Nieuwsbrief BDO Atrio AuditorsAccountantsAdvisors
Juni 2006 Jaargang 17 1 Wat zijn de troeven van BDO Atrio? 2 Afschaffing effecten aan toonder 4 Fiscale gelijkstelling van winstbewijzen met gestort kapitaal 5 Vernieuwde regels voor self-billing 6 Deur geopend in België voor grensoverschrijdende fusies? 7 Wijziging van het Wetboek van vennootschappen inzake wettelijke verslaggeving 9 Twee praktische brochures voor de KMO 9 IAS 17 Lease Overeenkomsten: Het belang van historische gegevens in het geval van een financiële lease 11 IT Governance en Assurance
Wat zijn de troeven van BDO Atrio? Een aantal onder u hebben het al kunnen vaststellen in ons jaarverslag. BDO Atrio heeft het afgelopen boekjaar een autonome groei van bijna 10% gerealiseerd en telt op heden meer dan 270 medewerkers. Dit is ongetwijfeld het resultaat van een aantal troeven die BDO Atrio de laatste maanden heeft geconcretiseerd in samenwerking met haar internationaal netwerk. In een permanent evoluerende financiële wereld legt BDO Atrio steeds het accent op de competenties van zijn medewerkers. Met het oog op de noodzaak om in bepaalde domeinen te groeien, zet BDO Atrio zich momenteel in om in haar midden echte centers of competence te ontwikkelen, parallel aan de generalistische know how van haar medewerkers. Zo tellen wij vandaag negen Centers of Competence die er zich dag in dag uit toe verbinden een gerichte service aan te bieden, waarbij zij pragmatisme vooropstellen. Deze Centers of Competence zijn: • • • • • • • • •
IFRS Corporate Advisory Services (due diligences) International Corporate Tax BTW Employee Benefits O.R.S. (Organisational Reporting Services) VZW Outsourcing Family Office
Deze start is het gevolg van de erkenning van het BDO netwerk door het PCAOB (Public Company Accounting Oversight Board) in de Verenigde Staten, een controleorgaan van bedrijfsrevisoren van Amerikaanse beursgenoteerde vennootschappen. Het is dankzij deze erkenning dat wij vandaag zelf de dochterondernemingen van Amerikaanse beursgenoteerde vennootschappen doorlichten in het kader van de wet Sarbanes Oxley, en in het bijzonder het befaamde hoofdstuk 404 van deze wet dat de opinie van een bedrijfsrevisor vraagt over de administratieve organisatie en de interne controle van ondernemingen. Dat BDO Atrio vandaag in België over niet minder dan zeven kantoren beschikt, heeft te maken met het feit dat wij overtuigd zijn dat nabijheid een van onze voornaamste troeven is in de ontwikkeling van de professionele relatie met onze klanten. In de context van de mondialisering van de economie (waar BDO vertegenwoordigd is in 105 landen met 28.000 medewerkers) zijn wij overtuigd van onze nationale waarde, maar ook van de versteviging van onze regionale affiniteiten die wij met onze klanten wensen te delen. Net zoals recente persartikelen bevestigen, stellen wij vast dat BDO met zijn sterk internationaal netwerk en deskundigheid steeds meer als het aangewezen alternatief geldt voor de Big Four-accountants. Dit belet evenwel niet dat wij onze flexibele, pragmatische maar vooral ook persoonlijke aanpak handhaven tegen een correcte prijs.
Parallel met de kernactiviteiten die BDO Atrio altijd heeft ontwikkeld (Auditors, Accountants, Advisors) is Atrio ITAS in de loop van het jaar 2005 van start gegaan met het aanbieden van diensten inzake interne controle in een ICT omgeving aan ondernemingen.
Aangezien de kwaliteit van onze diensten en de voldoening van onze klanten een dagelijkse uitdaging zijn, houden wij niet op onszelf in vraag te stellen. Aarzel daarom niet om ons uw opmerkingen en suggesties mee te delen op www.bdo.be. Het is enkel met uw medewerking dat wij onze competenties kunnen uitbreiden en u hiervan laten genieten.
Nieuwsbrief Juni 2006
1
Worden bijgevolg niet bedoeld:
Afschaffing effecten aan toonder Met de wet van 14 december 2005 (B.S. 23 december 2005) houdende de afschaffing van de effecten aan toonder (hierna vermeld als “de wet van 14 december 2005”) is de geleidelijke afschaffing van effecten aan toonder een feit. Daarnaast wijzigt deze wet het Wetboek van vennootschappen en diverse bepalingen in het financieel recht teneinde deze afschaffing te implementeren, maar ook met het oog op de modernisering van het effectenrecht.
■ WAAROM AFSCHAFFING? De wet van 14 december 2005 schaft de uitgifte en verhandeling van effecten aan toonder af door een geleidelijke omzetting in effecten op naam of in gedematerialiseerde effecten. Aan voormelde afschaffing van effecten aan toonder, liggen volgende motieven ten grondslag:
2
• Opheffing van de volledige anonimiteit van de rechthebbenden van effecten aan toonder met het oog op het voorkomen van een aantal misbruiken. Deze misbruiken situeren zich voornamelijk op het vlak van het witwassen van kapitaal, fiscale fraude, het toebrengen van nadelen aan de erfrechtelijke reserve van erfgenamen, en zelfs de financiering van het terrorisme. Inderdaad, aandelen aan toonder bieden de mogelijkheid vrij te worden verhandeld zonder dat de identiteit van de houders ervan wordt blootgegeven. Het tijdperk van dergelijke anonimiteit behoort weldra tot het verleden; • Verder wenst de wetgever het verouderde Belgische effectenrecht aan te passen aan de hedendaagse noden inzake effecten;
• handelseffecten (wisselbrieven, orderbrieven en cheques); • obligaties aan toonder en effecten van de restcategorie uitsluitend verhandeld op de primaire markt in het buitenland. Evenwel wijzen wij hierna op het verbod van de aflevering van buitenlandse toondereffecten in België. Voormelde afschaffing van effecten aan toonder wordt verwezenlijkt door middel van enerzijds het invoeren van het verbod tot uitgifte van de bedoelde effecten aan toonder en anderzijds de omzetting van bestaande effecten aan toonder in hetzij aandelen op naam, hetzij gedematerialiseerde aandelen. Een effect op naam wordt ingeschreven in een register dat door de vennootschap wordt bijgehouden. Een gedematerialiseerd effect bestaat enkel uit een boeking op een rekening bij hetzij een erkend rekeninghouder (Belgische kredietinstellingen), hetzij een vereffeningsinstelling. Anders dan een effect aan toonder, bestaat een gedematerialiseerd effect niet in materiële vorm en is aldus niet anoniem overdraagbaar bij wijze van handgift. Inderdaad, de identiteit van de rechthebbende van het gedematerialiseerde effect dient gekend te zijn bij de rekeninghouder, respectievelijk de vereffeningsinstelling waar het effect is neergelegd. Anders dan bij een effect op naam, is bij het gedematerialiseerd effect de identiteit van de rechthebbende niet gekend bij de vennootschap die het effect heeft uitgegeven.
■ GEFASEERDE INWERKINGTREDING
• Tenslotte wijzen de voorbereidende werken bij de wet op een aantal voordelen van gedematerialiseerde effecten, zoals het comfort van transacties via eenvoudige bewegingen op rekening, rationalisering in termen van beheer, de verbetering van de veiligheid en vermindering van kosten.
