Kaders Uitvoeringsplan herinrichting Maatschappelijk Domein
1
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1: Visie ............................................................................................ 4
Hoofdstuk 2: Proceskaders ................................................................................ 9
Hoofdstuk 3: Financieel kader ......................................................................... 16
Hoofdstuk 4: Toetsingskaders ......................................................................... 19
Hoofdstuk 5: Gezonde Leefstijl ........................................................................ 21
Hoofdstuk 6: Opgroeien & Ontwikkelen ........................................................... 23
Hoofdstuk 7: Kader Talentontwikkeling ............................................................ 27
Bijlage ............................................................................................................ 30
2
Inleiding Op het maatschappelijk domein liggen kansen. Kansen om alle voorzieningen en activiteiten in onze gemeente op het gebied van sport, welzijn en cultuur op een nieuwe en andere manier te benaderen. Het college heeft hierover opgenomen in het coalitieakkoord:
“De nieuwe gemeente Alphen aan den Rijn vraagt om een gemeentebestuur dat zaken nieuw en anders aanpakt. CDA, Nieuw Elan, VVD, D66 en ChristenUnie hebben elkaar gevonden in de wens te werken aan een gemeente die daadkracht toont en dichtbij haar inwoners staat, zowel bestuurlijk als ambtelijk. Wij stellen inwoners centraal en bieden ruimte voor initiatieven. Wij kiezen een bestuursstijl die verbindend is en de samenleving als uitgangspunt neemt in plaats van het gemeentehuis.” (Coalitieakkoord 2014-2018 Daadkracht Dichtbij) Tegelijkertijd leven we in een tijd van bezuinigingen en het herverdelen van onze financiële middelen. In de kadernota is afgesproken dat wij de komende jaren € 4 miljoen bezuinigen op diezelfde gebieden sport, cultuur, welzijn (en werk). Daarom heeft de gemeente ook ingezet op het traject Nieuw en Anders en hebben wij samen met veel zeer betrokken organisaties het Uitvoeringsplan herinrichting Maatschappelijk Domein ontwikkeld. In de komende hoofstukken nemen wij de lezer mee in de kaders (inhoudelijk, financieel en voor het proces) die zijn opgesteld om het uitvoeringplan op 1 januari 2016 daadwerkelijk te kunnen realiseren.
3
Hoofdstuk 1: Visie Ruimte voor initiatieven en zelfbeheer Het college wil meer ruimte voor initiatieven van inwoners. De voetbalvereniging Koudekerk die met vrijwilligers veel onderhoudswerkzaamheden zelf uitvoert, de multifunctionele accommodatie De Juffrouw in Hazerswoude-dorp, het jongerenbuurtbedrijf (in opbouw) in de Edelstenenbuurt, het Floratheater in Boskoop: de voorbeelden zijn talloos in onze gemeente. De inwoners in hun eigen buurt, wijk of kern staan hierin centraal. Meer zelfbeheer, of het nu gaat om het beheren van een gebouw of het zelf organiseren van activiteiten, komt voort uit een behoefte aan meer zeggenschap over de eigen leefomgeving. Het is wat we met een mooi woord de participatiesamenleving of de “doe-democratie” noemen. Eigen kracht en ondersteuning Ruimte voor eigen initiatief betekent ook meer eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid. Maar dat is niet voor iedereen in onze gemeente vanzelfsprekend. Er is een kleine groep (ca. 5%) van de bevolking, voor wie specialistische en professionele maatwerkondersteuning voor korte of langere tijd nodig blijft. Hier nemen we als gemeente die verantwoordelijkheid mede op ons, in het Serviceplein en samen met onze ketenpartners zoals Tom in de buurt of de specialistische jeugdzorgvoorzieningen. Dit hebben we de afgelopen periode intensief voorbereid met de komst van de drie decentralisaties in het kader van de sociale agenda. Maar er is ook een wat grotere groep (ca. 20% van de bevolking), die zulke ondersteuning (nog) niet nodig heeft, maar wel even een steuntje in de rug kan gebruiken. Om te voorkomen dat zij later in duurdere, professionele ondersteuning terechtkomen. Dat is een belangrijk doel van het uitvoeringsplan maatschappelijk domein. Denk aan een jongere die veel spijbelt of op straat rondhangt en daardoor zijn startkwalificatie niet dreigt te halen of dreigt te radicaliseren. Of een gepensioneerde inwoner die nog in zijn of haar eigen huis woont, maar eenzaam is en mede daardoor ook steeds meer gezondheidsklachten krijgt. Of een inwoner die een langdurige GGZbehandeling heeft afgerond, maar nog kwetsbaar is voor terugval. Juist voor deze inwoners liggen er belangrijke kansen in het maatschappelijk domein: door middel van sport, welzijn en cultuur. Dat je door te sporten mensen ontmoet, gezonder blijft en daardoor zelfstandiger in het leven kan staan, is geen nieuws. Dat je door te genieten van zang, dans of toneel – actief of passief – vergelijkbare effecten kan bereiken, is ook geen verrassing. En toch hebben we daar als gemeente nooit expliciet op gestuurd. Zo zit het systeem nu eenmaal niet in elkaar. We stellen (financiële en vastgoed) middelen ter beschikking door middel van subsidies of contracten, zodat inwoners kunnen sporten, naar het theater of de bibliotheek kunnen gaan of een bingo-middag kunnen organiseren. En dat blijft belangrijk, en beschikbaar, voor álle inwoners in onze gemeente. Maar we kunnen dat als gemeenschap slimmer benutten. Door in de organisatie van die activiteiten meer oog te hebben voor de inwoners (ca. 20%) die net even dat steuntje in de rug nodig hebben. Die door actief bezig te zijn, tegelijkertijd ook een nuttige bijdrage leveren aan diezelfde gemeenschap. En die daardoor ook weer meer deel uitmaken aan die samenleving. Iedereen doet mee. Dat is beter voor elkaar.
4
Sturen op slimmer benutten Wat is dat, slimmer benutten? Wat verstaan we daar dan onder? Een voor de hand liggende en ook goed zichtbare aanpak is het meer gezamenlijk benutten van elkaars gebouwen. Een bekend voorbeeld uit het private domein is de buitenschoolse opvang, die ruimtes huurt in gebouwen van het basisonderwijs, of bij activiteitencentra zoals IVN (nabij de kinderboerderij in het Zegerslootgebied) of het Archeon. Daardoor maken kinderen gebruik van algemene voorzieningen, die daar onder andere vervolgens ook zelf van profiteren door een grotere bekendheid. Het private en publieke domein kunnen elkaar zo versterken. Voorstelbaar is dat het theater aan het Rijnplein bijvoorbeeld overdag ook één of meer andere functies heeft, bijvoorbeeld een bibliotheekfunctie. Niet in die zin dat het theater af en toe een zaal verhuurt, maar een permanente samenwerking creëert, waarbij theaterfunctie en andere functies steeds meer met elkaar verweven raken. Wat in het klein in De Juffrouw gebeurt, biedt ook kansen in het centrum van Alphen. Dat kan en hoeft niet op exact dezelfde manier. We dagen organisaties zelf uit om met goede ideeën te komen. Zij staan het dichtst bij de inwoner en weten wat er speelt. Een ander huisvestingsvoorbeeld is de recente start van Tom in buurt 1: we hebben afgesproken dat Tom zich in de buurten, wijken en kernen verbindt aan bestaande (vrijwilligers)organisaties. Dat wordt nu zichtbaar bijvoorbeeld in De Meerkoet, waar ook een locatie van het Voortgezet Speciaal Onderwijs is. Zij betrekken nu samen de buurtbewoners bij de activiteiten. Of Tom in het wijkcentrum De Oude Wereld in Kerk & Zanen, waar de combinatie met sport door de schakeling met de gymzalen van ernaast gelegen basisscholen al voor de hand ligt. Wat de gemeente kan doen is organisaties de ruimte geven om zelf, naar de lokale behoefte, invulling aan te geven aan creatieve combinaties. Door de organisaties gezamenlijk verantwoordelijk te maken voor het maatschappelijk effect dat we willen bereiken (het “wat”). En ze niet langer elk apart te verplichten of af te rekenen op het uitvoeren van hun eigen specifieke activiteiten (het “hoe”). Niet alleen op het gebied van huisvesting liggen er kansen. Een ander inspirerend idee: waarom verbinden we verschillende projecten die jongeren begeleiden niet aan elkaar? Als gemeente subsidiëren we nu jeugd- en jongerenwerk in de wijken, een maatjesproject van een zorg/welzijnsinstelling en een mentorproject dat vanuit werk en het bedrijfsleven is geïnitieerd. Elk op zich waardevolle en nuttige activiteiten. Maar voor een jongere zelf is het niet zo relevant of zorg, welzijn, of werk het vertrekpunt is. Waar het om gaat is dat hij even bij de hand wordt genomen om weer in positieve zin de regie over zijn leven te pakken. Dat is het maatschappelijk effect dat we willen bereiken. Dit voorbeeld kan nog verder worden uitgebouwd: wellicht zouden sportverenigingen hier ook aan kunnen bijdragen. Sommige jongeren kunnen geen werk vinden of houden, doordat zij moeite hebben om naar een baas te luisteren en je aan de regels te houden van “het werkende leven”. Dit gedrag is vergelijkbaar met het gedrag van jongeren van de voetbalvereniging die zich niet gedragen tijdens de wedstrijd. Deze jongeren worden nu al naar een scheidsrechter cursus gestuurd. Zij leren hier waarom het nodig is om je aan bepaalde regels te houden en waarom je daarom moet luisteren naar de scheidsrechter. 1
Tom is een samenwerkingsverband van acht organisaties, waaronder Kwadraad, Participe, Gemiva en Kwintes. Tom voert in de gemeente Alphen sinds 1 januari 2015 de nieuwe Wmo-taken uit, gecombineerd met de tegenprestatie uit de Participatiewet en een aantal welzijnstaken.
