Kadernota Participatie Gemeenten Land van Cuijk Re-integratie naar werk, inburgering en educatie
Inhoudsopgave
1 2 3 4
Inleiding........................................................................................................................................... 1 Leeswijzer ....................................................................................................................................... 1 De kaders samengevat ................................................................................................................... 2 De visie op participatie.................................................................................................................... 3 4.1 Achtergrond participatiebudget .............................................................................................. 3 4.2 Wat is participatie?................................................................................................................. 3 4.3 Uitgangspunten huidige bestuursperiode 2010-2014 ............................................................ 3 4.4 Visie........................................................................................................................................ 3 4.5 Doelstellingen......................................................................................................................... 4 5 De Wet participatiebudget .............................................................................................................. 5 5.1 Wet werk en bijstand.............................................................................................................. 5 5.2 Wet inburgering ...................................................................................................................... 5 5.3 Wet Educatie en Beroepsonderwijs ....................................................................................... 5 5.4 Wat is er veranderd met de komst van de wet participatiebudget? ....................................... 6 5.5 Wat verandert er niet met de komst van de Wet participatiebudget? .................................... 6 6 Het speelveld van de participatie.................................................................................................... 8 6.1 Doelgroepen........................................................................................................................... 8 6.2 Preventief/curatief .................................................................................................................. 8 6.3 Inwoner centraal..................................................................................................................... 8 6.4 Spelers in het participatieveld ................................................................................................ 9 6.5 Participatieladder ................................................................................................................... 9 6.6 De consequenties voor de uitvoering................................................................................... 10 6.7 Instrumenten voor de uitvoering .......................................................................................... 10 6.8 Meetbaar maken van prestaties........................................................................................... 11 7 Situatie tot op heden in het Land van Cuijk .................................................................................. 12 7.1 Re-integratievoorzieningen WWB........................................................................................ 12 7.2 Inburgeringsvoorzieningen................................................................................................... 13 7.3 Volwasseneneducatie .......................................................................................................... 14 8 De ontwikkelingen en instrumenten op het terrein van participatie in het Land van Cuijk ........... 16 8.1 Regionaal arbeidsmarktbeleid.............................................................................................. 16 8.2 Actieplan Jeugdwerkloosheid 2009-2011 .............................................................. 16 8.3 Jongerenloket....................................................................................................................... 17 8.4 Ketenaanpak zorg ................................................................................................................ 17 8.5 Wet maatschappelijke ondersteuning .................................................................................. 17 8.6 Regeeraccoord VVD-CDA: Werk boven uitkering ............................................................... 17 8.7 Inburgering ........................................................................................................................... 18 8.8 Educatie ............................................................................................................................... 18 9 De financiële consequenties en verantwoording .......................................................................... 19 9.1 De hoogte van het budget.................................................................................................... 19 9.2 Ontschotting tussen beleidsvelden educatie, inburgering en reintegratie ........................... 20 9.3 Outputverdeelmaatstaven .................................................................................................... 20 9.4 Verantwoordingssystematiek aan het rijk ............................................................................ 20 9.5 Uitvoerings- en implementatiekosten................................................................................... 21 Bijlage 1 Afkortingenlijst ........................................................................................................................ 22
Aan de totstandkoming van deze Kadernota hebben de navolgende betrokkenen een bijdrage geleverd: Huub de Kunder (gemeente Sint Anthonis, eindredactie); Gerry van de Loo (ISD Cuijk, Grave, Mill); Otto Poelen (ISD Cuijk, Grave, Mill); Jos Stiphout (gemeente Boxmeer).
1 Inleiding Op 1 januari 2009 is de Wet participatiebudget ingevoerd. Het participatiebudget bundelt de gemeentelijke middelen uit het Werkdeel van de Wet werk en bijstand (WWB), de educatiemiddelen en de inburgeringsmiddelen. Met deze wet komt het kabinet tegemoet aan de wens van gemeenten om de middelen gericht op verhoging van de participatie van inwoners over en weer in te kunnen zetten. De materiewetten die ten grondslag liggen aan het participatiebudget, de WWB, de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) en de Wet inburgering (WI), blijven met de invoering van het participatiebudget van kracht. Daarnaast heeft het rijk met de invoering van het participatiebudget een stap gezet om gemeenten meer beleidsvrijheid te geven bij het vaststellen van gemeentelijke prioritaire doelgroepen, participatiedoelen en participatievoorzieningen die gemeenten in kunnen zetten. Onder een participatievoorziening wordt een opleiding educatie, inburgeringsvoorziening, taalkennisvoorziening of re‐integratievoorziening verstaan. De doelgroep is verruimd naar personen van 18 jaar en ouder en onder voorwaarden kunnen ook jongeren vanaf 16 jaar een participatievoorziening aangeboden krijgen. Tegenover deze verruiming van de beleids‐ en bestedingsruimte voor gemeenten en de door het rijk beoogde daling van de administratieve lasten, staat een verwachte afname van de participatiemiddelen: • de komende jaren wordt landelijk bezuinigd op het Werkdeel, dat circa 70% van het participatiebudget vormt; • het landelijk beschikbare educatiebudget is in 2010 met € 50 miljoen verlaagd om preventief te investeren in de alfabetisering van jongeren. • het budget voor de inburgering wordt binnen 3 jaar verlaagd tot € 0. Waar de beleidsvorming en uitvoering in gemeenten op het terrein van re‐integratie, educatie en inburgering nu gebaseerd is op aparte financieringsstromen, vraagt het participatiebudget om een integrale aanpak. Dit betekent het aanbrengen van meer samenhang in de beleidsvorming en het nadrukkelijker realiseren van dwarsverbanden in de uitvoering van de drie beleidsterreinen. Deze kadernota geeft weer hoe de gemeenten in het Land van Cuijk hier gezamenlijk vorm aan geven.
2 Leeswijzer In deze Kadernota wordt na een inleiding in hoofdstuk 4 de Visie op de participatie beschreven. Hoofdstuk 5 gaat in op de Wet Participatiebudget. Hoofdstuk 6 behelst het speelveld van de participatie. Hoofdstuk 7 beschrijft de situatie tot op heden in het Land van Cuijk. Hoofdstuk 8 gaat in op de ontwikkelingen en instrumenten op het terrein van participatie in het Land van Cuijk. Afsluitend vermeldt hoofdstuk 9 de financiële consequenties en de verantwoording.
1
3 De kaders samengevat Hieronder zijn de kaders die in deze nota aan bod komen weergegeven. Deze kaders geven de reikwijdte aan waarbinnen de gemeenten het participatiebeleid verder vorm willen geven. Zo veel mogelijk inwoners op basis van individueel maatwerk naar een zo zelfstandig mogelijke positie in de maatschappij begeleiden, waarbij duurzame economische zelfredzaamheid het maximaal te bereiken doel is. - Het bevorderen van duurzame sociale en economische zelfredzaamheid van inwoners met behulp van integrale beleidsvoering, integrale dienstverlening en ketensamenwerking; - In het traject naar sociale en economische zelfredzaamheid staan de mogelijkheden, talenten en de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner centraal. Het primaat ten aanzien van beleid van de WWB, WI en WEB is neergelegd bij de ISD CGM voor de gemeenten Cuijk, Grave en Mill en St. Hubert. Bij de gemeente Boxmeer en de gemeente Sint Anthonis is dit neergelegd bij de afdeling Sociale Zaken, resp. het team Samenleving. Dit geldt ook voor de uitvoering van de WWB en WI. Bestuurlijk verdient het de voorkeur dit neer te leggen in de handen van één portefeuillehouder. De uitvoering van de WEB is neergelegd bij het ROC de Leijgraaf (Regionaal Opleidingscentrum) te Veghel. De colleges van burgemeester en wethouders stellen jaarlijks een prioritering binnen de doelgroep vast. Uitgangspunt is dat de ondersteuning moet leiden tot economische zelfredzaamheid, waarbij rekening gehouden wordt met de jaarlijks te ontvangen budgetten, te bestemmen voor participatie en het verstrekken van gemeentelijke uitkeringen. De inwoner staat centraal, waarbij oog is voor rechten en plichten. De gemeenten en uitvoeringspartners werken met een integrale klantbenadering aan integrale trajecten. De trajecten worden, zo nodig, in de omgeving van de inwoner aangeboden. De participatieladder is het meetinstrument voor de uitvoerders op het gebied van educatie, inburgering en re‐integratie. De uitvoering van het participatiebeleid vindt plaats binnen de daarvoor door het Rijk beschikbaar gestelde budgetten, tenzij de gemeenteraden extra middelen ter beschikking willen stellen. De gemeenten in het Land van Cuijk maken met de uitvoeringspartners concrete afspraken in de product‐ en prestatieovereenkomsten over de prestatie‐indicatoren en resultaten van de ingezette voorzieningen.
