JURIDISCHE ANALYSE UITSPRAKEN WILDERS
april 2008
COLOFON Tekst Wies Dinsbach Carolina de Fey Eddie Nieuwenhuizen Redactie Beatrijs van Agt Uitgave Art.1 Rotterdam, april 2008 Art.1 Postadres Postbus 19192 3001 BD Rotterdam Bezoekadres Landelijk bureau Art.1 Schaatsbaan 51 3013 AR Rotterdam Tel. 010 - 201 02 01 Fax 010 - 201 02 22 E-mail:
[email protected] Website: www.art1.nl Delen uit deze publicatie mogen worden overgenomen met bronvermelding.
2 van de 37
INHOUDSOPGAVE Inleiding Samenvatting 1. Vrijheid van meningsuiting, hoe ver mag je gaan? 1.1 Hoeveel ruimte is er in Nederland om je mening te uiten? 1.2 Wanneer wordt de grens overschreden? Wanneer wordt een meningsuiting discriminerend en strafbaar? 1.3 Zijn de uitspraken van Geert Wilders discriminerend? 2. Grondrechten en vrijheden, welk voorstel is wenselijk? Conclusie Bijlage: uitspraken en voorstellen van Geert Wilders en de PVV
3 van de 37
INLEIDING Het is niet nieuw dat politici in Nederland zich scherp uitlaten over specifieke bevolkingsgroepen in de samenleving. In het verleden heeft dit geleid tot discussie en in een enkel geval tot een veroordeling wegens discriminatie. In het laatste decennium zijn onder meer politici van LPF, VVD, CDA en SGP aangesproken op het vermeende discriminerende karakter van hun uitspraken en wetsvoorstellen. Vanaf 2004 veroorzaakt Geert Wilders (PVV) veel ophef met zijn uitspraken en wordt opnieuw een scherp publiek debat gevoerd over de wenselijkheid en de wettelijke toelaatbaarheid om op deze wijze het politieke en publieke debat aan te gaan over maatschappelijke kwesties. In dit rapport analyseert Art.1 vanuit een juridische invalshoek of bij de uitspraken en voorstellen van Wilders sprake kan zijn van discriminatie. Daarbij is gelet op de in Nederland belangrijke vrijheid van meningsuiting (artikel 7 van de Grondwet), het verbod op discriminatie (artikel 1 van de Grondwet) en de uitwerking van deze artikelen in het wetboek van strafrecht. Ook wordt ingegaan op de bijzondere situatie waarin een politicus zich bevindt en de bijbehorende vrijheid om zich zeer scherp uit te laten in het politieke en publieke debat. Naast deze juridische analyse is eveneens kort gekeken naar de verhouding van Wilders’ voorstellen met de principes van gelijke behandeling en rechten en vrijheden die zijn vastgelegd in de Grondwet. Naast vrijheid van meningsuiting (artikel 7) gaat dit om vrijheid van godsdienst (artikel 6), vrijheid van onderwijs (artikel 23) en het discriminatieverbod (artikel 1). Het is aan de strafrechter om een uitspraak te doen of er bij de uitlatingen van Wilders daadwerkelijk sprake is van discriminatie. Op dit moment ligt een groot aantal aangiften bij het Openbaar Ministerie (OM). Hij beraadt zich erover of deze aangiften aan de strafrechter moeten worden voorgelegd. Behalve een maatschappelijk belang hebben de beslissing van het OM en een eventuele rechterlijke uitspraak groot belang voor Art.1 en de bij haar aangesloten antidiscriminatiebureaus vanwege hun werk op het gebied van het voorkomen en bestrijden van discriminatie.
4 van de 37
SAMENVATTING Het is niet nieuw dat politici in Nederland zich scherp uitlaten over specifieke bevolkingsgroepen in de samenleving. In het verleden heeft dit tot scherpe discussie geleid en in een enkel geval tot een veroordeling wegens discriminatie. Vanaf 2004 veroorzaakt Geert Wilders (PVV) als politicus veel ophef met zijn uitspraken en wordt opnieuw een scherp publiek debat gevoerd over de wenselijkheid en de wettelijke toelaatbaarheid om op deze wijze maatschappelijke kwesties aan de orde te stellen. Art.1 heeft vanuit een juridische invalshoek bekeken of bij de uitspraken en voorstellen van Wilders sprake is van discriminatie. Daarbij is gelet op de in Nederland belangrijke vrijheid van meningsuiting (artikel 7 van de Grondwet), het verbod op discriminatie (artikel 1 van de Grondwet) en de uitwerking van deze artikelen in het wetboek van strafrecht. Vrijheid van meningsuiting is een groot goed in een democratische rechtstaat. In Nederland heeft een ieder het recht om zonder toestemming een mening te uiten. Vrijheid van meningsuiting betekent niet dat men onbeperkt een mening kan uiten. Men heeft een ‘verantwoordelijkheid volgens de wet’, dat wil zeggen dat men rekening moet houden met wettelijke regels en met de andere grondrechten in de Grondwet. De grenzen aan de vrijheid van meningsuiting zijn onder meer geregeld in het wetboek van strafrecht. Hier is bijvoorbeeld vastgelegd wanneer sprake is van smaad, laster en belediging en wanneer sprake is van discriminatie. De rechter kijkt per individueel geval naar de feiten en omstandigheden en maakt een zorgvuldige afweging. Bij politici zoals Geert Wilders speelt de bijzondere omstandigheid dat volksvertegenwoordigers meer ruimte hebben dan de gewone burger om standpunten naar voren te brengen. Het politieke debat is een fundamenteel onderdeel van de democratische samenleving en politici dienen een optimale uitingsvrijheid te hebben zonder vrees voor juridische aansprakelijkheid. Deze context laat veel ruimte voor scherpe en zeer kritische opmerkingen. Volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens mogen uitlatingen zelfs schokkend, aanstootgevend of verontrustend zijn voor delen of het geheel van de bevolking. Bekijkt men de uitlatingen van Wilders - waaronder ook de film Fitna - per individueel geval dan lijkt in enkele gevallen wel en in andere gevallen geen sprake te zijn van discriminatie. Het grote belang dat wordt gehecht aan vrijheid van meningsuiting en Wilders’ positie als volksvertegenwoordiger spelen hierbij een rol. Het Openbaar 5 van de 37
Ministerie (OM) onderzoekt op dit moment de strafbaarheid van enkele uitlatingen naar aanleiding van ingediende aangiften. Bekijkt men de uitlatingen die Wilders in de afgelopen vier jaar heeft gedaan als geheel, dan tekent zich een beeld af van steeds weer herhaalde uitlatingen die een hele bevolkingsgroep in een zeer negatief daglicht plaatsen. Het is de vraag of deze keer op keer herhaalde en steeds verdergaande uitlatingen nog kunnen worden beschouwd als een bijdrage aan een politiek debat. De uitlatingen hebben een schadelijke impact op een hele bevolkingsgroep die vanwege haar religie wordt neergezet als een vermeend gevaar voor de Nederlandse samenleving. Dit wekt de indruk van discriminatie. Of dit volgens de wet inderdaad zo is, is nog niet door een rechter getoetst. Indien dit door een aangifte juridisch wordt getoetst kan hier duidelijkheid over ontstaan. Naast zijn uitlatingen over de islam doen Wilders en de PVV dikwijls voorstellen die in strijd zijn met grondwettelijke rechten zoals vrijheid van godsdienst (artikel 6) en vrijheid van onderwijs (artikel 23). Deze voorstellen zijn juridisch onhaalbaar en onwenselijk omdat ze leiden tot ongelijke toepassing van deze grondrechten en vrijheden. Daaronder bijvoorbeeld het voorstel om geen moskeeën meer te bouwen, islamitisch onderwijs af te schaffen en het bezit van de koran te verbieden. Ook is het voorstel de islam anders te behandelen dan andere religies in strijd met het discriminatieverbod (artikel 1) op grond waarvan de overheid alle godsdiensten gelijk dient te behandelen. In samenhang met de uitlatingen van Wilders over de islam versterken deze voorstellen de indruk dat sprake is van discriminatie. Behalve de eventuele juridische strafbaarheid of wettelijke haalbaarheid van Wilders’ uitlatingen en voorstellen, heeft zijn optreden ongewenste maatschappelijke effecten. Door zich bij herhaling zeer negatief uit te laten over de islam, creëert Wilders een buitengewoon negatief beeld van een religie en de mensen die de islam belijden of die ermee worden geassocieerd. Dit kan leiden tot discriminatie en krenking van menselijke waardigheid van moslims en tot angstgevoelens jegens hen. Ook kan dit negatieve beeld leiden tot bijvoorbeeld verminderde participatie op de arbeidsmarkt en in het onderwijs. Dit is schadelijk voor het individu en evenmin in het belang van de samenleving als geheel vanwege het verlies aan maatschappelijk waardevolle talenten. Het is aan de strafrechter om een uitspraak te doen of er bij de uitlatingen van Wilders daadwerkelijk sprake is van discriminatie. Op dit moment ligt een groot aantal aangiften bij het OM. Hij beraadt zich erover of deze aangiften aan de strafrechter moeten worden voorgelegd. Behalve het maatschappelijk belang hebben de beslissing van het OM en een 6 van de 37
eventuele rechterlijke uitspraak groot belang voor Art.1 en de bij haar aangesloten antidiscriminatiebureaus vanwege hun werk op het gebied van het voorkomen en bestrijden van discriminatie.
