de
kwestie nr
leer 1 mid delen beleid
1
motivatie docenten < (massa)maatwerk < de leermiddelmix < ict < blij verrast < schoolleiding < PvE < ander taakbeleid < geld? < elo < beter le ren < leerling < LeermiddelMentality < € 316 < meer kennis < bevlogen Programma Leermiddelenbeleid VO-raad
de
kwestie
leer mid delen beleid
3
Programma Leermiddelenbeleid VO-raad
VOORWOORD
m a at w e r k e n m o t i vat i e
33 projectscholen Atlas College, Hoorn Baudartius College, Zutphen Berlage Lyceum, Amsterdam Calvijn College, Goes College Vos, Vlaardingen Corderius College, Amersfoort Corlaer College, Nijkerk CS Vincent van Gogh, Assen Dr Nassau College, Assen Hervion College, Den Bosch Krimpenerwaard College, Krimpen a/d IJssel Lentiz / Reviuslyceum, Maassluis Liemers College, Zevenaar Montaigne Lyceum, Den Haag Oranje Nassau College, Zoetermeer Pallas Athene College, Ede RSG Pantarijn, Wageningen Pleincollege Bisschop Bekkers, Eindhoven Pouwer, Utrecht ORS Lek en Linge, Culemborg OSG Erasmus, Almelo OSG De Rietlanden, Lelystad Scala College, Alphen a/d Rijn Schoonhovens College, Schoonhoven SCZ Picasso Lyceum, Zoetermeer SG Dalton, Voorburg SG Van der Capellen, Zwolle SG Schravenlant, Schiedam Stedelijk College Eindhoven, Eindhoven Stedelijk Lyceum, Enschede UniC, Utrecht Van der Capellen Scholengemeenschap, Zwolle Wolfert Pro, Bergschenhoek
Leermiddelenbeleid zorgt voor zinvolle, concrete gesprekken tussen docenten én schoolleiding over organisatie, team, vak, docentrol en leerling. Eigenlijk over alles wat met het primaire onderwijsproces te maken heeft. Leermiddelen raken het hart van het onderwijs. Dat blijkt uit de ervaringen van 33 scholen die het afgelopen jaar projecten Leermiddelenbeleid hebben uitgevoerd, met welkome steun van het Ministerie van OCW. De centrale thema’s in alle plannen en ideeën zijn maatwerk en daarmee meer motivatie voor docenten en leerlingen en meer ict. Maar hoe realiseer je dat? De zoektocht van docenten naar het beste leermateriaal gaat over het vinden van de optimale mix voor de eigen school, het eigen vak. En dat is een mengeling van methoden, open leermateriaal, zelf gearrangeerd of ontwikkeld materiaal, in digitale vorm of op papier. Scholen bevinden zich nu op een scharnierpunt: een open veld van zelf bepaalde inhoud, meer digitaal en andere financiën ligt voor ons. Complex is het aanbrengen van samenhang in al die aspecten. Hoe vullen we het taakbeleid in, wat zijn de keuzecriteria voor leermiddelen en wie besluiten daarover? We staan aan het begin van een nieuw tijdperk op het gebied van leermiddelenbeleid en leermiddelengebruik. Deze nieuwe aandacht komt goed uit. Want de docent, als belangrijkste regisseur van het leerproces van leerlingen, heeft een rijk en eigentijds instrumentarium aan hulpmiddelen nodig om onderwijs aantrekkelijk te houden. Graag citeer ik Lieneke Jongeling (lid van de adviesgroep), overleden in december: ‘Denk groot, doe klein, gebruik alle nieuwe technologie, geef elke docent een laptop en focus op een schooleigen styling van je leermateriaal’. Zij heeft zich de afgelopen jaren met veel enthousiasme en deskundigheid ingezet voor nieuwe flexibele leermiddelen. Wij zijn haar veel dank verschuldigd en zullen haar ruimhartige inzet en inspiratie blijvend missen. Veel dank en bewondering is er voor de deelnemende scholen, die met grote inzet het nieuwe onderwerp leermiddelenbeleid opgepakt hebben en bereid waren hun ervaringen te delen. Een eerste stap is gezet. In deze uitgave komen alle kwesties aan bod en vindt u praktische informatie over hun aanpak, successen en obstakels. De gedetailleerde eindrapportage en plannen leermiddelenbeleid van ruim tien scholen kunt u in zijn geheel vinden op vo-raad.nl en leermiddelenvo.nl. De VO-raad zal - samen met anderen- de schoolleiding en docenten de komende jaren blijven ondersteunen in hun ambities voor hun leermiddelenbeleid. Pieter Hendrikse, voorzitter Adviesgroep Programma Leermiddelenbeleid
5
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
IN H O U D Scholen enthousiast over nieuw leermiddelenbeleid
6
33 projecten uitgevoerd: een eerste stap is gezet
Dr. Nassau college:
8
activerende didactiek met nieuwe technologie
Maatwerk : wél te doen en níét te duur
9
Het Atlas College:
19
‘De schoolleiding ziet het leren weer als hoofdthema van de gesprekken met docenten, daar past nadenken over leermiddelen naadloos in.‘
(dat kan als je gebruik maakt van ‘massamaatwerk‘)
Successen en obstakels
13
E n 4 8 a n t w o o r d e n o p s i m p e l e é n complexe p r a k t i j k v r a g e n
10
Over bewustwording, motivatie en samenwerken én over tijd, fte’s, ict en plannen doorrekenen
Hoge verwachtingen van open leermiddelen
26
Tien tips voor de werkgroep
27
Budget te klein? Denk schooleconomisch!
28
40
Samen denken over en werken met leermiddelen inspireert docenten en schoolleiding
Over de materiële en immateriële kosten en baten
LeermiddelMentality: koester de verschillen van docenten
De bevlogen docent
30
Onderzoek geeft inzicht in de diverse houdingen ten opzichte van leermateriaal
Curriculum en kiezen (SLO)
42
80/20-denken helpt bij keuzes scholing en leermiddelen
43
Praktijkonderzoek bij Durven, Delen, Doen (VO-raad)
46
Onderzoek gaat door
48
Universiteit Twente zocht uit wat we weten (en wat niet) over welk soort digitaal leermateriaal werkt
De LeermiddelenMix bevat 5 vragen voor maatwerk
20
Ik ben een ‘tevreden coach’. Nou en? 33 LeermiddelMentality-test in de praktijk
(Met logboek van docente Nederlands)
6
7
Zeg wat je bedoelt bij ict
20
Andere taken: wie doet wat?
34
Meer ict-scholing, ander taakbeleid, nieuwe competenties en soms besluit de schoolleiding
Dalton Voorburg maakt zelf en Calvijn College kiest verantwoord
11
Het beste leermateriaal voor iedere leerling tegen de beste prijs i(Innovatieplatform-Vo)
Leermiddelenbeleid in de kritische praktijk
Etiketten op leermiddelen verwarren 12 Betrek leerlingen bij evaluatie (Laks)
13
Programma van Eisen voor leermateriaal is breed inzetbaar
14
Zeven basiskenmerken in de PvE’s Eerst lessen maken, dan het curriculum (of andersom)
Wel of niet zelf aan de slag?
35
36
Over de voor- en nadelen van zelf ontwikkelen en arrangeren van leermateriaal
Doen! (Want ict geeft oplossingen en is een maatschappelijk gegeven)
Wat in 2019? Vroeger was het niet beter
53
Colofon
65
Met bijdragen en reacties van AOC Raad • CMHF • Codename Future • GEU
15 18
52
22
Ict-kans 1: bedrijfszekere hardware Ict-kans 2: goede software én content Ict-kans 3: versterk de brainware
Ervaringen van acht AOC’s, vmbo-groen (AOC Raad)
Samen in Wikiwijs (Kennisnet en RdMC/OU)
24
Doe een nulmeting, creëer ’eigenaarsgevoel‘ bij docenten, focus niet alléén op digitaal en meer adviezen
91% docenten : ‘Een goed leermiddel maakt leerlingen nieuwsgierig.’ En meer meningen
38
• ILO/UvA • Innovatieplatform-Vo • Kennisnet • Laks • Lerarenkamer • LPC • Malmberg • Noordhoff Uitgevers • OCW • Platform VVVO • Platforms VMBO • RdMC /OU • SBL • SLO • ThiemeMeulenhoff • UT Twente
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
scholen enthousiast over leermiddelenbeleid 33 Projecten afgerond: een eerste stap gezet
Binnen het Programma Leermiddelenbeleid voerden 33 pilotscholen projecten leermiddelenbeleid uit. Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste resultaten daarvan. Leermiddelenbeleid raakt het hart van het onderwijs. Er komen namelijk een aantal zaken in samen: de wens om de leerling meer maatwerk te bieden, de behoefte aan een meer schooleigen curriculum, aan meer ict, en de mogelijkheden van andere financieringsvormen. De interesse voor dit beleid is gewekt. Het is – soms tot ieders verrassing – een heel relevant onderwerp. Leermiddelenbeleid fungeert als motor voor een direct gesprek met docenten over onderwijs, schoolontwikkeling en innovatie.
8
Ict ondersteunt zowel de interne als de externe communicatie, is een hulpmiddel in de organisatie van het onderwijsproces en in de digitalisering van het leermateriaal. Met de digitalisering van leermateriaal wordt gepoogd ook de andere functies van ict beter te implementeren.
De onderbouw is dominant. Bij het nadenken over nieuwe of andere leermiddelen, de inzet van laptops en het veranderen van het curriculum draait het vooral om (bepaalde vakken en projecten in) de onderbouw.
Leermiddelenbeleid versterkt het bewustzijn over en het draagvlak voor de onderwijsvisie.
De leermiddelen voor bovenbouw en tweede fase lijken geen bijzondere aandacht nodig te hebben.
Het zorgt daarmee voor een sterkere samenhang binnen de school, zowel pedagogisch, (vak)didactisch als organisatorisch.
Wel spelen de bezuinigingen in de tweede fase havo/vwo een rol.
Een schoolbreed leermiddelenbeleid bevat een visie op: • de massamaatwerkverhouding: de verhouding
tussen het gebruik van leermateriaal gemaakt via massaproductie en via maatwerkproductie; • een bijbehorende individuele benadering van docenten in scholing en taakbeleid; • een meerjarenplan ten aanzien van ictinvesteringen; • de eigen schooleconomie. Bij een schooleconomisch perspectief gaat het niet alleen om financiën en de materiële lasten en baten, maar ook om de immateriële lasten en baten, zoals motivatie.
De complexiteit van het onderwerp staat concrete plannen nog in de weg Voor de motivatie van docenten en leerlingen biedt ’ander, nieuwe leermateriaal’ een prachtige kans. Maar wat is precies ’anders en nieuw’? Het bepalen van de massamaatwerkverhouding en het benoemen van het juiste leermateriaal voor de juiste leeractiviteit in de juiste vorm is ingewikkeld.
Scholen met meer ervaring kunnen de voor- en nadelen van hun oplossingen voor meer maatwerk of voor ander leermateriaal beter benoemen. • Scholen realiseren zich dat ze moeten nadenken
•
•
•
•
over de verhoudingen in maatwerk: wat komt uit de methode, wat is schooleigen en wat is docenteigen materiaal? Ze vinden het van belang dat docenten weten wat het basiscurriculum is en wat vervangend kan zijn voor de methode. Ze zijn zich ervan bewust dat het zelf ontwikkelen van leermateriaal voor een heel curriculum kostbaar is en dat niet iedereen dit kan. Ze geven aan dat het zelf ontwikkelen en arrangeren van leermateriaal motiverend is voor docenten en heel nuttig kan zijn bij slechte onderwijsresultaten. Ze denken genuanceerd over digitaal leermateriaal: er moet een koppeling zijn met een leeractiviteit.
De schoolleiding voelt primair de behoefte om het leermiddelenbudget te beheren en te beheersen. De leiding beseft dat tot nu toe de docent min of meer autonoom was in zijn keuze voor leermiddelen. Schoolleiders zien nieuwe eisen aan leermateriaal als een belangrijk middel om docenten extra te motiveren. Leermiddelenbeleid geeft ook ruimte voor een extra impuls aan ictbeleid en aan het beter integreren daarvan in het algemene schoolbeleid.
Schoolbreed leermiddelenbeleid is voor de meeste docenten nog geen dagelijkse praktijk. Leerlingen zijn nauwelijks betrokken bij het formuleren van leermiddelenbeleid.
Elke school wil maatwerk in leermateriaal. Hoe de verhoudingen liggen, schoolbreed of per vak, is een moeilijke puzzel.
Een belangrijke zorg is de ictinfrastructuur. Digitaal leren vereist voldoende computers, een feilloos en snel internet, eenvoudige inlogprocedures en een betrouwbare stroomvoorziening. Daarnaast moeten docenten over goede ict-vaardigheden beschikken, zowel technisch als (vak)didactisch. Geen enkele school lijkt op dit moment aan al deze voorwaarden te voldoen.
Vrijwel geen enkele school beschikt over expliciete, schoolbrede criteria voor lesmateriaal. Het gezamenlijk opstellen van een lijst met criteria is zeer bevorderlijk voor de motivatie van alle docenten.
Het werkboek is bij een aantal vakken niet nodig. Scholen hebben weinig interesse in functie, rol en verdiensten van distributeurs. Met veel hoop en verwachting kijken de projectscholen uit naar de verschillende open (gratis) databanken. Men wil vooral meer technische en (vak) didactische ict-scholing voor docenten. Geld is geen dominant thema. Er is weinig bekend over de financiële mogelijkheden van de plannen. Het ontwerpen van een financiële meerjarenstrategie heeft op dit moment niet veel aandacht.
De tijd die docenten hebben voor het ontwikkelen en arrangeren van leermiddelen verschilt. Sommige projectscholen hebben geen probleem met het uitroosteren van docenten voor het zelf ontwikkelen of arrangeren van materiaal voor de eigen lessen of schoollessen. Voor hen speelt in deze context het lerarentekort niet. Maar er zijn ook scholen die aangeven dat hun docenten er geen tijd en expertise voor hebben.
Meer informatie De formele eindrapportage van het Programma Leermiddelenbeleid van de VO-raad beschrijft uitgebreid alle plannen en het verloop van de projecten van de 33 pilotscholen. De rapportage is te downloaden via www.leermiddelenvo.nl. Ook zijn ruim tien beleidsplannen integraal beschikbaar.
‘Met integraal leermiddelenbeleid kunnen scholen in het voorgezet onderwijs het beste uit hun leerlingen halen. Integraal leermiddelenbeleid betekent dat de school kan beargumenteren welke leermiddelen nodig zijn, de docenten achter die keuze staan en ermee kunnen werken. Daarbij hoort een ict-infrastructuur die daar naadloos op aansluit.’ Marja van Bijsterveldt, staatssecretaris Ministerie van OCW
9
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
Dr. Nassau College, Assen Activerender didactiek door moderne en flexibele leermiddelen Naam school
Dr. Nassau College, Assen
Schoolsoort
gymnasium/vwo/havo
Aantal leerlingen
1500
Prijs leermiddelenpakket
2008/2009
€ 398
2009/2010/2011
€ 388
Ouderbijdrage
2008/2009
€ 57
2009/2010/2011
€ 57
Leermiddelenbeleidsplan
10
Ambities De verdere ontwikkeling van activerende didactiek speelt een belangrijke rol. Het Dr. Nassaucollege wil daarom nadrukkelijk moderne, digitale communicatiemiddelen als sms, msn, Hyves, blogs en gaming betrekken. Ook flexibele leermiddelen, waarbij leerlingen individueel en zelfstandig hun leerproces bepalen, worden noodzakelijk geacht. De school streeft ernaar dat in 2015 (wanneer de nieuwbouw is gerealiseerd) circa 30% van alle leermiddelen uit eigen ontwikkeld materiaal bestaat. Op langere termijn zal dit percentage oplopen tot 100%. Met de pilots Digiklassen Unit X en Culturium en ontwikkeling van de creatieve vakken verkent de school de verdere mogelijkheden en de uitwerking. De school investeert jaarlijks 2 fte (€ 120.000) in ontwikkeltijd en streeft een besparing na van 50% op werkboeken. Het streven is om het percentage digitale leermiddelen te laten stijgen tot circa 50%. Motieven Dr. Nassau College arrangeert en ontwikkelt al enige tijd eigen, digitale leermiddelen. De school wil deze activiteiten graag in een locatiebreed beleid plaatsen. Daarnaast wil de school anticiperen op de invoer van de lumpsumfinanciering, de aflopende contracten met de tussenhandel, en de Europese aanbesteding.
Aanpak
Werkgroep In een werkgroep van vijf personen is het beleidsplan ontwikkeld. De werkgroep bestond uit de locatiedirecteur (projectleider), de beleidsmedewerker ict (opsteller beleidsplan), twee onderwijsontwikkelaars en de facilitymanager (financiën/aanbesteding).
Rol docenten Docenten hebben per vakgroep in een enquête aangegeven hoe zij huidige leermiddelen gebruiken en welke veranderingen zij in de toekomst verwachten. Rol leerlingen/ouders Brugklasleerlingen worden in het schooljaar 2010/2011 geënquêteerd over leermiddelen. Updates/onderhoud Maandelijks wordt de kwaliteit van leermiddelenbeleid gemeten en geëvalueerd in het managementteam, de unit en individueel met docenten en leerlingen. Het conceptbeleidsplan wordt besproken in directie en MR.
Succesfactoren • Ontwikkeling van leermiddelenbeleid draagt bij aan een
betere bewustwording van de rol van de onderwijskundige visie, ict, financiën, personeel en organisatie. • Leermiddelenbeleid bundelt losstaande onderwijskundige ontwikkelingen. • Leermiddenbeleid leidt tot een hoger kostenbewustzijn. • Leermiddelenbeleid leidt tot een kwalitatieve impuls aan het onderwijs.
Obstakels • Op financieel gebied blijven vragen over, onder andere
doordat er nog gepraat moet worden over de Europese aanbesteding. • Het aanbod aan met name digitale leermiddelen bevindt zich in een enorme stroomversnelling. Daardoor valt niet precies te voorspellen in welke richting het zal gaan. Daarom moet het beleidsplan volgens de school niet gezien worden als een onwrikbaar document.
len in o h c s 3 3 an alle aad.nl en v n e g n -r vattin planne ww.vo e w l e p h samen o e g ge ook 10 pporta , l a r n . d o n v i e en middel r e e l . www
maatwerk:
wél te doen en níét te duur (dat kan als je gebruik maakt van ’massamaatwerk’)
Bij leermiddelenbeleid gaat het ook over de verhouding tussen ‘massa’ en ‘maatwerk’. Elke school wil maatwerk in leermateriaal. Maar wat is een goede verhouding tussen materiaal gemaakt via massaproductie en via maatwerkproductie? Hoe de verhoudingen precies liggen, schoolbreed of per vak, is een puzzel die elke sectie of team zelf oplost en bepaalt.
Wat is massamaatwerk?
Er is een aantal varianten in de omschrijvingen, maar het doel van massamaatwerk is helder. Dat is: de voordelen van een efficiënte massaproductie koppelen aan de voordelen van de stukproductie voor de individuele gebruiker, zodat er maatwerk ontstaat. 1M assamaatwerk kun je zien als de verhouding tussen het gebruik van (open) leermateriaal gemaakt via massaproductie enerzijds en maatwerkproductie anderzijds. Daarmee ontstaat een geheel van ‘eigen schoolleermiddelen’ per vak of leergebied.
Wat is de optimale verhouding in uw school, per vak of leergebied?
De figuur hieronder laat een aantal massamaatwerkvarianten zien. Ze kunnen bepaald worden voor vakken, leergebieden, of voor de school als geheel. De variabelen zijn: • het soort materiaal (leerteksten, opdrachten, multimediaal, interactief leermateriaal) passend bij de leeractiviteit • de herkomst • de drager: digitaal of print • de omvang: curriculumdekkend of leseenheden • ’gratis of open’ of betaald
2M assamaatwerk (mass customization) is de term die gebruikt wordt om via een massaproductiemethode maatwerk te leveren voor de gebruiker: de leerling of docent. 3 M assamaatwerk geeft de gebruiker een plek in de productieketen (consumer-co-design). Door samenwerking van gebruikers en producenten bij het maken en assembleren van leermateriaal kun je producten op maat maken, waarbij de productiekosten én de afnemersprijs gelijk zijn aan die bij massaproductie.
