Kaleidoscoop in het kinderdagverblijf Een onderzoek naar de ervaringen van leidsters en ouders met de methode Kaleidoscoop in kinderdagverblijf Doenja
Naam: Mine Çelik -Koçak Studentennummer: 513250 Opleiding: Pedagogiek (ABV) Eerste beoordelaar: Carine Ex Tweede beoordelaar: Sanne Huijbregts Opdrachtgever: Kinderdagverblijf Doenja Contactpersoon: Anne Jaspers Datum: 22 juni 2010
Voorwoord
Voor mijn afstudeerfase van de opleiding Pedagogiek aan de Hogeschool van Amsterdam heb ik onderzoek gedaan naar de tevredenheid van leidsters en ouders met de methode Kaleidoscoop. De scriptie is geschreven in opdracht van kinderdagverblijf Doenja te Amsterdam.
Ik ben het onderzoek begonnen met een literatuurstudie waardoor ik meer te weten ben gekomen over de theoretische achtergrond van Kaleidoscoop. Na de literatuurstudie ben ik met het empirische onderzoek begonnen. Hiervoor heb ik interviews gehouden met de leidsters van het kinderdagverblijf. Ook hebben ouders die kinderen hebben in de groepen waar Kaleidoscoop wordt toegepast een enquête gekregen om inzicht te krijgen over hun mening daarover. Met de verkregen resultaten is er uiteindelijk antwoord gegeven op de centrale vraagstelling.
Ik wil Carine Ex bedanken voor haar goede begeleiding en steun tijdens het schrijven van mijn scriptie. Zij heeft mij geleerd om kritischer naar mijn scriptie te kijken. Ook wil ik mijn opdrachtgever Anne Jaspers bedanken voor haar inzet en hulp. Het was fijn om onderzoek te kunnen doen op mijn eigen werkplek. Verder wil ik mijn familie en in het bijzonder mijn man bedanken voor alle steun die ik heb gekregen tijdens het schrijven van mijn scriptie.
Mine Çelik- Koçak Juni 2010
1
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1: Inleiding………………………………………………………………..
4
1.1 Aanleiding……………………………………………………………………………
4
1.2 Probleemstelling……………………………………………………………………
4
1.3 Vraagstelling………………………………………………………………………..
5
1.4 Doelstelling………………………………………………………………………….
5
1.5 Definiëring van begrippen…………………………………………………………
6
1.6 Opbouw scriptie…………………………………………………………………….
6
Hoofdstuk 2: Literatuuronderzoek………………………………………………..
7
2.1 Inleiding……………………………………………………………………………..
7
2.2 Wat houdt Kaleidoscoop in? ……………………………………………………
7
2.2.1 High/ Scope ……………………………………………………………………
7
……………………………………………………………………
8
2.2.2 Jean Piaget
2.2.3 Van High/scope naar Kaleidoscoop.……..…………………………………
9
2.2.4 De methode Kaleidoscoop.……………………………………………………
11
2.2.5 Implementatie in Nederland...............................................................
14
2.2.6 Resultaten Implementatie..……………………………………………………
16
2.2.7 Wat levert Kaleidoscoop op?………………………………………………….
16
2.3 Wat is er uit onderzoek bekend over de effecten van Kaleidoscoop? …..
17
2.3.1 Onderzoek naar High/Scope. …….…………………………………………..
17
2.3.2 Onderzoek naar Kaleidoscoop in Nederland…..……………………………
19
Hoofdstuk 3: Methode van onderzoek…..……………………………………….
21
3.1 Populatie …………………………………………………………………………….
21
3.2 Steekproef…………………………………………………………………………..
22
……………………………………………………
23
……………………………………………………………………
25
3.3 Dataverzamelingsmethode 3.4 Data-analyse
Hoofdstuk 4: Resultaten veldonderzoek…………………………………………
26
4.1 De resultaten van de enquête……………………………………………………
26
4.2 De resultaten van interview………………………………………………………
30
2
Hoofdstuk 5: Conclusie……… ………………………………………………........
38
5.1 Conclusie……………………………………………………………………………
37
5.2 Aanbevelingen……………………………………………………………………..
40
5.3 Discussie……………………………………………………………………………
40
Samenvatting…………………………………………………………………….. …… Literatuurlijst………………………………………………………………………......
42 43
Bijlage: Enquête………………………………………………………………………
45
Bijlage 2: Topiclijst interview ………………………………………………………
50
Bijlage 3: Feedback opdrachtgever……………………………………………….
51
3
Hoofdstuk 1 Inleiding In deze scriptie is er beschrijvend kwantitatief onderzoek gedaan naar de tevredenheid van ouders en leidster met de methode Kaleidoscoop. Deze methode wordt sinds oktober 2009 toegepast in kinderdagverblijf Doenja. Aan de hand van dit onderzoek wordt er antwoord gegeven op de centrale vraagstelling. 1.1 Aanleiding Kinderdagverblijf Doenja te Amsterdam werkt sinds een paar maanden met de methode Kaleidoscoop. De methode is gebaseerd op de Amerikaanse methode High/Scope (Nederlandse Jeugdinstituut (z.d.)). Deze methode is verder ontwikkeld onder de naam Kaleidoscoop en aangepast aan de Nederlandse situatie. Het programma wordt nu in Nederland gebruikt voor de voor- en vroegschoolse educatie (VVE). Kaleidoscoop is een educatieve methode voor kinderen van 2,5 tot 6 jaar die naar een kinderdagverblijf, een peuterspeelzaal en groep 1 en 2 van het basisonderwijs gaan. In de afgelopen jaren zijn er ook verschillende programma‟s ontwikkeld voor de hogere groepen van de basisschool, voor de babygroepen en voor de buitenschoolse opvang. In kinderdagverblijf Doenja wordt Kaleidoscoop op alle peutergroepen en op één babygroep gebruikt. Aan de hand van dit onderzoek wil ik de ervaringen van alle betrokkenen in kaart brengen om zo een duidelijk beeld te krijgen in welke mate zij tevreden zijn met de invoering van Kaleidoscoop. 1.2 Probleemstelling Kaleidoscoop is een erkend programma in het kader van voor- en vroegschoolse educatie(VVE). Vanaf 2000 zijn er in Nederland belangrijke stappen genomen om vorm te geven aan de voor- en vroegschoolse educatie. De VVE probeert (taal) achterstanden op jonge leeftijd te voorkomen om zo de onderwijskansen van kinderen te vergroten. Het aanbod van een voor- en vroegschoolse educatieprogramma begint in instellingen zoals de kinderopvang of peuterspeelzaal. Dit loopt door tot en met groep 2 van de basisschool. Er zijn verschillende onderwijsprogramma‟s ontwikkeld waarmee kinderen bijgeschoold worden met als doel een slechte start op de basisschool te voorkomen. Kinderdagverblijf Doenja heeft ervoor gekozen om de educatieve methode Kaleidoscoop te gebruiken. Deze methode wordt momenteel voor het eerst op alle peutergroepen en op één babygroep toegepast. Dit onderzoek richt zich niet op een vergelijking tussen groepen, maar op de ervaringen van ouders en leidster met de uitvoering van deze methode. Omdat de invoering van de methode veranderingen met zich mee brengt, in de zin van omgang met kinderen, is ervoor gekozen om een tevredenheidsonderzoek te doen naar de ervaringen van zowel leidsters als ouders met Kaleidoscoop.
4
1.3 Vraagstelling De vraagstelling voor dit onderzoek is: Wat zijn de ervaringen van leidsters en ouders met de methode Kaleidoscoop sinds de invoering van deze educatieve methode in kinderdagverblijf Doenja te Amsterdam?
Deelvragen De theoretische deelvragen die door middel van literatuuronderzoek worden beantwoord: 1. Wat houdt Kaleidoscoop in en op welke theoretische grondslagen is het programma gebaseerd? 2. Wat is er uit onderzoek bekend over de effecten van Kaleidoscoop?
De empirische vragen: 3. Hoe wordt Kaleidoscoop toegepast op kinderdagverblijf Doenja? 4. Wat zijn de ervaringen van leidsters met het gebruik van Kaleidoscoop? 5. Welke effecten zien ouders sinds de invoering van Kaleidoscoop? 6. Wat zijn de veranderingen in de groepsruimte die hebben plaats gevonden na de invoering van Kaleidoscoop?
1.4 Doelstelling Het doel van dit onderzoek is om de ervaring van de betrokkenen in verband met deze methode te inventariseren. Door het uitvoeren van een tevredenheidsonderzoek wil de instelling weten hoe de methode wordt ervaren in het kinderdagverblijf. Als uit dit onderzoek blijkt dat de invoering van Kaleidoscoop en het werken hiermee positieve invloed heeft, op zowel leidsters, kinderen als ouders, wil de instelling Kaleidoscoop blijven toepassen op de groepen.
5
1.5 Definiëring van begrippen Kaleidoscoop: Kaleidoscoop is een educatieve methode in het kader van voor -en vroegschoolse educatie aan jonge kinderen. Ervaringen: Ervaringen van leidsters met de invoering van de voor- en vroegschoolse educatieve methode Kaleidoscoop. Het gaat hier om ervaringen die na de invoering van de methode zijn opgetreden zoals de structuur van de groep en de ontwikkelmogelijkheden die het kind nu heeft. Ouders: In dit onderzoek doel ik op die groep ouders en verzorgers die gebruik maken van kinderdagverblijf Doenja. Effecten: Met effecten worden de zichtbare kenmerken beschreven die ouders zien in de groepsruimte en aan de ontwikkeling van het kind na de invoering van Kaleidoscoop. 1.6 Opbouw scriptie In hoofdstuk 2 zijn de resultaten van het literatuuronderzoek te vinden. Hier wordt beschreven hoe de methode is begonnen in Amerika als High/scope en verder is ontwikkeld tot Kaleidoscoop in Nederland. Ook omschrijf ik de implementatie die plaats heeft gevonden in Nederland. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 de onderzoeksmethoden beschreven die gebruikt zijn voor het veldonderzoek. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van het veldonderzoek gepresenteerd. Het laatste hoofdstuk bevat de conclusie en discussie van dit onderzoek waar antwoord wordt gegeven op de vraagstelling. Hier worden ook de knelpunten van het onderzoek beschreven en worden aanbevelingen gedaan voor het kinderdagverblijf. Ten slotte volgt aan het eind van deze scriptie een samenvatting, de literatuurlijst en de bijlage(n).
6
Hoofdstuk 2 Literatuuronderzoek 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk is onderzoek gedaan naar de theoretische achtergrond en de geschiedenis van Kaleidoscoop. Het eerste gedeelte van dit hoofdstuk gaat over het ontstaan van High/Scope in Amerika en de aanpassing van deze methode aan de Nederlandse situatie. In de daarop volgende paragraaf wordt de werkwijze van de methode beschreven. Verder is te lezen hoe de implementatie van Kaleidoscoop in Nederland is verlopen en worden de resultaten weergegeven. In het tweede deel van dit hoofdstuk worden de resultaten van de methoden High/scope en Kaleidoscoop beschreven. 2.2 Wat houdt Kaleidoscoop in en op welke theoretische grondslagen is het programma gebaseerd? De methode Kaleidoscoop is gebaseerd op de cognitieve ontwikkelingstheorie van kinderpsycholoog Jean Piaget en is van origine een Amerikaans programma ( Hohmann & Weikart, 1995). Het programma is aangepast aan de Nederlandse situatie en heeft een nieuwe naam gekregen, namelijk Kaleidoscoop.
2.2.1 High/ Scope David P. Weikart was een Amerikaanse psycholoog. De belangrijkste doelen van deze Amerikaanse psycholoog was om het leren en de ontwikkeling van kinderen te bevorderen door de kindertijd te ondersteunen en opvoeders te helpen tijdens de ontwikkeling van kinderen (Highscope (z.d.)). Weikart was zich bewust van het feit dat maatregelen op het gebied van onderwijs, welzijn en werk noodzakelijk waren, maar dat er niet veel gedaan werd om dit te verbeteren. Hij vond het belangrijker om eerder aandacht te besteden aan jonge kinderen en hun opvoeders (Hohmann & Weikart, 1995).
David Weikart en zijn medewerkers pakten al in 1962 de schooluitval van jonge kinderen uit de arme buurten in Ypsilanti (Michingan) aan door een programma op te zetten voor peuters en kleuters, „Perry Preschool Project‟. Weikart constateerde dat kinderen van middelbare school uit de armste buurten, slechte resultaten behaalden voor verschillende toetsen. Deze resultaten hebben David Weikart er toe aangezet om te onderzoeken wat de oorzaak was en wat er aan gedaan kon worden. De conclusie van Weikart was dat deze kinderen onvoldoende voorbereid waren op het schoolse leren. Hij startte toen met zijn eerste educatieve methode (Schonewille, 2001).