De inwerkingtreding van de wet van 14 december 2005 is gebaseerd op twee scharnierpunten, met name de datum waarop geen nieuwe effecten aan toonder meer mogen worden uitgegeven en de data waarop de effecten aan toonder in omloop omgezet dienen te zijn. Aldus kunnen drie fasen worden onderscheiden in het proces van de afschaffing van toonderaandelen.
■ TOEPASSINGSGEBIED: WELKE EFFECTEN?
De eerste fase van de afschaffing van effecten aan toonder begint op 1 januari 2008 met volgende bepalingen:
De wet van 14 december 2005 beoogt de afschaffing van “effecten aan toonder”. Hiermee worden drie categorieën van effecten geviseerd, met name: • alle vennootschapseffecten, uitgegeven door Belgische vennootschappen: aandelen, winstbewijzen, obligaties en warrants; • alle publieke schuldeffecten: dit zijn schuldeffecten, uitgegeven door Belgische publiekrechtelijke emittenten; • de restcategorie: dit zijn alle andere effecten die door een Belgisch emittent worden uitgegeven en die een financiële schuldvordering op de emittent uitmaken: kasbons, vastgoedcertificaten, thesauriebewijzen,…
• Emittenten mogen geen nieuwe effecten aan toonder meer uitgeven; vanaf 1 januari 2008 kunnen de effecten enkel uitgegeven worden in de vorm van effecten op naam of gedematerialiseerde effecten • Bestaande effecten aan toonder die op een effectenrekening geboekt zijn mogen niet meer fysiek worden afgeleverd aan de houders; zij mogen wel op de effectenrekening blijven staan ; • Effecten aan toonder die in het buitenland werden uitgegeven mogen evenmin in België worden afgeleverd; • Overheidseffecten aan toonder, effecten aan toonder van de restcategorie, evenals vennootschapseffecten
Nieuwsbrief Juni 2006
aan toonder die op een gereglementeerde markt genoteerd zijn worden van rechtswege omgezet in gedematerialiseerde effecten wanneer zij reeds op een effectenrekening zijn ingeschreven. Hieruit vloeit voort dat effecten van beursgenoteerde vennootschappen automatisch worden omgezet, terwijl dat niet automatisch gebeurt voor effecten aan toonder van KMO’s. De tweede fase van de afschaffing van effecten aan toonder betreft de effecten aan toonder in omloop die niet op een effectenrekening zijn ingeschreven (zie supra). De rechthebbenden van deze toondereffecten dienen zelf de omzetting in effecten op naam of in gedematerialiseerde effecten te vragen. Merk evenwel op dat hun keuze mogelijk beperkt wordt door statutaire bepalingen hieromtrent of door het rechtskader van de uitgifte. De omzetting is gebonden aan volgende termijnen: • Effecten aan toonder, uitgegeven vóór 23 december 2005 kunnen door de rechthebbende tot 31 december 2013 worden omgezet; • Effecten aan toonder, uitgegeven vanaf 23 december 2005 (doch vóór 10 januari 2008) kunnen door de rechthebbende tot 31 december 2012 worden omgezet. Wanneer de rechthebbende geen omzetting doet binnen de gestelde termijn, worden de effecten van rechtswege omgezet in gedematerialiseerde effecten, tenzij de emittent beslist tot de omzetting in effecten op naam uiterlijk op de laatste dag van de omzettingstermijn, namelijk 31 december 2012, respectievelijk 31 december 2013. De uitoefening van alle rechten verbonden aan deze effecten (o.m. recht op dividend, stemrecht; etc.) worden opgeschort tot de rechthebbende alsnog de omzetting vraagt. De derde fase in de afschaffing van effecten aan toonder bestaat in de verkoop van de effecten vanaf 1 januari 2015 wanneer de rechthebbende zich nog niet zou hebben aangediend ter aanvraag van de omzetting van zijn effecten. Deze verkoop is evenwel verbonden aan bepaalde publiciteitsvoorschriften en termijnen waarbinnen deze verkoop dient plaats te vinden. De emittent dient de opbrengst van de verkoop, na aftrek van kosten die hij gemaakt heeft voor het houden en het beheer van de tijdelijk op zijn naam ingeschreven effecten en voor de omzetting van de door hem uitgegeven effecten, te storten bij de Deposito- en Consignatiekas. Houders van effecten aan toonder die zich aanmelden na de verkoop van de effecten kunnen de opbrengst van de verkoop van de door hen gehouden effecten alsnog innen, doch zijn onderworpen aan een boete van 10% van het gedeponeerde bedrag per jaar achterstand. Niet verkochte toondereffecten op datum van 30 november 2015 worden eveneens bij de Depositoen Consignatiekas neergelegd. Aan de neergelegde effecten is tevens een boete van 10% van de tegenwaarde van de effecten verbonden voor effectenhouders die zich aanbieden na 31 december 2015. Bij het innen van voormelde boete, wordt informatie over de rechthebbende meegedeeld aan publieke
overheden. De wettekst lijkt evenwel te suggereren dat indien de rechthebbende zich aandient vóór 31 december 2015, deze ontsnapt aan de vrijgave van informatie daar hij in dat geval niet gehouden is tot het betalen van een boete. Noteer dat bovendien strafrechtelijke sancties worden opgelegd aan emittenten en instellingen van effectenrekeningen wanneer zij de hen opgelegde verplichtingen en verboden niet zouden respecteren.
Aanpassing van statuten van Belgische vennootschappen Ingevolge de afschaffing van effecten aan toonder, dienen Belgische genoteerde vennootschappen, evenals emittenten van overheidseffecten en emittenten van effecten van de restcategorie hun statuten aan te passen vóór 31 december 2007. Deze termijn geldt niet voor nietgenoteerde vennootschappen. Het spreekt echter voor zich dat zij binnen afzienbare tijd weldegelijk een statutenwijziging dienen door te voeren.
■ WIJZIGING VENNOOTSCHAPSRECHT EN FINANCIEEL RECHT Het Wetboek van vennootschappen, evenals diverse wettelijke bepalingen inzake effectenrecht werden aangepast ingevolge de wet van 14 december 2005. De wijzigingen hebben betrekking op: ¬ De afschaffing van effecten aan toonder met ingang van 1 januari 2014; ¬ De modernisering van het effectenrecht: • nu wordt de mogelijkheid geboden om de registers van effecten op naam in elektronische vorm aan te houden; • Bovendien kunnen vennootschappen die een elektronisch register aanhouden in de toekomst tevens de verklaring van overdracht van effecten op naam elektronisch laten gebeuren door middel van een elektronische handtekening van de overdrager en de overnemer. Bij registers in papieren vorm dient de verklaring van overdracht van effecten op naam nog steeds te worden ingeschreven in het register, gedagtekend en ondertekend door overdrager en overnemer of hun gevolmachtigden; • Het stelsel van gedematerialiseerde effecten is tevens vernieuwd. Gedematerialiseerde effecten kunnen nu rechtstreeks bij de vereffeningsinstelling worden aangehouden in plaats van zoals voorheen enkel bij een erkend rekeninghouder. Bovendien kunnen per categorie van effecten meerdere vereffeningsinstellingen worden aangeduid. Erkende rekeninghouders worden verder aan het toezicht van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen onderworpen. De voorwaarden waaraan rekeninghouders moeten voldoen teneinde erkenning te verkrijgen, evenals de verplichtingen waartoe zij gehouden zijn, werden inmiddels per K.B. van 12 januari 2006 vastgelegd (B.S. 3 februari 2006);
Nieuwsbrief Juni 2006
3
• De wet van 14 december 2005 versoepelt tijdelijk (tot aan de gehele afschaffing van effecten aan toonder) de voorschriften waaraan vennootschapseffecten aan toonder moeten voldoen. • Tot slot worden met de wet van 14 december 2005 de strafbepalingen in artikel 651, 1° en 2° van het Wetboek van vennootschappen afgeschaft. Het betreft een geldboete voor personen die zich ter deelname aan de stemming op de algemene vergadering aanmelden als eigenaar van aandelen of obligaties die hen op het ogenblik van de algemene vergadering niet toebehoren; de strafbaarstelling voor personen die de aandelen of obligaties ter beschikking hadden gesteld ter stemming op de algemene vergadering wordt nu eveneens afgeschaft.