5
Deze lessen kunnen ook gebruikt worden om jongeren “te leren werken”. Sport is zo een middel om het aantal werkloze jongeren te verminderen. Dit gebeurt nu allemaal al, op incidentele en kleine schaal en soms onbewust. De uitdaging zit erin, om deze initiatieven meer aan elkaar te verbinden, ze op grotere schaal toe te passen of op meer plekken toe te passen en daardoor meer effect te bereiken. Geworteld in de gemeenschap Bovenstaand voorbeeld geeft aan dat organisaties die elkaar normaal gesproken niet tegenkomen, omdat ze in verschillende sectoren actief zijn, veel meer dan nu van elkaars expertise gebruik kunnen maken. Dat hoeft niet te betekenen dat zij hun eigen identiteit of karakter verliezen. Of dat zij samen één grote(re) organisatie moeten gaan vormen. Integendeel: juist die verscheidenheid maakt onze gemeenschap krachtig. Inwoners voelen zich betrokken en zijn actief in hun buurt, wijk of kern, of bij een sport of culturele vereniging omdat het deel uitmaakt van hun identiteit, van wie ze zijn. Ruimte geven aan inwonersinitiatieven is daarom niet genoeg. Het is essentieel dat de activiteiten en de partijen die ze organiseren, geworteld zijn en blijven in de gemeenschap. Betrokkenheid van vrijwilligers gedijt alleen in een omgeving waarin mensen zich herkennen en waar ze zich persoonlijk mee verbonden voelen. Dat is de kracht van de nieuwe gemeente Alphen aan den Rijn, waar de kleinschaligheid op grote(re) schaal vorm kan krijgen. Het uitvoeringsplan is daarom nadrukkelijk geen oproep tot schaalvergroting van maatschappelijke organisaties en verenigingen, maar juist tot meer maatwerk op het niveau van buurt, wijk of kern. Door niet te toetsen of af te rekenen op activiteiten of hoe die worden uitgevoerd, maar dat veel meer aan de lokale gemeenschap over te laten. Door ruimte te geven komen we als gemeentelijke overheid dichter bij de inwoners te staan. Door te sturen op het samen bereiken van maatschappelijke effecten, kunnen creatieve en slimme samenwerkingen tussen organisaties ontstaan. Door iedereen opnieuw een kans te geven financiering aan te vragen, ontstaat er ruimte voor nieuwe initiatieven. Bovendien nemen we de gelegenheid nu te baat om daar waar nodig financieel te harmoniseren. Door de fusie zijn nu op bepaalde terreinen vrij willekeurige verschillen ontstaan in de mate waarin vergelijkbare activiteiten worden gesubsidieerd. Er ligt nu een kans die verschillen te verminderen. Expertise van grotere, professionele organisaties Niet alles kan op een kleinschalige manier in de buurt, wijk of kern door inwoners zelf worden georganiseerd. Er zijn voorzieningen die een breder bereik hebben, soms zelfs gemeentebreed, zoals de zwembaden in de stad Alphen of het theater. Vaak vergen zulke voorzieningen meer dan alleen zelfbeheer door vrijwilligers. Hier is (ook) professionele expertise voor nodig. Voorzieningen die we hebben op het gebied van sport, welzijn en cultuur, de expertise die door verschillende organisaties in de loop der jaren is opgebouwd, breken we natuurlijk niet af. Die blijven nodig. Het behoud van identiteit en specialismen is ook voor grote(re) organisaties die in onze gemeente actief zijn, van belang. Ook daar is schaalvergroting geen streven, maar samenwerking en slimme verbindingen – onderling met de buurt, wijk of kern - des te meer.
6
Sturen op effecten In het kader van efficiency is met een aantal grotere organisaties in de afgelopen paar jaar gewerkt met productsubsidiering. Dat is een gedetailleerde manier om te sturen en af te rekenen op afgebakende prestaties, bijvoorbeeld het aantal mensen dat gebruik heeft gemaakt van culturele activiteiten, of het aantal bezoekers van een zwembad. Net als in de zorg, waar bijvoorbeeld met diagnose-behandelcombinaties wordt gewerkt, heeft deze manier van sturen tot gevolg dat organisaties zich op hun eigen productie gaan richten. Aanbod creëert vraag, terwijl het maatschappelijk effect daar niet noodzakelijkerwijs groter van wordt. Met dit uitvoeringsplan stappen we daarom nu af van productsubsidiering. In plaats daarvan gaan we sturen (financieren) op maatschappelijk effect. In deze uitwerking van het uitvoeringsplan geven we nadere inhoudelijke invulling aan de effecten die we als gemeente willen bereiken. Dit doen we in de hoofstukken 5, 6 en 7 die gaan over de inhoudelijke kaders. We vragen aan de Raad om die vast te stellen. Die kaders gaan over de maatschappelijke effecten gezonde leefstijl, talentontwikkeling en opgroeien & ontwikkelen. Het maakt niet uit of je nu sport, bezig bent met cultuur, een welzijnsactiviteit doet of een combinatie. Die drie sectoren zijn straks niet apart zichtbaar meer, maar zitten wel verwerkt in deze maatschappelijke effecten. Daarmee scheppen we als gemeente de ruimte én de prikkel voor vermenging en kruisbestuiving die we buiten graag willen zien. Het proces Het is duidelijk dat deze grote verandering een gedegen en transparante aanpak vergt van het proces om daar te komen. Daarom bevat deze uitwerking ook de kaders voor het proces in de komende maanden: wat kunnen de kleine(re) partijen en grote organisaties van de gemeente verwachten en wat verwacht de gemeente van hen, op welk moment en in welke vorm. In hoofdstuk 2 wordt duidelijk hoe we de inhoudelijke, maatschappelijke effecten vertalen in een nieuw en ander systeem van financiering, voor zowel kleine partijen zoals verenigingen, als grote(re) organisaties met professionals. In dat proces maken we onderscheid tussen financiering onder de € 100.000 en boven de € 100.000. Ook deze proceskaders vragen we aan de raad om vast te stellen. Subsidies kleine(re) partijen Voor partijen met een subsidie van minder dan € 100.000 geldt een eenvoudige procedure. Zij kunnen zoals nu een subsidie aanvragen bij de gemeente. Dit geldt ook voor kleine(re) partijen die tot nu toe geen subsidie ontvangen (“nieuwe partijen”). In het eerdere voorstel was nog sprake van een idee van wijkplatforms, waardoor er financiële onzekerheid bij de kleine(re) partijen is ontstaan. Dat laat het college nu los. We vragen elke kleine(re) partij om aan te geven hoe zij aan één of meer maatschappelijke effecten een bijdrage levert. We maken tegelijkertijd ook een financiële harmoniseringsslag tussen vergelijkbare partijen/activiteiten. Gemeentebrede opdrachten Voor de grote(re) organisaties zetten we gemeentebrede opdrachten uit. Hier kunnen organisaties die nu meer dan € 100.000 aan subsidie ontvangen, op inschrijven. De opdrachten staan overigens ook open voor nieuwe organisaties (die nu nog geen subsidiepartner zijn).
7
De opdrachten zijn gemeentebreed, omdat we ervan uitgaan dat een zekere schaalgrootte en professionele expertise nodig is om de effecten te bereiken. Belangrijk aandachtspunt zal ook de samenwerking zijn op de raakvlakken (grenzen) tussen de gemeentebrede opdrachten en de subsidies < € 100.000. Er wordt nadrukkelijk van de organisaties verwacht dat ze gebiedsgerichte accenten leggen in hun aanpak. Kleine(re) partijen kunnen, buiten de eenvoudige subsidieprocedure zoals hiervoor omschreven, ook meedoen met de gemeentebrede opdrachten door zich vrijwillig te verbinden aan één of meer grote(re) organisaties. Zowel voor de grote(re) organisaties als voor de kleine(re) partijen gelden dezelfde inhoudelijke maatschappelijke effecten. De bezuiniging op het maatschappelijk domein Tot slot de financiële kaders. In het coalitieakkoord is afgesproken dat ook het maatschappelijk domein een bijdrage levert aan de noodzakelijke gemeentelijke bezuinigingen. Voor sport, welzijn en cultuur is een totale bezuiniging van € 3 mln afgesproken. Een deel hiervan is al gerealiseerd bij kadernota 2014, waardoor een taakstelling van € 2,1 mln resteert 2. De nieuw en anders visie op het maatschappelijk domein biedt naar het oordeel van het college de beste kansen om deze bezuiniging daadwerkelijk te realiseren. Deze bezuiniging slaat wat het college betreft neer op de financiën die voor grote(re) opdrachten ter beschikking worden gesteld. Omdat het overgrote deel van het beschikbare budget naar deze organisaties gaat is daar immers het meeste synergie voordeel te behalen. De middelen voor organisaties die minder dan € 100.000 aanvragen blijven in totaliteit buiten schot. Het college realiseert zich dat van eigen initiatief, creativiteit en innovatie, op korte termijn geen wonderen kunnen worden verwacht. Zelfs de meest vernieuwende voorstellen kunnen niet verhinderen dat een bezuiniging van € 2,1 mln vraagt om keuzes. Keuzes in het aantal en het niveau van de bestaande voorzieningen. Het moet voor organisaties helder zijn waar de grens is van vernieuwing. Daarom stelt het college minimumeisen aan de instandhouding van bepaalde voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een theater-, en bibliotheekfunctie. Deze eisen op hoofdlijnen zijn te vinden in de inhoudelijke kaders (hoofdstukken 6 en 7). Begin juni 2015, in de publicatie van de gemeentebrede opdrachten, kan dit nog aangescherpt worden. Het college werkt dit momenteel uit (denk aan de nog vast te stellen bibliotheekvisie bijvoorbeeld) en ook de raadsbehandeling van deze kaders voor het uitvoeringsplan kan daartoe aanleiding geven. Voor organisaties en partijen geldt de nadrukkelijke wens van de gemeente tot meer onderlinge samenwerking. Zo kunnen kleinere partijen samenwerken met grotere organisaties en zo hun activiteiten uitbreiden en/of van meer financiering voorzien. Initiatieven in de richting van meer samenwerking juichen we daarom toe, en faciliteren we als gemeente graag. Maar we dwingen die samenwerking bij de verschillende (kleine) partijen en organisaties niet af. Want dat zou vrijwillige initiatieven in de kiem kunnen smoren, in plaats van ze te laten opbloeien uit de betrokkenheid van inwoners. 2
Afgezien van de taakstelling op de SWA van € 1 mln.
8
Hoofdstuk 2: Proceskaders In dit hoofdstuk geven we aan welke stappen we tot nu toe hebben gezet om uitvoering te geven aan bovenstaande visie en waarom die stappen noodzakelijk waren. Vervolgens schetsen we de kaders voor het proces tot 1 januari 2016, voor zowel de grote(re) organisaties als de kleine(re) partijen. Het college vraagt de raad hiermee in te stemmen. Proces tot nu toe Het college heeft sinds de besluitvorming van de Kadernota 2014 (BIS 2014/28904), waarin de contouren van de aanpak van het Uitvoeringsplan herinrichting Maatschappelijk Domein3 zijn geschetst, langs twee sporen gehandeld: 1. Het college heeft samen met kleine en grote organisaties in het maatschappelijk domein inhoudelijk verkend welke maatschappelijke effecten voor Alphen aan den Rijn vanaf 2016 bereikt zouden moeten worden. Dit heeft in 2014 plaatsgevonden in vijf grote bijeenkomsten en in het najaar in diverse themagroepen. Tegelijkertijd was het college bezig om het proces te ontwerpen voor de implementatie van het uitvoeringsplan. 2. Er is in juridische zin ruimte gecreëerd om de gemeentelijke financiële middelen in het maatschappelijk domein (voor sport, welzijn en cultuur) per 2016 op een andere manier te gaan inzetten. Dit is in de praktijk gebracht door verschillende juridische stappen te zetten om de bestaande subsidie- en contractrelaties - per die datum te beëindigen4. Zie collegebesluit 18 november 2014 / brief aan de raad d.d. 21 november 2014 nr 2014/55729. Ad. 1: maatschappelijke effecten Uit de bijeenkomsten en de themagroepen van 2014 zijn vier effectthema’s naar voren gekomen:
Talentonwikkeling
Gezonde leefstijl
Zelforganiserend vermogen
Leefbaarheid.
Het college heeft gekeken hoe deze thema’s zich verhouden tot elkaar, tot grote en kleine partijen die nu in onze gemeente actief zijn en tot al lopende beleidsprocessen in de gemeente. Hieruit kwam naar voren dat het stimuleren van het zelforganiserend vermogen voor volwassenen inmiddels – ongeveer tegelijkertijd, namelijk in het najaar 2014 - al was opgenomen in de contractafspraken met Tom in de buurt. Daar gaan al vanaf 1 januari 2015 financiële middelen naar toe en wordt al uitvoering aan gegeven.