2
4
De visie op participatie
4.1 Achtergrond participatiebudget De invoering van de Wet participatiebudget sluit aan bij de participatiebeweging die door de overheid is ingezet. Met de invoering van de Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning) als eerste participatiewet is die koers al in gang gezet. De Wet participatiebudget gaat verder op de ingeslagen weg. Decentralisatie en deregulering in combinatie met “meedoen” van inwoners vormen de basis van de participatiebeweging. Voor 1 januari 2009 hadden gemeenten voor verschillende doelgroepen verschillende financieringsstromen. Door het bundelen van de drie budgetten gaan de criteria van de eerst afzonderlijke wetten voor het gehele budget gelden. Het participatiebudget is integraal inzetbaar voor alle inwoners die eerst onder de afzonderlijke wetten vielen.
4.2 Wat is participatie? De Wet participatiebudget biedt gemeenten de middelen om inwoners deel te laten nemen aan de maatschappij en de arbeidsmarkt. Het gaat om de integrale inzet van educatieve‐, inburgerings‐ en reintegratiemiddelen. Participatie op de arbeidsmarkt stelt inwoners in staat in hun eigen inkomen te voorzien (de economische zelfredzaamheid), biedt mogelijkheden voor integratie en emancipatie en geeft inwoners een gevoel van eigenwaarde. Bij de Wmo, zijn wat betreft de participatieambities, deze vooral gericht op de sociale zelfredzaamheid. Wanneer er sprake is van sociale zelfredzaamheid behoren vervolgens maatschappelijke‐ en arbeidsparticipatie tot de mogelijkheden. De eigen verantwoordelijkheid van de inwoner blijft met de komst van het participatiebudget onveranderd.
4.3 Uitgangspunten huidige bestuursperiode 2010-2014 De bestuurlijke programma’s van de gemeenten Land van Cuijk gaan alle in op participatie. In grote lijnen is het volgende opgenomen: Meedoen! Alle inwoners moeten de kans krijgen te participeren in de samenleving. Zelfredzaamheid is een uitgangspunt maar ook een doel. Hierbij is ook aandacht voor inwoners met een functiebeperking en/of afstand tot de arbeidsmarkt en/of een laag inkomen. De gemeente voert de regie over een samenhangend stelsel van voorzieningen gericht op participatie aan de samenleving. Beleidsterreinen worden tot een samenhangend geheel gesmeed.
4.4 Visie De gemeenten in het Land van Cuijk willen dat zoveel mogelijk inwoners duurzaam sociaal en economisch zelfredzaam zijn en gedurende de arbeidsgeschikte leeftijd deelnemen aan reguliere betaalde arbeid. Mensen die niet of nog niet in staat zijn om te werken ontvangen hierbij actieve begeleiding door middel van zorg, inburgering en/of educatie. Dit participatietraject is maatwerk. Diegenen voor wie regulier werk niet haalbaar is, worden zo mogelijk in staat gesteld blijvend en volwaardig te participeren in gesubsidieerde arbeid (bijvoorbeeld Wet sociale werkvoorziening = Wsw), of vrijwilligerswerk en andere vormen van maatschappelijke participatie. De gemeenten voeren gezamenlijk een regionaal arbeidsmarkt‐, inburgerings‐ en educatiebeleid met ruimte voor lokale accenten en lokale projecten. Zij hanteren hierbij onderstaande visie. Zo veel mogelijk inwoners op basis van individueel maatwerk naar een zo zelfstandig mogelijke positie in de maatschappij begeleiden, waarbij duurzame economische zelfredzaamheid het maximaal te bereiken doel is.
3
4.5 Doelstellingen De Wet participatiebudget geeft gemeenten meer ruimte voor deregulering en het voeren van integraal beleid bij de bevordering van de maatschappelijke‐ en arbeidsparticipatie van inwoners. Gemeenten kunnen nu meer verbanden leggen tussen de verschillende beleidsterreinen en meer maatwerk aanbieden. Er moet ruimte worden genomen om zowel binnen de gemeentelijke beleidsvelden als binnen de regionale samenwerkingsverbanden naar afstemming te zoeken en deze waar nodig te versterken. Vanuit de reikwijdte van het participatiebudget en de geformuleerde visie volgen onderstaande doelstellingen. • Het bevorderen van duurzame sociale en economische zelfredzaamheid van inwoners met behulp van integrale beleidsvoering, integrale dienstverlening en ketensamenwerking; • In het traject naar sociale en economische zelfredzaamheid staan de mogelijkheden, talenten en de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner centraal.
4
5
De Wet participatiebudget
5.1 Wet werk en bijstand Gemeenten hebben de verantwoordelijkheid om uitkeringsgerechtigden met een WWB‐uitkering te ondersteunen bij het zoeken naar werk en om de afstand tot de arbeidsmarkt te dichten. Daarbij zetten de gemeenten in het Land van Cuijk voor zover mogelijk re‐integratietrajecten in die aansluiten bij de persoonlijke situatie van de klant. Verschillende re-integratiemogelijkheden staan tot onze beschikking, zoals bemiddeling door re-integratiebedrijven als IBN, Stichting Actief, ROC de Leijgraaf en Randstad Rentree, maar ook bedrijven als Bounce en Argonaut welke zich meer richten op het meten van de belastbaarheid van personen. Het primaat ten aanzien van beleid en uitvoering van de WWB is neergelegd bij de ISD CGM voor de gemeenten Cuijk, Grave en Mill en St. Hubert. Bij de gemeente Boxmeer en de gemeente Sint Anthonis is dit neergelegd bij de afdeling Sociale Zaken, resp. het team Samenleving. Bestuurlijk verdient het de voorkeur dit neer te leggen in de handen van één portefeuillehouder. Alle gemeenten hebben hun re‐integratiebeleid vastgelegd in een re‐integratieverordening en beleidsregels.
5.2 Wet inburgering Ingeburgerd zijn wordt gezien als een belangrijke voorwaarde om te kunnen integreren en participeren in de Nederlandse samenleving. De Wet inburgering beschrijft wie moeten inburgeren en hoe dat gaat. Als iemand het inburgeringsexamen heeft behaald, is iemand officieel ingeburgerd. Dan spreekt diegene de taal, heeft voldoende kennis van de Nederlandse samenleving en kent de belangrijkste normen en waarden. Er is sprake van inwoners die wettelijk verplicht zijn in te burgeren (nieuwkomers, bepaalde groepen oudkomers en geestelijk bedienaren) en inburgeringsbehoeftigen. Inburgeringsbehoeftigen zijn vaak inwoners die al langer in Nederland wonen, en inmiddels genaturaliseerd zijn tot Nederlander, maar kunnen ook bijvoorbeeld EU‐onderdanen, met name Oost‐Europeanen, zijn. Het primaat ten aanzien van beleid en uitvoering van de Wet inburgering is neergelegd bij de ISD CGM voor de gemeenten Cuijk, Grave en Mill en St. Hubert. Bij de gemeente Boxmeer en de gemeente Sint Anthonis is dit neergelegd bij de afdeling Sociale Zaken, resp. het team Samenleving. Bestuurlijk verdient het de voorkeur dit neer te leggen in de handen van één portefeuillehouder. De gemeenten hebben het beleid van de Wet inburgering vastgesteld in de verordening Wet inburgering.