7
Bij het „Perry Preschool Project‟ ging het voornamelijk om de sociale en emotionele ontwikkeling van het kind. Maar er moest volgens de Amerikaanse psycholoog ook meer aandacht komen voor de intellectuele ontwikkeling. Deskundigen bestempelden het project van Weikart als negatief, omdat zij van mening waren dat 4 jarigen nog niet in staat zijn om met een schoolse situatie om te gaan. Na deze negatieve uitspaak is Weikart een onderzoek gestart met een groep kinderen die het voorschoolse programma volgden en een controlegroep (Hohmann & Weikart, 1995). Zijn aanpak had een positief effect op de onderwijsresultaten van kinderen (Schonewille, 2001). Na het onderzoek werd besloten om een nieuwe methode te ontwikkelen die aan drie belangrijke eisen moest voldoen. De methode moest theoretisch goed onderbouwd zijn, kinderen de mogelijkheid geven om zich te ontwikkelen door „actief leren‟ en als laatste moesten professionals samen werken om de theorie en praktijk op een gelijkwaardig niveau te laten verlopen. Mede door inspiratie van de theorie van Jean Piaget, hebben Weikart en zijn medewerkers een nieuwe methode ontwikkeld, de methode High/Scope (Hohmann & Weikart, 1995). Weikart is de grondlegger van de HighScope Educational Research Foundation. Dit is een onafhankelijke onderzoeksorganisatie dat werd opgericht in 1970 door Weikart. Dit instituut is nu uitgegroeid tot een internationaal bekend instituut voor onderzoek, leerplanontwikkeling en training (Highscope (z.d.)). De HighScope methode heeft in de Verenigde Staten veel positieve effecten gehad op de ontwikkeling van kinderen. High/Scope wordt nu ook in andere landen zoals Groot-Brittannië, Mexico, Indonesië en Nederland gebruikt. In paragraaf 2.2.3 is verder te lezen hoe deze onderwijsvorm is aangepast aan de Nederlandse situatie en de naam Kaleidoscoop kreeg.
2.2.2 Jean Piaget Jean Piaget: ´Kennis komt niet voort uit de dingen, noch uit het kind, maar uit de interactie tussen het kind en de dingen´ (Bekkers, Evegroen & Kuyk, 1998, blz. 11).
Jean Piaget (1896-1980) was een Zwitserse kinderpsycholoog die de cognitieve psychologische ontwikkeling van kinderen bestudeerde. De theorie van Piaget gaat ervan uit dat kinderen zich in voorspelbare stadia ontwikkelen en dat ze kennis en vaardigheden verwerven door actief betrokken te zijn bij mensen, materialen en gebeurtenissen in hun omgeving (Kohnstamm, 2002). De eerste fase noemt hij het sensomotorische stadium (0-2 jaar) waarbij de zintuiglijke en motorieke ontwikkeling van het kind centraal staat. De daarop volgende fase is het pre- operationele stadium (2 tot 7 jaar). In deze fase ontwikkelt zich vooral het vermogen om symbolen te gebruiken. Kinderen leren tellen, maar weten nog niet de betekenis van de getallen. Het derde stadium (7-12 jaar) noemt Piaget het concreet-
8
operationele stadium (Vincke, 2007). Het concreet- operationele stadium onderscheidt hij in twee fasen. De eerste fase noemt hij de pre- conceptuele stadium (2-4 jaar). In deze fase van de ontwikkeling worden kinderen taalvaardiger en beginnen symbolen te begrijpen en te gebruiken. Dit wordt ook wel representatie genoemd. De tweede fase die hij bij deze stadium van ontwikkeling maakt, is het intuïtieve denken (4-7 jaar). In deze leeftijdsfase neemt het abstractievermogen en taalvaardigheid toe. Kinderen kunnen in deze fase van ontwikkeling classificeren en voorwerpen sorteren op een bepaald kenmerk (Hohmann & Weikart, 1995). De laatste fase van de ontwikkeling noemt hij het abstracte of formeel- operationele stadium waarbij het abstracte van het kind ontwikkelt. Hierbij is hij van mening dat niet elk volwassene het laatste stadium bereikt (Vincke, 2007).
De Zwitserse psycholoog gaat uit van de constructivistische theorie. Het kind zelf en de omgeving beïnvloeden wel de ontwikkeling, maar het accent ligt toch voornamelijk op de eigen leerkracht en op de zelfontdekking van het kind. Dit noemt hij ook wel de kracht van binnenuit. De sociale omgeving waarin het kind zich bevindt wordt meer gezien als een object van de activiteit van het kind en niet als een beïnvloedende factor. Piaget vindt dat elk moment gebruikt kan worden om dingen zelf te ontdekken. In de denkwijze van deze beroemde psycholoog is de rol van de leraar beperkt omdat het kind zelf de mogelijkheid moet krijgen om zijn leerproces te leiden (van Oers & Janssen-Vos).
Jean Piaget was een van de eerste psychologen die de ontwikkeling van het denken van het kind heeft bestudeerd. Hij was van mening dat kinderen hun ervaringen niet passief maar actief opnemen en verwerken in denkwijzen. De manier van de denkwijze verandert volgens Piaget naarmate kinderen zich ontwikkelen. Hij was ook van mening dat kinderen in een onbewust proces, de werkelijkheid en de denkwijze op elkaar afstemmen. Dit proces noemde hij de adaptatie. Hiermee bedoelt hij dat het kind zijn denkwijze kon afstemmen op iets wat hij waarneemt. Het proces van adaptatie onderscheidde hij in twee deelprocessen, namelijk assimilatie, waarbij de werkelijkheid wordt aangepast aan de denkwijze van het kind en accommodatie waarbij de denkwijze aangepast wordt aan nieuwe waarnemingen (Kohnstamm, 2002).
2.2.3 Van High/scope naar Kaleidoscoop Vanaf 1994 is de Amerikaanse HighScope verder ontwikkeld en aangepast aan de Nederlandse situatie onder naam Kaleidoscoop door Rieke Evergroen van de Averroès Stichting (Reezigt, 1999). Vanaf 1996 is Kaleidoscoop met positieve behaalde resultaten ingevoerd op verschillede peuterspeelzalen en in de kleutergroepen van de basisschool. De methode Kaleidoscoop heeft in 2000 ook een programma ontwikkeld die kinderdagverblijven
9
in staat stelden om de methode ook toe te passen. Het programma was in eerste instantie vooral bedoeld voor de peuters. Later is er ook voor de allerkleinsten, namelijk voor de baby´s een programmaoverzicht gemaakt. Na een experimentele periode van deze methode wordt het nu in het kader van voor- en vroegschoolse educatie in verschillende gemeenten uitgevoerd (Schonewille & Hoogedoorn, 2002).
Sinds de jaren tachtig staat de ontwikkeling van het jonge kind centraal. Vanaf de jaren negentig groeide de doelgroep allochtone jonge kinderen uit tot een belangrijk object. Er is veel geld uitgegeven aan de voor- en vroegschoolse educatie (Van der Vegt & Van der Pluijm, 2003). Veel gemeenten zijn hier al vele jaren mee bezig. Met de invoering van de Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid (GOA) in 1998 heeft de VVE een plaats gekregen binnen het onderwijskansbeleid. Uit onderzoek is gebleken dat veel kinderen een grote taal- en ontwikkelingsachterstand hebben op vierjarige leeftijd (Veen, van der Ploeg, van der Vegt & Fukkink, 2002). Er zijn een aantal belangrijke doelen die behaald willen worden door het aanbieden van voor- en vroegschoolse educatie programma‟s. Het eerste doel is het voorkomen en wegwerken van (onderwijs)achterstanden voor een goede start op de basisschool. Een ander doel is dat je met een VVE programma de kansen voor een brede ontwikkeling van kinderen vergroot. Als laatste belangrijk doelen wordt het integraal aanpakken van jeugdproblematiek en zorg opgenoemd (den Elt, Pouwer & van Wissen, 2000).
In een overzichtenstudie naar de effectiviteit van voorschoolse programma´s worden de volgende kenmerken opgenoemd om het programma te doen slagen. Het programma dient voldoende intensiteit te hebben, een redelijke interventieduur te hebben, een vroege aanvangsleeftijd te hebben en een gunstige kind- leidster ratio te hebben. Ook de betrokkenheid van ouders worden opgenoemd om het programma als geslaagd te beschouwen. Op deze overzichtenstudie is er een aanvulling gekomen uit het rapport “Allochtone kleuters meer aandacht”. Met voldoende intensiteit wordt in dit onderzoek bedoeld dat kinderen minimaal vier dagdelen gebruik maken van de instelling. Een aanvulling op de redelijke interventieduur wordt hier aangeduid met 2 jaar of meer. Verder staat in dit onderzoek dat de vroege aanvangsleeftijd van kinderen tussen de 2 tot 3 jaar moet zijn. Bij het gunstige leidster- kind ratio gaat het om 2 volwassenen op een groep met een maximum van 20 kinderen. Bij kleuters is deze verhouding 2 volwassene op een groep van maximaal 25 kinderen (Averroès Stichting, 1998).
10
2.2.4 De methode Kaleidoscoop Kaleidoscoop is een methode die zich richt op preventie van onderwijsachterstanden bij kinderen in achterstandsituaties. Om dit te bereiken wil de methode de kennis en vaardigheden vergroten op het gebied van cognitieve ontwikkeling, taalontwikkeling en sociaal- emotionele ontwikkeling (Ince, Beumer, Jonkman & Vergeer, 2005). De methode is bestemd voor kinderen die in een kinderdagverblijf, een peuterspeelzaal of groep 1 en 2 van het basisonderwijs zitten. In de afgelopen jaren zijn er ook verschillende programma‟s ontwikkeld voor de hogere groepen van de basisschool, voor de babygroepen en voor de buitenschoolse opvang (Kaleidoscoop (z.d)). Actief leren is de kern van Kaleidoscoop. Het uitgangspunt van deze methode is dat kinderen zelf al veel kunnen. Door het bieden van een veilige en stimulerende omgeving, krijgen kinderen de mogelijkheid om te spelen, te ontdekken, te experimenteren, en ervaringen op te doen (Schonewille, 2001). Een actieve leersituatie heeft vijf kenmerken. Als eerst is het belangrijk dat kinderen voldoende beschikking hebben over verschillende interessante materialen in de groepsruimte. Daarbij moet het mogelijk zijn dat kinderen deze materialen kunnen gebruiken, onderzoeken en ermee spelen zoals zij dat zelf willen. Ook is het van belang dat kinderen ruimte krijgen om hun eigen doelen te stellen en de mogelijkheid krijgen om zelf te bepalen waarmee ze willen spelen of wat ze gaan doen. Hierbij is het belangrijk dat de volwassenen de taal van de kinderen respecteren. Kinderen kunnen op hun eigen manier, dit kan verbaal of non-verbaal vertellen wat ze aan het doen zijn of wat zij hebben gedaan. Het laatste kenmerk voor een actieve leersituatie is ondersteuning bieden aan kinderen. Door bijvoorbeeld mee te doen met het spel van het kind en het kind te ondersteunen bij het oplossen van problemen (Julien, Schonewille & Brandenbarg, 2008).
Interactie tussen het kind en de leerkracht is ook erg van belang. De leerkracht heeft de rol om de actieve betrokkenheid van kinderen te stimuleren. Door een positieve interactie, voelen kinderen zich veilig en vertrouwd. Met de ondersteunende rol die de leerkracht vervult, is het mogelijk om het spel van kinderen uit te breiden of aan te passen aan de behoeften en interesses. Kinderen worden regelmatig geobserveerd en de ontwikkeling wordt door de leerkracht bijgehouden. Om deze intensieve begeleiding mogelijk te maken, gaat Kaleidoscoop uit van het principe dat er in ieder groep twee leerkrachten zijn die gedurende minimaal vier dagdelen per week samen werken (Schonewille, 2001).
11
Kaleidoscoop heeft een aantal kenmerken dat in het onderstaand schema zijn afgebeeld.