3
Het proces heeft verschillende benamingen gekend: van strategische heroriëntatie tot herfstakkoord tot nu uitvoeringsplan maatschappelijk domein. 4 Bij sommige subsidierelaties heeft het beleidsvoornemen en de aankondiging al eerder plaatsgevonden, in 2013 met het oog op de drie decentralisaties . Bij deze relaties heeft het college dus al formeel tot definitieve beëindiging besloten.
9
Binnen de thema’s talentontwikkeling en gezonde leefstijl kwam naar voren dat er accentverschillen zijn voor volwassen en kinderen & jongeren. Daarom hebben we een aparte opdracht gemaakt voor kinderen & jongeren, namelijk opgroeien en ontwikkelen. Hier zitten naast talentontwikkeling en gezonde leefstijl, ook effecten in die op zelforganiserend vermogen betrekking hebben (denk aan de maatjes- en mentorprojecten). Verder bleek dat de effecten binnen het thema leefbaarheid grote overeenkomsten vertonen met het beleid dat het college momenteel in de woonvisie ontwikkelt. Hier gaat het met name om de vraag hoe we bereiken dat mensen langer thuis kunnen blijven wonen, en hoe wonen, welzijn, enzorg effectiever in te richten. Daarom is het thema leefbaarheid geen gemeentebrede opdracht in het kader van het Uitvoeringsplan. Tot slot was er een praktisch argument om de vier effectthema’s wat anders te ordenen: voor dergelijke leefbaarheidseffecten zijn op dit moment binnen programma 1 (sociaal domein) geen financiële middelen beschikbaar, anders dan de leefbaarheidsbudgetten van Wijken & Kernen. Die budgetten zijn vooral bedoeld voor initiatieven in de buurt, wijk of kern (over het algemeen dus voor kleinere partijen). De bestaande budgetten voor sport, welzijn en cultuur binnen programma 1 hebben nagenoeg geheel betrekking op de thema’s talentontwikkeling en gezonde leefstijl voor volwassenen, en opgroeien en ontwikkelen.
10
Ad. 2: ruimte creëren in bestaande subsidie en contractrelaties Het voornemen en de aankondiging om de subsidierelatie per 1 januari 2016 te beëindigen, is een juridisch noodzakelijke stap om ruimte te creëren om zaken anders te gaan aanpakken. De meeste partijen en organisaties die een gemeentelijke subsidie ontvangen, maken al jarenlang gebruik van die subsidie. Daarmee zijn er vanzelfsprekende subsidierelaties ontstaan, die in juridische zin een soort gewoonterecht zijn geworden. De Algemene wet bestuursrecht is daar duidelijk over: de gemeente heeft zich te houden aan een zorgvuldige procedure. 74 subsidierelaties hebben hierover bericht gehad van de gemeente. 11subsidierelaties zijn in bezwaar gegaan. Met betrekking tot contracten hebben 10 organisaties hierover bericht gehad van de gemeente. 4 organisaties hebben hierop negatief gereageerd. De formele beëindiging van de subsidierelaties doet niets af aan de waardering voor de vele activiteiten van onze maatschappelijke organisaties. Het is zeker niet de bedoeling dat al die activiteiten zullen verdwijnen, integendeel. Daaronder bevinden zich namelijk ook activiteiten die al op een heel vernieuwende manier zijn ingericht, deze organisaties lopen juist vóór op de innovatie van het maatschappelijk domein. Het college heeft desondanks stappen gezet om álle subsidie- en contractrelaties te beëindigen op 31 december 2015, vanuit het principe gelijke monniken, gelijke kappen. Ook al lopen sommige organisaties voorop en zijn zij een inspirerend voorbeeld, daarop zijn de subsidies nooit eerder getoetst. Die toetsing had tot nu toe vooral een rechtmatigheidskarakter en lag voor de grote(re) organisaties op het niveau van producten. Het college heeft op dit moment geen instrument in handen om onderscheid te kunnen maken. Met dit uitvoeringsplan krijgen we dat instrument wel. Daar dienen de inhoudelijke kaders voor (hoofdstukken 5, 6 en 7) Ten behoeve van de aankondigingen en beleidsvoornemens tot beëindiging, heeft het college brieven gestuurd en gesprekken gevoerd. Wat met name tot onrust heeft geleid, is dat het college hierin nog geen garanties kan geven over hoe de financiering vanaf 1 januari 2016 er op de nieuwe manier zal uitzien. In dit proceskader wordt duidelijk wat ze wanneer van de gemeente mogen verwachten en waar de kleine(re) partijen ze zich op kunnen gaan richten. Zodat we met elkaar nieuwe subsidieafspraken kunnen maken voor 2016. Het proces vanaf nu In 2015 volgen we twee sporen. Binnen het eerste spoor maken we onderscheid tussen het proces voor de grote(re) organisaties en dat voor de kleine(re) partijen: 1. Nieuwe financiering op basis van maatschappelijke effecten a. Grote(re) organisaties b. Kleine(re) partijen 2. Ruimte creëren in bestaande subsidie- en contractrelaties Ad. 1: Nieuwe financiering op basis van maatschappelijke effecten De maatschappelijke effecten zoals verwoord in de hoofdstukken 5, 6 en 7 zijn het inhoudelijk toetsingskader voor zowel de grote(re) organisaties als de kleine(re) partijen bij het aanvragen van
11
nieuwe financiering. Het proces om financiering voor 2016 aan te vragen ziet er alleen verschillend uit. a. Grote(re) organisaties Nadat de raad de kaders voor het uitvoeringsplan heeft vastgesteld (naar verwachting 23 april 2015), zal het college begin juni 2015) de gemeentebrede opdrachten publiceren. Die opdrachten zijn een nadere uitwerking van de inhoudelijke kaders zoals in hoofdstukken 5, 6 en 7 is beschreven. In de tussenliggende periode eind april/mei zullen openbare bijeenkomsten voor organisaties worden georganiseerd waarin we meer uitleg geven over het proces en de inhoudelijke effecten die we willen bereiken. Ook halen we daar nadere input op die we kunnen verwerken in de gemeentebrede opdrachten, die begin juni worden gepubliceerd. Deze bijeenkomsten zijn openbaar en ook de kleine(re) partijen kunnen zich hiervoor aanmelden. In welke juridische vorm de financiering plaatsvindt, zal begin juni 2015 duidelijk zijn. De juridische vorm gaat over mogelijke subsidievormen (publiekrechtelijk) of inkoop/aanbestedingsvormen (privaatrechtelijk). Alle organisaties en partijen die een bijdrage willen leveren aan één of meerdere opdrachten (maatschappelijke effecten), kunnen zich vanaf begin juni 2015 dus heel gericht gaan oriënteren op mogelijke samenwerkingspartners. Uiteraard kunnen zij dit ook nu al doen en bij de bijeenkomsten vanaf eind april. Er kunnen ook organisaties en partijen meedoen die nu nog geen financiële relatie met de gemeente hebben en/of buiten de gemeente Alphen aan den Rijn zijn gevestigd. De uiterste indieningsdatum voor de financieringsaanvragen bij het college, is eind juli 2015. Het college toetst de aanvragen op verschillende punten. Belangrijk daarin zijn in elk geval of de aanvraag volledig dekkend is voor de opdracht (wat vrijwel altijd samenwerking vergt), en of een wijk- en gebiedsgerichte aanpak wordt gehanteerd. Het resultaat van de toetsing bespreken we graag in vertrouwelijke vorm met de raad, voordat de goedkeuring op de financieringsaanvragen wordt geformaliseerd. Rekening houdend met de benodigde tijd om de aanvragen te beoordelen (eind juli – augustus), kan deze bespreking met de raad in september plaatsvinden. Als vervolgens nog een opschortingstermijn in acht moet worden genomen tussen voorlopige en definitieve accordering van de financieringsaanvragen, dan weten grote(re) organisaties uiterlijk begin november waar zij aan toe zijn voor hun financiering 2016. b.
Kleine(re) partijen
Naar aanleiding van de rondetafelgesprekken van 8 en 15 januari 2015 heeft het college het proces voor de kleine(re) partijen anders vormgegeven. In het eerdere voorstel was nog sprake van wijkplatforms, waardoor er financiële onzekerheid bij de kleine(re) partijen is ontstaan. Daarom stelt het college nu het volgende proces voor: Voor de subsidiepartijen die nu een subsidie < € 100.000 ontvangen geldt dat het college, na vaststelling door de raad van deze kaders, op 12 mei 2015 de aanvraagprocedure zal publiceren. De juridische vorm is hier een subsidie. Vanaf die datum kunnen de kleine(re) partijen elk hun eigen subsidieaanvraag indienen bij de gemeente.
12
Dit geldt ook voor kleine(re) partijen die tot nu toe geen subsidie ontvangen (“nieuwe partijen”). De uiterste indieningsdatum is 1 juli 2015. Dat is twee maanden later dan in Algemene subsidieverordening (Asv) 2014 is opgenomen. Daarmee geven we de kleine(re) partijen wat meer tijd, zodat zij hun subsidieaanvraag goed kunnen voorbereiden. Het college toetst, naast rechtmatigheid aan de hand van de Asv, inhoudelijk op de maatschappelijke effecten. Die zijn hetzelfde als voor de gemeentebrede opdrachten. Concreet wordt aan een kleine partij gevraagd om aan te geven hoe en aan welke maatschappelijke effecten zij een bijdrage leveren. Samenwerking met andere partijen wordt toe gejuicht net als het betrekken van inwoners en het benutten van andere financieringsbronnen. Verder beoordeelt het college of er inhoudelijk vergelijkbare subsidieaanvragen zijn uit de drie verschillende oud-gemeenten (Alphen, Boskoop, Rijnwoude), waar harmonisatie voor de hand ligt. Vervolgens voert het college een financiële toets uit op het totaal van alle ingediende subsidieaanvragen. Op dit moment raamt het college dat het subsidieplafond, vast te stellen bij kadernota 2015 – gebaseerd op de huidige subsidierelaties in 2015 - € 665.318 bedraagt. Door harmonisatie, aanvragen van nieuwe partijen en het subsidieplafond kan het voorkomen dat er partijen zijn die in 2016 minder subsidie ontvangen dan in voorgaande jaren (of minder ontvangen dan zij hebben aangevraagd). Er blijft in die zin enige financiële onzekerheid. Maar het college vindt dat gerechtvaardigd, gezien de noodzaak om te kunnen harmoniseren, nieuwe partijen een kans te geven én binnen het subsidieplafond te blijven. Als de raad in juli (met de kadernota) het subsidieplafond voor de subsidies < € 100.000 heeft vastgesteld wil het college de kleinere partijen zo snel mogelijk duidelijkheid geven over hun subsidieaanvraag. Na toetsing van de aanvragen die voor 1 juli zijn ingediend, ontvangen die partijen in september een tussenbericht met informatie over de stand van zaken op proces. In oktober/november zullen de partijen hun subsidiebeschikking ontvangen. Kleine(re) partijen kunnen naast dit individuele subsidieproces dat zij met de gemeente doorlopen, vrijwillig aansluiting zoeken bij de grote(re) organisaties in het kader van de gemeentebrede opdrachten. Op verzoek van die organisaties (zoals hierboven beschreven), maar ook op eigen initiatief. Dit is aan hen samen. De grote(re) organisaties hebben er inhoudelijk en financieel belang bij om gebruik te maken van de (activiteiten van de) kleine(re) partijen.
