BIBF | Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten
INHOUD p. 1/ Kan arbeidsongeschiktheid een geval van overmacht vormen ? p. 5/ Invloed van het buitengerechtelijk minnelijk akkoord en de gerechtelijke reorganisatie op de schulden en vorderingen
Inleiding
Tijdelijke arbeidsongeschiktheid
In de relatie tussen werkgever en werknemer kan de arbeidsongeschiktheid begrepen worden als de onmogelijkheid om het overeengekomen werk uit te voeren op het ogenblik dat de ongeschiktheid ontstaat (Cass. 5 januari 1981, JTT, 1981, p. 184; Cass. 15 februari 1982, Pas., 1982, I, p. 745; Cass. 2 oktober 2000, JTT, 2000, p. 456).
De tijdelijke arbeidsongeschiktheid is het onvermogen voor de werknemer om tijdelijk de prestaties te verstrekken waarvoor hij in dienst genomen werd.
Ongeacht de duur van de ongeschiktheid heeft zij in principe enkel een opschortend effect. Het Hof van Cassatie heeft echter geoordeeld dat de blijvende arbeidsongeschiktheid een geval van overmacht kon vormen in de zin van artikel 32, 5° van de wet van 3 juli 1978. De laatste jaren heeft de wetgever verschillende maatregelen getroffen om de werknemers te beschermen die arbeidsongeschikt verklaard werden. Zo kreeg de werkgever een verplichting tot herinschakeling of aanpassing van de werkpost opgelegd door : – het koninklijk besluit van 28 mei 2003; – de wet van 10 mei 2007 die elke discriminatie gebaseerd op de gezondheidstoestand verbiedt; – artikel 34 van de wet van 3 juli 1978 ingevoegd door de wet van 27 april 2007 dat echter pas uitgevoerd kan worden na de goedkeuring van een koninklijk besluit.
1
De werknemer die tijdelijk niet in staat is zijn functies uit te oefenen moet zijn werkgever zo snel als mogelijk verwittigen. Bovendien raden wij de werkgevers aan om in het arbeidsreglement te vermelden dat er, binnen een termijn van 24 uur bijvoorbeeld, een medisch attest overgemaakt moet worden. Wanneer de werkgever te maken krijgt met een tijdelijke ongeschiktheid : – kan hij een controlearts, op zijn kosten en zelfs buiten de periode die gedekt is door het gewaarborgd loon, laten controleren of dit werkelijk het geval is (wet van 13 juni 1999); – is hij niet verplicht om de functies of de arbeidstijd van de werknemer aan te passen. Indien de adviserend geneesheer van het ziekenfonds een gedeeltelijke werkhervatting toestaat, kan de werkgever kiezen of hij dit aanvaardt of weigert. In geval van aanpassing (wijziging van functie/ van het arbeidsreglement, enz.) doen de partijen er goed aan om de tijdelijke uitvoeringsvoorwaarden van de overeenkomst in een avenant, gesloten voor een beperkte duur, vast te leggen;
P a c i ol i N r . 351 B I B F - I P C F / 12- 25 n ov em b er 201 2
P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in de weken 28-33
Kan arbeidsongeschiktheid een geval van overmacht vormen ?