Figuur 1: Het rad van avontuur
Observatie Interactie -samenwerking -strategieën voor - dagelijks noteren van interactie opvallende gebeurtenissen -aanmoediging -beoordelen van - probleemoplossend individuele kinderen benadering van conflicten Actief Leren initiatief sleutelervaringen Dagschema -vooruitkijken, speelwerken en terugkijken -speelleren in de grote groep - speelleren in de kleine groep
Leeromgeving -hoeken -materialen -opslag
Uit het ´Rad van avontuur´ is te zien dat het actief leren het belangrijkste element vormt van Kaleidoscoop (Hohmann & Weikart, 1995). Een stimulerende leeromgeving wordt als een onmisbare factor gezien bij het actief leren omdat dit kinderen aanzet om keuzes te maken en naar die keuzes te handelen. De methode Kaleidoscoop hecht daarom veel waarde aan de inrichting van de ruimte, en werkt met verschillende „hoeken‟. De groepsruimte wordt zo ingericht dat elke ruimte benut kan worden om als „hoek‟ te gebruiken. Deze hoeken krijgen dan allemaal een naam, zoals de bouwplaats of het huis. Deze hoeken worden regelmatig veranderd en aangepast om kinderen de mogelijkheid te geven om ervaringen op te doen met veel nieuwe materialen. Het speelgoed en de materialen in de hoeken zijn voorzien van labels. Het labelen kan op verschillende manieren gedaan worden, zoals een afbeelding, een foto of alleen uitgedrukt in woorden. Het maakt niet veel uit op welke manier dit afgebeeld is, als het maar duidelijk is voor het kind. Deze materialen liggen op een plek waar kinderen zelf bij kunnen, zodat ze het zelf kunnen pakken als ze ermee willen spelen zonder de hulp van de aanwezige
12
volwassene. Op deze manier stimuleert de leeromgeving dat kinderen zonder de hulp van volwassenen de materialen zelf pakken, ermee spelen en weer zelf opruimen (Schonewille, 2001). Het actief leren staat samen met de sleutelervaringen centraal bij de methode Kaleidoscoop. De sleutelervaringen zijn een beschrijving van de sociale, cognitieve en lichamelijke ontwikkeling van kinderen in de leeftijd van 2,5 tot 6 jaar. Deze ervaringen geven een beeld van wat jonge kinderen doen en welke kennis en vaardigheden ze verwerven. De sleutelervaringen vormen een raamwerk om het actief leren van kinderen te begrijpen (Kaleidoscoop (z.d)). Kaleidoscoop heeft tien verschillende sleutelervaringen, die in het kort worden toegelicht. De eerste sleutelervaring van Kaleidoscoop is creatieve representatie. Jean Piaget definieert representatie als het oproepen van de afwezige realiteit door het gebruiken van symbolen. Kinderen leren bij dit onderdeel vooral om voorwerpen te herkennen door het gebruik van verschillende zintuigen. Ook tekenen, schilderen en modellen maken van verschillende uiteenlopende materialen behoort tot deze sleutelervaring. Een tweede sleutelervaring is taal en ontluikende geletterdheid. Bij deze ervaring gaat het over de manier waarop kinderen taal gebruiken om te representeren. Kinderen gebruiken taal bij deze sleutelervaring om hun gevoelens en wensen te uiten en interactie te hebben met anderen. Ook ontwikkelt het kind hier om vragen te stellen en na te denken over een bepaald onderwerp. Een andere sleutelervaring heeft betrekking op het initiatief nemen en sociale relaties van het kind. Hierbij ligt de nadruk vooral op het „zelf doen‟. Kinderen leren zelf keuzes maken en plannen. Met deze sleutelervaring ontwikkelt ook het probleemoplossende vermogen. Het kind leert ook om gevoelens uit te kunnen drukken in woorden. Dans en beweging zijn de sleutelervaringen waar kinderen voornamelijk leren om op verschillende manieren te bewegen. Bewegen op de plaats, door de ruimte en met voorwerpen. Muziek is de ervaring waar het kind leert om te zingen, luisteren en muziekinstrumenten te bespelen. Een andere ervaring waar het actief leren om draait is de sleutelervaring classificatie waarbij het kind leert om voorwerpen te sorteren op een bepaald kenmerk. Op een latere leeftijd kunnen kinderen ook een bepaald kenmerk ordenen, ofwel seriën wat ook een sleutelervaring is. De sleutelervaringen classificatie en seriën noemt Piaget het intuïtieve denken dat zich ontwikkelt tussen 4 en 7 jaar (Hohmann & Weikart, 1995). Bij de sleutelervaring tijd, gaat het om de mogelijkheid om op een teken een handeling te beginnen en beëindigen. Ook leert het kind hier om gebeurtenissen te voorzien, herinneren en te beschrijven. De laatste twee sleutelervaringen zijn de ervaringen hoeveelheid en ruimte. Het kind leert om hoeveelheden te vergelijken om vast te kunnen stellen wat meer of minder is. Ook leert het kind om voorwerpen vanuit verschillende
13
invalshoeken te bekijken en ruimtelijke relaties in tekeningen te interpreteren (Julien, Schonewille & Brandenbarg, 2008). Om actief leren mogelijk te maken wordt er bij de methode Kaleidoscoop gebruik gemaakt van een dagschema. Door het vaste ritme dat wordt doorlopen, weten de kinderen waar ze aan toe zijn. Zo hebben ze de mogelijkheid om zich voor te bereiden op wat komen gaat en voelen ze zich vrij om keuzes te maken. Bij het dagschema staat drie belangrijke begrippen centraal, namelijk de cyclus van vooruitkijken, speelwerken en terugkijken. Bij het eerste gedeelte maken kinderen zelf een plan over wat ze willen doen. Ze maken een keuze door rond te kijken in de groep. Nadat elk kind wat gekozen heeft volgt het speelwerken. Het speelwerken is het uitvoeren van hun plan. Na het spelen komen de kinderen weer samen en bespreken ze samen met een volwassene wat ze hebben gedaan. Dit wordt het terugkijken genoemd. Bij het terugkijken ligt de voorkeur op de leidster/leerkracht met wie het kind ook zijn plannen heeft besproken omdat die weet waar het kind heeft gespeeld. Met het terugkijken leren kinderen om te begrijpen wat ze hebben gedaan (Hohmann & Weikart, 1995). 2.2.5 Implementatie in Nederland Het implementatie- onderzoek in Nederland is uitgevoerd door het Groningse Instituut voor Onderzoek van Onderwijs (GION, 1999). Aan de hand van dit onderzoek is er gekeken of de methode daadwerkelijk is gerealiseerd en geaccepteerd door leerkrachten en leidsters op vijf proeflocaties. De vijf proeflocaties zijn Amsterdam de Pijp. Amsterdam de Baarsjes, Haarlem, Eindhoven en Rotterdam. In het schooljaar 1995/1996 zijn de voorbereidende activiteiten van start gegaan in Amsterdam de Pijp en Haarlem. Een jaar later zijn ook de andere drie locaties gestart met de voorbereidingen (Reezigt, 1999).
Bij de implementatie is er gekeken naar de omgang van leidsters en leerkrachten met de nieuwe werkwijze en onderwijsvisie (Kaleidoscoop (z.d)). De nadruk lag vooral op gegevensverzameling van leidsters en leerkrachten. Zij moesten het programma in praktijk toepassen en vorm geven in de eigen groep. Verder is het belangrijk om aan te geven dat de bij de implementatie de onderzoeksgroepen klein worden genoemd met 50 peuters en 60 kleuters (Reezigt, 1999).
Fullan (1991) noemt een aantal factoren die bevorderend zijn voor de implementatie van een methode. Als eerste noemt hij acceptatie van de innovatie door leidsters en leerkrachten. De acceptatie is de fase waar het initiatief wordt genomen voor een vernieuwing. Een tweede factor wat Fullan noemt, is de bruikbaarheid van de innovatie. Het moet duidelijk zijn wat de verandering betekent voor leidsters voor het werken in de groep. Zij moeten wel
14
belang hebben aan de vernieuwing. Als laatste factor noemt hij de ondersteuning die tijdens de vernieuwing wordt aangeboden. Buiten het feit dat er voldoende financiële middelen nodig zijn, is het belangrijk dat er ondersteuning wordt aangeboden zoals een training waar leidsters en leerkrachten meer leren over de werkwijze van de vernieuwing.
Tijdens de implementatie is er onderzoek gedaan naar verschillende variabelen. Sommige variabelen uit het onderzoek waren niet te beantwoorden door middel van vragenlijsten. Hierdoor is naast vragenlijsten ook gebruik gemaakt van observaties in de groepen. Omdat het niet haalbaar was om alle groepen te observeren, is er gekozen voor om een deel daarvan te observeren. Om toch gegevens te verkrijgen van alle betrokkene leidsters is er een aanvullende vragenlijst verstuurd naar alle leidsters.
Onderstaand schema laat zien welke variabelen zijn onderzocht voor de implementatie van Kaleidoscoop (Reezigt, 1999).
Figuur 2: Onderzochte variabelen van de implementatie van Kaleidoscoop Kenmerken Context
Organisatie van locatie (aanwezigheid en samenstelling van de stuurgroep) Lokaal geboden ondersteuning (regelingen op financieel terrein en draagvlak binnen de gemeente) Rol van de coördinator (aanwezigheid, contacten met leidsters en leerkrachten)
Kenmerken
Kenmerken
Kenmerken
Leidsters/Leerkrachten
groep/setting
Kaleidoscoop
Opleiding Werkervaring Acceptatie van het programma Bruikbaarheid van het programma Ervaren ondersteuning (deelname aan training en begeleiding op locatie)
De samenstelling van de groep zoals de groepsgrootte en gemiddelde leeftijd van kinderen De samenstelling van de setting. Dezelfde variabele als de groep, maar nu de speelzaal/school als geheel
Tijdsbesteding Betrokkenheid van kinderen in de groep De materialen en leeromgeving binnen/buiten Hanteren van dagschema Interacties tussen volwassenen en kinderen Gebruik van observatiematerialen en toetsen Aanpak van tweetaligheid Taakverdeling van volwassenen in de groep Contacten ouders Onderwijsvisie
15
2.2.6 Resultaten Implementatie Uit het implementatie onderzoek is gebleken dat Kaleidoscoop positieve effect kan hebben als er in de uitvoering is voldaan aan de voorwaarden van deze methode (Ince, Beumer, Jonkman & Vergeer, 2005). Kaleidoscoop gaat uit van de voorwaarden dat er in iedere groep twee leidsters of leerkrachten werkzaam zijn, die gedurende minimaal vier dagdelen per week werkzaam zijn (Schonewille, 2001). Het beeld wat dit onderzoek heeft opgeleverd is positief te noemen. GION noemt dat vooral de Kaleidoscoop leerkrachten hoog scoren in vergelijking met de controlegroep wat betreft de inrichting van de leeromgeving, de werkwijze en de interacties mogelijkheden met kinderen. Een tweede conclusie wat uit dit onderzoek naar voren is gekomen is dat kinderen met de methode Kaleidoscoop meer betrokken zijn bij de activiteiten in de groep. Ook is gebleken dat kinderen meer contactmogelijkheden hebben met hun leidster of leerkracht (Reezigt, 1999).
2.2.7 Wat levert Kaleidoscoop op? In voorgaand hoofdstuk is aandacht besteed aan wat de methode Kaleidoscoop inhoudt en wat de doelgroep is voor deze methode. Maar wat levert deze methode als bijdrage in de ontwikkeling van kinderen op? Om te beginnen voorkomt deze methode ontwikkelings -en onderwijsachterstanden bij jonge kinderen. Kaleidoscoop is een onderwijsprogramma dat als doel heeft om een slechte start op de basisschool te voorkomen. Ook biedt deze methode pedagogische medewerkers een werkwijze voor de hele dag. Leerkrachten en kinderen weten allebei waar ze aan toe zijn door een vast dagritme. Tevens draagt deze methode bij aan deskundigheidsbevordering van de leerkrachten. Om het actief leren te versterken en de ontwikkeling van kinderen te ondersteunen volgen leerkrachten een training over de methode Kaleidoscoop. Deze trainingen bestaat uit 20 dagen en vindt meestal 1 keer in de maand plaats. De trainingen zijn praktijkgericht. Na de training krijgen leerkrachten opdrachten mee, om het vervolgens uit te voeren in de eigen groep. De modules van de trainingen zijn; kennismaking met Kaleidoscoop, actief leren, leeromgeving, dagschema, interactie, observatie, taal, ouders en dans/muziek (Schonewille, 2001). Naast de groepsbijeenkomsten vindt er ook persoonlijke begeleiding plaats. Hier heeft de leidster of leerkracht de mogelijkheid om feedback te krijgen. Nog een positieve punt van Kaleidoscoop is dat deze methode ouders als onmisbare partners beschouwt, omdat zij de belangrijkste opvoeders van kinderen zijn. Daarom worden ouders ook meer betrokken bij de ontwikkeling van hun kind. Omdat deze methode doorloopt tot de eerste jaren van de basisschool levert het een bijdrage voor een doorlopende ontwikkelingslijn (Julien, Schonewille & Brandenbarg, 2008).
16
2.3 Wat is er uit onderzoek bekend over de effecten van Kaleidoscoop? In dit deel van het literatuuronderzoek wordt antwoord gegeven op de vraag welke resultaten er uit onderzoek bekend zijn met het toepassen van Kaleidoscoop. Ook wordt beschreven wat het effect is van deze methode op kinderen die het programma langdurig hebben gevolgd. Tevens worden de resultaten beschreven die zijn behaald met High/Scope in Amerika.
Effecten van interventies worden vastgesteld door middel van experimenteel onderzoek. In een dergelijk onderzoek worden kinderen op willekeurige wijze verdeeld in instellingen waar de interventie wordt toegepast, de experimentele groep en een groep waar de interventie niet wordt toegepast, de controlegroep. Als er na een bepaalde periode zichtbare verschillen zijn tussen de groepen, wordt ervan uit gegaan dat de verschillen het gevolg zijn van de interventie (Veen, Roeleveld & van Daalen, 2008).
2.3.1 Onderzoek naar High/Scope In Amerika is er een experimenteel onderzoek met follow-up op lange termijn uitgevoerd naar de effecten van High/Scope. Kinderen zijn gevolgd tot hun veertigste jaar. Uit dit onderzoek blijkt dat volwassenen die als kind het programma hebben gevolgd, vaker een middelbare school diploma behalen, minder delinquent gedrag vertonen en economisch zelfstandiger zijn (NIZW, 2005).
Voor het uitvoeren van het lange termijn onderzoek, zijn er 123 kinderen die in armoede leefden en een groot faalrisico hadden op school, gevolgd in hun ontwikkeling (Frost, 2005). Van 1962 tot 1967 werden de proefpersonen op de leeftijd van 3 en 4 op een willekeurige wijze verdeeld in twee groepen, één groep volgde het programma en de andere groep was de controlegroep (Highscope (z.d.)). Er zaten 58 kinderen in de groep waar het programma werd toegepast en 65 kinderen in de controlegroep.Voordat de kinderen in het onderzoek terecht konden, moesten ze aan drie criteria voldoen. Als eerste moest het kind drie of vier jaar zijn in 1962- 1963. De tweede voorwaarde was dat de familie laag scoorde op sociaal economische status. Er moest een duidelijke indicator zijn dat de familie in armoede leefde. De laatste voorwaarde om deel te kunnen nemen aan het onderzoek was een duidelijke indicator dat liet zien dat het kind een grote risico van falen had op school (Crane, 1998).