13
Ad. 2: ruimte creëren in bestaande subsidie- en contractrelaties Met de 14 grote partijen zet het college in 2015 per organisatie de gesprekken en eventuele juridische procedures voort die nu al lopen. Hoe dit eruit ziet kan per organisatie verschillen. Begin november wordt duidelijk of een grote organisatie die nu subsidie van de gemeente ontvangt, meer, minder, of geen financiering meer ontvangt in 2016. Vanaf dat moment kunnen de laatste financieel-administratieve en juridische stappen worden gezet om de oude subsidierelatie (waar relevant) af te hechten. Voor de kleine(re) subsidiepartijen geldt dat zij op dit moment nog geen definitief besluit tot beëindiging hebben ontvangen. Alleen een aankondiging of een beleidsvoornemen. Het college stelt nu voor pas in het najaar 2015 definitieve besluiten tot beëindiging te nemen. De betrokken partijen ontvangen hierover bericht nadat het college heeft besloten over de ingediende subsidieaanvragen voor 2016. Alleen de partijen die geen subsidie meer ontvangen in 2016, krijgen dan een definitieve beëindiging. Die brieven gaan gelijktijdig uit met de subsidiebeschikkingen. Voor de kleine(re) contractpartijen geldt dat eind november 2014 eveneens het besluit is genomen om de contracten met kleine partijen die een gemeentelijke bijdrage (direct of indirect) ontvangen te beëindigen. Het college gaat ook met deze partijen in gesprek over welke bijdrage zij kunnen leveren aan de effecten talentontwikkeling, gezonde leefstijl en opgroeien & ontwikkelen. Wat betreft de eventuele beëindigingen, zal het college dit per partij bekijken. Dit kan per contract tot verschillende resultaten leiden in verband met de mogelijkheden die het contract biedt, de ruimte die onze contractpartner biedt en de wens om maatwerk te leveren als de betreffende organisatie al volgens de geest van het Uitvoeringsplan werkt. Hieronder is de procesplanning voor beide sporen en alle partijen en organisaties samengevat in een overzicht: Stap
Strekking
Datum
Gremium
Besluitvorming
Kaders op proces, inhoud, en financiën
17-3-2015
College
College/
voor gemeentebrede opdrachten en subsidies kleine partijen t.b.v. doorsturen naar gemeenteraad Technische vragen
Indiening en beantwoording
30-3-2015
RTG beeldvormend
Kaders op proces, inhoud, en financiën
2-4-2015
Raad
Raad voor gemeente brede opdrachten en subsidies kleine partijen RTG opiniërend
idem
9-4-2015
Raad
Bespreking
Nader uitgewerkte voorstellen voor de
Medio april
College
gemeentebrede opdrachten (waar
2015
relevant mogelijk vertrouwelijk karakter). Kaderstellende
Kaders op proces, inhoud, en financiën
23-4-2015
Raad
besluitvorming
voor gemeente brede opdrachten en Kleine partijen: verzoek tot
12-05-
college
subsidieaanvraag nieuwe stijl, formele
2015
subsidies kleine partijen Publicatie/aanschrijving
14
Stap
Strekking
Datum
Gremium
Informatie en consultatie over komende
Tussen 24
College/grote
gemeentebrede opdrachten
april en 31
organisaties
bekendmaking procedure Openbare bijeenkomsten
mei 2015 Besluit en publicatie
Nader uitgewerkte voorstellen voor de gemeentebrede opdrachten, waar nodig
Begin juni
College
2015
aangepast n.a.v. raadsbesluitvorming. Ontvangst
Indiening subsidieaanvragen nieuwe stijl
subsidieaanvragen
1-7-2015
Kleine partijen
(+2 mnd. t.o.v. Asv)
Ontvangst
Grote organisaties dienen hun
Eind juli
Grote
voorstellen/financieringsaa
(gezamenlijke) voorstellen in voor de
2015
organisaties
nvragen
gemeentebrede opdrachten
Uitkomst beoordeling
1e bespreking uitkomsten beoordeling
Begin
College
bespreken
voorstellen gemeentebrede opdrachten
september
t.b.v. voorlopige goedkeuring
2015
Uitkomst beoordeling
Vertrouwelijk: uitkomst beoordeling en
September
College/
bespreken
mogelijke voorlopige goedkeuring
2015
Raad College
bespreken Voorlopige goedkeuring
Bekendmaken welke
Eind
financieringsaanvragen
financieringsaanvragen voor welke
september/
gemeentebrede opdrachten
bedragen voorlopig zijn goedgekeurd
begin oktober 2015
Versturen mail aan kleine
Tussenbericht over stand van zaken
september
Ambtelijk
partijen
proces
Subsidie(-
Toekenning individuele subsidies 2016
Oktober
College
verzamel)besluiten kleine
aan kleine partijen Verzenden brieven met
Oktober/
college
subsidiebeschikkingen kleine partijen
november
organisaties Beschikkingen
2015 Beëindiging
Brieven aan organisaties/partijen
oktober/no
subsidierelaties
waarvoor dit nog noodzakelijk is.
vember
College
2015 Definitieve goedkeuring
Definitieve goedkeuring en afspraken
Begin
gemeentebrede opdrachten
gemeentebrede opdrachten met
november
(samenwerkende) grote organisaties
2015
College
15
Hoofdstuk 3: Financieel kader Programma 1 van de begroting is het programma waarbinnen de gemeente het Sociaal/Maatschappelijke Beleid ontwikkelt en uitvoert. Het Uitvoeringsplan herinrichting Maatschappelijk Domein valt hier volledig binnen. In deze paragraaf geven we aan hoe we de nog resterende ombuiging realiseren. Met de Kadernota 2015-2018 is een deel van de € 3 miljoen bezuiniging op Sport, Cultuur en Welzijn ingeboekt. Wat per 2017 nog gerealiseerd moet worden is een bedrag van € 2.078.831. Verdeeld over de sectoren is dat:
€ 947.258 op Sport
€ 781326 op Cultuur
€ 350.247 op Welzijn
Inboeking Taakstelling In het coalitieakkoord zijn afspraken gemaakt over bezuinigingen op enkele specifieke grote(re) organisaties. Hiermee heeft het college uitdrukking gegeven aan zijn wens om juist bij die organisaties of de soort activiteiten die zij uitvoeren, een grote mate van vernieuwing te willen zien. Het college stelt daarom voor om in de begroting 2016 het totale bedrag van de ombuiging technisch te verdelen over deze grote organisaties. Daar is mee gewaarborgd dat we de resterende bezuiniging van € 2,1 miljoen volledig realiseren. Tegelijkertijd krijgen namelijk alle grote(re) organisaties – waar gewenst samen met de kleinere partijen – de kans om gemeentelijke financiering te verkrijgen voor 2016, via de gemeentebrede opdrachten. Op het moment dat één van de huidige organisaties opnieuw gemeentelijke financiering krijgt, vanuit één van de gemeentebrede opdrachten, kan het bedrag anders uitvallen dan de technische inboeking in de begroting van 2016. Dat zal eerder minder zijn dan meer, aangezien er in totaliteit minder geld beschikbaar is dan voorgaande jaren (namelijk € 2,1 miljoen minder). Om dit duidelijk te maken lichten we dit toe aan de hand van een voorbeeld. Uitvoeringsplan Binnen Programma 1 van de begroting (totaal € 141 miljoen)5 heeft € 21,8 miljoen betrekking op het Uitvoeringsplan. De taakstelling is hier nog niet van af. Onderstaande tabel geeft dit weer, uitgaande van de cijfers per 2018: Totale begroting Uitvoeringsplan
€
Totaal niet vrij beschikbaar
€
10.026.165
Totaal wel vrij beschikbaar
€
11.795.221
21.821.386
Direct te zien is dat een deel van deze € 21,8 miljoen niet vrij beschikbaar is. Dit gaat onder andere om kapitaallasten, reserves en gemeenschappelijke regelingen als het RDOG. Voor de verdeling van het vrij beschikbare bedrag en de taakstelling hanteert het college een aantal uitgangspunten: 5
In totaal 86% van de middelen gaan naar de top van de piramide en onderwijshuisvesting en zijn dus niet beschikbaar voor het Uitvoeringsplan
16
Uitgangspunt 1, Tarievenstelsel Het college kiest ervoor niet aan de begrotingsposten voor de tarievenstelsels voor de sportverenigingen en multi-functionele accommodaties (mfa’s) te komen en deze indien nodig aan te vullen, omdat het de wens van het college is dat deze organisaties er niet op achteruitgaan zuiver vanwege de taakstelling.
Huidige werking tarievenstelsel: Zowel bij de mfa’s die nu door Participe beheerd worden als het sportvastgoed dat nu door Sportspectrum beheerd wordt, maakt de gemeente gebruik van een tarievenstelsel, waardoor de gebruikers van dit vastgoed een lagere bijdrage in de huur hebben. Dat betekent dat de gemeente subsidie aan deze instellingen geeft, waardoor deze instellingen een lagere huur kunnen rekenen aan de gebruikers, zoals sportverenigingen en andere maatschappelijke organisaties/verenigingen.
Uitgangspunt 2, Gevolgen kostendekkende huur Een stijging van huurkosten voor andere maatschappelijke partijen per geval te beoordelen en waar nodig (deels) te compenseren met subsidie, volgens het nieuwe toetsingskader dat gaat gelden voor alle organisaties die subsidie onder de € 100.000 aanvragen. Hiervoor moet financiële dekking gecreëerd worden vanuit inkomsten vastgoed of vanuit beleid (bij dit laatste is nu geen ruimte).
Uitgangspunt 3, Verhouding gemeentebrede opdrachten en vastgoed De taakstelling wordt evenredig verdeeld over de opgaves van het Uitvoeringsplan en de kosten van het beheer en onderhoud van het maatschappelijk vastgoed dat daarmee verbonden is. Het beheer en onderhoud van dit maatschappelijke vastgoed wordt uitgevoerd binnen de uitgangspunten van de kadernota Vastgoed (onder voorbehoud van vaststelling door de Raad). Dat betekent een overheveling van de bijbehorende begrotingsposten. Dit geldt ook voor de overeenkomsten die we op dit vastgoed hebben, zoals nu met bijvoorbeeld de voetbalverenigingen uit voormalig Rijnwoude.
Uitgangspunt 4, subsidies < €100.000 De taakstelling slaat niet neer op het subsidiebedrag dat bedoeld is voor subsidies onder de € 100.000. Bij Kadernota 2015 wordt het subsidieplafond voor de kleinere partijen vastgesteld. Dit gaat om een bedrag ter hoogte van € 665.318, dat in 2015 tot nu toe aan (voorlopige) subsidie is verleend.
Uitgangspunt 5, contractuele afspraken De taakstelling slaat niet neer op de bedragen die vast liggen vanwege contractuele afspraken. Dit betreft contracten zoals het PWA-bad en de Hazelaar, maar ook bijvoorbeeld het Boomkwekerijmuseum en de contracten met de voetbalverenigingen uit voormalig Rijnwoude.
17
Vanuit deze uitgangspunten gaan de middelen door het college verdeeld worden over de verschillende opdrachten. Dan wordt duidelijk welke middelen naar Vastgoed gaan, welke middelen gebruikt worden voor de gemeentebrede opdrachten en waar de technisch ingeboekte taakstellen uiteindelijk terecht komt. Het college vraagt de raad om in te stemmen met deze uitgangspunten.
