Kadernota 2015 Uitgangspunten voor de praktijk
Versienummer: 2.3 Datum: 03-03-2014 1
Inhoudsopgave 1.
Inleiding 1.1 Leeswijzer
pag. 3 pag. 3
2.
Algemeen 2.1 Omgevingsdienst Midden-Holland 2.2 Afdeling Bouw- en Woningtoezicht
pag. 4 pag. 4
Wettelijke kaders 3.1 Omgevingswet 3.2 Kwaliteitscriteria 3.3 SWUNG 3.4 Zwemwater 3.5 Natuurbeschermingswet 3.6 Privatisering bouwtoetsing 3.7 Vereenvoudiging bouwregelgeving 3.8 Bouwbesluit en energieprestatie
pag. pag. pag. pag. pag. pag. pag. pag.
3.
4.
5.
6.
7.
Bestuurlijke kaders 4.1 Energie en klimaat 4.2 Duurzaam inkopen 4.3 Implementatie samenwerkingsconvenant ODMH, ODWH en RDOG Beleidsmatige kaders 5.1 Bonus-malus systeem 5.2 Provinciale visie Ruimte en Mobiliteit 5.3 Integrale handhaving bodem 5.4 Grondstromen 5.5 Archeologie 5.6 Participerende samenleving 5.7 Regionalisering van de BWT-uitvoering UItvoeringskaders 6.1 Inspectieview bedrijven 6.2 Bestuurlijke strafbeschikking milieu 6.3 Productendienstcatalogus 6.4 Sanering verkeerslawaai 6.5 Luchtkwaliteit 6.6 Bouwbesluit en energieprestatie 6.7 NME centrum de Zwanebloem en inzet sociaal instrumentarium 6.8 Externe Veiligheid Overige ontwikkelingen 7.1 Alphen aan den Rijn 7.2 Stichting Bodembeheer Krimpenerwaard 7.3 Evaluatie ODMH
5 5 5 6 6 6 6 6
pag. 7 pag. 7 pag. 7
pag. pag. pag. pag. pag. pag. pag.
8 8 8 8 8 9 9
pag. 10 pag. 10 pag. 10 pag. 10 pag. 10 pag. 11 pag. 11 pag. 11
pag. 12 pag. 12 pag. 12 2
Kadernota 2015. Concept versie 2.3
1.
Inleiding
Voor u ligt de Kadernota 2015 van de Omgevingsdienst Midden-Holland. In deze nota schetsen wij de ontwikkelingen die vanaf 2015 kunnen leiden tot een wijziging in de bedrijfsvoering van de Omgevingsdienst of in het aanbod van producten naar de aangesloten gemeenten en de provincie Zuid-Holland. In de Kadernota 2015 zijn de vakinhoudelijke uitgangspunten geformuleerd om, gezamenlijk met de in december 2013 bestuurlijk vastgestelde financiële kaders en het productenboek, de jaarprogramma’s 2015 vorm te geven. De jaarprogramma’s stellen we medio 2014 op en bespreken we met de individuele deelnemers. Vooruitlopend op deze besprekingen stemmen we de financiële contouren (programmabegroting) voor de jaarprogramma’s in april 2014 met de aangesloten partijen af. De ontwikkelingen zoals beschreven in deze nota, passen binnen de financiële kaders zoals deze zijn afgesproken met de deelnemers. De financiële consequenties voor de optionele taken verschillen per gemeente en provincie en zijn afhankelijk van de individuele afspraken. 1.1 Leeswijzer In voorgaande jaren zijn de ontwikkelingen beschreven vanuit de optiek van de diverse afdelingen van de ODMH. Welke ontwikkelingen zien we en hoe gaat de afdeling daarmee om. Dit jaar zijn de ontwikkelingen meer geschreven vanuit de optiek van de gemeenten en provincie. Welke ontwikkelingen komen op onze opdrachtgevers af, waar moeten zij op inspelen en wat betekent dit voor de uitvoering van de taken van de ODMH. Hoofdstuk 2 beschrijft een aantal algemene zaken ten aanzien van de Omgevingsdienst MiddenHolland, inclusief de nieuw gevormde afdeling Bouw- en Woningtoezicht. Hoofdstuk 3 beschrijft de wettelijke kaders die invloed gaan hebben op de werkzaamheden van de ODMH. Hoofdstuk 4 beschrijft de bestuurlijke kaders. Hierbij gaat het om (landelijke) bestuurlijke convenanten die vanuit de taakuitvoering van de ODMH voor de gemeenten en provincie worden ondersteund. Hoofdstuk 5 beschrijft de beleidsmatige kaders, waarna in hoofdstuk 6 een aantal uitvoeringskaders wordt vermeld. Hoofdstuk 7 geeft nog een tweetal ontwikkelingen die van invloed zijn op de toekomstige hoeveelheid werkzaamheden van de ODMH.