7 van de 37
1. VRIJHEID VAN MENINGSUITING: HOEVER MAG JE GAAN? In Nederland wordt de vrijheid om je mening te uiten als een groot goed beschouwd. Maar, hoever mag je eigenlijk gaan in je uitspraken? Wanneer is er sprake van discriminatie? Tweede Kamerlid Geert Wilders doet al geruime tijd uitspraken over de islam die zorgen voor veel ophef in de maatschappij. Zijn uitlatingen in het parlement en in de media roepen de vraag op hoever een politicus eigenlijk mag gaan. 1. Hoeveel ruimte is er in Nederland om je mening te uiten? 2. Wanneer wordt de grens overschreden? Wanneer is een meningsuiting discriminerend en strafbaar? 3. Zijn de uitspraken van Wilders discriminerend? 1.1 Hoeveel ruimte is er in Nederland om je mening te uiten? Vrijheid van meningsuiting is een wezenlijk kenmerk van de Nederlandse democratische samenleving. Het geeft een ieder in Nederland het recht om gedachten en gevoelens te koesteren en zonder voorafgaand verlof te openbaren. Dit recht wordt gewaarborgd door artikel 7 van de Nederlandse Grondwet en door artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en fundamentele vrijheden (EVRM).1 Artikel 7 Grondwet: 1. Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. 2. De wet stelt regels omtrent radio en televisie. Er is geen voorafgaand toezicht op de inhoud van een radio- of televisie-uitzending. 3. Voor het openbaren van gedachten of gevoelens door andere dan in de voorgaande leden genoemde middelen heeft niemand voorafgaand verlof nodig wegens de inhoud daarvan, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. De wet kan het geven van vertoningen toegankelijk voor personen jonger dan 16 jaar regelen ter bescherming van de goede zeden. 4. De voorgaande leden zijn niet van toepassing op het maken van handelsreclame. Voor het uiten van je mening heb je in Nederland vooraf geen toestemming nodig. Censuur (controle vooraf) mag dus niet. Een mening mag ook scherp zijn en hoeft niet 1
Het EVRM is van toepassing voor de landen die het verdrag hebben geratificeerd.
8 van de 37
altijd in goede aarde te vallen. Dit betekent niet dat je onbeperkt je mening kunt uiten. In een democratie kan het noodzakelijk zijn om het recht op vrije meningsuiting te beperken. Bijvoorbeeld om wanordelijkheden en strafbare feiten te voorkomen en om de goede naam of de rechten van anderen te beschermen.2 In Nederland bestaat het recht op vrije meningsuiting dan ook behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet: iedereen die van dit recht gebruik maakt, moet rekening houden met andere wettelijke (gedrags)regels zoals bijvoorbeeld de regel om een ander niet wegens zijn afkomst te beledigen of als minderwaardig te behandelen (discriminatieverbod).3 Het publieke debat In een democratische samenleving wordt veel waarde gehecht aan het publieke debat. Dit moet in vrijheid plaats kunnen vinden. De wetgever en de rechter laten dan ook veel ruimte aan uitlatingen die bijdragen aan het publieke debat. Volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens passen uitlatingen over het algemeen binnen de context van het publieke debat als de uitlating een politiek vraagstuk of een onderwerp van algemeen maatschappelijk belang betreft, als de uitlating de mening over de publieke zaak (mede) vormt en ook in het kader van het publieke debat is gedaan of als daaraan dienstig kan worden beschouwd.4 De uitlatingen mogen vrij ver gaan en zelfs schokkend, aanstootgevend of verontrustend zijn voor de gehele of delen van de bevolking.5 Het Europees Hof ziet alleen ruimte voor ingrijpen indien dit noodzakelijk is in een democratische samenleving. Bijvoorbeeld in het geval van strafbare feiten en ter bescherming van de goede naam of de rechten van anderen. Afwegingsfactoren hierbij zijn de feiten (de inhoud van de uiting) en omstandigheden waarin de uitlating is gedaan. Dikke huid In het debat wordt van publieke personen zoals leden van de regering en volksvertegenwoordiging verwacht dat zij een dikkere huid hebben dan ‘gewone’ burgers en zij in die hoedanigheid meer kritiek mogen verwachten.6 In tegenstelling tot privé-individuen, stellen zij zich onvermijdelijk en bewust open voor kritiek op hun doen en laten.7 Ook schokkende en storende uitlatingen in het kader van een publieke discussie zijn voor hen niet snel als beledigend te beschouwen. Daarbij is niet van belang of de uitlating de politicus privé dan wel publiek treft. Indien de uitlating het publieke debat dient, weegt het belang van vrijheid van meningsuiting volgens het hof zwaarder 2
Artikel 10 EVRM. Artikel 7 van de Grondwet. 4 EHRM 28-08-1992, NJ 94 103 (Schwabe, par. 29), EHRM 19-02-1998, Mediaforum 10 (1998), NR. 4, P. 125 E.V. (Bowman). 5 EHRM 27-02-1997, Mediaforum 9 (1997), nr.4.; Zie ook EHRM 31 januari 2006, NJ 2007, 200. 6 EHRM 23-04-1992, NJ 94 102 (Castells); EHRM 08-07-1986, NJ 87 901 (Lingens). 7 EHRM 8 juli 1986, NJ 87 901, m.n. E.A.Alkema (Lingens), par. 42. 9 van de 37 3
dan de bescherming van de goede naam en eer van politici.8 VOORBEELD De Nederlandse rechter heeft de uitlating ‘Rita Moordenaar’, aangebracht op een spandoek en gericht tot toenmalig minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie Rita Verdonk, niet strafbaar bevonden. De rechtbank oordeelde dat de uitlating op zichzelf beledigend is, maar moet worden gezien in de context van het hoogoplopende maatschappelijke debat van dat moment. De uitlating is daarom wel toelaatbaar.9 Onschendbaarheid Een belangrijk onderdeel van het publieke debat is het politieke debat. Dit wordt beschouwd als fundamenteel onderdeel van een democratische samenleving. Deelnemers aan het politieke debat hebben veel daarom veel ruimte om hun mening te laten horen. Zij dienen zich optimaal te kunnen uiten zonder vrees voor juridische aansprakelijkheid.10 Daarom zijn Kamerleden, ministers, staatssecretarissen en andere personen die deelnemen aan een vergadering van de Staten-Generaal of Kamercommissies (artikel 71 Grondwet) onschendbaar. Zij kunnen niet worden vervolgd of aangesproken voor wat zij in de vergadering hebben gezegd of schriftelijk ingebracht. Dit laat veel ruimte voor scherpe en zeer kritische opmerkingen van volksvertegenwoordigers. Toch gelden ook in de politiek geschreven en ongeschreven regels voor de wijze waarop het debat gevoerd wordt.11 Buiten de vergadering geldt deze extra bescherming van het uitingsrecht niet en zijn de wettelijke gedragsregels van het publieke debat van toepassing. Wel blijft de uitingsvrijheid van de politicus groot als hij ook in het debat buiten de Tweede Kamer waar nodig met scherpte zijn standpunt naar voren wil brengen. Gedragsregels Het maatschappelijk debat laat veel ruimte voor scherpe uitlatingen. Zo kan een meningsuiting niet vooraf worden ingeperkt en mag er veel gezegd, geschreven of getoond worden. Het is echter geen vrijbrief voor uitingen die de rechten en vrijheden van anderen aantasten en waarmee dus de wet wordt overtreden. Zo mag de uitingsvrijheid niet worden misbruikt om personen of groepen te beledigen. Juist in het belang van een democratisch samenleven en ter waarborging van de rechten die alle 8
Rapport Commissie 11 oktober 1984, series A, p. 36-37 (Lingens). RB. Utrecht 15 juni 2006, LJN: AX8760. 10 HR 28 juni 2002, NJ 2002, 577. 11 De Tweede Kamer kent bijvoorbeeld een Reglement van Orde waarin zowel procedureel als over taalgebruik eea is opgenomen. Zie hoofdstuk VIII, par.1 artikel 53 lid 3, par. 3 artikel 58 en 59 over beledigend taalgebruik. www.tweedekamer.nl/over_de_tweede_kamer/reglement_van_orde/index.jsp 10 van de 37 9
burgers toekomen, zijn wettelijke grenzen gesteld. Een uitlating kan te ver gaan en volgens de gedragsregels van de wet ontoelaatbaar zijn. De vraag wanneer de grens van vrije meningsuiting is overschreden, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval en vergt een zorgvuldige afweging door de rechter. 1.2 Wanneer wordt de grens overschreden? Wanneer is een meningsuiting discriminerend en strafbaar? Een uiting gaat volgens de wet te ver indien deze discriminerend is voor groepen mensen. Van discriminatie is volgens de wet sprake wanneer aan groepen mensen rechten of vrijheden worden onthouden die aan anderen wel worden toegekend.12 Het gaat om achterstelling waardoor erkende grondrechten gevaar lopen.13 Verschillende vormen van discriminatie zijn strafbaar, waaronder belediging (artikel 137c Sr) en uitingen die aanzetten tot haat, discriminatie of zelfs geweld tegen bepaalde groepen mensen (artikel 137d Sr). Deze gedragingen zijn zo ernstig dat zij worden beschouwd als misdrijven tegen de openbare orde. Toetsingskader De Nederlandse rechter heeft een aantal toetsingscriteria aan de hand waarvan beoordeeld wordt of een uitlating strafbaar is. Deze criteria staan in de wetsbepaling zelf en zijn bijvoorbeeld afkomstig van eerdere rechterlijke uitspraken in vergelijkbare zaken. Om een uiting te kunnen beoordelen op toelaatbaarheid, moet allereerst de inhoud van de uiting bekend zijn. Pas dan kan worden bezien of deze te ver gaat en ook daadwerkelijk strafbaar is. Hiervoor wordt per individueel geval naar de feiten en omstandigheden van het geval gekeken. Deze worden vervolgens door de rechter getoetst aan de wet. In Nederland geldt een censuurverbod. Deze afweging kan dus pas achteraf plaatsvinden als de mening geopenbaard is en de inhoud ervan bekend is.14
12
Artikel 90quater Sr: Onder discriminatie of discrimineren wordt verstaan elke vorm van onderscheid, elke uitsluiting, beperking of voorkeur, die ten doel heeft of ten gevolge kan hebben dat de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het maatschappelijk leven, wordt teniet gedaan of aangetast. 13 Zie artikel 5 van het Internationaal Verdrag ter uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie waarin ondermeer de volgende rechten worden omschreven: politieke rechten (o.a. actief en passief kiesrecht), vrijheid van meningsuiting, vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst, recht op onderwijs en opleiding, recht op deelneming aan culturele activiteiten, het recht op gelijke behandeling door de rechterlijke instanties en alle andere organen die zijn belast met rechtsbedeling. 14 Een uitlating moet in het openbaar zijn gedaan. Dat wil zeggen dat het publiek, een groep personen van ‘buiten’ de uitlating heeft kunnen vernemen. Uitlatingen gedaan in besloten kring, in een groep van genodigden, zijn niet strafbaar. De rechter beoordeeld steeds per geval of sprake is 11 van de 37