– moet hij elke ongeschiktheid van meer dan vier weken melden aan de arbeidsgeneesheer; – moet voor de werknemers met een risicofunctie (veiligheidsfunctie, functie met verhoogde waakzaamheid, activiteit met een welbepaald risico, activiteit verbonden met voedingswaren) bovendien in een werkhervattingsonderzoek voorzien worden. De tijdelijk arbeidsongeschikte werknemer zal aanvankelijk het gewaarborgd loon ontvangen en daarna, voor zover zijn ongeschiktheid in het kader van artikel 100 van de gecoördineerde wetten van 14 juli 1994 erkend is, op het ziekenfonds terugvallen. Om ziekte- en invaliditeitsuitkeringen te kunnen genieten, is vereist dat : – de werknemer elke activiteit stopgezet heeft; – deze stopzetting het rechtstreekse gevolg is van de aanvang of de verergering van letsels of functionele stoornissen; – die letsels of stoornissen een daling van zijn verdienvermogen veroorzaken die ten minste 66 % bedraagt ten opzichte van : – de eerste zes maanden van de beroepsactiviteit die hij vóór zijn ongeschiktheid uitoefende; – vervolgens elk beroep dat hij kan uitoefenen uit hoofde van zijn beroepsopleiding. Wanneer de tijdelijke arbeidsongeschiktheid door een behandelend geneesheer vastgesteld werd, doch geen verlies van het verdienvermogen van ten minste 66 % inhoudt, kan de werknemer geen aanspraak maken op de ZIV-uitkeringen. In dat geval : – aanvaardt de werkgever de werkhervatting mits aanpassing van zijn functies en eventueel van zijn bezoldiging. Aangezien hij geen herinschakelingsverplichting heeft bij tijdelijke ongeschiktheid, is hij daar echter niet toe gehouden (Arbh. Luik, 26 maart 2012, Arbrb. 2011/AR/294 dat bevestigt dat er bij tijdelijke ongeschiktheid geen herinschakelingsverplichting bestaat); – ofwel weigert de werkgever de hervatting en moet hij dan de formulieren ad hoc (www.rva.be) aan de werknemer overhandigen zodat deze tijdelijke werkloosheidsuitkeringen wegens overmacht kan genieten.
Blijvende arbeidsongeschiktheid Stand van de wetgeving Zoals gezegd vormt de ongeschiktheid in principe een oorzaak van schorsing, maar niet van verbreking van de arbeidsovereenkomst.
2
Artikel 32, 5° van de wet van 3 juli 1978 bepaalt echter dat er toch een einde gemaakt kan worden aan de arbeidsovereenkomst wegens overmacht die dan beoordeeld wordt in functie van het overeengekomen werk op het ogenblik dat de belemmering zich voordoet. Overeenkomstig het standpunt van het Hof van Cassatie vormt een blijvende arbeidsongeschiktheid waardoor de werknemer zich definitief in de onmogelijkheid bevindt om het overeengekomen werk gedeeltelijk of volledig te hervatten een situatie van overmacht die een einde aan de arbeidsovereenkomst maakt (zie verschillende arresten van het Hof van Cassatie en vooral : Cass. 5 januari 1981, Pas., I, p. 474; Cass. 2 oktober 2000, Pas., I, nr. 504). Het koninklijk besluit van 28 mei 2003 heeft in bepaalde omstandigheden een herinschakelingsverplichting aan de werkgever opgelegd. Wij menen dat dit koninklijk besluit het begrip zelf van overmacht niet gewijzigd heeft zodat de werkgever die met een blijvende ongeschiktheid geconfronteerd wordt : – de overmacht kan vaststellen zonder een verbrekingsvergoeding te moeten betalen; – met het risico veroordeeld te worden tot het betalen van een schadevergoeding indien hij de mogelijkheid tot aanpassing van de arbeidsvoorwaarden van de definitief ongeschikte werknemer om zijn functies uit te oefenen, niet nageleefd heeft. Hoewel de werknemer op basis van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie gebaseerd op de gezondheidstoestand mag vragen om zijn werk aan te passen, moet hij die aanvraag ook nog indienen. Indien hij dat effectief doet, maar daar geen gevolg aan gegeven wordt, zal de kwestie van de aansprakelijkheid van de werkgever zich situeren op het vlak van de schadevergoeding, maar niet op dat van de regelmatigheid van de verbreking. Artikel 34 van de wet van 3 juli 1978 heeft het begrip overmacht echter wel gewijzigd door te stellen dat de verbreking wegens overmacht niet vastgesteld kan worden : – als er een mogelijkheid tot herinschakeling van de werknemer bestaat door zijn werk aan te passen of hem nieuwe functies toe te kennen. Volgens die bepaling zal de werkgever ertoe gehouden zijn de definitief ongeschikt verklaarde werknemer volgens de aanbevelingen van de arbeidsgeneesheer te behouden; P a c i ol i N r . 351 B I B F - I P C F / 12- 25 n ov em b er 201 2
– wanneer een aanpassing van de arbeidsomstandigheden technisch of objectief onmogelijk is of wanneer dat redelijkerwijze niet geëist kan worden. In dit geval zal de werkgever vóór de verbreking in het bezit moeten zijn van een attest van definitieve ongeschiktheid uitgereikt door de bevoegde geneesheer-sociaal inspecteur van de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. Deze bepaling die ingelast werd door de wet van 27 april 2007 heeft heel wat kritiek uitgelokt, vooral uit de hoek van de werkgeversvertegenwoordigers van de Nationale Raad voor Preventie en Bescherming op het Werk. In elk geval was er een koninklijk uitvoeringsbesluit nodig om die bepaling in werking te doen treden. Bij gebreke van een besluit in die zin is de bepaling nog altijd niet van kracht en zoals de zaken er nu voorstaan, is de kans klein dat daar snel verandering in komt.