18
Hoofdstuk 4: Toetsingskaders Algemeen Het college toetst elke financieringsaanvraag op de mate waarin de indienende organisatie(s) aan die effecten bijdraagt. Deze effecten staan beschreven in de hoofdstukken 5 t/m 7. Daarbij benutten we ook de geldende beleidskaders of wetgeving. De belangrijkste zijn: •
Uitvoeringsplan Herinrichting Maatschappelijk Domein
•
Beleidsplan ‘Beter voor Elkaar’
•
Kadernota Vastgoed (onder voorbehoud van vaststelling)
•
Nog vast te stellen bibliotheekvisie
In de verdere uitvoering van de opdrachten moet met deze uitgangspunten van deze kaders rekening worden gehouden. Specifiek In de eerste plaats toetst het college een aanvraag aan de bijdrage aan de maatschappelijke effecten. Gezien de breedte van de inhoudelijke opdracht, kan het bijna niet anders dan dat verschillende organisaties met elkaar een samenwerkingsverband vormen en de financieringsaanvraag dus samen indienen. Het is niet te voorspellen of er meerdere samenwerkingsverbanden voor eenzelfde opdracht kunnen en zullen worden gevormd. In de tweede plaats toetst het college of in de financieringsaanvraag voldoende duidelijk wordt gemaakt dat (het samenwerkingsverband van) de organisaties een wijk- en gebiedsgerichte aanpak hanteren. De belangrijkste opgave en effecten per gebied zijn in de bijlage opgenomen. Dit is onderdeel van de drie gemeentebrede opdrachten. Het is een pré als de aanpak aantoont dat nauw wordt samengewerkt met kleine(re) vrijwilligerspartijen in de buurt, wijk of kern. Dit gebeurt op vrijwillige basis, de partijen kunnen daartoe niet worden gedwongen. De aanvrager(s) moeten duidelijk maken dat zij voldoende geworteld (kunnen) zijn in de lokale situatie in Alphen aan den Rijn, om die samenwerking tot bloei te laten komen. In de derde plaats toetst het college op afstemming van de voorstellen tussen de gemeentebrede opdrachten. Omdat er inhoudelijk veel raakvlakken zitten tussen de opdrachten, vragen we aan de organisaties om in elk geval aan te geven hoe zij de afbakening én de samenwerking vorm geven. Een belangrijk voorbeeld daarvan is dat een jongere die ouder wordt niet (teveel) moet merken dat hij overgaat van de opdracht opgroeien & ontwikkelen naar bijvoorbeeld talentontwikkeling of gezonde leefstijl voor volwassenen. Het systeem is niet leidend, maar de inwoner. Een toetsing die daarmee samenhangt, is in de vierde plaats de mate waarin de organisaties samenwerken met de ketenpartners uit de integrale toegang, zoals de Multidisciplinaire teams van het Serviceplein en de Jeugd- en gezinsteams. In de vijfde plaats beoordeelt het college het voorstel van de aanvrager(s) op het gebied van de kritische prestatie-indicatoren (KPI’s). In de opdrachten die begin juni 2015 worden gepubliceerd, zal het college omschrijven wat van de aanvrager(s) op dit punt wordt verwacht. Het gaat erom dat de organisaties die de opdracht(en) gaan uitvoeren, ook op enig moment kunnen aantonen dat de maatschappelijke effecten gehaald gaan worden en hoe dat wordt gemeten.
19
In de zesde plaats toetst het college of de financieringsaanvraag zich binnen het gestelde financiële plafond voor de opdracht bevindt. Mogelijke andere toetsingscriteria worden nog uitgewerkt en komen terug in de opdrachten die begin juni worden gepubliceerd. Het college beraadt zich op dit moment op de vraag of de financiering voor één of meerdere jaren wordt verleend. In de opdrachten die begin juni worden gepubliceerd, zal dit staan aangegeven.
20
Hoofdstuk 5: Gezonde Leefstijl Iemand die gezond leeft, zit beter in zijn vel. Een gezonde leefstijl kan voor iedereen anders zijn. Gezonde voeding, voldoende beweging en goede omgang met stress zijn belangrijke onderdelen voor een gezonde leefstijl. Ook de geestelijke gezondheid - zoals voldoende sociale contacten - is belangrijk. Een gezonde leefstijl (lichamelijk en geestelijk) zorgt vaak het toenemen van het zelfvertrouwen, je erbij voelen horen en gezien te worden. Je krijgt meer energie om overdag aan de slag te gaan en daardoor nemen de gezondheidsklachten vaak af. Het gekke is, dat we dit eigenlijk allemaal wel aanvoelen, maar dat het lastig is om ernaar te leven. Zodra het lichaam hapert, betalen we wel voor medicijnen en behandelingen, terwijl we beter tijd en energie kunnen investeren in preventie. Daarin kunnen we namelijk zélf veel betekenen, door bewust te kiezen voor een basishouding die ons langer fit (lichamelijk) én geestelijk gezond houdt. De gemeente kan daaraan bijdragen door, samen met organisaties en partijen de bewustwording van een gezonde levensstijl bij jong en oud te vergroten. Dat zit ‘m veel meer in dagelijkse aandacht dan in trainingsschema’s en bijvoorbeeld diëten. Ook mensen die niet van sport houden, hebben baat bij meer bewegen. De peuter die lekker mag stoeien, het kind dat op de fiets naar vioolles gaat, de puber die paintballt bij de Zegersloot, buurtbewoners die iedere week samen gaan wandelen, ouders die vaker de fiets pakken naar het werk, de Alphense senior die zich zeker genoeg voelt om met de rollator een dagelijks ommetje te maken: het zijn allemaal voorbeelden van laagdrempelige, gezonde keuzes die nu nog vaak blijven liggen. De gemeente ziet het als een belangrijke taak om een gezonde leefstijl te stimuleren vanuit deze alomvattende filosofie. In de opdracht Opgroeien en Ontwikkelen is gezonde leefstijl voor kinderen en jongeren dan ook een belangrijk effect. De opdracht binnen dit hoofdstuk Gezonde Leefstijl richt zich op volwassenen vanaf 27 jaar. Maatschappelijke effect Het beoogde maatschappelijke effect voor de twee opdrachten binnen het thema Gezonde Leefstijl is dat de inwoners van de gemeente Alphen aan den Rijn van 27 jaar en ouder in de komende jaren een gezondere leefstijl ontwikkelen die bijdraagt aan: 1. Het terugdringen van gezondheidsklachten die voortkomen uit te weinig bewegen en te veel en ongezond eten. 2. Het ondersteunen van het programma binnen Opgroeien en Ontwikkelen om ouders bewuster en toegerust te maken van het belang hun kinderen gezonde voeding aan te bieden. 3. Gemeentelijk (multifunctioneel) vastgoed is algemeen toegankelijk en ondersteunt de opgave ‘Gezonde Leefstijl’. De opdrachten 1. De eerste deelopdracht richt zich op het ontwikkelen van een gezondere leefstijl bij alle inwoners van gemeente Alphen aan den Rijn, specifiek voor mensen die (op dit moment) een steuntje in de rug kunnen gebruiken om hun gezondheid aan te pakken. ‘Gezonde Leefstijl’ biedt deze mensen houvast om zich te bewust te maken van het belang van een gezonder leven. Het gaat over doen waar je gelukkig van wordt. Over goed voor jezelf zorgen en de verantwoordelijkheid nemen voor je eigen leven. Vanuit die brede invalshoek is een gezonde
21
leefstijl een wezenlijk onderdeel van ons dagelijks bestaan en sluit dit aan bij de andere twee gemeente brede opdrachten Opgroeien en Ontwikkelen en Talentontwikkeling. 2. Om inwoners te bewegen tot meer bewegen, moeten de accommodaties in orde zijn. Hierin is de afgelopen jaren veel geld en energie geïnvesteerd, zowel door de gemeente als door verenigingen en andere (commerciële) partijen. De basis is goed en daar moeten we het in de komende tijd mee doen. De gemeente zal geen uitbreiding of toevoeging financieren, maar vraagt nu van alle betrokken partijen en inwoners om bestaande voorzieningen met elkaar te delen en vooral optimaal te gebruiken. Waar mogelijk wordt het eigendom en beheer van accommodaties overgedragen aan gebruikers (right to challenge). Maatwerk is daarbij een belangrijk uitgangspunt. Daar waar reeds sprake is van zelfbeheer zal dit worden gecontinueerd, omdat dit onze stip op de horizon is. Deze deelopdracht richt zich specifiek op het onderhoud en beheer van sportaccommodaties die de gemeente in eigendom heeft (rekening houdend met de werkzaamheden die door verschillende verenigingen zelf uitgevoerd worden op dit vastgoed). De verantwoordelijkheid voor het onderhoud en beheer van sportaccommodaties die de gemeente in eigendom heeft wordt uitgevoerd conform de Kadernota Vastgoed (onder voorbehoud van vaststelling door de Raad). Specifieke criteria
Opdracht 1 -
alle activiteiten worden uitgevoerd volgens de wettelijke criteria;
-
er wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van activiteiten die wetenschappelijk onderbouwd zijn;
-
activiteiten worden zo veel mogelijk gemonitord, geëvalueerd en bijgestuurd;
-
samen werking met met lokale verenigingen en vrijwilligers is een pré.
Opdracht 2 -
alle activiteiten worden uitgevoerd volgens de wettelijke criteria;
-
in het onderhoud en beheer van accommodaties is het gemeentelijk vastgoedbeleid (onder andere beschreven in de Kadernota Vastgoed van 2015) leidend;
-
het onderhoud van de accommodaties die in gemeentelijk eigendom zijn vindt plaats conform de door de gemeente vastgestelde kaders (waaronder, voor het grootonderhoud, de nog op te stellen dan wel te actualiseren meerjarenonderhouds-plannen);
-
gemeentelijk vastgoed is algemeen toegankelijk;
-
het gebruik van gemeentelijk maatschappelijk vastgoed is waar mogelijk multifunctioneel;
-
het gebruik (in dagelijks bezettingspercentage tussen 09.00 en 23.00 uur) van gemeentelijk maatschappelijk vastgoed neemt toe;
-
aan inwoners en organisaties wordt het ‘right to challenge’ gegeven om maatschappelijk vastgoed (inclusief doelstellingen) over te nemen van de gemeente tegen marktconforme prijs;
-
gebruikers van gemeentelijke accommodaties wordt waar mogelijk gelegenheid geboden het onderhoud van de accommodatie in eigen beheer uit te voeren;
-
de opdrachtnemer werkt in de opdrachtperiode toe naar maximalisatie van eigen beheer;
-
het beheer van de accommodaties die in eigendom van de gemeente zijn is zodanig ingericht, dat er in de accommodaties plaats geboden wordt aan activiteiten die vanuit de lokale samenleving worden geïnitieerd.