Artikel 137c Sr: Belediging Het beledigen van groepen mensen vanwege bijvoorbeeld hun ras, godsdienst of homoseksuele gerichtheid is strafbaar.15 Artikel 137c Sr: 1. Hij die zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend uitlaat over een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun hetero- of homoseksuele gerichtheid of hun lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie. 2. Indien het feit wordt gepleegd door een persoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt of door twee of meer verenigde personen wordt gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie opgelegd. Onder discriminerende belediging wordt verstaan het in diskrediet brengen van een groep mensen of het miskennen van de waardigheid van een groep omdat deze groep tot een bepaald ras behoort, een bepaalde godsdienst belijdt of een bepaalde seksuele gerichtheid heeft etc.16 Het gaat hier om uitlatingen waarin negatieve conclusies worden getrokken over een groep mensen louter en alleen omdat deze mensen tot een bepaalde bevolkingsgroep behoren. Bijvoorbeeld wanneer iemand zegt: “Alle Marokkanen zijn crimineel. Zij moeten oprotten naar hun eigen land.” Uitlatingen over mensen Het wetsartikel 137c is van toepassing op beledigende uitlatingen over een groep mensen. Het is daarvoor niet voldoende dat een uitlating beledigend is voor een groep. Als bijvoorbeeld de spot wordt gedreven met God of Mohammed, dan is dit beledigend voor de groep gelovigen en wellicht godslasterlijk. Als de belediging niet ook gaat over de groep gelovigen zelf enkel vanwege het feit dat zij tot dat geloof behoren, dan is de van een besloten kring of van een uitlating die door publiek is vernomen. Enkele voorbeelden: een vergadering van een politieke partij is in beginsel besloten, tenzij er bijvoorbeeld journalisten aanwezig zijn. Hetgeen tijdens een dienst in een kerk of moskee gezegd wordt is in beginsel openbaar omdat er altijd mensen aanwezig kunnen zijn die niet behoren tot de geloofsgemeenschap. In beginsel is alles wat op het internet te lezen of te zien is openbaar. Uitzondering zijn sites die alleen toegankelijk zijn voor daartoe gemachtigde personen. Ook een email is in beginsel besloten. 15 De gronden die in dit wetsartikel genoemd worden zijn: ras, godsdienst of levensovertuiging, hetero- of homoseksuele gerichtheid, lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap. 16 In het wetsartikel worden de gronden genoemd waarop niet mag worden gediscrimineerd. Zie voor de invulling van het begrip belediging: HR 9 januari 2001, NJ 2001, 204, r.o. 3.4.3; HR 9 januari 2001, NJ 2001, 203, r.o. 3.4.1.; HR 14 januari 2003, NJ 2003, 261, r.o. 3.3. Zie ook Kamerstukken II 1969/1970, 9724, nr.6, p. 4 12 van de 37
belediging van God of Mohammed geen discriminerende belediging van de groep gelovigen zelf. Hetzelfde geldt voor een uitlating als ‘Mohammed is een travestiet’ of ‘De islam is een achterlijke cultuur’. Deze zijn op zichzelf bezien niet strafbaar als discriminerende belediging van moslims, indien er niet ook rechtsreeks iets over moslims zelf wordt gezegd. Om vast te stellen of er sprake is van belediging, kijkt de rechter naar de aard van de uitlating, naar de context waarin de uitlating is gedaan en of de uitlating onnodig grievend is. Als uitgangspunt geldt dat kritiek op opvattingen en gedragingen toelaatbaar is. De rechter maakt een afweging tussen het recht van de een om zijn mening te uiten en het recht van de ander om niet beledigd of gediscrimineerd te worden. Pas als kritiek ontaardt in discriminatie van een groep wegens het enkele feit dat mensen bijvoorbeeld van een bepaald ras zijn, een bepaalde geloofsovertuiging of seksuele gerichtheid hebben, is dit strafbaar. Exacte bewoordingen De rechter beziet allereerst de exacte bewoordingen van de uitlating en of deze naar objectieve maatstaven, algemeen spraakgebruik, beledigend zijn. Bijvoorbeeld scheldwoorden zoals ‘vieze, vuile of rot-, kanker- of kut-’. Het gaat er niet om dat de ander zich door de uitlating beledigd voelt of dat de dader het als een belediging bedoeld heeft. De rechter gaat uit van algemeen spraakgebruik, waarbij de dader verweten moet kunnen worden dat hij de belediging bewust heeft gedaan of tenminste had kunnen weten dat hij met zijn uitlating een groep mensen zou beledigen.17 Samenhang De rechter kijkt niet alleen naar de woorden die gebruikt zijn, maar ook naar de samenhang in de uitlating. Zo kunnen afzonderlijke woorden of passages van de uitlating niet beledigend zijn, maar in samenhang met andere woorden of passages dat wel worden. Bijvoorbeeld het woord ‘homo’ of ‘joden’ in combinatie met woorden als ‘vieze, vuile’. De samenhang van woorden kan er ook toe leiden dat er een generaliserend verband gelegd wordt tussen bepaalde zaken en een bevolkingsgroep waardoor die gehele bevolkingsgroep in diskrediet wordt gebracht.18
17 HR 15 april 2003, NJ 2003, 334 (noodzakelijk bewustzijn van de dader dat zijn uitlating beledigend is); Rb. Utrecht 6 juli 1988, RR 189 (willens en wetens de kwade kans aanvaarden dat de uitlating beledigend is); HR 11 december 1990, RR 257, zie de overweging van het Hof in de conclusie van de A–G , r.o. 10. (… dat hij had moeten beseffen dat deze passages, gezien de inhoud, bezwaarlijk anders dan als beledigend kunnen worden beschouwd.’) 18 Rb. Zwolle 25 april 1994, RR 346. 13 van de 37
Context Een uitlating krijgt zijn betekenis door de context waarin het is gedaan. De context is het kader waarin de uitlating is gedaan. Een uitlating kan bijvoorbeeld zijn gedaan in het publieke debat of als uiteenzetting van een geloofsopvatting of als een artistieke expressie. De context van de uitlating kan ervoor zorgen dat er meer gezegd mag worden dan in andere situaties. Dit is bijvoorbeeld het geval in het publieke debat waar zelfs schokkende, aanstootgevende of verontrustende uitspraken gedaan mogen worden.19 Ook een uitlating waarmee een geloofsopvatting wordt verwoord en die voor de gelovige van belang is voor het maatschappelijk debat, kent een grote vrijheid. VOORBEELD Voormalig Kamerlid Van Dijke was niet strafbaar toen hij in De Nieuwe Revu de uitspraak deed dat er geen gradaties zijn in Gods geboden. Hij illustreerde dit met: “Ja, waarom zou een praktiserend homoseksueel beter zijn dan een dief.” De rechter oordeelde dat de uitlating op zichzelf weliswaar kwetsend was voor homoseksuelen aangezien de homoseksuele levenswijze werd vergeleken met andere zondige gedragingen volgens de religieuze opvatting van Van Dijke. Toch was de uitlating niet strafbaar omdat het ‘kenbaar in direct verband stond met de uiting van de geloofsopvatting van de verdachte en als zodanig voor hem van betekenis is in het maatschappelijk debat’.20 VOORBEELD Ook imam El Moumni was niet strafbaar toen hij in het televisieprogramma Nova homoseksualiteit een ziekte noemde en zei dat het schadelijk is voor de samenleving. De rechter oordeelde dat de uitlatingen ‘dienden ter aanduiding van de in de islamitische geloofsovertuiging van de verdachte verankerde opvatting omtrent het zondige karakter van de homoseksuele levenswijze’.21 Ook vormen van artistieke expressie kennen een ruime meningsvrijheid.22 Zo kan een romanfiguur discriminerende uitlatingen doen, kan in een column een persoonlijke mening in overdreven stijl worden weergegeven of in een andere vorm van satire scherpe bewoordingen worden gebruikt om dingen in de maatschappij aan de kaak te stellen.23 Ook in cartoons kan op scherpe wijze maatschappelijke kritiek worden geuit. Grens van het aanvaardbare De context biedt dus veel ruimte om een mening te uiten, maar dit is niet onbegrensd.
19 20 21 22 23
Rb. Utrecht 15 juni 2006, LJN: AX8760. HR 9 januari 2001, NJ 2001, 203, r.o. 3.4.2 – 3.4.4. Hof Den Haag 18 november 2002, LJN: AF0667. Deze uitingen worden beschermd door artikel 7 van de Grondwet en artikel 10 EVRM. Hof Amsterdam 9 april 2001, R97/8689. 14 van de 37
Uitlatingen moeten in verhouding staan tot datgene wat je ermee wilt bereiken. Het kader waarin je een uitlating doet, mag niet worden misbruikt om beledigingen ten aanzien van groepen mensen te uiten.24 Een uitlating is strafbaar indien deze volstrekt ongenuanceerd een gehele bevolkingsgroep in een negatief daglicht plaatst en niet als bijdrage aan bijvoorbeeld het publieke debat kan worden beschouwd.25 Staat de uitlating niet in verhouding tot wat je ermee wilt bereiken, dan gaat deze de grenzen van het aanvaardbare te buiten en is het onnodig grievend. Toepassing De toepassing van de wet is dus beperkt tot uitlatingen die gaan over mensen. Hiermee wordt ruimte gelaten voor kritiek op opvattingen en gedragingen zoals beschermd door het recht op vrije meningsuiting. Dit recht geldt voor een ieder en werkt dus ook wederkerig. Zo mag vanuit een geloofsopvatting scherpe kritiek worden gegeven op andere opvattingen en gedragingen. Tegelijkertijd hebben anderen het recht om scherpe kritiek te uiten op een godsdienstige opvatting of gedraging.26 Pas indien deze kritiek zich richt tot mensen enkel en alleen omdat zij behoren tot bijvoorbeeld een bepaald ras, godsdienst of seksuele gerichtheid, is sprake van discriminatie. Aanzetten tot haat, discriminatie of geweld (artikel 137d Sr) Naast belediging is ook het aanzetten tot haat, discriminatie of geweld tegen mensen wegens bijvoorbeeld hun ras, godsdienst of homoseksuele gerichtheid strafbaar. Artikel 137d: 1. Hij die in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding aanzet tot haat tegen of discriminatie van mensen of gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun geslacht, hun hetero- of homoseksuele gerichtheid of hun lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie. 2. Indien het feit wordt gepleegd door een persoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt of door twee of meer verenigde personen wordt gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie opgelegd.
