Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014
TOEPASSINGEN VAN BIOMETHAAN IN VLAANDEREN: EEN JURIDISCHE ANALYSE
Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’
Ingediend door Michelle Decruy 00903003
Promotor: Frederik Vandendriessche Co-promotor: Wouter Geldhof Commissaris: Wouter Geldhof
TOEPASSINGEN VAN BIOMETHAAN IN VLAANDEREN: EEN JURIDISCHE ANALYSE
Voorwoord
Het schrijven van een masterscriptie is het kroonstuk van onze vijfjarige opleiding als jurist, het ultieme bewijs dat wij in staat zijn zelfstandig een onderzoek op te stellen en capabel zijn om zelf conclusies te trekken en kritische bedenkingen te kunnen maken. Mijn thesis was een omvangrijk werk dat uiteindelijk lastiger bleek dan ik aanvankelijk had gedacht. Maar ik heb er ook veel uit bijgeleerd en de voldoening die ik heb gevoeld eens mijn onderzoek was afgerond, maakte alle werk dubbel en dik waard. Ik ben ook blij dat ik de kans heb gekregen om een energie gerelateerd onderwerp uit te werken aangezien ik reeds lange tijd interesse koester voor dit vakgebied. Ik kan alleen maar hopen dat mijn analyse ook werkelijk een bijdrage kan leveren aan de sector.
Graag had ik van dit voorwoord gebruik gemaakt om enkele personen te bedanken. Eerst en vooral mijn (co-)promotor, Wouter Geldhof, voor de goeie begeleiding en het snelle antwoord op al mijn praktische vragen. Maar ook mijn stiefvader, Luc Claeys, verdient een bijzondere vermelding. Zonder zijn hulp had ik nooit het eindresultaat bereikt die ik nu kan voorleggen. Als laatste zou ik graag mijn moeder, Ann Vangierdegom en mijn teamgenoten uit de turnclub bedanken voor hun immer luisterende oor.
Michelle Decruy Gent 13 mei 2014
Methodologie
De keuze om een juridische analyse op te stellen van het gebruik van biomethaan is er niet vanzelf gekomen. Aanvankelijk was het mijn intentie om het concept van de EnergieConversieParken te onderzoeken, maar al snel werd duidelijk dat dit onderwerp erg omvangrijk was. Ik wou mij liever toeleggen op een concreet punt dat ik diepgaand kon uitwerken, dan het EnergieConversiePark in zijn geheel te behandelen maar dan op een oppervlakkige manier. Tijdens een bezoek in Vito, het Vlaams Instituut voor Technologisch Onderzoek werd mijn interesse voor de biomethaanproblematiek gewekt en na overleg met mijn promotor heb ik definitief beslist deze weg in te slaan.
Eerst heb ik me ingewerkt in de wetenschappelijke materie en dan ben ik begonnen met een onderzoek naar de relevantie van biomethaan in het licht van onze Europese doelstellingen inzake hernieuwbare energie en de reductie van broeikasgasemissie. Met inbegrip van de mogelijke situaties waarin biomethaan toegepast kan worden.
Daarna moest ook de binnenlandse situatie uitgeklaard worden. Hoe is de bevoegdheid inzake energie verdeeld in onze federale structuur? Welke regulering bestaat er voor aardgas? Welke regulering bestaat er voor hernieuwbare energie? Hoe werkt ons nettensysteem?... En de meest belangrijke vragen: Welke regelgeving is reeds toepasselijk? En welke problemen bestaan er in het huidige juridische kader waardoor we nog geen gebruik kunnen maken van biomethaan? Daarvoor heb ik alle relevante wetgeving geraadpleegd en gezocht naar de voorkomende leemtes en gebreken. Tevens heb ik mogelijke synergiën bestudeerd. Al snel werd duidelijk dat de wetgeving een complex kluwen vormt waarin zelfs de meest gespecialiseerde juristen geen duidelijkheid vinden. Ook de snelheid waarmee wijzigingen worden doorgevoerd, zowel op Europees, federaal als regionaal vlak is verbazingwekkend. Het beleid past zich constant aan en de meest recente ontwikkelingen vinden was vaak een hele opgave. Omdat het groen gas in andere West-Europese landen wel al ingezet wordt als hernieuwbare bron, heb ik een aantal buitenlandse systemen onderzocht. Nederland en Duitsland waren logische opties omdat dit onze buurlanden zijn die reeds ver staan in het toepassen van biomethaan. De Franse situatie vond ik minder interessant omdat de productie daar nog in kinderschoenen staat.
Uiteindelijk heb ik drie afzetopties uitgepikt die mij het meest relevant leken en deze heb ik onderworpen aan een diepgaande analyse. De overige opties heb ik kort beschreven in het situerende gedeelte, maar verder wordt daar niet meer op ingegaan.
Inhoudstabel
1
INLEIDING ............................................................................................................................................... 1 1.1 Wat is biomethaan ............................................................................................................................ 1 1.2 Energie- en klimaatdoelstellingen ..................................................................................................... 5 1.2.1 Europese energie- en klimaatdoelstellingen ............................................................................. 5 1.2.1.1 Het Kyoto-protocol.............................................................................................................. 8 1.2.1.2 Het ETS-systeem ............................................................................................................. 10 1.2.1.3 Het 20-20-20 pakket ......................................................................................................... 12 1.2.1.4 Framework 2030 .............................................................................................................. 19 1.2.1.5 European Energy Roadmap 2050 .................................................................................... 21 1.2.2 Vlaamse energie- en klimaatdoelstellingen ............................................................................. 21 1.2.2.1 Samenwerkingsakkoord klimaat ...................................................................................... 21 1.2.2.2 VKP, VMP en VAP ........................................................................................................... 22 1.2.2.3 Het Vlaams mitigatieplan (VMP) ...................................................................................... 23 1.2.2.4 Het Vlaams adaptatieplan (VAP) ..................................................................................... 24 1.2.2.5 Concrete, bindende cijfers ............................................................................................... 25 2 SITUERING VAN DE TOEPASSINGSMOGELIJKHEDEN VAN BIOMETHAAN .................................. 26 2.1 Toepassingsmogelijkheden biomethaan ........................................................................................ 26 2.1.1 Injectie op het aardgasnetwerk ............................................................................................... 26 2.1.2 Hernieuwbare brandstof voor groene stroom productie .......................................................... 37 2.1.3 Hernieuwbare brandstof voor groene warmte productie ......................................................... 40 2.1.4 Hernieuwbare energietechnologie in nieuwbouw .................................................................... 46 2.1.5 Biomethaan als hernieuwbare grondstof in de chemie ........................................................... 56 2.1.6 Biomethaan als hernieuwbare grondstof voor ETS-bedrijven ................................................. 60 2.1.7 Hernieuwbare brandstof in de transportsector ........................................................................ 62 2.1.8 Restproduct: digestaat ............................................................................................................. 69 2.2 Een interessante opportuniteit: De verhandeling van CO 2 ............................................................. 74 3 JURIDISCHE ANALYSE VAN DE 3 BELANGRIJKSTE TOEPASSINGEN VAN BIOMETHAAN ......... 75 3.1 Injectie van biomethaan in het aardgasnetwerk ............................................................................. 75 3.1.1 Bevoegdheidsverdeling en wettelijk kader van aardgas in België .......................................... 77 3.1.2 Technische aspecten ............................................................................................................... 83 3.1.2.1 Locatie injectie .................................................................................................................. 83 3.1.2.2 Aanduiding van een shipper en een leverancier .............................................................. 85 3.1.2.3 Kwaliteitseisen biomethaan .............................................................................................. 85 3.1.2.4 Detailstudie ....................................................................................................................... 86 3.1.2.5 Controle en maatregelen tegen off-spec gas ................................................................... 87 3.1.3 Juridische aspecten ................................................................................................................. 89 3.1.3.1 De opname van biomethaan in het wetgevend kader ...................................................... 89 3.1.3.2 De afbakening van de verantwoordelijkheid .................................................................... 92 3.1.3.3 Aansprakelijkheid bij schadegevallen .............................................................................. 95 3.1.3.4 Relatie producent-DNB-leverancier-consument ............................................................ 101 3.1.3.5 Bewijs groene oorsprong biomethaan............................................................................ 104 3.1.3.6 Prioriteit van biomethaan op het netwerk ....................................................................... 108 3.1.3.7 Financieel Steunregime ................................................................................................. 109 3.1.4 Andere beleidsaspecten ........................................................................................................ 119 3.2 Biomethaan voor groene stroom productie (analogie met biogas) ............................................... 121 3.2.1 Korte toelichting bij de organisatie van de elektriciteitsmarkt................................................ 121 3.2.2 Het steunregime voor groene stroom .................................................................................... 126 3.2.2.1 De steun voor de producent ........................................................................................... 127 3.2.2.2 De GSC-quota voor leveranciers ................................................................................... 131 3.2.2.3 Warmtekrachtcertificaten (WKC’s) ................................................................................. 132 3.2.3 De specifieke steun voor biogas in Vlaanderen .................................................................... 134 3.2.4 Toepassing van het systeem op biomethaan ........................................................................ 136 3.2.5 Beleidsaspecten .................................................................................................................... 139 3.3 Biomethaan als biobrandstof ........................................................................................................ 141 3.3.1 Europees en nationaal biobrandstoffenbeleid ....................................................................... 143 3.3.1.1 Het Europees kader ....................................................................................................... 143 3.3.1.2 Het Belgisch kader ......................................................................................................... 150
3.3.1.3 CNG-wagens in België ................................................................................................... 154 3.3.2 Technische normering bio-CNG ............................................................................................ 156 3.3.3 Financieel ondersteuningsbeleid ........................................................................................... 159 3.3.4 Biomethaan bijmengen in België ........................................................................................... 167 4 BESLUIT .............................................................................................................................................. 169 5 BIBLIOGRAFIE .................................................................................................................................... 172 5.1 Wetgeving ..................................................................................................................................... 172 5.1.1 Internationale en Europese wetgeving .................................................................................. 172 5.1.2 Federale wetgeving ............................................................................................................... 174 5.1.3 Vlaamse wetgeving ............................................................................................................... 175 5.1.4 Waalse en buitenlandse wetgeving ....................................................................................... 176 5.2 Andere bronnen ............................................................................................................................ 177 5.3 Weblinks ....................................................................................................................................... 183 5.4 Gesprekken................................................................................................................................... 184
Lijst figuren: Figuur 1: Valorisatieketen van biogas. Opwerking en injectie in het aardgasnet verruimt de mogelijkheden voor hernieuwbare energie via anaerobe vergisting (Biogas-E). .................................................................... 3 Figuur 2: Bronnen van broeikasgasuitstoot. (European Environment Agency). ............................................. 6 Figuur 3: De hernieuwbare energiedoelstelling voor België. (Eurostat). ...................................................... 14 Figuur 4: Aandeel energieverbruik uit hernieuwbare bronnen. EU-27 en België en bereken pad naar cijferdoel voor België. (Indicatoren voor hernieuwbar energie). ................................................................... 15 Figuur 5: Tenuitvoerlegging van de richtlijn hernieuwbare energie. (EC). .................................................... 16 Figuur 6: De nieuwe ambitie voor 2030. (Presentatie J.M. Barroso). ........................................................... 20 Figuur 7: Schematisch overzicht van de contractsrelaties. (C. LEMYTRE). ................................................. 29 Figuur 8: Schematisch overzicht van de structuur van de aardgasnetten in België. (Eandis). ..................... 32 Figuur 9: Schematisch overzicht van de aardgasmarkt vóór en na de vrijmaking. (FodEconomie). ............ 33 Figuur 10: Evolutie E-peil eensgezinswoningen. (VEA)................................................................................ 48 Figuur 11: Aanscherpingspad voor EPW-eenheden. (VEA). ........................................................................ 49 Figuur 12: Aanscherpingspad kantoor- en schoolgebouwen. (VEA). ........................................................... 49 Figuur 13: Mogelijke invulling van minimumaandeel hernieuwbare energie binnen EPB-regelgeving voor nieuwbouw. (VEA). ........................................................................................................................................ 53 Figuur 14: BioBased Economy (www.bio-economy.net)............................................................................... 56 Figuur 15: De doelchemicaliën van methaan in Europa. (StichtingGroenGasNederland). .......................... 58 Figuur 16: CNG-tankstations in België. (www.energiegids.be). .................................................................... 62 Figuur 17: Well-to-wheel uitstoot (gCO2eq./km) uitstoot van CO2 voor verschillende brandstoffen. (Dena 2011). ............................................................................................................................................................ 64 Figuur 18: Nationale streefcijfers voor 2020 en geschat traject voor energie uit hernieuwbare bronnen in verwarming en koeling, elektriciteit en vervoer. (Nationaal actieplan voor hernieuwbare energie). ............. 67 Figuur 19: Gebruik van biobrandstoffen voor transport. (Vlaanderen 2005-2011). (Mira). ........................... 68 Figuur 20: valorisatieketen biogas ................................................................................................................ 69 Figuur 21: Evolutie van de aardgasbalans. (Vito). ........................................................................................ 75 Figuur 22: Aantal actieve injectiepunten binnen Europa. (Marcogaz). ......................................................... 77 Figuur 23: Terrein van de transportnetbeheerder. (Eandis).......................................................................... 79 Figuur 24: Terrein van de distributienetbeheerder. (Eandis). ....................................................................... 81 Figuur 25: Voorstelling van de partijen in het aardgasnetwerk. (Eandis). .................................................... 83 Figuur 26: Rol distributienetbeheerder bij injectie van biomethaan. (Eandis)............................................... 88 Figuur 27: Biomethaaninjectie installatie (vertrouwelijke bron). .................................................................... 94 Figuur 28: De belangrijkste actoren van de vrijgemaakte aardgasmarkt en hun relaties: contractuele relaties. (FodEconomie). ............................................................................................................................. 101 Figuur 29: De belangrijkste verbindingen bij biomethaaninjectie. (Eigen schema). ................................... 102 Figuur 30: Traject garanties van oorsprong. (eigen schema). .................................................................... 107 Figuur 31: Raming van de productiekost van biomethaan. (CWaPE). ....................................................... 110 Figuur 32: Prijsverschil biomethaan en aardgas in de lange-termijn-hypothese. (CWaPE). ...................... 110 Figuur 33: Opbouw van de SDE+ Bijdrage.(RVO). ..................................................................................... 114 Figuur 34: Overzichtstabel van de basisbedragen die van toepassing zijn in 2014. (RVO). ...................... 115 Figuur 35: Eenvoudige voorstelling van het feed-in-tarief over 20 jaar. (German Energy Transition). ...... 116 Figuur 36: Biomethane production bonus. (EEG2012). .............................................................................. 117 Figuur 37: Feed-in-tariffs for small scale low carbon Electricity installations. (GGG). ................................ 118 Figuur 38: Productiecapaciteit per technologie eind 2010. (CREG). .......................................................... 122 Figuur 39: Bevoegdheidsverdeling in België. (Elia). ................................................................................... 125 Figuur 40: OT en Bf. (VEA). ........................................................................................................................ 130 Figuur 41: Evolutie van het operationeel elektrisch+mechanisch WKK-vermogen per brandstofsoort in Vlaanderen (Vito). ....................................................................................................................................... 133 Figuur 42: OT-BF voor nieuwe installaties vanaf 01/01/2014. (Biogas-e). ................................................. 136 Figuur 43: Biomethaan voor groene stroom productie. (Biogas-e). ............................................................ 137 Figuur 44: De twee tankmogelijkheden. (GreenGasGrids). ........................................................................ 142 Figuur 45: Typical impact on MN on Power and Heat rate (Synergrid). ..................................................... 157 Figuur 46: Productieschema normalisatie (Synergrid). ............................................................................... 159 Figuur 47: De weg van biomassa naar bioticket (Stichting Groen Gas Nederland). .................................. 164
Afkortingen CH4
Methaan
CO2
Koolstofdioxide
H2 S
zwavelwaterstof (), ,
HFK‟s
fluorkoolwaterstoffen
N2
stikstof ()
N2O
distikstofoxide
O2
zuurstof ()
PFK‟s
perfluorkoolwaterstoffen
SF6
zwavelhexafluoride
ACER
Agency for Cooperation of Energy Regulators
AREI
Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties
BBE
BioBased Economy
BEN
Bijna Energie Neutraal
Bf
Bandingfactor
BRUGEL
De Brusselse Regulator voor Energie
BTW
Belasting (over de) Toegevoegde Waarde
CBM
Coal-Bed Methane
CCS
Carbon Capture and Storage
CEN
Comité Européen de Normalisation
CNG
Compressed Natural Gas
COP
Conference of the Parties
COP 16
16th session of the Conference of the Parties (COP 16)
CREG
Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas
CWaPE
la Commision Walonne pour l’Energie
dena
Deutsche Energie-Agentur GmbH
DG Milieu
Directoraat-generaal
DNB
DistributieNetBeheerder
DVGW EAN-GSRN
Deutscher Verein des Gas- und Wasserfaches
EC
Europese Commissie
ECCP
European Climate Change Programme
ECE
Economic Commission for Europe
ECHA
European CHemicals Agency
EEG
Erneuerbare Energieen Gesetz
EP
EcologiePremie
EPB
EnergiePrestatieBinnenklimaat
EPBD
Energy Perfomance of Buildings Directive
EPC
EnergiePrestatieCertificaten
E-peil
maat voor de energieprestatie
EPU
Energie Per Unit - kantoor- en schoolgebouwen
EPW
Energie Per Wooneenheden
ETS
Emissions Trading System
EU
European Union
European Article Numbering' Global Service Relation Number
EU SDS
European Sustainable Development Strategy
FAME
Fatty Acid Methyl Ester
FISCH
Flanders Innovation Hub for Sustainable Chemistry
FIT
Feed-In-Tarief
FOD
Federale OverheidsDienst
FQD
Fuel Quality Directive
GFT
Groente-, Fruit- en Tuinafval
GGG
Green Gas Grids
GrDF
Gaz réseau Distribution France
GSC
GroeneStroomCertificaten
GvO
Garanties van Oorsprong
GWh
Giga Watt hour
IPCC
Intergovernmental Panel on Climate Change
ISO
Independent System Operator
ITO
Independent Transmission Operator
KB
Koninklijk Besluit
kWh
kilo Watt hour
LBM
Liquid BioMethane
LNG
Liquefied Natural Gas
LTL-lijst
Timitatieve TechnologieënLijst
MAP
MestActiePlan
MB
Ministerieel Besluit
Mira
Milieu rapport
MW MWe
Mega Watt
MWh
Mega Watt hour
MWth
Mega Watt Thermal
NBN EN
Bureau voor normalisatie België Europeaan norm
NEEAP
Nationaal Energie-Efficiëntie Plan
NEN-EN
NEderlandse Norm, EN voor Europese Norm
NKC
Nationale Klimaat Commissie
OT
Onrendabele Top
OU
Ownership Unbundling
pH
zuurtegraad
PM
Particulate Matter (fijn stof)
REACH
Registration, Evaluation and Authorisation of CHemicals
REE
Richtlijn Energie-Efficiëntie
RHI
Renewable Heat Incentive
RO
Renewable Obligation
RVO
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
SDE+. SNG
Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie
STEG
stoom- en gascentrale
STRES
STRategische EcologieSteun
UNFCCC
United Nations Framework Convention on Climate Change
VAP
Vlaams AdaptiePlan
Mega Watt elektriciteit
Substitute Natural Gas
VEA
Vlaams EnergieAgentschap
Vito
Vision on technology
VKP
Vlaams KlimaatbeleidsPlan
VLACO
Vlaamse organisatie ter bevordering van de afzet van groencompost
VLAREMA
Vlaams Reglement inzake afvalvoorkoming en –beheer
VMP
Vlaams MitigatiePlan
VN
Verenigde Naties
VN/ECE
Verenigde Naties / Economic Commission for Europe
VREG
Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt
VSG
Federation of Swiss Gas Industry
WKC
Warmte Kracht Certificaten
WKK
Warmte Kracht Koppeling
1 INLEIDING
1.1 Wat is biomethaan Biomethaan is het product dat ontstaat na het opzuiveren van biogas. Daarom is het belangrijk om eerst te begrijpen wat biogas inhoudt, alvorens dieper in te gaan op biomethaan.
Biogas is het resultaat van anaerobe vergisting van organisch materiaal. Als input worden zowel zuivere biomassastromen gebruikt, als reststromen zoals GFT, mest, rioolslib, huishoudafval… de mogelijkheden zijn legio. Als eindproduct krijgen we een gas dat voornamelijk uit koolstofdioxide (CO2) en methaan (CH4) bestaat. Biogas kan onder andere ingezet worden voor energieproductie. De voornaamste techniek daarvoor is de verbranding in een gasmotor of een gasturbine met een generator en warmtekrachtkoppeling. Groene energie die op deze manier geproduceerd wordt in Vlaanderen vindt ondersteuning in een certificatensysteem bestaande uit groenestroomcertificaten en warmtekrachtcertificaten. Het steunregime is algemeen. Het vormt een financiële ondersteuning voor groen geproduceerde elektriciteit en warmte uit verschillende hernieuwbare bronnen. Niet enkel energie uit biogas/biomassa. De juridische definitie van biomassa kunnen we vinden in de 'Europese richtlijn betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt'. In Art. 2,b wordt de volgende omschrijving gehanteerd: "De biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw (met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval.” In puntje a) van datzelfde artikel vinden we een opsomming van hernieuwbare energiebronnen. Biogas werd hierin opgenomen.
Door beroep te doen op biomassa kunnen we het gebruik van fossiele brandstoffen vermijden, dit maakt het een populair alternatief. Hoewel discussie bestaat over hoe ‘groen’ de geproduceerde energie uiteindelijk is, kunnen we gas uit biomassa toch als duurzame, milieuvriendelijke en hernieuwbare energiebronnen beschouwen. Zeker indien we voornamelijk regionale biomassastromen aanwenden en zo de controle behouden op de oorsprong van de input en eventuele perverse effecten kunnen vermijden. Helaas zijn bronnen van organisch materiaal zijn Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
1 / 194
niet onuitputtelijk aanwezig. Duurzaamheid en efficiëntie blijven een vereiste, zoals ook in de Europese en nationale regulering vereist wordt.
Eveneens positief bij gebruik van biomassa is het neutrale CO2 effect. De CO2 uitstoot die geproduceerd wordt door de verbranding van biogas (of biomethaan) wordt tijdens de groei van de gewassen uit de lucht genomen. Groeiende gewassen nemen wederom CO2 op die door de daaropvolgende verbranding opnieuw wordt uitgestoten. De hele cyclus vormt een nuloperatie en zo is er netto geen extra CO2 uitstoot. Anders dan bij het gebruik van fossiele brandstoffen, zoals aardgas, waarbij CO2 uit de lange koolstofcyclus vrijkomt. Bij het verbranden van biogas in een biogasmotor, krijgen we typisch een elektrisch rendement van 38-40% en een thermisch rendement van 45%. Het totale rendement is ± 85% met een energieverlies van 15%. In praktijk blijkt het echter moeilijk om alle warmte optimaal te benutten. Er wordt warmte op de site zelf gebruikt maar vrijwel steeds is er te veel en de overbodige fractie gaat verloren. Dit resulteert in een extra verlies van rendement, een vaak voorkomend minpunt van biogas-installaties.
Een meer efficiënte mogelijkheid (o.a. wanneer niet alle warmte op de site benut kan worden) is het opwaarderen van biogas naar biomethaan, groen gas. De inerte componenten zoals koolstofdioxide (CO2), zwavelwaterstof (H2S), zuurstof (O2), stikstof (N2) worden weggehaald en we verkrijgen bijna zuiver methaan. De ideale opzuiveringstechniek is afhankelijk van een aantal factoren: -
De kwaliteit en zuiverheid van het biomethaan
-
De druk en de temperatuur
-
De Investeringskosten
-
De verwerkingskosten
-
De energie aanwezig op de site (zoals restwarmte).
Wanneer gesproken wordt over groen gas, bedoelt men steeds biomethaan. Wees waakzaam om de termen biogas, biomethaan en groen gas niet door elkaar te slaan. Enkel groen gas en biomethaan zijn synoniemen voor elkaar.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
2 / 194
Onderstaande figuur vormt een schematische voorstelling van de valorisatieketen van biogas met de belangrijkste afzetopties.
Figuur 1: Valorisatieketen van biogas. Opwerking en injectie in het aardgasnet verruimt de mogelijkheden voor hernieuwbare energie via anaerobe vergisting (Biogas-E).
Biomethaan is een stof van aardgaskwaliteit wat betekent dat beide producten onderling uitwisselbaar zijn. Dit resulteert in een grote waaier van toepassingsmogelijkheden en voordelen op het vlak van milieu, beleid, werkgelegenheid, energiezekerheid en meer. Bovendien heeft biomethaan een hogere energiedichtheid dan aardgas waardoor ook een hogere actieradius bereikt kan worden. De talrijke afzetopties zorgen ervoor dat we het energieverlies door onbenutte warmte kunnen vermijden. Het typisch totaal rendement van een biomethaaninstallatie ligt op 85-90%, een stuk voordeliger dan een biogas-installatie op een site waar de warmte niet volledig gebruikt kan worden.
Hoewel dit alles zeer aantrekkelijk klinkt, wordt biogas vandaag nog niet opgezuiverd naar biomethaan in België. In tegenstelling tot een aantal andere Europese landen, waar de energiebron al volop ingeburgerd is, hebben wij nog geen duidelijk ontwikkeld steunregime en beleidskader. Echter, zonder overheidssteun kan deze energiebron niet concurreren met fossiele brandstoffen en zonder juridische regeling leven geïnteresseerde partijen in onzekerheid. Dit resulteert in een negatief investeringsklimaat.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
3 / 194
Ondertussen worden al kleine stappen gezet naar het vormen van een ondersteuningskader voor Vlaanderen. De eerste verwezenlijkingen in de richting van een financiële ondersteuning voor injectie van biomethaan in het aardgasnetwerk vinden we in het besluit1 van de Vlaamse regering ter wijziging van het Energiebesluit. Daar wordt biomethaan als volgt gedefinieerd: “Biomethaan : biogas uit organisch-biologische stof waarvan de eigenschappen werden gewijzigd als gevolg van een fysische en/of chemische behandeling om het uitwisselbaar te maken met aardgas van het net of het aardgas gebruikt voor voertuigen”
In het Energiebesluit wordt een hoofdstuk (HOOFSTUK VI) toegevoegd waarin voorzien wordt in een investeringssteun voor producenten die biomethaan willen injecteren in het aardgasnetwerk. Er wordt dus wel degelijk gewerkt aan een sluitend kader om de biomethaan-optie mogelijk te maken, maar de evolutie verloopt nog zeer traag. De investeringssteun vormt een hulp om een opwerkingsinstallatie te bouwen, maar is nog niet voldoende om een installatie ook rendabel te laten functioneren. In de sector vraagt men dan ook een bijkomende exploitatiesteun.
Het is belangrijk dat we ook in Vlaanderen een volledig en sluitend kader oprichten voor de implementatie van biomethaan. Niet alleen met het oog op de stimulering van de eigen binnenlandse hernieuwbare energieproductie, maar ook met de verwezenlijking van een Europese (of internationale) markt voor groen gas.
Meer informatie over biogas, biomethaan en de mogelijke opwerkingstechnieken is beschikbaar op:
http://www.biogas-e.be
http://www.ecp-biomassa.eu/kennisplatform
http://www.greengasgrids.eu
http://groengas.nl
http://european-biogas.eu
1
Besluit Vl. Reg. tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid, wat betreft de invoering van een steunregeling voor de injectie van biomethaan van 13 september 2009, BS 20 november 2013. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
4 / 194
1.2 Energie- en klimaatdoelstellingen We kunnen er vandaag niet meer om heen. Reeds eeuwenlang belasten we onze planeet enorm met de gevolgen van industrialisering en economische groei. Voorlopig draait onze economie voornamelijk op fossiele brandstoffen maar deze hebben enkele belangrijke nadelen. Niet enkel zijn ze erg vervuilend, bovendien raken ze stilaan uitgeput waardoor ons huidige energiesysteem op wankele poten terechtkomt. Bijgevolg moeten we actief op zoek naar andere technieken en bronnen om onze energiebehoefte te vervullen. En zijn maatregelen nodig die de druk op het verlichten.
Onze urgente situatie heeft aanleiding gegeven tot een explosie aan regelgeving, beleidsinitiatieven en internationale overeenkomsten. Helaas is het moeilijk om een uniform beleid op te stellen die de hele wereld betreft. Het ene gebied is reeds volledig geïndustrialiseerd, terwijl andere gebieden volop in de groeifase zitten en nog andere nauwelijks ontwikkeling kennen. Daarenboven deelt niet ieder land/werelddeel dezelfde bekommernis om het milieu en is niet ieder land bereid of in staat gelijke inspanningen te leveren. Voornamelijk snelgroeiende economieën streven naar vooruitgang en denken liever niet na over nefaste gevolgen voor de planeet. Deze diversiteit vormt een significante hinderpaal voor het bereiken van een mondiaal klimaat- en energiebeleid. Op de internationale verwezenlijkingen ga ik vrijwel niet in. Mijn analyse beperkt zich tot het Europese, nationale en regionale niveau. Dit deel somt eerst de Europese doelstellingen op omdat deze hiërarchisch het hoogst staan. Pas daarna komen de nationale/Vlaamse initiatieven aan bod want deze dienen de Europese reglementering te implementeren. Ik ga enkel in op de belangrijkste verbintenissen die relevant zijn voor het gebruik van hernieuwbare energie, dit hoofdstuk vormt aldus geen allesomvattend geheel van de klimaat- en energieproblematiek.
1.2.1 Europese energie- en klimaatdoelstellingen
In Europa werden reeds vele initiatieven genomen en stap per stap bouwen we een dwingend kader op die ons tot een efficiënte en milieuvriendelijkere economie moet leiden. De schade ongedaan maken, is in vele gevallen onmogelijk maar de uitbreiding ervan beperken of zelfs stoppen ligt nog binnen ons bereik. Uiteraard mits grote inspanningen.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
5 / 194
De algemene grondslag waarop de bevoegdheid van de unie tot het nemen van energieen milieumaatregelen, is gebaseerd, kan gevonden worden in Art. 194 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie:2 “In het kader van de totstandbrenging en de werking van de interne markt en rekening houdend met de noodzaak om het milieu in stand te houden en te verbeteren, is het beleid van de Unie op het gebied van energie, in een geest van solidariteit tussen de lidstaten, erop gericht: a) de werking van de energiemarkt te waarborgen; b) de continuïteit van de energievoorziening in de Unie te waarborgen, c) energie-efficiëntie, energiebesparing en de ontwikkeling van nieuwe en duurzame energie te stimuleren; en d) de interconnectie van energienetwerken te bevorderen.” De unie heeft daarbij niet de bevoegdheid om een invloed uit te oefenen op het recht van lidstaten om zelf de voorwaarden voor de exploitatie van eigen energiebronnen te bepalen, of op hun keuzerecht betreffende de samenstelling van energiebronnen en de algemene structuur voor energievoorziening. De hieronder omschreven regulering en overeenkomsten vormen wapens in onze strijd tegen de klimaatverandering. Willen we de schade voor onze nakomelingen beperken, dan moet de beginnende opwarming van de aarde afgeremd worden en dit kunnen we enkel bereiken door onze gezamenlijke broeikasgasuitstoot drastisch te verminderen. Het is hierbij cruciaal dat landen samen werken want pas als ieder zijn steentje bijdraagt, kunnen we werkelijk iets bereiken. De voornaamste bron van uitstoot is onze energieproductie, maar ook de transportsector en de industrie zijn belangrijke vervuilers:
Figuur 2: Bronnen van broeikasgasuitstoot. (European Environment Agency).
2
Art. 194 Verdrag betreffende de werking van de Europese unie, Pb.L. 26 oktober 2012, afl. 326, 1.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
6 / 194
Deze bekommernis om de toekomstige generaties wordt ook “sustainable development” genoemd; de bedoeling is om aan onze eigen behoeftes te voldoen zonder de mogelijkheid voor de komende generaties om datzelfde te doen, in het gedrang te brengen. Een principe dat overal ter wereld wordt nagestreefd. In Europa bundelen we dit beleid onder de noemer “EU SDS: European Sustainable Development Strategy”.3
Onder andere moet het aantal broeikasgassen in de atmosfeer teruggebracht worden tot een niet-gevaarlijk niveau4 ten voordele van onze erfgenamen. Onder broeikasgassen vallen; kooldioxide (CO2), methaan (CH4), distikstofoxide (N2O), onvolledig gehalogeneerde fluorkoolwaterstoffen (HFK‟s), perfluorkoolwaterstoffen (PFK‟s) en zwavelhexafluoride (SF6).5 Vooral de reductie van CO2 emissie is prioriteit. Minder uitstoot van broeikasgassen betekent minder gebruik van fossiele brandstoffen.6 Zoals hierboven vermeld, zorgt het verbranden van fossiele brandstoffen ervoor dat CO2 uit de lange koolstofcyclus vrijkomt. Daarom moeten we ons richten tot hernieuwbare alternatieven zoals biomethaan, en onze energieproductie aanpassen. Daarnaast moeten we het energieverbruik zelf verminderen want ook dit zal bijdragen tot een lagere emissie.
Het VN-klimaatverdrag, afgekort als UNFCCC, van 1992 is een internationale kaderovereenkomst die het tegengaan van broeikasgassen en klimaatverandering vooropstelt. Geratificeerd door 194 partijen kunnen we het beschouwen als een succesvolle stap richting gezamenlijke actie. Het ultieme doel is om de uitstoot te beperken tot een bepaalde grens waardoor “gevaarlijke antropogene verstoring van het klimaatsysteem” vermeden wordt7, al wordt deze grens in het verdrag zelf niet verduidelijkt. De algemene wetenschappelijke opinie zegt dat klimaatopwarming met 2°C ten opzichte van het pre-industriële gemiddelde de limiet is, al zijn sommigen onder hen van mening dat zelfs dat ontoereikend is. Op de 16e partijconferentie (COP 16) in december 2010 werd de 2°C ambitie ook juridisch verankerd en werd aangestuurd om de noodzaak van een verdere beperking tot 1,5°C te onderzoeken8. Ondertussen is 2°C de norm geworden die terugkomt in zowat alle internationale en Europese klimaatafspraken.9
3
COM(2009)0400 [Commissiedocument nr. 0400 van 2009], http://ec.europa.eu/prelex. N. DHONT, CO2 neutraliteit op bedrijventerreinen, masterproef MANAMA Milieurecht Universiteit Gent, 2009-10. 5 bijlage A bij het Kyotoprotocol. 6 http://globalwarming.berrens.nl/oplossingen.htm 7 United Nations Framework Convention on Climate Change, New York, 1992, http://unfccc.int/files/essential_background/background_publications_htmlpdf/application/pdf/conveng.pdf. 8 P. SANDS, J. PEEL, A. FABRA en R. MACKENZIE, Principles of International Environmental Law, New York, Cambridge University Press, 2012. 9 EUROPESE COMMISSIE, Climate change fact sheet, oktober 2013, ec.europa.eu/clima. 4
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
7 / 194
Hoewel het verdrag een belangrijke stap vormt in het hele klimaatverhaal, moeten we het vooral als een beleidsdocument beschouwen. Het verduidelijkt het doel van ons streven en stelt principes voorop, maar bevat nog geen bindende, concrete maatregelen.
1.2.1.1 Het Kyoto-protocol Het Kyoto protocol is een uitloper van het VN-klimaatverdrag dat, in tegenstelling tot de kaderovereenkomst, wel concrete doelstellingen bevat. Voor het eerst werd een verplichte vermindering van 5% broeikasgasemissie tegen 2012 voor de ANNEX I landen vastgelegd.10 Zoals steeds bij luchtvervuiling wordt met een referentiepunt gewerkt, bij broeikasgassen is dit de mondiale uitstoot in het jaar 1990. Het protocol werd vastgelegd tijdens de derde VN-klimaatconferentie in 1997 en trad in werking op 16 januari 2005. De verbintenisperiode loopt van 2008 tot 2012. Europa, die toen nog uit 15 landen bestond, werd eveneens een partij bij het protocol en nam de last op zich om haar interne uitstoot van broeikasgassen met 8% te verlagen ten opzichte van het referentiejaar. Hoewel de overeenkomst in een internationale sfeer speelt, is ze dus niet weg te denken uit de Europese klimaatstrategie. De unie werkt hierbij via een burden-sharing-systeem wat betekent dat iedere lidstaat zijn eigen emissie level toebedeeld kreeg, ook wel de “EU bubble” genoemd. Alle lidstaten samen moeten tot de algemene Europese 8% komen en de aansprakelijkheid voor individuele lidstaten die hun norm niet halen, waardoor Europa ook haar eigen norm eventueel niet haalt, wordt intern geregeld.11 Al lijkt dat laatste nooit een probleempunt te worden want wat de Kyoto-normen betreft, zit Europa meer dan op schema. Ook de landen die pas na 2004 toetraden tot de unie kregen een reductiepercentage van 6 of 8% opgelegd en zijn daartoe op de goeie weg.12
Op de klimaatconferentie in Doha (eind 2012) werd gedebatteerd over het verdere verloop na de eerste verbintenisperiode. Uiteindelijk kwam het tot een miniakkoord waarbij afgesproken werd het protocol voor een tweede termijn te laten lopen, 2013-2020, alsook om een nieuwe klimaatovereenkomst af te sluiten in 2015 die in werking kan treden als de 2e termijn afloopt. Een echte opvolger voor het protocol is er echter (nog) niet13. De “Doha 10
Het Protocol van Kyoto inzake klimaatverandering van 11 december 1997, http://unfccc.int/resource/docs/convkp/kpeng.pdf. 11 Beschikking 2002/358/EG van de Raad van 25 april 2002, PB L. 130, 15 mei 2002. Beschikking 2006/944/EG van de Commissie van 14 december 2006, PB. L. 358, 16 december 2010. Beschikking 2010/778/EU van de Commissie van 15 december 2010, PB. L. 332, 16 december 2010. 12 EUROPESE COMMISSIE, Climate change fact sheet, oktober 2013, ec.europa.eu/clima. 13 www.europa-nu.nl Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
8 / 194
Climate Gateway”, zoals het resultaat wordt genoemd, bevat naast de verlenging weinig concrete elementen.14 Bovendien vallen een aantal grote spelers zoals Rusland en Canada weg wat voor een terugval zorgt in de globale impact van Kyoto. Het amendement van Doha treedt in werking 90 dagen nadat het geaccepteerd werd door ¾ van de partijen bij het Kyoto-protocol. Tijdens de laatste COP in november 2013 te Warschau werd evenmin veel vordering gemaakt tot het bereiken van een nieuwe overeenkomst. Het engagement is er wel en een ontwerptekst zou moeten klaarliggen tegen december 201415, maar hoogstwaarschijnlijk blijft het wachten tot de conferentie te Parijs in 2015 op een officiële opvolging.16
Het laatste deel van het klimaatrapport van internationaal klimaatpanel van de VN (IPCC), bestaande uit meer dan 2000 wetenschappers, heeft een aantal ernstige pijnpunten blootgelegd waarmee rekening zal gehouden moeten worden bij het opstellen van de tweede Kyoto-overeenkomst.17 Het komt er uiteindelijk op neer dat we een zware deadline hebben van 15 jaar om de wereldwijde temperatuurstijging op 2 graden te houden, en daarvoor moet de broeikasgasemissie tot 40 à 70 procent terug gedrongen zijn tegen 2050. Z o niet, kunnen we dramatische gevolgen verwachten. Dit betekent dat de geïndustrialiseerde landen serieuze inspanningen zullen moeten leveren. In Europa is geen gebrek aan bereidwilligheid, maar de grootste vervuilers zijn China en Amerika. Zonder hun medewerking kunnen we succes op wereldvlak vergeten.18 Ter uitwerking van het Kyoto protocol in Europa werd het “European Climate Change Programme”, opgericht door de Europese Commissie in 2000. Dit orgaan kreeg de opdracht de meest effectieve strategie uit te werken die het mogelijk moest maken de Kyoto normen te halen. In 2005 werd een tweede ECCP gelanceerd die zich onder andere bezig hield met de toepassing van wat in eerste fase werd opgesteld en het onderzoeken van meer kosteneffectieve maatregelen. ECCP2 moest bovendien rekening houden met de Lissabon strategie van de Europese Unie ter bevordering van economische groei.19 14
V.NOENS, Klimaattop 2012 in Doha: resultaten, LNE-Zine - Artikels AIM, www.lne.be. http://unfccc.int/key_steps/warsaw_outcomes/items/8006.php. 16 UNFCCC, Closing Press Release: UN Climate Change Conference in Warsaw keeps governments on a track towards 2015 climate agreement, 23 november 2013, www.unfccc.int. 17 IPCC, 2013: Climate Change 2013: The Physical Science Basis. Contribution of Working Group I to the Fifth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change [Stocker, T.F., D. Qin, G.-K. Plattner, M. Tignor, S.K. Allen, J. Boschung, A. Nauels, Y. Xia, V. Bex and P.M. Midgley (eds.)]. Cambridge University Press, Cambridge, United Kingdom and New York, NY, USA, 1535 pp. 18 R. SAVIO, “De toekomst van onze planeet ligt in handen van 58 mensen”, 18 april 2014, www.mo.be. 19 http://ec.europa.eu EUROPESE COMISSIE, Lisbon Strategy for Growth and Jobs. 15
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
9 / 194
1.2.1.2 Het ETS-systeem Het Europese “Emission Trading System” werd gelanceerd in 2005 via de Europese ETS-richtlijn20 uit 2003, en onderwerpt de uitstoot van broeikasgassen in een groot aantal sectoren aan een systeem van verhandelbare uitstootrechten. De getroffen sectoren zijn onderverdeeld in drie grote groepen: elektriciteit- en warmtecentrales, energie-intensieve industrie en de luchtvaartsector. Europa wou met deze regeling inspelen op de nakende internationale inwerkingtreding van het Kyoto-protocol in 2005. Het systeem werkt via een “cap and trade’”principe. Algemeen wordt een grens gesteld op de uitstootrechten per sector. Door deze grens met verloop van tijd te verlagen, kan de Europese unie een algemene reductie van uitstoot bereiken. De betrokken sectoren verkrijgen hun rechten door een combinatie van vrije (gratis) toekenning en een systeem van veiling. Enkel voor de geveilde uitstootrechten moeten ondernemingen betalen, maar deze vormen sinds 2013 de grote meerderheid binnen het systeem. Onderling zijn ondernemingen toegelaten om vrij hun rechten te verhandelen indien ze te kampen hebben met een tekort of overschot. 21
Momenteel bevinden we ons in de derde handelsfase van het ETS-systeem (2013-2020) en deze is opvallend strenger dan de vorige termijnen. Ondermeer werd de vrije allocatie van emissierechten sterk gereduceerd, wat betekent dat de betrokken bedrijven nu meer moeten betalen voor hun uitstoot, maar ook werd het jaarlijkse reductiepercentage voor de cap opgedreven naar 1,74% per jaar. De bevoegdheid om te bepalen hoe de emissierechten worden toebedeeld, ligt sinds 2013 niet langer bij de lidstaten zelf, maar werd overgeheveld naar de Europese commissie.22
Een van de veelgehoorde kritieken op de emissiehandel is het feit dat niet alle uitstotende sectoren gebonden zijn, waardoor uiteindelijk slechts 45% van de totale broeikasgasuitstoot in Europa gedekt wordt door de cap&trade. Een aantal industrieën, waaronder alle transport, werden ondanks hun vervuilende karakter niet opgenomen in de COM(2005)330 [Commissiedocument nr. 330 van 2005], http://ec.europa.eu/prelex. 20 Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad, 2003/87/EG, van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad, Pb. L. 25 oktober 2013, afl. 275, 32. 21 EUROPEAN COMMISSION, The EU Emissions Trading System, oktober 2013. http://ec.europa.eu/clima/policies/ets/index_en.htm. 22 http://www.lne.be/themas/klimaatverandering/co2-emissiehandel/vaste-installaties-1/werking-van-eu-ets-in2013-2020. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
10 / 194
emissiehandel. Voornamelijk ter bescherming van haar economische concurrentiepositie. In 2009 kwam Europa deels tegemoet aan de commentaar door het aantal betrokken sectoren uit te breiden. Onder andere de luchtvaartsector moet nu, ondanks groot protest, 15% van haar uitstootrechten moet aankopen op de veiling.23
Een ander pijnpunt van het systeem werd veroorzaakt door de enorme terugval in de prijs van de emissierechten sinds de economische crisis. Minder productieactiviteit leed tot een lagere vraag en deed de marktprijs voor één ton CO2 dalen tot 2,6 euro. Vijf jaar geleden was dat nog 30 euro per ton. Bij de aanvang van de derde handelsperiode in 2013 bestond een emissierechten overschot van maar liefst 2,1 biljoen. Zo werd het stimulerende effect van het ETS-systeem compleet teniet gedaan.24 Als oplossing voor dit probleem heeft het Europees Parlement voorgesteld om zelf een schaarste te creëren door de veiling van 900 miljoen emissierechten uit te stellen. Na een eerste verwerping in april 2013 werd beslist om de “backloading” toch toe te passen.25 In 2014 zal het volume voor veiling gereduceerd worden met 400 miljoen rechten, in 2015 met 300 miljoen rechten en in 2016 met 200 miljoen.
Of deze maatregelen ook effectief zal werken valt nog af te wachten. Sowieso blijft het mechanisme onder vuur. Sommigen pleiten zelfs voor een volledige afschaffing van de ETS-sector. Het werkt toch niet efficiënt en vormt eigenlijk alleen maar een manier voor de betrokken sectoren om extra winsten te genereren door de kost van de emissierechten door te rekenen in de prijs.
23
P. PAUW, “De nieuwe vliegtaks, toonbeeld van eerlijkheid”, 14 maart 2012, www.destandaard.be. Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad, 2009/101/EG, van 19 november 2008 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap, Pb. L. 13 januari 2009, afl. 8, 3. 24 O. FERNANDEZ, “Klimaat en klimaatbeleid in crisis”, 19 april 2013. EUROPEAN COMMISSION, staff working document – proportionate impact assessment, 2012. 25 Commission Regulation (EU) nr. 176/2014 van 25 februari 2014 amending Regulation (EU) No 1031/2010 in particular to determine the volumes of greenhouse gas emission allowances to be auctioned in 2013-20, Pb L. 26 februari 2014, afl. 56, 11. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
11 / 194
1.2.1.3 Het 20-20-20 pakket Naast de globale verwezenlijkingen heeft de Europese unie een eigen klimaatbeleid ontwikkeld met doelstellingen die heel wat ambitieuzer zijn dan de 8% emissiereductie uit het Kyoto-protocol. Waarbij in kader van het protocol van een geschatte “overachievement” wordt gesproken, zullen voor het behalen van de Europese normen extra inspanningen geleverd moeten worden.26
De 20-20-20 targets maken deel uit van het Europese energie- en klimaat pakket van 2009 en legt de unie 4 ambitieuze doelstellingen op die ons moeten helpen de aardopwarming te bestrijden en meer energie-efficiënt te functioneren. Dit streven gaat verder dan het VN-klimaatverdrag en het Kyoto-protocol en bevat ook meer bindende elementen. Noodzakelijk indien we de “sustainable development” werkelijk willen bereiken; ons constante streven naar verbetering en economische vooruitgang mag niet ten koste gaan van de ecologie.27 De ontwikkeling van de 20-20-20 regeling nam vorm in 200728 en begin 2008 kwam de commissie naar voor met een voorstel betreffende de nodige maatregelen voor energie, klimaat en milieu. Deze werden in een pakket van wetgevende regelen gegoten, met als uiteindelijke doel een hoge energie-efficiëntie en energiezekerheid in een koolstofarme economie. Ook in het Europees parlement werd het pakket formeel goedgekeurd op 23 september 2009, om uiteindelijk in werking te treden in 2013.29 Dit waren niet de eerste initiatieven die Europa nam in het energie- en klimaatverhaal, maar dit vooruitstrevende pakket gaf haar wel wereldwijd een voortrekkersrol.30
26
COM(2011)0264 [Commissiedocument nr. 0264 van 2011], http://ec.europa.eu/prelex. F. VANDENDRIESSCHE, Energierecht, Universiteit Gent, 2012-13. 28 COM(2007)0002 [Commissiedocument nr. 0002 van 2007], http;//ec.europa.eu/prelex. 29 RYCKEVELDE, Het EU klimaatplan, www.ryckevelde.be. 30 IP/09/628, Press release, http://europa.eu/rapid/press-release_IP-09-628_en.htm. 27
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
12 / 194
“The climate and energy package” rust op 3 pijlers en een extra target. Allen met 2020 als deadline: 1. 20% reductie van de broeikasgasuitstoot ten opzichte van het referentiejaar 1990, met het engagement om tot 30% reductie te gaan, zouden ook andere grote economieën daarin meestappen.31 Tot het behalen van deze target zijn onder andere het ETS-systeem belangrijk, en de “effort sharing decision” 32 voor de belangrijkste sectoren waarop ETS niet toepasselijk is. De effort sharing decision zet bindende cijfers vast voor iedere individuele lidstaat waarbij de rijkste lidstaten zwaardere verplichtingen op zich nemen dan de armere. De objectieven gaan van een strenge 20% reductienorm (voor Denemarken, Ierland, Luxemburg) tot een toelating van een 20% stijging (voor Bulgarije). De Belgische verplichting van -15% situeert zich hier ergens tussen.33 Alle lidstaten samen moeten tegen 2020 voor een daling van 10% zorgen. Het belangrijkste verschil met het ETS-systeem is dat de lidstaten zelf verantwoordelijk zijn om de nodige beslissingen en maatregelen te nemen om de norm te halen. Het halen van deze target zal Europa normaal gezien geen moeite kosten, ook al zijn niet alle sectoren opgenomen in het ETS-systeem. Door de economische terugval in 2009 hadden we een ongekende daling van 11,6% uitstoot ten opzichte van het jaar voordien, wat ons al op een koers van -14% ten opzichte van het 1990 level bracht. Hoewel dergelijke sprongen in de toekomst niet meer kunnen verwachten heeft de crisis de commissie geprikkeld om te denken aan een verhoging van het reductiepercentage tot 30%. Indien blijkt dat het behalen van de huidige doelstelling ‘te gemakkelijk’ is en veel minder kost dan verwacht, zal niet meer genoeg geïnvesteerd worden in klimaatvriendelijke technologieën. Een strengere norm kan een nieuwe stimulans bieden en brengt ons bovendien dichter bij de 80-95% reductiedoelstelling voor 2050.34
31
EUROPEAN COMMISSION, Climate Change, oktober 2013. Decision of the European Parliament and of the Council, 406/2009/EC, of 23 April 2009 on the effort of Member States to reduce their greenhouse gas emissions to meet the Community’s greenhouse gas emission reduction commitments up to 2020, Pb.L. 23 april 2009, afl. 140, 136. 33 ANNEX II bij de Effort Sharing Decision. 34 COM(2010)265 [Commissiedocument nr. 265 van 2010], http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ. 32
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
13 / 194
In Vlaanderen, Duitsland, Engeland en Frankrijk gaat men alvast akkoord met deze nieuwe norm, op voorwaarde dat ook andere ontwikkelde landen (China, Rusland, VS) zich gelijkaardige objectieven aanmeten. Een onlangs gepubliceerd rapport wees enkele grote voordelen aan van een verhoging naar 30%:35
Een toename van de economische groei met 0,6%.
6 miljoen bijkomende jobs in heel Europa.
Een stijging van de investeringen naar 22% van het BBP.
Een stijging van het Europees BBP met 48%.
Een stijging van het BBP van de lidstaten met 6%.
Mogelijke strategische opties om deze doelstellingen te bereiken worden besproken in het beleidsdocument van de commissie, waaronder de herberekening van het ETSsysteem. 2. 20% van alle energieconsumptie moet afkomstig zijn uit hernieuwbare bron. Ongetwijfeld is de richtlijn hernieuwbare energie36 in dit kader de belangrijkste verwezenlijking. Deze richtlijn legt iedere lidstaat een individueel streefcijfer op zodat alle landen samen tot de algemene 20% komen. De percentages variëren van 10% voor Malta tot 49% voor Zweden. België scoort met zijn 13% bij de laagste categorie.37
Figuur 3: De hernieuwbare energiedoelstelling voor België. (Eurostat).
35
C. JAEGER, L. PAROUSSOS, D. MANGALIU, R. KUPERS, A. MANDEL en J-D. TABARA, A New Growth Path for Europe Generating Prosperity and Jobs in the Low-Carbon Economy Synthesis Report, Potsdam 2011. 36 Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad, 2009/28/EG, van 23 april 2009, ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG, Pb.L. 5 juni 2009, afl. 140, 16. 37 BIJLAGE 1 bij de Richtlijn hernieuwbare energie. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
14 / 194
De lidstaten werden verplicht om een nationaal actieplan op te stellen dat het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen vastlegt dat zal worden verbruikt voor vervoer, elektriciteit en verwarming tegen 2020. Ook de modaliteiten voor de hervorming van de planning- en tariferingstelsels die de toegang bepalen tot het elektriciteitsnet moeten besproken worden. Lidstaten moeten concreet kunnen aantonen hoe ze hun beleid zullen wijzigen om hernieuwbare energieproductie te stimuleren. De plannen houden hierbij met andere maatregelen inzake energie-efficiëntie bij het eindverbruik van energie. Want hoe minder energie men verbruikt, hoe minder energie uit hernieuwbare bron geproduceerd moet worden om de norm te halen.38 De cijfers van Eurostat tonen aan dat we al op de goeie weg zijn met een aandeel van13% in 2011, een stijging van bijna 5% ten opzichte van 2004. België doet het minder goed op de curve met een deel van 5,1% in de hernieuwbare energieconsumptie van 2011.39
Figuur 4: Aandeel energieverbruik uit hernieuwbare bronnen. EU-27 en België en bereken pad naar cijferdoel voor België. (Indicatoren voor hernieuwbar energie).
38
http://europa.eu/legislation_summaries/energy/renewable_energy. Art. 4 Richtlijn hernieuwbare energie. 39
Eurostat, 2013 b, Tables Environment & energy - Energy. http://ec.europa.eu/eurostat.be
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
15 / 194
Letland en Malta scoren het minst op het voldoen aan hun verplichtingen. Zij zullen nog heel wat bijkomende inspanningen moeten leveren om hun individuele doelstelling te halen. Zweden doet het stukken beter en is er in geslaagd de opgelegde 49% al in 2010 te bereiken.40
Figuur 5: Tenuitvoerlegging van de richtlijn hernieuwbare energie. (EC).