5.3 Wet Educatie en Beroepsonderwijs De WEB regelt de bundeling van verschillende vormen van middelbaar beroepsonderwijs en volwasseneneducatie in onder meer ROC’s. Volwasseneneducatie is gericht op het vergroten van kennis en vaardigheden, zodat deelnemers zich beter sociaal en professioneel kunnen redden. Volwasseneneducatie kent verschillende typen opleidingen, die worden aangemerkt als educatievoorziening in het kader van het participatiebudget: • opleidingen voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo): volwassenen kunnen alsnog een diploma halen van vmbo‐t, havo of vwo; • opleidingen gericht op breed maatschappelijk functioneren: gericht op het behalen van het eindniveau dat aansluit bij een reguliere beroepsopleiding of het vavo; • opleidingen gericht op sociale redzaamheid: de cursussen zijn gericht op het minimale niveau van taal, rekenen en sociale vaardigheden in gangbare dagelijkse situaties; • opleidingen Nederlands als tweede taal (NT2): gericht op cursisten voor wie Nederlands niet de eerste taal is. Het primaat ten aanzien van beleid van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs is neergelegd bij de ISD CGM voor de gemeenten Cuijk, Grave en Mill en St. Hubert. Bij de gemeente Boxmeer en de gemeente Sint Anthonis is dit neergelegd bij de afdeling Sociale Zaken, resp. het team Samenleving. Bestuurlijk verdient het de voorkeur dit neer te leggen in de handen van één portefeuillehouder. De uitvoering van de WEB is door de regiogemeenten neergelegd bij het ROC de Leijgraaf te Veghel. Er wordt jaarlijks een raamovereenkomst vastgesteld.
5
Het primaat ten aanzien van beleid van de WWB, WI en WEB is neergelegd bij de ISD CGM voor de gemeenten Cuijk, Grave en Mill en St. Hubert. Bij de gemeente Boxmeer en de gemeente Sint Anthonis is dit neergelegd bij de afdeling Sociale Zaken, resp. het team Samenleving. Dit geldt ook voor de uitvoering van de WWB en WI. Bestuurlijk verdient het de voorkeur dit neer te leggen in de handen van één portefeuillehouder. De uitvoering van de WEB is neergelegd bij het ROC de Leijgraaf te Veghel.
5.4 Wat is er veranderd met de komst van de wet participatiebudget? De doelgroepen van het participatiebudget zijn: • personen van 18 jaar en ouder • 16 en 17 jarigen welke bij uitzondering een re-integratieaanbod kunnen krijgen. De doelgroep is niet compleet veranderd, maar is verruimd op bepaalde onderdelen. Voorbeelden van doelgroepen, waar nu ook een aanbod aan gedaan kan worden, zijn: • nuggers (niet-uitkeringsgerechtigden) zonder inschrijving bij het UWV Werkbedrijf (Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen). Deze wijziging maakt het voor nuggers gemakkelijker om in aanmerking te komen voor een participatievoorziening; • inwoners met werk. Deze kunnen preventief een participatievoorziening aangeboden krijgen. Dit heeft betrekking op inwoners die worden bedreigd met ontslag, waarvoor de gemeente instrumenten wil inzetten om werkloosheid te voorkomen; • personen die buiten de gemeentegrenzen wonen. • jongeren van 16 of 17 jaar die door omstandigheden niet hun opleiding kunnen afmaken. Zij kunnen een leerwerktraject krijgen waardoor zij toch actief aan hun toekomst kunnen werken. Bovenstaande opsomming houdt niet in dat aan alle doelgroepen een participatievoorziening moet worden aangeboden. De gemeenten kunnen doelgroepen aanwijzen die met voorrang een aanbod krijgen. In hoofdstuk 3 “Het speelveld van participatie” zijn voorstellen opgenomen voor de prioritering van de doelgroepen. Binnen de genoemde doelgroepen is een voorrangsregeling opgenomen. Anders gezegd: er wordt van geval tot geval en van groep tot groep bekeken wie een participatievoorziening krijgt aangeboden. Overige belangrijke wijzigingen zijn: • meer mogelijkheden voor maatwerktrajecten door combinaties van voorzieningen; • meer beleidsvrijheid voor gemeenten door verbreding van de doelgroep en beperking van de verantwoording; • minder budgettaire knelpunten; bijvoorbeeld geen sprake meer van een overschot op het voormalige inburgeringsdeel en een tekort op het voormalige werkdeel; • de besteding van de middelen moet leiden tot een verhoging van de participatiegraad; • uitvoeringskosten voor inburgering zijn niet langer een onderdeel van het inburgeringsbudget, maar zijn overgeheveld naar het gemeentefonds; • het budget vanaf 2012 wordt mede gebaseerd op de resultaten die geboekt zijn in de jaren daarvoor.
5.5 Wat verandert er niet met de komst van de Wet participatiebudget? Zoals in bovenstaande paragrafen is aangegeven biedt de nieuwe wet meer mogelijkheden. De wereld van participatie staat echter niet volledig op zijn kop. Er is een aantal zaken onveranderd: • de drie onderliggende materiewetten WWB, WI en WEB; • personen met een WWB-uitkering en nuggers, waaronder ook inburgeraars, kunnen aanspraak maken op een participatievoorziening; • het budget kan niet worden ingezet voor uitvoeringskosten, de kosten moeten direct toe te rekenen zijn aan een voorziening voor een individuele klant; • voorliggende voorzieningen en budgetten moeten eerst worden benut waaronder Wmo, Awbz (Algemene wet bijzondere ziektekosten) en de re‐integratiemogelijkheden van het UWV werkbedrijf voor de WW (Werkloosheidswet) en WAO (Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering), voordat het participatiebudget ingezet mag worden. Dubbele financiering is niet toegestaan. Een belangrijk onderdeel dat ook onveranderd blijft is de besteding van de educatiemiddelen bij het ROC.
6
Bij de invoering van de Wet participatiebudget zouden de educatiemiddelen per januari 2010 vrij besteed kunnen worden. In september 2009 is bekend geworden dat deze vrije besteding is uitgesteld tot 1 januari 2013. Dit betekent dat het educatiedeel voor de komende twee jaren besteed moet worden bij het ROC. Met het ROC worden afspraken gemaakt om de uitvoering van educatie in overeenstemming te brengen met de doelstelling van het participatiebudget. Hierbij is klantgerichtheid en maatwerk het uitgangspunt.
7
6
Het speelveld van de participatie
6.1 Doelgroepen De gemeenten ondersteunen met het participatiebudget de meest kwetsbare inwoners. De doelgroep is door de komst van de Wet participatiebudget niet veranderd ten opzichte van de situatie voor 2009. Het gaat om inwoners die nog onvoldoende economisch of sociaal zelfredzaam zijn. Voor het participatiebudget richten de gemeenten in het Land van Cuijk zich in het algemeen op alle burgers woonachtig in één van de gemeenten en in het bijzonder op inwoners uit de volgende groepen: • Uitkeringsgerechtigden, vooral WWB; • Laaggeletterden en analfabeten; • Jongeren van 18 tot 27 jaar; • 16 en 17 jarigen (die zijn vrijgesteld van de kwalificatieplicht); • Mensen zonder startkwalificatie; • Inburgeringsplichtigen; • Inburgeringsbehoeftigen (vrijwillige inburgeraars); • Nuggers (niet‐uitkeringsgerechtigden). De college’s van burgemeester en wethouders zullen jaarlijks een prioritering binnen de doelgroep vaststellen, waarbij altijd uitgangspunt is dat de ondersteuning moet leiden tot economische zelfredzaamheid. Verder zal rekening gehouden worden met de jaarlijks te ontvangen budgetten, te bestemmen voor participatie en het verstrekken van gemeentelijke uitkeringen. De opsomming van bovenstaande doelgroepen neemt niet weg dat op individuele basis ook andere doelgroepen maatwerk wordt geboden. Hiervoor wordt op dit moment geen specifiek beleid ontwikkeld. Aanvragen voor ondersteuning buiten genoemde doelgroepen beoordelen de gemeenten of de uitvoeringspartners (bv. re-integatiebedijf als IBN) individueel. Deze vragen worden alléén gehonoreerd als de ondersteuning is gericht op het verkrijgen van regulier werk. Denk bijvoorbeeld aan inwoners die door de huidige economische omstandigheden met ontslag worden bedreigd. Deze groep zouden de gemeenten ondersteuning kunnen bieden vanuit het participatiebudget. De colleges van burgemeester en wethouders stellen jaarlijks een prioritering binnen de doelgroep vast. Uitgangspunt is dat de ondersteuning moet leiden tot economische zelfredzaamheid, waarbij rekening gehouden wordt met de jaarlijks te ontvangen budgetten, te bestemmen voor participatie en het verstrekken van gemeentelijke uitkeringen.