24 HR 11 december 1990, NJ 1991, 313 (Column Theo van Gogh); HR 9 oktober 2001, NJ 2002, 76, r.o. 5.3 (Roman Danslessen); Rb. Den Haag 27 januari 2005, LJN: AS4029 (Rap); Zie ook De Fey, C., ‘Vrijheid van artistieke expressie – ‘De Hirsi Ali Diss’, LBR 7 april 2004, http://www.art1.nl/?node=1663#fn13. 25 HR 15 april 2003, NJ 2003, 334, r.o. 3.4 en 3.5. 26 EHRM 31 januari 2006, NJ 2007, 200. 15 van de 37
‘Aanzetten tot’ kan worden gezien als ‘het trachten te bewegen tot’. Bij een beoordeling hiervan is het niet vereist dat anderen ook daadwerkelijk de bedoelde groep gaan haten, discrimineren of er geweld tegen gaan plegen. Gevaar en bedreiging Er is sprake van aanzetten tot haat of discriminatie indien er een conflict wordt geschetst tussen een bepaalde groep en de Nederlandse samenleving.27 Bijvoorbeeld door te stellen dat deze groep een gevaar of bedreiging vormt (haat) of door aan te zetten tot een mindere behandeling door een beperking van rechten (discriminatie). Er zijn een aantal zaken voor de rechter geweest waarin politieke uitlatingen zijn beoordeeld op hun toelaatbaarheid. Het ging hierbij veelal om uitlatingen over het vreemdelingenbeleid. VOORBEELD Het Hof Arnhem oordeelde dat de ongenuanceerde voorstellen tot remigratie die in een pamflet met de titel ‘Immigratie…? Nee bedankt.’ van het Jongeren Front Nederland waren gedaan, een aantasting betekende van rechten van mensen en daarmee aanzetten tot discriminatie.28 De voorstellen waren onder meer verwoord als: “(…) dat Nederland een ramp te wachten staat als deze niet-blanken hier blijven, dat bij de als zeker te verwachten groei van het aantal niet-blanke rassen (…) rassenconflicten onvermijdelijk zullen zijn, dat multiracialisme overal ter wereld (en dus ook in Nederland) ontaard in bloedvergieten en chaos, dat om die reden de niet-blanke Europeanen uit Nederland terug moeten naar hun landen van herkomst.” Bovendien zei de rechter: “Daarmede worden de niet-Europeanen uitsluitend op grond van hun niet-blank zijn aangewezen als een groep mensen, die een ernstig gevaar oplevert voor de Nederlandse samenleving. Zulks impliceert het aanzetten tot haat jegens deze groep.”29 VOORBEELD Politicus Michiel Koning werd veroordeeld voor aanzetten tot discriminatie in een verkiezingskrantje nu hij “(…) door het bezigen van (…) uitdrukkingen de suggestie wekte dat sprake was van een dreiging – uitgaande van (…) groepen mensen – welke noopte tot ‘zelfverdediging’ en het zich te weer stellen tegen ‘aanranding’ van het Nederlandse cultuurpatroon en welke zou kunnen leiden tot ‘liquidatie van het Nederlandse volk en zijn cultuur’, weshalve degenen van wie deze dreiging uitging
27 ‘Conflictueuze tweedeling’, Hof Amsterdam 8 juni 2000, NS 2000, 160 en HR 2 april 2002, NJ 421. 28 Hof Arnhem 8 november 1988, RR 199. In het pamflet werd de remigratie van niet-Europeanen naar hun landen van herkomst bepleit op de grond dat rassenconflicten en multiracialisme moeten worden gevreesd. 29 Hof Arnhem 8 november 1988, RR 199. 16 van de 37
dienden te worden onderworpen aan zodanige beperkingen dat daardoor de uitoefening op voet van gelijkheid van rechten en vrijheden op diverse terreinen van het openbaar leven zouden worden tenietgedaan of aangetast.”30 De rechter vond dat Koning zich had bediend van suggestief taalgebruik door woorden als ‘zelfverdediging’, ‘aanranding van mijn cultuurpatroon’, en ‘liquidatie van het Nederlandse volk en zijn cultuur’ te gebruiken.31 Grens van het toelaatbare Alhoewel een aantal veroordelingen zijn uitgesproken, worden politieke boodschappen bij uitstek beschermd door de vrijheid van meningsuiting. Een zekere felheid en ongenuanceerdheid bij het overbrengen van de boodschap mag.32 Negatieve uitlatingen over vreemdelingenbeleid zijn dan ook niet per definitie discriminerend. Uitlatingen als ‘Eigen Volk Eerst’ of uitspraken over het afschaffen van de multiculturele samenleving hoeven op zichzelf bezien niet strafbaar te zijn nu zij een mening weergeven.33 De grens van het toelaatbare wordt pas overschreden wanneer haatgevoelens jegens anderen worden opgeroepen en wanneer die gevoelens opzettelijk worden opgewekt door de wijze waarop de politieke boodschap is verpakt.34 Dit kan bijvoorbeeld blijken uit de ongenuanceerde voorstellen die worden gedaan en uit de toon die wordt gebruikt.35 1.3 Zijn de uitspraken van Geert Wilders discriminerend? Geert Wilders heeft sinds 2004 in het publieke debat diverse uitlatingen gedaan over de islam die voor veel ophef hebben gezorgd en die mogelijk beledigend zijn en aanzetten tot haat en discriminatie van moslims.36 Uit zijn uitlatingen ontstaat het beeld dat de Islam ‘een wezensvreemde cultuur’ zou zijn die zich niet verhoudt met de Westerse democratische cultuur en uit de Nederlandse samenleving geweerd moet worden. Daarmee brengt hij mogelijk de hele bevolkingsgroep die de islam belijdt in diskrediet. Zo zegt hij bijvoorbeeld: “De islam is in mijn ogen een gewelddadige religie en de koran is een gewelddadig boek. Ik geloof niet in een gematigde islam,”37 “Van die tsunami van een ons wezensvreemde cultuur die hier
30
HR 14 maart 1989, NJ 1990, 29, r.o. 6.5.2. HR 14 maart 1989, NJ 1990, 29, r.o. 6.1.1. 32 Rb. Zwolle 6 feburari 1986, RR 113. 33 Rb. Amsterdam 13 juni 1995, RR 366, NJ 1995,664; Annotatie ‘t Hart bij HR 18 mei 1999, NJ 1999, 634, punt 3. 34 Rb. Zwolle 6 feburari 1986, RR 113. 35 Hr 29 mei 2001, NJ 2001, 694; Hof Arnhem 8 november 1988, RR 199. 36 Zie voor een verzameling van uitlatingen de bijlage: uitspraken en voorstellen van Geert Wilders en de PVV. 37 Spits, 9 november 2006. 17 van de 37 31
steeds dominanter wordt. Daar moet een halt aan worden toegeroepen,”38 “De tsunami van islamisering vormt een directe bedreiging van het voortbestaan van de wereld zoals wij die kennen en is het begin van het einde van westerse normen en waarden als vrijheid, gelijkheid, tolerantie en scheiding van kerk en staat die ons terecht zo dierbaar zijn.”39 Beoordeling Voor de beoordeling van de uitlatingen van Wilders is van belang dat hij volksvertegenwoordiger is en zijn uitspraken heeft gedaan in het kader van het politieke debat. Als volksvertegenwoordiger mag hij in het politieke debat vergaande uitspraken doen die zelfs schokkend, aanstootgevend of verontrustend zijn.40 Het politiek debat is van groot belang voor de Nederlandse democratische samenleving en om de vrijheid ervan te waarborgen genieten volksvertegenwoordigers onschendbaarheid. Zij kunnen niet worden aangesproken op uitlatingen die in de Kamer zijn gedaan.41 Wilders doet zijn uitspraken echter niet alleen in de vergadering van de Tweede Kamer, maar ook daarbuiten via de media door gepubliceerde interviews, ingezonden brieven en op internet. Buiten de politieke arena is de uitingsvrijheid van een politicus niet onbeperkt. Net als voor andere deelnemers aan het publieke debat is de vrijheid van meningsuiting voor een politicus gebonden aan de verantwoordelijkheid volgens de wet en dienen andere wettelijke regels zoals het discriminatieverbod te worden nageleefd. Of er sprake is van discriminatie volgens de wet, kan alleen door de rechter sluitend beantwoord worden. De rechter zal hiervoor gebruik maken van juridische criteria zoals de bewoordingen van de uitlatingen, de context waarin de uitlatingen zijn gedaan en of zij onnodig grievend zijn. Wat of wie wordt aangesproken? Voor strafbaarheid wegens discriminatie moet een uitlating in ieder geval zijn gedaan over een groep mensen, in dit geval wegens hun godsdienst. Van discriminatie is immers sprake wanneer een groep mensen in diskrediet wordt gebracht of in hun waardigheid worden miskend enkel en alleen omdat zij tot die groep behoren (belediging). Ook is sprake van discriminatie indien deze groep mensen enkel en alleen vanwege het behoren tot die groep als een gevaar of bedreiging voor de samenleving wordt neergezet
38 39 40 41
Volkskrant, 7 oktober 2006. Geenstijl, 23 januari 2007. EHRM 27-02-1997, Mediaforum 9 (1997), nr.4. ; Zie ook EHRM 31 januari 2006, NJ 2007, 200. Artikel 71 Grondwet. 18 van de 37
(aanzetten tot haat) of wordt aangezet tot een mindere behandeling van deze groep door een beperking van hun rechten (aanzetten tot discriminatie). Godsdienst Uitlatingen waarin Wilders zich richt op de islam, de koran en Mohammed zijn in beginsel niet strafbaar indien deze uitlatingen niet ook iets over de gelovigen zelf zeggen. Vanuit deze overweging kan een uitlating als “Ik heb genoeg van de koran in Nederland: verbied dat fascistische boek” als niet strafbaar worden beoordeeld door een strafrechter indien hiermee niet ook de groep moslims zelf in diskrediet wordt gebracht.42 De vraag werpt zich hier op in hoeverre de verwijzing naar de koran als fascistisch boek niet ook de gelovigen die leven volgens de principes van het boek zodanig in diskrediet brengt dat zij hierdoor worden beledigd of dat wordt aangezet tot haat jegens hen. Voor duidelijkheid hierover is een uitspraak van de strafrechter nodig die aan de hand van de strafrechtelijke criteria kan vaststellen of sprake is van discriminatie. De civiele rechter heeft onlangs al wel uitspraak gedaan over deze uitlating van Wilders.43 Het Nederlands Islamitisch Federatie had aan de civiele rechter gevraagd om Wilders te verbieden in de toekomst nog dergelijke uitspraken te doen en een publieke verontschuldiging geëist. De civiele rechter heeft de eisen van het NIF niet toegekend omdat een politicus scherpe kritiek moet kunnen uiten en omdat de juistheid van de uitlating ook niet weersproken is. Bovendien vindt deze rechter het begrip fascisme een verzamelbegrip voor bepaalde ideologieën en niet uitsluitend een verwijzing naar de Holocaust en naar nazi-Duitsland.44 Het is mogelijk dat de strafrechter bij de overwegingen of deze uitlating strafbaar is tot een soortgelijke conclusie komt. Moslims Wilders geeft regelmatig aan dat hij zich niet richt op individuele moslims, maar dat hij met zijn uitspraken wil wijzen op de gevaren van de islam. Uit diverse uitspraken van Wilders blijkt inderdaad dat hij zich niet richt tot individuele moslims. In een interview met de NRC verwoordt hij dit als volgt: “Ik heb het nooit over individuen. Ik heb het altijd over de islam, over islamisering, nooit over moslims,” en “(…) ik heb het nooit over
42 43 44
Volkskrant, 8 augustus 2007. Rb. Den Haag, 7 april 2008, LJN: BC8732. Rb. Den Haag, 7 april 2008, LJN: BC8732, r.o. 4.8 en 4.9.