De richtlijn hernieuwbare energie bevat eveneens de verplichting om tegen 2020 te evolueren naar een aandeel van 10% brandstof uit hernieuwbare bron in de transportsector. Deze doelstelling beschouwt men meestal als het ‘extra target’ bij het 20-20-20 pakket omdat dit een lager percentage betreft. In Europa werd voor het halen van deze target een biobrandstoffenbeleid ontwikkeld in de loop der jaren steeds strenger toeziet op de duurzaamheid van de gebruikte biobrandstoffen. Voor een meer uitgebreide bespreking van dit beleid, zie hoofdstuk 3.3. 40
EUROPESE COMMISSIE, Uitdagingen en beleid op energiebeleid – Bijdrage van de commissie aan de Europese Raad van 22 mei 2013. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
16 / 194
3. 20% minder energieverbruik ten opzichte van het niveau in 2005. Naar deze doelstelling wordt vaak verwezen als de energie-efficiëntie target. Bij het uitvaardigen van de targets, stond hier geen bindende wetgeving tegenover41, maar ondertussen is er de nieuwe richtlijn energie-efficiëntie (REE) van 2012, en het energie-efficiëntieplan 2011.42 Energie-efficiëntie is op zich wel ruimer dan het loutere verlagen van het energieverbruik. Er moet rationeel, zuinig en efficiënt omgesprongen worden met energie en dat moet dan leiden tot een besparing in energieconsumptie.43 Het energie-efficiëntie plan kwam er in 2011 toen bleek dat we op basis van de bepalingen in de oude energie-efficiëntie richtlijn, niet tot een besparing van 20% zouden komen tegen 2020. De unie zat niet op koers dus werden een aantal concrete maatregelen opgenomen in een commissieplan om de inspanningen op te drijven.44 Daarnaast vonden de commissie en de Europese Raad dat er een aantal aanpassingen nodig waren in de wetgeving, wat dan heeft geleid tot de opstelling van de nieuwe richtlijn energie-efficiëntie. De REE45 trad in werking in 2012 en zou tegen 5 juni 2014 in de meeste lidstaten geïmplementeerd moeten zijn. Het zet als algemeen objectief dat tegen 2020 niet meer dan 1484 Mtoe primaire energie geconsumeerd mag worden, en niet meer dan1086 Mtoe finale energie. De lidstaten werden daarbij verplicht om tegen 30 april 2014 hun nieuwe Nationale Energie-Efficiëntie Actieplan (NEEAP) in te dienen bij de commissie met een eigen nationaal streefcijfer en besparingsprogramma46, waarmee de plannentraditie uit de oude energie-efficiëntie richtlijn werd verder gezet. In België hebben wij enkel plannen lopen tot 2013, maar het nieuwe NEEAP ligt nog steeds ter politieke discussie.47 Wel kan er reeds een indicatief cijfer gevonden worden in een notificatie aan de Europese commissie van juni 2013.48 Dit Belgische cijfer ligt op 18% tegen 2020 wat neerkomt
41
B. MATTHYS, Effectiviteit van de 20/20/20 doelstellingen, masterproef Handelsingenieur Universiteit Gent ,201213. 42 COM(2011)0109 [Commissiedocument nr. 109 van 2011]. 43 M. PEYS, Het Europees en Belgische energiebeleid in het licht van de klimaatverandering, Masterproef K.U. Leuven, 2012-13. 44 MINARAAD, Actieplan energie-efficiëntie en gebouwenrenovatie, 20 maart 2014. 45 Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad, 2012/27/EU, 25 oktober 2012, betreffende energie-efficientie tot wijziging van Richtlijnen 2009/125EG en 2010/30EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG. 46 Commission Implementing Decision, 2013/242/EU, 22 mei 2013 establishing a template for National Energy Efficiency Action Plans under Directive 2012/27/EU of the European Parliament and the Council, Pb. L. 28 mei 2013, afl. 141, 48. 47 http://economie.fgov.be/nl/consument/Energie/Duurzame_ontwikkeling/Energie-efficientie. 48 Notification of the indicative national energy efficiency target 2020 for Belgium according to the requirements of the Energy Efficiency Directive 2012/27/EU, 17 juni 2013. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
17 / 194
op een binnenlandse energieconsumptie van 43,7 Mtoe primaire energie, en 32,5 Mtoe secundaire energie. De doelstelling wordt niet verdeeld over de gewesten maar in Vlaanderen gaat men er van uit dat 64% van de norm ten hare laste valt.49 Uit een beoordeling van de Energy Efficiency Watch, die toezicht houdt op de nationale actieplannen en de implementatie van de richtlijn, blijkt dat wij vooral in de transport- en residentiële sector nog bijkomende inspanningen moeten leveren. Ook zijn er nog te veel verschillen tussen de verschillende regionale niveaus. Vlaanderen doet het stukken beter dan de andere landshelft met een verwachte energiebesparing van 13,9% tegen 2016 tegenover 7,9% in Wallonië.50 In de nieuwe REE werden ook enkele concrete, resultaatsverplichtingen opgesomd: o Een jaarlijkse 1,5% verplichting voor energiedistributeurs en/of -handelaars in energie om energieverkopen te verminderen aan de eindgebruikers – met de mogelijkheid van de lidstaten om energiebesparingen die zijn behaald in de energie-transformatie-, distributie- en transmissiesectoren mee te tellen, met inbegrip van efficiënte wijkverwarmings- en koelingsinfrastructuur, om deze doelstelling (art. 7) te bereiken o Een 3% renovatietempo-verplichting – „van de totale oppervlakte van verwarmde en/of gekoelde gebouwen” – in de publieke sector voor gebouwen ‘eigendom van en in gebruik door’ de centrale overheid (art.5). o Nationale langetermijnstrategie voor de renovatie van gebouwen – met inbegrip van commerciële, woon-, publieke en private gebouwen (art. 4). o Energie-audits en het beheer van systemen voor grote bedrijven (art. 8). o Een uitgebreide beoordeling van het potentieel van hoogrenderende warmtekrachtkoppeling en efficiënte stadsverwarming en -koeling per 31 december 2015; deze moet om de 5 jaar worden bijgewerkt (art. 14). De verduidelijkende “guidance notes” van de commissie kunnen de lidstaten helpen bij het naleven van deze verplichtingen.51
49
MINARAAD, Actieplan energie-efficiëntie en gebouwenrenovatie, 20 maart 2014. EEW, Energy Efficiency in Europe – Country Report Belgium, 2013. 51 COM(2013)762 [Commissiedocument nr. 762 van 2013]. 50
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
18 / 194
1.2.1.4 Framework 2030 Het Europese energiebeleid stopt niet na het aflopen van de 20-20-20 deadline, voor 2030 zijn weer nieuwe en nog ambitieuzere streefcijfers opgesteld in een klimaatplan van de Europese commissie. Begin 2014 kwam de commissie naar voor met een definitief voorstel52 voor een nieuw energie-en klimaatplan, dat enkele opvallende verschilpunten vertoont met de huidige 2020-20 regeling. Meer bepaald werden volgende objectieven voorop gesteld: o Een algemene daling van de broeikasgasemissie van 40%. De ETS-sectoren moeten daarvoor een reductie halen van 43%, de andere sectoren een vermindering van 30% uitstoot. De cap van het ETS-systeem zou daarvoor jaarlijks verlaagd worden met 2,2% in plaats van de huidige 1,74%. o Een algemene stijging van het aandeel hernieuwbare energiebronnen naar 27%. De individuele richtcijfers voor de lidstaten worden afgeschaft, alsook de afzonderlijke behandeling van de transportsector.53
Inzake energie-efficiëntie worden geen nieuwe streefcijfers opgesteld, maar er wordt wel aangehaald dat ook op dit vlak blijvend inspanningen vereist zijn en dat Europa zal beslissen over de nood aan een eventuele aanpassing, na een analyse van de nieuwe energie-efficiëntie richtlijn in 2014. Naast de nieuwe targets, worden nog een aantal kernpunten aangewezen zoals de hervorming van het ETS-systeem, en een competitieve, duurzame en betaalbare energievoorziening. 54
52
COM(2014)15 [Commissiedocument nr. 15 van 2014]. http://ec.europa.eu/clima/policies/2030. 54 IP/14/54, Pres Release, “2030 climate and energy goals for a competitive, secure and low-carbon EU economy”, Brussel, 22 januari 2014. 53
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
19 / 194
Figuur 6: De nieuwe ambitie voor 2030. (Presentatie J.M. Barroso).
De meest gehoorde kritiek op het nieuwe plan is de teleurstelling omtrent het verdwijnen van de individuele streefcijfers voor hernieuwbare energie. Men vreest dat lidstaten zich onvoldoende aangesproken zullen voelen om nog veel te investeren in hernieuwbare technologieën, terwijl dat wel één van de efficiëntste manieren is om de CO2 uitstoot naar beneden te krijgen. Velen noemen het dan ook maar een slap akkoord.55 Ook het gebrek aan een bindende energie-efficiëntie doelstelling wekt verontwaardiging op.56 Maar Europa vindt dat werken met de individuele doelstellingen zorgt voor te veel verschillen tussen het beleid van de lidstaten en te weinig investering in Europese marktintegratie en uitbreiding van de grensoverschrijdende energie-infrastructuur. Een algemene doelstelling op Europees niveau laat de lidstaten vrij om zelf de meest kosteneffectieve manieren uit te zoeken.57
Het voorstel van de commissie moet nu nog behandeld worden door het Europees Parlement en de Raad, die hebben aangegeven dat ze ten laatste in oktober 2014 een beslissing willen bereiken. Maar ook in België zullen de nieuwe regels geïmplementeerd moeten worden en moet een verdeling worden afgesproken tussen het federale en regionale niveau, en de gewesten onderling. Wellicht zal het nog een hele opgave worden om hier een consensus over te bereiken.58
55
X., “EU wil 40% minder broeikasgassen tegen 2030”, 22 januari 2014. M. BIENSTMAN, “Fors inzetten op hernieuwbare energie en energiebesparingen is hard nodig”, 30 januari 2014. 57 MEMO/14/40, “Questions and Answers on 2030 framework on climate and energy, Brussel”, 22 januari 2014. 58 F. SEGERS, “Regeringen ruziën over het klimaat”, 17 april 2014, www.deredactie.be. 56
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
20 / 194
1.2.1.5 European Energy Roadmap 2050 De uiteindelijke bepalende deadline voor alle energieplannen ligt op 2050. Tegen dan moet Europa geëvolueerd zijn naar een competitieve, veilige en koolstofarme economie met 80-95% minder uitstoot van broeikasgassen ten opzichte van het referentiejaar 1990. In 2040 geldt een intermediaire doelstelling van 60% emissiereductie.59 De hierboven besproken klimaatplannen kunnen dus beschouwd worden als tussenstappen tot het bereiken van dit ultieme doel.
Om die -80% te bereiken moet de energieproductie in Europa zo goed als kolenvrij worden. Om die zogenaamde “decarbonisation” te bereiken stelt de Energy Roadmap van de Europese commissie stelt zeven verschillende scenario’s voor. Ze zijn niet bindend maar moeten gezien worden als strategische opties voor de lidstaten bij de keuze van hun middelen. Iedere strategie vertrekt van een verschillende energiemix en stelt een andere prioriteiten zoals meer hernieuwbare energiebronnen of meer energiebesparing. Maar sowieso leiden alle scenario’s tot een aantal gelijke effecten zoals een hoger aandeel hernieuwbare energie, meer kapitaalinvesteringen, meer energiebesparing, een grotere rol voor de elektriciteitssector en een lagere prijs voor fossiele brandstoffen. 60 1.2.2 Vlaamse energie- en klimaatdoelstellingen
1.2.2.1 Samenwerkingsakkoord klimaat61 Op 14 november 2002 werd tussen de federale staat en de drie gewesten een samenwerkingsakkoord gesloten over de bevoegdheidsverdeling inzake klimaatverandering. Zonder een constant overleg kan namelijk geen efficiënt klimaatbeleid uitgewerkt worden. En bovendien moeten de initiatieven van de deelstaten op elkaar kunnen afstemmen. In België zijn de deelstaten bevoegd voor hernieuwbare energie, rationeel energiebeleid, milieuwetgeving en klimaataspecten inzake gebouwen, mobiliteit en landbouw. Op het eerste zicht slorpen zij dus alle recht op wetgevende initiatieven op.
59
COM(2011)0112 [Commissiedocument nr. 112 van 2011]. MEMO/11/914, “The Commission's Energy Roadmap 2050”, Brussel, 15 december 2011. 61 Samenwerkingsakkoord van 14 november 2002 tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende het opstellen, het uitvoeren en het opvolgen van een Nationaal 60
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
21 / 194
Maar de federale overheid kan ook onrechtstreeks nog een invloed uitoefenen op het klimaatbeleid door gebruik te maken van haar specifieke bevoegdheden. Voornamelijk de fiscaliteit en het productbeleid zijn interessant om inzake klimaat en hernieuwbare energie nog enige regulering te kunnen uitvaardigen. Niet zelden leidt dit tot conflict en procedures tot het aanvechten van elkaars regulering.
In uitvoering van deze overeenkomst werd de NKC (Nationale Klimaat Commissie) opgericht waarin iedere betrokken regering vertegenwoordigd wordt en werd een Belgisch klimaatplan opgesteld voor de periode 2008-2012.62 Ondermeer werd door de NKC een interne verdeelsleutel opgesteld tot het behalen van de Belgische Kyoto-norm, die werd overgenomen in het klimaatplan. Vlaanderen verbond zich tot een reductie van 5,2%. Maar ondertussen zijn we al jaren verder en werd nog steeds geen consensus bereikt over een interne verdeling van de Europese 20-20-20 doelstellingen.63 België ging daarbij het engagement aan tegenover Europa om in de niet-ETS-sectoren 15% minder CO2 uit te stoten 64. Maar de gewestregeringen raken het niet eens over wie welk aandeel voor zijn rekening zal nemen. Het grootste struikelblok vormt de strijd om het grootste deel uit de pot van de veiling van emissierechten.65 Nochtans levert het gekibbel over wie de meeste inspanningen moet leveren en de meeste opbrengsten zal krijgen geen positieve resultaten op voor het klimaatbeleid en onze internationale geloofwaardigheid. Sinds de normen na 2020 nogmaals aangescherpt worden, is dringend een akkoord nodig.
1.2.2.2 VKP, VMP en VAP De klimaatdoelstellingen op Vlaams niveau zijn hoofdzakelijk terug te vinden in drie beleidsdocumenten van de Vlaamse regering: Het overkoepelende Vlaams klimaatbeleidsplan66, dat bestaat uit twee grote deelplannen: het Vlaams mitigatieplan en het Vlaams adaptatieplan. De plannen bundelen het Vlaams klimaatbeleid voor de periode 2013-2020 en zijn in overeenstemming met het pact 2020, Vlaanderen In Actie, en andere ruimere beleidsplannen die de langetermijnvisie van de Vlaamse regering weerspiegelen.67
Klimaatplan, alsook het rapporteren, in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering en het Protocol van Kyoto, BS 27 juni 2003. 62 Nationaal klimaatplan van België 2009-2012. 63 M. GOETHALS en E. VERGAUWEN, “Gebakkelei over ‘Vlaamse blokkering’ klimaatplan”, 16 januari 2014, www.destandaard.be. 64 ANNEX II bij de Effort Sharing Decision. 65 BELGA, “Geen akkoord over klimaatplan”, 17 december 2013, www.nieuwsblad.be 66 Vlaams Klimaatbeleidsplan 2013-2020, 28 juni 2013. 67 http://www.vlaandereninactie.be/over/pact-2020. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
22 / 194
De deelplannen zijn aparte stukken met een aantal verschillen en elk hun eigen focus. Toch staan mitigatie en adaptatie niet los van elkaar en moeten ze samen bekeken worden om een volledig beeld te krijgen van het Vlaams klimaatbeleid.
1.2.2.3 Het Vlaams mitigatieplan (VMP)68 Het VMP is het Vlaamse antwoord op de Europese vraag tot reductie van de broeikasgasemissie in Vlaanderen tegen 2020 en legt een basis voor de verdere actie richting 2050. De conceptnota met het voorbereidingstraject voor het plan kwam er reeds in 2011, maar het heeft nog 2 jaar en vele adviezen en onderzoek gekost vooraleer een definitieve versie werd goedgekeurd in juni 2013. 69
Het plan bevat voor elke niet-ETS-sector een overzicht van de stand van zaken in de periode 1990-2010, en stelt een prognose inzake het reductiepotentieel in de periode 2013-2020. Dit zijn evenwel inschattingen die steeds tussentijds bijgestuurd kunnen worden naarmate we verder evolueren. Er wordt voornamelijk toegespitst op de reeds bestaande, interne maatregelen. Wat werd reeds geïmplementeerd, wat kan voortgezet worden in de toekomst, welke maatregelen zijn technisch en economisch uitvoerbaar om op korte termijn resultaat te boeken, enz. Kostenefficiëntie en duurzaamheid vormen spelen daarbij een determinerende rol.
Het VMP spitst zich toe op de volgende sectoren: o Mobiliteit: verantwoordelijk voor 32% van de totale broeikasgasemissies in 2010. o Gebouwen: verantwoordelijk voor 38% van de totale broeikasgasemissies in 2010. o Landbouw: verantwoordelijk voor 15% van de totale broeikasgasemissie in 2010. o Niet-ETS-industrie: verantwoordelijk voor 11% van de totale broeikasgasemissie in 2010. o Niet-ETS-energie: verantwoordelijk voor 0,3% van de totale broeikasgasemissie in 2010. o Afval: verantwoordelijk voor 4% van de totale broeikasgasemissie in 2010.
Voor 2050 zou door het Vlaamse gewest nog een koolstofarme ontwikkelingsstrategie opgesteld moeten worden, eveneens met een opsplitsing per sector.
VESOC, Pact 2020: Een nieuw toekomstpact voor Vlaanderen – 20 doelstellingen, 19 januari 2009. VLAAMSE OVERHEID, Vlaanderen in Actie – doorbraken 2020, januari 2009. 68 Vlaams Mitigatieplan 2013-2020, 28 juni 2013. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
23 / 194
1.2.2.4 Het Vlaams adaptatieplan (VAP)70 In het VAP wordt een poging gedaan om een beeld te krijgen van de mogelijke effecten van de klimaatverandering, zodat Vlaanderen maatregelen kan nemen om ons te wapenen tegen deze evoluties. In het plan wordt adaptatie gedefinieerd als ‘de reactie op de klimaatverandering om zo de negatieve effecten te verminderen en de positieve effecten te benutten’. Het kan dus eigenlijk beschouwd worden als de noodzakelijke tegenhanger van mitigatie. De tijdshorizon van het VAP is anders dan die van het VMP. Aangezien klimaateffecten op lange termijn zichtbaar zijn en er minder ‘druk’ op zit, wordt hier gewerkt met een doorkijk naar 2100.
In principe zijn de effecten van de klimaatverandering nooit met zekerheid vast te stellen omdat men niet weet hoeveel het aantal broeikasgasemissie en de samenstelling daarvan uiteindelijk zal zijn. Maar voor Vlaanderen ziet het plan, tegen eind deze eeuw, volgende scenario’s mogelijk: o Een stijging van de omgevingstemperatuur en een hogere verdamping tijdens de winter en zomer. o Meer neerslag tijdens de winter. o Minder zomerneerslag. In combinatie met de hogere verdamping is er een ernstige dreiging op zomerse watertekorten. o Extreme zomeronweders. o Een stijging van het zeeniveau aan de Vlaamse kust. (Het worst case scenario spreekt van een stijging van 200 cm).
Hoe gereageerd moet worden op deze potentiële effecten is afhankelijk van het beleidsdomein en de toekomstige evoluties. Het plan splitst zich op in waterbeheer, leefmilieu, natuur, industrie en diensten, energie, mobiliteit, toerisme, landbouw, visserij, bebouwde omgeving, gezondheid en ruimtelijke doorwerking.
69
http://www.lne.be/themas/klimaatverandering/vlaams-klimaatbeleidsplan-2013-2020/voorbereidingmitigatieplan. 70 Vlaams Adaptatieplan 2013-2020, 28 juni 2013. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
24 / 194
1.2.2.5 Concrete, bindende cijfers Hierboven werden slechts enkele van de vele Vlaamse beleidsdocumenten besproken die bepalingen bevatten inzake energie of klimaatverandering. Het is belangrijk om streefdoelen te stellen en een duidelijk beleidsrichtsnoeren op te stellen omdat zo het algemene besef van de klimaatproblematiek groter wordt en dit stimulerend zal werken op het nemen van initiatieven. Maar toch zijn het uiteindelijk zijn de concrete en bindende doelstellingen die het meeste effect bereiken en deze zijn verschillend per sector en gebruikte technologie. Inzake energie uit hernieuwbare bron worden deze in Vlaanderen hoofdzakelijk behandeld in het Energiedecreet71, het Energiebesluit72 en haar uitvoeringsregeling. In deze masterproef heb ik de huidige situatie uitgebreid onderzocht en probeer ik een weergave te bieden van de meest relevante regelgeving voor biomethaan inzake hernieuwbare energie en reductie van de broeikasgasemissie.
71
Decr. Vl. 8 mei 2009 houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid (het Energiedecreet), BS 7 juli 2009. 72 B. Vl. Reg. 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid (het Energiebesluit), BS 8 december 2010. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
25 / 194
2 SITUERING VAN DE TOEPASSINGSMOGELIJKHEDEN VAN BIOMETHAAN 2.1 Toepassingsmogelijkheden biomethaan Hierboven werd uiteengezet dat België tal van bindende doelstellingen te halen heeft wat energie en CO2 uitstoot betreft. Het inzetten van biomethaan, een energiebron van hernieuwbare oorsprong, kan ons helpen om deze normen te behalen. Om dit alles wat concreter te maken, ga ik in dit hoofdstuk dieper in op een aantal situaties waarin biomethaan gebruikt kan worden. 2.1.1 Injectie op het aardgasnetwerk
De eerste en ongetwijfeld belangrijkste toepassing voor biomethaan is om het gas te gebruiken om te injecteren in het aardgasnetwerk. Aardgas en biomethaan zijn onderling vervangbaar wat betekent dat we het groen gas kunnen inschakelen voor alles waarbij normaal aardgas gebruikt wordt. Vanuit het netwerk wordt aardgas voornamelijk ingeschakeld als brandstof in de industrie, elektriciteitscentrales en warmtekrachtkoppelingseenheden en als brandstof in de tertiaire sector en huishoudens.73
Bovendien is er de fysieke aanwezigheid van een reeds uitgebouwd aardgasnetwerk wat het in theorie zeer gemakkelijk maakt om biomethaan te transporteren. Het lijkt eenvoudig. We nemen de bestaande aardgasleidingen als basis en voegen daar enkele injectiepunten aan toe waar producenten hun biomethaan kunnen invoeden. Eens het biomethaan zich in de leidingen bevindt, wordt het vermengd met het daarin aanwezige aardgas en krijgt de eindafnemer eenzelfde product als voordien met dien verstande dat daar nu een deeltje groen gas bij zit. De gebruiksmogelijkheden blijven dezelfde en er dienen geen technische aanpassingen te gebeuren bij de consument74.
Helaas is deze injectiemogelijkheid in realiteit een complexe, juridische aangelegenheid waarbij heel wat geregeld moet worden vooraleer het biomethaan ook werkelijk bij de
73
ALGEMENE DIRECTIE ENERGIE VAN FOD ECONOMIE, Prospectieve studie betreffende de aardgasvoorziening tot 2020. 74 N. DEVRIENDT, Biomethaan als hernieuwbare energiebron in Vlaanderen, Vito, 2013. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
26 / 194
eindafnemer terecht kan komen. Alvorens hier dieper op in te gaan, volgt eerst een woordje uitleg omtrent de huidige aardgassituatie in Vlaanderen.
Momenteel stroomt enkel aardgas afkomstig van import uit andere producerende landen door onze leidingen. België heeft geen eigen reserves van aardgas, uranium en aardolie waardoor we momenteel zeer veel van onze primaire energiebronnen elders moeten halen. In 2011 was dit nog 92,8%.75 Wel heeft België een ideale geografische ligging voor deze toevoer wat tot gevolg heeft dat wij een spil vormen in het verdere transport van aardgas naar andere Europese landen.76 Europa zelf heeft ongeveer 30% van de wereldwijde aardgasreserves waarvan de bronnen hoofdzakelijk in Rusland en Noorwegen gelegen zijn.77 Het merendeel van onze aardgasmix bestaat uit Noors en Brits aardgas (59,1%), de andere helft wordt geleverd vanuit Nederland, Qatar en Rusland.78
Ons land kent zeven leveringspunten waarvan de allerbelangrijkste gelegen is in Zeebrugge. Daar bevindt zich een LNG-terminal waar vloeibaar aardgas aangevoerd wordt via tankers en pijpleidingen. Om tot dergelijk vloeibaar gas te komen wordt het in de producerende landen afgekoeld tot zo’n -162°C, want LNG, liquified natural gas, is 600x kleiner in volume, wat het ideaal maakt voor groot transport. Eens aangekomen in Zeebrugge kan de terminal de vloeibare substantie terug omzetten in de gasvorm die rechtstreeks injecteerbaar is in het distributienet. Het is tevens die terminal die van Vlaanderen de draaischijf in West-Europese aardgasbevoorrading maakt.79 De markt voor LNG en deze voor aardgas moeten als één beschouwd worden en vormen in principe elkaars verlengde.
Daarna wordt het gas verder getransporteerd naar ofwel het lokaal distributienet, ten behoeve van de eindafnemers op Belgisch grondgebied, ofwel wordt het verder verspreid via één van de interconnecties naar het buitenland. Dit zogenaamde grens-totgrensvervoer via 18 Belgische interconnectiepunten neemt het grootste deel van onze netcapaciteit in. Slechts 32,8% van onze netcapaciteit wordt aangewend voor nationale distributie.80 75
K. AERNOUTS, K. JESPERS, en Y. DAMS, Energiebalans Vlaanderen 2011, Vito, Oktober 2013, www.emis.vito.be. http://economie.fgov.be/nl/consument/Energie/Aardgas. 77 http://www.aardgas.be/consumenten/de-aardgasfederatie/aardgasproductie-en-de-energiemarkt/ontginning-envervoer. 78 FLUXYS NV, België als aardgasschijf voor Noordwest-Europa: de weg vooruit, 2010, www.vliz.be. L. DESOMER, Aardgas van vroeger tot nu, Melle, Eandis, november 2013. 79 www.aardgas.be. 80 F. VANDENDRIESSCHE, Energierecht, Universiteit Gent, 2012-13. 76
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
27 / 194
Nationale distributie
De aardgasstroom van producent naar consument in België is geen eenvoudig verhaal. Net zoals bij elektriciteit is hier een veelheid aan partijen betrokken en is dit in geen geval te vergelijken met een normale koop-verkoop situatie. Ruwweg vallen 5 categorieën spelers te onderscheiden: -
Producenten: Voorlopig is al ons aardgas afkomstig uit import en hebben wij geen eigen productie. De toelating van biomethaaninjectie op het net zou daar verandering in kunnen brengen.
-
Consumenten: Zij zijn de eindafnemers die aangesloten zijn op het distributienet en kopen aardgas aan, van een leverancier. Onder de consumenten vind je zowel huishoudens als ondernemingen.
-
Leveranciers: Zij vormen de partij tussen consument en producent en zijn zowel koper als verkoper. Een consument heeft dus geen rechtstreeks contract met de producent, wel met de leverancier.
-
Netbeheerders: Het beheer en onderhoud van de gasleidingen worden door de transportnet- en distributienetbeheerders verzorgd. Een cruciale taak gezien het net de enige manier vormt voor leveranciers om aardgas naar hun consumenten te leveren.81
-
Toezichthouders: Ook wel regulatoren genoemd. Voor Vlaanderen is dit de VREG82, federaal is dit de CREG.83 Zij houden o.a. toezicht op de naleving van wetten en regelgeving.
Al deze partijen zitten verweven in een kluwen van contracten en regelgeving waarop later nog dieper wordt ingegaan. Schematisch ziet het er als volgt uit:84
81
Let op: Er bestaan uitzonderingen op het monopolie van de netbeheerders, bv. de directe lijnen en gesloten industriële netten. 82 Vlaams Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. 83 Federale commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas. 84 C. LEMYTRE, De bescherming van de consument bij de verwerving van elektriciteit, masterproef Rechten Universiteit Gent, 2011-12. www.brugel.be F. VANDENDRIESSCHE, Energierecht, Universiteit Gent, 2012-13. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
28 / 194
Figuur 7: Schematisch overzicht van de contractsrelaties. (C. LEMYTRE).
In principe zijn enkel producenten, consumenten en leveranciers vrije spelers op deze markt. Leveranciers kunnen vrij tot de markt toetreden mits ze over een leveringsvergunning beschikken en consumenten hebben vrije keuze in leverancier. Dit was vroeger anders toen de elektriciteit-en gaslevering nog volledig door gemengde intercommunales verzorgd werd. Zij stonden in voor de verkoop van energie maar ook voor de infrastructuur van de netten. Consumenten hadden simpelweg geen keuze en dienden zich aan te sluiten bij de leverancier die gekozen werd door het gemeentebestuur.85 Dit was echter geen houdbare situatie in de Europese, gemeenschappelijke interne markt. Onder invloed van de Europese unie moest iedere lidstaat stappen ondernomen om de markt open te stellen.
Een geliberaliseerde, Europese interne markt
Teneinde tot een geliberaliseerde, interne markt te komen waar aardgas vrij kan circuleren, heeft het Europees parlement drie richtlijnen uitgevaardigd. De eerste en tweede gasrichtlijn zorgden al voor een vooruitgang in de totstandkoming van vrije concurrentie tussen Europese leveranciers. In Vlaanderen hebben we sinds 1 juli 2003 een vrijgemaakte gasmarkt, in Wallonië en Brussel duurde het langer en was pas sinds 1 januari 2007 sprake van een vrijgemaakte gasmarkt.86
85
L. DESOMER, Aardgas van vroeger tot nu, Melle, Eandis, november 2013. http://www.vreg.be/wie-doet-wat. 86 C. LEMYTRE, De bescherming van de consument bij de verwerving van elektriciteit, masterproef Rechten Universiteit Gent, 2011-12. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
29 / 194
Toch bleken de richtlijnen nog niet voldoende te zijn voor een goede functionering van de interne markt.87 Uit een sectorstudie 88 van de Europese commissie in 2005 bleek onder meer dat er nog steeds sprake was van te hoge marktconcentraties. Door de lange termijn contracten die reeds voor de liberalisering werden afgesloten en hoge verticale integratie op de markt, kunnen grote aardgasbedrijven hun dominante positie behouden. Nieuwe toetreders worden vrijwel niet toegelaten tot de belangrijke transitroutes wat het ontstaan van nieuwe mededinging bemoeilijkt. Verticaal geïntegreerde bedrijven hebben er geen belang bij hun netwerk uit te breiden ten behoeve van nieuwe spelers, dus waarom zou men moeite doen?89 Bovendien blijft de markt worstelen met een gebrek aan transparantie en is er te weinig marktintegratie tussen de verschillende lidstaten. Langdurige contracten, een slecht congestiebeleid en het gebrek aan regelgeving betreffende grensoverschrijdende problemen zorgen voor een zeer lage investeringsbereidheid. Wie een sterke positie heeft op eigen markt, voelt geen drang om ook de buitenlandse markten te veroveren.90
Overeenkomsten met aardgasproducenten voor een duur van minder dan 5 jaar kwamen pas voor vanaf 2002, eenjarige contracten of nog korter verschenen vanaf 2004 ten tonele. Hoewel kortere contracten voor een grotere flexibiliteit zorgen, zijn ze nefast voor de bevoorradingszekerheid.91 Vandaar hebben we zowel op Europees als nationaal niveau (crisis-) maatregelen genomen om de aardgasvoorziening veilig te stellen.
Toch hebben de richtlijnen enig succes gekend en zien we een voortdurende stijging van zowel nationale als buitenlandse aardgasleveranciers op onze markt. Er is wel degelijk sprake van mededinging, maar die wordt enigszins bemoeilijkt door de toetredingsbarrières die nog steeds spelen op de aardgasmarkt. Zo vraagt een toetreding als leverancier grote investeringen, knowhow, een infrastructuur, advertentiekosten, enz. Leveranciers die sterk staan op hun eigen markt en toch bereid zijn ook in het buitenland hun diensten aan te bieden, zullen dat vaak via fusies en overnames aanpakken.92
87
F. VANDENDRIESSCHE, Energierecht, Universiteit Gent, 2012-13. SEC(2006)1724,10 januari 2007, DG Competition report on energy sector inquiry, http://ec.europa.eu/competition/sectors/energy/inquiry/index.html. 89 B. DELVAUX, “Het derde wetgevende pakket van de Europese Commissie voor de elektriciteits- en gasmarkt”, MER 2008, afl. 3, 179. 90 COM(2006)0851[Commissiedocument nr. 0851 van 2006], http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ. 91 ALGEMENE DIRECTIE ENERGIE VAN FOD ECONOMIE, Prospectieve studie betreffende de aardgasvoorziening tot 2020. 88
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
30 / 194
Als reactie op de knelpunten die in de studie werden aangetoond heeft de Europese unie in 2007 een derde wetgevend energiepakket uitgevaardigd93, waarbij een 3e gastrichtlijn werd aangenomen.94 De 3e richtlijn zou onder andere voor een verbetering moeten zorgen van;95 -
De rol van de nationale regulatoren
-
De consumentenbescherming en openbare dienst verplichtingen
-
De harmonisatie van de Europese markt- en netwerkorganisatie
Bovendien bevatten de richtlijnen, en voornamelijk de derde, belangrijke regels in verband met het nettenbeheer. Het rapport van de Europese commissie schoof de volledige eigendomsontvlechting tussen de transmissie en de productie-en leveringsactiviteit naar voor als meest efficiënte manier om de verticale integratie te doorbreken en investeringen te stimuleren.96 In tegenstelling tot de productie/levering van aardgas, is het beheer van de netten niet onderhevig aan de liberalisatieplicht en mag daar dus nog een monopolie op gevoerd worden. In België is dit Fluxys voor het vervoer over het hogedrukpijpleidingennetwerk en de opslaginstallaties, en Fluxys LNG voor de LNG-terminal in Zeebrugge. De verdere distributie over de midden-en lagedruknetwerken tot bij de rechtstreekse afnemer wordt door een aantal intercommunales waargenomen, elk actief op hun eigen gebied. Wel werken alle DNB’s hiervoor samen met Eandis die de exploitatietaken op zich neemt.97
92
A. KALLER, Impact van de nieuwe Europes richtlijn voor de verdere liberalisering van de aardgasmarkt in Vlaanderen, masterproef TEW Universiteit Hasselt, 2010-11, https://doclib.uhasselt.be. 93 http://ec.europa.eu/energy/index_en.htm. 94 Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad, 2009/73/EG, van 13 juli 2009, betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG, Pb.L. 14 augustus 2009, afl. 211, 94. 95 F. VANDENDRIESSCHE, Energierecht, Universiteit Gent, 2013-14. Kamerstukken II 2010/11, 32 814, nr. 3, (MvT). 96 COM(2006)0851[Commissiedocument nr. 0851 van 2006], http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ. 97 L. DESOMER, Aardgas van vroeger tot nu, Melle, Eandis, november 2013. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
31 / 194
Figuur 8: Schematisch overzicht van de structuur van de aardgasnetten in België. (Eandis).
De Europese bedoeling is dus een volledige loskoppeling van deze twee spelers, maar tot op heden is men er niet in geslaagd de eigendoms-ontbundeling als enige model op te leggen in de richtlijn. Voorlopig zijn nog steeds drie modellen toelaatbaar; 1. ISO: “Independent System Operator”. Waarbij het netwerk nog onder de eigendom van een energiemaatschappij of –groep mag vallen, maar het effectieve beheer, management en controle door een onafhankelijke derde dient te gebeuren. Ook investeringsbeslissingen zijn voor de onafhankelijke operator. 2. ITO:”Independent Transmission Operator”. Hier blijft zowel de eigendom van het net als het beheer een deel van de verticale integratie. Maar de beheerder moet wel juridsich losgekoppeld zijn van de energiemaatschappij en een autonoom management hebben. Bovendien zijn hierop regels toepasselijk die de onafhankelijkheid van de beheerder moeten waarborgen. Investeringsbeslissingen worden door beide partijen samen genomen.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
32 / 194
3. OU: “Ownership unbundling”. Dit is het ideaalmodel en kent een volledige splitsing van productie/levering enerzijds en transmissie anderzijds.98 De Belgische aardgasmarkt volgt dit model.
Terwijl we voordien een verticaal geïntegreerd en gereguleerd qausi-monopoli kenden, worden alle functies nu afzonderlijk uitgeoefend door vrije concurrende ondernemingen. Uitgezonderd transport en distributie, die nog steeds onder een gereguleerd monopolie valt.99
Figuur 9: Schematisch overzicht van de aardgasmarkt vóór en na de vrijmaking. (FodEconomie).
Biomethaaninjectie
Ten gevolge van deze ontbundeling is het niet mogelijk voor biomethaanproducenten om hun product rechtstreeks te leveren aan afnemers. Ook zij moeten gebruik maken van het bestaande transmissie- en distributienetwerk en zullen eventueel beroep doen op een tussenkomende partij-leverancier. Dit alles, met dien verstande, dat inderdaad injectiepunten gecreërd kunnen worden voor de invoeding van aardgas en zij als Belgische producenten een fysieke en juridische plaats krijgen in de infrastructuur.
98
EUROPESE COMMISSIE Directorate-General for Energy, The entry into force of the EU third energy package, 2 maart 2011. 99 99 ALGEMENE DIRECTIE ENERGIE VAN FOD ECONOMIE, Prospectieve studie betreffende de aardgasvoorziening tot 2020. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
33 / 194
Willen we dit omzetten in praktijk dienen nog een aantal technische en juridische vragen opgelost te worden; -
Technische aspecten: Om biogas op te werken naar biomethaan is het noodzakelijk om een zeker volume bijeen te krijgen. Als een producent niet voldoende biogas ter beschikking heeft, zal hij genoodzaakt zijn de stof bij andere partijen aan te trekken, bijvoorbeeld een dichtbijgelegen biogas-producent. Liggen deze spelers naast elkaar of op hetzelfde grondgebied, dan vormen zich in principe geen problemen. Maar het kan complex worden wanneer een pijpleiding aangelegd moet worden die verschillende gebieden doorkruist.100 Waar dient het gas geïnjecteerd te worden? Het aardgasnet is opgedeeld in verschillende secties met een verschillende druk. Een compressor kan gebruikt worden om de druk te regelen. In principe kan injectie dus overal, maar iedere techniek gaat gepaard met enkele pros en cons dus we moeten er de beste uitkiezen.101 Volgens het Technisch reglement van de VREG kan biomethaaninjectie enkel in de middendrukleidingen categorie B & C.102 Bijgevolg is ook een leiding nodig van de productie-installatie naar het injectiepunt. Aan welke kwalitatieve vereisten en specificaties moet biomethaan voldoen? Hoe en door wie wordt dit gemeten? Zijn er aansluitingsvoorwaarden? Wat indien off-spec gas gemeten wordt voor injectie? Wat indien off-spec gas reeds in het net terecht gekomen is? …
-
Juridische aspecten: Als een biogasleiding aangelegd moet worden, wie heeft daar dan het eigendomsrecht over? Wie staat in voor de aanleg en/of het beheer van deze leiding? Blijft dit volledig privaat? Behoort dit tot het takenpakket van de DNB? Deze vragen gelden zowel met betrekking tot de leidingen tussen installaties als de leidingen van en naar injectiepunten.
100
EKWADRAAT, BioNoF, een biogasleiding met gevolgen, projectnr. 100.760, 27 september 2011. V. DE GEEST, L. BAMELIS, J. DE MEY, L. DEMOLDER, N. DEVRIENDT, C. MOENAERT, K. VANACKER, H. VERVAEREN, E. MEERS, Biomethaanpotentieel voor Vlaanderen versie 1.0, Biogas-E vzw, Januari 2014. 101 S. STRAUCH , J. KRASSOWKI, A. SINGHAL ,Green Gas Grids biomethane guide for decision makers, april 2013. 102 Art. III.3.1.3 §2, Technisch Reglement Distributie Gas Vlaams Gewest, Consultatieversie herziening 2011, vreg. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
34 / 194
Wie draagt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteitsmeting van het biomethaan? Wie beslist over de kwaliteit? Wat dient te gebeuren als er off-spec gas gemeten wordt? Wie is aansprakelijk bij schadegevallen? Als biomethaan toe laten in het aardgasnetwerk, dan zou er een voorrangssysteem moeten komen voor de groengasproducenten. Een consument moet bewust kunnen kiezen voor groen gas. Hoewel biomethaan en aardgas fysiek gemengd worden in de leidingen, zou juridisch een groene keuze mogelijk moeten zijn. Zonder financiële ondersteuning zijn biomethaanproducenten voorlopig niet concurrentiëel. De opschoningsinstallatie, eventuele biogasleidingen, de meetinstallaties, een compressor enzovoort zijn allen enorme investeringen waardoor de prijs van biomethaan niet het niveau van de fossiele aardgasprijs kan halen. Kan er investeringssteun geboden worden aan de producenten? Zo ja, welke? Zijn er daarnaast andere systemen van financiële ondersteuning mogelijk , zoals een exploitatiesteun? Komt biomethaan in aanmerking voor de toekenning van groenestroom- of warmtekrachtcertificaten? De sector heeft nood aan een stabiel investeringsklimaat. Continue worden wijzigingen doorgevoerd die nefaste gevolgend hebben voor de investeringsbereidheid. Willen we biomethaan over de landsgrenzen heen doorvoeren en een internationale handel creëren, hebben we een Europese normering nodig betreffende de technische specificaties en de juiste opschoningstechniek. …
Kortom, er zijn nog heel wat onzekerheden en vraagstukken die opgelost moeten worden vooraleer we ook in Vlaanderen een biomethaaninjectie kunnen invoeren. Toch is er een grote bereidheid vanuit de sector om hieraan te werken en zetten we wel degelijk stappen vooruit. Bovendien kunnen we een voorbeeld nemen aan andere Europese landen waar al volop biogas wordt opgewaardeerd om succesvol te vermengen in het net. Koplopers zijn Duitsland met 140 centrales, Nederland met 23 centrales en Zwitserland met 13 centrales. Starters zijn het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk waar reeds enkele centrales
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
35 / 194
staan en ook al een ondersteunend wetskader werd ontworpen.103 Eigenlijk zijn België en Portugal de enigen onder de West-Europese landen die nog niet aan netinjectie doen en waar we nog steeds wachten op een duidelijk wetgevend kader.104 In deze masterproef wordt voornamelijk een vergelijking gemaakt met de Duitse en Nederlandse situatie. Alsook wordt kort ingegaan op de initiatieven die reeds in de Waalse landshelft genomen zijn.
Op Europees niveau is de belangstelling voor biomethaan ondermeer te vinden in de richtlijnen 2009/28/EG 105en 2009/73/EG.106 Die eerste, de Europese richtlijn ter bevordering van hernieuwbare energie, voorziet dat de Europese lidstaten zich niet discriminerend mogen gedragen ten opzichte van hernieuwbare gasproducenten. Meer nog, de infrastructuur van de gasnetten moet aangepast worden opdat injectie uit hernieuwbare bronnen mogelijk zou zijn én iedere lidstaat dient hiertoe de nodige technische reglementen en voorwaarden uit te vaardigen.107 De tweede, richtlijn 2009/73/EG, beter bekend als de 3e gasrichtlijn, bevat eveneens een bepaling omtrent gas verkregen uit biomassa; “De lidstaten dienen concrete maatregelen te nemen ter ondersteuning van een breder gebruik van biogas en uit biomassa verkregen gas, aan de producenten waarvan zonder discriminatie toegang tot het gasnet moet worden verleend, mits die toegang permanent verenigbaar is met de relevante technische voorschriften en veiligheidsnormen.”
Ook in tal van voorbereidende documenten, commissiemededelingen, publicaties, nieuwsberichten komt de nood aan groen gas aan bod. Biomethaan moet deel uitmaken van de Europese energiemix willen we de opgelegde energiedoelstellingen halen.
103
S. ROSTEK,The GreenGasGrids Project: Boosting the European biomethane market, Dena, 11 March 2014. V. DE GEEST, L. BAMELIS, J. DE MEY, L. DEMOLDER, N. DEVRIENDT, C. MOENAERT, K. VANACKER, H. VERVAEREN, E. MEERS, Biomethaanpotentieel voor Vlaanderen versie 1.0, Biogas-E vzw, Januari 2014. 105 Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad, 2009/28/EG, van 23 april 2009, ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG, Pb.L. 5 juni 2009, afl. 140, 16. 106 Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad, 2009/73/EG, van 13 juli 2009, betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG, Pb.L. 14 augustus 2009, afl. 211, 94. 107 S. STRAUCH , J. KRASSOWKI, A. SINGHAL ,Green Gas Grids biomethane guide for decision makers, april 2013. 104
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
36 / 194
In Vlaanderen werd biomethaan voorlopig slechts sporadisch opgenomen in de bestaande gaswetgeving. En enkel in het besluit van de Vlaamse regering van 2013 wordt gesproken over een investeringssteun voor de injectie van biomethaan.108 In de sector zelf werd al sneller op de toekomst ingespeeld. De productie en injectie is fysiek mogelijk en met uitzondering van de biogasleiding beschikken we over alle technische faciliteiten. De aanbieders zijn er klaar voor en schreeuwen om actie op wetgevend vlak.
Synergrid heeft de technische specificaties vastgelegd in een techisch reglement in 2011109, een stimulerende stap vooruit. Ook de netbeheerders zijn bereid biomethaan toe te laten op hun net zodra er duidelijkheid bestaat omtrent de werking en financiering van de meetstations en de juridische status van geïnjecteerd biomethaan.
2.1.2 Hernieuwbare brandstof voor groene stroom productie
Biomethaan kan, net als niet opgewaardeerd biogas, aangewend worden voor de productie van elektriciteit. Op een biogassite zal een opwerkingsinstallatie bijgebouwd moeten worden om het biogas op te werken naar biomethaan alvorens het eventueel in te zetten voor energieproductie.
Uit een onderzoek van de CREG in 2007 bleek dat onze Belgische elektriciteitssector toekomstige problemen kan ervaren omtrent de bevoorradingszekerheid en de mogelijkheid om de elektriciteitsprijs concurrentieel te houden. Daarom is het belangrijk steeds naar manieren te zoeken om onze productiecapaciteit te verhogen.110 Als dit bovendien hernieuwbare productiecapaciteit is, slaan we twee vliegen in één klap en kunnen we eveneens andere verplichtingen voldoen.
Voor elektriciteitsproductie zijn twee denkbare opties: -
Ofwel gaat men op dezelfde manier te werk zoals bij biogas. Daarbij is de meest voorkomende praktijk de verbranding van biogas in een gasmotor of gasturbine met een generator en warmtekrachtkoppeling, een zogenaamde bio-WKK.
108
Besluit Vl. Reg. tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid, wat betreft de invoering van een steunregeling voor de injectie van biomethaan van 13 september 2009, BS 20 november 2013. 109 SYNERGRID, De technische aanbeveling voor de injectie van opgewerkt biogas in het aardgasnetwerk, 2011. 110 CREG, “Het tekort aan productiecapaciteit van elektriciteit in België dreigt voor de periode 2012-2015”, Persbericht, 28 juni 2011. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
37 / 194
Als eindproduct verkrijgt men dan zowel groene stroom als groene warmte.111 Een WKK wordt in de vakliteratuur vaak gedefinieerd als volgt: “De gecombineerde productie van elektrische (of mechanische) en nuttige thermische energie, uitgaande van dezelfde primaire energiebron.112” Veelal draaien deze installaties op fossiele brandstoffen, maar die kunnen dus vervangen worden door hernieuwbare alternatieven zoals biogas en biomethaan.
De geproduceerde groene stroom kan rechtstreeks geïnjecteerd worden in het elektriciteitsnet of via een directe lijn aan een andere afnemer geleverd worden. Op de site zelf kan een deeltje van de stroom aangewend worden voor eigen gebruik en andere processen. Er hoeven geen technische aanpassingen te gebeuren om biomethaan op dezelfde manier aan te wenden, maar toch zal de opwerking van biogas voor een extra kost zorgen die in principe niet nodig is voor elektriciteitsproductie in een WKK.113 Niettemin is het nuttig de opwerking te doen indien niet alle geproduceerde warmte op de site kan aangewend worden, wat een veel voorkomend probleem bij biogas-installaties is. De afzetmogelijkheden van biomethaan zijn veel talrijker waardoor je dat typische rendementsverlies kan vermijden.114 -
Ofwel maakt men wederom de omweg via het aardgasnetwerk. De WKK hoeft zich dan niet op de site zelf te bevinden, maar kan zich vestigen op een site waar alle geproduceerde elektriciteit en warmte optimaal benut kan worden, bijvoorbeeld nabij een ziekenhuis, rusthuis, gevangenis115,… Op de ene plaats zal men de biomethaaninstallatie plaatsen en voor injectie zorgen op het net, op een andere plaats gebeurt dan de afname om het gas in een WKK om te zetten naar groene stroom en warmte. Maar warmtekrachtkoppeling hoeft niet de enige gebruikte techniek te zijn. Het gas wordt verspreid via het net en kan zo iedere vragende partij bereiken. Zo kan, bijvoorbeeld, een STEG-centrale die momenteel voornamelijk op aardgas draait, perfect overschakelen naar groen gas. STEG-centrales zijn zeer efficiënt aangezien ze zowel uit een gasturbine als een stoomturbine bestaan en ze zo ook
111
http://www.biogas-e.be/vergisting/eindproducten. COGEN Vlaanderen Vzw, Basishandboek warmtekrachtkoppeling, 2006. 113 Gesprek met Nathalie Devriendt,Vito, 22 augustus 2013. 114 Gesprek met Bram Pauwels, Beauvent, 2 oktober 2013. 115 L. PELCKMANS en K. COPPOOLSE, Energie Conversie Parken Slim benutten van regionaal beschikbare biomassastromen, Vito, Mei 2013. 112
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
38 / 194
de restwarmte uit de gasturbine kunnen omzetten in elektriciteit. Vergeleken met een gewone gasturbine levert dit gemakkelijk 13% extra rendement op.116 De opgewekte elektriciteit kan gebruikt worden op dezelfde manieren zoals besproken bij de eerste optie.
De laatste optie is veruit de meest interessante omdat die veel meer mogelijkheden biedt. Ook speelt het locatieprobleem dan niet. Bij biogascentrales moet de WKK op de site zelf of er vlakbij gesitueerd zijn zodat de restwarmte nuttig gebruikt kan worden bij de verwerking van biomassa. Alle resterende warmte die geen andere afnemer kan bereiken, gaat verloren. In de praktijk zal men waarschijnlijk ook geen opwerkingsinstallatie bij een biogascentrale + WKK zetten omdat dit te kostelijk is. Biogas kan meteen in de WKK omgezet worden zonder dat deze opwerking nodig is. Enkel wanneer men ook andere afzetmogelijkheden op het oog heeft, zal het een mogelijkheid zijn.117
Bij beide opties zal, wat de elektriciteit betreft, steeds een aansluiting op het elektriciteitsnet en/of de aanleg van een directe lijn voorzien moeten worden, met alle bijhorende voorwaarden en verplichtingen. Op de website van de VREG valt daarover alle nodige informatie te vinden.
Injectie van groene stroom in het elektriciteitsnet is integendeel tot de biomethaaninjectie niet nieuw in Vlaanderen, dus kunnen we de trachten de bestaande regeling toe te passen op deze enigszins nieuwe situatie. In het Vlaamse Energiebesluit wordt reeds voorzien dat elektriciteit uit biogas in aanmerking komt voor de toekenning van steun. Wie voldoet aan volgende voorwaarden komt in aanmerking voor het krijgen van groenestroomcertificaten:118 -
De productie-installatie is gelegen in het Vlaams Gewest.
-
De nieuwe productie-installatie wekt elektriciteit op uit een hernieuwbare energiebron zoals omschreven in artikel 6.1.16 van het Energiebesluit.
-
De technologie van de productie-installatie is opgenomen in een representatieve projectcategorie
-
De productie-installatie werd voldoende gekeurd.119
116
http://www.dpbbrugge.be/techniek/STEG_centrale.html. Gesprek met Nathalie Devriendt, Vito, 22 augustus 2013. 118 Art. 6.1.16 van het Energiebesluit van 19 november 2010, BS 8 november 2010. 119 .http://www.vreg.be/voorwaarden-voor-het-verkrijgen-van-aanvaardbare-gsc. 117
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
39 / 194
Let wel op: afhankelijk van het feit of de startdatum van de installatie al dan niet voor 1 januari 2013 valt, is er een andere minimumsteun van toepassing.120 Hierop wordt dieper ingegaan in punt 4.2.2.
De hamvraag is dus als we op dezelfde manier te werk kunnen gaan voor groene stroom geproduceerd met biomethaan in plaats van biogas? Voorlopig wordt enkel over biogas gesproken in de Vlaamse regelgeving, maar uiteindelijk werkt biomethaan volgens dezelfde principes en is de output even groen. En wat gebeurt er indien we de omweg via het aardgas netwerk maken? Een biomethaaninstallatie die louter injecteert op het aardgasnetwerk zonder zelf groene stroom op te wekken komt in principe niet in aanmerking voor de toekenning van groenestroomcertificaten want er is geen elektriciteitsproductie. In deze situatie moeten we dus op zoek naar een ander steunregime. De installatie die biomethaan afneemt om deze in te zetten voor productie, kan dan weer wel een aanvraag indienen zou biomethaan ook onder het groenestroomcertificaten-systeem vallen.121
2.1.3 Hernieuwbare brandstof voor groene warmte productie
Zoals in punt 2.1.2 reeds kort werd aangehaald zal bij de verbranding van biogas in een WKK naast groene stroom ook groene warmte geproduceerd worden. Deze warmte kan deels nuttig gebruikt worden op de site zelf, bijvoorbeeld voor het drogen van de dikke fractie van het digestaat122, of andere processen, maar meestal zal nog een deel warmte onbenut blijven en geloosd worden in de natuur. Indien mogelijk kan de warmte afgevoerd worden naar een dichtbijgelegen vragende partij, zoals industrie of een woonkern. Is deze optie er niet, omdat een te grote afstand tussen installatie en vragende partij bestaat, zal men de warmte niet transporteren en gaat het verloren. Hoeveel warmte-benutting er kan zijn verschilt per installatie en hangt af van een aantal factoren waarvan de belangrijkste; de locatie en de mogelijkheid tot aanwending op de site zelf.123
120
VREG, MEDE-2013-3, De concrete toepassing door de VREG van het Energiedecreet en het Energiebesluit met betrekking tot warmte-krachtcertificaten en groenestroomcertificaten voor alle energiebronnen met uitzondering van zonne-energie, 28 mei 2013. 121 V. DE GEEST, L. BAMELIS, J. DE MEY, L. DEMOLDER, N. DEVRIENDT, C. MOENAERT, K. VANACKER, H. VERVAEREN, E. MEERS, Biomethaanpotentieel voor Vlaanderen versie 1.0, Biogas-E vzw, Januari 2014. 122 Digestaat is het restproduct bij anaerobe vergisting en is eveneens een outputproduct. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
40 / 194
De opwerking naar biomethaan is voordelig in die zin dat er meer afzetopties zijn. Groen gas kan gebruikt worden tot omzetting naar warmte op exact dezelfde manier als met fossiele brandstoffen of biogas. Technische aanpassingen aan de installaties en ketel zijn niet nodig maar nu verkrijg je de warmte wel vanuit een hernieuwbare bron.124 Nadelig is dan weer dat de opwerking naar biomethaan puur voor de generatie van warmte zeer duur is.125 Net zoals bij elektriciteitsproductie zal men in praktijk niet eerst gaan opwaarderen alvorens het groen gas op dezelfde locatie in een WKK om te zetten naar energie, ook al is dat perfect mogelijk. Om dan nog te concurreren met de gewone marktprijs zou een bijkomende financiële ondersteuning nodig zijn. Wederom wordt duidelijk dat injectie in het aardgasnetwerk de beste optie is. Dan kan een warmtegenerende installatie eender waar gevestigd, afnemen van het net en is de opwerking naar biomethaan wel de moeite waard.
De opwekking van groene warmte door een WKK wordt in Vlaanderen ondersteund door warmtekrachtcertificaten. Je krijgt deze doordat energie opwekken in een WKK voor een energiebesparing zorgt die op zich niet volstaat om de WKK rendabel te maken. Steun wordt toegekend per MWh primaire energiebesparing ten opzichte van gescheiden opwekking van elektriciteit in een STEG-centrale en warmte in een ketel. De berekening van het aantal certificaten is afhankelijk van het rendement van de WKK en de referentierendementen voor gescheiden opwekking.126
De voorwaarden en procedure voor het aanvragen van deze certificaten wordt behandeld in het Energiebesluit127 en staan duidelijk uitgelegd op de website van de VREG. Een van de hoofdvereisten is dat enkel kwalitatieve installaties voor steun in aanmerking komen. De VREG bepaalt dit en zal daarvoor de relatieve primaire energiebesparing nagaan. Daarnaast moet128: -
De installatie of het project behoren tot een representatieve projectcategorie, zoals opgenomen in artikel 6.2/1.4 van het Energiebesluit
-
De installatie gelegen zijn in het Vlaamse Gewest
-
De installatie in dienst genomen zijn of ingrijpend gewijzigd na 1 januari 2002
123
F. VELGHE en I. WIERINCK, Organic Waste Systems NV, in opdracht van AGNL Divisie Energie & Klimaat, Evaluatie van vergisters in Nederland Fase 2, oktober 2013. 124 V. DE GEEST, L. BAMELIS, J. DE MEY, L. DEMOLDER, N. DEVRIENDT, C. MOENAERT, K. VANACKER, H. VERVAEREN, E. MEERS, Biomethaanpotentieel voor Vlaanderen versie 1.0, Biogas-E vzw, Januari 2014. 125 Gesprek met Nathalie Devriendt, Vito, 22 augustus 2013. 126 E. MEYNAERTS, I. MOORKENS en E. CORNELIS, Doorrekeningen ter ondersteuning van evaluatie GSC- en WKCsysteem, VITO in opdracht van VEA, juli 2011. 127 Afdeling 2 van het Energiebesluit van 19 november 2010, BS 8 november 2010. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
41 / 194
-
De installatie voldoende gekeurd zijn
-
De installatie voorzien zijn van de nodige meetapparatuur
Let wel op: Voor installaties die na voor 1 januari 2013 hun startdatum hadden zal 4 jaar na de indienstneming van de installatie een deel van de certificaten niet-aanvaardbaar zijn, ten gevolge van de degressiviteit die werd ingevoerd bij de wijziging van het Energiedecreet in 2013.129 In het Energiebesluit staat aangegeven hoe berekend moet worden welke warmtekrachtcertificaten nog aanvaardbaar zijn eens deze degressiviteitsperiode is gestart.130
Warmtekrachtcertificaten zullen, net als groenestroomcertificaten, niet toegekend worden aan biomethaanproducenten die geen gebruik maken van een WKK op de site zelf maar bijvoorbeeld enkel injecteren op het aardgasnetwerk. In dat geval is dus een ander systeem van financiële ondersteuning nodig.
De nieuwe steunregeling voor groene warmte
Biomethaanproducenten kunnen misschien geen certificaten-steun krijgen indien zij geen energieopwekking doen via een WKK, maar ze kunnen wel een aanvraag doen voor een investeringssubsidie. Een gloednieuwe regeling voor ondersteuning van nuttige groene warmte werd ingevoerd bij Ministerieel Besluit van november 2013 en voorziet in een investeringssteun voor nuttige-groenewarmteinstallaties met een bruto thermisch vermogen van meer dan 1 MW. Installaties voor de benutting van restwarmte, en productie en injectie van biomethaan in het aardgasnetwerk vallen ook onder deze regeling.131
Deze regeling geldt voor nuttige-groenewarmteinstallaties waarmee bedoeld wordt dat de opgewekte geheel of gedeeltelijk niet wordt gebruikt in een kwalitatieve WKK of dat het geheel of een gedeelte van de in de installatie gebruikte warmte niet afkomstig is van een
128
http://www.vreg.be/voorwaarden-voor-het-verkrijgen-van-aanvaardbare-warmte-krachtcertificaten-metstartdatum-vanaf-2013. 129 VREG, MEDE-2013-3, De concrete toepassing door de VREG van het Energiedecreet en het Energiebesluit met betrekking tot warmte-krachtcertificaten en groenestroomcertificaten voor alle energiebronnen met uitzondering van zonne-energie, 28 mei 2013. 130 Art. 6.1.12 van het Energiebesluit van 19 november 2010, BS 8 november 2010. 131 B. Vl. Reg. 13 september 2013 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid, wat betreft de invoering van een steunregeling voor nuttige groene warmte, BS 11 november 2013. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
42 / 194
kwalitatieve WKK.132 Met andere woorden, zowel de gebruikte warmte tijdens het proces als de geproduceerde warmte mag niet met een WKK in aanraking komen.