22
Hoofdstuk 6: Opgroeien & Ontwikkelen De opdracht Opgroeien & Ontwikkelen moet ervoor zorgen dat er een doorgaande ontwikkelingslijn ontstaat van kind naar adolescent, naar zelfstandige en participerende volwassene. Het doel van de opdracht is dat de jeugd (van -9 maanden tot 27 jaar) van Alphen aan den Rijn zich ontwikkelt tot volwassenen die zich goed kunnen redden in onze samenleving en hieraan hun steentjes bijdragen. In deze tijd van toenemende onzekerheid en verandering is het belangrijk dat de doorgaande ontwikkelingslijn gericht is op een leven als volwassene in een dynamische samenleving. Hierbij richt de opdracht zich specifiek op de 20% van de jongeren die op een bepaalde manier kwetsbaar zijn, zoals ook in de algemene inleiding omschreven. De opdracht moet zorgen voor het versterken van de weerbaarheid en zelfredzaamheid van deze
Zie ter inspiratie over een doorgaande ontwikkelingslijn in een dynamische samenleving de Tegenlicht aflevering van 1 februari 2015.
kinderen en jongeren. In de opdracht Opgroeien en Ontwikkelen zitten ook talentontwikkeling en gezonde leefstijl, maar dan specifiek op kinderen en jongeren gericht. Of een kind nu muziekonderwijs op school volgt, of dat een jongere aan streetworkout doet, het is allemaal onderdeel van opgroeien en ontwikkelen. Kern van de opdracht De opdracht Opgroeien & Ontwikkelen richt zich op kinderen, jongeren en hun opvoeders en kent een onderverdeling naar twee levensfasen. 1. Levensfase –9 maanden tot 12 jaar In de jonge jaren wordt een belangrijke basis gelegd voor de brede ontwikkeling van het kind en speelt het leven zich veel thuis en op school af. 2. Levensfase 12 – 27 jaar Vanaf de puberteit krijgt een jongere andere vragen, die meer gericht zijn op het ontdekken van de eigen identiteit, het zelfstandig worden en het vinden van werk. Beide levensfasen brengen specifieke vragen en een andere focus met zich mee. Daarom is er voor gekozen om deze levensfasen onder te brengen in twee aparte opdrachten. Beide opdrachten moeten zorgen voor een doorlopende ontwikkelen leerlijn, waarbij het aanbod van activiteiten op elkaar is afgestemd en elkaar aanvult. Zowel thuis, op school als in de
Voorbeeld doorlopende ontwikkellijn/elkaar aanvullende activiteiten: een atletiekvereniging leert kinderen van basisscholen rennen ter voorbereiding op de 20 van Alphen.
leefomgeving6. Maatschappelijke effecten In de opdracht levensfase -9 maanden tot 12 jaar worden de volgende maatschappelijke effecten nagestreefd: 1. In de leeftijdscategorie 0-4 jaar ontwikkelen kinderen een basis op het gebied van spraak, taal, rekenvaardigheid, motoriek en sociale vaardigheden zodat zij voldoende toegerust zijn om te starten in het basisonderwijs.
6
Bijvoorbeeld vrijetijdsbesteding, kinderopvang enzovoort
23
2. Kinderen tot 12 jaar ontwikkelen talenten en vaardigheden, ontdekken en ontwikkelen, zodat ze als volwassene zelfredzaam zijn en naar vermogen kunnen deelnemen aan de maatschappij. 3. Kinderen tot 12 jaar hebben een gezonde leefstijl. 4. Ouders zijn toegerust om voor hun kinderen te zorgen en hen op te voeden.
In de opdracht levensfase 12 – 27 jaar worden de volgende maatschappelijke effecten nagestreefd: 1. Jongeren tot 27 jaar ontwikkelen talenten en vaardigheden, ontdekken en ontwikkelen, zodat ze als volwassene zelfredzaam zijn en naar vermogen kunnen deelnemen aan de maatschappij. 2. Jongeren tot 27 jaar hebben een gezonde leefstijl. 3. Minder jongeren glijden af naar de criminaliteit. 4. Minder jongeren worden werkloos na hun schoolperiode. 5. Voorkomen van radicaliseren en polarisatie. 1. Levensfase -9 maanden tot 12 jaar In de eerste levensjaren groeit en ontwikkelt een kind zich meestal snel. De opdracht voor deze levensfase richt zich op de brede ontwikkeling van het kind7. Daarnaast is onderdeel van de opdracht om te zorgen voor een gezonde leefstijl, zowel lichamelijk als psychosociaal. Voorwaarde voor de opdracht is dat bij het aanbod wordt uitgegaan van de behoeften van het kind en er een divers aanbod is.
Inspelen op behoefte: juist door kinderen ongelijk te behandelen, krijgen ze gelijke kansen. Sommige kinderen hebben dus net wat extra of andere activiteiten nodig om zich zo goed mogelijk te ontwikkelen.
Voorschoolse periode Uit onderzoek blijkt dat in de eerste vier levensjaren van een kind de basis wordt gelegd voor het verdere leven. Daarom is de opdracht om problemen in de ontwikkeling zo vroeg mogelijk te signaleren en (dreigende) achterstanden in de brede ontwikkeling van het kind te voorkomen en weg te werken. De opdracht is om op verschillende manieren achterstand in de ontwikkeling te voorkomen. Dit gaat dus verder dan de standaard voorschoolse voorzieningen. Niet alle kinderen komen namelijk vanzelfsprekend bij bijvoorbeeld de kinderopvang. Hier zal dus creatief ook samenwerking moeten worden gezocht met andere plekken om juist ook de kwetsbare kinderen en hun opvoeders te bereiken. Onderdeel hiervan is dat voor- en vroegschoolse educatie (vve) wordt georganiseerd volgens de wettelijke criteria en in hechte samenwerking tussen de voorschoolse voorzieningen, het onderwijs en het Centrum voor Jeugd en Gezin. Specifiek voor vve hanteert de gemeente de volgende doelgroep definitie: “Peuters die volgens het Centrum voor Jeugd en Gezin extra ondersteuning nodig hebben om (dreigende) ontwikkelingsachterstanden te voorkomen, met het accent op taalontwikkeling”.
Basisschoolperiode Uitgangspunt in de opdracht is dat tijdens de basisschoolperiode kinderen hun talenten en vaardigheden ontdekken en ontwikkelen. Met deze vaardigheden kunnen zich ontwikkelen tot 7
Met brede ontwikkeling van het kind wordt bedoeld: de lichamelijke, sociaal-emotionele, cognitieve en taalontwikkeling.
24
zelfstandige volwassenen die mee kunnen doen aan de maatschappij. Daarnaast is onderdeel van de opdracht om gezond gedrag en een gezonde levensstijl kinderen eigen te maken. Ontwikkelen gezondheidsproblemen worden door de opdracht zo veel mogelijk voorkomen nu en in de toekomst. De opdracht is er met name ook op gericht om een basis te leggen bij kinderen om problemen op latere leeftijd (de volgende levensfase) te voorkomen.
Ouders als partner Bij het opgroeien speelt de opvoeding en de rol van de opvoeders een belangrijke rol. Voorwaarde bij het
Voorbeeld: een gezonde leefstijl
uitvoeren van de opdracht is dat ouders zo veel mogelijk
bij kinderen is bijna niet te
als partners worden betrokken bij het aanleren en
bereiken, wanneer ouders het
ontwikkelen van de verschillende vaardigheden van het
verkeerde voorbeeld blijven geven.
kind. Ondersteuning van de ouders bij het pakken van de rol als opvoeder is daarmee ook onderdeel van deze opdracht. Door samenwerking met de ouders en
maatschappelijke partners is het mogelijk om lessen op verschillende plekken op een vergelijkbare manier/dezelfde taal terug te laten komen en zo een doorlopende (leer-)lijn te waarborgen.
Gebruik vindplekken Er zijn verschillende plekken waar kinderen en hun opvoeders als vanzelfsprekend komen (vindplekken). Vanuit de opdracht moet daarop aangesloten worden en creatief gekeken worden naar het gebruik van locaties. Hierbij willen we met name ook dat beter gekeken wordt
De school is een natuurlijke plek waar kinderen en ouders komen. Ook na schooltijd is het mogelijk om hier meer activiteiten plaats te laten vinden
naar de mogelijkheden van het gebruik van schoolgebouwen. Levensfase 12 – 27 jaar De puberteit is een fase in de ontwikkeling van kind naar volwassenheid. Lichamelijk ontwikkelt een kind zich door tot volwassene en psychisch staat de identiteitsontwikkeling 8 centraal. Individueel of in groepen zoeken jongeren al experimenterend naar antwoorden op vragen als: wie ben ik, wat wil ik, wat kan ik en welke rol wil ik vervullen. Vanaf 16 jaar start de overgang voor jongeren naar het studerende of het werkende leven. Werken zorgt voor financiële zelfstandigheid. Daarnaast draagt werken bij aan talentontwikkeling en het vergroten van eigenwaarde en zelfvertrouwen. Het volwassen leven bestaat niet alleen uit werken. Ook bijvoorbeeld het zelfstandig op orde leren houden van een huishouden horen bij deze fase. Deze gehele voorbereiding op het volwassen leven is onderdeel van de opdracht van levensfase 12 – 27 jaar.
8
In de opbouw van de identiteit spelen emoties een cruciale rol. Identiteitsontwikkeling vindt meestal plaats als gevolg van een crisis. (Meijers & Wardekker, 2001, et al., 2010). Op basis van opdoen en experimenteren met gedrag en ervaring wordt al zoekend een nieuwe balans gevonden tussen emoties en cognities waarbij het leven als het ware een eigen product wordt.
25
Talentontwikkeling bij jongeren Deze leeftijdsfase speelt zich af in een sterk veranderende samenleving die andere vaardigheden vraagt. Een voorbeeld hiervan is dat de flexibele arbeidsmarkt vraagt dat jongeren niet langer voor een bepaald beroep worden opgeleid. Jongeren moeten juist breed vaardigheden leren, waardoor zij mee kunnen bewegen met de vraag van de arbeidsmarkt en dus voor meerdere banen in aanmerking komen. De opdracht is erop gericht dat jongeren vaardigheden ontwikkelen om zich in deze dynamische samenleving te redden. Hierbij is de opdracht gericht op het vergroten van het talent van jongeren en dat jongeren meedoen in de samenleving. De opdracht is om vanuit het gehele leven van de jongeren de beste oplossing te zoeken om talent ontwikkeling en meedoen mogelijk te maken. Mee willen doen gaat hierbij ook over burgerschap, integreren en participeren, en het niet accepteren dat jongeren NU AL met de rug naar de samenleving (gaan) staan. De opdracht is ook gericht om polarisatie van groepen en radicalisering onder
Voorbeeld: een groep jongeren is in het centrum van Alphen een streetworkout begonnen. Sporten is hierbij een middel om talenten te ontwikkelen en bijvoorbeeld schadelijk alcohol en drugsgebruik te voorkomen.
jongeren te voorkomen.
Kwetsbare groep Zoals omschreven richt de opdracht zich op de groep 20% kwetsbare jongeren. Op welke manier een jongere kwetsbaar is, is verschillend. Een kleine groep ‘kiest’ voor een criminele carrière. Niet alle kwetsbare jongeren vertonen hinderlijk of overlast gevend gedrag. Sommigen hebben leerproblemen of krijgen weinig tot geen ondersteuning van thuis. Anderen hebben schulden, gaan van school zonder een diploma of zijn werkloos. Vaak gaat het om meerdere risicofactoren tegelijkertijd waardoor een jongere kwetsbaar is. Bijvoorbeeld een combinatie van persoonlijke kenmerken (bijvoorbeeld een laag intelligentieniveau of een psychische of fysieke beperking) en buiten hen gelegen factoren (zoals: ouders met een lage opleiding, kleine behuizing, armoede, werkloosheid (zelf en/of ouders), schulden (zelf en/of ouders) en/of een beperkt sociaal netwerk). Allemaal risico’s waardoor hun ontwikkeling kan achterblijven en waardoor zij probleemgedrag kunnen gaan vertonen. De verwachting is daarnaast dat er een -toenemende- kwetsbare groep jongeren ontstaat, omdat (een stapeling van) problemen hun ontwikkeling ongunstig kan beïnvloeden. Hierdoor dreigen zij buiten de boot te vallen. Het voorkomen dat deze groep jongeren kwetsbaar wordt, is onderdeel van de opdracht.
