhulp. Het realiseren van de transformatiedoelen wordt jaarlijks getoetst. 5.1.2. Borgen van taken Bureau Jeugdzorg In Drenthe zijn op basis van het RTA bestuurlijke afspraken gemaakt over het borgen van taken van Bureau Jeugdzorg. Hieraan zijn per onderdeel budgetgaranties afgegeven. Budgetgaranties borgen taken BJZ budgetberekening Toegangstaken BJZ JB BJZ JR BJZ AMK BJZ JB/JR LWI's totaal
RTA € 4.189.500 (alleen 2015) € 3.840.000 € 1.120.000 € 1.700.000 € 3.360.000 € 14.209.500
5.1.3. Financieel kader preventief jeugdbeleid Volgens de meicirulaire bedraagt de decentralisatie-uitkering CJG voor 2015 € 1.553.373. De verdeling van dit budget is bepaald op 39% CJG/WMO en 61 % JGZ (0-4 jaar). Voor het versterken van het voorliggende veld is voor de periode 2014 en 2015 incidenteel geld beschikbaar gesteld door de provincie Drenthe. Het gaat in totaal om € 1.000.000,-. In de subregio Noord Midden Drenthe is hiervan in beide jaren een bedrag van € 350.000,-- beschikbaar. In het uitvoeringsprogramma Jeugdhulp van Assen (najaar 2014) is aandacht voor de wijze waarop de lokale middelen worden ingezet. De verwachting is dat de transitie jeugdzorg in 2015 leidt tot meer druk op de eerste lijn (CJG: waaronder jeugdgezondheidszorg en schoolmaatschappelijk werk). Dit kan een effect zijn van de continuïteit van zorg gecombineerd met de ingezette bezuiniging in de huidige tweede lijn. Het gaat dan om een bezuiniging met ongeveer 10% per 1 januari 2015. Door
28
gerichte inzet van de middelen preventief jeugdbeleid kan op termijn een ‘inverdieneffect’ worden bereikt. Hierbij gaat het om het oplossen van een kwaliteits- en capaciteitsvraagstuk op de korte termijn (2015 – 2016) om vanaf 2017 de laatste bezuiniging te kunnen opgevangen. 5.2. Ontwikkeling van een bekostigingsmodel Voor de bekostiging van de jeugdhulp uit de doeluitkering jeugdhulp wordt gekozen voor een eenvoudig verrekenmodel tussen gemeenten onderling. Er zijn twee varianten: solidariteit en profijt. Solidariteit houdt in dat wij de kosten in Drenthe delen, gezamenlijk naar rato van de rijksbijdrage. Bij profijt dragen de individuele gemeenten de kosten naar rato van gebruik. Het solidariteitsbeginsel wordt toegepast op de interventieniveaus 6 tot en met 8, op crisisinterventie en bij pleegzorg. Voor de interventieniveaus 4 en 5 geldt het profijtbeginsel. De interventie-niveaus 1 tot en met 3 worden lokaal bekostigd. 5.3. Uitvoering juridisch kader Wij kiezen in Drenthe voor een licht vorm van intergemeentelijke samenwerking voor de inkoop van jeugdhulp en de bekostiging en kostenverdeling tussen gemeenten van die inkoop van jeugdhulp. Er wordt een functiescheiding aangebracht tussen inkoop en budgetbeheersing. De gekozen vorm resulteert in één penvoerende gemeente voor inkoop en één penvoerende gemeente voor het beheer van de financiën van het gezamenlijke Drentse deel. Penvoerderschap heeft in beginsel geen juridische status maar is vooral gebaseerd op de afspraken die gemeenten met elkaar maken. Vastgelegd wordt welke bevoegdheden de penvoerder krijgt en tot hoever deze strekken ten opzichte van de overige partijen. Ook worden de voorwaarden voor het penvoerderschap vastgelegd. 5.4. Vooruitblik op financiële risico’s in 2015 en 2016 De financiële risico’s bevinden zich met name op het deel van de jeugdhulp die de Drentse gemeenten gezamenlijk inkopen. Mogelijke beheersmaatregelen vragen dan ook om een gezamenlijke aanpak. Lokaal zal voor de gesignaleerde risico’s een beheersmaatregelenplan worden opgesteld. - Onduidelijkheid over omvang, duur en kosten van de doorlopende afspraken en afgegeven indicatiebesluiten in het kader van zorgcontinuïteit. - Onzekerheid over het toekomstige verdeelmodel met het bestaande risico dat met een verdeling op basis van het aantal jeugdigen een forse vermindering van budget gepaard gaat. - De financiële gevolgen van de zorgaanspraken die voortkomen uit contact met de (huis)artsen en/of kinderrechters.