Waar is meer informatie te vinden? www.mass-customization.de/ www.groningersociologen.nl/artikelen/watscholenbeweegt.pdf In opdracht van het CITO schreef prof.dr. Sietske Waslander een rapport over massamaatwerk, onderwijspraktijk en examens in het voortgezet onderwijs: ”Wat scholen beweegt”. Infobladen over leermiddelenbeleid voor docenten en schoolleiding nr.17: massa en maatwerk, www.leermiddelenvo.nl
a b c d
‘Een effectieve en gevarieerde inzet van leermiddelen is een voorwaarde voor maatwerk voor leerlingen en leidt tot maximalisering van ieders talent.’ Sjoerd Slagter, voorzitter VO-raad
11
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
Succ e s s e n e n o b s ta k e l s Over bewustwording, motivatie en samenwerken én over tijd, fte’s, ict en plannen doorrekenen Voorbereiding: waar gaat het precies om?
12
In de voorbereidingsfase zochten de scholen uit waar het nu precies om gaat bij leermiddelenbeleid. Het is tenslotte een nieuw thema en er is nog maar kort expertise opgebouwd op dit gebied. De scholen verkenden het onderwerp en bakenden het af door informatie te verzamelen: • buiten de school – via literatuuronderzoek; – via bezoeken aan collega-scholen; – door workshops en uitwisselbijeenkomsten bij te wonen. • in de school – door docenten te enquêteren; – door gesprekken met leerlingen te voeren (één school).
Uitvoering: aandacht voor draagvlak
Vervolgens schreef een werkgroep een leermiddelenbeleidsplan. De werkgroep toetste het draagvlak in de organisatie en zette projecten uit waarmee het beleid werd uitgevoerd. Veel scholen maakten gebruik van een Programma van Eisen (PvE) voor leermiddelen. Zo’n PvE kan fungeren als richtsnoer van het leermiddelenbeleid in samenspraak met docenten. Het Liemers College organiseerde bijvoorbeeld workshops voor verschillende geledingen binnen de school. Tijdens deze bijeenkomsten zijn aan de hand van een criterialijst leermiddelen gewaardeerd. Daarna is in de secties kritisch gekeken naar de huidige leermiddelen. De secties formuleerden wensen voor toekomstig leermateriaal. Dat wensenlijstje vormde samen met andere beleidsdocumenten (over financiën, personeel en ict) de input voor het conceptplan leermiddelenbeleid, dat werd opgesteld door de projectgroep. Het concept is voorgelegd aan de directie en de afdelingsleiders, en uiteindelijk aan de medezeggenschapsraad.
Meer informatie: Eindrapportage Programma Leermiddelenbeleid, www.vo-raad.nl, www.leermiddelenvo.nl
Leermiddelenbeleid in de praktijk:
Dalton Voorburg maakt zelf en Calvijn College kiest verantwoord Het leermiddelenbeleid is een optelsom van een aantal zaken. Als het goed is ziet die som er als volgt uit:
Succesfactoren en obstakels in het project
Uit de projecten kwamen de volgende succesfactoren naar voren: – duidelijke sturing op basis van kaders die zijn doorgesproken met de medezeggenschapsraad (ORS Lek en Linge); – op tijd beginnen met de ontwikkeling van het plan en zo breed mogelijk collega’s erbij betrekken, liefst mensen met verschillende taken en perspectieven. Het beleid is gebaseerd op wat er in de praktijk al gebeurt en op wat nodig is (Stedelijk College Eindhoven); – aandacht voor zowel de kwaliteit als de prijs van leermiddelen. Die aandacht ontstaat vanzelf omdat de lumpsumfinanciering consequenties heeft voor het leermiddelenbudget (Schoonhovens College); – afstemming met het ict-beleidsplan: actiepunten vanuit de workshops kunnen worden opgenomen in het ictbeleidsplan. De workshops hebben geholpen bij de verdere gedachtenvorming over de invoering van digitalisering (Picasso Lyceum). Uit de projecten kwamen de volgende obstakels naar voren: – het invoeringsplan van laptopklassen was te vooruitstrevend. Daarom is opnieuw een discussie ontstaan over de vraag waar en hoe leermiddelen verkregen kunnen worden (Van der Capellen Sg); – docenten moeten nog uit de startblokken komen (Vincent van Gogh); – er is te veel tijd nodig voor overleg en analyse. Als je het goed doet, moet een beleidsplan in ongeveer driekwart jaar te maken zijn (Scala College); – weerstand van sommige collega’s: zij vinden het moeilijk dat het schoolbeleidsplan invloed kan hebben op de dagelijkse gang van zaken in de les (Pleincollege Bisschop Beckers); – veel werk voor de docent. Het zoeken en vinden van geschikte leermiddelen is voor de gemiddelde docent arbeidsintensief (De Rietlanden); – leermiddelenbeleid is een complexe materie. Het heeft raakvlakken met eigenlijk elk beleidsterrein. Het is daarom nodig eerst de definities helder te krijgen. Dit voorkomt veel ruis (Osg Erasmus).
leerlingen moeten beter kunnen leren met behulp van de gekozen (goede en betaalbare) leermiddelen
+
de school kiest de leermiddelen, koopt ze, of organiseert het zo dat ze zelf te arrangeren of te maken zijn
+
docenten moeten hiervoor voldoende tijd en deskundigheid hebben
+ =
dit gebeurt in samenhang
(Integraal) leermiddelenbeleid
Scholen zeggen er over: ‘Leermiddelenbeleid raakt verschillende beleidsterreinen en versterkt zowel het onderwijskundige, personele als financiële beleid van de school. Leermiddelenbeleid leidt tot beter afgewogen keuzes in de aanschaf van leermiddelen‘ (Wolfert PRO). Of: ‘Het leermiddelenbeleidsplan heeft als doel antwoord te geven op de vraag: hoe kunnen we met de mensen en de financiën die we hebben onze onderwijskundige uitgangspunten de komende jaren waar blijven maken, ondanks een bezuiniging van 10-15%‘ (Pleincollege Bisschop Beckers).
Dalton Voorburg zet in op zelf ontwikkelen Scholengemeenschap Dalton Voorburg wil inzetten op het verder ondersteunen van secties om vervangend (digitaal) leermateriaal te maken, want de leerresultaten zijn daardoor verbeterd bij bepaalde vakken. Aspecten van de plannen zijn: • benutten van de ervaring van secties wiskunde en Frans; • evaluatie door de schoolleiding van de ontwikkelingen rond DigilessenVO, Wikiwijs en de Open Leermaterialenbank; • vaststelling hoe de komende jaren beter voldaan kan worden aan de tien eisen die aan goed leermateriaal gesteld worden; • secties maken hun ambities kenbaar voor het structureel ontwikkelen van leermateriaal; • drukkosten van zelf ontwikkeld materiaal worden bekostigd vanuit de lumpsum voor leermiddelen, terwijl ontwikkeltijd uit het personele budget komt.
Calvijn College zet in op verantwoord kiezen Met een leermiddelenbeleid wil het Calvijn College zich voorbereiden op de aanschaf van leermiddelen naast de methodes van uitgevers. Ook wil de school docenten ondersteunen bij het kiezen en arrangeren van digitale leermiddelen. De school heeft organisatorische en procedurele aanpassingen doorgevoerd voor het kiezen van leermateriaal. Daarnaast zijn 22 algemene kwaliteitseisen en vijf technische eisen ontwikkeld om een betere keuze te kunnen maken in de veelheid aan (digitaal) lesmateriaal. De school werkt met een gefilterd internet. De verwachting is dat de komende jaren hoogstens incidenteel leermateriaal gearrangeerd en ontwikkeld zal worden.
13
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
48 simpele én complexe praktijkvragen
Betrek leerlingen bij evaluatie! Innovatie door ict en nieuwe leermiddelen kun je het beste op waarde schatten als je ermee gewerkt hebt. Achteraf dus. En wie werkt het vaakst met de meeste leermiddelen? Inderdaad, de leerling!
Emiel Willms, voorzitter Laks
14
'Het is evident dat leerlingen betrokken moeten worden bij ict-vernieuwingen. Grijzer wordt het bij de keuze van lesmethode. Het lijkt het Laks goed dat daar optimaal gebruik wordt gemaakt van leerlingervaringen in het evaluatietraject. In het algemeen kan een leerling heel goed oordelen of leermateriaal prettig werkt. Maar net als voor ieder ander blijft het makkelijker om te oordelen over iets waar je al mee gewerkt hebt, dan iets wat totaal nieuw is. Docenten weten zelf ook welk lesmateriaal goed werkt bij hun leerlingen. Maar ik denk dat de beste docenten het gewoon vragen aan leerlingen die bijvoorbeeld al een jaar met een lesmethode hebben gewerkt. Natuurlijk is het de docent die een lesuur maakt of breekt. Maar we zijn het er allemaal over eens dat de faciliteiten daarvoor wel moeten worden geboden met leermiddelenbeleid. Het is niet het één of het ander, het is beide. Uiteindelijk moet in de toekomst iedere docent en iedere leerling een laptop hebben, maar dit moet niet overhaast worden ingevoerd. Opvallend is dat bijvoorbeeld de digitale schoolborden een enorme vlucht hebben genomen, maar leerlingen vaak beter weten hoe ze werken dan de docenten zelf.'
'Alleen in het onderwijs is de klant geen koning: leerlingen hebben geen stem bij de keuze van leermiddelen. Dat vind ik een gemiste kans. Betrokkenheid zorgt voor motivatie, motivatie zorgt voor presteren.' Geeske Steeneken, directeur Codename Future
1
Etiketten op leermiddelen verwarren In uitspraken over leermiddelen maken pilotscholen onderscheid tussen enerzijds traditionele, papieren materialen en anderzijds digitale, moderne of alternatieve leermiddelen. De eerste categorie leermiddelen is in deze perceptie afkomstig van educatieve uitgevers, heeft de vorm van een boek en is relatief prijzig. De tweede categorie is afkomstig van diverse aanbieders op internet, heeft een flexibel en interactief karakter en is gratis of voor weinig geld beschikbaar. De werkelijkheid is minder duidelijk. Educatieve uitgevers leveren bijvoorbeeld zowel boeken als digitale leermiddelen, terwijl digitale leermiddelen van andere aanbieders op internet niet altijd gratis en flexibel zijn. Als ze niet gratis zijn moet de gebruiker bijvoorbeeld een licentie aanschaffen of ook zelf materiaal beschikbaar stellen. Ook hoeft een digitaal leermiddel niet flexibel te zijn. Online-leermateriaal levert bijvoorbeeld niet altijd feedback. En hoewel internet het distributiekanaal is, is een digitaal leermiddel soms niet meer dan een tekstbestand dat vanaf het scherm gelezen moet worden of dat de docent moet downloaden en printen. Het onderscheid tussen een traditioneel leermiddel (boek) en een modern leermiddel (digitaal) is correct voor zover het over de drager, het medium gaat. Het onderscheid is minder geschikt om algemene uitspraken te doen over de didactische mogelijkheden, de flexibiliteit, de soort aanbieder of de prijs. Dat betekent in de praktijk dat elk leermiddel – boek of digitaal – afzonderlijk moet worden beoordeeld op sterktes en zwaktes.
Wat is leermiddelenbeleid?
Leermiddelenbeleid is dat wat je als school wilt dat leermiddelen zijn, doen, hoe je eraan komt en hoeveel tijd en geld dit alles kost. Soms wordt het woord beleid ook gebruikt voor nieuwe dingen doen: ‘we gaan beleid maken’. Het gaat dus om het geheel van bestaande én nieuwe ambities voor leermiddelen. In praktijk leiden die vaak tot schoolontwikkeling en innovatieve projecten. Een leermiddelenbeleidsplan is het schriftelijke eindresultaat van het denk- en besluitvormingsproces over leermiddelenbeleid binnen een school.
2 Hoe zorg ik dat een plan
gelezen wordt?
5 Hoe betrek je leerlingen? Tot nu toe wordt zelden aan leerlingen gevraagd wat ze van het gebruikte leermateriaal vinden. Terwijl dat – los van voorkeuren voor vakken of docenten – veel inzicht kan geven. Enkele scholen hebben er daarom een begin mee gemaakt. Op het College Vos zijn vragen gesteld als: welk boek gooi je het liefst in de haard en welk stop je met plezier in je tas? Op het Corlaer College, waar veel projectmatig wordt gewerkt met eigen opdrachten, zijn naar aanleiding van de vragenronde de opdrachten aangepast. Ze bleken in sommige periodes te veel op elkaar te lijken, het waren voornamelijk verslagen en presentaties. Een derde school liet leerlingen elkaar interviewen over hun eigen lesmateriaal. Het team bekeek de opgenomen interviews.
Maak een samenvatting van één pagina (anders weet je zeker dat de grootste groep collega’s er geen tijd voor neemt).
6
3
Een voorwaarde voor goed onderwijs is een goed leermiddel, dat is de mening van 81% van de docenten. 70% vindt het belangrijk dat de school een leermiddelenbeleid heeft. Slechts 51% vindt dat iedere docent betrokken zou moeten worden bij het formuleren van het schoolbrede leermiddelenbeleid. De meeste docenten zijn vooral geïnteresseerd in leermateriaal en leermiddelenbeleid voor hun eigen vak (Motivaction 2009).
Alle scholen hebben een projectgroep leermiddelenbeleid ingesteld. Meestal zaten daar directieleden en docenten in, mensen die zich met ict en financiën bezighouden en natuurlijk met onderwijsinhoud. Bijvoorbeeld de werkgroep van het Schoonhovens College bestond uit: de locatiedirectie, hoofd financiën, twee ict-medewerkers en de commissie kwaliteitszorg. Het hoofd financiën maakte een financiële analyse van de boekenlijst. De ict-medewerkers zetten de wensen van docenten af tegen de haalbaarheid en wenselijkheid van ictontwikkelingen in de school, terwijl de commissie kwaliteitszorg het beleidskader controleerde.
4
7
Leermiddelen zijn toch leuker dan beleid?
Hoe snel gaat dat?
In de projecten hadden de scholen vier tot vijf maanden nodig om een (concept)leermiddelenbeleidsplan te maken: ´een impulsproject in een hogedrukpanformule´, aldus Wolfert Pro. Het kost tijd om helder te krijgen waar het om gaat en om partijen zoals de financieel directeur, arrangeurs en ict-coördinatoren om de tafel te krijgen. Maar ook de vertaling van de onderwijsvisie naar een Programma van Eisen (PvE) voor leermiddelen is niet zomaar gedaan.
Wie zitten in de projectgroep?
Wat gebeurt er in de onderbouw?
De onderbouw is sterk vertegenwoordigd in de plannen. Het gaat bij de inzet van nieuwe of andere leermiddelen al snel over de eerste leerjaren. Dat geldt ook voor het starten van laptopklassen. Er is veel aandacht voor activerende didactiek, competentiegericht of levensecht leren, en vakoverstijgend (project)onderwijs. Dit is een logisch gevolg van de vernieuwde onderbouw.
15
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
Programma van Eisen voor Eerst de onderwijsvisie
16
leermateriaal is breed inzetbaar
De onderwijsvisie staat bij alle scholen aan de basis van het leermiddelenbeleid. Maar hoe vertaal je onderwijskundige ambities zoals ‘onderwijs op maat’, ‘samenwerkend leren’, ‘excellent onderwijs’ of ‘in toenemende mate verantwoordelijkheid nemen voor het leerproces’ naar eenduidige eisen aan leermateriaal? Het College Vos houdt het kort. De school heeft drie criteria geformuleerd onder het motto Triple A: actueel, activerend en aangepast aan de leerling. Het Liemers College en SG Dalton Voorburg hanteren ieder tien criteria, terwijl het Scala College 37 eisen heeft vastgesteld. Het formuleren van eisen aan lesmateriaal leidt tot enthousiast en betrokken overleg tussen collega’s. Vaak is men verbaasd dat een dergelijke exercitie niet eerder is gedaan. Men is eensgezind in de overtuiging dat een goed leermiddel cruciaal is voor goed onderwijs.
Dan een Programma van Eisen (PvE) Om de vertaalsslag van onderwijsvisie naar eisen aan het lesmateriaal (in een PvE) te kunnen doen, moet grip worden gekregen op de veelheid aan vakken, leerjaren en niveaus. De pilotscholen hebben daarom eerst een informatieronde gedaan: ze hebben schooldocumenten geraadpleegd, diepte-interviews gehouden en (digitale) vragenlijsten uitgezet. Vervolgens kon de lijst met eisen aan het leermateriaal tot stand komen. Incidenteel zijn leerlingen of ouders hierbij betrokken. Sommige werkgroepen hebben alleen op basis van het schoolplan de onderwijsvisie vertaald naar criteria waaraan het lesmateriaal moet voldoen. Hun collega’s konden hier vervolgens feedback op geven.
Zeven basiskenmerken in de PvE’s Sterke overeenkomsten tussen PvE’s Uit de PvE’s blijkt dat volgens de meeste scholen een leermiddel moet voldoen aan zeven kenmerken:
1
maatwerk mogelijk maken
5
samenwerkend leren bevorderen
2
leerlingen motiveren
6
aansluiten bij de actualiteit
3
variatie bevatten
7
aansluiten bij kerndoelen en eindtermen
4
zelfstandig leren en werken bevorderen
Het woord ‘maatwerk’ speelt in alle beleidsplannen een belangrijke rol, net als een aantal equivalenten daarvan, zoals ‘differentiatie in tempo en niveau’, ‘aansluiting bij interesses van leerlingen’, ‘rekening houden met leerstijlen’, ‘talentontwikkeling’, en ‘het rechtdoen aan verschillen’.
en eindtermen’. In de PvE’s staan waarschijnlijk weinig leerstofinhoudelijke criteria omdat deze alleen precies per vak, leergebied of leerjaar beschreven kunnen worden. Dat is misschien ook de reden dat PvE’s weinig uitspraken doen over het type leeractiviteiten, bijvoorbeeld aanleren, oefenen, herhalen of integreren.
Veel eisen aan leermiddelen hebben betrekking op pedagogiek en didactiek. Als er naar leerstofinhoud verwezen wordt, is dat vaak geformuleerd als ‘aansluiting bij kerndoelen
Eisen stellen aan eigen materiaal
Dat heeft een simpele oorzaak: de eisen zijn pas na de materiaalontwikkeling tot stand gekomen. Scholen geven aan dat ze het PvE in de toekomst wel gaan hanteren voor eigen materiaal. Dan gaan ze ook controleren of eigen materiaal voldoende tegemoet komt aan de sterk gevoelde behoefte aan differentiatie op tempo, niveau, leerstijl, talent en interesse.
In de 33 pilotscholen is zelf ontwikkeld en/of gearrangeerd lesmateriaal nog niet getoetst aan het programma van eisen.
En vervolgens het PvE inzetten Het PvE is een gereedschap. Pilotscholen willen dit gereedschap als volgt inzetten: controleren of de in gebruik zijnde leermiddelen aansluiten bij de onderwijsvisie; als richtlijn bij methodevervanging en aanschaf van andere nieuwe leermiddelen; als richtlijn bij het schrijven en goedkeuren van projectplannen rond lesmateriaal; als auteurs- en arrangeursinstructie bij het zelf ontwikkelen en arrangeren van materiaal; als instrument in het POP-gesprek om het gebruik van leermiddelen aan de orde te kunnen stellen.
Een onverwacht effect van het Programma van Eisen is dat aan het licht kan komen dat enkele schoolvisies aan herijking toe blijken te zijn; of dat scholingsbeleid, ictbeleid en vakwerkplannen geactualiseerd moeten worden.
'Het individueel leerportfolio wordt belangrijker dan het curriculum. En dan zijn standaardleermiddelen niet voldoende. Nieuwe inhouden en eigentijdse technologie ondersteunen docenten bij het optimaliseren van individuele talenten van kinderen.' Rob Sudmeijer, directeur-uitgever ThiemeMeulenhoff
'Om goed onderwijs te verzorgen heeft een docent gereedschap nodig. Dit gereedschap bestaat uit leermiddelen: methodes, projecten, hulpmateriaal én een goede leer- en werkomgeving. Onderwijskwaliteit is afhankelijk van leermiddelen. Leermiddelenbeleid is dus kwaliteitsbeleid.' Jan van Nierop, voorzitter van de Stichting Platforms VMBO
17
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
8 Wat gebeurt er in boven-
bouw en tweede fase?
De leermiddelen voor de bovenbouw en de tweede fase lijken geen bijzondere aandacht nodig te hebben. De gedachte daarachter is: ideeën en plannen starten in de onderbouw, daarna volgt vanzelf de bovenbouw en de tweede fase. Wat wel speelt is de financiering in de tweede fase havo/ vwo, omdat er moet worden bezuinigd. Vooral de financiering van leermateriaal voor keuzevakken is een probleem.
9 Heeft de MR
instemmingsrecht op het leermiddelenbeleid?