17
De belangrijkste conclusie van de High/Scope studie, is dat dit programma een bijdrage levert aan een betere start in de overgang van huis naar de sociale omgeving. Tevens blijkt uit onderzoek dat kinderen die de methode High/Scope hebben gevolgd, in de toekomst vaker economisch onafhankelijke en sociaal verantwoordelijke volwassenen worden.
Tijdens het onderzoek is er gedurende verschillende leeftijdsfasen, gegevens verzameld van de kinderen. Deze leeftijden betreft 3 t/m 11 jaar, 14/15 jaar, 19 jaar en 27 jaar (Frost, 2005). De verkregen informatie werd verwerkt in een samenvattend rapport. In de onderstaande grafieken zijn de positieve lange termijn effecten van High/Scope zichtbaar.
Figuur 3: Onderzoek op 19 jarige leeftijd op het effect van High/Scope
High/Scope Perry Preschool study Study Age- 19 Findings Pre school
NO Pre School
70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Figuur 4: Onderzoek op 27 jarige leeftijd op het effect van High/Scope
High/Scope Perry Preschool study Major Findings at age 27 Program
NO Program
100% 80% 60% 40% 20% 0% 5 ore more arreste
$ 2000 + Earnings/Mo
Own Home
Ever on Social Services
High School Graduates
18
Bij alle onderdelen scoren kinderen die deel hebben genomen aan het programma High/Scope hoger dan de controlegroep. Zo is te zien dat vroegtijdig schoolverlaten significant meer voorkomt bij kinderen die niet hebben deelgenomen aan het programma (33%-51%). Een ander onderdeel waar High/Scope kinderen hoger op scoren is de geletterdheid van kinderen op 19 jarige leeftijd (38%-61%). Tevens zijn de studieresultaten van kinderen in de experimentele groep hoger dan in de controle groep (21%-38%). De positieve resultaten van kinderen op 19 jarige leeftijd zijn ook te zien op 27 jarige leeftijd. High/Scope kinderen zijn minder in aanraking gekomen met de politie (7%-35%) en hebben een betere economische positie (7%-29%). Ook is het percentage voor het afronden van de middelbare school hoger bij de experimentele groep (21%-38%). Uit deze twee grafieken blijkt dat High/Scope kinderen zich duidelijk onderscheiden ten opzichte van kinderen die het programma niet hebben gevolgd. Kinderen die van jongs af het programma hebben gevolgd, ronden vaker hun opleiding af, vertonen minder crimineel gedrag en hebben een beter financiële positie (Averroès, 2008). 2.3.2 Onderzoek naar Kaleidoscoop in Nederland In 1996 vond de implementatie van Kaleidoscoop plaats. Een jaar later is door het SCO Kohnstamm Instituut een evaluatieonderzoek gestart. Het evaluatieonderzoek bestaat uit twee aparte studies, namelijk een breedtestudie en een dieptestudie. In de breedtestudie is er onderzoek gedaan naar de effecten van Kaleidoscoop op de taal- cognitieve toetsen en op het sociale emotionele gedrag van kinderen. In een dieptestudie wordt ongeveer de helft van alle instellingen die aan de breedtestudie hebben deelgenomen, geobserveerd met behulp van een videocamera. Deze observaties zijn gericht op de groepsprocessen, met name de sociale interacties van kinderen. Uiteindelijk worden deze observaties vergeleken met de groep die niet hebben deelgenomen aan het programma (controlegroep). Omdat er nog geen resultaten beschikbaar zijn van de dieptestudiën, wordt in dit onderzoek alleen de resultaten van de breedtestudie beschreven (Veen, Roeleveld & Leseman, 2000).
Voor het evaluatieonderzoek zijn in het jaar 1997, 1998 en 1999 metingen verricht. Een jaar na de laatste meting is in 2000 door het Kohnstamm instituut een vervolgonderzoek verricht. Het vervolgonderzoek is uitgevoerd op scholen die eerder ook mee hebben gedaan met het evaluatieonderzoek (Veen, Derriks & Roeleveld, 2002). De kinderen die deel hebben genomen aan de onderzoekgroep, hadden dezelfde leeftijd als de controlegroep. Het gaat hierbij om kinderen die geboren zijn tussen 1 juni 1993 en 1 juni 1994. In onderstaand tabel is er een overzicht van het aantal leerlingen in de experimentele en controlegroep (Veen e.a., 2002).
19
Figuur 5: Overzicht kinderen die mee hebben gedaan met het evaluatieonderzoek
Experimentele groep
Controlegroep
In 1997 in het onderzoek
108
104
Uitgevallen
50
41
Doorgestroomd
58
63
In 1998 in het onderzoek
92
102
Doorgestroomd
58
63
Nieuw ingestroomd
34
39
In 1999 in het onderzoek
80
85
Vanaf 1997 doorgestroomd
50
52
In 1998 nieuw ingestroomd
30
33
Uitgevallen in 1999 t.o.v. 1998
12
17
Uit het effectenonderzoek is gebleken dat kinderen die deel hebben genomen aan het programma hoger scoren dan de controlegroep, met name de resultaten van de ´doorstoomgroep´. In de doorstoomgroep zaten kinderen die het programma anderhalf jaar hadden gevolgd. Tijdens het tweede meetmoment in 1998 is gebleken dat programmakinderen op alle taal en cognitieve toetsen hoger hebben gescoord dan kinderen in de controlegroep. Een jaar later is er in 1999 nog een meting gedaan met nogmaals positieve resultaten. De kinderen hebben in 1999 op vier verschillende woordenschattoetsen hoger gescoord dan de controlegroep (Veen e.a., 2002). Na de drie meetmomenten zijn er geen duidelijke verschillen in de sociaal-emotionele ontwikkeling vastgesteld. Wel hebben leerkrachten aangegeven dat Kaleidoscoop kinderen tussen 1997 en 1998 vooruit zijn gegaan in werkhouding en emotionele stabiliteit in vergelijking tot kinderen niet deel hebben genomen aan het programma.
Uit alle metingen die zijn gedaan is naar voren gekomen dat Kaleidoscoop meer het verbaalconceptuele domein bevordert dan het nonverbale- performale domein. De effectgrootte van de methode Kaleidoscoop wordt zwak tot matig beoordeeld. Verder blijkt uit onderzoek dat peuters meer baat hebben van Kaleidoscoop dan kinderen van groepen 1 en 2 van de basisschool (Veen e.a., 2000).
20
Hoofdstuk 3 Methode Dit onderzoek richt zich op de ervaringen van leidsters en ouders met de invoering van de methode Kaleidoscoop in kinderdagverblijf Doenja. Om hier antwoord op te krijgen is een kwantitatief veldonderzoek gedaan. Ten eerste is er een interview gehouden met leidsters om zo een beeld te krijgen over hun ervaringen. Ten tweede is er een enquête gehouden onder alle ouders die kinderen hebben in de groepen waar gewerkt wordt met Kaleidoscoop. In dit hoofdstuk wordt eerste de populatie beschreven. Vervolgens volgt er een beschrijving van de steekproef. Daarna wordt de dataverzamelingsmethode beschreven waarin meer is te lezen over de gebruikte meetinstrumenten. Ten slotte wordt bij de data-analyse beschreven hoe de gegevens uit de enquêtes en het interview zijn verwerkt.
3.1 Populatie De onderzoekspopulatie bestaat uit alle leidsters en alle ouders die gebruik maken van de voorzieningen van kinderdagverblijf Doenja. Het kinderdagverblijf heeft in totaal zes groepen. Er zijn drie peutergroepen die allemaal werken met Kaleidoscoop, dat zijn de groepen Groen, Kanaries en Smurfen. Een peutergroep biedt opvang aan kinderen van 22 maanden tot 4 jaar. De andere drie groepen bieden opvang aan baby‟s van 0 tot 22 maanden, dit zijn de babygroepen Purper, Lila en Violet. Alleen babygroep Violet maakt gebruik van de methode Kaleidoscoop.
In kinderdagverblijf Doenja heeft elk groep drie vaste leidsters die samen verantwoordelijk zijn voor de opvang van de kinderen. Een babygroep mag per dag maximaal aan 9 kinderen opvang bieden. In de peutergroepen is er een maximum van 14 kinderen per dag. Om een duidelijker beeld van het kinderdagverblijf te geven is in het onderstaand schema de aanwezige groepen, het aantal kinderen per groep en het aantal leidsters weergegeven. Figuur 6: Overzicht van alle groepen in kinderdagverblijf Doenja
Groepen
Aantal kinderen totaal
Aantal vaste leidsters
Babygroep violet
17
3
Babygroep purper
16
3
Babygroep lila
16
2
Peutergroep smurfen
19
3
Peutergroep kanaries
19
3
Peutergroep groen
18
2
21
3.2 Steekproef Uit de populatie is een doelgerichte steekproef getrokken onder de ouders (Baarda en de Goede, 2001). Alle ouders die kinderen hebben in groepen waar gewerkt wordt met Kaleidoscoop kwamen in aanmerking voor het onderzoek. Deze ouders hebben allemaal een vragenlijst ontvangen. Ook is er onder de leidsters een doelgerichte steekproef getrokken. Alleen de leidsters die werken met Kaleidoscoop zijn geïnterviewd voor dit onderzoek.
In onderstaand schema is te zien dat de steekproef onder de ouders een grootte heeft van N= 75 personen en onder de leidster N= 12 personen. Figuur 7: Overzicht van steekproef
Groepen
Aantal
Aantal ouders
Aantal leidsters
kinderen
voor enquête
Babygroep Violet
17
17
3
Peutergroep Smurfen
19
19
3
Peutergroep Kanaries
19
19
3
Peutergroep Groen
18
18
2
Totaal
73
73
11
Tijdens het onderzoek is babygroep Violet gestopt met de toepassing van Kaleidoscoop. Omdat de babygroep is vervallen, is er hieronder een nieuwe steekproef weergegeven. De steekproef onder de ouders had uiteindelijk een grootte van N=58 personen en onder de leidsters N=9 personen. Wel komt de leidster van babygroep Violet in de steekproef voor een interview om zo meer te weten te komen waarom de groep is gestopt.
Figuur 8: Overzicht uiteindelijke steekproef
Groepen
Aantal
Aantal ouders
Aantal leidsters
kinderen
voor enquête
Babygroep Violet
-
-
1
Peutergroep Smurfen
19
19
3
Peutergroep Kanaries
19
19
3
Peutergroep Groen
18
18
2
Totaal
56
56
9
22
3.3 Dataverzamelingsmethode Enquête onder ouders Om te kunnen beantwoorden welke effecten ouders zien van de methode Kaleidoscoop, is gekozen om een enquête te houden onder alle ouders die kinderen hebben in groepen waar de methode wordt toegepast. Op elk enquête is de naam van het kind geschreven. Zo kon gecontroleerd worden of alle ouders een enquête hadden ontvangen (zie bijlage 1).
Een enquête is een gestructureerde kwantitatieve onderzoeksmethode. De enquête bestaat uit 18 vragen. De eerste vijf vragen zijn algemene vragen. De eerste vraag gaat over de relatie van de respondent met het kind. Hier kunnen de respondenten kiezen uit drie antwoordmogelijkheden. De tweede vraag is om aan te geven in welke groep de ouder een kind of kinderen heeft. De andere drie vragen gaan over de algemene indruk van ouders over de groep en de leidsters. Na de algemene vragen zijn er vragen over de invoering van Kaleidoscoop. Deze vragen hebben betrekking op de toepassing van Kaleidoscoop en welke effecten ouders hiervan zien in de groepsruimte en bij de ontwikkeling van het kind.
Vraag 6 en 7 gaan over de invoering van Kaleidoscoop. De vragen 8 tot en met 10 gaan over de veranderingen die zijn gekomen na de invoering van Kaleidoscoop. Vraag 11, 12, 13, 14, 16 en 17 hebben betrekking op de eventuele verandering voor het kind na de invoering. Vraag 15 gaat over de groepsruimte en geeft ruimte om eventuele opmerkingen te beschrijven. De meeste vragen zijn gesloten van aard. Na sommige gesloten vragen wordt er wel gevraagd om een toelichting te geven op de voorgaande vraag. Een voordeel van gesloten vragen is dat je het makkelijk kunt coderen. Nog een voordeel is dat respondenten in minder mate sociaal wenselijke antwoorden geven, omdat de gegevens anoniem zijn. Bij een mondeling interview heb je groter de kans op sociaal wenselijke antwoorden. Een nadeel ervan is dat je niet weet waarom een respondent een bepaald antwoord heeft gegeven. Respondenten kunnen hun antwoord niet goed motiveren. Dit zou je wel kunnen doen bij een mondelinge enquête (Baarda en de Goede, 2001).
23
Er is gekozen om een schriftelijke enquête te houden onder alle ouders van de peutergroepen. Er is voor een schriftelijke vragenlijst gekozen omdat er in korte tijd meer ouders bereikt kunnen worden met een schriftelijke vragenlijst. Werkende ouders zijn in de ochtend haastig, en zullen niet makkelijk bereid zijn voor een mondelinge interview. Ook als ouders hun kind komen ophalen willen ze snel naar huis. Bij het brengen en ophalen van het kind zijn er wel contactmomenten waarop je ouders kan aanspreken. Ook was het mogelijk ouders aan te spreken indien zij nog niet een ingevulde enquête hadden ingeleverd.