Bewijs van de definitieve ongeschiktheid Overeenkomstig de rechtspraak van het Hof van Cassatie mag het bewijs van de definitieve ongeschiktheid met elk rechtsmiddel geleverd worden. Theoretisch is het dus niet nodig dat de werkgever over een attest van de arbeidsgeneesheer beschikt; de loutere vaststelling van de behandelende geneesheer van het definitieve en blijvende karakter van de ongeschiktheid kan volstaan om een definitieve ongeschiktheid aan te tonen (Cass. 2 februari 2009, TSR, 2010, p. 55, dat oordeelt dat de feitenrechters soeverein oordelen over het bewijs van definitieve ongeschiktheid. Zie in diezelfde zin : Arbh. Brussel, 23 april 2012, JTT, 2023, p. 282). Maar omdat een medische beslissing altijd in twijfel getrokken kan worden door elke partij die daar belang bij heeft (werknemer, werkgever, RVA, enz.) raden wij diegene die de overmacht wil doen vaststellen ten zeerste aan om minstens over twee attesten te beschikken waaronder één dat regelmatig opgesteld is door de arbeidsgeneesheer.
Beslissing van de arbeidsgeneesheer en procedure De vaststellingen van de arbeidsgeneesheer zijn slechts geldig als ze aan twee voorwaarden voldoen : – De evaluatie moet tijdens een toegestane periode gebeuren : – ofwel tijdens de werkuren, buiten de periode van schorsing van de arbeidsovereen-
3
komst of van vrijstelling van arbeid, tijdens een regelmatig ingericht onderzoek Æ voor het personeel onderworpen aan de verplichting van toezicht : gezondheidsbeoordeling, werkhervattingsonderzoek, voortgezet toezicht Æ voor het personeel dat niet onderworpen is aan de verplichting van toezicht : op vraag van de werknemer; – ofwel op elk ogenblik en dus ook in geval van schorsing van de arbeidsovereenkomst, wanneer de definitieve ongeschiktheid vastgesteld wordt door de behandelende geneesheer en de werknemer met een aangetekende brief een verzoek indient om een begeleidingsmaatregel te genieten. Aangezien de wetgever geen termijn voor het indienen van dat verzoek opgelegd heeft, raden wij de werkgever die een attest van definitieve ongeschiktheid ontvangt ten zeerste aan om de werknemer schriftelijk op te hoogte te brengen van de mogelijkheid om zijn herinschakeling aan te vragen en de termijn vast te leggen waarin hij dat verzoek moet formuleren; eens die termijn verstreken is, zal hij er dan kunnen van uitgaan dat de werknemer geen herinschakeling wenst. Als die voorwaarde niet nageleefd is, zal de beslissing van de arbeidsgeneesheer volstrekt nietig zijn. – De arbeidsgeneesheer moet de procedure voorzien in het koninklijk besluit van 28 mei 2003 naleven, met name : – overgaan tot de gepaste bijkomende onderzoeken; – inlichtingen inwinnen over de sociale situatie op het werk; – de risicoanalyse hernieuwen; – ter plaatse nagaan welke maatregelen en aanpassingen mogelijk zijn om de werknemer, rekening houdend met die mogelijkheid, op zijn post of aan het werk te houden; – de werkgever en de werknemer, eventueel bijgestaan, uit te nodigen voor overleg om de aanpassingsmogelijkheden na te gaan; – de werknemer vervolgens inlichten over zijn mogelijkheden om in beroep te gaan. Indien de procedure niet nageleefd werd, zal de beslissing van de arbeidsgeneesheer vernietigd kunnen worden. De werknemer zal ze in vraag kunnen stellen en binnen het jaar volgend op het einde van de contractuele betrekkingen de gegrondheid van de verbreking wegens overmacht kunnen betwisten zelfs al werd er binnen zeven dagen geen beroep aangetekend tegen de beslissing van de arbeidsgeneesheer (Arbh. Brussel, 21 september 2011, Arbrb. 2010/AB/00525). P a c i ol i N r . 351 B I B F - I P C F / 12- 25 n ov em b er 201 2