29
6. Proces Dit beleidskader is lokaal tot stand gekomen, maar bevat een deel van de regionale kaders uit het (Regionaal Transitiearrangement en Regionaal Transformatieplan jeugdhulp) en subregionale onderdelen die met de gemeenten uit Noord en Midden Drenthe tot stand zijn gekomen. In de periode van tot stand komen van het beleidskader is er vanuit het programma Doen! contact geweest over de eerste uitgangspunten met een brede vertegenwoordiging uit het veld op de bouwdag van 11 juni 2014. Het concept beleidskader wordt eind juni 2014 vrijgegeven voor inspraak door de inwoners, adviesraden, instellingen en cliënten. Op basis van de reacties uit de inspraakronde wordt beoordeeld of aanpassingen in het beleidskader nodig zijn. Deze zullen dan meegenomen worden in de definitieve versie van dit beleidskader. Verdere ontwikkelingen op de kaders die zich in de periode van inspraak voordoen kunnen eveneens worden meegenomen in de definitieve versie. Voordat de definitieve versie wordt vastgesteld door de gemeenteraad, vindt op overeenstemming gericht overleg (OOGO) plaats met het onderwijs. Communicatie Zowel vanuit regionaal verband als lokaal vanuit Assen zullen de gevolgen van de veranderingen binnen de jeugdhulp gecommuniceerd worden zowel procesmatig als op inhoud. Directe doelgroepen voor de communicatie zijn: - Cliënten van jeugdhulp - Belangenorganisaties en gemeentelijke adviesraden - Organisaties binnen de jeugdhulp - Professionele en vrijwillige organisaties op het gebied van jeugd - Algemeen publiek Vervolgstappen 1) In regionaal verband wordt voor de komende periode een werkagenda gehanteerd voor de uitwerking van de regionaal geldende kaders en adviezen. 2) Op basis van de wet moet de gemeenteraad uiterlijk 1 november het beleidskader en de verordening jeugd vaststellen. 3) Op basis van het beleidskader wordt voor 2015 een uitvoeringsplan opgesteld door het college van B&W.
30
Bijlage 1: Toelichting op de interventieniveaus Vrij toegankelijke zorg (preventie) In het vrij toegankelijke deel van de ondersteuning (gericht op ondersteuning van de primaire opvoed- en opgroeicontext), zijn de volgende interventieniveaus beschikbaar: - interventieniveau 1; algemene voorlichting - interventieniveau 2; gerichte training en voorlichting - interventieniveau 3; kortdurende interventies (tot zes contactmomenten), geïndiceerde preventie en adviesgesprekken Specifiek voor de (L)VB sector zijn in dit onderdeel van de jeugdzorgketen, ook integrale vroeghulp (interventieniveau 3) en specialistische buitenschoolse opvang (interventieniveau 2) beschikbaar. Tussen het vrij toegankelijke deel van de ondersteuning en het aanvullende deel met behandeling, wordt de generalistische hulpverlening (interventieniveau 4) gepositioneerd. Deze hulpverlening betreft interventies tot 12 gesprekken. Interventies vanaf niveau 4 rekenen wij tot de taak van gezamenlijke gemeente (in subregionaal, regionaal of bovenregionaal verband); interventies t/m niveau 3 rekenen wij tot de lokale taak. Niet vrij toegankelijke jeugdhul Tot de ambulante begeleiding en hulpverlening rekenen we tal van professionele interventies; deze hebben als overeenkomstig kenmerk dat de cliënt en het betreffende systeem tussen de twaalf (interventieniveau 5) en meer dan vierentwintig contactmomenten (interventieniveau 6) heeft/hebben met de betreffende hulpverlener/behandelaar(s). tot interventieniveau 5 worden ook Jeugdbescherming en – reclassering en het AMK gerekend. Tot zorg overdag (interventieniveau 7) rekenen we dagbehandeling. Voor het (L)VB domein is dagbesteding een specifieke functie binnen dit interventieniveau. In het GGZ-domein is “bed op recept” een specifieke functie. Tot verblijf (interventieniveau 8) rekenen we (zeer) intensieve behandeling, de BOPZ (bijzondere opneming in psychiatrische ziekenhuizen)plaatsen, spoedopvang, jeugdzorgplus, pleegzorg en langdurig of kortdurig verblijf. Voor het (L)VB domein zijn logeeropvang en verblijf met behandeling (langdurig chronisch verblijf) een specifiek zorgaanbod. Jeugdbescherming Jeugdbescherming is een maatregel die de rechter dwingend oplegt wanneer een gezonde en veilige ontwikkeling van een kind of jongere in de leeftijd van 0 tot 18 jaar (ernstig) wordt bedreigd en vrijwillige hulp niet (voldoende) helpt. Er zijn drie jeugdbeschermingsmaatregelen die de rechter kan opleggen: een OTS of onder toezichtstelling (veruit de meest voorkomende jeugdbeschermingsmaatregel), ontzetting uit de ouderlijke macht of ontheffing uit de ouderlijke macht. Jeugd GGZ Jeugd-ggz is één van de drie domeinen (de andere twee zijn de begroting gefinancierde jeugdzorg en J-LVB) die onder de Jeugdwet zijn samengebracht onder het begrip jeugdhulp. De J-GGZ is de plek waar de kennis van psychologie, kinderpsychiatrie en orthopedagogiek is geïntegreerd. Onder het begrip J-GGZ wordt zowel diagnostiek als behandeling verstaan.
31
Bij de J-GGZ gaat het om specialistische voorzieningen, zoals bijvoorbeeld klinische behandeling , dagbehandeling, specialistische poli's voor eetstoornissen, voor dwangstoornissen, voor Autisme Spectrum Stoornissen. Ook crisisdiensten voor spoedeisende situaties, 7X24 uurs bereikbaarheidsdiensten behoren tot de J-GGZ. Jeugdhulp 1°. ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, of opvoedingsproblemen van ouders; 2°. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, en 3°. het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, met dien verstande dat de leeftijdgrens van achttien jaar niet geldt voor jeugdhulp in het kader van jeugdstrafrecht. Jeugd LVB De jeugdhulp voor Licht verstandelijk beperkte jeugdigen (LVB) is één van de drie domeinen (de andere twee zijn J-GGZ en begroting gefinancierde jeugdzorg) die onder de Jeugdwet zijn samengebracht onder het begrip jeugdhulp. Bij jeugd LVB gaat het om de totale zorg voor (jonge) licht verstandelijk beperkte mensen met gedragsproblematiek en/of psychiatrische problematiek. Binnen deze doelgroep wordt onderscheid gemaakt tussen cliënten met milde en met zware problematiek. Bij de cliënt met milde problematiek is sprake van beperkt sociaal aanpassingsvermogen. De cliënt met zware problematiek heeft te maken met een stapeling van aanvullende gedrags- en psychiatrische problemen. Jeugdreclassering Jeugdreclassering betreft het toezicht en de begeleiding van jeugdigen die onder het strafrecht vallen. Het gaat dan om toezicht en begeleiding op last van de Raad voor de kinderbescherming of het Openbaar Ministerie dan wel op last van de Kinderrechter. Toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering wordt op verschillende momenten in het strafrecht ingezet. In het vrijwillige kader voorafgaand aan de zitting (opdracht door de Raad voor de Kinderbescherming). Op beslissing van de officier van justitie als onderdeel van een strafbeschikking, of op beslissing van de rechter in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis en als voorwaarde bij een voorwaardelijk opgelegde sanctie. Als de rechter een zogenaamde ‘gedrag beïnvloedende maatregel’ oplegt, wordt deze begeleid door de jeugdreclassering. De jeugdreclassering speelt ook een grote rol bij de terugkeer van cliënten in de samenleving na verblijf in een justitiële jeugdinrichting. Denk hierbij aan scholings- en trainingsprogramma’s en verplichte nazorg. Jeugdreclassering kan worden uitgevoerd in een reguliere variant en een intensieve variant.
32