Het interview met de leidsters In kinderdagverblijf Doenja zijn alle leidsters die werken met Kaleidoscoop geïnterviewd. Elk peutergroep bestaat uit een team van 3 collega‟s. Een van de peutergroepen mist een derde vaste leidster. Zij worden ondersteund door een leidster van de invalpool. In totaal zijn 8 interviews gehouden met professionals. Een daarvan is de leidster van babygroep Violet. Deze groep is gestopt met Kaleidoscoop. Er is wel een interview gehouden met deze leidsters om zo een beeld te krijgen waarom de babygroep is gestopt met de methode. De interviews gaan over de ervaringen van leidsters sinds de invoering van Kaleidoscoop in kinderdagverblijf Doenja. Alle interviews worden anoniem beschreven in dit onderzoek.
Procedure Een maand voor het uitdelen van de enquête heb ik mijzelf in de nieuwsbrief van kinderdagverblijf Doenja voorgesteld. Hier is kort beschreven wat voor onderzoek er gedaan zou worden en wanneer het zou starten. Ook is duidelijk vermeld dat alle gegevens anoniem verwerkt zouden worden. Alle ouders hebben een vragenlijst gekregen met een begeleidende brief waarin nogmaals alle belangrijke punten van het onderzoek zijn toegelicht. Na een week is er gekeken naar de ontvangen vragenlijsten. Omdat er nog te weinig ingevulde vragenlijsten waren, zijn ouders nogmaals aangesproken om de enquête alsnog in te leveren. Hierbij zijn de vragenlijsten voor de tweede keer verspreid onder ouders.
Bij het verspreiden van de vragenlijsten was er regelmatig contact met de leidsters van de groepen. Zij kennen de ouders en opvoeders goed en hebben dagelijks contact met hen. Voor het interview met de leidsters zijn er afspraken gemaakt om het interview te houden. Tijdens het interview is er met toestemming van leidsters ook gebruik gemaakt van een recorder. De recorder was een makkelijke manier om de interviews uit te werken. De interviews zijn op dezelfde dag uitgewerkt.
24
Het veldonderzoek heeft plaats gevonden in een periode van drie weken. Eerst zijn de vragenlijsten verspreid aan ouders en opvoeders. Ondertussen zijn ook een aantal interviews met professionals gehouden. Tegelijkertijd zijn ook ouders aangesproken om de vragenlijst in te leveren. De derde week zijn de overige interviews gehouden met de leidsters. 3.4 Data- analyse De vragen 1 tot en met 17 zijn verwerkt met het programma SPSS 15.00. Aan de hand van dit programma zijn er verschillende berekeningen gemaakt. De overige vragen en andere bevindingen van ouders hebben ook een plek gekregen. In hoofdstuk 3 worden de resultaten van het veldonderzoek beschreven. Voor het interview met de leidsters is er gebruik gemaakt van een recorder. De interviews bestaan uit topics die de leidraad van het gesprek vormen (zie bijlage 2). Door het gebruik van een recorder was het gesprek makkelijk te volgen. Omdat het hele gesprek is opgenomen, is de kwaliteit van het interview ook hoger omdat er geen belangrijke informatie verloren gaat. Het interview is dezelfde dag nog uitgewerkt. Alleen de belangrijkste delen van het interview is uitgeschreven om zo een vergelijking te kunnen maken tussen leidsters. Hierbij zijn andere interessante bevindingen ook beschreven.
25
Hoofdstuk 4 Resultaten In dit hoofdstuk worden de resultaten van het veldonderzoek beschreven. De volgende deelvragen zijn met onderstaande resultaten beantwoord: -
Hoe wordt Kaleidoscoop toegepast op kinderdagverblijf Doenja?
-
Wat zijn de ervaringen van leidsters met het gebruik van Kaleidoscoop?
-
Welke effecten zien ouders sinds de invoering van Kaleidoscoop?
-
Wat zijn de veranderingen in de groepsruimte die hebben plaats gevonden na de invoering van Kaleidoscoop?
4.1. De resultaten van de enquête
Figuur 9: Overzicht van de resultaten van de enquête
Groepen
Aantal
Aantal
Aantal non-
kinderen
respons
respons
Peutergroep Smurfen
19
10
9
Peutergroep Kanaries
19
8
11
Peutergroep Groen
18
5
13
Totaal
56
23
33
In twee weken zijn er 23 ouders bereikt met de enquête. De non-respons voor het onderzoek is 33 ouders. Van de 33 ouders hebben er twee aangegeven dat ze niet bereid zijn om mee te doen met het onderzoek. De overige ouders hebben de enquête niet ingeleverd. Van de ontvangen vragenlijsten zijn er 19 ingevuld door de moeders en 4 door de vaders. Alle ouders vinden dat leidsters ze in het algemeen voldoende betrekken bij de ontwikkeling van het kind en dat er voldoende aandacht wordt besteed aan de kwaliteiten van het kind. Op 1 ouder na, zijn ouders in het algemeen tevreden over de relatie tussen het kind en de leidsters.
26
Alle ouders die mee hebben gedaan met het onderzoek zijn tevreden over de invoering van Kaleidoscoop. Een groep ouders van 69,6 % is tevreden over de gekregen informatie. Ook blijkt uit de ontvangen vragenlijsten dat 17,4% van de ouders de invoering van Kaleidoscoop niet meegemaakt hebben. Verder is 13% van de ouders ontevreden over de gekregen informatie. Deze ouders vinden dat ze niet voldoende geïnformeerd zijn voor de invoering van Kaleidoscoop. Ook blijkt dat ouders de invoering chaotisch hebben ervaren en dat er ook na de invoering onvoldoende gelegenheid was om ouders te informeren over Kaleidoscoop. Op de vraag of de invoering van Kaleidoscoop de sfeer in de groep heeft veranderd geeft 26,1% aan geen mening te hebben en 26,1% van de ouders vindt dat het niet is veranderd. Ook vindt bijna de helft van alle ouders dat de invoering van Kaleidoscoop de sfeer positief heeft veranderd. Als toelichting hebben ze verschillende meningen. Ouders vinden dat leidsters nu meer activiteiten met kinderen doen. Tevens geven ze aan dat er nu meer enthousiasme te zien is bij sommige leidsters. Nog een andere argument is de nieuwe indeling van de groep en de afwisseling van materialen. Ouders zijn van mening dat de indeling duidelijker is, waardoor kinderen meer uitdaging krijgen.
Van de 33 ouders vindt 91,3 % dat het contact hetzelfde is gebleven en 8,7 % ouders geven aan hier geen verandering in te zien. Een van de ouders geeft aan dat ze nu meer vraagt welke activiteiten ze hebben gedaan gedurende de dag en voelt zich nu meer betrokken met het kind. Een ander ouder vindt dat er nu explicieter over de ontwikkeling van het kind wordt verteld. Ook geeft meer dan de helft van de ouders aan dat het contact al goed was, maar dat er nu wel meer contact is dan voorheen.
Op de vraag of er na de invoering van Kaleidoscoop meer overlegmomenten zijn met de leidsters komen verschillende meningen naar voren. Van de 23 ouders vindt 69,6 % dat het aantal overlegmomenten hetzelfde is gebleven en 30,4 % vindt dat er meer overleg is met leidsters. Ouders vinden dat er na de invoering van Kaleidoscoop uitgebreider overdracht wordt gegeven over het kind. Er wordt niet alleen verteld over wat het kind heeft gegeten en hoelang heeft geslapen, maar ook waarmee het kind heeft gespeeld. Ook vertellen leidsters meer over wat ze hebben gedaan met kinderen.
27
Figuur 10: Resultaat van enquête
Uit het cirkeldiagram is te zien dat 69,6% vindt dat het kind na de invoering meer mogelijkheid heeft gekregen om met verschillende materialen te spelen. Een klein deel van 8,7% vindt dat dit niet is veranderd en 21,7% heeft hier geen mening over. Op de vraag of het kind na de voering meer mogelijkheid heeft gekregen om materialen te gebruiken, te onderzoeken en te spelen, vindt meer dan de helft dat het kind nu meer ruimte krijgt. Uit de enquête blijkt dat ouders het materiaal nu afwisselender vinden waardoor kinderen ook ruimte krijgen om fantasierijk te leren. Sommige ouders zijn van mening dat dit niet is veranderd na de invoering 8,7%. De overige ouders hebben hier geen mening over. Het blijkt dat ouders het moeilijk vinden om deze vraag te beantwoorden omdat ze niet zien wat kinderen doen als ze op het kinderdagverblijf zijn.
Op de vraag of het kind na de invoering meer mogelijkheid heeft gekregen om eigen doelen te stellen en te bepalen waarmee het speelt geeft meer dan de helft, namelijk 60,9% aan geen mening te hebben. De ouders die wel vinden dat het kind na de invoering meer de mogelijkheid heeft gekregen, is een groep ouders van 39,1%. Een andere vraag waar ouders ook grotendeels geen mening over hebben, gaat over de mogelijkheid van kinderen om eigen keuzes te maken in de groep en of hier verandering in is gekomen na de invoering van Kaleidoscoop. Van alle ouders geeft 60,2% aan heeft hier geen mening over te hebben en 34,8% van de ouders vindt dat het kind na de invoering van Kaleidoscoop wel meer mogelijkheid heeft gekregen.
28
Figuur 11: Resultaat van enquête
Op de vraag of leidsters kinderen bij het spel meer ondersteunen dan voor de invoering van Kaleidoscoop is geeft meer dan de helft aan geen mening te hebben. Er zijn ook ouders die vinden dat het kind nu meer ondersteund wordt door leidster tijdens het spel. Het gaat hier om een percentage van 34,8%. Deze ouders geven aan dat ze nu vaker leidsters zien tijdens het spel met kinderen. Slechts 4,3% geeft aan dat dit niet is veranderd na de invoering. Een aantal ouders die hebben gekozen voor de antwoordcategorie „geen mening‟ hebben dit ook toegelicht. Ouders geven aan dat je hier weinig van kunt zien, doordat je alleen aanwezig bent bij het brengen en ophalen van het kind. Figuur 12: Resultaat van enquête
29
Uit het cirkeldiagram is te zien dat 91,3% van de ouders zichtbare veranderingen hebben gezien in de groepsruimte en slechts 8,7% geeft aan geen mening te hebben. Deze ouders hebben hun antwoord ook toegelicht. Uit de enquête is gebleken dat de kinderen sinds kort naar de peutergroep gaan. Ouders hebben geen mening over de groepsruimte omdat ze niet weten hoe het voor de invoering van Kaleidoscoop was. Meer dan de helft van de ouders vindt dat er zichtbare veranderingen zijn in het gedrag van het kind. De rest geeft aan hier geen veranderingen in te zien. In figuur 13 is afgebeeld welke positieve veranderingen ouders zien aan het kind en hoeveel ouders dit vinden. Figuur 13: Overzicht van de positieve veranderingen
Positieve veranderingen die ouders zien in het gedrag van het
Aantal
kind
ouders
Kan zich beter verwoorden, beter kunnen communiceren
4
Vertelt meer over wat het heeft gedaan
4
Kan langer zelfstandig spelen
1
Speelt met verschillende materialen
3
Vertelt leukere verhalen
1
Gaat met plezier naar het kinderdagverblijf
1
Toename van fantasie vooral bij tekenen en knutselen
1
Creatiever
2
Vindt het leuker op het kinderdagverblijf
2
Vrolijker bij het ophalen
1
Leergierig
1
Socialer
1
Behendiger
1
Maakt onderscheid in groot en klein
1
De meeste ouders geven aan dat ze vooral een ontwikkeling zien in de mondelinge ontwikkeling van kinderen. Kinderen vertellen nu meer dan voor de invoering van Kaleidoscoop. Ook geven meerdere ouders aan dat het kind nu vaker met verschillende materialen speelt.
30
4.2. De resultaten van het interview In totaal zijn er acht professionals geïnterviewd. Hiervan werken er zeven op een peutergroep en één op een babygroep. De interviews gaan over de ervaringen van de geïnterviewden over de invoering van Kaleidoscoop en de toepassing van deze methode in de groepen. De babygroep is komen te vervallen tijdens het onderzoek. Er is wel een interview met de leidster van de babygroep gehouden om zo een beeld te krijgen waarom de groep is gestopt met de toepassing van Kaleidoscoop. Per leidster zijn de belangrijkste delen van het interview verwerkt in een kort verslag. Als laatst worden de ervaringen van leidsters kort samengevat. Leidster 1 De leidster vond de invoering van Kaleidoscoop positief en vindt het een prettige manier van werken. De samenwerking met haar collega loopt niet goed, waardoor er regelmatig conflicten zijn. Deze leidster volgt ook de trainingen van Kaleidoscoop en vindt het erg leerzaam. Wel heeft ze moeite omdat veel dingen veranderd moet worden in de groep. Tijdens het interview vertelde de leidster dat er veranderingen zijn gekomen in de groepsruimte. “Er zijn meer hoeken waar kinderen kunnen spelen. Het is zowel voor kinderen als leidsters overzichtelijker geworden”. In het begin had de leidster moeite om Kaleidoscoop toe te passen in de groep omdat ze vond dat alles waar Kaleidoscoop aandacht aan besteed, al werd gedaan. Nu vindt ze het een fijne methode omdat kinderen meer samen spelen dan vroeger en omdat het rustiger is in de groep. Ook vertelde ze dat ze nu bewuster is geworden van de ontwikkeling van kinderen. “Het is moeilijk om de dagritme van Kaleidoscoop te volgen als er veel kinderen onder de twee jaar zijn. Deze kinderen hebben ook meer sturing nodig dat de wat oudere kinderen. Kinderen zijn nu wel rustiger tijdens het spel”. De leidster geeft aan dat ze het prettiger zou vinden als er op een dag niet zoveel kinderen aanwezig zijn. Ook geeft ze aan dat het werken met Kaleidoscoop makkelijker is als de samenstelling van de groep verschillend is.