18
De medezeggenschapsraad heeft instemmingsrecht voor zover het gaat over de hoogte van de (vrijwillige) ouderbijdrage. Wet medezeggenschap op scholen: Artikel 14, lid 2d (gewijzigd per 1 augustus 2009), instemming door ouders: voor schoolkosten, met uitzondering van lesmateriaal als bedoeld in artikel 6e, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs. In artikel 6e is lesmateriaal als volgt omschreven: lesmateriaal dat naar vorm en inhoud is gericht op informatieoverdracht in onderwijsleersituaties en waarvan het gebruik binnen het onderwijsaanbod door het bevoegd gezag specifiek voor het desbetreffende leerjaar is voorgeschreven. Woordenboeken, een atlas en de schoolagenda, de rekenmachine, de laptop, kopieerkosten en zaken als sportkleding, gereedschap en schrijfmaterialen vallen hier buiten en zijn ter instemming van de MR. Meer info: www.minocw.nl/documenten/95750b.pdf
10 Woorden doen er toe Het woord leermiddelenbeleidsplan is niet echt motiverend voor een goede dialoog met docenten, terwijl het onderwerp leermiddelen juist voor veel enthousiasme zorgt. Het alternatief kan zijn: leermiddelplan. Dat klinkt een stuk beter.
11 Materiaal maken: wat
zelf doen en wat uitbesteden? Enkele scholen die al langer bezig zijn met het zelf ontwikkelen van overdraagbaar materiaal (voor een groter gedeelte van het curriculum) schakelen externen in. Deze deskundigen helpen bij de ontwikkeling of coördinatie en zoeken samenwerkingsverbanden op. Het Montaigne Lyceum beveelt externen aan bij een ingrijpende innovatie als het zelf maken van onderwijsmateriaal. Het Lyceum zou graag het eigen systeem willen delen met andere gelijkgestemde scholen. Het Stedelijk College Eindhoven heeft het maken van schooleigen materiaal geheel uitbesteed. UniC heeft een samenwerkingsverband opgezocht met gelijkgestemde scholen en een externe leermiddelontwikkelaar. Het Dalton in Voorburg hoopt een verbreding te organiseren via de vereniging van Daltononderwijs.
12 Wat zijn taken voor een
externe begeleider?
Sommige scholen hebben externe ondersteuning ingehuurd om het proces te begeleiden. Hoe duidelijker de opdrachtgever is, hoe beter de ondersteuning. Enkele tips bij het inschakelen van deskundigen zijn: • zorg voor een gespreksleider en een schrijver Iemand die dienend opschrijft wat er besproken is, kritische vragen kan stellen en het totaaloverzicht behoudt; • vraag naar de toegankelijkheid van de informatie Vraag een adviseur een klein en handzaam document te maken zodat iedereen in één oogopslag kan zien waar het over gaat en de hoofdlijnen begrijpt; • betrek docenten bij het afnemen van docentenenquêtes Overleg vooraf met de docenten over enquêtes, dat vergroot de waarde van de uitkomsten.
13 Waarom leidt digitaal
15 Vier workshops voor do-
De print- en kopieerkosten zijn verreweg de snelst groeiende kostenpost. Hoe kan dat met steeds meer digitaal werken? Blijft dat zo? Het meest gebruikte digitale leermateriaal in de school zijn leerteksten, opdrachten en projectmateriaal. Het is handig om die ook op papier te hebben. Docenten kijken opdrachten en werkstukken (ook al zijn die makkelijk in te leveren via de elo) graag na op papier want dat gaat sneller dan digitaal. Veel scholen signaleren dit probleem. Er is vaak met een leverancier een basisbedrag afgesproken voor zwart-witkopieën. Boven een bepaald aantal worden de kosten per kopie hoger. Kleurenkopieën zijn sowieso heel kostbaar. De kopieerkosten (inclusief algemene kopieën) gaan al snel per leerling naar € 50 als er geen stop op wordt gezet. Er zijn nog geen duidelijke oplossingen voor dit probleem voorhanden. Eén school meldt dat het laten drukken van materiaal goedkoper is dan kopiëren.
Workshop 1:
werken tot meer papier?
14 Is leermiddelenbeleid nieuw?
Om de een of andere reden is onderwijsland erg modegevoelig. Alles lijkt voortdurend te veranderen en nieuw te moeten zijn. Nieuw aan leermiddelenbeleid is: • de leermiddelen die de school gebruikt worden geijkt aan de schoolvisie; • het kiezen en/of maken van leermiddelen valt onder het schoolbeleid en is niet meer alleen een kwestie van secties of senior-docenten; • niet de ouders maar iedereen in school denkt na over de kosten van leermiddelen; • leermiddelen maken gebruik van nieuwe media en spelen in op nieuwe generaties leerlingen; • geen los ict-beleid of ict-groepjes, maar dit koppelen aan ‘traditionele’ leermiddelen. Dit alles kan al innovatief genoeg zijn. Zinnige vragen zijn dus allereerst: hoe doen we het nu en wat kan er beter?
centen
vinden jullie onze plannen werkbaar? Workshoponderdelen: presentatie uitgangspunten leermiddelenbeleid – discussie – concretisering door teams –uitwerken plan van aanpak – evaluatie.
Workshop 2: laten we eens op een rij zetten wat jullie nodig hebben Workshoponderdelen: terugkoppeling van uitslagen van een gehouden enquête naar docentenvoorkeuren – uitwerkingen van ontwikkelplannen door secties.
Workshop 3: wat is al bewezen effectief en enthousiasmerend? Workshoponderdelen: presentaties van succesvolle praktijkvoorbeelden door collega’s voor collega’s.
Mini-workshop 4: een rondje ‘fiasco en blunder‘ Workshoponderdelen: benut de enorme ervaring in school met projecten en ander leermateriaal. Begin een workshop met een rondje waar iedereen vertelt wat juist niet gewerkt heeft.
16 Over het Wat en Hoe? Bij leermiddelenbeleid zijn product en proces bijna even belangrijk. In het onderwijs is de manier waarop je het antwoord gevonden hebt vaak minstens zo belangrijk als het antwoord zelf. Scholen rapporteerden dat ze ‘blij waren met elkaar in gesprek geraakt te zijn’, dat ‘de lijnen nu korter zijn’ of dat er ‘veel meer bewustzijn is’ en ‘het onderwerp nu op de agenda staat’. Dat soort bevindingen moet je niet onderschatten, maar er moet natuurlijk meer gebeuren. Het is een open deur, maar wat je doet moet wel bijdragen aan het directe doel, een beter leermiddelenbeleid, en aan het indirecte doel: beter onderwijs. Contact, gesprek en motivatie zijn mooi en vormen belangrijke randvoorwaarden, maar echte uitkomsten zijn ook nodig.
19
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
Het Atlas College, een openbare scholengemeenschap voor gymnasium, atheneum, havo, vmbo en lwoo, heeft een leermiddelenbeleidsplan gemaakt. Vijf locaties trokken daarin gezamenlijk op. Nico ’t Hooft, lid van het college van bestuur van het Atlas College, vertelt over de ervaringen.
’De schoolleiding ziet leren weer als hoofdthema in de gesprekken met docenten. Daar past nadenken over leermiddelen naadloos in.’
20
Eerst lessen maken en d a n h e t cu r r i cu l u m (of andersom) De PvE’s benadrukken het belang van een doorlopende leerlijn en van samenhang tussen vakken, leergebieden en leerjaren. Het is lastig om deze leerplankundige doelen te vertalen in eenvoudige aanwijzingen voor de keuze, het gebruik en het ontwikkelen van leermiddelen. Moet je ervan uitgaan dat een professioneel ontwikkeld leermiddel sowieso wel past in het curriculum en voldoende aan alle onderwijsdoelen werkt? En hoe zorg je in het leerplan voor evenwicht tussen een ingekochte methode en zelf ontwikkeld of gearrangeerd (en dus op maat gemaakt) materiaal?
Bij het zelf ontwikkelen en arrangeren is het een uitdaging om de juiste plek in het curriculum te vinden voor losse lessen. Pouwer, een school in Utrecht, ontwikkelt bijvoorbeeld ‘een opbouw van losstaande lessen naar een programmatisch geheel van alle vakken binnen de onderwijskundige uitgangspunten’. Bouw je eerst een curriculum en vul je dit in met lessen? Of maak je eerst veel losse lessen en maak je er daarna een curriculum van? Zo zijn er tal van leerplankundige vragen die nog beantwoord moeten worden bij de uitvoering van het leermiddelenbeleid. Sterkte/zwakteanalyses van leermiddelen zullen bijdragen aan een scherper beeld van het schoolleerplan.
'We zien dat het scholen helpt als er kant-en-klare voorbeeldleerlijnen worden aangeboden, het liefst in een flexibele vorm zodat de leerlijn kan worden aangepast aan de eigen wensen. Zodat je als docent eenvoudig zelf leerlijnen kunt samenstellen die zijn afgestemd op de leerstijl, het niveau en de interesses van de individuele leerling. In experimenten en pilots met scholen zien we dat leermiddelenbeleid het vertrekpunt is om tot leermiddelen-op-maat te komen.' Renate Boers, uitgever Malmberg
Kan dat wel, met vijf locaties tegelijk een leermiddelenbeleidsplan maken?
Wat was de reden om op dit moment een leermiddelenbeleidsplan te formuleren?
’Ja, dat kan omdat we een duidelijke gezamenlijke ambitie hebben, namelijk excellent onderwijs bieden. En wij gaan uit van eenheid in verscheidenheid. We hebben gezamenlijk een keuzecriterialijst voor leermateriaal ontwikkeld die op elke school getest is. Zo’n lijst ondersteunt de dialoog tussen sectie en management op locatieniveau, en dat is nodig, vind ik. De locaties gebruiken op hun eigen manier de keuzecriterialijst, want op bestuursniveau kies je geen leermiddelen. Heel vroeger was er wel centraal een methode voorgeschreven , maar daar wil ik zeker niet naar terug. Hoe verder je de keuze weghaalt van de docent, hoe groter de kans dat hij minder betrokken is. In ons nadenken over excellent onderwijs en leermiddelen zijn we nu begonnen met een kleine groep locatiemanagers Misschien is er wel een methode waardoor je nog eerder de docenten kunt betrekken bij zo’n proces.’
’Daarvoor hebben we drie redenen: de docenten waren te zeer gebonden aan de methodes die ze gebruikten, dat wilden we veranderen. De locaties opereerden ook te veel op zichzelf, ook dat wilden we anders. Maar de belangrijkste reden was dat het management het leren weer ziet als hoofdthema in de gesprekken met docenten. Daar past nadenken over leermiddelen naadloos in.’
Het Atlas College heeft op elke locatie een casus uitgezet om sleutelvragen rond leermiddelenbeleid te beantwoorden. Het ging bijvoorbeeld om vragen over de kosten van zelf ontwikkelen, het gebruik van open leermiddelen en het gebruik van 22 criteria voor methodevervanging. De informatie uit deze casussen wordt gebruikt om de volgende ambities schoolbreed voor de vijf locaties te realiseren: • docenten maken gebruik van een criterialijst voor het samenstellen van leermiddelenpakketten;
En hoe ziet de toekomst eruit in 2020? ’Daar kan ik heel duidelijk over zijn. In 2020 leveren leermiddelen binnen elke locatie een aanwijsbare bijdrage aan het onderwijs, en dan is duidelijk zichtbaar dat docenten steeds opnieuw zoeken naar het beste materiaal, en dat ze dat uitwisselen.’
• op het gebied van ict staat de
elektronische leeromgeving centraal. De elo fungeert als het centrum voor het arrangeren van leermiddelen, elo-gebruik wordt bevorderd op locatieniveau en binnen het Atlas College wordt nauw samengewerkt als het gaat om het gebruik van de elo en digitale leermiddelen; • leermiddelencompetenties onder het personeel worden in kaart gebracht; scholingsbehoeften geformuleerd en de coördinatie van leermiddelenscholing is in handen van de Atlas Academie;
• elke locatie stelt een eigen begroting
op voor de aanschaf van methodes en extra leermiddelen; er komt een onderwijskundig plan voor investeringen in de ict-infrastructuur. Meer info: www.atlascollege.nl. Van alle deelnemende scholen zijn samenvattingen van hun leermiddelenbeleidsplan opgenomen in de eindrapportage van het Programma Leemiddelenbeleid. Van een aantal scholen is het plan integraal beschikbaar, ook van het Atlas College. Zie www.leermiddelenvo.nl en www.vo-raad.nl
21
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
De LeermiddelMix bevat 5 vragen voor maatwerk Elke docent wil maatwerk in het leren. Sterker nog: het liefste zou hij individueel onderwijs geven. Voor een gedeelte kan dit via een optimale mix van leermateriaal. Hoe die mix er precies uitziet is voor elke sectie, voor elk team of voor elke docent anders. Een docente Nederlands vertelt hoe zij haar lessen samenstelt Dat is arrangeren, ontwikkelen, eigen en andermans lessen combineren, streven naar maatwerk, gebruik van methode en alles ineen. Gemiddeld is de verhouding boek-ander materiaal in mijn lessen 75%-25%, maar dat kan per leerjaar en per periode verschillen. Bijvoorbeeld:
22
brugklas (50% boek en 50% ander lesmateriaal) week 3: in vier lessen gebruik ik lesmateriaal van Doe Maar Dicht Maar (een stichting die een landelijke dichtwedstrijd organiseert), een combinatie van eigen materiaal en overig lesmateriaal. Ik heb zeven opdrachten voor gedichten in een boekje gedaan. Twee waren door mijzelf bedacht en er waren vijf bewerkte Doe Maar Dicht Maar-ideeën;
De 5 vragen in de LeermiddelMix
week 4: van de vier lessen heb ik er drie met het boek gewerkt. Gedurende één les heb ik het boek gecombineerd met open leermiddelen (verkregen via Kennisnet). examenklas ( 70% boek en 30% ander lesmateriaal) week 3: in totaal ging het om vier lessen. Bij drie gebruikte ik het boek, bij één les eigen materiaal (discussie naar aanleiding van een krantenbericht en stellingen); week 4: van de vier lessen deed ik er twee met het boek en twee met eigen materiaal in de vorm van opdrachten (schrijf een ingezonden brief n.a.v. een bericht uit de krant, en een opdracht voor in het fictiedossier)
1. Wat is het?
2. WELK MEDIUM?
Welke vragen moet je beantwoorden om te weten welk leermateriaal je nodig hebt? De vijf variabelen zijn: 1 Wat? Welk soort materiaal heb ik nodig (leerteksten, opdrachten, interactief leermateriaal, multimediaal leren, toetsen) voor welk soort leeractiviteit (onthouden, begrijpen , integreren, toepassen)? 2 Welk? Welk medium gebruik ik: gaat het om digitaal materiaal of geprint materiaal? 3 Hoeveel? Wat is de omvang van wat ik nodig heb? Gaat het om een hoeveel leseenheden of om een leerjaar? 4 Waar? Wat is de herkomst van het materiaal? 5 Wie? Wie betaalt het? Is het ’gratis of open’ of betaald?
3. HOEVEEL?
4. WAAR HAAL JE HET VANDAAN?
% lestijd Basiscurriculum
% lestijd Schoolcurriculum
% lestijd Docenteigen curriculum
soort leeractiviteit?
soort leeractiviteit?
soort leeractiviteit?
leerstof en verwerkingsopdrachten projecten toetsen
schooleigen lessen opdrachten en projecten
eigen lessen van de docent op basis van persoonlijke interesse of op basis van de samenstelling van leerlinggroepen
boek, papier Word/pdf/digitaal format interactieve toepassing multimediale toepassing
boek, papier Word/pdf/digitaal format interactieve toepassing multimediale toepassing
boek, papier Word/pdf/digitaal format interactieve toepassing multimediale toepassing
onderwijstijd of klokuren
onderwijstijd of klokuren
onderwijstijd of klokuren
? % educatieve uitgever
van gelijksoortige scholen afkomstig van organisaties en uitgeverijen zelf gearrangeerd zelf ontwikkeld open leermiddelen: Wikiwijs, Digischool
van jezelf
lesvoorbereiding deskundigheidsbevordering ontwikkelen en arrangeren in taakbeleid, door uitbreiding fte
lesvoorbereiding binnen het taakbeleid
? % open methodes ? % scholen maken het zelf
Zeg wat je bedoelt bij ict
5. WIE BETAALT HET?
Ict is de afkorting van informatie- en communicatietechologie. In leermiddelenbeleidsplannen valt op dat het begrip in verschillende betekenissen wordt gebruikt. Bijvoorbeeld:
‘de inzet van ict biedt leerlingen een venster op de wereld’ (ict staat hier voor internet en communicatiemiddel)
‘op zoek naar een ideale mix van folio en ict’ (ict is hier de drager van digitale informatie)
‘bedrijfszekere ictvoorzieningen’ (ict staat hier voor hardware zoals het (draadloze) netwerk, internet, computers en randapparatuur)
individuele scholen scholengroepen overheden samenwerkende individuele scholen
‘ict is een belangrijk middel om te kunnen differentiëren en verschillende uitdagende vormen en inhouden aan te bieden’ (ict betekent hier: een digitaal leermiddel)
Het begrip ict kent drie componenten: hardware, software en brainware. Hardware is bijvoorbeeld de muis, het digitaal schoolbord en de laptop. De software is het digitale programma dat in het onderwijs gevuld is met leerstof. In plaats van ‘leerstof’ wordt trouwens steeds vaker het woord ‘content’ gebruikt. De brainware is de technische en didactische vaardigheid van de docent om de hardware en de software optimaal in te zetten.
'Het gaat erom aan te sluiten bij de dagelijkse praktijk van het leren. Dan alleen kan innovatie slagen. Onze digitale leermiddelen maken maatwerk steeds makkelijker doordat eigen en open materiaal met methodisch materiaal gecombineerd kan worden. Gelukkig vindt samenwerking tussen scholen en uitgevers steeds vaker plaats, zodat je samen kunt kijken hoe methoden het beste ingezet kunnen
worden. Uitgevers blijven ook in de toekomst hun expertise inzetten om aan te sluiten bij de vraag van scholen en docenten: meer makkelijke maatwerkoplossingen voor beter leren!' Stephan de Valk, GEU (branche-organisatie Groep Educatieve Uitgeverijen), uitgeefdirecteur Noordhoff Uitgevers
23
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
Doen! Digitale leermiddelen geven oplossingen In de leermiddelenbeleidsplannen formuleren scholen wat ze verwachten van digitale leermiddelen. Deze kunnen leiden tot: • activerende didactiek; • individuele leerroutes; • betere aansluiting bij de leer- en leefwereld van leerlingen; • een gedeeltelijke oplossing voor het lerarentekort; • grote(re) variatie aan leermaterialen. Over de relatie tussen de inzet van ict en betere leerprestaties van leerlingen zijn de pilotscholen genuanceerd. Eén school legt de relatie door middel van een drietrapsraket: 1 Ict sluit aan bij de leer- en leefwereld van leerlingen; 2 Daardoor zijn leerlingen gemotiveerder; 3 Als leerlingen gemotiveerder zijn, leren ze effectiever.
Ict als maatschappelijk fenomeen
24 24
Los van de verwachte meerwaarde is ict ook gewoon een maatschappelijk verschijnsel. Pouwer, een school in Utrecht, formuleert dit als volgt: ‘Om onze leerlingen voor te bereiden op het leven in een complexe maatschappij is het noodzaak ict te omarmen en breed in te zetten in het hele onderwijsprogramma.’ Het Berlage Lyceum benadrukt
eveneens de maatschappelijke context: ‘Onderwijs in de 21e eeuw vraagt om bijpassende leermiddelen. De tijd dat alles uit een standaardleerwerkboek en werkschrift kwam is voorbij.’ Ict is dus ook een sociaal-maatschappelijke vereiste om leerlingen voor te bereiden op hun toekomst. In deze context is digitale technologie geen didactisch of technisch hulpmiddel meer. Het is een doel op zich geworden, als een maatschappelijk terrein dat de leerling tot zijn habitat moet maken gedurende zijn schooltijd.
Met de nadelen van ict valt goed te leven Naast de vele voordelen van digitale leermiddelen en ict, zijn er ook kritische geluiden. Docenten van verschillende scholen vrezen ‘nieuwe saaiheid’ als er te veel digitale leermiddelen worden ingezet. Ook spreekt een docent de angst uit dat ‘bestaande, doordachte methodes’ overboord gegooid worden ten gunste van digitale leermiddelen. Het Baudartius College stelt drie eisen aan de technologie die duidelijk maken dat ict niet per definitie volstaat om onderwijsdoelen te bereiken. Die eisen zijn: effectiviteit, efficiëntie en aantrekkelijkheid. Het College Vos beschrijft zijn ervaringen met ict tot dusver met drie T’s: tijdrovend pionieren, technische problemen en teleurstelling. Hoewel deze nadelen onderkend worden door zowel docent als manager, geven beiden aan toch intensief gebruik te willen maken van de elo, internet of een digitaal schoolbord.
Ict-kans 1: bedrijfszekere hardware
leermiddelen: ‘Leerlingen kunnen met het leermateriaal tijd- en plaatsonafhankelijk leren.’