6.2 Preventief/curatief De voorzieningen die de gemeenten vanuit het participatiebudget aanbieden zijn veelal curatief. Het gaat hierbij om individuele trajecten, gericht op het verwerven van zelfredzaamheid, die samengesteld kunnen zijn uit een mix van inburgering, re‐integratie en educatie. Het kan gaan om het gecombineerd inzetten van voorzieningen. Daarnaast kunnen nog steeds voorzieningen los worden ingezet. Alles is maatwerk. De mogelijkheden voor preventieve voorzieningen (voorlichting, informatie en ondersteuning) binnen het participatiebudget komen vooral voort uit de voormalige volwasseneneducatie. Activiteiten gericht op preventie die een relatie hebben met participatie zijn overwegend onderdeel van andere wetten, regelingen en budgetten zoals de Wmo.
6.3 Inwoner centraal Iedereen moet naar vermogen kunnen meedoen aan de maatschappij. De voorzieningen die de gemeenten aanbieden, zijn ondersteunend voor diegenen die niet in staat zijn dit op eigen kracht te doen. In lijn met de Wmo is het uitgangspunt dat de gemeenten zoeken naar een verantwoord
8
evenwicht tussen enerzijds een beroep doen op de zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid van inwoners. Anderzijds het zorgdragen voor een daadwerkelijk vraaggestuurd participatieaanbod, voor diegenen die (nog) niet op eigen kracht kunnen meedoen aan de samenleving. Maatwerk en individuele benadering zijn hierbij leidende uitgangspunten, evenals creativiteit bij het benaderen van inwoners en het komen tot een passend aanbod. Hiervoor zijn meer verbindingen en dwarsverbanden tussen verschillende beleidsterreinen nodig. Zo bevorderen de gemeenten Land van Cuijk dat inwoners mee kunnen doen. Investeringen in welzijn zijn bijvoorbeeld evenzeer van belang, zodat inwoners over een betekenisvol netwerk beschikken. Dergelijke voorzieningen worden gerealiseerd vanuit de Wmo. Individueel maatwerk staat voorop. Kijken naar de talenten en mogelijkheden van de individuele inwoner om zelfredzaamheid te realiseren en te behouden. Het faciliteren van de klant om voldoende bagage te kunnen verwerven met als uiteindelijk doel duurzaam economisch zelfstandig te zijn. Het bieden van de kansen en mogelijkheden aan inwoners. Wij verwachten van hen dat zij deze kansen benutten. Dit is niet vrijblijvend. Tegenover rechten staan plichten. Bijvoorbeeld de plichten die aan het ontvangen van een uitkering verbonden zijn, zoals het meewerken aan re‐integratietrajecten en het accepteren van arbeid. Mensen hebben een belangrijke eigen verantwoordelijkheid. Voor wie de weg naar economische zelfstandigheid (nog) niet reëel is, bieden de gemeenten faciliteiten aan die de sociale zelfstandigheid bevorderen. De voorzieningen en faciliteiten worden zo dicht mogelijk bij de inwoner die het nodig heeft aangeboden. De inwoner staat centraal, waarbij oog is voor rechten en plichten.
6.4 Spelers in het participatieveld Binnen het speelveld van participatie zien de gemeenten de inwoner als klant. Een cruciale rol bij het verwerven van sociale en economische zelfredzaamheid is weggelegd voor de werkgevers in onze regio. En er zijn meerdere spelers die een grote rol spelen bij het verwerven van zelfredzaamheid en het matchen van vraag en aanbod op de arbeids‐ en participatie markt. Deze spelers maken de kans op een duurzame match groter. We streven naar integrale afstemming en overleg in de ketensamenwerking met onderstaande spelers: • Werkgevers en werkgeversorganisaties • ROC de Leijgraaf en andere onderwijsaanbieders • Jongerenloket Werkplein Land van Cuijk • RMC (Regionaal Maatschappelijk Centrum) • UWV WERKbedrijf • Re-integratiebedrijven • Werkvoorzieningschap Noordoost-Brabant De gemeenten en uitvoeringspartners werken met een integrale klantbenadering aan integrale trajecten. De trajecten worden, zo nodig, in de omgeving van de inwoner aangeboden.
6.5 Participatieladder Om participatie van inwoners in de samenleving te kunnen bevorderen moet er zicht zijn op de persoonlijke startsituatie. Een bruikbaar instrument daarbij is de participatieladder. Deze ladder geeft inzicht in de situatie waarin de inwoner zich bevindt en meet vervolgens de mate van participatie van deze inwoner. Met behulp van een korte vragenlijst kan van iedereen het participatieniveau en de potentie om te stijgen worden vastgesteld. De ladder bestaat uit zes treden die oplopen van een teruggetrokken bestaan tot betaald werk. De participatieladder heeft vier belangrijke functies: • geeft inzicht in de samenstelling van het klantenbestand; • de klantmanagers kunnen hiermee de vorderingen van hun klanten bijhouden en de gemeente de resultaten per klantgroep; • geeft meer zicht op de resultaten van het participatiebeleid. Welke maatregelen hebben het meeste effect en voor wie?
9
• biedt een aanknopingspunt voor nieuw of aangescherpt beleid. Hieronder is de ladder weergegeven.
6.6 De consequenties voor de uitvoering De Wet participatiebudget heeft voor de uitvoering de volgende consequenties: • verbeteren van de onderlinge samenhang van voorzieningen op het gebied van re‐integratie, inburgering en educatie; • voor individuele klanten ‐op grotere schaal dan nu het geval is‐ achtereenvolgens of gelijktijdig inzetten van elkaar ondersteunende voorzieningen; • het voeren van regie op het individuele en integrale participatietraject (voor zowel inburgering, reintegratie als educatie); • het op klantniveau administreren van de (inkoop en uitvoering van) participatievoorzieningen • het uniformeren van de intake en de weergave van de trajectresultaten voor inburgering, re-integratie en educatie door gebruik te maken van de participatieladder. De participatieladder is het meetinstrument voor de uitvoerders op het gebied van educatie, inburgering en re‐integratie.
6.7 Instrumenten voor de uitvoering Voor een goede en transparante uitvoering is het van belang, dat de klantmanagers worden ondersteund door een goed instrumentarium. Dat is het totaalpakket van activiteiten, producten en diensten die de klantmanagers kunnen inzetten om inwoners zelfredzaam te maken. Voor elke trede op de participatieladder moeten voldoende instrumenten voorhanden zijn om inwoners een trede hoger op de ladder te brengen. Klantmanagers bepalen zoveel mogelijk in overleg met de betreffende klant het instrument dat, als het met succes is ingezet, ertoe leidt dat inwoners een trede stijgen op de ladder. Hoe dat in zijn werk kan gaan illustreren we met onderstaand voorbeeld: Mevrouw A.S., inburgeringsplichtige zonder uitkering, wordt door een klantmanager bij de intake ingeschaald op trede 2 van de participatieladder. Zij gaat een inburgeringstraject volgen waarmee zij
10
op trede 3 terechtkomt. Wanneer zij het inburgeringsdiploma haalt en bijvoorbeeld als vrijwilliger aan de slag gaat, komt zij op trede 4. Stopt zij na het behalen van het inburgeringsdiploma met participeren, dan zakt zij terug naar trede 2. (Door) ontwikkeling van het volgend instrument is belangrijk om per individu het juiste participatietraject te kunnen samenstellen. Op dit moment is dit instrument nog onvoldoende uitgewerkt. Productenboek Hierin staan alle instrumenten die een klantmanager kan inzetten. Zowel richting (vrijwillige) arbeid als maatschappelijke participatie. Met een onderverdeling per gemeente. Een klant kan ook gebruik maken van een voorziening buiten de eigen woongemeente.