Na afloop van het medisch onderzoek kan de arbeidsgeneesheer het formulier voor de gezondheidsbeoordeling invullen waarin hij noteert dat de werknemer arbeidsgeschikt is, of tijdelijk ongeschikt is, of definitief overgeplaatst moet worden, of nog, definitief arbeidsongeschikt is. Het beoordelingsformulier voorziet echter niet in de hypothese van een definitieve ongeschiktheid van de werknemer voor zijn functies gepaard gaand met aanbevelingen voor de aanpassing van de arbeidsomstandigheden. De beslissing van de arbeidsgeneesheer is slechts definitief voor zover er geen beroep aangetekend wordt binnen een termijn van zeven werkdagen. De beslissing wordt dus definitief, hetzij na verloop van zeven werkdagen volgend op de datum van verzending of overhandiging van het formulier voor de gezondheidsbeoordeling aan de werknemer indien hij niet in beroep gegaan is, hetzij vanaf de definitieve beslissing die na het behandeld beroep genomen wordt. Tijdens de periode van beroep is de beslissing niet definitief. Indien de werknemer geen risicofunctie bekleedt, moet de werkgever hem dus de arbeidsprestaties laten uitvoeren die aanvankelijk overeengekomen waren. De werknemer mag echter een medisch attest voorleggen waaruit blijkt dat hij ongeschikt is. Indien deze niet ten minste 66 % bedraagt, zal de werknemer aanspraak kunnen maken op werkloosheid wegens overmacht.
Definitieve ongeschiktheid en herinschakeling Wanneer de definitieve beslissing een definitieve overplaatsing oplegt of wanneer de arbeidsgeneesheer een definitieve ongeschiktheid vaststelt maar het vakje «aanbevelingen/aanpassing van de arbeidsomstandigheden» aankruist, is de werkgever verplicht om hem opnieuw aan het werk te zetten. Hij kan daar enkel aan ontsnappen indien hij aantoont dat : – ofwel de aanpassingen redelijkerwijze niet geëist kunnen worden, om gegronde redenen; – ofwel de gevraagde aanpassingen technisch of objectief niet haalbaar zijn. Indien de arbeidsgeneesheer daarentegen de definitieve ongeschiktheid vaststelt zonder ook maar enige aanbeveling te formuleren, bestaat er heel wat discussie over de vraag of de werkgever wel
4
gehouden is aan zijn herinschakelingsverplichting : – sommigen oordelen dat er een algemene herinschakelingsverplichting voor de werkgever bestaat zelfs al is artikel 34 van de wet van 3 juli 1978 nog altijd niet van kracht geworden; – anderen – zoals wij – menen dat het koninklijk besluit van 28 mei 2003 het begrip overmacht niet heeft kunnen wijzigen aangezien deze vastgesteld kan worden zodra er een definitieve ongeschiktheid is om de overeengekomen functie uit te oefenen en niet onderworpen is aan een voorafgaande voorwaarde of procedure (in die zin, zie meer bepaald : Arbh. Brussel, 23 april 2012, JTT, 2012, p. 282). De werkgever lijkt ons evenmin een herinschakelingsverplichting te hebben wanneer de arbeidsgeneesheer geen aanbeveling geformuleerd heeft. De werknemer zou zich dan echter kunnen beroepen op de wet van 10 mei 2007 om een verzoek tot redelijke aanpassing in te dienen. Indien er geen aanpassing overwogen wordt en de werkgever dat niet kan rechtvaardigen, zou de werknemer schadevergoeding kunnen eisen op basis van de wet van 10 mei 2007 zonder dat de verbreking zelf als onregelmatig beschouwd moet worden.