Voor een succesvol gebruik van ict moeten kansen worden benut. De eerste kans is de ict-infrastructuur - de hardware. Die moet op orde zijn. Is dat niet het geval, dan gebeurt wat één pilotschool met gevoel voor understatement uitlegt: ‘Het ict-beleid heeft vertraging opgelopen doordat de infrastructuur niet goed staat.’ Digitaal leren vereist voldoende computers, een feilloos en snel internet, eenvoudige inlogprocedures en een betrouwbare stroomvoorziening. Bij het gebruik van laptops is het daarnaast belangrijk om te investeren in stopcontacten in het hele schoolgebouw. Ook belangrijk bij laptopgebruik is dat de leerlingen de discipline wordt bijgebracht om met volledig opgeladen accu’s naar school te komen. Met verrijdbare laptopkarren kunnen verschillende leerlingen en klassen gebruikmaken van dezelfde laptops. In de praktijk blijkt de afschrijvingstermijn van zulke apparaten echter niet vier jaar, maar anderhalf tot twee jaar te bedragen. Er gaat dus veel kapot. Het Stedelijk College Eindhoven heeft de voor- en nadelen van laptopklassen geëvalueerd en trok de volgende conclusie: ‘Besloten is de bestaande ict-voorzieningen opnieuw te inventariseren, aan te vullen waar nodig met desktops die op het vaste netwerk kunnen, en met een aantal laptops in die klassen waarvan wij denken dat de docent ook echt de leerling flexibel in het lokaal wil of moet laten werken.’
Goede software is overigens nog niet hetzelfde als goede content. Een voorbeeld. Eigenlijk alle scholen beschikken over (licenties van) uitontwikkelde educatieve software, denk aan elektronische leeromgevingen, digitale toetsprogramma’s of software voor het digitale schoolbord. Het gebruik van deze programma’s blijft echter achter bij de verwachtingen. Dit komt niet alleen door gebrekkige hardwarevoorzieningen maar ook en vooral doordat juiste of voldoende content nog ontbreekt. Op de Van der Capellen Scholengemeenschap is bijvoorbeeld na de invoering van laptopklassen ‘opnieuw de discussie ontstaan over leermiddelen en over hoe en waar deze verkregen moeten worden.’ Ook over open leermiddelen is deze pilotschool voorzichtig: ‘Voor ons is het interessant om te volgen hoe de ontwikkelingen van een open leermiddelenbank zullen gaan verlopen. Wanneer landelijk veel scholen zich hierbij aansluiten en de kwaliteit van de leermiddelen goed is dan is het voor ons in de toekomst wellicht ook interessant om ons hierbij aan te sluiten. We houden dit in de gaten.’ Als software en content een perfect koppel vormen, voegt het digitale leermiddel waarde toe aan het onderwijsleerproces.
Het centrale knelpunt van de hardware – of het nu de desktop of de laptop is - is de bedrijfszekerheid. Door computers ‘hufterproof’ te maken, zoals een docent het uitdrukt, kan veel schade worden voorkomen. Het College Vos beseft dat er met hardware altijd iets mis kan gaan. De school heeft daarom de volgende ambitie: ‘Het systeem zal een uptime moeten hebben van 97,5%, dat betekent dat slechts tijdens 1 op de 40 lesuren het systeem niet functioneert. Er zal een algemene hulp- en storingsdienst zijn (vgl. laptopdokter).’
Ict-kans 2: goede software én content Als de risico’s rond hardware op een aanvaardbaar niveau zijn gebracht, kan de school optimaal voordeel halen uit de software. Aan educatieve software kunnen dezelfde eisen worden gesteld als aan papieren leermiddelen. Net als een boek moet ook een digitaal leermiddel bijvoorbeeld effectief, efficiënt, motiverend en aantrekkelijk zijn. Maar van digitale leermiddelen kan men meer eisen. Te denken valt vooral aan meer interactiviteit en maatwerk, zoals het College Vos het stelt in het leermiddelenbeleidsplan. Het Atlas College somt nog meer onderwijskundige en didactische voordelen op: ‘Veel digitale programma’s bieden echt meerwaarde vergeleken met een boek en een schrift, bijvoorbeeld door directe feedback en doorverwijzing naar oefenstof op maat, door illustraties in beeld of geluid, of door extra teksten en bronnen achter links’. Het Dalton Voorburg benoemt, net als het Atlas College, nog een ander onderscheidend kenmerk van digitale
Meer info over de zoektocht naar bruikbaar digitaal leermateriaal: “Hier heb ik niets aan”, www.onderzoek.kennisnet.nl
Ict-kans 3: versterk de brainware
25
Als de hardware en de software ‘goed staan’, is de docent aan zet. Niet belemmerd door tegensputterende hardware of gebrekkige software kan hij optimaal voordeel halen uit de inzet van digitale leermiddelen. Ongeacht of het om een elo, een digitaal schoolbord, een e-reader of een digitaal toetsprogramma gaat. Bij de bevordering van brainware vallen al snel woorden als ‘scholing’, ‘professionalisering’, ‘deskundigheidsbevordering’ en ‘olievlekwerking’. Het Atlas College legt de verbinding tussen software en brainware en stelt de volgende scholing van docenten voor: ‘het leren beoordelen van software’. Het Corderius College formuleert in één zin zowel technische als didactische ambities: ‘Docenten kunnen omgaan met alle tools die hen ter beschikking staan (digiborden, elo, toetssoftware) en op die manier materiaal op maat aanbieden.’ Ict-scholing hoeft niet voor iedereen. Het College Vos zegt daarover het volgende: ‘Toch wil niet iedereen digitaal materiaal arrangeren of een leerroute in een elo zetten. Het gaat hier om voorlopig tamelijk specialistisch werk waarvoor iemand in de vakgroep of in het team een opdracht kan krijgen.’ Naast meer formele vormen van scholing, zijn intervisie en collegiale uitwisseling populair als middel om de brainware te versterken: ’Het personeelsbeleid is erop gericht docenten zich te laten ontwikkelen door samen te werken en kennis op elkaar over te brengen (olievlekwerking).’
25
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
Adviezen en ervaringen van acht AOC’s (vmbo-groen) Doe een nulmeting, creëer ’eigenaarsgevoel’, focus niet alléén op digitaal Acht AOC’s hebben gebruik gemaakt van de subsidieregeling Leermiddelenbeleid vmbo-groen, een afgeleide van de regeling voor het voortgezet onderwijs, aangevuld met middelen van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het traject is begeleid door de AOC Raad met landelijke inspiratieen themabijeenkomsten.
Wat is er gedaan?
26
Elk AOC heeft op zijn eigen manier het project ingericht, afhankelijk van de bekendheid van de instelling met leermiddelenbeleid. De meeste projecten verliepen als volgt: • verzamelen van achtergrondinformatie en definiëring van het leermiddelenbeleid; • inventarisatie van het huidige leermiddelenbeleid op de verschillende vmbo-locaties; • ontwerpen van kwaliteitseisen voor het selecteren en arrangeren van leermateriaal; • organisatie van studiedagen met als doel visie- en beleidsvorming.
Verschillende resultaten
De AOC’s zijn nog steeds volop bezig met de ontwikkeling van het leermiddelenbeleid. De volgende resultaten zijn
’tussenproducten’: • analyse van de huidige situatie betreffende leermiddelenbeleid, zo mogelijk resulterend in een visiedocument; • draaiboek leermiddelenkeuze en evaluatie; • opleidingsplan leermiddelengebruik voor docenten; • meerjarenplan ict-randvoorwaarden; • ontwerp van een ‘onderwijsmagazijn’: een opslagsysteem voor zelf gearrangeerde of ontwikkelde leermiddelen; • keuze voor en vormgeving van een elo; • ontwerpaanpak service-unit leermiddelen.
Succesfactoren, valkuilen en adviezen
De deelnemende AOC’s zijn enthousiast over het leermiddelenproject. Zij adviseren andere scholen: • voer een nulmeting uit. Betrek hierbij alle lagen binnen een instelling (ook leerlingen); • zorg voor goede communicatie. Gebruik verschillende informatiekanalen; • besteed veel aandacht aan beeldvorming, draagvlak en eigenaarschap; • zorg voor goede borging en monitoring van het proces; • plan voldoende doorlooptijd en ruimte, vooral ook voor de
bewustwording bij docenten; • focus niet alleen op digitale materialen (less is more); • maak gebruik van externe expertise en lopende landelijke
initiatieven; • zorg voor een goede balans tussen inkoop en zelf ontwikkelen (koester je interne boekenfonds).
Meer initiatieven op het terrein van leermiddelen en examinering:
• ECC en Contentarrangeertool (www.contentcorner.nl)
Via Groen Kennisnet hebben scholen toegang tot de educatieve contentcatalogus, waarin de content voor het groene onderwijs wordt ontsloten. Alle AOC’s zijn hierop geabonneerd. Zie ook www.ontwikkelcentrum.nl. • Toetsplaza (www.toetsplaza.nl) Alle AOC’s werken via Toetsplaza samen aan de verdere ontwikkeling en implementatie van een digitale toetsomgeving voor formatieve en summatieve toetsing en oefening. In dit verband wordt ook samengewerkt aan de ontwikkeling van collectieve reken- en taaltoetsen (zie www.toetsplaza.nl/creta). • Groen proeven (www.groenproeven.nl) Alle AOC’s werken samen aan de ontwikkeling en implementatie van examenstandaarden en proeven van bekwaamheden voor het schoolexamen in het vmbogroen. • Het Groene Leertraject (www.hetgroeneleertraject.nl) De AOC’s werken (landelijk) samen bij de implementatie van de nieuwe, geglobaliseerde examenprogramma’s vmbo-groen. Onderlinge inspiratie en kennisdeling staan daarin centraal.
17 Doe je zo’n project ook zonder (kleine) subsidie?
‘Voor het geld hoef je het niet te doen, maar..’, zeggen de meeste scholen. Is een projectsubsidie voor deze schoolontwikkeling dan niet nodig? Zo is het ook weer niet. Het gaat juist om de bijkomende positieve effecten: • omdat het een nieuw onderwerp is, heeft het wel meteen de aandacht van iedereen; • het geeft het onderwerp leermiddelenbeleid binnen de school legitimiteit; • het versnelt het proces; • het levert een netwerk op voor het uitwisselen van informatie en ervaring met andere scholen, waardoor een natuurlijke benchmark ontstaat.
18 Hoe SMART is een relatie?
Onderwijs gaat in wezen om relaties tussen mensen: leerlingen en leraren, leraren en de schoolleiding, leerlingen en de conciërge, leerlingen onderling. Al die relaties hebben tot doel dat de leerling leert en zich ontwikkelt. In sommige opzichten lijkt een school meer op een familie dan op een fabriek. De focus op doelstellingen die ‘soft’ zijn, maakt het niet onmogelijk om ‘hard’ te maken wat je nastreeft. Wil je dat 20% van de docenten de leerlingen meer dan de helft van de lestijd met ict laat werken, of moet dat bij meer docenten het geval zijn? Maar ook cijfers zijn bedrieglijk, zo weet Hans van Maanen, die laat zien hoe misleidend statistieken kunnen zijn: ‘Een op de drie kinderen pleegt delict.’ Maar wat is volgens de media een ‘delict’? Dus wat bedoel je met ‘werken met ict’ en is dit echt leerzamer en motiverender? Vraag het de leerlingen en docenten in elk geval. Volgens een rapport van de VO-raad is motivatie nog het makkelijkst meetbaar. Vooral tevredenheidsenquêtes zijn populair. Zie: www.vo-raad.nl/actueel/nieuws/opbrengsten-vaninnovatieprojecten-gemeten en www.vanmaanen.org
27
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
19 Wat is een leerplan of curriculum?
28
Leerplan en curriculum betekenen hetzelfde: een plan voor het leren. Er zijn veel verschillende definities. In de praktijk gebruiken mensen het vaak voor ‘wat je moet leren’. Bijvoorbeeld: ‘Ook nog aandacht besteden aan…. lukt niet want dat past niet meer in het curriculum‘. Je zult altijd preciezer moeten zeggen wat je bedoelt. Er zijn verschillende niveaus: gaat het om een plan voor de individuele leerling, of gaat het om een leerplan op landelijk niveau zoals het examenprogramma, of gaat het om een leerplan op internationaal niveau zoals het ERK, het Europees Referentiekader voor talen? En er zijn verschillende verschijningsvormen: Heb je het over wat er in het leermiddel staat (het geschreven curriculum) of wat de docent doet (het uitgevoerde curriculum)? Een curriculum bevat met elkaar samenhangende elementen. Er zijn vier hoofdvragen voor een leerplan: 1 waartoe leren de leerlingen? 2 wat moeten ze leren? 3 hoe leren ze dat? 4 hebben ze het geleerd? Meer informatie: Leerplan in ontwikkeling, 2009 SLO, www.slo.nl
20 Docentenenquêtes geven informatie en betrokkenheid
De kunst van leermiddelenbeleid maken is schoolbreed het gesprek openen over leermiddelen. Nogal wat scholen hebben via enquêtes aan alle docenten gevraagd wat hun wensen zijn. Dat geeft informatie en betrokkenheid. Zo weet het Baudartius College nu dat 67% van de docenten vindt dat er met leerstijlen rekening gehouden moet worden, terwijl dat in de huidige situatie maar volgens 36% van de docenten gebeurt. Andere stellingen waar docenten hun mening over gaven: • ict speelt een grote rol in onze lesmethode; • onze lesmethode is goedkoop; • leermiddelen moeten veel aandacht besteden aan het aanleren van algemene vaardigheden.
Hoge
verwachtingen van open leermiddelen Veel, gevarieerd, snel en goedkoop De pilotscholen zijn zich ervan bewust dat voor maatwerk in leermiddelen aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan. De middelen moeten in een grote hoeveelheid beschikbaar zijn, ze moeten gemakkelijk toegankelijk zijn, snel zijn aan te passen en goedkoop of gratis zijn. De scholen zijn in hun leermiddelenbeleidsplannen daarom enthousiast over de initiatieven voor open leermiddelen zoals Wikiwijs en de Open Leermaterialenbank (zie www.vo-content.nl). Het gaat hier om leermiddelen die niet alleen digitaal zijn, maar ook vrij toegankelijk via internet, en waar niet of nauwelijks auteursrechten op rusten. De verwachting is dat deze open leermiddelen in voldoende hoeveelheid, in grote variatie en met voldoende kwaliteit beschikbaar komen voor alle niveaus, leerjaren en leerstijlen. Een mooi aanbod dus, dat voor elk wat wils biedt, zowel op het niveau van de docent als op het niveau van de leerling. De scholen spreken zich over initiatieven als Wikiwijs vooral uit als afnemer van open leermiddelen, en minder als producent.
De factor tijd Eén school formuleert kritische vragen bij de open leermiddelen: ’Levert arrangeren ook meer rendement op? Zijn de databanken dadelijk allemaal zo goed gevuld en georganiseerd dat het arrangeren ‘slechts’ een fractie van de tijd kost die er nu voor staat?’ Ook andere scholen maken zich met name zorgen over de factor tijd. Opgedane ervaringen wijzen uit dat het zoeken en beoordelen van geschikte leermiddelen veel tijd kost. Door de scholen is nog geen praktijkervaring opgedaan met elektronische platforms voor open leermiddelen.
Tien tips
voor de werkgroep
De project- of werkgroep leermiddelenbeleid bestaat uit 1
De werkgroep herschrijft het conceptplan leermiddelenbeleid 6 op basis van de uitkomsten van het onderzoek.
een onderwijsdirecteur, een financieel directeur, een ictdeskundige, een medewerker kwaliteitszorg en/of een medewerker P&O, en een vertegenwoordiging van docenten.
De werkgroep beschrijft de financiële kaders, zoals het 7
leermiddelenbudget, de keuze voor een intern of extern boekenfonds en eventuele extra te investeren fte’s voor arrangeren en ontwikkelen.
2 De werkgroep schrijft een conceptplan leermiddelenbeleid waarin de onderwijsvisie van de school vertaald wordt naar ambities met leermiddelen en met (daarmee samenhangende) personele, financiële en ict-infrastructurele ambities.
8 De werkgroep beschrijft de personele kaders rondom
leermiddelen, zoals deskundigheidsbevordering, functiedifferentiatie, POP-gesprekken en taakurenbeleid.
De werkgroep vertaalt het conceptplan leermiddelenbeleid 3
naar een overzichtelijk en handzaam Programma van Eisen (PvE) voor huidige en toekomstige leermiddelen.
De werkgroep legt het conceptplan voor aan docenten, 9 vraagt actief naar feedback en nodigt docenten uit projectvoorstellen in te dienen die aansluiten bij het leermiddelenbeleid.
4
De werkgroep zet een onderzoek uit (bijvoorbeeld via gesprekken, vragenlijsten, scans) om zowel de tevredenheid met de huidige leermiddelen als de wensen voor de toekomst te inventariseren. Het onderzoek richt zich ook op de behoefte aan elo- en digitaal schoolbordgebruik, aan digitale leermiddelen, en aan het zelf ontwikkelen en/of arrangeren.
Het definitieve leermiddelenbeleidsplan wordt voorgelegd 10
5 De uitkomsten van het leermiddelenonderzoek zijn
aan het managementteam en de medezeggenschapsraad van de school. Na goedkeuring wordt een samenvatting, inclusief de uitkomsten van het leermiddelenonderzoek, verspreid onder docenten.
geïnventariseerd. De belangrijkste conclusies staan op een rij en zijn voor iedereen beschikbaar in een openbare rapportage.
29
werkgroep denkt en schrijft
augustus
wie?
wie in de werkgroep (5 mensen)
september
CONCEPt 1
werkgroep denkt en schrijft
oktober
DOCENTENONDERZOEK
+/- 100 docenten
goedkeuring MT en MR
november
december/januari
CONCEPt 2
DOCENTENprojecten
docenten projectvoorstellen+/- 30 docenten
nieuw beeld
Meer informatie is te vinden via www.wikiwijs.nl
'Leermiddelenbeleid is alleen maar zinvol als de docent er invloed op heeft. Ik kan me voorstellen dat de school een bepaalde didactiek volgt waar de leermiddelen op afgestemd moeten worden.' René van de Kraats, platform Vakinhoudelijke Verenigingen Voortgezet Onderwijs (VVVO)
februari
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
Budget te klein? Denk schooleconomisch!
30
Als je met je plannen voor leermiddelen niet uitkomt met € 316,- uit het leermiddelenbudget, dan kun je twee dingen doen: bezuinigen óf schuiven met budgetten. Dat laatste kan met behulp van ‘schooleconomisch denken’. Dat wil zeggen dat je niet alleen geld beschouwt als een economisch goed, maar dat je ook zo kijkt naar tijd en motivatie van docenten. Het betekent bovendien dat de school zich ervan bewust is dat de kosten voor leermiddelen een relatie hebben met de kwaliteit van het onderwijs.
De meeste scholen wegen bij het nadenken over leermiddelen alleen de materiële kosten en baten en niet de immateriële kosten en baten. Het Schoonhovens College vormt hierop een uitzondering: ’De component leermiddelenbudget dient inzichtelijk in de begroting te worden opgenomen. Hierin moeten ook de mee te rekenen personele lasten worden opgenomen’. Op de meeste andere scholen is het budgetdenken dominant en is er ook meer aandacht voor kortetermijnoplossingen.
Verwarring over het zelf ontwikkelen en arrangeren van lesmateriaal Er zijn scholen die uit budgettaire overwegingen meer zelf willen ontwikkelen. Dat geldt bijvoorbeeld voor het Pleincollege Bisschop Beckers: ’Om binnen het gestelde budget te kunnen blijven, zal naar verwachting het ontwikkelen van eigen materiaal en het arrangeren van eigen of ander materiaal tot (delen van) lesmethodes een grote rol gaan spelen.’ Ook het Corderius College denkt daar zo over: ‘Het vervangen van werkboeken door eigen materiaal lijkt lonend te zijn, waarbij de besparingen de kosten dekken. Er vindt nu al een kleine verschuiving plaats van uitgaven voor het boekenpakket naar fte’s die aan materiaalontwikkeling worden besteed. Dat zal alleen maar meer worden’. Andere scholen zeggen juist dat zelf ontwikkelen en arrangeren niet gefinancierd kan worden. Lentiz: ’Het zelf ontwikkelen van materiaal is een tijdrovende en dus
kostbare zaak. Het merendeel van het digitale materiaal zal dan ook komen van landelijke organisaties en/of uitgevers.’ Het Stedelijk College Eindhoven stelt: ’De kosten voor het zelf ontwikkelen van materiaal staan niet in verhouding tot de aankoop van één of zelfs meerdere methoden. Het is ook niet precies te overzien wat een ontwikkeling die je ingaat, kost.’