Leidster 2 De invoering van Kaleidoscoop werd door deze leidster als een nieuwe uitdaging gezien.Ook de trainingen worden leerzaam ervaren. Tijdens het interview vertelde de leidster dat de samenwerking met haar collega‟s is toegenomen. De leidster vindt het toepassen van Kaleidoscoop in haar eigen groep erg leuk. “Kinderen mogen zelf kiezen waar ze willen spelen en wie ze dat gaan spelen. Dit wordt het „vooruitkijken‟ genoemd. Na het opruimen hebben kinderen de mogelijkheid om te vertellen wat ze hebben gedaan. Dit is het „terugkijken‟. De groep is door het toepassen van Kaleidoscoop rustiger geworden omdat kinderen weten wat ze moeten doen. Ook communiceren kinderen nu veel met leidsters
31
waardoor ik veel meer hoor van kinderen”. Tijdens het interview vertelde de leidster dat er voor Kaleidoscoop soms te veel gedaan moet worden. “Er zijn ook veranderingen in de groepsruimte gekomen. Voor de invoering van Kaleidoscoop waren er al „hoeken‟ maar er is meer structuur gebracht in alle „hoeken‟. Het is nu duidelijker wat het eigenlijk is”. De leidster vindt dat kinderen die net van de babygroep komen nog wel moeite hebben met Kaleidoscoop. “Voor Kaleidoscoop moet er een weekplanning, maandplanning en jaarplanning gemaakt worden. Om de planningen te kunnen maken is er tijd nodig omdat je dit moet bespreken met collega‟s. Soms kom je er een lange tijd niet aan toe”. Het plannen gaat nog niet zo goed. De leidster vindt dat de coördinator van de training meer moet komen kijken hoe het op de groep gaat. “Het zou fijn zijn als er feedback wordt gegeven op hoe het wordt gedaan”.
Leidster 3 De invoering van Kaleidoscoop is door deze leidster als een moeilijke periode ervaren. “Het was moeilijk om collega‟s mee te krijgen om deel te nemen aan Kaleidoscoop”. De leidster vond de invoering van Kaleidoscoop een nieuwe uitdaging om mee te werken. Tijdens het interview vertelde de leidster dat het samenwerken met collega‟s erg belangrijk is om met Kaleidoscoop te kunnen werken. “De samenwerking loopt nu jammer genoeg niet zo goed”. De trainingen worden door de leidster leerzaam ervaren. De leidster is tevreden over de begeleiding vanuit de coördinator van de cursus. “Ook zijn er veranderingen in de groepsruimte. De peutergroep is nu uitdagender. Er is meer materiaal aanwezig en elk hoek is zo ingericht dat kinderen de sleutelervaringen kunnen ontwikkelen. Er is meer structuur in de groep doordat er dagschema‟s zijn. De leidster volgt samen met de kinderen het dagschema”. Ze vindt dat kinderen nu ook meer mogelijkheid hebben om met verschillende materialen te spelen. “Er zijn echte pannen en bestek in de huishoek. De nieuwe materialen zijn veel educatiever die de ontwikkeling van het kind stimuleert”. De leidster vindt de methode Kaleidoscoop erg positief, zowel voor leidsters als voor kinderen. “Ouders werden vroeger gezien als klanten, na de invoering van Kaleidoscoop worden ze gezien als partners”. Tijdens het interview vertelde de leidster dat ze vindt dat Kaleidoscoop een strikte Amerikaanse structuur heeft. “De structuur wordt wel toegepast in de groep, maar er wordt wel gekeken op hoever die structuur wordt ingevoerd”. Ook vertelde de leidster dat ze gewend is aan de ritme, maar dat ze het wel jammer vindt dat sommige collega‟s in de oude patroon vallen. “Kaleidoscoop biedt voor mij een aanknopingspunt en geeft structuur. Het is niet dat je op het laatste moment nog dingen moet doen, mits leidsters zich aan de planning houden”. Wel vindt de leidster dat trainingen minder herhalend moeten zijn en dat opdrachten vaker gecontroleerd moet worden. Ook vindt ze dat er meer controle op de groepen moet komen door de coördinator van het kinderdagverblijf.
32
Leidster 4 De leidster heeft de invoering van Kaleidoscoop gezien als een nieuwe uitdaging. “Het begin was een beetje chaotisch omdat het onduidelijk was wat er verwacht werd. Dit werd steeds duidelijker door het volgen van de trainingen”. Tijdens het interview vertelde de leidster dat ze de trainingen erg leerzaam en belangrijk vindt. “De groepsruimte is ook veranderd na de invoering van Kaleidoscoop. Alle materialen hadden wel een bak maar ze waren niet gelabeld. Er is er nu meer „echte‟ speelgoed zoals pannen en borden. Vroeger was het speelgoed van plastic. Er wordt zo veel mogelijk met „echte‟ materialen gewerkt en niet met plastic speelgoed”. De leidster vindt dat kinderen nu zelfstandiger zijn geworden waardoor je meer tijd hebt om kinderen tijdens het spel te begeleiden. Ze vindt Kaleidoscoop een optimale methode waarmee de kinderen geobserveerd kunnen worden. “Het is fijn om te zien hoe kinderen nu zelfstandig dingen doen. Als leidster ben je ook bewuster van dit proces. Het is niet alleen belangrijk dat het kind plezier heeft, maar ook de leidster”. De leidster vindt het soms wel veel wat er gedaan moet doen, maar als er goed wordt gepland vindt ze dit wel haalbaar is. “Kinderen die net van de babygroep komen, hebben moeite met de dagritme van Kaleidoscoop”. Tijdens de interview vertelde de leidster dat er nu ook veel meer communicatie is tussen leidsters en kinderen. De leidster van de peutergroep is tevreden met het toepassen van Kaleidoscoop in de groep, maar vindt soms dat er teveel verwacht wordt van kinderen.
Leidster 5 De leidster vindt dat ze nog moet wennen aan de methode en vertelt ook dat ze er momenteel niet veel mee bezig is. Wel probeert ze zoveel mogelijk Kaleidoscoop toe te passen in de groep en is ze er positief over. De trainingen worden door deze leidster positief ervaren. “Tot nu toe zijn de trainingen wel interessant. Ook worden opdrachten meegegeven om het in de groep uit te voeren”. Tijdens het interview vertelde de leidsters dat er wel veranderingen zijn in de inrichting van de groep. “De meeste hoeken hebben een nieuwe naam gekregen. Het was eerst „de poppenhoek‟ en nu is dat „het huis‟ en sommige speelgoed is nu educatiever. Ook zijn er dagkaarten gemaakt. Zo weten kinderen waar ze aan toe zijn. Ook hebben de groepen nu grotere kasten”. De leidster vindt het soms moeilijk om zich aan de regels van Kaleidoscoop te houden. “Kinderen mogen zelf alles doen omdat het vooral om het eigen initiatief van het kind gaat. In de groep zijn er kinderen die van de ene hoek naar het andere gaan en die het materiaal met zich meenemen. Dat mag volgens Kaleidoscoop”. De leidster vindt dat kinderen ook moeiten leren om alles op de plek te laten. Tijdens het interview vertelde de leidster dat ze het vaak te veel vindt wat er allemaal gedaan moet worden. “Met veel kleine kinderen kom je niet toe aan Kaleidoscoop omdat die meer begeleiding en ondersteuning nodig hebben”. De leidsters vindt dat het moeilijk is om
33
materialen op de plek houden. Kinderen lopen met verschillende materialen rond in verschillende hoeken. Ook wil de leidster vaker met collega‟s bij elkaar komen om de week, maand en jaarrooster te plannen. “Dit is echt veel werk. Activiteiten moeten ingepland en concreet beschreven worden. Het is te veel en je moet het dan ook af hebben. Alles wat gepland is moet ook gedaan worden. Er is weinig ruimte om spontaan iets met de kinderen te doen”. De leidster heeft moeite om zich aan de planning te houden en heeft het gevoel dat er niks anders meer gedaan kan worden met kinderen.
Leidster 6 “In het begin was het omschakelen erg moeilijk omdat ik opeens heel anders moest werken. Maar nu is de methode duidelijker waardoor het ook beter toepasbaar is in de groep”. Tijdens het interview vertelde de leidster dat haar collega niet meewerkt waardoor zij zich er alleen voor voelt staan. “ De trainingen zijn wel erg leuk, maar de opdrachten zijn onduidelijk”. De leidster is tevreden over de begeleiding vanuit de cursus van Kaleidoscoop. “Elke week is er begeleiding, meer begeleiding vergeleken met andere peutergroepen omdat de samenwerking niet goed loopt”. Tijdens het interview vertelde de leidster welke veranderingen er zijn gekomen in de groepsruimte. “Alle kasten en bakken zijn veranderd na de invoering van Kaleidoscoop. Alle bakken moeten nog gelabeld worden”. De leidster voelt zich er alleen voor en dit zorgt soms voor irritaties met haar collega. Tijdens het interview vertelde de leidster dat Kaleidoscoop voor haar een hele andere ontplooiing is. “Het begin was onveilig omdat de dagritme moest veranderen, maar nu is het alleen maar positief. Er is nu meer zelfvertrouwen doordat er ook veel meer kennis is door de trainingen”. Ook vindt ze dat als collega‟s elkaar motiveren het leuker is om dingen te doen. “Met veel kleine kinderen op een dag is het moeilijk om de dagplanning te volgen. Wat er dan wordt gedaan is speelleren in twee groepen. Dat is iets om de kinderen echt iets nieuws te geven en om iets aan te leren”. De leidsters vindt wel dat Kaleidoscoop veel tijd en inzet vraagt maar is van mening dat je er flexibeler mee om moet gaan. “Het gaat erom dat je het toepast. Natuurlijk moet alles wat hoort bij Kaleidoscoop aan bod komen,maar als het niet haalbaar is, is het zowel voor de kinderen als voor de leidsters niet goed. Binnenkort komt er ook een lijst over wie wat gaat doen met de kinderen. Zo komt er een duidelijke taakverdeling en is er meer structuur in de groep voor de leidsters”. Wat nog niet goed gaat volgens de leidster is de overgang van de ene activiteit naar de andere omdat er veel kleine kinderen van 1,5 zijn. Ook vindt de leidster dat je soms niet te veel in moet gaan op de materie van Kaleidoscoop. “Soms zijn er momenten waarvan ik denk dat kunnen de kinderen nog niet. Je moet het eigenlijk wat simpeler zien dan het eigenlijk is door de activiteit aan te passen op niveau van het kind”.
34
Leidster 7 Deze leidster vond de invoering wel meevallen wat betreft veranderingen. “Kaleidoscoop werkt met „hoeken‟ en dat was er al. Er is nu wel meer structuur gekomen in de groep”. De leidster vindt het een prettige manier van werken. Ze vindt dat kinderen er zelfstandiger van worden en veel leren van elkaar tijdens het samenspelen. “Ik volg de trainingen niet en merk dat collega‟s meer betrokken zijn aan Kaleidoscoop”. De leidster vertelde ook dat de inrichting is veranderd. “Er zijn nieuwe materialen en speelgoed aangeschaft. Ook zijn de „hoeken‟ veranderd in de groep. Alle materialen moesten gelabeld worden en er moest een dagschema komen in de groep”. De leidster vindt dat ze nu gerichter werkt en bewuster bezig is met kinderen en probeert zich ook aan de planning te houden. Ook vindt ze het leuk om Kaleidoscoop toe te passen in de groep omdat ze ziet dat de kinderen echt wat leren. “Kaleidoscoop kost wel meer tijd dan dat leidsters gewend zijn. Er moet ook een week- en maandplanning gemaakt worden. Leidsters houden per dag bij waar kinderen hebben gespeeld en met welke sleutelervaring. Bij elke sleutelervaring schrijft de leidster de naam van het kind. Zo is te zien wat het kind heeft gedaan”. Ze vindt dat kinderen rustiger zijn omdat de ritme ook duidelijker is. Wel vindt ze dat kinderen die net 2 jaar zijn het nog moeilijk vinden om ergens te zitten en spelen. “Naarmate ze langer aanwezig zijn doen ze wel mee met de dagritme”. De leidsters vindt dat de coördinator van het kinderdagverblijf leidsters meer moet begeleiden. “Ik verwacht van een coördinator dat ze coördineert en dat ze vooral moet sturen en begeleiden. Dat is helemaal niet gebeurd ”. De leidster had meer begeleiding verwacht. “Alles moet ingepland worden maar ik vind dat er ook ruimte moet zijn om spontaan een activiteit te kunnen uitvoeren”. In het begin had de leidster moeite met het plannen, maar tot nu toe vindt ze het wel meevallen.