De steuntoekenning werkt volgens een call-systeem die voor de eerste maal werd georganiseerd in de eerste helft van 2014. Van 5 december 2013 tot en met 5 februari 2014 konden geïnteresseerde partijen een aanvraag indienen via het invullen van een elektronisch formulier, de principeaanvraag. 133 De investeringssubsidie kan worden toegekend aan installaties:134 -
gelegen in het Vlaamse gewest
-
waarvoor geen groenestroomcertificaten of warmte-krachtcertificaten werden toegekend of kunnen worden toegekend
-
die niet in aanmerking komen voor ecologiesteun of strategische ecologiesteun
-
nieuwe nuttige-groenewarmte-installaties met een bruto thermisch vermogen van meer dan 1 MW
-
een uitbreiding van een nuttige-groenewarmte-installatie met een bijkomende capaciteit voor de productie van nuttige groene warmte van meer dan 1 MWth
Dit is evenwel geen onbeperkte steun.135 Per investeringsproject kan maximaal 1 miljoen euro worden toegekend en de subsidie is bedoeld als een percentage van een aantal in aanmerking komende kosten; De in aanmerking komende kosten worden berekend als de extra investeringskosten van de installatie ten opzichte van de investeringskosten van een referentie-installatie zonder de exploitatiekosten en –baten in rekening te nemen. Komen in aanmerking: -
Uitgaven aan de installatie waarvan de uitgaven gerelateerd aan de bouw of aan de vernieuwing van de installatie die dateren van na de principebeslissing van het Vlaams Energieagentschap, tenzij een nieuwe principe-aanvraag werd ingediend voor projecten die reeds een positieve principebeslissing hadden gekregen maar hun recht op steun zijn verloren;
132
Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft de invoering van een steunregeling voor groene warmte, Parl St Vl. Reg. 21 juni 2013, nr. 0623/2. 133 VEA, Principeaanvraag van investeringssteun voor een installatie voor de productie van nuttige groene warmte, http://www.energiesparen.be/node/3945. 134 http://energiesparen.be/node/3937. 135 http://energiesparen.be/node/3938. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
43 / 194
-
Uitgaven gerelateerd aan ontwerp, engineering of vergunningsaanvragen van na de principeaanvraag, ook als ze dateren van voor de principebeslissing van het Vlaams Energieagentschap.
Naast het absolute plafond van 1 miljoen euro per investeringsproject, bestaat er een afzonderlijk maximaal steunpercentage afhankelijk van de grootte van de onderneming; -
65% voor kleine ondernemingen;
-
55% voor middelgrote ondernemingen;
-
45% voor grote ondernemingen;
-
65% voor andere aanvragers.
Deze plafonds werken cumulatief en bovenop de voorwaarde dat de installatie nog niet op een andere manier mag ondersteund worden. In art. 5 en 6 van het ministerieel besluit staat uitdrukkelijk vermeld dat als een deel van een productie-installatie volledig zelfstandig elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen kan opwekken en hiervoor GSC’s kunnen of werden toegekend, er voor dat deel geen investeringssteun kan zijn.136 Als een deel van een productie-installatie volledig zelfstandig in één proceswarmte of koude en elektrische of mechanische energie kan opwekken en hiervoor WKC’s kunnen of werden toegekend, er voor dat deel geen investeringssteun kan zijn.137
Men zal dan enkel rekening houden met de delen van de installatie die wel dienen als nuttige-groenewarmteinstallaties. De beslissende bevoegdheid over de afbakening van deze delen ligt bij het Vlaams Energieagentschap.
Eveneens mogen de installaties niet in aanmerking komen voor (strategische) ecologiesteun. Dit is een investeringspremie die wordt uitgereikt aan ondernemingen die kosten maken om hun productieproces milieuvriendelijk en energiezuinig te organiseren. Zo wil de Vlaamse overheid duurzaamheid van bedrijfsprocessen stimuleren door een deel van de investeringskost op zich te nemen.138
136
Art. 5 Ministerieel besluit 22 november 2013 houdende de organisatie van een call voor het indienen van steunaanvragen voor nuttige-groene-warmteinstallaties met een bruto thermisch vermogen van meer dan 1 MW, installaties voor de benutting van restwarmte en installaties voor de productie en injectie van biomethaan, BS 2 december 2013. 137 Art. 6 Ministerieel besluit 22 november 2013 houdende de organisatie van een call voor het indienen van steunaanvragen voor nuttige-groene-warmteinstallaties met een bruto thermisch vermogen van meer dan 1 MW, installaties voor de benutting van restwarmte en installaties voor de productie en injectie van biomethaan van, BS 2 december 2013. 138 http://www.agentschapondernemen.be/maatregel/ecologiepremie-ep-plus. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
44 / 194
De reeds bestaande steun voor warmtenetten en groene warmte: ecologiesteun
De ecologiesteun bestaat al even en vindt een Europese grondslag in verordening 800/2008 van de Europese Commissie.139 Ze is net als de nieuwe groenewarmte-steun bedoeld om een deel van de meerkost op te vangen. In Vlaanderen zit de regulering vervat in een het decreet betreffende het economisch ondersteuningsbeleid140 en een aantal ministeriële besluiten. De situatie is echter redelijk complex geworden sinds al herhaaldelijk wijzigingen werden doorgevoerd. De bevoegde instantie voor beoordelen van de aanvragen en het uitreiken van de premies, is het Agentschap ondernemen.
In het huidige systeem bestaan twee vormen van premie: -
De gewone ecologiepremie (EP-Plus) geldt voor aanvragen vanaf 1 februari 2011 en enkel voor technologieën die voorkomen op de limitatieve technologieënlijst (LTL-lijst).141 In verband met de productie van groene warmte bestaat een categorie ‘Investering ten behoeve van energie uit hernieuwbare energiebronnen of hoogrenderende warmte-krachtkoppeling’.142
-
Of de strategische ecologiesteun (EP-STRES) voor investeringen in technologieën die omwille van hun unieke bedrijfsspecifieke karakter, niet op de LTL-lijst voorkomen. Deze regeling geldt vanaf 20 december 2012 en enkel voor investeringen vanaf 3 miljoen euro.143 Om dan in aanmerking te komen voor steun, zal men nagaan als het project beantwoordt aan een aantal milieu- en energievoorwaarden die het een ‘strategisch karakter’ geven. Warmtenetten en geothermieprojecten worden bijvoorbeeld via EP-STRES gesubsidieerd.
De draagwijdte van de EP-PLUS subsidie is afhankelijk van de aard en de ecoklasse van de technologie, de grootte van de onderneming en de eventuele subsidiebonus.144 Groenewarmte-investeringen hebben een ecologiegetal 6 of 9 waardoor ze ingedeeld worden in klasse A. Dit betekent een subsidiepercentage van 45% van de
139
Verord. Comm. Nr. 800/2008, 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard („de algemenegroepsvrijstellingsverordening”), Pb.L. 9 augustus 2008, afl. 214,3. 140
Art. 13-15 Decr. Vl. 16 maart 2012 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid, BS 27 april 2012. AGENTSCHAP ONDERNEMEN, limitatieve technologieënlijst - geldig vanaf 16 januari 2014, http://www.agentschapondernemen.be. 142 Vlaamse Regering, Reeds bestaande subsidies voor warmtenetten en groene warmte via de ecologiesteun vanuit het economisch ondersteuningsbeleid, nr. 0623/5, 21 juni 2013. Art. 15§4, 1° en 3° Decr. Vl. Betreffende het economisch ondersteuningsbeleid, BS 27 april 2012. 143 C. GOVAERT, xxx, , 4 januari 2013, www.jura.be. 144 Art. 22 B. Vl. Reg 17 december 2010 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest, BS 28 januari 2011. 141
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
45 / 194
gestandaardiseerde meerkost voor KMO’s, en een percentage van 35% voor grote ondernemingen. De bijkomende subsidiebonus kan 3,5 of 10% bedragen.145 De maximale subsidie is afgetopt op 1 miljoen euro over een periode van 3 jaar, maar in geval van budgettaire noodzakelijkheden kan de minister een verlenging toestaan.146
De ecologiesteun is niet cumuleerbaar met de nieuwe investeringssteun voor nuttigegroenewarmte of de toekenning van groenestroomcertificaten en/of warmtekrachtcertificaten, dus zullen sommige ondernemingen voor een keuze komen te staan. Ondernemingen die investeringssteun wensen voor injectie van biomethaan botsen op dezelfde beperking. 2.1.4 Hernieuwbare energietechnologie in nieuwbouw
Wie bouwt of verbouwt, valt in Vlaanderen sinds 2006 onder de energieprestatieregelgeving waarmee we willen evolueren naar meer energiezuinige gebouwen.147 Initiatiefnemer voor deze verplichtingen was de Europese Unie, die met de uitvaardiging van de “Energy Perfomance of Buildings Directive”,148 afgekort als EPBD, in 2002 erop doelde de uitstoot van broeikasgassen in gebouwen te verminderen als een hulpmiddel om de Kyoto-norm te halen. Maatregelen omtrent energiezuinigheid en energie-efficiëntie helpen ons minder afhankelijk te zijn van externe energiebronnen. Eveneens bepalend in dit kader is de richtlijn hernieuwbare energie van 2009 die ook bepalingen bevat betreffende het verplicht gebruik van hernieuwbare energie in nieuwe gebouwen. 149 De woonsector en de tertiaire sector, waarop deze bepalingen betrekking hebben, is goed voor een energieverbruik van bijna één derde van het totale verbruik binnen de Europese Unie.150 Een bijdrage van deze sector maakt dus wel degelijk een verschil.
Op 19 mei 2010 werd een gereviseerde EPBD-richtlijn aangenomen waarvan de wijzigingen ondertussen ook al in het Vlaamse kader werden omgezet. Een van de opmerkelijkste nieuwe doelstellingen is deze die voorschrijft dat vanaf 2021 alle nieuwe
145
AGENTSCHAP ONDERNEMEN, EP-PLUS Algemene informatie ecologiepremie, februari 2014. Art. 22 en 23 B. Vl. Reg. 17 december 2010 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor ecologieinvesteringen in het Vlaamse Gewest, BS 28 januari 2011. 147 Hoofdstuk VI van het Energiedecreet van 8 mei 2009, BS 7 juli 2009. 148 Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad, 2002/21/EG, van 22 december 2002 betreffende de energieprestatie van gebouwen, Pb.L. 4 januari 2003, afl. 1, 65. 149 Art. 13,4 Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad, 2009/28/EG, van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van hernieuwbare bronnen, Pb.L. 5 juni 2009, afl. 140, 16. 150 http://europa.eu/legislation_summaries. 146
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
46 / 194
gebouwen “bijna-energieneutraal” (BEN) moeten zijn.151 De richtlijn verduidelijkt dit begrip als volgt: “Gebouw met een zeer hoge energieprestatie, zoals vastgesteld volgens bijlage I. De dichtbij nul liggende of zeer lage hoeveelheid energie die is vereist, dient in zeer aanzienlijke mate te worden geleverd uit hernieuwbare bronnen, en dient energie die ter plaatse of dichtbij uit hernieuwbare bronnen wordt geproduceerd te bevatten.” Voor overheidsgebouwen in Vlaanderen, geldt deze verplichting al vanaf 2019152, en in het kader van hun voorbeeldfunctie moeten zij vanaf 2012 al een minimumniveau aan energie uit hernieuwbare bronnen putten. Bovendien wil de Vlaamse overheid dat iedere woning in Vlaanderen tegen 2020 energiezuinig is. In het Energierenovatieprogramma 2020 werden daartoe bijkomende urgentiemaatregelen genomen zoals de verbanning van oude verwarmingsketels en het isoleren van daken.153 Kortom, het doel is om te evolueren naar meer energie-efficiënte gebouwen, samen met een hoger gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen.
De EPBD werd in Vlaanderen hoofdzakelijk omgezet in de EPB-regelgeving (EnergiePrestatieBinnenklimaats-eisen voor nieuwe en vernieuwde gebouwen), de EPCregelgeving (EnergiePrestatieCertificaten bij verkoop en verhuren) en een regelgeving op vlak van de keuring en het onderhoud van stooktoestellen. Het komt erop neer dat vanaf 1 januari 2006 een aantal eisen gelden voor elk bouw- of verbouwproject dat kadert in een vergund geheel, en dat sinds 1 november 2008 ieder residentieel gebouw dat dient voor verkoop over een energieprestatiecertificaat moet beschikken. Residentiële gebouwen die dienen voor verhuur en grote publieke gebouwen vallen pas sinds 1 januari 2009 onder deze certificaatverplichting.154 Wie wil weten als zijn bouwproject onder de EPB norm valt, en welke eisen hij juist moet naleven, vindt daartoe alle benodigde informatie op www.energiesparen.be, en kan gebruik maken van de EPB-wegwijzer.
151
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad, 2010/31/EG, van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (herschikking), Pb.L.. 18 juni 2010, afl.153, 13. 152 Art. 11.1.1 van het Energiedecreet van 8 mei 2009, BS 7 juli 2009. 153 VEA, Actieplan bijna-energieneutrale gebouwen, juni 2010. 154 Beleidsnota Energie 2009-2014, Parl.St. Vl. Parl. 2009-10, nr. 211,1. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
47 / 194
De EPB-normen worden stapsgewijs strenger gemaakt, ter uitvoering van het Vlaams regeerakkoord 2009-2014.155 Zo kan namelijk rekening gehouden worden met de investeringskosten en de te realiseren energiebesparing. De meest recente aanpassingen dateren van januari, maart en april dit jaar en bevatten naast een aantal administratieve veranderingen ook een minimumverplichting inzake de hoeveelheid hernieuwbare energie en een strengere E-peileis.156
Het E-peil is een maatstaf voor de energieprestatie van een woning. Hoe lager dat peil, hoe energiezuiniger de woning is. Bij het invoeren van de regulering in 2006 stond het maximumpeil nog op E100 maar dit werd herhaaldelijk verlaagd en sinds 2012 ligt de lat op E70 voor woongebouwen, kantoren en scholen. Aanvragen die worden ingediend vanaf 1 januari 2014 vallen onder de nieuwste regelgeving en moeten een peil van E60 naleven. Samen daarmee werd ook de isolatiegraad voor daken, buitenmuren, vloeren, vensters,… bij nieuwbouw en verbouwingen verder aangescherpt. Willen we een lage-energiewoning dan ligt de norm tussen E40 en E60 of zelfs nog lager, tot E30 of minder voor een BEN-woning. In 2010 bedroeg de groep van enthousiastelingen die energiezuiniger bouwen dan de wettelijk vereiste van E40 al 11%! Een goede vooruitgang gezien het percentage in 2006 slechts 1% bedroeg.157
Figuur 10: Evolutie E-peil eensgezinswoningen. (VEA).
155
De Vlaamse Regering 2009-2014, Een daadkrachtig Vlaanderen in beslissende tijden, juli 2009. MB van 18 december 2013, BS 6 januari 2014. VEA, Energieprestatieregelgeving wijzigigngsdecreet van 14 maart 2014 en wijzigingsbesluit van 4 april 2014, mei 2014. C. GOVAERT, “Nieuwe modellen voor startverklaring, EPB-aangifte en energieprestatiecertificaat”, 8 januari 2014, www.jura.be. 157 VEA, Actieplan bijna-energieneutrale gebouwen, juni 2010. 156
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
48 / 194
De norm wordt stapsgewijs verder verlaagd tot een verplicht peil van E30 voor wooneenheden (EPW), en E40 voor kantoor- en schoolgebouwen (EPU) in 2021. Wel moeten de kantoorgebouwen van publieke organisaties al sneller de E40 norm bereiken, omwille van de voorbeeldfunctie.158
Figuur 11: Aanscherpingspad voor EPW-eenheden. (VEA).
Figuur 12: Aanscherpingspad kantoor- en schoolgebouwen. (VEA).
Daarnaast geldt een minimumhoeveelheid hernieuwbare energie voor iedere nieuwe woning, kantoor en school, voor alle stedenbouwkundige aanvragen/meldingen ingediend vanaf 1 januari 2014. Ook op werken waar een E-peil geldt, zoals verbouwingen, is deze verplichting van toepassing. Voor gebouwen van nationale, regionale en lokale overheden geldt de eis al sinds 1 januari 2013.159
158 159
VEA, Het Energiebesluit: wijzigingen vanaf 2015, december 2013. http://www.energiesparen.be/epb/groeneenergie.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
49 / 194
Meer concreet, bepaalt artikel 9.1.12/2 van het Vlaams Energiebesluit het volgende: 160 “In nieuw op te richten woongebouwen waarvoor de melding gedaan wordt of de stedenbouwkundige vergunning aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2014, moet minstens een van de volgende systemen toegepast worden: 1. een thermisch zonne-energiesysteem dat voldoet aan de volgende voorwaarden : a) de collectoren hebben een oriëntatie gelegen tussen het oosten en het westen, via het zuiden, en een helling tussen 0 en 70° ten opzichte van de horizon; b) de apertuuroppervlakte van de collectoren bedraagt minstens 0,02 m2 per m2 bruikbare vloeroppervlakte van de wooneenheid; c) het thermisch zonne-energiesysteem moet minstens aangesloten zijn op een tappunt voor warm tapwater; 2. een fotovoltaïsch zonne-energiesysteem dat voldoet aan de volgende voorwaarden : a) de panelen hebben een oriëntatie gelegen tussen het oosten en het westen, via het zuiden, en een helling tussen 0 en 70° ten opzichte van de horizon; b) het systeem produceert minstens 7 kWh/jaar energie, zoals berekend in de energieprestatieregelgeving, per m2 bruikbare vloeroppervlakte van de wooneenheid en minstens 10 kWh/jaar energie, zoals berekend in de energieprestatieregelgeving, per m2 bruikbare vloeroppervlakte van de wooneenheid als de melding gedaan wordt of de stedenbouwkundige vergunning aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2016; 3. een biomassaketel, biomassakachel of een gebouw gebonden kwalitatieve WKK op biomassa voor verwarming, die voldoet aan de volgende voorwaarden: a) de biomassaketel, biomassakachel of een gebouw gebonden kwalitatieve WKK op biomassa voor verwarming is als enige of als hoofdverwarmingssysteem geïnstalleerd (minstens 85 % van de bruto-energiebehoefte voor ruimteverwarming van de wooneenheid wordt ermee afgedekt). b) de biomassaketel of biomassakachel heeft een opwekkingsrendement van minstens 85 %, bepaald volgens het koninklijk besluit van 12 oktober 2010 tot regeling van de minimale eisen van rendement en emissieniveaus van verontreinigende stoffen voor verwarmingsapparaten, en voldoet tevens aan de voorwaarden inzake rendement en emissieniveaus, vastgelegd door hetzelfde koninklijk besluit, fase III. Bij de aangifte wordt een verklaring van overeenstemming gevoegd, zoals bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit;
160
Art. 9.1.12/2 van het Energiebesluit van 19 november 2010, BS 8 december 2010.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
50 / 194
4. een warmtepomp die : a) als enige of als hoofdverwarmingssysteem is geïnstalleerd (minstens 85 % van de bruto-energiebehoefte voor ruimteverwarming van de wooneenheid wordt ermee afgedekt); b) een seizoensprestatiefactor, zoals berekend in de energieprestatieregelgeving, heeft die groter is dan 4; 5. aansluiting op stadsverwarming of -koeling die minstens voor 45 % uit hernieuwbare energiebronnen wordt geproduceerd; 6. participatie voor minstens 20 euro per m² bruikbare vloeroppervlakte in de productie van energie uit hernieuwbare energiebronnen in de provincie waar het gebouw zich bevindt of in een aanpalende gemeente. De participatie gebeurt in een organisatie die specifiek de realisatie van dergelijk project als doel heeft. Het project moet in aanmerking komen voor groenestroomcertificaten of warmtekrachtcertificaten, een indienstnamedatum hebben van na 1 januari 2014 en moet worden gerealiseerd binnen drie jaar of binnen de drie jaar na het bekomen van de noodzakelijke vergunningen, indien vergunningen vereist zijn. Bij de aangifte wordt het bewijs van de participatie voorgelegd door middel van een overeenkomst tussen participant en projectuitvoerder. De participatieovereenkomst bevat een verbod om de participatie gedurende de eerste 10 jaar van uitbating onder enige vorm te vervreemden, en kan slechts één maal ingediend worden om te voldoen aan dit besluit. De overeenkomst beschikt over een uniek nummer en wordt geregistreerd door de projectuitvoerder, die de lijst van participanten en participatienummers ter beschikking stelt van het Vlaams Energieagentschap. Het project produceert minstens 7 kWh/jaar energie per m2 bruikbare vloeroppervlakte, opgeteld voor de gebouwen van alle participanten die deze maatregel nemen om te voldoen aan dit besluit. Het Vlaams Energieagentschap kan nadere regels vastleggen voor de uitvoering en controle van deze maatregel. In afwijking van het eerste lid, kan voor nieuw op te richten woongebouwen, waarvoor de melding gedaan wordt of de stedenbouwkundige vergunning aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2014, ook voldaan worden indien ze minimaal 10 kWh/jaar energie per m2 bruikbare vloeroppervlakte van de wooneenheid halen uit hernieuwbare energiebronnen door middel van een of meerdere van de systemen, vermeld in het eerste lid. Systemen, geïnstalleerd in dergelijke gebouwen, moeten niet voldoen aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid, 1°, b, 2°, b, 3°, a en 4°, a. Het energieverbruik uit hernieuwbare energiebronnen wordt in dit geval berekend overeenkomstig de bepalingen van bijlage V, die bij dit besluit is gevoegd.”
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
51 / 194
Het daaropvolgende artikel bevat de voorwaarden voor kantoor- en schoolgebouwen: 161 § 1. Nieuw op te richten kantoor- en schoolgebouwen waarvoor de melding gedaan wordt of de stedenbouwkundige vergunning aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2014, halen minimaal 10 kWh/jaar energie per m2 bruikbare vloeroppervlakte uit hernieuwbare energiebronnen door middel van een of meerdere van de systemen, vermeld in artikel 9.1.12/2. Systemen, geïnstalleerd in dergelijke gebouwen, moeten niet voldoen aan de voorwaarden vermeld in 9.1.12/2, 1°, b en c, 2°, b, 3°, a en 4°, a. Nieuw op te richten EPN-eenheden waarvoor de melding gedaan wordt of de stedenbouwkundige vergunning aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2015, halen minimaal 10 kWh/jaar energie per m² bruikbare vloeroppervlakte uit hernieuwbare energiebronnen door middel van een of meer van de systemen, vermeld in artikel 9.1.12/2. Systemen die geïnstalleerd zijn in dergelijke gebouwen, hoeven niet te voldoen aan de voorwaarden vermeld in 9.1.12/2, eerste lid, 1°, b en c, 2°, b, 3°, a en 4°, a. De hoeveelheid energie uit hernieuwbare energiebronnen wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van bijlage VI, die bij dit besluit is gevoegd. § 2. In afwijking van § 1 geldt de verplichting voor nieuw op te richten kantoor- en schoolgebouwen van publieke organisaties waarvoor de melding gedaan wordt, of de stedenbouwkundige vergunning aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2013.
161
Art. 9.1.12/3 van het Energiebesluit van 19 november 2010, BS 8 december 2010.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
52 / 194
Of eenvoudiger voorgesteld:162
Figuur 13: Mogelijke invulling van minimumaandeel hernieuwbare energie binnen EPB-regelgeving voor nieuwbouw. (VEA).
De vraag is dan natuurlijk welke rol biomethaan kan spelen in het vervullen van de hernieuwbare energie behoefte. Een aantal denkpistes: 1. Een van de mogelijkheden is de stadsverwarming of –koeling mogelijk maken met het gebruik van biomethaan. Dat hoeft zelfs niet volledig te zijn maar in totaal moet de warmte/koeling wel minstens voor 45% uit hernieuwbare bronnen worden geproduceerd. Een combinatie van verschillende hernieuwbare bronnen, waaronder biomethaan is ook perfect mogelijk. Gebouwen die erop kunnen aansluiten, voldoen zo aan hun EPB-vereiste. Daarvoor zou zelfs niets aangepast moeten worden in het Energiebesluit aangezien Art. 9.1.12/2,5° van het Energiebesluit geen beperkingen stelt op de mogelijke hernieuwbare bronnen.
162
V. DE GEEST, L. BAMELIS, J. DE MEY, L. DEMOLDER, N. DEVRIENDT, C. MOENAERT, K. VANACKER, H. VERVAEREN,
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
53 / 194
2. Een andere optie is om biomethaan toe te laten op het aardgasnetwerk en het mogelijk maken voor afnemers om een contract af te sluiten met een leverancier tot aankoop van groen gas. Net zoals dat nu reeds mogelijk is met groene stroom. Dan zou een extra punt ‘7°’ toegevoegd kunnen worden aan Art. 9.1.12/2 met de nodige richtlijnen die het hebben van een groengascontract als voldoende voorwaarde stelt voor de invulling van de EPB-vereiste. Vanuit Vito kwam daartoe het voorstel om zich te concentreren op de duurtijd en de norm op een lange termijn overeenkomst van minstens 10-jarig contract te stellen. Een voorstel voor Art. 9.1.12/2,7° zou kunnen zijn: “7° Een contract voor groen gas, in de plaats van natuurlijk aardgas, die een termijn bestrijkt van ten minste X jaar en de volledige aardgasbehoefte van het gebouw vervult. Enkel contracten met leveranciers die kunnen bewijzen via garanties van oorsprong dat minstens X% van hun geleverde gas groen is, komen in aanmerking.” Het is vervolgens aan de wetgever om te verduidelijken hoeveel jaar als voldoende wordt beschouwd en hoeveel % van het door de leverancier geleverde gas groen moet zijn. Door biomethaan in te voeden op het netwerk, wordt het vermengd met het daarin aanwezige aardgas. Wie een contract afsluit voor groen gas, verkrijgt dus wel de juridische garantie dat een bepaald percentage biomethaan geleverd wordt, maar in realiteit verkrijgt de consument gewoon wat door de pijpleidingen stroomt. Bij groene stroom bestaan er zowel leveranciers die 100% groene stroom aanbieden, als leveranciers die met gemengde contracten werken. Dan teken je bijvoorbeeld voor 50% groene stroom en 50% grijze stroom of een variatie daarop. Hoewel een 100% levering van groen gas ideaal zou zijn, moet dit uiteraard technisch en economisch mogelijk zijn in de sector. Het is dus belangrijk voor de overheid om het potentieel van invoeding in Vlaanderen te onderzoeken zodat kan vastgesteld worden hoeveel aardgas juist vervangen kan worden door biomethaan en hoeveel procent groen gas de leveranciers bijgevolg kunnen aanbieden. Op basis van deze resultaten, kan een realistische doelstelling worden vastgelegd. Bovendien vereist geen enkele van de systemen uit Art. 9.1.12/2 dat werkelijk de volledige energiebehoefte van het gebouw met hernieuwbare bronnen wordt ingevuld. Naar analogie zou dit dan ook niet moeten voor de groengascontracten.
E. MEERS, Biomethaanpotentieel voor Vlaanderen versie 1.0, Biogas-E vzw, Januari 2014. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
54 / 194
3. Als laatste optie lijkt het simpelweg eenvoudig om te verduidelijken in punt 9.1.12/2, 3° dat ook biomethaan voor deze toepassing gebruikt kan worden. Het artikel spreekt voorlopig over biomassaketels en –kachels,of gebouwgebonden WKK’s. Stel dat een WKK naast een woonwijk geïnstalleerd wordt en die het hele jaar door van warmte en elektriciteit voorziet. Dan kan deze gemakkelijk zijn brandstof van het aardgasnetwerk halen via een contract voor groen gas en zo de hele wijk voorzien van groene warmte en/of elektriciteit geproduceerd met biomethaan. Of de WKK kan verbonden zijn aan een opwerkingsinstallatie en rechtstreeks de omzetting naar energie maken. Het lijkt aangewezen een punt 3°bis toe te voegen bij dit artikel (9.1.12/2, 3°bis): “Een biomassaketel, biomassakachel of een kwalitatieve WKK op biomethaan die voldoet aan de volgende voorwaarden : a) de biomassaketel, biomassakachel of een kwalitatieve WKK op biomethaan dekt minstens X% van de bruto-energiebehoefte voor ruimteverwarming en elektriciteit van de wooneenheid. b) de biomassaketel of biomassakachel heeft een opwekkingsrendement van minstens 85 %, bepaald volgens het koninklijk besluit van 12 oktober 2010 tot regeling van de minimale eisen van rendement en emissieniveaus van verontreinigende stoffen voor verwarmingsapparaten, en voldoet tevens aan de voorwaarden inzake rendement en emissieniveaus, vastgelegd door hetzelfde koninklijk besluit, fase III. Bij de aangifte wordt een verklaring van overeenstemming gevoegd, zoals bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit; c) De biomassaketel, biomassakachel of kwalitatieve WKK werkt op biomethaan afkomstig uit het aardgasnetwerk of afkomstig van een nabijgelegen opwerkingsinstallatie. Voor biomethaan afkomstig uit het aardgasnetwerk moet een contract voor groen gas voorgelegd kunnen worden van ten minste X jaar en ten minste X% groen gas. De wetgever zal het nodige onderzoek doen om de juiste invulling te geven van het percentage en het aantal jaar.
Uiteraard zijn deze wijzigingen slechts mogelijk indien het wetgevend kader voor injectie op het aardgasnetwerk volledig rond is. Daar moet dus eerst werk van gemaakt worden zodat onder andere de mogelijkheid tot garanties van oorsprong voor groen gas kan bestaan.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
55 / 194
2.1.5 Biomethaan als hernieuwbare grondstof in de chemie
De chemische sector moet mee op de golf van de Europese evolutie en daarom is men ook in dit domein constant op zoek naar innovatieve oplossingen om duurzamer te kunnen produceren.
Zo is er bijvoorbeeld de vzw FISCH, Flanders Innovation Hub for Sustainable Chemistry, een chemie-kenniscentrum onder leiding van Essenscia Vlaanderen, die als missie “het identificeren, stimuleren en katalyseren van innovaties voor duurzame chemie in Vlaanderen” heeft. Daarbij is het onderzoek naar alternatieven voor fossiele grondstoffen prioritair.163
Waar we finaal naar streven, is het bereiken van een duurzame, biogebaseerde economie waarbij de sector van de chemie een significante rol speelt. Een “biobased economy” , afgekort als BBE, is een economie die voor een groot deel gebaseerd is op biologische hulpbronnen (energie en grondstoffen), afhankelijk is van natuurlijke processen (ecosysteemdiensten) en/of voor de productie van goederen en diensten in belangrijke mate gebruik maakt van biologische processen.164
Figuur 14: BioBased Economy (www.bio-economy.net).
163
http://www.fi-sch.be/nl/programmas/hernieuwbare-chemicalien. Conceptnota voor nieuwe regelgeving over een duurzame biogebaseerde economie in Vlaanderen (B. RZOSKA en H. SANCTORUM), Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 2021/1. 164
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
56 / 194
Helaas staan we in Vlaanderen nog niet zo ver met het opstellen van een BBE-actieplan. Onderzoek165 wees uit dat de bijdrage van BBE aan de Vlaamse economie reeds omvangrijk is, maar vergeleken met onze buurlanden, Frankrijk, Duitsland en Nederland, hinken wij wat achterop. Zij beschikken reeds allen over een duidelijke, landelijke strategie en samenwerkingsverbanden. Eigenlijk zou Vlaanderen een soort evenwaardig publiek-privaat samenwerkingsverband moeten hebben zoals vzw FISCH, ter stimulering van innovatie en samenwerking tussen verschillende sectoren. En er zou een Vlaamse bio-economie raad moeten worden opgericht, naar voorbeeld van de Duitse tegenhanger, de ‘Bioeconomy Council’.
Toch wordt zelfs zonder deze organen al heel wat verwezenlijkt inzake een biogebaseerde economie. We hebben een BBE-werkgroep, er worden initiatieven genomen en er wordt wel degelijk veel aan onderzoek gedaan. De BBE-sector blijft ook constant groeien en is minder afhankelijk van financiële steunmaatregelen dan de bioenergiesector. Biogebaseerde producten, zoals biochemicaliën, hebben nu al tot 5 maal toe meer toegevoegde waarde dan bio-energie. Bovendien zorgt BBE voor heel wat tewerkstelling. Sommigen ijveren dan ook voor een tegenhanger van de Europese richtlijn inzake hernieuwbare energie. De Europese Commissie heeft op 13 februari 2012 wel een innovatiestrategie166 uitgevaardigd, maar dit staat niet op hetzelfde niveau als een bindende richtlijn. Men vreest dat Europa de biomassa te veel richting energie stuurt en te weinig focus legt op biogebaseerde materialen.167 Nochtans is het met het oog op duurzaamheid beter om biomassa in te zetten als grondstof, dan om het te verbranden.
Men onderzoekt dus de mogelijke toepassingen van biomassa als grondstof, maar ook biomethaan kan gebruikt worden in de chemische sector. Hedendaags gaat ongeveer 5% van de wereldvoorraad aan fossiele brandstoffen naar de chemie. Bovendien zit in onze Vlaamse havens een sterke vertegenwoordiging van aardolieverwerkende bedrijven, die chemische nijverheid verrichten, en daarvoor erg afhankelijk zijn van fossiele grondstoffen. Hun aardgasbehoefte zou in het licht van de biogebaseerde en duurzame economie, deels vervangen kunnen worden door biomethaan.168
165
VAN CLEVER CONSULT, VITO en UGENT, Sustainable use of and creation of value from renewable raw materials for biobased industrial production such as biomaterials and green chemicals in Flanders, Mei 2013. 166 COM(2012)11 [Commissiedocument nr. 11 van 2010]. 167 Y. DE GROOTE, artikel 3374, 14 juni 2013, http://www.biobasedeconomymagazine.nl. 168 http://www.fi-sch.be/nl/programmas/hernieuwbare-chemicalien. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
57 / 194
In de chemie wordt aardas wordt vaak gebruikt als grondstof omwille van het methaangehalte. Ook biomethaan beschikt over alle nodige, kwalitatieve eigenschappen en kan perfect een hernieuwbaar alternatief vormen voor de productie van een aantal chemicaliën. Voornamelijk voor het maken ammonia(k) of methanol, kan biomethaan interessant zijn.
De belangrijkste chemicaliën die geproduceerd worden met aardgas worden weergegeven in onderstaand schema:169
Figuur 15: De doelchemicaliën van methaan in Europa. (StichtingGroenGasNederland).
In Nederland bestaat al sinds het jaar 2007 een groenboek voor de overgang naar een biogebaseerde economie. De doelstelling is om tegen 2030 het gebruik van fossiele brandstoffen voor 30% te vervangen door duurzame groene biomassa. Voor de chemicaliën en materialen geldt een percentage van 25%.170 Al is volgens het groenboek meer mogelijk en zou door bijkomend aan besparingen te doen, rond 2030 de helft van de chemie gebaseerd kunnen zijn op groene grondstoffen.171 In Vlaanderen zouden we eenzelfde verplichting kunnen opleggen aan de chemische sector met een duidelijke verwijzing naar de vervanging van fossiele brandstoffen door hernieuwbare bronnen. Al zou het natuurlijk nog beter zijn zou eerst op Europees vlak een 169
http://groengas.nl/toepassingen/chemische-industrie. Conceptnota voor nieuwe regelgeving over een duurzame biogebaseerde economie in Vlaanderen (B. RZOSKA en H. SANCTORUM), Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 2021/1. 171 PLATFORM GROENE GRONDSTOFFEN, Groenboek energietransitie, April 2007. 170
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
58 / 194
bindende richtlijn uitgevaardigd worden die een percentage hernieuwbare grondstoffen binnen de chemie oplegt. Dit zou Vlaanderen dan kunnen implementeren in de interne regulering.
Enkele bedenkingen kunnen ontstaan betreffende het kostenplaatje. Biomethaan gebruiken in plaats van aardgas is uiteraard een pak duurder. Maar als de stof geïnjecteerd kan worden in het aardgasnetwerk en de steunregeling daarvoor volledig op poten staat, is dit zeker een realistische denkpiste. Bovendien is er weinig keuze, zou dit werkelijk een juridische verplichting worden.
Daarnaast zou enige twijfel kunnen rijzen omtrent de toepasselijkheid van de Europese REACH-wetgeving172 op biomethaan. Sinds 2006 bestaat in Europa een geïntegreerd systeem voor de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen. Iedere onderneming die chemische stoffen produceert en invoert, moet een beoordeling maken van de karakteristieken en risico’s die het gebruik van deze stof kan opleveren, en maatregelen treffen om elk van deze risico’s te beheren. Zo kunnen de stoffen op een veilige manier worden gebruikt teneinde de gezondheid van de mens en het milieu te beschermen.173
Toepasselijkheid van REACH zou voor heel wat extra regelgeving, beperkingen en administratie zorgen. Maar aangezien aardgas in rubriek 7 en biogas in rubriek 12 van de vrijstellingsbijlage hierop een uitzondering hebben gekregen, zou dit voor biomethaan ook zo kunnen zijn.174
De toelichting bij bijlage V van de verordening, die de vrijstellingen behandelt, stelt dit: “Van nature voorkomende stoffen als zodanig: betekent stoffen verkregen uit bijvoorbeeld planten, micro-organismen, dieren of bepaald anorganisch materiaal zoals mineralen, erts en ertsconcentraten, of organisch materiaal zoals ruwe olie, steenkool, aardgas. “
172
Registration, Evaluation and Authorisation of Chemicals. Verord. (EG) nr. 1907/2006, 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, Pb.L. 29 mei 2007, afl.136. 174 Bijlage V-VRIJSTELLINGEN VAN DE REGISTRATIEPLICHT OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 2, LID 7, ONDER b), Verord. (EG) nr. 1907/2006, Pb.L. 29 mei 2007, afl. 136,84. 173
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
59 / 194
Biomethaan is echter niet een ‘van nature voorkomende stof’ aangezien ze ontstaat door de opwerking van biogas. Beter passend zou zijn om biomethaan bij rubriek 12 toe te voegen. De toelichting bij biogas is als volgt: “Biogas is gas dat wordt geproduceerd door de biologische afbraak van organisch materiaal in afwezigheid van zuurstof en bestaat hoofdzakelijk uit methaan.” In de bijlage zelf moet enkel het woord “biomethaan” worden toegevoegd, in de toelichting kan dan een eenvoudige definitie worden opgesteld.175 Het Britse Environment-Agency heeft in haar “Quality Protocol for Biomethane” reeds uitdrukkelijk gesteld dat biomethaan inderdaad ontsnapt aan het REACH-systeem. Volgens hen veronderstelt de term biogas automatisch ook biomethaan. Toch wordt best gewacht op Europese bevestiging om alle onzekerheid te vermijden.176 2.1.6 Biomethaan als hernieuwbare grondstof voor ETS-bedrijven Het EU-ETS177systeem, dat hoewel onderworpen wordt aan veelvuldige kritiek, blijft volgens Europa de motor achter een Europese koolstofarme groei . Het systeem werkt via een maximumnorm voor de hoeveelheid CO2 emissie die bepaalde bedrijven mogen uitstoten. Bedrijven die hun opgelegde plafond willen overschrijden, moeten daarvoor CO2 aankopen op de markt, of extra maatregelen nemen met betrekking tot energiebesparing, of overschakelen op hernieuwbare bronnen. Bedrijven die emissierechten over hebben en dus onder hun norm blijven, kunnen hun certificaten verhandelen op de markt. Zo blijft de totale CO2 emissie in balans. Dit is het zogenaamde cap-and-trade-systeem die bedrijven de nodige ruimte moet geven hun uitstoot op de meest kosteneffectieve manier te verlagen. 178
Tegen 2020 moet de totale broeikasgasuitstoot in Europa gedaald zijn met minstens 20%, tegen 2050 moet de reductie 80-90% bedragen. Enkel via energiebesparingen zullen we dat percentage niet bereiken. Ook het gebruik van hernieuwbare energie moet dringend opgedreven worden.
175
ECHA, Richtsnoer voor Bijlage V Vrijstellingen van de registratieplicht versie 1.1, ECHA-10-G-02-NL, 10
november 2012. 176
V. DE GEEST, L. BAMELIS, J. DE MEY, L. DEMOLDER, N. DEVRIENDT, C. MOENAERT, K. VANACKER, H. VERVAEREN, E. MEERS, Biomethaanpotentieel voor Vlaanderen versie 1.0, Biogas-E vzw, Januari 2014. ENVIRONMENT AGENCY, Quality Protocol: Biomethane from waste, 17 maart 2014. 177 Emission Trading Scheme. 178 EUROPEAN COMMISSION, The EU Emissions Trading System (EU ETS), Oktober 2013. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
60 / 194
Vanaf de derde handelsperiode (2013-2020) geldt een grondige hervorming in het ETS systeem. De cap wordt nu op Europees niveau vastgelegd, terwijl die vroeger werd gevormd door de som van nationale toewijzingsplannen. Reductie van broeikasgasuitstoot wordt bekomen door de cap jaarlijks te verlagen met 1,74%, dit zou het totale aantal emissierechten met 21% doen dalen tegen 2020.179 Aangezien de ETSsector ongeveer 45% van de totale Europese uitstoot vertegenwoordigt, zorgt dit alvast voor een significante bijdrage.
Ook de toewijzingsregels zelf worden nu uniform vastgelegd en dit kan niet langer vrij gebeuren volgens de nationale toewijzingsplannen. De veiling wordt nu de primaire vorm van toewijzing in het licht van het ‘de-vervuiler-betaalt’ principe. In andere sectoren dan de elektriciteitssector wordt dit stapsgewijs ingevoerd en zal men aanvankelijk nog een bepaald percentage gratis emissierechten gratis toegewezen krijgen. Elektriciteitsproducenten daarentegen vallen meteen uitsluitend onder het betalende veilingsysteem.180
Biomethaan kan hier heel gemakkelijk zijn bijdrage leveren. Het is een hernieuwbare brandstof die ingezet kan worden ter vervanging van aardgas en heeft als uiterst belangrijke troef, de CO2 neutraliteit. Het verbranden van aardgas laat koolstofdioxide uit de lange cyclus vrijkomen en telt dus mee als uitstoot. De CO2 uitstoot bij het gebruik van biomethaan komt overeen met wat reeds tijdens het groeiproces van de gewassen werd opgenomen uit de lucht. Kortom, geen netto extra uitstoot, geen emissie op de teller van ETS bedrijven. Intern, hoeven zelfs geen aanpassingen te gebeuren aan de bedrijfsinstallaties.
Hiervoor dient Vlaanderen biomethaan overal op te nemen in zijn regulering betreffende groene energie zodat deze als hernieuwbare bron in aanmerking komt en ingepast kan worden in het ETS systeem.
179
AGENTSCHAP ONDERNEMEN, Infoblad CO2 emissiehandel, juni 2013. EUROPEAN COMMISSION, The EU Emissions Trading System (EU ETS), Oktober 2013. Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad, 2009/29/EG, van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden, Pb.L. 5 juni 2009, afl. 140,16. 180
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
61 / 194
2.1.7 Hernieuwbare brandstof in de transportsector Biomethaan inzetten als hernieuwbare brandstof in de vervoerssector is een quasi-zeker scenario in het toekomstverhaal van Vlaanderen. In Vlaanderen kan nog geen groen gas in de wagen getankt worden, maar wel rijden wereldwijd al zo’n vijftien à twintig miljoen wagens op CNG181, “Compressed Natural Gas”. In Vlaanderen zijn dat er enkele honderden. Volgens de verwachtingen zal dat aantal enkel blijven groeien want de autosector ziet toekomst in dit soort wagens en er zijn zelfs al een tiental CNGtankstations in België.182 De gebruikte brandstof is nog steeds het reguliere aardgas, maar men gebruikt een compressor om het te comprimeren tot de gewenste druk van ca. 200 bar. Vandaar de term “compressed natural gas”.
Figuur 16: CNG-tankstations in België. (www.energiegids.be).
Rijden op aardgas is stukken milieuvriendelijker en duurzamer dan rijden op diesel of benzine. Deze brandstoffen zijn namelijk erg vervuilend en bovendien bijna uitgeput. CNG-wagens hebben heel wat voordelen ten opzichte van de traditionele auto’s:183 -
12% minder CO2 uitstoot vergeleken met diesel en 27% minder vergeleken met benzine.
-
Tot 95% minder uitstoot van fijn stof en bijgevolg een betere luchtkwaliteit.
181
CNG, Compressed Natural Gas. Ofwel: Aardgas. http://www.energids.be. 183 Electrabel, Start de toekomst,Rij op aardgas. 182
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
62 / 194
-
Er is geen uitstoot van kankerverwekkende stoffen of benzeen.
-
Vermindering van de geluidshinder.
-
Hetzelfde rijcomfort als een traditionele wagen.
-
Eén kilogram CNG komt qua energie ongeveer overeen met 1L diesel, met beide leg je ongeveer 15 km af.
-
Ze zijn goedkoper. Op de brandstofprijs kan tussen 40-60% bespaard worden.
-
Een aardgasmotor zorgt voor een schone verbranding. Ze laten minder verbrandingsresidu’s achter waardoor er minder motorslijtage optreedt. Bijgevolg gaat de gasmotor dus langer mee dan een diesel- of benzinemotor.
-
Wagens op aardgas hebben een grote autonomie, beter dan elektrische wagens en bijna even goed als wagens op traditionele brandstoffen.
-
Het tanken aan de pomp is geurloos en veilig. CNG is lichter dan lucht en lost dus onmiddellijk op bij een lek.
Echter, om een personenwagen om te bouwen naar een wagen op aardgas is een eenvoudige, maar dure aanpassing nodig. Bij nieuwe wagens drukt zich dit uit in een duurdere aanschaffingsprijs. Deze meerprijs en het voorlopig nog beperkte aantal tankstations zorgt voor een rem op de aankoop van personenwagens op aardgas. Voertuigen als bussen, vrachtwagens en schepen tonen meer interesse in de techniek omdat zij minder afhankelijk zijn van een groot uitgebouwd distributienet.184 Om de aardgaswagens te promoten werd begin dit jaar een premie uitgereikt door de aardgassector ter gelegenheid van het Autosalon. Wie tussen 15 december 2013 en 14 februari een bestelbon indiende bij een autodealer voor de aankoop van een auto op CNG, kreeg daarvoor een eenmalige premie van 2000 euro.185
Het werd nog niet vermeld in het lijstje, maar het allergrootste pluspunt van een CNGwagen is dat deze volledig compatibel is met biomethaan. Zonder enige aanpassing aan het voertuig kan zowel biomethaan, als CNG gebruikt worden in de motor. Voor wie tankt aan een tankstation, kunnen beide stoffen dus gemakkelijk gemengd worden, én kan je voor een deel op hernieuwbare brandstof rijden.186 Voor wie tankt op de site van de opwerkingsinstallatie zelf, kan de tank volledig met groen gas gevuld worden. Met ander woorden, ook hier maken we snel en eenvoudig gebruik van de bestaande CNG-technologie en -infrastructuur.187 184
POWERLINK VZW, “Is de aardgasauto of CNG-wagen een volwaardig alternatief?”, nieuwsbrief, 6 februari 2014. www.aardgas.be. 186 V. DE GEEST, L. BAMELIS, J. DE MEY, L. DEMOLDER, N. DEVRIENDT, C. MOENAERT, K. VANACKER, H. VERVAEREN, E. MEERS, Biomethaanpotentieel voor Vlaanderen versie 1.0, Biogas-E vzw, Januari 2014. 187 Voor de toepassing ‘biomethaaninjectie’ is dit het aardgasnetwerk. 185
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
63 / 194
Hetzelfde geldt trouwens voor bio-LNG als substituut voor LNG, al komt dit in praktijk nog niet veel voor. Dit is voornamelijk van toepassing in groot transport zoals vrachtwagens en scheepvaart. In de sector wordt voor bio-CNG ook vaak de term ‘CBM’ gebruikt, als afkorting voor “compressed biomethane”, of gecomprimeerd biomethaan in het Nederlands. Voor bio-LNG kan ‘LBM’ gebruikt worden, dat staat voor “liquid biomethane”, ofwel vloeibaar biomethaan.
Aardgas is vanuit milieuoogpunt misschien wel de schoonste van alle fossiele brandstoffen, maar het weegt niet op tegen biomethaan, die volledig duurzaam, hernieuwbaar en CO2 neutraal is. Van alle biobrandstoffen is biomethaan ook de meest efficiënte. Per hectare gewas kan meer opbrengst gehaald worden dan bij ander brandstoffen. Bij bio-ethanol wordt dat zelfs het dubbele.188 Ook scoort biomethaan het best qua well-to-wheel uitstoot. Bijmengen van 20% bioCNG zou kunnen leiden tot 40% minder uitstoot van CO2.
Figuur 17: Well-to-wheel uitstoot (gCO2eq./km) uitstoot van CO2 voor verschillende brandstoffen. (Dena 2011).
De well-to-wheel maatstaf doelt erop een compleet beeld te geven van de CO2 uitstoot van een voertuig. De berekeningen starten al bij de winning, raffinage en transport van de brandstoffen en elektriciteit, ook wel het well-to-tank gedeelte genoemd, en eindigen bij de
188
EUROPEAN EXPERT GROUP, Report on future Transport Fuels, januari 2011.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
64 / 194
uitstoot die voorkomt bij gebruik van het voertuig, de tank-to-wheel emissie.189 Bio-CNG scoort op deze meting het best van alle andere brandstoffen.
Het is een constante vaststelling, maar ook hier staat Vlaanderen achterop ten opzichte van andere Europese landen. We hebben misschien al wagens op aardgas, maar een bijmenging van biomethaan komt nog niet voor. De absolute koploper is Zweden, waar Bio-CNG al een marktaandeel van 57% inpalmt. Ook buren Nederland en Duitsland zijn opkomende gebruikers, in één jaar tijd is de Duitse markt zelfs verdubbeld. Wat de uitbouw van een CNG-infrastructuur betreft, is Italië ongetwijfeld de leider. Het land heeft een indrukwekkend CNG-wagenpark en telt meer dan 900 tankstations. Italië is dus reeds compleet uitgerust om biomethaan aan dat netwerk toe te voegen.190 Biomethaan inzetten in de transportsector zou ons een bijkomende gasvormige biobrandstof ter beschikking stellen. De andere die we reeds toepassen in België, zijn biodiesel en bio-ethanol, twee vloeibare biobrandstoffen die worden bijgemengd bij respectievelijk diesel en benzine. Helaas zijn deze nog absoluut onvoldoende om ons tot het 10% niveau te brengen én bovendien worden zij onderworpen aan een stormvloed aan kritiek. Heel wat positieve effecten van de vloeibare biobrandstoffen werden ondertussen al ontkracht. Als overkoepelende term wordt vaak het Engelse “Indirect Land Use Change Effect” gebruikt.
Eerst en vooral is voor de productie van deze brandstoffen enorm veel landbouwgrond nodig. Daarvoor worden regenwouden gekapt, moerassen drooggelegd, en zelfs gebieden bestemd voor voedselproductie ingenomen. Toch valt dat bij ons niet zo hard op want de gronden worden voornamelijk in ontwikkelingslanden bezet. Omdat biodiesel en bio-ethanol, net als alle andere brandstoffen van de eerste generatie, geproduceerd worden uit voedselgewassen, moeten we bijzonder aandachtig zijn dat ons biobrandstoffenbeleid de voedselindustrie van deze landen niet schaadt.191
Ten tweede blijkt zelfs het klimaat verbeterende effect van vloeibare biobrandstoffen nogal teleurstellend te zijn. De vooringenomen daling van CO2 uitstoot wordt fel verminderd door de fossiele brandstoffen die nodig zijn om de biobrandstoffen te 189
http://wikimobi.nl/wiki/index.php?title=Well_to_Wheel. M. TASSAN, BIOMASTER, Overview of biomethane use in transport, European workshop on biomethane, Brussel, 11 maart 2014. 191 J. VAN DE POEL, “Europa tikt België op de vingers voor steun aan biobrandstoffen”, 10 oktober 2013, www.mo.be. HLPE (High Level Panel of Experts on Food Security and Nutrition), A zero-draft consultation paper, 9 januari 2013. 190
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
65 / 194
produceren. Als we dat samen nemen met de CO2 die vrijkomt door het wegnemen van begroeiing om gronden in te palmen, komen we in sommige gevallen zelfs negatief uit. Dat wil zeggen dat er netto zelfs meer CO2 uitgestoot wordt.192 Zouden we de Europese norm willen halen door enkel in te zetten op deze vloeibare biobrandstoffen, dan hebben we in de komende vijf jaar nog eens 2x de oppervlakte van België nodig. En dan hebben we het enkel maar over België. Ook in andere Europese landen wordt op eerste generatie biobrandstoffen ingezet.
Biomethaan daarentegen heeft potentieel om één van de belangrijkste biobrandstoffen van de tweede generatie te worden, en daarvoor zijn geen voedselgewassen nodig.193 Qua inputstromen zijn de mogelijkheden legio. We kunnen ervoor kiezen om enkel afvalstromen en duurzame reststromen uit landbouw aan te wenden voor de productie van CBM.
Het biobrandstoffenbeleid
De vervoerssector is verantwoordelijk voor een aanzienlijk deel van de Europese CO2 emissie, ongeveer een kwart van alle broeikasgassen is afkomstig uit het transport en dit geeft de sector een tweede plaats op het lijstje van de grootste vervuilers. Sinds 1990 is de uitstoot in deze sector maar liefst met 36% gestegen, in plaats van de daling die eigenlijk nagestreefd wordt. De energiesector, die het grootste aandeel voor zijn rekening mag nemen, heeft zijn uitstoot al met 9% kunnen verminderen.194
Vanuit Europa zijn normen gelegd op het gebruik van hernieuwbare energie in de transportsector, zodat iedereen zijn steentje moet bijdragen. De richtlijn hernieuwbare energie legt een quotum op van 10% hernieuwbare bronnen voor alle transportbrandstoffen tegen 2020.195 Daarmee wil de unie transport algemeen klimaatvriendelijker maken, het doelt dus niet enkel op het gebruik van biobrandstoffen.
192
W. WISKERKE en J. WINCKERS, Stichting Natuur en Milieu, Het verborgen klimaateffect van biobrandstoffen, maart 2010. R. EDWARDS, J-F. LARIVE en J-F. BEZIAT, European Commission JRC, Institue for Energy, Well-towheels Analysis of Future Automotive Fuels and Powertrains in the European Context- Report Version 3C, juli 2011. EP, Directorate-General for internal policies, Policy department A: Economic and Scientific policy, Proceedings of the workshop on “Biofuels and Indirect Land Use Change”, Brussel, 25 januari 2012. 193 EBA, EBA’s BIOMETHANE fact sheet. 194 M. TASSAN, BIOMASTER, Overview of biomethane use in transport, European workshop on biomethane, Brussel, 11 maart 2014. http://www.eutransportghg2050.eu/cms/the-contribution-of-transport-to-ghg-emissions. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
66 / 194
Andere alternatieven zoals elektriciteit en waterstof kunnen ook helpen de doelstelling te bereiken. Om in aanmerking te komen voor berekening moeten de gebruikte biobrandstoffen minstens voor 35% emissiereductie zorgen. Vanaf 1 januari 2017 wordt dat percentage opgetrokken naar 50% en het jaar daarop naar 60%.
Bovendien besteed de richtlijn veel aandacht aan duurzaamheidscriteria en stimuleert ze de lidstaten zelfs om het gebruik aan te moedigen van brandstoffen uit afval, residuen, non-food cellulosemateriaal, lignocellulosisch materiaal en algen.196 Deze laatste, waaronder ook CBM zou kunnen vallen, tellen namelijk dubbel voor het voldoen aan de Europese doestellingen.197 Verder kunnen nog tal van strategieën en beleidsdocumenten terug gevonden worden op Europees niveau, maar de belangrijkste doelstelling bevindt zich in de richtlijn hernieuwbare energie.
Op nationaal niveau heeft België een individueel streefcijfer van 13% met als één van de subdoelstellingen10% meer hernieuwbare energie in de transportsector. De jaarlijkse evolutie zou er zo moeten uitzien:198
Figuur 18: Nationale streefcijfers voor 2020 en geschat traject voor energie uit hernieuwbare bronnen in verwarming en koeling, elektriciteit en vervoer. (Nationaal actieplan voor hernieuwbare energie).
195
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad, 2009/28/EG,van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (Voor de EER relevante tekst, Pb.L. 5 juni 2009, afl. 140,16. 196 Art. 17 Richtlijn hernieuwbare energie, 2009/28/EG. 197 Art. 21, 2 Richtlijn hernieuwbare energie, 2009/28/EG. 198 BELGIE , Nationaal actieplan voor hernieuwbare energie, november 2010. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
67 / 194
Vlaanderen moet zijn steentje bijdragen tot het bereiken van de cijfers, maar uit de energiebalans van Vito, blijkt echter dat nog serieuze inspanningen nodig zijn om het streefdoelen te halen.199 Voorlopig slagen we erin om 4% groen transport te leveren, maar aangezien het nationale gemiddelde 5,6% bedraagt, heeft Vlaanderen nog werk aan de winkel.
Enkel inzetten op biodiesel en bio-ethanol blijkt ruim onvoldoende en er is nood aan bijkomende bronnen. Biomethaan kan daarbij een aanzienlijke rol spelen want deze brandstof wordt dubbel geteld én kan voldoen aan alle duurzaamheidscriteria.200
Figuur 19: Gebruik van biobrandstoffen voor transport. (Vlaanderen 2005-2011). (Mira).
Daarenboven is op Europees vlak een wijziging op komst die een plafond van 6% zal stellen op de bijmenging van biobrandstoffen van de eerste generatie. De overige 4% van de doelstelling zal moeten ingevuld worden door geavanceerde biobrandstoffen, bijvoorbeeld uit afval en stro, en andere hernieuwbare bronnen.201 Er werd reeds een
199
K. AERNOUTS, K. JESPERS en Y. DAMS, Vito, Energiebalans Vlaanderen 2012, februari 2014. V. DE GEEST, L. BAMELIS, J. DE MEY, L. DEMOLDER, N. DEVRIENDT, C. MOENAERT, K. VANACKER, H. VERVAEREN, E. MEERS, Biomethaanpotentieel voor Vlaanderen versie 1.0, Biogas-E vzw, Januari 2014. MIRA, Gebruik van biobrandstoffen, mei 2013, www.milieurapport.be. 201 Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 september 2013 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, P7_TA-PROV(2013)0357, Straatsburg, http://www.europarl.europa.eu. 200
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
68 / 194
ontwerpresolutie gestemd in het Europees Parlement, maar voorlopig is het nog wachten op een politiek akkoord binnen de Raad.