Fiscale gelijkstelling van winstbewijzen met gestort kapitaal
4
De wet van 31 januari 2006, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 22 februari 2006, stelt, vanuit fiscaal oogpunt, winstbewijzen gelijk met werkelijk gestort kapitaal. Net zoals de invoering van de notionele interestaftrek en de opnulzetting van het inbrengrecht, wil deze nieuwe wet de auto financiering van vennootschappen stimuleren.
■ HET BEGRIP WINSTBEWIJZEN Het Wetboek van vennootschappen definieert winstbewijzen als “effecten die het maatschappelijk kapitaal niet vertegenwoordigen. De statuten kunnen de rechten bepalen die er aan verbonden worden” (artikel 483 van het Wetboek van vennootschappen). Als algemene regel geldt dat de vergoeding voor winstbewijzen bestaat uit een participatie in de winst. Aan winstbewijzen wordt geen stemrecht verbonden, tenzij de statuten anders voorzien. Zelfs als dit het geval is, zal het stemrecht eerder beperkt zijn (maximum één stem per effect; in het geheel kunnen er niet meer stemmen aan worden toegekend dan vijftig procent van het aantal toegekend aan de gezamenlijke aandelen, en bij de stemming kunnen zij niet worden aangerekend voor meer dan twee derde van het aantal stemmen uitgebracht door de aandelen).
■ DOEL VAN DE NIEUWE WETGEVING De financiering van ondernemingen, door middel van kapitaal dat tot hun beschikking wordt gesteld op een duurzame manier, kan gerealiseerd worden door een verhoging van het maatschappelijk kapitaal of door uitgifte van winstbewijzen.
De mogelijkheid om in geld in te schrijven op winstbewijzen (ook participatiecerticaten genoemd) wordt uitdrukkelijk voorzien in het Wetboek van vennootschappen (artikel 484 van het Wetboek van vennootschappen). Het fiscaal regime dat op dit ogenblik van toepassing is op de uitgifte en de terugbetaling van winstbewijzen (die het maatschappelijk kapitaal niet vertegenwoordigen), evenals op de inkomsten die eraan worden toegekend, is niet altijd duidelijk. Alles wat een vennootschap ontvangt naast kapitaal, wordt in principe beschouwd als een onderdeel van de belastbare winst. Er bestaat dus een theoretisch risico dat de uitgifteprijs van participatiecertificaten wordt beschouwd als zijnde aan de vennootschapsbelasting onderworpen (als winst van de vennootschap die de participatiecertificaten emitteert). In geval van liquidatie of bij inkoop van eigen aandelen kunnen er eveneens problemen opduiken. Op basis van de administratieve commentaar argumenteert de fiscus dat in geval van verkrijging van eigen aandelen, die geen deel in het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen en die enkel recht geven op een deel in de jaarlijkse winst of in het vereffeningsresultaat (oprichtersaandelen, winstbewijzen, bonusaandelen, bewijzen van deelgerechtigdheid), de belastbare basis gelijk is aan verkrijgingsprijs betaald door de vennootschap, of in voorkomend geval, de werkelijke waarde van die aandelen of effecten. De wetgever heeft beslist de bovenvermelde problematiek, met het oog op een aanmoediging van financiering op basis van eigen middelen, op te lossen door winstbewijzen fiscaal gelijk te stellen met gestort kapitaal, zoals hij dit reeds eerder heeft gedaan in het kader van de uitgiftepremies. De wet maakt op deze manier een einde aan de onduidelijkheid van fiscale behandeling van toepassing op de uitgifte en de terugbetaling van winstbewijzen, evenals op de inkomsten die aan deze winstbewijzen worden toegekend.
■ VOORWAARDEN Op basis van het herschreven artikel 184, § 2 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen, worden bedragen ingebracht ter gelegenheid van de uitgifte van winstbewijzen gelijkgesteld met kapitaal op voorwaarde dat: • ze op het passief van de balans worden vermeld onder het eigen vermogen; • op een rekening die, zoals het maatschappelijk kapitaal, de waarborg vormt voor derden; en • die alleen kan worden verminderd ter uitvoering van een regelmatige beslissing van de algemene vergadering, in overeenstemming met de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen die van toepassing zijn op statutenwijzigingen. Een onaantastbaarheidsvoorwaarde gerespecteerd te worden.
Nieuwsbrief Juni 2006
dient
aldus
■ GEVOLGEN Indien alle bovenvermelde voorwaarden gerespecteerd worden, zullen de bedragen, ingebracht ter gelegenheid van de uitgifte van winstbewijzen, niet beschouwd worden als belastbare winst. Bijgevolg zal de gehele of gedeeltelijke terugbetaling van de bedragen, ingebracht ter gelegenheid van de uitgifte van winstbewijzen, niet beschouwd worden als een belastbare dividenduitkering (gewijzigd artikel 18, eerste lid, 2°bis W.I.B.92).
Vernieuwde regels voor self-billing Met de circulaire van 8 december 2005 (Circ. AOIF nr. 48/2005), die de uitvoering van de EU factureringsrichtlijn bewerkstelligt, worden de zogenaamde “praktische” regels op het gebied van selfbilling ingevoerd. De circulaire vervangt de oude aanschrijving nr. 27 van 1975 en beoogt het vereenvoudigen van administratieve verplichtingen ter zake.
De gelijkstelling met gestort kapitaal speelt een belangrijke rol in geval van gehele of gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijk vermogen van de vennootschap of in geval van inkoop van eigen aandelen. In geval van verdeling van het maatschappelijk kapitaal van de vennootschap of een inkoop van eigen aandelen, zullen de ingebrachte bedragen, niet beschouwd worden als een liquidatiebonus of een bonus naar aanleiding van de inkoop van eigen aandelen (omwille van de gelijkstelling met gestort kapitaal) en worden dus niet onderworpen aan een roerende voorheffing van 10 %.