Samenvatting leidsters peutergroepen Alle leidsters van de peutergroepen zien de invoering van Kaleidoscoop als een positieve methode om mee te werken. Wel verschillen de meningen over de invoering van Kaleidoscoop. Een aantal zagen het als een uitdaging, terwijl anderen het moeilijk vonden om te veranderen. Op de vraag of er problemen zijn ontstaan bij de invoering van Kaleidoscoop, hebben leidsters vooral de samenwerking met collega‟s opgenoemd. Hieruit blijkt dat samenwerken met collega‟s erg belangrijk is om de methode Kaleidoscoop toe te kunnen passen in de groep. In het algemeen zijn alle leidsters tevreden met de toepassing van Kaleidoscoop. Wel geven een aantal aan dat er soms te veel gedaan moet worden voor Kaleidoscoop. Een punt dat door meerdere leidsters is genoemd, is dat er nu veel meer gepland moet worden met collega‟s maar dat hier onvoldoende tijd voor is. Ook blijkt uit de interviews dat de groepsruimte na de invoering van Kaleidoscoop is veranderd. Door de nieuwe inrichting vinden de leidsters dat er nu meer duidelijkheid is voor kinderen.
35
Een aantal leidsters vinden dat de sfeer in de groep is verbeterd doordat kinderen nu rustiger zijn tijdens het spel. Zo is er ook tijd om kinderen te begeleiden en ondersteunen tijdens het spel. Wel vinden twee leidster dat ze door de planning van Kaleidoscoop minder spontaan een activiteit kunnen doen met kinderen. Ook geven ze aan dat ze kinderen positief zien ontwikkelen. Uit de interviews komt naar voren dat de meeste leidsters vinden dat kinderen die van de babygroep komen moeite hebben met Kaleidoscoop. Deze kinderen hebben vooral moeite met de dagritme van Kaleidoscoop. Als er veel kleine kinderen onder de 2 jaar zijn op een dag, blijkt het moeilijk te zijn om Kaleidoscoop toe te passen. Ook hebben leidster nog opmerkingen over onderwerpen die nog niet goed gaan. Het plannen gaat nog niet zo goed en leidster vinden dat hier verbetering in moet komen. Tevens vinden leidsters dat ze meer begeleid moeten worden door zowel de trainer van Kaleidoscoop als door de coördinator van het kinderdagverblijf.
Leidster 8 van babygroep Violet Tijdens het interview vertelde de leidster dat zij de enige babyleidster was die de training van Kaleidoscoop volgde. Haar collega‟s hebben de cursus van Kaleidoscoop niet gevolgd. Ook tijdens de training stond ze er alleen voor omdat de meeste deelnemers vooral peuterleidsters en leerkrachten van de onderbouw waren. In het begin had de leidster al twijfels omdat ze zich afvroeg of dit wel toepasbaar was op de babygroep. Naarmate er meer trainingen waren gevolgd, had de leidster het gevoel gekregen dat dit niet goed toepasbaar was in een babygroep. “Na de invoering van Kaleidoscoop ben ik tegen verschillende problemen aangelopen. Tijdens het volgen van de cursus was ik gemotiveerd om alles wat verteld werd, toe te passen in de groep. Maar dit was niet haalbaar omdat ik alleen maar een kleine deel van de opdrachten van de cursus kon gebruiken”. Ze vond het moeilijk om zich aan de regels te houden van Kaleidoscoop. De leidster geeft vooral aan dat ze het moeilijk vond omdat ze er alleen voor stond. “Er was niet de mogelijkheid om te overleggen met andere babygroepen”. Nadat deze leidster de methode Kaleidoscoop onder de knie had gekregen, is hogerhand besloten dat haar plek in de cursus werd toegewezen aan een ander leidster. “Met Kaleidoscoop moet elk kind individueel aandacht kunnen krijgen. Dat was gewoon niet haalbaar voor de groep. Er zijn acht kinderen onder de 1 jaar en ik moet het allemaal alleen doen”. De leidster vond het erg moeilijk om de methode toe te passen in de groep. “Dit zou misschien anders zijn als er samenwerking was met andere collega‟s”. Alle punten bij elkaar is er uiteindelijk gekozen om te stoppen met de methode Kaleidoscoop.
36
Hoofdstuk 5 Conclusie Het doel van dit onderzoek is om antwoord te krijgen op de centrale vraagstelling. De vraagstelling is: “Wat zijn de ervaringen van leidsters en ouders met de methode Kaleidoscoop sinds de invoering van deze educatieve methode in kinderdagverblijf Doenja?”. Uit de resultaten van het veldonderzoek kunnen een aantal conclusies getrokken worden. Eerst worden de deelvragen van het onderzoek beantwoord en vervolgens ook de centrale vraagstelling. Ook worden er aanbevelingen gedaan voor kinderdagverblijf Doenja. Ten slotte wordt in het deel „discussie‟ de goede punten en de tekortkomingen van het onderzoek beschreven.
5.1 Conclusie -
Hoe wordt Kaleidoscoop toegepast op kinderdagverblijf Doenja?
In oktober 2009 is de educatieve methode Kaleidoscoop ingevoerd op alle peutergroepen en op babygroep Violet. De peutergroepen werken nog steeds met de methode maar babygroep Violet is in maart 2010 gestopt. De leidster van de babygroep vond het moeilijk om de methode toe te passen in haar eigen groep. Ook was er hogerhand besloten dat de nieuwe leidster van de peutergroep de training zou volgen. Zowel de ervaringen van de leidster als het besluit van de leidinggevende hebben een rol gespeeld om te stoppen met de toepassing van Kaleidoscoop op de babygroep.
Om Kaleidoscoop toe te kunnen passen, is het nodig dat leidsters een training volgen. Deze training duurt twee jaar en vindt een keer per maand plaats. Van de acht leidsters van volgen er zeven de trainingen van Kaleidoscoop. Omdat één leidster wil stoppen met werken volgt zij de trainingen niet. Ook krijgen leidster opdrachten mee om uit te voeren in de groep. Een keer in de maand bezoekt de trainer van Kaleidoscoop de leidsters en kijkt hoe het er aan toe gaat in de groep. Kinderen hebben met Kaleidoscoop meer structuur omdat er gebruik wordt gemaakt van een dagschema. In de kring wordt het „vooruitkijken‟ gedaan. Hier krijgen kinderen de mogelijkheid om te kiezen waar ze willen spelen. Nadat elk kind heeft gekozen, vindt het „speelleren‟ plaats, wat betekent dat kinderen gaan spelen waar ze voor hadden gekozen. Hier hebben leidsters de mogelijkheid om „speelleren in de kleine groep‟ te doen. Dit is vooral om kinderen iets nieuws aan te bieden. Nadat kinderen hebben gespeeld zitten ze samen in de kring in een van de „hoeken‟. Hier vertellen kinderen wat ze hebben gedaan en waar ze mee hebben gespeeld. Dit wordt het „terugkijken‟ genoemd.
37
-
Wat zijn de ervaringen van leidsters met het gebruik van Kaleidoscoop?
Alle leidsters zijn tevreden met de toepassing van Kaleidoscoop in kinderdagverblijf Doenja. Het wordt als een positieve methode gezien om met kinderen te werken. Leidsters vinden dat de samenwerking met collega‟s goed moet zijn om Kaleidoscoop goed te kunnen toepassen. Sommige leidsters vinden het soms te veel wat er allemaal gedaan moet worden. Vooral het plannen werd vaak genoemd door de leidster als iets wat veel tijd nodig heeft. Leidsters hebben niet voldoende tijd om de planning met collega‟s te bespreken. Ook vindt een aantal leidsters dat er veel gepland moet waardoor er weinig ruimte over is om spontaan een activiteit te doen. Doordat de inrichting van de groep duidelijker is geworden voor kinderen en leidsters, zijn kinderen rustiger geworden tijdens het spelen. Ook blijkt dat ze daardoor meer tijd hebben om kinderen te begeleiden en ondersteunen tijdens het spel. Wel blijkt uit de interviews dat de meeste leidsters vinden dat kinderen die van de babygroep komen, moeite hebben met Kaleidoscoop. Ook vindt een aantal leidsters dat het plannen niet zo goed gaat. Tevens geven een aantal leidsters aan dat ze meer begeleiding willen zien door zowel de trainer van Kaleidoscoop als door de coördinator van het kinderdagverblijf.
-
Welke effecten zien ouders sinds de invoering van Kaleidoscoop?
Uit de enquête is gebleken dat ouders verschillende veranderingen hebben gezien na de invoering van Kaleidoscoop. Alle ouders vinden dat de inrichting van de groep is veranderd. Ook vindt een grote groep ouders dat er nu uitgebreider overdracht wordt gegeven over wat het kind heeft gedaan. Tevens zijn sommige ouders van mening dat kinderen zich na de invoering positief hebben ontwikkeld. Dat kinderen zich nu beter kunnen verwoorden is vaak genoemd als een positieve ontwikkeling. Ook zijn er ouders die vinden dat het kind nu meer kan vertellen over wat het heeft gedaan. Een kleine aantal ouders vindt ook dat de sfeer van de groep positiever is en dat ze meer enthousiasme bij de leidsters zien. Als laatst kan geconcludeerd worden dat een grote groep ouders van mening is dat leidsters nu meer activiteiten met kinderen doen.
38
-
Wat zijn de veranderingen in de groepsruimte die hebben plaats gevonden na de invoering van Kaleidoscoop?
De veranderingen die in de peutergroepen zijn gekomen is dat vooral de inrichting van de „hoeken‟ zijn veranderd. Voor de invoering van Kaleidoscoop waren er al „hoeken‟ waar kinderen konden spelen, maar er is nu meer structuur. Ook de namen van een aantal hoeken is veranderd. Leidsters vinden dat het nu duidelijker is voor kinderen. Na de invoering zijn er ook nieuwe materialen aangeschaft. Het materiaal is nu ook educatiever dan voorheen. Ook krijgen kinderen nu meer de mogelijkheid om te spelen met „echte‟ materialen in plaats van plastic speelgoed. Aan ouders wordt er gevraagd om spullen mee van huis te nemen, zodat kinderen ook hiermee kunnen spelen. De groepen werken elke maand met een nieuwe thema. Er worden dan ook materialen aangeboden wat past bij de thema. Al deze bakken zijn na de invoering van Kaleidoscoop ook gelabeld. Zo is de inhoud van alle bakken ook duidelijker voor het kind. Tevens zijn er nu dagkaarten in de groep die de dagritme duidelijker maken. Op deze kaarten zijn foto‟s afgebeeld van activiteiten die kinderen gedurende de dag doen zoals eten, slapen en spelen. Met een knijpertje volgt de leidster samen met de kinderen de dagschema. In elke groep hangen posters met de tien sleutelervaringen en wordt per dag opgeschreven waar kinderen hebben gespeeld.
Nadat alle deelvragen zijn beantwoord kan er ook antwoord gegeven worden op de centrale vraagstelling. -
Wat zijn de ervaringen van leidsters en ouders met de methode Kaleidoscoop sinds de invoering van deze educatieve methode in kinderdagverblijf Doenja te Amsterdam?
Er kan geconcludeerd worden dat alle ouders en leidsters tevreden zijn met de invoering van Kaleidoscoop in kinderdagverblijf Doenja. Een aantal ouders zijn van mening dat ze niet voldoende geïnformeerd zijn over Kaleidoscoop. Wel zien ouders positieve ontwikkelingen in het gedrag van kinderen. Ook leidsters ervaren de methode Kaleidoscoop erg positief. Er zijn leidsters die er in het begin moeite hadden met de invoering. Naarmate de leidsters de trainingen volgen, wordt het toepassen van de methode ook leuker. Omdat kinderen nu rustiger zijn, hebben leidsters ook meer tijd om kinderen tijdens het spel te begeleiden en ondersteunen.
39
5.2 Aanbevelingen Na dit onderzoek kan er voor kinderdagverblijf Doenja aanbevelingen gedaan worden.
Voor ouders -
Ouders weten niet veel over de methode Kaleidoscoop. Het moet voor alle ouders duidelijk worden dat er wordt gewerkt met Kaleidoscoop. Er kunnen meerdere ouderbijeenkomsten georganiseerd worden om ouders beter te informeren over Kaleidoscoop.
Voor leidsters -
Uit enquête blijkt dat ouders die kinderen hebben die pas over zijn gegaan naar de peutergroep, niet veel weten over Kaleidoscoop. Tijdens het overgangsgesprek kunnen leidsters ouders vertellen wat de methode Kaleidoscoop inhoudt.
-
Sommige leidsters zijn onzeker over de toepassing van Kaleidoscoop. Leidsters kunnen meer begeleid worden bij de toepassing door zowel de coördinator van het kinderdagverblijf als de trainer van Kaleidoscoop.
-
Een aantal leidsters hebben niet voldoende tijd om te plannen. Door één keer per maand taakuren te geven hebben leidsters meer tijd om buiten de groep aan Kaleidoscoop te werken.
-
Er kan meer rekening gehouden worden met de samenstelling van de groepen. Bij het overgaan van kinderen naar een peutergroep is het belangrijk om te weten hoeveel kleine kinderen de groep al heeft.