Zes gekozen bezuinigingen voor de korte termijn • schrappen in de werkboeken; • een kleine verhoging van de ouderbijdrage voor keuzevakken die buiten het curriculum vallen; • van extern naar intern boekenfonds; • opmaken van een opgebouwde buffer – intern of bij de distributeur; • benutten van eenmalige overbruggingsgelden; • benutten van kwaliteitsgelden.
Vier financieringsbronnen voor de toekomst De meeste scholen worstelen met een groot aantal zaken als het gaat om de financiering van het leermiddelenbeleid: de transparantie, de verdeling van het budget, de doorberekening van personele lasten, de doorberekening van laptops, de verhoging van de ouderbijdrage, de licentiekosten van de elo, de financiële integratie van het ictbeleid en het personeelsbeleid, het wel of niet instellen van een intern boekenfonds. Een school meldt dat de plannen voor leermiddelen nog wel doorberekend moeten worden,
maar ’dat er waarschijnlijk wel een potje voor is’. Vaak is de gekozen financiële oplossing eenvoudig: het kan, als het maar budgetneutraal is. De vier genoemde financieringsbronnen voor leermiddelenbeleid zijn: • het leermiddelenbudget of een budgetneutrale oplossing; • inzetten van 50% van de deskundigheidsuren; • laptops door de ouders laten betalen; • algemeen intern innovatiefonds
instellen voor kleinere projecten. Het onderzoeken van nieuwe bronnen wordt nog niet genoemd.
Veel scholen signaleren de snel stijgende printkosten
(€ 25 per leerling) worden uit het huisvestingsbudget gehaald en niet uit het leermiddelenbudget, zodat er meer geld kan worden vrijgemaakt voor onderwijsontwikkeling.
De print- en kopieerkosten zijn verreweg de snelst groeiende kostenpost. Er zijn nog geen duidelijke oplossingen voorhanden. Eén school meldt dat het laten drukken van materiaal goedkoper is dan het kopieerapparaat laten draaien. Het Montaigne Lyceum lost het weer anders op: de reprokosten
Materiële kosten
Materiële baten
docententijd publicatie/printkosten auteursrechtkosten softwarekosten opleidingskosten Lumpsum % ict-budget % scholingsbudget % schoolboekenbudget % personeelsbudget % vrijwillige ouderbijdrage % mediatheekbudget % innovatie- of kwaliteitsbudget % innovatie- of kwali
Immateriële kosten % meer ergernis % hogere werkdruk % meer vergadertijd % slechtere kwaliteit leermateriaal % meer gemotiveerde docenten % betere kwaliteit leermateriaal % meer schooleigen leermateriaal (en daardoor meer motivatie leerlingen)
31 Lumpsum % ict-budget % scholingsbudget % schoolboekenbudget % personeelsbudget % vrijwillige ouderbijdrage % mediatheekbudget % innovatie- of kwaliteitsbudget % kwaliteitsimpuls
Immateriële baten % meer ergernis % hogere werkdruk % meer vergadertijd % meer vergadertijd
% meer gemotiveerde docenten % betere kwaliteit leermateriaal % meer schooleigen leermateriaal (en daardoor meer motivatie leerlingen)
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
LeermiddelMentality: koester de verschillen tussen docenten
32
Niet iedereen is hetzelfde en dat hoeft ook niet. Een team functioneert meestal zelfs beter als er verschillen tussen teamleden zijn. Erken en benoem ze en er ontstaat waardering voor elkaar. Zo werkt het ook met de verschillende houdingen die docenten hebben ten opzichte van leermateriaal. De LeermiddelMentality-test* geeft inzicht in die houdingen. Het is een hulpmiddel om het gesprek tussen schoolleiding en docenten, maar ook tussen docenten onderling, te verdiepen. De test is gebaseerd op een LeermiddelMetalityonderzoek.
Het onderzoek heeft geleid tot vier segmenten
De degelijke vakvrouw of -man
De eigenzinnige arrangeur
Het onderzoek is uitgevoerd onder ruim 800 docenten. Het richtte zich op de houding van docenten ten opzichte van leermiddelen. Daaruit kwamen vier segmenten of typeringen: tevreden coaches, gedegen vakvrouwen en –mannen, eigenzinnige arrangeurs en kritische idealisten. Tot welk type iemand behoort is niet afhankelijk van leeftijd, sekse, vak, schoolsoort, schoolgrootte of denominatie.
De resultaatgerichte, solide methodegebruiker met een sterk verantwoordelijkheidsbesef, die vertrouwt op het gemak, de structuur en de kwaliteit van de methode.
De actieve, zelfbewuste pedagoog, die graag zijn eigen leermateriaal samenstelt dat de zelfstandigheid van de leerlingen bevordert. Hij gebruikt daarvoor actuele, flexibele en open source bronnen.
De verschillen tussen de vier typeringen zijn relatief. Op een individuele docent is nooit slechts één van de gevonden segmenten van toepassing. De vier segmenten zijn gebaseerd op de manier waarop docenten omgaan met zes dimensies: – in welke mate zijn ze gericht op methodes; – in welke mate voelen ze zich ondersteund door de schoolleiding; – hoe tevreden zijn ze over de gebruikte leermiddelen; – hebben ze een individualistische houding of zijn ze juist gericht op samenwerken; – in welke mate hebben ze behoefte aan flexibiliteit; – in welke mate speelt de beschikbare tijd voor hen een rol? Elk segment vertoont zoveel mogelijk overeenkomsten binnen het segment en verschilt zoveel mogelijk ten opzichte van de andere segmenten. *Het onderzoek en de test zijn tot stand gekomen in samenwerking met de Lerarenkamer, de GEU, docenten en schoolleiders, onderwijsdeskundigen van de SLO en Kennisnet. De LeermiddelMentality-test is online beschikbaar via www.leermiddelenvo.nl of www.vo-raad.nl. Het onderzoeksrapport van Motivaction is daar ook te downloaden.
Docenten die tot de degelijke vakvrouw of -man worden gerekend hebben een groot vertrouwen in de methode van de educatieve uitgever. Deze biedt hen voldoende mogelijkheden om flexibel met het materiaal om te gaan. Ze vinden het belangrijk dat de doorlopende leerlijn is gewaarborgd, dat de leerlingen een leerboek hebben en dat er toetsen beschikbaar zijn. Ze hebben geen tijd om zelf materiaal te maken, samen te stellen of te zoeken. Ze zijn voldoende tevreden over het leermateriaal dat ze gebruiken en vinden dat je het ontwikkelen van hoogwaardig leermateriaal moet overlaten aan een expert.
Uitleg en resultaat De degelijke vakvrouw of -man voelt zich vooral een taakbewuste vakdocent en geeft graag uitleg. De klassikale onderwijsvorm heeft de voorkeur. Deze degelijke vakmensen stellen zich ten doel ervoor te zorgen dat hun leerlingen het diploma halen. Ze zien een goed leermiddel als noodzakelijk voor goed onderwijs. Ze gebruiken indien voorhanden graag het materiaal van collega’s. Ze geven aan dat ze in het algemeen te weinig tijd hebben om bezig te zijn met leermiddelen. Wel voelen ze zich voldoende ondersteund door de schoolleiding in de technische mogelijkheden. Ze moeten te veel organiseren om individuele leerlingen maatwerk te bieden.
Digitale houding: minder gericht op ict De degelijke vakmensen maken minder gebruik van open source materiaal en hebben minder behoefte aan digitale beschikbaarheid van leermiddelen. Ze maken wel veel gebruik van methodesites en ander vakgericht digitaal materiaal. Ze vinden van zichzelf dat ze minder dan gemiddeld met ict overweg kunnen.
Leermateriaal: van alles wat Docenten die tot de eigenzinnige arrangeur behoren gebruiken deels een methode, deels gearrangeerd materiaal, en deels eigen materiaal. Ze hebben een grote behoefte om iets te ontwikkelen en het lesmateriaal op maat te maken voor de leerling. Ze zouden ook graag mee willen werken aan een nieuwe lesmethode van een uitgever. Het zelf samenstellen helpt ze om hun lessen uitdagend te houden. Ze vertrouwen niet zonder meer op de kwaliteit van de methode die ze gebruiken. Ze missen vooral de flexibiliteit. Ze voelen zich zelfs beperkt in hun vrijheid door de methode. Ze waarderen open leermateriaal.
Procesbegeleider De eigenzinnige arrangeurs voelen zich vooral begeleider van het leerproces. Ze zijn tevreden als hun leerlingen zelfstandig leren werken en denken. Het diploma is wel belangrijk, maar staat voor hen niet op de eerste plaats. Ze zien hun onderwijs verbeteren door het zelf samengestelde materiaal. Het zorgt ervoor dat hun onderwijs uitdagend blijft. Zelf materiaal ontwikkelen kunnen ze prima, een expert is daarvoor niet nodig, zo is hun ervaring. De eigenzinnige arrangeurs staan vaak niet achter de leermiddelen die ze gebruiken. Ze missen in enige mate de technische ondersteuning van de schoolleiding en zijn ook niet geheel tevreden over het budget voor de leermiddelen. Ze staan positief tegenover samenwerking met andere scholen, ze denken dat daardoor het lesmateriaal zal verbeteren.
33
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
Ik ben een ‘tevreden coach’. Nou en?
De LeermiddelMentality-test in de praktijk
34
De tevreden coach
De kritische idealist
De energieke, onafhankelijke organisator, die goed weet met welk leermateriaal hij zijn leerlingen inspireert en motiveert voor zijn onderwijs of voor zijn vak.
De veeleisende, vakgerichte didacticus, die vertrouwt op de kwaliteit van de methode, maar meer maatwerk en actualiteit wil. Hij mist de ondersteuning om deze ambitie te realiseren.
Docenten die behoren tot de tevreden coach vinden het leermiddel relatief onbelangrijk voor de kwaliteit van hun onderwijs. Ze voelen zich bekwaam en vrij om te gebruiken wat ze nodig hebben om op een motiverende manier les te geven. Ze weten heel goed aan welke kwaliteitscriteria hun leermateriaal moet voldoen. Ze voelen zich niet beknot door de methode, ze maken er immers flexibel gebruik van. Het zelf samenstellen van het leermateriaal maakt het onderwijs uitdagend voor hun leerlingen. Ze staan achter het leermateriaal dat ze gebruiken.
Het beste leermateriaal
Motivator
Docenten die behoren tot de kritische idealisten hebben hoge verwachtingen van leermiddelen. Ze hechten eraan dat leermiddelen gebaseerd zijn op de nieuwste inzichten in hun vakgebied. Zonder goed leermiddel voelen ze zich niet zeker van hun onderwijs. Ze vinden de houvast en de structuur in hun methode makkelijk, maar voelen zich daardoor tegelijkertijd sterk beperkt in hun vrijheid. Ze zijn niet erg tevreden over de methode die ze gebruiken, ze vinden dat deze vaak onvoldoende maatwerk biedt. Ze gebruiken relatief vaak de methodensites.
Tevreden coaches zien zichzelf vooral als motivator. Ze willen hun enthousiasme voor hun vak op hun leerlingen overbrengen. De tevredenheid van de leerlingen met het leermateriaal is voor hen heel belangrijk. Ze voelen zich in hoge mate ondersteund door de schoolleiding. Er zijn voldoende computers en technische mogelijkheden om leerlingen maatwerk te bieden. De tevreden coaches hebben genoeg tijd om zelf materiaal te maken en op zoek te gaan naar het geschikte materiaal. Ze nemen regelmatig een leidinggevende rol op zich en voelen zich betrokken bij buitenschoolse activiteiten als het schoolkamp.
Begeleidende trainer
Gemiddelde gerichtheid op ict
Ondersteuning op school?
Tevreden coaches vinden van zichzelf dat ze wel goed overweg kunnen met ict op school, maar hebben niet zozeer de wens om leerlingen individueel achter een computer te laten werken
De kritische idealisten voelen zich voor de keuze van leermiddelen te zeer afhankelijk van hun sectie, maar zouden wel graag met hun sectie werken aan de verbetering van hun methode. Ze zijn individualistisch ingesteld en werken liever met hun eigen materiaal dan met dat van hun collega’s. Ze missen op hun school de mogelijkheden om met ict te werken. Ze staan soms wat alleen in hun ambities, voelen zich niet voldoende gesteund door de schoolleiding om het onderwijs te geven dat ze voor ogen hebben. En dat is: elke leerling op maat bedienen. Ook missen ze de geschikte technische middelen en de tijd om dit te doen.
Kritische idealisten zien zichzelf vooral als begeleidende trainer. Ze hebben behoefte aan didactische vernieuwing, willen het beste van het beste. Ook wat maatwerk betreft. Maar ze zien zichzelf niet als de ontwikkelaar of arrangeur die het maakt. Ze hechten er veel belang aan hun leerlingen te leren zelfstandig te leren. Daarvoor is maatwerk nodig, al vrezen ze dat dit onvoldoende uit de verf komt door volle klassen en organisatorische belemmeringen. De kritische idealisten vinden dat ict hun lessen beter maakt, laten leerlingen graag individueel achter een computer werken, maar maken minder gebruik van de elo of het digitale schoolbord.
‘Ik ben een gedegen vakvrouw of -man, nou en?’ Dat weet je dan, het is uit de test gerold. Over tot de orde van de dag? Nou nee. Het invullen van de test en het zien van het resultaat leidt bijna altijd tot discussie, hilariteit of verontwaardiging. Een docent zegt: ‘Ik herken mezelf eigenlijk wel in alle beschrijvingen’. En dat klopt. Op het niveau van de individuele docent is nooit maar één segment van toepassing.
Eerste vraag in docentenenquête: ander resultaat dan verwacht. Het Baudartius College liet alle docenten de test doen. Ze moesten het resultaat ervan invullen als eerste vraag in een algemene docentenenquête over leermiddelen en leermiddelenbeleid. De resultaten onder 87 docenten van de school (81%) waren opvallend en afwijkend van het algemene beeld:
Dit leidde tot verder onderzoek en discussie. De school is namelijk zeer actief bezig met de individuele ontwikkeling van leerlingen en onderwijs geven via betekenisvolle prestaties en projectweken. Hiervoor wordt eigen materiaal ontwikkeld en gearrangeerd. De reden voor de onverwachte uitkomsten bleek logisch te zijn: het grootste deel van het onderwijs is nog traditioneel opgebouwd (zo’n 70%). Het innovatieve onderwijs – waarmee het zelf ontwikkelen en arrangeren van materiaal op het Baudartius samenhangt - beslaat een veel minder groot deel van de onderwijstijd (zo’n 30%). Dat wat eerst leek op een lichte teleurstelling gaf inzicht en riep de vraag op of het anders moest of niet. Met die vraag kon men verder aan de slag Meer informatie LeermiddelMentality-test: www.vo-raad.nl, www.leermiddelenvo.nl
Baudartius College
landelijk
Gedegen vakman/-vrouw
49%
34%
Eigenzinnige arrangeur
23%
37%
Tevreden coach
25%
18%
Kritische idealist
3%
11%
Baudartius College: 'De verschillen tussen docenten vertegenwoordigen verschillende belangen bij het opstellen van leemiddelenbeleid. In dit spanningsveld kan onderzoek helpen bij het zoeken naar de juiste balans.'
35
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
Andere taken: wie doet wat?
Meer ict-scholing, ander taakbeleid, nieuwe competenties en andere zeggenschap
36
‘Commitment van docenten aan dit (digitale) beleid gaat voor alles. Ict- scholing is een voorwaarde voor een goed leermiddelenbeleid.’ (Lentiz/ Revius) Alle deelnemende scholen voelen een grote behoefte aan technische en didactische ict-scholing voor het gebruik van digitaal leermateriaal en voor het zelf ontwikkelen en arrangeren van lesmateriaal. Bij ict-scholing is er weinig onderscheid tussen de drie verschillende functies van ict (organisatie, communicatie, leermateriaal/content). Scholing voor het gebruik van de elo, Wintoets (digitale toetsen) en digiborden scoort hoog. Veel scholen realiseren zich dat extra scholing nodig is om de didactische mogelijkheden en consequenties van digitale content goed te benutten en te overzien. Daarnaast is iedereen
zich ervan bewust dat het zelf maken van overdraagbaar leermateriaal speciale kwaliteiten vergt en dat er scholing voor nodig is. Hetzelfde geldt voor het arrangeren van leermateriaal – zeker als het breder is dan het materiaal voor een projectweek of als een aantal lessen methodevervangend en curriculumdekkend moet zijn.
'Nu is het tijd om beleid te ontwikkelen om het beste leermateriaal te krijgen voor iedere leerling tegen de beste prijs.' Hans Reiber, voorzitter Innovatieplatform-VO (VO-raad)
tegen de beste prijs, omdat • het leermiddelenbudget zo goed en verantwoord mogelijk moet worden ingezet, • het maken van leermiddelen niet altijd een commerciële zaak hoeft te zijn, • het beschikbaar maken van leermiddelen ook een taak van docenten moet zijn, • een goede prijs-kwaliteitverhouding ook voor het onderwijs een goede maatstaf is, • de beste prijs ook de beste leermiddelen zal opleveren,
Het beste leermateriaal, omdat • leerlingen de best mogelijke leerresultaten moeten bereiken, • docenten de best mogelijke onderwijsresultaten moeten bereiken, • het leerproces van de leerlingen zo goed mogelijk moet worden ondersteund, • de technologische mogelijkheden naar beste kunnen moeten worden ingezet, • kwalitatief goed onderwijs in een kenniseconomie de hoogste prioriteit verdient, voor iedere leerling, omdat • leerlingen niet allemaal op dezelfde manier leren, • de motivatie van leerlingen op uiteenlopende manieren kan worden gestimuleerd, • leerlingen verschillende toekomstperspectieven hebben, • talentontwikkeling van leerlingen om variatie vraagt, • docenten hun inzet beter kunnen afstemmen op de individuele leerling,
‘Docenten die lesgeven binnen science, sport, kunst en media geven wij binnen het taakbeleid ruimte.’ (Schoonhovens College) Hoe worden de werkzaamheden voor het leermiddelenbeleid ingepast in het taakbeleid? Meestal via de uren voor de deskundigheidsbevordering of voor het algemene taakbeleid. Ook haalt men tijd uit de vermindering van het aantal contacturen. Scholen gaan wel verschillend om met de 160
het beste leermateriaal voor iedere leerling tegen de beste prijs, omdat • rijk en gevarieerd leermiddelengebruik leidt tot effectief, efficiënt en geïnspireerd leren, • scholen de opdracht hebben al het aanwezige talent van iedere leerling te ontwikkelen, • voor scholen in velerlei opzicht ‘talenten tellen’ en ‘talenten lonen’, • talentontwikkeling een belangrijk verantwoordingscriterium is voor iedere school, • leerlingen het waard zijn.
deskundigheidsuren (10% van een volledige aanstelling). Sommige schoolleiders zijn er duidelijk over: ‘Meer bezig zijn met leermateriaal kan in die uren. Er is geen enkele noodzaak om docenten verder te faciliteren met contacturen.’ Andere schoolleiders nemen alles op in het taakbeleid en laten de invulling van de deskundigheidsuren aan de docent over. ‘Docenten die niet zelf verwerkingsopdrachten willen maken gaan uit eigen beweging ergens anders werken.’ (Montaigne Lyceum) Een aantal scholen meldt dat het zelf willen en kunnen maken van lesmateriaal een selectiecriterium is bij de werving van nieuwe docenten. ’Leermiddelenbeleid biedt voor ons mogelijkheden voor taakdifferentiatie.’(ORS Lek en Linge) Diverse scholen noemen de mogelijkheid van functiedifferentiatie. De meeste scholen geloven zeer in de ‘olievlekbenadering’, met name om het gebruik van ict te bevorderen. Ze benoemen i-coach of e-coaches als voorlopers op dit gebied. Ook het Liemers College wil in de toekomst rond leermiddelen taak- en functiedifferentiatie invoeren voor docenten en onderwijsondersteunend personeel. Bovendien gaat het leermiddelenbeleid uitdrukkelijk onderdeel uitmaken van de POP-gesprekken. De Utrechtse school Pouwer maakt een duidelijk onderscheid in talenten van docenten: ‘Vanuit de beoordelingscyclus met alle docenten komen drie excellente docenten (voor het maken van leermateriaal) naar voren. Twee van hen ontwikkelen zich tot docent-arrangeur en maken een nieuw geheel van bestaand materiaal voor gebruik door anderen (van les tot jaarprogramma).’