Conclusie Gelet op de onzekerheid op wetgevend vlak en de recente ontwikkelingen in de rechtspraak kunnen we de werkgevers alleen maar aanmanen om voorzichtig om te springen met een verbreking wegens overmacht. De volgende aanbevelingen moeten strikt nageleefd worden : 1) De werkgever mag zich niet tevreden stellen met een medisch attest van een behandelend geneesheer. Indien hij dergelijk attest ontvangt, moet hij de werknemer verzoeken om een vraag tot herinschakeling te formuleren en erbij vermelden dat als hij dan niet binnen x werkdagen doet (bijvoorbeeld 15 dagen) hij ervan zal uitgaan dat hij geen herinschakeling wenst. 2) Hij moet in elk geval ook zorgen dat hij over een regelmatig ingevuld attest van de arbeidsgeneesheer beschikt. Zo moet de werkgever : – nagaan of de controle door de arbeidsgeneesheer effectief gebeurd is in één van de omstandigheden waarin dat toegelaten is. We herinneren eraan dat de arbeidsgeneesheer, tijdens
P a c i ol i N r . 351 B I B F - I P C F / 12- 25 n ov em b er 201 2
de schorsing van de arbeidsovereenkomst en vooral bij ziekte, de definitieve ongeschiktheid niet mag vaststellen, tenzij die vaststelling in het kader van een verzoek tot herinschakeling vanwege de werknemer gebeurt; – nagaan of de procedure voorzien door het koninklijk besluit van 28 mei 2003 effectief nageleefd werd door de arbeidsgeneesheer : heeft er overleg plaatsgevonden ? Heeft de arbeidsgeneesheer wel rekening gehouden met de sociale situatie van de werknemer ? … – nagaan of de beslissing coherent is : heeft de arbeidsgeneesheer die gewag maakt van een definitieve ongeschiktheid ook aanbevelingen voor herinschakeling geformuleerd ? Werd de beslissing wel meegedeeld aan de werknemer ? – over een definitieve beslissing beschikken, wat betekent dat hij de verbreking wegens overmacht niet mag vaststellen vóór het verstrijken van een termijn van zeven werkdagen waarbinnen eventueel beroep aangetekend kan worden. Merken we op dat de arbeidsgeneesheer in sommige gevallen aansprakelijk gesteld kan worden, wat aanleiding geeft tot schadeloosstelling. 3) Gelet op de rechtspraak van de arbeidshoven, meer bepaald van Luik en Brussel, moeten we ervan uitgaan – hoewel dat ter discussie staat – dat
er een herinschakelingsverplichting opgelegd kan worden aan de werkgever, zelfs al beslist de arbeidsgeneesheer dat de werknemer definitief ongeschikt is en geeft hij geen aanbeveling voor een aanpassing van de arbeidsomstandigheden. Bijgevolg moet de werkgever ervoor zorgen dat hij een redelijk bewijs kan voorleggen voor het feit dat ofwel de arbeidsomstandigheden onmogelijk aangepast konden worden, ofwel dat zijn herinschakelingsvoorstellen (zelfs aan minder voordelige financiële voorwaarden, Arbh. Bergen, 21 december 2011, Arbr 2010/32) geweigerd werden door de werknemer. Indien de werknemer elke aanpassing van zijn arbeidsomstandigheden weigert, moet de werkgever ervoor zorgen dat hij daar een bewijs van heeft. 4) De vaststelling van de verbreking wegens overmacht zal, bij voorkeur, in een geschrift gebeuren dat door beide partijen ondertekend werd en waarin bovendien vermeld wordt dat de werknemer ofwel bijgestaan werd door een vakbondsafgevaardigde of door een persoon van zijn keuze, ofwel de mogelijkheid daartoe gekregen heeft.
Gaëlle JACQUEMART en Michel STRONGYLOS Elegis, Hannequart & Rasir
Invloed van het buitengerechtelijk minnelijk akkoord en de gerechtelijke reorganisatie op de schulden en vorderingen Inleiding De wet op het gerechtelijk akkoord heeft haar doel gemist en werd daarom opgeheven en vervangen door de wet op de continuïteit van de ondernemingen.1
1
Wet van 31 januari 2009 (BS 9 februari 2009).