3 Kadernota 2015. Concept versie 2.3
2.
Algemeen
2.1 Omgevingsdienst Midden-Holland De Omgevingsdienst Midden-Holland (ODMH) draagt bij aan een veilige, duurzame en gezonde leefomgeving. Dit doen wij door milieutaken en bouw- en woningtoezichttaken uit te voeren in opdracht van tien gemeenten in de regio en de provincie Zuid-Holland. De taken omvatten vergunningverlening, toezicht en handhaving van milieuregels, bouw- en woningtoezicht en advisering, ontwikkeling en uitvoering van duurzaamheidsbeleid. Daarnaast voert de dienst taken uit t.a.v. bodem, externe veiligheid, geluid- en luchtkwaliteit, archeologie, ecologie en milieueducatie. De dienst houdt ook toezicht op de kwaliteit en veiligheid van officiële zwemwaterlocaties voor het gehele grondgebied van de provincie Zuid-Holland. Bij de ODMH werken circa 185 medewerkers. De omgevingsdienst heeft vier afdelingen: Bedrijven, Expertise, Bouw- en Woningtoezicht en Bedrijfsvoering. De afdeling Bouw- en Woningtoezicht (BWT) is per 1 januari 2014 uitgebreid met de BWT-taken voor Zuidplas en Waddinxveen. De ODMH kenmerkt zich door een sterke bedrijfsvoering, het leveren van gedegen kwaliteit (ISO certificaat) en veel kennis en ervaring met taken in de leefomgeving. Daarnaast vindt de Omgevingsdienst de afspraken die gemaakt worden met de deelnemers erg belangrijk. Afspraak = afspraak, en hier houden wij ons als opdrachtnemer ook aan. 2.2 Afdeling Bouw- en Woningtoezicht Op dit moment zijn de bouw- en woningtoezichttaken van de gemeenten Bodegraven-Reeuwijk, Gouda, Zuidplas en Waddinxveen overgedragen aan de ODMH. Onze afdeling Bouw- en Woningtoezicht heeft ruim 50 fte. In 2014 en 2015 ontwikkelt de ODMH deze verder tot een afdeling met een stevig fundament, die klaar is voor toekomstige ontwikkelingen en met een formatie die is afgestemd op de vraag uit de markt. Een flexibele schil vangt de pieken op in het werkaanbod. Net als bij de milieuwerkzaamheden worden de werkzaamheden voor de BWT-taken per 2015 uitgevoerd op basis van een productenboek. Niet alle gemeenten hebben per 2015 de afrekensystematiek voor de BWT-taken al op productbasis, maar toch worden ook de taken voor deze gemeenten op productbasis bijgehouden ter voorbereiding van de toekomstige PxQ systematiek.
4 Kadernota 2015. Concept versie 2.3
3.