5.3 Discussie Dit onderzoek geeft een beeld over de ervaringen van leidsters en ouders met de methode Kaleidoscoop. Eén van de sterke punten van het onderzoek is dat de interviews met leidsters naar wens is verlopen. Tijdens het interview waren de leidsters open voor een goed gesprek. Dit komt deels door de ontspannen sfeer tussen de interviewer en de leidsters en doordat de resultaten anoniem worden verwerkt in het onderzoek. Ook kan dit onderzoek binnen kinderdagverblijf Doenja geïmplementeerd worden. De resultaten van dit onderzoek kan gebruikt worden om de toepassing van de methode te verbeteren.
40
Ook zijn er tekortkomingen voor dit onderzoek. Kaleidoscoop was in eerste instantie op alle peutergroepen en babygroep Violet ingevoerd. Tijdens het onderzoek naar Kaleidoscoop is de babygroep gestopt met de toepassing van de methode. De ervaring van de leidster van die groep is wel beschreven in dit onderzoek en geeft een duidelijk beeld waarom de groep is gestopt met Kaleidoscoop. Ouders van deze groep hebben helaas niet meegedaan met het onderzoek. Dit had echter wel een duidelijker beeld kunnen geven over de toepassing van Kaleidoscoop in een babygroep. Uiteindelijk is vanuit de instelling geadviseerd om de ouders van de babygroep niet bij dit onderzoek te betrekken omdat ze langer dan twee maanden geleden waren gestopt met de methode.
41
Samenvatting Uit het onderzoek voor kinderdagverblijf Doenja naar de ervaringen van leidsters en ouders zijn verschillende resultaten naar voren gekomen. Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden zijn er deelvragen opgesteld die zijn beantwoord door middel van literatuuronderzoek en veldonderzoek. Er zijn acht interviews gehouden met professionals om zo een beeld te krijgen over hun ervaringen. De interviews zijn in een samenvattend verslag beschreven. Hieruit blijkt dat leidsters in het algemeen tevreden zijn met de invoering en toepassing van Kaleidoscoop. Ook vinden alle leidsters dat de invoering van Kaleidoscoop positieve invloed heeft op het gedrag van kinderen. Kinderen communiceren nu meer en zijn ook rustiger tijdens het spel. Kaleidoscoop was in eerste instantie ook ingevoerd op babygroep Violet, maar die is tijdens het onderzoek te komen vervallen. De enquêtes zijn verdeeld onder alle ouders die kinderen hebben in de groepen waar gewerkt wordt met Kaleidoscoop. De resultaten van de vragenlijsten zijn verwerkt met behulp van SPSS. Ouders zijn in het algemeen tevreden met de invoering van Kaleidoscoop en zien ook positieve ontwikkelingen in het gedrag van het kind. Aan de hand van de resultaten is er een conclusie ontstaan over de methode Kaleidoscoop.
42
Literatuurlijst Boeken -
Averroès/ CITO (1998). Kaleidoscoop en Piramide: twee educatieve programma’s voor 2½ - tot 6 jarigen. Amsterdam/Arnhem: Averroès.
-
Baarda, D.B., & de Goede, M.P.M. (2001). Basisboek Methoden en Technieken, handleiding voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek. Groningen: WoltersNoordhoff.
-
Crane, J. (1998). Social programs that work. New York: Rusell sage Foundation
-
Den Elt, M., Pouwer, M., & Van Wissen, M. (2000). Gemeenten en hun jongste bewoners. Utrecht: Sardes.
-
Frost, N. (2005). Child Welfare, Major themes in health and social welfare. Oxon: Routledge.
-
Fullan, M. (1991). The new meaning of educational change. Londen: Casell.
-
Hohmann, M., & Weikart.P, D. (1998). Actief leren, handboek voor begeleiders en leerkrachten van jonge kinderen. Utrecht/Zutphen: ThiemeMeulenhoff .
-
Ince, D., Beumer, M., Jonkman, H.,&Vergeer, M. (2005). Veelbelovend en effectief. Overzicht van preventieprojecten en –programma’s in de domeinen Gezin, School, Kinderen en jongeren, Wijk. Utrecht: SWP.
-
Julien, M. (2008). Actief leren met baby´s, dreumesen en peuters. Werken met Kaleidoscoop in kinderdagverblijven. Utrecht: NJI.
-
Kloprogge, J., van der Leij, A., & Schonewille, B. (2000) Kaleidoscoop en Piramide: samenvattend evaluatierapport. Utrecht: Sardes.
-
Kohnstamm, R. (2002). Kleine ontwikkelingspsychologie, het jonge kind. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum.
-
Oers van, B., & Janssen-Vos, F. (1997).Visies op onderwijs aan jonge kinderen. Assen: Van Gorcum.
-
Reezigt, G.J. (1999). De implementatie van Kaleidoscoop en Piramide. Groningen: GION
-
Schonewille, J., & Hoogedoorn, R. ( 2002). Kaleidoscoop in kinderdagverblijven, een integrale aanpak voor jonge kinderen. Amsterdam: Averroès.
-
Schonewille, J. (2001). Goed bekeken, leren werken met Kaleidoscoop in peuter- en kleutergroepen. Amsterdam: Averroès.
43
-
Veen, A., Roeleveld, J., & van Daalen, M. (2008). Implementatie en effecten van Voor- en Vroegschoolse Educatie in Rotterdam. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut.
-
Veen, A., van der Ploeg, S., van der Vegt, A.L., & Fukkink, R. (2002). Opzet en bekostiging van Voor- en Vroegschoolse Educatie(VVE).Amsterdam: SCOKohnstamm Instituut.
-
Vincke, J. (2007). Sociologie, een klassieke en hedendaagse benadering. Gent: Academia press.
Artikel -
Van der Vegt, A.L., & Van der Pluijm, M. (2003). Schijnwerpers op het jonge kind: Voor en vroegschoolse educatie. Schijnwerpers op het jonge kind: Voor en vroegschoolse educatie, 62, 4-6
Internet sites -
Nederlandse Jeugdinstituut (z.d.) geraadpleegd op 20 maart 2010, www.nji.nl
-
Highscope (z.d.) geraadpleegd op 10 april 2010, www.highscope.org
44
Bijlagen
1. Enquête 2. Topiclijst interview 3. Feedback opdrachtgever
45
Bijlage 1. Enquête Tevredenheidonderzoek Kaleidoscoop ALGEMENE VRAGEN
1) Welke relatie heeft u met het kind/ de kinderen die verblijven op kinderdagverblijf Doenja? ○ Ik ben de vader ○ Ik ben de moeder ○ Anders, namelijk ………………………………………………………………
2) In welke groep zit het kind/ de kinderen(meerdere keuzes mogelijk)? ○ Peutergroep Smurfen ○ Peutergroep Groen ○ Peutergroep Kanaries ○ Babygroep Violet
3) Vindt u dat de leidsters u in het algemeen voldoende betrekken bij de ontwikkeling van het kind/ de kinderen? Peutergroep Smurfen
○Ja
○ Nee
Peutergroep Groen
○Ja
○ Nee
Peutergroep Kanaries
○Ja
○ Nee
Babygroep Violet
○Ja
○ Nee
4) Bent u in het algemeen tevreden over de relatie tussen het kind/ de kinderen en de leidsters? Peutergroep Smurfen
○Ja
○ Nee
Peutergroep Groen
○Ja
○ Nee
Peutergroep Kanaries
○Ja
○ Nee
Babygroep Violet
○Ja
○ Nee
5) Vindt u dat er in het algemeen voldoende aandacht wordt besteed aan de kwaliteiten van het kind? Peutergroep Smurfen
○Ja
○ Nee
Peutergroep Groen
○Ja
○ Nee
Peutergroep Kanaries
○Ja
○ Nee
Babygroep Violet
○Ja
○ Nee
46
INVOERING KALEIDOSCOOP 6) Bent u tevreden over de informatie die u heeft gekregen over de invoering van de methode Kaleidoscoop? o
Ja
o
Nee
o
Ik heb de invoering van Kaleidoscoop niet meegemaakt
7) Bent u tevreden met de invoering van Kaleidoscoop? o
Ja
o
Nee
o
Ik heb de invoering van Kaleidoscoop niet meegemaakt
Kunt u uw antwoord toelichten? ............................................................................................................................................... ............................................................................................................................................... ...............................................................................................................................................
8) Heeft de invoering van Kaleidoscoop het contact tussen u en het kinderdagverblijf veranderd? o
Nee
o
Ja, namelijk: ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………
9) De methode Kaleidoscoop hecht veel waarde aan de samenwerking met ouders/verzorgers omdat zij de belangrijkste opvoeders zijn. Is er na de invoering van Kaleidoscoop meer overleg tussen u en de leidsters? o
Nee
o
Ja, namelijk: ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………
47
10) Vindt u dat de sfeer in de groep positief is veranderd na de invoering van Kaleidoscoop? o
Nee
o
Geen mening
o
Ja, namelijk: ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………
Bij de methode Kaleidoscoop gaat het voornamelijk om het ‘actief leren’. Actief leren is de kern van Kaleidoscoop en heeft een aantal kenmerken om zo de optimale ontwikkeling van kinderen positief te stimuleren. De onderstaande vragen hebben betrekking op de actieve leeromgeving.
11) Heeft het kind na de invoering van Kaleidoscoop de mogelijkheid gekregen om met verschillende materialen te spelen in de groep? o
Ja
o
Nee
o
Geen mening
12) Vindt u dat het kind na de invoering van Kaleidoscoop meer ruimte heeft gekregen om materialen te gebruiken, te onderzoeken en ermee te spelen zoals het kind dat wil? o
Ja
o
Nee
o
Geen mening
13) Vindt u dat het kind na de invoering van Kaleidoscoop meer de mogelijkheid heeft gekregen om zelf eigen doelen te stellen en zelf te bepalen waarmee het speelt? o
Ja
o
Nee
o
Geen mening
48
14) Bij het „actief leren‟ is het belangrijk dat volwassenen kinderen ondersteunen in wat ze doen. Het spel kan uitgebreid worden door met hen te praten of door zelf mee te doen. Ook kan de volwassene ondersteuning bieden bij het oplossen van problemen. Vindt u dat het kind na de invoering van Kaleidoscoop meer ondersteuning krijgt van leidsters tijdens het spel? o
Ja
o
Nee
o
Geen mening
15) De inrichting van de speelleeromgeving vormt de basis voor het „actief leren‟ van kinderen. Kaleidoscoop besteedt daarom veel aandacht aan de inrichting en aankleding van het lokaal. Zijn er zichtbare veranderingen gekomen in de groepsruimte na de invoering van Kaleidoscoop? o
Ja
o
Nee
o
Geen mening
16) Vindt u dat het kind na de invoering van Kaleidoscoop meer de mogelijkheid krijgt om eigen spelkeuzes te maken in de groep? o
Ja
o
Nee
o
Geen mening
17) Vindt u dat de invoering van Kaleidoscoop zichtbare positieve veranderingen in het gedrag van het kind heeft gebracht? o
Nee
o
Ja, namelijk: ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………
18) Zijn er nog eventuele opmerkingen die meegenomen kunnen worden in het onderzoek? ……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………
49
Bijlage 2. Topiclijst interview Algemene vragen 1. In welke groep werkt de leidster 2. Hoelang werkzaam in Doenja
Invoering Kaleidoscoop
3. Hoe heeft de leidster de invoering ervaren? 4. Zijn er problemen ontstaan na de invoering van Kaleidoscoop? 5. Trainingen 6. Kaleidoscoop in eigen groep 7. Tijd en inzet van leidsters. 8. Kinderen die moeite hebben 9. Zijn er bepaalde punten die minder goed gaan 10. Zijn er verbeterpunten wat je anders zou willen zien met betrekking tot de methode Kaleidoscoop?
Veranderingen 11. Is er een toename van contactmomenten 12. Zijn er veranderingen in de groepsruimte 13. Zijn er nog andere veranderingen 14. Sfeer in de groep 15. Meer speelmogelijkheden 16. Omgang van kinderen onderling
50
Bijlage 3 Feedback opdrachtgever Naam student: Mine Kocak Studentnummer: 513250 Datum:18 Juni 2010 -----------------------------------------------------------------------------------------------Naam Opdrachtgever: A Jaspers Functie: Locatie manager Organisatie:Kinderopvang compagnie E-mail:
[email protected] Telefoon: 020-6645477 -----------------------------------------------------------------------------------------------1. De aanwijzingen, correcties, suggesties van de opdrachtgever zijn opgepakt. Helemaal mee eens/ mee eens/ niet mee eens/ helemaal niet mee eens
Toelichting:
2. De opdrachtgever vindt het product een goed antwoord op de opdracht. Helemaal mee eens Toelichting: De scriptie geeft een duidelijk beeld van de implementatie van Kaleidoscoop binnen het KDV. En de ervaringen van ouders en leidsters. 3. Het product dat de student aan de opdrachtgever aanbiedt kan volgens de opdrachtgever geïmplementeerd worden. mee eens Toelichting: De resultaten van dit onderzoek geeft een goede basis om verbeteringen aan te brengen bij de implementatie van de Methode. Met name de communicatie naar ouders en de zichtbaarheid van de methode voor ouders, moet duidelijker. Vanuit de interviews met de leidsters, komt herhaaldelijk naar voren dat de coördinatie vanuit het Kdv te weinig ervaren wordt. Een concreet punt voor verbetering.
51