In hoofdstuk 4.3 wordt verder ingegaan op de Europese en interne regulering rond biobrandstoffen, en de mogelijkheid om het gebruik van CBM daarin in te passen. Ook wordt het kader voor een steunregeling onderzocht en volgt een woordje uitleg omtrent de technische vereisten van biomethaan als biobrandstof. 2.1.8 Restproduct: digestaat
Figuur 20: valorisatieketen biogas
Digestaat is een, vaak nat, restproduct die je sowieso verkrijgt bij de anaerobe vergisting van biomassa. Door de vergisting verkrijgt deze reststroom een aantal interessante kenmerken: -
Hogere nutriënt beschikbaarheid door verhoogde mineralisatie
-
Stabiele organische fractie
-
Bufferende werking (verhoogde pH)
-
Hygiënisatie van planthogonenen en onkruidzaden
-
Verwijdering van geurcomponenten
-
Beperking van broeikasgasemissies
Wat verkregen wordt na bewerking is dus veel waardevoller dan de initiële inputstroom en kan mogelijks interessant zijn voor verder gebruik, zoals bemesting.202
202
V. DE GEEST, L. BAMELIS, J. DE MEY, L. DEMOLDER, N. DEVRIENDT, C. MOENAERT, K. VANACKER, H. VERVAEREN, E. MEERS, Biomethaanpotentieel voor Vlaanderen versie 1.0, Biogas-E vzw, Januari 2014. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
69 / 194
De samenstelling van de digestaatproducten is sterk afhankelijk van de biomassastromen. Bij (co‐)vergisting worden geen nutriënten afgescheiden, alles wat aanwezig was bij de input, wordt ook teruggevonden bij het digestaat, wel zal het gehalte op zich veranderen omdat het droge‐stofgehalte daalt door de omzetting naar biogas.203
Willen we het digestaat afvoeren naar dichtbijgelegen landbouw, om het aan te wenden als meststof, dan is de erg uitgebreide regulering inzake meststoffen toepasselijk. Let wel op: het digestaat zal enkel als een dierlijke meststof aanzien worden indien bij de vergisting ook dierlijke mest wordt verwerkt. Anders moeten we het digestaat beschouwen als een andere meststof.
Op Europees vlak zijn onder meer volgende richtlijnen van toepassing: -
De Nitraatrichtlijn, die ter bescherming van het grond- en oppervlaktewater een maximum op van 50 mg nitraat per liter oplegt.204
-
De kaderrichtlijn water, die zorgt voor een grensoverschrijdende aanpak van waterbescherming rond stroomgebiedsdistricten.205
-
De grondwaterrichtlijn, die onder andere de grenswaarden uit de nitraatrichtlijn bevestigt.206
-
De kaderrichtlijn afvalstoffen, die regels bevat inzake afval en recyclage. Het bevat eveneens criteria om te bepalen wanneer een stof niet langer als afval beschouwd moet worden. 207
-
De verordening dierlijke bijproducten, die belangrijke bepalingen bevat indien met dierlijke producten wordt gewerkt. 208
203
VLACO VZW, Karakterisatie eindproducten biologische verwerking juni 2012. Richtlijn van de Raad, 91/676/EEG, van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, Pb.L. 31 december 1991, afl. 375,1.. 205 Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad, 2000/60/EG, van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid, Pb.L. 22 december 2000, afl. 327. 206 Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad, 2006/118/EG, van 12 december 2006 betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging en achteruitgang van de toestand, Pb.L.. 27 december 2006, afl. 372. 207 Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad, 2008/98/EG, van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen, Pb. L. 22 november 2008, afl. 312,3. 208 Verord. (EG) nr. 1069/2009, 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002, Pb.L. 14 november 2009, afl. 300, 1. 204
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
70 / 194
Maar ook in Vlaanderen hebben wij een compleet reguleringskader ter omzetting van deze Europese normen. Voor het gebruik van digestaat moet rekening gehouden worden met: -
Het VLAREMA besluit. Dit besluit bevat bepalingen betreffende materiaalkringlopen en afvalstoffen. Digestaat zal slechts toegelaten worden als meststof indien voldaan is aan de voorwaarden in dit besluit.209
-
Het materialendecreet. Dit decreet hangt samen met VLAREMA en dient hetzelfde doel; een efficiënt afval- en grondstoffengebruik.210
-
Het mestdecreet, ofwel het ‘MAP’. Deze werd ondertussen al voor de vierde maal aangepast en regelt onder andere de productie, opslag, transport en gebruik van meststoffen. Ook vind je hierin een afbakening van ‘dierlijke mest’ en ‘andere mest’. Compost is bijvoorbeeld een vorm van andere mest. Digestaat is een specifieke meststof waarvan het al dan niet dierlijke karakter afhangt van de initiële inputstroom.211
Om het digestaat op landbouwgrond af te zetten in Vlaanderen moet een producent aan een aantal zaken voldoen:212 -
Een keuringsattest van VLACO die het product op grond van de VLAREMA regels de status van grondstof geeft. Het keuringsattest kan beschouwd worden als een soort kwaliteitsgarantie dat aangeeft dat het digestaat aangewend kan worden als meststof of bodemverbeteraar. Het wordt dan niet langer beschouwd als een afvalstof. Het is echter niet duidelijk als dit keuringsattest ook vereist is voor eigen gebruik.
-
Een ontheffing van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. (Bij die ontheffing zullen voorwaarden opgelegd worden inzake het digestaatgebruik).
-
Een registratie/erkenning bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen voor iedere invoerder/producent die onder eigen naam meststoffen, bodemverbeterende middelen of teeltsubstraten verhandelt.213
209
Besluit Vl. Reg. Tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, BS 23 mei 2012. 210 Vl. Decr. van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, BS 28 februari 2012. 211 Vl. Decr. van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, BS 29 december 2006. Vl. Decr. van 6 mei 2011 houdende wijziging van het Mestdecreet van 22 december 2006, BS 23 mei 2011. 212 http://w ww.vlm.be/landtuinbouwers/mestbank/aanwendenvanmest/aanwendenvanspecifiekemeststoffen. 213 KB 3 maart 1992 betreffende het in de handel brengen van nutriënten en van voedingsmiddelen waaraan nutriënten werden toegevoegd, BS 15 april 1992. KB 5 AUGUSTUS 2006 tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 maart 1992 betreffende het in de handel Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
71 / 194
-
En elke biogasinstallatie die dierlijke bijproducten verwerkt, zoals mest, heeft daarvoor een erkenning nodig. 214
Meer informatie betreffende het volledige wettelijk kader inzake meststoffen, kan gevonden worden in de Praktijkgids Bemesting van de Vlaamse overheid 215 en op de website: www.vlm.be of www.vcm-mestverwerking.be. Wie een project wil starten, gaat dit best eens na, want de regulering is zeer uitgebreid en complex.
Daarnaast wacht de sector nog op duidelijkheid omtrent de toepassing van het REACHsysteem. Voorlopig spreekt rubriek 12 van de vrijstellingsbijlage enkel over compost en biogas.216 Maar digestaat vertrekt van dezelfde grondstoffen als compost en wordt ook ingezet voor dezelfde doeleinden. Volgens de toelichting van ECHA valt compost buiten de REACH-verplichting indien het niet langer als afval beschouwd kan worden op grond van Richtlijn 2008/98/EG, en het kan worden opgevat als een stof die bestaat uit vaste deeltjes die zijn gesteriliseerd en gestabiliseerd door de werking van micro-organismen en die ontstaan uit de composteerbehandeling.217 Geen probleem, vinden verschillende verenigingen, want digestaat is een stabiele vorm van zeer traag of onafbreekbaar organisch materiaal dat ook de nutriënten bevat uit de vergistte biomassa. Het is een efficiënte meststof, in het bijzonder omdat nutriënten in opgeloste vorm, beschikbaar worden gesteld voor de planten door de mineralisatie van de afbreekbare organische fractie tijdens het vergistingsproces. Er is minder geurhinder,
en mits strikte controle kunnen we nutriëntenoverbelasting van agrarische gebieden vermijden.218 Op 31 januari 2014 heeft het Europees fosforplatform daarvoor een nota ingediend bij Europese commissie, DG Milieu en DG Ondernemingen en Industrie. Meer bepaald vragen zij digestaat en afgeleide producten van de REACH-verplichtingen te ontslaan.219 Nu is het wachten op antwoord van de Europese Commissie.
brengen van nutriënten en van voedingsmiddelen waaraan nutriënten werden toegevoegd, BS 10 oktober 2006. 214 http://www.vlm.be/intermediairs/mestverwerkers/verordening_dierlijke_bijproducten. 215 VLAAMSE OVERHIED BELEIDSDOMEIN LANDBOUW EN VISSERIJ, Praktijkgids bemesting, 15 januari 2014. 216 Bijlage V-VRIJSTELLINGEN VAN DE REGISTRATIEPLICHT OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 2, LID 7, ONDER b), Verord. (EG) nr. 1907/2006, Pb.L. 29 mei 2007, afl. 136,84. 217 ECHA, Richtsnoer voor Bijlage V Vrijstellingen van de registratieplicht versie 1.1, ECHA-10-G-02-NL, 10
november 2012. 218
FACHVERBAND BIOGAS/EBA/BIPRO, Digestate and REACH-Position Paper, 28 november 2013. A. PASSENIER, the European Commission, DG Environment & DG Enterprise-Object: exemption of digestates from REACH, European Sustainable Phosphorus Platform, 31 januari 2014. 219
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
72 / 194
Een echte nutriëntenverwerking, is enkel nuttig indien we het digestaat niet als meststof kunnen afzetten. In gebieden zoals Vlaanderen is eigenlijk reeds sprake van een nutriëntenoverschot, met andere woorden, er is aan meststoffen verre van een tekort. Digestaatafzetting kan hier niet zomaar. Hetzelfde probleem komt voor in Nederland . Daar komt bovenop dat bemesting met digestaat slechts voor een bepaalde fractie is toegestaan door Europa. De rest dient te gebeuren door kunstbemesting. Er zijn al enkele studies uitgevoerd die het nut aantonen van de verhoging van het aantal digestaat ter vervanging van kunstmest, maar dit leverde voorlopig nog geen resultaat op, op wetgevend niveau.220
Daarom worden nog steeds technieken van verregaande digestaatverwerking en mogelijke outputscenario’s onderzocht, maar het blijft nogal een innovatieve materie. Een voorbeeld is om het digestaat te scheiden in een dunne en een dikke fractie. Beide stromen worden dan afzonderlijk verder verwerkt. De dikke fractie, is een fosfaatrijk middel, en daardoor een goeie meststof voor de akkerbouw. Deze fractie kan worden ingedroogd om te exporteren naar het buitenland, waarvoor de groene warmte geproduceerd op de site zelf gebruikt kan worden. Deze techniek komt nu het meest voor. In Frankrijk wordt digestaat bijvoorbeeld ingezet in de wijnbouw en ook in Duitsland is er nog een markt voor.221 Export van digestaat naar de andere landshelft is niet toegelaten sinds het vandaag nog steeds verboden wordt door de Waalse overheid.222
Kortom, wie zijn digestaat wil bewerken of inzetten als meststof, kan dat niet zomaar. Er zijn strenge verplichtingen van toepassing en er moet rekening gehouden worden met de maximumnormen inzake bemesting en nitraatgehalte. Deze masterproef houdt het bij deze beknopte omschrijving en zal niet verder ingaan op de complexe, doch interessante materie.
220
Gesprek met Christian Moennaert, Synergrid. P. DELFOSSE, Sechage et valorisation des digestats en Agriculture – bénéfices économiques et environnementaux, 8 november 2011. 221 AGENTSCHAP NL ENERGIE EN KLIMAAT, Naar een betere toepassing van digestaat, juni 2010. 222 VCM, Overwegingsdocument ontwerp actieprogramma Nitraatrichtlijn 2011-2014- De reactie op uw vraag naar aanleiding van het openbaar onderzoek MAP 4, Adviesnummer 95. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
73 / 194
2.2 Een interessante opportuniteit: De verhandeling van CO2 De afzet van geconcentreerde CO2 afkomstig uit opwerkingsinstallaties is een interessante optie, die het zeker verdient om verder onderzocht te worden.223 In plaats van de lozing van CO2 in de lucht, kunnen we de stof na reiniging inzetten als grondstof. Dit wordt wel eens ‘groene CO2’ genoemd, al is dit natuurlijk geen correcte term. Ten eerste is er geen efficiënter moment om aan CCS, “carbon capture and storage”, te doen dan bij de opwerking van biomethaan. Dit wordt reeds gedaan bij de verbranding van (fossiele) brandstoffen, maar dan gaat het al moeilijker dan bij de opwerking.
Ten tweede kan CO2 reeds voor een brede waaier aan toepassingsmogelijkheden ingezet worden in de chemie en industrie, zoals voor CO2 bemesting in serres, voor de groei van algen, CO2-to-plastics, droog ijs, prik in frisdrank,… In principe is het motief voor deze CCS dus niet zozeer de klimaatproblematiek oplossen, maar wel om een extra inkomstenbron voor de biomethaanproducenten op te leveren.224 Een voorbeeld van een project hieromtrent is het Dream Production project van Bayer.225 Ook haffmans quality control and CO2 systems houdt zich er mee bezig.226 Omdat het extra opbrengsten kan opleveren voor biomethaanproducenten en het een efficiënte, relatief ‘groene’ manier is om met de CO2 om te gaan, is het ongetwijfeld de moeite waard om deze topic verder uit te spitten. Misschien kan het de onderzoeksvraag worden van een andere masterstudent met een bijzondere interesse voor groene producten.
223
IPCC, Carbon Dioxide Capture and Storage-Technical summary, 2005. J. VAN KASTEREN, CO2 als grondstof, chemiemagazine, januari 2013. 225 BAYER MaterialScience, Use of Carbon dioxides for the production of plastics, 2013, www.materialscience.bayer.com. 226 HAFFMANS, Biomethane & Green CO2, 2013, www.haffmans.nl. 224
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
74 / 194
3 JURIDISCHE ANALYSE VAN DE 3 BELANGRIJKSTE TOEPASSINGEN VAN BIOMETHAAN 3.1 Injectie van biomethaan in het aardgasnetwerk Biomethaan injecteren in het netwerk vormt veruit de meest interessante optie, omdat het enerzijds perfect uitwisselbaar is met aardgas, en bijgevolg de bestaande infrastructuur benut kan worden, en anderzijds geen aanpassingen nodig zijn bij de aansluiting van de afnemer. Op technisch vlak staat alles op punt om de injectie fysiek mogelijk te maken. De grootste uitdaging situeert zich echter op juridisch vlak, gezien ons wettelijk kader nog veel lacunes vertoont. In dit hoofdstuk wordt een duidelijk beeld gevormd van de bestaande tekortkomingen en worden een aantal voorbeeldscenario’s uitgewerkt die de leemtes kunnen opvullen.
Uit cijfergegevens blijkt dat aardgas in Vlaanderen nog steeds een zeer populaire energiebron is. De onderstaande tabel uit de energiebalans van Vito geeft aan waarvoor de netto geïmporteerde gasvolumes allemaal worden aangewend. Je kan zien dat ons verbruik volledig ingevuld wordt door invoer. Wij hebben namelijk geen eigen aardgasproductie in België.227
Figuur 21: Evolutie van de aardgasbalans. (Vito).
227
K. AERNOUTS, K. JESPERS en Y. DAMS, Vito, Energiebalans Vlaanderen 2011, februari 2014.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
75 / 194
Het aardgasverbruik verloopt nog steeds in stijgende lijn. Ten opzichte van 1990 is dat cijfer zelfs verdubbeld. Momenteel verwarmt meer dan de helft van Vlaanderen zijn woning met aardgas, meer dan 400 000 consumenten gebruiken het voor koken en het verwarmen van water. En ook in de industrie wordt aardgas massaal aangewend in productieprocessen en voor verwarmingsdoeleinden.228 In de toekomst kunnen we verwachten dat aardgas een groot deel van onze energie zal blijven leveren, al moeten we daarnaast ook meer hernieuwbare alternatieven gaan inzetten. Vanuit Europa hebben wij namelijk een aantal energiedoelstellingen opgelegd gekregen betreffende de reductie van broeikasgassen en het verhogen van het aandeel hernieuwbare energie. De Europese Roadmap 2050 229 stelt zelfs de zeer ambitieuze norm voorop van 100% hernieuwbare energie tegen 2050. Biomethaan levert op beide punten een bijdrage én helpt ons meer bevoorradingszekerheid te bekomen aangezien we het gas op ons grondgebied kunnen produceren.
Recent onderzoek van de European Biogas Association geeft aan dat biomethaan potentieel heeft om tegen 2030, 3% van de Europese aardgasconsumptie te vervangen en ons een grote stap vooruit kan helpen om een reductie van 40% broeikasgasuitstoot tegen 2030 te halen.230 In België wordt voorlopig nog geen biomethaan geïnjecteerd ondanks het feit dat we wel over de nodige installaties beschikken. De sector wacht nog op een sluitende juridische regeling en een steunkader vooraleer dit ook effectief zal gebeuren.
Andere Europese landen hebben de stap wel al gezet, met Duitsland als absolute koploper. Daar zijn in 2013 al 150 injectielocaties geteld. Ook in Nederland, Zweden en Zwitserland zien we een snelle verhoging van het aantal opwerkingsinstallaties en injectiepunten. Deze grafiek geeft de situatie weer in maart 2013.
228
www.aardgas.be. COM(2011)885 [Commissiedocument nr. 885 van 2011]. 230 COM(2014)15 [Commissiedocument nr. 15 van 2014]. EBA, “Biomethane with bright opportunities towards the 2030 target”, Press Release, 27 maart 2014. 229
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
76 / 194
Figuur 22: Aantal actieve injectiepunten binnen Europa. (Marcogaz).
In ieder geval zal biomethaan op Europees vlak een deel van de 20-20-20 targets invullen. Maar dit geldt eigenlijk algemeen voor energie uit biomassa. Ook in België wordt deze energiebron overal opgenomen in de prognoses omtrent de te verwachten energiemix.231
3.1.1 Bevoegdheidsverdeling en wettelijk kader van aardgas in België
Om een compleet beeld te krijgen van de Belgische juridische regeling betreffende het aardgasnetwerk, is het belangrijk eerst een duidelijk overzicht te hebben van de bevoegdheidsverdeling op de gasmarkt in België. In het situerende gedeelte van deze masterproef werd reeds kort ingegaan op de historische evolutie en de liberalisering. Wat hier uiteengezet wordt, zal dan ook enkel de situatie omvatten zoals deze geldt de dag van vandaag in België. Het wettelijke kader bestaat uit een basiswet van 1965, ook wel ‘de gaswet’ genoemd, en talrijke uitvoeringsbesluiten. Sinds deze al regelmatig werden aangepast naar aanleiding van Europese wijzigingen, laat de overzichtelijkheid van de wetgeving vaak te wensen over. Op Vlaams niveau zijn het Energiedecreet en het Energiebesluit relevant.
231
GROEP GEMIX, Wat is de ideale energiemix voor België tegen 2020 en 2030, 30 september 2009. K. BRIFFAERTS, E. CORNELIS, T. DAUWE, N. DEVRIENDT, R. GUISSON, W. NIJS, en S. VANASSCHE, Vito, Prognoses voor hernieuwbare energie en warmtekrachtkoppeling tot 2020, okotber 2009. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
77 / 194
In onze huidige, geliberaliseerde energiemarkt moeten voor de aardgaslevering drie activiteiten onderscheiden worden: De verkoop van aardgas, het transport van aardgas en het toezicht. Daarnaast is er ook een verschil tussen de federale bevoegdheden, die de grote infrastructuren voor energieopslag, -vervoer en –productie omvat, en de gewestelijke bevoegdheden die de openbare distributie van gas via het distributienetwerk omvat. Kort uiteengezet:
De verkoop van aardgas gebeurt door de leveranciers die energie aankopen bij producenten en/of energiebeurzen, en verkopen aan hun consumenten. Tussen deze partijen wordt dan een bevoorradingscontract afgesloten. Iedere klant wordt individueel gefactureerd, maar de verspreiding van het gas gebeurt wel gezamenlijk via het aardgasnetwerk.232 Om actief te kunnen zijn als leverancier in België, vereist de gaswet dat je over een individuele vergunning beschikt.233 Deze kan je vooraf aanvragen bij de CREG234 en ze worden toegekend door de minister voor een periode van 5 jaar. De procedure en criteria waaraan aanvragers moeten voldoen is verder uitgewerkt in een koninklijk besluit van 2001.235 Onder andere moeten de aanvragers een veilige en betrouwbare aardgasbevoorrading kunnen voorzien, een gedragscode naleven en voldoen aan zijn openbare dienstverplichtingen. Eens de vergunning werd toegekend geldt een jaarlijkse rapportageplicht voor leveranciers met betrekking tot de hun geleverde volumes en jaarrekening. 236 De Vlaamse spiegelbepaling voor de leveringsvergunningsplicht, vind je in het Energiedecreet237. De voorwaarden en de informatieplicht zijn verder uitgewerkt in het energiebesluit238. Bij ons kan deze plicht eenvoudigweg voldaan worden door het modelformulier van de VREG in te vullen en die tijdig in te dienen.
Het vervoer van aardgas gebeurt in België via een ondergronds pijpleidingennetwerk waarvan het beheer nog steeds in handen mag zijn van een monopolist. Dit gedeelte valt dus niet onder de liberaliseringsplicht.
232
http://www.vreg.be/wie-doet-wat. Art. 15/3 wet 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen, BS 7 mei 1965. 234 Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas. 235 KB 12 juni 2001 betreffende de algemene voorwaarden voor de levering van aardgas en de toekenningsvoorwaarden van de leveringsvergunningen voor aardgas, BS 5 juli 2001. 236 Art. 20 KB 12 juni 2001. 237 Art. 4.3.1 Energiedecreet. 238 Art. 3.2.16 Energiebesluit. 233
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
78 / 194
Het netwerk delen we op in 2 grote onderdelen: Het transportnet onder federale bevoegdheid en het distributienet onder gewestelijke bevoegdheid. Het transportnet bevat de hoogdrukpijpleidingen die gasachtige producten vervoert van de grens tot bij de distributienetbeheerders, grote afnemers zoals industrie en elektriciteitscentrales en de interconnectiepunten met het buitenland.239 Het is een indrukwekkende structuur van bijna 4000 km lang. De definitie van dit net kan gevonden worden in art. 1,10°bis van de gaswet en vermeldt naast aardgas ook biogas en gas voortkomend uit biomassa. Het monopolie op deze vervoers- en opslaginstallaties is in handen van NV Fluxys, en de LNG-terminal in Zeebrugge wordt beheerd door Fluxys LNG. Beide ondernemingen kregen deze toekenning al in 2010 van de ministerraad240 en na de invoering van de certificeringprocedure in 2012 heeft Fluxys in september van datzelfde jaar nog haar certificering gekregen van de CREG.241 Dit is enigszins verwarrend gezien de benoeming geregeld werd door ministeriële besluiten, maar de latere certificeringsplicht in de gaswet beschreven staat.
Figuur 23: Terrein van de transportnetbeheerder. (Eandis).
239
L. DESOMER, Eandis, Aardgas van vroeger tot nu, november 2013. Persbericht van de ministerraad, “Aanstelling van de beheerder voor het vervoersnet van aardgas”, 12 februari 2010. 241 CREG, Eindbeslissing (B)120927-CDC-1166 over ‘de aanvraag tot certificering van de N.V. Fluxys Belgium’, 27 september 2012. 240
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
79 / 194
De opslag van aardgas dient als een buffer, zodat leveranciers hun verplichtingen ten opzichte van de afnemers te allen tijde kunnen voldoen. Ook tijdens piekmomenten zoals de koude wintermaanden. Vandaag hebben we twee opslagplaatsen die ons een capaciteit geven om de volledige distributiemarkt 30 dagen te bevoorraden.242 De algemene regeling betreffende de taken van het beheer en de financiering van het transportnet wordt geregeld in de gaswet. De uitbouw van de infrastructuur wordt geregeld bij Koninklijk besluit 243 en moet onderscheiden worden van het beheer. De aanleg kan door eenieder die daarvoor een vervoersvergunning krijgt, maar het beheer is steeds handen van de onafhankelijke transportnetbeheerder, Fluxys. Het distributienet bestaat uit midden- en lagedruknetten en zorgt voor de verdeling van aardgas tot in de woningen en bedrijven. Het beheer wordt uitgeoefend door intercommunales die elk actief zijn in hun eigen regio en daar hun monopolie hebben. In Vlaanderen doen alle DNB’s beroep op Eandis voor de fysieke verwezenlijking van hun plicht. Het net meet maar liefst 60.000 km, waarvan 38.000 km in het Vlaamse gewest.244 Vroeger bestond enige twijfel over de precieze afbakening tussen de federale bevoegdheid met betrekking tot het transportnet en de gewestelijke bevoegdheid met betrekking tot het distributienet. Maar het Grondwettelijk Hof heeft hier korte metten mee gemaakt in een arrest van juli 2013. In één zin maakt het Hof duidelijk dat alle activiteit die erin bestaat aardgas te leveren aan eindafnemers, ook al gebeurt dit via het net van Fluxys, moet beschouwd worden als een distributieactiviteit en dit valt onder de exclusieve bevoegdheid van het Gewest.245
242
F. VANDENDRIESSCHE, Energierecht, Universiteit Gent, 2013-14. KB 14 MEI 2002 betreffende de vervoersvergunning voor gasachtige producten en andere door middel van leidingen, BS 5 juni 2002. 244 L. DESOMER, Eandis, Aardgas van vroeger tot nu, november 2013. 245 GwH 9 juli 2013, nr. 98/2013. 243
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
80 / 194
Figuur 24: Terrein van de distributienetbeheerder. (Eandis).
De taken van de DNB’s, de financiering en de procedure inzake hun aanwijzing wordt geregeld in het Vlaamse Energiedecreet.246 Op zich is er weinig verschil met de federale regulering. Ook hier is een systeem van goedkeuring door de energieregulator toepasselijk. Specifiek voor Vlaanderen worden de DNB’s aangewezen door de VREG voor een termijn van 12 jaar. En op beide niveaus moeten de veiligheidsmaatregelen opgenomen in een koninklijk besluit van 1971 opgevolgd worden bij de exploitatie van de distributie-installaties. Bij Eandis wordt dit KB ook wel eens ‘de bijbel voor de DNB’ genoemd.247 Wat wel opvallend afwijkt van het federale niveau, is de verplichting tot uitbreiding van het aardgasnetwerk. In Vlaanderen gelden doelstellingen met betrekking tot het verhogen van de aansluitbaarheidsgraad van het aardgasnetwerk.248
De aansluiting op het transportnet of het distributienet om aardgas te kunnen afnemen, moet gevraagd worden bij de netbeheerder. Wooneenheden moeten zich richten tot de intercommunale die in hun gemeente actief is. De beperkte weigeringsgronden zijn decretaal vastgelegd en de technische voorwaarden zijn opgesteld in een technisch reglement van de VREG.249 In principe heeft eenieder die aan deze technische voorschriften voldoet, recht op aansluiting. DNB’s zullen enkel nog kunnen weigeren indien zij niet voldoende netcapaciteit hebben of als de aansluiting de veiligheid of het vervullen van de openbare dienstverplichtingen in gedrang zou brengen. 246
Energiedecreet van 8 mei 2009. KB 28 juni 1971 betreffende de te nemen veiligheidsmaatregelen bij de oprichting en bij de exploitatie van installaties voor gasdistributie door middel van leidingen, BS 15 september 1971. 248 Art. 4.1.16 Energiedecreet. 249 VREG, Technisch Reglement Distributie Gas Vlaams Gewest, 15 mei 2012. 247
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
81 / 194
Grote industriële spelers en andere installaties die een aansluiting wensen op het transportnet, moeten aankloppen bij Fluxys. Voor deze aansluitingen en hun aanvraagprocedure is een gedragscode toepasselijk die werd opgesteld bij Koninklijk besluit.250 Het zorgt ervoor dat de transportnetbeheerder niet kan discrimineren bij de toegang want omtrent de meest essentiële elementen van het aansluitingscontract kan niet meer vrij onderhandeld worden.251
Het toezicht en de controle op de energiemarkt wordt uitgeoefend door de energieregulatoren. Op federaal niveau is dit de CREG, op Vlaams niveau de VREG. Het hebben van een onafhankelijke, nationale regulator is verplicht door de Europese liberaliseringsrichtlijnen, dus iedere lidstaat heeft een gelijkaardige organisatie. Op Europees niveau bestaat een samenwerkingsagentschap voor alle nationale energieregulators, ACER. Het is de CREG die instaat voor de Belgische vertegenwoordiging binnen deze groep.252 Sinds het derde energiepakket hebben de regulatoren een grotere autonomie en werden hen meer bevoegdheden toegekend.253 De organisatie en bevoegdheden van de CREG worden geregeld in hoofdstuk IVsexies van de gaswet, en de tegenhanger voor de VREG kan gevonden worden in hoofdstuk XIII van het Energiedecreet. Hun takenpakket is tamelijk uitgebreid en omvat voornamelijk het toezicht op de naleving van alle (Europese, nationale, regionale) voorschriften, toezicht op de consumentenbescherming, tariefbevoegdheden, maar ze hebben ook een aantal dwangmiddelen ter beschikking. De VREG heeft bovendien belangrijke uitvoeringsbevoegdheden inzake milieuvriendelijk energie, onder andere de toekenning van groenestroom- en warmtekrachtcertificaten valt onder het takenpakket van deze instantie.254
250
KB 13 december 2010 betreffende de gedragscode inzake de toegang tot het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 juni 2001 betreffende de algemene voorwaarden voor de levering van aardgas en de toekenningvoorwaarden van de leveringsvergunningen voor aardgas, BS 5 januari 2011. 251 Art. 15/5undecies van de Gaswet. 252 http://www.europa-nu.nl/id/viasddoxokwf/europees_agentschap_voor_samenwerking. 253 EUROPEAN COMMISSION, Interpretative note on directive 3009/72/EC concerning common rules for the internal market in electricity and directive 2009/73/EC concerning common rules for the internal market in natural gas, Brussel, 22 januari 2010. 254 VREG, De regulatoren en ombudsdienst in de elektriciteits- en gassector, 18 april 2013. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
82 / 194
Figuur 25: Voorstelling van de partijen in het aardgasnetwerk. (Eandis).
3.1.2 Technische aspecten
De injectie van biomethaan op het aardgasnetwerk roept een aantal technische vragen op. Ook op juridisch vlak is het belangrijk dat deze topics geregeld worden aangezien ze vaak deel uitmaken van het bindende kader. Zonder technische uniformiteit is geen injectie mogelijk.
3.1.2.1 Locatie injectie
Een eerste onduidelijkheid kan reizen met betrekking tot het exacte injectiepunt van biomethaan in het aardgasnetwerk. Een aantal factoren spelen daarbij een rol: de druk van het gas en de stroomsnelheid, de netcapaciteit en de afstand tussen de installatie en het netwerk.255 Het biomethaan zal via een leiding getransporteerd moeten worden naar de injectielocatie. Dus moet gezocht worden naar een punt zo dicht mogelijk bij de installatie. Daarnaast zal de locatie afhankelijk zijn van de druk op het net. Ons netwerk is namelijk opgedeeld in leidingen van hoge druk, middendruk en lage druk die elk een minimale en maximale werkdruk hebben. In principe kan een compressor gebruikt worden om het gas op eender welke druk te brengen, maar iedere optie heeft zijn voor- en nadelen dus moet
255
ENDINET, Groen Gas Invoeding in het Gasnet – Scenario Ontwikkeling, Eindhoven, 8 november 2010.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
83 / 194
een keuze gemaakt worden.256 Rekening houdende met de compressie- en aansluitingskosten is het best om te injecteren op het dichtstbijzijnde netwerk met de laagste druk. 257 Maar ook de netcapaciteit speelt een determinerende rol. Het is de bedoeling dat de invoeding en de afname zo gelijk mogelijk blijven want door de beperkte buffering kan er niet veel meer gas geïnjecteerd worden dan wordt afgenomen. De afname van gas is niet constant en kent zijn laagste punt tijdens de zomer wanneer de warmtevraag wegvalt, de productie van gas daarentegen blijft wel dezelfde.258 Echter, voor biomethaan mag het belang van deze factor niet overschat worden aangezien de geïnjecteerde volumes voorlopig nog relatief beperkt blijven. Bovendien zou men, mits een voorrangssysteem voor groen gas, eerst de fossiele brandstofproducenten afgesloten kunnen worden zodat biomethaan prioritair kan ingevoed worden.
In Vlaanderen hebben we reeds een uitgewerkte, technische regeling voor de toegang tot het net van biomethaanproducenten in het Technisch reglement Distributie Gas van de VREG.259 Ook in het Energiedecreet vinden we een basis voor het injectierecht in Art. 4.1.18. Het artikel bepaalt uitdrukkelijk dat het de technische reglementen zijn die de verdere modaliteiten bepalen.
Specifiek voor biomethaan bepaalt het reglement dat injectie enkel toegelaten is in de middendrukleidingen van categorie B en C, omwille van de afnamecapaciteit. Ook in de Technische specificaties van Synergrid wordt aangehaald dat de geïnjecteerde hoeveelheden niet groter mogen zijn dan de door de afnemers gebruikte hoeveelheden. De netbeheerders zullen op objectieve wijze berekenen als het aangevraagde injectiedebiet mogelijk is.260 De injectiedruk moet bekeken worden in functie van de gewenste injectiehoeveelheden en de periode waarin dit zich voordoet. Wellicht zal dit tussen 3,5 en 4 bar liggen.261 Tussen DNB en producent zal een toegangscontract opgesteld moeten worden die volgens de VREG een aantal verplichte elementen 262 moet bevatten. Onder andere met
256
GGG, Biomethane Guide for Decision Makers – Policy guide on biogas injection into the natural gas grid, april 2013. 257 http://www.gasunietransportservices.nl/producten-diensten/klant-worden/groen-gas-invoeder-worden. 258 ENDINET, Groen Gas Invoeding in het Gasnet – Scenario Ontwikkeling, Eindhoven, 8 november 2010. 259 VREG, Technisch Reglement Distributie Gas Vlaams Gewest, 15 mei 2012. 260 SYNERGRID, Technische aanbeveling biomethaan, september 2011. 261 Confidentiële studie ter beschikking gesteld door EANDIS ten confidentiële titel, Resultaat van de oriënterende studie aangaande de injectie van biomethaan van X te X, 18 juli 2013. 262 Art.III.5.2.4 Technisch Reglement Distributie Gas Vlaams Gewest. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
84 / 194
betrekking tot de nodige vereiste meetinstallatie, het beheer, het onderhoud, de aansprakelijkheid, enz. Wie de tijd neemt om het hele reglement door te nemen, merkt dat de VREG de injectie van biomethaan volledig heeft opgenomen en reeds de belangrijkste punten omtrent de toegang tot het net heeft uitgeklaard in haar reglement.
3.1.2.2 Aanduiding van een shipper en een leverancier Een shipper, of een bevrachter is een partij die verantwoordelijk is voor het evenwicht op het net. Hij moet ervoor zorgen dat evenveel geïnjecteerd wordt op het net, als aardgas verbruikt wordt door de afnemers van een bepaalde leveranciers. Iedere producent die wil injecteren, moet per toegangspunt een bevrachter aanduiden in het toegangsregister van de aardgasdistributienetbeheerder.263 Dit kan een afzonderlijke partij zijn, maar ook een aardgasleverancier of de toegangshouder zelf kan deze taak uitoefenen.
De leverancier is de partij die biomethaan zal aankopen bij de producent en deze zal doorverkopen aan de afnemers. De aanduiding van een leverancier is, net als de aanduiding van een shipper, verplicht om het injectiepunt in dienst te kunnen laten treden. Beide houden verband met het constante streven naar een maximaal netevenwicht. Een toegangshouder moet ten opzichte van de DNB kunnen garanderen dat zijn injecties voor de volledige duurtijd van het contract gedekt zullen zijn door een leverings- of aankoopcontract. De leverancier moet op zijn beurt garanderen dat hij voldoende contracten zal afsluiten zodat alle injecties door een afname gedekt zijn.
3.1.2.3 Kwaliteitseisen biomethaan Een inmenging is slechts mogelijk indien biomethaan perfect compatibel is met aardgas. Vandaar is een technische specificatie vereist. Voor aardgas bestaat dit al voor het gas zelf, maar ook voor de installaties. In het KB van 1971 zijn alle veiligheidsmaatregelen opgenomen voor de inrichting en exploitatie van distributieleidingen. 264
Voor biomethaan bestaat de technische aanbeveling die werd opgesteld door Synergrid in 2011.265 Omdat we nog wachten op een uniforme, Europese standaard moeten we in
263
DEEL IV TOEGANGSCODE, Technisch Reglement Distributie Gas Vlaams Gewest.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
85 / 194
Vlaanderen voorlopig terug vallen op dit document. Ook in andere lidstaten die biomethaan injecteren werd een norm opgesteld, in Nederland is dit bijvoorbeeld de NENEN 16723-1, in Duitsland zijn dit de DVGW G 260 en G 262 standaarden.266 Helaas bevatten de nationale normen nog veel verschilpunten. Dus kunnen we voorlopig nog geen grensoverschrijdende handel in biomethaan opstellen.
Het opstellen van deze Europese standaard werd op 23 november 2010 toegewezen aan het Comité Européen de Normalisation (CEN) via een mandaat van de Europese commissie.267 Ze is dus in volle voorbereiding. Ondertussen werd reeds een ontwerp268 opgesteld die nu voorgelegd wordt aan alle leden. Een definitieve versie zou er moeten zijn binnen een grote 2 jaar.
Indien men effectief wil injecteren is het zeer realistisch dat de netbeheerder een attest zal vragen dat aantoont dat de kwaliteit van het te injecteren gas te allen tijde voldoet aan de normen. Momenteel bestaan dergelijke keuringsattesten nog niet, maar wel staat vast dat dit zou moeten gebeuren door een externe, onafhankelijke organisatie die hiervoor geaccrediteerd is. 269
3.1.2.4 Detailstudie Vooraleer de opbouw van de injectieinstallatie aangevat kan worden, moet een verplichte detailstudie worden uitgevoerd door de netbeheerder. Dit heeft tot doel om een voorontwerp van aansluiting te maken als onderdeel van een prijsofferte. De biomethaanproducent moet daarvoor minstens de volgende documenten overmaken:
een voorontwerp i.v.m. de inplanting;
een voorontwerp van de gebouwen (indien van toepassing);
het principeschema en het stroomschema;
de kenmerken van het biomethaan als eindproduct;
het veiligheidsinformatieblad van het biomethaan;
de productiehoeveelheid en het profiel van het injectiedebiet. 270
264
KB 28 juni 1971 betreffende de te nemen veiligheidsmaatregelen bij de oprichting en bij de exploitatie van installaties voor gasdistributie door middel van leidingen, BS 15 september 1971. 265 SYNERGRID, Technische aanbeveling biomethaan, september 2011. 266 http://www.biogaspartner.de/en/actsregulations/dvgw-worksheets.html. 267 Mandate to CEN for standards for biomethane for use in transport and injection in natural gas Pipelines, M/475, Ref. Ares(2010)817406, Brussel, 8 november 2010. 268 CEN/TC 408, prEN16723-2, Nr. N0213, 27 maart 2014. 269 Confidentiële studie ter beschikking gesteld door EANDIS ten confidentiële titel, Resultaat van de oriënterende studie aangaande de injectie van biomethaan van X te X, 18 juli 2013. 270 Art. III.3.3.2§2 Technisch Reglement Distributie Gas Vlaams Gewest. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
86 / 194
Een aanvrager kan er ook voor opteren om eerst een oriënterende studie te laten uitvoeren, al is deze niet verplicht. De resultaten van de oriënterende studie vormen een voorontwerp met betrekking tot een schema voor de beoogde aansluiting, een indicatieve raming van de kosten, de technische voorschriften voor de aansluiting en een indicatieve raming van de termijn die nodig is voor de realisatie van de aansluiting. 271 De DNB rekent de kosten voor beide studies door aan de biomethaanproducent. De oriënterende studie kost ongeveer 1000 euro, de detailstudie kost 2000 euro. Enkel wanneer de detailstudie de voorgaande oriënterende studie tegenspreekt, zal de DNB de kosten voor de oriënterende studie op zich nemen.272
3.1.2.5 Controle en maatregelen tegen off-spec gas Tenslotte moet geregeld worden hoe en door wie de controle van het gas moet gebeuren. Het is namelijk belangrijk voor de veiligheid van het netwerk dat het geïnjecteerde gas wel effectief aan alle kwaliteitsvereisten voldoet. Sowieso wordt wel contractueel bepaald in het toegangscontract tussen producent en DNB dat de producenten te allen tijde een gas van de juiste kwaliteit en druk leveren, maar toch zal iemand die conformiteit moeten nagaan. Als dan toch off-spec gas gesignaleerd zou worden, moet het mogelijk zijn om maatregelen te nemen om dit gas te bannen uit het net.
In het besluit van de Vlaamse regering betreffende de investeringssteun die kan worden toegekend voor de injectie van biomethaan, wordt bepaald dat iedere aanvrager die van steun wil genieten zijn installatie van de nodige meetapparatuur moet voorzien om permanent de biomethaaninjectie te kunnen meten. Het Vlaams Energie Agentschap mag dit verder uitwerken.273 We kunnen hier dus uit afleiden dat de installaties zelf constant de kwaliteit van hun gas moeten meten en garanderen. Maar dit betekent hoogstwaarschijnlijk niet dat het de producenten zelf zijn die de eindcontrole van het gas uitvoeren vlak voor de injectie.
271
Art. III.3.3.15§3 Technisch Reglement Distributie Gas Vlaams Gewest. Art. III.3.3.20 §3 Technisch Reglement Distributie Gas Vlaams Gewest. 273 Art. 3§2 B. Vl. Reg. tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid, wat betreft de invoering van een steunregeling voor de injectie van biomethaan, BS 20 november 2013. 272
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
87 / 194
In het technisch reglement van de VREG staat dan weer dat de DNB als enige gemachtigd is voor de ter beschikking stelling, plaatsing en uitbating van de meetinrichting die geplaatst wordt ter hoogte van het toegangspunt.274 Uiteindelijk kunnen we dus concluderen dat beide partijen een meetinstallatie moeten inrichten, maar dat de laatste, determinerende controle van het gas ten laste van de distributienetbeheerder valt. Daarenboven heeft de DNB bij de signalisatie van off-spec gas het recht om de toegang tot het net geheel of gedeeltelijk te ontzeggen.275
Ook Eandis, de maatschappij die het effectieve distributienetbeheer verzorgt over heel Vlaanderen, ziet zijn rol op deze manier.276 In onderstaand schema staat in het vak rechts onderaan (2. DNB Eandis) aangegeven wanneer de plichten van de producent eindigen, en die van de DNB aanvatten.
Figuur 26: Rol distributienetbeheerder bij injectie van biomethaan. (Eandis).
Niettemin is het aangeraden deze regeling juridisch te verankeren in de toepasselijke regelgeving. Ondanks de bepalingen uit het Technisch Reglement blijkt echter dat nog steeds onzekerheid bestaat over de verantwoordelijkheid voor controle op de zuiverheid van het geïnjecteerde gas.277
274
DEEL V MEETCODE, Technisch Reglement Distributie Gas Vlaams Gewest. Art. 4.4.1§1 Technisch Reglement Distributie Gas Vlaams Gewest. 276 W. BOERAEVE, Biomethaan - Rol van Eandis als distributienetbedrijf, 18 september 2013. 277 Vr. Vl. Parl. 2013-14, 7 januari 2014 (Vr. nr. 173 J. DE MEYER). 275
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
88 / 194
3.1.3 Juridische aspecten
Dat onze regulering nog een aantal lacunes vertoont wat de injectie van biomethaan betreft, is ondertussen al voldoende besproken. In dit hoofdstuk worden de verschillende knelpunten aangehaald en wordt verduidelijkt waar nog bijsturing nodig is. Af en toe zal verwezen worden naar een buitenlands voorbeeld, voornamelijk bij de behandeling van een financieel steunregime. Wanneer in dit deel gesproken wordt over het toegangscontract, wordt daarmee de overeenkomst tussen de netbeheerder en de biomethaanproducent bedoeld. In de vakliteratuur worden de termen ‘toegangscontract’ en ‘aansluitingscontract’ door elkaar gebruikt, terwijl een aansluitingscontract ook op de relatie tussen DNB en afnemer kan slaan. Maar om alle verwarring te vermijden tussen een injectiepunt van een producent en een afnamepunt van een afnemer, zal ik consistent het woord ‘toegangscontract’ gebruiken.
3.1.3.1 De opname van biomethaan in het wetgevend kader Een eerste probleem heeft betrekking op de opname van biomethaan in het wetgevend kader, of beter gezegd, het gebrek aan opname. Het is niet zo dat injectie verboden wordt, maar het wordt evenmin volledig geregeld. Eigenlijk kan besloten worden dat biomethaan grotendeels genegeerd wordt door de nationale en Vlaamse wetgever. De basistekst op federaal niveau, de gaswet, behandelt het vervoer van ‘gasachtige producten’ waarbij gas gedefinieerd wordt als “elke brandstof die gasvormig is bij een temperatuur van 15 graden Celsius en onder een (absolute druk van 1,01325 bar)”.278 Als we deze ruime definitie hanteren, valt biomethaan wel degelijk onder het toepassingsgebied, net als biogas.279 In 2012 werd aan deze wet een bepaling toegevoegd die de regels op niet-discriminerende wijze toepasselijk verklaart op biogas en gas uit biomassa, in de mate dat zij veilig te injecteren zijn en voldoen aan alle vereiste kwaliteitsnormen.280 Maar daar staat tegenover dat de wet verder geen concrete elementen betreffende de toegang tot het vervoersnetwerk voor injectie, en de verplichting voor leveranciers om over een leveringsvergunning geldt voor de ‘levering van aardgas’. Mogen we er dan vanuit gaan dat een leveranciersvergunning uitgegeven door de CREG ook betrekking heeft op de levering van biomethaan? 278
Art. 1, 1° Gaswet. F. VANDENDRIESSCHE, Energierecht, Universiteit Gent, 2013-14. 280 Art. 2§4 Gaswet. 279
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
89 / 194
De vele uitvoeringsbesluiten betreffende het beheer en de levering van gas over de leidingen zijn evenmin beperkt tot aardgas, maar behandelen telkens de regels voor ‘gasachtige producten’.281 Zelfs het KB dat de veiligheidsvoorwaarden voor het netwerk behandelt, spreekt over ‘gas’ en niet over ‘aardgas’.282 De wet op federaal niveau staat injectie van biomethaan dus zeker niet in de weg en laat het in principe wel toe. Al zou een uitdrukkelijke, wettelijke toelating van biomethaaninjectie beter zijn om alle twijfels te doen verdwijnen.
Belangrijker is echter dat de injectie voorzien wordt in het Vlaamse kader. Aangezien de injectie gebeurt op de middendruknetten om vervolgens tot de eindafnemers verdeeld te worden, valt dit onder gewestelijke bevoegdheid. Maar daar is de situatie veel slechter dan op het federale niveau. Het Energiedecreet bevat uitsluitend bepalingen met betrekking tot de aardgasmarkt, het aardgasdistributienet en de aardgasleveranciers. Hetzelfde geldt voor het Energiebesluit wat de organisatie van de aardgasmarkt betreft. Daar vinden we wel een definitie van biomethaan tussen de algemene bepalingen283, maar verderop blijven de artikelen beperkt tot aardgas. In hoofdstuk IV wordt voor het eerst terug gesproken over biomethaan omdat de investeringssteun voor netinjectie daarin geregeld wordt.284 Uit dit aparte deel, onderaan het besluit kunnen we afleiden dat de Vlaamse regelgever biomethaan volop wil integreren in het regulerend kader, maar een opname in de algemene regels over de organisatie van de gasmarkt zou beter zijn en de juridische zekerheid ten goede komen.
Andere documenten die specifiek elementen bevatten over biomethaan zijn enerzijds het besluit van de Vlaamse regering met betrekking tot de investeringssteun voor biomethaaninjectie in het aardgasnetwerk,285 en het technisch reglement gas van de VREG die wel een complete regeling bevat. Het Energiedecreet bevat in Art. 4.1.18 een verwijzing naar dit reglement, maar spreekt daarbij over een ‘injectie van elektriciteit of aardgas’. Het Energiedecreet en het technisch reglement komen dus voorlopig niet overeen. Ook is het enigszins vreemd dat er enerzijds een besluit bestaat die een financiële steun invoert voor biomethaaninjectie, maar dat anderzijds die injectie niet wettelijk geregeld is.
281
KB 14 mei 2002, KB 23 december 2010, KB 12 juni 2001. KB 28 juni 1971. 283 Art. 1.1.1. Energiebesluit. 284 HOOFDSTUK IV Energiebesluit. 285 Besluit Vl. Reg. tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid, wat betreft de invoering van een steunregeling voor de injectie van biomethaan van 13 september 2009, BS 20 november 2013. 282
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
90 / 194
Wat het technisch reglement betreft moet vermeld worden dat op 3 april 2014 een herwerkte versie286 werd voorgelegd aan de Vlaamse Regering tot goedkeuring, maar voorlopig is nog steeds de versie uit 2012 toepasselijk. Bovendien bevat het nieuwe exemplaar geen wijzigingen voor de injectie.287
Andere Europese lidstaten zoals Nederland en Duitsland hebben biomethaan wel opgenomen in hun aardgasregulering. In Nederland is de Gaswet de basisstructuur waarop de markt voor aardgas en biomethaan gebaseerd is. In de algemene bepalingen geeft men aan dat de wet en de daarop rustende bepalingen van toepassing zijn op288:
1°. aardgas dat bij een temperatuur van 15° Celsius en bij een druk van 1,01325 bar in gasvormige toestand verkeert en in hoofdzaak bestaat uit methaan of een andere stof die vanwege haar eigenschappen aan methaan gelijkwaardig is en
2°. stof die: o
– is opgewekt in een productie-installatie die uitsluitend gebruik maakt van hernieuwbare energiebronnen of
o
– is opgewekt in een hybride productie-installatie die gebruik maakt van zowel hernieuwbare als fossiele energiebronnen en
o
– bij een temperatuur van 15° Celsius en bij een druk van 1,01325 bar in gasvormige toestand verkeert en in hoofdzaak bestaat uit methaan of een andere stof die vanwege haar eigenschappen aan methaan gelijkwaardig is voor zover het mogelijk en veilig is deze stof overeenkomstig hoofdstuk 2 te transporteren;
Hun definitie is misschien wel specifieker dan onze omschrijving van ‘gas’, maar het geeft wel duidelijk aan dat biomethaan ook onder de gasreglementering valt. Verderop in hetzelfde artikel is nog een definitie te vinden van een aansluiting en een gasproductienet. Een gasproductienet slaat op de verbinding tussen een productieinstallatie en het net. In Artikel 12, b van diezelfde wet kan de grondslag voor de aansluitingsvoorwaarden gevonden worden. De verdere uitwerking daarvan gebeurt in een ministeriële regeling 289, en een aantal codes opgesteld door de Autoriteit Consument en Markt.290 Er bestaat zowel een reglement met aansluitingsvoorwaarden voor het regionale transportnet, als een reglement voor aansluiting op het landelijke transportnet.291 Dit is anders bij ons want wij hebben enkel een richtlijn van de VREG, de Vlaamse energieregulator.
286
VREG, Technisch Reglement Distributie Gas, 1 april 2014. VREG, Toelichtingen bij het aanpassen van het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit en het Technisch Reglement Distributie Gas, maart 2014. 288 Art. 1.1 van de wet (NL) van 10 augustus 2000, Stb. 2000, 318. 289 Regeling van de Minister van Economische Zaken van 9 januari 2005, houdende regels inzake tariefstructuren en voorwaarden voor gas (Regeling tariefstructuren en voorwaarden gas, Stb. 2005, 79. 290 De netwerkcode en de Aansluitingsvoorwaarden GAS. 291 Aansluit- en transportvoorwaarden Gas – RNB, 15 januari 2012. 287
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
91 / 194
Tenslotte worden de belangrijke aansluitingsbepalingen in Nederland ook opgenomen in de aansluitings- en Transportovereenkomst tussen de netbeheerder en de producent. In Duitsland wordt zelfs een volledige verordening gewijd aan de injectie van biomethaan, namelijk de Gasnetzzugangsverordnung 292 Deze regulerende akte bevat onder andere de plicht voor de netbeheerders om iedere installatie toegang te verlenen op het net als ze daar een aanvraag toe indienen en kunnen voldoen aan alle vereisten. Ook in België zou de bestaande regulering uitgebreid moeten worden tot biomethaan. Zeker het Energiedecreet en het Energiebesluit laten op dat vlak te wensen over. Maar ook in de Gaswet zou iets meer duidelijkheid gecreëerd kunnen worden. Een goeie start zou zijn om een duidelijke definitie van ‘gas’ op te stellen, en alle relevante bepalingen die spreken over de ‘injectie van aardgas’, het ‘vervoer van aardgas’ en de ‘levering van aardgas’ te vervangen door de injectie, vervoer en levering van ’gas’. Als de wet zelf al kan aangeven dat onder de regulering ook de injectie van biomethaan valt, kan ze daarna gewoon verwijzen naar verdere uitwerkingen, zoals het Technisch Reglement van de VREG en de specificaties inzake de kwaliteit van Synergrid.
3.1.3.2 De afbakening van de verantwoordelijkheid Netinjectie fysiek realiseren is relatief eenvoudig. Om het gas te verplaatsen is er een leiding nodig van de installatie naar het vastgelegde injectiepunt. En omdat de producenten moeten garanderen dat hun gas overeenstemt met de opgelegde kwaliteit en druk, moeten zij daarbij voorzien in een systeem voor kwaliteitscontrole en een compressor. Daarna vloeit het gas door naar de meetinstallatie van de netbeheerder voor een tweede check-up. Eens deze procedure doorlopen is, en het gas aan alle normen blijkt te voldoen kan het ingevoed worden op het net. De juridische kant van het verhaal is echter een stuk complexer.
Eerst en vooral moet het gas getransporteerd worden richting injectiepunt. Zolang het gas zich nog in die pijpleiding naar het net bevindt, blijft de situatie relatief eenvoudig. We maken de hypothese dat deze leiding nog geen deel uitmaakt van het distributienet en de eigendom en het beheer daarvan privaat geregeld zal worden. Wel is voor de aanleg van deze leiding een vervoersvergunning vereist omdat het koninklijk besluit293 die dit regelt van toepassing is op ‘het vervoeren van gasachtige producten door middel van leidingen’.
Aansluitvoorwaarden Gas – LNB, 11 oktober 2012. 292 Gasnetzzugangsverordnung vom 3. September 2010 (BGBl. I S. 1261). Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
92 / 194
En dat is exact wat hier gedaan wordt. Automatisch moeten dan ook de veiligheidsmaatregelen die gelden bij de oprichting en exploitatie van installaties voor gasvervoer nageleefd worden.294 De vereisten inzake veiligheid bij de exploitatie van installaties worden behandeld in een ander Koninklijk besluit. De toepasselijkheid van deze regels kan bediscussieerd worden aangezien het besluit spreekt over de leidingen van de netbeheerder voor gasdistributie en dit in principe niet slaat op het transport van biomethaan naar de injectielocatie. In de technische aanbeveling van Synergrid voor biomethaaninjectie staat wel dat de gehele installatie conform moet zijn aan dit KB van 1971 dus wellicht zijn deze regels inderdaad te volgen.
In Nederland is, net als bij ons, een systeem van geregelde toegang tot het netwerk van toepassing waarbij de verplichtingen van de netbeheerder pas aanvangen bij de injectielocatie. De biomethaanproducent is verantwoordelijk voor de leiding tot het net, de netbeheerder voor de connectie met het net.295 Maar het kan ook anders. In Duitsland is er bijvoorbeeld sprake van een gedeelde last voor de leiding en de nettoegang. Zowel de netbeheerder als de producent nemen een deel van het systeem voor hun rekening, afhankelijk van de afstand tussen de installatie en het injectiepunt. De regeling is zo opgebouwd dat de producent een hogere kost moet dragen naarmate zijn installatie verder van het net gelegen is. In Art. §41b van de Gasnetzzugangsverordnung wordt verduidelijkt dat de toegang tot het net zowel het meetsysteem, de installatie en de connecterende pijpleiding tot 10km onder de eigendom en het beheer van de netoperator valt.296
Daarna moet aan het einde van de leiding door de producent een meet- en regelsysteem voorzien moeten worden. Hij heeft namelijk de verplichting een product af te leveren die voldoet aan een bepaalde kwaliteit en druk en zal dit zelf permanent moeten controleren. Ook de odorisatie moet nog gebeuren door de biomethaanproducent en valt bijgevolg onder zijn verantwoordelijkheid.297
293
KB 14 mei 2002 betreffende de vervoersvergunning voor gasachtige producten en andere door middel van leidingen, BS 5 juni 2002. 294 KB 11 maart 1966, betreffende de te nemen veiligheidsmaatregelen bij de oprichting en bij de exploitatie van installaties voor gasvervoer door middel van leidingen, BS 16 maart 1966. 295 http://www.greengasgrids.eu/market-platform/netherlands/grid-connection.html. 296 Art. §41, b Gasnetzzugangsverordnung. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
93 / 194
Het is pas wanneer het gas doorvloeit naar de meetinstallatie van de netbeheerder, zoals die verplicht aanwezig moet zijn op ieder injectiepunt, dat de verantwoordelijkheid van de netbeheerder aanvangt. De netbeheerder staat namelijk in voor het instellen, beheer en de exploitatie van die inrichting. En de netbeheerder staat in voor de uiteindelijke injectie. Dit betekent echter niet dat een biomethaanproducent bevrijd is van alle verantwoordelijkheid zodra hij het gas levert aan de netbeheerder voor de laatste controle. Hij blijft gebonden door de gaswet, de technische reglementen én het toegangscontract om aan de kwaliteitsverplichtingen te voldoen. Dit betekent dat de netbeheerder de producent te allen tijde kan afsluiten als hij off-spec gas signaleert.298 Maar let op, het is in eerste instantie de meet- en regelinstallatie van de producent die offspec gas en/of onvoldoende geodoriseerd gas moet tegenhouden. Er zal dus een afvoerleiding nodig zijn naar bijvoorbeeld een tijdelijke opslagtank om de nodige correcties aan te brengen.299
Figuur 27: Biomethaaninjectie installatie (vertrouwelijke bron).