Self-billing is de mogelijkheid voor de medecontractant van een BTW-belastingplichtige om zelf facturen op te stellen met betrekking tot voor hem door deze belastingplichtige geleverde goederen of diensten. Het wordt voornamelijk toegepast in situaties waar de medecontractant de meest aangewezen persoon is om de factuur op te maken en uit te reiken. Dit kan bijvoorbeeld zijn omdat de medecontractant in een betere positie is om nauwkeurig alle gegevens te registreren die nodig zijn voor een correcte afrekening van de onderliggende prestaties. Daarom blijkt self-billing in de praktijk voornamelijk in de autoassemblage- en telecommunicatiesector een handig instrument te zijn.
De wet van 31 januari 2006 voorziet daarnaast ook in gevolgen op het gebied van het regime van de definitief belaste inkomsten (D.B.I.). Onder bepaalde voorwaarden kunnen dividendontvangende vennootschappen genieten van een D.B.I.-aftrek ten belope van 95 %. De D.B.I.-aftrek wordt slechts toegekend aan aandelen en effecten (waaronder winstbewijzen) die de aard hebben van financiële vaste activa. Deze deelnemingen moeten daarenboven door de vennootschap aangehouden worden voor een ononderbroken periode van ten minste één jaar.
Tot vóór 1 januari 2004 werden de toepassingsvoorwaarden voor self-billing bepaald door artikel 6 KB nr. 1. Deze bepaling bevatte een geheel van complexe administratieve verplichtingen die in de hedendaagse economische realiteit bijzonder moeilijk realiseerbaar bleken te zijn. Naast de toepassing van artikel 6 KB nr. 1 bestond tevens een minder formele regeling voor self-billing in aanschrijving nr. 27 van 1975. Deze regeling kon in principe evenwel slechts toepassing vinden indien men reeds vóór 1 januari 1993 gebruik maakte van een ander systeem.
Daarnaast is ook vereist dat de vennootschapaandeelhouder, op het moment van de toekenning of betaalbaarstelling van de dividenden, een participatie van ten minste 10 % of 1.200.000 EUR bezit in het kapitaal van de dividenduitkerende vennootschap. In het verleden werd voor de berekening van de participatiedrempel van 10% of 1.200.000 EUR enkel rekening gehouden met de aandelenparticipaties. Voortaan wordt voor de bepaling van de minimumparticipatie voor de toepassing van de D.B.I.aftrek ook rekening gehouden met de participatiecertificaten die voldoen aan de bovenvermelde voorwaarden. Tenslotte worden ook de onderschreven bijdragen (naar aanleiding van de uitgifte van participatiecertificaten), die beschouwd worden als eigen vermogen, mee in rekening gebracht voor de berekening van de notionele interestaftrek.
■ INWERKINGTREDING Deze nieuwe bepalingen zijn retroactief van toepassing op de winstbewijzen uitgegeven vanaf 1 januari 2005.
Bijna twee jaar na de aanpassing van de Belgische wetgeving (art. 53§2 WBTW en art.6 KB nr. 1), heeft de Belgische BTW-Administratie de circulaire nr. 48 van 8 december 2005 uitgevaardigd, teneinde de nieuwe regels te verduidelijken. De belangrijkste toepassingsvoorwaarden zijn: • Het opstellen van een voorafgaand akkoord tussen leverancier/dienstverrichter en de medecontractant; • Een in de regel expliciete aanvaardingsprocedure; in specifieke omstandigheden zou men ook gebruik kunnen maken van een impliciete aanvaardingsprocedure. ■ HET VOORAFGAAND AKKOORD Zowel leverancier/dienstverrichter als medecontractant dienen op elk ogenblik aan de BTW-Administratie een voorafgaand akkoord te kunnen voorleggen dat opgemaakt dient te zijn vooraleer met de procedure van self-billing te starten. Het verwijst naar de transacties waarvoor self-billing wordt toegepast, doch kan eveneens toelaten dat bepaalde transacties uitdrukkelijk worden uitgesloten. Het voorafgaand akkoord vermeldt ook uitdrukkelijk welke aanvaardingsprocedure gebruikt wordt door de leverancier/dienstverrichter. Wanneer de medecontractant ervoor opteert om de BTW te voldoen aan de Belgische Staat (in het geval de voorwaarden hiertoe voldaan zijn), wordt dit eveneens in het voorafgaand akkoord opgenomen.
Nieuwsbrief Juni 2006
5
■ HET AFREKENINGSDOCUMENT
■
In toepassing van self-billing reikt de medecontractant uiterlijk de vijfde dag van de maand volgend op het tijdstip van opeisbaarheid van de BTW een afrekeningsdocument (“selfbill”, “afrekening” of “aankoopborderel”) in tweevoud uit aan de leverancier/dienstverrichter. Daarnaast dient het afrekeningsdocument alle wettelijk verplichte vermeldingen van een gewone factuur te bevatten. De partijen dienen bovendien duidelijke afspraken te maken over de sequentiële nummering van deze afrekeningsdocumenten. In tegenstelling tot de oude regeling, mogen de partijen achteraf immers geen bij- of aanvullingen meer aanbrengen op het afrekeningsdocument.
De nieuwe circulaire beoogt de verduidelijking van de wettelijke regels inzake self-billing en heeft bovendien als doel de procedure op administratief gebied minder zwaar te maken dan in het verleden het geval was. Het blijft echter de vraag of dit objectief in de praktijk bereikt kan worden, gelet op de toch stringente toepassingsvoorwaarden.
■ DE AANVAARDINGSPROCEDURE
Hoewel de Europese Fusierichtlijn reeds enkele jaren een fiscaal neutrale behandeling beoogt van grensoverschrijdende reorganisaties (fusies, splitsingen, inbreng van activa en verhandeling van aandelen), weigert België nog steeds haar regime van fiscale neutraliteit van fusies uit te breiden naar fusies tussen vennootschappen gevestigd in verschillende Lidstaten.
In principe is de leverancier/dienstverrichter gehouden tot een expliciete aanvaarding van het afrekeningsdocument. Hiertoe levert hij aan de medecontractant een aanvaardingsdocument af in tweevoud, waarvan elke partij een door beide partijen ondertekend exemplaar bijhoudt. Het is de leverancier/dienstverrichter tevens toegestaan een globale akkoordverklaring voor meerdere afrekeningsdocumenten af te leveren.
6
De leverancier beschikt over een wettelijke termijn van twee maanden volgend op de kalendermaand waarin de BTW opeisbaar wordt om het aanvaardingsdocument af te leveren. De niet naleving van deze termijn heeft een verval van recht op BTW-aftrek tot gevolg in hoofde van de medecontractant. Een impliciete aanvaardingsprocedure kan eventueel worden toegestaan wanneer de afrekeningen geen bedrag aan Belgische BTW dienen te vermelden (bijvoorbeeld: vrijstelling van BTW, toepassing van de verlegging van heffing). De gevallen waarbij de leverancier/dienstverrichter eventueel nog interne boekingsstukken zou opmaken, sluit de toepassing van de impliciete aanvaardingsprocedure echter uit. De hedendaagse ERP-paketten produceren in de meeste gevallen automatisch dergelijke interne documenten. Hierdoor zal de impliciete aanvaardingsprocedure in de praktijk waarschijnlijk zo goed als geen uitwerking kunnen vinden.