Wettelijke kaders
3.1 Omgevingswet Een juridisch aspect dat in 2015 aandacht zal vragen, is de ontwikkeling rond de Omgevingswet. Het omgevingsrecht bestaat nu uit ruim 60 afzonderlijke wetten en honderden regelingen. Door met één Omgevingswet te komen, wil de overheid meer samenhang in het omgevingsrecht brengen. Het wetsvoorstel Omgevingswet zal naar verwachting begin 2014 naar de Tweede Kamer worden gestuurd. Daarna wordt gestart met het opstellen van invoeringsregelgeving. De nadere uitwerking van de Omgevingswet via Algemene Maatregelen van Bestuur zal meer duidelijkheid geven over de consequenties voortvloeiend uit deze wet. Verwacht wordt dat de nieuwe wet in 2018 in werking treedt. In de nieuwe wet zullen (gedeeltelijk) onder andere de volgende wetten worden opgenomen: de Wet geluidhinder, Wet bodembescherming, Wet ruimtelijke ordening, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, Natuurwetgeving en Wet milieubeheer. De implementatie van de nieuwe wet zal de nodige tijd in beslag nemen. 3.2 Kwaliteitscriteria Voor een goede uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) zijn door VNG, IPO en het Rijk (I&M) landelijke kwaliteitseisen ontwikkeld. Provincies en gemeenten zijn samen verantwoordelijk voor de kwaliteit van de VTH-taken. Dit geldt zowel voor de taken die worden uitgevoerd door de Omgevingsdienst Midden-Holland als voor VTH-taken die gemeenten, provincies, waterschappen en rijksdiensten in eigen beheer uitvoeren. De kwaliteit van de VTH-taken zal wettelijk worden geborgd in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), waarbij per 1 januari 2015 aan de kwaliteitscriteria moet worden voldaan. Uiteindelijk zal dit ook worden opgenomen in de toekomstige Omgevingswet. De landelijke kwaliteitscriteria 2.1 bevatten criteria voor kritische massa, inhoud en proces. Kritische massacriteria geven aan welke capaciteit, kennis en ervaring tenminste in de organisatie aanwezig moet zijn om de VTH-taken goed uit te voeren. De ODMH voldoet zowel voor de milieutaken als voor de BWT-taken per 1 januari 2015 aan de kwaliteitscriteria 2.1. Daarnaast is de Omgevingsdienst in 2015 zowel voor de milieu- als de voor de BWT-taken ISO 9001 gecertificeerd. ISO certificering is geen wettelijke verplichting, maar is een keuze vanuit de ambities van de ODMH. 3.3 Geluid In 2012 trad het eerste deel van de nieuwe geluidwetgeving (SWUNG1) in werking. SWUNG1 heeft betrekking op Rijksinfrastructuur, hiervoor zijn geluidproductieplafonds ingesteld die het Rijk moet naleven. Het tweede deel van de nieuwe geluidwetgeving (SWUNG2) voor provinciale wegen, waterschapswegen en gemeentelijke wegen wordt volgens planning in 2015 naar de Raad van State gestuurd. Swung2 zal dan gelijktijdig met de Omgevingswet in 2018 in werking treden. De vakgroep Geluid, Lucht en Externe Veiligheid van de OMDH volgt deze ontwikkelingen op de voet en zal bij het bekend worden van nieuwe ontwikkelingen de gemeenten en provincie hierover informeren.
5 Kadernota 2015. Concept versie 2.3
3.4 Zwemwater Bij de zwemwatertaken spelen twee wettelijke ontwikkelingen. Het nieuwe Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (Bhvbz) geeft extra verplichtingen voor de baden, zoals het nemen van luchtmonsters. Daarnaast treedt de nieuwe Zwemwaterwet naar verwachting per 1 januari 2015 in werking. Als gevolg van deze wet zullen baden veel meer plannen zelf moeten ontwikkelen. Afhankelijk van de definitieve vorm, kan dit betekenen dat de toezichthoudende werkzaamheden zullen wijzigen. Onder andere via het Deskundigenberaad Zwemwater levert de ODMH input om de nieuwe wet zo werkbaar mogelijk ingericht te krijgen. De Zwemwaterwet zal in de toekomstige Omgevingswet worden opgenomen. 3.5 Natuurbeschermingswet Het kabinet brengt de natuurwetgeving in één wet onder. Naar verwachting treedt deze wet in juli 2014 in werking. Eén van de gevolgen van deze wet is dat de bevoegd gezag-taken mogelijk naar de gemeenten gaan verschuiven. De ODMH zal voor de gemeenten een voorstel voorbereiden hoe deze verandering van de natuurwetgeving te implementeren. Uiteindelijk wordt de nieuwe Natuurbeschermingswet opgenomen in de Omgevingswet. 