Fouten en storingen die verbonden zijn aan de meetinrichting van de DNB zelf, kunnen niet aan de producent aangerekend worden en moeten binnen een termijn van 7 werkdagen hersteld worden.300 Er kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een onderbreking in de gastoevoer waardoor een producent niet langer kan injecteren. Wie de verantwoordelijkheid draagt voor fouten en schadegevallen eens het groen gas al vermengd is met aardgas in het net, valt onder de aansprakelijkheidsregeling. Meer daarover vind je in het volgende hoofdstuk.
297
Synergrid aanbeveling 2000.50.32. Art. 4.4.1§1 Technisch Reglement Distributie Gas Vlaams Gewest. 299 Confidentiële studie ter beschikking gesteld door EANDIS ten confidentiële titel, Resultaat van de oriënterende studie aangaande de injectie van biomethaan van X te X, 18 juli 2013. 300 Art. V.2.5.1§1 Technisch Reglement Distributie Gas Vlaams Gewest. 298
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
94 / 194
Uiteindelijk zal men steeds kunnen terugvallen op het toegangscontract tussen de producent en de netbeheerder want die moet alle specifieke technische voorwaarden voor de aansluiting, het meetsysteem, de uitbating, het onderhoud, de veiligheid, enz. behandelen. Ook de wederzijdse aansprakelijkheid moet contractueel uitgewerkt zijn. 301
3.1.3.3 Aansprakelijkheid bij schadegevallen Wat gebeurt er indien zich een schadegeval voordoet en wie kan wanneer aangesproken worden voor een schadevergoeding? Het antwoord op dit juridisch vraagstuk is van groot belang. We bedoelen hierbij voornamelijk de situatie van een schadegeval bij de aardgasconsument zelf, bijvoorbeeld een stroompanne, de ontploffing van een gasketel, problemen met de aansluiting,... Tot wie kan de consument zich dan richten? Maar ook de aansprakelijkheid die speelt tussen netbeheerder en producent behoort tot de problematiek. En zijn er verhaalsmogelijkheden voor de netbeheerder indien hij een consument moest vergoeden, maar de fout eigenlijk bij de biomethaanproducent lag?
Alle schadegevallen die zich afspelen alvorens het aardgas op het net geïnjecteerd wordt, zijn logischerwijze ten laste van de producent. Deze situatie wordt dan ook niet besproken. Problemen die zich voordoen op het aansluitingspunt, zijn gevallen van een gewone burgerlijke en contractuele aansprakelijkheidsregeling. Die moeten uitgevochten worden tussen de DNB en de producent zelf. Ze kunnen daarbij terugvallen op wat ze contractueel zijn overeengekomen in hun toegangscontract, waarover iets meer informatie verderop in dit hoofdstuk.
De situatie wordt pas complex wanneer het gas geïnjecteerd wordt in het net en zich dus vermengd heeft met het daarin aanwezige aardgas. Dan nog een bewijs leveren dat het probleem bij het gas afkomstig van de biomethaanproducent ligt, zal zeer moeilijk zijn of zelfs onmogelijk. En van de eindafnemer, de zwakste schakel in dit verhaal kan al zeker niet verwacht worden dat zij deze vaak torenhoge bewijslast dragen.
Hiernavolgend worden de twee belangrijkste aansprakelijkheidsvraagstukken behandeld. Wegens de recentelijke wijziging in de aansprakelijkheidsregeling tussen consument en netbeheerder, wordt deze eerst toegelicht. Daarna wordt dieper ingegaan op de wederzijdse aansprakelijkheid tussen netbeheerder en biomethaanproducent.
301
Art. III.5.2.4 Technisch Reglement Distributie Gas Vlaams Gewest.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
95 / 194
1. De relatie DNB-consument Eindafnemers van aardgas en/of biomethaan kunnen allerlei problemen ondervinden met betrekking tot hun aansluiting. Er kan zowel hinder zijn die verband houdt met de aansluiting, bijvoorbeeld een onderbreking in de gastoevoer. Maar ook hinder die verband houdt met het gas zelf, zoals een ketel die ontploft omwille van een slechte gaskwaliteit of een te hoge druk. Met een decreet van 20 december 2013302 werden een aantal zaken gewijzigd in de aansprakelijkheid- en vergoedingsregeling tussen eindafnemer en DNB, maar deze zijn pas van kracht vanaf 1 januari 2015. Tot dan is nog de oude Belgische foutaansprakelijkheid toepasselijk.
Tussen distributienetbeheerders- en gebruikers worden de meeste aansprakelijkheidsregels bepaald in het aansluitingsreglement. Daarbij wordt in de regel een uitwerking gemaakt van de klassieke foutaansprakelijkheid met een aantal exoneratie clausules. Wat betekent dat de consument een vergoeding krijgt indien hij de fout, de schade en een oorzakelijk verband tussen de beide kan aantonen voor de rechtbank, tenzij voor de situatie een vrijstellingsbepaling van toepassing is.303 De netbeheerders bevinden zich, omwille van hun monopoliestatuut, in een bijzonder sterke positie ten opzichte van de gebruiker en kunnen de foutaansprakelijkheid contractueel aanpassen in hun voordeel. Een onderzoek van testaankoop wees uit dat nog steeds veel onrechtmatige bedingen terug te vinden zijn in aansluitingscontracten en dat de consumenten worstelen met de vaak erg zware bewijslast. Daardoor is het in werkelijkheid vrijwel onmogelijk om een schadevergoeding te krijgen voor een stroompanne of een probleem met de aansluiting. Als ze dan al een vergoeding kunnen bekomen, komt die veelal niet overeen met de werkelijke schade.304
Vaak wordt de algemene bepaling als volgt opgenomen in het contract: “De DNB is uitsluitend aansprakelijk voor de door de gebruiker geleden rechtstreeks materiële schade, wanneer is aangetoond dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van een aan de DNB toerekenbare fout. Bijgevolg is de DNB niet aansprakelijk voor schade als gevolg van een gebrek in de zaak tenzij wordt aangetoond dat het gebrek te wijten is aan een fout van de DNB.” 302
Decr. Vl. 20 decmeber 2013, houdende wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de aansprakelijkheid van netbeheerders, BS 31 januari 2014. 303 VREG, Consultatienota aansprakelijkheid distributienetbeheerders, 18 juli 2010. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
96 / 194
Voor de materiële schade wordt doorgaans een plafond ingesteld en onrechtstreekse schade zoals winstderving en verlies van inkomsten, maar ook immateriële schade worden uitgesloten van aansprakelijkheid. Enkel voor lichamelijke schade, en schade voor bedrog en opzet kan in de huidige regeling nooit een exoneratie ingevoegd worden.305
Het enorme aantal bekritiserende rechtspraak en de vele klachten van consumentenzijde, hebben ertoe geleid dat onder impuls van de VREG reeds een iets verruimde aansprakelijkheid voor DNB’s werd opgesteld, en er werden enkele bewijsmiddelen toegereikt aan de consument. Maar dit bleven beperkte initiatieven en de bewijslast voor de fout viel nog steeds op de benadeelde.306 In Wallonië werd op dit vlak al vroeger gereageerd via een decreetwijziging. Voor gas werden een aantal vergoedingsplichten decretaal verankerd, zoals niet-levering, schade door werken, laattijdige aansluiting, enz. En er kunnen voor de meeste situaties geen aansprakelijkheidsvrijstellingen meer opgenomen worden voor lichamelijke en materiële schade.307
Vlaamse actie liet wat langer op zich wachten maar uiteindelijk werd ook bij ons een decretale afwijking op de foutaansprakelijkheid en een vergoedingsplicht ingevoerd. Vanaf 1 januari 2015 zijn 3 regimes naast elkaar toepasselijk voor de gastoevoer: -
Een foutaansprakelijkheid met omkering van bewijslast voor ongemakken bij laattijdige of heraansluiting.308 In dat geval kan men als (niet-) huishoudelijke afnemer een aanvraag indienen tot vergoeding want er geld een vermoeden van fout in hoofde van de netbeheerder. Je krijgt dan een forfaitaire vergoeding per dag tenzij de DNB het bewijs kan leveren dat hij de laattijdigheid van de heraansluiting niet heeft kunnen beletten. Een bewijs van schade is evenmin vereist, je hebt recht op deze vergoeding zodra de situatie zich voordoet.309
-
Recht op vergoeding bij schade geleden ten gevolge van een storing.310 Dit blijft een klassieke foutaansprakelijkheid waarbij nog steeds een fout bewezen moet worden in hoofde van de netbeheerder, maar die laatste kan zich nu niet langer
304
TESTAANKOOP,” Netbeheerders van gas en elektriciteit zijn hardleers”, Persbericht, http://www.test-aankoop.be. SIBELGAS, Bijlage 1bij het Reglement betreffende de aansluitingen op het distributienet middendruk 3 (<300m (n)/h) voor afname van aardgas, 28 november 2006. 306 Ontwerp van decreet houdende wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de aansprakelijkheid van netbeheerders, Parl. St. Vl. Parl. 2013-14, nr. 2291/1. 307 Decr. Fr. 19 décembre 2002, relatif à l‟organisation du marché régional du gaz, BS 11 februari 2003. 308 Onderafdeling III Energiedecreet. 309 MvT bij het ontwerp van decreet houdende wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de aansprakelijkheid van netbeheerders, Parl. St. Vl. Parl. 2013-14, nr. 2291/1. 305
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
97 / 194
contractueel exonereren.311 Er zijn geen forfaitaire vergoedingen voorzien, maar de plafonnering voor materiële schade werd wel opgetrokken naar 2 miljoen euro per incident.312 Voor schade aan personen geldt een onbeperkte aansprakelijkheid. -
De normale foutaansprakelijkheidsregeling die blijft bestaan voor alle andere ongemakken alsook voor een bijkomende vergoeding indien de werkelijke schade niet gedekt wordt door de forfaitaire plafonds.
De ‘storing’ die bedoeld wordt in het tweede puntje, gaat over ‘elke afwijking van het toegelaten drukniveau van het aardgasdistributienet’. Dit betekent dat enkel het drukniveau onder deze vergoedingsregeling valt, en niet eventuele schade door de samenstelling of de kwaliteit van het gas. Daar de netbeheerder geen vat heeft op die aspecten, valt dit onder de verantwoordelijkheid van de producent.313
Afnemers hebben in het geval van schade ten gevolge van een storing in de gaskwaliteit ook de mogelijkheid om beroep te doen op de regels van de wet productaansprakelijkheid314, want energiebronnen vallen onder het toepassingsgebied van die wet. Bovendien is het voor DNB’s niet toegelaten om in hun aansluitingscontract afbreuk te doen aan andere wettelijke beschermingsmechanismen zoals de wet consumentenbescherming en de wet productaansprakelijkheid. Elektriciteit wordt uitdrukkelijke vermeld in Art. 2 van de wet productaansprakelijkheid, maar ook gas moet beschouwd worden als een lichamelijk roerend goed.315 Zo kan bijvoorbeeld onvoldoende geodoriseerd gas aanzien worden als een gebrekkig product.316 De memorie van toelichting bij het wijzigingsdecreet stelt dat hoewel het voordoen van een storing niet automatisch een fout van de DNB impliceert, dit wel gezien kan worden als een gebrek in de zaak. Wat betekent dat een consument die er niet in slaagt de fout van de DNB te bewijzen, deze wel aansprakelijk kan stellen op grond van de wet
310
Onderafdeling I Energiedecreet. X., Omkering van de bewijslast voor netbeheerders, Juristenkrant 2014, 284, 2. 312 Per incident betekent per schadegeval, en dus niet per schadelijder. 313 MvT bij het ontwerp van decreet houdende wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de aansprakelijkheid van netbeheerders, Parl. St. Vl. Parl. 2013-14, nr. 2291/1. 314 Wet 25 februari 1991 betreffende de aansprakelijkheid voor produkten met gebreken, BS 22 maart 1991. 315 D. VAN DE GEHUCHTE, De aansprakelijkheid voor produkten: de aansprakelijkheid ten opzichte van de consument voor onveilige produkten, Antwerpen, Kluwer, 1992,20. 316 Verslag namens de commissie voor justitie betreffende de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, Parl.St. Kamer 1990-91, nr. 1262/5,6. 311
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
98 / 194
productaansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door storingen. Wel moet hij dan de storing zelf, en het causaal verband met de schade nog kunnen aantonen.317 Het is ook aangeraden via deze weg schadevergoeding te vorderen wanneer niet alle schade vergoed zou worden op grond van het Energiedecreet. De wet productaansprakelijkheid voorziet namelijk in een integrale vergoeding van zowel materiële als lichamelijke schade, en bevat geen plafonds. Uiteraard blijft ook de biomethaanproducent aansprakelijk op grond van deze wet ten opzichte van de consument voor gebreken in het geïnjecteerde gas. Maar afnemers zullen moeilijk kunnen bewijzen dat het gebrek specifiek te wijten is aan de biomethaancomponent in hun afgenomen gasmengsel. Vandaar dat zij zich beter tot de DNB wenden. Deze kan dan zelf stappen ondernemen om eventueel verhaal uit te oefenen op grond van zijn regresrecht.
2. De relatie DNB-producent Tussen distributienetbeheerder en producent geldt een normale foutaansprakelijkheid die verder uitgewerkt mag worden in het toegangscontract. Deze twee partijen worden verondersteld op gelijke voet te staan. Dus voor producenten werd geen gelijkaardig vergoedingsregime ingevoerd als voor consumenten. Al vallen zij voor hun eventuele afnamepunt uiteraard wel onder de decretale regeling. Afnamepunt en injectiepunt moeten dus zowel fysiek als juridisch als twee afzonderlijke zaken beschouwd worden.
Aansprakelijkheidsbepalingen worden best zo nauwkeurig en duidelijk mogelijk geformuleerd om latere discussie en moeilijke bewijslevering te vermijden. Bovendien is het aan te raden de nodige exoneraties en aansprakelijkheidsplafonds op te nemen. Dit komt niet alleen de rechtszekerheid van partijen ten goede, ook een verzekering voor aansprakelijkheid kan zo gemakkelijker afgesloten worden. Andere clausules zoals een plicht tot vrijwaring en schadebeperking opnemen zijn eveneens denkbaar. Bij toegangscontracten voor elektriciteitsinjectie is dit reeds een gangbare praktijk. 318
Uit een voorbeeld van een oriënterende studie blijkt dat de distributienetbeheerders zowat alle aansprakelijkheid willen doorschuiven naar de producent. Dat gaat zowel om schade veroorzaakt bij de injectie zoals een te hoge gasdruk, calamiteiten, onvoldoende afname, enzovoort, als om schade die zich voordoet bij de afnemer. Volgens Eandis is het de 317
MvT bij het ontwerp van decreet houdende wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de aansprakelijkheid van netbeheerders, Parl. St. Vl. Parl. 2013-14, nr. 2291/1. 318 Huidig toegangscontract Elia, 2013. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
99 / 194
producent die alle verantwoordelijkheid draagt omtrent de gaskwaliteit en eventuele schade aan de DNB en/of derden wordt volledig verhaald op de producent.319 Deze strenge afspraken zijn echter moeilijk houdbaar voor biomethaanproducenten die zo vrijwel geen kans hebben om een aansprakelijkheidsverzekeraar te vinden. Als we de vergelijking maken met een toegangscontract voor elektriciteit, waar enkel aansprakelijkheid wordt bepaald voor bedrog, grove en opzettelijke fout door een partij320, rijst de vraag waarom men in de gassector op een andere manier te werk wil gaan. Producenten vinden deze last buiten verhouding en vragen een meer evenwichtige regeling waarbij ook de DNB een deel van de last op zich neemt. Voornamelijk wat de schade bij afnemers betreft, want dan werd het biomethaan reeds vermengd in het netwerk en is het vaak niet meer duidelijk wie de eindverantwoordelijke is.321
Een Nederlands voorbeeld kunnen we vinden op de website van de gasunie, waar men de algemene voorwaarden voor een toegangscontract gepubliceerd heeft.322 Er wordt een geplafonneerde wederzijdse aansprakelijkheid voorzien voor opzet en grove schuld, waarbij enkel directe schade voor vergoeding in aanmerking komt. De maatregelen die genomen kunnen worden bij niet-nakoming van de verplichtingen, worden in een afzonderlijke clausule geregeld. In het Verenigd Koninkrijk gaat men zelfs nog verder en sluit men de aansprakelijkheid tussen beide partijen vrijwel volledig uit. Enkel in geval van dood en nalatigheid stelt men geen exoneratie.323
Dit zijn contractuele regels, dus zijn we in Vlaanderen relatief vrij om de aansprakelijkheidsbepalingen verder te concretiseren. We hoeven het buitenlands voorbeeld niet te volgen, maar het lijkt vreemd om sterk af te wijken ten opzichte van toegangscontracten op de elektriciteitsmarkt. Om de uniformiteit te waarborgen zou een standaardovereenkomst voor biomethaaninjectie ontwikkeld kunnen worden door de VREG.
319
Confidentiële studie ter beschikking gesteld door EANDIS ten confidentiële titel, Resultaat van de oriënterende studie aangaande de injectie van biomethaan van X te X, 18 juli 2013. 320 Art. 18.1 huidig toegangscontract Elia, 2013. 321 Gesprek met Bram Pauwels, Beauvent, 2 oktober 2013. 322 GASTRANSPORTSERVICES, Algemene voorwaarden Aansluitingsovereenkomst versie 2.0, juni 2009. 323 NATIONALGRID, Network Entry Agreement. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
100 / 194
3.1.3.4 Relatie producent-DNB-leverancier-consument De weg die gas volgt van productie naar afnemer is geen eenvoudige aankoop-verkoop situatie waarbij het aardgas/biomethaan rechtstreeks aangekocht wordt bij de producent om vervolgens te worden geleverd bij de consument. Op de gasmarkt zijn verschillende partijen actief die via een kluwen van contracten aan elkaar gebonden zijn. Een belangrijke oorzaak voor dit complexe mechanisme is enerzijds de onafhankelijkheid van het net, en anderzijds de loskoppeling van productie en levering.
Onderstaand schema illustreert de belangrijkste actoren in een vrijgemaakte aardgasmarkt en hun onderlinge connecties met elkaar.324
Figuur 28: De belangrijkste actoren van de vrijgemaakte aardgasmarkt en hun relaties: contractuele relaties. (FodEconomie).
Bij injectie van biomethaan in het aardgasnetwerk, zou in dit schema nog een producent tussengevoegd moeten worden die wederom nieuwe verbindingen tot stand doet brengen. De belangrijkste contractrelaties situeren zich tussen: -
Biomethaanproducent en netbeheerder.
-
Biomethaanproducent en leverancier.
-
Leverancier en netbeheerder.
-
Leverancier en afnemer.
-
Afnemer en netbeheerder.
Ook de regulatoren CREG en VREG blijven immer aanwezig, maar maken geen deel uit van het contractueel netwerk. 324
ALGEMENE DIRECTIE ENERGIE VAN FOD ECONOMIE, Prospectieve studie betreffende de aardgasvoorziening tot 2020. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
101 / 194
Heel eenvoudig wordt het voorgesteld als volgt;
Figuur 29: De belangrijkste verbindingen bij biomethaaninjectie. (Eigen schema).
1. Tussen biomethaanproducent en netbeheerder wordt een toegangscontract afgesloten waarin hun volledige relatie met bijhorende rechten en plichten uiteengezet moet worden. Volgens de VREG moet dergelijke overeenkomst minstens de volgende elementen bevatten:
de identiteit van de partijen;
de aanwijzing van de contactpersonen;
de bepalingen met betrekking tot de looptijd en de stopzetting van het contract;
de beschrijving en het liggingsplan van de aansluiting en de meetinstallatie met locatie en drukniveau van het toegangspunt;
de unieke identificatie van het toegangspunt of de toegangspunten bij middel van een of meer EAN-GSRN;
de bepalingen in verband met de toegankelijkheid en het beheer van de aansluitingsinstallaties;
de beschrijving van de binneninstallaties van de aardgasdistributienetgebruiker, inzonderheid de aangesloten productie-eenheden;
de specifieke technische voorwaarden en bepalingen, onder meer de aansluitingscapaciteit, de relevante technische karakteristieken van de aansluiting en van de binneninstallaties, het meetsysteem, de uitbating, het onderhoud, de eisen in verband met beveiligingen, de veiligheid enzovoort;
de bepalingen met betrekking tot de wederzijdse aansprakelijkheid;
de bepalingen met betrekking tot de confidentialiteit;
in voorkomend geval, de voorwaarden met betrekking tot de onderbreekbaarheid van de toegang;
de bepalingen in verband met de meteropname;
de betalingsmodaliteiten;
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
102 / 194
Het aansluitingsreglement en het aansluitingscontract kunnen tevens voorzien in een regeling voor forfaitaire schadeloosstelling bij onderbrekingen van de gastoevoer die langer dan vier uur duren. Ingeval beroep gedaan wordt op de gemeenrechtelijke aansprakelijkheidsregeling, kan de forfaitaire schadeloosstelling voor onderbrekingen niet ingeroepen worden.325
Uiteraard zijn de partijen vrij om naast deze puntjes, nog extra clausules op te nemen. Het werd al eens eerder vermeld, maar bij deze nog eens herhaald: om de uniformiteit van toegangscontracten in de aardgassector te waarborgen wordt best een modelovereenkomst opgesteld door de VREG. De partijen kunnen die dan gebruiken als leidraad of als vangnet indien men het niet eens raakt over een bepaald punt.
2. Tussen biomethaanproducent en leverancier wordt per injectiepunt een overeenkomst gesloten voor de aankoop van het geïnjecteerde biomethaan. De leverancier is verplicht een bevrachter aan te wijzen, of deze functie zelf uit te oefenen. Het bewijs dat alle injectievolumes enerzijds gedekt zijn door een aankoopovereenkomst aan productiezijde, en door een verkoopovereenkomst aan afnamezijde is uiterst belangrijk om de netcapaciteit te vrijwaren. Zonder een bewijs van registratie van leverancier en bevrachter in het toegangsregister van de DNB, kan het injectiepunt zelfs niet in dienst treden 326 Deze plicht tot volledige dekking van alle injecties wordt zowel opgelegd aan de biomethaanproducent als aan de leverancier.327
3.
Tussen leverancier en netbeheerder bestaat eveneens een toegangscontract. Leveranciers kunnen hun taak slechts uitoefenen indien zij over een geldige leveringsvergunning beschikken328, en toegang hebben verkregen tot het net van de netbeheerder. Leveranciers hebben bij het uitoefenen van hun taak heel wat plichten inzake rapportering en openbare dienstverplichtingen.
4. Tussen afnemer en leverancier wordt een leveringscontract afgesloten voor de aankoop van aardgas. Consumenten hebben hierin een vrije keuze en zullen hun beslissing hoogstwaarschijnlijk laten afhangen van de prijs die een leverancier kan bieden. Nu biomethaan ook deel zou kunnen uitmaken van het geleverde eindproduct, zouden leveranciers, naar analogie met groene stroom, contracten voor groen gas kunnen bieden.
325
Art. III.5.2.4 Technisch Reglement Distributie Gas Vlaams Gewest. Art. IV.2.1.7 Technisch Reglement Distributie Gas Vlaams Gewest. 327 Afdeling IV.3.3 Technisch Reglement Distributie Gas Vlaams Gewest. 328 Hoofdstuk IV bis van de Gaswet en Hoofdstuk III van het Energiedecreet. 326
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
103 / 194
5. Tussen netbeheerder en consument bestaat een aansluitingscontract. Grote afnemers die aangesloten zijn op het transportnet, zijn allen verbonden aan Fluxys. Kleine afnemers aangesloten op het distributienet, hebben een relatie met de intercommunale die actief is in hun regio.329 Sinds de derde gasrichtlijn hebben netbeheerders niet langer het recht om vrij over deze aansluitingen te onderhandelen en hebben zij slechts beperkte gronden om de nettoegang te weigeren; namelijk in geval van onvoldoende netcapaciteit of indien de toegang de veiligheid van het net of de goeie uitvoering van de openbare dienstverplichtingen in gedrang zou brengen.330 Voor elke aansluiting op het transportnet is een gedragscode toepasselijk die werd vastgelegd bij Koninklijk Besluit331, voor de aansluitingen op het distributienet kunnen alle voorschriften teruggevonden worden in de aansluitingscode van de VREG.332
3.1.3.5 Bewijs groene oorsprong biomethaan Wanneer men energie uit een hernieuwbare bron inzet, is het gebruikelijk daar een bewijsregeling aan te koppelen zodat producenten kunnen garanderen dat hun geleverde energie wel degelijk van groene oorsprong is en dat deze aan alle kwalitatieve vereisten voldoet. Deze bewijsstukken zijn van uiterst belang met het oog op het sluiten van koopovereenkomsten met de energieleveranciers en op de garantie naar consumenten toe dat hun geleverde energie geheel of gedeeltelijk groen is.333 Voor groene stroom in België bestaat dit al onder de vorm van ‘garanties van oorsprong’, afgekort als GvO. Dit wordt bijvoorbeeld gebruikt voor energie uit zonnepanelen of elektriciteit geproduceerd in een WKK. De GvO’s voor elektriciteit in Vlaanderen, worden toegekend per schijf van 1000 kWh netto-stroomproductie door de VREG en worden nauwkeurig bijgehouden in de certificatendatabank.334 Na toekenning zijn ze geldig voor 12 maanden. De rechtsbasis voor de GvO’s is terug te vinden in het Energiedecreet 335en het Energiebesluit.336 (Er bestaan ook federale, Waalse en Brusselse GvO’s, al zijn die federale enkel toepasselijk voor off-shore energie337). Een GvO bevat onder meer volgende specificaties: 329
L. DESOMER, Eandis, Aardgas van vroeger tot nu, november 2013. Art. 35, 1 Richtlijn 2009/73/EG en Art. 15/7 Gaswet en Art. 4.1.18 Energiedecreet. 331 KB 23 december 2020 betreffende de gedragscode inzake de toegang tot het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie, BS 5 januari 2011. 332 DEEL III Technisch Reglement Distributie Gas Vlaams Gewest. 333 http://www.vreg.be/garantie-van-oorsprong. 334 https://certificatenbeheer.vreg.be. 335 Art. 7.1/1.1-Art. 7.1/1.4 Energiedecreet. 336 Art. 6.2/3.1-Art. 6.3.5 Energiebesluit. 337 C. GOVAERT, “Federale garanties van oorsprong voor offshore-energie”, 26 augustus 2013, www.jura.be. 330
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
104 / 194
1° de gegevens van de eigenaar van de garantie van oorsprong; 2° het registratienummer van de garantie van oorsprong; 3° het productiejaar en de productiemaand; 4° de productieplaats; 5° het type productie-installatie 6° het nominaal vermogen; 7° de datum van indienstneming van de installatie; 8° de datum en het land van aanmaak van de garantie van oorsprong; 9° de steun ontvangen voor de installatie; 10° voor wat betreft de garanties van oorsprong, toegekend voor elektriciteit geproduceerd uit hernieuwbare energiebronnen : de gebruikte hernieuwbare energiebron, waarbij voor biomassa de aard van de biologisch afbreekbare fractie wordt omschreven; 11° voor wat betreft de garanties van oorsprong, toegekend voor elektriciteit geproduceerd uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling : a) de technologie, vermeld in bijlage III, die bij dit besluit is gevoegd; b) de brandstof- of energiebron, en de onderste verbrandings- of energiewaarde van de brandstof- of energiebron; 12° de status van de garantie van oorsprong : nog niet ingeleverd, ter plaatse gebruikt, ingeleverd, uitgevoerd of vervallen.” Vroeger viel de garantie van oorsprong samen met het groenestroomcertificaat en werden die als één document uitgereikt aan producenten. Maar sinds 1 juli 2013 zijn ze in Vlaanderen van elkaar losgekoppeld voor de verhandeling en worden ze apart beheerd.338 Beide certificaten dienen ook een onderscheiden functie; de GvO vormt het louter het bewijs van de hernieuwbare oorsprong, en het groenestroomcertificaat geeft een producent recht op minimale steun.
Het nut van een GvO ligt dus niet in de (verwaarloosbare) financiële waarde, maar in het verhandelbare karakter. Producenten van groene stroom verkopen de GvO’s door aan hun energieleverancier die ze nodig heeft om groenestroomcontracten te kunnen afsluiten met consumenten.339 Namelijk, een leverancier die in zijn leveringscontracten een bepaalde hoeveelheid groene stroom levert aan de consument, moet dit kunnen bewijzen door evenveel garanties van oorsprong voor te leggen. Het toezicht hierop wordt door de VREG uitgeoefend aan wie de GvO’s maandelijks moeten worden ingeleverd.
Een kritische lezer heeft waarschijnlijk al opgemerkt dat het verhandelbare karakter van deze garanties er niet voor zorgt dat ook werkelijk groene stroom geleverd wordt bij de consument, ook al heeft deze bijvoorbeeld een 100% groen contract. Onder bepaalde voorwaarden zijn ook GvO’s uit andere gewesten en zelfs buitenlandse certificaten toegelaten tot inlevering.340 Een leverancier kan bij wijze van voorbeeld alle nodige GvO’s aankopen in Duitsland, maar uitsluitend contracteren met nucleaire energie producenten 338 339
Art. 15.3.5/4 Energiedecreet. VREG, Handleiding voor eigenaars van zonnepanelen: verkopen van garanties van oorsprong, juli 2013.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
105 / 194
in België. Het blijkt zelfs zo te zijn dat we in België meer groene energie leveren dan er geproduceerd wordt. De wanverhouding die het systeem doet ontstaan, botst dan ook vaak op de kritiek dat het in werkelijkheid niet bijdraagt tot de stimulering van groene energie.341 De regeling van de Vlaamse GvO’s is perfect transponeerbaar op biomethaan mits enkele kleine aanpassingen omdat het hier niet om elektriciteit gaat, maar om gas. De eenheid geproduceerd energie wordt niet noodzakelijk op dezelfde wijze aangeduid, en er wordt best een afzonderlijke certificatendatabank opgericht voor de registratie van de uitgifte in inlevering van de GvO’s. In Wallonië bestaan de “labels de garantie d’origine pour les gaz issus de sources d’énergies renouvelables”342 reeds sinds een decreet van 2010. In praktijk blijken 3 types gas onder de regeling te vallen; biogas, SNG en biomethaan. Daar werd al veel vroeger beseft dat biogas opwaarderen naar biomethaan een efficiëntere toepassing voor biogas kan zijn dan het gebruiken als grondstof in een WKK. Men heeft hierop ingespeeld door al te voorzien in de nodige oorsprongsbewijzen voor groen gas. Het decreet stelt dat “le certificat d’origine” minstens de volgende elementen moet bevatten: 1. les coordonnées du producteur de gaz issu de renouvelables; 2. la (les) source(s) d’énergie à partir de laquelle (lesquelles) le gaz a été produit; 3. la technologie de production et de traitement du gaz; 4. la capacité de production ou d’injection du site, exprimée en MWh d’énergie primaire; 5. la technologie pour comptabiliser la production, le traitement de gaz issu de renouvelables et l’injection sur le réseau, ainsi que la précision des points de comptage; 6. les émissions de CO2 de la filière de production et d’injection en régime normal de production; 7. la date de mise en service de ou des (l’)unité(s) de production et d’injection du gaz issus de renouvelables; 8. les coordonnées de ou des (l’)unité(s) de production et les coordonnées du site d’injection; 9. le cas échéant, les aides et subsides octroyés pour la construction ou le fonctionnement de ou des (l’)unité(s) de production et d’injection.
340
Art. 6.2/3.12 Energiebesluit. ELEXYS, “Een licht op groene energie en de garanties van oorsprong”, 4 december 2013. 342 Decr. W. 23 décembre 2010 relatif aux certificats et labels de garantie d’origine pour les gaz issus de renouvables, M.B. 12 januari 2011. 341
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
106 / 194
Ook bij onze buurlanden Nederland en Duitsland bestaat dergelijk type van verhandelbaar label al. In Nederland krijgt men een Vertogas-certificaat per 1 MWh energie groen gas, wat vergelijkbaar is met 100 kubieke meter aardgas. Het certificaat vormt het bewijs dat alle kwalitatieve eisen voor de productie-installatie en duurzaamheid van de biomassainput werden nageleefd.343 In Duitsland heeft men het “biogasregister” van de Deutsche Energie-Agentur GmbH (dena) die de GvO’s registreert en standaardiseert.344 De certificaten opgenomen in dit register vormen eveneens een garantie van de oorsprong én de kwaliteit van het gas. Andere voorbeelden van landen met biomethaancertificatiesystemen zijn Australië (Biomethan Register Austria), Zwitserland (VSG), Denemarken (Energinet), Frankrijk (GrDF) en het Verenigd Koninkrijk (Biomethane Certification Scheme, Green Gas certification Scheme).345 Het traject die GvO’s afleggen van toekenning tot inlevering ziet zou er voor biomethaan zo uitzien:
Figuur 30: Traject garanties van oorsprong. (eigen schema).
Een gebrek aan voorbeeld kan de Vlaamse decreetgever aldus niet inroepen ter rechtvaardiging van zijn stilzitten. Een GvO-systeem opstellen voor gas uit hernieuwbare bron is zelfs erg gemakkelijk sinds gewoon naar analogie gewerkt kan worden met de regeling voor groene stroom. Zoals in het buitenland het geval is, zouden die labels een dubbele garantie moeten vormen voor de kwaliteit van het gas en de naleving van de duurzaamheidsvereisten. Dit laat grensoverschrijdende handel toe. 343
http://www.vertogas.nl/hoofdmenu/wat-doet-vertogas/wat-is-groen-gas-certificering. http://www.biogasregister.de. 345 GGG, Proposal for a European Biomethane Roadmap, december 2013. 344
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
107 / 194
3.1.3.6 Prioriteit van biomethaan op het netwerk Het aardgas dat door onze leidingen stroomt, is geheel afkomstig uit het buitenland, en wordt voornamelijk ingevoerd via de LNG-terminal te Zeebrugge. Als we aan het bestaande netwerk toegangspunten gaan toevoegen voor groen gas uit hernieuwbare oorsprong, zou het geïnjecteerde gas bevoordeeld moeten worden ten opzichte van het ingevoerde gas. Onze afnamebehoefte zou eerst voldaan moeten worden door eigen, groene productie, en pas daarna door geïmporteerd aardgas. Dit uit zich in de praktijk op 2 manieren: enerzijds zijn het de biomethaanproducenten die eerst de kans moeten krijgen om het net te vullen, en anderzijds worden deze bij een overbelasting van het net het laatst afgesloten. Uit een gesprek met Eandis blijkt dat dit ook fysiek realiseerbaar is.
Op Europees niveau wordt in de derde gasrichtlijn reeds voorzien in een nondiscriminatoire toegang voor biogas en/of gas uit biomassa en andere soorten gas, op het aardgastransportsysteem. Dit op voorwaarde dat zij voldoen aan alle geldende technische normen en veiligheidsvoorschriften.346 Met andere woorden zijn de lidstaten, en ook België, verplicht om biomethaaninjectie toe te laten indien dat gas volledig compatibel is en de nationale kwaliteitstoets doorstaat.
De richtlijn hernieuwbare energie gaat voor de elektriciteitsproductie zelfs een stapje verder en bepaalt dat er een gewaarborgde en prioritaire toegang moet zijn tot het net voor elektriciteit uit hernieuwbare bon. Daarnaast verplicht artikel 16 de lidstaten om passende netwerk- en marktgerelateerde beheersmaatregelen te treffen om eventuele toegangsbelemmeringen te beperken. De technische regels voor de netaansluiting moeten gebaseerd zijn op objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria.347 Helaas werd niet gedacht aan een spiegelbepaling voor de gasmarkt, zodat daar voorlopig enkel de non-discriminatoire, en niet de prioritaire, toegang verplicht is.
Ook in Vlaanderen valt in het Energiedecreet en Energiebesluit enkel een voorrangsregeling terug te vinden voor kwalitatieve WKK’s en productie van groene stroom op het elektriciteitsnet, niet voor gas uit hernieuwbare bron. Er zou kunnen opgemerkt worden dat dergelijke bepaling overbodig is zolang er niet effectief op het net 346 347
Art. 1.2 en overweging (41) Richtlijn 2009/73/EG Art. 16 en overweging (60) Richtlijn hernieuwbare Energie 2009/28/EG.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
108 / 194
geïnjecteerd wordt, maar uiteindelijk het is beter om te anticiperen in de plaats van achteraf te moeten aanpassen. Wederom is onze andere landshelft ons voor en heeft Wallonië reeds voorzien in een prioritaire toegang voor gas van hernieuwbare oorsprong in het Waalse gasdecreet.348 In Duitsland bevat Art. §34 van de Gasnetzzugangsverordnung de voorrangsplicht voor netbeheerders. Zij moeten de toegang het ganse jaar door zekerstellen, en mogen injectie slechts weigeren indien deze technisch onmogelijk of onredelijk zou zijn.349
3.1.3.7 Financieel Steunregime Last but not least, moet het wettelijke kader een degelijke, financiële ondersteuning bevatten voor het injecteren van groen gas, want zo lang er niet geconcurreerd kan worden met de prijs voor fossiel aardgas, zal geen enkele producent zich geroepen voelen om biogas op te werken naar aardgas-compatibel biomethaan.
De prijs voor aardgas wordt in beginsel vrij bepaald en hangt dus af van de marktwerking. Wel is het in België verplicht voor gasondernemingen om een prijs op te stellen die op een objectief verantwoorde wijze in verhouding staat tot de kosten.350 Deze productie- en leveringskost is de enige component waarop geconcurreerd kan worden. Daarnaast moeten ook netkosten en belastingen betaald worden en die zijn voor iedere leverancier gelijk.351
De prijs van biomethaan wordt door meerdere componenten bepaald. De productiekost (de prijs voor het biogas, de kost van de opwerkingsinstallaties, de kost voor een aansluiting op het distributienet en de dienstleiding naar het injectiepunt, de kost voor alle meet- en regelinstallaties, kost voor odorisatie,352… ) én dan nog eens de netkosten en belastingen. Diverse studies ramen de uiteindelijke productiekost tussen de 40 en 100 euro/MWh, de grootste variabele in de som is de prijs voor het biogas.353
348
Art. 14,8° Waals decreet : Decr. W. 19 DECEMBRE 2002 relatif à l'organisation du marché régional du gaz, BS 11 februari 2003. 349 Art. §34 Gasnetzzugangsverordnung vom 3. September 2010 (BGBl. I S. 1261). 350 Art. 15/14ter Gaswet. 351 F. VANDENDRIESSCHE, Energierecht, Universiteit Gent, 2013-14. Art. 15/5bis Gaswet. 352 Confidentiële studie ter beschikking gesteld door EANDIS ten confidentiële titel, Resultaat van de oriënterende studie aangaande de injectie van biomethaan van X te X, 18 juli 2013. 353 CWAPE, Avis CD-9j06-CWaPE-258 concernant la mise en place d’un système de garanties d’origine pour les gaz issus de renouvelables injectés dans le résaux de gaz naturel en vue de leur valorisation pour la production d’électricité verte, 1 oktober 2009. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
109 / 194
Figuur 31: Raming van de productiekost van biomethaan. (CWaPE).
De productieprijs kan dus gemakkelijk dubbel tot driedubbel zoveel zijn als de prijs voor aardgas die op lange termijn rond de 25 euro/MWh wordt geschat.
Figuur 32: Prijsverschil biomethaan en aardgas in de lange-termijn-hypothese. (CWaPE).
Van januari tot maart 2014 schommelde de referentieprijs voor aardgas op de internationale aardgasmarkt in Nederland tussen de 28,442 per MWh. In april en mei zakte de prijs tot bijna 5 euro per MWh.354 De statistieken van de VREG tonen aan dat de volledige aardgasprijs (incl. alle netkosten, heffingen en BTW) in 2014 op 60 euro/MWh ligt voor een gemiddelde, huishoudelijke afnemer.355 Biomethaan komt al snel aan dit bedrag met de pure productiekost, en zal nooit het niveau van aardgas kunnen bereiken indien er geen financiële ondersteuning voorzien wordt voor de producenten.
354 355
http://www.eneco.be/nl/indexatieparameters. VREG, Evolutie elektriciteits- en aardgasprijzen (incl. btw) voor huishoudelijke afnemers.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
110 / 194
Investeringssteun voor biomethaaninjectie Een eerste stap tot het inrichten van een steunmechanisme in Vlaanderen werd gezet met het invoeren van de investeringssteun bij besluit van de Vlaamse Regering in september 2013.356 Met dit systeem kan een onderneming die een opwerkingsinstallatie wil bouwen en opstarten (of deze al gebouwd heeft), aanspraak maken op een eenmalige investeringssubsidie die maximaal 1 miljoen euro kan bedragen.
De steun wordt toegekend via een call systeem, waarbij de minister elk half jaar een oproep lanceert en daarbij het maximale steunbedrag concretiseert. De eerste call werd gelanceerd bij ministerieel besluit van 22 november 2013 en heeft voor biomethaaninstallaties een budget van 671 000 euro.357 Geïnteresseerde partijen krijgen bij iedere oproep een termijn om een principeaanvraag voor hun installatie in te dienen bij het Vlaams Energieagentschap.358 Het VEA is bevoegd om de aanvragen te innen, te beoordelen en te beslissen over de definitieve toekenning van de subsidie. Van alle goedgekeurde projecten houdt het agentschap een databank bij.359 Ondertussen werd de eerste aanvraagperiode op 5 februari 2014 afgesloten dus nu wordt het wachten op de lancering van een volgende call voor wie een opwerkingsinstallatie wil starten en daarvoor een investeringssubsidie wenst te verkrijgen.
Uiteraard zijn voor het in aanmerking komen van de steun enkele voorwaarden opgesteld. De belangrijkste zijn dat enkel nieuwe of vernieuwde installaties360:
gelegen in het Vlaamse gewest;
waarvoor geen groenestroomcertificaten of warmte-krachtcertificaten werden toegekend of kunnen worden toegekend;
die niet in aanmerking komen voor ecologiesteun of strategische ecologiesteun
in aanmerking komen. Eens alle aanvraagformulieren ingediend zijn en beoordeeld zijn op hun ontvankelijkheid, maakt het VEA een rangschikking op, op basis van de aangevraagde steun.
356
B. Vl. Reg. 13 september 2013 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid, wat betreft de invoering van een steunregeling voor de injectie van biomethaan, BS 11 november 2013. 357 MB 22 november 2013 houdende de organisatie van een call voor het indienen van steunaanvragen voor nuttigegroenewarmteinstallaties met een bruto thermisch vermogen van meer dan 1 MW, installaties voor de benutting van restwarmte en installaties voor de productie en injectie van biomethaan, BS 2 december 2013. 358 Art. 7.6.1 Energiebesluit. VEA, Principeaanvraag van investeringssteun voor een installatie voor de productie en injectie van biomethaan, http://www.energiesparen.be. 359 Afdeling III MB 23 november 2013. 360 Art. 7.6.2 Energiebesluit. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
111 / 194
Hoe lager het steunpercentage, hoe hoger een project gerangschikt wordt. Projecten met eenzelfde steunpercentage worden gerangschikt volgens indiendatum.361
De bedoeling van de subsidie is om een deel van de investeringskosten te dekken dus zal men de steun berekenen op basis van een aantal ‘in aanmerking komende kosten’, die verder mogen worden vastgelegd door het VEA. Die kosten moeten beschouwd worden als de extra investeringskosten van de installatie ten opzichte van een referentieinstallatie. Exploitatiekosten en –baten tellen niet mee. Van de in aanmerking komende kosten wordt dan een bepaald percentage gedekt:
65% voor kleine ondernemingen; 55% voor middelgrote ondernemingen; 45% voor grote ondernemingen; 65% voor andere aanvragers.362 Andere financiële steun in het kader van andere Aangevraagde ondersteuningsmaatregelen (veronderstellend dat alle + steun andere ondersteuningsmaatregelen volledig benut worden)
Totaal steunpercentage
=
-------------------------------------------------------------------------------In aanmerking komende kosten
De effectieve uitbetaling gebeurt in drie schijven waarbij telkens een aantal voorwaarden worden gesteld met betrekking tot de opbouw van de installatie. Alle nodige informatie kan terug gevonden worden in het wijzigingsbesluit. Alsook de vervalregeling en de situaties waarin het bedrag terug gevorderd kan worden. Zo zullen installaties die niet tijdig de juiste vergunningen bekomen, hun recht op steun verliezen.363
In de sector is men verheugd met de komst van deze eerste vorm van steun. Toch blijft het onvoldoende om een biomethaaninstallatie rendabel te runnen. De investeringssubsidie helpt voor de opbouw van de installatie, maar wegens de blijvende brandstofkost is er nood aan een bijkomende exploitatiesteun. 364 Andere Europese landen die de injectie toelaten, hebben stuk voor stuk hun eigen ondersteuningskader uitgewerkt die het mogelijk maakt biomethaan op een rendabele manier op de markt te brengen.
361
Art. 7.6.3§3 Energiebesluit.
363
Art. 7.6.3§4 Energiebesluit. N. DEVRIENDT, Biomethaan als hernieuwbare energiebron in Vlaanderen, Vito, 2013.
364
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
112 / 194
Verschillende types van steunregimes Als exploitatiesteun zijn een aantal opties denkbaar. Uit de buitenlandse voorbeelden komen een drietal mogelijkheden naar voor: Een feed-in-tarief, directe en/of indirecte bonussen en fiscale voordelen. Uiteraard is ook een combinatie van deze systemen mogelijk.
Het meest gebruikte systeem vormt het feed-in-tarief (FIT) die als doel heeft een kosten gerelateerde financiële compensatie te bieden aan de biomethaanproducenten op lange termijn. Zo hebben producenten de zekerheid dat zij voor een bepaalde periode kunnen concurreren met de aardgasprijs. Die financiële steun kan zowel bij de aanvang van de keten toegekend worden als een bedrag per eenheid geïnjecteerd gas. Maar ook bij het einde van de keten als een subsidie afhankelijk van het eindgebruik.365 Duitsland, Nederland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk hebben allen een FIT-mechanisme uitgewerkt die evenwel op bepaalde punten met elkaar verschillen. Hieronder wordt, bij wijze van illustratie, het Nederlandse en Duitse en Engelse systeem beknopt uiteengezet.
In Nederland bestaat een algemeen FIT-systeem voor groen gas, groene stroom en groene warmte: de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie, aangeduid als SDE+. De basisdoelstelling is om tot een bepaalde hoogte het verschil te dekken tussen de prijs van grijze energie, en de prijs van groene energie. Dit deel noemt men de onrendabele top en daarvoor wordt jaarlijks een maximumbedrag vastgesteld per technologie.366 De rechtsbasis vindt men in het besluit stimulering duurzame energie en de bijhorende uitvoeringsregeling.367 Voor alle categorieën samen is een totale subsidiepot voorzien van 3 à 3,5 miljard euro, die dan verdeeld moet worden over de verschillende subcategorieën elektriciteit, warmte en gas. De subcategorieën worden op hun beurt opgedeeld in onderscheiden technologieën zodat men voor elke techniek afzonderlijk het maximale steunbedrag kan vaststellen. Wie zijn deel uit de pot wil, moet zich tijdens één van de zes jaarlijkse fases
365
GGG, Biomethane Guide for Decision Makers – Policy guide on biogas injection into the natural gas grid, april 2013. 366 Besluit (NL) van 1 april 2008, stimulering duurzame energieproductie, Stb. 2008, 81. 367
Regeling Regeling van de Minister van Economische Zaken van 28 februari 2008, tot vaststelling van algemene uitvoeringsregels voor de subsidieverstrekking op grond van het Besluit stimulering duurzame energieproductie (Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie), Stb. 2008, 81, laatstelijk gewijzigd op 13 februari 2014, Stcrt. 2014, 3721. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
113 / 194
inschrijven in het systeem. Hoe later men inschrijft, hoe hoger de tussenkomst, al loopt men wel het risico dat het subsidieplafond dan reeds is bereikt. 368
De subsidie wordt als volgt bepaald:
Figuur 33: Opbouw van de SDE+ Bijdrage.(RVO).
De SDE+ bijdrage schommelt dus afhankelijk van de ontwikkeling van de grijze energieprijs. Hoe hoger die laatste, hoe kleiner de subsidie. Dit is ook logisch aangezien een producent dan ook meer ontvangt van zijn energieafnemer. De basisenergieprijs vormt de grens voor de maximale subsidie. Zou de prijs voor grijze energie nog onder deze norm zakken, dan zal de subsidie dat deel niet meer compenseren.369 Een logisch gevolg van dit systeem is dat men meer totale subsidie zal ontvangen naarmate men meer hernieuwbare energie produceert.
De SDE+ regeling voor 2014 ging van start op 1april 2014 en bevat enkele aanpassingen ten opzichte van SDE+2013. Voor biomethaan veranderen twee zaken: aanvragers moeten nu een haalbaarheidsstudie van hun project opmaken en indienen, en de SDE+ subsidie is niet langer combineerbaar met de investeringsaftrek. Bovendien plant Nederland om over te schakelen van een overheidssubsidiëring naar een publieke financiering door middel van een heffing op de elektriciteit- en gasprijs.370
368
V. DE GEEST, L. BAMELIS, J. DE MEY, L. DEMOLDER, N. DEVRIENDT, C. MOENAERT, K. VANACKER, H. VERVAEREN, E. MEERS, Biomethaanpotentieel voor Vlaanderen versie 1.0, Biogas-E vzw, Januari 2014. 369 RVO, Digitale brochure SDE+2014, februari 2014. 370 http://www.greengasgrids.eu/market-platform/netherlands/support-schemes.html. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
114 / 194
Voor hernieuwbaar gas uit biomassa (biomethaan) die men injecteert op het netwerk, bestaan zes productietechnologieën die elk hun eigen steunbijdrage kennen variërend van 0.483 euro/Nm3 tot 1,0345 euro/Nm3. De hoogte is, zoals eerder vermeld, verschillend naargelang de fase waarin men de steun heeft aangevraagd. Ze wordt toegekend voor een termijn van 12 jaar.
Figuur 34: Overzichtstabel van de basisbedragen die van toepassing zijn in 2014. (RVO).
De garanties van oorsprong van Vertogas zijn gekoppeld aan dit FIT-systeem. Zonder inschrijving bij een certificerende instantie, kan je geen gebruik maken van dit subsidiemechanisme. De SDE+ regeling bestaat naast het mechanisme van de biotickets, die men gebruikt ter ondersteuning van het inzetten van biomethaan in de Nederlandse transportsector.371 Beiden kunnen niet gecombineerd worden dus biomethaan die steun ontvangt via de SDE+ bijdrage, kan later niet in aanmerking komen voor het verkrijgen van biotickets. Enkel wanneer groen gas rechtstreeks aan het wegverkeer geleverd wordt en niet de ‘omweg’ via het aardgasnetwerk maakt, zal men werken met biotickets.
In Duitsland bestaat eveneens een FIT-systeem, maar men gaat er iets anders te werk en koppelt de FIT-steun aan het gebruik van biomethaan voor de opwekking van groene stroom. Eens de installatie werd opgestart en de subsidie werd toegekend, ontvangt een producent 20 jaar lang hetzelfde steunbedrag. Wel wordt de subsidie jaarlijks met een bepaald percentage verminderd voor nieuwe installaties wat betekent dat een installatie die 5jaar later wordt opgestart, een lager steunbedrag zal ontvangen dan deze die 5 jaar eerder in dienst werd genomen. Dit noemt men de degressiviteit van het systeem.372
371
Zie hoofdstuk 4.3.3.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
115 / 194
Figuur 35: Eenvoudige voorstelling van het feed-in-tarief over 20 jaar. (German Energy Transition).
De juridische regeling is opgenomen in de Erneuerbare Energieen Gesetz (EEG), die ook de prioritaire toegang van hernieuwbare energie verplicht.373 Het gegarandeerde feed-intarief bestaat uit een basisvergoeding en een bonussysteem, voor groene elektriciteit opgewekt met biomethaan uit het gasnet. Voor biomassa zijn de basisvergoedingen terug te vinden in sectie 27 van de EEG; ze worden uitgedrukt in eurocent/kWh en zijn dus afhankelijk van de capaciteit van de biomassa-installatie.374
Biomass (§ 27 EEG) Basic tariff* Share of capacity Up to 150 kW Up to 500 kW Up to 5 MW Up to 20 MW Tariff biowaste installations and small manure gas Biowaste fermentation up to 500 kWel Biowaste fermentation up to 500 kWel to 20 MWel Manure biogas upt to 75 kWel
ct/kWh
14.01 12.05 10.78 5.88 15.68 13.72 24.50
372
http://energytransition.de/2012/10/renewable-energy-act-with-feed-in-tariffs. Gesetz für den Vorrang Erneuerbarer Energieen, http://www.biogaspartner.de/en/actsregulations/renewableenergy-sources-act.html. 374 Art. §27 EEG. 373
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
116 / 194
De gasopwerkingsbonus krijgt men voor stroom die in een WKK tot 5MW werd opgewekt met biomethaan uit het gasnet, op voorwaarde deze WKK met een 100% warmtebenutting werkt en de juiste techniek voor gasopwerking werd gebruikt.375 De hoogte ervan wordt bepaald door de installatiegrootte en bedraagt maximaal 3 eurocent/kWh.376
Figuur 36: Biomethane production bonus. (EEG2012).
Daarnaast kan men ook een flexibiliteitspremie krijgen als de producenten werken via een marktgeoriënteerd productiemechanisme, en de opwekking van stroom/biomethaan gaan afstemmen op de vraag. Zo stimuleert de overheid de productie tijdens de piekuren. 377 Het grote verschil is dat de producent zijn opgewekte energie nu rechtstreeks op de markt afzet, in de plaats van deze via een lange termijn contract aan de netbeheerder te verkopen waarvoor ze de vaste EEG-steun krijgen. Bovenop de marktwinst, krijgen de installatiebeheerders een premie die wordt berekend als het verschil tussen het FIT-tarief en een referentieprijs. Die referentieprijs wordt maandelijks berekend en omvat de gemiddelde energieprijs die gold de voorgaande maand én een management premie die de nodige beurskosten moet dekken.378
In het Verenigd Koninkrijk wordt eveneens gewerkt met een steun gekoppeld aan het eindgebruik via enerzijds de Renewable Heat Incentive (RHI) en anderzijds een feed-in tarief voor elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare bron. De RHI kent aan biomethaanproducenten een bedrag van 7.5 pence per geïnjecteerde kWh toe bovenop de gasprijs, voor een periode van 20 jaar. Dit bedrag zou normaal gezien enkel mogen wijzigen ingevolge de inflatie, maar men heeft toch een overleg gestart ter herziening van het steunbedrag omdat dit hoger blijkt te zijn dan nodig.379
375
Art. §27c EEG. M. FULTON en J. AUER, The German Feed-in Tariff: Recent Policy Changes, september 2012. 377 Art. 33i EEG. http://www.greengasgrids.eu/market-platform/germany/support-schemes.html 378 M. FULTON en J. AUER, The German Feed-in Tariff: Recent Policy Changes, september 2012. 379 https://www.ofgem.gov.uk/environmental-programmes/non-domestic-renewable-heat-incentive-rhi/tariffs-andpayments. 376
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
117 / 194
Voor groene stroom opgewekt uit biogas zijn feed-in tarieven toepasselijk voor kleine elektriciteitscentrales tot 5 MW.380 Afhankelijk van de capaciteit van de centrale, krijgen zij een bedrag tussen de 9 tot 13 pence/kWh voor een periode van 15 jaar.
Figuur 37: Feed-in-tariffs for small scale low carbon Electricity installations. (GGG).
Grote centrales vallen onder de Renewable Obligation (RO) die verplicht zijn een bepaald percentage elektriciteit uit een hernieuwbare bron op te wekken. De financiële ondersteuning voor deze installaties gebeurt via verhandelbare certificaten (Renewable Obligation Certificates) die worden toegekend per opgewekte MWh, afhankelijk van de hernieuwbare bron.381
Naast FIT-systemen passen sommige landen een aantal indirecte subsidies toe waarvan de meeste bestaan uit belastingvoordelen. Zo geniet biomethaan in Duitsland lagere accijnzen en bedraagt de BTW slechts 19%.382 Bovendien krijgen de producenten die injecteren in het distributienet een vergoeding van 0,7 eurocent/kWh als bonus omdat zo geen gebruik van het transmissienet gemaakt moet worden.383
380
OFGEM, Feed-in Tarrif Factsheet, About the scheme and how to apply, 19 december 2013. OFGEM, Renewables Obligation: Guidance for Generators 2014, 1 april 2014. 382 Energiesteuergesetz vom 15. Juli 2006 (BGBl. I S. 1534; 2008 I S. 660, 1007), das zuletzt durch Artikel 1 des Gesetzes vom 5. Dezember 2012 (BGBl. I S. 2436, 2725; 2013 I 488) geändert worden ist. 383 Gasnetzentgeltverordnung vom 25. Juli 2005 (BGBl. I S. 2197), zuletzt geändert durch Artikel 2 des Gesetzes vom 8. April 2008 (BGBl. I S. 693). 381
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
118 / 194
Doorheen Europa is geenszins sprake van uniformiteit in de fiscale regimes en verschillende steunmechanismen, dus moet men in Vlaanderen zelf gaan bepalen wat binnen onze juridische- en marktomstandigheden best pas als exploitatiesteun. Een FITsysteem gebaseerd op een onrendabele-top-berekening is waarschijnlijk het best passend. Onze huidige ondersteuning voor groene stroom en warmte werkt namelijk ook op deze manier.384 Deze kan bestaan naast de indirecte subsidiëring in de vorm van de investeringssteun en eventueel een vrijstelling van de normale heffingen en netkosten verbonden aan de aardgasprijs.