6.8 Meetbaar maken van prestaties Wanneer kunnen we spreken van een succesvol participatiebeleid? Het inzetten van de participatieladder is een van de manieren waarmee de gemeenten Land van Cuijk de mate van participatie in beeld willen brengen en monitoren. We volgen hiermee de effecten van het participatiebeleid in de breedte. Daarnaast zijn de effecten van de afzonderlijke instrumenten te volgen. Het maakt daarbij niet uit of het om een re‐integratie, inburgerings‐ of educatie‐instrument gaat. Het vaststellen van een mix van instrumenten leidt tot een integrale aanpak. De ladder maakt zichtbaar hoe het inwoners/klanten vergaat bij hun pogingen vaker, regelmatiger en intensiever deel te nemen aan de samenleving. In het concrete beleidsplan benoemen de gemeenten Land van Cuijk prestatie‐indicatoren die aansluiten bij de verantwoording naar het rijk. Ook maken de gemeenten met uitvoerende partijen prestatieafspraken. Dit alles moet leiden tot een meetbaar participatiebeleid.
11
7
Situatie tot op heden in het Land van Cuijk
7.1 Re-integratievoorzieningen WWB Met de inwerkingtreding van de Wet werk en bijstand in 2004 zijn gemeenten zowel beleidsmatig als financieel verantwoordelijk geworden voor de uitvoering van de wet. Het WWB-budget wordt verdeeld over alle gemeenten op basis van een (grotendeels) objectief verdeelmodel. De zogeheten WWBprikkel, waarbij gemeenten worden gestimuleerd tot een effectief uitstroombeleid door de uitgaven in verband met uitkeringen te verminderen, blijft hoe dan ook in stand. In de Re-integratieverordening WWB zijn de bestaande re-integratievoorzieningen voor de klantgroep van de gemeenten uitgewerkt. Deze voorzieningen zijn: -aanbieden van scholing; -verstrekken van een premie bij duurzame uitstroom; -verstrekken van een onkostenvergoeding; -aanbieden van schuldhulpverlening; -aanbieden van een werkstage; -aanbieden van een gesubsidieerde arbeidplaats; -aanbieden van re-integratietrajecten en sociale activeringstrajecten; -aanbieden van een participatieplaats; -verstrekken van loonkostensubsidies -aanbieden van overige voorzieningen zoals reiskosten, kinderopvang, nazorg). Voor de uitvoering van re-integratietrajecten wordt samengewerkt met meerdere re-integratiebedrijven. Deze externe partners worden gefinancierd op basis van gerealiseerde trajecten. Dit is een outputgerichte wijze van financiering die past bij de filosofie van de Wet participatiebudget. Bij de bemiddelingstrajecten naar werk is bovendien een bonus-malus systematiek ingebouwd waarmee de re-integratiepartners worden gestimuleerd tot prestaties. De bestaande overeenkomsten met de re-integratiebedrijven zijn met 1 jaar verlengd tot 1 januari 2012. De besteding van het W-deel wordt verantwoord binnen de SiSa-systematiek (Single Information, Single Audit. Het is een systematiek die in Nederland door de Rijksoverheid is ingevoerd voor de verantwoording van onder andere specifieke uitkeringen aan medeoverheden. Hierdoor hoeven gemeenten en provincies nog maar op één moment per jaar (single information) informatie aan het Rijk te leveren. Bij de controle van deze informatie wordt vervolgens gesteund op de controle die de organisatie zelf al uitvoert (single audit). De Rijksoverheid voert hiervoor geen aparte controle (meer) uit.) Hierbij is onder andere een vereiste dat de besteding van re-integratiegelden herleidbaar is tot de individuele klant. Deze wijze van verantwoording aan het Rijk zal straks ook worden gehanteerd voor het totale participatiebudget (2013). Knelpunten Binnen zowel het beleid als de uitvoering van de re-integratievoorzieningen WWB worden op dit moment geen knelpunten ervaren. Mogelijk dat in de toekomst budgettaire knelpunten ontstaan. Kansen De Wet participatiebudget biedt een verruiming in de mogelijkheden van re-integratievoorzieningen. Hierin kunnen de navolgende kansen worden benut: 1. een ruimere bevoegdheid tot het aanbieden van re-integratievoorzieningen aan: a. schoolgaande jongeren boven de 18 jaar die niet als werkzoekende bij het UWV Werkbedrijf staan geregistreerd; b. niet uitkeringsgerechtigden (minder formele eisen, zoals vervallen verplichting tot inschrijving bij UWV Werkbedrijf); c. personen die woonachtig zijn in een andere gemeente. Dit maakt samenwerking en budgetbundeling op het gebied van participatie met andere gemeenten mogelijk;
12
d. personen die nog werkzaam zijn maar worden bedreigd met ontslag; 2. meer eenvoud in het gecombineerd en op maat aanbieden van een re-integratievoorziening, inburgeringsvoorziening of educatievoorziening; 3. één bekostigings- en verantwoordingsregime, waarmee de administratieve lasten worden verlicht. Aantal personen die in aanmerking komen voor re-integratie Land van Cuijk 2011 Gemeente WWB WIJ IOAW/Z Boxmeer 89 27 Cuijk 277 29 Grave 95 14 Mill en St. Hubert 66 10 Sint Anthonis 57 9 Totaal 584 89
0 19 15 6 10 50
7.2 Inburgeringsvoorzieningen Een inburgeraar die in aanmerking wil komen voor een inburgeringsvoorziening meldt zich in beginsel bij de afdeling Burgerzaken of Sociale Zaken van de gemeente. Daarnaast worden mogelijk inburgeringsplichtigen die zich niet spontaan melden uitgenodigd door de gemeente. Krachtens de Verordening Inburgering van de gemeente kan een vrijwillige inburgeraar of een inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening aangeboden krijgen. De gemeente heeft met ROC de Leijgraaf een overeenkomst afgesloten voor de inkoop van inburgeringsvoorzieningen. Deze overeenkomst loopt tot 31 december 2011. Wanneer een inburgeraar ondersteuning nodig heeft wordt hij/zij verwezen naar de Afdelingen Sociale Zaken of soms naar deeluitvoerder Radius. Op basis van afspraken met de gemeenten geeft ROC de Leijgraaf danwel Radius invulling aan de maatschappelijke begeleiding van inburgeraars. Knelpunten Zowel in het beleid als in de uitvoering van de inburgering doen zich de navolgende knelpunten voor: - Het Ministerie werkt aan een nieuwe Wet Inburgering welke voorzien is om inwerking te treden per 1 januari 2013. De rol welke gemeenten nog behouden in de toekomst is onzeker. Daar er in de Rijksbegroting geen budgetten meer zijn opgenomen voor het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen per 2014 wordt verondersteld dat de gemeentelijke taak beperkt zal worden tot hooguit het geven van voorlichting en het handhaven. - De doelgroep van inburgeringsbeleid is momenteel breed geformuleerd. In principe kan elke inburgeraar voor een inburgeringsvoorziening in aanmerking komen. Per gemeente is de afgelopen jaren een ambitie geformuleerd. Middels doorgifte hiervan aan het ministerie werd mede de hoogte bepaald van het beschikbare budget. De ambitie heeft er bij de meeste gemeenten in bestaan het budget trachten uit te nutten en te besteden ten behoeve van de doelgroep, zodat er bij de afrekening (over de jaren 2007-2009) in 2012 geen middelen terugbetaald hoeven te worden. Bij het uitvoeren van de WI hebben de gemeenten zich gericht op het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen. Sommige gemeenten hebben hiernaast ook nog ingezet om dit aanbod te doen aan inburgeringsbehoeftigden. - Bij de uitvoering van de WI waren verder soms meerdere interne afdelingen en externe partijen betrokken. Het hele proces was niet op alle facetten voor alle actoren helder en activiteiten waren niet in alle gevallen op elkaar afgestemd. Met name het niet in één hand hebben van de activiteiten heeft er toe bijgedragen dat de financiële verplichtingen soms niet duidelijk en inzichtelijk waren; -De wettelijk verplichte informatie- en adviesfunctie was niet overal éénduidig gepositioneerd; -Binnen de afspraken met de ROC de Leijgraaf werd sinds 2007 enkel gestuurd op financieel resultaat in de afrekening met het Ministerie en pas sinds 2010 wordt er gestuurd op educatief eindresultaat van de inburgeraars; -Met name de groep inburgeraars komt vaak met alle voorzieningen (re-integratie, inburgering, educatie) in aanraking. Wanneer een inburgeraar geen WWB-uitkering ontvangt, was erbij de meeste gemeenten tot 2010 geen sprake van regie (klantmanagement) vanuit de gemeente. Kansen -het inzetten van combinatietrajecten (re-integratie in combinatie met inburgering, of inburgering in combinatie met educatie) waardoor voorzieningen op het individu kunnen worden afgestemd; -één bekostigings- en verantwoordingsregime, waarmee de administratieve lasten worden verlicht.