■ OVERGANGSPERIODE De nieuwe circulaire treedt retroactief in werking met ingang van 1 januari 2004. Ondernemingen die reeds toepassing maakten van de procedure van self-billing, hebben tot 30 juni 2006 om zich in regel te stellen met de bindende bepalingen van de nieuwe circulaire. Zij dienen aldus in de eerste plaats een voorafgaand akkoord te sluiten dat uitdrukkelijk de terugwerkende kracht van uitwerking vermeldt tot aan de datum van de eerste handeling die gesteld werd waarop de self-billingregels van toepassing waren. Merk op dat dit de enige omstandigheid is waaronder enige terugwerkende kracht met betrekking tot het voorafgaand akkoord is toegestaan.
CONCLUSIE
Deur geopend in België voor grensoverschrijdende fusies?
Op 13 december 2005 heeft het Europese Hof van Justitie in het arrest Sevic in een Duitse context geoordeeld dat een verschillende behandeling van vennootschappen naar gelang de fusie van interne, dan wel grensoverschrijdende aard is, een beperking op de vrijheid van vestiging vormt en niet kan worden verantwoord door dwingende redenen van algemeen belang. Hoewel het arrest a priori niet over fiscale materie handelt, stelt het opnieuw het negatieve standpunt van de Belgische fiscus in vraag.
■ HET SEVIC-ARREST Het arrest Sevic handelt over een fusie die in het jaar 2002 werd afgesloten tussen Sevic Systems AG, een in Duitsland gevestigde vennootschap, en Security Vision Concept SA, een vennootschap gevestigd in Luxemburg. De fusie voorzag in een ontbinding zonder liquidatie van de laatste vennootschap en een overdracht onder algemene titel van het vermogen zonder naamswijziging. De Duitse Administratie wijst de aanvraag tot inschrijving van de fusie in het handelsregister af omwille van het feit dat de Duitse wet op de transformatie van vennootschappen uitsluitend fusies beoogt tussen vennootschappen met maatschappelijke zetel in Duitsland. Er bestond in Duitsland geen gelijkaardige regulering voor grensoverschrijdende fusies. Dit resulteerde in Duitsland aldus in een verschillende behandeling van interne en grensoverschrijdende fusies. Sevic heeft een rechtsgeding aangespannen tegen deze afwijzende beslissing, in het kader waarvan de rechtbank aan het Europese Hof van Justitie de vraag stelt of deze bepalingen verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht (artikelen 43 en 48 van het EG-Verdrag). Vooreerst bevestigt het Hof dat de artikelen 43 en 48 van het EG-Verdrag met betrekking tot de vrijheid van vestiging van toepassing zijn op dergelijke fusies.
Nieuwsbrief Juni 2006
Het Hof stelt vervolgens dat een verschillende behandeling van vennootschappen naar gelang de interne, dan wel grensoverschrijdende aard van de fusie, een beperking van het vrije vestigingsrecht inhoudt en enkel kan worden toegestaan indien deze aan een legitiem doel beantwoordt dat verenigbaar is met het Verdrag en op voorwaarde dat dit verschil in behandeling gerechtvaardigd is op grond van dwingende redenen van algemeen belang zoals het belang van de schuldeisers, minderheidsaandeelhouders en werknemers, evenals het waarborgen van de doeltreffendheid van fiscale controles en de loyaliteit van handelstransacties. Bovendien dient dergelijke maatregel geschikt te zijn om het nagestreefde doel te realiseren en mag deze niet verder gaan dan nodig is voor het bereiken van dit doel. Het feit dat in een Lidstaat op algemene wijze de inschrijving in het handelsregister wordt geweigerd van een fusie van een vennootschap gevestigd in de Lidstaat met een vennootschap waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is in een andere Lidstaat, heeft als resultaat dat grensoverschrijdende fusies worden tegengehouden terwijl voormeld algemeen belang niet zou worden geschonden. Dergelijke regel gaat verder dan wat nodig is ter realisatie van het nagestreefde doel met het oog op het beschermen van dergelijke belangen.
recht, daar het Belgische recht voorziet in een verschillende behandeling van interne en grensoverschrijdende fusies door opslorping door een buitenlandse vennootschap.
■ CONCLUSIE Het arrest Sevic bevestigt dat de Belgisch fiscale wetgeving ingaat tegen het Europese recht in de mate dat belastingvrije fusies niet mogelijk zijn wanneer de opslorpende vennootschap in de fusie een vennootschap niet-inwoner is. De fiscale wetgeving is daarom in strijd met het principe van vrije vestiging. Het arrest Sevic kan aldus worden ingeroepen om het regime van de fiscale neutraliteit op te eisen. We kunnen stellen dat een snelle verduidelijking van de Belgische wetgeving nodig zal zijn, teneinde mogelijk te maken dat vennootschappen die dit wensen, doch niet durven (gezien de onzekerheid), vooralsnog een grensoverschrijdende herstructurering kunnen doorvoeren.
■ GEVOLGEN VOOR BELGIË OP FISCAAL VLAK Vanuit fiscaal standpunt, voorziet artikel 211 van het Belgische Wetboek van de Inkomstenbelastingen als voorwaarde om van het stelsel van belastingvrije fusie te kunnen genieten dat de vennootschap die de inbreng verkrijgt een binnenlandse vennootschap is. Bijgevolg is de opslorping van een Belgische vennootschap door een buitenlandse vennootschap (door middel van fusie) met vrijstelling van belasting niet mogelijk. Dit Belgisch standpunt gaat in tegen de Europese Fusierichtlijn, die een directe werking heeft in de Lidstaten en die initieel in nationale wetgeving omgezet diende te zijn tegen 1 januari 1992. Deze richtlijn voorziet een neutrale fiscale behandeling van grensoverschrijdende herstructureringstransacties. Bovendien vestigen wij uw aandacht op het feit dat een richtlijn over grensoverschrijdende fusies van kapitaalvennootschappen werd aangenomen op 26 oktober 2005. Deze richtlijn heeft tot doel grensoverschrijdende fusies te vereenvoudigen tussen verschillende types kapitaalvennootschappen, onderworpen aan de onderscheiden wetgevingen van de lidstaten van de Europese Unie en wijzigt de initiële fusierichtlijn. Deze nieuwe bepalingen van de fusierichtlijn dienen te worden omgezet in nationale wetgeving vóór 15 december 2007, wat aanleiding kan geven tot talrijke discussies. Dankzij het arrest Sevic beschikt men voortaan over een bijkomend argument om aan te tonen dat de Belgische fiscale wetgeving niet verenigbaar is met het Europese
Wijziging van het Wetboek van vennootschappen inzake wettelijke verslaggeving De wet tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen van 13 januari 2006 beoogt de omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn 2003/51/EG van 18 juni 2003 tot wijziging van eerdere richtlijnen betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, banken, en andere financiële instellingen, en verzekeringsondernemingen. Deze bijdrage geeft een overzicht van de wetswijzigingen geïntroduceerd door de wet van 13 januari 2006.
■ CONTEXT De Europese richtlijn 2003/51/EG van 18 juni 2003 streeft twee doelstellingen na, namelijk enerzijds het verbeteren van de financiële informatie door de vereisten verbonden aan de inhoud van wettelijke verslagen te wijzigen en anderzijds, de lidstaten toelaten hun nationaal boekhoudrecht aan te passen aan hun behoeften en de evolutie van de boekhoudkundige harmonisatie op internationaal niveau, en dit, onder de vorm van de mogelijkheden toegewezen aan de lidstaten. De wet van 13 januari 2006 verzekert alleen de omzetting van de opgelegde bepalingen van de richtlijn die betrekking hebben op het jaar- en controleverslag. De bepalingen van de richtlijn, die nu bepaalde mogelijkheden voor de lidstaten openen, zullen in een later stadium omgezet worden.