19 van de 37
Achmed of Ali, ik spreek altijd over moslims als groep. Ik val nooit individuen aan.”45 Maar zowel uit zijn eigen bewoordingen als uit de vele uitlatingen die hij heeft gedaan over de islam blijkt dat hij niet uitsluitend op de gevaren van de islam als godsdienst wijst. Hij richt zich in diverse uitlatingen ook tot de bijbehorende groep gelovigen, de moslims. Zo zegt hij in de Volkskrant: “We hebben een gigantisch probleem met moslims, het loopt aan alle kanten de spuigaten uit.”46 In datzelfde interview zegt hij ook: “De demografische samenstelling van de bevolking is het grootste probleem van Nederland. Ik heb het over wat er naar Nederland komt en wat zich hier voortplant. Als je naar de cijfers kijkt en de ontwikkeling daarin... Moslims zullen van de grote steden naar het platteland trekken. We moeten de tsunami van de islamisering stoppen.” Ook in een column op de site van Geenstijl heeft Wilders het over moslims en niet over de religie: “(…), het aantal islamieten in ieder Europees land neemt zorgwekkende vormen aan.” en “De PVV zal zich met man en macht verzetten tegen deze derde islamitische invasiepoging.”47 In een interview met NRC Handelsblad zegt hij: “Maar ik wil niet dat er meer moslims in Nederland komen, ik wil liever dat het er minder worden. Dus wil ik de grenzen voor migranten uit moslimlanden dichtgooien. Bovendien wil ik moslims aanmoedigen om Nederland vrijwillig te verlaten. De demografische ontwikkeling moet zo worden, dat de kans klein is dat er weer twee in het kabinet komen. Er is nu teveel islam in Nederland.”48 Veel van de problemen in Nederland schrijft Wilders bovendien rechtstreeks toe aan migranten. In een interview met het Duitse persbureau DPA zegt hij hierover: “Veel fundamentele problemen in Nederland, zoals infrastructuur, files, huisvestingsproblemen en de verzorgingsstaat, kun je rechtstreeks toeschrijven aan migranten."49 Voorstellen Ook doet Wilders diverse voorstellen om de rechten en vrijheden van de groep moslims in te perken. Hiermee zet hij mogelijk aan tot discriminatie van moslims door hen enkel vanwege hun geloof anders te willen behandelen. Zo stelt hij voor: “De immigratie uit niet-westerse landen moet de komende jaren geheel worden verboden. Dus ook een volledige stop op gezinsvorming en -hereniging uit landen als Marokko of Turkije.”50 Ook 45 46 47 48 49 50
‘Abjecte brief van een gevaarlijke man' , NRC Handelsblad, 3 december 2007. Volkskrant, 7 oktober 2006. Geenstijl.nl ‘Mohammed (deel II): de islamitische invasie’, 6 februari 2007. NRC Handelsblad, 24 februari 2007. DPA, 3 januari 2008. NRC Handelsblad, 22 juli 2005.
20 van de 37
wil hij bijvoorbeeld de vrijheid van onderwijs voor deze groep inperken door geen islamitische scholen toe te staan,51 de vrijheid van godsdienst beperken door een stop op de bouw van moskeeën52 en hij wil het behoud van de Nederlandse nationaliteit voor moslims aan voorwaarden verbinden.53 Deze voorstellen uit Wilders bijvoorbeeld in een interview in De Pers: “De grenzen dicht, geen islamieten meer Nederland in, veel moslims Nederland uit, denaturalisatie van islamitische criminelen… ,” “Als moslims hier willen blijven, moeten ze de helft uit de koran scheuren en weggooien. Ze moeten niet luisteren naar de imam,” en “Als moslims wel assimileren, dan zijn het ook volwaardige burgers, geen millimeter minder waard dan jij of ik.”54
Voor het tegengaan van wat hij noemt ‘de tsunami van islamisering’ stelt hij in een interview in De Pers diverse maatregelen voor: “We willen genoeg. De grenzen dicht, geen islamieten meer Nederland in, veel moslims Nederland uit, denaturalisatie van islamitische criminelen…”55 In een interview in HP/De Tijd zegt hij dat er in Nederland geen islamitische scholen mogen bestaan omdat deze zich niet verhouden tot de christelijk/joods/humanistische cultuur. Deze zou in Nederland bedreigd worden in zijn dominante positie.56 “Ik wil een nieuw artikel 1, waarin de Leitkultur van het Westen wordt verwoord. Er mogen van mij in Nederland beste joodse en christelijke scholen bestaan, maar geen islamitische scholen”.57 Het voorstel om geen moskeeën meer te laten bouwen verwoordt Wilders als volgt: “Ik heb genoeg van de islam in Nederland: geen moslimimmigrant er meer bij. Ik heb genoeg van de aanbidding van Allah en Mohammed in Nederland: geen moskee er meer bij. Ik heb genoeg van de koran in Nederland: verbied dat fascistische boek.”58
51
HP/De Tijd, 14 december 2007. Verkiezingspamflet van de Partij voor de Vrijheid (PVV) voor de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2006. 53 Reactie op miljoenennota, www.geertwilders.nl, 21 september 2004. 54 De Pers, 13 feb. 2006. 55 De Pers, 13 februari 2007. 56 Verkiezingspamflet van de Partij voor de Vrijheid (PVV) voor de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2006. 57 HP/De Tijd, 14 december 2007. 58 Volkskrant, 8 augustus 2007. 21 van de 37 52
Taalgebruik en toonzetting Uit de genoemde uitlatingen van Wilders blijkt een duidelijke aversie tegen de islam. Hij beschouwt deze religie als strijdig met zogenaamde dominante waarden in Nederland en gebruikt felle taal waarmee hij de islam aanduidt als gewelddadig en gevaarlijk voor de westerse samenleving. Hij refereert in zijn taalgebruik aan natuurrampen en oorlog door woorden als: ‘tsunami van islamisering’,59 ‘de islam zal (…) overwinnen en overheersen’,60 ‘de islamitische invasie van Nederland’ en ‘de islam die ons land alleen maar hel en verdoemenis brengt’.61 Vergelijking Door dit dreigende taalgebruik wordt een angstbeeld opgeroepen voor de islam. Dergelijke taal is in het verleden ook door anderen in de publieke discussie en de politieke arena gebruikt. Zie bijvoorbeeld de eerder geciteerde passages uit een pamflet van het Jongeren Front Nederland en een verkiezingskrantje van Michiel Koning.62 In de huidige tijd zegt Wilders over de islam: “De demografische samenstelling van de bevolking is het grootste probleem van Nederland. Ik heb het over wat er naar Nederland komt en wat zich hier voortplant. Als je naar de cijfers kijkt en de ontwikkeling daarin... Moslims zullen van de grote steden naar het platteland trekken. We moeten de tsunami van de islamisering stoppen. Die raakt ons in ons hart, in onze identiteit, in onze cultuur. Als we ons niet verweren, zullen alle andere punten uit mijn programma voor niks blijken te zijn,”63 en “De tsunami van islamisering vormt een directe bedreiging van het voortbestaan van de wereld zoals wij die kennen en is het begin van het einde van westerse normen en waarden als vrijheid, gelijkheid, tolerantie en scheiding van kerk en staat die ons terecht zo dierbaar zijn.”64 Vergelijk je deze uitlatingen met de eerder genoemde uitlatingen van het Nederlands Jongeren Front65 en Michiel Koning66, dan is er nauwelijks verschil te bespeuren in taalgebruik, toonzetting en de veralgemenisering naar een hele bevolkingsgroep waardoor deze groep als gevaar voor de samenleving wordt neergezet. De uitlatingen van Wilders zijn naar bewoordingen vergelijkbaar met die van anderen die daarvoor veroordeeld zijn. Dit betekent dat ook Wilders in zijn taalgebruik strafbaar zou kunnen 59 60 61 62 63 64 65 66
Volkskrant 7 oktober 2006. Geenstijl, 23 januari 2007. Volkrant, 8 augustus 2007. Zie eerder in dit stuk bij 1.2 Wanneer wordt de grens overschreden Volkskrant, 7 oktober 2006. Geenstijl, 23 januari 2007. Zie eerder in dit stuk bij 1.2 Wanneer wordt de grens overschreden Zie eerder in dit stuk bij 1.2 Wanneer wordt de grens overschreden
22 van de 37
zijn. Haatgevoelens Volgens eerdere uitspraken van rechters wordt de grens van het toelaatbare in het politieke debat pas overschreden wanneer haatgevoelens jegens anderen worden opgeroepen en wanneer die gevoelens opzettelijk worden opgewekt door de wijze waarop de politieke boodschap is verpakt.67 De vraag is in hoeverre Wilders zijn politieke boodschap zodanig verpakt dat daarmee opzettelijk haatgevoelens worden opgewekt jegens moslims. Indien je de uitlatingen van Wilders in diverse interviews en columns niet alleen op hun bewoordingen bekijkt, maar ook op hun onderlinge samenhang en zelfs verschillende interviews en columns naast elkaar legt, dan ontstaat het beeld van een voortdurend en steeds verdergaand negatief taalgebruik waarmee de islam en de mensen die deze religie belijden in een negatief daglicht worden geplaatst. Film Ook de recent vertoonde film Fitna geeft een zeer negatief beeld van de islam en moslims.68 In deze film toont Wilders enkele soera’s uit de koran in samenhang met gewelddadige nieuwsfragmenten, fragmenten van opmerkingen van individuele moslims en de demografische groei van het aantal moslims in Nederland. Hij toont de tekst: ‘Nederland in de toekomst’ en laat gruwelijke beelden zien van mishandeling van homo’s, vrouwen en kinderen. Ook laat hij krantenkoppen zien als ‘Islamisten uit op machtsovername’, ‘De hel zal losbarsten’, ‘Zelfmoordcommando’s in Nederland’. Aan het eind van de film staan frasen als ‘Vernietiging van onze Westerse samenleving’, ‘Stop islamisering’, ‘Verdedig onze vrijheid’, en wordt er een vergelijking gemaakt met de fascistische ideologie. Toon van het huidige publieke debat Voor de beoordeling of hij te ver gaat met zijn uitlatingen zal een rechter niet alleen naar de feitelijke bewoordingen kijken, maar ook naar de omstandigheden waarin de uitlatingen gedaan zijn. Duidelijk is dat hij zijn uitlatingen in het kader van het politieke en publieke debat doet. Daarbij valt ook op te merken dat, zoals ook door de civiele rechter op 7 april 2008 is verwoord, in meerdere mate dan voorheen sprake is van een debat over de positie van de islam in Nederland waarbij ook wordt gesproken over de oorzaken van moslimextremisme en over integratievraagstukken. In dit debat is de toonzetting sinds de terroristische aanslagen in New York in 2001 en de moord op Theo