Inschrijven bij Innovatieplatform-VO Elke school kan meedoen en lid worden van het Innovatieplatform-VO. De realisatie van de open landelijke leermaterialenbank is een kernactiviteit van het Innovatieplatform. Bij de Open Leermaterialenbank kan elke school digitaal leermateriaal halen en beschikbaar stellen. De bank werkt optimaal als alle scholen meedoen en lid worden. Ruim 140 scholen zijn al lid van dit samenwerkingsverband. Schrijf uw school ook in! Het doel is een digitaal leermaterialenbestand ‘van scholen, voor scholen’. Deze leermaterialenbank ontsluit collecties digitale leermaterialen voor het VO op één plek. Meer informatie:
[email protected]. U kunt zich opgeven bij: www.vo-raad.nl/inschrijven-bij-innovatieplatform-vo
’Keuzes die voorheen bij vakgroepen of individuele docenten lagen, willen wij nu relateren aan een gemeenschappelijke visie.’ (Corderius College) Er gaat op den duur het nodige veranderen in de besluitvorming ten aanzien van leermateriaal. Pleincollege Bisschop Beckers: ’Hoewel de docent de expert blijft op vakinhoudelijk gebied zal de schoolleiding, meer dan in het verleden, de randvoorwaarden en kaders voor de leermiddelenkeuze bepalen en bewaken vanuit het schoolbeleidsplan en de bekostigingsmogelijkheden’. Bij ORS Lek en Linge zal ook meer sturing vanuit het management komen op dit gebied. OSG Erasmus wil de teams meer verantwoordelijkheden geven bij de keuze van leermiddelen, het al dan niet zelf ontwikkelen/arrangeren en de keuze van de uitvoerende docent. Het RSG Pantarijn stelt wel ’aandachtsfunctionarissen’ aan, maar geen eigen arrangeurs, omdat de school samenwerkt met externe contentontwikkelaars. En het Schoonhovens College stelt: ’De directie treedt dwingender op bij het goedkeuren van de boekenlijst. Hiertoe worden de secties gewezen op bestaande leermiddelendatabanken (om kostenbesparende keuzes te kunnen maken).’ Het Vincent Van Gogh College noemt ook de belasting voor het management: ’Het aansturen en initiëren van ontwikkelwerk door docenten kost meer tijd en energie van het middenmanagement. Het vereist namelijk persoonlijke aandacht en coaching. Hopelijk betaalt het zich uiteindelijk terug in tevreden personeel.’ 37
'Als we meer academici voor de klas willen, moet de school een werkplek zijn die appelleert aan hun kennis en vaardigheden. Meer ruimte voor professionaliteit komt de aantrekkelijkheid van het beroep voor hoogopgeleiden ten goede.' Geert ten Dam, rector Instituut voor de Lerarenopleiding ILO/UvA
De docent weet als professional bij uitstek welk leermateriaal bij leerlingen werkt. En dus komt het primaat voor leermiddelen aan de docent toe, uiteraard in nauw overleg met vakcollega’s en werkgever. In het kader van de Wet BIO is het nuttig dat de docent zich ook op dit onderwerp schoolt, om zijn bekwaamheid te onderhouden. Harry Evers, voorzitter CMHF
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
Wel of niet zel f aan de slag? Waarom niet zelf ontwikkelen en arrangeren? Waarom wél zelf leermiddelen ontwikkelen en arrangeren? De pilotscholen noemen drie motieven om zelf aan de slag te gaan: • ze hebben een afwijkend, eigen onderwijsconcept • ze willen onderwijs op maat realiseren • z e willen de deskundigheid van de docenten en hun eigenaarschap van het vak bevorderen
Wel 38
Het afwijkende, eigen onderwijsconcept is het belangrijkste motief. Scholen zoals bijvoorbeeld het Corlaer College (‘nieuw onderwijsconcept’) en het Stedelijk College Eindhoven (‘loopbaanoriëntatie, ook in de onderbouw’) vinden het produceren van leermiddelen noodzakelijk om hun onderwijskundige ambities te kunnen realiseren. Bij het tweede motief (onderwijs op maat) gaan de scholen ervan uit dat de huidige beschikbare leermiddelen niet aan dit concept voldoen en dat door de school gemaakte leermiddelen of gearrangeerde (open) leermiddelen wel tot maatwerk zullen leiden. Een derde motief noemen bijvoorbeeld het Montaigne Lyceum en UniC. Zelf ontwikkelen leidt tot deskundigheidsbevordering van docenten en tot een grote mate van eigenaarschap van het onderwijs van de docenten.
Pilotscholen noemen de volgende motieven om niet (te veel) zelf te gaan ontwikkelen of arrangeren: • zoeken en aanpassen (arrangeren) van leermiddelen kost tijd • het ontwikkelen van leermaterialen is een duur en moeilijk voorspelbaar proces • arrangeren en ontwikkelen van leermiddelen vereist externe deskundigheid, het is een vak apart Het Calvijn College maakt zich met name zorgen over de tijdsinvestering: ‘Elke docent weet dat er veel tijd besteed wordt aan vergeefse zoektochten. Eenmaal iets gevonden is er weer tijd nodig voor het aanpassen van het materiaal, omdat het nooit precies is wat de docent voor ogen had.‘ Het Baudartius College voegt daaraan toe dat het zelf ontwikkelen/arrangeren van lesmateriaal ook geld en (externe) deskundigheid vergt. Het College Vos beschouwt zelf ontwikkelen/arrangeren als een vak apart. De school hecht aan ‘een door een team van professionals (bijvoorbeeld een uitgever) verzorgde en onderhouden methode’. Scholen met een rijke ontwikkeltraditie denken genuanceerd over de voor- en nadelen van zelf ontwikkelen en arrangeren. Het Stedelijk College Eindhoven stelt dat de kosten niet in verhouding staan tot de aankoop van een of zelfs meerdere nieuwe methoden (die dus goedkoper zijn), terwijl het ontwikkelproces moeilijk voorspelbaar is. Volgens UniC vraagt ook de kwaliteitsbewaking van zelf ontwikkeld materiaal aandacht: ”Het materiaal is veelvuldig aangepast en veranderd. Daarbij is onvoldoende gecheckt of daardoor essentiële inhouden verdwenen zijn. Dit moet worden gecontroleerd.”
'Als je systematisch veel leermateriaal gaat maken, is scholing belangrijk om succes te hebben. Docenten moeten het eens worden over de didactische opzet en de leerdoelen. Bovendien stellen docenten en leerlingen hoge eisen aan lay-out en interactiviteit. Niet iedere docent hoeft trouwens educatief ontwerper te worden. En niet elke docent wil dat. Bij het ontwikkelen van leermiddelen heb je de educatief ontwerpers wel nodig. Zoals je ook andere expertise in de groep nodig hebt: creatievelingen die goede opdrachten kunnen maken, nerds die er leuke ict-toepassingen bij
niet 39
maken, boekhouders die bijhouden of alle doelen en vaardigheden voldoende gevarieerd aan bod komen. Een leermiddelenbeleid geeft aan hoe de keuzes voor leermiddelen liggen. Zodat de leerling bijvoorbeeld niet in de ene les verplicht wordt zelf te onderzoeken of de antwoorden van de opdrachten goed zijn, terwijl dat bij een andere docent juist verboden is.' Nell Toemen, namens Landelijke Pedagogische Centra (LPC)
39
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
91%
40
89% 81% 81% 79% 76%
75%
Ik werk graag met lesmateriaal dat toetsen ter beschikking stelt.
74%
Ik vind het belangrijk dat mijn leerlingen een leerboek hebben.
74%
Zelf lesmateriaal samenstellen helpt mij om de les voor leerlingen uitdagend te houden.
72%
Ik zou graag in elk lokaal waar ik les geef beschikken over een digitaal schoolbord.
71%
Bij leermiddelen van educatieve uitgevers vertrouw ik erop dat ze van goede kwaliteit zijn.
Docenten verschillen in hoge mate in hun houding ten opzichte van leermateriaal, zo blijkt uit het LeermiddelMentality-onderzoek. Maar er zijn ook veel overeenkomsten. Hieronder volgt een aantal uitspraken waarmee een groot percentage van de ondervraagde docenten instemt.
71%
Ik zou door mijzelf ontwikkelde leermiddelen alleen met anderen delen als ik er zeker van ben dat het materiaal van hoge kwaliteit is.
67%
Om leermiddelen goed op maat te kunnen maken is bijscholing van docenten noodzakelijk.
Ik wil mijn vakkennis voortdurend uitbreiden.
65%
Mijn lessen worden beter door de inzet van ict.
64%
Er zitten te veel leerlingen in de klas om met leermiddelen op maat te werken.
63%
Samenwerking met andere scholen bij het ontwikkelen van leermiddelen levert een hogere kwaliteit van de producten op.
62%
Als ik zelf lesmateriaal kan samenstellen maakt dat mijn onderwijs beter.
62%
Ik vind het wel gemakkelijk dat het leermiddel dat ik gebruik mijn lessen stuurt.
61%
Ik vind het geen probleem om privétijd te investeren in betere lessen.
61%
Ik ben in het algemeen tevreden over de leermiddelen die ik nu gebruik.
59%
Ik zou graag samen met mijn vaksectie aan een verbetering van de lesmethode willen werken.
59%
Mijn lessen moeten gebaseerd zijn op de nieuwste inzichten in mijn vakgebied.
56%
Maatwerk voor de leerling is een voorwaarde voor een goed leermiddel.
52%
Ik werk liever met een lesmethode van een educatieve uitgever omdat ik dan zeker weet dat de doorlopende leerlijn is gewaarborgd.
van de docenten vindt:
’Een goed leermiddel maakt leerlingen nieuwsgierig’
Ik verwerk graag de actualiteit in mijn lessen. Een voorwaarde voor goed onderwijs is een goed leermiddel. Samenwerking tussen scholen en uitgevers is essentieel voor goede leermiddelen. In mijn werk wil ik graag innovatief bezig zijn.
'Dé voorwaarde voor goed onderwijs is de docent die in zijn/haar werk onderscheid weet te maken tussen doel en middel en zichzelf daarbij als belangrijkste middel ziet.' Joost Kentson, voorzitter Lerarenkamer, rector Oosterlicht College
41
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
De bevlogen docent Samen denken over en werken met leermiddelen inspireert docenten én schoolleiding
Trainer
Favoriete docentrollen*
doet iets voor en verbetert
Instructeur
7%
legt iets uit
12% 38% Mentor
13%
staat leerlingen terzijde
30%
Motivator
stimuleert en inspireert leerlingen
Leermiddelenbeleid starten: keuze voor top-down of bottom-up is fiftyfifty
42
Evenveel scholen beginnen het proces om tot leermiddelenbeleid te komen bij het management als bij de docenten. In het eerste geval is vrijwel steeds de benadering: een klein clubje bereidt het voor, schrijft ideeën op en gaat daarna ’draagvlak’ creëren. vervolgens stelt het startende groepje de ideeën wel of niet bij. In het tweede geval (bottom-upbenadering) wordt aan een brede groep docenten gevraagd wat hun mening is over de gebruikte leermiddelen en op welke wijze ze ander leermateriaal willen gebruiken. Vrijwel altijd zijn er docenten betrokken bij de werkgroep die het leermiddelenbeleid formuleert.
Verrijkend en motiverend voor docenten Veelal hebben de schrijvers van het leermiddelenbeleidsplan (meestal schoolleiders, soms ict-coördinatoren of teamleiders) uitgebreid aandacht voor de ontwikkeling van de docent. ‘Leermiddelenbeleid biedt een mogelijkheid tot profilering en het verkrijgen van waardering; het zal waarschijnlijk bijdragen aan een verhoging van het werkplezier door de erkenning van de docent als ‘professional’. De school ziet dat vooral gebeuren als docenten leermiddelen gaan ontwikkelen‘ (CS Vincent van Gogh). Docenten motiveren en beter toerusten blijkt vaker een van de doelen van het
leermiddelenbeleid. Docenten krijgen meer inzicht in kerndoelen en eindtermen en worden meer eigenaar van de stof. Ook scholing van onderwijsgevenden op het gebied van ict wordt in veel leermiddelenbeleidsplannen genoemd. ORS Lek en Linge ziet leermiddelenbeleid als iets dat positief uitwerkt voor docenten. Het uiteindelijke doel ervan is een hogere leeropbrengst voor leerlingen én een positief werkklimaat voor docenten: ‘Zoveel mogelijk eigenaarschap en betrokkenheid creëren als het gaat om het eigen leerproces en het eigen werk - zowel voor leerlingen als voor medewerkers‘. Het is niet altijd duidelijk of docenten zelf ook graag die rol in het leermiddelenbeleid willen hebben. Zeker bij ict is het vaak zo dat er een voortrekkersgroep is die graag en meer ict in de lessen wil. Ook op een Digidacschool als het Krimpenerwaard College geldt dat de meerderheid van de docenten ict-gebruik niet hoog op het wensenlijstje heeft staan.
Schoolleiding aangenaam verrast Als de schoolleiding of de werkgroep leermiddelenbeleid nagaat wat docenten al doen, en de wensen op het gebied van leermiddelen inventariseert, dan is men vaak aangenaam verrast over hoe creatief en innovatief docenten al omgaan met hun methoden en overige leermiddelenkeuze. Het Schoonhovens College zegt daarover: ‘Tot voor kort bestond het aanbod van leermiddelen
Coach
geeft opdrachten en begeleidt
*Bron: Motivaction 2009
voor nagenoeg 100 % uit traditionele methodes/leerboeken. In toenemende mate maken secties echter de keuze voor het aanwenden van andere leermethodes, op basis van andersoortige leermiddelen.‘
De docent blijft expert, de schoolleiding bewaakt Soms wordt in het leermiddelenbeleid een nieuwe werkwijze uitgestippeld of aangekondigd rond leermiddelen, die gevolgen heeft voor de docent. ‘Hoewel de docent de expert blijft op vakinhoudelijk gebied, zal de schoolleiding, meer dan in het verleden, de randvoorwaarden en kaders voor de leermiddelenkeuze bepalen en bewaken vanuit het schoolbeleidsplan en de bekostigingsmogelijkheden‘ (Pleincollege Bisschop Beckers). ‘Keuzes die voorheen slechts aan vakgroepen of individuele docenten waren voorbehouden worden nu gerelateerd aan een gemeenschappelijke visie‘ (Corderius College). Het Calvijn College wijst docenten bij de aanvraag van nieuwe methodes op de grotere keuzemogelijkheden voor de sectie én brengt het leermiddelenbeleidsplan onder de aandacht. Via e-coaches wordt de belangstelling voor digitale leermiddelen warm gehouden, maar de school dwingt de aanschaf van digitale middelen niet af. In POP-gesprekken en -formulieren komen aan de orde: ict-vaardigheden, Wintoets en elo; het selecteren en gebruiken van digitale leermiddelen. beamer en digitaal schoolbord.
43
'Docenten professionele ruimte gunnen betekent ook dat zij zeggenschap krijgen in de keuze van hun leermateriaal of in de aanpassing daarvan', Annet Kil, voorzitter Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL)
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
21 Hoe implementeer je een digitaal toetsprogramma?
Vrijwel alle pilotscholen beschikken over een digitaal toetsprogramma, meestal Wintoets. Toch gebruiken docenten het programma niet of nauwelijks. Populaire manieren om toetsprogramma’s ‘aan de docent’ te brengen, zijn: • externe of interne scholing voor docenten, verdeeld over enkele schooljaren; • ruimte geven aan pioniers en tegelijk olievlekwerking bevorderen; • van elkaar leren door uitwisseling. Zie ook: http://toetswijzer.kennisnet.nl
22 Regel vroeg
dissidenten en later consensus
44
‘Durven stoppen’ is het devies van Paul Bordewijk als het gaat om grote projecten die eigenlijk mislukt zijn.. Waarom stopt men niet? • niemand durft het nog ermee oneens te zijn Tip: organiseer je eigen tegenspraak • iemand is verliefd op het project (en hoopt er beroemd mee te worden) Tip: een goed bestuurder reageert vooral op wat er mis gaat. Groots en meeslepend zijn kan maar zelden • men diskwalificeert tegenspraak (we doen het toch nooit goed) Tip: blijven luisteren naar klagers • en ook nog: tunnelvisie, zelfoverschatting, kennisarrogantie Tip: blijf zelfkritisch, wees realistisch over risico’s ‘...de neuzen moeten dezelfde kant opstaan. Maar wanneer in een te vroeg stadium naar consensus wordt gestreefd en dissidenten hun mening niet durven of mogen geven, kan dat de oorzaak zijn van grote mislukkingen.’
(Paul Bordewijk, ‘Rijdende treinen en gepasseerde stations’,
www.paulbordewijk.nl/artikelen/435)
Curriculum en kiezen 'Een eenduidig, voorgeschreven curriculum is er niet. Maar leraren willen graag meer houvast dan wat er wel formeel voorgeschreven is: de kerndoelen en eindtermen, die heel globaal zijn. Voor arrangeren helpt het om een aantal verschillende voorbeelden van leerlijnen te hebben met diverse ordeningen van tussendoelen en inhouden.' Jan van den Akker, directeur SLO De SLO heeft meerdere instrumenten voor curriculumontwikkeling en leermiddelen: Leermiddelenplein Leermiddelenplein.nl ondersteunt leraren bij het kiezen van leermiddelen. Er zijn basisgegevens van alle methoden en leermiddelen voor het voortgezet onderwijs te vinden. Ook zijn er onafhankelijke beschrijvingen, ervaringen van leraren en analyses. Het is eenvoudig om leermiddelen te vergelijken. Sinds kort is het ook mogelijk om Edurep te doorzoeken. Edurep is een centrale voorziening die (digitaal) leermiddelen op internet vindbaar maakt, en waar meer dan dertig onderwijssites met leermiddelen op aangesloten zijn. Prijsontwikkelingen leermiddelen VO De site prijzenmethodenvo.slo.nl biedt informatie over de jaarlijkse gebruikskosten per leerling per methode. Het is mogelijk de gebruikskosten van methoden te vergelijken, ook per vakgebied of doelgroep. De site biedt daardoor de mogelijkheid om een overzicht te krijgen van de gemiddelde gebruikskosten per leerling per leerjaar voor een bepaalde boekenlijst. Leermiddelenmonitor Het Kenniscentrum Leermiddelen organiseert jaarlijks de leermiddelenmonitor (zie www.leermiddelenmonitor.nl). Dit is een onderzoek onder leraren in het primair, speciaal en voortgezet onderwijs naar het gebruik, trends, kwaliteit en ontwikkelingen rond (digitale) leermiddelen. De rapporten van de afgelopen drie jaren bieden inzicht in onderwerpen als methodegebruik, arrangeren en open en digitale leermiddelen.
Het 80/20-principe werd in 1897 ontdekt door Pareto (wet van Pareto). Het is het patroon van voorspelbare onevenredigheid tussen inspanning en resultaat, ofwel: de regel van cruciale factoren.
Het 80/20-denken helpt bij keuzes voor scholing en leermateriaal Het bekende 80/20-denken is gebaseerd op een veelvoorkomend patroon van onevenredigheid tussen inspanning en resultaat, of tussen oorzaak en gevolg. Het komt zelden voor dat 50% van de inspanning die je ergens in stopt, ook leidt tot 50% van het gevolg terwijl we dit wel verwachten. Meestal is de verhouding tussen inspanning en resultaat 70%-30% of zelfs 90%-10%. De volgende voorbeelden zijn waarschijnlijk herkenbaar: • 20% van de elo-functionaliteit wordt gebruikt door 80% van de docenten, of 20% van de elofunctionaliteit levert 80% van de meerwaarde van ict aan de kwaliteit van het onderwijs; • 20% van de leerlingen zorgt voor 80% van de actieve deelname in de klas; • en ook: 20% van je kleding heb je 80% van de tijd aan. Of 80% van je maaltijden bestaat uit 20% van je recepten.
Handig denkraam voor keuze Bij de keuze (en de bijhorende investeringen) voor scholing of leermiddelen is het 80/20-denken een handig denkraam. Figuur 1 Leermiddelen 30% van het beschikbare leermateriaal draagt voor 70% bij aan het leren/aan de kwaliteit van het onderwijs. Maar hoe zijn de percentages precies verdeeld en welk leermateriaal zit in die 30%? Als we dit weten, dan weten we ook waarin we het beste kunnen investeren. leermateriaal
Figuur 2 Ict-scholing Alle scholen willen investeren in elo-gebruik en ict-kennis van hun docenten. Maar niet iedereen hoeft alles te weten en te kunnen om maximaal bij te dragen aan betere leerresultaten door ict. Het 80/20-denken helpt om uit te vinden aan welke scholing precies behoefte is.
bijdrage leren
Vormgeving onderbouw Steeds meer scholen zijn bezig met het veranderen, vernieuwen en ontwikkelen van de onderbouw. Op www. slo.nl/voortgezet/onderbouw/themas/vormob vindt u hulpmiddelen en een methodiek die u kunnen ondersteunen bij het vormgeven van een samenhangend curriculum. SLO heeft voor het ontwikkelproces (w.o. initiatie, ontwerp, implementatie) informatie beschreven en instrumenten ontwikkeld, zodat scholen aan de slag kunnen met samenhangend onderwijs. De instrumenten zijn samen met scholen gemaakt en geëvalueerd. Tip: doe een 80/20-brainstorm met je sectie om uit te vinden in welk leermateriaal en in welke kennis je wilt investeren. Meer informatie www.the8020principle.com, Richard Koch
elo-functionaliteit
bijdrage gemak/leren
45
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
23 Wat zijn de gevolgen
voor de functie van docent?