3.6 Privatisering bouwtoetsing In 2015 wordt een begin gemaakt met de privatisering van het bouwtoezicht. Marktpartijen krijgen veel meer verantwoordelijkheid voor de kwaliteitsborging en veiligheid van een bouwwerk. Het toezicht vanuit de gemeente wordt teruggebracht. De markt mag zelf bouwplannen toetsen aan de bouwtechnische voorschriften van het Bouwbesluit en toezicht houden op de uitvoering ervan. Tot 1 januari 2018 hebben initiatiefnemers nog de keuzemogelijkheid om de toetsing bij de markt onder te brengen of door de overheid te laten plaatsvinden. Na 1 januari 2018 zal alleen nog maar getoetst worden door gecertificeerde marktpartijen. In het nieuwe systeem nemen gecertificeerde bouwplantoetsers en controleurs het werk van de gemeentelijke ambtenaar over. Daarnaast kunnen andere mogelijkheden worden benut en andere instrumenten worden gebruikt om aan te tonen dat men aan de vereiste bouwkwaliteit voldoet. Voor architecten, ontwikkelaars, toeleveranciers en bouwers is een goede keuze van het private instrument daarom van groot belang. De ODMH ontwikkelt in overleg met de gemeenten in 2014 een voorstel hoe met deze ontwikkelingen om te gaan. 3.7 Vereenvoudiging bouwregelgeving Het wordt voor inwoners en ondernemers gemakkelijker aan- of uit te bouwen, bijgebouwen te plaatsen of andere kleine bouwwerken aan de achterkant van een hoofdgebouw te bouwen. Ook wordt het eenvoudiger tot een duur van tien jaar af te wijken van een bestemmingsplan en leegstaande gebouwen voor een ander doel te gebruiken. Met de wijzigingen wordt een groot aantal gemeentelijke wensen gerealiseerd. 3.8 Bouwbesluit en energieprestaties In het Bouwbesluit 2012 is voor gebouwen een minimale energieprestatiecoëfficiënt (EPC-norm) vastgelegd. In 2015 zal deze EPC-norm worden aangescherpt en zullen verplichtingen worden opgenomen met betrekking tot duurzaamheidsprestaties van materialen. Voor voldoen aan EPCnormen kan regionaal opgewekte duurzame energie gebruikt worden. Deze aspecten zullen vanaf 2015 zo veel mogelijk in de BWT-toetsing en -handhaving worden meegenomen. 6 Kadernota 2015. Concept versie 2.3
4.
Bestuurlijke kaders
4.1 Energie en klimaat Door ondertekening van het SER-energie-akkoord (6 september 2013) hebben VNG en IPO voor hun leden afspraken vastgelegd voor bijdragen betreffende niveaus van te bereiken CO 2-reducties, energiebesparingen en opwekken van duurzame energie. Het tijdspad loopt tot 2020. Het bijna tegelijk verschenen rijks-beleidsstuk “klimaatagenda: weerbaar, welvarend en groen” geldt als uitbreiding van het energie-akkoord, zowel wat betreft inspanningen van nog meer partijen en op meer thema’s, als wat betreft het aanscherpen van de doelen in een langere tijdshorizon: tot 2030 met een doorkijk naar 2050. Het geheel sluit aan bij de Europese ambities en eisen. De rijksoverheid zet in op adaptatie en mitigatie in een aanpak met brede coalities in de energieke samenleving. Van lagere overheden worden concrete maatregelen verwacht op velerlei gebied (in de eigen organisatie, richting inwoners en bedrijven; voorlichtend en praktisch faciliterend). De uitvoering zal vooral vanaf medio 2014 en in heel 2015 plaatsvinden. De ODMH voert voor de aangesloten gemeenten en de provincie Zuid-Holland diverse taken uit die rechtstreeks deze energie-transitie ondersteunen. Tevens spreekt het energie-akkoord van één loket, een service- en ondersteuningspunt voor inwoners, scholen en ondernemers, en van educatie en voorlichting aan diverse doelgroepen. Dit loket zal vanuit de vakgroep ROM en duurzaamheid van de ODMH worden vormgegeven. De vakgroep ROM en duurzaamheid zal hoogstwaarschijnlijk tijdelijk worden uitgebreid met een faciliterende kracht op dit gebied, via de VNG, beschikbaar gesteld vanuit het rijk. Onderzocht zal worden of er mogelijkheden zijn om als ODMH te participeren in de zogenaamde ‘Green deals’ tussen overheden en marktpartijen. 4.2 Duurzaam inkopen Vanaf 1 januari 2015 dienen gemeenten 100% duurzaam in te kopen op grond van de afspraken tussen de Rijksoverheid en de VNG. Voor zover dat nog niet is behaald, dient een extra inspanning te worden geleverd. De duurzaamheidscriteria worden doorlopend aangepast aan nieuwe inzichten en de stand van de techniek. De duurzaamheidsmedewerkers van de ODMH ondersteunen in de beoordeling van de producten en diensten ten aanzien van deze duurzaamheidscriteria. 4.3 Implementatie Samenwerkingsconvenant ODMH, ODWH en RDOG Hollands Midden In 2013 is een convenant tussen de Omgevingsdienst Midden-Holland, de Omgevingsdienst WestHolland en de Regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg Hollands Midden ondertekend. In dit convenant is afgesproken dat de partijen zich inspannen voor o.a. informatie-uitwisseling en afstemming van adviezen ten aanzien van ruimtelijke plannen. Voor 2014 en 2015 leggen we de aandachtsvelden en maatregelen vast in een uitvoeringslijst.