5
De proceduremogelijkheden voor ondernemingen in moeilijkheden werden grondig gewijzigd. Hierna in het kort de mogelijkheden die voorzien zijn : – buitengerechtelijk minnelijk akkoord met bepaalde of alle schuldeisers. De partijen bepalen vrij de inhoud van dit akkoord; – gerechtelijke reorganisatie waardoor de schuldenaar opschorting van maximaal zes maanden be-
P a c i ol i N r . 351 B I B F - I P C F / 12- 25 n ov em b er 201 2
komt om ofwel tot een minnelijk akkoord te komen, ofwel een gerechtelijke reorganisatie door een collectief akkoord te verkrijgen, ofwel ten slotte een overdracht onder gerechtelijk gezag toestaan. Voor meer detail over het aangeboden instrumentarium en de procedurele aspecten wordt verwezen naar het artikel van Guy Rulkin in Pacioli nr. 274 van 27 april-10 mei 2009. Wegens de verscheidenheid van de mogelijke akkoorden moet in elk afzonderlijk geval de werkelijke draagwijdte van het akkoord onderzocht worden. Daaruit volgt de vertaling in de boekhouding en de jaarrekening alsook de meldingen in de toelichting. De Commissie voor Boekhoudkundige Normen vond het nodig daarover een advies te publiceren en richtlijnen te geven met betrekking tot de verwerking van alle mogelijkheden voorzien in de akkoorden gesloten tussen schuldenaar en schuldeiser(s).2
I. Boekhoudkundige verwerking van de kwijtschelding van schulden A. Bij de schuldenaar Bij kwijtschelding van alle of een deel van de schulden, al dan niet gebonden aan een ontbindende voorwaarde (bv. niet eerbiedigen van het reorganisatieplan of soms terugkeer naar een betere financiële situatie), moet de betrokken schuld van het passief van de schuldenaar worden afgeboekt, wat leidt tot een vermogensgroei. Deze wijziging wordt geboekt in de resultatenrekening 764-769 «Andere uitzonderlijke opbrengsten». De aard van deze uitzonderlijke opbrengst wordt in de toelichting vermeld (rubriek VOL 5.11).
44 of Handelsschulden 175 Aan Andere uitzonderlijke opbrengsten
Op welk tijdstip moet deze boeking gebeuren : – bij een buitengerechtelijk minnelijk akkoord : bij afsluiting van het akkoord; – bij gerechtelijke reorganisatie door minnelijk akkoord : op het ogenblik dat de rechtbank het akkoord vaststelt;
2
Op fiscaal vlak wordt de winst vrijgesteld die voortvloeit uit de minderwaarden die door de schuldenaar zijn opgetekend op zijn bestanddelen van het passief.3 Bedoelde vrijstelling wordt definitief verleend in het aanslagjaar dat verbonden is aan het belastbaar tijdperk tijdens hetwelk het reorganisatieplan of het minnelijk akkoord volledig is uitgevoerd. Onder bepaalde voorwaarden kan een tijdelijke, voorwaardelijke vrijstelling van de opbrengst worden genoten voor zover de vrijgestelde winst op een afzonderlijke passiefrekening wordt geboekt (onaantastbaarheidsvoorwaarde) tot op de datum waarop het reorganisatieplan of het minnelijk akkoord volledig is uitgevoerd.4 Indien de kwijtschelding van de schuld gebonden is aan een ontbindende voorwaarde (bv. terugkeer van de schuldenaar naar betere toestand) wordt dit in de toelichting opgenomen onder de rechten en verplichtingen. In de boekhouding wordt dit op een rekening van de klasse 0 geboekt. Bij eventuele vervulling van de ontbindende voorwaarde wordt de terug effectief geworden latente schuld weer op het passief geboekt : credit rekening 44-175 «Handelsschulden» en debet rekening 664-668 «Andere uitzonderlijke kosten». In geval het buitengerechtelijk minnelijk of gerechtelijk minnelijk/collectief akkoord voortijdig beëindigd of ingetrokken wordt, zullen de oorspronkelijke boekingen worden teruggenomen. Dit gebeurt op het ogenblik waarop de voorwaarde is vervuld of het akkoord vroegtijdig wordt beëindigd of ingetrokken.