67
Rb. Zwolle 6 feburari 1986, RR 113; Hr 29 mei 2001, NJ 2001, 694; Hof Arnhem 8 november 1988, RR 199. 68 Op 28 maart 2008 via www.liveleak.com. 23 van de 37
van Gogh in 2004 in het algemeen verscherpt.69 De civiele rechter zag dan ook vooralsnog geen aanleiding om de ‘provocerende’ bewoordingen van Wilders als een oproep tot haat of geweld tegen moslims te beschouwen en zag daarmee geen noodzaak zijn vrijheid van meningsuiting in te perken.70 Strafbaar? Of de strafrechter op grond van strafrechtelijke criteria tot eenzelfde oordeel zal komen als de civiele rechter, valt te bezien. Dat is pas bekend indien de uitlatingen van Wilders ter beoordeling aan de strafrechter worden voorgelegd en deze worden getoetst aan de discriminatiebepalingen van het wetboek van strafrecht.71 Er zijn inmiddels meerdere aangiften gedaan tegen uitlatingen van Wilders onder meer vanwege zijn uitlating dat de koran een fascistisch boek is en vanwege de inhoud van zijn film Fitna. Het OM beraadt zich over de mogelijke strafbaarheid van deze en andere uitlatingen en zal binnenkort beslissen of een of meerdere uitlatingen aan de strafrechter worden voorgelegd.72
69
Rb. Den Haag, 7 april 2008, LJN: BC8732. Deze uitspraak is gedaan in een kort geding dat de Nederlands Islamitische Federatie (NIF) had aangespannen tegen Tweede Kamerlid Geert Wilders. Het NIF wilde hem onder meer laten verbieden nog langer discriminerende uitlatingen te doen over de islam en over moslims. De rechter oordeelde dat het op grond van artikel 7 van de Grondwet en artikel 10 EVRM niet mogelijk is een uitlating vooraf te verbieden. Zie ook eerder in deze tekst. 70 Rb. Den Haag, 7 april 2008, LJN: BC8732, r.o. 4.9. 71 Artikel 137c Sr, belediging en artikel 137d Sr, aanzetten tot haat en discriminatie. 72 Persbericht Openbaar Ministerie: ‘Stand van zaken aangiften tegen Wilders’ op http://www.om.nl/nieuws/archief/nieuws_2008/33066/. 24 van de 37
2. GRONDRECHTEN EN VRIJHEDEN, WELK VOORSTEL IS WENSELIJK? In de Nederlandse Grondwet zijn de principes van de democratische rechtsstaat vastgelegd, zoals vrijheden en het non-discriminatiebeginsel. Deze komen onder andere voort uit internationale verdragen die Nederland heeft ondertekend.73 In de Grondwet zijn naast vrijheid van meningsuiting (artikel 7) ook vrijheid van godsdienst (artikel 6) en vrijheid van onderwijs (artikel 23) opgenomen. In samenhang met de andere artikelen in de Grondwet wordt hiermee geregeld dat een ieder in Nederland dezelfde rechten en vrijheden heeft. Artikel 1 benoemt het recht op gelijke behandeling en non-discriminatie: “Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.” Veel van de voorstellen die Wilders en de PVV de afgelopen jaren hebben gedaan zouden ertoe leiden dat er onderscheid wordt gemaakt tussen bevolkingsgroepen in Nederland. Deze voorstellen zijn juridisch onhaalbaar en onwenselijk omdat ze het principe doorkruisen van het recht op gelijke behandeling en non-discriminatie van een ieder in Nederland. In het vorige hoofdstuk zijn deze voorstellen betrokken bij de juridische analyse over de eventuele strafbaarheid wegens discriminatie. In dit hoofdstuk wordt een korte toelichting gegeven over deze grondrechten en de wijze waarop de voorstellen van de PVV zich hiermee verhouden. Vrijheid van godsdienst, artikel 6 Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging wil zeggen dat een ieder in Nederland het recht heeft ‘zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.’ Dit betekent dat mensen vrij zijn zelf te kiezen om wel of niet tot een godsdienst toe te treden en deze te belijden en beoefenen. Wel moet men bij het belijden van een godsdienst rekening houden met de andere grondrechten en wettelijke regels. Voorstellen zoals een stop op het bouwen van moskeeën of een verbod op het dragen van een boerka betekenen dat de godsdienstvrijheid van moslims wordt beperkt. Het 73
De internationale verdragen zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), zie http://www.regering.nl/Begrippenlijst/E/EVRM het Internationaal verdrag inzake de uitbanning van rassendiscriminatie (IVUR), zie: http://www.uu.nl/uupublish/homerechtsgeleer/onderzoek/onderzoekscholen/sim/instrumenten/ver enigdenaties/cerd/22410main.html en het Internationaal verdrag inzake Burgerrechten en Politieke rechten, zie: http://www.uu.nl/uupublish/homerechtsgeleer/onderzoek/onderzoekscholen/sim/instrumenten/ver enigdenaties/ccpr/20562main.html 25 van de 37
anders behandelen van moslims zou een aantasting betekenen van de godsdienstvrijheid in Nederland. Dit is een schending van het non-discriminatiebeginsel op grond waarvan de overheid alle godsdiensten gelijk dient te behandelen. Vrijheid van onderwijs, artikel 23 Artikel 23 van de Grondwet gaat over de verantwoordelijkheid van de regering voor het onderwijs. De vrijheid van onderwijs is in dit artikel gewaarborgd, evenals de eerbiediging van godsdienst en levensovertuiging en hiermee samenhangend garanties voor de bekostiging van het onderwijs.74 In de Grondwet is eveneens geregeld dat het openbaar en bijzonder onderwijs gelijk zijn gesteld. Het is toegestaan een school op te richten en onderwijs te geven gebaseerd op een godsdienst, levensbeschouwing of maatschappijvisie. Het voorstel om het islamitisch onderwijs in Nederland te verbieden is in strijd met dit grondrecht. De vrijheid van onderwijs zou hierdoor in het geding komen. Principe van gelijke behandeling en non-discriminatie ‘Ongelijke gevallen hoeven niet gelijk te worden behandeld’, is een argument waarmee Wilders zijn voorstel om islamitisch onderwijs af te schaffen kracht bij zet.75 Dit is echter een foutieve weergave van artikel 1 van de Grondwet. Het gelijkheidsprincipe betekent dat een ieder recht heeft op gelijke behandeling en dat er geen onderscheid mag worden gemaakt op basis van kenmerken die er niet toe doen.76 Een aantal voorstellen van Wilders zijn om deze reden strijdig met het gelijkheidsbeginsel en discriminatieverbod. Het voorstel om immigratie uit niet-Westerse landen te verbieden betekent bijvoorbeeld dat er bij toelating van migranten onderscheid gemaakt zou moeten worden op grond van afkomst. Dit is een vorm van rassendiscriminatie en niet toegestaan. Het plan dat mensen die genaturaliseerd Nederlander zijn en die worden veroordeeld, hun Nederlandse nationaliteit moeten verliezen en uitgezet moeten worden77 is evenmin haalbaar of wenselijk omdat dit het gelijkheidsbeginsel doorkruist. Het voorstel dat niet-westerse allochtonen hun straf
74
Scholen die geld ontvangen van de rijksoverheid moeten wel aan bepaalde voorwaarden voldoen. Zij mogen de organisatie van het onderwijs, het beheer van de school en de keuze voor pedagogisch-didactische methoden zelf bepalen. Toezicht hierop vindt plaats volgens de stelregel: de overheid bepaalt het 'wat', de scholen bepalen het 'hoe'. Zie www.minocw.nl. 75 De Volkskrant, 13 maart 2005. 76 Zie ook: Artikel 1? Gelijke behandeling? Kan het zonder? zie:: http://www.art1.nl/artikel/7272Artikel_1_Gelijke_behandeling_Kan_het_zonder. 77 Naturalisatie houdt in: de verkrijging van de nationaliteit van een ander land dan waarin men geboren is. 26 van de 37
moeten uitzitten in het land van herkomst, ongeacht of zij wel of geen dubbele nationaliteit bezitten is om dezelfde reden niet haalbaar.78 Naast verboden onderscheid op grond van afkomst en religie ondermijnen zulke voorstellen bovendien het Nederlanderschap. De voorstellen omvatten namelijk een inperking van de rechten van Nederlandse staatsburgers. Scheiding van kerk en staat Sommige voorstellen van de PVV zijn niet alleen in strijd met vrijheid van godsdienst en onderwijs, maar ook met het beginsel van de scheiding van kerk en staat.79 Dit beginsel betekent dat de kerkelijke macht en staatkundige macht niet in dezelfde handen zijn en dat zij geen beslissende invloed op elkaar uitoefenen. De staat dient een neutrale houding aan te nemen tegenover de godsdiensten binnen haar grenzen.80 De scheiding is een fundamenteel uitgangspunt voor de democratische rechtstaat. De overheid bemoeit zich niet met kerken en religieuze genootschappen en mag nooit partij kiezen voor een bepaalde godsdienst. Het voorstel van de PVV om artikel 1 van de Grondwet te herschrijven en er de christelijk/joods/humanistische cultuur als leidend principe in op te nemen is in strijd met deze scheiding van kerk en staat.81 De Nederlandse staat zou haar neutrale houding verlaten bij een bemoeienis van politieke zijde en het uitsluiten van een specifieke godsdienst. Ook is het naar voren schuiven van deze overtuigingen (christelijk/joods/humanistisch) als de enige drie die passend zijn bij de Nederlandse identiteit een schending van de vrijheid van godsdienst. Een ieder in Nederland heeft het recht zelf te bepalen of en waarin men gelooft. Vrijheid betekent een eigen keuze, niet een keuze uit een selectie.