7 Kadernota 2015. Concept versie 2.3
5.
Beleidsmatige kaders
5.1 Bonus-malus systeem In de Nota Toezicht en Handhaving 2013-2014 is aangegeven dat in 2014 gezocht zal worden naar een bonus-malus systeem en hiermee een pilot zal worden uitgevoerd. Deze ontwikkeling past binnen het beleid van de overheid om de toezichtlast voor bedrijven met een goed naleefgedrag te verminderen (bonus). De capaciteit die daarbij vrijkomt kan worden ingezet op intensiever toezicht bij bedrijven waarvan het naleefgedrag nog onvoldoende is (malus). In 2015 wordt de bonus-maluspilot geëvalueerd. De verwachting is dat hierna een systeem kan worden ingevoerd om de beschikbare capaciteit voor handhaving zo effectief mogelijk in te zetten. Het gevolg hiervan is dat niet ieder bedrijf op de vastgestelde controlefrequentie (jaarlijks, eens per twee jaar, eens per vijf jaar) gecontroleerd wordt. De controlefrequentie wordt afhankelijk van andere parameters. Welke parameters dit zullen zijn en hoe groot de invloed zal zijn op de controlefrequentie, wordt duidelijk in 2014. 5.2
Provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit
Naar verwachting wordt de herziening van het provinciaal ruimtelijk beleid van Zuid-Holland rond de zomer van 2014 door Provinciale Staten vastgesteld. De provincie experimenteert met ”regelloze” zones, waar uiteraard wel een basisniveau van kwaliteit moet worden gewaarborgd. In 2015 zal ruimtelijke kwaliteit (als combinatie van gebruikswaarden, belevingswaarden en toekomstwaarden) samen met de partners geformuleerd en vertaald worden in duidelijke kaders en spelregels. Daardoor kunnen de steeds vaker optredende maatschappelijke en kleinschalige initiatieven met betrekking tot ruimtelijke ontwikkeling en economische kansen voor energievoorziening en de circulaire economie beter tot hun recht komen. 5.3 Integrale handhaving bodem Er zijn acht versnipperde deeltaken op het gebied van toezicht en handhaving op het gebied van bodem, grond en ondergrond, waarbij samenhang bestaat: grondstromen/bagger, ernstige gevallen van bodemverontreiniging (Wbb), slootdempingen, opslag van grond bij bedrijven, archeologie, bouwen op verontreinigde grond, bodemenergie en ontgrondingen. Het geeft een enorme kwaliteitsimpuls en efficiëntieslag als deze acht handhavingstaken worden gecombineerd. Hier stelt de Omgevingsdienst in 2014 een integraal (bodem)handhavingsbeleid voor op. Implementatie van dit beleid zal vanaf 2015 plaats gaan vinden. 5.4 Grondstromen Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) verandert in 2014 ingrijpend. Op moment van schrijven van deze kadernota zijn de details nog niet bekend, maar mogelijk vervalt de meldingsplicht schone grond en komen er nadere regels voor de verspreiding van bagger. Het huidige gebiedspecifieke beleid voor grond en bagger is in Midden-Holland nog geldig tot en met medio 2016. Dit betekent dat in 2015 een start moet worden gemaakt met het opstellen van een nieuwe bodemkwaliteitskaart en bijbehorende Nota Bodembeheer. 5.5 Archeologie In 2015 zal binnen een aantal gemeenten het archeologiebeleid al meer dan vier jaar van toepassing zijn. De ODMH zal verschillende archeologische nota’s en beleidsadvieskaarten evalueren aan de hand van de reeds uitgevoerde archeologische onderzoeken en opgedane ervaringen bij de betreffende gemeenten en plantoetsers. 8 Kadernota 2015. Concept versie 2.3
5.6 Participerende samenleving Inwoners, maatschappelijke organisaties en ondernemers hebben steeds meer behoefte om mee te denken of eigen initiatief te ontwikkelen in planvormingsprocessen en beleidsvoorbereiding. Deze vorm van maatschappelijk verantwoord burgerschap helpt rijk, gemeenten en provincie bij het behalen van zeer diverse beleidsdoelstellingen en om inhoudelijk en financieel draagvlak te vinden voor plannen of beleid. Naast allerlei andere beleidsvelden valt te denken aan het doorbreken van de crisis in de huizenbouw en ruimtelijke ontwikkelingen. De gemeente wordt steeds meer de partij die faciliteert. Dit vraagt om een andere werkwijze (de ambtenaar 2.0). Zo zal de vakgroep ROM en duurzaamheid vrijwilligers opleiden tot energiecoaches. Ook de subsidies vanuit rijk en/of EU gaan meer in meer in de richting van ondersteuning van bovengenoemde processen. 