B. Bij de schuldeiser
De boeking is als volgt :
764769
– bij gerechtelijke reorganisatie door een collectief akkoord : op de datum van homologatie door de rechtbank.
CBN-advies 2011/9 van 6 april 2011.
6
De totstandkoming van een akkoord zal doorgaans bij de schuldeiser aanleiding geven tot het overboeken naar «dubieuze debiteuren», tenzij er voldoende waarborg is of tenzij een waardevermindering vooraf werd geboekt. Wanneer de schuldeiser geheel of gedeeltelijk afstand heeft gedaan van zijn schuldvordering – al dan niet onder ontbindende voorwaarde van terugkeer naar betere toestand – moet hij een waardevermindering boeken (bedrag exclusief btw), tenzij dat reeds gebeurd was. 3
Artikel 48/1 WIB 1992.
4
Rekening 132 «Belastingvrije reserves».
P a c i ol i N r . 351 B I B F - I P C F / 12- 25 n ov em b er 201 2
Op het moment van de definitieve afwikkeling van de vordering moeten de vordering en de geboekte waardevermindering uitgeboekt worden. Boeking indien de oorspronkelijke waardevermindering onvoldoende was : 550
Kredietinstellingen R/C
642
Minderwaarden op realisatie van handelsvorderingen
409
Handelsvorderingen : geboekte waardeverminderingen (-)
407
Aan Handelsvorderingen : dubieuze debiteuren
B. Bij de schuldeiser
Boeking indien de oorspronkelijke waardevermindering groter is dan het verlies 550
Kredietinstellingen : R/C
409
Handelsvorderingen : geboekte waardeverminderingen(-)
407
Aan Handelsvorderingen : dubieuze debiteuren
742
2. Indien de schuldenaar een renteloze schuld bekomt, dient de terug te betalen schuld in zijn boekhouding te worden opgenomen. Deze schuld dient evenmin verdisconteerd te worden. Aangezien geen intresten verschuldigd zijn, dienen deze niet in resultaat te worden opgenomen.
Meerwaarden op de realisatie van handelsvorderingen5
Indien de kwijtschelding van schuld gebonden is aan een ontbindende voorwaarde zal bij vervulling hiervan de kwijtschelding een einde nemen en de waardevermindering worden teruggenomen. Indien het akkoord voortijdig wordt beëindigd of ingetrokken zal de geboekte waardevermindering geheel of gedeeltelijk behouden kunnen blijven voor zover er voor het geheel of een gedeelte van de vordering onzekerheid bestaat over de betaling hiervan op de vervaldag.
De vordering die bij wijze van tegemoetkoming aan de schuldenaar wordt omgevormd tot een renteloze vordering, dient niet verdisconteerd te worden. De vordering kan evenwel als dubieus worden beschouwd, waarop een waardevermindering kan worden geboekt. Indien een schuldeiser in het kader van een akkoord een renteloze lening toekent en afziet van het vorderen van een intrestvergoeding moet de schuld niet verdisconteerd worden. Het boeken van een waardevermindering op deze vordering zal in dit geval verantwoord zijn.
III. Boekhoudkundige verwerking van de omzetting van een deel of het geheel van een schuldvordering in kapitaal van de schuldenaar De schuldeiser kan ook met een schuldenaar overeenkomen dat zijn vordering gedeeltelijk of voor het geheel zal worden omgezet in kapitaal. Indien een deel van de schuld kwijtgescholden wordt, moet dat deel van het passief van de schuldenaar worden afgeboekt en dient de schuldeiser een waardevermindering te boeken (zie hierboven I en II).
A. Bij de schuldenaar De hierboven beschreven beginselen en verwerkingen zijn ook van toepassing indien een akkoord wordt gesloten tussen schuldenaar en schuldeiser buiten het raam van de wet op de continuïteit van de ondernemingen, met uitzondering van de fiscale vrijstelling.