Nieuwsbrief Juni 2006
7
■ WIJZIGINGEN MET BETREKKING TOT HET JAARVERSLAG OVER DE (GECONSOLIDEERDE) JAARREKENING De verplichte inhoud van het jaarverslag wordt geregeld door de artikelen 96 (statutaire jaarrekening) en 119 (geconsolideerde jaarrekening) van het Wetboek van vennootschappen. Deze twee artikelen worden aangepast ingevolge de nieuwe wet van 13 januari 2006. Het jaarverslag over de (geconsolideerde) jaarrekening werd tot op heden geacht toelichting te geven over de (geconsolideerde) jaarrekening waarbij een getrouw overzicht wordt gegeven van de gang van zaken en van de positie van de vennootschap. Voortaan zal het jaarverslag ten minste een getrouw overzicht van de ontwikkeling en de resultaten van het bedrijf en van de positie van de vennootschap moeten weergeven, alsmede een beschrijving van de voornaamste risico's en onzekerheden waarmee zij geconfronteerd wordt. Dit overzicht bevat een evenwichtige en volledige analyse van de ontwikkeling en de resultaten van het bedrijf en van de positie van de vennootschap die in overeenstemming is met de omvang en de complexiteit van dit bedrijf.
8
In de mate waarin het noodzakelijk is voor een goed begrip van de ontwikkeling, de resultaten of de positie van de vennootschap, zal de analyse zowel financiële als, waar het passend wordt geacht, niet-financiële essentiële prestatieindicatoren die betrekking hebben op het specifieke bedrijf van de vennootschap, met inbegrip van informatie betreffende milieu- en personeelsaangelegenheden, dienen te bevatten. Waar het passend wordt geacht, zal het (geconsolideerde) jaarverslag verwijzingen naar en aanvullende uitleg betreffende de bedragen opgenomen in de (geconsolideerde) jaarrekening bevatten. Het jaarverslag over de geconsolideerde jaarrekening mag gecombineerd worden met het jaarverslag opgesteld over de jaarrekening tot één enkel verslag, in zoverre de vereiste gegevens afzonderlijk worden verstrekt voor de consoliderende vennootschap en het geconsolideerde geheel. Bij de opstelling van dit ene verslag, kan het aangewezen zijn de nadruk te leggen op aangelegenheden die relevant zijn voor het geheel van de ondernemingen die in de consolidatie zijn opgenomen. Bovendien kan in dit verband opgemerkt worden dat er in dit stadium geen enkele referentie noch richtlijn bestaat over de manier waarop het bestuursorgaan (zaakvoerder/bestuurder) de notie “een beschrijving van de voornaamste risico’s en onzekerheden waarmee de onderneming geconfronteerd wordt” dient te interpreteren. Als bron van inspiratie, zou de lezer zich kunnen beroepen op de inhoud van de jaarverslagen over de geconsolideerde jaarrekeningen van het jaar 2005, opgesteld door de grote groepen van vennootschappen, die beschikbaar zijn op hun website.
■ WIJZIGINGEN MET BETREKKING TOT HET COMMISSARISVERSLAG Er worden eveneens aanpassingen aangebracht aan de inhoud van het commissarisverslag over de (geconsolideerde) jaarrekening. Voortaan zal het commissarisverslag geacht worden de volgende elementen te bevatten: • De identificatie van de jaarrekening op welke de controle betrekking heeft en volgens welk boekhoudkundig referentiestelsel ze werd opgesteld; • Een beschrijving van de reikwijdte van de controle en of van het bestuursorgaan en aangestelden van de vennootschap de toelichtingen en de informatie werden bekomen die nodig is voor hun controle; • een verklaring waarin de commissarissen hun oordeel geven of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van het vermogen, van de financiële toestand en van de resultaten van de vennootschap overeenkomstig het toepasselijk boekhoudkundig referentiestelsel en, in voorkomend geval, of de jaarrekening aan de wettelijke vereisten voldoet. De verklaring kan de vorm aannemen van een verklaring zonder voorbehoud, een verklaring met voorbehoud, een afkeurende verklaring, of, indien de commissarissen geen oordeel kunnen uitspreken, een onthoudende verklaring. In geval van consolidatie, kan het commissarisverslag over de geconsolideerde jaarrekening gecombineerd worden met het commissarisverslag over de jaarrekening van de moederonderneming tot één enkel verslag.
■ WIJZIGINGEN BETREFFENDE DE GENOTEERDE, KLEINE VENNOOTSCHAPPEN Tot op heden konden de kleine vennootschappen ervoor kiezen hun jaarrekening op te stellen en te publiceren volgens een verkort schema. Deze mogelijkheid wordt voortaan afgeschaft voor wat de kleine, beursgenoteerde vennootschappen betreft. Bovendien waren de kleine vennootschappen niet gehouden om een jaarverslag op te stellen en neer te leggen bij de Nationale Bank van België. Voortaan zal deze verplichting van toepassing zijn op de kleine, beursgenoteerde vennootschappen. Tenslotte waren de kleine vennootschappen ook uitgesloten van de verplichting een commissaris te benoemen. Voortaan zal deze uitsluiting niet langer van toepassing zijn op de kleine, beursgenoteerde vennootschappen. De kleine, beursgenoteerde vennootschappen zijn dus voortaan gehouden tot het benoemen van een commissaris.
■ NIEUWE VERPLICHTING OP GEBIED VAN VERSPREIDING VAN EEN VERKORTE VERSIE VAN DE JAARREKENING Vennootschappen kunnen ook opteren een verkorte versie van hun jaarrekening te verspreiden (bovenop haar wettelijke neerleggingsverplichtingen). In dat geval
Nieuwsbrief Juni 2006
moet in de verkorte versie worden vermeld of een goedkeurende verklaring door de commissarissen met of zonder voorbehoud is gegeven dan wel of er geen goedkeurende verklaring is gegeven. Deze regeling werd aangepast in die zin dat de vennootschap voortaan moet preciseren of “een verklaring zonder voorbehoud, een verklaring met voorbehoud of een afkeurende verklaring werd gegeven, dan wel of de commissarissen geen oordeel hebben kunnen uitspreken”. Desgevallend moet ook worden vermeld of de commissarissen in hun verslag in het bijzonder de aandacht hebben gevestigd op bepaalde aangelegenheden, ongeacht of al dan niet een voorbehoud werd geformuleerd in de verklaring.
■ INWERKINGTREDING De bovenvermelde aanpassingen zijn in werking getreden vanaf 30 januari 2006 (tien dagen na de publicatie in het Belgisch Staatblad van 20 januari 2006). Bijgevolg zijn de nieuwe bepalingen van toepassing op de jaarverslagen opgesteld vanaf 30 januari 2006 en zullen dus betrekking hebben op de jaarrekeningen (statutair of geconsolideerd) bijvoorbeeld afgesloten op 30 september 2005 of op 31 december 2005.