5.7 Regionalisering van de BWT- uitvoering Door bundeling van BWT-kennis en -taken zal sprake zijn van meer specialisme en minder kwetsbaarheid in de dienstverlening aan inwoners en ondernemers. De kwaliteit zal bovendien verbeteren als de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving m.b.t. de BWT-taken in de regio op eenduidige wijze worden uitgevoerd. Om dit te bereiken zullen wij ons inzetten om te komen tot meer eenduidigheid op de verschillende gebieden die met de uitvoering te maken hebben. Onderzocht gaat worden of het beleid ten aanzien van de financieringssystematiek, de toetsing van bouwplannen bij de diverse gemeenten, afstemming van het handhavingsbeleid, prioriteitstelling, het ontwikkelen van één regionaal welstandsbeleid en het mogelijk instellen van een regionale welstandscommissie bestuurlijk gewenst is. Ook de inrichting van een regionale Monumentencommissie kan interessant zijn voor met name die gemeenten die slechts enkele monumenten op hun grondgebied hebben.
9 Kadernota 2015. Concept versie 2.3
6.
Uitvoeringskaders
6.1 Inspectieview bedrijven Inspectieview bedrijven is een landelijke voorziening waarmee inspectiediensten gegevens delen over inspecties en handhaving bij bedrijven. De informatie uit Inspectieview bedrijven kan worden gebruikt bij het maken van een selectie van te bezoeken bedrijven. Inspectiediensten kunnen door Inspectieview bedrijven beter geïnformeerd zijn en daardoor meer risicogericht en effectiever toezicht houden. Goed presterende bedrijven zullen minder last van het toezicht ervaren terwijl de inspectiediensten hun aandacht richten op de bedrijven die dat nodig hebben. De ODMH sluit in 2014 aan op Inspectieview bedrijven, zodat we vanaf 2015 de mogelijkheden van dit systeem benutten om de controlecapaciteit efficiënter in te zetten en controles van de grotere bedrijven beter voor te kunnen bereiden. 6.2 Bestuursrechtelijke strafbeschikking milieu De bestuursrechtelijke (milieu)-handhaving heeft naast bestuursdwang, de last onder dwangsom en (gedeeltelijke) sluiting geen andere instrumenten voor een aantal wat lichtere milieuovertredingen. De Bestuursrechtelijke strafbeschikking milieu is derhalve voor de ODMH een goed aanvullend instrument voor de dagelijkse handhavingspraktijk. De implementatie van de BSB milieu wordt in 2014 voortgezet, waarbij wordt gewerkt met een pilot voor de deelgebieden zwemwater (Whvbz) en bodem (Wbb). Binnen de ODMH is inmiddels een tweede boa opgeleid en na een inwerktraject wordt deze ook ingezet op de BSBm. Afhankelijk van de ervaringen in de pilot en de landelijke en provinciale discussies, wordt een voorstel gemaakt voor de eventuele inzet van de BSBm in 2015. 6.3 Productendienstcatalogus In overleg met alle vijf de omgevingsdiensten van Zuid-Holland en de provincie wordt een gezamenlijke productendienstcatalogus (productenboek) ontwikkeld. Taken die door alle diensten worden uitgevoerd staan hierin opgenomen en tevens wordt deze productendienstcatalogus aangevuld met producten die per regio verschillend zijn. Aangezien het productenboek van de ODMH grotendeels als template is gebruikt, zullen de eventuele veranderingen voor de ODMH niet al te groot zijn. 6.4 Sanering verkeerslawaai In de afgelopen jaren heeft ODMH namens regiogemeenten subsidies aangevraagd voor het saneren van woningen die niet op de zogenaamde A-lijst staan. Deze subsidies zijn inmiddels verleend. De uitvoering van deze projecten loopt in de jaren 2014 t/m 2016. De milieucoördinatoren van de gemeenten worden op de hoogte gehouden over de voortgang van deze projecten. De ODMH is er voorstander van om, in overleg met de gemeente, in de aankomende jaren nieuwe aanvragen in te dienen bij Bureau Sanering Verkeerslawaai. 6.5 Luchtkwaliteit In het najaar van 2013 heeft het DB van de ODMH besloten deel te blijven nemen aan het vervolg van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betekent dat de huidige inzet van de regio bij de Monitoring van het NSL tot en met 2016 wordt verlengd. Op deze manier beschikken de regiogemeenten over de meest recente luchtkwaliteitsgegevens voor de onderbouwing van ROplannen. Eind 2013 is de ODMH gestart met een nieuw pilotproject over mobiliteitsmanagement van goederen bij bedrijven. Dit project is gericht op het opdoen van ervaring en het ontwikkelen en/of optimaliseren 10 Kadernota 2015. Concept versie 2.3