3.1.4 Andere beleidsaspecten
Naast het vastleggen van alle technische voorwaarden en een uitgewerkt financieel regime, vraagt men in de sector eveneens om het beleid voor een aantal jaren stabiel te houden. We zien dat in de andere lidstaten telkens een termijn op de steuntoekenning wordt gezet en dat producenten erop kunnen vertrouwen dat tijdens deze looptijd geen wijzigingen zullen worden doorgevoerd.385 Er is enige ongerustheid vanuit productiezijde dat Vlaanderen wel eens zou kunnen tekortschieten op deze nood aan consistentie. Dit wantrouwen vindt zijn oorsprong in de plotse wijziging die werd doorgevoerd voor de groenestroomcertificaten in 2012. Toen werd de duurtijd van de steuncertificaten gehalveerd alsook werd de berekeningsmethode voor de minimumsteun plots veranderd. Dit resulteerde in heel wat moeilijkheden binnen de biogassector met uiteindelijk ook een aantal faillissementen tot gevolg. Van de 32 resterende biogasinstallaties in ons land, zijn nog een 5tal winstgevend, alle andere maken zwaar verlies. De sector zelf wijst de grilligheid van de wetgever als oorzaak van de slechte financiële omstandigheden.386 Uiteraard is het niet de bedoeling dat het scenario zich herhaalt bij de injectie van biomethaan. Vandaar dat de Vlaamse overheid moet trachten haar steunbeleid meteen correct op te stellen zodat zij geen noodzaak voelt naderhand nog wijzigingen door te voeren. Zonder een stabiel beleid, zal geen enkele investeerder bereid zijn een biomethaanproject te starten in Vlaanderen.
384
Art. 3.1.3 Energiedecreet. FEBIGA, Memorandum Voorstellenbundel in het vooruitzicht van de Vlaamse verkiezingen van 2014, Brussel, oktober 2013. 386 D. FIERS, “De biogasindustrie in Vlaanderen maakt momenteel een zware crisis door. Biogas werd enkele jaren geleden met veel omhaal onthaald als bron voor groene energie. Maar 8 van de 40 Vlaamse installaties zijn inmiddels failliet. De sector zelf wijt de crisis aan de grillige wetgeving rond groenestroomcerticaten”, 8 november 2013, www.deredactie.be. 385
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
119 / 194
De wetgever moet eveneens waakzaam zijn om bij het opstellen van normen zoveel mogelijk in te spelen op buitenlandse en Europese ontwikkelingen. Hoogstwaarschijnlijk zal met het komen van de Europese technische norm inzake biomethaan, ook een grensoverschrijdende handel ontstaan. Onze vorm van garanties van oorsprong zou dus dicht moeten aanleunen bij de labels van onze buurlanden. Zo ontstaat er ruimte voor het erkennen van elkaars certificaten, wat nodig zal zijn indien effectief een bi- of multilaterale mark opgericht wordt. Het steunkader daarentegen, kan wel een Vlaamse aangelegenheid blijven want iedere biomethaanproducent zal in eigen land de steun moeten aanvragen en verkrijgen. Een dubbele vorm van subsidie door middel van export/import moet te allen tijde vermeden worden, anders gaat men de binnenlandse productie boycotten.
Een laatste beleidspuntje waaraan gewerkt kan worden, is het vermijden van een overregulering. De situatie in België is reeds complex omdat wij inzake energie op 4 niveaus (Federaal, Vlaams, Waals, Brussels) naast elkaar werken, en omdat voor elke vorm van energieopwekking verschillende regulering toepasselijk is. Ook het vergunningenbeleid en de regulering inzake de biomassa-inputstromen is bijzonder complex en wordt voortdurend aangepast. Het scenario biomethaaninjectie is een nog grotendeels onbeschreven blad. De Vlaamse wetgever heeft aldus een opportuniteit om de juridische omkadering zo eenvoudig en transparant mogelijk op te stellen.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
120 / 194
3.2 Biomethaan voor groene stroom productie (analogie met biogas) Een tweede relevante optie inzake biomethaangebruik, is het gas gebruiken als grondstof voor de productie van groene stroom op dezelfde wijze als men biogas opwekt naar elektriciteit. Er zijn redelijk wat technologieën mogelijk zoals de opwekking via een stoomturbine, een gasturbine, een combinatie van die twee in een STEG-centrale, een interne verbrandingsmotor, enz.387 Maar de meest gebruikte techniek is de elektriciteitsproductie in een kwalitatieve warmtekrachtkoppeling installatie.388 De meeste processen, met inbegrip van de WKK, leveren zowel groene stroom als groene warmte op. Dit hoofdstuk concentreert zich op de elektriciteitscomponent en niet op de geproduceerde warmte omdat elektriciteit veel eenvoudiger gebruikt kan worden. Warmte kan moeilijk getransporteerd worden en gaat verloren indien men het niet op de site zelf gebruikt of kan afvoeren naar een dichtbijgelegen afnemer. Dat probleem komt niet voor bij elektriciteit. De geproduceerde stroom kan gemakkelijk geïnjecteerd worden in het elektriciteitsnet, wat betekent dat wederom een stormvloed aan regulering nageleefd moet worden. 3.2.1 Korte toelichting bij de organisatie van de elektriciteitsmarkt De werking van de elektriciteitsmarkt is op zich erg vergelijkbaar met die van de aardgasmarkt. Het grote verschil met de aardgassector is dat we hier wel een eigen, nationale productie kennen met een uitgewerkte regeling voor de injectie op het elektriciteitsnet van de geproduceerde stroom. De Belgische productiecapaciteit bedroeg 18250 MW in 2010, waarmee we ongeveer 1/5e van onze totale consumptie van dat jaar hebben vervuld. 389 Die nationale productie is voornamelijk afkomstig uit klassieke elektriciteitscentrales op kolen, aardgas, stookolie en kerncentrales, maar ook de energie uit hernieuwbare bron maakt een opmars. In 2010 was 7% van de geproduceerde elektriciteit van groene oorsprong, waarvan het grootste aandeel afkomstig was uit biomassa. Volgens de CREG zal de rol van biomassa ook in de toekomst belangrijk blijven al verwacht men eveneens een grote toename in de offshore windenergie.390
387
J. LIEKENS, WKK-technieken & Biogas, Antwerpen, 13 december 2005. http://www.biogas-e.be/vergisting/eindproducten. 389 www.entso.eu 390 CREG, Studie (F)110616-CDC-1074 over de nood aan productiecapaciteit van elektriciteit in België over de periode 2011-2020, 16 juni 2011. 388
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
121 / 194
Figuur 38: Productiecapaciteit per technologie eind 2010. (CREG).
Deze component groene stroom heeft bijgedragen tot de totale 3,8% energie uit hernieuwbare bron die we behaalden in 2011. Vergeleken met het cijfer van 1,5% in 2005 is dit al enigszins een vooruitgang391, maar toch zijn bijkomende inspanningen vereist als we ons individuele streefcijfer van 13% tegen 2020 willen halen. Ondertussen werden de quotumverplichtingen voor het aandeel van groene stroom opgetrokken naar 14% in 2013 en 20,5% in 2020.392
Maar er zijn ook grote gelijkenissen tussen de organisatie van de elektriciteit- en de aardgasmarkt. Dit komt omdat beide ‘netsectoren’ zijn, die voor het energietransport verplicht gebruik moeten maken van de aangelegde netstructuur die beheerd wordt door een onafhankelijke partij. De derde elektriciteitsrichtlijn393 heeft ook op de elektriciteitsmarkt een juridische scheiding doorgevoerd tussen de transmissie-activiteiten en de productie- en leveringsactiviteiten. Enkel deze laatste zijn georganiseerd volgens de vrije markt principes en laten toe dat de concurrentie kan spelen. Dat is niet zo voor het vervoer van elektriciteit dat onder een wettelijk en gereguleerd monopolie valt. Om financiële en technische redenen is het namelijk niet wenselijk om diverse netten naast elkaar uit te bouwen.
391
J. BROUWERS, Mira, Hernieuwbare energie: groene stroom, groene warmte & koelingen biobrandstoffen, februari 2013. 392 http://www.energiesparen.be/milieuvriendelijke/cijfers. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
122 / 194
Het Belgische elektriciteitsnet is onderverdeeld op basis van het spanningsniveau waarbij het federale transmissienetwerk de hoogspanningsleidingen omvat, en de gewestelijke distributienetten uit infrastructuren van midden en lage spanning bestaan. De overige spelers op de markt zijn dezelfde als in de aardgassector, namelijk de producenten, de leveranciers, de afnemers en de regulatoren CREG en VREG.
De omzetting in België van de Europese richtlijn valt op federaal niveau terug te vinden in de kaderwet van 1999 inzake de organisatie van de elektriciteitsmarkt394 en haar talrijke uitvoeringsbesluiten, die wel immer lijken te wijzigen. De productie van elektriciteit wordt hoofdzakelijk op dit niveau geregeld, al moet men wel rekening houden met de bevoegdheid van de gewesten inzake hernieuwbare energie. 395 Algemeen, wordt bij koninklijk besluit bepaald dat er voor iedere installatie die een netto ontwikkelbaar vermogen heeft van 25 MW of meer, een federale productievergunning vereist is. Installaties die onder deze grens vallen, zijn vrijgesteld van de vergunningsplicht.396 De overige Koninklijke besluiten bevatten voornamelijk regels met betrekking tot offshore energieproductie en zijn dus niet relevant in een biogas/biomethaan scenario. Voor de levering van elektriciteit moet voornamelijk naar het Koninklijk besluit van 2 april 2003 gekeken worden, dat de voorwaarden voor de federale leveringsvergunning beschrijft.397 Op Vlaams niveau wordt de organisatie van de markt en de levering van elektriciteit geregeld in het Energiedecreet en het Energiebesluit.
De netstructuur
Het elektriciteitsnet bestaat uit leidingen die van 380 kilovolt, tot 15 kilovolt en lager gaan. De technische eisen en exploitatievoorwaarden zijn sterk variërend naargelang de netspanning. Defecten op leidingen van hoge spanning zullen merkbaar zijn voor zeer veel partijen, dus zijn voor deze netten strengere vereisten toepasselijk dan voor netten waar een lager spanningsniveau heerst.398 De netten vallen onder een verschillende
393
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad, 2009/72/EG, 13 juli 2009, betreffende de gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG, Pb.L. 14 augustus 2009, afl. 211, 55. 394 Wet 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, BS 11 mei 1999. 395 F. VANDENDRIESSCHE, Energierecht, Universiteit Gent, 2013-14. 396 KB 11 oktober 2000 betreffende de toekenning van individuele vergunningen voor de bouw van installaties voor de productie van elektriciteit, BS 1 november 2000. 397 KB 2 april 2003 betreffende de vergunningen voor de levering van elektriciteit door tussenpersonen en betreffende de gedragsregels die op hen van toepassing zijn, BS 22 april 2003. 398 EANDIS, De levering van elektriciteit in Vlaanderen, november 2013. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
123 / 194
bevoegdheid naargelang ze instaan voor de transmissie van elektriciteit of de distributie van elektriciteit, met inbegrip van het plaatselijk vervoer.
Het transmissienet bestaat uit de hoogspanningsleidingen van > 70 kilovolt, en valt onder federale bevoegdheid. Dit wordt geacht een aangelegenheid te zijn die technisch en economische ondeelbaar is en daarom een gelijke behandeling op nationaal vlak behoeft. In de Elektriciteitswet worden vervoer, transport en transmissie door elkaar gebruikt, maar ze hebben allemaal betrekking op dezelfde activiteit. Het transmissienetbeheer is in handen van Elia System Operator NV, die daarvoor in december 2012 een certificering verkreeg van de CREG.399 De licentie is geldig voor een hernieuwbare termijn van 20 jaar.400 Fysiek bestaat het Elia-net uit ca. 8400 km boven- en ondergrondse leidingen en een 800-tal hoogspanningsstations. De 380 kV leidingen vormen de spil van het net waarop de grote kerncentrales aangesloten zijn en waarlangs de internationale uitwisseling gebeurt. Maar het net bevat ook leidingen van lagere spanning (van 150 kV tot 30 kV) om elektriciteit te vervoeren naar grote industriële afnemers en de binnenlandse elektriciteitslevering te verzekeren.401 De taken van Elia worden bepaald in Art. 11 van de Elektriciteitswet en verder uitgewerkt in een technisch reglement van de CREG dat wordt weergegeven in het koninklijk besluit van 19 december 2002.402
Het plaatselijk vervoersnet zijn leidingen met een spanning tot en met 70 kilovolt en de bijhorende installaties, die voornamelijk bedoeld zijn om elektriciteit van de transmissienetten naar de distributienetten te vervoeren.403 De leidingen van het Vlaamse plaatselijk vervoersnet worden gereguleerd in het Energiedecreet en Energiebesluit want dit valt onder gewestelijke bevoegdheid. Toch is het eveneens Elia die deze netten beheert. Ze werd daarvoor aangesteld door alle drie de gewesten en moet dus samenwerken met in totaal 4 regulatoren; CREG (federaal), VREG (Vlaams), CWaPE (Waals) en BRUGEL (Brussels Hoofdstedelijk Gewest). De aard van dit net is enigszins anders dan het gewone distributienet en daarom worden de voorschriften en regels voor het beheer en de toegang tot dit net in een afzonderlijk technisch reglement van de VREG geregeld.404 399
CREG, Eindbeslissing (B)121206-CDC-1178, over de aanvraag tot certificering van Elia System Operator N.V., 6 december 2012. 400 Art. 10§2 Elektriciteitswet. 401 ELIA, Facilitator in de de vrije elektriciteitsmarkt. 402 KB 19 december 2002 houdende een technisch reglement voor het beheer van het transmissienet van elektriciteit en de toegang ertoe, BS 28 december 2002. 403 Art. 1.1.3,100° Energiedecreet. 404 VREG, Technisch Reglement Plaatselijk Vervoernet van Elektriciteit, 8 november 2013. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
124 / 194
De distributienetten betreffen de midden- en laagspanningsleidingen onder de 70kV en vallen onder gewestelijke bevoegdheid405. Deze netten verdelen de elektriciteit over de ruim 5,6 miljoen gebruikers die elektriciteit afnemen op distributieniveau. Voor gewone residentiële klanten moet de spanning daarvoor verlaagd worden tot 230 à 400 V. Industriële afnemers daarentegen sluiten zich vaak aan op netten met een hogere spanning tot wel 15 kV. Per gemeente of groep van gemeentes, is telkens een intercommunale actief voor het netbeheer, die wordt aangeduid door de VREG voor een hernieuwbare periode van 12 jaar.406 Een certificering is op dit niveau niet vereist. De gemengde gemeentelijke intercommunales doen voor het fysieke beheer in Vlaanderen voornamelijk beroep op Eandis, de maatschappij die ook het beheer van de aardgasdistributienetten verzorgt. 407 De zuivere intercommunales, een minderheid, delegeren het fysieke beheer aan Infrax. De taken en voorschriften voor de DNB’s worden net zoals voor het plaatselijk vervoersnet, uiteengezet in een technisch reglement van de VREG. 408
Figuur 39: Bevoegdheidsverdeling in België. (Elia).
405
Art. 1.1.3,32° Energiedecreet. Art. 4.1.1 tot Art. 4.1.4 Energiedecreet. 407 EANDIS, De levering van elektriciteit in Vlaanderen, november 2013. 408 VREG, Technisch Reglement 406
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
125 / 194
Groene elektriciteitsproductie
De bevoegdheden inzake hernieuwbare energie zijn op gewestelijk niveau vastgelegd, dus moeten de groene producenten in Vlaanderen de regels uit het Energiedecreet en het Energiebesluit naleven. Wel hebben zij een federale vergunning nodig indien hun installatie een netto ontwikkelbaar vermogen heeft van 25 MW of meer. Voor de technische vereisten inzake hun aansluiting, moeten zij de toegangsregels naleven die beschreven staan in het technisch reglement van het net waarop zij aansluiten. Zeer grote productiecentrales zijn aangesloten op het Elia-hoogspanningsnet, maar er zijn ook kleinere centrales of zelfs particuliere producenten die op netten van DNB’s aansluiten. Denk maar aan een windturbine te land, of de zonnepanelen op het dak van vele gezinnen. Zij sluiten daartoe een toegangscontract af met de bevoegde netbeheerder. Wel krijgen de groene producenten een prioritaire toegang op het net, gelijk op welk spanningsniveau ze zijn aangesloten. Dit is eveneens het geval voor energie uit kwalitatieve WKK’s.409
De geproduceerde stroom vindt zijn weg naar de consument via de leveranciers waarmee de producenten een contract afsluiten. In 2014 zijn er 46 leveranciers actief die over een federale/regionale vergunning beschikken.410 De leveranciers sluiten op hun beurt leveringscontracten af met de eindafnemers die daarbij kunnen opteren om een contract voor groene stroom af te sluiten (ofwel gemengde contracten die een bepaald percentage groene energie bevatten, ofwel 100% groene contracten). De leveranciers leveren hiervan bewijs via certificaten die de herkomst van de energie aanduiden, de zogenaamde garanties van oorsprong. 3.2.2 Het steunregime voor groene stroom
De stimulering van hernieuwbare elektriciteitsproductie in België gebeurt algemeen via het systeem van de groenestroomcertificaten (GSC’s) dat enerzijds een minimumsteun biedt aan de producent afhankelijk van de gebruikte technologie, en anderzijds een verplichting oplegt aan leveranciers om jaarlijks een bepaald aantal GSC’s in te leveren.411 Een groenestroomcertificaat wordt gedefinieerd als “een immaterieel goed dat aantoont dat een producent een aangegeven hoeveelheid stroom geproduceerd met aanwending van
409
Art. 8§1 Elektriciteitswet en Art. 4.2.1.7° Energiedecreet. CREG, Lijst van de titularissen van een federale leveringsvergunning voor elektriciteit, 31 maart 2014. http://www.vreg.be/overzicht-leveranciers. 411 http://www.vreg.be/systeem-groenestroomcertificaten-en-garanties-van-oorsprong. 410
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
126 / 194
hernieuwbare energiebronnen heeft opgewekt binnen een bepaalde tijdsduur”.412 Aangezien het mechanisme op alle vier de bevoegdheidsniveau’s werkt, bestaan er zowel federale als gewestelijke GSC’s. De bespreking in dit hoofdstuk zal zich enkel toespitsen op de Vlaamse certificaten aangezien dit de enige zijn die toepassing zullen vinden op biogas- of biomethaaninstallaties. De federale certificaten betreffen enkel de elektriciteit geproduceerd uit water, stromen of zeegebieden waarin België rechtsmacht uitoefenen, kortom de offshore energie.413
3.2.2.1 De steun voor de producent Algemeen Wie in het Vlaamse Gewest groene stroom produceert, heeft onder bepaalde voorwaarden recht op groenestroomcertificaten. De juridische regulering wordt behandeld in het Energiedecreet en Energiebesluit waarin de effectieve uitkering en controle werd toegekend aan de VREG. Installaties vallen onder het mechanisme wanneer ze: 1. Gelegen zijn in het Vlaams Gewest.414 2. Energie opwekken uit een hernieuwbare bron die werd opgenomen in het Energiebesluit. Deze zijn: windenergie, zonne-energie, waterkracht, getijdenenergie, golfslagenergie, geothermie, biogas uit organisch-biologische stoffen, stortgas en energie opgewekt uit biomassa.415 3. De technologie werd opgenomen in één van de representatieve projectcategorieën die opgesomd staan in het Energiebesluit. Specifiek voor biogasinstallaties bestaan volgende categorieën: nieuwe biogasinstallaties met een maximaal vermogen tot en met 5 MWe : a) voor de vergisting van hoofdzakelijk mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen; b) voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie; c) recuperatie van stortgas; d) voor vergisting van rioolwaterzuiveringsslib; e) overige vergisters.; nieuwe biogasinstallaties met een maximaal vermogen groter dan 5 MWe tot en met 20 MWe : a) voor de vergisting van hoofdzakelijk mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen; b) voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie; c) recuperatie van stortgas;
412
Art. 2,4°bis Elektriciteitswet. Art. 2,1° KB 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen, BS 23 augustus 2002. 414 Art. 7.1.1 Energiedecreet. 415 Art. 6.1.16 Energiebesluit. 413
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
127 / 194
d) voor vergisting van rioolwaterzuiveringsslib; e) overige vergisters.416 Technologieën die geen representatieve projectcategorie hebben, krijgen geen GSC’s omdat voor die technieken onmogelijk een correcte bandingfactor opgesteld kan worden. 4. De installatie voldoende werd gekeurd.417 Deze verplichting omvat ten eerste de AREI-keuring die obligatoir is voor iedere elektriciteitscentrale en het bewijs vormt voor de veiligheid van de installatie. Ten tweede betreft dit de groenestroomkeuring voor installaties vanaf een bepaald ontwikkelbaar vermogen. Nieuwe installaties hebben een keuringsattest nodig vanaf een vermogen van 200 kW. Voor bestaande installaties is dit zodra een vermogen van1000 kW is bereikt. De groenestroomkeuring gebeurt tweejaarlijks en kan enkel uitgevoerd worden door de instanties die daartoe werden geaccrediteerd door de VREG.418 Voorlopig zijn dit er twee: Technisch Bureau Verbrugghen en Vinçotte.
Nieuwe producenten die voldoen aan deze voorwaarden, kunnen een principeaanvraag indienen bij de VREG om opgenomen te worden in het systeem.419 Binnen de twee maand na ontvangst van het volledige aanvraagdossier, volgt de beslissing van de VREG omtrent de aanwijzing van de projectcategorie en de berekening van de hoeveelheid toe te kennen certificaten.420 Alle uitgegeven GSC’s worden door de VREG nauwkeurig geregistreerd in een centrale databank. Dit vormt tevens de waarborg voor de echtheid van de certificaten.421
Het relatief eenvoudige en onbeperkte GSC-systeem dat werd opgesteld bij de aanvang van de ondersteuning in 2002, werd ondertussen grondig gewijzigd via een aanpassing van het Energiedecreet en –besluit in 2012.422 Daardoor bevinden we ons nu in een complexe overgangssituatie waarbij we een onderscheid moeten maken tussen de bestaande installaties die voor de wijziging al opgenomen waren in het systeem, en de nieuwe installaties die van start gaan na 1 januari 2013. De verandering is hoofdzakelijk 416
Art. 6.2/1.2 Energiebesluit. Art. 6.1.4 Energiebesluit. 418 VREG, Mededeling met betrekking tot de keuring van warmte-krachtinstallaties en groenestroomproductieinstallaties (met uitzondering van zonnepanelen), 3 oktober 2013. 419 VREG, Aanvraag van groenestroomcertificaten, http://www.vreg.be/principeaanvraag. 420 Art. 6.1.2 Energiebesluit. 421 Art. 6.1.14 Energiebesluit. 422 B. Vl. Reg. tot wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft de groenestroomcertificaten, de warmtekrachtcertificaten en de garanties van oorsprong, BS 31 december 2012. Decr. Vl. Houdende de wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de milieuvriendelijke energieprodcutie, BS 20 juli 2012. 417
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
128 / 194
gesitueerd op twee grote vlakken: enerzijds de duurtijd die plots werd gelimiteerd, en anderzijds de berekeningsmethode voor het aantal GSC en de minimumsteun. Deze abrupte wijziging kwam hard aan bij veel producenten die onder andere vertrouwden op een onbeperkte steuntoekenning in de tijd.
De GSC voor installaties met startdatum voor 1/1/2013 Het Energiedecreet bepaalt dat voor de reeds bestaande installaties een termijn wordt gesteld van 10 jaar op de toekenning van GSC’s.423 Dit betekent dus dat installaties die al vanaf de start van het systeem in 2002 GSC’s ontvingen, onmiddellijk uitgesloten werden van de steunregeling. De beslissing van de VREG om deze installaties GSC’s toe te kennen werd daarmee van rechtswege opgehoffen.
Wel werd een mogelijkheid voorzien om in twee mogelijke situaties een verlenging te vragen bij het Vlaams Energie Agentschap:
De eerste kan worden aangevraagd om het aantal groenestroomcertificaten te ontvangen dat overeenkomt met het vooropgesteld aantal vollasturen voor de projectcategorie waartoe de installatie behoort. De vollasturen worden op maandelijkse basis toegewezen aan het op dat moment geïnstalleerd vermogen uit hernieuwbare bronnen.424
De tweede betreft een verlenging voor 5 jaar indien de investering (of eventuele extra investeringen in de installatie) bij het verstrijken van de steunperiode nog niet zijn afgeschreven, op voorwaarde dat die investeringen een bepaalde omvang bereiken. Gedurende deze verlenging is wel het nieuwe berekeningssysteem voor de GSC toekenning toepasselijk.
Deze twee opties kunnen na elkaar aangevraagd worden in de hierboven aangegeven volgorde. Omgekeerd, eerst de investeringsverlenging aanvragen en daarna de verlenging op vollasturen, kan niet.425 De andere installaties blijven genieten van de steuntoekenning tot ook zij de 10jarige grens bereiken.
De GSC voor bestaande installaties worden maandelijks toegekend aan de producent voor iedere 1000kWh die hij genereert. 426 De specifieke bedragen per representatieve projectcategorie staan opgesomd in Art. 7.1.6 van het Energiedecreet.
423
Art. 7.1.1 Energiedecreet. VEA, Eindigheid van de steunperiode – bron vollasturen bepaald, 12 september 2012. 425 VEA, Eindigheid van de steunperiode – bron vollasturen bepaald, 12 september 2012. 424
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
129 / 194
De GSC voor installaties met startdatum vanaf 1/1/2013 Nieuwe installaties vallen onder een gloednieuwe berekeningsmethodologie die zich baseert op een onrendabele top en een bandingfactor, vastgesteld per projectcategorie.
De onrendabele top (OT) komt overeen met het bedrag per MWh groene stroom productie dat bijgelegd moet worden opdat de investering rendabel zou zijn over de levensduur van de installatie. Het VEA berekent deze OT’s aan de hand van objectieve parameters afkomstig uit referentie-installaties. Ze gaat daarbij uit van een rendement van 12%.427 De ingewikkelde formules werden opgenomen in de bijlagen van het Energiebesluit. De bandingfactor (Bf) is bepalend voor de berekening van het aantal GSC waarop producenten maandelijks recht hebben. Er wordt steeds vertrokken van het principe van één GSC per 1000 kWh, maar dit moet vermenigvuldigd worden met de toepasselijke Bf, die afhankelijk is van de betrokken projectcategorie.428 Is de Bf bijvoorbeeld gelijk aan 1, dan krijgt de producent 1GSC/MW x 1. Is de Bf lager dan 1, dan zal meer geproduceerd moeten worden voor hetzelfde aantal GSC’s, omgekeerd moet minder geproduceerd worden bij een Bf hoger dan 1. In elk geval bedraagt een Bf nooit meer dan 1,25.429 Het VEA zorgt voor een jaarlijkse actualisatie van de Bf’s en berekent deze op basis van de OT en de bandingdeler. De bandingdeler vertegenwoordigt de verwachte marktwaarde van de certificaten:430
Figuur 40: OT en Bf. (VEA).
De concrete aftopping van de Bf’s voor nieuwe biogasinstallaties per projectcategorie staat verderop beschreven in hoofdstuk 4.2.3.
426
Art. 7.1.1,§1 Energiedecreet. Bijlage III/1 tot Bijlage III/3Energiebesluit. 428 Art. 6.1.7 Energiebesluit. 429 Art. 7.1.4/1 Energiedecreet. 430 VEA, Rapport 2013/2 – Ontwerprapport OT/Bf, 13 mei 2013. 427
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
130 / 194
Hoe verkrijgt een producent concreet zijn steun Groenestroomcertificaten zijn vrij verhandelbaar, dus kan een producent zijn steunbedragen uitwinnen door GSC’s te verkopen: -
Aan een andere geïnteresseerde partij tegen een te onderhandelen prijs. (Bijvoorbeeld aan energieleveranciers die GSC’s moeten aankopen om hun opgelegde quota te halen).
-
Door ze in te leven bij de netbeheerder tegen de wettelijk vastgelegde minimumprijs.
Voor nieuwe installaties is er een minimumsteun toepasselijk van 93 euro per groenestroomcertificaat, ongeacht de gebruikte technologie.431
Producenten hebben de mogelijkheid om, als een soort extra garantie, een overeenkomst afsluiten met hun netbeheerder om die minimumsteun vast te leggen. De netbeheerder moet deze overeenkomst aangaan eens ze daarom wordt verzocht. Gedurende de 10jarige termijn van het contract, kan het steunbedrag niet wijzigen.432
3.2.2.2 De GSC-quota voor leveranciers Het tweede luik van de groene stroom ondersteuning in Vlaanderen vormt de verplichting voor elektriciteitsleveranciers om jaarlijks een bepaald aantal GSC in te leveren bij de VREG. Ook producenten die bijkomend een leveringsactiviteit uitoefenen zijn onderworpen aan deze plicht. De hoeveelheid wordt berekend volgens de formule opgenomen in Art. 7.1.10 van het Energiedecreet. De VREG brengt de leveranciers schriftelijk op de hoogte van het aantal GSC’s die ze moeten inleveren en baseert zich voor de berekening op de informatie die de netbeheerders doorspelen over de totale volumes die een leverancier levert.
Om aan de quota te voldoen, kopen de leveranciers de nodige GSC’s aan bij de producenten om ze vervolgens voor 31 maart in te leveren via de online databank van de VREG. De GSC’s switchen dan van categorie ‘nog niet ingeleverd’ naar ‘ingeleverd. Enkel certificaten die werden uitgegeven door de VREG komen in aanmerking voor berekening, dus geen buitenlandse GSC’s of certificaten uit de andere gewesten. Voor elektriciteit uit biomassa zijn tevens een aantal duurzaamheidsvereisten toepasselijk.433
431
http://www.vreg.be/minimumsteun. Energiebeleidsovereenkomst tussen de Vlaamse Regering en de elektriciteitsdistributienetbeheerders ter ondersteuning van de groenestroomproductie in het Vlaamse Gewest. 432
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
131 / 194
Leveranciers die hun plicht miskennen, moeten per ontbrekend certificaat een administratieve boete doorstorten naar het Energiefonds. Vanaf 31 maart 2013 bedraagt dit 100 euro per certificaat.434 Rol garanties van oorsprong Ook de GvO’s spelen een rol voor de elektriciteitsleveranciers omdat zij hiermee de hernieuwbare oorsprong van hun energie kunnen bewijzen tegenover hun consumenten. Vroeger waren de GvO’s gekoppeld aan de groenestroomcertificaten maar sinds een doorgevoerde wijziging in juli 2013 worden deze apart beheerd. Logisch, sinds de GSC berekening nu afhangt van de OT-Bf formule terwijl 1 GvO nog steeds 1000 kWh elektriciteit vertegenwoordigt. De werking van het GvO-mechanisme kwam reeds aan bod in hoofdstuk 4.1.3.5 van deze masterproef en wordt hier niet herhaald. Een punt van kritiek kan gevonden worden in het feit dat GvO’s, in tegenstelling tot de GSC’s, wel afkomstig mogen zijn uit het buitenland of uit één van de andere gewesten.435 Het is vreemd dat leveranciers kunnen claimen tegenover hun afnemers dat zij 100% groene energie leveren terwijl ze in werkelijkheid slechts hun opgelegde quota GSC inleveren bij de VREG. Het nut van de GvO’s wordt dan ook steeds meer in vraag gesteld sinds ze in werkelijkheid geen sterke motor vormen voor de ondersteuning van hernieuwbare energie.436
3.2.2.3 Warmtekrachtcertificaten (WKC’s) De GSC’s moeten onderscheiden worden van de warmtekrachtcertificaten die worden toegekend aan kwalitatieve WKK’s. Het systeem werkt op een analoge manier maar de toekenning gebeurt omwille van een onderscheiden reden. GSC’s worden toegekend omwille van de productie van groene stroom, terwijl de WKC’s een beloning vormen voor de energie-efficiëntie van het systeem. Door het gezamenlijke opwekken van elektriciteit en warmte, bekom je namelijk een primaire energiebesparing en dat heeft een lagere CO2 uitstoot tot gevolg.437 De warmtekrachtcertificaten staan dus los van de al dan niet hernieuwbare oorsprong van het gebruikte brandstoftype.
433
Art. 6.1.16 Energiebesluit. Art. 13.3.5§1,c Energiedecreet. 435 Art. 6.2/3.12 Energiebesluit. 436 O. LESAGE en R. VANPARYS, Test-aankoop, Groene stroom niet zo groen als het lijkt, maart 2011. 437 COGEN VLAANDEREN, WKK wegwijzer 2012, 2012. 434
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
132 / 194
Om in aanmerking te komen voor de toekenning van deze certificaten, moet de besparing afkomstig van een WKK-eenheid minstens 10% zijn ten opzichte van de referentie voor gescheiden productie438, dit noemt men het ‘kwalitatieve’ karakter. De berekeningsmodaliteiten hiervoor worden bepaald in het Energiebesluit en de referentierendementen worden bepaald bij ministerieel besluit en zijn afhankelijk van het brandstoftype.439
Een kwalitatieve WKK die draait op een hernieuwbare bron, zoals biogas, wordt een bioWKK genoemd. De steun voor de groene stroom die daarmee geproduceerd wordt, valt nog steeds onder het GSC-systeem. Dergelijke installaties maken dus aanspraak op beide certificaten mits zij natuurlijk aan alle voorwaarden voldoen.
Cijfers uit 2012 tonen aan dat aardgas nog steeds de determinerende brandstof is, die wordt ingezet in een WKK, maar de hernieuwbare bronnen maken een gestage opmars. Het aandeel van biogas bedroeg 2,3% procent van het volledige WKK-vermogen in 2012, slechts een marginaal cijfer ten opzichte van de 66,5% die aardgas vertegenwoordigde.440
Figuur 41: Evolutie van het operationeel elektrisch+mechanisch WKK-vermogen per brandstofsoort in Vlaanderen (Vito).
Het potentieel voor biomethaan wordt meteen duidelijk aangezien zowel de biogas-WKK’s als de aardgas-WKK’s probleemloos kunnen overschakelen op dit groene gas.
438
Bijlage I bij het Energiebesluit. MB Vl. Reg. 1 juni 2012 inzake de vastlegging van referentierendementen voor de toepassing van de voorwaarden voor kwalitatieve warmtekrachtinstallaties, BS 8 juni 2012. 440 Y. DAMS, K. AERNOUTS en K.JESPERS, Vito, Inventaris Duurzame Energie in Vlaanderen 2012 – DEEL II: WKK, oktober 2013. 439
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
133 / 194
3.2.3 De specifieke steun voor biogas in Vlaanderen
Eén van de mogelijkheden inzake biomassa is de input via de vergistingstechniek om te zetten naar biogas om vervolgens dit gas als brandstof te gebruiken voor de opwekking van elektriciteit . De inventaris van Vito wijst aan dat we in 2012 507,9 GWh elektriciteit hebben geproduceerd uit biogas in Vlaanderen.441 Dat cijfer vertegenwoordigt 8,42% van het totale aantal groene stroom, en 0,81 van alle geproduceerde elektriciteit in datzelfde jaar. Ongeveer 145 000 gezinnen zien daarmee hun energiebehoefte vervuld. Volgens de laatste prognose van het Vlaams Energie Agentschap, kunnen we een gestage groei verwachten tot een productie van 714,181 GWh in 2020.442 Een installatie krijgt het karakter van een ‘biogasinstallatie’ indien minstens 85% van de toegevoerde brandstof biogas betreft. Wat betekent dat voor 15% een andere brandstof gebruikt mag worden wat in de regel steeds aardgas zal zijn. Toch worden deze productie-eenheden ondanks hun deeltje fossiele brandstof aanzien als een installatie voor groene stroom.443
Ingevolge de ingrijpende wijzigingen in het GSC-systeem wordt de steun voor biogasinstallaties concreet als volgt toegekend444: Voor bestaande installaties op biogas uit vergisting van hoofdzakelijk mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen, en biogas uit gft-vergisting met compostering blijft de minimumsteun geldig, al is die nu wel beperkt in de tijd (10-jarige termijn): -
Installaties in dienst genomen voor 1 januari 2012, ontvangen 100 euro/certificaat;
-
Installaties in dienst genomen na 1 januari 2012, die een ecologiepremie werd toegekend, ontvangen 100 euro/certificaat;
-
Installaties in dienst genomen na 1 januari 2012, die geen ecologiepremie werd toegekend, ontvangen 110 euro/certificaat.
Voor installaties op stortgas, en biogas uit vergisting van afvalwater(zuiveringsslib) of rioolwaterzuivering(sslib) en voor verbranding van restafval geldt een minimumsteun van 60 euro per certificaat. Nog andere installaties dan deze hierboven vermeld, krijgen 90 euro per certificaat.
441
K. Jespers, K. Aernouts en Y. Dams, Inventaris duurzame energie in Vlaanderen - DEEL 1: hernieuwbare energie, februari 2012. 442 VEA, Rapport 2013/3 – Deel 3: evaluatie quotumpad, productiedoelstellingen en marktanalyserapport, 29 januari 2014. 443 VREG, Mededeling van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt, 28 mei 2013. 444 Art. 7.1.6 Energiedecreet. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
134 / 194
De nieuwe biogasinstallaties, met een startdatum van 1 januari 2013 worden in een ministerieel besluit ingedeeld in representatieve projectcategorieën gebaseerd op de gebruikte soort biomassa.445 Voor de categorieën biogas wordt de bandingfactor bepaald die relevant is voor de berekening van hun minimumsteun: 3° nieuwe biogasinstallaties met een maximaal vermogen tot en met 5 MWe: a) voor de vergisting van hoofdzakelijk mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen en met een startdatum vanaf 1 januari 2013: de bandingfactor bedraagt 1; b) voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie en met een startdatum vanaf 1 januari 2013: de bandingfactor bedraagt 1; c) recuperatie van stortgas met een startdatum vanaf de inwerkingtreding van dit besluit: de bandingfactor bedraagt 0,196; d) voor vergisting van rioolwaterzuiveringsslib en met een startdatum vanaf de inwerkingtreding van dit besluit: de bandingfactor bedraagt 0,208; e) overige vergisters en met een startdatum vanaf 1 januari 2013: de bandingfactor bedraagt 1; 5° kwalitatieve warmte-krachtinstallaties op biogas met een maximaal bruto nominaal vermogen tot en met 5 MWe: a)nieuwe installaties: 1. voor de vergisting van hoofdzakelijk mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen en met een startdatum vanaf 1 januari 2013: de bandingfactor bedraagt 1; 2. voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie en met een startdatum vanaf 1 januari 2013: de bandingfactor bedraagt 1; 3. voor recuperatie van stortgas en met een startdatum vanaf de inwerkingtreding van dit besluit: de bandingfactor bedraagt 0; 4. voor vergisting van rioolwaterzuiveringsslib en met een startdatum vanaf de inwerkingtreding van dit besluit: de bandingfactor bedraagt 0; 5. overige vergisters en met een startdatum vanaf 1 januari 2013: de bandingfactor bedraagt 1; b) ingrijpende wijzigingen: 1. voor de vergisting van hoofdzakelijk mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen en met een startdatum vanaf 1 januari 2013: de bandingfactor bedraagt 1; 2. voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie en met een startdatum vanaf 1 januari 2013: de bandingfactor bedraagt 1; 3. voor recuperatie van stortgas en met een startdatum vanaf de inwerkingtreding van dit besluit: de bandingfactor bedraagt 0; 4. voor vergisting van rioolwaterzuiveringsslib en met een startdatum vanaf de inwerkingtreding van dit besluit: de bandingfactor bedraagt 0; 5. overige vergisters en met een startdatum vanaf 1 januari 2013 : de bandingfactor bedraagt1;
445
MB Vl. Reg. 22/03/2013 houdende vastlegging van groenestroomcertificaten en warmte-krachtcertificaten voor 2013 II, BS 29 maart 2013. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
135 / 194
De bandingfactor voor projecten met startdatum vanaf 1 januari 2014 werd voor alle categorieën afgetopt op ‘1’. Iedere installatie zal nu één GSC ontvangen per 1000 kWh geproduceerde energie.446 Deze algemene verhoging, betekent dat de toegekende steun aan vergistingsinstallaties niet voldoende bleek te zijn om ze rendabel te maken. Maar volgens de biogassector zal deze aftopping op 1 geen stimulerend effect hebben op eventuele nieuwe investeringen want de steun is nog steeds onvoldoende.447
Figuur 42: OT-BF voor nieuwe installaties vanaf 01/01/2014. (Biogas-e).
3.2.4 Toepassing van het systeem op biomethaan Als we biomethaan gaan inzetten voor groene stroom productie, zijn twee grote pistes denkbaar. Ofwel zetten we het gas meteen in voor groene stroom productie op de site zelf, om het daarna te injecteren op het elektriciteitsnet. Ofwel maken we de omweg via het aardgasnetwerk. Dan wordt het groen gas geleverd aan een afnemer op een andere locatie die bijvoorbeeld een aardgas-WKK bezit, waarmee hij groene stroom en warmte wil produceren. In hoofdstuk 2.1.2 wordt reeds uiteengezet dat men de eerste optie waarschijnlijk niet zal gebruiken omdat het te veel kost om een opwerkingsinstallatie bij te bouwen op een site waar reeds alles voorhanden is om groene elektriciteit te produceren, maar het is een mogelijkheid.
446
VEA, Rapport 2013/2 – Deel 2: actualisatie OT/Bf voor projecten met een startdatum voor 1 januari 2014, 28 juni 2013. MB 25 september 2013 houdende de actualisatie van de huidige bandingfactoren en vastlegging van de bandingfactoren van groenestroomcertificaten en warmte-krachtcertificaten voor projecten die geen gebruik maken van zonne-energie met een startdatum vanaf 2014, BS 11 oktober 2013. 447 BIOGAS-E, “Publicatie definitief VEA rapport 2013/2-bandingfactoren voor 2014”, 16 juli 2013. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
136 / 194
Het juridische plaatje
Biomethaan moet erkend worden als een hernieuwbare bron in de GSC-regeling, wat betekent dat Art. 6.1.16§1 uitgebreid moet worden en naast biogas ook biomethaan moet bevatten. Ook zal een representatieve projectcategorie voor biomethaaninstallaties gecreëerd moeten worden waarvoor een onrendabele top en bandingfactor kan worden berekend. Ondertussen werd bij het VEA reeds een aanvraag ingediend om een dergelijke categorie aan te maken voor ‘groene stroom productie op basis van een interne verbrandingsmotor op biomethaan (uit het aardgasnetwerk) met een bruto nominaal elektrisch vermogen tot 5 MW’ . Maar volgens het VEA wordt dit reeds gedekt door de representatieve categorieën 5 tot 9 die de gewone biogasinstallaties behandelen.448 Dit betekent dat bestaande, Vlaamse biomethaanprojecten gewoon kunnen ingepast worden in de bestaande regulering. Een uitbreiding van de bestaande categorieën, vindt het VEA niet noodzakelijk.
Onderstaand schema toont duidelijk aan hoe het in de praktijk in zijn werk zou gaan. De blauwe pijlen duiden op de groenestroomcertificaten, de groene op de garanties van oorsprong.
Figuur 43: Biomethaan voor groene stroom productie. (Biogas-e).
448
VEA, Rapport 2013/2 – Deel 1: definitief rapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari 2014, 28 juni 2013. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
137 / 194
Er kunnen echter enkele bedenkingen gemaakt worden: Als we geen aanpassingen maken in de representatieve projectcategorieën betekent dit dat de onrendabele top en bandingfactor voor biomethaaninstallaties dezelfde zal zijn als voor biogasinstallaties, namelijk 1. Nochtans vraagt een biomethaanproductie een grotere investering gezien de opwerkingsinstallatie die moet bijgebouwd worden. Toch vindt het VEA dit niet voldoende reden om een nieuwe categorie in te richten.449 De huidige categorieën laten enkel steun toe aan biogasinstallaties in Vlaanderen, wat betekent dat voor de toekenning van GSC’s enkel biomethaan uit Vlaanderen in aanmerking komt. Nochtans wordt in onze buurlanden al volop groen gas geïnjecteerd in het net en ook in Wallonië kunnen we een toekomstige biomethaanproductie verwachten. Het VEA is echter geen voorstander voor een nieuwe representatieve categorie op basis van biomethaan met oorsprong buiten Vlaanderen gezien het gebrek aan uniformiteit op de verschillende buitenlandse markten. De productiekost, de gebruikte procesketen, de GvO’s,... allen bevatten nog te veel verschillen om een generieke installatie te kunnen definiëren. Bovendien moeten we waakzaam zijn dat door het aanwenden van buitenlands groen gas, geen dubbele telling wordt veroorzaakt in het kader van de 20% doelstelling op Europees niveau. Het VEA wil eerst hierover een duidelijke afstemming met buitenlandse overheden bereiken.450 Als we eens op de zaken vooruitlopen moet eveneens nagedacht worden over hoe de toekenning van de GSC in verhouding zal staan ten opzichte van een toekomstige exploitatiesteun. Als een biomethaanproducent enerzijds steun ontvangt voor zijn injectie op het aardgasnetwerk, kan hij dan eveneens GSC’s ontvangen voor groene stroom opgewekt met zijn biomethaan? Of zelfs eventueel gecombineerd met WKC’s indien er gebruik wordt gemaakt van een kwalitatieve WKK? En wat als de biomethaanproducent enkel injecteert op het aardgasnetwerk, en een andere partij het groen gas aanwendt in zijn WKK? Vallen beide partijen dan elk onder een gescheiden steunregime? Onder de Nederlandse SDE+ regeling kan dat bijvoorbeeld wel. Dit algemene systeem omvat gas, elektriciteit en warmte, er is met andere woorden geen sprake van regimes die naast elkaar bestaan. De steuntoekenning gebeurt daar per installatie en per categorie. De biomethaanproducent kan zijn opwerkingsinstallatie inschrijven voor het groen gas die hij daarmee injecteert in het net.
449
VEA, Rapport 2013/2 – Deel 1: definitief rapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari 2014, 28 juni 2013. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
138 / 194
Een andere partij die groen gas van het net haalt om het op te wekken tot elektriciteit, zal zich afzonderlijk kunnen inschrijven.451 Als een installatie draait op biomethaan afkomstig uit het aardgasnetwerk zal de elektriciteitsproducent moeten kunnen bewijzen tegenover de VREG dat hij wel degelijk groen gas voor de productie heeft aangewend. Hoe gaat dit concreet in zijn werk? Is het voldoende om te beschikken over een groen gas contract met een gasleverancier? Zo ja, welk mengpercentage wordt dan vereist? Men zou bijvoorbeeld kunnen opteren voor een vereist percentage van 85% naar analogie met de norm voor biogasinstallaties.
3.2.5 Beleidsaspecten
In de elektriciteitssector doen zich veel minder problemen voor om biomethaan in te passen, dan in de aardgassector. Dit komt voornamelijk omdat we hier al een ontwikkeld steunregime hebben voor de productie van groene elektriciteit en de situatie voor biogas reeds compleet werd uitgewerkt. Toch is het standpunt van VEA dat geen bijkomende representatieve projectcategorie gecreëerd moet worden, mijn inziens niet correct. Biomethaan verschilt namelijk van biogas in die zin dat het eerst geïnjecteerd kan worden op het aardgasnetwerk, alvorens het op een andere locatie in te zetten als brandstof voor groene stroom productie. De situatie laten zoals ze is, negeert dit onderscheid volledig en laat nog te veel punten open ter discussie. Zou de biomethaanproductie dan toch tot een volle ontwikkeling komen, dan is ongetwijfeld een aanpassing in de regelgeving nodig en zo wordt de situatie nog complexer dan ze al is.
De regelgever moet zich ervoor hoeden om systemen te ontwikkelen die ze achteraf moet aanpassen omdat ze niet het effect hebben waarop werd gedoeld. De grondige wijziging in het GSC-mechanisme vormt hiervan het voorbeeld bij uitstek. De Vlaamse regelgever verdedigt haar beleidswijziging door te wijzen op de problemen die het oude systeem had teweeg gebracht zoals het certificatenoverschot. Ondanks de steeds verhogende quotumplicht voor energieleveranciers, bleken er massale GSC overschotten te ontstaan op de markt waardoor de marktprijs kelderde. De netbeheerders werden vervolgens
450
VEA, Rapport 2013/3 – Deel 1: Rapport OT/Bf voor PV- projecten met een startdatum vanaf 1 juli 2014, 18 december 2013. 451 RVO, Digitale brochure SDE+2014, februari 2014. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
139 / 194
gedwongen om die grote aantallen over te nemen tegen de minimumsteun die hoger lag dan de marktprijs. En aangezien deze hun kosten doorrekenen in de nettarieven, worden uiteindelijk de consumenten hiervan het slachtoffer.
De Vlaamse wetgever werd door deze wansituatie wel gedwongen tot een grondige bijsturing, maar dit heeft weinig positieve effect gehad op het investeringsklimaat. Voornamelijk in de biogassector heeft dit aanleiding gegeven tot zware financiële problemen. Volgens Febiga, de Federatie van biogasinstallaties is een minimumsteun nodig van minstens 112 euro/certificaat, en dit voor een exploitatieperiode van 20 jaar, om een installatie rendabel te houden. Een groot verschil met de huidige 93 euro/certificaat die gedurende 10 jaar wordt toegekend. De WKC’s, die toegekend worden op basis van energiebesparing zijn wel effectief.452
Deze juridische instabiliteit, maar ook de traagheid waarmee de wetgever inspeelt op nieuwe beloftevolle technologieën leidt ertoe dat wij, in tegenstelling tot ander Europese lidstaten, geen succesvolle biogas/biomethaan markt ontwikkelen. Nochtans wordt biogas opgenomen in alle plannen en prognoses betreffende onze toekomstige energiemix en het behalen van de Europese verplichting inzake hernieuwbare energie. Indien geen maatregelen worden genomen om de financiële toestand van biogasproducenten te verbeteren en de investeringsbereidheid terug aan te zwengelen, dan kan echter niet met zekerheid verwacht worden dat de ingeschatte productievolumes gehaald zullen worden. Een technische mogelijkheid is niet voldoende, de plannen moeten ook economisch haalbaar zijn.
452
FEBIGA, Voorstellenbundel in het vooruitzicht van de Vlaamse verkiezingen van 2014, oktober 2013.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
140 / 194
3.3 Biomethaan als biobrandstof Biomethaan kan ingezet worden als vervoersbrandstof ter vervanging van aardgas in CNGvoertuigen, ook wel bio-CNG of CBM453 genoemd. Wagens die momenteel nog op diesel/benzine rijden kunnen mits een eenvoudige, maar kostelijke aanpassing van hun motor overschakelen naar deze biobrandstof. De kostprijs is onder andere afhankelijk van het type motor en de grootte van je wagen, maar komt al snel neer op een 2000 tot 4000 euro. Nieuwe kopers kunnen meteen opteren voor een wagen met CNG-tank. Ook voor groot transport zoals vrachtwagens en schepen kan bio-CNG als alternatief dienen voor aardgas, of LBM454 voor LNG. Wie de optie wil blijven behouden om ook nog een traditionele brandstof te kunnen tanken, zoals benzine of diesel, kan steeds opteren voor een gemengde motor. In België zijn de tankstations voor CNG nog niet zo sterk vertegenwoordigd en is de “bi-fuel” motor praktisch gezien de beste. Als dan niet tijdig een CNG tankstation bereikt kan worden, kan de motor in geval van nood terug vallen op een traditionele brandstof.
Voertuigen op CNG/CBM hebben heel wat positieve eigenschappen. Zo zijn ze veel minder vervuilend, zuiniger, stiller en beter voor de motor. De motor aanpassen vergt dan wel een eenmalige kost, maar de brandstof op zich is wel goedkoper. Dankzij de vrijstelling van accijnzen wordt de prijs/km tot vrijwel de helft gereduceerd. Aardgas als vervoersbrandstof gebruiken zorgt al voor een enorme daling van de CO2 uitstoot, maar vervang dit door biomethaan en er kan voor dezelfde hoeveelheid energie tot 23% minder emissie bereikt worden. CBM scoort zelfs het best van alle brandstoffen als we voor de berekening alle stappen uit de valorisatieketen meerekenen, de whell-to-wheel methode. Ook andere vervuilende emissies zoals de lokale uitstoot van fijn stof is sterk verminderd.455 In praktijk zal een onderscheid gemaakt worden tussen volgende situaties456; De mogelijkheid om te tanken aan de pomp bij de opwerkingsinstallatie zelf. Dan zal puur CBM in de motor getankt kunnen worden, rechtstreeks afkomstig uit de opwerkingsinstallatie. Het tanken van CBM in het CNG-tankstation. Voor de afnemer wijzigt er in principe niets, behalve dat nu een mengvorm van CNG en de groene variant ervan uit de pomp komt.
453
Compressed Biomethane, gecomprimeerd biomethaan. Liquid Biomethane, vloeibaar biomethaan. 455 ECORYS, Groengas in verkeer en vervoer – feiten en cijfers op een rij, 26 oktober 2012. 454
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
141 / 194
Figuur 44: De twee tankmogelijkheden. (GreenGasGrids).
Het grootste technische verschil tussen beide opties is wellicht het methaangehalte. Bij de tweede situatie gebeurt er een bijmenging dus zullen een aantal kwaliteitsvereisten van toepassing zijn, waaronder het methaangehalte. Autofabrikanten hebben liefst dat dit zo hoog mogelijk is, want dan kunnen zij efficiëntere motoren gebruiken. Voor de bijmenging zijn zij echter afhankelijk van de toegelaten standaard. Het methaangehalte van CBM op de site zelf, zou wel hoger kunnen zijn want hier blijft het gas puur.457 Deze verschillende technische vereisten zijn bindend voor de betrokken partijen dus dit uit zich ook op juridisch vlak.
In Vlaanderen zijn beide pistes nieuw want biomethaan wordt hier nog niet opgewerkt. Het is daarom belangrijk na te gaan wat reeds bestaat op wetgevend vlak en hoe we CBM daarin kunnen inpassen.
456
A. WELLINGER, GreenGasGrids, Standards for biomethane as vehicle fuel and for injection into the natural gas grid, 22 maart 2013. 457 Gespek met Christian Moenaert, Synergrid, 11 april 2014. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
142 / 194
3.3.1 Europees en nationaal biobrandstoffenbeleid
Voor het gebruik van biobrandstoffen bestaat reeds een regulerend kader. Op Europees vlak is dit een algemeen beleid waar gemakkelijk ruimte kan gevonden worden voor de toepassing van biomethaan. Zeker nu de duurzaamheidsvereisten steeds strenger worden en de biobrandstoffen van de eerste generatie meer en meer bekritiseerd worden. Voor de productie van CBM, een biobrandstof van de tweede generatie, worden afvalresten, hout, stro,... aangewend. Deze brandstof scoort beter op vlak van duurzaamheid en past volledig in het ‘Biobased-Economy’ plaatje.
Op nationaal niveau werden de Europese doelstellingen omgezet in een eigen beleid. Voor biobrandstoffen is dit voornamelijk federaal, en zijn er weinig opmerkelijke Vlaamse initiatieven. Voorlopig wordt op nationaal en Vlaams niveau enkel toepassing gemaakt van de bijmenging van biodiesel en bio-ethanol, maar er is een kader voor CNG-wagens dat uitgebreid zou kunnen worden tot CBM-wagens. Bovendien zorgt de onrust omtrent de eerste generatie biobrandstoffen en het verborgen klimaateffect, in navolging van Europa, ook bij ons voor een verschuiving van focus. Het lijkt erop dat biomethaan relatief probleemloos opgenomen zou kunnen worden in het Belgische biobrandstoffenbeleid.
3.3.1.1 Het Europees kader De richtlijn hernieuwbare energie van de Europese unie vormt ongetwijfeld de spil van het complete biobrandstoffenbeleid. In het geheel moet tegen 2020, 20% van het energieverbruik door hernieuwbare bronnen geleverd worden. Voor de transportsector geldt een verplichte norm van 10%.
Met dit nieuwe pakket maatregelen werd eveneens de vroegere biobrandstoffenrichtlijn van 2003 uitgeschakeld. Toen moest tegen 2010, 5,75% van de aangeboden benzine en dieselolie op de nationale markt afkomstig zijn uit een hernieuwbare bron.458 Maar al snel werd duidelijk dat deze richtlijn te beperkend was. Het bindend gedeelte spreekt namelijk enkel over een bijmenging van biobrandstof in diesel en benzine, niet over andere soorten vervoersbrandstof. 458
Art. 3,1,b,ii van de Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad, 2003/30/EG, van 8 mei 2003 ter bevordering van het gebruik van biobrandstoffen of andere hernieuwbare brandstoffen in het vervoer, Pb.L. 17 mei 2003, afl.123, 42. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
143 / 194
In de overwegingen werd wel aangehaald dat “een intensiever gebruik van bio transportbrandstoffen, waarbij andere alternatieve brandstoffen, waaronder LPG en CNG voor voertuigen, niet worden uitgesloten” deel van de gemeenschapsinstrumenten zou moeten zijn459, maar dit hield geen harde verplichtingen in voor de lidstaten. Dat biogas opgenomen was in de begrippenlijst van artikel 1 was ook weinig relevant gezien biogas niet bij diesel/benzine bijgemengd kan worden. Daarnaast werd al snel duidelijk dat de biobrandstoffen die wel bij diesel en benzine bijgemengd kunnen worden, helemaal niet zo duurzaam zijn. Het gaf de Europese unie een trigger om haar koers bij te stellen en het kader te verbreden.
De 10%-doelstelling kan met verschillend hernieuwbare bronnen voldaan worden. Naast biobrandstoffen kunnen bijvoorbeeld ook groene stroom en waterstof gebruikt worden. Brandstofmengsels die meer dan 10% biobrandstof vervatten moeten in de verkooppunten voorzien worden van een speciaal label 460
Om in aanmerking te komen voor de berekening van het percentage zijn een aantal duurzaamheidscriteria toepasselijk op energie uit biobrandstoffen en vloeibare biomassa; -
De brandstoffen moeten minstens voor 35% broeikasgasreductie zorgen ten opzichte van fossiele brandstoffen. Vanaf januari 2017 wordt dit opgetrokken naar 50%, en het jaar daarop geldt een vereiste van minstens 60% reductie.461 Afvalstoffen en residuen moeten enkel aan deze voorwaarde voldoen voor de meetelling.