78
In principe is deze vorm van behandeling (het uitzetten en afnemen van het Nederlanderschap) niets anders dan verbanning. 79 Achter de schijnbaar vanzelfsprekende begrippen kerk en staat gaat echter een diepgaand verschil van mening schuil over inhoud en interpretatie daarvan. Het beginsel van scheiding van kerk en staat binnen de Nederlandse verhoudingen is onverminderd een belangrijk beginsel, maar het is niet geschikt als etiket om de relatie tussen overheid en godsdienst in àl zijn facetten aan te duiden. Zie voor een uitvoerige analyse hierover het WRR-Raport Geloven in het publieke domein (2006). 80 Het beginsel van scheiding van kerk en staat is niet expliciet in de Nederlandse (grond)wet of enig internationaal verdrag neergelegd. Het beginsel wordt geacht besloten te liggen in het samenstel van een aantal Grondwetsartikelen, met name artikel 6 (vrijheid van godsdienst of levensovertuiging) en artikel 1 (gebod van gelijke behandeling en non-discriminatie). De verhouding tussen overheid en godsdienst in Nederland wordt ook uitgedrukt in het rechtsbeginsel neutraliteit van de overheid. 81 Wat precies bedoeld wordt met christelijk/joods/humanistische cultuur is niet duidelijk. 27 van de 37
CONCLUSIE Vrijheid van meningsuiting is een groot goed in Nederland. Dit betekent niet dat men onbeperkt een mening kan uiten. Men heeft een ‘verantwoordelijkheid volgens de wet’, dat wil zeggen dat men rekening moet houden met wettelijke regels en met de andere grondrechten in de Grondwet. Bij politici speelt de bijzondere omstandigheid dat volksvertegenwoordigers meer ruimte hebben dan de gewone burger om standpunten te uiten. Het politieke debat is een fundamenteel onderdeel van de democratische samenleving en politici dienen een optimale uitingsvrijheid te hebben zonder vrees voor juridische aansprakelijkheid. Bekijkt men de uitlatingen die Geert Wilders (PVV) in de afgelopen vier jaar heeft gedaan als geheel, dan tekent zich een beeld af van steeds weer herhaalde uitlatingen die een hele bevolkingsgroep in een zeer negatief daglicht plaatsen. Het is de vraag of deze keer op keer herhaalde en steeds verdergaande uitlatingen nog kunnen worden beschouwd als een bijdrage aan een politiek debat. Naast zijn uitlatingen over de islam doen Wilders en de PVV dikwijls voorstellen die in strijd zijn met grondwettelijke rechten zoals vrijheid van godsdienst (artikel 6) en vrijheid van onderwijs (artikel 23). Deze voorstellen zijn juridisch onhaalbaar en onwenselijk omdat ze leiden tot ongelijke toepassing van deze grondrechten en vrijheden. In samenhang met de uitlatingen van Wilders over de islam versterken deze voorstellen de indruk dat sprake is van discriminatie. Het negatieve beeld dat Wilders creëert van een religie en de mensen die de islam belijden of die ermee worden geassocieerd, kan leiden tot discriminatie en krenking van de menselijke waardigheid van moslims en tot angstgevoelens jegens hen. Ook kan dit negatieve beeld leiden tot bijvoorbeeld verminderde participatie op de arbeidsmarkt en in het onderwijs. Dit is schadelijk voor het individu en evenmin in het belang van de samenleving als geheel vanwege het verlies aan maatschappelijk waardevolle talenten. Het is aan de strafrechter om een uitspraak te doen of er bij de uitlatingen van Wilders daadwerkelijk sprake is van discriminatie. Op dit moment ligt een groot aantal aangiften bij het Openbaar Ministerie (OM). Hij beraadt zich erover of deze aangiften aan de strafrechter moeten worden voorgelegd. Behalve het maatschappelijk belang hebben de beslissing van het OM en een eventuele rechterlijke uitspraak groot belang voor Art.1 en
28 van de 37
de bij haar aangesloten antidiscriminatiebureaus vanwege hun werk op het gebied van het voorkomen en bestrijden van discriminatie.
29 van de 37
BIJLAGE: UITSPRAKEN EN VOORSTELLEN VAN GEERT WILDERS EN DE PVV
B1.1 “Ook stelt de Groep Wilders voor de Wet op het Nederlanderschap zo te wijzigen dat genaturaliseerden hun Nederlandse nationaliteit verliezen en worden uitgezet indien zij de Nederlandse taal niet alsnog leren, in criminaliteit vervallen dan wel veroordeelt (sic!) worden wegens handelingen in strijd met de openbare orde.” (Eerste reactie Groep Wilders op Miljoenennota op www.geertwilders.nl, 21 september 2004)
B1.2 “Het is onze plicht op te komen voor onze democratische rechtsstaat.” (Opiniestuk samen met Spruyt in Het Parool, 22 oktober 2004)
B1.3 “Geen enkel Arabisch of islamitisch land kent een echt democratisch systeem.” (Opiniestuk in Het Parool, 22 oktober 2004)
B1.4 “Islam en democratie gaan niet samen, maar wat mij betreft kunnen moslims wel degelijk gewonnen worden voor de democratie. Al de maatregelen die ik wil nemen tegen het moslimextremisme zijn ook bedoeld om die meerderheid van moslims die daar niets mee te maken heeft uit het verdachtenbankje te halen.” (Interview in de Volkskrant, 4 maart 2005)
B1.5 “Binnen de islam en de moslimgemeenschap wordt de scheiding tussen kerk en staat niet volledig erkend.” Dat heeft gevolgen: “Artikel 23 van de grondwet blijft bestaan maar islamitische scholen mogen niet worden opgericht. Ongelijke gevallen hoeven niet gelijk te worden.” (Onafhankelijkheidsverklaring Groep Wilders, 13 maart 2005)
B1.6 “U behoudt grondwetsartikel 23, de vrijheid van onderwijs. Maar 30 van de 37
u bent voor een verbod op het islamitisch onderwijs. Dat gaat niet samen. Waar is de gelijke behandeling? ‘Dat soort juridische bezwaren krijg ik steeds als ik iets voorstel. We lijden in dit land aan een gelijkheidssyndroom. Ongelijke gevallen hoeven niet gelijk te worden behandeld. De islam is een ongelijk geval want die gaat niet samen met democratie, is niet doordrongen van de scheiding van kerk en staat en heeft een hekel aan alles wat niet tot de islam behoort. Daarom behandelen we de islam anders. Ik wil niet toegeven aan een cultuur die ons wezensvreemd is. Geen islamonderwijs dus. Dat is het principe. Hoe dat precies juridisch moet worden geregeld, moet ik nog uitwerken’.” (Interview in de Volkskrant, 13 maart 2005)
B1.7 “Zolang men geen Nederlander is kan geen beroep worden gedaan op sociale zekerheid.” (Onafhankelijkheidsverklaring Groep Wilders, 13 maart 2005)
B1.8 “Ik ben geen xenofoob en allesbehalve een anti-islampartij. Dat meen ik uit het diepst van mijn hart. Ik heb wel commentaar op de islam en ik heb grote problemen met de radicale islam.” (Interview in de Volkskrant, 14 maart 2005)
B1.9 “Waar in de christelijke leer het aardse gezag losstaat van het religieuze gezag, is voor de islam de profeet Mohammed ook staatsman en veldheer.” (Opiniestuk in NRC Handelsblad, 22 juli 2005)
B1.10 “Democratie en islam zijn onverenigbaar.” (Opiniestuk in NRC Handelsblad, 22 juli 2005)
B1.11 “Het gegeven dat hier in 1993 566.000 moslims woonden en in 2004 maar liefst 944.000, is veelzeggend.” (Opiniestuk in NRC Handelsblad, 22 juli 2005)
31 van de 37
B1.12 “De immigratie uit niet-westerse landen moet de komende jaren geheel worden verboden. Dus ook een volledige stop op gezinsvorming en -hereniging uit landen als Marokko of Turkije.” (Opiniestuk in NRC Handelsblad, 22 juli 2005)
B1.13 “We hebben een gigantisch probleem met moslims, het loopt aan alle kanten de spuigaten uit.” (Interview in de Volkskrant, 7 oktober 2006)
B1.14 “De demografische samenstelling van de bevolking is het grootste probleem van Nederland. Ik heb het over wat er naar Nederland komt en wat zich hier voortplant. Als je naar de cijfers kijkt en de ontwikkeling daarin... Moslims zullen van de grote steden naar het platteland trekken. We moeten de tsunami van de islamisering stoppen.” En: “Van die tsunami van een ons wezensvreemde cultuur die hier steeds dominanter wordt. Daar moet een halt aan worden toegeroepen.” (Interview in de Volkskrant, 7 oktober 2006)