van stimulerende en regulerende instrumenten om mobiliteitsmanagement bij bedrijven te bevorderen. Het project loopt eind 2014 af en is gefinancierd door de provincie Zuid-Holland. Afhankelijk van de resultaten van het project zal worden gewerkt aan een vervolgtraject, waarbij mobiliteitsmanagement vanaf 2015 structureel in de reguliere werkzaamheden van de ODMH kan worden opgenomen. 6.6 Bouwbesluit en Energieprestatie De aangescherpte EPC-norm in het bouwbesluit in 2015 alsmede de dan vereiste prestaties ten aanzien van gebruikte materialen vragen extra advisering aan inwoners, woningcorporaties en bouwers. Om te kunnen voldoen aan EPC-normen, kan regionaal opgewekte duurzame energie gebruikt worden. In voorkomende gevallen geven de ROM-medewerkers daarover adviezen. 6.7 NME-centrum De Zwanebloem en inzet sociaal instrumentarium 1 Het sociaal instrumentarium dat bij de activiteiten vanuit het NME-centrum wordt ingezet, is bedoeld als ondersteuning voor het behalen van gemeentelijke (en provinciale) beleidsdoelen. Een van de grootste maatschappelijke ontwikkelingen van de laatste jaren, en één die zich in 2015 nog harder zal voortzetten, is de digitalisering van de maatschappij. Momenteel wordt in het centrum ingespeeld op deze ontwikkelingen, waarbij de werkzaamheden en het aanbod worden aangepast. In 2015 zal dit een extra impuls krijgen. 6.8 Externe Veiligheid Gedurende 2014, het laatste jaar waarin rijkssubsidie (programmafinanciering) beschikbaar is voor de uitvoering van EV-taken, wordt met name aandacht besteed aan het fine-tunen van het EVinstrumentarium in de eigen organisatie. Het beheren van risico-informatie, het ontsluiten van deze risico-informatie als gemeentelijke ontwikkelingen daar om vragen, maar ook het borgen van de EVkennis binnen de ODMH zijn daarbij belangrijke speerpunten. Dit alles heeft tot doel om in 2015 met betrekking tot externe veiligheid volledig te kunnen voldoen aan de kwaliteitscriteria (KPMG), zoals die vanaf 2015 gaan gelden voor alle omgevingsdiensten. Naar verwachting zullen begin 2015 ook de laatste grote veranderingen in EV-regelgeving een feit zijn, zodat de focus in 2015 kan liggen op het versterken van de EV-producten, zoals die al sinds 2011 worden geleverd aan gemeenten en provincie. Nog meer dan voorheen, zal gezocht worden naar samenwerking met andere partijen naast de gemeenten en provincie, zoals Veiligheidsregio en andere omgevingsdiensten. Het delen van kennis en ervaringen tussen EV-partners onderling, maar ook het permanent uitdragen van kennis naar regiogemeenten en provincie bieden bij uitstek een basis vanwaar uit verder gewerkt kan worden aan het borgen van externe veiligheid in de uitvoering. Een goed voorbeeld van de verdergaande samenwerking is het ‘Convenant Omgevingsdiensten Veiligheidsregio Hollands-Midden’ dat in februari 2013 is gesloten. Met de vorming van de ODMH in 2012 is een deel van de provinciale regietaak met betrekking tot externe veiligheid bij de ODMH belegd. Geconstateerd is, dat de ODMH een meerwaarde vervult om in een vroeg stadium van planontwikkeling een coördinerende rol te vervullen, teneinde te voorkomen dat gemeentelijke belangen conflicteren met het provinciaal belang. Hiermee wordt de provinciale regietaak op een constructieve manier ingevuld. Het jaar 2014 is het laatste jaar waarin externe veiligheid vanuit de huidige programmafinanciering is bekostigd. Voor 2015 betekent dit dat zowel gemeenten als provincie financieel verantwoordelijk worden voor het uitvoeren van EV taken door de ODMH. 1
Sociale instrumenten worden ingezet om groeps- en leerprocessen op gang te brengen waarin mensen leren tot (innovatieve) oplossingen te komen voor duurzaamheidsvraagstukken. Denk aan expertmeetings, ‘communities of practice’, internetfora, pilots en educatie.