Twee praktische brochures voor de KMO Met twee nieuwe uitgaven breit het Instituut der Bedrijfsrevisoren (IBR) een vervolg aan een reeks brochures specifiek gericht op het financiëel beleid van kleine en middelgrote bedrijven. Beide publicaties vindt u op de BDO Atrio webstek. Hierna hebben wij alvast de inhoud kort samengevat.
In “Hoe financier ik de groei van mijn KMO?” vindt de lezer een leidraad voor het bekomen van een gezonde financiële structuur. Een eerste deel licht enkele praktische basisregels toe van een gezond financieel beheer. Voornamelijk bij (snel) groeiende ondernemingen is de financiële structuur van de balans onderhevig aan belangrijke wijzigingen, wat de bedrijfsleider al snel dwingt tot nieuwe financieringen. Derhalve wordt aangedrongen op een proactief beleid waarbij tijdig wordt geanticipeerd op toekomstige kredietbehoeften. Voor deze projectie van toekomstige financiële noden en bronnen wordt gewezen op het belang van een vermogenstromenanalyse. Een dergelijke analyse laat toe om voor een bepaalde periode na te gaan waarvoor vermogen is gebruikt (aanwendingen) en hoe dit werd gefinancierd (bronnen), onafhankelijk van de vraag of deze vermogenstromen al dan niet de kaspositie hebben beïnvloed. Deze techniek wordt in een tweede deel van de brochure nader besproken en verder uitgewerkt aan de hand van een concreet cijfervoorbeeld. Een derde en
laatste deel van de brochure geeft een overzicht van enkele financieringsbronnen die door een KMO kunnen worden aangesproken. “Hoe kan men zijn personeel vergoeden op basis van de resultaten of het kapitaal van de onderneming ?” wil een bijdrage leveren tot het motiveren en stimuleren van werknemers via winstdelingsplannen. Het betreft een brochure bestemd voor het brede publiek die een interessante inleiding geeft tot een drietal plannen. Aandelenoptieplannen en werknemersparticipatieplannen zijn genoegzaam bekend en vinden wellicht de ruimste toepassing. Een derde plan dat voorziet in de deelname in de kapitaalverhoging voorbehouden voor het personeel is daarentegen een minder courant toegepast schema. De brochure wordt afgesloten met een handig overzicht van de te verrichten formalteiten bij de behandelde winstdelingsplannen, alsmede hun fiscale en sociale behandeling. Beide brochures kan u afhalen op de BDO Atrio webstek www.bdo.be onder de rubriek Publicaties / Externe brochures. Uw gebruikelijke BDO Atrio contactpersoon helpt u graag verder mocht u na het doornemen van deze publicaties nog verdere vragen hebben.
IAS 17 Lease Overeenkomsten: Het belang van historische gegevens in het geval van een financiële lease IAS 17 omschrijft de kwalificatiecriteria van een financiële lease nauwkeuriger dan het Belgische boekhoudrecht. Inderdaad, IAS 17 gaat eerder uit van het principe van “substance over form”, waarbij de economische realiteit primeert boven de juridische vorm. Bovendien doen de waarderingsprincipes van leasingcontracten omschreven in IAS 17, in tegenstelling tot het Belgisch boekhoudrecht, een beroep op de notie marktconforme waarde (fair value). Deze verschillen kunnen belangrijke gevolgen hebben voor vennootschappen die geconfronteerd worden met de overgang naar de IAS/IFRS-normen.
■ CRITERIA BEPAALD DOOR IAS 17 OM DE KWALIFICATIE ALS FINANCIËLE LEASE TE RECHTVAARDIGEN De norm onderscheidt twee reeksen van situaties die de kwalificatie als financiële lease rechtvaardigen. De eerste situaties zullen in principe “van rechtswege” leiden tot de kwalificatie van een huurcontract als een financieel leasingcontract: • de overdracht van het eigendomsrecht in hoofde van de leasingnemer op het einde van het contract; • het bestaan van een aankoopoptie waarvan de waarde voldoende lager is dan de markt of reële waarde (“fair value”) van het gehuurd goed op datum waarop de optie wordt gelicht; • het contract is afgesloten voor een periode die voor het
Nieuwsbrief Juni 2006
9
grootste deel overeenkomt met de economische levensduur van het geleasde actief;
(bijvoorbeeld indexaties), kosten voor diensten en belastingen.
• bij aanvang van de overeenkomst komt de actuele waarde van de minimale leasebetalingen (minimum lease payments) minstens overeen met de marktconforme waarde van het geleasde actief;
De niet-gewaarborgde residuwaarde is het gedeelte van de residuwaarde van het geleasde goed waarvan de realisatie door de leasinggever niet verzekerd is.
• de aard van het geleasde actief is dermate specifiek dat behoudens belangrijke aanpassing enkel de leasingnemer het actief kan gebruiken. De volgende situaties “kunnen” leiden tot de kwalificatie van een huurcontract als een financiële lease. De norm onderscheidt enkele indicaties: • indien het opzeggen van de overeenkomst door de leasingnemer mogelijk is, komen de verliezen die de leasinggever daardoor lijdt, ten laste van de leasingnemer; • de winsten of verliezen ten gevolge van schommelingen van de marktconforme waarde van het geleasde actief zijn ten laste van de leasingnemer; • de leasingnemer heeft de mogelijkheid om de leasingovereenkomst te verlengen voor een tweede periode tegen een huurprijs die beduidend lager ligt dan de marktprijs.
10
■ BOEKING EN WAARDERING VAN FINANCIËLE LEASES EN MOEILIJKHEDEN IN HET KADER VAN DE OVERGANG NAAR DE IAS/IFRS NORMEN Het basisprincipe van het opnemen van een vast actief en van een schuld in de balans van de leasingnemer en van een vordering in de balans van de leasinggever vertoont geen verschillen met het Belgisch boekhoudrecht. Op het vlak van waardering verschilt IAS 17 daarentegen wel van het Belgisch boekhoudrecht, en dit zowel voor de leasingnemer (vast actief en schuld) als voor de leasinggever (vordering). IAS 17 preciseert dat het bedrag dat de leasingnemer op het actief en als schuld moet boeken, moet overeenstemmen met de laagste van de volgende waarden:
De leasinggever moet in zijn balans een vordering opnemen die overeenstemt met de netto investering van het contract. IAS 17 definieert de netto investering van het contract als de geactualiseerde som van de minimale leasebetalingen en de niet-gewaarborgde residuwaarde ten voordele van de leasinggever rekening houdende met de geïmpliceerde rentevoet. In het kader van een overgang naar de IAS/IFRS normen, moet een onderneming dus over volgende informatie beschikken bij aanvang van het contract: • De marktwaarde van het geleasde goed; • De minimale leasebetalingen. In tegenstelling tot de minimale leasebetalingen, wordt de informatie met betrekking tot de marktwaarde in principe niet vermeld in het contract. Dit gebrek aan informatie is nauw verbonden met de afwezigheid van het gebruik van de notie “marktwaarde” in het Belgisch boekhoudrecht. In de praktijk ontbreekt deze informatie vooral in onroerende leasingcontracten waarvan de aanvangsdatum zich veeleer vóór de datum van overgang naar de IAS/IFRS zal situeren. Ondanks de moeilijkheden waarmee ondernemingen zouden kunnen worden geconfronteerd om over deze informatie te beschikken bij de aanvang van dergelijk contract, voorziet IAS 17 geen afwijkende behandeling bij een eerste toepassing van de IAS/IFRS normen. In voorkomend geval volstaat het toe te lichten dat de uitzondering voorzien in IFRS 1 “Eerste toepassing van IAS/IFRS” om bepaalde activa en passiva op overgangsdatum aan de marktwaarde te waarderen niet van toepassing is op activa en passiva verbonden aan leasingcontracten.