13
Of de kansen benut kunnen worden zal mede afhankelijk zijn van de nieuwe Wet Inburgering welke naar verwachting per 2013 in werking treedt. De gemeentelijke middelen zullen hoe dan ook per 2014 volledig vervallen). Aantal personen die in aanmerking komen (starters) voor inburgering Land van Cuijk 2011 Gemeente WI Boxmeer 24 Cuijk 87 Grave 20 Mill en St. Hubert 14 Sint Anthonis 11 Totaal 156
7.3 Volwasseneneducatie De volwasseneneducatie wordt op basis van een regionale raamovereenkomst ingekocht bij ROC de Leijgraaf. De uitvoering van de educatie vindt voornamelijk vanuit een aanbodgerichte filosofie plaats. De vanuit de WEB voorgeschreven educatievoorzieningen zijn beschikbaar en worden aangeboden. Het beschikbare budget wordt volledig doorgesluisd naar het ROC. Aan de financiering van het ROC zijn onvoldoende resultaat- of prestatieafspraken gekoppeld. De WEB werd tot 1 januari 2011 beleidsmatig aangestuurd door afdelingen Welzijn. De uitvoeringspraktijk komt erop neer dat de beschikbaarheid van educatieopleidingen zoveel mogelijk wordt uitgedragen via intermediairs, maatschappelijke organisaties en foldermateriaal vanuit het ROC. Voor het overige stelt de gemeente zich reactief op en is het aan de burger om, eventueel na verwijzing door maatschappelijke organisaties, al dan niet gebruik te maken van het beschikbare aanbod. Sinds de grotere betrokkenheid van de afdelingen Sociale Zaken wordt meer en meer gestuurd op uitnutting van beschikbare budgetten en het vergroten van prestatieafspraken. Binnen afzienbare termijn zal binnen de volwasseneneducatie het fenomeen van marktwerking zijn intrede doen. Om de volwasseneneducatie op lokaal niveau laagdrempelig te kunnen blijven aanbieden zal de gemeente de randvoorwaarden moeten creëren waardoor het voor aanbieders aantrekkelijk wordt dit te realiseren. Knelpunten -er is geen sprake van visie op hetgeen met educatie wordt beoogd; -er is geen sprake van een vraaggericht aanbod van voorzieningen. De omvang van, en de behoeften binnen de doelgroep(en) zijn niet bekend; -de gemeente heeft geen gerichte ambities geformuleerd over gewenste resultaten van volwasseneneducatie; -er is geen sprake van prestatiegerichte opdrachtverlening en sturing richting ROC; -er vindt geen individuele regie (klantmanagement) plaats op educatietrajecten vanuit de gemeente; -volwasseneneducatie wordt veelal als collectieve voorziening aangeboden. -educatietrajecten worden niet op het niveau van de individuele deelnemer geadministreerd. Mogelijk dat in de toekomst budgettaire knelpunten ontstaan. Kansen -met het participatiebudget wordt het eenvoudiger om te komen tot geïntegreerde trajecten waarbij educatie kan worden ingezet ondersteunend aan re-integratie en inburgering; -één bekostigings- en verantwoordingsregime, waarmee de administratieve lasten worden verlicht; -er kunnen prestatiegerichte afspraken worden gemaakt met het ROC waardoor de resultaten kunnen verbeteren. Aantal personen die in aanmerking komen voor educatie Land van Cuijk Gemeente WEB Boxmeer 127 Cuijk 150 Grave 31 Mill en St. Hubert 36
14
Sint Anthonis Totaal
35 379
15
8
De ontwikkelingen en instrumenten op het terrein van participatie in het Land van Cuijk
Het aantal inwoners dat behoefte heeft aan een voorziening uit het participatiebudget zal op korte termijn alleen maar stijgen. Als gevolg van de economische crisis is de trend van afnemende werkloosheid omgeslagen in een stijging. Op de lange termijn wordt, door vergrijzing en/of een opbloeiende conjunctuur, een krapte op de arbeidsmarkt verwacht, waardoor het noodzakelijk is om meer inwoners duurzaam naar werk toe te leiden. Om dat te realiseren zullen de gemeenten Land van Cuijk ook stevig moeten investeren in het bereiken van arbeidspotentieel en het verhogen van het opleidings‐ en taalniveau van de inwoners. En staan de gemeenten voor de uitdaging om een groot aantal inburgeraars beter te laten participeren. Met de middelen uit het participatiebudget kunnen gemeenten verder investeren in de participatie van onze inwoners. De rijksoverheid stelt echter ook nog andere middelen beschikbaar om de participatie van inwoners te verhogen. Naast de gemeentelijke middelen uit het participatiebudget zijn er ook andere middelen voor participatie en re‐integratie, bijvoorbeeld vanuit de Wmo, de WSW, de aanpak van jeugdwerkloosheid en de aanpak van schooluitval. Maar ook middelen die aan de algemene uitkering zijn toegevoegd, bijvoorbeeld voor schuldhulpverlening of de uitvoeringskosten Wet inburgering. Met het participatiebudget is het mogelijk meer inwoners te ondersteunen. Dat lukt als het beleid, de uitvoering en de middelen op elkaar worden gestemd en de verkokering terug wordt gedrongen. In dit hoofdstuk wordt beschreven welke ontwikkelingen er op het terrein van participatie en re‐integratie spelen en waar de gemeenten Land van Cuijk bij het bepalen van de kaders rekening mee moeten houden en hebben gehouden.
8.1 Regionaal arbeidsmarktbeleid In januari 2008 zijn de gemeenten in het Land van Cuijk gestart met het Project Arbeidsmarktbeleid. Aanleiding voor dit project lag in het besef dat er weinig tot geen overheidsbemoeienis was met het functioneren van de arbeidsmarkt in onze regio. De gemeenten beperkten zich afzonderlijk tot het reintegratievraagstuk. Gezamenlijk werd –mede ingegeven door de opvatting van de rijksoverheid – besloten om op regionaal niveau arbeidsmarktbeleid te ontwikkelen. Er werd besloten om bij de vormgeving van dat beleid nadrukkelijk bedrijven en instellingen hierbij te betrekken via een proces van interactieve beleidsontwikkeling. Het project Arbeidsmarktbeleid is uitgemond in de instelling van een Arbeidsmarktforum, als aanjager voor de instelling van een breder “werkend netwerk” waarin alle betrokken partijen en instanties (overheid, bedrijfsleven, onderwijsveld, zorg en welzijn, re-integratie) elkaar weten te vinden en samen werken aan hetzelfde doel: mensen actief laten deelnemen aan de samenleving. Het ingestelde Arbeidsmarktforum heeft onlangs haar adviestaken overgedragen aan het Platform Noordelijke Maasvallei.
8.2 Actieplan jeugdwerkloosheid 2009-2011 De regio ‘s Hertogenbosch heeft met de staatssecretaris een convenant afgesloten voor de periode 2009 tot en met 2011 om de jeugdwerkloosheid aan te pakken. De gemeenten in het Land van Cuijk participeren hierin. Om de oplopende jeugdwerkloosheid aan te pakken, lag de focus in 2009 op vier doelstellingen met bijbehorende strategieën en resultaten. De vier doelstellingen zijn: • jongeren langer op school houden; • jongeren maken hun opleiding af; • jongeren zo snel mogelijk aan de slag via regulier werk; • jongeren fit houden voor de arbeidsmarkt. De gemeenten in de regio ’s Hertogenbosch hebben het actieplan opgesteld samen met onder andere het UWV WERKbedrijf, ROC de Leijgraaf en COLO (Centraal Orgaan van Landelijke Opleidingsorganen van het onderwijs en bedrijfsleven).