Leermiddelenbeleid hangt soms samen met nieuwe taken voor docenten. Niet iedereen kan of wil makkelijk iets met ict of met arrangeren of lesmateriaal ontwikkelen. Op nogal wat scholen denkt men daarom aan speciale functies, al dan niet gekoppeld aan LC- en LD-schalen: e-coaches, i-coaches, expertarrangeurs, docent-ontwikkelaars, ict-aanspreekpunten. In gesprekken met docenten blijkt ook dat ze aarzelingen hebben over een specialisatie rond leermiddelen. ‘Sommigen zijn bang dat hen het creatieve deel van het werk afgenomen wordt en dat daarmee de verantwoordelijkheid van de docent voor de eigen les uitgehold wordt’ (College Vos). Dat het menens is met het leermiddelenbeleid blijkt ook uit het feit dat scholen in ‘de gesprekscyclus’, dus in POP- of functioneringsgesprekken met docenten, willen bespreken wat goed en wat nog niet goed gaat, waar het leermiddelen betreft.
24 Cijfers zijn niet leuk! 46
Alle plannen lijden aan ongecijferdheid en dat wreekt zich in de uitvoering. ’Veel, vaak, weinig, groot, duur, goedkoop, meestal, gering’, deze woorden, in combinatie met de termen ‘leermateriaal, docent, tijd en geld’ zijn terug te vinden in alle plannen. Onduidelijk blijft wat er precies wordt bedoeld.
25 Het digitaal schoolbord
is een didactisch (en niet een technisch) hulpmiddel
In de leermiddelenbeleidsplannen komt de didactische meerwaarde van het digitale schoolbord herhaaldelijk aan de orde. ‘Het digibord is een belangrijke aanvulling op de traditionele methode doordat leerlingen meer geactiveerd kunnen worden’, aldus het Schoonhovens College. Het Corderius College constateert dat het digitale schoolbord tot een grotere productie van leermateriaal leidt. Alle scholen vinden dat de didactische mogelijkheden van het digitale schoolbord niet ten volle benut worden.
26
Hebben docenten meer tijd nodig om te zoeken?
Ja, ze geven aan dat ze te weinig tijd hebben om uit te zoeken welk leermateriaal beschikbaar en geschikt is.
27
Is een goed leermiddel noodzakelijk voor goed onderwijs?
Ja, volgens 81% van de docenten. Maar met een goed leermiddel kan een docent slecht lesgeven. Andersom kan met een slecht leermiddel goed les worden gegeven. Volgens deze redenering telt uitsluitend de didactische kwaliteit van de docent. Toch is een goed leermiddel noodzakelijk voor goed onderwijs. Bijvoorbeeld als de goede docent een offday heeft, als een les van een collega moet worden overgenomen, of als de leerling later de leerstof nog even wil nakijken en zijn toets wil voorbereiden.
28
Wat doen we met het werkboek?
Het werkboek is een van de meestbesproken leermiddelen sinds scholen zelf financieel verantwoordelijk zijn voor de aanschaf van leermiddelen. Vrijwel alle pilotscholen hanteren de kaasschaafmethode. Het werkboek is dan het eerst aan de beurt om de kosten terug te dringen tot € 316 of lager per leerling. Niet alle docenten zijn tevreden met deze ingreep. Het werkboek zorgt immers voor structuur, variatie en overzicht. Bij het Schoonhovens College overleven de werkboeken in de vorm van klassensets. Nadeel daarvan is dat de leerlingen niet in deze werkboeken mogen schrijven. Andere pilotscholen schrappen het fysieke werkboek en stimuleren de ontwikkeling van werkboekvervangend materiaal in de elektronische leeromgeving.
29 Wat heb je aan een criterialijst en een gevoelscijfer?
Om kritisch te kunnen kijken naar leermiddelen is een Programma van Eisen (PvE) cruciaal. Een PvE is een criterialijst voor de juiste keuze en gebruik van leermiddelen. Hantering van een PvE leidt in de praktijk tot verrassende ontdekkingen. Op één school scoort bijvoorbeeld een recent ingevoerd leermiddel een dikke onvoldoende. Het omgekeerde komt ook voor: leermiddelen die boven verwachting aansluiten bij de schoolvisie en die aanzienlijk hoger scoren dan het aanvankelijke ‘gevoelscijfer’ dat men aan het leermiddel gaf.
30 Wat is 'de extra eis' bij een PvE?
Een Programma van Eisen (PvE) bevat schoolbrede (of per vak of leerjaar) uitspraken over leermiddelen, die aansluiten bij de onderwijsvisie van de school en bij de formele eisen van de overheid. Het is een handig instrument bij de aanschaf van nieuwe leermiddelen en bij de ontwikkeling van eigen materiaal. Ook speelt het een belangrijke rol bij de evaluatie van gebruikte leermiddelen. Het aantal eisen per PvE varieert per pilotschool. Een handzaam en overzichtelijk aantal is tien. Maar vergeet niet ‘de elfde eis’, namelijk de specifieke eis op het niveau van een vak, een schooltype en een leerjaar. Bijvoorbeeld ‘practicumopdrachten bij biologie in de bovenbouw’ of ‘digitaal rt-materiaal voor spelling bij Nederlands in leerjaar 1’.
31 Welke technische
hulpmiddelen zijn er voor zelf arrangeren?
De elektronische leeromgeving (elo) is het populairst onder de pilotscholen. Het Liemers College en het Atlas College kwalificeren de elo respectievelijk als ‘platform’ en ‘knooppunt’ voor digitaal leermateriaal. Specifieke ontwikkeltools zijn er ook. Zo gebruikt het Oranje Nassau College de Lessenmaker, terwijl SG Dalton Voorburg met Lectora en Hot Potatoes werkt. Meer dan twintig verschillende auteurstools: http://digitaalleermateriaal.kennisnet.nl/auteurstools.
32 Hoe bewaak je de kwaliteit?
Dat kan het beste met een Programma van Eisen (PvE). Bij voorkeur een PvE dat ontwikkeld is op basis van ervaringen van leerlingen, docenten en management. Pilotscholen zijn tevreden over de uitkomsten van leerlingen- en docentenenquêtes. Enkele pilotscholen pleiten voor aanvullende maatregelen om meer grip te krijgen op de kwaliteit van leermiddelen. Bijvoorbeeld door een cursus te volgen over het beoordelen van educatieve software, door presentaties van de aanbieders te organiseren, of door een leermiddelspecialist uit te nodigen. Vergeet vooral niet de medewerker kwaliteitszorg erbij te betrekken. Zie ook het onderdeel Kwaliteitsbewaking op www.leermiddelenvo.nl. En heel handig is de Handreiking kwaliteit digitaal leermateriaal van Kennisnet: www.kennisnet.nl
33 Is kleur duur? Deze vraag komt vaak terug als het gaat over de prijs van methoden. Maar ‘glossy’ is niet duur, want methoden worden in hoge oplage in Azië gedrukt. Het scheelt nauwelijks met zwart-wit.
34
Hoe schrijf je zelf goede leerteksten en opdrachten? Het Montaigne Lyceum schrijft vooral verwerkingsopdrachten voor een vak, vakoverstijgend of voor een thema. Deze opdrachten moeten contextrijk zijn. De school raadt het schrijven van leerteksten af: het kost veel tijd en geld. Net als het Montaigne Lyceum adviseren verschillende andere scholen om de methode te gebruiken voor goede leerteksten. Het Oranje Nassau College heeft concrete aanwijzingen geformuleerd voor het schrijven van teksten voor leerlingen: gebruik het lettertype Comic Sans, hanteer eenvoudige taal en gebruik niet teveel bijvoeglijke naamwoorden.
35 Is zelf ontwikkelen kostenbesparend?
Het antwoord van het Stedelijk College Eindhoven op deze vraag is negatief: ‘De kosten staan niet in verhouding tot de aankoop van een of zelfs meerdere nieuwe methoden. Het is ook niet precies te overzien wat een ontwikkeling die je ingaat, kost. Je dient een startkapitaal te hebben.’ Vrijwel alle pilotscholen noemen de hoge kosten van zelf ontwikkelen, in euro’s dan wel in fte’s. Toch verwacht het Corderius College een kostenbesparing van € 10.000 per jaar: ‘Het vervangen van werkboeken door eigen materiaal lijkt lonend te zijn, waarbij de besparingen de kosten dekken.’
47
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
Op www.durvendelendoen.nl van het Innovatieproject vindt u verschillende publicaties die bruikbaar zijn voor uw onderwijspraktijk.
38 Hoeveel functies heeft
Ja. Zelf ontwikkeld materiaal bestaat vaak uit opdrachten die in omvang en complexiteit neigen naar een project, prestatie of webquest, niet zelden met een vakoverstijgend karakter. Leerlingen gebruiken verschillende informatiebronnen, werken toe naar een product voor een publiek en passen uiteenlopende vaardigheden geïntegreerd toe. Methodes van educatieve uitgevers leggen de nadruk meer op het aanleren van nieuwe kennis en (deel)vaardigheden en de verwerking daarvan. Methodes bevatten bovendien docentenhandleidingen, toetsen, een antwoordenboek en extra oefen- en differentiatiemateriaal.
Veel! Deze werkwoorden geven de functies het beste weer: • activeren • motiveren • afstandsleren • plannen • arrangeren • presenteren • communiceren • toetsen • differentiëren • tijdsonafhankelijk leren • feedback geven • vervangen van het boek • flexibiliseren • uitdagen • leren op maat • werk inleveren • moderniseren • zelfstandig leren
ander lesmateriaal dan educatieve uitgevers?
Het Innovatieproject van de VO-raad stimuleert en faciliteert kwaliteitsverbetering in het voortgezet onderwijs. Zo worden innovaties van scholen in de praktijk wetenschappelijk onderzocht en onderbouwd. Het project bevordert daarnaast het delen van kennis tussen scholen.
48
36 Ontwikkelen scholen
Wilt u de onderwijskwaliteit op uw school verbeteren?
een elo?
37 Vullen lesmateriaal van scholen en uitgevers elkaar aan?
Nee. Leerpsychologen en onderwijskundigen benadrukken het belang van een volledige leercyclus. Daarbij sluiten de (doorgaans vier) leerfasen nauw op elkaar aan, zowel in tijd als inhoudelijk. In de ABCDtypologie van Neuner (zie schema) is zelf ontwikkeld materiaal relatief vaker gefocust op C en D, oftewel op de (geleide) toepassing en de transfer. Producten van educatieve uitgevers richten zich relatief vaker op A en B. Zolang zelf ontwikkelde leermiddelen van scholen de nadruk leggen op integreren en toepassen en uitgevers op onthouden en begrijpen, is er geen volledige, samenhangende leercyclus. Het is dus zaak om af te stemmen, zowel in tijd als op inhoud.
Dan bent u geschikt ongeschikt voor praktijkonderzoek
39
Wat is een goede ict-infrastructuur?
De ict-infrastructuur moet volgens de beleidsplannen aan vele eisen voldoen: • voldoende goed werkende computers • snelle inlogprocedures • voldoende internetbandbreedte • gefilterd internet • betrouwbare server • goed alternatief bij stroomstoringen • hulp- en storingsdienst/laptopdokter • vandalismebestendig • draadloos netwerk • voldoende stopcontacten voor laptops • een lange accuduur van laptops • voldoende werkende, digitale schoolborden Ervaringen op de pilotscholen wijzen uit dat bij docenten het draagvlak gering en de teleurstelling groot is als aan deze voorwaarden niet is voldaan.
Neuner oefentypologie of ABCD-model
Kolbs leercyclus
Ebbens' vier typen leeractiviteiten
C.F. van Parrerens vier soorten leren
A input B reproductie C geleide toepassing D transfer
concreet ervaren reflectief observeren abstract conceptualiseren actief experimenteren
Onthouden Begrijpen Integreren Toepassen
inzichtbevorderend leren verwerven feitenkennis memoriseren vorming automatismen
toepassen, intergreren
'Conrector van Willem Lodewijk Gymnasium Everdine van der Velden: Onderzoek maakt eens te meer duidelijk dat we in het onderwijs nooit klaar zijn, dat iedereen blijft leren. Zo’n cultuur is goed voor de onderwijskwaliteit.'
'Je kunt wel in de wandelgangen zeggen “het gaat niet meer met die leerling”, maar dan vragen onderzoekers: waar kijk je precies naar?’, aldus docent Bas Wilmer van Scholengemeenschap St. Ursula over het praktijkonderzoek.'
onthouden, begrijpen
illustratie: Maartje Kunen
49
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
50
Onderzoek gaat door Universiteit Twente zocht uit wat we weten over welk soort digitale toepassing werkt
Wetenschappelijk onderzoek van de laatste vijf jaar over leermiddelen in het voortgezet onderwijs laat zien dat we veel weten, maar ook dat veel vragen onbeantwoord zijn. Opmerkelijk is dat er nauwelijks effectstudies zijn naar leermiddelen in het algemeen, er is vooral onderzoek gedaan naar digitale toepassingen. Er is nog behoefte aan onderzoek naar de vraag welk middel het beste kan worden ingezet bij welke leeractiviteit. In afwachting daarvan alvast een overzicht van de resultaten tot nu toe én van de vervolgvragen.* * Bron: Voogt, J., & Pareja Roblin, N. (2010). De effectiviteit van ICT-toepassingen in het vo: een literatuurstudie [Effectivity of ICT applications in secondary education: A review of the literature], uitgevoerd in opdracht van de VO-raad. Enschede: Universiteit Twente; www.leermiddelenvo.nl.
Spraakverwarring Een bekend probleem bij digitale leermiddelen is dat er spraakverwarring optreedt. De Universiteit Twente hanteert de volgende definities (oplopend in complexiteit): 1 multimediapresentatie: presentatie van informatie in een combinatie van tekst, graphics, audio en video. Bijvoorbeeld een presentatie met het digibord, of webquests; 2 interactieve oefeningen: gestructureerde oefeningen met onmiddellijke feedback en/of informatie die stap voor stap wordt geïntroduceerd en afgewisseld met testjes, om na te gaan of de informatie is begrepen. Bijvoorbeeld software om woorden mee te leren; 3 simulatie: software die de werkelijkheid imiteert. De leerling kan de situatie manipuleren om relaties in de werkelijkheid beter te begrijpen. Veelgebruikt bij sciencevakken; 4 games: expliciete leerdoelen worden nagestreefd in een elektronisch interactief spel; 5 virtuele omgeving: een driedimensionale wereld met geluid en illustraties in een spelomgeving, waarin leerlingen met anderen online samenwerken aan de ontwikkeling van de virtuele wereld. Antwoordkastjes in de klas scoren De televisieomroep BNN gebruikt ze tijdens de nationale IQ-test: kastjes waarmee het studiopubliek antwoord geeft op vragen. In de Verenigde Staten worden deze clickers of personal response devices ingezet tijdens instructies op scholen. De docent stelt vragen om te peilen of de groep de uitleg begrepen heeft. Ook leerlingen die normaal gesproken niet snel hun hand opsteken worden op deze manier uitgedaagd om mee te doen. De reacties van de leerlingen worden (anoniem) via de antwoordkastjes geprojecteerd op het digibord. De docent kan de instructie
hierop aanpassen. Onderzoek toont aan dat leerlingen die met behulp van deze kastjes actief meedoen, bij toetsen hoger scoren dan de leerlingen die dit niet doen. Bij jongens blijkt dit verschil overigens groter dan bij meisjes. Waarom dat zo is, weet men nog niet. Ook is gebleken dat leerlingen die tijdens de instructie de clickervraag correct beantwoorden, een grotere kans hebben om deze vraag ook bij de toets juist te beantwoorden. Een zinvolle multimediagadget. Bron: King, D. B., & Joshi, S. (2008). Gender Differences in the Use and Effectiveness of Personal Response Devices. Journal of Science Education and Technology, 17(6), 544552.
Jongens en meisjes leren evenveel Meestal is de reactie van jongens op een computerspel enthousiaster dan die van meisjes. Jongens hebben vaak ook meer ervaring met en kennis van digitale spelletjes. Griekse onderzoekers vroegen zich daarom af of jongens ook meer leren van een computerspel. Hun onderzoek bracht aan het licht dat de leerresultaten van jongens niet significant verschillen van die van meisjes. Beide groepen bleken evenveel motivatie te hebben om een (educatief) spel te spelen. Niet alleen maar toys voor boys dus. Bron: Papastergiou, M. (2009). Digital Game-Based Learning in high school Computer Science education: Impact on educational effectiveness and student motivation. Computers & Education 52(1): 1-12.
Digitaal werkt bij onderzoeksgerichte leerstijl Dat leerlingen verschillende leerstijlen hebben die hun resultaten beïnvloeden, was al bekend. Maar hoe beïnvloeden die stijlen het leren met digitale middelen? Israëlische onderzoekers ontdekten twee verschillende leerstijlen bij leerlingen die via een simulatie meer te weten moesten komen over genetica: een onderzoeksgerichte en een taakgerichte leerstijl. De onderzoeksgerichte leerlingen waren in staat om de kernvragen van genetisch onderzoek naar boven te halen, terwijl de taakgerichte leerlingen bleven steken op de procedurele uitvoering van de
51
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
simulatie. De eerste groep deed dan ook meer genetische kennis op dan de tweede. De onderzoekers concludeerden dat bij simulaties de begeleiding van docenten cruciaal is om iedere leerling voldoende te laten leren. Bron: Gelbart, H; Brill, G; Yarden, A. (2009). The Impact of a Web-Based Research Simulation in Bioinformatics on Students’ Understanding of Genetics. Research in Science Education, 39(5): 725-751.
Slimme leerling wil ander leermateriaal
52
Natuurlijk is de eerste vraag bij de selectie van leermiddelen of de leeractiviteit past bij het leerdoel. Vervolgens is het ook belangrijk om te kijken naar de vormgeving van het materiaal. Het was al bekend dat tekst en illustraties beter werken dan tekst alleen, en dat illustraties dicht bij de corresponderende tekst moeten staan. Bovendien werkt het bij digitaal leermateriaal beter om de tekst te presenteren in spreektaal, in plaats van in schrijftaal. Nu blijkt uit onderzoek ook een groot verschil in de ontwerpeisen voor hoog- en laagpresterende leerlingen. Laagpresterende leerlingen hebben veel baat bij telkens terugkerende iconen, een simpele navigatie, bij checkvragen met antwoorden en bij veel voorbeelden. Voor hen kan de stof het beste duidelijk in tekst worden uitgelegd in plaats van het te presenteren met ingewikkelde (3D)-illustraties. Hoogpresterende leerlingen hebben baat bij veel navigatiemogelijkheden in het middel en bij toegang tot internet, zodat ze zelf hun leren kunnen sturen. Ze hebben weinig behoefte aan voorbeelden (meer van hetzelfde), maar eerder aan analogieën (vergelijkingen als uitbreiding op de behandelde stof). Deze multimediaontwerpeisen wijken overigens nauwelijks af van de eisen die aan ‘gewone’ leerboeken worden gesteld. Bron: Luik, P., Mikk, J. What is important in electronic textbooks for students of different achievement levels? (2008) Computers and Education, 50 (4), 1483-1494.
Virtueel leren alleen voor oudere jongeren
Hoezo kunnen leerlingen multitaskend leren?
Wie kent ze niet: toekomstvisies waarin een virtuele schoolomgeving als dé vorm van onderwijs in de 21ste eeuw wordt beschreven. Het maakt onderwijs op maat mogelijk, met bovendien een breder (betaalbaar) curriculum doordat samenwerking met andere scholen makkelijker is. Maar werkt het ook? Kunnen leerlingen zoveel zelfstandigheid wel aan? Uit onderzoek onder virtuele schooldeelnemers blijkt dat succesvolle cursisten aan een groot aantal kenmerken moeten voldoen. Ze zijn onafhankelijk van anderen, intrinsiek gemotiveerd, weten hun tijd goed te organiseren, bestuderen gemakkelijk teksten en zijn handig met de computer. Volgens de onderzoekers zijn dit typische kenmerken van een volwassen persoon. Zij vragen zich af welke rol volwassenheid en leeftijd speelt bij het wel of niet succesvol deelnemen aan een virtuele leeromgeving. Het antwoord op die vraag weten we nog niet. Wordt vervolgd dus...