11 Kadernota 2015. Concept versie 2.3
7.
Overige ontwikkelingen
7.1 Alphen aan den Rijn De gemeenten Alphen aan den Rijn, Boskoop en Rijnwoude zijn per 1 januari 2014 gefuseerd. De naam voor deze nieuwe gemeente is Alphen aan den Rijn. Alle drie de gemeenten hadden de uitvoerende en adviserende milieutaken bij een Omgevingsdienst ondergebracht: Boskoop bij de Omgevingsdienst Midden-Holland (ODMH) te Gouda; Alphen aan den Rijn en Rijnwoude bij de Omgevingsdienst West-Holland (ODWH) te Leiden. De nieuwe gemeente Alphen aan den Rijn heeft één nieuw pakket van milieutaken samengesteld uit de werkpakketten van de drie afzonderlijke gemeenten met de toevoeging van de milieutaken die horen bij een grote gemeente (100.000+ inwoners). De stuurgroep van de drie fusiegemeenten heeft de nieuwe gemeenteraad voorgesteld om de milieuwerkzaamheden uiterlijk per 1 januari 2015 volledig onder te brengen bij de ODMH. De gemeenteraad van Alphen aan den Rijn heeft op 2 januari 2014 overeenkomstig het voorstel besloten en heeft het AB ODWH verzocht de procedure te starten om te komen tot een uittreding uit de GR ODWH per 1 januari 2015. Het jaar 2014 is een overgangsjaar. Beide omgevingsdiensten voeren de milieuwerkzaamheden uit voor de nieuwe gemeente Alphen a/d Rijn. De ODMH voor het grondgebied van de voormalige gemeente Boskoop, de ODWH voor de voormalige gemeenten Alphen a/d Rijn en Rijnwoude. Onder voorbehoud van het nog te nemen besluit van het Algemeen Bestuur ODWH, zullen in dit jaar verder alle benodigde werkzaamheden worden uitgevoerd om het volledige milieutakenpakket, inclusief de medewerkers die overgaan van de ODWH naar de ODMH, uiterlijk per 1 januari 2015 onder te brengen bij de ODMH.
7.2 Stichting Bodembeheer Krimpenerwaard De Stichting Bodembeheer Krimpenerwaard is vanaf 1 december 2012 gehuisvest bij de ODMH, waarbij de directeur van de ODMH tevens directeur is van de SBK. De Stichting is eind jaren ‘90 opgericht om de grondmobiliteit in de Krimpenerwaard weer op gang te krijgen door het overnemen van het beheer van de verontreinigde slootdempingen in dit gebied. Naar verwachting zal de Stichting in 2014 worden opgeheven, waardoor in 2015 de werkzaamheden in opdracht van de provincie ZuidHolland uitgevoerd gaan worden door de ODMH. De uit te voeren werkzaamheden zullen middels een jaarplan worden beschreven en uitgevoerd.
7.3 Evaluatie ODMH In de intentieverklaring die is ondertekend door de partijen die de ODMH hebben gevormd, is afgesproken dat de ODMH in 2014 een evaluatie zal uitvoeren. Op het moment van vaststelling van deze kadernota moet de evaluatie nog worden uitgevoerd; derhalve is nu niet te overzien of en zo ja tot welke ontwikkelingen de evaluatie in 2015 zal leiden.
12 Kadernota 2015. Concept versie 2.3