16
8.3 Jongerenloket Op het Werkplein Land van Cuijk is ter bestrijding van jeugdwerkloosheid een speciaal jongerenloket ingesteld. Het gaat hier om een duidelijk herkenbaar loket, dat aangestuurd wordt door een speciale jongerencoördinator. De instelling van het loket is nodig omdat jongeren als gevolg van de huidige economische recessie buiten de boot dreigen te vallen. Als er niets zou gebeuren wordt het risico gelopen dat een groep jongeren aan de kant komt te staan en over 1 à 2 jaar, als er wel banen zijn, niet meer eenvoudig de arbeidsmarkt kan betreden.
8.4 Ketenaanpak zorg Onder ‘Ketenaanpak Zorg’ wordt verstaan een samenwerkingsmodel tussen de gemeenten uit het Land van Cuijk, de WMO-zorgaanbieders en de IBN-groep voor de uitvoering van de verlening van huishoudelijke hulp in het kader van de WMO. De betrokken partijen hebben de wens en intentie uitgesproken om op de schaal van het Land van Cuijk te komen tot een beleidsmatige verbinding tussen de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening en de Zorg. Knelpunten door vergrijzing, toenemende zorgvraag en de financiering hiervan nopen namelijk tot een intensieve afstemming om verder afglijden te voorkomen. Dit is een landelijke ontwikkeling, zoals onder meer blijkt uit de brief van 12 oktober 2009 van de staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Sport aan de Tweede Kamer. Voor de verlening van de huishoudelijke hulp hebben de gemeenten in het Land van Cuijk voor 2010 met vijf WMO-zorgaanbieders een contract gesloten, met de optie van verlenging met 1 jaar. De vijf WMO-zorgaanbieders zijn Thuiszorg Pantein, VDA Thuiszorg, Tzorg, Brabantzorg (alleen in Grave) en Buurtzorg/Buurtdiensten. In het dienstverleningscontract hebben partijen met de gemeenten Land van Cuijk afgesproken om de mogelijkheden van ‘social return on investment’ te onderzoeken. De gemeenten denken hierbij aan de ontwikkeling van een samenwerkingsmodel tussen de gemeenten, de sociale werkvoorziening en thuiszorgorganisaties, welk model er in voorziet om op middellange en lange termijn de hulp bij het huishouden als onderdeel van de maatschappelijke ondersteuning in het Land van Cuijk te garanderen. Het project “Ketenaanpak Zorg” moet in dit licht worden bezien. Implementatie van het project wordt verwacht in 2011. Dit betekent dat de contracten met de WMOzorgaanbieders éénmalig met 1 jaar zijn verlengd. De bestrijding van de problematiek in de zorg heeft momenteel hoge prioriteit. Er zal alles op alles gezet moeten worden om erger te voorkomen. Dat vraagt van partijen veel inspanning, sturing en een non-conformistische benadering. De 5 gemeenten in het Land van Cuijk willen dan ook samen met de hierboven genoemde partijen te werk gaan om zoveel mogelijk (werkende) werkzoekenden aan het werk te krijgen en te houden. Speciale aandacht wordt gegeven aan jongeren om hen te motiveren en in staat te stellen om deel te nemen aan dit project.
8.5 Wet maatschappelijke ondersteuning De Wmo is op 1 januari 2007 ingevoerd. De Wmo is een kaderwet met negen prestatievelden, van het verstrekken van individuele voorzieningen tot het geven van informatie en advies. Van preventief jeugdbeleid tot de opvang van dak‐ en thuislozen. Op grond van de Wmo heeft de gemeente de verantwoordelijkheid om de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie van inwoners te bevorderen. De gemeenten in het Land van Cuijk hebben de Wmo meerjarenbeleidsnota’s afzonderlijk van elkaar opgesteld. Ook de uitvoering is lokaal ingebed. De Wmo heeft raakvlakken met het participatiebudget. De doelgroepen van beide wetten kunnen elkaar overlappen. Inmiddels heeft de doorontwikkeling van de Wmo geleid tot het VNG-project De Kanteling. Dit project is gestart in 2009 en beoogt de uitvoering van de Wmo van claim- en voorzieningengestuurd te veranderen in een uitvoering waarin resultaat en participatie centraal staan. De Kanteling richt zich primair op het verbeteren van de participatie van mensen met beperkingen en de kwaliteit van dienstverlening aan (Wmo-)klanten van de gemeente.
8.6 Regeeraccoord VVD-CDA: Werk boven uitkering Het kabinet Rutte heeft in het regeerakkoord aangegeven dat het toe wil naar één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt, die de WWB, Wajong (Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
17
jonggehandicapten) en de WSW hervormt, de zgn. regeling ‘Werken naar Vermogen’. Hierdoor kunnen de gemeenten meer mensen laten participeren, budgetten gerichter en effectiever inzetten en kosten besparen. Voor jongeren die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn blijft de Wajong bestaan. Mensen met een indicatie voor een beschutte werkplek houden toegang tot de WSW. Huidige WSW-ers worden niet herkeurd en kunnen gewoon op hun WSW-werkplaats blijven werken. Arbeidsgehandicapten met een beperkte verdiencapaciteit worden zoveel mogelijk via loondispensatie aan de slag geholpen bij reguliere werkgevers. Op dit moment is bekend dat de nieuwe regeling per 1 januari 2013 in werking treedt.
8.7 Inburgering Het eind van het aantal mensen dat een inburgeringscursus moet doorlopen, raakt in zicht. Door extra investeringen zijn de afgelopen jaren meer inburgeraars aan een inburgeringscursus begonnen. Daarom vindt het kabinet het een natuurlijk moment om de budgetten voor de inburgering de komende jaren te verminderen. Het budget voor de inburgering wordt gedurende de komende jaren afgebouwd; in 2011 met 100 miljoen euro, in 2012 met 175 miljoen en 2013 met 235 miljoen euro. Vanaf 2014 wordt er structureel 333 miljoen euro op inburgering bezuinigd. De komende drie jaar zijn er nog voldoende middelen voor de gemeenten beschikbaar om lopende inburgeringscursussen te bekostigen en om nieuwkomers én mensen die hier al langer zijn, een inburgeringscursus aan te kunnen bieden. Nieuwkomers moeten daarna zelf hun inburgering gaan betalen en zich zelfstandig voorbereiden op het examen. Dat geldt ook voor mensen die hier al langer zijn. Zij kunnen daarbij gebruik maken van bestaande voorzieningen. Verder zullen in de toekomst gezinsmigranten beter voorbereid naar Nederland moeten komen. Daartoe zullen hogere eisen aan de taalvaardigheid worden ingevoerd bij het examen dat zij in het buitenland moeten afleggen. De toets geletterdheid en begrijpend lezen zal aan het basisexamen inburgering in het buitenland worden toegevoegd. Gezinsmigranten zullen met een betere taalvaardigheid naar Nederland komen en gemakkelijker inburgeren.
8.8 Educatie Gemeenten wisten al dat hun educatiebudget vanaf 2010 met € 50 miljoen omlaag gaat. Over 2011 is daar nog een korting van € 35 miljoen bijgekomen. Dit betekent dat het budget van gemeenten voor educatie in korte tijd met bijna de helft gereduceerd wordt. Deze maatregelen zijn voor gemeenten moeilijk te verwerken. Door de forse bezuiniging en het plan om de huidige schotten binnen het Participatiebudget tot 2013 te handhaven, dreigt de volwasseneneducatie binnen het participatiebudget gemarginaliseerd te worden. Een dergelijke bezuiniging kan leiden tot het maken van pijnlijke keuzes, zeker nu de druk op het gehele participatiebudget als gevolg van de crisis toeneemt.