B1.15 “Dus er is een verband tussen de islam en criminaliteit? ‘Absoluut. De cijfers tonen dat aan. Eén op de vijf Marokkaanse jongeren staat als verdachte bij de politie geregistreerd. Hun gedrag vloeit voort uit hun religie en cultuur. Je kunt dat niet los van elkaar zien. De paus had laatst volkomen gelijk: de islam is een gewelddadige religie. Islam betekent onderwerping en bekering van niet-moslims. Die interpretatie geldt in de huiskamers van die probleemjongeren, in de moskeeën. Het zit in die gemeenschap zelf.’” (Interview in de Volkskrant, 7 oktober 2006)
B1.16 “U wilt geen nieuwe moskeeën, hè? ‘Zo is dat.’ Waarom eigenlijk niet? ‘We hebben er gewoon te veel. Dat is een heel goede reden. Ik word gek van al die moskeeën. Het is gewoon niet goed. Viervijfhonderd moskeeën, dat is meer dan genoeg’.” (Interview in de Volkskrant, 7 oktober 2006)
32 van de 37
B1.17 “Wat is het eerste dat u verandert als u het morgen voor het zeggen krijgt in Nederland? ‘De grenzen gaan nog diezelfde dag dicht voor alle niet-westerse allochtonen’.” (Interview in de Volkskrant, 7 oktober 2006)
B1.18 “Maar gelooft u in een gematigde islam? ‘Ik geloof helemaal niet in de islam. Wat krijgen we nou?’ Gelooft u dat er in Nederland een gematigde islam kan ontstaan? ‘Nee. Er is geen gematigde mainstream van voorgangers, imams en geleerden. In Nederland niet, in Europa niet, in het Midden-Oosten niet. Als er al een proces tot matiging op gang komt, duurt het nog zeker duizend jaar’.” (Interview in de Volkskrant, 7 oktober 2006)
B1.19 “De islam is in mijn ogen een gewelddadige religie en de koran is een gewelddadig boek. Ik geloof niet in een gematigde islam.” (Interview in Spits, 9 november 2006)
B1.20 “Nieuw artikel 1 van de grondwet: christelijk/joods/humanistische cultuur moet in Nederland dominant blijven.” (verkiezingspamflet van de Partij voor de Vrijheid (PVV) voor de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2006)
B1.21 “Moratorium van 5 jaar op bouw nieuwe moskeeën en islamitische scholen.” (verkiezingspamflet van de Partij voor de Vrijheid (PVV) voor de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2006)
B1.22 “Preekverbod buitenlandse imams, verplichting tot spreken van Nederlandse taal in gebedshuizen.” (verkiezingspamflet van de Partij voor de Vrijheid (PVV) voor de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2006)
B1.23 “De tsunami van islamisering vormt een directe bedreiging van 33 van de 37
het voortbestaan van de wereld zoals wij die kennen en is het begin van het einde van westerse normen en waarden als vrijheid, gelijkheid, tolerantie en scheiding van kerk en staat die ons terecht zo dierbaar zijn.” (Column op GeenStijl, 23 januari 2007)
B1.24 “Omdat men bang is te erkennen dat de zuivere Islam en haar radicaliserende en in omvang als kool groeiende volgelingen een directe bedreiging vormen voor het Westen, Europa en Nederland. Omdat het onder ogen zien van deze waarheid tot vergaande maatregelen zou leiden, als een onmiddellijke immigratiestop voor moslims en een dito inspanning voor hun spoedige remigratie. De Europese en Nederlandse politiek is laf. De islam zal bij een continuering van het huidige wanbeleid het Westen overwinnen en overheersen. Maar dat gebeurt niet zolang ik hier ook maar iets voor het zeggen heb!” (Column op GeenStijl, 23 januari 2007)
B1.25 “De eerste islamitische invasie werd na de verovering van Spanje, Portugal en het zuiden van Frankrijk in het jaar 732 gestopt bij Poitiers en de tweede invasiepoging door de Ottomaanse Turken werd voor de poorten van Wenen gekeerd toen ze daar in 1683 gelukkig de pan in werden gehakt.” “… het aantal islamieten in ieder Europees land neemt zorgwekkende vormen aan.”; “De PVV zal zich met man en macht verzetten tegen deze derde islamitische invasiepoging.” (Column op GeenStijl, 6 februari 2007)
B1.26 “Maar over vier jaar moet u toch kunnen laten zien dat u iets tegen de islam heeft gedaan? ‘We willen genoeg. De grenzen dicht, geen islamieten meer Nederland in, veel moslims Nederland uit, denaturalisatie van islamitische criminelen…’ (Interview in De Pers, 13 februari 2007)
B1.27 “Met de komst van de aanstaande staatssecretarissen Ahmed 34 van de 37
Aboutaleb en Nebahat Albayrak (beiden PvdA) heeft de tsunami van islamisering ook het kabinet bereikt. Sterker nog, nu de heer Aboutaleb en mevrouw Albayrak lid worden van het kabinet, zijn de Marokkaanse en Turkse overheden feitelijk in het hart van het Nederlandse machtscentrum geïnfiltreerd.” (Column op GeenStijl, 20 februari 2007)
B1.28 “Alles waar we trots op zijn, verkopen we aan de duivel. Oudchef van de Mossad Efraim Halevy zegt dat de Derde Wereldoorlog is begonnen. Die woorden neem ik niet in de mond, maar het klopt wel.” (Interview in De Pers, 23 februari 2007)
B1.29 “Maar ik wil niet dat er meer moslims in Nederland komen, ik wil liever dat het er minder worden. Dus wil ik de grenzen voor migranten uit moslimlanden dichtgooien. Bovendien wil ik moslims aanmoedigen om Nederland vrijwillig te verlaten. De demografische ontwikkeling moet zo worden, dat de kans klein is dat er weer twee in het kabinet komen. Er is nu teveel islam in Nederland.” (NRC Handelsbad, 24 februari 2007)
B1.30 “Ik heb ook een probleem met Marokkanen op een ander gebied. Eén op de vijf is als verdachte bij de politie bekend. Dat zijn de feiten. Ja, dan weet ik ook wel dat vier van de vijf niet crimineel zijn, maar het is gewoon te veel. Eén op de vijf!.” (Interview in Contrast, maart 2007)
B1.31 “Ik kan het niet genoeg benadrukken: ik heb een probleem met de islam, niet met mensen, niet met moslims.” (Interview in Contrast, maart 2007)
B1.32 “laat niet-Westers allochtonen, ongeacht of zij wel of geen dubbele nationaliteit bezitten, hun straf uitzitten in het land van afkomst. De cellen in Rabat en Ankara zijn vast niet zo comfortabel als de hotelkamers van de Bijlmerbajes. Nederland zou hiertoe verdragen 35 van de 37
moeten afsluiten, om te beginnen met Marokko, Turkije en Suriname.” (Column op GeenStijl, 24 juli 2007)
B1.33 “Ik heb genoeg van de islam in Nederland: geen moslimimmigrant er meer bij. Ik heb genoeg van de aanbidding van Allah en Mohammed in Nederland: geen moskee er meer bij. Ik heb genoeg van de Koran in Nederland: verbied dat fascistische boek.” (Opiniestuk in de Volkskrant van 8 augustus 2007)
B1.34 “Wat schaam ik me voor de Nederlandse politici. Hun naïviteit en ziekelijke streven naar de utopische gematigde islam, die ons land alleen maar hel en verdoemenis brengt. Wat schaam ik me voor al diegenen in en buiten kabinet en Tweede Kamer die de islamitische invasie van Nederland weigeren te stoppen.” (Opiniestuk in De Volkskrant, 8 augustus, 2007)
B1.35 “Die (politici) hebben lak aan de belangen van de Nederlandse burger en meewerken aan de transformatie van Nederland in Nederabië als provincie van de islamitische superstaat Eurabië. “ (Opiniestuk in de Volkskrant, 8 augustus 2007)
B.1.36 “Ik heb het nooit over individuen. Ik heb het altijd over de islam, over islamisering, nooit over moslims.” “(…) ik heb het nooit over Achmed of Ali, ik spreek altijd over moslims als groep. Ik val nooit individuen aan.” (NRC Handelsblad, 3 december 2007)
B1.37 “ik vind de islam dan ook eerder een ideologie dan een godsdienst. Ongelijke gevallen moet je niet gelijk behandelen, daar gaat het om voor mij. Dat kan door het door het afschaffen van het huidige artikel 1 in de Grondwet. Ik wil een nieuw artikel 1, waarin de Leitkultur van het Westen wordt verwoord. Er mogen van mij in Nederland beste joodse en christelijke scholen bestaan, maar geen islamitische scholen”. 36 van de 37
(Interview met HP/De Tijd, 14 december 2007)
B1.38 “Veel fundamentele problemen in Nederland, zoals infrastructuur, files, huisvestingsproblemen en de verzorgingsstaat, kun je rechtstreeks toeschrijven aan migranten." (Interview met Duits persbureau DPA, 3 januari 2008)
37 van de 37