II. Boekhoudkundige verwerking van renteloze schulden A. Bij de schuldenaar 1. Bij de omvorming van een bestaande schuld in renteloze schuld moet de schuldenaar intrestbetaling noch kosten meer boeken. De schuld moet niet verdisconteerd worden.
5
Vrijgesteld in het kader van een gehomologeerd reorganisatieplan.
7
In de rechtsleer bestaat geen eensgezindheid over de waarde waartegen een schuldvordering dient te worden ingebracht, voornamelijk wanneer het een schuldvordering betreft op een onderneming die verliezen heeft opgehoopt. De Commissie voor Boekhoudkundige Normen is, op basis van de rechtsleer, van oordeel dat de schuldvordering zowel aan nominale waarde als aan economische waarde kan ingebracht worden. Het is het bestuursorgaan van de vennootschap die van de inbreng geniet die de waarde van de vordering zal bepalen. Ten slotte zal de algemene vergadering van deze vennootschap tot kapitaalverhoging moeten beslissen na kennis te hebben genomen van het bijzonder verslag van het bestuursorgaan en, behoudens uitzonderingen voorzien in het Wetboek van P a c i ol i N r . 351 B I B F - I P C F / 12- 25 n ov em b er 201 2
Vennootschappen, van het verslag van de commissaris of bij gebreke hieraan van een bedrijfsrevisor. Door de verrichting stijgt het netto-actief tot beloop van de nominale waarde van de vordering ingebracht door de schuldeiser. De ingebrachte vordering vormt geen eisbare schuld meer maar verdwijnt daar ze omgezet is in eigen vermogen.
Een schuldeiser gaat akkoord dat zijn vordering, van een nominale waarde van 100 000, op een onderneming in moeilijkheden zou omgezet worden in kapitaal Balans van de onderneming in moeilijkheden vóór de omzetting 200 000
101
Niet opgevraagd kapitaal (-)
100
Aan Geplaatst kapitaal
Kapitaal
Schulden
80 000
764769
100 000
Aan Niet opgevraagd kapitaal (-)
80 000 20 0006
Andere uitzonderlijke opbrengsten6
Balans van de onderneming na inbreng van de schuldvordering geschat aan economische waarde Activa
200 000
100 000
Overgedragen verlies
80 000
44 Handelsschulden en/of 175 101
Een voorbeeld als toelichting
Activa
2. Boekingen indien de schuldvordering wordt ingebracht aan economische waarde (bv. 80 000) lager dan de nominale waarde.
(150 000)
Kapitaal
180 000
Belastingvrije reserve
20 000
Overgedragen verlies
(150 000)
Schulden
150 000
250 000
B. Bij de schuldeiser 1. Boekingen indien de schuldvordering wordt ingebracht voor haar nominale waarde. 101
Niet opgevraagd kapitaal (-)
100
Aan Geplaatst kapitaal
44 Handelsschulden en/of 175 101
100 000 100 000 100 000
Aan Niet opgevraagd kapitaal (-)
100 000
De aanschaffingswaarde van aandelen ontvangen als vergoeding voor inbrengen die voortkomen uit de omzetting van vorderingen stemt overeen met de conventionele waarde van de omgezette vorderingen.7 Het negatief verschil tussen de inbrengwaarde en de nominale waarde van de schuldvordering wordt geboekt in resultatenrekening 642 «Minderwaarden op de realisatie van handelsvorderingen».
Balans van de onderneming in moeilijkheden na omzetting van de schuldvordering aan nominale waarde Activa
200 000
Kapitaal Overgedragen verlies Schulden
Michel VANDER LINDEN Erebedrijfsrevisor
200 000 (150 000) 150 000
6
Vrijgesteld in het kader van een gehomologeerd reorganisatieplan.
7
Artikel 41, § 1 KB/W.Venn.
Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Jean-Marie CONTER, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail :
[email protected], URL : http: //www.bibf.be. Redactie : Jean-Marie CONTER, Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Xavier SCHRAEPEN, Chantal DEMOOR. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. Gerealiseerd in samenwerking met kluwer – www.kluwer.be
8
P a c i ol i N r . 351 B I B F - I P C F / 12- 25 n ov em b er 201 2