Men stelt ouders gerust als hun kind huiswerk maakt met een iPod in het oor, de televisie op de achtergrond en de computer en de telefoon binnen handbereik. Leerlingen van nu kunnen dat, zegt men. Sterker nog, deze manier van multitaskend leren past bij de ZAP-generatie. Recent onderzoek van de Stanford University onder studenten toont aan dat ouders zich misschien terecht zorgen maken. De resultaten van een experiment laten zien dat studenten die eraan gewend zijn tegelijkertijd diverse media te bedienen (de veelgebruikers) meer afgeleid worden door irrelevante prikkels uit de omgeving en door irrelevante gedachten tijdens een multitasktest. Hierdoor presteren zij slechter dan de lichte gebruikers. Het lijkt erop dat de attitude van veelgebruikers om alles bij te houden ook tijdens het leveren van een prestatie doorgaat, met een lagere prestatie als gevolg.
Bron: Barbour, M. K. and T. C. Reeves (2009). The reality of virtual schools: A review of the literature. Computers & Education 52(2): 402-416.
Bron: Ophir, E., Nass, C., & Wagner, A.D. (2009). Cognitive control in media multitaskers , PNAS 15 september 2009 106:15583-15587, www.pnas.org/content/106/37.toc , www. scribd.com/doc/19081547/Cognitive-control-in-mediamultitaskers.
40 Een laptop voor € 100? Laptops kunnen voor € 100 per jaar worden afgeschreven over een periode van drie of vier jaar, afhankelijk van het type. De kosten van de laptopaanschaf worden door verschillende pilotscholen betaald uit de lumpsumvergoeding voor leermiddelen. Als gevolg hiervan spendeert de school jaarlijks € 100 minder aan leermiddelen. De bezuiniging op de aanschaf van leermiddelen wordt gecompenseerd door te verwachten besparingen als gevolg van het zelf ontwikkelen van leermateriaal binnen het taakbeleid. Ook is de aanschaf van laptops mogelijk door te besparen op desktops en beheer en onderhoud van de vaste computers. Eén pilotschool kiest ervoor om de financiering van laptops via de (vrijwillige) ouderbijdrage plaats te laten vinden.
41 Waarom wordt de elo nog zo weinig gebruikt?
Docenten kennen niet alle gebruiksfuncties, de techniek laat verstek gaan, of er is onvoldoende content. Meestal is het een combinatie van deze drie factoren. Ook volstaan kant-en-klare elo’s niet altijd. Onder andere UniC, het Montaigne Lyceum en het Liemers College hebben het initiatief genomen om een elo op maat voor hun school te maken.
42 Mislukking is geen Dyslectisch digitaal leren gaat beter zonder plaatjes
gezichtsverlies
Je zou verwachten dat een dyslectische leerling baat zou hebben bij digitaal leermateriaal met veel illustraties. Het tegendeel lijkt waar. Dyslectische leerlingen presteerden met tekst en illustraties slechter dan met alleen tekst. Misschien komt dit doordat dyslectische leerlingen hun inmiddels aangeleerde strategieën inzetten als ze met alleen tekst worden geconfronteerd? Echt begrijpen doen de onderzoekers het niet. Ze willen daarom verder onderzoek doen naar de wijze waarop dyslectische leerlingen omgaan met digitaal leermateriaal.
Wie zich inzet voor beter onderwijs en deels in eigen tijd mooie dingen ontwikkelt voor leerlingen zal niet snel zeggen dat het niet gelukt is. Toch is dat meestal leerzamer en zeker geen gezichtsverlies. De bakens verzetten als blijkt dat dat moet, is een teken van wijsheid. Bijvoorbeeld: ‘De auteurs waren grotendeels van de scholen afkomstig. Dit bleek in de praktijk onvoldoende kwaliteit op te leveren. Daarom is besloten het komend jaar voornamelijk te gaan werken met externe auteurs.’(UniC) Meer informatie: www.briljantemislukkingen.nl.
Bron: Alty, J.L., Al-Sharrah, A., & Beacham, N. (2006). When humans form media and media form humans: An experimental study examining the effects different digital media have on the learning outcomes of students who have different learning styles. Interacting with Computers, 18, 891–909.
'Ict werkt wel in laboratoriumsituaties maar om het te implementeren moet het passen in de vakdidactische bagage van de docent. Geïsoleerde ict-cursussen, daar geloof ik niet in. Ik vind het verbazingwekkend dat er nog zo weinig effectstudies zijn gedaan naar serious gaming en simulaties.' Joke Voogt, hoofddocent vakgroep curriculumontwerp en onderwijsinnovatie, Universiteit Twente
43 Mogen scholen de
ouderbijdrage gebruiken voor eigen materialen?
Nee. De school heeft de plicht om ook de zelf ontwikkelde leermaterialen ‘om niet’, oftewel gratis, beschikbaar te stellen. Dat betekent dat bijvoorbeeld ook de verzendkosten of kopieerkosten van deze leermiddelen voor rekening van de school zijn. De brochure Uw bijdrage aan de schoolkosten is te vinden op www.minocw.nl/documenten/95750b.pdf.
44 Mogen scholen
de ouderbijdrage gebruiken voor laptops?
Ja. De laptop valt onder dezelfde categorie als ‘atlas’ of ‘rekenmachine’, oftewel leermiddelen waarvoor een bijdrage aan ouders mag worden gevraagd. Voor deze kosten gelden drie belangrijke voorwaarden: • ouders kunnen nooit tot aanschaf verplicht worden; • de medezeggenschapsraad moet instemming verlenen; • scholen treffen een voorziening als ouders zelf geen laptop kunnen of willen bekostigen.
45 Top 3 van gewenste scholing
Alle scholen willen graag ontwikkel-, arrangeer-, ict-technische en ict-didactische vaardigheden van docenten op een hoger niveau brengen. Hiertoe moeten docenten geschoold worden. Over de wijze waarop laat zich uit de beleidsplannen de volgende top 3 optekenen: 1 collegiale consultatie met olievlekwerking, sneeuwbal- en vliegwieleffecten; 2 deskundige collega’s als interne trainer ( i- en e-coaches); 3 externe deskundige als trainer en/of adviseur in de startfase, het liefst om interne deskundigen op te leiden. Bij ingrijpende innovaties, zoals het zelf maken van onderwijsmateriaal, verdient een externe deskundige de voorkeur.
53
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
Samen in Wikiwijs 46 Mogen scholen de
lumpsumvergoeding gebruiken voor laptops?
Ja. De verhoging van de lumpsum met € 316 per leerling per leerjaar (peiljaar 2009-2010) is niet geoormerkt en mag overal aan besteed worden, dus ook aan een laptop. Zie: www.minocw.nl/ gratisschoolboeken.
47 Welke uren inzetten
voor arrangeren en ontwikkelen?
54
Het Calvijn College en het Corderius College willen een deel van het leermiddelenbudget besteden aan docenturen voor het ontwikkelen en/of arrangeren van leermateriaal. Docenten die lesgeven binnen de specialisaties science, sport, kunst & media krijgen op het Schoonhovens College binnen het taakbeleid ruimte om samen leermiddelen te ontwikkelen voor deze specialisaties. Het Oranje Nassau College reserveert twee fte’s voor het ontwikkelen van leermateriaal ten gunste van de teams en de Onderwijsvernieuwingscoöperatie. Tot slot worden door diverse pilotscholen uren verkregen binnen de 10% van de aanstellingsnorm die gereserveerd is voor deskundigheidsbevordering.
48 Intern of een
extern boekenfonds?
Een van de pilotscholen (1100 leerlingen) heeft uitgerekend wat voordeliger is: een intern of een extern boekenfonds. De berekening wijst uit dat na ruim twee jaar de extra aanloopinvesteringen van een intern boekenfonds zijn terugverdiend, waarna het voordeel ongeveer € 30.000 per jaar bedraagt. De school is daarom overgegaan op een intern boekenfonds. In de berekening zijn de volgende prijsfactoren meegewogen: rentederving, inflatievoordeel, verhuurrechten, verzekering, administratieve verwerking, btw-constructie, facilitaire kosten en bemensing.
In opdracht van het Ministerie van OCW ontwikkelen Kennisnet en het Ruud de Moor Centrum (RdMC/OU) Wikiwijs, een databank met leermiddelen voor en door docenten. Na een proeffase gaat in het schooljaar 2010/2011 de definitieve versie van start. Actuele informatie vindt u op www.wikiwijs.nl
Wat in 2019? Vroeger was niet alles beter
Frans Schouwenburg, sectormanager po en vo Kennisnet 'Als het onderwijs maatwerk wil leveren, heeft elke docent en elke leerling in ieder geval een laptop nodig. Als de leerling centraal staat, heb je laptops als hulpmiddel hard nodig. Leermiddelenbeleid is onderdeel van de onderwijsvisie van de school. Het is daarom logisch dat je geen stappen kunt zetten om het leermiddelenbeleid in te vullen, zonder dat je eerst weer eens grondig kijkt naar de missie die de school heeft. Wat voor school willen we zijn? Hoe willen we onze leerlingen laten leren? Welke didactische keuzes horen daarbij? Welke leermiddelen horen hierbij? Een andere vraag is hoe de inzet van ict een nuttige bijdrage kan leveren aan het invullen van het leermiddelenbeleid. Dat is geen vrijblijvende vraag, want inmiddels is door de Vier in Balansmonitor (2009) aangetoond dat bij juist gebruik ict het leerrendement verhoogt. Dit onderzoek is beschikbaar via http://onderzoek.kennisnet.nl/ vierinbalans. Met het initiatief Wikiwijs hopen we dat we in de komende jaren grote hoeveelheden vrij te gebruiken leermaterialen kunnen ontsluiten, zodat docenten alternatieven of aanvullingen voor hun methode kunnen vinden. Dat maakt het mogelijk dat scholen bij hun leermiddelenbeleid uit rijkere bronnen kan putten, met allerlei aantrekkelijke neveneffecten. Zo kan in een school een aantal nieuwe specialismen gaan ontstaan voor docenten en andere medewerkers: leermiddelencoördinatoren, leermiddelenarrangeurs, digibordcoaches en ga zo maar door. Het is geen eenvoudig pad, want er zitten nog vele haken en ogen aan de ontwikkelingen in de komende jaren. Een gevarieerd beeld op al die verschillende visies, moeilijkheden en mogelijkheden van bruikbaar digitaal leermateriaal is te lezen in de essaybundel Hier heb ik niets aan die u kunt downloaden (pdf) op http:// digitaalleermateriaal.kennisnet.nl/publicaties/essaybundel.' Jos Kusters, directeur Ruud de Moor Centrum/OU 'Docenten hebben bijscholing nodig om leermiddelen op maat te maken, vooral als ook nog eens de eis wordt gesteld dat andere docenten deze materialen moeten kunnen (her-)gebruiken. Dit legt extra druk op de ontwikkelvaardigheden van docenten. Wij pleiten voor een team- of groepsgerichte scholingsaanpak waarbij collega’s op de werkplek samenwerken. Via http://portal.rdmc.ou.nl stellen we daarvoor al instrumenten beschikbaar. De Feedbackscan brengt bijvoorbeeld via een digitale vragenlijst een dialoog op gang tussen leerkracht en leerling, terwijl Palet VO de dagelijkse onderwijspraktijk in videoclips heeft vastgelegd, met good en interesting practices.'
55
Van gadget naar gemak De mobiele telefoon, beamer en computer hebben zich razendsnel ontwikkeld. Alle superlatieven gaan op voor deze digitale producten: sneller, compacter, betaalbaarder, beter, lichter. De apparaten hebben ook nog een ander kenmerk: het duurt even voordat een praktisch gebruik ervan door een grote groep mensen vanzelfsprekend is. Eerst zijn er alleen de liefhebbers, dan de statusgevoeligen, vervolgens de gebruikers die het zich financieel kunnen permitteren. Maar uiteindelijk worden de producten massaal gebruikt en raakt iedereen eraan gewend, tot het niet meer opvalt. Niet de gadgetstatus maar het gemak gaat tellen.
Gebruiksvriendelijker en praktischer Technische producten worden vanzelf gebruiksvriendelijker. De onhandelbare grote, langzame, storingsgevoelige en dure
beamer wordt kleiner, sneller, storingsvrijer en goedkoper zodat meer lokalen kunnen worden voorzien. Vervolgens ‘verdwijnt’ de beamer omdat hij integreert met het schoolbord en de computer. De beamer is niet enkel een technisch ding meer, maar onderdeel van een educatieve drieslag: computer, bord en lichtbron, oftewel: het digitale schoolbord. De techniek wordt onzichtbaar. Een mobiele telefoon of een mp3-speler wordt niet meer ervaren als een computer met hard- en software, maar als een communicatiemiddel of een muziekspeler.
Kijk mee vooruit met de tijdbalk Wanneer is een leermiddel een gadget en wanneer wordt het een handig hulpmiddel? Met de tijdbalk kunt u zelf de volgende stap zetten. What’s up next?
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
TOEKOMSTb a l k
Tijdbalk leermiddelen en ict midden en eind jaren 90 Multimediaal leren De term COO legt het af tegen multimediaal leren. Methodes zijn multimediaal en bevatten beeld, geluid en computeroefeningen op een diskette of cd-rom. Methodes worden multimediamethodes genoemd. Een beamer kost ongeveer € 10.000.
jaren 70 en 80 Video-onderwijs en talenpracticum De video en het talenpracticum maken een nieuwe manier van leren mogelijk. De video is via verrijdbare karren in de hele school beschikbaar, terwijl het talenpracticum aparte spreek- en luisterunits voor leerlingen biedt. Voordelen: effectief, efficiënt, motiverend, levensecht, interactief, individualisering (maatwerk), differentiatie (tempo en niveau) en een nieuwe rol voor de docent.
januari 2010 Van desktop naar laptop naar netbook Een netbook met 1 gigabyte intern geheugen en 160 gigabyte opslagcapaciteit, ingebouwde webcam en netwerk- en videokaart is zo’n 100 keer sneller, 20 kilo lichter en 10 keer goedkoper dan een computer van twintig jaar geleden. Een beamer kost ongeveer € 500 tegenover € 10.000 in 1995.
begin jaren 90 COO computerondersteund onderwijs De term computerondersteund onderwijs (COO) raakt ingeburgerd. COO heeft dezelfde voordelen als video-onderwijs en het talenpracticum. Zie ‘jaren 70 en 80’. ´Drill-andpractice´-programma’s en tutorials overheersen in de ‘courseware’. Verwachtingen van aangekondigde simulaties en adventures zijn hooggespannen.
E-reader en docentenlaptops Steeds meer leerlingen raadplegen lesmethodes en leerteksten op hun e-reader. Het gewicht van een gemiddelde rugzak is meer dan 50% gedaald. Iedere docent heeft een laptop.
De elektronische leeromgeving is onzichtbaar Docenten gebruiken de elo als vanzelfsprekend hulpmiddel, net als een internetbrowser, PowerPoint of Word. De elo wordt voor de leerlingen ingezet als dat nodig is, of als het voor de docent zelf handiger is.
Alles in één apparaat E-reader, laptop, video- en fotocamera, mp3- en dvd-speler, mobiele telefoon en onbeperkt draadloos internet zijn in één apparaat beschikbaar voor € 200 inclusief een servicecontract voor twee jaar.
56
57
1970
1980
midden en eind jaren 80 Computer, overheadprojector en beeldplaat Een computer zonder harde schijf maar met twee floppydiskdrives kost ongeveer € 1.500 en vervangt de elektronische typemachine. Met beeldplaat en een overheadprojector kan een computerscherm op een groot wit scherm worden geprojecteerd.
jaren 90 Whiteboard Een whiteboard is een stofvrij alternatief voor het traditionele schoolbord en daardoor geschikt voor computerlokalen.
1990
2000
vanaf 2000 Methodes met eigen website Methodes van educatieve uitgevers zetten de cdromoefeningen online op een methodewebsite. De methodewebsite gaat over naar een volledig digitale methode. Anno 2010 zijn er ruim 700.000 digitale pagina’s beschikbaar.
2010
2012
2013
2014
Digitale didactiek Digitale didactiek is een basisvak op de pabo en in de 1e- en 2e-graads lerarenopleidingen, terwijl docenten zijn bijgeschoold door enthousiaste collega’s.
vanaf 2007 Digitaal schoolbord Technische en didactische mogelijkheden van het digitaal schoolbord worden verkend. Het digitaal schoolbord wordt ook wel elektronisch schoolbord, digibord, smartboard en active board genoemd.
2015 2016 2017 2018 2019 Eigen open leermiddelen met leerstoflijnen Een meerderheid van de docenten heeft een onlinedatabase met gearrangeerd en zelf ontwikkeld materiaal voor eigen gebruik, als aanvulling op de leerstoflijnen en leermiddelen die per vak en per schooltype door de school zijn vastgesteld. Open leermiddelen worden door intensieve zoeken keuzeprocessen steeds meer eigen leermiddelen.
Voldoende aanbod voor alle varianten Scholen werken met boeken en computers in de verhouding zoals zij dat zelf wensen. Ict- of boekgebruik varieert per school, per vak, per docent, per leerling en per periode. De verhouding tussen herkomst van leermateriaal varieert per school, vak, docent, leerling en periode.
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
Infobladen over leermiddelenbeleid voor docenten en schoolleiding De infobladen bevatten praktische informatie over o.a. arrangeren, zelf ontwikkelen, kwaliteitszorg, plan van aanpak en een format voor een leermiddelenbeleidsplan. In de volgende pagina’s vindt u vier infobladen over de competenties van de docent-arrangeur, over de kwaliteit van leermateriaal, over auteursrecht en de functies van een elo. Digitale versies zijn te downloaden van www.leermiddelenvo.nl. En u kunt ze tevens in print aanvragen bij
[email protected] Arrangeren 01 Excellent is de docent-arrangeur, die………. 02 Onderwijskwaliteit en arrangeren 03 Wat is een arrangement (en wat niet)?
Zelf ontwikkelen
58
04 Wat en waarom zelf leermateriaal maken? 05 Het ontwikkelproces in 12 fasen 06 Goed of goed genoeg?
Auteurs- en readerrecht 07 Auteursrecht: beter goed regelen
Vormgeving 08
Vorm volgt functie
Schooleconomie 09 Materiaal maken of arrangeren: maak de balans op 10 Leermateriaal maken en arrangeren in de schoolbegroting 11 Waardeer de tijd
Mixed Media
12 Met de Elo beter leren 13 Hoe leert het brein?
Leermiddelenbeleid 14 15 16 17
5 fasen van leermiddelenbeleid Model voor leermiddelenbeleidsplan Wat willen we hebben? (zie ons programma van eisen) Massa en maatwerk
61
63
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
64
65
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
Colofon
66
Het Programma Leermiddelenbeleid is een pr oject van de VO-raad, gefinancierd door het Ministerie van OCW. Binnen het programma hebben scholen projecten leermiddelenbeleid uitgevoerd, is kennis en informatie verspreid en werd een onderzoek uitgevoerd naar de houding van docenten ten opzichte van leermateriaal. Het programma liep van november 2008 tot december 2009. Deze uitgave is gebaseerd op informatie en ervaringen van 33 scholen. Met veel dank hebben we gebruik gemaakt van de rapportages, gastvrije bezoeken en boeiende gesprekken. Dankzij het enthousiasme en de innovatiekracht van velen zijn deze projecten gerealiseerd. U kunt de eindrapportage ’Het leermiddel, de docent, zijn leerling en hun toekomst’ downloaden van vo-raad.nl en www.leermiddelenvo.nl Adviesgroep Programma Leermiddelenbeleid VO-raad (schoolbestuur) Pieter Hendrikse (voorzitter), lid Raad van Bestuur OMO VO-raad (schoolleiding) Lieneke Jongeling, rector Nortgho College (overleden 2009) SBL Annet Kil, voorzitter Stichting Beroepskwaliteit Leraren VO-raad Wilma van Velden, directeur bureau VO-raad OCW Thea Belt-Vis (waarnemer) Projectleider Vera Simon Thomas Redactie Vera Simon Thomas Dirkje Ebbers Tiddo Ekens m.m.v. Ilse van Eekelen Creative commons CC-BY-NC-ND 3.0 Nederland License http://creativecommons.org/licenses/by-nc-nd/3.0/nl Januari 2010 Dit is een uitgave van Programma Leermiddelenbeleid/VO-raad Meer informatie: www.vo-raad.nl, www.leermiddelenvo.nl
[email protected], 030 232 4800, 06 50678840 Postbus 8282, 3502 RG Utrecht Vormgeving: Buro de Kuijper, www.burodekuijper.nl Drukwerk: Drukkerij Tielen, Boxtel Meer nummers kunt u aanvragen bij
[email protected]
ed
eitsewk
reel dim neled dieleb
jilb < tci < ximleddimreel ed < krewtaam)assam( < netnecod eitavito el reteb < ole < ?dleg < dielebkaat redna < EvP < gnidielloohcs < tsarre negolveb < sinnek reem < 613 € < ytilatneMleddimreeL < gnilreel < ne