Voorkomen van risicogedrag De grote veranderingen in de pubertijd zorgen voor een zekere chaos. Jongeren gaan op verschillende vlakken de grenzen opzoeken. Jongeren beginnen bijvoorbeeld met het gebruik van alcohol en drugs en kijken hoe ze zich los kunnen maken van de regels van hun ouders en school. Dit kan risico’s met zich meebrengen. De opdracht is om deze risico’s te voorkomen of deze zo klein mogelijk te houden. Jongeren in deze leeftijd zijn daarnaast vatbaar voor maatschappelijke ontwikkelingen. Of deze nu lokaal, regionaal, nationaal, mondiaal of in samenhang plaatsvinden. Zo is op dit moment polarisatie/radicalisering een actueel onderwerp. Vanuit deze opdracht dient proactief op actuele onderwerpen, die mogelijk risico’s met zich meebrengen voor opgroeiende jongeren, te worden ingespeeld.
26
Hoofdstuk 7: Kader Talentontwikkeling In je hele leven, vanaf het moment dat je geboren wordt tot aan de laatste levensfase, leer en ontwikkel je vaardigheden en competenties die je bewust en onbewust maken tot wie je bent. In onze samenleving, waarin meer van de eigen kracht van inwoners wordt gevraagd, worden deze vaardigheden en competenties steeds belangrijker. Dit (blijven) ontwikkelen is in de verschillende levensfases die iemand doormaakt in verschillende mate van belang en van invloed. Inwoners, onderwijs, ondernemers, organisaties en gemeente zijn samen verantwoordelijk om een leven lang ontwikkelen mogelijk te maken. Dit gebeurt tijdens het werk of op school, in de vrije tijd en binnen het gezin. Belangrijk is om deze verschillende onderdelen in het leven meer met elkaar te verbinden. Wie een leven lang leert kan ook gemakkelijker inspelen op de snelle ontwikkelingen in de samenleving. In de opdracht Opgroeien en Ontwikkelen is talentontwikkeling voor kinderen en jongeren dan ook een belangrijk effect. De opdracht binnen dit hoofdstuk Talentontwikkeling richt zich op volwassenen vanaf 27 jaar. Huidige voorzieningen en de toekomst Voorzieningen op het gebied van talentontwikkeling richten zich, op een aantal uitzonderingen na, met name op de grootste groep inwoners; de 80% die het prima redden9. Grote organisaties die op dit moment verantwoordelijk zijn voor de voorzieningen als theater, kunst (beoefening/ beleving) en de bibliotheken vragen wij daarom met ons mee te denken en zich in de toekomst juist te binden aan de groep kwetsbare mensen die het hard nodig hebben om vaardigheden en competenties te ontwikkelen en te leren vasthouden. Daarnaast komt er ook ruimte voor nieuwe organisaties die zich aan de nieuwe kaders kunnen verbinden. De verwachting is dat de goede dingen tot hun recht blijven komen en dat er vernieuwing plaatsvindt daar waar het nodig is. Daarnaast kunnen de basisvoorzieningen die voor iedereen toegankelijk zijn ook blijven bestaan.
De goede dingen bewaren en vernieuwen dat wat nodig is! Lezingen door schrijvers worden gehouden in de bestaande cultuurgebouwen waar ook de verfilmingen of toneelstuk van de boeken getoond worden. Dit is een goed voorbeeld van een samenwerking, maar binnen de nieuwe opgave wordt wel gevraagd welk effect dit oplevert voor de (potentieel) kwetsbare of eenzame mensen. (Met andere woorden; is dit waar de gemeente nog over gaat in de toekomst.)
Samenwerking tussen huidige activiteiten! Activiteiten die bedoeld zijn voor kwetsbare ouderen worden vanuit verschillende zorgorganisaties aangeboden in samenwerking/spraak met de partners uit het uitvoeringsplan. Door de kunst en cultuursector te vragen zich meer en zichtbaarder ook voor deze groep in te zetten wordt de creativiteit van deze inwoners gestimuleerd waardoor het plezier in het leven een stukje wordt vergroot. 9
Op een aantal uitzonderingen na; o.a. de laaggeletterdheid / taalcursussen voor doelgroepen.
27
Maatschappelijke effecten Op basis van het eerder vastgestelde beleid en de benoemde kaders zijn er vier maatschappelijke effecten geformuleerd. De maatschappelijke effecten worden bereikt door de inzet van professionele- en amateurkunst in samenwerking met muziek- en cultuur(educatie). Onze ambities zijn: 1. Talentontwikkeling draagt bij aan het terugdringen van ‘draaglast’ en het vergroten van het eigen vermogen om zelfstandig om te gaan met problemen (‘coping vermogen’). 2. Het ontwikkelen van vaardigheden en competenties draagt bij aan: a. Het behouden en vinden van werk b. Het onderhouden en ontwikkelen van netwerken c. Het voorkomen of opheffen van eenzaamheid d. Het behouden van zingeving en vergroten van weerbaarheid e. Kunstzinnige vorming 3. Taalachterstand, laaggeletterdheid en het ontbreken van digi-vaardigheden bij volwassenen (23 – 60) wordt (h)erkend en neemt af. 4. Vrijwilligers leveren een zinvolle bijdrage aan talentontwikkeling en ontwikkelen hiermee zichzelf en/of anderen. De opdracht
Doel Het doel van deze opgave is om bij te dragen aan een zinvol en weerbaar bestaan van (jong)volwassenen tot en met senioren. Persoonlijke groei, ontwikkelen (en behouden) van kennis, vaardigheden en competenties staan centraal. Talentontwikkeling biedt kansen op het behouden/vinden van werk (financiële zelfstandigheid), levert een positieve bijdrage aan de gevolgen van de toenemende vergrijzing (participeren in de samenleving), draagt bij aan het behouden van levensvreugde en aan het verminderen van eenzaamheidsbeleving van inwoners.
Bereik Zoals in het algemene deel is beschreven redt ongeveer 80% van de inwoners zich prima. 20% van de inwoners is in meer of mindere mate kwetsbaar.. De komende jaren kan deze groep groter worden omdat de samenleving volop in beweging is op weg naar eigen kracht en zelfredzaamheid en complexer wordt. Dit vraagt meer en anders van iedereen. Het is belangrijk om aandacht te hebben voor die inwoners die kwetsbaar worden wanneer zij zich niet op de juiste manier (kunnen) voorbereiden op de veranderende samenleving. Talentontwikkeling richt zich op preventieve ondersteuning van die inwoners om zich te blijven ontwikkelen in de veranderende samenleving.
28
Randvoorwaarden Het is belangrijk dat de opgave niet als een nieuw ‘eiland’ op zich wordt gezien. Juist de aansluiting bij ontwikkelingen op brede sociale en maatschappelijke domein wordt als een meerwaarde gezien. Een voorbeeld daarvan is de totstandkoming van de aansluiting bij bestaande (maatwerk)voorzieningen (let op! geen dubbel aanbod creëren). De gemeente en de organisaties zullen een aantal momenten afspreken waarop de resultaten met elkaar worden besproken. Aan de hand van die evaluatie kan binnen de kaders worden bijgestuurd. Belangrijk is dat het ‘programma’ wordt uitgevoerd en aangeboden in alle wijken van de gemeente Alphen aan den Rijn waarbij de maatschappelijke opgaven per wijk (zie bijlagen 1) maatgevend zijn voor het aanbod (dus vraaggericht). In aanvulling daarop zal voor het centrum van de kern Alphen aan den Rijn de functie van theater behouden blijven op de locatie van Castellum.
29
Bijlage Verschillen per gebied In zijn geheel is de gemeente Alphen aan den Rijn een gemiddelde gemeente. Per gebied of soms zelfs per buurt bestaan er echter grote verschillen. Uit de wijkscans worden de hierna genoemde gebiedskenmerken zichtbaar. De belangrijkste opgaven/vraagstukken worden in de gemeentebrede opdrachten meegenomen. In de tabel de belangrijkste gebiedskenmerken. Deze eerste uitwerking laat zien dat enkele gebieden (Alphen Centrum, Ridderveld en Boskoop) extra aandacht vragen, omdat er meer (mogelijk) kwetsbare mensen wonen.
Gebied
Gebiedskenmerken / belangrijkste opgaven / vraagstukken
Alphen Centrum
& park Zegersloot
Gebied met niet enkel inwoners, maar ook veel bezoekers (gebiedsoverstijgende/gemeentelijk en regionale functie is groot). Betekent een gebied met veel dynamiek en kruisbestuivingen op de thema’s wonen, sport en recreatie, cultuur, winkelen en onderwijs.
In bepaalde buurten wonen kwetsbare mensen (verborgen sociale eenzaamheid), hier hoeft maar iets kleins te gebeuren en er is veel inzet nodig om de buurt weer in balans te krijgen. In deze buurten is wel sociale cohesie (zowel positief als negatief). Kenmerkend is dat in deze buurten de ons-kent-ons cultuur en eigen identiteit belemmerend werkt t.o.v. samenwerking (sociaal en fysiek) met andere buurten.
Hoger percentage alcohol en drugsmisbruik onder jongeren. Belangrijk om onderscheid te maken tussen de woonplek van de jongeren en de overlastplek. Het centrum en park Zegersloot is een plek waar meer genuttigd wordt, maar de woonplek van deze jongeren is divers.
Geen aanbod voor jongeren tussen de 12 – 18 jaar.
Veel voorzieningen – winkels en park Zegersloot - waar kansen liggen (regionale functie).
Er zijn al verschillende initiatieven. De traditionele sportclubs ontbreken vaak tijdens samenwerkingsprojecten en zijn erg op zichzelf.
Het zelforganiserend vermogen bij bewoners is vaak situationeel en concreet, afhankelijk van de levensfase en eigen vermogen. Op verschillende plekken in de woongebieden is spelen in de buurt een thema waar men in samenwerkt. Voor het winkelgebied en Park Zegersloot is de samenwerking structureler en meer vanuit een visie (d.m.v. verenigingen/stichtingen).
•
In gebieden en straten waar veel verandering is of potentie schuilt (positief en negatief), is de betrokkenheid groot (bv Hooftstraat en Park Zegersloot).
Alphen West
•
Zaanse Rietveld kenmerkt zich door ondernemerschap en is daarmee
30
behoorlijk zelfvoorzienend. •
Hoorn is met zijn naoorlogse bouw een echte volksbuurt met dito cultuur. Door vergrijzing, eenzaamheid en het niet gewend zijn voor zichzelf op te komen is zelfredzaamheid hier een ontwikkelpunt. Ook is er wel armoede met daarbij gepaard gaande ongezonde leefstijl aanwezig.
•
Kerk en Zanen is een jonge wijk met veel (sleutel)kinderen. Dit vanwege de vele 2-verdieners en relatief veel 1ouder gezinnen. Het opleidingsniveau ligt relatief hoog wat maakt dat men hier behoorlijk zelfredzaam is.
•
Door het toenemende aantal (sociale) huurwoningen verandert de samenstelling van de wijk als geheel. Zorg en aandacht zijn nodig.