18
9
De financiële consequenties en verantwoording
9.1 De hoogte van het budget De specifieke uitkering ‘participatiebudget’ betreft één budget, waarvan de hoogte wordt bepaald door de verdeling van rijksmiddelen voor re‐integratie, inburgering en volwasseneneducatie. Met de invoering van het participatiebudget ontvangen de afzonderlijke gemeenten de eigen middelen. Er komt geen extra geld. Het is slechts een samenvoeging van drie afzonderlijke budgetten. Voor de duidelijkheid is in onderstaand schema het totaal bedrag van het participatiebudget opgenomen en is de verdeling op basis van de drie afzonderlijke budgetten weergegeven. De gemeentelijke beschikbare budgetten voor 2010 t/m 2015 zijn als volgt (bedragen 2012 t/m 2015 zijn indicatief): Participatiebudget Boxmeer Re-integratie Inburgering Educatie Totaal Participatiebudget Cuijk Re-integratie Inburgering** Educatie **Extra ambitie WI 2010 (alleen voor Cuijk) Totaal
* voorlopig 2010 2011* 2012 2013 2014-2015 636.570 592.011 496.524 502.890 477.427 203.480 166.854 107.844 48.835 0 230.974 177.850 177.850 177.850 177.850 1.071.024 936.715 782.218 729.575 655.277
2010 2011* 2012 2013 2014-2015 889.682 827.404 693.952 702.849 667.262 318.135 260.870 168.612 76.352 0 235.708 195.355 195.355 195.355 195.355
215.119 1.658.644
1.238.629
1.057.919
974.556
862.617
Participatiebudget Grave Re-integratie Inburgering Educatie Totaal
2010 2011* 2012 2013 2014-2015 324.194 301.500 252.871 256.113 243.146 133.232 109.250 70.613 31.976 0 100.885 77.681 77.681 77.681 77.681 558.311 488.431 401.165 365.770 320.827
Participatiebudget Mill en St. Hubert Re-integratie Inburgering Educatie Totaal
2010 2011* 2012 2013 2014-2015 191.837 178.408 149.633 151.551 143.878 36.060 17.031 11.008 4.985 0 95.565 73.585 73.585 73.585 73.585 323.462 269.024 234.226 230.121 217.463
Participatiebudget Sint Anthonis 2010 2011* 2012 2013 2014-2015 Re-integratie 200.975 186.906 156.760 158.770 150.731 Inburgering 27.609 22.639 14.632 6.626 0 Educatie 71.378 54.961 54.961 54.961 54.961 Totaal 299.962 264.506 226.353 220.357 205.692 Bron: Regeerakkoord VVD/CDA en Divosa. De uitvoeringskosten van de WI zijn in bovenstaand overzicht niet opgenomen. Deze middelen zijn net als de overige middelen voor de uitvoering van de wettelijke taken nu een onderdeel van de algemene uitkering in het Gemeentefonds.
19
Het beleidsmatig en uitvoeringstechnisch doorvertalen van het participatiebudget is voor de gemeenten een budgettair‐neutrale operatie. Het gaat om ontschotting van drie deelbudgetten, niet om verhoging of verlaging van budgetten. De uitvoering van het participatiebeleid vindt plaats binnen de daarvoor door het Rijk beschikbaar gestelde budgetten, tenzij de gemeenteraden extra middelen ter beschikking willen stellen.
9.2 Ontschotting tussen beleidsvelden educatie, inburgering en re-integratie De middelen voor de verschillende onderdelen kunnen over en weer worden ingezet. De middelen voor de educatie zijn hier nog een uitzondering op. Bij de invoering van het participatiebudget was het de bedoeling om tot 2011 de verplichte besteding bij het ROC af te bouwen. Deze afbouw heeft het rijk uitgesteld tot 2013. Dit betekent dat het participatiebudget financieel gezien nog niet volledig ontschot kan worden ingezet. In de uitvoering wordt hier al wel zoveel mogelijk naar toe gewerkt.
9.3 Outputverdeelmaatstaven Het is belangrijk op te merken dat voor de verdeling van de middelen voor inburgering en volwasseneneducatie (totaal circa 20% van het budget) op termijn de geleverde prestaties bepalend zijn voor de verdeling van deze middelen over de gemeenten. Deze prestaties worden gemeten via de zogenoemde outputverdeelmaatstaven. Deze worden voor het eerst gebruikt voor het budget 2012, 1 gebaseerd op de prestaties 2010 . Voor re‐integratie zijn vanuit het rijk geen te behalen resultaten benoemd. Met de resultaatfinanciering voor inburgering en educatie wil het rijk voorkomen dat naar deze terreinen onvoldoende aandacht uitgaat. Minder resultaten betekent in de toekomst minder geld. Er vindt geen afrekening meer plaats op basis van gerealiseerde voorzieningen. De sturing op resultaat is van essentieel belang. De gemeenten maken met de uitvoeringspartners afspraken over de resultaten van de ingezette voorzieningen. In eerste instantie zijn daarbij de inburgering en de educatie van belang, omdat de outputverdeelmaatstaven voor re‐integratie op landelijk niveau niet zijn geformuleerd. Dat neemt niet weg dat ook voor de uitvoering van de re‐integratieactiviteiten prestatieafspraken worden gemaakt. De gemeenten maken met de uitvoeringspartners concrete afspraken in de product‐ en prestatieovereenkomsten over de prestatie‐indicatoren en resultaten van de ingezette voorzieningen.
9.4 Verantwoordingssystematiek aan het rijk Het participatiebudget is een specifieke uitkering van de Rijksoverheid aan de gemeenten. Er zijn dus voorwaarden aan verbonden, zowel aan de besteding van die gelden als aan de verantwoording daarvan aan het rijk. Met de invoering van het participatiebudget is sprake van één verantwoording voor de uitgaven. De kosten moeten gespecificeerd zijn per klant en de klant moet onder de wettelijke doelgroep van het participatiebudget vallen. De verantwoording aan het rijk valt onder de Sisa‐systematiek. In die zin loopt de financiële verantwoording bij gemeenten mee in de reguliere planning & controlcyclus. Voor de verantwoording op basis van de outputverdeelmaatstaven moet een bijlage bij de jaarrekening worden gevoegd. De gegevens voor deze verantwoording worden geleverd door de uitvoeringspartners. De verantwoording aan het rijk vindt plaats op basis van het baten‐lastenstelsel. De verantwoording van het werkdeel WWB vond tot 1 januari 2009 plaats op basis van het kasstelsel. Dit betekent dat alleen voorzieningen die ook daadwerkelijk zijn uitgevoerd verantwoord kunnen worden. Eventuele
1
Voor de inburgeringsmiddelen geldt dat vanaf 2012 direct wordt overgestapt naar een verdeling op basis van outputverdeelmaatstaven. Voor de middelen volwasseneducatie gaat de overstap naar verdeling op basis van outputverdeelmaatstaven geleidelijk.
20
voorschotten of lopende verplichtingen kunnen niet meer ten laste van het jaar worden gebracht als de voorzieningen ook niet daadwerkelijk zijn uitgevoerd.
9.5 Uitvoerings- en implementatiekosten Het participatiebudget mag niet worden ingezet voor uitvoeringskosten. Als voorzieningen in eigen beheer worden uitgevoerd dan mogen ze slechts ten laste van het participatiebudget komen voor zover de kosten direct toe te rekenen zijn aan de geleverde voorziening op klantniveau, zoals nu bekend is bij de uitvoering van de WWB. De uitvoeringskosten voor inburgering, die tot 2009 deel uitmaakten van het inburgeringsbudget, zijn toegevoegd aan het gemeentefonds. Deze middelen zijn nu net als de overige middelen voor de uitvoering van de wettelijke taken op het terrein van participatie een onderdeel van de algemene uitkering in het gemeentefonds.
21
Bijlage 1 Afkortingenlijst AWBZ Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten COLO Centraal Orgaan van Landelijke Opleidingsorganen van het bedrijfsleven Nugger Niet‐uitkeringsgerechtigde RMC Regionaal Meld‐ en Coördinatiepunt voortijdig schoolverlaten ROC Regionaal Opleidingscentrum Sisa Single information, single audit UWV Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen Vavo Voortgezet algemeen volwassen onderwijs Wajong Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten WAO Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering WEB Wet Educatie en Beroepsonderwijs WI Wet inburgering Wmo Wet maatschappelijke ondersteuning WSW Wet sociale werkvoorziening WW Werkloosheidswet WWB Wet werk en bijstand
22