-
De grondstoffen mogen niet verkregen zijn van landen met een grote biodiversiteit en landen met hoge koolstofvoorraden. De artikelen vermelden ook een aantal gebieden waar geen gewassen voor biobrandstof gekweekt mogen worden, zoals oerbossen en waterrijke gebieden.462
-
De landbouwgrondstoffen die in de gemeenschap worden geteeld, moeten worden verkregen overeenkomstig de Europese landbouwverordeningen.463
Ook in de overwegingen die de wetgevende tekst vooraf gaan, wordt uitgebreid ingegaan op het belang van deze duurzaamheidscriteria en de promotie van de tweede generatie brandstoffen. Op specifieke bronnen wordt dan weer niet ingegaan dus dit betekent dat
459
Overweging (7) van de Biobrandstoffenrichtlijn, 2003/30/EG. Art. 21 van de Richtlijn hernieuwbare energie, 2009/28/EG. 461 Art. 17,2 van de Richtlijn hernieuwbare energie, 2009/28/EG. 462 Artt. 17,3 en 17,4 van de Richtlijn hernieuwbare energie, 2009/28/EG. 463 Art. 17,6 van de Richtlijn hernieuwbare energie, 2009/28/EG. 460
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
144 / 194
iedere biobrandstof die voldoet aan de Artikelen 17 tot 21 van de richtlijn, in aanmerking komt voor de berekening, waaronder ook biomethaan. Het is zelfs zo dat bijdrage van biobrandstoffen op basis van afval, residuen, non-food cellulosemateriaal en lignocellulosisch materiaal als dubbel zo groot wordt beschouwd als die van andere biobrandstoffen.464 Biomethaan inzetten als hernieuwbare vervoersbrandstof levert ons dus een dubbeltelling op voor het voldoen aan de Europese norm.
Een tweede koerswijziging kwam er na een voorstel van de Europese commissie van 17 oktober 2012 om een aanpassing van de richtlijn hernieuwbare energie door te voeren.465 De commissie reageerde hierbij op de negatieve resultaten uit een aantal studies die uitgevoerd werden in het kader van het ‘indirecte-landgebruik-effect’.466 Meer bepaald zou er een plafond ingesteld moeten worden op het gebruik van voedingsgewassen als basis voor brandstofproductie. Eerste generatie biobrandstoffen zouden nog maximaal de helft van de 10% doelstelling mogen invullen. De overige 5% moet ingevuld worden door alternatieven, zoals de geavanceerde biobrandstoffen gebaseerd op afval, reststromen, algen, stro en door elektriciteit. Daarnaast zouden marktstimulansen ingevoerd moeten worden voor 2e en 3e generatie biobrandstoffen. En bij de verplichte rapportering door brandstofleveranciers en lidstaten over de vermindering van hun emissies moeten steeds factoren meegewogen worden die verband houden met ‘indirecte-landgebruik-effect’.467 Het voorstel laat duidelijk blijken dat eerste generatie brandstoffen niet geschikt zijn om de milieudoelstellingen van Europa te voldoen. Om een echte strijd tegen de klimaatverandering te voeren, is er nood aan biobrandstoffen die voor een uitstootreductie zorgen, zonder daarbij een concurrentie te creëren met landgebruik voor voedselproductie. Op de plenaire zitting van het Europees parlement bleek dat de meningen hieromtrent sterk verdeeld waren en het voorstel heeft het slechts met een kleine meerderheid gehaald, weliswaar in een iets aangepaste versie. Het plafond komt nu op 6% te liggen in plaats van de voorgestelde 5%. Voornamelijk omdat er nog niet voldoende productie van geavanceerde biobrandstoffen is om de helft in te vullen en de industrie dan ruimte krijgt 464
Art. 21,2 van de Richtlijn hernieuwbare energie 2009/28/EG. COM(2012)595 [Commissiedocument nr. 595 van 2012, http://ec.europa.eu/energy/renewables/biofuels/biofuels_en.htm. 466 S. VAN HAUWERMEIREN, “Duurzaam biobrandstoffenbeleid nog niet voor morgen”, 4 april 2013, www.lne.be. 467 IP/12/1112, Press Release, Brussel, 17 oktober 2012. 465
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
145 / 194
om nog te groeien.468 Wel heeft het Europees parlement een bijkomend streefcijfer gestemd van 2,5% voor de geavanceerde biobrandstoffen en zou het indirectelandgebruik-effect vanaf 2020 een verplichte factor worden bij de rapportage.469
Het ziet er naar uit dat het nog even zal duren alvorens de nieuwe bepalingen werkelijk deel gaan uitmaken van de richtlijn hernieuwbare energie. De Europese co-wetgevingsprocedure vereist namelijk ook nog een akkoord binnen de Raad, maar de politieke opinies in deze zaak lopen ver uiteen. Bovendien is er een zeer sterke lobby van de boeren, biobrandstoffenproducenten, suikerproducenten en andere belanghebbende partijen. Wellicht blijft het wachten tot na de Europese verkiezingen in mei.470
Specifiek voor benzine en diesel, alsook hun vervangers bio-ethanol en FAME, gelden in Europa kwaliteitsnormen waarvoor we in België telkens een spiegelbepaling hebben. De EN norm 228 voor bio-ethanol, stelt dat maximaal 5% ethanolvolume bijgemengd kan worden bij benzine. De EN norm 590 voor FAME laat ten hoogste 7% bijmenging bij diesel toe. Dit zijn chemische kwaliteitsnormen die gelden per liter brandstof en moeten dus onderscheiden worden van de algemene quota voor hernieuwbare bronnen.
Een tweede relevante richtlijn voor deze materie is de richtlijn brandstoffenkwaliteit van 2009, afgekort als FQD.471 De richtlijn dient als specificatie van de kwaliteiten waaraan brandstoffen op de Europese markt moeten voldoen en moet eigenlijk als een aanvulling gezien worden op de richtlijn hernieuwbare energie. De “FuelQualityDirective”, of FQD concentreert zich voornamelijk op de reductie van de vervuilende emissie bij de productie en het gebruik van brandstoffen, maar ook worden alle duurzaamheidscriteria uit de richtlijn hernieuwbare energie nog eens herhaald. De richtlijn als dusdanig zorgt niet voor schonere brandstoffen, maar het vormt een stimulans voor de introductie van meer duurzame alternatieven.472
468
S. VAN HAUWERMEIREN, “Duurzaam biobrandstoffenbeleid nog niet voor morgen”, 4 april 2013, www.lne.be. Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 september 2013, P7_TA-PROV(2013)0357. 470 http://www.biofuelstp.eu/legislation.html 471 Richtlijn van het Europees Parlement en van de Raad, 2009/30/EG, van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG met betrekking tot de specificatie van benzine, dieselbrandstof en gasolie en tot invoering van een mechanisme om de emissies van broeikasgassen te monitoren en te verminderen, tot wijziging van Richtlijn 1999/32/EG van de Raad met betrekking tot de specificatie van door binnenschepen gebruikte brandstoffen en tot intrekking van Richtlijn 93/12/EEG, Pb.L.. 5 juni 2009, afl.140, 88. 472 IP/07/2010, Press Release, Brussel, 31 janurari 2007. 469
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
146 / 194
De voornaamste doelstelling uit deze richtlijn zegt dat tegen 31 december 2020 een vermindering van de broeikasgasintensiteit van minstens 6% bereikt moet worden ten opzichte van het in 2010 gerapporteerde Europese gemiddelde broeikasgasintensiteit van fossiele brandstoffen. Aan de lidstaten werd ruimte gelaten om hun brandstofleveranciers tussentijdse doelstellingen op te leggen en er werd een rapportageverplichting ingevoerd voor brandstofleveranciers en lidstaten.473 Bij die rapportering zal het meewegen van de effecten van het indirecte-landgebruik-effect verplicht worden, eens de vooropgestelde wijzigingen door de Raad worden goedgekeurd.474
Aangezien de FQD puur gericht is op de uitstoot, houdt ze geen rekening met de dubbeltelling die voorzien is in de richtlijn hernieuwbare energie. Dit betekent dat een percentage verplichte bijmenging voldoende kan zijn voor het halen van de 10% brandstof uit hernieuwbare bron, maar niet voor de 6% reductie van broeikasgasintensiteit.475 Bijgevolg moeten lidstaten die de dubbeltelling in hun beleid hebben geïmplementeerd, opletten dat zij ook aan de FQD-doelstelling kunnen voldoen. De eerste norm geldt ten aanzien van lidstaten, de norm van FQD geldt ten aanzien van de brandstofleveranciers die 6% broeikasgas moeten besparen in de gehele brandstofketen.476
Met het oog op de volledigheid, verdient het vermeld te worden dat er in Europa een systeem van emissiebegrenzing van toepassing is op voertuigen, met name de Euronormen. Deze normen zijn bedoeld om de luchtkwaliteit te verbeteren en slaan dus niet op de stoffen met een klimaateffect , zoals CO2, maar op luchtverontreinigende stoffen als koolstofmonoxide (CO), niet-methaan-koolwaterstoffen en totale koolwaterstoffen, stikstofoxiden (NOx) en fijn stof (PM).477 Het is belangrijk voor autofabrikanten om deze normen na te leven, anders verkrijgen zij geen typegoedkeuring en kunnen ze hun wagen niet verhandelen op de Europese markt. Het systeem werkt op basis van harmonisering, dus eens een goedkeuringscertificaat werd verkregen in één lidstaat, is dit in alle andere lidstaten een geldig bewijs dat het voertuig aan alle Europese, technische normen voldoet.
473
https://www.rvo.nl/onderwerpen/duurzaam-ondernemen/duurzame-energie-opwekken/gave/beleidbiobrandstoffen/eu-beleid. 474 Supra. 475 COMMISSIE CORBEY, Advies over de dubbeltellingregeling voor betere biobrandstoffen, 28 februari 2014. 476 COMMISSIE CORBEY, Land in zicht! Advies naar aanleiding van het EU wetsvoorstel indirecte veranderingen in landgebruik (COM 212, 595), 2012. 477 http://members.upc.nl/h.hoften9/hoofdstukken/normen/index_norm_waard.html Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
147 / 194
De euronormen vinden hun rechtsgrond in een kaderrichtlijn betreffende de typegoedkeuring478, maar worden verder uitgewerkt via een resem verordeningen. Voor lichte personen- en bedrijfsvoertuigen is nu de euro 5 norm toepasselijk, maar vanaf 1 september 2014 voor typegoedkeuringen en vanaf 1 september 2015 voor verkoop en inschrijving, geldt de euro 6 norm.479 Voor zware voertuigen is de euro VI verplicht.480
Verder ga ik op deze technische normen niet in, maar het is belangrijk om te weten dat ook wagens op CNG, of CBM ter vervanging, een typegoedkeuring nodig hebben. Beide stoffen voldoen alvast aan de meest recente euronormen doordat zij veel minder verontreinigende stoffen uitstoten dan voertuigen op diesel of benzine.
The European Clean Fuel Strategy Ondanks deze bindende maatregelen, vindt de Europese commissie dat nog steeds niet genoeg schone brandstoffen in omloop zijn. De drie grootste struikelblokken zijn de hoge kost van de voertuigen, de nog beperkte acceptatie bij de consument en het gebrek aan voldoende tankstations. In de Clean Fuel Strategy voorziet de commissie een pakket van bindende maatregelen die voornamelijk betrekking hebben op de uitbouw van een infrastructuur voor de volgende vervoersbrandstoffen: elektriciteit, waterstof, biobrandstoffen, LPG, CNG en LNG. Opmerkelijk is de uitdrukkelijke vermelding dat onder aardgas ook biomethaan begrepen wordt, zowel in de toepassing van CNG als LNG!481 Het ‘clean power for transport’ pakket bestaat uit een verduidelijkende mededeling van de commissie482 en een voorstel voor een richtlijn.483
478
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad, 2007/46/EG, van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, Pb.L. 9 oktober 2007, afl. 236, 1. 479 Verord. (EG) nr. 692/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, Pb.L. 28 juli 2008, afl. 199, 1. 480 Verord. (EU) Nr. 582/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en tot wijziging van de bijlagen I en III bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad, Pb.L. 25 juni 2011, afl. 167, 1. 481 MEMO/13/24, Brussel, 24 januari 2013. 482 COM(2013)17 [Commissiedocument nr. 17 van 2013]. 483 Proposalfor a Directive of the European Parliament and of the Council on the deployment of alternative fuels infrastructure, COM(2013)18, http://ec.europa.eu/prelex. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
148 / 194
Specifiek voor CNG en LNG, met inbegrip van biomethaan, wordt het volgende voorgesteld: -
De uitbouw van CNG-tankstations doorheen heel Europa met telkens een maximale tussenafstand van 150 kilometer tegen 31 december 2020. CNG wagens moeten vrij kunnen circuleren doorheen de Europese unie en dit kan enkel mits voldoende tankpunten. Ook het aantal LNG-tankstations moet worden uitgebreid langs de trans-Europese kernwegen. Voorlopig zijn er in de unie 38 tankpunten, maar de Europese commissie wil er minstens één, iedere 400 km. (LNG-vrachtwagens hebben een autonomie van 800 à 900 km, daarom kan een grotere afstand toegelaten worden). 484
-
Tegen december 2015 moet een gemeenschappelijk technische standaard voor CNG en LNG opgesteld zijn.
Biomethaan speelt dus ongetwijfeld een rol in de toekomst van Europa en we kunnen verwachten dat de clean fuel strategy een stimulerend effect zal hebben op lidstaten die CBM nog niet mengen met aardgas in de CNG-tankstations. Binnen de Raad kwam men reeds tot een akkoord en het is de bedoeling dat de ‘clean power for transport’ richtlijn nog voor de verkiezingen in mei gestemd zal worden door het Europees Parlement.485
Post 2020? Zowel de richtlijn hernieuwbare energie als de richtlijn brandstofkwaliteit stellen 2020 als deadline voor hun streefcijfers. Daarna wordt het beleid grondig hervormd en zullen nieuwe targets gehaald moeten worden. De Europese commissie heeft op 22 januari 2014 een voorstel ingediend om tegen 2030 “als hoeksteen van het energie- en klimaatbeleid van de EU voor 2030 een nieuw reductiestreefcijfer inzake EUbroeikasgasemissies van 40 % ten opzichte van 1990 voor. Deze inspanning zou tussen de ETS- en de niet-ETS-sectoren worden verdeeld”. De niet onder de ETS vallende inspanningen zouden over de lidstaten worden omgeslagen (zie verder). Een en ander zou worden aangevuld met een consequent streefcijfer van ten minste 27 % voor hernieuwbare energie op Europees niveau, met de nodige ruimte voor de lidstaten om eigen nationale doelstellingen vast te stellen.”486 De nieuwe streefcijfers krijgen een algemene gelding waardoor de aparte doelstellingen die nu van toepassing zijn, zouden wegvallen. De commissie acht een afzonderlijk cijfer 484
IP/13/40, Press Release, Brussel, 24 januari 2013. E. KINDT,Verslagmoment over de recente Europese Ministerraden Transport en over de stand van zaken van het TEN-T-programma, Parl.St. Vl. Parl. 2013-14, nr. 2409. 485
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
149 / 194
voor de transportsector niet langer nodig maar geeft wel enkele richtlijnen inzake het beleid. Onder andere moet de efficiëntie van vervoerssystemen verbeteren en moet verder ontwikkeld worden op vlak van biobrandstoffen van de tweede en derde generatie en andere duurzame alternatieven. Ze verwijst daarbij naar de Clean Fuel Strategy.
Welke concrete juridische verplichtingen zullen ontstaan na 2020 valt nog af te wachten en zal ook beïnvloed worden door de opvolger van het Kyoto-protocol dat tegen 2015 afgewerkt zou moeten zijn.487 Sowieso zal er een hoger streefcijfer komen als Europa op koers wil blijven voor het behalen van de nog ambitieuzere targets in 2050, namelijk 90-95% reductie van broeikasgassenemissie en 100% hernieuwbare bronnen. Er wordt zelfs gesproken van een complete vervanging van de fossiele brandstoffen door alternatieven, waaronder biomethaan.488
3.3.1.2 Het Belgisch kader Op nationaal vlak moeten we een onderscheid maken tussen de periode 2009 tot 30 juni 2013, en de periode daarna. Voor de inzet van CBM als vervoersbrandstof is uiteraard enkel de meest recente wetgeving relevant aangezien biomethaan in België nog niet bestaat als vervoersbrandstof. Toch wordt de oorspronkelijke situatie kort toegelicht om een duidelijker beeld te geven van de nationale evolutie. Ook voor de richtlijnen van 2009 hadden Europa en België al beperkte maatregelen en ondersteuning, maar dit wordt niet meer herhaald wegens het wegvallen van hun relevantie.
Toen in 2009 bindende targets werden opgesteld door Europa, heeft België dit vertaald in een wet op de verplichte bijmenging van biobrandstof en een aantal uitvoeringsbesluiten.489 Er was reeds een kader voor biobrandstoffen, maar dit had weinig resultaat. In 2008 waren biodiesel en bio-ethanol goed voor 1,2% van de totale verbruikte hoeveelheid diesel en benzine in het vervoer.490 Dat was geen indrukwekkend cijfer en al zeker niet genoeg voor het behalen van de nieuwe target van 10% uit de richtlijn
486
COM(2014)15 [Commissiedocument nr. 15 van 2014]. “Verslag EU-Milieuraad 3 maart 2014”, 12 maart 2014, www.rijksoverheid.nl. 488 IP/11/61,”Expert group report: Alternative fuels could replace fossil fuels in Europe by 2050”, Brussel, 25 januari 2011. M. TREDICI, ESBF Position on 2020-2030 EU Energy Policy, februari 2014. 489 Wet 22 juli 2009 houdende verplichting tot bijmenging van biobrandstof in de tot verbruik uitgeslagen fossielemotorbrandstoffen, BS 3 augustus 2009. 490 J. BROUWERS, Gebruik van biobrandstoffen, mei 2013, www.milieurapport.be. 487
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
150 / 194
hernieuwbare energie. Ook de eigen doelstelling van 4,25% bijmenging van biobrandstoffen werd daarmee ruim tekortgeschoten.
De wet van 22 juli 2009 moest voor verandering zorgen door een verplichte bijmenging op te leggen van 4% bio-ethanol in benzine producten, en 4% FAME (biodiesel) in dieselproducten. 491 In 2011 werd deze wet door middel van een KB492 met 2 jaar verlengd tot 30 september 2013. Dit opgelegde percentage moeten we zien als een soort boekhoudkundige regel die gebaseerd is op het totale jaarlijkse brandstofvolume op de markt. 4% van alle aangekocht brandstof moet nu een biofractie zijn. (Dit mag niet verward worden met de chemische kwaliteitsnormen die een maximum volume aan bijmenging toestaan per liter benzine en diesel).
De verplichte bijmenging werd ondersteund door een systeem van accijnzenverlaging die werd toegekend aan erkende producenten. 3 producenten van ethanol en 4 producenten van FAME kregen een officiële erkenning van de Ministerraad en een jaarlijks productiequota opgelegd. Voor de toegekende volumes werd dan een ingebruiksstelling met accijnsverlaging toegestaan in België, als een fiscale stimulans.493 Dat fiscale steunregime staat uitgeschreven in een basiswet van 2006 en een aantal Koninklijke besluiten.494 De vrijstelling van accijnzen van biobrandstoffen bestond al sinds 2005 maar het is pas sinds de wet van 2009 dat met deze erkenningen werd gewerkt. Nieuwe producenten, of andere types brandstoffen dan bio-ethanol voor benzine en FAME of Pure Plantaardige olie voor diesel kwamen niet in aanmerking. Dit combinatiesysteem en de kwaliteitsnormen (NBN EN) voor bio-ethanol en FAME hebben ervoor gezorgd dat momenteel 5% van alle diesel en 7% van alle benzine die verkocht wordt in ons land een bio-karakter heeft.495
Voor niet-gecommercialiseerde biobrandstoffen en andere hernieuwbare brandstoffen was een KB van 2006 toepasselijk maar het belang hiervan was te verwaarlozen sinds in werkelijkheid geen enkele niet-genormeerde brandstof voorkwam op de Belgische markt,
491
Art. 4 van de wet van 22 juli 2009. KB 23 juni 2011, BS 23 juni 2011. 493 Wet 10 juni 2006 betreffende de biobrandstoffen, BS 16 juni 2006. 494 http://www.petrolfed.be/nl/petroleumindustrie/economie/biobrandstoffen 495 J. BROUWERS, Gebruik van biobrandstoffen, mei 2013, www.milieurapport.be. 492
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
151 / 194
en er ook geen bijmengingsplicht of accijnzenverlaging voor deze stoffen werd voorzien.496
Ook de Europese duurzaamheidscriteria werden tijdens deze periode omgezet in een KB van 2011.497 Biobrandstoffen op de Belgische markt moesten voortaan voorzien worden van een certificaat als bewijs van hun conformiteit met de duurzaamheidscriteria uit de richtlijnen of hun conformiteit met de EN16214. Voor de erkende producenten onder het regime van de accijnsverlaging werd aangenomen dat het bewijs voor duurzaamheid reeds geleverd was.498
Toen in maart 2012 bleek dat de afzet bio-ethanol en FAME nog ver onder de voorziene totaalvolumes bleef, wou de Belgische overheid overgaan tot een tweede verlenging van haar fiscaal steunregime, deze keer tot 30 september 2019 of tot de uitputting van het vergunde volume. Het percentage van 4% zou in de wet van 22 juli 2009 opgetrokken worden zodat de grote voorraden biobrandstof sneller weggewerkt zouden worden.499 Echter, de verlenging werd door de Europese commissie afgekeurd en dus moest er worden overgaan tot het opmaken van een nieuw kader.
Wel werd een uitdoofscenario toegestaan om een destabilisering van de markt te voorkomen. De uitfasering loopt over 12 maanden, tot 30 september 2014. Meer bepaald mogen de 7 erkende producenten nog een jaar blijven genieten van de accijnsverlaging, al is dat beperkt tot 50% van de op de markt gebrachte volumes biobrandstof500. De specifieke bedragen voor de accijnzen maken ondertussen al het voorwerp uit van een wetsontwerp van 25 maart 2014.501 Ook moeten de producenten voor de eerste keer op 1 januari 2014 aan de commissie van erkenning het bewijs leveren van duurzaamheid.502 De rest van het systeem onder de wet van 22 juli 2009 werd afgeschaft. Onder meer omdat Europa vond dat deze regeling niet langer in overeenstemming was met de nieuwe focus op andere biobrandstoffen dan die van de eerste generatie.
496
KB 22 NOVEMBER 2006 tot aanvulling van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 betreffende de benamingen en de kenmerken van de biobrandstoffen en andere hernieuwbare brandstoffen voor motorvoertuigen en voor niet voor de weg bestemde mobiele machines, BS 7 december 2006. 497 KB 26 november 2011 houdende bepaling van productnormen voor biobrandstoffen, BS 7 december 2011. 498 Art. 8§2 wet 22 juli 2009. 499 C. GOVAERT, “Meer bio in biobrandstoffen, 10 januari 2013”, www.jura.be. 500 C(2013)6712 [Commissiedocument nr. 6712 van 2013], Brussel, 16 oktober 2013. 501 Wetsontwerp tot wijziging van de algemene wet inzake douane en accijnzen, Parl.St. Kamer 2013-14 Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
152 / 194
Daarnaast werd vlak voor het parlementair reces een nieuwe wet gestemd om een basis te geven aan de bijmenging van duurzame biobrandstoffen.503 Hoewel deze wet dateert van 17 juli 2013, trad de wet in werking op 30 juni om een naadloze overgang naar het nieuwe systeem mogelijk te maken. De wet werd met grote haast nog net voor het parlementair reces gestemd, ondanks het feit dat België reeds voldoende op voorhand wist dat de oude wet van 2009 dreigde af te lopen. Na 1 jaar werking zal ze worden geëvalueerd en zou het nieuwe beleid volledig op punt moeten staan om te worden voorgelegd tot goedkeuring aan de Europese Commissie.504 Het nieuwe regime bevat volgende wijzigingen:505 -
De bijmengingsplicht wordt verhoogd naar minstens 6% biobrandstof in diesel en 9% in benzine. Welke brandstoffen dat zijn, wordt nader bepaald in een uitvoeringsbesluit. Maar biobrandstoffen uit afval of andere residu’s moeten bevoordeeld worden ten opzichte van biobrandstoffen uit energiegewassen.
-
De types biobrandstoffen worden uitgebreid en onderverdeeld in 3 categorieën. Categorie A bevat alle genormeerde biobrandstoffen ( Europese of Belgische norm). Categorie B bevat alle niet genormeerde biobrandstoffen. Zij moeten eerst goedgekeurd worden door de minister. Categorie C bevat alle biobrandstoffen uit A of B waarvoor een correctiefactor werd toegewezen. Zij tellen dan zwaarder door dan hun reële aandeel.
De duurzaamheidscriteria zijn nu niet langer in deze wet geïncorporeerd maar zullen afzonderlijk ondergebracht worden in een KB op de productnormen voor biobrandstoffen.
Biomethaan zou een brandstof van categorie B kunnen zijn. Er bestaat nog geen Europese of Belgische norm voor, maar het gebruik kan door de minister worden toegestaan. Eventueel zelfs een brandstof van categorie C, omdat de Europese optie voor dubbele telling als een correctiefactor beschouwd kan worden. Eens wel een Europese normering zou zijn opgesteld, zoals gevraagd in de Europese Clean Fuel Strategy, kan biomethaan switchen naar categorie A.
502
KB 28 NOVEMBER 2013 tot voorlopige wijziging van de wet van 10 juni 2006 betreffende de biobrandstoffen, BS 29 november 2013. 503 Wet 17 juli 2013 houdende de minimale nominale volumes duurzame biobrandstoffen die de volumes fossiele motorbrandstoffen, die jaarlijks tot verbruik worden uitgeslagen, moeten bevatten, BS 26 juli 2013. 504 EMIS, “Commissie zet licht op groen voor uitfasering Belgische steunregeling biobrandstoffen”, 16 oktober 2013. 505 C. GOVAERT, “Meer bio in biobrandstoffen, 10 januari 2013”, www.jura.be. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
153 / 194
Dat België is overgegaan tot een optrekking van de bijmengingsquota is enigszins vreemd aangezien de nieuwe wet in schril contrast staat met de houding die ons land aannam bij de onderhandelingen over het commissievoorstel van 17 oktober 2012. Daar stelde België zich zeer streng op ten opzichte van biobrandstoffen van de eerste generatie en het indirecte-landgebruik-effect.506 Enerzijds wil ook de Belgische overheid mee evolueren naar meer duurzaamheid, maar anderzijds laat ze de norm bijna verdubbelen. Een rechtvaardiging hiervoor kan deels gevonden worden in het feit dat wij nog verre van de 10%-doelstelling verwijderd zijn, en alle beetjes kunnen helpen.
3.3.1.3 CNG-wagens in België CNG voor wegtransport valt niet onder het huidige nationale biobrandstoffenbeleid en heeft evenmin een fiscaal voordeelregime. Net als diesel- en benzine wagens worden zij belast op hun fiscaal pk. Toch blijft aardgas economisch voordelig, want de brandstof is goedkoper dan diesel of benzine.507 Als biomethaan als categorie B brandstof de toestemming zou krijgen tot bijmenging van de minister, of zou een verplicht percentage bijmenging in CNG opgelegd worden, zal wel voorzien moeten worden in een steunregime. Net zoals dit zo is voor de biobrandstoffen bij benzine en diesel. Biomethaan is onder de huidige marktomstandigheden namelijk nog niet concurrentieel met de prijs van fossiele brandstoffen. De uitwerking van dergelijk systeem wordt hieronder behandeld in hoofdstuk 4.3.3.
Voor de technische aspecten van CNG-installaties in voertuigen is het KB van 13 maart 2013508 en het ministerieel besluit509 ter uitvoering van dat KB toepasselijk. Deze zijn aangepast aan de veiligheidsnormen uit de meest recente versie van de Europese regels inzake de typegoedkeuring, VN/ECE reglement nr. 110. In principe hebben zowel het KB als het MB geen wijziging nodig want zij bevatten regels inzake de veiligheid van de CNGinstallaties zelf en niet de brandstof die men erin steekt, maar voor de duidelijkheid zou
506
J. GEORGE, Inleidende uiteenzetting bij het verslag namens de commissie voor het bedrijfsleven, het wetenschapsbeleid, het onderwijs, de nationale wetenschappelijke en culturele instellingen, de middenstand en de landbouw bij het wetsvoorstel tot wijziging van de wetgeving wat het gebruik van biobrandstoffen betreft, Parl.St. Kamer 2012-13, nr. 53 2866/002. A. DE WALSCHE, “Nieuwe biobrandstoffenwet wordt donderdag 20 juni gestemd”, 18 juni 2013, www.mo.be. 507 http://www.mobimix.be. 508 KB 7 maart 2013 betreffende het gebruik van gecomprimeerd aardgas (CNG) voor de aandrijving van auto’s, BS 5 april 2013. 509
MB 7 maart 2013 tot uitvoering van artikel 23 van het koninklijk besluit van 7 maart 2013 betreffende het gebruik van gecomprimeerd aardgas (cng) voor de aandrijving van auto's, BS 5 april 2013. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
154 / 194
men de besluiten kunnen uitbreiden. Te beginnen door CBM toe te voegen in het opschrift.
Ondertussen wordt in België onderzocht welke stappen we kunnen zetten voor de verdere uitbouw van CNG-tankstations op ons grondgebied, naar aanleiding van de komst van de Europese richtlijn inzake ‘clean power for transport’. Eens de richtlijn wordt gestemd door het Europees parlement zal iedere lidstaat een jaar krijgen om die om te zetten in eigen land. Volgens Staatssecretaris voor Leefmilieu, energie en mobiliteit Wathelet kunnen we daar alvast op anticiperen. Op het autosalon begin dit jaar heeft hij een plan gepresenteerd om het aantal van 17 tankstations nog dit jaar te doen verdubbelen.510 Het plan bevat 4 focuspunten; de uitbouw van de tankinfrastructuur, meer consumentenacceptatie, aanpassing van de regelgeving en een goeie communicatie. Eind dit jaar moeten er 5 DATS-stations bijkomen, 4 van GreenPointSolutions, 3 van Electrabel en nog 5 andere in Waalse steden. Tegen 2025 wil hij een verdere uitbreiding naar 70 herlaadpunten. Verder stelt de staatssecretaris in zijn plan richtlijnen vast tot het bekomen van meer consumentenacceptatie en een communicatiestrategie. Eind maart zou een website beschikbaar gesteld worden om alle informatie en vordering omtrent deze actie te kunnen volgen. Helaas is de link vandaag nog steeds niet actief. De stuurgroep moet zich inzetten om de uitbouw van de infrastructuur, een marktmodel en een nationaal actieplan voor schone brandstoffen te bundelen in een coherent en gecoördineerd beleid.511 De overheid zou er goed aan doen biomethaan meteen op te nemen in de wetswijziging en zo de achterstand op andere Europese landen wat in te lopen.
EP-Plus voor ondernemingen De ecologiepremie behoort niet tot het biobrandstoffenbeleid, maar is desondanks het vermelden waard omdat deze subsidie op een onrechtstreekse manier de (bio-)CNG markt stimuleert.
De EP-Plus, geregeld in een het decreet betreffende het economisch ondersteuningsbeleid en een aantal uitvoeringsbesluiten512 bevat namelijk een tegemoetkoming in de ecologische meerkost voor ondernemingen die investeren in voertuigen op aardgas. De meest recente limitatieve lijst van technologieën waarvoor een 510
“Whatelet zet in op infrastructuur voor elektrische en CNG-wagens”, 20 januari 2014, www.demorgen.be. “Meer federale aandacht voor aardgas en elektriciteit”, 21 januari 2014, www.mobimix.be. 512 Decr. Vl. Betreffende het economisch ondersteuningsbeleid, BS 27 april 2012. 511
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
155 / 194
EP-subsidie kan worden toegekend, heeft categorieën opgenomen voor de aankoop van voertuigen op aardgas, maar ook voor investeringen in tankinfrastructuren voor CNG en CBG (compressed biogas). De voertuigen op aardgas hebben ecogetal 4 en worden ingedeeld in klasse C van de milieutechnologieën. Dit betekent dat KMO’s recht hebben op een subsidie van 15% en grote ondernemingen op een subsidie van 10% van de gestandaardiseerde meerkost. Het meerkostpercentage wordt in de limitatieve technologieënlijst vastgelegd op 20%. Investeringen in CNG/CBG tankinfrastructuren hebben ook ecogetal 4 en worden ingedeeld in klasse C van de technologieën ten behoeve van hernieuwbare energiebronnen. KMO’s hebben recht op een subsidie van 15% en grote ondernemingen op een subsidie van 5% van de gestandaardiseerde meerkost die werd vastgelegd op 100%.513
Er zou kunnen geopteerd worden om een bijkomende technologie op te nemen in de limitatieve lijst voor investeringen in groen gas tankinfrastructuren. Tenzij aanvaard wordt dat biomethaan onder de noemer ‘compressed biogas’ valt, want die categorie bestaat al. Wagens op aardgas behoeven geen aanpassingen om te kunnen rijden op biomethaan dus is hier zeker geen noodzaak om een bijkomende categorie op te stellen. Wellicht zullen biomethaanproducenten die investeren in een wagenpark en tankstations op de eigen site geen aanspraak maken op een ecologiepremie aangezien de regulering zich streng opstelt ten opzichte van cumulatie met andere steunmechanismen.
3.3.2 Technische normering bio-CNG
Zoals iedere brandstof, heeft ook bio-CNG, of CBM een technische normering nodig. Dit geeft bedrijven die biogas willen opwerken de juiste standaard en heeft ook een positief effect op het vertrouwen van potentiële biomethaan afnemers.514 De landen die nu reeds biomethaan toevoegen als vervoersbrandstof hebben elk hun eigen standaard uitgewerkt. Maar het is beter om op Europees vlak een uniforme norm uit te vaardigen want verschillende normen in ieder land werkt hinderend voor het grensoverschrijdend verkeer van biomethaan.
B. Vl. Reg. 17 december 2010, gewijzigd bij B. Vl. Reg. 16 november 2012. 513 AGENTSCHAP ONDERNEMEN, limitatieve technologieënlijst - geldig vanaf 16 januari 2014, http://www.agentschapondernemen.be. 514 GGG, Proposal for a European Biomethane Roadmap, december 2013. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
156 / 194
In praktijk zou biomethaan op 2 manieren in een voertuig getankt kunnen worden; rechtstreeks bij de opwerkingsinstallatie zelf, of gemengd met CNG in een CNG-tankpunt. Bij de eerste optie blijft het gas puur, dus kan in principe een andere norm gesteld worden dan wanneer het vermengd wordt met aardgas. Bij de tweede optie moet het gas een aantal kwaliteitsvereisten naleven om perfect compatibel te zijn met het in de leidingen aanwezige aardgas.
Het belangrijkste punt der discussie is, zoals hierboven al werd vermeld, het methaangehalte. Voor autofabrikanten is het belangrijk dat hun motors met een zo efficiënt mogelijk werken en daarvoor willen zij een hoog methaangehalte. Liefst een MN515 van 80 of hoger. Op onderstaande grafiek kan je duidelijk zien dat de kracht van de motor zakt zodra onder een gehalte van 80 gezakt wordt. 516
Figuur 45: Typical impact on MN on Power and Heat rate (Synergrid).
Biomethaan heeft een hoog methaangetal, wat betekent dat ze een hoge klopvastheid heeft en dit komt de efficiëntie van de gasmotor ten goede. Het geeft een beter rendement en bijgevolg een betere CO2 balans. Aardgas daarentegen bevat koolwaterstoffen wat de klopvastheid weer doet dalen. Biomethaan die toegevoegd wordt aan het aardgasnetwerk zal zijn methaangehalte dus moeten laten zakken. 515 516
MN= Methane Number = Methaan getal = maat voor de klopvastheid van een methaanmengsel. SYNERGRID, Standarization of biomethane for injection and for transport.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
157 / 194
Motorfabrikanten willen echter de kans niet verliezen om ook het efficiëntere pure biomethaan in te zetten. Vandaar de vraag om een verschillende standaard op te stellen voor onderscheiden situaties.517
Andere punten waarover een overeenstemming bereikt moet worden zijn: het zwavelgehalte, de calorische waarde, de siloxanen, zuurstof, waterstof, componenten die een effect (kunnen) hebben op de menselijke gezondheid518,...
Mandaat CEN Op 23 november 2010 werd door de Europese commissie een mandaat (M/475) uitgegeven aan het Comité Européen de Normalisation (CEN) om een Europese standaard op te stellen inzake biomethaan voor transportgebruik en biomethaan voor injectie in het aardgasnetwerk.519 In het mandaat werd nog eens het belang van biogas benadrukt in de strijd tegen de uitstoot van broeikasgassen en ons streven naar meer energiebevoorradingszekerheid.
Toen duidelijk werd dat men waarschijnlijk twee verschillende normen zou opstellen, heeft men binnen CEN twee expert groepen opgericht. De ene groep moest zich richten op het de standaard voor biomethaan als vervoersbrandstof en de andere op de standaard voor netwerkinjectie. De grootste uitdaging voor de groepen is een gemeenschappelijke grond vinden tussen de verschillende, nationale reglementeringen.520 Eigenlijk kunnen we zelfs 3 situaties onderscheiden; Biomethaan als zelfstandige vervoersbrandstof, biomethaan om bij te mengen bij CNG/LNG als vervoersbrandstof, en biomethaan om te injecteren op het normale aardgasdistributienetwerk ter bevoorrading van particulieren en industrie.
Eind maart werd voor de beide opties een ontwerp afgeleverd dat nu wordt voorgelegd ter consultatie aan de CEN-leden; prEN16723-2521 voor de vervoersbrandstof specificaties en prEN16723-1522 voor injectie in het aardgasnetwerk.
517
V. DE GEEST, L. BAMELIS, J. DE MEY, L. DEMOLDER, N. DEVRIENDT, C. MOENAERT, K. VANACKER, H. VERVAEREN, E. MEERS, Biomethaanpotentieel voor Vlaanderen versie 1.0, Biogas-E vzw, Januari 2014. 518 A. WELLINGER, Standards for biomethane as vehicle fuel and for injection into the natural gas grid, 22 maart 2013. 519 Mandate to CEN for standards for biomethane for use in transport and injection in natural gas Pipelines, M/475, Ref. Ares(2010)817406, Brussel, 8 november 2010. 520 A. WELLINGER, Standards for biomethane as vehicle fuel and for injection into the natural gas grid, 22 maart 2013. 521 CEN/TC 408, prEN16723-2, Nr. N 0214, 27 maart 2014. 522 CEN/TC 408, prEN16723-2, Nr. N0213, 27 maart 2014. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
158 / 194
De ontwerpen laten toe dat op de opwerkingssite een hoger methaangehalte aangeboden zou worden, Voertuigen die omgevingsgebonden zijn zoals bussen of vuilniswagens, kunnen daar hun brandstof halen en met efficiëntere motoren werken. Anderen, zoals gewone particulieren, kunnen tanken aan de CNG-pomp waar biomethaan bijgemengd wordt met een lager methaangehalte.523
Volgend overzicht geeft de stappen weer die nog doorlopen moeten worden alvorens we een definitieve tekst zullen hebben. We kunnen verwachten dat dit nog een kleine 2 jaar zal duren.
Figuur 46: Productieschema normalisatie (Synergrid).
In afwachting van de definitieve versies kunnen wij in België terug vallen op de technische aanbeveling van Synergrid,524 die werd opgesteld in 2011. Synergrid volgt de ontwikkelingen van CEN op de voet en zal de eigen norm voortdurend aanpassen aan de Europese ontwikkelingen.
3.3.3 Financieel ondersteuningsbeleid Op technisch vlak is het duidelijk; biomethaan is een ideale, duurzame vervanger voor aardgas. Maar net als veel andere vormen van hernieuwbare energie, laten de marktomstandigheden nog niet toe dat CBM kan concurreren met de prijs van de fossiele brandstof, aardgas. Om ook biomethaan op een competitief niveau te krijgen is een financieel ondersteuningsbeleid nodig. In België is dergelijke regeling voorlopig onbestaande. Nu genieten enkel bepaalde producenten van bio-ethanol en FAME van een fiscale steun in de vorm van een accijnzenverlaging. Sinds de wet van 17 juli 2013 werden de types van biobrandstoffen
523
V. DE GEEST, L. BAMELIS, J. DE MEY, L. DEMOLDER, N. DEVRIENDT, C. MOENAERT, K. VANACKER, H. VERVAEREN, E. MEERS, Biomethaanpotentieel voor Vlaanderen versie 1.0, Biogas-E vzw, Januari 2014. 524 SYNERGRID, Technische aanbeveling biomethaan, september 2011. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
159 / 194
wel uitgebreid, waardoor biomethaan mits erkenning van de minister toegelaten kan worden om te worden bijgemengd. Over een financieel steunkader wordt voorlopig niets gezegd.
De goeie ecologische prestatie van CNG-wagens levert ook een aantal voordelen op bij de aankoop van de wagens en de verkeersbelasting maar dit situeert zich onder een andere noemer dan het biobrandstoffenbeleid. Vandaar worden deze voordelen niet verder toegelicht. Wie hierover meer informatie wenst te verkrijgen, kan de website www.ecoscore.be raadplegen.525
Toch bevat deze juridische leemte ook een positieve kant, we kunnen namelijk nog alle kanten uit met ons beleid. De grootste meerwaarde van biomethaan ten opzichte van fossiele brandstoffen en andere biobrandstoffen is het enorme verschil qua CO2 uitstoot, bekeken vanuit de whell-to-wheel methode. Het zou een mogelijkheid zijn om het steunbeleid daaraan te koppelen en zo tot een eerder algemeen kader te komen dat zich focust op echt CO2 vriendelijke alternatieve brandstoffen. Sturen op CO2 ligt volledig in de lijn met de Europese evolutie richting 2030 en verder, het geeft zekerheid aan investeerders en zorgt voor een “level playing field”.526
Vanuit sector wordt voorgesteld om het systeem van de biotickets uit Nederland te transponeren naar België. Ook daar zijn leveranciers van diesel en benzine verplicht een bepaald percentage biobrandstoffen op de markt te brengen. Tussen partijen die hun verplichtingen overtreffen en partijen die kampen met een te kort, kan er een administratieve verhandeling van biobrandstoffen gebeuren. Biotickets vormen het bewijs voor deze overdracht.
Ook een feed-in systeem (FIT) is denkbaar, waarbij de biomethaanleveranciers een vergoeding krijgen voor de brandstof die zij op het aardgasnetwerk steken. Dat kan bijvoorbeeld de meerkost zijn van groene brandstoffen ten opzichte van fossiele brandstoffen, de zogenaamde onrendabele top. Deze variant werd reeds uiteengezet in hoofdstuk 4.1, en wordt hier niet meer herhaald. Of een combinatiesysteem met fiscale bevoordeling. In Duitsland geniet biomethaan als vervoersbrandstof een belastingvrijstelling.527
525 526
Dossier aardgas: brandstof van de toekomst?, 26 mei 2011, www.mobimix.be. COMISSIE CORBEY, Advies over de versnelde invoering van geavanceerde biobrandstoffen, 3 september 2013.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
160 / 194
Uiteindelijk is het aan de overheid om dit verder te onderzoeken en te beslissen welke toepassing ze best acht als ondersteuning. Ter illustratie wordt hieronder het systeem van de biotickets uiteengezet alsook wordt dieper ingegaan op een CO2 gestuurd biobrandstoffenbeleid.
Biotickets-Nederland Biomethaan, of groen gas wordt in Nederland steeds meer en meer gebruikt als vervoersbrandstof en er worden actief stappen gezet om de CNG-infrastructuur en het aantal wagens constant uit te breiden. Momenteel zijn reeds 130 tanklocaties operationeel en nog tientallen zijn in aanbouw.528 Biomethaan is er niet alleen volledig opgenomen in het wetgevend kader, de bereidheid tot medewerking is er zowel vanuit de sector als vanuit de overheid zeer hoog. In de Haaglanden werd bijvoorbeeld een regionaal convenant afgesloten in 2011 om de marktontwikkeling verder te stimuleren.529 Juridisch is het niet afdwingbaar, maar het vormt een mooi voorbeeld van het Nederlands enthousiasme. De Nederlandse tankexploitanten onderling hebben zich in een convenant van 2011 gebonden om tegen 2014 groen gas aan te bieden in alle CNG-tankstations en verder te bouwen aan landelijk netwerk.530
In Nederland hebben de verschillende gemeenten, stadsgewesten en provincies subsidies voorzien voor de aanschaf van wagens met een CNG-installatie, die dus ook voorzien zijn op groen gas. Een overzicht hiervan kan zowel gevonden worden op www.groengasmobiel.nl, als op www.cngnet.nl. Maar ook tankstationhouders die CNG/groen gas willen aanbieden kunnen in Groningen, Friesland, Utrecht en Haaglanden een subsidiëring aanvragen. Op fiscaal vlak bestaan maar liefst drie soorten fiscale investeringssteun; de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek, de milieu-investeringsaftrek en de willekeurige afschrijving milieu-investering. En er wordt constant gepleit om groen gas op een gelijk niveau te houden met andere, duurzame vervoersoplossingen (vb. rijden op elektriciteit) op vlak van energiebelasting, accijnzen, motorrijtuigenbelasting,..
527
Energiesteuergesetz vom 15. Juli 2006 (BGBl. I S. 1534; 2008 I S. 660, 1007), das zuletzt durch Artikel 1 des Gesetzes vom 5. Dezember 2012 (BGBl. I S. 2436, 2725; 2013 I 488) geändert worden ist. 528 http://www.groengasmobiel.nl/no_cache/tanken/tanklocaties-in-nederland. 529 Regionaal Convenant rijden op groengas in Haaglanden, 10 maart 2011. 530 Convenant Vergroening Aardgastankstations, september 2011. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
161 / 194
Specifiek voor biobrandstoffen in Nederland is hoofdzakelijk; enerzijds het besluit hernieuwbare energie vervoer van belang531 met een bijhorend ministeriële regeling532, en anderzijds de wet milieubeheer.533 Het besluit bepaalt in artikel 3 dat iedere brandstofleverancier verplicht is een bepaald percentage biobrandstoffen bij te mengen bij de reguliere brandstoffen. Voor 2014 is 5,5% de norm, maar het stijgt jaarlijks om de 10% te halen tegen 2020. Geavanceerde biobrandstoffen mogen worden dubbel geteld, zoals voorzien in de Europese regelgeving, al heeft Nederland hier een bijkomende voorwaarde voorzien dat de grondstoffen niet hoogwaardiger kunnen worden ingezet. Een nauwkeurige lijst van de in aanmerking komende stoffen kan men terug vinden in bijlage 2 van de Regeling hernieuwbare energie vervoer. De richtlijn brandstofkwaliteit (FQD) werd in Nederland omgezet in het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging534 en een bijhorende ministeriële regeling.535
Vanaf 2015 worden enkele wijzigingen van kracht ten gevolge van het Europese voorstel om een grens op de bijmenging van conventionele biobrandstoffen te zetten en de ambitie van Nederland om een snellere invoering van geavanceerde biobrandstoffen te bekomen. De percentages voor bijmenging zullen sneller worden opgetrokken én de bijdrage van conventionele biobrandstoffen wordt gelimiteerd tot 5%. Dit betekent dus dat tegelijk meer duurzame biobrandstoffen van de tweede en derde generatie zullen ingezet worden om de verplichtingen te vervullen.536 Nederland zou in 2017 reeds aan de 10% doelstelling willen voldoen.
531
Besluit (NL) van 18 april 2011, houdende regels omtrent de inzet van energie uit hernieuwbare bronnen ten behoeve van bepaalde vormen van vervoer (Besluit hernieuwbare energie vervoer), Stb. 2011, 197, laatstelijk gewijzigd op 18 februari 2014, Stb. 2014, 65. 532 Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 2 mei 2011, houdende nadere regels met betrekking tot energie uit hernieuwbare bronnen voor vervoer (Regeling hernieuwbare energie vervoer), Stcrt. 12 mei 2011, laatstelijk gewijzigd op 1 januari 2014, Stcrt. 2013, 33649. 533 Wet (NL) van 13 juni 1979, houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, Stb. 1980, 443, laatstelijk gewijzigd op 25 januari 2014, Stb. 2014, 31. 534 Besluit (NL) van 8 april 2011, houdende eisen met betrekking tot brandstoffen ter implementatie van richtlijn nr. 2009/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG met betrekking tot de specificatie van benzine, dieselbrandstof en gasolie en tot invoering van een mechanisme om de emissies van broeikasgassen te monitoren en te verminderen, tot wijziging van Richtlijn 1999/32/EG van de Raad met betrekking tot de specificatie van door binnenschepen gebruikte brandstoffen en tot intrekking van Richtlijn 93/12/EEG (PbEU L 140) (Besluit brandstoffen luchtverontreiniging), Stb. 2011, 192, laatstelijk gewijzigd op 1 juli 2013, Stb. 2013, 213. 535 Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 20 april 2011, houdende nadere regels betreffende de kwaliteit en het zwavelgehalte van brandstoffen (Regeling brandstoffen luchtverontreiniging), Stcrt. 2011, 16261, laatstelijk gewijzigd op 5 juni 2013, Stcrt. 2013, 14285. 536 Kamerstukken II, 2013/14, 33834, 1-4. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
162 / 194
De manier waarop de leveranciers hun plichten moeten vervullen, zal wel dezelfde blijven. Namelijk door zelf biobrandstoffen op de markt te brengen, door ze bij te mengen of door de aankoop van door anderen op de markt gebrachte biobrandstoffen. Dit laatste is een administratieve verhandeling, wat betekent dat partijen kunnen voldoen aan hun bijmengingsverplichting zonder effectief bij te mengen.537 Zijn er dus partijen die hun verplichtingen overtreffen, dan kunnen zij hun ‘overschot’ verkopen aan partijen die in gebreke blijven, en het bewijs hiervoor wordt geleverd via biotickets. Eigenlijk kan je een bioticket beschouwen als een koopcontract tussen twee partijen. Vanaf 2015 zou hiervoor een elektronisch register aangelegd worden dat beheerd wordt door de Nederlandse Emissieautoriteit.
De verhandelde biotickets moeten opgenomen worden in de biobrandstoffenbalans van beide partijen om waarde te hebben. Deze balans is een jaarlijkse rapportageplicht die onder andere belangrijke informatie bevat betreffende de duurzaamheid van de aan het wegverkeer geleverde biobrandstoffen. Zo kan de overheid de handel in biotickets bijhouden en een controle uitoefenen op de herkomst en de duurzaamheid.538 Voor de dubbeltellende biobrandstoffen geldt nog een extra verificatieplicht die zij moeten verkrijgen via een audit door een onafhankelijke en geaccrediteerde verificateur.539
Het voordeel dat groen gas producenten uit de biotickets kunnen halen werkt als volgt: Zij leveren 100% groene energie aan het wegverkeer, wat betekent dat ze 94,5% boven hun verplichting van 5,5% gaan. Komen de grondstoffen in aanmerking voor dubbeltelling is dit zelfs 194,5%. Voor dit overschot krijgen zij biotickets die zij kunnen verkopen aan anderen voor de op dat moment geldende marktprijs.540
Men moet er aandachtig voor zijn om dit systeem niet te verwarren met de SDE+ regeling, die een financiële steun vormt voor de injectie van biomethaan in het aardgasnetwerk. Sinds 1 januari 2013 kunnen beide niet langer worden gecombineerd en mag men geen biotickets meer verhandelen voor groen gas dat reeds gesubsidieerd wordt via SDE+. Deze volumes mogen dan niet langer opgenomen worden in de biobrandstoffenbalans, wat ook wel logisch is aangezien de groengascertificaten die een producent krijgt in het kader van SDE(+) geen bewijs vormen van het naleven van de duurzaamheidscriteria.
537
S. TE BUCK, Agentschap NL, Biotickets, februari 2010. NEA, Gebruikershandleiding behorend bij het model voor de biobrandstoffenbalans 2013, 29 januari 2014. 539 AGENTSCHAP NL, Verificatieprotocol dubbeltelling biobrandstoffen – versie 4.1, januari 2013. 540 P. VAN CUJCK, Stichting Groen Gas Nederland, Biotickets voor groen gas en bio-LNG, september 2013. 538
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
163 / 194
Enkel voor rechtstreekse levering aan het wegverkeer gebruikt men nu het systeem van de biotickets.541
Figuur 47: De weg van biomassa naar bioticket (Stichting Groen Gas Nederland).
CO2 gestuurde ondersteuning Een andere optie is om de ondersteuning in te richten gebaseerd op CO2 uitstoot en de richtlijn brandstoffenkwaliteit als leidraad te nemen, en pas bijkomend de richtlijn hernieuwbare energie. Het betekent een focusverandering in het volledige biobrandstoffenbeleid. Het is zeer idealistisch en uitdagend, maar laat ons wel toe te anticiperen op de Europese mentaliteitswijziging en de te verwachten veranderingen na 2020. Dergelijk systeem werkt niet alleen stimulerend voor geavanceerde biobrandstoffen zoals biomethaan of biobrandstoffen van de derde generatie, maar ook voor andere hernieuwbare bronnen zoals elektriciteit en waterstof.
Bovendien zorgt de verschillende implementatie van de Europese richtlijn hernieuwbare energie in de nationale reguleringen nu voor een ongelijk speelveld. Zo werd bijvoorbeeld de dubbele telling niet door iedere lidstaat opgenomen in zijn wetgeving. In de UK en Denemarken werd dan weer een mogelijkheid voorzien om de dubbeltelling uit te
541
Besluit (NL) van 26 november 2012 tot wijziging van het Besluit hernieuwbare energie vervoer en het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging (uitzondering voor kleine en tussenhandelaren, vrijwillige registratie biokerosine en voorkomen dubbel voordeel biogas), Stb. 2012, 608. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
164 / 194
schakelen, zou er een hoogwaardiger alternatief op de markt komen voor een bepaalde grondstof. Een pure CO2 –sturing kent geen vermenigvuldigingsfactor en maakt een Europees “level playing field” mogelijk. Aan de andere kant wordt het zo wel uitdagender om tot 10% hernieuwbare bronnen te komen.542
Toch zal het, ondanks de alsmaar toenemende druk op de conventionele biobrandstoffen, de komende jaren toegelaten blijven om bio-ethanol, biodiesel en andere varianten te blijven bijmengen. Veel landen hebben nog niet voldoende productiecapaciteit om de Europese doelstellingen te voldoen zonder conventionele biobrandstoffen. Sowieso worden dergelijke beleidswijzigingen beter stapsgewijs aangepakt om de markt en de industrie ruimte te geven om zich aan te passen. Best wordt dan een algemeen percentage ‘brandstof uit hernieuwbare bron’ gezet waarbij het aandeel dat conventionele biobrandstoffen hiervan mag vervullen jaarlijks wordt verlaagd. Eventueel kan ook nog een aparte, evenredig stijgende, plicht voor geavanceerde biobrandstoffen bijgevoegd worden. In de plaats van de categorieën A, B en C op basis van bestaande normering, kunnen we categorieën maken op basis van CO2 uitstoot. Iets complexer, maar ook mogelijk is een systeem van weging instellen. Dan is bijvoorbeeld één eenheid biobrandstof met 80% CO2 reductie, gelijk aan twee eenheden biobrandstof met 40% CO2 reductie en zullen de meest klimaatneutrale biobrandstoffen efficiënter zijn om de quota te behalen.543 Uiteindelijk hoeft een bijmengingsplicht zelfs niet in een puur CO2 gestuurd beleid want hernieuwbare alternatieven inzetten is onvermijdelijk wanneer de uitstoot terug gedrongen moet worden. Sommigen vinden een opgelegde norm voor hernieuwbare bronnen zelfs contraproductief en vinden dat dit niet tot voldoende CO2 reductie leidt.544 Toch lijkt het raadzaam nog even met een opgelegde norm te werken met het oog op een geleidelijke overstap.
542
COMMISSIE CORBEY, Advies over de dubbeltelling voor betere biobrandstoffen, 28 februari 2014. CE, Strategie voor klimaatneutrale brandstoffen – een advies voor het Ministerie van VROM, juli 2006. 544 P. VOSER, “Europa op pad naar energiemix van groen en kolen”, 14 oktober 2013, www.energiepodium.nl. 543
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
165 / 194
Daarnaast moeten financiële stimulansen gegeven worden. We kunnen daarbij denken aan: -
Een vergroening van de accijnzen door deze volledig te koppelen aan de CO2 uitstoot berekend volgens de whell-to-wheel methode. Hoe vervuilender een brandstof, hoe meer ervoor betaald moet worden. Klimaatneutrale brandstoffen genieten dan een volledige vrijstelling. Voorlopig bestaat die enkel voor aardgas en LPG als transportbrandstof, maar dit zijn fossiele brandstoffen en dus niet klimaatneutraal. De ‘groene’ accijnzenregeling zou algemeen van toepassing moeten zijn op alle transportbrandstoffen en in zo ruim mogelijke bewoordingen opgesteld zijn. We kunnen namelijk nog nieuwe biobrandstoffen verwachten in de toekomst en het zou onproductief zijn zou daar dan telkens een wetswijziging voor vereist zijn. Onderscheiden tarieven afhankelijk van het vervuilende karakter van een brandstof werkt stimulerend voor brandstofaanbieders om de schoonste varianten aan te bieden.545
-
Andere fiscale prikkels voor schone voertuigen. In Vlaanderen hebben we dit reeds gedeeltelijk doordat de belasting op de inverkeerstelling nu rekening houdt met de CO2 uitstoot en de uitstoot van fijn stof. Vrijstellingen voor die BIV-belasting zijn er in Vlaanderen reeds voor hybride voertuigen, elektrische voertuigen en voertuigen op waterstof. Verminderingen gelden al voor voertuigen aangedreven op aardgas en LPG.546 De andere transportbelastingen; De verkeersbelasting, de accijnscompenserende belasting en het eurovignet baseren zich op het type voertuig en het fiscale pk.547
Uiteraard kan naast de fiscale voordelen een systeem zoals dat van de biotickets of een feed-in tarief blijven bestaan. Maar systemen van dubbeltelling moeten in principe wegvallen.