•
Andersom zijn er veel ontwikkelingen en dus ook kansen in het gebied. Door nieuwbouw, revitalisering en reconstructies krijgt de
leefbaarheid een impuls en komen initiatieven tot stand. •
Naast de diverse basisscholen, heeft ook het voortgezet onderwijs, het Groene Hart Leerpark en Groene Hart Praktijkschool, een plek in het gebied.
Ridderveld
•
Er zijn 2 wijkcentra in het gebied, wijkcentrum Kerk en Zanen en wijkcentrum Zeehelden, waarbij de vraag is of en hoe dit naar de toekomst toe een ontwikkeling door kan maken als echt kloppend centrum van de wijk/buurt.
•
Ongeveer 40% van de Edelstenen- en Planetenbuurt is op een bepaalde manier kwetsbaar. Van deze 40% behoeft 5 tot 10% “gecoördineerde hulpverlening” (multi-problematiek op het gebied van schulden, huiselijk geweld, gezondheid etc.). In het algemeen (de wijk Ridderveld) behoort 25% tot de kwetsbare groep.
•
Sociale segregatie is een belangrijk aandachtspunt.
•
Inwoners leven langs elkaar heen; fysiek gescheiden qua hobby’s, interesses, lidmaatschap, culturele activiteiten, maar ook qua normen en waarden.
•
Aandachtspunt is dat deze gescheiden circuits worden overbrugd zodat de maatschappelijke participatie wordt bevorderd.
•
In Ridderveld is sociaal kapitaal aanwezig. Eigen kracht, eigen verantwoordelijkheid manifesteert zich in verborgen talenten. Mannen en vrouwen (belangrijke sleutelfiguren) opereren als betrokken burgers op verschillende gebieden (opvoedingsvraagstukken, veiligheid, radicalisering, huiselijk geweld, homoseksualiteit, incest). Het etaleren van deze verborgen talenten is een belangrijke opgave.
•
Gezondheidsprofiel van de wijk Ridderveld:
•
Uit verschillende onderzoeken en de waarnemingen van onze gebiedsadviseurs blijkt dat groepen, met name ouderen, zowel met een autochtone als een etnische achtergrond de volgende ziektebeelden hebben: diabetes, eenzaamheid, depressiviteit.
•
Verder blijkt dat er onder groepen jongeren in Ridderveld sprake is van
31
overgewicht, alcohol- en drugsmisbruik. Ook is er sprake van (een deel van de) jongeren die overlast veroorzaken en zich schuldig maken aan criminaliteit en drugsgebruik en/of –handel.
•
Ridderveld is goed vertegenwoordigd wanneer het gaat om onderwijsvoorzieningen (denk aan het Ashram College, Groene Hart College, Scala College, Wellant College) en duizenden die dagelijks door Ridderveld heen fietsen. Verkeersveiligheid voor deze kwetsbare verkeersdeelnemers is derhalve een belangrijk aandachtspunt.
Boskoop
Ook Boskoop is een gebied waar sprake is van een bepaalde mate van kwetsbaarheid die verder gaat dan de 20% die geldt vanuit het algemene beeld. •
Economische problemen doordat het minder goed gaat in de boomkwekerij. Dit brengt verschillende problemen met zich mee, onder andere verborgen armoede.
•
Meer problemen onder jongeren: werkloosheid, criminaliteit en alcohol- en drugsgebruik.
•
Groot risico op polarisatie door verschillende bevolkingsgroepen.
•
Kans om meer te doen met het VMBO en MBO en ontwikkelingen in de kwekerij (groen & techniek).
•
Enorme toename verblijf arbeidsmigranten in het gebied (Short- stay hotel 350 personen).
Aarlanderveen &
•
Vergrijzing
Zwammerdam
•
Voorzieningen verdwijnen
•
Jeugd trekt weg
Benthuizen,
Algemeen
Hazerswoude-
•
dorp, Hazerswoude-
Vooral grasland voor veeteeltbedrijven. Uitstraling van een agrarische productiegebied.
•
Uniek voor dit gebied is dat in de aanloop naar de fusie in Koudekerk
Rijndijk &
aan den Rijn, Benthuizen en Hazerswoude-dorp dorpsoverleggen zijn
Koudekerk
ontstaan. •
Overlegtafel voor lokale organisaties en andere belanghebbenden.
•
Veel mogelijkheden om inwoners (meer) initiatief te laten nemen (right to challenge)
•
Behoorlijk vermogende inwoners.
Koudekerk aan den Rijn •
Bloeiend verenigingsleven en voorzieningen die vooral draaien op de inzet van vrijwilligers.
•
Hoog percentage mensen met een hoog inkomen.
•
Vergrijzing is een vraagstuk in de nabije toekomst.
•
Redelijk overlast hangjongeren (o.a. alcoholmisbruik).
Hazerswoude-Rijndijk •
Lijkt meer op een wijk in een stad als op een dorp, ook qua saamhorigheid.
•
Kansen om via inrichtinsparticipatie en doe-participatie de betrokkenheid te verhogen.
32
•
Over voorzieningen voor jongeren en de sociaal maatschappelijke voorzieningen is men zelfs iets positiever dan gemiddeld
•
Redelijk overlast hangjongeren (o.a. alcoholmisbruik).
Buurtschap Groenendijk Eigenzinnige, opzichzelfstaande gemeenschap waar men sterk op elkaar betrokken is en bij voorkeur zaken zelf regelt zonder al te veel bemoeienis van buiten. Hazerswoude-dorp •
Levendig en een bloeiend plattelandsdorp met een hoog voorzieningenniveau en een open gemoedelijke identiteit en uitstraling.
•
Niet onbemiddeld in Hazerswoude-Dorp.
•
Veel ondernemingszin in het dorp.
•
Drie kerken met een vitale kerkgemeenschap.
•
Activiteiten in samenwerking met andere verenigingen maar ook door een klussendienst en coördinatie van burenhulp.
Benthuizen •
Overwegend kerkelijke gemeenschap met een dorpse sfeer die men koestert en wil behouden.
•
Over het algemeen is men daar sterk op elkaar betrokken en zorgt men voor elkaar.
•
Vrij welvarend
•
Hoger dan gemiddeld gevoel van onveiligheid
Huidige maatschappelijke schets - aandachtspunten De gemeente Alphen aan den Rijn is qua cijfers en aantallen vergelijkbaar met het Nederlands gemiddelde. Wel zijn er een aantal ontwikkelingen te onderscheiden die er de komende jaren voor kunnen zorgen dat er op het maatschappelijk domein problemen ontstaan of problemen worden vergroot. Deze ontwikkelingen brengen aandachtspunten met zich mee die gelden voor alle gemeentebrede opdrachten. De belangrijkste drie aandachtspunten zijn: •
Aandacht voor kwetsbaren Op dit moment redt ongeveer 80% van de inwoners zich prima. 20% van de inwoners is in meer of mindere mate kwetsbaar. De komende jaren kan deze groep groter worden doordat de samenleving volop in beweging is en meer weerbaarheid / flexibiliteit vraagt en mensen die het op dit moment nog redden toch gaan uitvallen. Het is dus (ook) belangrijk om aandacht te hebben voor de inwoners die nu niet kwetsbaar zijn, maar dat wel kunnen worden wanneer zij zich niet op de juiste manier voorbereiden op de veranderende samenleving.
•
Aandacht voor ouderen Vanaf 2013 neemt het aantal ouderen versneld toe. De komende jaren zal vooral het aandeel 65-79-jarigen sterk stijgen en vanaf 2025 neemt ook de groep 80-plussers sterk toe. In onze gemeente stijgen deze percentages harder dan de landelijke gemiddelden. De verwachting is dat het aantal dementerende ouderen, die langer thuis wonen, zal toenemen. Ook eenzaamheid en het tekort aan mantelzorgers of zorgvrijwilligers wordt als een knelpunt gezien.
33
•
Aandacht voor jongeren Met name de groep jongeren tussen de 14 – 20 jaar vraagt om aandacht. Zij worstelen met hun identiteitsontwikkeling en lopen op verschillende vlakken risico. Op de langere termijn kunnen er binnen het maatschappelijk domein gezondheidsproblemen ontstaan bij deze groep. Op dit moment is er al sprake van een hoger percentage drugs- en alcoholmisbruik in vergelijking met het landelijk gemiddelde, vooral in bepaalde gebieden binnen de gemeente. Daarnaast is het belangrijk om jongeren meer aan de gemeente te binden. Een risico is anders dat te veel jongeren de gemeente verlaten en zich ook op latere leeftijd elders vestigen.
•
Aandachtspunt bij jeugd is daarom ook om op de jongste groep preventief in te zetten om op latere leeftijd ernstigere problemen te voorkomen, zoals jeugdwerkloosheid, radicalisering of overmatig alcoholgebruik.
Toekomstige maatschappelijke schets – kansen Zoals geschetst is de samenleving op dit moment volop in ontwikkeling. Specifiek voor de gemeente Alphen aan den Rijn brengt dit ook enkele kansen met zich mee. De belangrijkste drie kansen zijn: •
Kans: Alphen aan den Rijn als MBO stad en fijne plek om te wonen Alphen aan den Rijn is een stad met MBO voorzieningen. De komende jaren zal vanuit de arbeidsmarkt meer vraag komen naar MBO-ers niveau 3 en 4 op het gebied van groen, techniek en zorg. Met name Boskoop (kwekers/groen en techniek) en Ridderveld (grotere zorgvraag) bieden hier mogelijke aanknopingspunten. Hier ligt een kans voor de gemeente hier meer op te profileren en op die manier jongeren aan de gemeente te binden en werkgelegenheid naar de gemeente te halen. De trend is op dit moment al dat hoger opgeleiden wel in Alphen aan den Rijn wonen, maar in een omliggende gemeente werken.
•
Kans: integrale aanpak zorgt voor een effectievere werkwijze De ontwikkelingen zoals omschreven bij de maatschappelijke schets zijn per gemeentebrede opdracht vertaald naar maatschappelijke effecten. Deze gewenste effecten zijn dus gebaseerd op de belangrijkste vragen die er op dat onderwerp of in een specifiek gebied spelen. Door de komende tijd samen met partijen de belangrijkste oorzaken te benoemen van de maatschappelijke opgaven is het mogelijk om zo efficiënt en effectief mogelijk in te zeten op het behalen van de gewenste effecten. Het antwoord van partijen op de opdrachten hoeft dan ook niet altijd maatschappelijk te zijn. Zo kan de opgave overgewicht ook worden aangepakt door de leefomgeving anders in te richten. Op die manier heeft de inzet de meeste waarde voor de maatschappelijk opgave.
•
Kans: gunstige economische ligging De gemeente Alphen aan den Rijn is gesitueerd in het midden van het Groene Hart tussen een aantal grote steden en economieën. Deze gunstige economische ligging biedt mogelijk ook voor het maatschappelijk domein kansen. Omringd door in de nabijheid van technologischeconomische ontwikkelingen op het gebied van ‘food’ (Wageningen), ‘life science’ (Leiden), ‘technologie’ (Rotterdam, Delft). Binnen deze technologisch-economische ontwikkelingen zal de gemeente op zoek moeten gaan naar een eigen niche om zich te positioneren ten opzichte van de omliggende steden. Mogelijke niche-markt is MBO op het gebied van groen, techniek en zorg, geheel gericht zijn op het eigen karakter van de stad.
34