• de marktwaarde van het geleasde goed; • de geactualiseerde waarde van de minimale leasebetalingen berekend op basis van een in het leasingcontract geïmpliceerde rentevoet of, wanneer deze niet kan worden bepaald, op basis van een marginale rentevoet van de leasingnemer. De geïmpliceerde rente wordt in IAS 17 gedefinieerd als de actualisatievoet zodat bij aanvang van het contract de actuele waarde van de som van de minimale leasebetalingen en de niet gewaarborgde residuwaarde overeenstemt met de marktconforme of reële waarde van het gehuurde actief. De minimale leasebetalingen zijn gelijk aan de som van de termijnen die de leasingnemer gehouden is te voldoen gedurende de looptijd van het contract, met uitzondering van de voorwaardelijke leasebetalingen
■ SLOTBEMERKING De toepassing van de IAS/IFRS normen is sinds 1 januari 2005 verplicht voor beursgenoteerde ondernemingen. Bovendien heeft de Belgische wetgever nietbeursgenoteerde vennootschappen toegelaten om hun geconsolideerde jaarrekening op te stellen conform de IAS/IFRS normen. Vele onder hen verwachten dat het toepassingsgebied van de IAS/IFRS normen in de toekomst zal uitbreiden. De ondernemingen die leasingcontracten onderschreven hebben, hebben vanuit het standpunt van IAS 17 er dus alle belang bij een compleet dossier op te maken voor de dag waarop ze geconfronteerd zullen worden met de IAS/IFRS normen, individueel of via een groep.
Nieuwsbrief Juni 2006
IT Governance en Assurance
BDO Atrio AuditorsAccountantsAdvisors
AtrioIT
ASSURANCE SERVICES
a member of BDO Atrio
IT Governance and Assurance Atrio IT Assurance Services (Atrio ITAS) maakt deel uit van BDO Atrio. Onze troeven Atrio ITAS kan beroep doen op gespecialiseerde medewerkers, die door hun kennis en ervaring op het vlak van IT governance, uw onderneming adviseren en begeleiden bij het doorlichten van uw IT activiteiten.
Integriteit ■
Nabijheid Op basis van een internationaal aanvaarde methodologie, staan wij u bij met:
■
Pragmatische aanpak
•
de uitwerking van maatregelen en procedures om de IT omgeving (processen, systemen en organisatie) af te stemmen met de bedrijfsbehoeften;
•
het onderzoek naar de deugdelijkheid van
■
Flexibiliteit ■
¬ de datacenter-omgeving
Sterk internationaal netwerk
11
¬ de ontwikkelingsomgeving ¬ de toegangsbeveiliging ¬ het beheer/monitoring van IT veranderingen. Atrio ITAS ondersteunt de externe auditor in het kader van de Sarbanes-Oxley regelgeving met de audit van IT controles.
BDO Atrio Antwerpen Uitbreidingstraat, 66 bus 13 2600 Antwerpen Tel.: +32 (0) 3/230.58.40 Fax: +32 (0) 3/218.45.15
[email protected]
BDO Atrio Luik Rue Waucomont, 51 4651 Battice Tel.: +32 (0) 87/69.30.00 Fax: +32 (0) 87/67.93.58
[email protected]
BDO Atrio Gent Guldensporenpark, 14 9820 Merelbeke Tel.: +32 (0) 9/210.54.10 Fax: +32 (0) 9/232.43.40
[email protected]
BDO Atrio Namen Rue Camille Hubert, 1 5032 Les Isnes Tel.: +32 (0) 81/20.87.87 Fax: +32 (0) 81/20.14.14
[email protected]
BDO Atrio Hasselt Kuringersteenweg, 304 3511 Hasselt Tel.: +32 (0) 11/28.60.60 Fax: +32 (0) 11/28.52.78
[email protected]
BDO Atrio Waver Rue de Genval, 20 1301 Bierges Tel.: +32 (0) 2/656.01.90 Fax: +32 (0) 2/656.01.99
[email protected]
Daarnaast levert Atrio ITAS aan uw ondernmeing ondersteuning bij de uitwerking en documentatie van IT controles ter voorbereiding en begeleiding van een Sarbanes-Oxley audit. Atrio ITAS medewerkers hebben ruime ervaring in IT management, audit en consulting en hebben tal van IT audits uitgevoerd en afstemmingsprojecten begeleid.
BDO Atrio Brussel The Corporate Village - Da Vincilaan 9 - Box E.6 Elsinore Building - 1935 Zaventem Tel.: +32 (0) 2/778.01.00 Fax: +32 (0) 2/771.56.56
[email protected]
www.bdo.be
Worldwide number five
■
Number one for you
BDO International is a world wide network of public accounting firms, called BDO Member Firms, serving international clients. Each BDO Member Firm is an independent legal entity in its own country.
BDO Atrio
AuditorsAccountantsAdvisors
BDO Atrio Antwerpen Uitbreidingstraat, 66 bus 13 2600 Antwerpen Tel.: +32 (0) 3/230.58.40 Fax: +32 (0) 3/218.45.15
[email protected]
BDO Atrio Luik Rue Waucomont, 51 4651 Battice Tel.: +32 (0) 87/69.30.00 Fax: +32 (0) 87/67.93.58
[email protected]
BDO Atrio Gent Guldensporenpark, 14 9820 Merelbeke Tel.: +32 (0) 9/210.54.10 Fax: +32 (0) 9/232.43.40
[email protected]
BDO Atrio Namen Rue Camille Hubert, 1 5032 Les Isnes Tel.: +32 (0) 81/20.87.87 Fax: +32 (0) 81/20.14.14
[email protected]
BDO Atrio Hasselt Kuringersteenweg, 304 3511 Hasselt Tel.: +32 (0) 11/28.60.60 Fax: +32 (0) 11/28.52.78
[email protected]
BDO Atrio Waver Rue de Genval, 20 1301 Bierges Tel.: +32 (0) 2/656.01.90 Fax: +32 (0) 2/656.01.99
[email protected]
BDO Atrio Brussel The Corporate Village - Da Vincilaan 9 - Box E.6 Elsinore Building - 1935 Zaventem Tel.: +32 (0) 2/778.01.00 Fax: +32 (0) 2/771.56.56
[email protected] www.bdo.be ■
[email protected]
De opgenomen informatie in deze Nieuwsbrief heeft een signalerend en globaal karakter en is niet bedoeld als beroepsmatig advies. Onze adviseurs houden zich ter beschikking om verdere adviezen en acties terzake met u uit te werken. Wenst u deze Nieuwsbrief voortaan ook electronisch te ontvangen, dan kan u ons contacteren via
[email protected]. U vindt onze Nieuwsbrief eveneens op www.bdo.be. Ook Frans-, Engels- en Duitstalige versies zijn beschikbaar. V.U. Werner Lapage, p/a The Corporate Village - Da Vincilaan 9 Box E.6 - Elsinore Building - 1935 Zaventem.