545
R. HOOGMANS en S. TE BUCK, Level playing field voor biomassa, september 2010. http://belastingen.vlaanderen.be. 547 VMM, Vergroening van het belastingsstelsel in Vlaanderen – Actualisatie en uitdieping, MIRA/2013/06, september 2013. 546
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
166 / 194
3.3.4 Biomethaan bijmengen in België
Uit het voorgaande bleek duidelijk dat het Belgische beleid nog steeds te eng geformuleerd is, en het lijkt alsof andere alternatieven naast bio-ethanol en biodiesel vrijwel niet behandeld worden. Toch staat ook op nationaal vlak vast dat we de Europese duurzaamheidscriteria willen volgen en we moeten evolueren naar meer geavanceerde biobrandstoffen. Biomethaan kan deel uitmaken ons biobrandstoffenkader mits volgende topics worden uitgeklaard: 1) CBM moet opgenomen worden als één van de biobrandstoffen die bijgemengd kan worden bij de reguliere brandstoffen, in het bijzonder bij aardgas. Nu de biobrandstoffen uitgebreid zijn tot drie categorieën; A, B en C, is het mogelijk om een erkenning te verkrijgen van de minister. CBM voldoet namelijk aan alle andere eisen inzake duurzaamheid en CO2 reductie. Evenwel blijft de meest effectieve manier om de vermenging van biomethaan te bekomen, het zetten van een expliciete target. Een bepaald percentage dat moet bijgemengd worden in de CNG-tankstations. Onderzoek zou dan moeten uitwijzen wat in België mogelijk is, en in hoeverre dat percentage opgevoerd kan worden naar de toekomst toe. Of het percentage in de tankstations zou deel kunnen uitmaken van een algemene norm betreffende het mengen van biomethaan met aardgas. Zoals nu reeds bestaat in Zweden, Denemarken en Nederland en Duitsland.548 Zowel bij aardgas in het netwerk, als aardgas bedoeld voor transport moet dan een deel vervangen worden door biomethaan. 2) Wanneer we groen gas opnemen in het biobrandstoffenbeleid, moet daar een technische normering voor bestaan. Liefst is dat een uniforme, Europese standaard zodat er probleemloos over de grenzen heen verhandeld kan worden. Maar aangezien de CEN nog steeds bezig is met het opstellen van de definitieve documenten, moeten we ons voorlopig tevreden stellen met de verschillende nationale documenten. Voor België kan gekeken worden naar de technische aanbeveling van Synergrid. Deze volgt de Europese ontwikkelingen op de voet en zal ervoor zorgen dat haar aanbeveling up to date blijft. Het Koninklijk besluit dat de productnormen voor biobrandstoffen behandelt, dient ook deze standaard daarin op te nemen, of die op zijn minst bindend verklaren.
548
GGG, Proposal for a European Biomethane Roadmap, december 2013.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
167 / 194
3) Er moet een financieel steunregime ontwikkeld worden. Een voorstel is om het systeem van de biotickets te transponeren naar België. Het is perfect mogelijk maar dat vereist ook enige aanpassingen in de wet want biotickets is een mechanisme dat de hele biobrandstoffensector beslaat en niet enkel betrekking heeft op biomethaan. Ook een feed-in -tarief, waarbij het verschil tussen de prijs van aardgas en de prijs van biomethaan vergoed wordt door de overheid, is denkbaar. Het fiscale regime moet omgevormd worden om CBM daarin te doen passen. Een CO2 –sturing van de transportbelastingen en de accijnzen is een absolute aanrader. 4) Als laatste moet voorzien worden in een bewijssysteem zodat biomethaanproducenten en brandstofleveranciers kunnen aantonen dat hun geleverde brandstof wel degelijk groen is. Daarbij kan worden gedacht aan garanties van oorsprong. Of een vorm van certificaten specifiek voor de transportsector, zoals biotickets. Dat laatste geniet de voorkeur omdat bij biobrandstoffen ook een scala aan duurzaamheidsvereisten toepasselijk is die je niet hebt bij biomethaan voor injectie in het aardgasnetwerk. Eens omtrent deze zaken geregeld zijn, kan biomethaan probleemloos bijgemengd worden. De nodige aanpassingen zijn uiteindelijk niet zo indrukwekkend, maar veel hangt af van de bereidheid van de wetgever. En omdat biomethaan enkel ter vervanging kan dien van aardgas, moet sowieso ook gedacht worden aan een verdere uitbouw van de CNG-infrastructuur. De succesverhalen uit Nederland en Duitsland tonen aan dat veel bereikt kan worden als de sector ondersteund wordt door het beleid van de overheid. In Vlaanderen is nog werk aan de winkel maar het potentieel is er zeker en vast.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
168 / 194
4 BESLUIT Wie deze analyse grondig heeft doorgenomen, kan uiteindelijk één grote conclusie trekken. Namelijk, de reactiesnelheid van de wetgever, of eerder het gebrek daaraan, vormt een hinderpaal voor de investering in nieuwe technologieën voor energie uit hernieuwbare bronnen. Toegespitst op de voorliggende casus, energie opgewekt uit biomethaan, het perfecte alternatief voor de fossiele brandstof aardgas.
Nochtans is het wetenschappelijke plaatje reeds jaren compleet. Biogas opwerken naar biomethaan is een fysiek uitgewerkt scenario waarvoor alle nodige faciliteiten en technische aspecten reeds werden bepaald. Bovendien hebben we genoeg voorbeelden uit andere WestEuropese landen die aantonen dat biomethaaninjectie op het aardgasnetwerk beschouwd kan worden als een potentieel succes.
Door de grote waaier aan afzetmogelijkheden, is de rol die het groene gas in Vlaanderen zou kunnen spelen significant. Biomethaan is bruikbaar voor groene stroom productie, groene warmte productie, hernieuwbare technologie in de nieuwbouw, grondstof in de chemie, grondstof/brandstof voor ETS-sectoren en brandstof in de transportsector. Bovendien komen bij de productie van biomethaan twee restproducten vrij, die mits enige bewerking ook in aanmerking komen voor verhandeling en zo een extra bron van inkomsten kunnen opleveren voor de biomethaanproducenten. Enerzijds het digestaat, een uitstekend mestproduct en anderzijds CO2 voor materialen productie, bijvoorbeeld plastiek. Als een klimaatneutrale, groene bron zorgt biomethaan er ook voor dat bij iedere toepassing een bijdrage wordt geleverd aan het behalen van onze Europese doelstellingen inzake de reductie van broeikasgasemissie en het verplichte gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen.
Het belangrijkste toepassingsscenario is ongetwijfelde de injectie op het aardgasnetwerk omdat van daaruit ook alle andere opties mogelijk zijn. Helaas laat het juridische kader op dat vlak nog veel te wensen over. Wij hebben in België geen eigen aardgasproductie dus is een mogelijkheid tot injectie nooit aan de orde geweest en werd het ook niet geregeld. Maar er kan evenmin gezegd worden dat de wetgeving zich ertegen verzet. Aangezien de netinjectie moet gebeuren op de midden- en lagedruknetten van de distributienetbeheerder moet vooral op gewestelijk niveau een aanpassing gebeuren. Voor Vlaanderen betreft dit het Energiedecreet en het Energiebesluit die de bepalingen bevatten voor de gasdistributie en de energieproductie uit hernieuwbare bronnen. Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
169 / 194
In een aanbeveling van Synergrid werden de nodige kwaliteitseisen vastgelegd en in het technisch reglement van de VREG, inzake de gasdistributie werd de biomethaaninjectie volledig geïntegreerd. Maar er zijn nog een aantal andere zaken die uitgeklaard moeten worden zoals de afbakening van de verantwoordelijkheid tussen producent en DNB, de aansprakelijkheid bij schadegevallen, het bewijs van de groene oorsprong, de prioritaire toegang op het net, enz. Ook moet een degelijk financieel steunkader ontwikkeld worden want voorlopig kan biomethaan niet concurreren met de prijs van zijn fossiele variant. Een eerste stap werd daartoe reeds gezet via het invoeren van een investeringssteun in 2013, die het mogelijk maakt om de installatie op te bouwen. Om deze ook rendabel te laten draaien is echter een bijkomende exploitatiesteun nodig. Een feed-in-tarief die een vergoeding biedt per eenheid geïnjecteerd gas of per opgewekte eenheid energie vormt hiervoor de meest voor de hand liggende optie. Het is ook cruciaal dat deze steun voor een bepaalde termijn onveranderlijk blijft zodat potentiële investeerders niet afgeschrikt worden door de kans op een latere wijziging.
Een tweede scenario vormt het gebruik van biomethaan voor de opwekking van groene elektriciteit in een biogasinstallatie of een kwalitatieve WKK. De groene stroom productie en de bijhorende injectie op het elektriciteitsnetwerk werd wel al wettelijk geregeld en vindt ondersteuning via het systeem van de groenestroomcertificaten. Deze situatie is minder problematisch aangezien naar analogie geredeneerd kan worden met het uitgewerkte systeem voor biogas. Wat de representatieve projectcategorieën betreft, moet mijn inziens een uitbreiding komen specifiek voor biomethaaninstallaties. Voorlopig lijkt de wetgever daar niet toe bereid omdat hij dit niet nodig acht. De bestaande categorieën voor biogasinstallaties zouden de situatie al voldoende afdekken. Maar biomethaan kan, in tegenstelling tot biogas, eerst getransporteerd worden via het aardgasnetwerk alvorens het gebruikt wordt als brandstof voor groene stroom productie. Dat onderscheid kan volgens mij niet genegeerd worden.
De laatste, meest relevante toepassing is het gebruik van biomethaan ter vervanging van aardgas in het wegtransport. Zeker nu omdat vanuit Europa steeds strenger gereageerd wordt op het gebruik van biobrandstoffen van de eerste generatie, moet er gezocht worden naar andere en duurzamere alternatieven om de verplichtingen te kunnen voldoen. Biomethaan kan simpelweg bijgemengd worden met CNG in de bestaande tankstations, ofwel via het aardgasnetwerk, ofwel via een rechtstreekse levering aan de tankeenheid. Ook kan getankt worden op de installatiesite zelf. Het biomethaan blijft dan puur, waardoor een andere technische standaard gebruikt kan worden die toelaat om met meer efficiënte motoren te werken.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
170 / 194
Momenteel zijn de technische standaarden in ontwikkeling op Europees niveau, maar in afwachting kunnen we terug vallen op de aanbeveling van Synergrid. Wat de juridisch en financiële ondersteuning betreft, is nog veel werk aan de winkel. Ons Belgische biobrandstoffenbeleid concentreert zich voornamelijk op de bijmenging van biodiesel en bio-ethanol in de traditionele wagens, en niet op andere alternatieven. Ondertussen werden wel al enkele stappen gezet naar een algemener beleid, dat ook openstaat voor andere biobrandstoffen. Van een bijmengingsplicht voor biomethaan en een financieel steunregime is echter nog helemaal geen sprake.
Bij het uitwerken van een concreet, juridisch kader voor het gebruik van biomethaan zou de wetgever naar mijn mening bijzondere aandacht moeten hebben voor een aantal algemene aspecten die belangrijk zijn voor het succes van het systeem. Ten eerste moet het uitgebouwde beleid stabiel zijn en zekerheid bieden aan belanghebbende partijen, zodat er een aantrekkelijk investeringsklimaat gecreëerd wordt. Ten tweede moet de wetgever het probleem van de overregulering indachtig houden. De situatie is reeds complex door de verschillende bevoegdheidsniveaus (Europees, federaal en regionaal) en het kluwen aan reeds bestaande wetgeving. Het laatste wat we in Vlaanderen nodig hebben is nog meer onduidelijkheid. Ten derde dient ons beleid een toekomstige grensoverschrijdende handel van biomethaan mogelijk te maken en we moeten hier rekening mee houden bij het opstellen van certificatiesystemen en technische standaarden.
Er zijn een aantal juridische aspecten, verbonden aan de bouw en de exploitatie van een biomethaaninstallatie, die in deze masterproef niet worden behandeld maar niettemin belangrijke noodzakelijke voorwaarden vormen. Ik bedoel daarbij voornamelijk de nodige vergunningen en de duurzaamheidsvereisten die opgelegd worden aan de inputstromen van biomassa. Ook het juridische statuut van een biogasleiding is nog een onzeker gegeven. Maar omdat mijn analyse puur gericht is op de output van een biomethaaninstallatie, heb ik ervoor geopteerd deze zaken niet uit te werken.
Ik hoop alvast dat mijn onderzoek een duidelijk signaal geeft dat de Vlaamse wetgever dringend actie moet ondernemen. Hoe langer hij blijft stilzitten, hoe langer hij de kans onbenut laat om een hernieuwbare bron te exploiteren.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
171 / 194
5 BIBLIOGRAFIE 5.1 Wetgeving 5.1.1 Internationale en Europese wetgeving -
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Verdrag betreffende de werking van de Europese unie, Pb.L. 26 oktober 2012, afl. 326, 1. United Nations Framework Convention on Climate Change, New York, 1992. Het Protocol van Kyoto inzake klimaatverandering van 11 december 1997. Beschikking 2002/358/EG van de Raad van 25 april 2002, PB.L. 130, 15 mei 2002. Beschikking 2006/944/EG van de Commissie van 14 december 2006, PB. L. 358, 16 december 2010. Beschikking 2010/778/EU van de Commissie van 15 december 2010, PB.L. 332, 16 december 2010. Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad, 2003/87/EG, van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad, Pb. L. 25 oktober 2013, afl. 275, 32. Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad, 2009/101/EG, van 19 november 2008 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap, Pb. L. 13 januari 2009, afl. 8, 3. Commission Regulation (EU) nr. 176/2014 van 25 februari 2014 amending Regulation (EU) No 1031/2010 in particular to determine the volumes of greenhouse gas emission allowances to be auctioned in 2013-20, Pb L. 26 februari 2014, afl. 56, 11. Decision of the European Parliament and of the Council, 406/2009/EC, of 23 April 2009 on the effort of Member States to reduce their greenhouse gas emissions to meet the Community’s greenhouse gas emission reduction commitments up to 2020, Pb.L. 23 april 2009, afl. 140, 136. Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad, 2009/28/EG, van 23 april 2009, ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG, Pb.L. 5 juni 2009, afl. 140, 16. Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad, 2012/27/EU, 25 oktober 2012, betreffende energie-efficientie tot wijziging van Richtlijnen 2009/125EG en 2010/30EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG. Commission Implementing Decision, 2013/242/EU, 22 mei 2013 establishing a template for National Energy Efficiency Action Plans under Directive 2012/27/EU of the European Parliament and the Council, Pb. L. 28 mei 2013, afl. 141, 48. Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad, 2009/73/EG, van 13 juli 2009, betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG, Pb.L. 14 augustus 2009, afl. 211, 94. Verord. Comm. Nr. 800/2008, 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard („de algemenegroepsvrijstellingsverordening”), Pb.L. 9 augustus 2008, afl. 214, 3. Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad, 2002/21/EG, van 22 december 2002 betreffende de energieprestatie van gebouwen, Pb.L. 4 januari 2003, afl. 1, 65.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
172 / 194
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Verord. (EG) nr. 1907/2006, 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, Pb.L. 29 mei 2007, afl.136. Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad, 2009/29/EG, van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden, Pb.L. 5 juni 2009, afl. 140,16. Richtlijn van de Raad, 91/676/EEG, van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, Pb.L. 31 december 1991, afl. 375,1.. Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad, 2000/60/EG, van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid, Pb.L. 22 december 2000, afl. 327. Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad, 2006/118/EG, van 12 december 2006 betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging en achteruitgang van de toestand, Pb.L.. 27 december 2006, afl. 372. Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad, 2008/98/EG, van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen, Pb. L. 22 november 2008, afl. 312,3. Verord. (EG) nr. 1069/2009, 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002, Pb.L. 14 november 2009, afl. 300, 1. Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad, 2009/72/EG, 13 juli 2009, betreffende de gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG, Pb.L. 14 augustus 2009, afl. 211, 55. Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad, 2003/30/EG, van 8 mei 2003 ter bevordering van het gebruik van biobrandstoffen of andere hernieuwbare brandstoffen in het vervoer, Pb.L. 17 mei 2003, afl.123, 42. Richtlijn van het Europees Parlement en van de Raad, 2009/30/EG, van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG met betrekking tot de specificatie van benzine, dieselbrandstof en gasolie en tot invoering van een mechanisme om de emissies van broeikasgassen te monitoren en te verminderen, tot wijziging van Richtlijn 1999/32/EG van de Raad met betrekking tot de specificatie van door binnenschepen gebruikte brandstoffen en tot intrekking van Richtlijn 93/12/EEG, Pb.L.. 5 juni 2009, afl.140, 88. Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad, 2007/46/EG, van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, Pb.L. 9 oktober 2007, afl. 236, 1. Verord. (EG) nr. 692/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, Pb.L. 28 juli 2008, afl. 199, 1. Verord. (EU) Nr. 582/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en tot wijziging van de bijlagen I en III bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad, Pb.L. 25 juni 2011, afl. 167, 1.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
173 / 194
5.1.2 Federale wetgeving -
-
-
-
-
-
Samenwerkingsakkoord van 14 november 2002 tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende het opstellen, het uitvoeren en het opvolgen van een Nationaal Klimaatplan, alsook het rapporteren, in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering en het Protocol van Kyoto, BS 27 juni 2003. KB 3 maart 1992 betreffende het in de handel brengen van nutriënten en van voedingsmiddelen waaraan nutriënten werden toegevoegd, BS 15 april 1992. KB 5 augustus 2006 tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 maart 1992 betreffende het in de handel brengen van nutriënten en van voedingsmiddelen waaraan nutriënten werden toegevoegd, BS 10 oktober 2006. wet 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen, BS 7 mei 1965. KB 12 juni 2001 betreffende de algemene voorwaarden voor de levering van aardgas en de toekenningsvoorwaarden van de leveringsvergunningen voor aardgas, BS 5 juli 2001. KB 14 mei 2002 betreffende de vervoersvergunning voor gasachtige producten en andere door middel van leidingen, BS 5 juni 2002. KB 28 juni 1971 betreffende de te nemen veiligheidsmaatregelen bij de oprichting en bij de exploitatie van installaties voor gasdistributie door middel van leidingen, BS 15 september 1971. KB 13 december 2010 betreffende de gedragscode inzake de toegang tot het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 juni 2001 betreffende de algemene voorwaarden voor de levering van aardgas en de toekenningvoorwaarden van de leveringsvergunningen voor aardgas, BS 5 januari 2011. KB 11 maart 1966, betreffende de te nemen veiligheidsmaatregelen bij de oprichting en bij de exploitatie van installaties voor gasvervoer door middel van leidingen, BS 16 maart 1966. Wet 25 februari 1991 betreffende de aansprakelijkheid voor produkten met gebreken, BS 22 maart 1991. Wet 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, BS 11 mei 1999. KB 11 oktober 2000 betreffende de toekenning van individuele vergunningen voor de bouw van installaties voor de productie van elektriciteit, BS 1 november 2000. KB 2 april 2003 betreffende de vergunningen voor de levering van elektriciteit door tussenpersonen en betreffende de gedragsregels die op hen van toepassing zijn, BS 22 april 2003. KB 19 december 2002 houdende een technisch reglement voor het beheer van het transmissienet van elektriciteit en de toegang ertoe, BS 28 december 2002. KB 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen, BS 23 augustus 2002. Wet 22 juli 2009 houdende verplichting tot bijmenging van biobrandstof in de tot verbruik uitgeslagen fossielemotorbrandstoffen, BS 3 augustus 2009. KB 23 juni 2011 tot verlenging van de toepassing van de wet van 22 juli 2009 houdende verplichting tot bijmenging van biobrandstof in de tot verbruik uitgeslagen fossiele motorbrandstoffen, BS 23 juni 2011. Wet 10 juni 2006 betreffende de biobrandstoffen, BS 16 juni 2006. KB 22 NOVEMBER 2006 tot aanvulling van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 betreffende de benamingen en de kenmerken van de biobrandstoffen en andere hernieuwbare brandstoffen voor motorvoertuigen en voor niet voor de weg bestemde mobiele machines, BS 7 december 2006. KB 26 november 2011 houdende bepaling van productnormen voor biobrandstoffen, BS 7 december 2011. Wet 17 juli 2013 houdende de minimale nominale volumes duurzame biobrandstoffen die de volumes fossiele motorbrandstoffen, die jaarlijks tot verbruik worden uitgeslagen, moeten bevatten, BS 26 juli 2013.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
174 / 194
-
KB 28 NOVEMBER 2013 tot voorlopige wijziging van de wet van 10 juni 2006 betreffende de biobrandstoffen, BS 29 november 2013. KB 7 maart 2013 betreffende het gebruik van gecomprimeerd aardgas (CNG) voor de aandrijving van auto’s, BS 5 april 2013. MB 7 maart 2013 tot uitvoering van artikel 23 van het koninklijk besluit van 7 maart 2013 betreffende het gebruik van gecomprimeerd aardgas (cng) voor de aandrijving van auto's, BS 5 april 2013. 5.1.3 Vlaamse wetgeving
-
-
-
-
-
-
Decr. Vl. 8 mei 2009 houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid (het Energiedecreet), BS 7 juli 2009. B. Vl. Reg. 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid (het Energiebesluit), BS 8 december 2010. Besluit Vl. Reg. tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid, wat betreft de invoering van een steunregeling voor de injectie van biomethaan van 13 september 2009, BS 20 november 2013. B. Vl. Reg. 13 september 2013 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid, wat betreft de invoering van een steunregeling voor nuttige groene warmte, BS 11 november 2013. MB 22 november 2013 houdende de organisatie van een call voor het indienen van steunaanvragen voor nuttige-groene-warmteinstallaties met een bruto thermisch vermogen van meer dan 1 MW, installaties voor de benutting van restwarmte en installaties voor de productie en injectie van biomethaan, BS 2 december 2013. Decr. Vl. 16 maart 2012 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid, BS 27 april 2012. B. Vl. Reg 17 december 2010 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor ecologieinvesteringen in het Vlaamse Gewest, BS 28 januari 2011. MB 18 december 2013, houdende wijziging van het ministerieel besluit van 13 januari 2006 betreffende de vorm en inhoud van de startverklaring, het ministerieel besluit van 2 april 2007 betreffende de vastlegging van de vorm en de inhoud van de EPB-aangifte en het model van het energieprestatiecertificaat bij de bouw en het ministerieel besluit van 15 september 2009 betreffende de vaststelling van de gelijkwaardigheid van innovatieve systemen, bouwconcepten of technologieën in het kader van de energieprestatieregelgeving, BS 6 januari 2014. Besluit Vl. Reg. Tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, BS 23 mei 2012. Decr. Vl. van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, BS 28 februari 2012. Decr. Vl. van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, BS 29 december 2006. Decr. Vl. van 6 mei 2011 houdende wijziging van het Mestdecreet van 22 december 2006, BS 23 mei 2011. Decr. Vl. 20 decmeber 2013, houdende wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de aansprakelijkheid van netbeheerders, BS 31 januari 2014. B. Vl. Reg. tot wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft de groenestroomcertificaten, de warmtekrachtcertificaten en de garanties van oorsprong, BS 31 december 2012. Decr. Vl. Houdende de wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de milieuvriendelijke energieprodcutie, BS 20 juli 2012. MB Vl. Reg. 1 juni 2012 inzake de vastlegging van referentierendementen voor de toepassing van de voorwaarden voor kwalitatieve warmtekrachtinstallaties, BS 8 juni 2012.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
175 / 194
-
MB Vl. Reg. 22 maart 2013 houdende vastlegging van groenestroomcertificaten en warmtekrachtcertificaten voor 2013 II, BS 29 maart 2013. MB 25 september 2013 houdende de actualisatie van de huidige bandingfactoren en vastlegging van de bandingfactoren van groenestroomcertificaten en warmte-krachtcertificaten voor projecten die geen gebruik maken van zonne-energie met een startdatum vanaf 2014, BS 11 oktober 2013.
5.1.4 Waalse en buitenlandse wetgeving -
-
-
-
-
-
-
-
-
wet (NL) van 10 augustus 2000, Stb. 2000, 318. Regeling van de Minister van Economische Zaken van 9 januari 2005, houdende regels inzake tariefstructuren en voorwaarden voor gas (Regeling tariefstructuren en voorwaarden gas, Stb. 2005, 79. Gasnetzzugangsverordnung vom 3. September 2010 (BGBl. I S. 1261). Decr. Fr. 19 décembre 2002, relatif à l‟organisation du marché régional du gaz, BS 11 februari 2003. Decr. Fr. 23 décembre 2010 relatif aux certificats et labels de garantie d’origine pour les gaz issus de renouvables, M.B. 12 januari 2011. Besluit (NL) van 1 april 2008, stimulering duurzame energieproductie, Stb. 2008, 81. Regeling Regeling van de Minister van Economische Zaken van 28 februari 2008, tot vaststelling van algemene uitvoeringsregels voor de subsidieverstrekking op grond van het Besluit stimulering duurzame energieproductie (Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie), Stb. 2008, 81, laatstelijk gewijzigd op 13 februari 2014, Stcrt. 2014, 3721. Energiesteuergesetz vom 15. Juli 2006 (BGBl. I S. 1534; 2008 I S. 660, 1007), das zuletzt durch Artikel 1 des Gesetzes vom 5. Dezember 2012 (BGBl. I S. 2436, 2725; 2013 I 488) geändert worden ist. Gasnetzentgeltverordnung vom 25. Juli 2005 (BGBl. I S. 2197), zuletzt geändert durch Artikel 2 des Gesetzes vom 8. April 2008 (BGBl. I S. 693). Besluit (NL) van 18 april 2011, houdende regels omtrent de inzet van energie uit hernieuwbare bronnen ten behoeve van bepaalde vormen van vervoer (Besluit hernieuwbare energie vervoer), Stb. 2011, 197, laatstelijk gewijzigd op 18 februari 2014, Stb. 2014, 65. Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 2 mei 2011, houdende nadere regels met betrekking tot energie uit hernieuwbare bronnen voor vervoer (Regeling hernieuwbare energie vervoer), Stcrt. 12 mei 2011, laatstelijk gewijzigd op 1 januari 2014, Stcrt. 2013, 33649. Wet (NL) van 13 juni 1979, houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, Stb. 1980, 443, laatstelijk gewijzigd op 25 januari 2014, Stb. 2014, 31. Besluit (NL) van 8 april 2011, houdende eisen met betrekking tot brandstoffen ter implementatie van richtlijn nr. 2009/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG met betrekking tot de specificatie van benzine, dieselbrandstof en gasolie en tot invoering van een mechanisme om de emissies van broeikasgassen te monitoren en te verminderen, tot wijziging van Richtlijn 1999/32/EG van de Raad met betrekking tot de specificatie van door binnenschepen gebruikte brandstoffen en tot intrekking van Richtlijn 93/12/EEG (PbEU L 140) (Besluit brandstoffen luchtverontreiniging), Stb. 2011, 192, laatstelijk gewijzigd op 1 juli 2013, Stb. 2013, 213. Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 20 april 2011, houdende nadere regels betreffende de kwaliteit en het zwavelgehalte van brandstoffen (Regeling brandstoffen luchtverontreiniging), Stcrt. 2011, 16261, laatstelijk gewijzigd op 5 juni 2013, Stcrt. 2013, 14285. Besluit (NL) van 26 november 2012 tot wijziging van het Besluit hernieuwbare energie vervoer en het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging (uitzondering voor kleine en tussenhandelaren, vrijwillige registratie biokerosine en voorkomen dubbel voordeel biogas), Stb. 2012, 608.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
176 / 194
5.2 Andere bronnen -
-
-
COM(2009)0400 [Commissiedocument nr. 0400 van 2009], http://ec.europa.eu/prelex. DHONT, N., CO2 neutraliteit op bedrijventerreinen, masterproef MANAMA Milieurecht Universiteit Gent, 2009-10. SANDS, P., PEEL, J., FABRA A. and MACKENZIE, R., Principles of International Environmental Law, New York, Cambridge University Press, 2012. EUROPESE COMMISSIE, Climate change fact sheet, oktober 2013. NOENS, V., Klimaattop 2012 in Doha: resultaten, LNE-Zine - Artikels AIM, www.lne.be. UNFCCC, Closing Press Release: UN Climate Change Conference in Warsaw keeps governments on a track towards 2015 climate agreement, 23 november 2013, www.unfccc.int. IPCC, 2013: Climate Change 2013: The Physical Science Basis. Contribution of Working Group I to the Fifth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change [Stocker, T.F., D. Qin, G.-K. Plattner, M. Tignor, S.K. Allen, J. Boschung, A. Nauels, Y. Xia, V. Bex and P.M. Midgley (eds.)]. Cambridge University Press, Cambridge, United Kingdom and New York, NY, USA, 1535 pp. R. SAVIO, “De toekomst van onze planeet ligt in handen van 58 mensen”, 18 april 2014, www.mo.be. EUROPESE COMISSIE, Lisbon Strategy for Growth and Jobs. COM(2005)330 [Commissiedocument nr. 330 van 2005], http://ec.europa.eu/prelex. EUROPEAN COMMISSION, The EU Emissions Trading System, oktober 2013. PAUW, P., “De nieuwe vliegtaks, toonbeeld van eerlijkheid”, 14 maart 2012, www.destandaard.be. FERNANDEZ, O., “Klimaat en klimaatbeleid in crisis”, 19 april 2013. EUROPEAN COMMISSION, staff working document – proportionate impact assessment, 2012. COM(2011)0264 [Commissiedocument nr. 0264 van 2011], http://ec.europa.eu/prelex. VANDENDRIESSCHE, F., Energierecht, Universiteit Gent, 2012-13. COM(2007)0002 [Commissiedocument nr. 0002 van 2007], http;//ec.europa.eu/prelex. RYCKEVELDE, Het EU klimaatplan, www.ryckevelde.be. IP/09/628, Press release, “Commissie verheugd over goedkeuring klimaat- en energiepakket, Brussel, 23 april 2009. COM(2010)265 [Commissiedocument nr. 265 van 2010], http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ. Eurostat, 2013 b, Tables Environment & energy - Energy. http://ec.europa.eu/eurostat.be. JAEGER, C., PAROUSSOS, L., MANGALIU, D., KUPERS, R., MANDEL, A. and TABARA, J-D., A New Growth Path for Europe - Generating Prosperity and Jobs in the Low-Carbon Economy Synthesis Report, Potsdam 2011. MATTHYS, B. Effectiviteit van de 20/20/20 doelstellingen, masterproef Handelsingenieur Universiteit Gent ,2012-13. COM(2011)0109 [Commissiedocument nr. 109 van 2011], http://ec.europa.eu/prelex. PEYS, M. Het Europees en Belgische energiebeleid in het licht van de klimaatverandering, Masterproef K.U. Leuven, 2012-13. MINARAAD, Actieplan energie-efficiëntie en gebouwenrenovatie, 20 maart 2014. Notification of the indicative national energy efficiency target 2020 for Belgium according to the requirements of the Energy Efficiency Directive 2012/27/EU, 17 juni 2013. EEW, Energy Efficiency in Europe – Country Report Belgium, 2013. COM(2013)762 [Commissiedocument nr. 762 van 2013], http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ. COM(2014)15 [Commissiedocument nr. 15 van 2014], http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ. IP/14/54, Press Release, “2030 climate and energy goals for a competitive, secure and low-carbon EU economy”, Brussel, 22 januari 2014. X., “EU wil 40% minder broeikasgassen tegen 2030”, 22 januari 2014. BIENSTMAN, M. “Fors inzetten op hernieuwbare energie en energiebesparingen is hard nodig”, 30 januari 2014.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
177 / 194
-
-
-
-
MEMO/14/40, “Questions and Answers on 2030 framework on climate and energy, Brussel”, 22 januari 2014. SEGERS, F. “Regeringen ruziën over het klimaat”, 17 april 2014, www.deredactie.be. COM(2011)0112 [Commissiedocument nr. 112 van 2011], http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ. MEMO/11/914, “The Commission's Energy Roadmap 2050”, Brussel, 15 december 2011. Nationaal klimaatplan van België 2009-2012. GOETHALS, M. en VERGAUWEN, E., “Gebakkelei over ‘Vlaamse blokkering’ klimaatplan”, 16 januari 2014, www.destandaard.be. BELGA, “Geen akkoord over klimaatplan”, 17 december 2013, www.nieuwsblad.be Vlaams Klimaatbeleidsplan 2013-2020, 28 juni 2013. VESOC, Pact 2020: Een nieuw toekomstpact voor Vlaanderen – 20 doelstellingen, 19 januari 2009. VLAAMSE OVERHEID, Vlaanderen in Actie – doorbraken 2020, januari 2009. Vlaams Mitigatieplan 2013-2020, 28 juni 2013. Vlaams Adaptatieplan 2013-2020, 28 juni 2013. ALGEMENE DIRECTIE ENERGIE VAN FOD ECONOMIE, Prospectieve studie betreffende de aardgasvoorziening tot 2020. DEVRIENDT, N. Vito, Biomethaan als hernieuwbare energiebron in Vlaanderen, 2013. AERNOUTS, K., JESPERS, K. en DAMS, Y. Energiebalans Vlaanderen 2011, Vito, Oktober 2013, www.emis.vito.be. FLUXYS NV, België als aardgasschijf voor Noordwest-Europa: de weg vooruit, 2010, www.vliz.be. DESOMER, L., Aardgas van vroeger tot nu, Melle, Eandis, november 2013. LEMYTRE, C., De bescherming van de consument bij de verwerving van elektriciteit, masterproef Rechten Universiteit Gent, 2011-12. SEC(2006)1724,10 januari 2007, DG Competition report on energy sector inquiry, http://ec.europa.eu/competition/sectors/energy/inquiry/index.html. DELVAUX, B., “Het derde wetgevende pakket van de Europese Commissie voor de elektriciteitsen gasmarkt”, MER 2008, afl. 3, 179. COM(2006)0851[Commissiedocument nr. 0851 van 2006], http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ. KALLER, A. Impact van de nieuwe Europes richtlijn voor de verdere liberalisering van de aardgasmarkt in Vlaanderen, masterproef TEW Universiteit Hasselt, 2010-11, https://doclib.uhasselt.be. Kamerstukken II 2010/11, 32 814, nr. 3, (MvT). COM(2006)0851[Commissiedocument nr. 0851 van 2006], http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ. EUROPESE COMMISSIE Directorate-General for Energy, The entry into force of the EU third energy package, 2 maart 2011. EKWADRAAT, BioNoF, een biogasleiding met gevolgen, projectnr. 100.760, 27 september 2011. DE GEEST, V., BAMELIS, L., DE MEY, J., DEMOLDER, L., DEVRIENDT, N., MOENAERT, C., VANACKER, C., VERVAEREN, H., MEERS, E., Biomethaanpotentieel voor Vlaanderen versie 1.0, Biogas-E vzw, Januari 2014. STRAUCH , S., KRASSOWKI, J., SINGHAL A., Green Gas Grids biomethane guide for decision makers, april 2013. ROSTEK, S. The GreenGasGrids Project: Boosting the European biomethane market, Dena, 11 March 2014. VREG, MEDE-2013-3, De concrete toepassing door de VREG van het Energiedecreet en het Energiebesluit met betrekking tot warmte-krachtcertificaten en groenestroomcertificaten voor alle energiebronnen met uitzondering van zonne-energie, 28 mei 2013. VELGHE, F. en WIERINCK, I., Organic Waste Systems NV, in opdracht van AGNL Divisie Energie & Klimaat, Evaluatie van vergisters in Nederland Fase 2, oktober 2013. MEYNAERTS, E., MOORKENS, I. en CORNELIS, E. Doorrekeningen ter ondersteuning van evaluatie GSC- en WKC-systeem, VITO in opdracht van VEA, juli 2011.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
178 / 194
-
-
-
-
-
Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft de invoering van een steunregeling voor groene warmte, Parl St Vl. Reg. 21 juni 2013, nr. 0623/2. VEA, Principeaanvraag van investeringssteun voor een installatie voor de productie van nuttige groene warmte, http://www.energiesparen.be/node/3945. AGENTSCHAP ONDERNEMEN, limitatieve technologieënlijst - geldig vanaf 16 januari 2014, http://www.agentschapondernemen.be. VLAAMSE REGERING, Reeds bestaande subsidies voor warmtenetten en groene warmte via de ecologiesteun vanuit het economisch ondersteuningsbeleid, nr. 0623/5, 21 juni 2013. AGENTSCHAP ONDERNEMEN, EP-PLUS Algemene informatie ecologiepremie, februari 2014. VEA, Actieplan bijna-energieneutrale gebouwen, juni 2010. Beleidsnota Energie 2009-2014, Parl.St. Vl. Parl. 2009-10, nr. 211,1. De Vlaamse Regering 2009-2014, Een daadkrachtig Vlaanderen in beslissende tijden, juli 2009. VEA, Energieprestatieregelgeving wijzigingsdecreet van 14 maart 2014 en wijzigingsbesluit van 4 april 2014, mei 2014. C. GOVAERT, “Nieuwe modellen voor startverklaring, EPB-aangifte en energieprestatiecertificaat”, 8 januari 2014, www.jura.be. VEA, Het Energiebesluit: wijzigingen vanaf 2015, december 2013. Conceptnota voor nieuwe regelgeving over een duurzame biogebaseerde economie in Vlaanderen (B. RZOSKA en H. SANCTORUM), Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 2021/1. VAN CLEVER CONSULT, VITO en UGENT, Sustainable use of and creation of value from renewable raw materials for biobased industrial production such as biomaterials and green chemicals in Flanders, Mei 2013. Electrabel, Start de toekomst,Rij op aardgas. COM(2012)11 [Commissiedocument nr. 11 van 2010], http://eur-lex.europa.eu/LexUriSer. DE GROOTE, Y., “artikel 3374”, 14 juni 2013, http://www.biobasedeconomymagazine.nl. PLATFORM GROENE GRONDSTOFFEN, Groenboek energietransitie, April 2007. ECHA, Richtsnoer voor Bijlage V Vrijstellingen van de registratieplicht versie 1.1, ECHA-10-G-02-NL, 10 november 2012. EUROPEAN COMMISSION, The EU Emissions Trading System (EU ETS), Oktober 2013. AGENTSCHAP ONDERNEMEN, Infoblad CO2 emissiehandel, juni 2013. POWERLINK VZW, “Is de aardgasauto of CNG-wagen een volwaardig alternatief?”, nieuwsbrief, 6 februari 2014. EUROPEAN EXPERT GROUP, Report on future Transport Fuels, januari 2011. TASSAN, M. BIOMASTER, Overview of biomethane use in transport, European workshop on biomethane, Brussel, 11 maart 2014. VAN DE POEL, J. “Europa tikt België op de vingers voor steun aan biobrandstoffen”, 10 oktober 2013, www.mo.be. HLPE (High Level Panel of Experts on Food Security and Nutrition), A zero-draft consultation paper, 9 januari 2013. WISKERKE, W. en WINCKERS, J., Stichting Natuur en Milieu, Het verborgen klimaateffect van biobrandstoffen, maart 2010. EDWARDS, R., LARIVE, J-F. and BEZIAT, J-F., European Commission JRC, Institue for Energy, Wellto-wheels Analysis of Future Automotive Fuels and Powertrains in the European Context- Report Version 3C, juli 2011. EP, Directorate-General for internal policies, Policy department A: Economic and Scientific policy, Proceedings of the workshop on “Biofuels and Indirect Land Use Change”, Brussel, 25 januari 2012. EBA, EBA’s BIOMETHANE fact sheet. FEDERALE OVERHEID, Nationaal actieplan voor hernieuwbare energie, november 2010. MIRA, Gebruik van biobrandstoffen, mei 2013, www.milieurapport.be.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
179 / 194
-
-
-
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 september 2013 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, P7_TAPROV(2013)0357, Straatsburg, http://www.europarl.europa.eu. VLACO VZW, Karakterisatie eindproducten biologische verwerking juni 2012. VLAAMSE OVERHIED BELEIDSDOMEIN LANDBOUW EN VISSERIJ, Praktijkgids bemesting, 15 januari 2014. ECHA, Richtsnoer voor Bijlage V Vrijstellingen van de registratieplicht versie 1.1, ECHA-10-G-02-NL, 10 november 2012. FACHVERBAND BIOGAS/EBA/BIPRO, Digestate and REACH-Position Paper, 28 november 2013. PASSENIER, A., the European Commission, DG Environment & DG Enterprise-Object: exemption of digestates from REACH, European Sustainable Phosphorus Platform, 31 januari 2014. DELFOSSE, P., Sechage et valorisation des digestats en Agriculture – bénéfices économiques et environnementaux, 8 november 2011. AGENTSCHAP NL ENERGIE EN KLIMAAT, Naar een betere toepassing van digestaat, juni 2010. VCM, Overwegingsdocument ontwerp actieprogramma Nitraatrichtlijn 2011-2014- De reactie op uw vraag naar aanleiding van het openbaar onderzoek MAP 4, Adviesnummer 95. IPCC, Carbon Dioxide Capture and Storage-Technical summary, 2005. VAN KASTEREN, J. CO2 als grondstof, chemiemagazine, januari 2013. BAYER MaterialScience, Use of Carbon dioxides for the production of plastics, 2013, www.materialscience.bayer.com. HAFFMANS, Biomethane & Green CO2, 2013, www.haffmans.nl. GwH 9 juli 2013, nr. 98/2013.
EBA, “Biomethane with bright opportunities towards the 2030 target”, Press Release, 27 maart 2014. COM(2011)885 [Commissiedocument nr. 885 van 2011], http://eur-lex.europa.eu/LexUriSer. GROEP GEMIX, Wat is de ideale energiemix voor België tegen 2020 en 2030, 30 september 2009. BRIFFAERTS, K., CORNELIS, E., DAUWE, T., DEVRIENDT, N., GUISSON, R. NIJS, W. en VANASSCHE, S. Vito, Prognoses voor hernieuwbare energie en warmtekrachtkoppeling tot 2020, oktober 2009. Persbericht van de ministerraad, “Aanstelling van de beheerder voor het vervoersnet van aardgas”, 12 februari 2010. CREG, Eindbeslissing (B)120927-CDC-1166 over ‘de aanvraag tot certificering van de N.V. Fluxys Belgium’, 27 september 2012. VREG, Technisch Reglement Distributie Gas Vlaams Gewest, 15 mei 2012. EUROPEAN COMMISSION, Interpretative note on directive 3009/72/EC concerning common rules for the internal market in electricity and directive 2009/73/EC concerning common rules for the internal market in natural gas, Brussel, 22 januari 2010. VREG, De regulatoren en ombudsdienst in de elektriciteits- en gassector, 18 april 2013. ENDINET, Groen Gas Invoeding in het Gasnet – Scenario Ontwikkeling, Eindhoven, 8 november 2010. GGG, Biomethane Guide for Decision Makers – Policy guide on biogas injection into the natural gas grid, april 2013. SYNERGRID, Technische aanbeveling biomethaan, september 2011. Confidentiële studie ter beschikking gesteld door EANDIS ten confidentiële titel, Resultaat van de oriënterende studie aangaande de injectie van biomethaan van X te X, 18 juli 2013. Mandate to CEN for standards for biomethane for use in transport and injection in natural gas Pipelines, M/475, Ref. Ares(2010)817406, Brussel, 8 november 2010. CEN/TC 408, prEN16723-2, Nr. N0213, 27 maart 2014. BOERAEVE, W. Biomethaan - Rol van Eandis als distributienetbedrijf, 18 september 2013. Vr. Vl. Parl. 2013-14, 7 januari 2014 (Vr. nr. 173 J. DE MEYER).
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
180 / 194
-
-
-
VREG, Toelichtingen bij het aanpassen van het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit en het Technisch Reglement Distributie Gas, maart 2014. Aansluit- en transportvoorwaarden Gas – RNB, 15 januari 2012. Aansluitvoorwaarden Gas – LNB, 11 oktober 2012. Synergrid aanbeveling 2000.50.32. VREG, Consultatienota aansprakelijkheid distributienetbeheerders, 18 juli 2010. TESTAANKOOP,” Netbeheerders van gas en elektriciteit zijn hardleers”, Persbericht, http://www.test-aankoop.be. SIBELGAS, Bijlage 1bij het Reglement betreffende de aansluitingen op het distributienet middendruk (<300m3(n)/h) voor afname van aardgas, 28 november 2006. Ontwerp van decreet houdende wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de aansprakelijkheid van netbeheerders, Parl. St. Vl. Parl. 2013-14, nr. 2291/1. MvT bij het ontwerp van decreet houdende wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de aansprakelijkheid van netbeheerders, Parl. St. Vl. Parl. 2013-14, nr. 2291/1. X., Omkering van de bewijslast voor netbeheerders, Juristenkrant 2014, 284, 2. VAN DE GEHUCHTE, D. De aansprakelijkheid voor produkten: de aansprakelijkheid ten opzichte van de consument voor onveilige produkten, Antwerpen, Kluwer, 1992,20. Verslag namens de commissie voor justitie betreffende de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, Parl.St. Kamer 1990-91, nr. 1262/5,6. Huidig toegangscontract Elia, 2013. GASTRANSPORTSERVICES, Algemene voorwaarden Aansluitingsovereenkomst versie 2.0, juni 2009. NATIONALGRID, Network Entry Agreement. GOVAERT, C.,“Federale garanties van oorsprong voor offshore-energie”, 26 augustus 2013, www.jura.be. VREG, Handleiding voor eigenaars van zonnepanelen: verkopen van garanties van oorsprong, juli 2013. ELEXYS, “Een licht op groene energie en de garanties van oorsprong”, 4 december 2013. CWAPE, Avis CD-9j06-CWaPE-258 concernant la mise en place d’un système de garanties d’origine pour les gaz issus de renouvelables injectés dans le résaux de gaz naturel en vue de leur valorisation pour la production d’électricité verte, 1 oktober 2009. VREG, Evolutie elektriciteits- en aardgasprijzen (incl. btw) voor huishoudelijke afnemers. RVO, Digitale brochure SDE+2014, februari 2014. Gesetz für den Vorrang Erneuerbarer Energieen, http://www.biogaspartner.de/en/actsregulations/renewable-energy-sources-act.html. FULTON, M. en AUER, J. The German Feed-in Tariff: Recent Policy Changes, september 2012. OFGEM, Feed-in Tarrif Factsheet, About the scheme and how to apply, 19 december 2013. OFGEM, Renewables Obligation: Guidance for Generators 2014, 1 april 2014. FEBIGA, Memorandum Voorstellenbundel in het vooruitzicht van de Vlaamse verkiezingen van 2014, Brussel, oktober 2013. D. FIERS, “De biogasindustrie in Vlaanderen maakt momenteel een zware crisis door. Biogas werd enkele jaren geleden met veel omhaal onthaald als bron voor groene energie. Maar 8 van de 40 Vlaamse installaties zijn inmiddels failliet. De sector zelf wijt de crisis aan de grillige wetgeving rond groenestroomcerticaten”, 8 november 2013, www.deredactie.be. LIEKENS, J., WKK-technieken & Biogas, Antwerpen, 13 december 2005. CREG, Studie (F)110616-CDC-1074 over de nood aan productiecapaciteit van elektriciteit in België over de periode 2011-2020, 16 juni 2011. BROUWERS, J., Mira, Hernieuwbare energie: groene stroom, groene warmte & koelingen biobrandstoffen, februari 2013. EANDIS, De levering van elektriciteit in Vlaanderen, november 2013. CREG, Eindbeslissing (B)121206-CDC-1178, over de aanvraag tot certificering van Elia System Operator N.V., 6 december 2012.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
181 / 194
-
-
ELIA, Facilitator in de de vrije elektriciteitsmarkt. VREG, Technisch Reglement Plaatselijk Vervoernet van Elektriciteit, 8 november 2013. CREG, Lijst van de titularissen van een federale leveringsvergunning voor elektriciteit, 31 maart 2014. VREG, Mededeling met betrekking tot de keuring van warmte-krachtinstallaties en groenestroomproductie-installaties (met uitzondering van zonnepanelen), 3 oktober 2013. VEA, Rapport 2013/2 – Ontwerprapport OT/Bf, 13 mei 2013. VEA, Eindigheid van de steunperiode – bron vollasturen bepaald, 12 september 2012. Energiebeleidsovereenkomst tussen de Vlaamse Regering en de elektriciteitsdistributienetbeheerders ter ondersteuning van de groenestroomproductie in het Vlaamse Gewest. LESAGE, O. en VANPARYS, R. Test-aankoop, Groene stroom niet zo groen als het lijkt, maart 2011. COGEN VLAANDEREN, WKK wegwijzer 2012, 2012. DAMS, Y., AERNOUTS, K. en JESPERS, K., Vito, Inventaris Duurzame Energie in Vlaanderen 2012 – DEEL II: WKK, oktober 2013. DAMS, Y., AERNOUTS, K. en JESPERS, K., Vito, Inventaris Duurzame Energie in Vlaanderen 2012 – DEEL I: hernieuwbare energie, februari 2012. VEA, Rapport 2013/2 – Deel 2: actualisatie OT/Bf voor projecten met een startdatum voor 1 januari 2014, 28 juni 2013. BIOGAS-E, “Publicatie definitief VEA rapport 2013/2-bandingfactoren voor 2014”, 16 juli 2013. VEA, Rapport 2013/3 – Deel 1: Rapport OT/Bf voor PV- projecten met een startdatum vanaf 1 juli 2014, 18 december 2013. ECORYS, Groengas in verkeer en vervoer – feiten en cijfers op een rij, 26 oktober 2012. WELLINGER, A. GreenGasGrids, Standards for biomethane as vehicle fuel and for injection into the natural gas grid, 22 maart 2013. COM(2012)595 [Commissiedocument nr. 595 van 2012, http://eur-lex.europa.eu/LexUriSer. VAN HAUWERMEIREN, S., “Duurzaam biobrandstoffenbeleid nog niet voor morgen”, 4 april 2013, www.lne.be. IP/12/1112, Press Release, Een nieuw Commissievoorstel om de klimaateffecten van de productie van biobrandstoffen zoveel mogelijk te beperken, Brussel, 17 oktober 2012. Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 september 2013, P7_TAPROV(2013)0357. IP/07/2010, Press Release, Brussels, 31 January 2007. COMMISSIE CORBEY, Advies over de dubbeltellingregeling voor betere biobrandstoffen, 28 februari 2014. COMMISSIE CORBEY, Land in zicht! Advies naar aanleiding van het EU wetsvoorstel indirecte veranderingen in landgebruik (COM 212, 595), 2012. MEMO/13/24, Brussel, 24 januari 2013. COM(2013)17 [Commissiedocument nr. 17 van 2013], http://eur-lex.europa.eu/LexUriSer. Proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on the deployment of alternative fuels infrastructure, COM(2013)18, http://ec.europa.eu/prelex. IP/13/40, Press Release, “EU launches clean fuel strategy”, Brussel, 24 januari 2013. KINDT, E. Verslagmoment over de recente Europese Ministerraden Transport en over de stand van zaken van het TEN-T-programma, Parl.St. Vl. Parl. 2013-14, nr. 2409. “Verslag EU-Milieuraad 3 maart 2014”, 12 maart 2014, www.rijksoverheid.nl. IP/11/61,”Expert group report: Alternative fuels could replace fossil fuels in Europe by 2050”, Brussel, 25 januari 2011. TREDICI, M., ESBF Position on 2020-2030 EU Energy Policy, februari 2014. BROUWERS, J. Gebruik van biobrandstoffen, mei 2013, www.milieurapport.be. C. GOVAERT, “Meer bio in biobrandstoffen, 10 januari 2013”, www.jura.be. C(2013)6712 [Commissiedocument nr. 6712 van 2013], Brussel, 16 oktober 2013.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
182 / 194
-
-
Wetsontwerp tot wijziging van de algemene wet inzake douane en accijnzen, Parl.St. Kamer 201314. EMIS, “Commissie zet licht op groen voor uitfasering Belgische steunregeling biobrandstoffen”, 16 oktober 2013. GEORGE, J., Inleidende uiteenzetting bij het verslag namens de commissie voor het bedrijfsleven, het wetenschapsbeleid, het onderwijs, de nationale wetenschappelijke en culturele instellingen, de middenstand en de landbouw bij het wetsvoorstel tot wijziging van de wetgeving wat het gebruik van biobrandstoffen betreft, Parl.St. Kamer 2012-13, nr. 53 2866/002. DE WALSCHE, A.,“Nieuwe biobrandstoffenwet wordt donderdag 20 juni gestemd”, 18 juni 2013, www.mo.be. X.,“Whatelet zet in op infrastructuur voor elektrische en CNG-wagens”, 20 januari 2014, www.demorgen.be. “Meer federale aandacht voor aardgas en elektriciteit”, 21 januari 2014, www.mobimix.be. Mandate to CEN for standards for biomethane for use in transport and injection in natural gas Pipelines, M/475, Ref. Ares(2010)817406, Brussel, 8 november 2010. CEN/TC 408, prEN16723-2, Nr. N 0214, 27 maart 2014. CEN/TC 408, prEN16723-2, Nr. N0213, 27 maart 2014. Dossier aardgas: brandstof van de toekomst?, 26 mei 2011, www.mobimix.be. Regionaal Convenant rijden op groengas in Haaglanden, 10 maart 2011. Convenant Vergroening Aardgastankstations, september 2011. Kamerstukken II, 2013/14, 33834, 1-4. TE BUCK, S. Agentschap NL, Biotickets, februari 2010. NEA, Gebruikershandleiding behorend bij het model voor de biobrandstoffenbalans 2013, 29 januari 2014. AGENTSCHAP NL, Verificatieprotocol dubbeltelling biobrandstoffen – versie 4.1, januari 2013. VAN CUJCK, P., Stichting Groen Gas Nederland, Biotickets voor groen gas en bio-LNG, september 2013. CE, Strategie voor klimaatneutrale brandstoffen – een advies voor het Ministerie van VROM, juli 2006. VOSER, P., “Europa op pad naar energiemix van groen en kolen”, 14 oktober 2013, www.energiepodium.nl. HOOGMANS R. en TE BUCK, S., Level playing field voor biomassa, september 2010. VMM, Vergroening van het belastingsstelsel in Vlaanderen – Actualisatie en uitdieping, MIRA/2013/06, september 2013. EUROPESE COMMISSIE, Uitdagingen en beleid op energiebeleid – Bijdrage van de commissie aan de Europese Raad van 22 mei 2013.
5.3 Weblinks -
http://globalwarming.berrens.nl/oplossingen.htm. www.europa-nu.nl. http://unfccc.int/key_steps/warsaw_outcomes/items/8006.php. http://ec.europa.eu. http://www.lne.be/themas/klimaatverandering/co2-emissiehandel/vaste-installaties-1/werkingvan-eu-ets-in-2013-2020. http://europa.eu/legislation_summaries/energy/renewable_energy. http://economie.fgov.be/nl/consument/Energie/Duurzame_ontwikkeling/Energie-efficientie. http://www.vlaandereninactie.be/over/pact-2020. http://www.lne.be/themas/klimaatverandering/vlaams-klimaatbeleidsplan-20132020/voorbereiding-mitigatieplan. http://economie.fgov.be/nl/consument/Energie/Aardgas.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
183 / 194
-
http://www.aardgas.be/consumenten/de-aardgasfederatie/aardgasproductie-en-deenergiemarkt/ontginning-en-vervoer. www.aardgas.be. www.brugel.be. http://www.vreg.be/wie-doet-wat. http://ec.europa.eu/energy/index_en.htm. http://www.vreg.be/voorwaarden-voor-het-verkrijgen-van-aanvaardbare-gsc. http://www.vreg.be/voorwaarden-voor-het-verkrijgen-van-aanvaardbare-warmtekrachtcertificaten-met-startdatum-vanaf-2013. http://europa.eu/legislation_summaries. www.energiesparen.be. http://www.agentschapondernemen.be/maatregel/ecologiepremie-ep-plus. http://www.energiesparen.be/epb/groeneenergie. http://www.fi-sch.be/nl/programmas/hernieuwbare-chemicalien. http://groengas.nl/toepassingen/chemische-industrie. http://www.energids.be. http://wikimobi.nl/wiki/index.php?title=Well_to_Wheel. http://www.eutransportghg2050.eu/cms/the-contribution-of-transport-to-ghg-emissions. http://www.vlm.be/landtuinbouwers/mestbank/aanwendenvanmest/aanwendenvanspecifiekem eststoffen. http://www.vlm.be/intermediairs/mestverwerkers/verordening_dierlijke_bijproducten. http://www.europa-nu.nl/id/viasddoxokwf/europees_agentschap_voor_samenwerking. http://www.gasunietransportservices.nl/producten-diensten/klant-worden/groen-gas-invoederworden. http://www.biogaspartner.de/en/actsregulations/dvgw-worksheets.html. http://www.greengasgrids.eu/market-platform/netherlands/grid-connection.html. http://www.vreg.be/garantie-van-oorsprong. https://certificatenbeheer.vreg.be. http://www.vertogas.nl/hoofdmenu/wat-doet-vertogas/wat-is-groen-gas-certificering. http://www.biogasregister.de. http://www.eneco.be/nl/indexatieparameters. http://www.greengasgrids.eu/market-platform/netherlands/support-schemes.html. http://energytransition.de/2012/10/renewable-energy-act-with-feed-in-tariffs. https://www.ofgem.gov.uk/environmental-programmes/non-domestic-renewable-heatincentive-rhi/tariffs-and-payments. http://www.biogas-e.be/vergisting/eindproducten. www.entso.eu. http://www.vreg.be/minimumsteun. http://ec.europa.eu/energy/renewables/biofuels/biofuels_en.htm. http://www.biofuelstp.eu/legislation.html https://www.rvo.nl/onderwerpen/duurzaam-ondernemen/duurzame-energieopwekken/gave/beleid-biobrandstoffen/eu-beleid. http://members.upc.nl/h.hoften9/hoofdstukken/normen/index_norm_waard.html. http://www.groengasmobiel.nl/no_cache/tanken/tanklocaties-in-nederland. http://belastingen.vlaanderen.be.
5.4 Gesprekken -
Gesprek met Nathalie Devriendt en Ruben Guisson, Vito. Gesprek met Bram Pauwels, Beauvent. Gesprek met Christian Moennaert, Synergrid. Gesprek met Dominique Daman, Eandis.
Toepassingen van biomethaan in Vlaanderen: een juridische analyse
184 / 194